Samen natuur beheren - Federatie Particulier Grondbezit

INDIVIDUEEL CERTIFICERINGSMODEL FPG
Samen natuur beheren
Sinds november 2010 heeft u de mogelijkheid om als gecertificeerde beheerder subsidie
aan te vragen voor natuurbeheer. De Federatie Particulier Grondbezit heeft hiertoe een
certificeringsmodel beschikbaar. Dit nieuwe model heeft verschillende voordelen.
Veelbelovende ontwikkelingen
Nadat het model in concept ontwikkeld was, werd het getest
bij 3 particulieren en het Brabants Landschap. De resultaten
waren veelbelovend. Met deze resultaten gingen het Brabants
Landschap en het BPG gezamenlijk naar het IPO, om hen in
kennis te stellen van dit nieuwe model. Het IPO reageerde
enthousiast, maar stelde als voorwaarde dat het geen provinciaal model werd specifiek voor één provincie, maar een lan-
Kader 1 Voordelen individueel certificeringsmodel FPG
Gaandeweg het ontwikkelingsproces zijn er tal van voordelen in
beeld gekomen. De belangrijkste zijn:
1. Vergroting eigen expertise. De eigenaar krijgt via het certificeringsmodel meer inzicht in de effecten en de resultaten
van bepaalde beheermaatregelen die hij neemt ten behoeve
van een bepaald natuurtype op zijn terreinen.
2. Door de onderlinge contacten en bezoeken tijdens de interne
audit krijgt de eigenaar een interessante kijk in de keuken van
een collega-eigenaar. Daarmee kan hij zijn voordeel doen.
3. Het certificeringsmodel van de FPG heeft een duidelijk borgende werking, hierdoor is een eenvoudige koppeling mogelijk met de certificaten voor duurzaam bosbeheer.
4. Het model van de FPG is gelijk aan dat van de 12 Landschappen en heeft ook dezelfde status. Dit is bijvoorbeeld goed
voor het doorleveren van terreinen.
5. Het levert een stuk erkenning van het natuurbeheer door
particulieren op door de overheid.
Ir. E.J.M. Aertsen is senior beleidsmedewerker bos, natuur en landschap en
projectleider certificering FPG
delijk model. Zodoende werd contact gezocht met koepelorganisaties: de FPG en de 12 Landschappen. In mei 2010 gaven de Federatieraad van de FPG en de 12 Landschappen
groen licht voor een verdere ontwikkeling van het Brabants
Model naar een landelijk certificeringsmodel. Sindsdien is er
door beide organisaties gewerkt aan een eigen projectplan
ten behoeve van de ontwikkeling van het landelijk certificeringsmodel.
Kader 2 Verschillen individueel certificeringsmodel FPG
en groepscertificeringsmodel Unie van Bosgroepen
Individueel certificeringsmodel
FPG
Groepscertificeringsmodel
Unie van Bosgroepen
Individueel certificaat
Eigenaar, rentmeester of adviseur
levert inzet, tijd en arbeid,
dus actieve participatie
Gratis deelname (uren van
externen voor eigen rekening)
Van elkaar leren door interessante
kijk in elkaars keuken
Groepscertificaat
Bosgroep verzorgt de
aanvraag; meer passieve
betrokkenheid
Betaalde dienst van de
Unie van Bosgroepen
Leereffect via adviseur
de landeigenaar
D
e afgelopen twee jaar heeft het Brabants Particulier
Grondbezit (BPG) samen met het Brabants Landschap
en de provincie Noord-Brabant een certificeringsmodel opgezet. Aanleiding hiervoor was de nieuwe Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer. Bij de introductie
hiervan op het provinciehuis in ’s-Hertogenbosch in november 2008, werd door het Interprovinciaal Overleg (IPO) aangegeven dat de nieuwe regeling uit zou gaan van meer
vertrouwen in de eigenaar/beheerder. Dit geldt vooral voor
de ‘gecertificeerde beheerder’. Deze moet voldoen aan een
aantal criteria. Hierop keken de voorzitter van het BPG, dhr.
Jan Hak en de directeur van het Brabants Landschap, dhr.
Jan Baan, elkaar aan. Deze blik van verstandhouding was het
startsein voor het opzetten van het ‘Brabants Certificeringsmodel’. Een praktisch en eenvoudig model voor particulieren
en de provinciale landschappen, waarmee de deelnemers aan
de nieuwe subsidieregeling in staat zijn als gecertificeerde beheerder subsidie aan te vragen.
5
Geen gedwongen winkelnering
Door de ontwikkeling van het individueel certificeringsmodel
FPG krijgt de particuliere eigenaar/beheerder een keuzemogelijkheid bij het gecertificeerd aanvragen van subsidie en is
er geen gedwongen winkelnering als gevolg van één enkel
systeem. De particuliere eigenaar kan nu immers kiezen uit
het groepscertificeringsmodel van de Unie van Bosgroepen
en het individuele certificeringmodel van de FPG. De verschillen tussen beide modellen staan beschreven in kader 2.
Bij het model van de FPG wordt maximaal gebruik gemaakt
De particulier kan nu
uit 2 modellen kiezen bij het gecertificeerd
aanvragen van subsidie
van bestaande gegevens die voor andere regelingen en wetten
werden vastgelegd, zoals Natura2000, Natuurschoonwet en
oude Programma Beheer-gegevens.
Uiteraard voldoet het individuele certificeringsmodel van de
FPG aan de landelijke criteria zoals opgesteld door het IPO,
maar het model is ook opgesteld conform de criteria van
kwaliteitszorg (ISO 9001). Toch is het certificeringsmodel
goedkoop en eenvoudig gebleven, omdat het uitgaat van de
februari 2011 - Nr 1
Ekko Aertsen
eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar/beheerder alsook
van de inzet van eigen arbeid, kennis en kunde en de bereidheid deze kennis aan elkaar over te dragen tijdens interne
audits.
Elementen en stappen
Het individueel certificeringsmodel bevat de volgende elementen:
I Een handboek in 2 delen; een landelijk deel met de algemene procedures, werkwijzen, handleidingen en modelbladen en een provinciaal deel met een beschrijving van de
provinciale organisatie en de lijst van deelnemers.
I Een contract tussen de deelnemer (eigenaar) en de provinciale organisatie.
I De eigenaar dient zelf te zorgen voor een toekomstvisie en
de eigen jaarlijkse beheerplanning alsook de inzet van eigen tijd en kennis voor de jaarlijkse interne audit. Eventueel kan de eigenaar dit ook overlaten aan de eigen
rentmeester/beheerder.
I De FPG en de provinciale vereniging kunnen desgewenst
voor begeleiding zorgen.
Stap 3: CHECK
De eigenaar zorgt ervoor dat de ecologische monitoring
plaatsvindt volgens het protocol dat door het IPO vastgesteld
is. In de huidige voorstellen zal deze monitoring doorgaans
1 keer per 6 jaar plaatsvinden; voor een enkel beheertype
kan dit vaker of minder vaak zijn. De definitieve voorstellen
hierover zullen in de loop van dit jaar duidelijk worden. Belangrijk is dat de eigenaar kan kiezen of hij de monitoring
zelf wil doen (wanneer hij de ecologische kennis hiervoor in
huis heeft), of dat hij dit uitbesteedt aan een gespecialiseerd
bureau. Voor het uitvoeren van de monitoring is een (bij uitbesteden) kostendekkende vergoeding beschikbaar vanuit
het IPO. Indien uitbesteed kan er sprake zijn van een collectiviteitskorting op de kosten van de monitoring. De FPG is
hierover in gesprek met diverse bureaus.
Daarnaast vindt er een interne en een externe audit plaats.
Stap 4: ACT
De resultaten van de monitoring en audits kunnen aanleiding geven wijzigingen door te voeren in de administratie
van de eigenaar, beheerplan of doelen.
Vervolgens begint de kwaliteitscyclus weer bij stap 1.
de landeigenaar
Figuur 2 De beheercyclus
6
In het eerste deel van het kwaliteitshandboek wordt een aantal procedures beschreven. Deze hoeft de eigenaar dus niet
meer uit te denken. Wel moeten ze vertaald worden naar de
specifieke situatie van de eigenaar. De belangrijkste procedures zijn de beschrijving van de kwaliteitscyclus, de beheercyclus en de procedure van de interne audit.
De kwaliteitscyclus
De kwaliteitscyclus omvat 4 stappen, deze staan ook in figuur 1.
Stap 1: PLAN
Eenmaal per 6 jaar wordt per terrein (of beheereenheid) het
natuur- en beheertype vastgelegd. Dit is door de provincie al
bepaald, dus de eigenaar moet zijn administratie hierop aanpassen. Overigens doet de eigenaar dit al zodra hij beheerssubsidie aanvraagt voor het nieuwe stelsel!
Stap 2: DO
De eigenaar voert het beheer uit behorend bij het beheertype
en doet dit volgens de beheercyclus.
februari 2011 - Nr 1
B3. Plan: Jaarlijks opstellen werkplan
voor beheer
Do: Uitvoeren van beheer
B4. Check: Uitvoeren van interne audit
Opstellen van aanbevelingen
B5. Externe audit en monitoring
(kan ook op ander moment in
de cyclus en hoeft niet ieder jaar)
B6. Opstellen verantwoording per terrein
Beheersverslag met aanbevelingen
Figuur 1 De kwaliteitscyclus
PLAN
K1. Per terrein worden
natuurtype en beheertype door
provincie bepaald
en door eigenaar vastgelegd.
ACT
K4. Eventueel bijstellen van doelen
en daarmee aanpassing
van het beheerplan voor komende jaren.
CHECK
K3. Uitvoeren van een monitoring
(biotisch en abiotisch) in een terrein.
Protocol maakt geen deel uit
van dit systeem.
B1. Vastleggen kadastrale gegevens
B2. Vastleggen natuurtype en
beheertype inclusief doelstelling
DO
K2. Door eigenaar uitvoeren
van beheercyclus B3, B4, B5, B6, B7.
(meerdere jaargangen)
B7. Act: Eventueel bijstellen werkplan
voor komend jaar
De beheercyclus
De beheercyclus (figuur 2) bestaat uit een aantal eenvoudige
en praktische stappen waarbij, indien mogelijk, gebruik gemaakt wordt van de bestaande gegevens.
Begonnen wordt met het (eenmalig) vastleggen van de uitgangssituatie. Dit kan het beste en meest eenvoudig digitaal
via het elektronisch dossier van Dienst Regelingen. Hier zijn
niet alleen de kadastrale gegevens bekend en vastgelegd,
maar ook het natuur- en beheertype en eventueel afhankelijk
van de provincie ook het ambitiedoeltype. Mocht dat niet
voorhanden zijn, kan de eigenaar altijd nog terugvallen op
de oude aanvraaggegevens van programmabeheer, die dan
vertaald worden naar de nieuwe natuur- en beheertypologie,
en op eigen kadastrale overzichten en NSW-gegevens.
Kader 3 Voorbeeld werkplan, voor 1 beheereenheid
Beheereenheid 1, beheertype (half)natuurlijk grasland
gepland
uitgevoerd
opmerkingen
opbrengen ruige mest
maaien
vóór broedseizoen
na 1 juni
5 maart
14 juni
19 augustus
25 juli
door aannemer
opbrengst ongeveer 65 pakken
deel gemaaid
nieuw ingezaaide stukken
gemaaid en afgevoerd
er is één buis stuk
(eerste land zuidkant)
gemaaid
aug./sept.
oktober
oktober
wanneer nodig
begin maart
onderhoud dammen
wanneer nodig
15 juli
Verder wordt een beschrijving gegeven van de eigen doelstellingen van het bezit voor instandhouding, recreatieve doelen,
natuurkwaliteit, houtproductie. Wanneer deze SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden)
geformuleerd worden, maakt dat het alleen maar makkelijker. Overigens zijn dit soort zaken vaak al eerder beschreven
in een beheerplan, en dan hoeft dat uiteraard niet opnieuw!
De doelstellingen worden verwerkt in een werkplan voor het
komende jaar. Een voorbeeld is te zien in kader 3. Wanneer
er tijdens het uitvoeren van beheermaatregelen bijzonderheden optreden, dan worden die ook in de tabel gezet. Hetzelfde geldt voor de kosten. De tabel kan ook gebruikt
worden voor de jaarlijkse verantwoording.
De resultaten van de interne en externe audit, alsook de resultaten van de monitoring kunnen aanleiding geven tot een
aanpassing in het werkplan voor het komende jaar. Echter,
ook het werkplan van het afgelopen jaar kan hier al aanleiding toe geven. Wanneer er bijvoorbeeld in jaar T een dunning gepland stond, maar vanwege een lage houtprijs is die
nog even achterwege gelaten tot het volgende jaar (jaar T+1),
dan zal dat in het jaarplan van jaar T aangegeven zijn en
moet dat worden meegenomen in het werkplan van jaar T+1.
eigen kosten
gebruik machines € 300
eigen arbeid 10 uren
eigen arbeid 6 uren
eigen arbeid 8 uren
eigen arbeid 2 uren
lega beheerder (en andersom). Een eigen rentmeester of beheerder mag natuurlijk ook meedoen, of als plaatsvervanger
optreden. De audit verloopt volgens een vragenlijst, waarmee
getoetst wordt of voldaan wordt aan de procedures zoals beschreven in het kwaliteithandboek. De bevindingen worden
genoteerd op een apart formulier. Dit formulier is tevens input voor de interne audit van het jaar erop, zodat wanneer er
tekortkomingen zijn, deze het jaar erop niet vergeten worden. Mochten er meerdere keren ernstige tekortkomingen
geconstateerd worden, dan zal het certificaat ingetrokken
worden. Doordat de ervaringen en werkwijze doorgenomen
worden krijgt de eigenaar een kijkje in de keuken van de
collega-beheerder en andersom, waardoor je van elkaar leert.
Dat is een belangrijk winstpunt.
7
De eigenaar krijgt een kijkje in de keuken van
de collega-beheerder en andersom
Het certificeringmodel van de FPG bevat 3 evaluatiemomenten, te weten de interne en externe audit en de monitoring.
De interne audit vindt jaarlijks plaats. De eigenaar voert deze
bij voorkeur zelf uit: hij kijkt ieder jaar bij een andere col-
De externe audit vindt 1 keer per 6 jaar steekproefsgewijs
plaats. De externe audit wordt uitgevoerd door de provincie
of Dienst Landelijk Gebied. Het doel is controleren of het
certificeringsmodel door de eigenaar gevolgd wordt. Ook
hier is een kans dat het certificaat ingetrokken wordt.
Het derde evaluatiemoment betreft de monitoring. Deze gebeurt volgens een aparte werkwijze die geen onderdeel uitmaakt van het certificeringsmodel. De resultaten van de
monitoring zijn echter des te belangrijker, want zij vormen
een groot onderdeel van de eerder besproken kwaliteitscyclus
en daarmee voor de bepaling van de natuur- en beheertypen.
Rosandse polder, bij Zevenaar
In ruil voor tijd
Controles
Foto: Cuno Eijkelenkamp
Bovenstaande lijkt wellicht allemaal erg omslachtig, maar
veel van de hier beschreven activiteiten, zijn gewoon dagelijkse beheerpraktijk, met dit verschil dat het proces nu wellicht een andere naam krijgt.
Al met al zal de extra benodigde tijdsinvestering beperkt zijn
tot ongeveer 6 dagen per jaar: een dag voorbereiding, 2 keer
een dag interne audit (inclusief reistijd), een dag (verdeeld
over het jaar) voor het bijhouden van het werkplan, een dag
evaluatie en eventueel nog een dag voor de externe audit en
de monitoring. In ruil voor deze tijdsinvestering krijgt u veel
kennis over uw eigen beheer en bedrijfsvoering, en het predicaat gecertificeerd natuurbeheerder.
Mocht u na het lezen van dit artikel enthousiast geworden
zijn en hier aan mee willen doen, neemt u dan contact op
met de stafmedewerker van uw Provinciale Vereniging of met
Ekko Aertsen: [email protected].
•
februari 2011 - Nr 1
slootkanten maaien
sloten opschonen
greppels frezen
onderhoud buizen
externe kosten
de landeigenaar
werkzaamheden