4. Boekbesprekingen.indd

Boekbesprekingen/Comptes Rendus
had argued that these passages should not
be taken literally, which provoked fierce
re­sponses. Vermij emphasises that this was
not a feud between atheists and orthodox
believers, but between religious philoso­
phers. Jordy Geerlings tells the fascinating
story of the anti-Newtonian Johann von
Hatzfeld, forced to witness the public burning of his books in 1746 in The Hague
because of their blasphemous content. He
clashed with Newton about the possibility
of a perpetuum mobile, devised a system of
the world based upon fermentation, quarrelled with Christian Wolff, and finally
published the overtly deist treatise that got
him into trouble. In the final contribution
Henri Krop investigates the incorporation
of Newtonianism in Dutch eighteenth-century universities. Krop analyses the works
of Van Swinden and shows the dual nature
of Newtonianism that Dijksterhuis noted
before.
This is a fine volume, providing a number
of excellent case studies in early eighteenthcentury Dutch natural philosophy. Many of
the authors conclude that there is no such
thing as mere Newtonianism. Rather, it is
a pluriform label applicable to Newton’s
philosophical theories, a particular scientific method and a theistic worldview, all of
which were to a certain degree adopted by
particular Dutch philosophers.
An interesting question that remains
unanswered is why so many paid only
lip-service to Newton’s motto ‘I feign no
hypotheses’. As Kees de Pater writes, ‘On
the one hand [Boerhaave and Van Musschenbroek] warn against transgressing the
bounds imposed by observation by introducing unveriable hypotheses, but on the
other hand they easily speak of sharp acid
particles and globular water particles’ (p.
151). This puzzle provides ample room for
further research.
Andreas Zangger, Koloniale Schweiz. Ein
Stück Globalgeschichte zwischen Europa und
­
Südostasien (1860–1930) (Bielefeld: Transcript, 2011). 476 pp., ill. ISBN: 978-3-83761796-2, € 36,80.
Zangger’s rijke monografie over de carrières
en netwerken van Zwitserse wetenschappers,
planters en kooplieden in Zuidoost-Azië in
de decennia rond 1900 heeft een duidelijke
stelling: wereldhandel, migratie, scheepvaart, kolonialisme en wetenschap zijn
nauw met elkaar verweven fenomenen, die
Zwitserland – dat zelfs nooit koloniën heeft
gehad – mede hebben gevormd. Centrale
kenmerken van de Helvetische politieke
cultuur kunnen, volgens Zangger, gelezen
worden als reactie op imperiale strategieën
van Engeland, Frankrijk en Nederland. Het
boek is gebaseerd op archiefonderzoek in
Nederland, Zwitserland, Engeland en Singapore, en valt uiteen in drie grote delen.
In het eerste gedeelte (pp. 41–167)
beschrijft de auteur uitvoerig hoe OostZwitserse textiel­
handelaren vanuit de
knooppunten Singapore, Batavia, Makassar en Manila langzaam Aziatische markten
binnendrongen. Vooral na de afscheiding
van België in 1830 was Nederland nauwelijks in staat de groeiende bevolking op Java
en de omliggende eilanden van textiel te
voorzien. Zwitserse ondernemersfamilies
zoals de Sturzeneggers, de Niederers en de
Blumers grepen deze kans en ontwikkelden
regionale distributienetwerken die vooral
jonge kooplieden de mogelijkheid gaven
om snel de sociale ladder te beklimmen. Tot
1880 werkten bijvoorbeeld circa 60 Zwitserse kooplieden bij vooral Nederlandse en
Duitse handelshuizen in Singapore en Batavia. Fascinerend is Zangger’s discussie van
de marketingstrategieën die deze handelaren ontwikkelden om op bazaars contacten
met Chinese ondernemers aan te knopen.
In het tweede gedeelte (pp. 169–286) verschuift de auteur de geografische focus naar
Kees-Jan Schilt (University of Sussex)
56
4. Boekbesprekingen.indd 56
2/28/2014 1:01:11 PM
Boekbesprekingen/Comptes Rendus
steden werden opgericht. Vooral in de Ostschweizerischen
geographisch-comerciellen
Gesellschaft (Oost-Zwitsers geografischcommercieel genootschap) kwamen handel
en wetenschap nauw bij elkaar. Vele leden
bekleedden hoge functies bij op export
georiënteerde bedrijven. Verder beheerde
het genootschap een groeiende verzameling
van kaarten, etnografica en monsters van
handelsproducten die wetenschappelijke reizigers, kooplieden en planters vanuit Azië en
andere delen van de wereld naar Zwitserland
verstuurden. Ook de Zwitserse academ­
ische wereld onderhield nauwe banden met
wetenschappelijk instellingen in de Nederlandse koloniën in Zuidoost Azië. Menig
Zwitsers botanicus reisde naar Java om in de
laboratoria en proefstations meer over het
onderzoek naar de chemische bestanddelen
van planten (fytochemie) te weten te komen.
Kort samengevat is Zangger’s boek om
twee redenen interessant: Ten eerste levert
het met het mondiale perspectief een aantrekkelijk raamwerk om de geschiedenis
te bestuderen van een land dat officieel
nooit koloniën heeft gehad. Vooral de verwevenheid met de Nederlandse koloniale
bureaucratie en de intra-Aziatische netwerken van Europese en Chinese handelshuizen
in Singapore intrigeert. Ten tweede laat het
boek zien dat de productie van botanische,
etnografische en geografische kennis rond
1900 een polycentrisch proces was dat de
grenzen van Europa ver oversteeg. Bovendien is het boek vlot geschreven en goed
leesbaar. Alleen de theoretische verantwoording is soms te langdradig en had scherper
geformuleerd kunnen worden. Maar aangezien de monografie op een proefschrift
is gebaseerd was dat waarschijnlijk nooit
helemaal te voorkomen geweest. Spijtig is
ook het ontbreken van een index aangezien
in het boek zo veel personen en instellingen
worden besproken.
de plantagegordel in Oost-Sumatra. Vooral
na 1870 opende de koloniale regering in
Batavia dit kustgebied voor investeerders en
planters uit het buitenland. Jonge Zwitsers en
Duitsers wier carrière in Singapore en Penang
niet wilde vlotten, zagen de rap groeiende
plantages als mogelijkheid om snel rijkdom te
vergaren. Maar omdat de tabakscultuur – na
een korte boom rond 1880 – vast in handen
van de grote Nederlandse plantersvereniging
(Deli-Maatschappij) bleef, richtten kleinere
planters waaronder ook veel Zwitsers hun
aandacht op de aanbouw van muskaat, gambir, rubber, koffie, indigo, meekrap, katoen
en kokospalmen. Uiteindelijk legden deze
kleine plantages de basis voor grootschalige
investeringen door Amerikaanse and Britse
bedrijven in het begin van de twintigste eeuw.
Ook in deze bedrijven speelde, zoals Zangger
laat zien, de Zwitserse kennis van de plaatselijke landbouwculturen een belangrijke rol.
In het derde gedeelte (pp. 287–432) illustreert Zangger hoe de ervaringen in de
koloniën wetenschappelijke en andere
instellingen in Zwitserland gevormd hebben.
Na een uitgebreide discussie over het ontstaan van mondiale transportverzekeringen
en de financiering van plantages op Sumatra,
komt het voor wetenschapshistorici belangrijkste onderwerp in het boek aan de orde:
de circulatie van wetenschappers, objecten
en kennis tussen Azië en Zwitserland. In
tegenstelling tot historici als Rudolf Stichweh, die wetenschap en economie als twee
onafhankelijke domeinen zien, pleit Zangger
voor een transnationale analyse waarin juist
de verwevenheid tussen beiden terreinen
zichtbaar kan worden gemaakt. Veel van
de in de eerste twee delen besproken handelaren en planters komen in dit gedeelte
van het boek weer terug. Naast individuele
reizigers zoals Ludwig Horner, Heinrich
Zollinger en Fritz en Paul Sarasin, bespreekt
Zangger een hele reeks geografische en
etnografische gezelschappen die in de late
negentiende eeuw in verschillende Zwitserse
Andreas Weber (Universiteit Twente)
57
4. Boekbesprekingen.indd 57
2/28/2014 1:01:11 PM