rapport TUE Instellingstoets kwaliteitszorg

Adviesrapport
Technische
Universiteit
Eindhoven
Instellingstoets kwaliteitszorg
12 februari 2014
Adviesrapport
Technische
Universiteit
Eindhoven
Instellingstoets kwaliteitszorg
12 februari 2014
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
3
Inhoud
1 Samenvattend advies
2Verantwoording
2.1 Samenstelling van de auditcommissie
2.2 Werkwijze van de commissie
6
10
11
11
2.2.1 Voorbereiding eerste locatiebezoek
11
2.2.2 Eerste locatiebezoek: verkenning
11
2.2.3 Voorbereiding tweede locatiebezoek
12
2.2.4 Tweede locatiebezoek: verdieping
12
2.2.5 Totstandkoming adviesrapport
2.3 Opbouw van het adviesrapport en opzet van de hoofdstukken
3 Beschrijving van de instelling
13
13
14
3.1 Algemene gegevens
3.2 Profiel van de instelling
3.3 Kengetallen 2012
15
15
16
4 Beoordeling per standaard
18
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Standaard 1: Visie op de kwaliteit van het onderwijs
Standaard 2: Beleid
Standaard 3: Resultaten
Standaard 4: Verbeterbeleid
Standaard 5: Organisatie- en beslissingstructuur
19
20
25
27
28
5 Adviezen ter verbetering
30
6 Overzicht van het advies
32
Bijlage 1: Samenstelling van de commissie
34
Bijlage 2: Programma’s van de locatiebezoeken
36
Bijlage 3: Overzicht van de bestudeerde documenten
42
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
46
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
5
Hoofdstuk 1
Samenvattend
advies
In de periode waarin de instellingstoets kwaltiteitszorg bij de Technische
Universiteit Eindhoven plaatsvond,
bevond de instelling zich middenin
een ingrijpend proces van onderwijs­
vernieuwingen. Het college van bestuur
heeft met overtuiging gekozen voor een
nieuw model van bacheloronderwijs,
gebaseerd op het ‘profiel van de ingenieur
van de toekomst’ en de daarvan afgeleide
visie op de kwaliteit van het onderwijs.
Dit nieuwe onderwijsmodel wordt thans
instellingsbreed geïmplementeerd.
Het bacheloronderwijs is daartoe ondergebracht in het
Bachelor College en in 2015 zal het vernieuwde master­
onderwijs vorm krijgen in de Graduate School. In het
academisch jaar 2012-2013 is de eerste groep bachelor­
studenten-nieuwe-stijl van start gegaan.
De auditcommissie is tot de conclusie gekomen dat de
instelling ook in de overgang naar de nieuwe situatie
‘in control’ is van de kwaliteit van haar opleidingen en heeft
diverse voorbeelden gezien van de wijze waarop zij haar in
het verleden goed uitontwikkelde systeem van kwaliteitszorg onverkort in de nieuwe situatie toepast. De Technische
Universiteit Eindhoven voldoet aan de vijf standaarden van
het beoordelingskader van de NVAO voor de instellingstoets
kwaliteitszorg. Hieronder worden de bevindingen en over­
wegingen kort weergegeven
Standaard 1: Visie
In de visie op de kwaliteit van het onderwijs staat het begrip
‘ingenieur van de 21e eeuw’ centraal. De Technische Univer­
siteit Eindhoven wil innovatieve, ondernemende en sociaal
vaardige ingenieurs opleiden, voor wie technologie niet het
enige is, maar die ook voorbereid zijn op de maatschappelijke
context ervan. Belangrijk hierbij is dat er in het ingenieurs­
profiel overeenkomstig het Bèta Mentality-model verschillende
accenten worden aangebracht, waardoor niet meer uitsluitend
‘echte bèta’s’ worden bediend. Het profiel is uitgewerkt in
termen van ACQA-competenties (Academic Competences
and Quality Assurance), die samen met de kerncompetentie
ondernemendheid in al het bachelor- en masteronderwijs
centraal staan. Ook voor de onderwijskwaliteit heeft de instelling gemeenschappelijke kenmerken benoemd waaraan alle
opleidingen moeten voldoen. In de kwaliteitscultuur die de
instelling voorstaat, zijn de verantwoordelijkheden daar
belegd waar ze slagvaardig genomen kunnen worden. Er zijn
centrale kaders maar daarbinnen is er vrijheid om te bewegen.
Kleinschaligheid en korte communicatielijnen zijn andere
aspecten van de kwaliteitscultuur.
De auditcommissie concludeert dat de TU/e voldoet aan standaard 1. Er is sprake van een heldere visie op het ingenieursprofiel. De onderwijsvisie geeft goed aan hoe de instelling haar
onderwijs wil vormgeven om dit profiel te realiseren. Deze
visie wordt met overtuiging door het college van bestuur en
met name door de rector uitgedragen en heeft geleid tot een
groot draagvlak binnen de organisatie. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de onderwijsvernieuwingen, die inmiddels gestalte
hebben gekregen in het Bachelor College, voortvarend konden
worden gerealiseerd. Verder heeft de commissie een kwaliteitscultuur waargenomen, waarvan met name de kleinschaligheid en het informele karakter ervan door alle betrokkenen
positief worden gewaardeerd. De commissie is van mening dat
de formele kant van de kwaliteitscultuur sterker kan worden
aangezet.
Standaard 2: Beleid
De commissie is van oordeel dat de Technische Universiteit
Eindhoven op alle voor deze standaard relevante beleids­
onderdelen voldoet. De visie op de kwaliteit van het onderwijs
is uitgewerkt in een onderwijsmodel waarbij, met name in het
bacheloronderwijs, sprake is van onderwijseenheden van
dezelfde grootte: disciplinaire vakken (wiskunde en natuur­
wetenschappen), vakken waarin ingenieurscompetenties
centraal staan (modelleren en ontwerpen), vakken gericht op
User, Society & Enterprise (USE) en vakken waarin studenten
zich professionele vaardigheden eigen maken. Het zwaartepunt ligt evenwel bij de disciplinaire basis van de opleiding.
Verder bevatten de programma’s keuzemogelijkheden
waarmee studenten eigen accenten kunnen aanbrengen in
hun studie. Dit model zal ook ten grondslag liggen aan het
vernieuwde masteronderwijs.
De commissie vindt het onderwijsbeleid adequaat maar ze
heeft tevens geconstateerd dat het nog niet overal naar wens
wordt uitgevoerd. Uit eigen evaluaties van de instelling blijkt
echter dat gesignaleerde knelpunten nu reeds worden opgepakt. De commissie vraagt wel aandacht voor de aansluiting
van de bacheloropleidingen op de nog te vernieuwen masteropleidingen. Hoewel de contouren hiervan langzamerhand
zichtbaar worden, is het advies om met voorrang de nieuwe
afstudeercriteria van de masteropleidingen uit te werken
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
7
opdat bachelorstudenten en docenten zich daar nu reeds op
kunnen voorbereiden.
In het vernieuwde onderwijsmodel moeten docenten meer
activerende werkvormen gebruiken en krijgen zij ook taken
als coach en/of mentor om studenten te begeleiden bij hun
studieloopbaankeuzes. In het loopbaanbeleid is onderwijs
nadrukkelijk benoemd als domein waarop wetenschappelijk
personeel wordt beoordeeld. Docentprofessionalisering (met
accent op de Basiskwalificatie Onderwijs) is dan ook een van
de zwaartepunten van het human resources-beleid. Hoewel er
op papier naar het oordeel van de commissie lage ambities
zijn geformuleerd, heeft de commissie vastgesteld dat er in de
praktijk met grote voortvarendheid aan wordt gewerkt en dat
streefcijfers ruimschoots overschreden worden. Het instellingsbreed monitoren van de werkdruk, die ook de komende
jaren nog groot zal zijn, is echter een aandachtspunt.
Ook het voorzieningenbeleid is gericht op de realisatie van de
onderwijsvernieuwingen. De commissie waardeert de wijze
waarop het financieel beleid, het huisvestingsbeleid en het
ict-beleid zijn afgeleid van de nieuwe onderwijsvisie en de
daaruit voortvloeiende onderwijsvernieuwingen. In het nieuwe
allocatiemodel heeft onderwijs een prominente plek gekregen;
faculteiten kunnen voor onderwijsvernieuwing financiering
aanvragen uit centrale middelen. Het vernieuwde bibliotheekgebouw MetaForum ademt nu reeds de sfeer die nodig is voor
de krachtige leeromgeving die de instelling wil realiseren.
De instelling voert actief beleid om het onderwijs elektronisch
te verrijken. De supportstructuur voor managementinformatie
is in de basis aanwezig maar heeft naar het oordeel van de
commissie nog veel aandacht nodig.
Het beleid ten aanzien van studenten met een functie­
beperking voldoet, zo heeft de commissie vastgesteld, maar
in de uitvoering zijn wel verbeteringen nodig. TU/e dient het
beleid voor studenten met een functiebeperking nog wel in
één lijn te brengen met het vernieuwde onderwijsbeleid.
Onderzoek is vanouds uitstekend verankerd in het bacheloren masteronderwijs. Onderzoek zit als het ware in de haarvaten van de instelling en is dan ook niet los te denken van
het onderwijs. De verwevenheid van het onderwijs met het
(internationale) beroepenveld en het vakgebied is dankzij
individuele medewerkers en opleidingen in orde, maar zoals
de TU/e zelf aangeeft is het nodig om die verwevenheid ook
op facultair en instellingsniveau verder gestalte te geven.
8
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
Standaard 3: Resultaten
De kwaliteitszorg als geheel wordt omschreven als een
complex systeem met terugkoppelcycli op verschillende
niveaus, tijdschalen en aspecten van het onderwijs.
De instelling maakt voor de onderwijskwaliteit gebruik van
diverse interne en externe meet- en evaluatie-instrumenten.
Dit instrumentarium is met de invoering van het Bachelor
College sterk uitgebreid. Behalve in schriftelijke enquêtes
wordt er in talrijke kwaliteitspanels en informele overleggroepen feedback gevraagd van de studenten. Dit gebeurt
op alle organisatie- en bestuursniveaus. De formulering
van de ACQA-competenties heeft ervoor gezorgd dat er een
vocabularium voor handen is waarmee ook kan worden
gemeten in hoeverre studenten beantwoorden aan het
beoogde ingenieursprofiel.
Naar het oordeel van de commissie voldoet de Technische
Universiteit Eindhoven aan de eisen van deze standaard en
beschikt de instelling over een werkend systeem van in- en
externe evaluaties. De commissie heeft vastgesteld dat dit
systeem ook voor de transitie naar het Bachelor College goed
functioneerde en dat dit onverkort wordt doorgezet in het
nieuw vormgegeven onderwijs. De informatie over de kwaliteit
van vakken en opleidingen wordt nu wel meer geüniformeerd
waardoor die informatie ook op een hoger geaggregeerd niveau
inzichtelijk is. De auditcommissie waardeert de centrale rol die
de Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs (CCKO) in de
kwaliteitszorg heeft, maar constateert tevens dat die rol thans
alleen wat de monitoring betreft goed is ingevuld. Aan auditing
en control wordt nog nauwelijks aandacht gegeven.
Standaard 4: Verbeterbeleid
De auditcommissie heeft vastgesteld dat de Technische
Universiteit Eindhoven een actief verbeterbeleid voert op
opleidingsniveau, faculteitsniveau en instellingsniveau.
Verbeteracties vloeien voort uit de resultaten van de ingezette
meet- en evaluatie-instrumenten. Een bevestiging hiervan is
de onderwijsvernieuwing zelf: maatschappelijke verkenningen
en analyses van instroom en rendementen hebben geleid tot
een nieuw ingenieursprofiel waarvan onderwijsvisie en onderwijsbeleid rechtstreeks zijn afgeleid. De commissie heeft
vastgesteld dat deze transitie volgens een strak tijdschema
wordt geïmplementeerd en dat de resultaten ervan nauw­
lettend worden gemonitord. Voor de USE-vakken bijvoorbeeld
en het gemeenschappelijke basisvak Calculus is direct na een
kritische evaluatie gekozen voor een aangepaste invulling.
De omvang en ingrijpendheid van de transitie is echter
dusdanig dat relatief kleine verbeterpunten soms lang blijven
liggen. Als voorbeeld noemt de commissie het toetsbeleid,
dat ondanks het belang ervan op centraal én decentraal
niveau relatief laat is opgepakt.
Standaard 5: Organisatie- en beslisstructuur
De Technische Universiteit Eindhoven heeft gekozen voor een
gematrificeerde governancestructuur met als kern de traditionele facultaire structuur en daarnaast het Bachelor College
en de Graduate School als nieuwe organisatie-eenheden. In
dit hybride model zijn de decanen en hun faculteitsbestuur
formeel eindverantwoordelijk voor het onderwijs en zijn de
deans van het Bachelor College, respectievelijk de Graduate
School onder rechtstreeks mandaat van het college van
bestuur belast met onder meer de kwaliteitszorg van het
onderwijs. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van decanen, deans en college van bestuur zijn voor alle
interne partijen helder, zo heeft de commissie vastgesteld.
De structuur leidt niet tot deadlocks en blijkt alleszins effectief. Echter voor de buitenstaander kost het enige moeite om
een goed zicht op de governancestructuur te ontwikkelen.
Zo is het aantal formele en informele adviesorganen dusdanig,
dat de route naar de besluitvorming soms diffuus is. De commissie heeft dan ook een grote beleids- en bestuursdrukte
waargenomen. Die is weliswaar inherent aan de transitie,
maar de commissie adviseert hierop alert te zijn. In het
verlengde van wat over de kwaliteitscultuur is gezegd pleit ze
voor formele vastlegging van besluiten en afspraken. Vooral
de relatie tussen college van bestuur en faculteiten wint aan
kracht wanneer er sprake is van een aansturing door het
college op basis van heldere formele afspraken. Dit alles laat
onverlet dat de commissie grote waardering heeft voor de
wijze waarop de inspraak van medewerkers en studenten
binnen de organisatie is geregeld. Geheel eigen aan diezelfde
kwaliteitscultuur beperkt de medezeggenschap zich niet tot
de formele overlegstructuren. Alle bestuurslagen vragen actief
ook in informele overleggen om feedback op de kwaliteit van
het onderwijs.
Den Haag, 12 februari 2014
Namens de commissie ter beoordeling van de
Technische Universiteit Eindhoven
prof. dr. ir. C.A.M. Mouwen (voorzitter)
mw. dr. M. van Vliet (secretaris)
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
9
Hoofdstuk 2
Verantwoording
2.1 ⁄ Samenstelling van de
auditcommissie
De auditcommissie is als volgt samengesteld:
>> prof. dr. ir. C.A.M. (Kees) Mouwen (voorzitter), voormalig
collegelid van de Universiteit van Tilburg; voormalig hoog­
leraar-directeur van het Centrum voor het Bestuur van de
Maatschappelijke Onderneming bij de TiasNimbas Business
School.
>> mr. J.W. (Jan Willem) Weck (lid), voormalig directeur-generaal
op diverse ministeries en voormalig waarnemend inspecteurgeneraal voor de Gezondheidszorg.
>> prof. dr. ir. L. (Ludo) Froyen (lid), gewoon hoogleraar en
voormalig decaan faculteit Ingenieurswetenschappen,
departement Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde,
KU Leuven.
>> mw. N. (Nienke) Bach Kolling (student-lid), bachelorstudent
Onderwijskunde aan de Universiteit Twente.
De auditcommissie voldoet aan de eisen van de NVAO
zoals die in het Beoordelingskader staan omschreven.
De commissie beschikt over bestuurlijke deskundigheid,
onderwijsdeskundigheid en auditdeskundigheid, is op de
hoogte van ontwikkelingen in het hoger onderwijs in binnenen buitenland, en is gezaghebbend. Dit blijkt uit de cv’s van
de commissieleden, die in bijlage 1 zijn opgenomen.
De auditcommissie is bijgestaan door drs. Henri Ponds,
procescoördinator NVAO, en dr. Rietje van Vliet, extern
secretaris.
2.2 ⁄ Werkwijze van de commissie
De commissie heeft haar werkzaamheden uitgevoerd in de
periode september 2013 – januari 2014. Op 15 oktober 2013
is de commissie voor het eerst bij elkaar geweest voor een
voorbereidende bespreking. Tijdens het eerste bezoek aan
de instelling, op 16 en 17 oktober 2013, werden verkennende
gesprekken gevoerd. Het tweede bezoek was bestemd voor
verdere verdieping door middel van audit trails (op 10, 11 en
12 december 2013).
2.2.1 ⁄ Voorbereiding eerste locatiebezoek
In de aanloopfase (september-oktober 2013) hebben de
voorzitter en de procescoördinator het beoordelingssproces
voorbereid (inclusief planning en samenstelling auditcommissie). In die periode is er veelvuldig contact geweest met de
TU/e over de samenstelling van de gespreksgroepen. Dit heeft
geresulteerd in de vaststelling van de data voor beide locatiebezoeken en de vaststelling van een definitief programma
voor de eerste dag.
De NVAO heeft voorts een accreditatieportret opgesteld.
Dit portret bevat een overzicht van alle accreditatiebesluiten
en -oordelen met betrekking tot de opleidingen van de TU/e
gedurende de periode 2005-2013. De NVAO heeft het portret
vastgesteld, nadat eerst de TU/e in de gelegenheid is geweest
het op feitelijke onjuistheden te controleren. Het portret is
voorafgaand aan het eerste bezoek als achtergrondinformatie
verspreid onder de leden van de auditcommissie.
De auditcommissie heeft op 12 september 2013 de
Kritische Reflectie, Instellingstoets 2013 ontvangen, die de
TU/e diezelfde dag aan de NVAO ter beschikking heeft gesteld.
Ook hebben de leden een account voor het hogeschoolnetwerk
gekregen waarmee ze gedurende het hele proces digitaal
toegang hadden tot de achterliggende beleidsnotities van de
TU/e. Gedurende de locatiebezoeken is dit digitale informatiedossier aangevuld met de verslagen en notities waar de auditcommissie ter plaatse om heeft gevraagd. Een overzicht van
de bestudeerde documenten is opgenomen in bijlage 3.
Op dinsdag 15 oktober 2013 is de auditcommissie op de
campus van de TU/e bijeengekomen voor het eerste vooroverleg. Na uitwisseling van de eerste indrukken over de
Kritische Reflectie en de onderliggende documenten hebben
de commissieleden per standaard van het Beoordelingskader
de discussiepunten geïnventariseerd die zij tijdens het eerste
locatiebezoek aan de orde gesteld wilden zien. Ook hebben zij
concrete vragen geformuleerd die de commissie wilde stellen
aan de representatieve vertegenwoordigingen van een aantal
cruciale bestuurlijke gremia van de TU/e.
2.2.2 ⁄ Eerste locatiebezoek: verkenning
De audit is aansluitend op het eerste vooroverleg op
15 oktober gestart met een gesprek met afgevaardigden van
de Raad van Toezicht van de TU/e. De overige gesprekken
van het eerste locatiebezoek hebben plaatsgevonden op
woensdag 16 en donderdag 17 oktober 2013.
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
11
De commissie heeft een serie verkennende gesprekken
gevoerd met vertegenwoordigers van de TU/e: het College van
Bestuur (inclusief de secretaris), decanen van faculteiten,
delegaties van het Bachelor College en de Graduate School,
de personeelsgeleding en de studentengeleding van de
Universiteitsraad, opleidingsdirecteuren, hoofden van stafdiensten, studenten (met en zonder functiebeperking), alumni
en raden van advies. Eén student heeft op 8 oktober 2013
gereageerd op de oproep voor het open spreekuur; zijn
opmerkingen heeft hij evenwel per e-mail ingebracht. Omdat
geen andere studenten, docenten of stafleden zich hebben
gemeld, is het spreekuur vervallen. Het definitieve programma
en de samenstelling van de groepen gesprekspartners zijn
weer­gegeven in bijlage 2.
Aan het slot van het eerste locatiebezoek heeft de commissie
aan het College van Bestuur en de secretaris van de universiteit verslag uitgebracht van de eerste bevindingen. Daarbij zijn
tevens de voorgenomen audit trails voor het tweede bezoek
ter sprake gebracht. Gelet op haar bevindingen met betrekking tot de inrichting van het kwaliteitszorgsysteem en de
ingrijpende transformatie door de invoering van het Bachelor
College heeft de commissie gekozen voor de volgende trails:
>> Verticale trail: onderzoek naar de werking van de interne
kwaliteitszorg in de praktijk op alle niveaus van de instelling
(audit trail 1).
>> Horizontale trail: onderzoek naar het human resourcesbeleid, casu quo de docentprofessionalisering, in relatie tot
het vernieuwde onderwijsbeleid (audit trail 2).
>> Verticale trail: onderzoek naar de onderwijskwaliteit van
de twee lopende cohorten van het Bachelor College en naar
de aansluiting hiervan op de vernieuwde Graduate School
(audit trail 3).
2.2.3 ⁄ Voorbereiding tweede locatiebezoek
In de periode tussen de twee locatiebezoeken hebben de voorzitter van de commissie, de procescoördinator en vertegenwoordigers van de TU/e overleg gevoerd over de vaststelling
van het definitieve programma, de gesprekspartners en de
aan te leveren documentatie (zie hiervoor bijlage 2 en 3).
In dit overleg is vastgesteld dat er in het onderzoek naar de
interne kwaliteitszorg ook tijd wordt gereserveerd voor een
tweede gesprek met het college van bestuur, deze keer samen
met een afvaardiging van de Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs (CCKO). In de hierboven genoemde horizontale
12
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
trail naar de docentprofessionalisering worden gesprekken
gevoerd met vertegenwoordigers van niet alleen een aantal
geselecteerde faculteiten, maar ook van de centrale dienst
Personeel en Organisatie. Verder vindt er in het kader van het
onderzoek naar de invoering van het Bachelor College en de
Graduate School een derde gesprek plaats met het college
van bestuur, samen met de deans van beide genoemde
organisatie-eenheden.
Op 28 november 2013 hebben de commissieleden aanvullende documentatie voor de audit trails ontvangen, die eerder
door de TU/e aan de NVAO ter beschikking was gesteld. De
documentatie is ook in digitale vorm ter inzage gegeven.
2.2.4 ⁄ Tweede locatiebezoek: verdieping
Tijdens het tweede bezoek aan de instelling, van 10 tot en met
12 december 2013, heeft de commissie de volgende diepte­
onderzoeken uitgevoerd:
>> Audit trail 1 – Interne kwaliteitszorg. Deze verticale trail
heeft plaatsgevonden binnen de faculteit Biomedische
Technologie (BMT), waarbij de commissie zich enerzijds
heeft gericht op de werking van de interne kwaliteitszorg
vanuit het centrale niveau, via de faculteit naar de opleidingsdirecteur en het docentniveau, en anderzijds op de werking
in omgekeerde richting. Het onderzoek betrof de kwaliteitszorg in de huidige en de toekomstige organisatie- en beslissingsstructuur.
>> Audit trail 2 – Docentprofessionalisering. Deze horizontale
trail heeft plaatsgevonden bij de faculteiten Werktuigbouwkunde, Biomedische Technologie, Wiskunde & Informatica,
en Bouwkunde. De commissie heeft voor deze faculteiten
gekozen omdat ze met elkaar een goede afspiegeling zijn
van het onderwijsportfolio van de TU/e: variërend van een
traditionele ingenieursfaculteit tot een faculteit die zich
meer concentreert op ontwerpend onderzoek.
>> Audit trail 3 – Bachelor College. Voor deze verticale trail is
de faculteit Werktuigbouwkunde geselecteerd omdat deze
traditionele ingenieursopleidingen aanbiedt die represen­
tatief zijn voor een belangrijk deel van de TU/e. In deze trail
is niet alleen de onderwijskwaliteit van het Bachelor College
onderzocht, maar ook heeft de commissie gevraagd of de
huidige twee cohorten van het Bachelor College al voldoende
inzicht hebben in de opzet van de Graduate School. Ook
heeft de commissie de wijze onderzocht waarop de afbouw
van oude curricula geborgd is.
Ter afronding van het bezoek zijn de voorlopige uitkomsten
van de toetsing in hoofdlijnen teruggekoppeld naar het college
van bestuur, decanen van de bezochte faculteiten, deans van
het Bachelor College en de Graduate School, en andere
betrokkenen bij de instellingstoets.
2.2.5 ⁄ Totstandkoming adviesrapport
Het rapport sluit af met een samenvattende tabel van de
oordelen over de kwaliteitszorg van de instelling.
Het rapport bevat verder vier bijlagen met:
1. Informatie over de samenstelling van de commissie.
2. Het programma van de locatiebezoeken.
3. Een overzicht van de bestudeerde documenten.
4. Een lijst met afkortingen.
De secretaris heeft op basis van de bestudeerde documenten,
de gevoerde gesprekken en de voorlopige conclusies tijdens
het afsluitend beraad een eerste conceptversie van het
rapport opgesteld. Deze versie is aan de commissieleden
voorgelegd en door hen van commentaar voorzien. Hierna
heeft de commissievoorzitter de voorlopige versie van het
adviesrapport vastgesteld.
Op 22 januari 2014 heeft de instelling de voorlopige versie van
het adviesrapport ontvangen en in het kader van de hoor- en
wederhoorprocedure de gelegenheid gekregen voorstellen
te doen voor correcties van feitelijke aard. De TU/e heeft
hiervan op 6 februari 2014 gebruik gemaakt. De voorgestelde
wijzigingen zijn teruggekoppeld aan de commissieleden.
Op 12 februari 2014 heeft de commissievoorzitter tot slot de
definitieve versie vastgesteld, waarna het adviesrapport is
aangeboden aan het bestuur van de NVAO.
2.3 ⁄ Opbouw van het adviesrapport en
opzet van de hoofdstukken
Hoofdstuk 3 bevat algemene informatie over de TU/e plus een
aantal kengetallen.
Vervolgens geeft de commissie in hoofdstuk 4 haar oordeel
over de kwaliteitszorg van de instelling per standaard van het
beoordelingskader. Bij elke standaard worden de bevindingen
opgesomd en vervolgens de overwegingen van de commissie
gegeven. De bevindingen naar aanleiding van de audit trails
dienen hierbij steeds als casuïstische evidentie voor de wijze
waarop het kwaliteitszorgsysteem als geheel functioneert
binnen de TU/e. Het gaat daarbij dus niet om een beoordeling
van de in de audit trails betrokken opleidingen of programma’s,
maar om bepaalde aspecten daarvan op basis waarvan de
commissie heeft kunnen nagaan of de instelling in control is.
In hoofdstuk 5 zijn adviezen ter verbetering van het kwaliteitszorgsysteem opgenomen.
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
13
Hoofdstuk 3
Beschrijving
van de
instelling
3.1 ⁄ Algemene gegevens
Land
Nederland
Instelling
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
Vestigingsplaats
Eindhoven
Status van de instelling
Bekostigd
3.2 ⁄ Profiel van de instelling
De TU/e is een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte
technologie-universiteit. Ze is in 1956 gesticht als Technische
Hogeschool Eindhoven. Halverwege de jaren tachtig werd de
huidige naam Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
geïntroduceerd.
De TU/e bestaat uit negen faculteiten, elk met eigen onderwijs
en expertise:
>> Biomedische Technologie (BMT)
>> Electrical Engineering (EE)
>> Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS)
>> Technische Natuurkunde (TN)
>> Wiskunde & Informatica (W&I)
>> Bouwkunde (B)
>> Industrial Design (ID)
>> Scheikundige Technologie (ST)
>> Werktuigbouwkunde (W)
Wat het onderzoek betreft kent de TU/e blijkens het
Jaarverslag 2012 vier onderzoeksinstituten; daarnaast is ze
penvoerder van een aantal door de KNAW erkende onderzoeksscholen en onderzoeksinstituten. De onderzoeks- en
valorisatieprogramma’s van de TU/e richten zich op de drie
Strategic Areas: Energy, Health en Smart Mobility.
Profilering
De instelling profileert zich als een internationaal vooraanstaande, in science & technology gespecialiseerde universiteit, die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek
bijdraagt aan de vooruitgang van de technische wetenschappen, de ontwikkeling van technologische innovaties, en
daarmee aan de oplossing van grote maatschappelijke vraagstukken en de groei van welvaart en welzijn. Als zodanig is de
TU/e, aldus de Kritische Reflectie, dé motor van de regionale
kenniseconomie. De instelling profileert zich als de universiteit waar innovatie begint: Where innovation starts.
Strategische allianties
De TU/e vormt samen met de Technische Universiteit Delft en
de Universiteit Twente de 3TU.Federatie. Het doel is om door
onderlinge afstemming en samenwerking de concurrentie­
positie en reputatie van de Nederlandse technische univer­
siteiten en van het Nederlandse technologiedomein in de
wereld te versterken. Zo bevat het assortiment van de TU/e vijf
masteropleidingen die in 3TU-verband gezamenlijk worden
verzorgd. Daarnaast verzorgt de TU/e elf postacademische
opleidingen tot technologisch ontwerper onder de vlag
van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans
Institute.
Verder werkt de TU/e als preferred partner samen met de
Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum
Utrecht met als doel om op basis van onderlinge complementariteit elkaars positie te versterken. Daarbij richten zij zich op
wetenschappelijk én maatschappelijk belangrijke gebieden
waarop zij elkaar aanvullen. Een uitvloeisel van deze alliantie
is de multidisciplinaire mastertrack Regenerative Medicine
and Technology, die samen met de faculteit Geneeskunde van
de Universiteit Utrecht wordt aangeboden. Een vergelijkbare
samenwerking is er ten behoeve van de master Medical
Engineering. Deze wordt verzorgd samen met Universiteit
Maastricht en het Maastricht Universitair Medisch Centrum.
Andere samenwerkingspartners zijn onder meer Tilburg
University (ten behoeve van het Brabant Center of Entre­
preneurship) en Radboud Universiteit Nijmegen (bijvoorbeeld
op het onderzoeksgebied organische chemie). Ter verbetering
van de aansluiting van het hbo op het wetenschappelijk
onderwijs wordt met drie hogescholen samengewerkt:
Fontys Hogescholen, Avans Hogeschool en de Design
Academy Eindhoven.
Internationale samenwerking
De TU/e werkt samen met een groot aantal buitenlandse
instellingen voor hoger onderwijs: nu eens op instellings­
niveau, dan weer op faculteitsniveau of op het niveau van
een individuele opleiding. Van alle bacheloropleidingen
worden zeven majors in het Engels aangeboden; vrijwel
alle masteropleidingen zijn Engelstalig. In 2012 had blijkens
het Jaarverslag 3 procent van de bachelorstudenten en
18 procent van de masterstudenten een buitenlandse
nationaliteit.
De instelling heeft enkele doellanden geselecteerd die zich
wat de publiek-private samenwerking betreft bevinden in
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
15
ecosystemen die te vergelijken zijn met de Brainport Regio
Eindhoven. In het bijzonder noemt de TU/e de samenwerking
met instellingen in China en Brazilië. Voorts maakt de TU/e
deel uit van de alliantie EuroTech Universities die onder
andere een gezamenlijke European Graduate School for
Sustainable Energy Technology onder haar hoede heeft. Ook
participeert de TU/e in het Consortium Linking Universities
of Sciences and Technology for Education and Research
(Cluster) en de Conference of European Schools for Advanced
Engineering Education and Research (Cesaer).
3.3 ⁄ Kengetallen 2012
Studentenaantallen
Totaal aantal studenten
7.611
Bachelorstudenten
4.740
Masterstudenten
Buitenlandse studenten
3.071
3 resp. 18%
(bachelor resp. master)
Vrouwelijke studenten
20 resp. 19%
(bachelor resp. master)
Initiële opleidingen
Bacheloropleidingen
11
Masteropleidingen
23
Verleende diploma’s
BSc
911
in 2012
MSc
1.046
Personeel
Personeelsomvang (fte)
2.765
Aantal personeelsleden
3.053
Verhouding WP/OBP
Financiën
Totaal budget 2012 (€ x 1.000)
Solvabiliteitsratio
1,79
305,2
0,36
Totaal begroot budget 2013
(€ x 1.000)
Bron: Jaarverslag 2012 (TU/e, april 2013).
16
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
299,5
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
17
Hoofdstuk 4
Beoordeling
per standaard
4.1 ⁄ Standaard 1: Visie op de kwaliteit
van het onderwijs
De instelling beschikt over een breed gedragen visie op de
kwaliteit van haar onderwijs en op het ontwikkelen van een
kwaliteitscultuur.
A. Bevindingen
De TU/e heeft in haar visie op de kwaliteit van het onderwijs
het begrip ‘ingenieur van de 21e eeuw’ centraal gesteld.
Hieraan is een grondige analyse voorafgegaan. Het college van
bestuur stelt nadrukkelijk dat er wordt ingezet op innovatieve,
ondernemende en sociaal vaardige ingenieurs, voor wie technologie niet het enige is, maar die ook voorbereid zijn op de
maatschappelijke context ervan. Daarbij doelt men op de
verschillende bètatypes die in het zgn. Bèta Mentality-model
worden onderscheiden: bètatechnici, carrièrebèta’s, mens­
gerichte generalisten en non-bèta’s. Dit model is in 2010 op
instigatie van het Platform Bèta Techniek ontwikkeld.
Voor alle opleidingen geldt dat de ingenieurs die aan de
TU/e zijn afgestudeerd, dienen te beschikken over de zeven
Academic Competences and Quality Assurance (ACQA):
(1) ze zijn kundig in een of meer wetenschappelijke disciplines, (2) bekwaam in onderzoeken en (3) bekwaam in
ontwerpen, (4) ze benaderen zaken op wetenschappelijke
wijze, (5) ze beschikken over intellectuele basisvaardigheden,
(6) ze zijn bekwaam in samenwerken en communiceren en
(7) ze houden rekening met de temporele en maatschappelijke
context. De auditcommissie stelt op basis van de Kritische
Reflectie vast dat deze ACQA-kerncompetenties samen met
de toegevoegde kerncompetentie ondernemendheid het
academisch ingenieursprofiel vormen, waar de TU/e in haar
onderwijs naar toewerkt.
In haar visie op de onderwijskwaliteit heeft de TU/e tevens
componenten opgenomen die met de vormgeving van het
onderwijs te maken hebben. De programma’s dienen studeerbaar te zijn en studenten ruime keuzemogelijkheden te
bieden. De TU/e geeft deze keuzeonderdelen de motto’s
‘Design your own study’ (bacheloropleidingen) en ‘Shape your
own career’ (masteropleidingen) mee. Studenten krijgen bij de
invulling van deze programmaonderdelen begeleiding. Omdat
een actieve studiehouding een vereiste is voor alle studenten,
wil de TU/e haar onderwijs dusdanig inrichten dat er een
ambitieus studieklimaat heerst waarvoor een grote motivatie
en een hoge inzet van studenten noodzakelijk zijn. Kritische
succesfactoren voor het realiseren van een goede onderwijskwaliteit zijn volgens de instelling de vakinhoudelijke en
didactische kwaliteit van de staf en onderwijsvoorzieningen
die bij dit type onderwijs passen (variërend van de ict-infrastructuur en de campus tot en met het internationale netwerk
voor studentmobiliteit).
In de kwaliteitscultuur die de TU/e voorstaat, zijn de verantwoordelijkheden daar gelegd waar ze slagvaardig genomen
kunnen worden. De primaire verantwoordelijkheid voor de
onderwijskwaliteit ligt dan ook bij de faculteiten en hun
wetenschappelijke staf. Voor faculteitsoverstijgende kwaliteitsaspecten, aldus de Kritische Reflectie, ‘wordt centraal
verantwoordelijkheid genomen’. In deze collectieve verantwoordelijkheid leggen faculteiten periodiek verantwoording af
aan het college van bestuur, terwijl opleidingsdirecteuren de
kwaliteit bespreken met hun docenten. Een ander aspect van
de kwaliteitscultuur is de vrijheid die faculteiten genieten,
maar die zijn daarbij wel gehouden aan de centrale kaders. In
het algemeen geldt dat vrijblijvendheid geen optie is, ook niet
voor studenten. Een derde aspect betreft de kleinschaligheid
van de organisatie en de korte lijnen tussen docenten,
studenten en management (open deur-policy). Studenten
en docenten hebben herhaald aangegeven hier veel prijs op
te stellen. In de laatste plaats wijst de TU/e nadrukkelijk op
de mogelijkheid om informeel best practices uit te wisselen.
In diverse gespreksronden heeft de commissie vernomen dat
er van deze intervisie-overleggen veelvuldig gebruik wordt
gemaakt.
B. Overwegingen
Op basis van de gesprekken die de auditcommissie heeft
gevoerd, constateert ze dat de TU/e een heldere visie heeft op
haar positionering in het landschap van het hoger onderwijs.
In de visie op de kwaliteit van het onderwijs speelt het profiel
van de ingenieur van de toekomst een centrale rol. De commissie spreekt haar waardering uit voor het feit dat er aan het
klassieke ingenieursprofiel een maatschappelijke component
is toegevoegd, waardoor de instelling niet alleen het werkveld
bedient maar ook een nieuwe instroom studenten genereert.
Hoewel het sterk toegenomen aantal studenten niet rechtstreeks is toe te schrijven aan deze visie, is het vermoeden
gerechtvaardigd dat de instelling de juiste weg heeft
ingeslagen. De grotere diversiteit in de studentenpopulatie
bevestigt dit vermoeden en ook de studenten zelf, met wie de
commissie heeft gesproken, hebben zich hier positief over
uitgelaten.
Ook de diepgaande marktverkenningen en -analyses die ten
grondslag liggen aan het profiel, zijn naar de mening van de
commissie adequaat. Ze geven houvast aan het college van
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
19
bestuur om zijn visie op het beoogde ingenieursprofiel
met overtuiging uit te dragen. De rector speelt hierin, zo
heeft de commissie waargenomen, een toonaangevende rol.
De analyses hebben geleid tot een groot draagvlak binnen
de organisatie. Ook de vertegenwoordigers van het werkveld
met wie de commissie heeft gesproken, hebben aangegeven
dat zij als lid van een facultaire raad van advies, ondanks
hun aanvankelijke aarzeling, dit nieuwe ingenieursprofiel
waardevol achten, vooral omdat studenten ook in staat
worden gesteld eigen accenten daarin aan te brengen.
De commissie heeft tevens met instemming kennis genomen
van de manier waarop dit ingenieursprofiel op consequente
wijze is uitgewerkt in een visie op de kwaliteit van het
onderwijs. Deze onderwijsvisie ontleent haar kracht aan
de vaststelling van ACQA-competenties, de wijze waarop
rekening wordt gehouden met differentiatie in bètatypes,
de begeleidings- en matchingsmogelijkheden en de krachtige
leeromgeving die een actieve studiehouding mogelijk moet
maken. Het samenspel van deze vier componenten functioneert als een kwaliteitsnorm voor de ingenieursopleidingen.
Het heeft ertoe bijgedragen dat de onderwijsvernieuwingen,
die inmiddels gestalte hebben gekregen in het Bachelor
College, voort­varend konden worden gerealiseerd.
De visie op het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur vindt de
commissie helder omschreven. De TU/e zet de bestaande
kwaliteitscultuur voort maar heeft er door haar vernieuwde
onderwijsvisie een extra dimensie aan gegeven. De klein­
schaligheid van de organisatie wordt als een van de belangrijkste aspecten van die kwaliteitscultuur zeer gewaardeerd,
door zowel docenten als studenten. De korte communicatielijnen, de korte planning- en controlcycli en de opendeurpolicy zijn een uitvloeisel van deze kleinschaligheid. De
commissie wijst in dit verband wel op het risico dat de kleinschaligheid verdampt bij een sterk verhoogde studenten­
instroom: al twee jaar achtereen is het aantal eerstejaars
gegroeid met ruim tien procent. Dit neemt niet weg dat ze in
diverse gespreksrondes heeft waargenomen dat de bestaande
kwaliteitscultuur na de onderwijsvernieuwingen onverminderd
is gehandhaafd en dat niet alleen de vernieuwingen als
zodanig nauwgezet worden gemonitord maar ook de vorderingen van de studenten snel en secuur worden gevolgd.
De instelling heeft naar het oordeel van de commissie een
goede balans gevonden tussen een formele en informele
kwaliteitscultuur. Met instemming heeft de commissie vastgesteld dat de centrale kaders nu strakker dan voorheen
worden vormgegeven. Dat het daardoor in de organisatie her
20
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
en der nog ‘schuurt’, aldus de Raad van Toezicht, is eigen aan
het transitieproces. Niettemin verdient het aanbeveling om
binnen alle bestuurs- en managementlagen de formele kant
van de kwaliteitscultuur niet uit het oog te verliezen, om zo
strakke aansturing vanwege de centrale kaders mogelijk te
maken. Om die reden kan de commissie zich bijvoorbeeld
vinden in het voornemen om te werken met geformaliseerde
verslagleggingen volgens een vast format.
Samenvattend oordeelt de commissie positief over de visie
van de TU/e op de kwaliteit van het onderwijs en op het
ontwikkelen van een kwaliteitscultuur. De onderwijsvisie is
op basis van grondige analyses tot stand gekomen en wordt
met overtuiging uitgedragen. De commissie acht het een
verdienste dat de stakeholders die aanvankelijk bezorgd
waren over de kwaliteit van het vernieuwde onderwijs, de
visie en de daaruit voortvloeiende onderwijshervormingen
inmiddels volledig ondersteunen. De kwaliteitscultuur zoals
de commissie die heeft waargenomen, is in alle opzichten
adequaat. Wel heeft de commissie aangegeven dat de formele
kant van de kwaliteitscultuur sterker kan worden.
C. Oordeel
De commissie is van oordeel dat de TU/e voldoet aan
standaard 1, Visie op de kwaliteit van het onderwijs.
4.2 ⁄ Standaard 2: Beleid
De instelling beschikt over adequaat beleid om de visie op
de kwaliteit van haar onderwijs te realiseren. Dit omvat in
elk geval: beleid op het gebied van onderwijs, personeel,
voorzieningen, toegankelijkheid en studeerbaarheid voor
studenten met een functiebeperking, verankering van
onderzoek in het onderwijs, evenals de verwevenheid tussen
onderwijs en het (internationale) beroepenveld en vakgebied.
A. Bevindingen
Diverse maatschappelijke ontwikkelingen, jarenlange tegenvallende studenteninstroom en lage rendementcijfers hebben
bij de TU/e geleid tot de hierboven beschreven visie op de
kwaliteit van het onderwijs. De Taskforce Redesign BSccurriculum heeft tot taak gekregen die visie aan te scherpen
en te vertalen in een hernieuwd onderwijsbeleid. Na de eindrapportage in 2011 werd een begin gemaakt met de hervorming
van het bacheloronderwijs. Sinds collegejaar 2012-2013 zijn
alle bacheloropleidingen ondergebracht in het Bachelor
College. Ten tijde van het locatiebezoek van de auditcommissie
is het tweede cohort studenten zojuist begonnen aan een
studie binnen het Bachelor College. In 2015 wordt al het
masteronderwijs gebundeld in de Graduate School (waar
ook het tertiaire onderwijs is ondergebracht). Hiertoe is de
Taskforce Graduate School opgericht, die momenteel bezig
is met de vaststelling van de ontwerprichtlijnen voor masterprogramma’s.
Onderwijsbeleid
De auditcommissie heeft vastgesteld dat de TU/e niet
heeft gekozen voor brede bacheloropleidingen maar voor
opleidingen met een onderzoeksprofiel, een ontwerpprofiel
of een gemengd profiel. Ze bestaan uit onderwijseenheden
van nagenoeg gelijke omvang. De Kritische Reflectie noemt
als gemeenschappelijke basis in de bacheloropleidingen:
disciplinaire vakken (wiskunde en natuurwetenschappen),
vakken waarin ingenieurscompetenties centraal staan
(modelleren en ontwerpen), vakken gericht op User, Society &
Enterprise (USE) en vakken waarin studenten zich professionele vaardigheden eigen maken.
Het zwaartepunt in de curricula wordt gevormd door de
disciplinaire basis van de opleidingen afzonderlijk. Dit laat
onverlet dat bachelorstudenten ook keuzeruimte wordt
geboden in de vorm van minors, majors, tracks en keuzevakken. Hiermee wil de TU/e het onderwijs beter afstemmen
op de verschillende doelgroepen (Bèta Mentality). Er zijn
thematische, multidisciplinaire keuzepakketten voor
bachelorstudenten samengesteld en studenten kunnen
kiezen uit TU/e+ programma’s (certificaatprogramma’s) en
excellentieprogramma’s.
Uit de verschillende gespreksronden is gebleken dat
onderwijsvormen en didactiek evenzeer belangrijke pijlers
zijn in het onderwijsbeleid. Er wordt in het bacheloronderwijs
veelvuldig gebruik gemaakt van activerende werkvormen
(waaronder ontwerpgerichte teamopdrachten, praktijk­
onderzoek, practica en projecten) en er worden per onderwijs­
eenheid niet alleen eindtoetsen maar ook tussentoetsen
afgenomen. Docenten oefenen in het bacheloronderwijs ook
de rol van docentcoach uit, waarbij zij vanuit hun expertise
studenten ondersteunen bij hun keuzeprocessen. Verder
wordt het bindend studieadvies ingevoerd met een traps­
gewijze ophoging van de norm.
Het onderwijsbeleid met betrekking tot het masteronderwijs
is eveneens afgeleid van de onderwijsvisie van de TU/e. Omdat
de elementen van die visie nu reeds zichtbaar zijn in het
masteronderwijs, zal het beleid zich na de implementatie van
de Graduate School nauwelijks wijzigen. De beleidsmatige
veranderingen richten zich met name op de vormgeving
(bijvoorbeeld standaardisering van vakgroottes) en de
uitbreiding van het bestaande meester-gezelmodel bij
afstuderen naar een drie semesters durend mentortraject.
Verder heeft de commissie kennisgenomen van de verschillende manieren waarop er in het onderwijsbeleid aandacht
is voor de aansluiting op het voortgezet onderwijs. Het Pre
University College (PUC) van de TU/e heeft hierin een centrale
organiserende taak. Voor de aansluiting op het hbo werkt
de instelling samen met een aantal in de regio gevestigde
hogescholen.
Personeelsbeleid
In het human resources-beleid nemen de docentprofessionalisering en het Tenure Track-beleid een belangrijke plaats in.
In de docentprofessionalisering worden twee hoofdlijnen
onderscheiden: de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) en de
Engelse taalvaardigheid. De commissie heeft in een aparte
audit trail onderzoek gedaan naar deze twee hoofdlijnen.
De auditcommissie heeft kennis genomen van de ambities
van de TU/e met betrekking tot de BKO. De instelling streeft
blijkens de prestatieafspraken met OCW naar minimaal
25 procent BKO-gecertificeerde docenten (eind 2015). In de
prestatieafspraken met faculteiten wordt hierin gedifferentieerd: de faculteiten EE, IE&IS en TN streven naar 30 procent of
hoger, W&I naar 100 procent. Wegens deze gedifferentieerde
targets wordt BKO niet in de Universiteitsraad maar vooral in
de Faculteitsraad besproken. Het hebben van een BKO-certificaat is een voorwaarde om na het doorlopen van het Tenure
Track-traject te worden benoemd. De portfoliocommissies van
de afzonderlijke faculteiten zijn verantwoordelijk voor de
beoordeling van docenten die via een afwijkende route hun
BKO-certificaat behalen. Op centraal niveau werkt men al
enige jaren aan de Senior Kwalificatie Onderwijs, waardoor er
nog geen alternatieve route is voor de groep oudere docenten.
Wel is er al een begin gemaakt met het programma Advanced
Academic Teaching, als vervolg op het BKO-traject.
Er is binnen de TU/e ook een taalbeleid: alle docenten die
Engelstalig onderwijs verzorgen. dienen de Engelse taal te
beheersen op het niveau van de vaardige gebruiker (minimaal
niveau C1 volgens het Europees Referentiekader). Aan alle
docenten wordt een English Lecturer Assessment afgenomen.
Het college van bestuur heeft als ambitie uitgesproken dat
in september 2014 90 procent van de wetenschappelijke
staf het minimaal vereiste taalbeheersingsniveau heeft
(en 50 procent niveau C2).
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
21
Het personeelsbeleid van de TU/e heeft tevens betrekking op
de jaargesprekken en het loopbaanbeleid. Ook deze dimensies
van het human resources-beleid heeft de auditcommissie aan
de orde gesteld. De TU/e heeft in 2013, mede in het kader van
het Strategisch Plan 2020, haar beleid Excellent people attrack
excellent people herijkt. In het loopbaanbeleid voor wetenschappelijk personeel (het Tenure Track-beleid) nemen de
domeinen onderwijs, onderzoek, valorisatie en organisatie een
belangrijke plaats in. Jaarlijks voert iedere medewerker een
gesprek met diens leidinggevende over de resultaten op deze
vier domeinen, taakafspraken en de verdere individuele
ontwikkeling.
Voorzieningenbeleid
De financiële positie van de TU/e is stabiel, zo heeft de
commissie geconstateerd. Volgens het college van bestuur
beschikt de instelling over ‘een goed eigen vermogen’. Met de
instelling van het Bachelor College en de Graduate School is
een nieuw budgetverdeelmodel (intern allocatiemodel) ingevoerd. Faculteiten krijgen sindsdien een basisfinanciering
voor onderzoek en onderwijs, maar kunnen een beroep doen
op centrale middelen die gereserveerd zijn ten behoeve van
beleidsprioriteiten en onderwijsvernieuwingsprojecten.
Het Masterplan Campus 2020 geeft aan dat de campus, die
thans voor een deel is verouderd, moet uitgroeien tot een
TU/e Science Park van internationale allure waar onderwijs
wordt verzorgd, onderzoek wordt verricht en ook (startende)
hightech ondernemingen zijn gehuisvest. Campus 2020
bestaat uit een aantal grote vernieuwingsprojecten, die
in een afgesproken volgorde worden uitgevoerd. Er zijn
inmiddels investeringen gedaan die tot een huisvesting
hebben geleid die passend is voor het nieuwe onderwijs dat
de TU/e voorstaat, waaronder de bibliotheek in het MetaForum. De discussie over nieuwe investeringen moet echter,
wegens wegvallen van onder andere de FES-gelden, opnieuw
worden gevoerd.
Er is een taskforce ingesteld voor de implementatie van
ict-middelen in het onderwijs en de verdere digitalisering van
het universitaire onderwijs (weblectures). Het project Digitale
Universiteit is bedoeld om uitvoering te geven aan het ‘elektronisch verrijkt onderwijs’ dat de TU/e blijkens de Kritische
Reflectie nastreeft. De afdeling Informatiemanagement van de
dienst Ict houdt zich bezig met de supportstructuur voor de
managementinformatie. Zo is er de Business Intelligence Tool
(BI-tool) ontwikkeld als datawarehouse, die verder zal worden
uitgebreid.
22
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
Toegankelijkheid en studeerbaarheid voor studenten
met een functiebeperking
De TU/e beschikt over een beleidsnotitie Studeren met een
functiebeperking (2006). De doelgroep kan op instellings­
niveau terecht bij het Onderwijs en Studenten Service
Centrum (STU). Dit fungeert tevens als centraal meldpunt;
bij de opleidingen zelf kunnen – zo nodig in overleg met
de examencommissie – voorzieningen worden getroffen.
Verder biedt de instelling trainingen, individuele en groeps­
begeleiding aan.
Studenten met functiebeperkingen zijn in het algemeen
tevreden over de studeerbaarheid en toegankelijkheid van
het onderwijs, al blijkt de communicatie tussen STU en de
opleidingen/docenten over eventuele extra voorzieningen
niet altijd optimaal. Enkele studenten die de commissie sprak,
zijn onvoldoende adequaat ondersteund door TU/e. Ook het
nieuwe onderwijsmodel met zijn vele (tussen)toetsen vraagt
soms meer dan deze studenten kunnen opbrengen.
Verankering onderzoek in het onderwijs
In haar visie op de onderwijskwaliteit, met name waar
het de ACQA-competenties betreft, neemt onderzoek een
prominente plek in. De auditcommissie heeft op basis van
diverse gespreksrondes vastgesteld dat er reeds vanaf het
begin van het bacheloronderwijs aandacht wordt besteed
aan de onderzoekscompetenties. De masteropleidingen
zijn gekoppeld aan de onderzoekszwaartepunten binnen de
faculteiten en bieden de studenten, afhankelijk van interesses
en prestaties, meer maatwerk. Dit zal ook na de transitie,
wanneer het masteronderwijs is ondergebracht in de Graduate
School, het geval zijn. Masterstudenten zijn onderdeel van
de academische gemeenschap en geven onder leiding van
een docentmentor zelf vorm aan hun programma. In hun
afstudeerproject leveren ze een bijdrage aan het facultaire
(toegepaste) wetenschappelijk onderzoek.
Verwevenheid onderwijs tussen het (internationale)
beroepenveld en vakgebied
De TU/e beschouwt aandacht voor ondernemendheid in
onderwijs en onderzoek als vanzelfsprekend. Ze bevindt zich
in een ‘hightech brainport-omgeving’ waarmee de opleidingen
door stage, excursies, projecten en afstudeeropdrachten
vanouds nauwe banden hebben. De contacten met het
(internationale) beroepenveld en vakgebied lopen via de
individuele docenten en hoogleraren.
Desondanks heeft de instelling geconstateerd dat op facultair
niveau de relatie losser was geworden, onder meer doordat
de TU/e als geheel zich de laatste decennia heeft omgevormd
tot een instelling voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Mede op instigatie van de Raad van Toezicht, die uit
strategische overwegingen vindt dat de instelling de banden
weer moet aantrekken, richten de faculteiten zich nu meer op
de industrie in de Brainportregio, bijvoorbeeld door de instelling van een industriële raad van advies bij de faculteit Werktuigbouwkunde, met key-partners als Shell, DSM en Philips.
Inmiddels heeft de aanwezigheid van de faculteit BMT ervoor
gezorgd dat de Brainport werd verrijkt met bedrijven op het
gebied van de biomedische technologie.
De verwevenheid is verder zichtbaar in het internationaliseringsbeleid. Het streven is dat in 2015 alle bachelorstudenten
op enigerlei wijze internationale ervaring opdoen. Dit beleid
moet nog door de faculteiten worden uitgewerkt. In de
Graduate School moet 15 procent van de programma’s internationaal zijn ingekleurd. Daartoe neemt de instelling onder
andere deel aan de alliantie EuroTech Universities.
B. Overwegingen
Onderwijsbeleid
Het onderwijsbeleid is naar het oordeel van de audit­
commissie adequaat. Er liggen heldere notities over het
bachelor- en masteronderwijs: het concept wordt ook duidelijk
gecommuniceerd naar de doelgroep (i.e. studenten) toe. Uit de
conceptjaarrapportage van het Bachelor College over 20122013 blijkt bovendien dat beoogde effecten van de onderwijsvernieuwing in termen van verhoging van de instroom en
vergroting van het studierendement ruimschoots zijn behaald.
Ook blijkt uit eigen tevredenheidsonderzoek onder studenten
dat iets meer dan de helft van de vakken binnen de bachelor­
opleidingen wordt gewaardeerd met minimaal een ruime
voldoende. In een van de audit trails is vastgesteld dat de
afbouw van oude curricula in voldoende mate geborgd is.
Wel constateert de commissie dat USE-vakken niet steeds op
de juiste golflengte worden gegeven, waardoor de nagestreefde
maatschappelijke verbreding van de opleidingen nog niet
helemaal is geland. De student van wie de commissie in
het kader van het spreekuur informatie ontving, noemt het
‘babbelvakken’. Andere studenten vinden dat er te veel studiepunten aan worden toegekend en de Universteitsraad oordeelt
dat ze niet altijd even goed aansluiten bij de opleidingen. Een
en ander wordt bevestigd in de hierboven reeds aangehaalde
jaarrapportage van het Bachelor College. Tijdens de
gesprekken met betrokken docenten en de dean van het
Bachelor College heeft de commissie met instemming kennis
genomen van de wijzigingen die de vakken inmiddels in opzet
en inhoud hebben ondergaan.
Ook wat het aangereikte palet aan keuzemogelijkheden
betreft constateert de commissie dat er aan het motto ‘Design
your own study’ nog een beperkte invulling wordt gegeven.
Hoewel de TU/e interfacultaire thematische keuzepakketten
stimuleert, kiest tachtig procent van de studenten voor een
keuzepakket van de eigen faculteit. In de jaarrapportage van
het Bachelor College worden diverse oorzaken aangewezen
die grotendeels terug te voeren zijn naar aanloopproblemen.
De commissie kan zich in die analyse goed vinden maar
benadrukt dat ook de rol van docentcoach bij de keuze­
processen nog niet helder is gedefinieerd. Diverse keren heeft
de commissie nagevraagd hoe de docent als coach te werk
gaat bij de keuzeprocessen van studenten, maar daarop
kwamen zeer uiteenlopende antwoorden.
De commissie heeft ook nagegaan of die geringe bereidheid
van studenten om interfacultaire keuzepakketten te kiezen
terug te voeren is naar een zekere angst om aansluiting op
de masteropleidingen te missen. Studenten hebben echter
aangegeven dat zij verwachten dat de masteropleidingen niet
wezenlijk zullen veranderen en dat aansluitproblematiek voor
hen geen rol speelt. Uit reacties van het college van bestuur,
de betrokken deans en vertegenwoordigers van de CCKO heeft
de commissie opgemaakt dat dit laatste een juiste conclusie
is. Ook docenten hebben nog geen helder beeld van de
masteropleidingen die in 2015 van start moeten gaan, maar
hebben daar desgevraagd geen probleem mee. De wijzigingen
zullen weinig ingrijpend zijn, zo verwachten zij, en het zal
vooral een kwestie zijn van uitbreiding van het assortiment:
er komen, in termen van de rector, ‘meerdere smaken’ bij. De
verzekering dat er een helder tijdpad ligt waar strikt de hand
aan wordt gehouden, heeft de aarzeling van de commissie in
dezen niet helemaal kunnen wegnemen. Ze adviseert dan ook
om het tempo te verhogen en nu reeds een begin te maken
met de formulering van bijvoorbeeld de afstudeercriteria die
horen bij de verschillende typen ingenieurs die de TU/e wil
afleveren.
Personeelsbeleid
Door de nieuwe onderwijsvisie en de uitwerking daarvan in
een vernieuwd onderwijsbeleid wordt van docenten een
andere didactiek vereist. In de krachtige leeromgeving die
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
23
dit beleid voorstaat, moeten studenten aangezet worden tot
actief leren en ligt er een zwaar accent op matching, studie­
advies en coaching. Mede om die reden heeft de commissie
in een van de audit trails gekeken naar de manier waarop de
TU/e haar docenten hierop voorbereidt. In het algemeen heeft
de commissie vastgesteld dat er intern een breed scala aan
didactische cursussen en trainingen wordt aangeboden, die
passend zijn voor de onderwijsvisie en het onderwijsbeleid.
Ook heeft de commissie vastgesteld dat het personeelsbeleid
voor een belangrijk deel decentraal wordt uitgevoerd.
Wat de docentprofessionalisering betreft stelt de commissie
vast dat de TU/e betrekkelijk laat, maar nu wel met kracht,
uitvoering geeft aan haar eigen BKO-beleid. Zij meent dan
ook dat het ambitieniveau, zoals opgenomen in de prestatieafspraken, te voorzichtig is geformuleerd. Juist wegens de
onderwijsvernieuwingen is het noodzakelijk dat alle faculteiten op het gebied van docentprofessionalisering de lat hoog
leggen. Dit hoeft geenszins tot weerstand te leiden, zo meent
de commissie, te meer daar alle docenten die zich hierover
hebben uitgesproken, zich positief hebben uitgelaten over de
BKO-trajecten. In dit verband spreekt de commissie zich in
waarderende zin uit over het taalbeleid van de instelling. Dat
is naar haar oordeel op orde. Iedere docent wordt een taaltest
afgenomen en waar nodig worden docenten bijgeschoold.
Studenten zijn in het algemeen tevreden over de Engelse
taalvaardigheid van hun docenten.
De commissie heeft voorts met instemming kennis genomen
van het Tenure Track-beleid, waarin ook aandacht is voor
onderwijsprestaties en de BKO. Voor ‘tenure trackers’ ligt
een ontwikkeltraject klaar, met duidelijke functieprofielen en
de mogelijkheid om die aan de hand van duurzame criteria
objectief te laten beoordelen. Wel stelt de commissie vast
dat dit beoordelingssysteem nog niet optimaal functioneert,
onder andere omdat de criteria voor meerdere uitleg vatbaar
zijn en meer gepersonaliseerd zouden moeten worden, en
omdat de beoordeling in de reguliere jaargesprekken, door
de leidinggevende, niet altijd congruent is aan de beoordeling
door de loopbaanadviescommissie.
In diverse gespreksrondes heeft de commissie de werkdruk
aan de orde gesteld. Die is sterk toegenomen, zo hebben
docenten aangegeven: deels door de grotere studenten­
aantallen die bediend moeten worden, deels ook door het feit
dat er buiten het Bachelor College om ook nog onderwijsin-oude-stijl wordt verzorgd. De commissie kan zich vinden in
de wijze waarop problemen met een te grote werklast binnen
24
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
de faculteiten worden verholpen. Nu eens worden die
problemen in de collegiale sfeer opgelost, dan weer kunnen
studentassistenten of toegevoegde docenten worden ingezet
om de docent in kwestie te ontlasten. Hoewel de betrokken
docenten zich hier positief over hebben uitgesproken, plaatst
de commissie er wel een kanttekening bij. Zij constateert dat
er geen middelen exclusief worden ingezet om de werkdruk
systematisch en organisatiebreed in kaart te brengen. Een
medewerkerstevredenheidsonderzoek waarin ook de werkdruk wordt bevraagd, ontbreekt. Ook blijkt de taakbelasting
slechts bij een enkele faculteit stelselmatig te worden
­geregistreerd. Er wordt veel overgelaten aan het zogenaamde
unitoverleg waarin docenten incidentele problemen aan de
orde kunnen stellen. Jaargesprekken achten zij daartoe
wegens hun langcyclische karakter minder geschikt. Gelet
op de turbulente onderwijsontwikkelingen, waaraan vooralsnog geen einde komt, en gelet op de werkdruk die deze
ontwikkelingen leggen op de schouders van docenten, acht
de commissie het van belang dat er detectoren op centraal
niveau worden aangebracht.
Voorzieningenbeleid
Het financiële beleid ligt mede dankzij het nieuwe allocatiemodel in één lijn met het onderwijsbeleid, zo heeft de
commissie vastgesteld. De instelling beschikt over voldoende
middelen om de transitie te kunnen financieren en het onderwijsbeleid te faciliteren. Wel acht de commissie het nood­
zakelijk om voor de transitie ook streefdoelen en mijlpalen
te definiëren in termen van financiën: de onderwijs­
vernieuwingen en de instelling van het Bachelor College
en de Graduate School hebben onder andere als doel meer
inkomsten te genereren door een verbetering in instroom,
rendement en efficiëntie. De meeropbrengst hiervan zou
ook in de taakstellingen moeten worden opgenomen.
De commissie heeft waardering voor de plannen met
betrekking tot de campus en de eerste stappen die daarin
reeds zijn gezet. Ook de inzet van Ict-middelen in het onderwijs is adequaat. Desondanks concludeert de commissie
op grond van gesprekken met bijvoorbeeld docenten dat de
technische supportstructuur nog niet op orde is. In dit verband
benadrukt de commissie de noodzaak van optimaal werkende
ict-voorzieningen – variërend van managementinformatie tot
studentvolgsystemen, administratie en roostering – die de
transitie moeten ondersteunen. Met instemming heeft de
commissie dan ook kennis genomen van de komst van een
chief information officer voor de centrale aansturing van
het ict-beleid.
Toegankelijkheid voor studenten met een
functiebeperking
De commissie acht het beleid ten aanzien van deze specifieke
doelgroep adequaat. Zoals hiervoor al opgemerkt blijkt de
communicatie tussen STU en de opleidingen/docenten over
eventuele extra voorzieningen niet altijd optimaal en ook het
nieuwe onderwijsmodel met zijn vele (tussen)toetsen vraagt
soms meer dan deze studenten kunnen opbrengen. De
commissie adviseert daarom het bestaande beleid in het
kader van de onderwijsvernieuwingen te herijken.
Verankering onderzoek in het onderwijs
Het beleid van de faculteiten die tijdens de audit trails zijn
bezocht, is in alle gevallen sterk gericht op de verankering van
het onderzoek binnen het bachelor- en masteronderwijs.
Van ouds her zijn binnen de TU/e onderwijs en onderzoek
met elkaar verknoopt en daarin komt, zo heeft de commissie
waargenomen, ook na de transitie geen verandering. Zowel
studenten als docenten hebben zich tijdens het locatiebezoek
van de commissie zeer waarderend uitgesproken over de
hechte relatie tussen onderwijs en onderzoek.
Verwevenheid onderwijs tussen het (internationale)
beroepenveld en vakgebied
De commissie heeft een nauwe verwevenheid waargenomen
tussen het bachelor- en masteronderwijs enerzijds en het
(internationale) beroepenveld en vakgebied anderzijds. Dit
beleid ligt in lijn met het ondernemende ingenieursprofiel dat
de TU/e nastreeft. De commissie stelt met instemming vast
dat de relatie met bedrijven en industrieën ook op facultair
niveau opnieuw wordt vorm gegeven en dat key partners
tevens worden betrokken bij de herinrichting van het onderwijs. Het advies is om het recent ingezette beleid in dezen
met kracht voort te zetten. De ambities met betrekking tot
de internationalisering van het onderwijs vindt de commissie
hoog, maar gezien het internationale netwerk van docenten
en hoogleraren en deelname aan internationale consortia
van technische universiteiten realiseerbaar.
Samengevat komt de commissie tot de volgende afweging.
De TU/e beschikt op de hierboven genoemde beleidsterreinen
over adequaat beleid om de visie op de kwaliteit van haar
onderwijs te realiseren. De commissie vindt al deze beleids­
terreinen in beginsel adequaat, maar signaleert in de uitvoering nog enkele knelpunten. Deze hebben echter niet
geleid tot een onwerkbare situatie dan wel tot ontevredenheid
bij studenten of docenten. Bovendien heeft de commissie
vastgesteld dat het beleid veelal werkende weg wordt ontwikkeld. Op vrijwel alle gesignaleerde knelpunten heeft de instel-
ling reeds acties ondernomen. Om deze redenen oordeelt
de commissie positief over de onderhavige standaard.
Wel adviseert ze de instelling om in de beleidsvorming ook
tussendoor consolidatieslagen te maken.
C. Oordeel
De commissie is van oordeel dat de TU/e voldoet aan
standaard 2, Beleid.
4.3 ⁄ Standaard 3: Resultaten
De instelling heeft zicht op de mate waarin haar visie op de
kwaliteit van haar onderwijs wordt gerealiseerd, en meet en
evalueert regelmatig de kwaliteit van haar opleidingen bij
studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van
het beroepenveld.
A. Bevindingen
De TU/e beschikt over een document waarin het kwaliteitszorgsysteem binnen de nieuwe organisatiestructuur wordt
beschreven. Hierin geeft de instelling nadrukkelijk aan dat de
verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit primair bij de
faculteiten ligt. Er is evenwel sprake van een sterke centrale
regie vanuit het Bachelor College en de Graduate School. De
kwaliteitszorg als geheel wordt omschreven als een complex
systeem met terugkoppelcycli op verschillende niveaus, tijdschalen en aspecten van het onderwijs. De instelling maakt
voor de onderwijskwaliteit gebruik van diverse in- en externe
meet- en evaluatie-instrumenten. De diensten kennen een
eigen instrumentarium waarmee de dienstverlening wordt
gemeten.
De onderwijskwaliteit wordt door middel van schriftelijke
enquêtes gemeten op het niveau van de instelling, Bachelor
College of Graduate School, faculteit en opleiding. Wat tijdschalen betreft onderscheidt de instelling kortcyclische en
langcyclische evaluaties. Verder worden diverse aspecten
van het onderwijs geëvalueerd, variërend van vakken, de
propedeuse, het curriculum als geheel tot en met coaching,
voorzieningen en bijvoorbeeld de studentenuitval. De TU/e is
dit collegejaar begonnen met de invoering van uniforme
enquêteformulieren om de meetresultaten ook op een hoger
geaggregeerd niveau zichtbaar te maken. Faculteiten kunnen
hieraan eigen vragen toevoegen. Over de uitkomsten van de
vak- en curriculumenquêtes vindt twee maal per kwartiel
overleg plaats tussen de dean van het Bachelor College en
studenten van de monitorgroep bacheloropleidingen.
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
25
Naast de schriftelijke evaluaties zijn er kwaliteitspanels van
studenten met wie de onderwijskwaliteit op vakniveau wordt
doorgesproken. Ook zijn er studentvolggroepen per jaargroep
en op het niveau van het Bachelor College als geheel. De
rector spreekt namens het college van bestuur maandelijks
met vertegenwoordigers van studieverenigingen over bijvoorbeeld de harde knip tussen het bachelor- en masteronderwijs,
het toetsbeleid en het onderwijs binnen het Bachelor College.
Er vindt tevens wekelijks informeel overleg plaats tussen de
rector en, bij toerbeurt, groepen studenten van een bepaalde
opleiding. Ook de faculteitsbesturen overleggen periodiek
met de studieverenigingen. Docenten evalueren de onderwijskwaliteit binnen hun unit- of vakgroepoverleg.
ook tot een diffuus beeld van de gerealiseerde kwaliteit.
Herziening van het instrumentarium na afloop van de transitie
acht de commissie dan ook wenselijk.
De commissie heeft grote waardering voor de veelsoortige
overleggen waarin studenten met faculteitsbestuur, rector of
Faculteitsraad spreken over de kwaliteit van het onderwijs.
Terecht betrekt de instelling in haar evaluaties nu ook alumni
en vertegenwoordigers van het beroepenveld, maar de
systematische wijze waarop dit moet gebeuren heeft nog
geen definitieve vorm gekregen.
Volgens een vast instellingsbreed format worden twee maal
per jaar opleidingskaarten en instellingskaarten samen­
gesteld waarin zichtbaar wordt gemaakt in hoeverre prestatie­
afspraken zijn gerealiseerd. Prestatie-indicatoren en doel­stellingen worden vastgesteld op het niveau van opleidingen,
faculteiten en de instelling als geheel. Op het gebied van
onderwijs hebben die indicatoren onder meer betrekking op
excellentie, honoursstudenten, rendement, switch van eerstejaars bachelorstudenten. Er wordt gebruik gemaakt van de
kengetallen uit de BI-tool.
Verder is het de commissie opgevallen dat de kwaliteit van de
dienstverlening door centrale diensten nog weinig in kaart
wordt gebracht. Weliswaar zijn er (tot 2012) benchmarks met
vergelijkbare diensten van andere universiteiten geweest en
worden er bijvoorbeeld risico-inventarisatie en -evaluaties
uitgevoerd, maar een systematisch onderzoek ontbreekt. De
TU/e heeft alleen zicht op de mate waarin de visie op kwaliteit
door diensten wordt gerealiseerd dankzij het feit dat de organisatie (nog) kleinschalig is. Omdat de dienstverlening aan
opleidingen medebepalend is voor de onderwijskwaliteit,
acht de commissie het noodzakelijk om in het kwaliteitszorgsysteem expliciet aandacht te geven aan de diensten.
Het Bachelor College stelt per semester een management­
rapportage op, onder meer met toetsresultaten, studievoortgangsgegevens en resultaten van enquêtes. Het toetsbeleid
wordt voornamelijk op faculteitsniveau vormgegeven. De
invoering van ACQA-competenties heeft ertoe geleid dat er per
opleiding in kaart wordt gebracht in hoeverre deze voldoet aan
het beoogde ingenieursprofiel. Iedere opleiding stelt, net als
de TU/e als geheel, jaarlijks een onderwijsjaarverslag op
conform het format dat de Centrale Commissie Kwaliteitszorg
Onderwijs (CCKO) ontwikkeld heeft. Deze commissie heeft
ondersteunende, bewakende en adviserende taken waar het
gaat om het kwaliteitszorgsysteem van de instelling en zal
in de toekomst ook interne audits doen. Daarnaast zijn er
jaarverslagen van de examencommissies.
De commissie heeft in een van de audit trails vastgesteld dat
de TU/e de informatie over de kwaliteit van vakken en opleidingen nu ook op een hoger geaggregeerd niveau inzichtelijk
maakt. Weliswaar heeft de commissie een grote diversiteit in
de jaarverslagen per opleiding waargenomen en is het
managementinformatiesysteem dat besturen, directies en
deans moet voorzien van cijfers en kengetallen, nog in ontwikkeling (de BI-tool), toch meent de commissie op grond van de
bestudeerde digitale dashboards en opleidingskaarten dat er
al grote vooruitgang is geboekt. Eén opmerking is hier echter
relevant: op zichzelf is het goed dat de meet- en regelsystemen
zijn afgestemd op de prestatieafspraken met de minister van
OCW, maar het verdient aanbeveling om intern ook andere
kpi’s af te spreken.
B. Overwegingen
De auditcommissie waardeert de centrale rol die de CCKO in
de kwaliteitszorg heeft, maar constateert dat die rol alleen
wat de monitoring betreft goed is ingevuld. De CCKO noemt
zichzelf een ‘waakhond’ maar auditing en control, twee taken
die voorkomen uit de waakhondfunctie, hebben nog nauwelijks gestalte gekregen. Interne audits bijvoorbeeld heeft de
commissie node gemist.
De instelling heeft mede als gevolg van de transitie recent
grote stappen gezet in het systematisch meten van de
resultaten. De onderwijskwaliteit wordt frequent op vak- en
opleidingsniveau gemeten. Terecht streeft de instelling naar
meer eenvormigheid hierin. Het aantal objectieve meetinstrumenten is groot. Dit kan echter, zo meent de commissie, niet
alleen leiden tot enquêtemoeheid onder de studenten, maar
26
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
Concluderend stelt de commissie dat de resultaten op uiteenlopende manieren worden gemeten en geëvalueerd waardoor
de ‘weak and early warnings signals’ snel naar boven komen.
De instelling is in staat om informatie over de onderwijskwaliteit op een hoog geaggregeerd niveau inzichtelijk te maken.
Omdat het meet- en regelsysteem nog moet worden verfijnd,
zijn hier nog wel enkele verbeterslagen noodzakelijk. De visie
op onderwijs bevat componenten die het de instelling mogelijk maken om in kaart te brengen in hoeverre het ingenieursprofiel bij studenten wordt gerealiseerd. Daar wordt op de
juiste wijze gebruik van gemaakt.
C. Oordeel
De commissie is van oordeel dat de TU/e voldoet aan
standaard 3, Resultaten.
4.4 ⁄ Standaard 4: Verbeterbeleid
De instelling kan aantonen dat zij de kwaliteit van haar
opleidingen waar nodig systematisch verbetert.
A. Bevindingen
Verbeterbeleid vindt plaats op alle niveaus binnen de instelling
op basis van een veelheid aan interne en externe meet- en
evaluatie-instrumenten. Uit de voorbeelden die de instelling in
de Kritische Reflectie heeft aangereikt, blijkt dat er geregeld
externe evaluaties gebruikt worden om een verbetertraject in
gang te zetten. Dit kunnen de resultaten zijn uit de Keuzegids
Hoger Onderwijs of bijvoorbeeld de uitslag van een opleidings­
visitatie.
Op instellingsniveau laat de vorming van het Bachelor College
en de Graduate School zien hoe eigen evaluaties aanleiding
kunnen zijn tot een systematisch verbeterbeleid. Zo heeft
de analyse van externe maatschappelijke, economische en
technologische ontwikkelingen geleid tot herziening van het
ingenieursprofiel dat de TU/e nastreeft. Vervolgens heeft de
analyse van eigen instroomgegevens en rendementscijfers,
gecombineerd met de prestatieafspraken met OCW en de
afspraken in 3TU-verband (3TU.Sectorplan Technologie) geleid
tot volledige herziening van bachelor- en masteronderwijs.
De transitie voor het bacheloronderwijs is voorbereid door de
Taskforce Redesign BSc-curriculum. Sinds de eindrapportage
maakt de transitie als project deel uit van de bestuurlijke
agenda van het college van bestuur. De dean van het Bachelor
College speelt een belangrijke rol in de monitoring van de
implementatie van het vernieuwde onderwijsbeleid. De jaarrapportage Bachelor College over de resultaten van het eerste
academische jaar waarin dit operationeel was, geeft aan waar
verbeterslagen noodzakelijk zijn. In de mondelinge toelichting
hierop heeft de dean verklaard welke acties er inmiddels zijn
ondernomen.
Voor de transitie van het masteronderwijs is gekozen voor een
vergelijkbaar verbetertraject, met daarbij een Taskforce
Graduate School en een eigen dean van de Graduate School.
De commissie heeft tijdens de audit trails gezocht naar
andere voorbeelden van systematisch verbeterbeleid op grond
van eigen evaluatiegegevens. Op vak- en opleidingsniveau
worden verbetermaatregelen doorgaans getroffen direct
nadat knelpunten zijn gesignaleerd. Omdat het systematische
verbeterbeleid hierdoor moeilijk zichtbaar is, heeft de
commissie in diverse gespreksronden in het bijzonder
gevraagd naar de ontwikkeling van een al dan niet centraal
toetsbeleid, in het kader van het interne toezicht conform de
wet Versterking besturing (2010). De commissie heeft daartoe
de centrale toetskaders bestudeerd. Desgevraagd hebben
diverse gesprekspartners verklaard dat herziening van het
toetsbeleid, ondanks de twee pilots, op faculteitsniveau nog
niet is afgerond.
B. Overwegingen
De instelling heeft laten zien dat zij waar nodig verbeter­
maatregelen treft naar aanleiding van meetresultaten uit haar
eigen interne kwaliteitszorgsysteem. De manier waarop de
transitie naar het Bachelor College ten uitvoer wordt gebracht,
beschouwt de commissie in dit verband als een voorbeeld van
een grote verbeterslag die systematisch is aangepakt. Wat de
transitie naar de Graduate School betreft heeft de commissie
reeds enkele voorbeelden gezien waaruit blijkt dat ook daar
het verbeterbeleid systematisch wordt opgezet.
Het is de commissie verder opgevallen dat verbeteringen ook
op het niveau van vakken en opleidingen voortvarend worden
gerealiseerd. Negatieve evaluaties van het vak Calculus
hebben bijvoorbeeld snel geleid tot aanpassingen van het
programma. Daarbij merkt de commissie op dat de korte
lijnen binnen opleidingen en faculteiten zorgen voor accurate
terugkoppelingen en dat besluiten tot verbeteracties snel
kunnen worden genomen.
Anders ligt het echter met het toetsbeleid, dat naar
het oordeel van de commissie traag gestalte krijgt. Juist
vanwege de onderwijsvernieuwingen acht de commissie het
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
27
noodzakelijk dat de TU/e vaart zet achter de implementatie
van de centrale kaders en dat faculteiten snel hun eigen
toetsbeleid daarop afstemmen.
De commissie concludeert dat de TU/e ruimschoots heeft
aangetoond dat zij de kwaliteit van haar opleidingen waar
nodig systematisch verbetert en dat de interne kwaliteitszorg
functioneert zoals bedoeld. De omvorming van het onderwijs,
het Bachelor College en de Graduate School zijn de meest in
het oog springende voorbeelden van recent verbeterbeleid. De
omvang en ingrijpendheid van deze verbeteracties zijn echter
dusdanig dat relatief kleine verbeterpunten soms lang blijven
liggen.
C. Oordeel
De commissie is van oordeel dat de TU/e voldoet aan
standaard 4, Verbeterbeleid.
4.5 ⁄ Standaard 5: Organisatie- en
beslissingstructuur
De instelling heeft een effectieve organisatie- en beslissingsstructuur met betrekking tot de kwaliteit van haar opleidingen,
waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
duidelijk zijn afgebakend en waarvan de inspraak van
studenten en medewerkers deel uitmaakt.
A. Bevindingen
In 2011 is de TU/e begonnen met de voorbereidingen op de
hervorming van het bachelor- en masteronderwijs, die in de
periode 2012-2016 haar beslag moet krijgen. Met de instelling
van het Bachelor College en de Graduate School is tevens de
governancestructuur herzien. Er is gekozen voor een hybride
model waarbij de faculteiten formeel eindverantwoordelijk
blijven voor het onderwijs, en de deans van het Bachelor
College en de Graduate School, onder direct mandaat van het
college van bestuur, belast zijn met onder meer de kwaliteitszorg van het onderwijs. De deans zien erop toe dat de centrale
afspraken worden nageleefd. Zij vormen samen met de rector
magnificus en de directeur van het Onderwijs en Studenten
Service Centrum het Onderwijsmanagement Team (OMT).
De raad van toezicht ziet onder meer toe op de vormgeving van
het kwaliteitszorgsysteem. Hierover wordt hij jaarlijks geïnformeerd door het college van bestuur. De auditcommissie heeft
vastgesteld dat er gestructureerd en periodiek overleg plaatsvindt tussen de raad en het college van bestuur. De individuele
28
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
raadsleden hebben ook daarbuiten veelvuldig contact met
collegeleden.
De formele besluitvorming van het college wordt voorafgegaan
door het Bestuurlijk Overleg tussen het college en de decanen
van faculteiten. Dit overlegorgaan wordt gezien als het
managementteam van de TU/e en komt tweewekelijks bijeen.
Het Bestuurlijk Overleg wordt wat onderwijszaken betreft
voorafgegaan door overleg tussen college en opleidings­
directeuren (Overleg Opleidingsdirecteuren) dan wel college
en directeuren van de Graduate Programs (Overleg Graduate
School). Hier wordt beleid voorbereid en er worden werk­
afspraken gemaakt.
Binnen de TU/e dragen elf instellingsbrede diensten zorg voor
beleidsontwikkeling en beheersondersteuning (waaronder
dienstverlening aan studenten). Bestuursondersteuning wordt
gegeven door de dienst Algemene Zaken, onder leiding van
de secretaris van de universiteit. Het college overlegt met de
directeuren van de diensten (Diensthoofdenoverleg) en met
de directeuren bedrijfsvoering van faculteiten (Werkoverleg
Bedrijfsvoering).
Instellingsbrede adviescommissies houden zich bezig met
diverse beleidsdossiers, zoals de Adviescommissie Examens
Bacheloropleidingen, de Adviescommissie Bacheloronderwijs
en de Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs (CCKO).
Deze laatste commissie is het adviesorgaan van het college
van bestuur, maar brengt over de planning & control-cyclus
ook adviezen uit naar faculteitsbesturen en de deans van het
Bachelor College en de Graduate School.
Binnen de faculteiten vormen de decaan, de directeur
bedrijfsvoering en een vertegenwoordiger van het wetenschappelijk personeel het faculteitsbestuur. Onder mandaat
van het faculteitsbestuur zijn de opleidingsdirecteuren belast
met de organisatie en coördinatie van werkzaamheden die
verband houden met het onderwijs- en examenprogramma
van de opleiding, en met de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. Voor elke opleiding afzonderlijk is er een opleidingscommissie en een examencommissie, die een kwaliteitsborgende
rol vervullen.
De Universiteitsraad is het centrale medezeggenschaps­
orgaan van de TU/e en voert periodiek overleg met het college
van bestuur. Hierin zijn, net als in de Faculteitsraden, zowel de
medewerkers als de studenten vertegenwoordigd. Het college
van bestuur overlegt tevens iedere maand met facultaire
studentenvertegenwoordigers van het Studenten Advies
Orgaan en Internationale Studenten Advies Orgaan. Binnen
de TU/e zijn diverse studieverenigingen actief, die studentenpanels inzetten om nieuwe modules te monitoren. Hoewel zij
in formele zin geen rol spelen in de medezeggenschap, geven
zij de opleidingen gevraagd en ongevraagd feedback op de
kwaliteit van het onderwijs in de achterliggende periode.
Studenten van de Universiteitsraad hebben in hun gesprek
met de auditcommissie aangegeven dat zij regelmatig contact
hebben met de studieverenigingen, onder andere over de
onderwijsvernieuwingen.
B. Overwegingen
De auditcommissie heeft tijdens beide locatiebezoeken een
governancestructuur aangetroffen die de kenmerken vertoont
van een organisatie in transitie: zowel de oude als de nieuwe
structuur is hierin zichtbaar. Er zijn relatief veel formele en
informele overleg- en adviesorganen waardoor de route naar
besluitvorming, zo merkt ook de instelling zelf op in haar
Kritische Reflectie, niet voor iedereen duidelijk is. Bovendien
brengen al die organen veel beleids- en bestuursdrukte met
zich mee, hetgeen niet alleen werkdrukverhogend werkt,
maar tevens een efficiënte en effectieve governance in de
weg kan staan.
Deze knelpunten worden versterkt door het feit dat er in veel
opzichten nog sprake is van een informele kwaliteitscultuur.
Afspraken die bijvoorbeeld in het bilateraal overleg met
collegeleden worden gemaakt, worden weinig smart vast­
gelegd. Een dergelijke cultuur is eigen aan een kleinschalige
organisatie en ook herkenbaar op lagere organisatieniveaus,
maar is onwenselijk in een complexe en bovendien groeiende
organisatiestructuur. De commissie bespeurt wel verandering
in die informele cultuur. Zo willen decanen formele besluit­
vorming, met smart geformuleerde doelstellingen, over de
inzet van strategische middelen uit hoofde van het interne
allocatiemodel. Maar die cultuurverandering zet zich nog
slechts aarzelend door. Het advies is dan ook om met name
de relatie tussen college en faculteitsbesturen formeler vast
te leggen in de vorm van formele managementcontracten.
waarin onder andere de deans zitting hebben, bereidt de
formele beleidsbeslissingen voor die college en decanen
nemen in hun Bestuurlijk Overleg. De organisatie- en beslissingsstructuur maakt het naar het oordeel van de commissie
goed mogelijk visie, beleid, resultaten en verbeterbeleid in
samenhang te realiseren.
In de governancestructuur is een belangrijke plaats ingeruimd
voor de inspraak van docenten en studenten. Dit wordt door
alle partijen als zeer positief ervaren. De studenten van de
Universiteitsraad hebben zich bijvoorbeeld met waarderende
woorden uitgesproken over de manier waarop de instelling is
omgegaan met hun kritiek op de invoering van BSA tegelijkertijd met de implementatie van de onderwijsvernieuwingen.
Ook in een ander opzicht heeft de commissie ervaren dat de
medewerkers en studenten betrokken worden bij de kwaliteitszorg van opleidingen. Opleidingscommissies zijn actief en
nemen zelfs taken waar van examencommissies als die op
onderdelen niet goed functioneren.
Samenvattend concludeert de commissie dat er met betrekking tot de onderwijskwaliteit sprake is van een doeltreffende
organisatie- en beslissingsstructuur, maar dat deze nog wel
de kenmerken vertoont van een organisatie in transitie. Mede
gezien de beleidsdrukte is het advies om zich nu reeds voor te
bereiden op de gewenste organisatiestructuur in de geconsoli­
deerde fase. De commissie heeft daarbij vanuit diverse gremia
binnen de TU/e de wens vernomen om de beleid- en besluitvorming strakker te organiseren. Een formelere aansturing
vanuit het college van bestuur acht de commissie dan ook
aanbevelenswaardig.
C. Oordeel
De commissie is van mening dat de TU/e voldoet aan
standaard 5, Organisatie- en beslissingsstructuur.
De commissie heeft ook de gematrificeerde aansturing van
het bachelor- en masteronderwijs bestudeerd. Ze stelt vast
dat de gekozen governancestructuur weliswaar complex en
hybride is, maar niet tot deadlocks leidt. Zo is er in verschillende gespreksrondes aangegeven dat decanen en deans niet
in een hiërarchische relatie tot elkaar staan, en dat hun taken
en verantwoordelijkheden duidelijk zijn afgebakend. Het OMT,
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
29
Hoofdstuk 5
Adviezen ter
verbetering
Op grond van de bevindingen tijdens de audit adviseert de
commissie aan de TU/e om onderstaande verbeteringen door
te voeren:
1. De commissie heeft geconstateerd dat de TU/e mede op
basis van haar Strategisch Plan duidelijke doelen heeft
gesteld die met de transitie gerealiseerd moeten worden,
maar tevens dat smart geformuleerde mijlpalen – ook
in financiële zin – ontbreken. Het advies is om ook die te
definiëren en daartoe tevens een monitoringsinstrument
te ontwikkelen.
2. De commissie adviseert een verdergaande systematische,
instellingsbrede uitwerking te geven aan het beleid voor
studeren met een functiebeperking, het BKO-beleid, het
toetsbeleid en de verwevenheid tussen onderwijs en het
(internationale) beroepenveld en vakgebied. Bij de beleidsvorming is het nodig dat ook tussendoor consolidatieslagen worden gemaakt.
3. De commissie beveelt de instelling aan om het data­
genererend vermogen van de BI-tool verder op orde te
brengen om geaggregeerde informatie over alle aspecten
van de kwaliteitszorg mogelijk te maken.
4. Een aanbeveling is om na afloop van de transitie het
instrumentarium waarmee de onderwijskwaliteit wordt
gemeten, te herijken, en nu reeds systematisch een
organisatiebreed meetinstrument in te zetten om de
dienstverlening van centrale diensten en de reële werkdruk van medewerkers te monitoren.
5. Weliswaar heeft de TU/e een goede balans gevonden
tussen de formele en informele kwaliteitscultuur, maar
de commissie adviseert de formele aspecten van die
kwaliteitscultuur niet uit het oog te verliezen. Te denken
valt aan managementcontracten en aan prestatie­
afspraken die verder reiken dan die met OCW zijn gemaakt.
6. De gematrificeerde governancestructuur en de dynamiek
van het transitietraject brengen met zich mee dat er
binnen de TU/e veel formele en informele overlegstructuren
zijn gegroeid, die tot onnodige bestuurlijke drukte kunnen
leiden. Het advies is om die overlegstructuren binnen
afzienbare termijn kritisch op hun toegevoegde waarde
en effectiviteit in een geconsolideerde situatie te onderzoeken.
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
31
Hoofdstuk 6
Overzicht van
het advies
De onderstaande tabel geeft per standaard het oordeel van de
commissie uit hoofdstuk 4 weer.
Standaard
Oordeel
1.Visie op de kwaliteit van het onderwijs
Voldoet
2.Beleid
Voldoet
3.Resultaten
Voldoet
4.Verbeterbeleid
Voldoet
5.Organisatie- en beslissingsstructuur
Voldoet
Algemene conclusie
Positief
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
33
Bijlage 1
Samenstelling
van de
commissie
Voorzitter
Commissielid
Prof. dr. ir. C.A.M. Mouwen
Kees Mouwen is fysicus van origine en werd na het bekleden
van een aantal management en bestuursfuncties in het hbo
in 1994 lid/vice-voorzitter van het college van bestuur van
de Universiteit van Tilburg. Hij studeerde management­
wetenschappen aan de Wharton Business School, University
of Pennsylvania en de John. F. Kennedy School van Harvard
University. Van 1992 tot 2001 was hij Visiting Professor aan
de Glasgow University. Vanaf 2001 is hij (part-time) verbonden
als hoogleraar ‘Strategie en governance voor de non-profit
sector’ aan de Universiteit van Tilburg. Hij is in 2005 terug­
getreden als collegelid van de Universiteit van Tilburg. Snel
daarna werd hij hoogleraar-directeur van het door hem opgerichte Centrum voor het Bestuur van de Maatschappelijke
Onderneming bij de TiasNimbas Business School van de
Universiteit van Tilburg. Die functie heeft hij in 2012 neer­
gelegd. Hij is voorzitter van de raad van toezicht van een groot
fusieziekenhuis en toezichthouder bij Avans Hogeschool.
Prof. dr. ir. L. (Ludo) Froyen
Ludo Froyen is professor in Materiaalkunde en was van 2005
tot 2012 decaan van de Faculteit Ingenieurswetenschappen
van de KU Leuven. Zijn onderzoek handelt over de ontwikkeling van nieuwe metallieke materialen en materiaalsystemen
gebruikmakend van innovatieve fysische inzichten en
creatieve processing-technieken (bijvoorbeeld experimenten
in de microzwaartekrachtomgeving aan boord van bemande
en onbemande ruimtetuigen). Hij is (co)auteur van ongeveer
200 artikelen in internationale tijdschriften en 160 presentaties die gepubliceerd zijn in proceedings van internationale
conferenties. Hij is nauw betrokken bij het onderwijs van ingenieurstudenten als programmadirecteur van alle ingenieursopleidingen, als vicedecaan en als decaan. Hij is lid van
verschillende professionele, wetenschappelijke en onderwijsgerelateerde organisaties zoals EPMA, CLUSTER, CESAER,
FEMS, SEFI, VCWI. Ook organiseerde hij verschillende internationale conferenties (bijv. als voorzitter van de 41th SEFI2013
Conference on Engineering Education).
Commissielid
Mr. J.W. (Jan Willem) Weck
Jan Willem Weck studeerde Europees recht aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkte sinds 1972 bij de
Rijksoverheid. Eerst bij het ministerie van Economische
Zaken onder andere als plaatsvervangend secretarisgeneraal. Vervolgens werd hij benoemd tot directeur-generaal
Luchtvaart bij het departement van Verkeer en Waterstaat.
Daarna als directeur-generaal Telecom en Post bij hetzelfde
ministerie. Van 2001 tot 2011 is hij aangesteld geweest als
directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst.
Sinds 2011 was hij aangesloten bij ABD TOP Consult, de
consultancy- en interim-managementgroep die binnen de
Rijksoverheid op het hoogste niveau voorziet in de behoefte
aan interim-management en advies. Daar heeft hij een
groot aantal interim-opdrachten binnen de publieke dienst
vervuld. Een daarvan was waarneming van de functie van
inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg. Recent was
hij werkzaam als waarnemend lid van de Directieraad van
de VNG.
Student-lid
Mw. N.L. Bach Kolling
Nienke Bach Kolling studeert Onderwijskunde aan de
Universiteit Twente. Tijdens haar studie heeft ze tot nu
toe verschillende bestuurlijke functies vervuld, waaronder
die van voorzitter en commissaris onderwijszaken bij de
studievereniging. Tevens was zij student-lid in de opleidingscommissie. Zij maakt deel uit van de NVAO-pool studentleden voor beoordelingspanels en auditcommissies.
De auditcommissie werd bijgestaan door:
>> drs. Henri Ponds, beleidsmedewerker NVAO,
procescoördinator.
>> mw. dr. Rietje van Vliet, zelfstandig onderwijsadviseur,
secretaris.
Alle commissieleden en de secretaris hebben een
onafhankelijkheids- en geheimhoudingsverklaring
ingevuld en ondertekend.
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
35
Bijlage 2
Programma’s
van de locatiebezoeken
De auditcommissie heeft een bezoek gebracht aan de TU/e
op 15, 16 en 17 oktober 2013 (eerste locatiebezoek) en op
10, 11 en 12 december 2013 (tweede locatiebezoek).
10.15-11.15
Sessie 3 – decanen
>> prof. dr. ir. Ton Backx,
decaan faculteit Electrical Engineering
>> prof. dr. ir. Aarnout Brombacher,
decaan faculteit Industrial Design
>> prof. dr. Philip de Goey,
decaan faculteit Werktuigbouwkunde
>> prof. ir. Elphi Nelissen,
decaan faculteit Bouwkunde
>> prof. dr. Sjoerd Romme,
decaan faculteit Industrial Engineering &
Innovation Sciences
>> prof. dr. ir. Jaap Schouten,
decaan faculteit Scheikundige
Technologie
11.15-11.30
Intern beraad (besloten)
11.30-12.15
Sessie 4 – delegaties Bachelor College
en Graduate School
>> dr. ir. Lex Lemmens,
dean Bachelor College
>> prof. dr. Hans Niemantsverdriet,
dean Graduate School >> ir. Corinne Jongeneelen MBA,
beleidsmedewerker
Eerste locatiebezoek
Programma dinsdag 15 oktober 2013
Locatie:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
>> Hoofdgebouw, boardroom college van bestuur (HG 1.01)
13.00-18.00
Intern beraad (besloten)
18.00-19.00
Sessie 1 – raad van toezicht
>> ir. Baptiest Coopmans,
voorzitter raad van toezicht,
algemeen directeur UPC Nederland
>> prof. dr. em. Willem Hendrik Gispen,
lid raad van toezicht, voormalig rector
magnificus Universiteit Utrecht
Programma woensdag 16 oktober 2013
Locatie:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
>> Hoofdgebouw, boardroom college van bestuur (HG 1.01)
12.15-13.15
Intern beraad (besloten)
Lunch
8.30-9.00
Ontvangst panel
Intern beraad
(besloten; bestudering documentatie)
13.15-14.00
9.00-10.00
Sessie 2 – college van bestuur
>> dr. ir. Arno Peels,
voorzitter college van bestuur
>> prof. dr. ir. Hans van Duijn,
rector magnificus
>> mr. Jo van Ham,
lid college van bestuur
>> dr. Nicole Ummelen,
secretaris universiteit
10.00-10.15
Intern beraad (besloten)
Sessie 5 – personeelsgeleding
Universiteitsraad
>> ir. Jos Coenen, lid UR,
afdelingshoofd ICT, personeelsfractie
>> dr. Rianne van Eerd, lid UR,
beleidsmedewerker faculteitsbestuur
>> ir. Annelies Jacobs, lid UR,
informatie/collectiespecialist
>> ir. Trees Klaver,
voorzitter UR
>> Wil Linders, lid UR, medewerker
bestuurlijke informatievoorziening
>> dr. Jos Maubach, lid UR,
universitair docent
>> ir. Harold Weffers PDEng, lid UR,
coördinator externe samenwerking
14.00-14.15
Intern beraad (besloten)
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
37
14.15-15.00
Sessie 6 – studentengeleding
Universiteitsraad
>> Christian Fredrix, lid UR,
Eindhovense Studentenraad
>> Rianne Gommans, lid UR (groep één)
>> Ronald van der Meer, lid UR (groep één)
>> Lucas Otten, lid UR,
Eindhovense Studentenraad
>> Wessel Prins, lid UR (groep één)
>> Ruud Smedts, lid UR (groep één)
15.00-15.15
Intern beraad (besloten)
15.15-16.00
Sessie 7 – opleidingsdirecteuren en
Program Directors Graduate School
>> dr. Lilian Halsema,
opleidingsdirecteur IE&IS / Graduate
Program Director Industrial Engineering
>> ir. Peter Janssens,
opleidingsdirecteur Scheikundige
Technologie / Graduate Program Director
Chemical Engineering & Chemistry
>> dr. ir. Rick de Lange,
opleidingsdirecteur W / Graduate
Program Director Mechanical Engineering
& Sustainable Energy Technology
>> prof. dr. Johan van Leeuwaarden,
Graduate Program Director Industrial &
Applied Mathematics
>> dr. ir. Marloes van Lierop,
opleidingsdirecteur Technische
Informatica
>> prof. dr. ir. Bart Smolders,
opleidingsdirecteur bachelor Electrical
Engineering / Graduate Program Director
Electrical Engineering
16.00-18.00
Intern beraad (besloten)
18.00-20.00
Intern beraad (besloten)
38
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
Programma donderdag 17 oktober 2013
Locatie:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
>> Hoofdgebouw, boardroom college van bestuur (HG 1.01)
9.00-9.45
Sessie 8 – hoofden stafdiensten
>> dr. Karen Ali, directeur Onderwijs en
Studenten Service Centrum
>> drs. Martin Boers, directeur Interne Zaken
>> Ruud van de Donk, directeur Financiële en
Economische Zaken
>> drs. Jeanne Figdor, directeur Informatie
Expertise Centrum (bibliotheek)
>> drs. Fred Gaasendam,
waarnemend directeur ICT
>> drs. Chris Sepers, studentendecaan
>> drs. Nicole van der Wolk,
directeur Personeel en Organisatie
9.45-10.00
Intern beraad (besloten)
10.00-11.00
Sessie 9 – studenten
(o.a. met functiebeperking)
>> Liza Blummel,
student Industrial Design
>> Lynn Brugmans,
student Bouwkunde
>> Thomas Hanckmann,
student Scheikundige Technologie
>> Wendy van Hunnik,
student Industrial Engineering &
Innovation Sciences
>> Ivana Plestina,
student Biomedische Technologie
>> Pierre Rompen,
student Werktuigbouwkunde
>> Khadija Tesaguaguin,
student Biomedische Technologie
>> Jeroen de Wit,
student Werktuigbouwkunde
11.00-11.15
Intern beraad (besloten)
11.15-12.00
Sessie 10 – alumni en raden van advies
>> ir. Gerard Beenker, NXP, lid raad van
advies Electrical Engineering
>> dr. ir. Tom Engels, DSM,
alumnus Werktuigbouwkunde
>> John Helmes MSc, Solidualise,
alumnus Industrial Design
>> ir. Luc Kenter, Stichting Zuidwester, lid
raad van advies Industrial Engineering &
Innovation Sciences
>> dr. ir. Marloes Langelaan, Atrium Medisch
Centrum, alumnus Biomedische
Technologie
>> Erik de Jong MSc, ErikJong Ontwerpen &
Projecten en Technische Universiteit
Eindhoven, alumnus Bouwkunde
12.00-15.00
Intern beraad (besloten)
15.00-15.30
Terugkoppeling door auditcommissie
inzake audit trails
>> dr .ir. Arno Peels,
voorzitter college van bestuur
>> prof. dr. ir. Hans van Duijn,
rector magnificus
>> mr. Jo van Ham, lid college van bestuur
>> dr. Nicole Ummelen,
secretaris universiteit
Tweede locatiebezoek
>> Bastiaan Ippel, masterstudent
Biomedical Engineering
>> Lisanne Kok, bachelorstudent
Biomedische Technologie
>> Yorick van Leuven, masterstudent
Biomedical Engineering
>> Marc Vervuurt, bachelorstudent
Medische Wetenschappen en Technologie
11.45-12.00
Intern beraad (besloten)
12.00-12.45
Sessie 2 – docenten Biomedische
Technologie
>> dr. ir. René van Donkelaar,
universitair hoofddocent
>> dr. Anita Driessen-Mol,
universitair docent
>> dr. ir. Huub ten Eikelder,
universitair docent
>> dr. ir. Cees Oomens,
universitair hoofddocent
>> dr. ir. Bert van Rietbergen,
universitair hoofddocent
>> prof. dr. ir. Frans van de Vosse,
hoogleraar
12.45-13.30
Intern beraad (besloten)
inclusief lunch
13.30-14.15
Sessie 3 – opleidingsdirecteuren faculteit
Biomedische Technologie
>> dr. ir. Marcel van Genderen,
opleidingsdirecteur Biomedische
Technologie
>> ir. Rob van der Heijden,
onderwijscoördinator bachelor
>> prof. dr. Klaas Nicolaij, Graduate Program
Director Life Sciences and Engineering
>> dr. Daisy van der Schaft,
onderwijscoördinator master
Programma dinsdag 10 december 2013
Locaties:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
>> Hoofdgebouw, boardroom college van bestuur (HG 1.01)
>> Gebouw Gemini (CIC 1.03)
9.00-10.30
Intern beraad (besloten)
10.30-11.00
Pauze (incl. verandering locatie)
14.15-14.30
Intern beraad (besloten)
11.00-11.45
Sessie 1 – studenten Biomedische
Technologie
>> Irith Bergsma, bachelorstudent
Biomedische Technologie
>> Emiel van Disseldorp,
masterstudent Medical Engineering
14.30-15.15
Sessie 4 – decaan faculteit Biomedische
Technologie
>> prof. dr. Peter Hilbers, decaan
faculteit Biomedische Technologie
15.15-15.30
Intern beraad (besloten)
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
39
15.30-16.15
16.15-17.15
Sessie 5 – afvaardiging college
van bestuur en Centrale Commissie
Kwaliteitszorg Onderwijs (CCKO)
>> prof. dr. ir. Hans van Duijn,
rector magnificus
>> mr. Jo van Ham, lid college van bestuur
>> dr. Lilian Halsema, lid CCKO
>> prof. dr. Ton van Leeuwen, voorzitter CCKO
>> prof. dr. ir. Lex Lemmens,
dean Bachelor College
10.45-11.00
Intern beraad
(besloten; incl. verandering locatie)
11.00-11.45
Sessie 8 – docenten Wiskunde en
Informatica
>> dr. ir. Emiel van Berkum, docent
>> dr. ir. Marko Boon, universitair docent
>> prof. dr. Remco van der Hofstad, hoogleraar
>> dr. Natalia Sidorova, universitair docent
>> dr. Natasha Stash, docent/ontwikkelaar ict
>> dr. Michel Westenberg, universitair docent
11.45-12.00
Intern beraad
(besloten; incl. verandering locatie)
12.00-12.45
Sessie 9 – docenten Bouwkunde
>> ir. Mariëlle Aarts, universitair docent
>> dr .ir. Irene Curulli, universitair docent
>> dr. ir. Astrid Kemperman,
universitair docent
>> dr. ir. Faas Moonen,
universitair hoofddocent
>> prof. ir. Bert Snijder, hoogleraar
Intern beraad (besloten)
Programma woensdag 11 december 2013
Locaties:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
>> Gebouw Gemini (N 1.02)
>> Gebouw MetaForum (3.119)
>> Gebouw Vertigo (02.32)
>> Hoofdgebouw, University Club (zaal B)
9.00-9.45
9.45-10.00
10.00-10.45
40
Sessie 6 – docenten Werktuigbouwkunde
>> dr. ir. René van de Molengraft,
universitair hoofddocent
>> dr. ir. Asia van de Mortel,
universitair docent
>> dr. ir. Jeroen van Oijen,
universitair hoofddocent
>> dr. ir. Theo Hofman, universitair docent
>> dr. ir. Bart Somers, universitair docent
>> dr. ir. Clemens Verhoosel,
universitair docent
Intern beraad (besloten)
Sessie 7 – docenten Biomedische
Technologie
>> dr. ir. Peter Bovendeerd,
universitair docent
>> dr. Patricia Dankers, universitair docent
>> dr. ir. René van Donkelaar,
universitair hoofddocent
>> dr. Anita Driessen-Mol,
universitair docent
>> dr. ir. Natal van Riel, universitair docent
>> dr. ir. Bert van Rietbergen,
universitair hoofddocent
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
12.45-13.45
Intern beraad
(besloten; incl. verandering locatie)
Lunch
13.45-14.30
Sessie 10 – opleidingsdirecteuren
en decanen
>> prof. dr. Philip de Goey,
decaan faculteit Werktuigbouwkunde
>> dr. ir. Rick de Lange, opleidingsdirecteur
Werktuigbouwkunde / Graduate Program
Director Werktuigbouwkunde
>> prof. dr. Peter Hilbers, decaan faculteit
Biomedische Technologie
>> dr.ir. Marcel van Genderen,
opleidingsdirecteur Biomedische
Technologie
>> prof. dr. Emile Aarts,
decaan faculteit Wiskunde en Informatica
>> dr. ir. Marloes van Lierop,
opleidingsdirecteur Technische Informatica
>> prof. ir. Elphi Nelissen,
decaan faculteit Bouwkunde
>> dr. Lilian Halsema,
opleidingsdirecteur Bouwkunde
14.30-14.45
Intern beraad (besloten)
14.45-15.30
Sessie 11 – Teach unit, Edu Support
en Personeelszaken
>> ir. Alfons Bruekers,
directeur Bedrijfsvoering faculteit
Werktuigbouwkunde
>> mr. Rob Debeij,
directeur Bedrijfsvoering faculteit
Biomedische Technologie
>> drs. Patrick Groothuis,
directeur Bedrijfsvoering faculteit
Wiskunde en Informatica
>> dr. Josje Knoop, Edu Support
>> dr. Paul Scholte MPA, directeur
Bedrijfsvoering faculteit Bouwkunde
>> drs. Nicole van der Wolk,
directeur Personeel en Organisatie
>> drs. Harry van de Wouw, Teach
15.30-16.30
10.00-10.45
Sessie 13 – docenten Werktuigbouwkunde
>> prof. dr. ir. Patrick Anderson, hoogleraar
>> dr. ir. Arjan Frijns, universitair docent
>> prof. dr. Hans Kuerten, hoogleraar
>> dr. ir. René van de Molengraft, universitair
hoofddocent
>> dr. ir. Michel Reniers, universitair docent
>> prof. dr. ir. Jaap den Toonder, hoogleraar
10.45-11.00
Intern beraad (besloten)
11.00-11.45
Sessie 14 – opleidingsdirecteuren
>> dr. ir. Rick de Lange, opleidingsdirecteur
Werktuigbouwkunde / Graduate Program
Director Werktuigbouwkunde
>> ir. Suzanne Jacobs, onderwijscoördinator
11.45-12.00
Intern beraad (besloten)
12.00-12.45
Sessie 15 – decaan
>> prof. dr. Philip de Goey,
decaan faculteit Werktuigbouwkunde
Intern beraad (besloten)
Programma donderdag 12 december 2013
Locaties:
Campus TU/e, Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven
12.45-13.30 Intern beraad (besloten)
Lunch
13.30-14.15
Sessie 16 – deans en een afvaardiging
van het college van bestuur
>> prof. dr. ir. Hans van Duijn,
rector magnificus
>> mr. Jo van Ham, lid college van bestuur
>> prof. dr. ir. Lex Lemmens,
dean Bachelor College
>> prof. dr. Hans Niemantsverdriet,
dean Graduate School (tot 1 januari 2014)
>> prof. dr. ir. Jan Fransoo,
dean Graduate School (vanaf 1 januari 2014)
14.15-17.00
Intern beraad (besloten; verandering locatie)
17.00-17.30
Terugkoppeling door auditcommissie
>> Gebouw Gemini (N 1.02)
>> Auditorium (senaatszaal)
9.00-9.45
9.45-10.00
Sessie 12 – studenten Werktuigbouwkunde
>> Laura Bras, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (2e-jaars)
>> Anika Brandsma, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (2e-jaars)
>> Rutger Degenhart, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (1e-jaars)
>> Tim van Nuland, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (2e-jaars)
>> Chloé Meeng, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (1e-jaars)
>> Toine Schmetz, bachelorstudent
Werktuigbouwkunde (1e-jaars)
Intern beraad (besloten)
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
41
Bijlage 3
Overzicht van
de bestudeerde
documenten
A. Documenten op instellingsniveau
>> Begroting TU/e 2012 (TU/e, 1 december 2011) en
>> Kritische Reflectie Technische Universiteit Eindhoven,
>> Verslagen begrotingsgesprekken college van bestuur en
Begroting TU/e 2013 (TU/e, 6 december 2012)
Instellingstoets 2013 (september 2013)
Standaard 1: Visie op kwaliteit van onderwijs
individuele faculteitsbesturen 2013 (TU/e, 2012)
>> Memo Stimulering ‘International Experience’ in het onderwijs
(TU/e, 7 oktober 2010)
>> Ingenieurs voor de toekomst. Een essay over het onderwijs
aan de TU/e in 2030 (TU/e, 2013)
>> Instellingsplan 2009-2012 (TU/e, 24 september 2009) en
Instellingsplan 2013-2016 (TU/e, april 2012)
>> Onderwijsvisie TU/e (TU/e, 22 mei 2008)
>> Profiel TU/e 2011 (TU/e, z.j.)
>> Strategisch plan TU/e 2020 (TU/e, januari 2011)
Standaard 2: Uitwerking in het beleid
>> 3TU. Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012
(3TU., september 2009)
>> 3TU. Sectorplan Technologie. Uitvoering 2011-2015
(3TU., juli 2011)
>> Blauwdruk TU/e Graduate School (TU/e 7 juli 2011)
>> Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula
(TU Delft, TU/e en Universiteit Twente, 2005)
>> Programmaplan hervorming bacheloropleidingen
(TU/e, 29 september 2011)
>> Toetsbeleid. Contourennota (TU/e, 20 juni 2013)
Standaard 3: Meten van resultaten
>> Advies instellingskwaliteitszorg (TU/e, januari 2008)
>> Beschrijving kwaliteitszorgsysteem. Project 2.2 (TU/e / CCKO,
20 juni 2013)
>> Eindrappportage K&S-project Het ontwikkelen van een
kwaliteitszorgsysteem voor de opleiding Informatica
(TU/e / W&I, november 1998)
>> Kwaliteit en studeerbaarheid. Herziene versie van het
Kwaliteitsmanagementplan (TU/e, 10 september 1996)
>> Kwaliteitszorgcyclus opleidingen. Inventarisatie
(TU/e, 23 maart 2011)
>> Kwaliteitszorgsysteem bacheloropleidingen. Adviezen project
4.1 (TU/e, z.j.)
>> Kwaliteitszorgsysteem bacheloropleidingen. Management­
samenvatting project 4.1 (TU/e, z.j.)
>> Taakopdracht Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs.
Besluit college van bestuur (TU/e, 27 februari 2009)
>> Taakopdracht Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs.
Herziening (TU/e, 5 september 2013)
>> Toetsbeleid. Plan van aanpak implementatie toetsbeleid en
examencommissies conform WHW (TU/e, 4 oktober 2013)
>> Personeelsbeleid wetenschappelijk personeel. Excellent
People Attract Excellent People (TU/e, november 2008)
>> Personeelsbeleid wetenschappelijk personeel 2013 e.v.
Vernieuwing (TU/e, 12 mei 2013)
>> Memo Definitieve besluitvorming start OBP beleidsplan
(TU/e, 4 oktober 2012)
>> Regeling Basiskwalificatie Onderwijs (BKO)
(TU/e, januari 2011)
>> Studeren met een functiebeperking. Beleidsnotitie
(TU/e, juni 2006)
>> Studeren met een functiebeperking. Update beleidsnotitie
(TU/e, oktober 2013)
>> ICT-beleidsplan 2010-2014 (TU/e, 25 november 2010)
>> Masterplan TU/e Science Park (TU/e, mei 2012) en Master-
plan, samenvatting. Van universiteitscampus naar Science
Park (TU/e, augustus 2012)
>> Evaluatie van de implementatie van OntwerpGericht Onder-
wijs (OGO). Projectgroep Academic Competences and Quality
Assurance (ACQA). Concept (TU/e, april 2013)
>> Jaarrapportage Bachelor College academisch jaar 2011-2012
(TU/e, z.j.)
>> Jaarverslagen examencommissies diverse opleidingen
academisch jaar 2010-2011 (TU/e, 2011) en 2011-2012
(TU/e, 2012)
>> Jaarverslagen TU/e 2010 (TU/e, april 2011); 2011 (TU/e april
2012) en 2012 (TU/e, april 2013)
>> Onderwijsjaarverslagen: BSc program Architectural Building
and Planning 2009-2010 (TU/e / B, mei 2011), BSc program
Electrical Engineering 2010-2011 (TU/e / EE, juni 2012),
BSc Industrial Engineering 2011-2012 (TU/e / IE&IS, juli 2013)
>> Opleidingsrapportages ACQA [Academisch Profiel]. Projectgroep Academic Competences and Quality Assurance (ACQA)
[Projectgroep Academische Vorming] (TU/e, 2007-2011)
>> Resultaten Nationale Studenten Enquête 2013 (Studiekeuze123, 5 juni 2013)
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
43
>> Verslag bilateraal overleg college van bestuur met
>> Model OER bacheloropleidingen competentiegericht onder-
afzonderlijke faculteitsbesturen 2012: agenda’s, voortgang
prestatieindicatoren, powerpointpresentaties faculteiten
in Bestuurlijk Overleg, actiepunten (TU/e, juni 2012)
>> Verslag bilateraal overleg college van bestuur met afzonderlijke faculteitsbesturen 2013: agenda’s, voortgang prestatie­
indicatoren, actiepunten (TU/e, juni 2013)
>> Zelfevaluatierapporten: School of Industrial Engineering
2005-2010 (TU/e / IE&IS, januari 2010); Department of
Biomedical Engineering 2011 (TU/e / BMT, april 2012);
bacheloropleiding Bouwkunde 2012 (TU/e / B, juni 2012);
bacheloropleiding Technische Natuurkunde 2013
(TU/e / TN, z.j.)
wijs 2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013), bacheloropleidingen in
afbouw 2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013), bacheloropleidingen
volgens het Bachelor College 2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013),
masteropleidingen 2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013)
>> Overzicht beroepszaken College beroep voor de examens
2008-2012 (TU/e, 9 juli 2013)
>> Reglement TU/e Bachelor College (TU/e, 1 maart 2012)
>> Richtlijn TU/e Bachelor College 2013 (TU/e, 2 mei 2013)
>> Studentenstatuut TU/e. Instellingsdeel 2013-2014
(TU/e, 20 juni 2013)
>> Notitie prestatieafspraken college van bestuur met
>> Antwoorden op vragen auditcommissie: (1) over de functie
faculteiten (TU/e, 7 februari 2013)
>> Instellingskaart 2013. Facultaire prestatie-indicatoren.
Update (TU/e, z.j.)
>> Memo Instructie naleving en rapportage prestatieafspraken
(TU/e, z.j.)
>> Opleidingskaarten voortgang prestatieafspraken afzonderlijke faculteiten (TU/e, z.j.)
>> Voorstel voor prestatieafspraak met OCW (TU/e, mei 2012)
en Aanvulling (TU/e, 31 mei 2012)
(waarnemend) directeur ICT / informatiemanager / CIO, (2)
over ‘pie-charts’ Bachelor College, (3) over het kwaliteits­
systeem: aandachtspunten bij sluiten PDCA-cyclus, (4)
over PDCA-cyclus op instellingsniveau, (5) organogram
t.b.v. uitwerking PDCA-cyclus op instellingsniveau
>> Benchmark Universiteiten Huisvesting (AOS Studley, 2012)
>> Strategic Allocation Model (SAM) (TU/e, 13 mei 2013),
incl. powerpointpresentatie
>> Verslagen vergaderingen Raad van Toezicht d.d. 6 december
2012, 14 februari 2013 en 18 april 2013 (incl. besluitenlijsten)
>> Verslagen Bestuurlijk Overleg d.d. 16 september 2013 en
30 september 2013
>> Verslagen Diensthoofden Overleg d.d. 12 juni en 3 juli 2013
>> Verslagen UR-vergaderingen d.d. 27 mei en 17 juni 2013
>> Verslagen vergadering raad van advies faculteit IE&IS
d.d. 4 oktober 2010 en raad van advies faculteit TN
d.d. 4 oktober 2012
>> Voorbeeld prestatieafspraak college van bestuur en
faculteitsbestuur IE&IS (TU/e / IE&IS, 28 februari 2013)
Standaard 4: Verbeterbeleid
>> Toekomstbestendig en studentgericht bacheloronderwijs
van de TU/e. Eindrapportage van de taskforce Redesign
ba-curriculum en Standpunt college van bestuur (TU/e,
mei 2011)
>> Informatie Expertise Centrum. Zelfevaluatie 2007-2012 en
Strategie 2013-2017 (TU/e / IEC, 11 december 2012)
Standaard 5: Organisatiestructuur
>> Beschrijving organisatie- en overlegstructuur TU/e
(TU/e, 20 juni 2013)
Aanvullende documenten
B. Documenten audit trails
>> Bestuurlijke Agenda 2010 (TU/e, 3 december 2010), 2011
(TU/e, 25 oktober 2010), 2012. Mijlpalen (TU/e, 16 december
2011) en 2013 (TU/e, 4 april 2013); inclusief voortgangs­
rapportages
>> Bestuurs- en beheersreglement TU/e (TU/e, 18 april 2013)
>> Model Examenreglement Examencommissie TU/e 2013-2014
(TU/e, 2 mei 2013)
>> Model Faculteitsreglement TU/e 2010 (TU/e, 17 juni 2010)
Vooraf opgevraagde documentatie
>> Enter (wervingsmagazine Bachelor College) (TU/e, 2013)
>> Leaflets Bachelor College 2014-2015, diverse opleidingen
(TU/e, 2013)
>> Brochure TU/e Graduate School 2014-2015 (TU/e, 2013)
>> Leaflets TU/e Graduate School 2014-2015, Department of
Mechanical Engineering (TU/e, 2013)
44
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
>> Bachelor College. Evaluatie eerste jaar (powerpoint­
>> Gemeenschappelijke regeling faculteitsoverstijgende
presentatie) (TU/e,18 november 2013)
>> Bachelor College. Jaarrapportage academisch jaar
2012-2013 (concept) (TU/e, 2 december 2013)
>> Model OER bacheloropleidingen in afbouw 2013-2014
>> Samenvatting, leeswijzer documentatie Audit trail 2
(TU/e, 22 november 2013)
>> Personeelsbeleid wetenschappelijk personeel. Excellent
People Attract Excellent People (TU/e, november 2008)
>> Personeelsbeleid wetenschappelijk personeel 2013 e.v.
Vernieuwing (TU/e, 12 mei 2013), incl. powerpointpresentatie Uitgangspunten van de vernieuwing WP-beleid.
Het TU/e-model (TU/e, 24 oktober 2013)
>> Regeling Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) (TU/e, januari
2011)
>> Benoemingsbeleid wetenschappelijk personeel faculteit
Wiskunde & Informatica (TU/e / W&I, september 2013)
>> Beloningsbeleid bij de faculteit Wiskunde & Informatica
(TU/e, 18 november 2013)
>> ‘Iedereen BKO’ (TU/e / W&I, 17 mei 2013)
>> Verslagen examencommissie BMT d.d. 30 mei 2013,
13 juni 2013, 29 augustus 2013, 26 september 2013, 31
oktober 2013
>> Verslagen opleidingscommissie BMT d.d. 22 april 2013,
27 mei 2013, 17 juni 2013, 16 september 2013,
21 oktober 2013 (concept)
Documenten ter inzage tijdens locatiebezoek
>> Aandachtspunten bij sluiten PDCA-cyclus (TU/e, z.d.)
onderwijsactiviteiten binnen het Bachelor College (TU/e, z.j.)
(TU/e, 2 mei 2013), bacheloropleidingen volgens het Bachelor
College 2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013), masteropleidingen
2013-2014 (TU/e, 2 mei 2013)
>> OER diverse bachelor- en masteropleidingen faculteiten
Biomedische Technologie en Werktuigbouwkunde 2013-2014
(TU/e, juni/juli 2013)
>> Overgangsmatrix bachelor Werktuigbouwkunde
>> Programmaplan hervorming bacheloropleidingen
(TU/e, 29 september 2011)
>> Reglement TU/e Bachelor College (TU/e, 1 maart 2012)
>> Richtlijn TU/e Bachelor College 2013 (TU/e, 2 mei 2013)
>> Blauwdruk TU/e Graduate School (TU/e 7 juli 2011)
>> Samenvatting Filosofie Graduate School: The Graduate
School Philosophy (TU/e, z.j.)
>> Visie- en adviesrapport van de Task Force Graduate School
(TU/e, 28 juni 2013), incl. Oplegnotitie
>> Model Examenreglement Examencommissie TU/e 2013-2014
(TU/e, 2 mei 2013)
>> Examenreglement Examencommissie TU/e 2013-2014:
faculteit Biomedische Technologie, faculteit Werktuigbouwkunde
>> Model Faculteitsreglement TU/e 2010 (TU/e, 17 juni 2010)
>> Faculteitsreglement faculteit Biomedische Technologie
(TU/e, 10 januari 2013)
>> Studentenstatuut TU/e. Instellingsdeel 2013-2014
(TU/e, 20 juni 2013)
>> Onderwijsjaarverslagen bachelor en masters faculteit
Werktuigbouwkunde 2011-2012 (TU/e, mei resp. juni 2013)
>> Onderwijsjaarverslag faculteit Biomedische Technologie
2011-2012 (TU/e, z.d.)
>> Opleidingskaart faculteit Biomedische Technologie en
faculteit Werktuigbouwkunde, voorjaar 2013
>> Taakopdracht Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs.
Herziening (TU/e, 5 september 2013)
>> Notitie prestatieafspraken college van bestuur met
faculteiten (TU/e, 7 februari 2013)
>> Verslagen bilateraal overleg college van bestuur met
faculteitsbestuur Bouwkunde d.d. 29 mei 2013 en Wiskunde
& Informatica d.d. 19 augustus 2013: agenda’s, voortgang
prestatieindicatoren, actiepunten
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
45
Bijlage 4
Lijst met
afkortingen
AAT
Advanced Academic Teaching-programma
ACQA
Academic Competences and Quality Assurance
ALSP
Amandus Lundqvist Scholarship Program
B
faculteit Bouwkunde
BSc
Bachelor of Science
BI-tool
Business Intelligence Tool
BKO
Basiskwalificatie Onderwijs
BMT
faculteit Biomedische Technologie
BSA
Bindend Studieadvies
CCKO
Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs
EC
European Credit point
EE
faculteit Electrical Engineering
FES
Fonds Economische Structuurversterking
fte
fulltime equivalent
hbo
hoger beroepsonderwijs
ID
faculteit Industrial Design
IE&IS
faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences
KNAW
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
MSc
Master of Science
NSE
Nationale Studentenenqête
NVAO
Nederlands-Vlaamse AccreditatieOrganisatie
OBP
Ondersteunend en Beheers Personeel
OCW
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OER
Onderwijs- en Examenreglement
OMTOnderwijsmanagementteam
PDCA
Plan, Do, Check, Act
PUC
Pre University College
SAM
Strategic Allocation Model
ST
faculteit Scheikundige Technologie
STU
Onderwijs en Studentenservice Centrum
TN
faculteit Technische Natuurkunde
TU/e
Technische Universiteit Eindhoven
URUniversiteitsraad
USE
User, Society & Enterprise-vakken
W
faculteit Werktuigbouwkunde
WHW
Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
W&I
faculteit Wiskunde & Informatica
WP
Wetenschappelijk Personeel
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
47
48
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
49
Colofon
12 februari 2014
Het adviesrapport is tot stand gekomen in opdracht
van de NVAO met het oog op de beoordeling van de
aanvraag voor de instellingstoets kwaliteitszorg van
de Technische Universiteit Eindhoven.
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
Parkstraat 28 ⁄ 2514 J K Den Haag
Postbus 85498 ⁄ 2508 CD Den Haag
Nederland
T +31 (0)70 312 23 00
F +31 (0)70 312 23 01
E [email protected]
www.nvao.net
Aanvraagnummer 000781
50
NVAO Adviesrapport Technische Universiteit Eindhoven
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
Parkstraat 28 / 2514 JK Den Haag
Postbus 85498 / 2508 CD Den Haag
Nederland
T +31 (0)70 312 23 00
F +31 (0)70 312 23 01
[email protected]
www.nvao.net