Wijziging Arbeidsomstandighedenbesluit

Wijziging
Arbeidsomstandighedenbesluit
Quick scan naar gevolgen voor de
nalevingskosten van bedrijven van een
verlaging van de asbestgrenswaarden
Michiel Linssen
Zoetermeer , 28 januari 2014
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of
teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan
mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke
vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na
schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or
text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned.
No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means,
or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia
does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
1.1
1.2
Achtergrond
Aanleiding voor het onderzoek
5
5
2
Doel, afbakening en aanpak van het onderzoek
7
2.2
2.1
Afbakening van- en uitgangspunten bij het onderzoek
Onderzoeksaanpak van de quick scan
7
9
3
Onderzoeksuitkomsten
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Betrokken partijen en werkzaamheden
Gevolgen aanscherping grenswaarden
Raming van de huidige nalevingskosten
Raming van de nalevingskosten na wijziging van het Arbobesluit
Samenvatting van de uitkomsten
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
11
11
12
13
15
17
19
Gehanteerde aantallen en frequenties
Literatuur en geraadpleegde websites
Lijst van deelnemers aan de discussiebijeenkomst
19
20
21
3
1
Inleiding
Het ministerie van SZW, Directie Gezond en Veilig Werken, heeft Panteia de opdracht
gegeven voor de uitvoering van een beknopt onderzoek om de gevolgen voor de
nalevingskosten van bedrijven in kaart te brengen, van de voorgenomen verlaging van
de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest. Dit rapport bevat de
resultaten van het onderzoek.
1.1
Achtergrond
Asbest is een verzamelnaam voor natuurlijke mineralen die bestaan uit microscopisch
kleine, naaldachtige vezels. In Nederland is de verkoop, het gebruik en bewerken
(zagen, boren, schuren of slopen) van asbest vanaf 1 juli 1993 verbode n vanwege de
gevaren voor de gezondheid. De meest toegepaste soorten zijn wit asbest (chrysotiel),
blauw asbest (crocidoliet) en bruin asbest (amosiet). Naar schatting 80% van alle
asbest is toegepast in de bouw en verreweg het meeste in de vorm van
asbestcementproducten. Ongeveer 70% van de asbestcement golfplaten zijn
toegepast in de agrarische sector. Buiten de bouw is asbest toegepast in
remvoeringen en koppelingsplaten van auto’s, in treinen, schepen, procesinstallaties,
gas- en waterleidingbuizen, wegen, plantenbakken en diverse consumentenproducten.
Blootstelling aan asbestvezels kan leiden tot levensgevaarlijke ziekten. Asbest vormt
pas een risico als asbestvezels vrij kunnen komen. Bijvoorbeeld bij de verwijdering
ervan. Wie een gebouw van voor 1994 gaat verbouwen of slopen, moet asbest laten
inventariseren door een gecertificeerd bedrijf en dit laten verwijderen als het een
gevaar oplevert voor de omgeving.
Aan het werken met asbest zijn grote gevaren verbonden. Ondanks het verbod op het
gebruik van asbest komt er voorlopig nog geen einde aan de risico's op blootstelling.
De blootstellingsgrenzen worden zelfs verscherpt. Langdurige blootstelling aan asbest
kan leiden tot asbestose, een vorm van ‘stoflongen’. Afhankelijk van d e mate en duur
van blootstelling aan asbest kan deze ziekte consequenties hebben voor de
levensverwachting. Vanwege de duurzaamheid van ingeademde asbestvezels in de
longen, kunnen zich 10 tot 60 jaar na inademing van asbestvezels zeer ernstige
longziekten openbaren, zoals longkanker en mesothelioom, een vorm van kanker van
het long- of buikvlies.
1.2
Aanleiding voor het onderzoek
De grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest zouden moeten worden
verlaagd, zo adviseerde de Gezondheidsraad in 2010. Het ministerie van SZW heeft
een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in voorbereiding om de verlaging
van deze grenswaarden in 2014 te realiseren.
Zowel de SER als Ascert adviseerden in 2011 en 2012 positief over de invoering van
de lagere grenswaarden. Op basis hiervan is in oktober 2012 een ontwerpbesluit
voorgelegd aan de Raad van State. Bij het opstellen van het ontwerpbesluit zijn de
gevolgen voor de nalevingskosten voor bedrijven niet in beeld gebracht omdat er
weinig consequenties voor de praktijk werden verwacht.
Bij het uitwerken van de verlaagde grenswaarden in certificatieschema’s en NEN normen in 2012 en 2013 bleek dat er alsnog veel vragen opkwamen over de
5
haalbaarheid van het werken onder de nieuwe grenswaarden. Deze vragen zijn door
het ministerie voorgelegd aan TNO, die in haar onderzoek 1 o.a. het volgende
concludeert:

Tijdens asbestsaneringen met een hoog risico (ca. 10% van alle asbestsaneringen)
worden zeer hoge asbestconcentraties in het containment aangetroffen, waarbij
(afhankelijk van de werkwijze) ook de huidige grenswaarden lijken te worden
overschreden. Bij de werkzaamheden wordt adembescherming gebruikt, de exacte
blootstelling is daarom niet bekend, wel de concentraties in het containment.

In deze gevallen is er een zeer forse inspanning van de asbestsaneerder nodig om aan
de nieuwe grenswaarden te kunnen voldoen. De asbestbranche zal moeten nagaan in
hoeverre met andere technieken gewerkt zou moeten gaan worden.

Bij het verwijderen van amosietboard en spuitasbest2 is het nog onzeker of de nieuwe
toegelaten grenswaarde daadwerkelijk gehaald kan worden (een combinatie van
beschermingsmaatregelen zou de grenswaarde kunnen benaderen maar de hierbij
gehanteerde beschermingsfactoren bevatten teveel onzekerheden om dit met zekerheid
te kunnen stellen.)

Er is een intensief programma nodig gericht op juist gebruik van
ademhalingsbescherming (fittesten, training).

Bij saneringen van chrysotiel asbest in risicoklasse 1 en 2 zijn over het algemeen minder
problemen te verwachten en wordt de huidige gehanteerde werkwijze in de meeste
gevallen toepasbaar geacht.
Een en ander betekent voor de asbestsaneerder waarschijnlijk, dat bij het werken
onder de nieuwe, verlaagde grenswaarden voor de blootstelling aan as best, in een
aantal situaties meer preventieve en beschermende maatregelen genomen moeten
worden. Dit brengt met zich mee dat, vrijwel zeker bij saneringen in risicoklasse 3, de
nalevingskosten voor bedrijven vanuit het gewijzigde Arbeidsomstandighedenbesl uit
zullen toenemen en daarmee dus ook de kosten voor het uitvoeren van een
asbestsanering.
Dit onderzoek geeft een beeld van de kosten van verschillende typen
asbestsaneringen in risicoklasse 3 en het effect op deze kosten van de aanscherping
van de grenswaarden voor de blootstelling aan asbest.
1
Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens saneringswerkzaamheden (concept 4), TNO, 11 november
2013.
2
Zoals: niet-hechtgebonden leidingisolatie, niet-hechtgebonden amosiethoudende beplating.
6
2
2.1
Doel, afbakening en aanpak van het
onderzoek
Onderzoeksdoel
Het doel van het onderzoek is om de gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven
te kwantificeren, van de voorgenomen verlaging van de grenswaarden voor de
beroepsmatige blootstelling aan asbest in het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Het gaat hierbij om de meerkosten die bedrijven moeten maken ten opzichte van de
bestaande praktijk, als gevolg van de wijzigingen in:

het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikelen: 4.44, 4.46, 4.47, 4.48, 4.51a, 4.53a,
4.54);

de certificatieschema’s SC 530 en SC 540 (nog niet gewijzigd); en

de NEN 2990: 2012 ten behoeve van de eindcontrole.
In het onderzoek worden de nalevingskosten voor bedrijven gekwantificeerd zoals die
ontstaan bij het uitvoeren van asbestsaneringen onder het gewijzigde
Arbeidsomstandighedenbesluit. Van deze nalevingskosten moet worden vastgesteld
wat de meerkosten zijn ten opzichte van het werken onder de huidige regelgeving.
2.2
Afbakening van- en uitgangspunten bij het onderzoek
V e r la g in g gr en swa a r den b e ro e psm a t ig e b l oot st e l l in g a a n a s b es t
Onder de huidige regelgeving zijn de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling
aan asbest per risicoklasse als volgt:

Klasse 1: emissie tot maximaal 10.000 asbestvezels per m³ (geen
beschermingsmaatregelen);

Klasse 2: emissie tot maximaal 1 miljoen asbestvezels per m³ (standaard
saneringsmethode);

Klasse 3: emissie > 1 miljoen asbestvezels per m³ (extra maatregelen tijdens de
sanering; extra eindcontrole buiten containment).
Een en ander berekend over een referentieperiode van 8 uur per dag.
In het wijzigingsvoorstel van het Arbobesluit is opgenomen dat de aangescherpte
grenswaarden maximaal worden:

2.000 chrysotielvezels per m³ lucht;

300 amfiboolvezels per m³ lucht,
berekend over een tijd gewogen gemiddelde van 8 uur per dag.
De verlaging van de grenswaarden betekent in een aantal gevallen dat werkprocessen
moeten worden aangepast. Vooral bij hoog-risico saneringen 3 moeten maatregelen
worden genomen ter voorkoming van het vrijkomen van hoge concentraties asbest bij
sloopwerkzaamheden van asbesttoepassingen. Na saneringen in risicoklasse 3 zal er
een meer geavanceerde vorm van eindcontrole moeten plaatsvinden.
In tegenstelling tot de huidige grenswaarden, gaan de aangescherpte gre nswaarden
gelden voor zowel de Milieuwetgeving als de Arbowetgeving. Dit onderzoek is beperkt
tot de gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven vanuit de Arbowetgeving.
3
Een hoog-risico sanering is een asbestsanering die is ingedeeld in risicoklasse 3, met daarop de volgende
uitzonderingen: verwijdering van kleine (< 1m2) losliggende oppervlakken onbeschadigd board waarvoor geen
bewerkingen nodig zijn; kleinschalige verwijdering van chrysotiel-koord (gering verspreidingsrisico). Bron: NEN
2990:2012.
7
E ff ec te n op d e na le v ingsk os te n vo or b e dr i j ve n
De te kwantificeren effecten op de nalevingskosten als gevolg van de voorgenomen
wijziging van het Arbobesluit bestaan uit:

Extra kosten die bedrijven moeten maken om tijdens het werken te garanderen dat
werknemers geen lucht inademen met concentraties hoger dan de verlaagde
grenswaarde.

Extra kosten die bedrijven moeten maken doordat een groter aantal saneringen bij de
eindmeting in eerste instantie zal worden afgekeurd, in ieder geval in de eerste periode
na invoer van de lagere grenswaarden. In deze gevallen zal er aanvullend moeten
worden schoongemaakt en getest.

Extra kosten als gevolg van een duurdere methode van eindmeting (risicoklasse 3),
nodig om te kunnen toetsen aan de nieuwe grenswaarde.
Bij de laatste post wordt uitgegaan van de keuzes gemaakt in de aangepaste norm NEN
2990. In de norm NEN 2990, versie 2012, zijn elementen opgenomen die specifiek
betrekking hebben op de nieuwe asbestgrenswaarden en de meetmethoden bij de
eindcontrole hiervoor. Dit laatste komt vooral voor bij hoog-risico saneringen, waarna
gecontroleerd wordt door middel van scanning elektronenmicroscopie in combinatie
met Röntgen micro analyse (SEM/RMA) van kleefmonsters en luchtmonsters. De
betreffende normelementen treden in werking zodra de nieuwe asbestgrenswaarden
van kracht zijn (in de loop van 2014). Om onderscheid te maken met normelementen
die nog niet van kracht zijn, zijn deze normelementen in de NEN 2990:2012
aangegeven met een ‘*’. Vanuit deze aangepaste norm zijn alleen de extra effecten van de
onderdelen gemerkt met een ‘*’ betrokken in dit onderzoek. Dit zijn de ‘hoog-risico
saneringen’.
Voor de huidige praktijk waarbinnen de asbestsaneerders werkzaam zijn, zi jn naast de
eerder genoemde NEN 2990:2012, de certificatieschema’s SC 530 4 en SC 540 5
relevant. De aanpassingen om in deze schema’s de lagere grenswaarden te
implementeren zijn nog niet gedaan. Er is op voorhand geen concrete beschrijving te
maken van de extra uit te voeren werkzaamheden. Dit onderzoek betr eft een ex ante
onderzoek, waarbij op basis van interviews met bedrijven de extra werkzaamheden en
de hieruit voorvloeiende extra kosten in kaart zijn gebracht.
Er wordt verondersteld dat de nalevingskosten voor bedrijven vooral zullen
toenemen bij hoog-risico saneringen, risicoklasse 3, en in mindere mate bij
saneringen in risicoklasse 2. In dit onderzoek worden de werkzaamheden
betrokken ten behoeve van asbestsaneringen in risicoklassen 2 en 3 en de daarna
uitgevoerde eindcontroles.
De invoering van de verlaagde grenswaarden kan op termijn ook leiden tot een
verlaging van de nalevingskosten. De veronderstelling is dat het na een periode
van gewenning aan de nieuwe grenswaarden, minder vaak voor zal komen dat na
een asbestsanering zal blijken dat er nog steeds asbest aanwezig is en dat er dus
4
Bijlage XIIIb behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het
Procescertificaat Asbestverwijdering. Certificatieschema voor het verwijderen van asbest, asbesthoudende
producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen voorafgaand aan sloop,
renovatie of onderhoud in bouwwerken en objecten en na een incident.
5
Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het
Procescertificaat Asbestinventarisatie. Certificatieschema voor de inventarisatie van aanwezige asbest,
asbesthoudende producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen in een
bouwwerk of object voorafgaand aan het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken en/of objecten; het
verwijderen van asbest; het opruimen van asbest na een incident vast te leggen in een
asbestinventarisatierapport inclusief risicoklassificaties.
8
opnieuw gesaneerd zal moeten worden. Deze veronderstelling is in het onderzoek
getoetst.
R e ik w i jd t e va n h et o nde r z oek o ve r d e k et en s
Bij de verwijdering van asbest worden doorgaans drie ketens onderscheiden, te
weten:
1. Bouwwerken (sloop van gebouwen);
2. Objecten (sloop van schepen, vliegtuigen, leidingen, verwarmingsketels, etc.);
3. Asbestwegen (verwijdering van asbestverhardingen uit wegen).
Dit onderzoek is toegespitst op de eerste keten, het verwijde ren van asbest uit
gebouwen en bouwwerken. De reden hiervoor is dat veruit de meeste asbest is
verwerkt in bouwwerken en dat de meeste sloopwerkzaamheden dan ook voortvloeien
uit de eerste keten.
2.1
Onderzoeksaanpak van de quick scan
Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een quick scan. Daarin zijn de negen
onderzoeksstappen vanuit het door de Regiegroep Regeldruk voorgeschreven
Standaard Meetmodel Inhoudelijke Nalevingskosten 6 gecomprimeerd tot de hieronder
beschreven onderzoeksstappen.
S ta p 1 : De sk r es ea rch
In deze stap is nagegaan welke doelgroepen te maken krijgen met de effecten van de
verlaging van de asbestgrenswaarden en is vastgesteld welke inhoudelijke
nalevingsverplichtingen deze doelgroepen hebben waarbij een effect op de
nalevingskosten gaat optreden.
De ontvangen documenten (TNO-rapport, concept wijziging Arbo-besluit), de
certificatieschema’s SC 530 en SC 540 en de NEN 2990:2012 zijn doorgenomen. De
huidige verplichtingen voor bedrijven vanuit de voor dit onderzoek relevante
regelgeving zijn in kaart gebracht. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre de
uitvoering van de verplichtingen wordt verzwaard c.q. in hoeverre het waarschijnlijk is
dat de uitvoering hogere kosten met zich zal meebrengen na wijziging van de
regelgeving. Ook is bij de Inspectie SZW en TNO nagegaan hoeveel asbestsaneringen
jaarlijks worden uitgevoerd die met deze wetswijziging te maken krijgen en in welke
risicoklassen deze asbestsaneringen vallen.
S ta p 2 : D is cus s ie b i je enk oms t me t d esk u nd i ge n
Verschillende bij asbestsanering betrokken partijen zullen door de verlaging van de
asbestgrenswaarden te maken krijgen met veranderingen in de nalevingskosten. Om
de consequenties hiervan in kaart te brengen is een discussiebijeenkomst gehouden
met 6 vertegenwoordigers van de asbestsaneerders, de laboratoria, advies -,
opleidings- en onderzoekbureaus en TNO. Voorbereidend is gesproken met SZW en
vertegenwoordigers van de sloopaannemers en de laboratoria.
Deze discussiebijeenkomst heeft een goed beeld opgeleverd van de uitvoering van de
werkzaamheden in de praktijk en de effecten van de aangescherpte grenswaarden
daarop. Daarnaast zijn in deze bijeenkomst 6 casussen behandeld om goed zicht te
geven op de specifieke effecten op onderdelen van de kosten van asbestsanering en
6
Standaard Meetmodel Inhoudelijke Nalevingskosten ten behoeve van het meten van inhoudelijke
nalevingskosten bestaande wet- en regelgeving. Handleiding en stappenplan. Regiegroep Regeldruk, Den Haag,
november 2008. Dit meetmodel en de handleiding voor het gebruik hiervan zijn indertijd door Panteia/EIM
ontwikkeld.
9
eindcontroles daarop. 4 casussen hadden betrekking op asbestsanering en 2 op de
eindcontroles.
S ta p 3 : Va s ts te l l en va n d e v oo r l op i ge na l ev in gsk os te n
De uitkomsten van de deskresearch en de discussiebijeenkomst zijn gebruikt om zicht
te krijgen op- en ramingen te maken van de nalevingskosten in de huidige situatie en
na de invoering van de verlaagde grenswaarden. Alle deelnemers aan de
discussiebijeenkomst zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar te leveren op het
conceptrapport en de geraamde uitkomsten.
De deelnemers aan de discussiebijeenkomst hebben Panteia in de gelegenheid
gesteld, door middel van hun commentaar en input, om de gevolgen voor de
nalevingskosten voor bedrijven van de verlaging van de asbestgrenswaarden te
ramen. Panteia is verantwoordelijk voor deze ramingen.
S ta p 4 : O ps te l l en ( co nce p t) ei nd ra pp o rt
Op basis van de hierboven omschreven werkwijze is een concept eindrapport
opgesteld. Dit concept is na verwerking van commentaar van de deelnemers aan de
discussiebijeenkomst en de opdrachtgever omgezet in een eindrapport.
10
3
3.1
Onderzoeksuitkomsten
Betrokken partijen en werkzaamheden
Voor de beeldvorming wordt in deze paragraaf beknopt beschreven welke partijen
(typen bedrijven) betrokken zijn bij asbestsaneringen. Daarnaast is kort aangegeven
welke gevolgen deze partijen zullen ondervinden van de voorgenomen wijzigingen van
het Arbobesluit.
O p dra cht g ev er / G e bo uw e i ge na r en
Gebouweigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van hun
bouwwerk/vastgoed. Zij zijn veelal de opdrachtgever van een asbestsanering of
leggen veel van de werkzaamheden bij een derde neer (aannemer, architect of andere
partijen betrokken bij het bouwproces.) In het Landelijk Asbestvolgsysteem geeft de
opdrachtgever een locatie op waarin vermoedelijk asbest aanwezig is. De
opdrachtgever geeft het gecertificeerde inventarisatiebureau opdracht om een
inventarisatie uit te voeren. De opdrachtgever stelt alle relevante informatie ter
beschikking aan het inventarisatiebureau. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor
het doen van de sloopmelding aan het bevoegd gezag. Deze sloopmelding wordt via
het Omgevingsloket online (OLO) gedaan. Aan deze melding dient een volledig
asbestinventarisatierapport type A te worden toegevoegd.
De gebouweigenaar blijft altijd verantwoordelijk voor het proces ook al heeft hij de
werkzaamheden aan een derde gedelegeerd. Wanneer de kosten van een
asbestsanering toenemen als gevolg van de lagere grenswaarden voor de blootstelling
aan asbest, wordt de gebouweigenaar/opdrachtgever met deze hogere kosten
geconfronteerd.
G e ce rt i f ic ee r d As b es t inv en ta r isa t i e be d r i jf (S C 5 4 0)
Het asbestinventarisatiebedrijf voert een asbestinventarisatie uit in opdracht van de
eigenaar van een gebouw voordat eventuele asbestverwijdering mag plaatsvinden. Het
asbestinventarisatiebedrijf neemt monsters, die worden onderzocht in een daartoe
erkend laboratorium. In het asbestinventarisatierapport wordt aangegeven in welke
risicoklasse de voorgenomen werkzaamheden vallen. Het inventarisatiebureau voert
na de asbestinventarisatie de informatie over de vastgestelde asbestbronnen in, in het
Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). De bronnen zijn voorzien van een risicoklasse (1,
2 of 3) op basis van de StoffenManager Asbest risico-indelingstechniek (SMA-rt).
De indeling in de risicoklassen heeft gevolgen voor de te nemen
beschermingsmaatregelen door het asbestverwijderingsbedrijf en dus voor de kosten
van de verwijdering. De kosten van de asbestinventarisatie zelf zullen waarschijnlijk
niet wijzigen als gevolg van de wijziging van het Arbobesluit. Dit is afhankelijk van de
vernieuwde SC540, die nog niet gereed is.
G e ce rt i f ic ee r d As b es tv er w i j de r in gs b ed r i jf (S C 5 3 0)
Als de sloopmelding is gedaan kan het asbestverwijderingsbedrijf na vier weken
starten met de sanering (of 5 dagen wanneer de werkzaamheden tot onnodige
leegstand zouden leiden). Het asbestverwijderingsbedrijf verwijdert het asbest in
opdracht van de eigenaar van een gebouw (conform SC 530). Hiervoor heeft het
bedrijf het asbestinventarisatierapport en de gegevens van de sloopvergunning
ontvangen van de eigenaar. Het asbestverwijderingsbedrijf treft de voorgeschreven
beschermende maatregelen voor de medewerkers, de directe omgeving en het milieu.
Het asbestverwijderingsbedrijf zorgt ervoor dat het asbesthoudende sloopafval op de
juiste wijze wordt verpakt. In de meeste gevallen zal het asbestverwijderingsbedrijf
11
ook het transport van het afval naar de stortplaats regelen. Het bedrijf kan dit
transport zelf uitvoeren (indien VIHB-erkend) of door een erkend transportbedrijf
laten verzorgen. Als het werk is afgerond vermeld het verwijderingsbedrijf dat in het
LAVS.
Het asbestverwijderingsbedrijf verzorgt, c.q. zou moeten zorgen voor het
opleveringsrapport na uitvoering van de asbestverwijdering. Het opleveringsrapport
bevat tevens het rapport van de eindcontrole / eindmeting van het laboratorium en
het stortbewijs van het afval.
Wanneer de eindcontrole door het laboratorium van de gesaneerde locatie uitwijst dat
er nog resten asbest aanwezig zijn, zal het asbestverwijderingsbedrijf deze resten
alsnog moeten verwijderen.
G ea cc re d it e e rd la b ora to r iu m / ins p ect i e - ins t el l in g (N EN 2 99 0)
Het laboratorium analyseert de monsters die door het asbestinventarisatiebedrijf zijn
genomen en rapporteert de uitkomsten hiervan aan het asbestinventarisatiebedrijf ten
behoeve van het asbestinventarisatierapport.
Na de asbestverwijdering voert het laboratorium in opdracht van de eigenaar van een
gebouw een eindcontrole uit 7. De eindcontrole omvat ook het nemen van monsters en
analyseren daarvan. Wanneer de asbest is verwijderd (conform SC 530) en de
uitkomsten van de analyses binnen de normen vallen, dan geeft het laboratorium het
werk vrij en stelt het een rapport op van de eindmeting (conform SC 540).
De kosten van het analyseren van monsters zullen toenemen doordat een meer
geavanceerde methode moet worden gebruikt om de lagere toegestane concentraties
asbestvezels te kunnen meten. In dit onderzoek zijn de laboratoriumkosten
opgenomen onder de kosten van de eindcontroles.
3.2
Gevolgen aanscherping grenswaarden
G ev o lg en va n de a a n sch e rp i ng va n d e g re ns wa a rd en v oo r
a s b es tv er w i jd e r in gs be dr i j v en
TNO 8 geeft aan dat zorgvuldiger werken tijdens saneringen een goede en effectieve
manier is om emissie en verspreiding van asbestvezels te voorkomen of op zijn minst
te reduceren. Dat betekent dat saneringen meer tijd gaan kosten en daarmee duurder
worden.
Naast zorgvuldiger werken geeft TNO aan dat meer bronmaatregelen genomen moeten
worden zoals het bevochtigen van de oppervlakte en het zoveel mogelijk vermijden
van breuk en van bewerkingen waarbij het asbesthoudende materiaal wordt
beschadigd.
Daar waar gewerkt dient te worden met adembeschermingsmiddelen geeft TNO aan
dat de doorgaans gebruikte apparatuur en maskers waarschijnlijk wel een afdoende
bescherming bieden, mits de dragers zich meer bewust worden van het grote belang
van het naleven van de voorschriften hierbij. De maskers moeten goed passen,
moeten juist worden opgezet en liefst op een gladgeschoren gezicht worden gedragen.
Resumerend is de conclusie uit het onderzoek van TNO voor saneringen in risicoklasse
2 dat waarschijnlijk aan de nieuwe grenswaarden kan worden voldaan door zorgvuldig
te werken, het toepassen van bronmaatregelen en het juist gebruiken van
adembeschermingsmiddelen.
7
In de huidige praktijk is de asbestverwijderaar doorgaans de opdrachtgever.
TNO-rapport: Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens saneringswerkzaamheden (concept 4), van
11 november 2013
8
12
Voor sanering in risicoklasse 3 kan de lagere grenswaarde alleen worden gehaald
onder de voorwaarden dat maximaal wordt ingezet op zorgvuldig werken én
emissiereductie. Tevens moeten adembeschermingsmiddelen worden gebruikt met een
hoge protectiefactor en dienen de saneerders deze beschermingsmiddelen op de juiste
wijze te kunnen en willen gebruiken. De huidige adembeschermingsmiddelen hebben
al een hoge protectiefactor. Op dit punt is geen echte verbetering mogelijk, anders
dan het al eerder genoemde juiste gebruik van deze middelen. Daarnaast zou
eventueel de tijd dat saneerders worden blootgesteld aan besmette lucht beperkt
kunnen worden.
G ev o lg en va n de a a n sch e rp i ng va n d e g re ns wa a rd en v oo r la bo ra to r ia
( e i nd con t ro l e)
In de nieuwe norm NEN 2990: 2012 wordt onderscheid gemaakt tussen een beperkt risico-sanering en een hoog-risico-sanering, gebaseerd op de nieuwe grenswaarden.
De eindcontrole na een beperkt-risico sanering bestaat uit een visuele inspectie
gevolgd door een eindmeting met fase-contrast lichtmicroscopie (FCM).
Voor een hoog-risico sanering geldt dat de visuele inspectie wordt aangevuld met het
nemen van kleefmonsters die worden geanalyseerd met behulp van SEM/RMA.
Hierdoor worden ook de fijne vezels, die niet met het blote oog zichtbaar zijn,
gedetecteerd. Tevens worden enkele luchtmonsters genomen die eveneens worden
geanalyseerd met behulp van SEM/RMA, waardoor ook lagere concentratieniveaus van
asbestvezels kunnen worden gemeten.
De eindcontrole voor hoog-risico saneringen is gekoppeld aan de nieuwe
grenswaarden. Deze dient te worden toegepast zodra de nieuwe grenswaarden
definitief in werking zijn getreden. Alle hoog-risico saneringen worden op deze manier
getoetst aan de nieuwe grenswaarden.
Waar mogelijk, worden in de volgende paragrafen de genoemde effecten
gekwantificeerd.
3.3
Raming van de huidige nalevingskosten
In 2012 werden er in Nederland ruim 53.000 asbestsaneringen gemeld aan de
Inspectie SZW. Bij deze meldingen mag ervan worden uitgegaan dat het hier ook gaat
om daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. TNO geeft als schatting aan dat het
totale aantal saneringswerkzaamheden uit 2012 (n = 53.110) als volgt over de
risicoklassen verdeeld zou kunnen worden:

Risicoklasse 1, 30% (n = 15.933)

Risicoklasse 2, 60% (n = 31.866)

Risicoklasse 3, 10% (n = 5.311)
De geraadpleegde deskundigen zijn het erover eens dat de voorgenomen verlaging
van de grenswaarden nauwelijks tot geen directe gevolgen zal hebben voor de
uitvoering van de werkzaamheden in de risicoklassen 1 en 2. Bij de ramingen van de
gevolgen voor de nalevingskosten beperken wij ons dan ook tot de
saneringswerkzaamheden in risicoklasse 3 en de daarbij behorende eindcontroles.
Uitgaande van 10% van het totaal aantal saneringen, gaat het dus om 5.300
saneringen met gevolgen voor de nalevingskosten.
Er zijn geen betrouwbare omzetgegevens beschikbaar op macroniv eau met betrekking
tot asbestsaneringen en de daarop volgende eindcontroles. Om een goede raming van
13
de huidige kosten voor de betreffende werkzaamheden te maken, zijn wij gestart met
een bottom-up benadering om een omzetraming van de werkzaamheden in
risicoklasse 3 te maken. Aan de hand van een viertal typische voorbeelden van
saneringswerkzaamheden en 2 typische voorbeelden voor eindcontroles zijn de kosten
voor bedrijven in kaart gebracht. Deze voorbeelden, afkomstig uit de branche, zijn
besproken met vertegenwoordigers vanuit de betrokken bedrijven en andere
deskundigen. Aangenomen is dat 70% van de saneringswerkzaamheden in risicoklasse
3 worden afgedekt door voorbeeld 1. De overige voorbeelden staan ieder model voor
10% van de saneringen in risicoklasse 3. In de discussiebijeenkomst zijn de
voorbeelden van werkzaamheden verder uitgewerkt en aangepast tot goede
bouwstenen voor de bottom-up raming van de kosten. In tabel 3.1 zijn de huidige
nalevingskosten van bedrijven opgenomen.
tabel 3.1
Raming huidige nalevingskosten bedrijven saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3
Aantal
Typische saneringswerkzaamheden in
risicoklasse 3
Sanering gelijmd vinylzeil op beton tot 20m² (in
Kosten per
saneringen
sanering
(2012)
Totale kosten
op jaarbasis
€ 1.930
€ 7.160.300
€ 349
€ 1.292.935
containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 1
Verwijdering van 20m² amosietboard (in
€ 2.279
3.710
€ 8.453.235
€ 3.625
€ 1.921.250
€ 577
€ 305.810
containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 2
Verwijdering amosietboard (groter project, in
€ 4.202
530
€ 2.227.060
€ 30.635
€ 16.236.550
€ 577
€ 305.810
containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 3
Verwijdering asbesthoudend plafond uit
€ 31.212
530
€ 16.542.360
€ 6.631
€ 3.514.430
€ 577
€ 305.810
schoolgebouw (in containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 4
€ 7.208
Totaal alle risicoklasse 3 saneringen
530
5.300
€ 3.820.240
€ 31.042.895
Bron: Panteia, 2014
Uitgaande van 5.300 saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3, bedragen de
huidige nalevingskosten voor bedrijven ruim 31 miljoen euro.
14
3.4
Raming van de nalevingskosten na wijziging van het
Arbobesluit
E ff ec te n v e r la g i ng g r ens wa a rd en o p d e na l ev i ng sk ost en v oo r b ed r i jv en
Samenvattend heeft de voorgenomen wijziging van het Arbobesluit de volgende
effecten op de nalevingskosten van bedrijven.
Mogelijke extra kosten:

Extra kosten die bedrijven moeten maken om tijdens het werken te garanderen dat
werknemers geen lucht inademen met concentraties hoger dan de verlaagde
grenswaarde (zorgvuldiger werken, meer bronmaatregelen, beter gebruik van
adembeschermingsmiddelen). In hoeverre meer geavanceerdere werkwijzen dan tot nu
toe gebruikelijk een meerwaarde kunnen zijn om veiliger te werken bij risicoklasse 3
saneringen is in de discussiebijeenkomst niet aan de orde geweest. De deelnemers
gaven aan dat een en ander pas besproken zou kunnen worden wanneer er goed zicht is
op de benodigde investeringen om nieuwe werkwijzen te kunnen toepassen.

Extra kosten die bedrijven moeten maken doordat een groter aantal saneringen bij de
eindmeting in eerste instantie zal worden afgekeurd, in ieder geval in de eerste periode
na invoer van de lagere grenswaarden. In deze gevallen zal er aanvullend moeten
worden schoongemaakt en getest. In de discussie wordt ervan uitgegaan dat dit slechts
een tijdelijk effect zal zijn. Verwacht wordt dat asbestsaneerders over het algemeen juist
zorgvuldiger gaan werken waardoor op termijn minder wordt afgekeurd en de kosten van
(eenvoudige, risicoklasse 1 en 2) saneringen zullen dalen.

Extra kosten als gevolg van een duurdere methode van eindmeting, nodig om te kunnen
toetsen aan de nieuwe grenswaarde.
Mogelijke baten:

Door zorgvuldiger te werken worden minder fouten gemaakt, waardoor er minder werk
zal worden afgekeurd. Op dit moment zijn er nog veel saneringsklussen waarbij
saneringen, die in eerdere jaren werden uitgevoerd, moeten worden overgedaan.

Voorkomen zal worden dat reeds voltooide asbestsaneringen opnieuw moeten worden
uitgevoerd vanwege de eerdere slechte uitvoeringskwaliteit.

Op termijn zorgen de nieuwe grenswaarden voor minder gezondheidsproblemen bij
mensen. Hierdoor worden maatschappelijke kosten bespaard en waarschijnlijk ook
levens gespaard.
Voorzover dat mogelijk en realistisch was, zijn de gevolgen van de hiervoor genoemde
effecten gekwantificeerd in de bijeenkomst met alle betrokken partijen. Deze
kwantificeringen zijn gebruikt om de kosten in de 4 eerder genoemde voorbeelden van
typische saneringswerkzaamheden te ramen na het doorvoeren van de verlaging van
de asbestgrenswaarden. De resultaten van de ramingen zijn opgenomen in tabel 3.2.
15
tabel 3.2
Raming nalevingskosten bedrijven saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 na verlaging
asbestgrenswaarden
Toename
Aantal
Typische saneringswerkzaamheden in
risicoklasse 3
Sanering gelijmd vinylzeil op beton tot
Kosten per
sanering
saneringen
(2012)
t.o.v.
Totale kosten
huidige
op jaarbasis
situatie
€ 3.464
€ 12.851.440
€ 1.225
€ 4.544.750
20m² (in containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 1
Verwijdering van 20m² amosietboard (in
€ 4.689
3.710
€ 17.396.190
€ 5.599
€ 2.967.470
€ 1.850
€ 980.500
106%
containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 2
Verwijdering amosietboard (groter
€ 7.449
530
€ 3.947.970
€ 40.825
€ 21.637.250
€ 1.850
€ 980.500
77%
project, in containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 3
Verwijdering asbesthoudend plafond uit
€ 42.675
530
€ 22.617.750
€ 9.445
€ 5.005.850
€ 1.850
€ 980.500
37%
schoolgebouw (in containment)
Bijbehorende eindcontrole
Kosten voorbeeld 4
Totaal alle risicoklasse 3 saneringen
€ 11.295
530
5.300
€ 5.986.350
57%
€ 49.948.260
61%
Bron: Panteia, 2014
Het is duidelijk dat de kosten van de kleinere saneringsprojecten na verlaging van de
grenswaarden fors zullen toenemen (+106%). Dit wordt vooral veroorzaakt doordat
de kosten van de eindcontrole voor een dergelijk project met 250% toenemen en de
eindcontrole een relatief groot deel van de totale projectkosten uitmaakt. Naa rmate de
saneringsprojecten groter worden neemt de relatieve kostenstijging af.
De totale kosten van saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 worden, na
invoering van de verlaagde asbestgrenswaarden, geraamd op 49,9 miljoen euro, tegen
31 miljoen euro onder de huidige regelgeving. De toename van de totale kosten van
saneringen in risicoklasse 3 wordt geraamd op 18,9 miljoen euro (+61%).
De toename moet worden gezien binnen het perspectief van de totale marktomvang
van asbestsaneringen en eindcontroles. De totale marktomvang wordt door
deskundigen in de branche geraamd op circa 300 miljoen euro. Panteia vindt dat aan
de hoge kant en raamt de totale marktomvang tussen de 255 en 300 miljoen euro. Wij
willen deze bandbreedte aanhouden omdat er geen betrouwbare macrocijfers van deze
markt bekend zijn. In tabel 3.3 zijn de effecten van de verlaging van de
asbestgrenswaarden gerelateerd aan ramingen van de marktomvang.
16
tabel 3.3
Effecten verlaging asbestgrenswaarden op de totale omvang (kosten) van de markt
Toename door verlaging
Markt
Totale markt saneringen en
Geraamde omvang
asbestgrenswaarden
255 tot 300 miljoen euro
6 tot 7%
191 tot 225 miljoen euro
6 tot 7%
21 tot 25 miljoen euro
21 tot 25%
eindcontroles
- markt voor saneringen
- markt voor eindcontroles
Bron: Panteia, 2014
Opdrachtgevers van saneringswerkzaamheden krijgen niet alleen te maken met een
verhoging van de directe saneringskosten, maar ook met hogere indirecte kosten.
Deze worden bijvoorbeeld veroorzaakt doordat hoog-risico saneringsprojecten in
woningen nu nog in één dag kunnen worden uitgevoerd. Na verlaging van de
grenswaarden duren deze werkzaamheden minimaal twee dagen, hetgeen een dag
extra leegstand kan betekenen. Deze indirecte kosten zijn in dit onderzoek niet
gekwantificeerd.
3.5
Samenvatting van de uitkomsten
De verlaging van de grenswaarden voor de blootstelling aan asbest heeft alleen
gevolgen voor de saneringswerkzaamheden die vallen onder de huidige risicokl asse 3.
Over 2012 betrof dit ruim 5.300 saneringen. Dit aantal saneringen is een bovengrens
als het gaat om het vaststellen van het aantal saneringen waarbij de nalevingskosten
zullen toenemen als gevolg van de verlaging van de grenswaarden.
Over 2012 bedroegen de nalevingskosten voor saneringen en eindcontroles in
risicoklasse 3 ongeveer 31 miljoen euro. Als gevolg van de invoering van de verlaagde
grenswaarden verwachten wij een toename van deze kosten met ca. 19 miljoen euro
(61%) tot 50 miljoen euro.
De nalevingskosten voor asbestsaneringen nemen toe met 13,6 miljoen euro. De
nalevingskosten voor eindcontroles stijgen met 5,3 miljoen euro.
De totale kosten van asbestsaneringen worden geraamd tussen 255 en 300 miljoen
euro per jaar. De toename van deze kosten met 19 miljoen euro betekent op
macroniveau een stijging van 6 tot 7%.
Deelnemers aan de discussiebijeenkomst geven aan dat de raming en de werkelijkheid
waarschijnlijk dicht zullen benaderen, maar dat er ook sprake zou kunnen zijn van een
onderschatting van de kostentoename. Er wordt gewezen op een aantal onzekerheden.
Deze onzekerheden zijn echter onvermijdelijk bij een ex ante raming. Wanneer
zekerheid omtrent de verandering van de kosten is gewenst, dan zou overwogen
kunnen worden om enkele jaren na invoering van de verlaagde grenswaarden een ex
post raming te laten maken.
De belangrijkste oorzaken voor de toename van de kosten van de saneringen in de
categorie ‘hoog risico’ zijn:

Extra manuren door zorgvuldiger werken en meer tijd benodigd voor de eindreiniging

Extra manuren door verlenging van de duur van het containment omdat de eindcontrole
meer tijd in beslag neemt (voor kleinere saneringen kan de containment niet meer op
dezelfde dag worden afgebroken als waarop de werkzaamheden aanvangen)

Verdubbeling van materiaalverbruik
17

Verhoging van de risico-opslag door grotere onzekerheid met betrekking tot afkeuren
van de werkzaamheden
De belangrijkste oorzaken voor de toename van de kosten van de eindcontroles bij
‘hoog-risico saneringen’ zijn:

De eindcontroles moeten zorgvuldiger worden uitgevoerd, waardoor deze zeker direct na
verlaging van de grenswaarden langer zullen duren

Er moeten extra luchtmetingen plaatsvinden en additioneel moeten kleefmonsters
worden genomen

De monsters moeten geanalyseerd worden door middel van SEM/RMA en niet meer door
middel van Fase Contrast Microscopie (FCM)

Een luchtmeting duurt nu minimaal 6 uur, metingen en analyses kunnen niet meer op
dezelfde dag plaatsvinden

De methode van analyseren van de monsters is veel duurder dan de nu gebruikte
methode
Het overgrote deel van de hoog-risico saneringen (in beginsel risicoklasse 3) bestaat
uit kleinere projecten. Deze zullen in prijs verdubbelen. Hierdoor ontstaat vooral bij
deze projecten een groter risico op de inschakeling van een niet gecertificeerd bedrijf
voor de verwijdering van het asbest, met alle problemen van dien. De ver laging van
de grenswaarden zal dus, met name bij hoog-risico saneringen, gepaard moeten gaan
met meer en strengere handhaving.
De kosten die bedrijven moeten maken bij saneringswerkzaamheden en eindcontroles
als gevolg van de naleving van het Arbobesluit en daarvan afgeleide regels en
voorschriften, vallen onder de definitie van inhoudelijke nalevingskosten. Door middel
van NEN normen en certificatieschema’s zijn de kosten voor deze werkzaamheden
verworden tot ‘business as usual costs’. Daarmee wordt bedoe ld dat bedrijven deze
kosten voor het grootste deel ook zouden maken wanneer er geen wet- en regelgeving
zou zijn die verplicht om de werkzaamheden op een bepaalde wijze uit te voeren.
Immers, (de meeste) bedrijven hebben het beste voor met hun werknemers, de
medemens en het milieu. Uiteraard zijn er uitzonderingen, maar dat soort bedrijven
zijn er nu ook en hiertegen moet streng gehandhaafd worden.
Op termijn zien de betrokken partijen dat er winst te behalen is in de verlaging van de
grenswaarden. Doordat zorgvuldiger gewerkt gaat worden bij hoog-risico saneringen,
zal bij saneringen in een lagere risicoklasse ook zorgvuldiger worden gewerkt.
Hierdoor worden er minder saneringen afgekeurd en op termijn zal mogelijk een
efficiencywinst behaald kunnen worden, waardoor de totale tijdsbesteding van
saneringen kan worden teruggebracht. Er is nog geen ervaring opgedaan met het
werken onder het regime van de verlaagde grenswaarden. Het is dan ook niet
mogelijk om de effecten van de gewenning op termijn nu al te kwantificeren.
Ook is het nog niet mogelijk om nu al een kwantificering te maken van het effect dat
optreedt door de inschakeling van nieuwe apparatuur en machines. Voorlopig wordt
aangenomen dat met de huidige beschermingsmiddelen en het nemen van de juist e en
afdoende bronmaatregelen binnen de nieuwe grenswaarden kan worden gewerkt. Op
termijn zullen wel proeven genomen worden met nieuwe werkwijzen.
18
Bijlagen
Bijlage 1
Gehanteerde aantallen en frequenties
De cijfers waarop dit onderzoek is gebaseerd zijn zoveel mogelijk afkomstig uit het
jaar 2012.
tabel 3.4
Aantallen en frequenties 2012 met betrekking tot door bedrijven uitgevoerde werkzaamheden
Gebruikte aantallen en
Waarde
Bron
53.110
Sectorrapportage Asbest 2013, Inspectie SZW, juli 2013
frequenties
saneringsmeldingen
% saneringen in risicoklasse 1
30%
TNO
% saneringen in risicoklasse 2
60%
TNO
% saneringen in risicoklasse 3
10%
TNO
uitgevoerde saneringen in
risicoklasse 3
gecertificeerde
Ca.
5.300
Afgeleid uit: Sectorrapportage Asbest 2013, Inspectie
SZW, juli 2013
300
Stichting Certificatie Asbest (Ascert.nl)
medewerkers gecertificeerde
Ca.
Brochure Aanpak van asbest 2012-2015. Een kwestie
asbestverwijderingsbedrijven
4.000
asbestverwijderingsbedrijven
gecertificeerde
100
van lange adem. Inspectie SZW, april 2012
Stichting Certificatie Asbest (Ascert.nl)
inventarisatiebedrijven
geaccrediteerde
21
Raad voor Accreditatie (RvA)
laboratoria
19
Literatuur en geraadpleegde websites
Bijlage 2

Wijzigingen Arbeidsomstandighedenbesluit i.v.m. grenswaarden asbest (versie 5
maart 2013)

TNO-rapport: Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens
saneringswerkzaamheden (concept 4), van 11 november 2013

Brochure: Eindcontrole na asbestsanering volgens NEN 2990. De feiten op een rij.
Search B.V.

Bijlage XIIIb behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek
certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering.

Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek
certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie.

NEN 2990 Lucht – Eindcontrole na asbestverwijdering. Oktober 2012.

Sectorrapportage Asbest 2013. Inspectie SZW, juli 2013.

Meten inhoudelijke nalevingskosten bestaande regelgeving. Handlei ding en
stappenplan. Panteia/EIM, mei 2008.

Landelijke Uitvoeringsmethodiek Asbestverwijderingsbesluit 2005. Infomil, juni
2007.

Indeling van werkzaamheden met asbest in risicoklassen. SZW geen datum.
(gebaseerd op: TNO, “Risicogerichte classificatie van werkzaamheden met asbest”
2004, Tempelman et al).

www.isoplaat.nl/asbestprijzen.php

www.nivag.nl/prijzen.html

www.hulstmilieuadvies.nl/pags/asbestanalyse.htm

www.wat-kost-het.nl/verbouwen-en-kosten/verbouwen-en-kosten-1/wat-kostasbest-verwijderen/index.php?gclid=COud96eklrsCFYmN3godFyAASQ

www.asbest-experts.nl/kosten-asbest-verwijderen-dak-asbest-dak-verwijderen/hoeveelkost-asbest-verwijderen-asbest-kosten/index.html
20
Bijlage 3
Lijst van deelnemers aan de
discussiebijeenkomst
Deelnemer
Namens organisatie
Jan Tempelman
TNO Earth, Environmental and Life Sciences
Jan van Willigenburg
BME Asbestconsult bv
Jasper Kosters
Sanitas Milieukundig Adviesbureau B.V.
Udo Waltman
Fenelab
Teun Stam
VERAS en VVTB 9
Arco Engelen
HumanNova
De deelnemers aan de discussiebijeenkomst hebben Panteia in de gelegenheid
gesteld, door middel van hun commentaar en input, om de gevolgen voor de
nalevingskosten voor bedrijven van de verlaging van de asbestgrenswaarden te
ramen. Panteia is verantwoordelijk voor deze ramingen.
9
Namens de VVTB / Cor van der Zee en VERAS / Teun Stam is een gezamenlijke schriftelijke reactie op het
conceptrapport ontvangen en door Panteia verwerkt.
21