Wijziging Arbeidsomstandighedenbesluit Quick scan naar gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven van een verlaging van de asbestgrenswaarden Michiel Linssen Zoetermeer , 28 januari 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 1.1 1.2 Achtergrond Aanleiding voor het onderzoek 5 5 2 Doel, afbakening en aanpak van het onderzoek 7 2.2 2.1 Afbakening van- en uitgangspunten bij het onderzoek Onderzoeksaanpak van de quick scan 7 9 3 Onderzoeksuitkomsten 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 Betrokken partijen en werkzaamheden Gevolgen aanscherping grenswaarden Raming van de huidige nalevingskosten Raming van de nalevingskosten na wijziging van het Arbobesluit Samenvatting van de uitkomsten Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 11 11 12 13 15 17 19 Gehanteerde aantallen en frequenties Literatuur en geraadpleegde websites Lijst van deelnemers aan de discussiebijeenkomst 19 20 21 3 1 Inleiding Het ministerie van SZW, Directie Gezond en Veilig Werken, heeft Panteia de opdracht gegeven voor de uitvoering van een beknopt onderzoek om de gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven in kaart te brengen, van de voorgenomen verlaging van de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest. Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek. 1.1 Achtergrond Asbest is een verzamelnaam voor natuurlijke mineralen die bestaan uit microscopisch kleine, naaldachtige vezels. In Nederland is de verkoop, het gebruik en bewerken (zagen, boren, schuren of slopen) van asbest vanaf 1 juli 1993 verbode n vanwege de gevaren voor de gezondheid. De meest toegepaste soorten zijn wit asbest (chrysotiel), blauw asbest (crocidoliet) en bruin asbest (amosiet). Naar schatting 80% van alle asbest is toegepast in de bouw en verreweg het meeste in de vorm van asbestcementproducten. Ongeveer 70% van de asbestcement golfplaten zijn toegepast in de agrarische sector. Buiten de bouw is asbest toegepast in remvoeringen en koppelingsplaten van auto’s, in treinen, schepen, procesinstallaties, gas- en waterleidingbuizen, wegen, plantenbakken en diverse consumentenproducten. Blootstelling aan asbestvezels kan leiden tot levensgevaarlijke ziekten. Asbest vormt pas een risico als asbestvezels vrij kunnen komen. Bijvoorbeeld bij de verwijdering ervan. Wie een gebouw van voor 1994 gaat verbouwen of slopen, moet asbest laten inventariseren door een gecertificeerd bedrijf en dit laten verwijderen als het een gevaar oplevert voor de omgeving. Aan het werken met asbest zijn grote gevaren verbonden. Ondanks het verbod op het gebruik van asbest komt er voorlopig nog geen einde aan de risico's op blootstelling. De blootstellingsgrenzen worden zelfs verscherpt. Langdurige blootstelling aan asbest kan leiden tot asbestose, een vorm van ‘stoflongen’. Afhankelijk van d e mate en duur van blootstelling aan asbest kan deze ziekte consequenties hebben voor de levensverwachting. Vanwege de duurzaamheid van ingeademde asbestvezels in de longen, kunnen zich 10 tot 60 jaar na inademing van asbestvezels zeer ernstige longziekten openbaren, zoals longkanker en mesothelioom, een vorm van kanker van het long- of buikvlies. 1.2 Aanleiding voor het onderzoek De grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest zouden moeten worden verlaagd, zo adviseerde de Gezondheidsraad in 2010. Het ministerie van SZW heeft een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in voorbereiding om de verlaging van deze grenswaarden in 2014 te realiseren. Zowel de SER als Ascert adviseerden in 2011 en 2012 positief over de invoering van de lagere grenswaarden. Op basis hiervan is in oktober 2012 een ontwerpbesluit voorgelegd aan de Raad van State. Bij het opstellen van het ontwerpbesluit zijn de gevolgen voor de nalevingskosten voor bedrijven niet in beeld gebracht omdat er weinig consequenties voor de praktijk werden verwacht. Bij het uitwerken van de verlaagde grenswaarden in certificatieschema’s en NEN normen in 2012 en 2013 bleek dat er alsnog veel vragen opkwamen over de 5 haalbaarheid van het werken onder de nieuwe grenswaarden. Deze vragen zijn door het ministerie voorgelegd aan TNO, die in haar onderzoek 1 o.a. het volgende concludeert: Tijdens asbestsaneringen met een hoog risico (ca. 10% van alle asbestsaneringen) worden zeer hoge asbestconcentraties in het containment aangetroffen, waarbij (afhankelijk van de werkwijze) ook de huidige grenswaarden lijken te worden overschreden. Bij de werkzaamheden wordt adembescherming gebruikt, de exacte blootstelling is daarom niet bekend, wel de concentraties in het containment. In deze gevallen is er een zeer forse inspanning van de asbestsaneerder nodig om aan de nieuwe grenswaarden te kunnen voldoen. De asbestbranche zal moeten nagaan in hoeverre met andere technieken gewerkt zou moeten gaan worden. Bij het verwijderen van amosietboard en spuitasbest2 is het nog onzeker of de nieuwe toegelaten grenswaarde daadwerkelijk gehaald kan worden (een combinatie van beschermingsmaatregelen zou de grenswaarde kunnen benaderen maar de hierbij gehanteerde beschermingsfactoren bevatten teveel onzekerheden om dit met zekerheid te kunnen stellen.) Er is een intensief programma nodig gericht op juist gebruik van ademhalingsbescherming (fittesten, training). Bij saneringen van chrysotiel asbest in risicoklasse 1 en 2 zijn over het algemeen minder problemen te verwachten en wordt de huidige gehanteerde werkwijze in de meeste gevallen toepasbaar geacht. Een en ander betekent voor de asbestsaneerder waarschijnlijk, dat bij het werken onder de nieuwe, verlaagde grenswaarden voor de blootstelling aan as best, in een aantal situaties meer preventieve en beschermende maatregelen genomen moeten worden. Dit brengt met zich mee dat, vrijwel zeker bij saneringen in risicoklasse 3, de nalevingskosten voor bedrijven vanuit het gewijzigde Arbeidsomstandighedenbesl uit zullen toenemen en daarmee dus ook de kosten voor het uitvoeren van een asbestsanering. Dit onderzoek geeft een beeld van de kosten van verschillende typen asbestsaneringen in risicoklasse 3 en het effect op deze kosten van de aanscherping van de grenswaarden voor de blootstelling aan asbest. 1 Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens saneringswerkzaamheden (concept 4), TNO, 11 november 2013. 2 Zoals: niet-hechtgebonden leidingisolatie, niet-hechtgebonden amosiethoudende beplating. 6 2 2.1 Doel, afbakening en aanpak van het onderzoek Onderzoeksdoel Het doel van het onderzoek is om de gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven te kwantificeren, van de voorgenomen verlaging van de grenswaarden voor de beroepsmatige blootstelling aan asbest in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het gaat hierbij om de meerkosten die bedrijven moeten maken ten opzichte van de bestaande praktijk, als gevolg van de wijzigingen in: het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikelen: 4.44, 4.46, 4.47, 4.48, 4.51a, 4.53a, 4.54); de certificatieschema’s SC 530 en SC 540 (nog niet gewijzigd); en de NEN 2990: 2012 ten behoeve van de eindcontrole. In het onderzoek worden de nalevingskosten voor bedrijven gekwantificeerd zoals die ontstaan bij het uitvoeren van asbestsaneringen onder het gewijzigde Arbeidsomstandighedenbesluit. Van deze nalevingskosten moet worden vastgesteld wat de meerkosten zijn ten opzichte van het werken onder de huidige regelgeving. 2.2 Afbakening van- en uitgangspunten bij het onderzoek V e r la g in g gr en swa a r den b e ro e psm a t ig e b l oot st e l l in g a a n a s b es t Onder de huidige regelgeving zijn de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan asbest per risicoklasse als volgt: Klasse 1: emissie tot maximaal 10.000 asbestvezels per m³ (geen beschermingsmaatregelen); Klasse 2: emissie tot maximaal 1 miljoen asbestvezels per m³ (standaard saneringsmethode); Klasse 3: emissie > 1 miljoen asbestvezels per m³ (extra maatregelen tijdens de sanering; extra eindcontrole buiten containment). Een en ander berekend over een referentieperiode van 8 uur per dag. In het wijzigingsvoorstel van het Arbobesluit is opgenomen dat de aangescherpte grenswaarden maximaal worden: 2.000 chrysotielvezels per m³ lucht; 300 amfiboolvezels per m³ lucht, berekend over een tijd gewogen gemiddelde van 8 uur per dag. De verlaging van de grenswaarden betekent in een aantal gevallen dat werkprocessen moeten worden aangepast. Vooral bij hoog-risico saneringen 3 moeten maatregelen worden genomen ter voorkoming van het vrijkomen van hoge concentraties asbest bij sloopwerkzaamheden van asbesttoepassingen. Na saneringen in risicoklasse 3 zal er een meer geavanceerde vorm van eindcontrole moeten plaatsvinden. In tegenstelling tot de huidige grenswaarden, gaan de aangescherpte gre nswaarden gelden voor zowel de Milieuwetgeving als de Arbowetgeving. Dit onderzoek is beperkt tot de gevolgen voor de nalevingskosten van bedrijven vanuit de Arbowetgeving. 3 Een hoog-risico sanering is een asbestsanering die is ingedeeld in risicoklasse 3, met daarop de volgende uitzonderingen: verwijdering van kleine (< 1m2) losliggende oppervlakken onbeschadigd board waarvoor geen bewerkingen nodig zijn; kleinschalige verwijdering van chrysotiel-koord (gering verspreidingsrisico). Bron: NEN 2990:2012. 7 E ff ec te n op d e na le v ingsk os te n vo or b e dr i j ve n De te kwantificeren effecten op de nalevingskosten als gevolg van de voorgenomen wijziging van het Arbobesluit bestaan uit: Extra kosten die bedrijven moeten maken om tijdens het werken te garanderen dat werknemers geen lucht inademen met concentraties hoger dan de verlaagde grenswaarde. Extra kosten die bedrijven moeten maken doordat een groter aantal saneringen bij de eindmeting in eerste instantie zal worden afgekeurd, in ieder geval in de eerste periode na invoer van de lagere grenswaarden. In deze gevallen zal er aanvullend moeten worden schoongemaakt en getest. Extra kosten als gevolg van een duurdere methode van eindmeting (risicoklasse 3), nodig om te kunnen toetsen aan de nieuwe grenswaarde. Bij de laatste post wordt uitgegaan van de keuzes gemaakt in de aangepaste norm NEN 2990. In de norm NEN 2990, versie 2012, zijn elementen opgenomen die specifiek betrekking hebben op de nieuwe asbestgrenswaarden en de meetmethoden bij de eindcontrole hiervoor. Dit laatste komt vooral voor bij hoog-risico saneringen, waarna gecontroleerd wordt door middel van scanning elektronenmicroscopie in combinatie met Röntgen micro analyse (SEM/RMA) van kleefmonsters en luchtmonsters. De betreffende normelementen treden in werking zodra de nieuwe asbestgrenswaarden van kracht zijn (in de loop van 2014). Om onderscheid te maken met normelementen die nog niet van kracht zijn, zijn deze normelementen in de NEN 2990:2012 aangegeven met een ‘*’. Vanuit deze aangepaste norm zijn alleen de extra effecten van de onderdelen gemerkt met een ‘*’ betrokken in dit onderzoek. Dit zijn de ‘hoog-risico saneringen’. Voor de huidige praktijk waarbinnen de asbestsaneerders werkzaam zijn, zi jn naast de eerder genoemde NEN 2990:2012, de certificatieschema’s SC 530 4 en SC 540 5 relevant. De aanpassingen om in deze schema’s de lagere grenswaarden te implementeren zijn nog niet gedaan. Er is op voorhand geen concrete beschrijving te maken van de extra uit te voeren werkzaamheden. Dit onderzoek betr eft een ex ante onderzoek, waarbij op basis van interviews met bedrijven de extra werkzaamheden en de hieruit voorvloeiende extra kosten in kaart zijn gebracht. Er wordt verondersteld dat de nalevingskosten voor bedrijven vooral zullen toenemen bij hoog-risico saneringen, risicoklasse 3, en in mindere mate bij saneringen in risicoklasse 2. In dit onderzoek worden de werkzaamheden betrokken ten behoeve van asbestsaneringen in risicoklassen 2 en 3 en de daarna uitgevoerde eindcontroles. De invoering van de verlaagde grenswaarden kan op termijn ook leiden tot een verlaging van de nalevingskosten. De veronderstelling is dat het na een periode van gewenning aan de nieuwe grenswaarden, minder vaak voor zal komen dat na een asbestsanering zal blijken dat er nog steeds asbest aanwezig is en dat er dus 4 Bijlage XIIIb behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering. Certificatieschema voor het verwijderen van asbest, asbesthoudende producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen voorafgaand aan sloop, renovatie of onderhoud in bouwwerken en objecten en na een incident. 5 Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie. Certificatieschema voor de inventarisatie van aanwezige asbest, asbesthoudende producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen in een bouwwerk of object voorafgaand aan het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken en/of objecten; het verwijderen van asbest; het opruimen van asbest na een incident vast te leggen in een asbestinventarisatierapport inclusief risicoklassificaties. 8 opnieuw gesaneerd zal moeten worden. Deze veronderstelling is in het onderzoek getoetst. R e ik w i jd t e va n h et o nde r z oek o ve r d e k et en s Bij de verwijdering van asbest worden doorgaans drie ketens onderscheiden, te weten: 1. Bouwwerken (sloop van gebouwen); 2. Objecten (sloop van schepen, vliegtuigen, leidingen, verwarmingsketels, etc.); 3. Asbestwegen (verwijdering van asbestverhardingen uit wegen). Dit onderzoek is toegespitst op de eerste keten, het verwijde ren van asbest uit gebouwen en bouwwerken. De reden hiervoor is dat veruit de meeste asbest is verwerkt in bouwwerken en dat de meeste sloopwerkzaamheden dan ook voortvloeien uit de eerste keten. 2.1 Onderzoeksaanpak van de quick scan Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een quick scan. Daarin zijn de negen onderzoeksstappen vanuit het door de Regiegroep Regeldruk voorgeschreven Standaard Meetmodel Inhoudelijke Nalevingskosten 6 gecomprimeerd tot de hieronder beschreven onderzoeksstappen. S ta p 1 : De sk r es ea rch In deze stap is nagegaan welke doelgroepen te maken krijgen met de effecten van de verlaging van de asbestgrenswaarden en is vastgesteld welke inhoudelijke nalevingsverplichtingen deze doelgroepen hebben waarbij een effect op de nalevingskosten gaat optreden. De ontvangen documenten (TNO-rapport, concept wijziging Arbo-besluit), de certificatieschema’s SC 530 en SC 540 en de NEN 2990:2012 zijn doorgenomen. De huidige verplichtingen voor bedrijven vanuit de voor dit onderzoek relevante regelgeving zijn in kaart gebracht. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre de uitvoering van de verplichtingen wordt verzwaard c.q. in hoeverre het waarschijnlijk is dat de uitvoering hogere kosten met zich zal meebrengen na wijziging van de regelgeving. Ook is bij de Inspectie SZW en TNO nagegaan hoeveel asbestsaneringen jaarlijks worden uitgevoerd die met deze wetswijziging te maken krijgen en in welke risicoklassen deze asbestsaneringen vallen. S ta p 2 : D is cus s ie b i je enk oms t me t d esk u nd i ge n Verschillende bij asbestsanering betrokken partijen zullen door de verlaging van de asbestgrenswaarden te maken krijgen met veranderingen in de nalevingskosten. Om de consequenties hiervan in kaart te brengen is een discussiebijeenkomst gehouden met 6 vertegenwoordigers van de asbestsaneerders, de laboratoria, advies -, opleidings- en onderzoekbureaus en TNO. Voorbereidend is gesproken met SZW en vertegenwoordigers van de sloopaannemers en de laboratoria. Deze discussiebijeenkomst heeft een goed beeld opgeleverd van de uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk en de effecten van de aangescherpte grenswaarden daarop. Daarnaast zijn in deze bijeenkomst 6 casussen behandeld om goed zicht te geven op de specifieke effecten op onderdelen van de kosten van asbestsanering en 6 Standaard Meetmodel Inhoudelijke Nalevingskosten ten behoeve van het meten van inhoudelijke nalevingskosten bestaande wet- en regelgeving. Handleiding en stappenplan. Regiegroep Regeldruk, Den Haag, november 2008. Dit meetmodel en de handleiding voor het gebruik hiervan zijn indertijd door Panteia/EIM ontwikkeld. 9 eindcontroles daarop. 4 casussen hadden betrekking op asbestsanering en 2 op de eindcontroles. S ta p 3 : Va s ts te l l en va n d e v oo r l op i ge na l ev in gsk os te n De uitkomsten van de deskresearch en de discussiebijeenkomst zijn gebruikt om zicht te krijgen op- en ramingen te maken van de nalevingskosten in de huidige situatie en na de invoering van de verlaagde grenswaarden. Alle deelnemers aan de discussiebijeenkomst zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar te leveren op het conceptrapport en de geraamde uitkomsten. De deelnemers aan de discussiebijeenkomst hebben Panteia in de gelegenheid gesteld, door middel van hun commentaar en input, om de gevolgen voor de nalevingskosten voor bedrijven van de verlaging van de asbestgrenswaarden te ramen. Panteia is verantwoordelijk voor deze ramingen. S ta p 4 : O ps te l l en ( co nce p t) ei nd ra pp o rt Op basis van de hierboven omschreven werkwijze is een concept eindrapport opgesteld. Dit concept is na verwerking van commentaar van de deelnemers aan de discussiebijeenkomst en de opdrachtgever omgezet in een eindrapport. 10 3 3.1 Onderzoeksuitkomsten Betrokken partijen en werkzaamheden Voor de beeldvorming wordt in deze paragraaf beknopt beschreven welke partijen (typen bedrijven) betrokken zijn bij asbestsaneringen. Daarnaast is kort aangegeven welke gevolgen deze partijen zullen ondervinden van de voorgenomen wijzigingen van het Arbobesluit. O p dra cht g ev er / G e bo uw e i ge na r en Gebouweigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van hun bouwwerk/vastgoed. Zij zijn veelal de opdrachtgever van een asbestsanering of leggen veel van de werkzaamheden bij een derde neer (aannemer, architect of andere partijen betrokken bij het bouwproces.) In het Landelijk Asbestvolgsysteem geeft de opdrachtgever een locatie op waarin vermoedelijk asbest aanwezig is. De opdrachtgever geeft het gecertificeerde inventarisatiebureau opdracht om een inventarisatie uit te voeren. De opdrachtgever stelt alle relevante informatie ter beschikking aan het inventarisatiebureau. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het doen van de sloopmelding aan het bevoegd gezag. Deze sloopmelding wordt via het Omgevingsloket online (OLO) gedaan. Aan deze melding dient een volledig asbestinventarisatierapport type A te worden toegevoegd. De gebouweigenaar blijft altijd verantwoordelijk voor het proces ook al heeft hij de werkzaamheden aan een derde gedelegeerd. Wanneer de kosten van een asbestsanering toenemen als gevolg van de lagere grenswaarden voor de blootstelling aan asbest, wordt de gebouweigenaar/opdrachtgever met deze hogere kosten geconfronteerd. G e ce rt i f ic ee r d As b es t inv en ta r isa t i e be d r i jf (S C 5 4 0) Het asbestinventarisatiebedrijf voert een asbestinventarisatie uit in opdracht van de eigenaar van een gebouw voordat eventuele asbestverwijdering mag plaatsvinden. Het asbestinventarisatiebedrijf neemt monsters, die worden onderzocht in een daartoe erkend laboratorium. In het asbestinventarisatierapport wordt aangegeven in welke risicoklasse de voorgenomen werkzaamheden vallen. Het inventarisatiebureau voert na de asbestinventarisatie de informatie over de vastgestelde asbestbronnen in, in het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). De bronnen zijn voorzien van een risicoklasse (1, 2 of 3) op basis van de StoffenManager Asbest risico-indelingstechniek (SMA-rt). De indeling in de risicoklassen heeft gevolgen voor de te nemen beschermingsmaatregelen door het asbestverwijderingsbedrijf en dus voor de kosten van de verwijdering. De kosten van de asbestinventarisatie zelf zullen waarschijnlijk niet wijzigen als gevolg van de wijziging van het Arbobesluit. Dit is afhankelijk van de vernieuwde SC540, die nog niet gereed is. G e ce rt i f ic ee r d As b es tv er w i j de r in gs b ed r i jf (S C 5 3 0) Als de sloopmelding is gedaan kan het asbestverwijderingsbedrijf na vier weken starten met de sanering (of 5 dagen wanneer de werkzaamheden tot onnodige leegstand zouden leiden). Het asbestverwijderingsbedrijf verwijdert het asbest in opdracht van de eigenaar van een gebouw (conform SC 530). Hiervoor heeft het bedrijf het asbestinventarisatierapport en de gegevens van de sloopvergunning ontvangen van de eigenaar. Het asbestverwijderingsbedrijf treft de voorgeschreven beschermende maatregelen voor de medewerkers, de directe omgeving en het milieu. Het asbestverwijderingsbedrijf zorgt ervoor dat het asbesthoudende sloopafval op de juiste wijze wordt verpakt. In de meeste gevallen zal het asbestverwijderingsbedrijf 11 ook het transport van het afval naar de stortplaats regelen. Het bedrijf kan dit transport zelf uitvoeren (indien VIHB-erkend) of door een erkend transportbedrijf laten verzorgen. Als het werk is afgerond vermeld het verwijderingsbedrijf dat in het LAVS. Het asbestverwijderingsbedrijf verzorgt, c.q. zou moeten zorgen voor het opleveringsrapport na uitvoering van de asbestverwijdering. Het opleveringsrapport bevat tevens het rapport van de eindcontrole / eindmeting van het laboratorium en het stortbewijs van het afval. Wanneer de eindcontrole door het laboratorium van de gesaneerde locatie uitwijst dat er nog resten asbest aanwezig zijn, zal het asbestverwijderingsbedrijf deze resten alsnog moeten verwijderen. G ea cc re d it e e rd la b ora to r iu m / ins p ect i e - ins t el l in g (N EN 2 99 0) Het laboratorium analyseert de monsters die door het asbestinventarisatiebedrijf zijn genomen en rapporteert de uitkomsten hiervan aan het asbestinventarisatiebedrijf ten behoeve van het asbestinventarisatierapport. Na de asbestverwijdering voert het laboratorium in opdracht van de eigenaar van een gebouw een eindcontrole uit 7. De eindcontrole omvat ook het nemen van monsters en analyseren daarvan. Wanneer de asbest is verwijderd (conform SC 530) en de uitkomsten van de analyses binnen de normen vallen, dan geeft het laboratorium het werk vrij en stelt het een rapport op van de eindmeting (conform SC 540). De kosten van het analyseren van monsters zullen toenemen doordat een meer geavanceerde methode moet worden gebruikt om de lagere toegestane concentraties asbestvezels te kunnen meten. In dit onderzoek zijn de laboratoriumkosten opgenomen onder de kosten van de eindcontroles. 3.2 Gevolgen aanscherping grenswaarden G ev o lg en va n de a a n sch e rp i ng va n d e g re ns wa a rd en v oo r a s b es tv er w i jd e r in gs be dr i j v en TNO 8 geeft aan dat zorgvuldiger werken tijdens saneringen een goede en effectieve manier is om emissie en verspreiding van asbestvezels te voorkomen of op zijn minst te reduceren. Dat betekent dat saneringen meer tijd gaan kosten en daarmee duurder worden. Naast zorgvuldiger werken geeft TNO aan dat meer bronmaatregelen genomen moeten worden zoals het bevochtigen van de oppervlakte en het zoveel mogelijk vermijden van breuk en van bewerkingen waarbij het asbesthoudende materiaal wordt beschadigd. Daar waar gewerkt dient te worden met adembeschermingsmiddelen geeft TNO aan dat de doorgaans gebruikte apparatuur en maskers waarschijnlijk wel een afdoende bescherming bieden, mits de dragers zich meer bewust worden van het grote belang van het naleven van de voorschriften hierbij. De maskers moeten goed passen, moeten juist worden opgezet en liefst op een gladgeschoren gezicht worden gedragen. Resumerend is de conclusie uit het onderzoek van TNO voor saneringen in risicoklasse 2 dat waarschijnlijk aan de nieuwe grenswaarden kan worden voldaan door zorgvuldig te werken, het toepassen van bronmaatregelen en het juist gebruiken van adembeschermingsmiddelen. 7 In de huidige praktijk is de asbestverwijderaar doorgaans de opdrachtgever. TNO-rapport: Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens saneringswerkzaamheden (concept 4), van 11 november 2013 8 12 Voor sanering in risicoklasse 3 kan de lagere grenswaarde alleen worden gehaald onder de voorwaarden dat maximaal wordt ingezet op zorgvuldig werken én emissiereductie. Tevens moeten adembeschermingsmiddelen worden gebruikt met een hoge protectiefactor en dienen de saneerders deze beschermingsmiddelen op de juiste wijze te kunnen en willen gebruiken. De huidige adembeschermingsmiddelen hebben al een hoge protectiefactor. Op dit punt is geen echte verbetering mogelijk, anders dan het al eerder genoemde juiste gebruik van deze middelen. Daarnaast zou eventueel de tijd dat saneerders worden blootgesteld aan besmette lucht beperkt kunnen worden. G ev o lg en va n de a a n sch e rp i ng va n d e g re ns wa a rd en v oo r la bo ra to r ia ( e i nd con t ro l e) In de nieuwe norm NEN 2990: 2012 wordt onderscheid gemaakt tussen een beperkt risico-sanering en een hoog-risico-sanering, gebaseerd op de nieuwe grenswaarden. De eindcontrole na een beperkt-risico sanering bestaat uit een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting met fase-contrast lichtmicroscopie (FCM). Voor een hoog-risico sanering geldt dat de visuele inspectie wordt aangevuld met het nemen van kleefmonsters die worden geanalyseerd met behulp van SEM/RMA. Hierdoor worden ook de fijne vezels, die niet met het blote oog zichtbaar zijn, gedetecteerd. Tevens worden enkele luchtmonsters genomen die eveneens worden geanalyseerd met behulp van SEM/RMA, waardoor ook lagere concentratieniveaus van asbestvezels kunnen worden gemeten. De eindcontrole voor hoog-risico saneringen is gekoppeld aan de nieuwe grenswaarden. Deze dient te worden toegepast zodra de nieuwe grenswaarden definitief in werking zijn getreden. Alle hoog-risico saneringen worden op deze manier getoetst aan de nieuwe grenswaarden. Waar mogelijk, worden in de volgende paragrafen de genoemde effecten gekwantificeerd. 3.3 Raming van de huidige nalevingskosten In 2012 werden er in Nederland ruim 53.000 asbestsaneringen gemeld aan de Inspectie SZW. Bij deze meldingen mag ervan worden uitgegaan dat het hier ook gaat om daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. TNO geeft als schatting aan dat het totale aantal saneringswerkzaamheden uit 2012 (n = 53.110) als volgt over de risicoklassen verdeeld zou kunnen worden: Risicoklasse 1, 30% (n = 15.933) Risicoklasse 2, 60% (n = 31.866) Risicoklasse 3, 10% (n = 5.311) De geraadpleegde deskundigen zijn het erover eens dat de voorgenomen verlaging van de grenswaarden nauwelijks tot geen directe gevolgen zal hebben voor de uitvoering van de werkzaamheden in de risicoklassen 1 en 2. Bij de ramingen van de gevolgen voor de nalevingskosten beperken wij ons dan ook tot de saneringswerkzaamheden in risicoklasse 3 en de daarbij behorende eindcontroles. Uitgaande van 10% van het totaal aantal saneringen, gaat het dus om 5.300 saneringen met gevolgen voor de nalevingskosten. Er zijn geen betrouwbare omzetgegevens beschikbaar op macroniv eau met betrekking tot asbestsaneringen en de daarop volgende eindcontroles. Om een goede raming van 13 de huidige kosten voor de betreffende werkzaamheden te maken, zijn wij gestart met een bottom-up benadering om een omzetraming van de werkzaamheden in risicoklasse 3 te maken. Aan de hand van een viertal typische voorbeelden van saneringswerkzaamheden en 2 typische voorbeelden voor eindcontroles zijn de kosten voor bedrijven in kaart gebracht. Deze voorbeelden, afkomstig uit de branche, zijn besproken met vertegenwoordigers vanuit de betrokken bedrijven en andere deskundigen. Aangenomen is dat 70% van de saneringswerkzaamheden in risicoklasse 3 worden afgedekt door voorbeeld 1. De overige voorbeelden staan ieder model voor 10% van de saneringen in risicoklasse 3. In de discussiebijeenkomst zijn de voorbeelden van werkzaamheden verder uitgewerkt en aangepast tot goede bouwstenen voor de bottom-up raming van de kosten. In tabel 3.1 zijn de huidige nalevingskosten van bedrijven opgenomen. tabel 3.1 Raming huidige nalevingskosten bedrijven saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 Aantal Typische saneringswerkzaamheden in risicoklasse 3 Sanering gelijmd vinylzeil op beton tot 20m² (in Kosten per saneringen sanering (2012) Totale kosten op jaarbasis € 1.930 € 7.160.300 € 349 € 1.292.935 containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 1 Verwijdering van 20m² amosietboard (in € 2.279 3.710 € 8.453.235 € 3.625 € 1.921.250 € 577 € 305.810 containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 2 Verwijdering amosietboard (groter project, in € 4.202 530 € 2.227.060 € 30.635 € 16.236.550 € 577 € 305.810 containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 3 Verwijdering asbesthoudend plafond uit € 31.212 530 € 16.542.360 € 6.631 € 3.514.430 € 577 € 305.810 schoolgebouw (in containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 4 € 7.208 Totaal alle risicoklasse 3 saneringen 530 5.300 € 3.820.240 € 31.042.895 Bron: Panteia, 2014 Uitgaande van 5.300 saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3, bedragen de huidige nalevingskosten voor bedrijven ruim 31 miljoen euro. 14 3.4 Raming van de nalevingskosten na wijziging van het Arbobesluit E ff ec te n v e r la g i ng g r ens wa a rd en o p d e na l ev i ng sk ost en v oo r b ed r i jv en Samenvattend heeft de voorgenomen wijziging van het Arbobesluit de volgende effecten op de nalevingskosten van bedrijven. Mogelijke extra kosten: Extra kosten die bedrijven moeten maken om tijdens het werken te garanderen dat werknemers geen lucht inademen met concentraties hoger dan de verlaagde grenswaarde (zorgvuldiger werken, meer bronmaatregelen, beter gebruik van adembeschermingsmiddelen). In hoeverre meer geavanceerdere werkwijzen dan tot nu toe gebruikelijk een meerwaarde kunnen zijn om veiliger te werken bij risicoklasse 3 saneringen is in de discussiebijeenkomst niet aan de orde geweest. De deelnemers gaven aan dat een en ander pas besproken zou kunnen worden wanneer er goed zicht is op de benodigde investeringen om nieuwe werkwijzen te kunnen toepassen. Extra kosten die bedrijven moeten maken doordat een groter aantal saneringen bij de eindmeting in eerste instantie zal worden afgekeurd, in ieder geval in de eerste periode na invoer van de lagere grenswaarden. In deze gevallen zal er aanvullend moeten worden schoongemaakt en getest. In de discussie wordt ervan uitgegaan dat dit slechts een tijdelijk effect zal zijn. Verwacht wordt dat asbestsaneerders over het algemeen juist zorgvuldiger gaan werken waardoor op termijn minder wordt afgekeurd en de kosten van (eenvoudige, risicoklasse 1 en 2) saneringen zullen dalen. Extra kosten als gevolg van een duurdere methode van eindmeting, nodig om te kunnen toetsen aan de nieuwe grenswaarde. Mogelijke baten: Door zorgvuldiger te werken worden minder fouten gemaakt, waardoor er minder werk zal worden afgekeurd. Op dit moment zijn er nog veel saneringsklussen waarbij saneringen, die in eerdere jaren werden uitgevoerd, moeten worden overgedaan. Voorkomen zal worden dat reeds voltooide asbestsaneringen opnieuw moeten worden uitgevoerd vanwege de eerdere slechte uitvoeringskwaliteit. Op termijn zorgen de nieuwe grenswaarden voor minder gezondheidsproblemen bij mensen. Hierdoor worden maatschappelijke kosten bespaard en waarschijnlijk ook levens gespaard. Voorzover dat mogelijk en realistisch was, zijn de gevolgen van de hiervoor genoemde effecten gekwantificeerd in de bijeenkomst met alle betrokken partijen. Deze kwantificeringen zijn gebruikt om de kosten in de 4 eerder genoemde voorbeelden van typische saneringswerkzaamheden te ramen na het doorvoeren van de verlaging van de asbestgrenswaarden. De resultaten van de ramingen zijn opgenomen in tabel 3.2. 15 tabel 3.2 Raming nalevingskosten bedrijven saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 na verlaging asbestgrenswaarden Toename Aantal Typische saneringswerkzaamheden in risicoklasse 3 Sanering gelijmd vinylzeil op beton tot Kosten per sanering saneringen (2012) t.o.v. Totale kosten huidige op jaarbasis situatie € 3.464 € 12.851.440 € 1.225 € 4.544.750 20m² (in containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 1 Verwijdering van 20m² amosietboard (in € 4.689 3.710 € 17.396.190 € 5.599 € 2.967.470 € 1.850 € 980.500 106% containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 2 Verwijdering amosietboard (groter € 7.449 530 € 3.947.970 € 40.825 € 21.637.250 € 1.850 € 980.500 77% project, in containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 3 Verwijdering asbesthoudend plafond uit € 42.675 530 € 22.617.750 € 9.445 € 5.005.850 € 1.850 € 980.500 37% schoolgebouw (in containment) Bijbehorende eindcontrole Kosten voorbeeld 4 Totaal alle risicoklasse 3 saneringen € 11.295 530 5.300 € 5.986.350 57% € 49.948.260 61% Bron: Panteia, 2014 Het is duidelijk dat de kosten van de kleinere saneringsprojecten na verlaging van de grenswaarden fors zullen toenemen (+106%). Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de kosten van de eindcontrole voor een dergelijk project met 250% toenemen en de eindcontrole een relatief groot deel van de totale projectkosten uitmaakt. Naa rmate de saneringsprojecten groter worden neemt de relatieve kostenstijging af. De totale kosten van saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 worden, na invoering van de verlaagde asbestgrenswaarden, geraamd op 49,9 miljoen euro, tegen 31 miljoen euro onder de huidige regelgeving. De toename van de totale kosten van saneringen in risicoklasse 3 wordt geraamd op 18,9 miljoen euro (+61%). De toename moet worden gezien binnen het perspectief van de totale marktomvang van asbestsaneringen en eindcontroles. De totale marktomvang wordt door deskundigen in de branche geraamd op circa 300 miljoen euro. Panteia vindt dat aan de hoge kant en raamt de totale marktomvang tussen de 255 en 300 miljoen euro. Wij willen deze bandbreedte aanhouden omdat er geen betrouwbare macrocijfers van deze markt bekend zijn. In tabel 3.3 zijn de effecten van de verlaging van de asbestgrenswaarden gerelateerd aan ramingen van de marktomvang. 16 tabel 3.3 Effecten verlaging asbestgrenswaarden op de totale omvang (kosten) van de markt Toename door verlaging Markt Totale markt saneringen en Geraamde omvang asbestgrenswaarden 255 tot 300 miljoen euro 6 tot 7% 191 tot 225 miljoen euro 6 tot 7% 21 tot 25 miljoen euro 21 tot 25% eindcontroles - markt voor saneringen - markt voor eindcontroles Bron: Panteia, 2014 Opdrachtgevers van saneringswerkzaamheden krijgen niet alleen te maken met een verhoging van de directe saneringskosten, maar ook met hogere indirecte kosten. Deze worden bijvoorbeeld veroorzaakt doordat hoog-risico saneringsprojecten in woningen nu nog in één dag kunnen worden uitgevoerd. Na verlaging van de grenswaarden duren deze werkzaamheden minimaal twee dagen, hetgeen een dag extra leegstand kan betekenen. Deze indirecte kosten zijn in dit onderzoek niet gekwantificeerd. 3.5 Samenvatting van de uitkomsten De verlaging van de grenswaarden voor de blootstelling aan asbest heeft alleen gevolgen voor de saneringswerkzaamheden die vallen onder de huidige risicokl asse 3. Over 2012 betrof dit ruim 5.300 saneringen. Dit aantal saneringen is een bovengrens als het gaat om het vaststellen van het aantal saneringen waarbij de nalevingskosten zullen toenemen als gevolg van de verlaging van de grenswaarden. Over 2012 bedroegen de nalevingskosten voor saneringen en eindcontroles in risicoklasse 3 ongeveer 31 miljoen euro. Als gevolg van de invoering van de verlaagde grenswaarden verwachten wij een toename van deze kosten met ca. 19 miljoen euro (61%) tot 50 miljoen euro. De nalevingskosten voor asbestsaneringen nemen toe met 13,6 miljoen euro. De nalevingskosten voor eindcontroles stijgen met 5,3 miljoen euro. De totale kosten van asbestsaneringen worden geraamd tussen 255 en 300 miljoen euro per jaar. De toename van deze kosten met 19 miljoen euro betekent op macroniveau een stijging van 6 tot 7%. Deelnemers aan de discussiebijeenkomst geven aan dat de raming en de werkelijkheid waarschijnlijk dicht zullen benaderen, maar dat er ook sprake zou kunnen zijn van een onderschatting van de kostentoename. Er wordt gewezen op een aantal onzekerheden. Deze onzekerheden zijn echter onvermijdelijk bij een ex ante raming. Wanneer zekerheid omtrent de verandering van de kosten is gewenst, dan zou overwogen kunnen worden om enkele jaren na invoering van de verlaagde grenswaarden een ex post raming te laten maken. De belangrijkste oorzaken voor de toename van de kosten van de saneringen in de categorie ‘hoog risico’ zijn: Extra manuren door zorgvuldiger werken en meer tijd benodigd voor de eindreiniging Extra manuren door verlenging van de duur van het containment omdat de eindcontrole meer tijd in beslag neemt (voor kleinere saneringen kan de containment niet meer op dezelfde dag worden afgebroken als waarop de werkzaamheden aanvangen) Verdubbeling van materiaalverbruik 17 Verhoging van de risico-opslag door grotere onzekerheid met betrekking tot afkeuren van de werkzaamheden De belangrijkste oorzaken voor de toename van de kosten van de eindcontroles bij ‘hoog-risico saneringen’ zijn: De eindcontroles moeten zorgvuldiger worden uitgevoerd, waardoor deze zeker direct na verlaging van de grenswaarden langer zullen duren Er moeten extra luchtmetingen plaatsvinden en additioneel moeten kleefmonsters worden genomen De monsters moeten geanalyseerd worden door middel van SEM/RMA en niet meer door middel van Fase Contrast Microscopie (FCM) Een luchtmeting duurt nu minimaal 6 uur, metingen en analyses kunnen niet meer op dezelfde dag plaatsvinden De methode van analyseren van de monsters is veel duurder dan de nu gebruikte methode Het overgrote deel van de hoog-risico saneringen (in beginsel risicoklasse 3) bestaat uit kleinere projecten. Deze zullen in prijs verdubbelen. Hierdoor ontstaat vooral bij deze projecten een groter risico op de inschakeling van een niet gecertificeerd bedrijf voor de verwijdering van het asbest, met alle problemen van dien. De ver laging van de grenswaarden zal dus, met name bij hoog-risico saneringen, gepaard moeten gaan met meer en strengere handhaving. De kosten die bedrijven moeten maken bij saneringswerkzaamheden en eindcontroles als gevolg van de naleving van het Arbobesluit en daarvan afgeleide regels en voorschriften, vallen onder de definitie van inhoudelijke nalevingskosten. Door middel van NEN normen en certificatieschema’s zijn de kosten voor deze werkzaamheden verworden tot ‘business as usual costs’. Daarmee wordt bedoe ld dat bedrijven deze kosten voor het grootste deel ook zouden maken wanneer er geen wet- en regelgeving zou zijn die verplicht om de werkzaamheden op een bepaalde wijze uit te voeren. Immers, (de meeste) bedrijven hebben het beste voor met hun werknemers, de medemens en het milieu. Uiteraard zijn er uitzonderingen, maar dat soort bedrijven zijn er nu ook en hiertegen moet streng gehandhaafd worden. Op termijn zien de betrokken partijen dat er winst te behalen is in de verlaging van de grenswaarden. Doordat zorgvuldiger gewerkt gaat worden bij hoog-risico saneringen, zal bij saneringen in een lagere risicoklasse ook zorgvuldiger worden gewerkt. Hierdoor worden er minder saneringen afgekeurd en op termijn zal mogelijk een efficiencywinst behaald kunnen worden, waardoor de totale tijdsbesteding van saneringen kan worden teruggebracht. Er is nog geen ervaring opgedaan met het werken onder het regime van de verlaagde grenswaarden. Het is dan ook niet mogelijk om de effecten van de gewenning op termijn nu al te kwantificeren. Ook is het nog niet mogelijk om nu al een kwantificering te maken van het effect dat optreedt door de inschakeling van nieuwe apparatuur en machines. Voorlopig wordt aangenomen dat met de huidige beschermingsmiddelen en het nemen van de juist e en afdoende bronmaatregelen binnen de nieuwe grenswaarden kan worden gewerkt. Op termijn zullen wel proeven genomen worden met nieuwe werkwijzen. 18 Bijlagen Bijlage 1 Gehanteerde aantallen en frequenties De cijfers waarop dit onderzoek is gebaseerd zijn zoveel mogelijk afkomstig uit het jaar 2012. tabel 3.4 Aantallen en frequenties 2012 met betrekking tot door bedrijven uitgevoerde werkzaamheden Gebruikte aantallen en Waarde Bron 53.110 Sectorrapportage Asbest 2013, Inspectie SZW, juli 2013 frequenties saneringsmeldingen % saneringen in risicoklasse 1 30% TNO % saneringen in risicoklasse 2 60% TNO % saneringen in risicoklasse 3 10% TNO uitgevoerde saneringen in risicoklasse 3 gecertificeerde Ca. 5.300 Afgeleid uit: Sectorrapportage Asbest 2013, Inspectie SZW, juli 2013 300 Stichting Certificatie Asbest (Ascert.nl) medewerkers gecertificeerde Ca. Brochure Aanpak van asbest 2012-2015. Een kwestie asbestverwijderingsbedrijven 4.000 asbestverwijderingsbedrijven gecertificeerde 100 van lange adem. Inspectie SZW, april 2012 Stichting Certificatie Asbest (Ascert.nl) inventarisatiebedrijven geaccrediteerde 21 Raad voor Accreditatie (RvA) laboratoria 19 Literatuur en geraadpleegde websites Bijlage 2 Wijzigingen Arbeidsomstandighedenbesluit i.v.m. grenswaarden asbest (versie 5 maart 2013) TNO-rapport: Onderzoek naar de blootstelling aan asbest tijdens saneringswerkzaamheden (concept 4), van 11 november 2013 Brochure: Eindcontrole na asbestsanering volgens NEN 2990. De feiten op een rij. Search B.V. Bijlage XIIIb behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering. Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27 Arbobesluit. Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie. NEN 2990 Lucht – Eindcontrole na asbestverwijdering. Oktober 2012. Sectorrapportage Asbest 2013. Inspectie SZW, juli 2013. Meten inhoudelijke nalevingskosten bestaande regelgeving. Handlei ding en stappenplan. Panteia/EIM, mei 2008. Landelijke Uitvoeringsmethodiek Asbestverwijderingsbesluit 2005. Infomil, juni 2007. Indeling van werkzaamheden met asbest in risicoklassen. SZW geen datum. (gebaseerd op: TNO, “Risicogerichte classificatie van werkzaamheden met asbest” 2004, Tempelman et al). www.isoplaat.nl/asbestprijzen.php www.nivag.nl/prijzen.html www.hulstmilieuadvies.nl/pags/asbestanalyse.htm www.wat-kost-het.nl/verbouwen-en-kosten/verbouwen-en-kosten-1/wat-kostasbest-verwijderen/index.php?gclid=COud96eklrsCFYmN3godFyAASQ www.asbest-experts.nl/kosten-asbest-verwijderen-dak-asbest-dak-verwijderen/hoeveelkost-asbest-verwijderen-asbest-kosten/index.html 20 Bijlage 3 Lijst van deelnemers aan de discussiebijeenkomst Deelnemer Namens organisatie Jan Tempelman TNO Earth, Environmental and Life Sciences Jan van Willigenburg BME Asbestconsult bv Jasper Kosters Sanitas Milieukundig Adviesbureau B.V. Udo Waltman Fenelab Teun Stam VERAS en VVTB 9 Arco Engelen HumanNova De deelnemers aan de discussiebijeenkomst hebben Panteia in de gelegenheid gesteld, door middel van hun commentaar en input, om de gevolgen voor de nalevingskosten voor bedrijven van de verlaging van de asbestgrenswaarden te ramen. Panteia is verantwoordelijk voor deze ramingen. 9 Namens de VVTB / Cor van der Zee en VERAS / Teun Stam is een gezamenlijke schriftelijke reactie op het conceptrapport ontvangen en door Panteia verwerkt. 21
© Copyright 2024 ExpyDoc