Ondersteuningsplan 2014 – 2016 – 2018 Passend onderwijs samen sterk in maatwerk 1 Samenwerkingsgebied SWV primair onderwijs de Meierij 30-05 Zaltbommel Zaltbommel Zaltbomme Maasdriel Haaren ’s-Hertogenbosch Vught ’s-Hertogenbosch Haaren Boxtel Sint-Michielsgestel Sint-Michielsgestel Vught Schijndel Maasdriel Schijndel Zaltbommel Boxtel 2 Maasdriel ’s-Hertogenbosch Vught Sint-Michielsgestel Haaren Schijndel Boxtel Inhoudsopgave Ondersteuningsplan SWV PO de Meierij 1. Inleiding 1. Status en functie van dit ondersteuningsplan en wettelijke eisen 2.Ontstaansgeschiedenis 3. Samenhang met andere documenten 2. Missie en Visie 1. Missie van het samenwerkingsverband 2. Visie op passend onderwijs 3. Organisatie SVW PO de Meierij 1. Betrokken schoolbesturen en scholen 2. Bestuurlijke uitgangspunten en inrichting 3. Ondersteuningsplanraad OPR 4. Inrichting organisatie : ondersteuningseenheden 5. Inrichting organisatie : SBO, symbiose en SO 6.Personeel 4. Inrichting Passend Onderwijs 1. Basiskwaliteit en passend onderwijs 2.Basisondersteuning 3.Schoolondersteuningsprofielen 4. Partnerschap met ouders / verzorgers (protocol informatie en betrokkenheid) 5.Ontwikkelingsperspectief 6. Extra ondersteuning 7. Toedeling van onderwijsondersteuning 8. Procedures en criteria (terug)plaatsing SBO en (V)SO en grensverkeer 9. Klachten, geschillen en arbitrage 10. Privacy en administratie gezondheid 5. Doorgaande lijn en samenwerking cluster 1 & 2 en gemeenten 1. Doorgaande lijn (VSV PO VO) 2. Samenwerking met cluster 1 en 2 3. Verbinding onderwijs met gemeentelijke taken 1. Jeugdhulp 2. Leerplicht 3.Leerlingenvervoer 4.Onderwijshuisvesting 5.Onderwijsachterstandenbeleid 6.Kwaliteitszorg 1. Kaders van interne kwaliteitszorg 2. Systeem en cyclus monitoring en verantwoording (PDCA) 3. Extern toezicht (OCW) 7. Beoogde resultaten / activiteiten 1. Startsituatie: kengetallen SWV 2013 2. Startsituatie basiskwaliteit en basisondersteuning 2014 3. Ambitie: doelen proces en resultaat komende periode 2014-2018 4. Activiteiten 2014-2016 ter realisatie doelen 8. Financiën 1.Liquidatie 2. Inkomsten 2014 3. Bekostiging basisondersteuning, extra ondersteuning en ondersteuningseenheden 4. Uitgaven meerjarenbegroting 5. Saldo van begrote baten en lasten 9. Bijlagen 1. Lijst met afkortingen 2. Overzicht 29 aangesloten besturen 3. Vastgestelde beleidsstukken SWV 4. Lijst met deelnemende scholen 5. Schema OPR 6.Basiskwaliteit 7. Basisondersteuning / ondersteuningsprofielen 8. Meerjarenbegroting (korte toelichting) 9. Lijst uitleg gehanteerde begrippen 4 4 5 7 8 8 8 9 9 9 10 10 13 15 18 19 19 20 21 23 24 25 27 31 33 34 34 35 36 38 40 41 43 44 47 47 48 49 51 51 52 53 55 56 56 56 57 60 62 65 66 68 69 70 74 75 76 76 77 3 1 Inleiding 1.1 Status en functie van dit Onder- steuningsplan en wettelijke eisen Op 27 juni 2013 hebben 29 besturen uit het primair onderwijs in de regio 30.05 de Stichting samenwerkingsverband primair onderwijs De Meierij opgericht conform artikel 18a lid 2 van de Wet op het primair onderwijs. Binnen SWV PO de Meierij maken de schoolbesturen onderling afspraken over de wijze waarop voor alle leerlingen passend onderwijs wordt gerealiseerd. De besturen realiseren een ononderbroken ontwikkelingsproces voor alle leerlingen door het creëren van een samenhangend en dekkend aanbod van basis- en extra ondersteuning in de regio. Het geheel van deze afspraken, procedures en criteria is opgenomen in dit ondersteuningsplan, dat inhoudelijk voldoet aan de gestelde eisen in artikel 18a lid 8 a-j Wet op het primair onderwijs. Hier verwijzen wij naar de paragrafen van uitwerking per wettelijke eis. a. In hoofdstuk 4 beschrijven we de wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor basisondersteuning (schoolondersteuningsprofielen) en extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. In dit hoofdstuk wordt ook op diverse plekkende samenwerking met de voorzieningen cluster 1 en 2 beschreven; b. In hoofdstuk 8 beschrijven wij de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen via de ondersteuningseenheden aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting ; c. In paragraaf 4.7 en 4.8 beschrijven wij de procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op de speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband, op scholen voor speciaal onderwijs en op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs; 4 d. In paragraaf 4.8 beschrijven wij de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs van leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40 lid 10 van de Wet op de expertisecentra, betrekking heeft, is verstreken; e. In hoofdstuk 7 beschrijven wij de huidige situatie en de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging (hoofdstuk 8); f. In paragraaf 4.4 beschrijven wij de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over ondersteuningsvoorzieningen. In paragraaf 4.9 de beroepsmogelijkheden klachtenprocedure; g. In paragraaf 8.3 beschrijven wij de wijze waarop wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel 118 lid 4 (bekostiging via ministeriele regeling) en artikel 124 (grondslag bekostiging S(B)O : personeel) van de Wet op het primair onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 124 leden 1 en 2 bedoelde peildatum (1 februari); h. In paragraaf 8.5 beschrijven wij de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van bekostiging voor materiële instandhouding respectievelijk de bekostiging van personeelskosten als bedoeld in artikel 124 lid 7 of artikel 125 lid 6 respectievelijk 125b lid 3 van de Wet op het primair onderwijs; i. In paragraaf 4.8 wordt beschreven de wijze waarop wordt bepaald of de situaties bedoeld in artikel 125b (plaatsing en grensverkeer) van de Wet op het primair onderwijs zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in genoemd artikel 125b lid 1 bedoelde peildatum (1 oktober en 1 februari) en in paragraaf 8.4 wordt nader ingegaan op de bekostiging daarvan; j. In paragraaf 4.7 en 4.8 beschrijven wij de samenstelling, werkwijze en financiering van de toelatingsadviescommissie binnen de ondersteuningseenheden en de second opinion. Door ondertekening van de aansluitingsover eenkomst en na goedkeuring in mei 2013 door de onderwijsinspectie committeren de 29 schoolbesturen zich in woord en daad aan de in dit plan beschreven procedurele, personele en financiële afspraken voor de wettelijke planperiode van medio 2014 tot medio 2018. Het samenwerkingsverband PO de Meierij kiest ervoor om dit eerste ondersteuningsplan na een periode van twee schooljaren integraal te evalueren en volledig opnieuw vast te stellen; hierbij wordt de OPR ook weer formeel betrokken. Procedureel is dit ondersteuningsplan afgestemd op het (jeugd)beleid van 8 betrokken gemeenten door middel van het voeren van op overeenstemmingsgericht overleg. De procedure hiertoe is vastgesteld op 25 oktober 2013 en na enkele verkennende gesprekken is OOGO gevoerd op 16 januari 2014. De vastgestelde ontwikkelagenda is integraal opgenomen in hoofdstuk 5.2. Het concept ondersteuningsplan is eind januari 2014 voorgelegd ter advisering aan de OPR, die op de eindversie instemming heeft verleend medio maart 2014. Daarbij gaf de OPR nog een aantal adviezen waarvan een aantal in deze eindversie zijn opgenomen. Op basis van het ondersteuningsplan stellen de ondersteuningseenheden jaarlijkse operationele ondersteuningsplannen op waarin de doelstellingen worden geconcretiseerd in activiteiten met een onderliggende begroting; voor het eerst in het schooljaar 2014-2015. De ondersteuningseenheden evalueren hun operationeel plan jaarlijks en leggen hun planverslag voor aan de directeur-bestuurder; voor het eerst medio 2015. De directeur-bestuurder bundelt en integreert deze planverslagen in een jaarlijks activiteitenplan en begroting voor het samenwerkingsverband. Daarbij wordt aangetekend dat dit ondersteunings plan elk jaar wordt aangepast aan de actualiteit. 1 Bijlage 9.3: nummer 1, intentieverklaring d.d. 25-20-12 1.2Ontstaansgeschiedenis Oriëntatiefase (tot augustus 2012) In navolging op de wetgeving ‘passend onderwijs’ hebben betrokken besturen en coördinatie w.s.n.s. een projectorganisatie ingericht met een stuurgroep die bestond uit 9 gemandateerd bestuurders, ondersteund door een voorzittersgroep van coördinatoren en directeuren. Op een tweedaagse conferentie in februari 2012 en een studieochtend in juni 2012 is de missie en visie voor het nieuw te vormen samenwerkingsverband opgesteld en zijn eerste koersuitspraken geformuleerd die richting gaven aan de verdere inrichting van het nieuwe samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Meierij. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in een concept intentieverklaring. Intentiefase (augustus 2012 – november 2012) In augustus 2012 is door de stuurgroep en de aangestelde projectleider een eerste Koersplan op hoofdlijnen opgesteld dat samen met de concept intentieverklaring ter informatie en advies is voorgelegd aan alle 29 betrokken besturen, hun directies en achterban (G)MR. In oktober 2012 is de intentieverklaring1 in definitieve vorm opgesteld en getekend door alle 29 besturen. De stuurgroep heeft in september 2012 een plandocument (format PO-raad) opgesteld en de projectstructuur uitgebreid door het installeren van 8 inhoudelijke werkgroepen ter uitwerking van de verschillende beleidsonderdelen. Deze werkgroepen hebben ieder een operationele planning opgesteld (werkagenda voor de periode september 2012 – mei 2013) op basis van de opdrachtstelling van de stuurgroep en aangegeven deadlines. Deze werkagenda’s zijn door de stuurgroep medio oktober 2012 voor akkoord vastgesteld. Oprichtingsfase (december 2012 – juli 2013) In het najaar 2012 en voorjaar 2013 zijn twee informatieavonden gehouden voor personeel en ouders uit de betrokken (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden, waaruit een informele voorlopige ondersteuningsplanraad (VPOR) kon worden ingericht. 5 1 Inleiding De stuurgroep heeft in januari 2013 de concept statuten en een concept aansluitingsovereenkomst opgesteld , die in twee ronden zijn besproken met alle 29 betrokken besturen. In mei-juni 2013 is hierover extra overleg gevoerd met enkele kleinere besturen uit de Bommelerwaard. Gedurende dit jaar zijn alle directeuren en teams via nieuwsbrieven en bijeenkomsten binnen elk w.s.n.s. verband op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Tevens hebben er twee dialoogbijeenkomsten plaatsgevonden met de contactpersonen OCW. Op 27 juni 2013 zijn de statuten2 gepasseerd bij de notaris en is de Stichting SWV PO de Meierij ingeschreven bij de kamer van koophandel te ’s Hertogenbosch. Uitwerkingsfase (augustus 2013 – mei 2014) In augustus 2013 is de stuurgroep opgeheven en overgegaan in het Bestuur Stichting SWV PO de Meierij. Op dat moment hadden 22 besturen de aansluitingsovereenkomst3 getekend. Per 1 november is het samenwerkingsverband geregistreerd bij DUO (PO3005) en hebben ook de laatste 7 besturen de aansluitingsovereenkomst ondertekend. In oktober 2013 heeft het bestuur de statuten en reglement4 van de OPR vastgesteld en is de OPR officieel na een verkiezingsronde op 16 december 2013 geïnstalleerd. Ook zijn de project begrotingen5 2012-2013 en 2013-2014 vastgesteld. Na de zomer 2013 is een gezamenlijke werkgroep ‘doorgaande lijn PO-VO’ geformeerd, waarin de afstemming (doorgaande lijn6) tussen beide samenwerkingsverbanden is gezocht. De overeengekomen samenvattende tekst is in beide ondersteuningsplannen eenduidig opgenomen (paragraaf 5.1). Tevens is gezamenlijk gewerkt aan de afstemming met de gemeenten. Op de concept teksten is in januari 2014 OOGO7 gevoerd door een vertegenwoordiging SWV PO en SWV VO. Dit heeft geleid tot het vaststellen van visie en beleid op relevante thema’s. Deze teksten8 zijn ook eenduidig in beide ondersteuningsplannen opgenomen (paragraaf 5.2). In september 2013 zijn de opbrengsten van alle werkgroepen gebundeld in een eerste concept ondersteuningsplan dat op een besturenavond is besproken met de 29 betrokken besturen. In december 2013 heeft de simulatie audit van de inspectie plaatsgevonden; met een positief oordeel. Verder komen vanuit eigen kracht 6 Daarna is nog in december 2013 de 2e versie van het ondersteuningsplan aan de betrokken schoolbesturen en gemeenten beschikbaar gesteld. In november 2013 zijn er waardensessies gehouden om het merk PO De Meierij inhoud te geven en de externe communicatie op te starten. Ook is het logo9 en onze huisstijl vastgesteld. In december zijn er informatiefolders opgemaakt om ouders in algemene zin te informeren over passend onderwijs (in 4 talen) en een specifieke folder voor ouder van kinderen met een rugzak over de overgangsregeling en uitstroom naar het V(S)O. In december 2013 is gestart met het ontwerp van de website, die in januari 2014 is opengesteld. Via de website beschikt het SWV over een goed medium om het achterland (schoolteams en ouders) nader te informeren. Op 16 januari 2014 is de 2e conceptversie ondersteuningsplan besproken met de betrokken gemeenten in het OOGO en is met name de tekst van paragraaf 5.3 definitief vastgesteld en een ontwikkelagenda opgesteld. Ook is deze tweede versie van het ondersteuningsplan voor pre-advies voorgelegd aan de OPR. Begin februari 2014 is officieel de 3e conceptversie van het ondersteuningsplan ter beschikking gesteld aan betrokken schoolbesturen en de OPR voor een laatste inspraak en advies ronde. Eind maart 2014 heeft de OPR ingestemd met de definitieve (3e) versie van het ondersteuningsplan en meerjarenbegroting. De daarbij aangeleverde adviezen10 zijn voor een groot deel opgenomen in de eindversie (5) van het ondersteuningsplan dat in mei 2014 ter beschikking is gesteld aan de onderwijsinspectie. Inrichtingsfase (mei 2014-augustus 2014) In de periode mei-augustus 2014 zullen 5 onder steuningsmanagers benoemd worden die de uitwerking van passend onderwijs en de afstemming met jeugdzorg en relevante partners binnen de ondersteuningseenheden verder gaan vormgeven. Per 1 mei 2014 zijn 4 kandidaten geselecteerd en is voor de ondersteuningseenheid Zaltbommel een interne sollicitatieprocedure opgestart. Per 1 mei is de projectleider gevraagd om tot na de zomer 2014 de rol van kwartiermaker DB te vervullen. De kwartiermaker en de ondersteuningsmanagers vormen vanaf 1 mei een MT; dat de laatste inrichtingsaspecten ter hand zal nemen; o.a. inrichting ondersteuningsteams, opzet nieuwe overlegstructuur en eerste opzet monitor OPP/TLV. Een eerste werving en selectieronde voor de directeur-bestuurder bleek niet succesvol en na een tweede werving en selectieronde hopen we voor 1 augustus 2014 een nieuwe directeur-bestuurder te benoemen, waaraan de kwartiermaker zijn taken zal overdragen. 1.3 Samenhang met andere documenten Het bestuur van SWV PO de Meierij werkt conform de statuten, bestuursreglementen en de code goed bestuur. Het Ondersteuningsplan komt in de plaats van de w.s.n.s zorgplannen en biedt uitwerking aan het ondersteuningsbeleid van het samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan wordt operationeel verder uitgewerkt in jaarplannen per ondersteuningseenheid. Elk schoolbestuur en elke school stemt af op de relevante passages uit het ondersteuningsplan in bestuurlijke plannen, schoolplannen, schoolgidsen en het ondersteuningsprofiel per school. Dit ondersteuningsplan beschrijft de onderwijs ondersteuning in afstemming met jeugdzorg, beschreven in gemeentelijke documenten, zorgplannen, achterstandenbeleid en jeugdbeleid. In bijlage 9.3 staan onderliggende beleidstukken opgesomd, waarnaar via voetnoten wordt verwezen in relevante passages van dit ondersteuningsplan. 2 Bijlage 9.3: nummer 3, Statuten Bijlage 9.3: nummer 2: Aansluitingsovereenkomst 4 Bijlage 9.3: nummers 14,15,22-25, statuten en reglementen OPR 5 Bijlage 9.3: nummers 16 en 17: projectbegrotingen invoeringsjaren 6 Bijlage 9.3: nummer 13, doorgaande lijn 7 Bijlage 9.3: nummer 21, procedure OOGO 8 Bijlage 9.3: nummer 31, samenwerking met jeugdzorg 9 Bijlage 9.3: nummers 6 en 7, logo en huisstijl 10 Bijlage 9.3: nummer 37, reactie bestuur op adviezen OPR 3 7 2 Missie en Visie 2.1 Missie van het samenwerkingsverband Ons samenwerkingsverband biedt thuisnabij passend onderwijs en ondersteuning aan alle kinderen van 2-14 jaar11 zodat zij zich optimaal en ononderbroken kunnen ontwikkelen. Daarbij streven we actief naar de realisering van een doorgaande ontwikkelingslijn 0-14 jaar. Dit realiseren we door : • een diversiteit van arrangementen uitgaande van de mogelijkheden en talenten van kinderen; • professionals die planmatig handelings- en resultaatgericht werken en zich continue ontwikkelen; • resultaatgerichte samenwerking en afstemming met ouders, relevante maatschappelijke instellingen en gemeenten; • een organisatie en bestuur die efficiënt werkt, effectief besluiten neemt, helder communiceert en zich transparant verantwoordt; • beschikbare middelen in te zetten op basis van ondersteuningsbehoeften. Onze interne kernwaarden zijn: • Authentiek Zijn • Relatie Gericht • Lerend Vermogen In onze uitingen: • Tonen wij respect voor diversiteit en identiteit. • Is ons samenwerken gericht op verbinden en versterken • Acteren wij ontwikkelings- en resultaat gericht Onze ambitie: • Passend onderwijs en ondersteuning voor alle kinderen in de Meierij • Er zijn geen thuiszitters • Wij zijn toonaangevend 2.2 Visie op ondersteuning De wet Passend Onderwijs heeft tot doel dat voor alle leerlingen, ook leerlingen met een specifieke onderwijs- • Schoolondersteuningsprofielen, waarin de basiskwaliteit en basisondersteuning tenminste moet voldoen aan de binnen het samenwerkingsverband gestelde normen en criteria; • Professionalisering van personeel tot tenminste het niveau van de basisondersteuning, met daarbij speciaal aandacht voor vroegsignalering en handelingsgericht werken; • Ontwikkelingsperspectief opstellen samen met de ouders voor elke leerling met extra ondersteuningsbehoefte die de basisondersteuning overstijgt; • Organisatie en vormgeving van de extra onder steuning binnen ondersteuningseenheden. • Het samenwerkingsverband zorgt ervoor dat de ondersteuningseenheden over de middelen kunnen beschikken om dit waar te maken. Binnen de ondersteuningseenheden streven we naar behoud van verworvenheden en lokaal gegroeide onder steuningsvormen; • Lokale afspraken maken met gemeenten en partners in het kader van afstemming ondersteuning in en om de school en de jeugdzorg in de thuissituatie; • Geen wachtlijsten en voor eventuele thuiszitters direct een plan van aanpak maken; • Afgifte toelaatbaarheidsverklaringen door het samenwerkingsverband en aansluiting bij landelijke arbitrage- en geschillencommissies; • In stand houden van speciale settings voor de arrangementen SBO en SO; • Informatie aan- en overleg met ouders is een verantwoordelijkheid van elk schoolbestuur. Door de noodzaak van vroegsignalering en goede aanmeldingsprocedure (overdracht) ligt onze verantwoordelijkheid ook bij kinderen van 2 en 3 jaar. Onze verantwoordelijkheid voor kinderen van 13 en 14 jaar is het meest duidelijk in het VSO, maar ook zitten sommige kinderen langer dan 8 jaar op de basisschool en voelen we een verantwoordelijkheid in het volgen van onze kinderen in het V(S)O. 11 8 behoefte een passende onderwijsplek beschikbaar is. Wettelijk geldt de zorgplicht: zodra een leerling bij een school wordt aangemeld, is het schoolbestuur verantwoordelijk om passend onderwijs en basisondersteuning te bieden. Indien dit schoolbestuur zelf niet kan voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van een kind, dan organiseert zij die ondersteuning met behulp van de samenwerkingspartners in het samenwerkingsverband. Uitgangspunt binnen De Meierij is: passend onderwijs zo thuisnabij als mogelijk, met vanuit SWV expertise inzet. Het betekent onder meer: 3 Organisatie SWV PO de Meierij 3.1 Betrokken schoolbesturen en scholen (bijlage 9.2 en 9.4). De Stichting SWV Primair Onderwijs De Meierij (BRIN PO30.05) komt in de plaats van vijf oude w.s.n.s samenwerkingsverbanden (Den Bosch, Vught, Schijndel, Boxtel en Zaltbommel) en onderdelen van REC Balein en REC Chiron (Koraal Onderwijs) die per augustus 2014 zijn opgehouden te bestaan. In het nieuwe samenwerkingsverband PO De Meierij participeren 29 besturen voor Primair Onderwijs bij acte genoemd, 111 basisscholen, 5 scholen voor speciaal basisonderwijs, 1 Mytylschool (Cluster 3), 3 scholen (cluster 3) en 3 scholen (cluster 4); gespecificeerd in bijlage 2. Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting en vice versa zijn nader geregeld in de aansluitingsovereen komsten. Samen zijn ze binnen het SWV PO de Meierij verantwoordelijk voor het bieden van passend onderwijs en ondersteuning aan c.a. 28.500 leerlingen. 3.2 Bestuurlijke uitgangspunten en inrichting Om in een groot samenwerkingsverband daadkrachtig besturen mogelijk te maken hebben de 29 besturen gekozen voor een stichtingsvorm boven een vereniging/coöperatie als rechtspersoon. Om tegelijkertijd tegemoet te kunnen komen aan regionale verschillen, diversiteit en identiteit is gekozen voor het (samen)werken binnen 10 kleinere ondersteuningseenheden12. Het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit 9 bestuursleden, waarbij de zetelverdeling recht doet aan regionale spreiding. Er zijn 5 zetels voor vertegenwoordiging vanuit het basisonderwijs (de 5 oude w.s.n.s. regio’s c.q. de 10 nieuwe ondersteuningseenheden) en er zijn 4 zetels beschikbaar voor onze SO partners. Besluitvorming vindt plaats in algemene consensus oftewel wordt gestemd volgens het principe van one-man-one –vote. Het primaire doel van het bestuur is het stand houden van het regionaal samenwerkingsverband in de Bijlage 9.3: nummer 8, ondersteuningseenheden Bijlage 9.3, nummer 4, bestuursreglement zin van artikel 18a lid 2 van de Wet op het Primair Onderwijs door het realiseren van passend onderwijs en ondersteuning aan alle leerlingen in de regio. Zij besturen op hoofdlijnen binnen de kaders gesteld in de statuten en bestuursreglementen13 en handelen volgens de code goed bestuur van de PO raad. Het bestuur ziet toe op een verantwoorde, efficiënte en resultaatgerichte besteding van de beschikbaar gestelde middelen. Tevens heeft het bestuur een rooster van aftreden opgesteld14. Het bestuur wenst namens de betrokken schoolbesturen in de eerst komende jaren op hoofdlijnen te blijven besturen. Daarom kiezen we – door de aard en doel van het samenwerkingsverband - voor een ‘one tier’ model en expliciet niet voor ‘two tier’. De scheiding tussen bestuur en intern toezicht is dus ingericht door middel van een functionele scheiding tussen bestuur en intern toezicht (AB-DB model). Conform het advies van de onderwijsinspectie laat het bestuur het proces niet te snel los15. In de eerste jaren van opbouw en implementatie verdient de directeur-bestuurder een algemeen bestuur dat vanuit betrokkenheid en verantwoordelijkheid zich bewust is van de opbouwfase van de organisatie, van haar rol en functie van inhoudelijke betrokkene in het begin naast die van intern toezichthouder. Inhoudelijke betrokkenheid wordt vormgegeven door bestuurders te koppelen aan aandachtgebieden om vanuit de inhoud de directeurbestuurder met advies bij te kunnen staan. Het algemeen bestuur van het samenwerkings verband is voornemens om gaandeweg (2014-2016) meer op afstand te gaan besturen; om op termijn (2016-2018) nog uitsluitend in de toezicht-houdende rol te functioneren en slechts op hoofdlijnen te besturen. Het algemeen bestuur heeft besloten om medio 2016 het aantal bestuursleden terug te brengen van 9 naar 8, waarbij 1 van de 4 SO zetels zal vervallen. Wellicht wordt t.z.t. ervoor gekozen 2 van de 4 SO zetels te laten vervallen. Het SWV handelt binnen de kaders van de wet en regelgeving en zal daarop periodiek ook door de Bijlage 9.3, nummer 38 rooster aftreden en aandachtsvelden AB Bijlage 9.3: nummer 36, reactie op audit onderwijsinspectie 12 14 13 15 9 3 Organisatie SWV PO de Meierij Onderwijsinspectie worden getoetst. Het bestuur mandateert, tot wederopzegging en onverminderd zijn verantwoordelijkheden, alle bestuurlijke taken en bevoegdheden aan de directeur-bestuurder16 (0.8 fte schaal 14), met uitzondering van hetgeen zij zich conform artikel 7.11 en 10.3 van de statuten voor zich zelf op hoofdlijnen en als intern toezichthouder17 voorbehoudt. De directeur-bestuurder is ten aanzien van de gemandateerde taken en bevoegdheden de uitvoerend dagelijks bestuurder en als dusdanig lid van het bestuur. De directeur-bestuurder geeft leiding aan een kleine staf en aan de 5 ondersteunings managers (schaal 12), die verantwoordelijk zijn voor het arrangeren van de ondersteuning dicht bij de scholen en aansturing van het ondersteuningsteam in 10 ondersteuningseenheden in samenwerking met de jeugdzorg (zie paragraaf 3.4). 3.3 Ondersteuningplanraad OPR Ouders en leraren hadden altijd al inspraak op de zorgplannen. Nu het ondersteuningsplan deze vervangt, behouden zij medezeggenschap via instemming op het ondersteuningsplan. Hiertoe is een ondersteuningsplanraad (OPR) op samenwerkingsverbandniveau ingericht. Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft de oprichtingsstatuten, reglementen en faciliteitenregeling OPR18 vastgesteld voor de komende planperiode. In oktober 2013 zijn verkiezingen georganiseerd via kieskringen MR waaruit 29 vertegenwoordigers namens ons personeel en 29 vertegenwoordigers namens onze ouders zijn geselecteerd. Een ouder en een personeelslid per aangesloten bestuur (gelijkwaardige inbreng, ongeacht de grootte van elk bestuur). Deze vertegenwoordigers hebben uit hun midden 5 ouders en 5 personeelsleden uit het basisonderwijs en 1 ouder en 1 personeelslid uit het SO gekozen, die zitting hebben in de OPR. De OPR is op 16 december 2013 officieel verkozen en geïnstalleerd. De OPR zal elk jaar minimaal 2 keer overleggen met de directeur bestuurder en via inhoudelijke werkgroepen betrokken blijven bij de verdere beleidsontwikkeling. Uiteraard zal de frequentie van dit overleg intensiever zijn in de jaren waarin het ondersteuningsplan wordt geëvalueerd en herijkt: Vooralsnog de schooljaren 2015-2016 en 2017-2018. 3.4 Inrichting organisatie : teams en ondersteuningseenheden De Stichting voert uit ‘namens de 29 aangesloten besturen’, die de juridische eigenaren zijn van de Stichting’ en gezamenlijk verantwoordelijk voor het realiseren van Passend Onderwijs in de Meierij. De verdere organisatorische inrichting wordt bepaald door een aantal uitgangspunten: • Minimale overhead en geen inrichting van een centrale dienst. • Maximale financiële middelen naar de ondersteuningseenheden en het primair proces. • Relevante expertise behouden en dialoog gestuurd werken. • Zo min mogelijk externe inhuur: we ‘leren van en met elkaar’. • Goede afstemming met de transitie jeugdzorg (basisteams jeugd en gezin) en gemeenten. Het samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Meierij kent weinig overhead. Er wordt een efficiënte en organieke structuur ingericht met Bijlage 9.3, nummer 26, functieomschrijving (fuwa) directeur bestuurder Bijlage 9.3 nummer 5, toezichtkader 18 Bijlage 9.3: nummers 14,15,22-25, statuten, reglementen en faciliteitenregeling OPR 16 17 10 De leden van de OPR stellen een schema van aftreden op, om opgebouwde expertise te behouden. OPR leden en vertegenwoordigers kieskringen nemen deel aan 5 structurele werkgroepen OPR (zie bijlage 9.5). Het bestuur van het samenwerkingsverband opteert voor een open en pro-actieve werkcultuur met de OPR en heeft in het afgelopen jaar diverse stukken in vroegtijdig stadium aan de (V)OPR ter beschikking gesteld. Deze zijn besproken en becommentarieerd in diverse werkgroepen waar vertegenwoordigers van ons personeel en onze ouders ook zitting in hebben. slechts enkele ondersteunende staffuncties. (In eerste instantie wordt gedacht aan 0.6 fte secretaresse, 0.1 fte finance and control – flexibel inzetbaar - en 0.1 fte medewerker communicatie) SWV PO De Meierij moet als groot samenwerkings verband de professionals in staat stellen kinderen van de juiste (snel, flexibel en deskundig) onderwijsondersteuning te voorzien. Daarbij zijn de volgende zaken van belang : preventie, samenwerking, dicht bij het kind, integraal. Daarom worden netwerken en kwaliteitskringen, vraag gestuurd, dichtbij het primaire proces ingericht19. Dit noemen we ‘ondersteuningseenheden’ (OE). De ondersteuningseenheden zijn niet te groot, het is belangrijk dat de professionals die in een ondersteuningsteam binnen een eenheid werken de expertise van de andere professionals kennen en snel in kunnen zetten. Dat de te behalen resultaten voor iedereen helder zijn met duidelijke richtlijnen en evaluatiemogelijkheden. Organisatieschema: Bestuur SWV AB DB Staf 29 schoolbesturen OPR (P)MR Jeugdzorg BJG Ondersteuningsmanagers 10 ondersteuningseenheden (G)MR Ondersteuningsstructuur op scholen 19 Bijlage 9.3: nummer 40, notitie ondersteuningseenheden 11 3 Organisatie SWV PO de Meierij Het is wenselijk om door te bouwen op het sociale kapitaal van de voorgaande jaren, en de ondersteuningsteams binnen de eenheden zoveel mogelijk in te richten op de huidige, bekende structuur van de samenwerkings verbanden. Deze regionale indeling maakt tevens goede samenwerking mogelijk met de basisteams jeugd en gezin (BJG’s) en afstemming op de gemeentelijke educatieve agenda’s via overeenstemmingsgericht overleg. Na twee jaar (2016) wordt opnieuw de balans opgemaakt en naargelang de ervaringen en de ontstaande situatie worden aanpassingen doorgevoerd. Concreet betekent dit dat er vanaf 1 augustus 2014 10 ondersteunings eenheden zullen zijn, afgestemd op de regio’s BJG’s van de gemeenten. Startsituatie per 01-08-14 Globaal ll aantal Fte manager 12500 Samen 2 x 0.7 fte Eenheid Den Bosch Wijk West/Engelen; Eenheid Den Bosch Wijk Maaspoort/Empel; Eenheid Den Bosch Wijk Noord; Eenheid Den Bosch Wijk Binnenstad/Muntel/Vliert; (incl. wijkambassadeurs) Eenheid Den Bosch Wijk Oost/Zuid; (incl. wijkcontactpersonen) Eenheid Den Bosch Wijk Rosmalen/ De Groote Wielen /Nuland/Vinkel; Eenheid Bommelerwaard; 4900 0.6 fte Eenheid Vught-Haren-st.Michielsgestel; 6200 0.8 fte Eenheid Boxtel; 2900 0.4 fte Eenheid Schijndel; 2100 0.4 fte Elke eenheid krijgt in mei 2014 een ondersteunings manager toebedeeld20 die de scholen verbindt, de opdracht helder communiceert, plannen van aanpak maakt, de resultaten in het oog heeft en houdt en verbinding heeft met de andere ondersteuningsteams. De ondersteuningsmanager schakelt tussen de diversiteit aan posities, belangen, posities en praktijken maar zorgt bovenal dat gewenste ondersteuning snel en direct op de plaats komt waar die nodig is. Bijlage 9.3: nummer 35: benoeming OEM en sollicitatieprocedure Bijlage 9.3: nummer 33: functieomschrijving ondersteuningsmanager 20 12 21 In totaal denken we dan aan 5 ondersteunings managers. ’s-Hertogenbosch werkt met 1 ondersteuningsmanager, bijgestaan door 6 wijkambassadeurs en wijkcontactpersonen. De overige eenheden werken met een part-time ondersteuningsmanager. De ondersteunings managers vormen samen met de directeur bestuurder het managementteam van het samenwerkingsverband. De ondersteunings managers werken gezamenlijk aan de realisering van de collectieve ambitie van het samenwerkings verband en zorgen voor uitwisseling van ‘good practice’ en expertise. Daarbij gelden onder andere de volgende kerntaken voor de ondersteuningsmanager21: - Richting van de ondersteuningseenheid bepalen, afgestemd op de lokale situatie, binnen de kaders van het ondersteuningsplan - Resultaten laten zien en daarover verantwoording afleggen, gerelateerd aan de besteding van de middelen - Reflecteren op handelen en effecten hiervan - Ruimte geven voor creativiteit in arrangeren - Leiding geven aan gedetacheerd personeel in het ondersteuningsteam - Netwerken in samenwerking met andere eenheden, gemeente en partners De ondersteuningsmanagers hebben binnen hun ondersteuningseenheid de regierol m.b.t. operationeel beleid, onderwijsondersteuning en toewijzing. Standaard bestaat elke ondersteuningseenheid uit een ondersteuningsteam van adviseurs en trajectondersteuners afkomstig uit het S(B)O: • adviseurs geven advies en consultatie en verrichten onderzoek. In elk ondersteuningsteam bevind zich minimaal 1 orthopedagoog/ psycholoog die betrokken is bij de opzet van ontwikkelingsperspectiefplannen (OPP) en de toelaatbaarheidsverklaringen (TLV) S(B)O . • trajectondersteuners, specialisten uit S(B)O op leergebieden, gedrag en eventueel gezin. Zij bieden de daadwerkelijke extra ondersteuning en dienen als arrangement contactpersoon voor ouders en de school. De bepaling van de ondersteuningsformatie en de gewenste/benodigde expertise wordt in de komende maanden uitgewerkt. Hierbij kiezen we niet voor ‘opting out’ en ook niet voor ‘vermindering volume expertise’. Het personeel dat per 1 oktober 2013 in dienst is van of werkend voor w.s.n.s en de ambulant begeleiders SO werkzaam voor de LGF / rugzakken worden per 1 augustus 2014 gedetacheerd binnen 1 of meer van de 10 ondersteuningsteams. Zij vallen vanaf dat moment onder de directe aansturing van de ondersteuningsmanagers. De trajectondersteuners werken dialoog gericht op gelijkwaardige basis met ouders en leerkrachten op de basisscholen. Ze zijn zich bewust van het eigenaarschap op het arrangement van de groepsleerkracht en de school. Ze zijn gericht op het versterken van de leerkracht en bedienen zich veelvuldig van co-teaching en coaching methodieken. De 10 teams bieden extra ondersteuning binnen de ondersteuningseenheden. Bij over- of ondercapaciteit maken de eenheden gebruik van elkaars beschikbare expertise. Dit wordt door de ondersteuningsmanagers in onderling overleg én met gesloten beurzen gerealiseerd. Daar waar de ondersteuningsvraag specifieke expertise vereist, maken de ondersteuningsmanagers gebruik van specifieke (domein)experts, werkzaam in het speciaal onderwijs (SO). Alleen de niet beschikbare expertise binnen het samenwerkingsverband wordt commercieel bij externe instanties ingekocht. 3.5 Inrichting organisatie : SBO, symbiose en SO Passend onderwijs wordt in samenwerking met anderen gerealiseerd. Het integraal werken, het “1 kind 1 gezin 1 plan” idee vraagt binnen het onder wijs een samenwerkende en integrale opstelling. Er ligt de opdracht om het regulier en het speciaal onderwijs goed te verbinden en samen te werken met de professionals van verschillende instellingen én met professionals van aanpalende disciplines zoals de jeugdzorg. Hierbij houden we de werkwijze van de zorgteams overeind en geven we speciale aandacht aan de verdere integratie van de curatieve zorg. Kinderen en leerkrachten worden zo lang als verantwoord thuisnabij en in de reguliere setting ondersteund. Iedere school blijft beschikken over een functionaris onderwijsondersteuning (intern begeleider) die verantwoordelijk is voor het arrangeren van passende ondersteuning voor ieder kind met een ondersteuningsvraag. Nieuw onder passend onderwijs is daarbij de intensieve betrokkenheid van ouders en de structurele samenwerking met een medewerker uit de jeugdzorg (BJG). In hoofdstuk 4 beschrijven we de basisondersteuning, waarbij we een hoog 13 3 Organisatie SWV PO de Meierij ambitieniveau formuleren voor het basisonderwijs. Kinderen kunnen binnen het basisonderwijs extra ondersteuning ontvangen via extra arrangementen. Ook zijn er ondersteuningsvragen, waarbij (tijdelijke) plaatsing in een speciale setting noodzakelijk is (symbiose). SBO en SO zullen als aparte setting blijven bestaan voor de kinderen waarvoor dergelijke arrangementen het meest passend zijn. De positie van het SBO wordt in feite steeds meer die van een basisschool met een speciaal arrangement - beschreven in hun schoolondersteuningsprofiel - waarbij vooral ingestoken wordt op ondersteuning thuisnabij. De SBO is als speciaal arrangement (setting) gekoppeld aan een of enkele ondersteuningseenhe(i)d(en) en vervult onder andere een schakelfunctie tussen basisonderwijs en speciaal onderwijs. De positie van het SO blijft die van aanbieder voor curatieve ondersteuning in een aparte en specifiek toegeruste setting voor kinderen die thuisnabij niet goed (meer) geholpen kunnen worden. Deze setting wordt omschreven in een ondersteuningsprofiel . Het SO vervult deze functie voor alle ondersteuningseenheden van het samenwerkingsverband ten aanzien van kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Onze ambitie is om een passend arrangement voor ieder kind te maken. Daarom laten we in de toekomst specifieke indicaties en het verschil in categorieën en clusters los. Binnen de Meierij zullen we actief gaan experimenteren met symbiose arrangementen. Symbiose arrangementen worden besproken in artikel 24 ‘Richtlijn Symbiose’ en de artikelen 11 en 12 ‘Onderwijskundig Besluit’ van de WEC. Symbiose houdt in dat een leerling die ingeschreven staat op het (voortgezet) speciaal onderwijs voor een deel van de tijd onderwijs kan volgen op een reguliere school. Op basis van de richtlijn symbiose van OCW dienen de eventuele kosten die hieraan zijn verbonden voor de reguliere school door de S(B) O-school te worden vergoed uit de bekostiging die het S(B)O voor deze leerling ontvangt. Hierover maken beide partijen afspraken en leggen deze vast in een symbiose overeenkomst tussen de scholen en het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Ook wordt gerefereerd aan symbiose in artikel 15 WPO; waar geregeld wordt dat onderwijstijd ‘op een andere basisschool of speciale (basis)school meetelt voor het totaal aantal uren onderwijs dat een leerling ten minste moet ontvangen. Hier wordt de mogelijkheid gecreëerd om leerlingen – ingeschreven op een basisschool – deels onderwijs te laten volgen op een speciale (basis)school. De basisplaatsbekostiging van dit lesdeel ontvangt de S(B)O van de basisschool en het extra benodigd budget dient als extra ondersteuning te worden opgenomen in het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP), dat het samenwerkingsverband financiert. Deze afspraken worden vastgelegd in een symbiose overeenkomst tussen de scholen en het samenwerkingsverband en opgenomen het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Uiteraard biedt dit wetsartikel ook de mogelijkheid dat basisschoolkinderen een deel van het lesprogramma op een andere basisschool volgen. Ook deze afspraken worden onderling vastgelegd en opgenomen het ontwikkelingsperspectief van de leerling. 14 De huidige regeling is breder dan de oorspronkelijke en biedt scholen extra arrangeerruimte. De wetgever wil dergelijke constructies van arrangeren (symbiose overeenkomsten) makkelijker maken om een onderwijsarrangement te bieden dat past bij de mogelijkheden van de leerling. Het uitgangspunt blijft echter dat het een (kleiner) deel van het onderwijs betreft dat op een andere school wordt gevolgd. Volledig onderwijs op een andere school is derhalve geen symbiose. Wanneer het wenselijk is dat een leerling een volledig onderwijsprogramma volgt op een andere school, kunnen ouders er voor kiezen hun kind op een reguliere school onderwijs te laten volgen en via een OPP extra middelen uit de leerlinggebonden financiering in te zetten. Zo blijft de leerling niet verstoken van de noodzakelijke specialistische hulp. De leerling dient dan wel ingeschreven te zijn op de school die hij/zij bezoekt en niet op de school die de ambulante begeleiding verzorgt. 3.6 Personeel (financiën) De betrokken scholen in De Meierij hebben op kwalitatieve wijze vorm gegeven aan w.s.n.s. Dit betekent dat (kwantitatief) onze verwijzingspercentages onder het landelijk gemiddelde liggen. Dit betekent dat we naar verwachting in de komende jaren in elk geval niet minder middelen tot onze beschikking krijgen. Daarom zullen we vooral blijven doorgaan om binnen de ondersteunings-eenheden en in samenwerking met onze SO partners de goede dingen goed te doen en willen we onze expertise graag behouden. Het samenwerkingsverband heeft in 2014 alle beschikbare expertise (kwaliteit), formatie (kwantiteit), kosten (detachering) in kaart gebracht (expertiselijst). Specialisten en experts huidig REC (per 1 oktober 2013) blijven in dienst van de betrokken speciale schoolbesturen en personeel in dienst van de oude w.s.n.s. verbanden worden uiterlijk augustus 2014 overgenomen op loonlijsten van de betrokken en verantwoordelijke reguliere schoolbesturen. 22 Bijlage 9.3: nummer 19: allocatiemodel Tijdelijke aanstellingen worden niet meer verlengd. In De Meierij wordt geen centrale dienst ingericht. Al het personeel wordt door het samenwerkingsverband ingehuurd van aangesloten schoolbesturen om op detacheringsbasis (in principe btw vrij) werkzaamheden uit te voeren voor het samenwerkingsverband en/of de ondersteuningseenheden. De personele risico’s liggen in principe bij de rechtspersoon van wie ingehuurd wordt. Hiervoor worden afspraken gemaakt ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit in (detacherings)contracten met het S(B)O. De middelen van het samenwerkingsverband (lichte en zware middelen minus de verplichte afdracht aan het SO en SBO en de kosten overhead) worden via een verdeelsleutel of allocatiemodel22 ter beschikking gesteld aan de ondersteuningseenheden. Dit betreft materiële middelen alsook personele middelen (formatie). Inzet S(B)O personeel in 2014-2015 De ondersteuningseenheden krijgen een budget voor lichte ondersteuning naar rato van het leerlingaantal. Daarvan wordt 25% tot 50% doorgezet naar de basisscholen om de eigen ondersteuningsstructuur en basisondersteuning te realiseren. De overige lichte middelen worden gebruikt voor het arrangeren en formeren binnen de ondersteuningseenheid. Effectief komt het erop neer dat al het personeel dat in 20132014 voor w.s.n.s. ambulant werkzaam is ook in het schooljaar 2014-2015 op vergelijkbare wijze werkzaam zal blijven voor de ondersteuningseenheden en het samenwerkingsverband. In ’s Hertogenbosch wordt de 14 fte ‘Passage’ naar rato verdeeld over de 6 wijken (nieuwe ondersteuningseenheden). Alle LGF middelen (oktober 2013) zullen nog 1 jaar doorlopen en toebedeeld worden aan de specifieke ontwikkelingsperspectieven. Schoolbesturen kunnen daarmee rekening houden in hun begroting en hun formatie. Schoolbesturen worden geadviseerd aandacht te schenken voor personeel dat eventueel is aangesteld op basisscholen op basis van extra ondersteuningsgelden (CUAB). De SO scholen leveren expertise die nodig is om het 15 3 Organisatie SWV PO de Meierij ondersteuningsarrangement (OPP) uit te voeren of gegevens te verzamelen op basis waarvan het ondersteuningsarrangement vorm moet krijgen. Effectief komt het erop neer dat al het personeel dat in 2013-2014 voor de LGF rugzakken werkzaam is ook in het schooljaar 2014-2015 op vergelijkbare wijze werkzaam zal blijven. Dit personeel (= adviseurs en trajectondersteuners) wordt gedetacheerd vanuit de SO schoolbesturen en verdeeld over de ondersteuningseenheden. Het overige deel (= expert en restformatie) blijft werkzaam in de SO setting en is op afroep beschikbaar voor alle eenheden van ons samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband voelt een morele verplichting om gespecialiseerd personeel zinvol aan het werk te houden. Inzet S(B)O personeel in 2015 en verder De ondersteuningseenheden krijgen een budget voor lichte ondersteuning naar rato van het leerlingaantal. Daarvan wordt 25% tot 50% doorgezet naar de basisscholen om de eigen ondersteuningsstructuur en basisondersteuning te realiseren. De overige lichte middelen worden gebruikt voor het arrangeren en formeren binnen de ondersteuningseenheid. De middelen voor extra ondersteuning worden – minus de kosten overhead samenwerkingsverband - vanaf medio 2015 ook naar rato van het leerlingenaantal toebedeeld aan de ondersteuningseenheden. Gemeentelijke middelen worden waar van toepassing bijgevoegd. De ondersteuningsmanagers maken in 2015 concreet welke expertise nodig is ter ondersteuning van de professionals uit de basisvoorzieningen op scholen, kinderdagverblijven en wijk . Dit betreft een kwantificering van en kwaliteitseis voor benodigde expertise van de adviseurs (orthopedagogen, psychologen als adviseurs), trajectondersteuners en de SO experts (landelijk worden hierop geen eisen door OCW gesteld; maar het SWV zal t.z.t. wel een eigen functieprofiel opstellen). Dit wordt opgenomen in een eerste operationeel jaarplan 2014-2015 e.v. per ondersteuningseenheid, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en geactualiseerd. 16 De benodigde expertise zal in principe vanuit de ondersteuningsteams aan de scholen binnen de eigen ondersteuningseenheid georganiseerd worden. Daarbij gaan we ervan uit dat de verschillende ondersteuningseenheden beschikbare expertise van elkaar gebruiken en ook dat er collectief expertise beschikbaar wordt gemaakt voor alle ondersteuningseenheden samen. De rol van het SO en WSNS bij de wijze van arrangeren, de invulling van deskundigenadvies, inrichting van flexibele en standaardarrangementen vragen van SO een flexibel personeelsbeleid, maar vraagt ook om afspraken binnen het SWV en individuele scholen. Om duurzaam antwoord te geven op de ondersteuningsbehoeften van het regulier onderwijs zal er meer nadruk gelegd moeten worden op opbrengstgerichtheid, systeemgerichtheid, vraaggerichtheid en flexibiliteit. In de verdere planperiode (2015-2018) zal gaandeweg blijken hoe de ondersteuningseenheden zich ontwikkelen en arrangeren en welke en hoeveel expertise ze nodig blijken te hebben. Personeelsleden gedetacheerd in de ondersteuningseenheid hebben 2 jaar de kans hun vraag gestuurde (kwantitatief als kwalitatief) plek te verwerven. Eind 2015 wordt de balans per ondersteuningseenheid opgemaakt. De als gevolg daarvan mogelijke personele mobiliteit is een collectieve én morele verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Over eventuele gevolgen wordt in 2016 (indien noodzakelijk) DGO gevoerd met de vakcentrales. Er is binnen de SO scholen personeel benoemd op basis van het aantal toegekende LGF trajecten waarvan de expertise niet direct inzetbaar is voor directe hulp aan kinderen. Denk hierbij aan leidinggevenden, leden van de CvI, administratieve krachten en dergelijke. Voor deze “rest” groep dienen er afspraken te worden gemaakt over de toedeling naar de diverse SWV Passend Onderwijs PO en VO en zelfs MBO waarvoor deze medewerkers diensten verrichten. We kiezen niet voor ‘opting out’ en gaan uit van en volledige financiële en personele herbestedingsverplichting tot medio 2016. RDDF plaatsing wordt vermeden. Voor leden van het CvI adviseren wij een toedeling gebaseerd op het gemiddeld aantal CvI beschikking afgegeven in de laatste drie jaar voor ons werkgebied. Voor leidinggevenden adviseren we een toedeling gebaseerd op de verdeling van het aantal AB uren over de diverse SWV. Het samenwerkingsverband zorgt dus pro-actief voor herplaatsing van individuele gevallen van werk naar (alternatief) werk in samenwerking met de besturen waar deze mensen in dienst zijn De WMS geeft in artikel 1 een omschrijving van het begrip personeel: “het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is onder benoeming bij het bevoegd gezag en dat werkzaam is bij …..”. De directeur-bestuurder, de ondersteuningsmanagers en het ondersteunend personeel dat vanuit schoolbesturen wordt gedetacheerd aan ons samenwerkingsverband, vallen onder dit begrip. De Stichting SWV PO de Meierij zal dan ook voor eind 2014 een Personele MR instellen op het niveau van het samenwerkingsverband. Ten slotte realiseert het bestuur van het samenwerkingsverband zich terdege dat het realiseren van passend onderwijs in de komende jaren veel ‘omdenken’ van onze professionals vereist, maar ook nieuwe werkwijzen, vroegtijdige signalering, anders arrangeren en samen organiseren. Daarom zal het samenwerkingsverband als collectief en de ondersteuningseenheden blijven investeren in deskundigheidsbevordering en kennisdeling personeel in kwaliteitskringen en netwerken. 17 4 Inrichting van passend onderwijs In dit hoofdstuk wordt arrangeren van passend onderwijs nader geconcretiseerd. De vastgestelde basisondersteuning, extra ondersteuning en het proces van ondersteuningstoewijzing wordt beschreven. Daarbij gaan we ook nadrukkelijk in op de rol van de ouders. Onderstaand schema brengt het arrangeren in beeld. Directeur bestuurder (DB) Ondersteuningsmanagers en SO directeuren SWV Ism SO,OE,JZ Onder steunings Eenheid BJG ontwikkelings perspectief HGW Niveau 5 10 eenheden Vaste teams Managers Eenheden hebben onderling contact organisatie HGW niveau 1 t/m 4 werkwijze Middelen SWV PO de Meierij Middelen ondersteuningseenheid OPR Speciaal onderwijs toelaatbaarheidsverklaring en plaatsbekostiging Extra ondersteuning ARRANGEREN Ieder basisschool geeft aan wat aan extra geboden kan worden. SBO heeft extra ondersteuning vastgelegd SBO in ondersteuningsprofiel Verantw. SWV Verantw. OEM Bedrag per leerling Basisondersteuning Iedere basisschool, SBO en SO voldoen hieraan. Vastgelegd in ondersteuningsprofiel Verantw. bestuur Rijksmiddelen Basiskwaliteit (arrangement) Inspectie norm Verantw. bestuur middelen Onderwijs dekkend aanbod VSV 18 Besturen PO / SO Verantwoording VO 4.1 basiskwaliteit en passend onderwijs Goede onderwijsondersteuning begint met kwalitatief goed ingericht goed onderwijs. Voorwaardelijk aan het realiseren van passend onderwijs is alle 111 basisscholen, 5 scholen voor speciaal basisonderwijs en 7 SO scholen zich bevinden op het basisarrangement zoals gedefinieerd en gewaardeerd door de onderwijsinspectie. Basiskwaliteit wordt gedefinieerd als het voldoen aan de eisen die de inspectie stelt. De Meierij ambieert dat geen enkele school door de inspectie als (zeer) zwak wordt beoordeeld. Daarboven hebben de inspectie-indicatoren 7.1, 8.1 en 8.3 onze speciale aandacht, omdat in deze t.a.v. ondersteuning en kwaliteit een belangrijke rol spelen. Als minimale eis is gesteld dat geen enkele school binnen De Meierij een ‘1’ of ‘2’ scoort op de volgende drie indicatoren (score ‘3’ is voldoende en score ‘4’ is het streefniveau): • Kwaliteitsaspect 7.1 (voor SO: 3.5) De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerling. • Kwaliteitsaspect 8.1 en 8.3 (ontbreekt bij SO) De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben. De school voert de zorg planmatig uit. Basiskwaliteit wordt vanuit de lumpsum bekostigd, zie verder in de paragraaf ‘kwaliteitszorg’. 4.2Basisondersteuning Het SWV De Meierij heeft de basisondersteuning23 gedefinieerd. Dit is het niveau van lichte onder steuning dat alle scholen primair onderwijs (basisscholen, speciale basisscholen en speciaal onderwijs) binnen ons samenwerkingsverband minimaal kan bieden aan alle leerlingen. Basisondersteuning bevat planmatig en handelingsgericht werken (HGW) binnen een hoogwaardige ondersteuningsstructuur van de school. Daarbij betreft het ook preventieve en lichte 23 Bijlage 9.3: nummer 9, uitwerking woot 0.8 basisondersteuning curatieve interventies waarvoor handelingsplannen worden geschreven. Onderwijsondersteuning structuur Dit kenmerk verwijst naar de manier waarop de school de onderwijsondersteuning binnen de school heeft georganiseerd en met andere organisaties en het ondersteuningsteam van de eenheid waartoe de school behoort samenwerkt. Resultaat- en handelingsgericht werken Voor al onze scholen geldt handelings- en resultaatgericht werken als standaard. Hierbij staan de onderwijsbehoeften van leerlingen centraal: wat heeft een leerling nodig om een bepaald doel te bereiken? Er wordt uitgegaan van een cyclus van planmatig handelen en evaluatie. Er wordt gewerkt met groepsplannen. Binnen het handelingsgericht werken worden ouders vanaf het begin bij het proces betrokken. De vier niveaus van HGW binnen de basisondersteuning: Leerlingbegeleiding binnen de groep Er is sprake van een eenduidige pedagogische werkwijze. De instructie van de leerkracht is afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de leerlingen. Binnen de groep wordt gewerkt met groepsplannen. Planmatig handelen binnen de groep Leerkrachten bedienen zich van aanpassingen in pedagogische werkwijze en instructie binnen de groep. Leerkrachten ontvangen hierbij ondersteuning vanuit de ondersteuningsstructuur van de school. Het handelen van leerkrachten wordt gekenmerkt door eenvoudige diagnostiek. Aanpassingen in pedagogische werkwijze en instructie zijn opgenomen in het groepsplan. Specialistische begeleiding/ondersteuning binnen de groep Er is sprake van doelgerichte intensieve begeleiding binnen de groep. Deze begeleiding wordt toegewezen, georganiseerd en uitgevoerd vanuit de ondersteuningsstructuur van de school door deskundigen die de school zelf in huis heeft 19 4 Inrichting van passend onderwijs (denk aan taal, rekenen, hoogbegaafdheid etc.) en de interne begeleider van de school. Het gaat hierbij ook om groepen leerlingen die een voorsprong in ontwikkeling tonen. Specialistische begeleiding/ ondersteuning binnen de groep wordt vastgelegd in het groepsplan. (Binnen de groep betekent onder verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht). aan een verrijking en opwaardering van de basisondersteuning. Het samenwerkingsverband stelt via de Ondersteuningseenheid een bedrag per leerling aan de scholen beschikbaar om de gewenste ontwikkeling van de basisondersteuning te faciliteren (zie ook: allocatie middelen). 4.3 Schoolondersteuningsprofielen (SOP) Preventieve en licht curatieve interventies Het gaat hierbij om het ondersteuningsaanbod dat binnen de school wordt georganiseerd voor leerlingen met leer- en/of ontwikkelingsvragen, fysiek-medische of sociaal-emotionele ondersteuningsbehoeften of voor leerlingen voor wie een aanpak voor het voorkomen van en omgaan met specifieke gedragskenmerken noodzakelijk is. Uitgangspunt in De Meierij is dat de scholen in staat worden gesteld om zoveel mogelijk ondersteuning zelf te organiseren, waar nodig in samenwerking met ketenpartners. De basisondersteuning omvat in ieder geval de door het samenwerkingsverband afgesproken preventieve en licht curatieve interventies die: • passen binnen de onderwijszorgstructuur van de school; • onder regie en verantwoordelijkheid van de school gerealiseerd worden; • eventueel met inzet van expertise van andere scholen wordt gerealiseerd; • soms met inzet van ketenpartners kan worden gecontinueerd; • uitgevoerd dient te worden op het overeengekomen kwaliteitsniveau. Het samenwerkingsverband De Meierij heeft de ambitie toe te werken naar een hoogwaardige basisondersteuning van scholen, waarmee zij een rijk aanbod van preventieve en (licht) curatieve onderwijsondersteuning kunnen realiseren. Dit wordt bereikt door de eigen kracht van elke school als uitgangspunt te nemen en passende ondersteuning te geven naar de ondersteuningsbehoefte van de leerling. In eerste instantie (2014-2016) streeft het samenwerkingsverband naar verbetering van de kwaliteit van de basisondersteuning. In tweede instantie (2016-2018) wordt gewerkt 20 Ouders hebben het recht een school te kiezen die zij geschikt vinden voor hun kind. Daarom is het belangrijk dat ouders goed weten welke mogelijkheden voor ondersteuning een school biedt. Het schoolondersteuningsprofiel vervult hierbij de belangrijkste rol. In een schoolondersteuningsprofiel wordt weergegeven op welk niveau de school basiskwaliteit en basisondersteuning levert en hoe de interne ondersteuningsstructuur is georganiseerd. Scholen kunnen van elkaar gaan verschillen, met de basisondersteuning als ondergrens. De school geeft in haar ondersteuningsprofiel aan wat het niveau is van de basisondersteuning, wat zij eventueel aan extra ondersteuning biedt of wat haar specifieke expertise is. De extra ondersteuning kan al dan niet worden vormgeven in samenwerking met de ondersteuningsenheid en met ketenpartners. Een school geeft in het SOP haar gewenste ambitieniveau aan en het ontwikkeltraject daar naar toe. Een eventueel verschil tussen de bestaande situatie en het beschreven niveau van de basisondersteuning en/of extra ondersteuning vormt de ontwikkelopdracht die de school in de komende jaren te vervullen heeft. De MR van een school behoudt adviesrecht (WMS) op het schoolondersteuningsprofiel. Alle scholen van De Meierij hebben via diverse instrumenten hun schoolondersteuningsprofiel geschreven. Voor De Meierij zijn dit de profielen van bijvoorbeeld Q3, April, kind op-de-gang, DVIC, Inschool (oud) en Inschool (nieuw). Om de schoolprofielen onderling vergelijkbaar te maken én om een nulmeting op de basisondersteuning te kunnen doen, hebben alle scholen in februari 2013 de matrix ‘inventarisatie niveau basisondersteuning’ ingevuld. Dit format bestaat uit zakelijke gegevens en beschrijvingen, die zo zijn weergegeven dat ze onderling vergelijkbaar zijn en ‘gestapeld’ kunnen worden tot een totaaloverzicht van het samenwerkingsverband. Op basis daarvan heeft het samenwerkingsverband bepaald dat een continuüm van ondersteuning aangeboden is en dat besturen aan de zorgplicht kunnen voldoen. SWV de Meierij kan – mede door goede afspraken met cluster 1 en 2 - voor iedere leerling passend onderwijs bieden. Tevens biedt de matrix een goede mogelijkheid om gericht te sturen om de verdere doorontwikkeling van de basisondersteuning, uitwisseling tussen scholen onderling of het centraal aanbieden van professionalisering. 4.4 Ouders / verzorgers (protocol informatie en betrokkenheid) Het kind staat in De Meierij altijd centraal. Omwille van een optimale ontwikkeling van een kind zorgen we voor een goede relatie met de ouders24 en gaan regelmatig en in een vroegtijdig stadium met ouders over hun kind in gesprek. Wij beschouwen ouders als een gelijkwaardige gesprekspartner en stemmen af op de gezinssituatie. Ouders en school dragen samen de verantwoordelijkheid om een situatie te scheppen waarin een kind zich optimaal kan ontwikkelen. Ouders zijn daarbij primair verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg én opvoeding van hun kind, scholen zijn verantwoordelijk voor het realiseren van passend onderwijs en jeugdzorg is verantwoordelijk voor een goede begeleiding van de gezinssituatie. De school heeft een taak in het signaleren van opvoed- en opgroeiproblemen. Dit vereist een goede ondersteuningsstructuur op de school en vaardigheid bij leerkrachten om hulpvragen van kinderen vroegtijdig te signaleren en deze signalen op de juiste plek neer te leggen. Indien het ontwikkelingsperspectief (zie volgende paragraaf) van kinderen vraagt om extra ondersteuning, wordt er voor dit speciaal arrangement een begeleidingsplan opgesteld. Ouders worden 24 25 nauw betrokken bij het opstellen van het ontwikkelperspectief en krijgen instemmingsrecht (wetsvoorstel) op het handelingsdeel van het ontwikkelperspectief; het aangeboden arrangement. Daar waar ook de gezinssituatie nadere aandacht vraagt wordt ook jeugdzorg integraal betrokken bij de planvorming: ‘een kind een gezin een plan’. De school en het schoolbestuur zijn door de ‘zorgplicht’ verantwoordelijk voor het bieden van passend onderwijs aan alle kinderen bij hen aangemeld en ouders bepalen mede of een plek passend is. Ouderinformatie De Meierij heeft een gezamenlijke website passend onderwijs voor primair en voorgezet onderwijs opgezet; die operationeel is sinds eind januari 2014. Hierop is relevante (contact)informatie te vinden en ook is er de mogelijkheid voor vragen en antwoorden op een ouderforumpagina. In november 2013 is er een algemene ouderinformatiefolder gemaakt (in 4 talen), met een specifieke aanvulling voor ouders van LGF rugzak kinderen en een aanvulling met uitleg over de overgang PO/VO. Per WSNS verband zijn de ouders geïnformeerd en hebben scholen de eigen rugzakouders uitgenodigd op gesprek. Alle rugzakken worden voor augustus 2014 omgezet in een ontwikkelingsperspectief volgens een uniform format PO De Meierij25. Ouderinformatie en dialoog wordt verder als volgt vorm gegeven: • een paragraaf met informatie over het samenwerkingsverband in de individuele schoolgidsen • informatiefolders van het samenwerkingsverband voor ouders • communicatie met ouders via de website(s) • informatieavonden voor ouders • concrete afspraken over het betrekken van ouders bij het arrangeerproces • informatie over ondersteuning door andere instanties, bijvoorbeeld de BJG • op overeenstemming gericht overleg over het ontwikkelingsperspectief • good practice voorbeelden die op de site terug te vinden zijn. Daar waar gesproken wordt over ‘ouders’, wordt ook bedoeld ‘voogden’ of ‘verzorgers’ verantwoordelijk voor een kind. Bijlage 9.3: nummer 28 en 32, ontwikkelingsperspectief 21 “Minder kijken naar wat een kind heeft, meer kijken naar wat een kind nodig heeft.” 22 • betrekken ouders bij het vinden van een passende plek op een andere school • verwijzing naar andere relevante websites als www.50tien.nl en www.steunpuntpassendonderwijs.nl. Daar waar ondanks goede bedoelingen en samen werking toch onduidelijkheden of onenigheden ontstaan, is voorzien in een ‘second opinion’ en in klachten- en bezwaarprocedures (paragraaf 4.9). 4.5 Ontwikkelingsperspectief 4.5.1 Leerlingen op de basisschool Voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, stelt de school in samenspraak met de ouders en adviseurs of trajectondersteuners uit het ondersteuningsteam een ontwikkelingsperspectief op. Het ontwikkelingsperspectief vervangt per 1 augustus 2014 de huidige LGF ‘rugzak’. Het ontwikkelingsperspectief beschrijft hoe dicht de leerling gestelde doelen kan benaderen en welke extra ondersteuning daar voor nodig is. Het document biedt school, ouders en inspectie houvast bij het reflecteren op de gerealiseerde opbrengsten. Als er sprake is van een gecombineerd traject met jeugdzorg worden ook de betreffende ketenpartners hierbij betrokken. In de AMVB par. 1.1 wordt bepaalt welke informatie het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 40a van de Wet op het primair onderwijs in ieder geval dient te bevatten: • De te verwachten uitstroombestemming van de leerling. • De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling. • De onderbouwing bevat tenminste een weergave van de samenhangende belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling. Het gaat hier om kindgebonden factoren en omgevingsfactoren die het onderwijsproces kunnen beïnvloeden en die (mede) bepalen of een leerling een bepaalde uitstroombestemming kan bereiken. 26 Bijlage 9.3: nummer 28, ontwikkelingsperspectief • De te bieden ondersteuning en begeleiding als handelingsgericht arrangement en, indien aan de orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma. Het ontwikkelingsperspectief 26 speelt een centrale rol in het cyclische proces van planmatig handelen binnen het onderwijs. Gedurende het onderwijsleerproces wordt de ontwikkeling van de leerling in het (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs nauwkeurig gevolgd. Tenminste jaarlijks evalueert het bevoegd gezag met de ouders het ontwikkelingsperspectief. Schoolbesturen mandateren deze wettelijke taak aan hun schooldirecties, die ervoor zorgdragen dat het ontwikkelingsperspectiefplan jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Op basis van deze evaluatie treft het bevoegd gezag, indien nodig, extra maatregelen om de leerling op de koers richting uitstroombestemming te houden of stelt het ontwikkelingsperspectief bij. Door gebruik te maken van de mogelijkheid om het ontwikkelingsperspectief bij te stellen, kan de school rekening houden met het feit dat leerlingen door omstandigheden een andere ontwikkeling kunnen doormaken dan zij aan het begin van de basisschoolperiode had verwacht. Bijstelling van het ontwikkelingsperspectief kan ook aan de orde zijn wanneer het eerder een lastige afweging was om de uitstroombestemming vast te stellen. Scholen hebben de ruimte om de uitstroombestemming in het ontwikkelings-perspectief in de loop van de schoolperiode van de leerling verder te verfijnen. Zo kan er aanleiding zijn om het ontwikkelingsperspectief van een nieuwe basisschoolleerling van wie de school nog maar beperkte gegevens heeft wat ruimer te definiëren. Ook bij jonge kinderen kan de keuze lastig zijn. Naarmate de schoolloopbaan in het primair onderwijs vordert en op basis van de voor leerlingen verplichte voortgangsregistratie meer gegevens beschikbaar komen over de ontwikkeling van de leerling, zal de keuze voor een uitstroombestemming en de afweging daarbij eenduidiger zijn. 23 4 Inrichting van passend onderwijs 4.5.2 Leerlingen op het S(B)O De vier in de vorige paragraaf genoemde voorwaarden ten aanzien van het ontwikkelings perspectief voor leerlingen in het speciaal onderwijs zijn vergelijkbaar geregeld in het besluit dat is opgesteld op basis van de Wet kwaliteit (V)SO (Staatsblad 2012, nr. 545). Het ontwikkelingsperspectief is “de inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling voor een bepaalde langere periode” en zegt iets over het verwachte uitstroomniveau van een leerling. Het biedt de leerkracht een handvat om het onderwijs planmatig en doelgericht vorm te geven en is een instrument voor afstemming en communicatie tussen school, ouders en leerling. Het ontwikkelingsperspectief vervangt de huidige verplichting tot het opstellen van een handelingsplan. Scholen worden ook verplicht de ontwikkeling van hun leerlingen te volgen door middel van een voortgangsregistratie, net als het regulier basisonderwijs dat moet doen voor zijn zorgleerlingen. Het ontwikkelingsperspectief wordt door het bevoegd gezag van de school vastgesteld na op overeenstemming gericht overleg te hebben gevoerd met de ouders. Tenminste één keer per jaar evalueren school en ouders het perspectief. Format Binnen het samenwerkingsverband werken de WSNS verbanden, SBO en SO met eigen formats voor het ontwikkelingsperspectief. De Meierij PO heeft nadrukkelijk gekozen voor 1 uniform format dat alle scholen en partners eenduidig gebruiken27. Vanaf 01 februari 2014 wordt op alle scholen van PO en SBO met dit nieuwe format gewerkt. SO behoudt het eigen format omdat zij met verschillende samenwerkingsverbanden samenwerken. 4.6 Extra ondersteuning Als de ondersteuningsvraag van een leerling de basisondersteuning overstijgt wordt extra 27 24 28 Bijlage 9.3: nummer 32, format OPP Bijlage 9.3: nummer 10, extra ondersteuning ondersteuning28 ingezet. Dit is niveau 5 van HGW: trajectondersteuners binnen de ondersteunings eenheid worden ingezet om begeleiding te verzorgen. Deze begeleiding wordt toegewezen, georganiseerd en uitgevoerd vanuit het ondersteuningsteam (van de ondersteuningseenheid) bij voorkeur in samenwerking met de BJG’s. De Meierij stelt de expertise uit de huidige WSNS verbanden, het SBO en SO beschikbaar via de ondersteuningsteams binnen de 10 ondersteuningseenheden, met daaraan toegevoegd expertise vanuit ketenpartners zoals de jeugdzorg en cluster 1 en 2. Zo kunnen leerlingen dicht bij huis en binnen de eigen sociale omgeving naar school (blijven) gaan. Het betreft zowel interventies die met expertise en/ of directe middelen van het SWV worden gerealiseerd, als met expertise en/of directe middelen van derden (bijvoorbeeld gemeente). Vormen van extra ondersteuning zijn: leer en ontwikkelingsondersteuning, fysiek medische ondersteuning, sociaal emotionele ondersteuning, gedragsondersteuning en ondersteuning in de thuissituatie. Hieronder vallen bijvoorbeeld: • uitgebreide observaties, pedagogisch didactisch onderzoeken (PDO) en gedragsonderzoeken; • begeleiding van de leerling op school; • begeleiding leerkracht, team en directie op school. • ondersteuning in de thuissituatie (betaalt: jeugdzorg); • specifieke trainingen voor leerkracht of team; • hulpmiddelen (voor auditief/visueel beperkte kinderen betaalt: cluster 1 en 2); • arrangementen voor leerlingen met forse gedragsproblemen in combinatie met andere ondersteuningsbehoeften; • symbiose arrangementen Ouders worden meegenomen in dit proces en hebben inspraak. Ouders hebben recht op een deskundigenadvies voorafgaand aan realisatie extra ondersteuning of een verwijzing naar S(B)O. Ouders hebben recht op een second opinion en bezwaar en beroep (zie ondersteuningstoewijzing; volgende paragraaf). Extra ondersteuning wordt toegewezen (zie ook paragraaf 4.7) door de ondersteuningseenheid op basis van een onderbouwde ondersteunings behoefte die is vastgelegd in het ontwikkelings perspectief (Plan); altijd met betrokkenheid van een adviseur (orthopedagoog of psycholoog). De volgende aspecten zijn bij de toewijzing van extra ondersteuning van belang: • De ondersteuningsinzet; welke inhoudelijke ondersteuning wordt ingezet ten behoeve van een specifieke leerling, op school en in de thuissituatie? • De ondersteuningstijd; gedurende hoeveel dagen, weken, maanden wordt de ondersteuningsinzet toegekend? • De ondersteuningsintensiteit; met welke frequentie vindt de ondersteuningsinzet plaats. • De ondersteuningsmiddelen; welke materiële zaken zijn voorwaardelijk om de extra ondersteuning succesvol te laten verlopen? • De beoogde opbrengst van de extra ondersteuning; met welk resultaat stelt men zich, na afloop van de extra ondersteuning, tevreden? • De evaluatie en verantwoording van de extra ondersteuningsinzet; aan de hand van welke criteria wordt de extra ondersteuningsinzet geëvalueerd verantwoording afgelegd? Extra (onderwijs)ondersteuning wordt door de ondersteuningseenheid georganiseerd in de vorm van planmatige en doelgerichte arrangementen. Arrangementen variëren in aard, intensiteit en inzet van tijd, ondersteuningsmiddelen en financiële middelen. Arrangementen komen tot stand door georganiseerde samenwerking van alle partners, zodat ook de zorgarrangementen in de thuissituatie zijn afgestemd. Bij symbiose arrangementen wordt altijd een ontwikkelingsperspectiefplan geschreven, maar er is géén toelaatbaarheidsverklaring nodig als een kind vanuit het basisonderwijs (tijdelijk) in deeltijd op het S(B)O onderwijs volgt. Bij symbiose vanuit het S(B)O blijft de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring gelden; bijvoorbeeld bij gedeeltelijke terugplaatsing op een basisschool. Het beschikbare budget voor extra ondersteuning is ten eerste afhankelijk van de middelen die iedere ondersteuningseenheid toegewezen krijgt en per ondersteuningseenheid van het gerealiseerde niveau basisondersteuning en de financiële middelen die benodigd zijn om de basisondersteuning vorm te kunnen geven. Voor de extra ondersteuning wordt een ondersteuningsteam per eenheid beschikbaar gehouden. Een aantal dienstverleningen zijn zo schaars, specialistisch en/of weinig nodig dat het zinvol is deze voor alle eenheden beschikbaar te houden en op het samenwerkingsverband niveau te organiseren. Het is verder raadzaam om een klein deel van het geld op samenwerkingsverband te reserveren voor bijzonderheden of collectieve ontwikkeling. 4.7 Toedeling van onderwijsondersteuning Dit betreft de systematiek van toewijzing van ondersteuning en de daarbij horende verdeling, besteding en verantwoording van ondersteuningsmiddelen voor leerlingen in het basis- en speciaal onderwijs, met inachtneming van de Wgbh/cz. De Meierij werkt met 3 type arrangementen: • Specialistische begeleiding toegevoegd aan de basisschoolcontext (bekostiging binnen de ondersteuningseenheid) • SBO (bekostiging binnen ondersteuningseenheid) • SO (bekostiging op SWV niveau en op termijn direct via de ondersteuningseenheid; categorie geeft de mate van bekostiging aan) • Categorie l: huidige zml, lzk, epilepsie, cluster 4, residentieel • Categorie ll: huidige lg • Categorie lll: huidige mg In de ondersteuningseenheid wordt extra ondersteuning toegekend en gearrangeerd door de ondersteuningsmanager samen met een adviseur (orthopedagoog/psycholoog ) en een trajectondersteuner. Zij betrekken derden, die belanghebbende informatie kunnen geven over de leerling, bij de planning en uitvoering. De ondersteuningsmanager is uiteindelijk verantwoordelijk. Is het ondersteuningsteam zelf niet in staat om bepaalde extra ondersteuning te 25 4 Inrichting van passend onderwijs leveren dan doet de ondersteuningseenheid een beroep op de capaciteit van één van de overige ondersteuningseenheden van SWV PO de Meierij óf op een expert uit het SO. Bij het toekennen van extra ondersteuning op de reguliere basisschool zijn de volgende uitgangspunten binnen De Meierij van toepassing: • Extra ondersteuning komt voort vanuit opbrengsten handelingsgericht werken en wordt op systematische en transparante wijze gearrangeerd rondom het kind. Vervolgens uitgevoerd, geëvalueerd en waar mogelijk afgesloten. • Extra ondersteuning heeft een gradueel karakter: van preventief tot curatief en van tijdelijk/ incidenteel tot langdurig/structureel. • Extra ondersteuning is zo lang mogelijk thuisnabij en op de eigen basisschool. • Extra ondersteuning is er op gericht de ontwikkeling van leerlingen/kinderen positief te beïnvloeden door interventie. Alleen het basisonderwijs kan een aanvraag doen voor het eerste arrangement: extra ondersteuning in de vorm van leerlinggebonden financiering. Extra ondersteuning in het S(B)O arrangement is dus niet (meer) aan de orde! Het SBO vormt een apart arrangement zonder extra ondersteuning. Het SWV PO de Meierij biedt als geheel een volledig dekkend en passend aanbod voor al onze leerlingen; mede door goede afspraken met onze partners uit cluster 1 en 2 (zie paragraaf 5.2). Hierdoor is er voor elk kind een plek in SWV De Meierij. Grensverkeer zal vanuit ons samenwerkingsverband dus slechts incidenteel aan de orde hoeven zijn. Overgangsregeling 2014 -2015: kinderen met een rugzak (LGF) Indicaties voor een rugzak kunnen volgens de huidige wetgeving en procedure nog tot 1 augustus 2014 worden afgegeven, waarbij De Meierij zich realiseert dat voor indicaties afgegeven na oktober 2013 geen extra middelen worden verkregen. Daarom starten we principieel al begin 2014 met arrangeren op de basisscholen. Bij een arrangement wordt een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) geschreven en is géén indicatiestelling meer nodig! Bij een verwijzing S(B)O blijft indicatie tot 1 augustus 2014 natuurlijk wel een vereiste. Met alle ouders van kinderen met een rugzak wordt vanaf begin 2014 een afspraak gemaakt, waarin ouders over passend onderwijs en de eventuele gevolgen voor hun kind worden geïnformeerd. De ondersteuningsbehoefte van het kind wordt doorsproken en omgeschreven in een ontwikkelingsperspectief met handelingsdeel. In principe zijn de huidige middelen (schooldeel rugzak en ambulante SO uren) ook beschikbaar voor extra ondersteuning in het schooljaar 2014-2015. Dit geldt ook voor eventuele huidige SBO rugzakjes. De huidige SBO-rugzakken vallen bij wijze van overgang nog 1 jaar onder de overgangsregeling, met dien verstande dat voor SBO-rugzakken die voor of gedurende 2014-2015 expireren geen 26 voortzetting extra ondersteuning meer mogelijk is. Het SBO dient deze leerlingen te begeleiden met de aan hen toegekende SBO middelen. Bij handelingsverlegenheid is terugplaatsing op de basisschool met extra ondersteuning of doorverwijzing naar het SO aan de orde. Voor verwijzing naar het S(B)O is vanaf 2014 een toelaatbaarheidsverklaring vereist. Kinderen die met geldige indicatie staan ingeschreven in het (v) so, kunnen daar nog maximaal 2 jaar blijven. Als zij binnen die 2 jaar naar een andere (v)so-school willen, bijvoorbeeld vanwege de overgang van so naar vso, dan moet de school een toelaatbaarheidsverklaring aanvragen bij het nieuwe samenwerkingsverband. 4.8 Procedures en criteria (terug)plaatsing SBO en (V)SO (route) Per ondersteuningseenheid wordt een toelaatbaarheidsverklaring voor het SO en SBO afgegeven als vorm van een arrangement. Dit betekent dat binnen de ondersteuningseenheid waar de betreffende leerling onder valt een advies voor de toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven. Bij het SWV PO de Meierij wordt de bekostiging van het SBO betaald door de ondersteuningseenheid die het kind een TLV geeft. Het SO wordt bekostigd door het SWV als geheel en valt buiten de ondersteuningseenheid. De school vraagt de TLV aan, ouders worden actief betrokken bij dit proces en altijd op de hoogte gehouden van het verloop van de aanvraag. Goede communicatie is een vereiste. De ondersteuningsmanager organiseert in de ondersteuningseenheid de toelaatbaarheidsverklaring volgens de richtlijnen van het samenwerkingsverband29. Het SWV moet zich wettelijk laten adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen voor het SBO en SO door een orthopedagoog/psycholoog (adviseur) en een tweede deskundige (meestal een trajectondersteuner of expert). Een orthopedagoog/psycholoog beschikt over een brede deskundigheid t.a.v. kinderen met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden. Een kinder- of jeugdpsycholoog, pedagoog, maatschappelijk werker, arts of kinder psychiater zijn voorbeelden van een tweede deskundige. Ook een beschikking voor gespecialiseerde jeugdzorg wordt binnen een ondersteuningseenheid afgegeven (in 2013-2014 wordt er proefgedraaid met de versnelling jeugdzorg in de regio Noord Oost Brabant). Het deskundigenadvies vindt altijd plaats binnen de ondersteuningseenheid. Vervolgens wordt het procedureel getoetst en officieel bekrachtigd door de ondersteuningsmanager. De ondersteunings manager heeft doorzettingsmacht in verwijzing van basisschool naar basisschool en naar de speciale arrangementen, uiteraard in overleg met betrokken schoolbesturen. Als de ondersteuningsmanager, de orthopedagoog/ psycholoog en de deskundige(n) tot een positief advies komen m.b.t. de toelaatbaarheid tot SBO en SO ondertekent de ondersteuningsmanager formeel de TLV. De directeur-bestuurder van het SWV wordt geïnformeerd als er een TLV wordt afgegeven . Er wordt een advies gegeven aan de school van herkomst op welke school of scholen een leerling in aanmerking komt met de betreffende TLV. Doordat er dan een passende plaats binnen het SWV is gevonden, voldoet het schoolbestuur aan de zorgplicht. Indien er geen TVL wordt afgegeven geeft de ondersteuningsmanager schriftelijk de reden voor het negatieve advies door aan de school en de directeur-bestuurder van het SWV. Daarnaast geeft de ondersteuningsmanager advies voor een ander passend arrangement. De school informeert ouders. Indien school en/of ouders het niet eens zijn met de beslissing van de ondersteuningsmanager, kunnen zij dit kenbaar maken bij de directeur-bestuurder van het SWV. Deze vraagt dan een second opinion30 aan bij het team van een andere ondersteuningseenheid van het SWV. Een second opinion toetst zowel procedure als inhoud en dient afgegeven te worden in een tijdsbestek van 6 weken. Indien ouders het ook niet met deze tweede beslissing eens zin, kunnen zij zich wenden tot de geschillencommissie. Er is een stappenplan31 om de procedure TLV te volgen op SWV niveau. Het stappenplan gaat niet over de inhoud (dat is aan de ondersteuningseenheid), maar zorgt er voor dat iedere ondersteuningseenheid volgens dezelfde procedure werkt. Het werken in stappen werkt verhelderend voor de communicatie en het samenwerkingsverband kan hierop procedureel toetsen. De stappen zijn bedoeld als leidraad en volgen elkaar logisch op. Tevens kunnen we op deze wijze verantwoorden dat op transparante wijze een passend arrangement aan een leerling wordt toegekend. Waar nodig kan beargumenteerd een of meer stappen van de procedure worden overgeslagen. 29 Bijlage 9.3: nummer 27 toelaatbaarheidsverklaring in ondersteuningseenheden Bijlage 9.3: nummer 41, procedure inhoudelijke second opinion 31 Bijlage 9.3: nummer 29, stappenplan ondersteuning 30 27 4 Inrichting van passend onderwijs De stappen van de procedure worden doorlopen en gecheckt. Er wordt getoetst op de volgende procedure stappen: Stap 1 Basisondersteuning bieden Dit is de professionele ondersteuning die binnen de basisschool geboden wordt conform de interne ondersteuningsroute passend binnen het school onders teuningsprofiel en de vastgestelde normen van het SWV PO de Meierij. De interne ondersteunings structuur wordt benut alvorens een aanvraag voor extra ondersteuning wordt gedaan (bij stap 2 wordt dit gecheckt). De school kan in deze fase wel al een beroep doen op het SWV of andere externen voor consultatie, handelingsgerichte diagnostiek en begeleiding; dit alles echter wel vanuit verantwoorde lijkheid van en bekostigd door de school zelf. Bij de aanvraag voor extra ondersteuning is dus duidelijk: • dat de basisondersteuning van de basisschool ontoereikend is • wat het effect is van de inzet tot op dat moment • wat het perspectief van de leerling is • wat de leerling nodig heeft, en wat daarvoor nodig is en waar dat geboden kan worden Stap 2 Signaleren van extra ondersteunings- en handelingsvragen Hier gaat het om die vragen die de basisonder steuning van de basisschool overstijgen. De school heeft meer of andere zaken nodig dan binnen de basisondersteuning geboden kan worden. School checkt, in overleg met deskundigen uit het ondersteuningsteam, of school alles gedaan heeft wat binnen de basisondersteuning van de school verwacht mag worden. Ieder ondersteuningsteam heeft hierbij de beschikking over een orthopedagoog/psycholoog (adviseur) voor onderzoek en advisering. De uitkomst van de check bepaalt de volgende stap: • Mogelijkheden van de basisondersteuning nog niet geheel benut De leerling wordt verder begeleid binnen de basisondersteuning van de school, vanuit het ondersteuningsteam kunnen adviezen gegeven worden. -> terug naar stap 1. 28 • Optie overwegen van plaatsing op een andere basisschool. Er is meer nodig dan school binnen de basisondersteuning kan bieden -> naar stap 3. Stap 3. Vaststellen van extra ondersteunings behoeften en opstellen ontwikkelingsperspectief School bepaalt samen met de ouders en eventueel de leerling, orthopedagoog/psycholoog en eventuele andere deskundig(en) uit het ondersteuningsteam de noodzakelijke extra ondersteuning. Hierbij wordt meteen een (aanzet voor) het ontwikkelingsperspectief gemaakt. De school maakt het OPP in samen werking met de ouders en de deskundigen van het ondersteuningsteam. De ondersteuningsmanager wordt vroegtijdig op de hoogte gesteld van de mogelijke aanvraag voor extra ondersteuning. Stap 4. Toewijzing van extra ondersteuning door ondersteuningseenheid De inhoudelijke beoordeling van de aanvraag voor extra ondersteuning ligt bij de orthopedagoog/ psycholoog en een trajectbegeleider. De ondersteuningsmanager is eindverantwoordelijke en bepaalt het toe te kennen budget. De orthopedagoog/psycholoog houdt de manager op de hoogte van het verloop van de procedure. Een positief besluit wordt schriftelijk meegedeeld aan school en ouders. Een afwijkend besluit wordt door de ondersteuningsmanager beargumenteerd naar school en ouders verzonden. In eerste instantie wordt getracht een arrangement extra ondersteuning binnen het basisonderwijs vorm te geven, hieronder vallen ook de symbiose arrangementen. Mocht dit niet tot voldoende resultaat leiden of niet (meer) haalbaar/gewenst zijn dan wordt een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor plaatsing in het SBO of SO aangevraagd bij het SWV.-> Door naar stap 5. Veelal zal dit in een gezamenlijk proces van school, de ouders en de ondersteuningseenheid zijn waarin op een gegeven moment het aanvragen van een TLV een logische stap is. Binnen 2 werkweken nadat de volledige aanvraag binnen is wordt een besluit genomen. Stap 5. Toewijzing (TLV) van ondersteuning in een specialistische voorziening: SBO en SO Het speciaal onderwijs blijft als aparte setting bestaan voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte waarbij verwijzing naar het speciaal onderwijs noodzakelijk wordt geacht. Voor verwijzing (toeleiding) naar een speciale basisschool of een speciale school is een toelaatbaarheidsverklaring wettelijk verplicht. Deze verklaring wordt aangevraagd door het bevoegd gezag van de basisschool waar de leerling is aangemeld of ingeschreven staat. Hiervoor is door de Meierij een formulier ontwikkeld. Het gaat hierbij om toekenning van de volgende arrangementen: • Arrangement SBO • Arrangement SO, categorie 1, 2, of 3 Op termijn worden de categorieën losgelaten en wordt er een arrangement SBO en SO gemaakt naar ondersteuningsbehoefte van kind. • Welk type arrangement de TLV is: ° SBO (bekostiging binnen ondersteuningseenheid) ° SO (bekostiging op SWV niveau, categorie geeft de mate van bekostiging aan) • Categorie l (huidige zml, lzk, epilepsie, cluster 4, residentieel) • Categorie ll (huidige lg) • Categorie lll (huidige mg) Welk type leerling in welke bekostigingscategorie past, mag het samenwerkingsverband zelf bepalen. De bedragen voor leerlingen die verwezen worden naar het SO liggen wel vast en zijn verdeeld in de drie bovengenoemde categorieën. Om te beoordelen of er een positief advies voor toelaatbaarheid SBO of SO kan worden gegeven vraagt de ondersteuningseenheid (manager en orthopedagoog/psycholoog) advies aan (een of meer) deskundigen met deskundigheid op het gebied van de ondersteuningsvraag van de leerling. Dit deskundigenadvies wordt per ondersteuningseenheid ingericht. Een positief advies wordt bekrachtigd in een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) ondertekend door de ondersteuningsmanager. Een negatief advies wordt door de ondersteuningsmanager beargumenteerd naar school en ouders verzonden. Bij onenigheid kunnen ouders bij de directeur-bestuurder een second opinion aanvragen. Als het een leerling met en visuele of auditieve beperking betreft, zal de ondersteuningsmanager contact opnemen met Koninklijke Visio of SimeaKentalis. Vervolgens wordt de aanmeldprocedure van deze instellingen gevolgd: zie paragraaf 5.2. Kentalis wil in het voortraject participeren zodat direct de juiste stappen worden gezet. In de toelaatbaarheidsverklaring staat in ieder geval: • De termijn van de TLV. Duur van een TLV voor SBO en SO is wettelijk minimaal 1 schooljaar, wat in De Meierij wordt gespecificeerd als: 1 tot 2 schooljaren. We houden bij plaatsing dus altijd de optie voor terugplaatsing open, zodat het eigenlijk altijd over een tijdelijke TLV gaat. • De omschrijving wat de ondersteuningsbehoefte is. Tijdspad: binnen 3 werkweken nadat de volledige aanvraag binnen is wordt een besluit genomen. School en ouders ontvangen binnen een week na het besluit schriftelijk bericht. Stap 6. Bieden van extra ondersteuning Uitvoering van het arrangement extra ondersteuning door trajectondersteuners. Als een leerling een TLV voor SBO of SO heeft gekregen wordt deze plaatsing onmiddellijk of uiterlijk binnen 6 weken gerealiseerd. Afwijkingen hierop dienen door de ondersteuningsmanager verantwoord te worden. Passend bij de ondersteuningsbehoefte van de leerlingen hebben SBO en SO scholen een flexibele instroom. Stap 7. Volgen - monitoren - evalueren. Iedere casus heeft een trajectondersteuner uit het ondersteuningsteam die de aanspreekpersoon is voor ouders, school en jeugdhulp. Deze persoon bewaakt de voortgang, zorgt voor terugkoppeling, signaleert stagnaties, spreekt zo nodig uitvoerenden aan op hun werk, enz. 29 4 Inrichting van passend onderwijs Iedere ondersteuningsmanager houdt maandelijks een bestand bij met gegevens over alle aanvragen, met informatie over: • Aantal en type aanvragen OPP • Toekenning, duur en kosten OPP’s • Aantal en type aanvragen TLV S(B)O • Toekenning, categorie en kosten S(B)O • Doorlooptijden (van aanvraag tot toekenning arrangement, wettelijk <6 weken) • Opbrengsten Deze kentallen worden maandelijks uitgewisseld binnen het managementteam van ondersteuningsmanagers en de directeur-bestuurder. Na de bepaalde periode (maar in elk geval 1 keer per jaar) wordt het arrangement geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Bij een aanvraag voor bijstelling of verlenging van een arrangement wordt een evaluatie van het voorgaande proces toegevoegd aan de nieuwe aanvraag. Stap 8: Terugplaatsing vanuit het S(B)O De termijn van de TLV is wettelijk minimaal één schooljaar. Bij plaatsing op het S(B)O wordt in het OPP beschreven op welke manier de basisschool van herkomst gewerkt wordt aan terugplaatsing indien het een TLV voor bepaalde tijd is. Indien een TLV voor een leerling een bepaalde tijd heeft en bij evaluatie(s) blijkt dat terugplaatsing in het regulier onderwijs een optie is, wordt hierover overleg gevoerd met de ouders en de basisschool/bestuur van herkomst. Eventueel wordt gezocht naar een basisschool die meer passend is. Symbiose arrangementen kunnen als tussenvorm worden ingezet. Terugplaatsing wordt dan z.s.m. geëffectueerd. De casusverantwoordelijke en de ondersteunings manager kunnen hier een bemiddelende rol in hebben (doorzettingsmacht ligt uiteindelijk bij de ondersteuningsmanager). In samenvattend stroomschema: Stap 1 Basisondersteuning Stap 2 Analyse ondersteuningsbehoefte Extra ondersteuning is nodig Stap 3 Stap 4 Stap 5/6 30 Beschrijven van de ondersteuningsbehoefte Toekennen extra ondersteuning door de OE Extra ondersteuning BaO Extra ondersteuning andere BaO Extra ondersteuning SBO Stap 7 Volgen monitoren Stap 8 Terugplaatsing 32 Bijlage 9.3: nummer 30, schema stappenplan Extra ondersteuning SO 32 Rechtstreekse instroom Een TLV voor rechtstreekse instroom wordt aangevraagd bij de directeur-bestuurder van het samenwerkingsverband. De directeur-bestuurder zal dit via een van de ondersteuningseenheden effectueren. De verklaring wordt afgegeven door de ondersteuningseenheid in het postcodegebied van de leerling. Dit kan snel geregeld worden voor kinderen waarbij duidelijk is dat SO de enige mogelijkheid is. hebben tegen plaatsing binnen De Meierij. Alleen als ouders zwaarwegende argumenten hebben voor een beter passend plaatsing elders zal dit in overleg, incidenteel en bij uitzondering mogelijk blijven. Aanpalende samenwerkingsverbanden maken dan daarover na 1 augustus 2014 in overleg met elkaar nadere financieringsafspraken. Voor kinderen die rechtstreeks instromen in het S(B)O bijvoorbeeld via aanmelding SBO als 4 jarige of aanmelding SO (cluster 3) vanuit een medisch kinderdagverblijf (EMB: Ernstig Meervoudig Beperkt) wordt direct een OPP geschreven. Als ouders een kind rechtstreeks aanmelden bij het SO, heeft het SO bestuur de zorgplicht en dus de verantwoordelijkheid om een (vaak langdurige) TLV aan te vragen. Er is een landelijke richtlijn opgesteld voor kinderen met een ernstig meervoudige beperking (EMB). SO en de ondersteuningseenheden hebben hierover goed overleg in de voorschoolse periode. Als een leerling door jeugdzorg wordt geplaatst in een justitiële jeugdinrichting (JJI) of gesloten jeugdzorg instelling (GJI) of jeugdpsychiatrie, betreft dit een residentiële plaatsing in ons SO cluster 4. Op deze plaatsingen en terugplaatsingen hebben we als samenwerkingsverband geen directe invloed en wordt in principe ook geen TLV afgegeven. In WPO artikel 135, lid 5 wordt aangegeven dat de bekostiging dan volgt – binnen de Meierij of door het verwijzend samenwerkingsverband - op het hoofdsoort onderwijs (cluster 4, oftewel SO categorie 1). Voor deze horizontaal instroomde leerlingen wordt direct een OPP geschreven. Indien TLV aan de orde is, kan dit via de directeurbestuurder worden aangevraagd om te worden geëffectueerd via de ondersteuningseenheid in het postcodegebied van de leerling. Ook is de directeurbestuurder aanspreekbaar bij eventuele (terug) plaatsingsproblemen tussen scholen en/of ouders. Er kunnen gemakkelijk verschillende inzichten ontstaan over de vraag wat een leerling nodig heeft en hoe die ondersteuning het best geboden kan worden. Verschillende belangen spelen een rol. Vaak kan dat in goed overleg of met tussenkomst van een schoolvertrouwenspersoon worden opgelost. Ook al werken we als samenwerkingsverband zorgvuldig, dat betekent niet dat beslissingen over de invulling van extra ondersteuning of verwijzing naar S(B)O voor een leerling altijd geaccepteerd zullen gaan worden. Het gaat over emotionele kwesties. Soms blijven beslissingen teleurstellend, onbegrepen, of is er verschil van mening over de strekking van een besluit. Dan geldt het volgende: • Klachten of geschillen met ouders worden eerst afgehandeld conform de klachtenregeling van betreffende school en/of schoolbestuur. • Klachten of geschillen met ouders worden afgehandeld door de ondersteuningsmanager via de optie ‘procedurele en inhoudelijke second opinion’ als vorm van mediaton bij een andere ondersteuningseenheid op samenwerkingsverband niveau. Hierbij wordt de klacht voorgelegd en beoordeeld door een team voor ‘deskundigenadvies’ van een andere ondersteuningseenheid. De Meierij heeft hiervoor een procedure33 ontwikkeld. • Mogelijk inzet (gratis) landelijke onderwijs consultenten (www.onderwijsconsultenten.nl) • Indien dit niet tot overeenstemming leidt, worden klachten of geschillen met ouders voorgelegd aan de landelijke commissie Onderwijsgeschillen waarbij het SWV is aangesloten. Deze commissie adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van de stichting over extra Grensverkeer Grensverkeer in het kader van artikel 23, is slechts mogelijk indien ouders zwaarwegende bezwaren 33 Bijlage 9.3: nummer 41, procedure inhoudelijke second opinion 4.9 Klachten (geschillen en arbitrage) 31 4 Inrichting van passend onderwijs ondersteuning en/of de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs. • Geschillen worden bindend beslecht door deze landelijke commissie Onderwijsgeschillen. • Geschillen worden eventueel definitief beslecht via een gerechtelijke uitspraak. De commissie toelaatbaarheidsverklaringen SBO en SO resp. extra ondersteuning In artikel 18a lid 12 van de Wet op het primair onderwijs is bepaald dat het samenwerkingsverband een advies commissie moet instellen, die adviseert over bezwaarschriften die betrekking hebben op de beslissing over de toelaatbaarheid. De adviescommissie is een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Inmiddels is landelijk de mogelijkheid gecreëerd om als samenwerkingsverband aan te sluiten bij de landelijke commissie Onderwijs geschillen. Het SWV PO de Meierij sluit zich hierbij aan. Daarmede richten we géén eigen adviescommissie in34. De commissie ([email protected])35 beslist over casuïstiek betreffende: (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven; de verwijdering van leerlingen; het ontwikkelings perspectief. Arbitragecommissies Voor geschillen binnen een samenwerkingsverband is in april 2013 een arbitragecommissie van start gegaan. De Arbitragecommissie beslecht geschillen tussen schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs waarin zij deelnemen, die betrekking hebben op de statuten, de onderlinge verhoudingen, het beleid ten aanzien van de extra ondersteuning en de (verdeling van de) bekostiging daarvan. Geschillen tussen OPR en het bestuur van het samenwerkingsverband kunnen worden voorgelegd aan de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS, die bevoegd is voor geschillen tussen bestuur en de ondersteuningsplanraad. Geschillen 34 35 32 tussen samenwerkingsverband en gemeenten (OOGO) kunnen worden voorgelegd aan de Landelijke Geschillencommissie OOGO, die bevoegd is voor geschillen tussen Samenwerkingsverband en de gemeente in het overleg over het ondersteuningsplan. De arbitragecommissie, de geschillencommissie WMS en de geschillencommissie OOGO zijn ondergebracht bij de Stichting onderwijsgeschillen. In de statuten van ons samenwerkingsverband is opgenomen dat we voorkomende geschillen voorleggen aan de hierboven genoemde commissies. Geschillen op organisatieniveau tussen scholen, schoolbesturen, OPR en bestuur van SWV PO de Meierij partij worden als volgt behandeld: • Bij geschillen binnen de bestuursorganisatie van SWV De Meierij trachten partijen het geschil zelf op te lossen. Eerst indien het nadrukkelijk onmogelijk is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen, hebben partijen het recht om het geschil voor te leggen aan de landelijke arbitragecommissie waarbij de stichting is aangesloten. • Bij geschillen inzake medezeggenschap (PMR of OPR) binnen de bestuursorganisatie van SWV De Meierij trachten partijen het geschil zelf op te lossen. Eerst indien het nadrukkelijk onmogelijk is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen, hebben partijen het recht om het geschil voor te leggen aan de landelijke commissie voor geschillen WMS. • Geschillen tussen samenwerkingsverband en gemeente(n) worden voorgelegd aan de landelijke geschillencommissie OOGO. Alle geldende geschillenprocedures tussen ouders, OPR, schoolbesturen en samenwerkingsverband zijn op een overzichtelijke en samenhangende wijze door de PO-Raad, VO-Raad en OCW op een rij gezet. Deze zijn te vinden in het routeboek Geschillen: Samenwerken aan passend onderwijs, voorkom geschillen rond passend onderwijs, op de website: www.geschillenpassendonderwijs.nl. Adres: Stichting Onderwijsgeschillen; Postbus 85191 ; 3508 AD UTRECHT. Bijlage 9.3: nummer 34, memo bezwaar tlv en second opinion Voor aansluiting bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so worden eenmalige administratie kosten t.b.v. € 150 in rekening gebracht. Voorts geldt een jaarlijkse bijdrage van € 100 waarmee de algemene kosten van de Commissie (zoals website, nieuwsbrief, jaarverslag) worden gedekt. Indien een bezwaar voor behandeling aan de Commissie wordt voorgelegd, worden hiervoor aan het desbetreffende samenwerkingsverband proceskosten in rekening gebracht, conform de tarieven die gelden voor de andere commissies van Onderwijsgeschillen. 4.10 Privacy en administratie gezondheidsgegevens Het SWV PO de Meierij zal desondanks altijd toestemming vragen van de ouders. Elke school (regulier en speciaal onderwijs) binnen ons samenwerkingsverband heeft een eigen privacyreglement, conform wordt gehandeld. Voor wat betreft de aanvragen (dossiers) extra ondersteuning (OPP) en de procedure toelaatbaarheidsverklaring (TLV) houdt het samenwerkingsverband zich aan het in de wet gestelde. In artikel 18a, lid 13, van de Wet op het primair onderwijs is hierover het volgende bepaald (cursief): Het samenwerkingsverband is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft persoons gegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot leerlingen, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met d. Het samenwerkings verband verstrekt de gegevens, bedoeld in de eerste volzin, niet aan derden, met uitzondering van het bevoegd gezag van de school waar de desbetreffen de leerling is aangemeld of ingeschreven. Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het samenwerkingsverband en de deskundigen, bedoeld in het elfde lid. Binnen SWV PO de Meierij betekent dit concreet (digitale) opslag bij de administratie van elke ondersteuningseenheid. Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot drie jaar (en niet langer) na afloop van: a. de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs, b. de advisering over de ondersteuningsbehoefte van de leerling aan het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven, of c. de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of ondersteuningsvoorzieningen aan de school, voor zover het voor die toewijzing nodig was gegevens van de leerling als bedoeld in de eerste volzin te verwerken. 33 5 Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten 5.1 Doorgaande lijn (VSV PO VO) 36 Passend onderwijs betekent ook dat kinderen in de peuterspeelzalen, kinderopvang, primair onderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs een ononderbroken ontwikkeling doormaken. Alle kinderen worden gevolgd en er wordt systematisch geregistreerd en vroegtijdige gesignaleerd. Tevens realiseren we juiste aansluiting en overdracht. Overdracht van kindgegevens kan alleen dan succesvol zijn indien zij beantwoordt en invulling geeft aan de volgende, 4 kritische factoren: • Het tijdig verzamelen van kindgegevens en interventie. Vroegsignalering heeft betrekking op de periode 2-6 jaar, maar vroegtijdige signalering en interventie geldt gedurende de hele schoolperiode van het kind. • Het samenstellen van een (digitaal) kinddossier. • Het verzorgen van een adequate en eenduidige wijze van overdracht van gegevens. “Adequaat” betekent dat per kinddossier in ieder geval een tijdspad wordt gevolgd en dat met alle betrokken partijen wordt afgestemd en samengewerkt om de overdracht optimaal te laten verlopen. • Het verrichten, gedurende een periode van één jaar, van nazorgactiviteiten in afnemende intensiteit. De ontwikkeling van kinderen wordt gedurende de gehele [voor]school[se] periode goed gevolgd. Alle betrokken instanties hanteren daartoe een systematisch en bij voorkeur digitaal kindvolgsysteem. Professionals signaleren en registreren daarmee vroegtijdig en cyclisch. Natuurlijke jaarovergangen binnen de instellingen verlopen afgestemd en soepel. Vroegtijdige signalering en interventie achten we binnen De Meierij van groot belang. Zo wordt voorkomen dat leerlingen in een later stadium van hun schoolloopbaan zijn aangewezen op extra of speciale ondersteuning. Daarom streven we actief naar het op peil brengen of houden 34 36 Bijlage 9.3: nummer 13: notitie aansluiting en overdracht van het signalerend vermogen van leidsters in de voorschoolse voorzieningen en leerkrachten basisonderwijs Investeringen die worden gedaan voor de opvoeding en opleiding van (jonge) kinderen zijn effectiever dan investeringen die later in het leven worden gedaan. De meeste leerlingen maken de overstap van peuter speelzaal of kinderdagverblijf naar het basisonderwijs zonder noemenswaardige problemen. Dat geldt ook voor de meeste leerlingen die de overstap maken van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Kinddossiers van de voorschoolse voorziening, het primair onderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs sluiten qua opzet en inhoud op elkaar aan. Procedures en uitwerkingen zoals een overdrachtsformulier rond de externe overdracht worden op het niveau van het samenwerkingsverband en/ of ondersteuningseenheid ontwikkeld en voor alle partijen bindend vastgesteld. Bij standaard (digitale) overdracht worden relevante, algemene kindgegevens in alle openheid door de ene aan de andere instelling ter hand gesteld, opdat de ontvangende instantie adequaat kan voorzien in aanbod op eventuele lichte onderwijsondersteuningsvragen. Een aantal kinderen heeft een ondersteunings behoefte die breder is dan basisondersteuning kan bieden. Zij zijn aangewezen op een vorm van extra ondersteuning of speciale setting. Gedurende hun verblijf op de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf of de basisschool is komen vast te staan dat hun ontwikkeling niet zonder meer optimaal verloopt. In samenwerking met derden hebben binnen de ondersteuningseenheid specifieke interventies plaatsgevonden, zijn arrangementen uitgevoerd of zijn de kinderen (na het succesvol doorlopen van de toelatingsprocedure) ingestroomd in het speciaal (basis) onderwijs. De resultaten van deze interventies zijn digitaal vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief. Deze kinderen worden tussen instanties altijd warm overgedragen in een gesprek, waarbij altijd de ouders en relevante experts (onderwijsondersteuning of jeugdzorg) uit de ondersteuningseenheid worden betrokken. Bij de overdracht van leerlingen binnen de Meierij wordt gewerkt met een gedragscode. Dit betekent dat professionals van de verschillende betrokken organisaties: • het belang van de leerling altijd voorop stellen, • elkaar vertrouwen en open en eerlijk informatie uitwisselen, • elkaar aanspreken op bijzonderheden of wanneer iets minder goed gaat. Gedurende 2014 worden alle ‘rugzakken’ omgeschreven in een ontwikkelingsperspectief. Voor kinderen die medio 2014 uitstromen naar het vervolgonderwijs wordt vroegtijdig (voorjaar 2014) bezien of deze kinderen in het regulier VO of het VSO het best op hun plek zijn. Aanmelding en overdracht gebeurt in afstemming met het SWV VO. Nazorg ligt in het verlengde van warme overdracht en heeft tot doel kinderen te blijven volgen. Over en weer worden kinderen minimaal 1 jaar gevolgd en successen of belemmeringen worden open besproken met het doel onderling steeds beter af te stemmen. Procedureel zal het bestuur SWV PO en het bestuur SWV VO drie keer per jaar overleg en OOGO voeren in een nieuw in te richten structurele werkgroep POVO. Daarin hebben zitting de beide directeuren (bestuurders) van de samenwerkingsverbanden, aangevuld met 2 leden PO en 2 leden VO. 5.2 Samenwerking met cluster 1 en 2 Met ingang van 1 augustus 2014 zullen de financiële middelen voor de extra ondersteuning cluster 1 en 2 niet meer rechtstreeks door de overheid worden bekostigd. Deze middelen worden voortaan toegekend via indicatiestelling door de clusterorganisaties 1 en 2. Ons samenwerkingsverband werkt daartoe samen met de Koninklijke Visio (cluster 1) en Simea-Kentalis (cluster 2). Deze organisaties hebben een contact persoon aan ons SWV toegewezen, waarmee afspraken zijn gemaakt over de wijze van ondersteuning resp. de inzet van de financiële middelen. De procedures voor kinderen met een auditieve of visuele beperking zijn ongeveer gelijkvormig opgesteld. Het grootste deel van de kinderen met een auditieve of visuele beperking zijn kort na de geboorte en in de eerste levensjaren gediagnosticeerd bij de huisarts, consultatiebureau of voorschoolse voorzieningen. Er is maar een zeer beperkt aantal kinderen wat op later leeftijd een auditieve of visuele beperking krijgt. Een indicatie (TLV) voor cluster 1 wordt puur op medische gronden afgegeven. Een indicatie voor cluster 2 wordt afgegeven met als uitgangspunt de stoornis en daarnaast de onderwijsbehoefte. Voor beide clusters krijgen een kind en ouders krijgen direct vanaf de diagnose ontwikkelingsbegeleiding. Voor cluster 1 loopt dit door tot en met groep 2 van de basisschool. Aan het einde van groep 2 wordt een ontwikkelingsperspectiefplan opgesteld met bijbehorend handelingsdeel en neemt een ambulant begeleider (schoolcontactpersoon) de begeleiding naadloos over. Cluster 2 heeft de mogelijkheid om kinderen vanaf 3 jaar onderwijs te geven. Als kinderen 4 worden wordt bekeken welk arrangement een kind krijgt (licht, medium, zwaar) Als het een leerling betreft waarbij de auditieve of visuele beperking in een later stadium optreedt (eventueel na een calamiteit) of bij vermoedens hiervan, kan het SWV PO MH direct contact opnemen met de toegewezen contactpersonen of via : > Koninklijke Visio Expertisecentrum voor slechtziende en blinde kinderen > Heindijk 4 3079 PM Rotterdam > 088-5858585 / cliënt service bureau > www.visio.org/onderwijs 35 5 > > > > > Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten Simea – Kentalis Groep Expertisecentrum voor gehoor, sprak en taal Theerestraat 42 / 5271 GD Sint-Michielsgestel T 073 558 87 55/ aanmeldpunt regio Zuid-Midden/ [email protected] www.kentalis.nl/ www.simea.nl/dossiers/passend-onderwijs/ Indien nodig wordt direct voorzien in een tijdelijke crisistoelating, waarbij advies, consultatie en hulp direct beschikbaar komt. Voorts loopt de aanvraag voor trajectbegeleiding conform procedure Koninklijke Visio of Simea-Kentalis. Deze procedures hebben een gemeenschappelijke opbouw, maar verschillen op een aantal essentiële punten37: 1. Start met onderzoeken naar de auditieve of visuele beperking in combinatie met de onderwijsbehoefte van de kinderen om te komen tot een toelaatbaarheidsverklaring die wordt afgegeven door de C.V.O. (Commissie van Onderzoek Koninklijke Visio of Simea-Kentalis). 2. Voor deze kinderen wordt een ontwikkelingsperspectief (OPP / 3 arrangementen) geschreven door de basisschool en een begeleidingsplan door de AOB-er, waarin de onderwijsbehoefte van het kind en de wenselijke ondersteuning (handelingsdeel arrangement) worden uitgeschreven. 3. Het OPP wordt voorgelegd aan de CvO, die daarop onafhankelijk besluit tot toelaatbaarheid in cluster 1 of 2 op basis van landelijke nog vast te stellen criteria. Besluiten van de CvO worden aan de ouders en de school gemotiveerd teruggekoppeld. 4. Uitvoering van het handelingsdeel; adviezen m.b.t. de aanpak, extra ondersteuning en het realiseren van hulpmiddelen. Na afloop van het arrangement wordt (jaarlijks of tweejaarlijks) geëvalueerd en bepaald of en in welke vorm begeleiding doorgaat dan wel stopt. 5. Zodra dit niet meer passend/mogelijk is, wordt een toelatingstraject naar plaatsing op een SO setting Cluster 1 of 2 in gang gezet. Ondersteuning aan docenten en leerlingen kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er financiële middelen beschikbaar t.b.v. de auditief of visueel beperkte leerling. De toekenning van deze middelen zal centraal via de Clusters 1 en 2 gaan lopen; die de arrangementen indelen in categorieën gebaseerd op zwaarte van de problematiek. Deze bedragen gaat in principe niet naar het SWV maar naar de school (facturatie daarvan is gekoppeld aan het Brinnummer van de school). In het overgangsjaar 2014-2015 zal het budget per geïndiceerde leerling cluster 1 naar verwachting echter wel 20% lager uitvallen. 5.3 Gemeenten en jeugdzorg 38 Het SWV PO de Meierij valt binnen de grenzen van 8 gemeenten. Parallel aan de invoering van passend onderwijs worden drie decentralisaties in de jeugdzorg voorbereid waarbij de verantwoordelijkheid komt te liggen bij de gemeenten. Dit zijn de decentralisatie van de jeugdzorg, de decentralisatie van de AWBZ en Arbeidsmarktbeleid. Passend Onderwijs en de decentralisaties in de jeugdzorg betreffen kwetsbare kinderen, jongeren en gezinnen, die extra begeleiding nodig hebben thuis, op school en bij werk. 37 36 38 Bijlage 9.3: nummer 39, beschrijving afspraken en separate procedures swv de meierij met clusters 1 en 2 Bijlage 9.3: nummer 31 onderwijs en gemeenten Zaltbommel Maasdriel Maasdriel ’s-Hertogenbosch ught ’s-Hertogenbosch Sint-Michielsgestel Schijndel Boxtel Vught Sint-Michielsgestel Haaren Schijndel Boxtel Schoolbesturen en gemeenten zijn twee gelijkwaardige bestuurlijke partijen en gezamenlijk verantwoordelijk voor samenhang tussen onderwijsondersteuning op school en opvoedings- en opgroeiondersteuning in jeugdzorg-voorzieningen en thuis. (1 kind 1 gezin 1 plan). Onze gemeenten wijzen expliciet op de ontwikkeling die zij inzetten om de eigen verantwoordelijkheid van burgers te vergroten op vele maatschappelijke terreinen. Het vergroten van de zelfzelfredzaamheid en het versterken van de eigen kracht van burgers (dus ook ouders) is daarmee een logische ontwikkeling. Dit heeft mede als gevolg dat er door gemeenten nadrukkelijk wordt geïnvesteerd in ‘de nulde lijn’ (sociaal netwerk, vrijwillige inzet) en eerstelijns zorg, zodat hulp snel en dichtbij geboden kan worden en instroom in de tweede lijn wordt beperkt. Behalve de noodzaak vanwege geschetste ontwikkelingen bestaat er ook de wens om te zoeken naar verbeterde vormen van samenwerking. Het gaat dan vooral om de signalering en aanpak binnen de ondersteuningseenheden rondom jeugd en gezin (basisteams jeugd en gezin) te verbinden met de signalering en aanpak die plaatsvindt in de onderwijsondersteuningsteams. Ook is de aansluiting tussen de zorg voor 0- tot 4-jarigen en de zorg voor schoolgaande kinderen (en het gezin waarin zij opgroeien) een aandachtspunt (zie: ‘doorgaande lijn’). De Wet passend onderwijs en de transitie Jeugdzorg hebben op veel punten raakvlakken. Gemeenten enZaltbommel onderwijs moeten gezamenlijk optrekken om de inhoudelijke verandering te kunnen realiseren. Maasdriel Op grond van artikel 18a lid 9 van de Wet op het primair onderwijs en 17a lid 9 van de Wet op het voortgezet ’s-Hertogenbosch onderwijs, wordt het door de samenwerkingsverbanden op te stellen ondersteuningsplan niet vastgesteld voordat over een Sint-Michielsgestel Vught concept van het plan op overeenstemming gericht Haaren OOGO) heeft plaatsgevonden overleg (hierna: met Schijndel burgemeester en wethouders van de gemeente(n) in de betreffende regio. Boxtel Het betreft dan in ieder geval de volgende thema’s: • Afstemming/aansluiting tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp • Leerplicht • Leerlingenvervoer • Onderwijshuisvesting • Onderwijsachterstandenbeleid Deze zelfde verplichting tot het voeren van OOGO geldt voor het (jeugd)beleidsplan van de gemeenten (voor zover het de afstemming met het onderwijs betreft). In een ‘ambtelijk overleg passend onderwijs en jeugdzorg’ in de Meierij zijn de conceptondersteuningsplannen van de samenwerkings verbanden PO en VO besproken en is inhoudelijke overeenstemming bereikt over de verbinding tussen passend onderwijs en de gemeentelijke taken. In de volgende paragrafen worden deze taken beschreven op een aantal onderdelen: de gemeenschappelijke ambitie, de beschikbaarheid, de werkwijze en de wijze van registreren, evalueren en overleg in de komende jaren. Naast de bereikte overeenstemming, blijven er ook zogenaamde ontwikkelpunten bestaan. We willen het ‘ambtelijk overleg passend onderwijs en jeugdzorg De Meierij’ de komende jaren in stand houden om deze punten, die gezamenlijk een ontwikkelagenda vormen, verder uit te werken. 37 5 Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten In dit overleg zullen structureel deelnemen: de ambtenaren uit de 8 gemeenten en een vertegenwoordiging uit de samenwerkingsverbanden PO (2 zetels) en VO (2 zetels). 5.3.1. Jeugdhulp Het samenwerkingsverband primair onderwijs de Meierij is verantwoordelijk voor de interne (onderwijs) ondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor de externe ondersteuning, de zorg voor kinderen en jongeren, inclusief het inzetten van jeugdhulp op maat, indien noodzakelijk (alles om het onderwijs). Een samenhangend en afgestemd stelsel van interne en externe ondersteuning moet het doel zijn van de samenwerking. Immers kinderen en jongeren moeten in een zo vroeg mogelijk stadium en in de eigen omgeving geholpen worden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en om escalatie van problemen te voorkomen. Uitgangspunten voor de samenwerking tussen gemeenten en onderwijs in het kader van de Transitie Jeugdzorg en Passend onderwijs zijn: het onderwijs is mede verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren en geeft daar, naast de onderwijsgevende taak, samen met gemeenten onder meer invulling aan door het inrichten en in stand houden van professionele zorgteams op de scholen; het onderwijs en gemeenten zijn er gezamenlijk voor verantwoordelijk dat in de Basisteams Jeugd en Gezin39 integrale plannen van aanpak worden gemaakt en dat vanuit de BJG’s zo snel mogelijk actie wordt ondernomen richting gezinnen. Ambitie: Gemeenten en onderwijs zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor optimale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Daarbij wordt uitgegaan van een integrale aanpak gericht op één kind/gezin – één plan. 39 38 Werkwijze: Alle scholen in de Meierij (PO en VO) kunnen via de Basisteams Jeugd en Gezin (BJG) een beroep doen op preventie, ondersteuning en jeugdzorg. De verantwoordelijkheid van het BJG richt zich op problemen die samenhangen met de (psychische) gezondheid, het thuismilieu en/of buurt en vrije tijd. De verantwoordelijkheid van de school richt zich op problemen die samenhangen met het leren en de omgang met elkaar binnen de school. De samenwerking tussen school en het BJG kenmerkt zich door een integrale analyse en aanpak richting de jongere en het gezin; per casus wordt een casusverantwoordelijke aangewezen. Alle partijen gaan uit van de eigen kracht en het netwerk van het gezin en de betreffende jongere en benutten deze. Iedere school heeft binnen een BJG vaste contactpersonen die rechtstreeks benaderd kunnen worden door de IB-er/zorgcoördinator van de school. Onderwijsprofessionals en professionals uit het BJG gaan – indien van toepassing – samen arrangeren: voor ieder kind een passend arrangement dat uit een combinatie van onderwijsondersteuning en/of zorg kan bestaan. De BJG-professionals vormen de toegang tot vormen van jeugdhulp, waarvoor een toegangsbesluit nodig is. Naast het gespecialiseerd jeugdhulpaanbod waarvoor een toegangsbesluit nodig is, richten gemeenten rond een BJG een flexibele schil in van laagdrempelige en vrij toegankelijke mogelijkheden voor ondersteuning en bij vragen en problemen rond opvoeden en opgroeien. Dit aanbod is tot een bepaalde grens vrij toegankelijk en afgestemd op de behoefte waaronder sociale competentietrainingen in groepsverband en trainingen opvoedingsvaardigheden voor ouders. Het BJG biedt daarnaast scholen ondersteuning aan in het organiseren van preventie. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het onderwijs. De uitvoering kan lokaal en per school verschillen. Diversiteit en professionele ruimte wordt De term Basisteam Jeugd en Gezin (BJG) is een voorlopige werktitel uit het Functioneel Ontwerp Transitie Jeugdzorg Brabant Noord Oost (versie 19-09-2013). Gemeenten kunnen er voor kiezen voor deze Basisteams een andere benaming te geven. Datzelfde geld voor termen binnen het onderwijs, zoals zorgcoördinator, zorgteam of ZAT. Voor Zaltbommel en Maasdriel geldt daarnaast dat zij deel uitmaken van de passend onderwijs-regio De Meierij, maar voor de transitie jeugdzorg deel uitmaken van de regio Rivierenland. Daarmee is het voor deze twee gemeenten op dit moment niet duidelijk in hoeverre en op welke onderdelen de inrichting van de jeugdhulp vanaf 1 januari 2015 verschillen zal vertonen met de inrichting van de jeugdhulp in Brabant Noord Oost. nagestreefd. Binnen de regio wordt expertise uitgewisseld (tussen scholen en tussen basisteams jeugd) opdat men van elkaar kan leren. Uitwisseling van persoonsgebonden informatie tussen onderwijs en professionals uit de BJG’s voldoet altijd aan het wettelijk kader ten aanzien van gegevensuitwisseling. Registratie: Een registratie op het niveau van het samenwerkingsverband over de ondersteuning door de BJG’s in de scholen, gekoppeld aan de woonplaats van leerlingen. Zo kan het gesprek gevoerd worden over de kwantiteit van de te leveren ondersteuning. Hierop wordt door de beide samenwerkingsverbanden eenzelfde vorm van registratie ingericht. Een jaarlijks overzicht van de resultaten van de jeugdzorgondersteuning ten behoeve van de scholen, uitgesplitst naar de samenwerkingsverbanden (PO en VO). Zo kan het gesprek gevoerd worden over effectiviteit en beschikbaarheid. Hierover worden door gemeenten onderling afspraken gemaakt zodat gegevens regio-breed te vergelijken zijn. Nadere afspraken moeten gemaakt worden over uitvoering van een jaarlijks tevredenheids-onderzoek door gemeenten onder ouders, volgens een samen op te stellen format. In dit onderzoek worden vragen gesteld over de kwaliteit van de ondersteuning door de BJG’s. Datzelfde geldt ten aanzien van een jaarlijks tevredenheidonderzoek door gemeenten onder scholen (eveneens volgens een samen op te stellen format) over de kwaliteit van de geleverde diensten en het preventief aanbod. Overleg en afstemming: Iedere gemeente voert minimaal een keer per jaar overleg met een vertegenwoordiging van de aanwezige scholen over de kwantiteit en de kwaliteit van de ondersteuning door de BJG’s en de wijze waarop deze ondersteuning wordt ingericht. Ook de kwantiteit en kwaliteit van de onderwijsondersteuning zijn onderwerp van gesprek in dit overleg. Ten grondslag aan dit overleg liggen de registraties van de uitgevoerde diensten in het voorafgaande jaar met de resultaten, de evaluaties en tevredenheidsonderzoek bij ouders/leerlingen en scholen. Daarnaast worden de resultaten van de evaluatie van de samenwerking tussen scholen en BJG besproken. Het preventief aanbod maakt tevens onderdeel uit van dit overleg. Op basis van dit overleg kunnen afspraken jaarlijks worden bijgesteld. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg van gemeenten en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs. Binnen dit overleg worden de resultaten van registraties, evaluaties en tevredenheidonderzoeken regio-breed besproken. Dit kan leiden tot bijstelling van gemaakte afspraken op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Er is een groep kinderen/jongeren waarbij de problematiek dermate complex is dat er geïntegreerde onderwijs-zorg-arrangementen noodzakelijk zijn, die tijdelijke of continue inzet van zowel onderwijs als jeugdzorg vereisen. Deze arrangementen zijn om die reden een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijs en gemeenten. Vanuit de BJG’s kunnen deze geïntegreerde arrangementen op een vast aantal uren (gespecialiseerde) jeugdhulp- en opvoedingsondersteuning rekenen voor gedrags trainingen van de kinderen en jongeren en opvoedingsondersteuning van ouders/verzorgers. Deze (gespecialiseerde) jeugdzorgondersteuning wordt samen met (gespecialiseerde) onderwijsonder steuning ingezet op basis van een integraal plan van aanpak. Over de omvang van de jeugdzorgonder steuning worden jaarlijks afspraken gemaakt tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten op basis van tussenrapportages en evaluaties. Voor een aantal gemeenten binnen de Meierij geldt dat zij vanwege de omvang van bepaalde specifieke doelgroepen, genoodzaakt zijn om een integrale aanpak te ontwikkelen of te hanteren, denk aan jonge vluchtelingen en Roma. Voor deze doelgroepen zijn binnen de betreffende gemeenten vaste contactpersonen met wie het samenwerkingsverband minimaal een keer per jaar overlegt. 39 5 Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten Ontwikkelpunten: • invulling van tevredenheidsonderzoek (wie is opdrachtgever, wie is uitvoerder, welke frequentie, volgens welk format); • afspraken over registratie; • aansluiting jeugdhulp op speciaal onderwijs (SO en VSO). 5.3.2. Leerplicht Elke gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor zijn of haar leerlingen en de inzet van leerplicht binnen de lokale zorgstructuur. Binnen de Meierij zijn er gemeenten die de keuze hebben gemaakt om samen te werken binnen een regionaal bureau leerplicht. Gemeenten bekijken op welke schaal en op wat voor een wijze in de toekomst samenwerking met betrekking tot leerplicht zal worden opgepakt. Specifiek in de omgang met en aanpak van specifieke doelgroepen (ROMA kinderen, zwerfjongeren, overbelaste leerlingen, bovenschoolse voorzieningen). Ambitie: Leerplicht en onderwijs werken nauw samen vanuit dezelfde doelstelling: een passende school voor iedere leerling met als doel optimale ontwikkelingskansen voor ieder kind. Wij accepteren geen verzuim, schooluitval en thuiszitters. Het uiteindelijke doel is kinderen en jongeren goed toerusten voor een duurzame participatie in de samenleving (vervolgopleiding, dagbesteding of arbeidsmarkt). Beschikbaar: Leerplicht en onderwijs werken nauw samen, ieder vanuit een eigen taak en verantwoordelijkheid. Leerplicht vanuit de taak tot handhaving van de leerplichtwet en onderwijs vanuit de taak passend onderwijs te bieden. In de Leerplichtwet worden de volgende primaire taken genoemd: • controle van het absoluut verzuim (art. 18-19) • afhandeling van gemeld relatief verzuim (art. 21) • verlenen van verlof (art. 14. derde lid) • afhandelen van beroep op vrijstelling leerplicht (art. 5 t/m 14) 40 • goedkeuring van vervangende leerplicht (art. 3a, 3b en 15) • opmaken van proces-verbaal (art. 26, 27, 28) • melden bij de raad voor de kinderbescherming (art. 22) • melden bij de arbeidsinspectie/Ministerie van SZ&W (art. 23) • opstellen van het jaarverslag (art. 25) • opstellen en actualiseren van de leerplichtinstructie (art. 16, vierde lid) Daarnaast zijn er secundaire taken. De inzet en beschikbaarheid van leerplicht voor uitvoering van deze taken verschilt per gemeente. Denk aan verzuimspreekuren, deelname ZAT’s en netwerkoverleg. Werkwijze: Ieder samenwerkingsverband, evenals iedere (PO en VO) heeft een vaste contactpersoon voor leerplicht in elk van de 8 gemeenten. Bij voorkeur werken de leerplichtambtenaren zoveel mogelijk op scholen en hebben zij goed zicht op de kwaliteit van de verzuimregistratie van de school. Bij signalen van een zwakke verzuimregistratie bespreekt de leerplichtambtenaar dit met de directeur van de school. Een school of het samenwerkingsverband kan een beroep doen op leerplichtambtenaren wanneer ouders een gegeven schooladvies negeren en hun zoon/dochter niet tijdig aanmelden voor een nieuwe school die hen is geadviseerd. Overigens zijn de mogelijkheden van leerplicht gering als er geen sprake is van absoluut verzuim: de afleverende school mag de leerling niet uitschrijven, totdat er een nieuwe school is gevonden. Zolang de leerling bij een school staat ingeschreven, is er formeel geen sprake van absoluut verzuim. De afspraak is dat thuiszitters, naast de acties die al zijn uitgezet door de school, door school worden gemeld bij het samenwerkingsverband. Vanuit een gezamenlijke aanpak wordt voor thuiszitters naar een oplossing gezocht. Voor het verlenen van een vrijstelling wordt door leerplicht onafhankelijk deskundigenadvies ingeroepen en daarnaast het samenwerkingsverband geconsulteerd. Aansluitend worden afspraken gemaakt over het monitoren i.v.m. een mogelijk herstel van de betreffende leerling. Registratie: Er wordt een centrale registratie ingericht voor thuiszitters op het niveau van het samenwerkingsverband (PO en VO), waarin de voortgang wordt opgenomen en de resultaten zichtbaar zijn. Deze registratie vormt de basis voor het jaarverslag over thuiszitters van zowel Leerplicht als het samenwerkingsverband. Overigens kan leerplicht alleen informatie over thuiszitters verwerken, die wordt verkregen van scholen die melding doen aan leerplicht. passend onderwijs op 1 augustus 2014. De regeling moet erin voorzien dat het vervoer plaatsvindt op een wijze die voor de leerling passend is. Dat betekent voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs dat zij alleen nog in aanmerking komen voor leerlingenvervoer als zij vanwege hun handicap niet zelfstandig naar school kunnen. De gemeente bekijkt per leerling of leerlingenvervoer noodzakelijk is. Voor overige leerlingen in het speciaal onderwijs verandert de aanspraak op leerlingenvervoer niet. Ambitie: Evaluatie en verantwoording: Jaarlijks gaat de leerplichtambtenaar van de school met de school in gesprek over de verzuimregistratie en de samenwerking met leerplicht binnen de school. De leerplichtambtenaar neemt het initiatief tot dit gesprek. Jaarlijks wordt ook de samenwerking op het niveau van het samenwerkingsverband geëvalueerd binnen het bestaande netwerk. Bij dit overleg zijn ook beleidsambtenaren leerplicht betrokken. Overleg en afstemming: Binnen de regio de Meierij wordt een netwerk Leerplicht ingericht dat minimaal 1 x per jaar bij elkaar komt met vaste contactpersonen op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Er vindt uitwisseling plaats over de wijze waarop wordt omgegaan met verzuim, met vrijstellingen en met alle thema’s samenhangend met de leerplicht en het voorkomen van voortijdig schooluitval. Ontwikkelpunten: • afspraken maken over melden van verzuim (binnen ambtelijk overleg gemeenten en samenwerkingsverbanden De Meierij); • afstemming proberen te krijgen over verzuimprotocollen; • onderzoek doen naar de effecten van de inzet leerplicht op verzuim. 5.3.3. Leerlingenvervoer Landelijke ontwikkelingen: De modelverordening wordt begin 2014 gewijzigd, in verband met het van kracht worden van de wetgeving Ieder kind en iedere jongere een passende plek in het onderwijs, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn, dat wil zeggen dat er naar gestreefd wordt de expertise naar het kind te brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van het kind/de jongere als van ouders/verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind/de jongere te benutten. Gemeenten in de Meierij willen daarom ook met het leerlingenvervoer een omzwaai maken naar het kijken wat kinderen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Beschikbaar: Gemeenten volgen in principe de (nieuwe) verordening leerlingenvervoer (naar model van VNG), maar in individuele bijzondere gevallen leveren zij maatwerk. Deze keuzes kunnen per gemeente verschillen. Werkwijze: De werkwijze kan verschillen per gemeente. De gemeenten stellen burgers in staat deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren, waaronder school en daarbij behorende stages voor kinderen/jongeren die al recht hebben op leerlingenvervoer. De mate van zelf organiserend vermogen van kinderen/jongeren is daarbij het uitgangspunt; zelfredzaamheid wordt gestimuleerd. Het onderwijs- en ondersteuningsaanbod zoals beschreven in de Ondersteuningsplannen is daarbij leidend. 41 5 Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten Daar waar leerlingen niet zelfstandig naar school kunnen komen, voorziet de gemeente op basis van toetsing aan de criteria uit de verordening in leerlingenvervoer. Ouders/verzorgers vragen leerlingenvervoer aan. De gemeenten wijzen het toe; zij streven binnen de regio naar vergelijkbare criteria. De gemeenten voeren het leerlingenvervoer uit; de uitvoering kan per gemeente verschillen. Bij bespreking van een passend onderwijsarrangement worden ouders/verzorgers altijd geattendeerd op de beslissingsbevoegdheid van gemeenten over leerlingenvervoer. Een passende plek is leidend boven het aantal te rijden kilometers (bedoeld als verkeerde uitwerking van het concept thuisnabij). Bij het passend arrangeren voor kinderen/ jongeren moet het praten over leerlingenvervoer een vast onderdeel worden. In gesprek gaan met elkaar over een passende oplossing voor het kind/de jongere. Registratie: Gemeenten hebben als opdrachtgever voor het leerlingenvervoer inzicht in het aantal aanvragen en de besluiten op deze aanvragen, evenals het daarvoor ingezette budget. 42 Evaluatie en verantwoording: Op lokaal niveau overleggen partijen (gemeente, scholen, ouders, vervoerder) met elkaar met als doel in te spelen op actuele ontwikkelingen. Met pilots wordt bezien hoe het vervoer efficiënt, effectief en met maatwerk geregeld kan worden. Overleg en afstemming: Gemeenten voeren op lokaal niveau overleg met de vervoerder (die op basis van aanbesteding is geselecteerd). Een aantal gemeenten heeft de aanbesteding gemeenschappelijk uitgevoerd. Op het niveau van de Meierij wordt onderzocht of een regionale overlegvorm over leerlingenvervoer meerwaarde heeft. Op basis van de gegevens die gemeenten registreren over leerlingenvervoer, gaan gemeenten en samenwerkingsverbanden (binnen het ambtelijk overleg passend onderwijs) minimaal eenmaal per jaar met elkaar in gesprek over het behalen van de geformuleerde ambitie. Jaarlijkse thema’s zijn verder: het onderwijsaanbod in de regio, het stimuleren van zelfredzaamheid (van kinderen/jongeren en ouders/ verzorgers) en het vinden van oplossingen voor bijzondere gevallen. De samenwerkingsverbanden denken mee over eventueel noodzakelijke alternatieven. Dit kan leiden tot bijstelling van bestaande afspraken. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Ontwikkelpunten: • Onderzoeken of structureel overleg op het terrein van leerlingenvervoer op regionaal niveau (gemeenten en samenwerkingsverbanden De Meierij) meerwaarde heeft naast de lokale overlegvormen. Binnen een dergelijk regionaal overleg zijn onderwerpen van gesprek onder andere het optimaliseren van leerlingenvervoer en het beschikbaar stellen van specifiek (maatwerk)budget. Daar waar binnen een samenwerkingsverband geen passend onderwijsaanbod binnen de regio kan worden gerealiseerd en leerlingenvervoer zou moeten worden ingezet, streven gemeenten en samenwerkingsverband naar gezamenlijk maatwerk dichtbij huis. In die gevallen waar specifiek maatwerk nodig is, zien gemeenten en samenwerkingsverbanden het als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om dergelijk maatwerk te realiseren. • Met pilots wordt bezien hoe het vervoer efficiënt, effectief en met maatwerk geregeld kan worden. Uitkomsten van dergelijke pilots worden regionaal besproken om ter inspiratie te dienen in andere gemeenten. In ’s-Hertogenbosch wordt in 2014 gestart met pilots voor groep 8 in het speciaal onderwijs om de zelfredzaamheid te bevorderen: fiets en OV-training ter voorbereiding op voortgezet speciaal onderwijs. Daarnaast worden experimenten gestart om groepsvervoer (vervoer sociale werkvoorziening, leerlingenvervoer en vervoer naar AWBZ dagbesteding) volgtijdelijk achter elkaar te laten plaatsen. Onderzoek heeft uitgewezen dat niet de regionale schaal hiervoor het meest efficiënt is. Het gebied ’s-Hertogenbosch leent zich het beste om dit zelfstandig te doen. 5.3.4. Onderwijshuisvesting Er is in de gehele regio sprake van krimp. In kleine kernen brengt krimp van leerlingenaantal als extra knelpunt met zich mee dat scholen voor regulier primair onderwijs tegen de grens van kritische leerlingenaantallen aan lopen. In passend onderwijs wordt gezocht naar een passend arrangement voor alle leerlingen, zo thuisnabij mogelijk. Gemeenten en onderwijs gaan samen op zoek naar goede oplossingen voor dergelijke knelpunten. Daarnaast is de verwachting dat er (gedeeltelijke) leegstand in het (V)SO ontstaat als gevolg van passend onderwijs. Als er met ‘symbiose arrangementen’ wordt gewerkt, waarbij leerlingen en deel van het onderwijsaanbod volgen binnen het (V)SO en een deel in het regulier onderwijs, kan de leegstand eventueel gevuld worden met tijdelijke arrangementen. Gestreefd wordt naar een regionaal dekkend onderwijsaanbod (regio De Meierij), waarbij voor SO en VSO gestreefd wordt naar bovenregionale samenwerking met betrekking tot onderwijshuisvesting. Ambitie: Vanuit de wens te komen tot een regionaal dekkend aanbod van onderwijsvoorzieningen komen tot een regionale visie op passend onderwijs in relatie tot onderwijshuisvesting. Passende gebouwen voor passend onderwijs (adequate huisvesting passend bij het onderwijsconcept van afzonderlijke scholen) en streven naar beperkte leegstand (bundeling en spreiding van specifieke deskundigheid is daarbij een aandachtspunt). Beschikbaar: Alle gemeenten werken met een integraal huisvestingsplan. De looptijd daarvan en de beschikbare middelen kennen lokale verschillen. Werkwijze: De besturen van de samenwerkingsverbanden PO en VO en de 8 gemeenten, met ieders wettelijke verantwoordelijkheid, zetten zich er voor in om te komen tot een gezamenlijke visie op onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs. 43 5 Doorgaande lijn en samenwerking met cluster 1 & 2 en gemeenten Plannen voor nieuwe scholen of nieuwe gebouwen worden in de toekomst aan deze gezamenlijke visie getoetst. Op basis van deze visie kunnen stappen worden gezet richting optimaal gebruik en beheer van beschikbare gebouwen en dus beperking van leegstand. Jaarlijks de samenwerking op het niveau van individuele gemeenten en de scholen. schoolgewicht) vloeit voort uit de Wet OKE, die per 1 augustus 2010 van kracht is. Grote gemeenten ontvangen naar verhouding een groot budget en kunnen daarmee verschillende stimulerende initiatieven voor jonge kinderen met een (risico op een) taalachterstand tot stand brengen in voorschoolse voorzieningen en primair onderwijs. Dergelijke initiatieven, zoals voor-en vroegschoolse educatie, schakelklassen voor leerlingen met een taalachterstand en opvang voor nieuwkomers (voor leerlingen die uit het buitenland komen), kunnen gezien worden als passende arrangementen voor de leerlingen die profiteren van deze extra stimulering in de (taal)ontwikkeling. Kleinere gemeenten kunnen initiatieven als een schakelklas of een aparte (taal) klas voor nieuwkomers in het primair onderwijs niet financieren. Overleg en afstemming: Regionale ontwikkelingen: Op lokaal niveau vindt wettelijk verplicht periodiek overleg plaats tussen gemeente en PO en tussen gemeente en VO. Op het niveau van de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs. Binnen dit ambtelijk overleg staat onderwijshuisvesting met regelmaat op de agenda. Door de expertise die met deze initiatieven is opgedaan door grotere gemeenten, breder in de regio in te zetten, kunnen ook leerlingen in andere gemeenten profijt hebben van dergelijke arrangementen. Tegelijkertijd kan daarmee de lokale deskundigheid van (taal)leerkrachten versterkt worden. Gemeenten en onderwijs gaan gezamenlijk kijken op welke schaal expertise regionaal kan worden ingezet. Gemeenten en samenwerkingsverbanden binnen de Meierij streven gezamenlijk naar een optimale ontwikkeling voor kinderen en jongeren zowel in cognitief, sociaal-emotioneel als in fysiek opzicht. Ze hebben een fijne jeugd en gebruiken hun talenten. Dit leidt tot maatschappelijke, economische en sociale zelfstandigheid. Talentontwikkeling en arbeidsparticipatie en zijn belangrijk voor het op peil houden van onze welvaart en welzijn. Passend Onderwijs is daarvoor belangrijk. Registratie: Het resultaat van een onderzoek naar de tevredenheid over de samenwerking tussen individuele gemeenten en scholen, volgens een samen op te stellen format door samenwerkingsverbanden en gemeenten. Evaluatie en verantwoording: Ontwikkelpunten: • Er wordt in samenwerking met omliggende samenwerkingsverbanden PO en VO een gezamenlijke visie op onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs ontwikkeld en afstemming gezocht om te komen tot een (zo veel mogelijk) dekkend onderwijsaanbod. 5.3.5. Onderwijsachterstandenbeleid Landelijke ontwikkelingen: Sommige gemeenten ontvangen vanaf 2011 geoormerkte middelen van het rijk voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Het betreft hier grotendeels geld voor de voorschoolse educatie. De verdeling van deze middelen (op basis van 44 Ambitie: 100% bereik van kinderen en jongeren die het risico lopen op een taal- en/of ontwikkelings-achterstand. Realiseren van partnerschap tussen ouders en (voor) school met een gunstige ontwikkeling op het kind/de jongere. Beschikbaar: Per gemeente zijn grote verschillen in het budget voor onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Beschikbare budgetten zijn mede afhankelijk van het percentage gewichtenleerlingen in het PO. (OAB betreft VVE, opvang nieuwkomers, schakelklassen, zomerscholen etc.). Er is een overzicht beschikbaar van subsidies en projecten die te maken hebben met het onderwijsachterstandenbeleid. Werkwijze: Een sluitende screening op ontwikkelingsachter standen op jonge leeftijd (0-4 jaar), mede door de jeugdzorg, kinderopvang/peuterwerk. Toeleiding naar voorschoolse educatie, bijvoorbeeld via Peuterzorgconsulent in dienst van gemeente of huisbezoeken door de jeugdzorg 0-4. Afstemmen en afspraken tussen gemeente, kinderopvang/peuterwerk en onderwijs (en BJG-partners) binnen de lokale LEA, onder andere ten aanzien van zorg in en om de school (vroegsignalering, zorgteams en doorlopende ontwikkelingslijn), samenwerking binnen de brede school, OAB -activiteiten en cultuur/sport. Voor het primair onderwijs is goede afstemming met gemeenten nodig om een goed aanbod te kunnen doen aan kinderen die een extra aanbod op taalontwikkeling nodig hebben. De verantwoordelijkheid voor opvang/onderwijs van anderstaligen in het VO (de ISK) ligt bij het onderwijs. Bij een extreem grote instroom van nieuwkomers op een bepaald moment, bijvoorbeeld door een grote calamiteit ergens in de wereld, kan het zijn dat de opvang niet te realiseren is binnen de afgesproken kaders. Op dat moment gaan partijen rond de tafel (gemeenten, samenwerkingsverband en school) om tot een passende oplossing te komen. Evaluatie en verantwoording: Projecten worden afzonderlijk geëvalueerd in de LEA. Overleg en afstemming: Er bestaan lokale verschillen tussen de wijze waarop overleg georganiseerd is over onderwijsachterstandenbeleid tussen onderwijs en gemeenten en andere relevante partners in het jeugdveld. Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg passend onderwijs (gemeenten en samenwerkingsverbanden van De Meierij). Binnen dit overleg worden de resultaten regio-breed besproken, waaronder ook de kengetallen van onderwijs aan anderstaligen binnen de regio de Meierij. Dit kan leiden tot bijstelling van gemaakte afspraken op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Ontwikkelpunten: • binnen LEA worden op lokaal niveau tussen gemeenten en schoolbesturen afspraken gemaakt over de realisatie van doorgaande leerlijnen; • ten aanzien van doorgaande leerlijnen wordt regionaal afstemming gezocht over het niveau waarop besluiten over thema’s/onderwerpen worden genomen: op lokaal niveau of op het niveau van samenwerkingsverbanden. Registratie: Evaluaties van afzonderlijke projecten en (voor gemeenten waarvoor dat van toepassing is) van resultaatafspraken VVE binnen convenanten met het PO (wettelijke verplichting vanuit de Wet OKE). 45 Passend onderwijs en zorg voor élke leerling in de regio 46 6 Kwaliteitsbeleid Voorwaardelijk aan het realiseren van passend onderwijs is dat alle 111 basisscholen, 5 scholen voor speciaal basisonderwijs en 7 SO scholen zich bevinden op het niveau van basiskwaliteit en als standaard handelingsgericht en resultaatgericht werken. Vervolgens is het van groot belang dat alle betrokken scholen uiterlijk in 2018 voldoen aan het door het samenwerkings verband gedefinieerde niveau van basisondersteuning (hoofdstuk 4). Elke school geeft de stand van zaken per 2014 weer in een eigen schoolondersteuningsprofiel en de matrix SWV ´nulmeting basisondersteuning´ (zie bijlage 9.7). Schoolbesturen blijven verantwoordelijk voor het onderwijs en kwaliteitsniveau op hun scholen, ook na de invoering van passend onderwijs. Definiëring en doorontwikkeling van het niveau van basisondersteuning is een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Ook is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het organiseren van de extra ondersteuning (ondersteuningstoe wijzing) en toelaatbaarheid op het SBO en SO. Het is goed om daarbij helder voor ogen te houden dat het de schoolbesturen zijn die het samenwerkingsverband vormen; zij maken op het niveau van het samenwerkingsverband afspraken over de inrichting van de voorzieningen voor extra ondersteuning en toewijzing. In de praktijk zal er dus regelmatig samenhang zijn tussen de verantwoordelijkheden van beide partijen; de mate waarin een schoolbestuur in staat is onder steuning in te vullen, wordt deels beïnvloed door de mate waarin het samenwerkingsverband hiervoor de juiste voorwaarden biedt. De wederzijdse dialoog op dit totaal proces wordt geregeld via een op resultaat gericht systeem voor interne kwaliteitszorg40. 6.1 Kaders van interne kwaliteitszorg Het SWV De Meierij hanteert het INK-model41, dat een goed inzicht geeft in hoe kwaliteit zichtbaar is in de organisatie , in de processen en in het resultaat. SWV 30.05 de Meierij INK model met indicatoren 11. Kwaliteitszorg: doe wat je zegt, zeg wat je doet, de goede dingen doen, de dingen goed doen, resultaatgericht werken Publieke verantwoording: verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen, in dialoog gaan met de omgeving: verticaal en horizontaal 1. Bestuur, management en leiderschap (daad) krachtig bestuur 5. Personeel: proactief, gemotiveerd, resultaatgericht, lerend, samenwerkend, competent in HGW en OGW, gespecialiseerd. Toezicht Management en Sterk leiderschap • Resultaat gericht • Gericht op continue verbetering • Transparant • Gericht op optimale samenwerking en verbinding Medezeggenschap 4. Strategie, beleid: gedragen missie, visie, kernwaarden, resultaatdoelstellingen. Jaar- en activiteitenplannen. 3. Cultuur, klimaat: veilig, inspirerend, respectvol, oplossings gerichte dialoog; feedback. 2. Middelen Energie en tijd, gebouwen, leer middelen, financiën. 6. Processen (DO) De scholen: a) Basisondersteuning: leerstofaanbod, tijd, pedagogisch en didactisch handelen, afstemming, organisatie, klimaat, zorg en begeleiding, kwaliteitszorg op orde. b) Extra ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen zoals beschreven in kwaliteitsbeschrijvingen op schoolniveau. c) Samenwerking met ouders voldoet aan de minimum eisen van het SWV. 9. Waardering personeel voor: a) Doelmatigheid SWV. b)Ondersteuning experts. c) Samenwerking met partners. d) Realisatie onder steuning school. Het SWV: d) Coördinatie (en uitvoering) van samenwerkingsactiviteiten, realisatie dekkend ondersteuningsaanbod in het SWV e) Signaleren tekortkomingen in de uitvoering van passend onderwijs. f) Proces van toewijzing en plaatsing: deskundig, transparant en efficiënt. g) Deskundigheidsontwikkeling van het personeel. h) Rechtmatig, obv ondersteuningsbehoeften, inzetten en verdelen van middelen: begroten, verevenen, beheer, administratie, (laten) verantwoorden etc. i) Afstemming jeugdzorg zorg en WMO-zorg. 8. Waardering ouders kinderen voor: a) Doelmatigheid SWV. b)Communicatie. c)Resultaten. ORGANISATIE (PLAN) 7. Waardering externen voor: a) Doelmatigheid SWV. b) De samenwerking met de scholen en het SWV. c)Oordeel onderwijsinspectie. 10. Resultaten a) Alle scholen scoren voldoende op de opbrengstindicatoren van de inspectie. b)Deelnamepercentage SO vermindert tot max . .% in aug 2018. c) Nul “thuiszitters”. d) Een dekkend ondersteuningsaanbod, diversiteit onderwijsarrange menten. e) Na indicatiestelling en toewijzing binnen een maand geplaatst. f) Stabiele financiële situatie. RESULTAAT (CHECK) 11. Verbeteren en vernieuwen, reflecteren, leren, visie ontwikkelen Horizontale dialoog: positieve elementen versterken (ACT) 40 41 Bijlage 9.3: nummers 11 en 12 systeem van kwaliteitszorg Bijlage 9.3: nummer 20, resultaatsgebieden INK 47 6 Kwaliteitsbeleid Dit INK-frame sluit goed aan op de meeste gehanteerde kwaliteitszorgsystemen/modellen binnen onze schoolbesturen. Het INK-frame sluit ook goed aan bij de code ‘Goed Onderwijs, Goed Bestuur’ en op het toezichtkader PO en toezichtkader SWV zoals dat gehanteerd wordt door de Onderwijsinspectie. Het SWV De Meierij heeft de essentiële elementen van passend onderwijs geplaatst in dit kader en de kwaliteitseisen en de daarbij horende normen uitgewerkt. Uiteraard hebben we ons daarbij rekenschap gegeven van het waarderingskader SWV van de onderwijsinspectie. 6.2 Systeem en cyclus van monitoring en verantwoording (PDCA) Het bestuur van het samenwerkingsverband definieert per 2014 in dit ondersteuningsplan de kwaliteit van passend onderwijs binnen De Meierij. In de komende jaren (2014-2018) stimuleert en faciliteert het samenwerkingsverband de processen van uitvoering. Jaarlijks worden er resultaatmetingen verricht, waarvan verslag wordt gedaan in de jaarplannen. Vierjaarlijks (voor het eerst in 2016) worden waarderingsonderzoeken gehouden onder personeel, leerlingen en ouders. De scholen/schoolbesturen tonen aan dat het systeem van kwaliteitszorg, handelingsgericht werken én onderwijsondersteuning voldoet aan de normen van de Inspectie en de ambities van het samenwerkingsverband. Dit kan door eigen metingen, maar minimaal door voldoende resultaten van het inspectiebezoek op school. In het bijzonder betreft het hierbij de normindicatoren van de inspectie. Deze dienen minimaal voldoende te zijn (waardering 3). Een waardering 4 (goed) is het streefniveau. Het betreft de volgende normindicatoren: • Kwaliteitsaspect 7.1 (voor SO: 3.5) De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerling. • Kwaliteitsaspect 8.1/8.3 (ontbreekt bij SO) De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben. De school voert de zorg planmatig uit. Schoolbesturen zijn en blijven verantwoordelijk voor het niveau van basiskwaliteit, basisondersteuning, doorgaande lijn en de opzet van ontwikkelingsperspectieven (samen met ouders en de ondersteuningseenheid) van kinderen. Schoolbesturen verantwoorden jaarlijks aan het samenwerkingsverband de afgesproken minimale kengetallen en de geboekte resultaten van het arrangeren met extra ondersteuning in relatie met de overeengekomen (tussen)doelen en de verkregen middelen. Het schoolondersteuningsprofiel wordt minimaal 1 keer per vier jaar bijgesteld. Het spreekt voor zich dat in onze kwaliteitscyclus op meerdere niveaus regelmatig een open dialoog gevoerd wordt m.b.t. signalen die duiden op kwaliteit belemmerende situaties en factoren. Los van de systematiek binnen een school of binnen een bestuur, gaat de ondersteuningsmanager bij zorgen over de basiskwaliteit of het niveau van basisondersteuning in gesprek met de school en haar bestuur. Indien een school door de inspectie 48 als (zeer) zwak wordt gekwalificeerd, zorgt het schoolbestuur ervoor dat het kwaliteitsniveau z.s.m. weer op het gewenste resultaat wordt gebracht. Voor de kwaliteitsaspecten die de belangen van het SWV raken, biedt het SWV ondersteuning aan. Het schoolbestuur beslist of en hoe van deze dor het samenwerkingsverband als collectief gefinancierde ondersteuning gebruik te maken. Ondersteuningseenheden zijn mede verantwoordelijk voor de opzet van ontwikkelingsperspectieven, het (vlot) arrangeren en toewijzen extra ondersteuning, samenwerking met jeugdzorg en ketenpartners en de afgifte toelaatbaarheidsverklaringen SBO en SO. De ondersteuningsmanager stelt jaarlijks – binnen het kader van het ondersteuningsplan - een jaaractiviteitenplan op voor de ondersteuningseenheid en stemt dit plan af op de andere ondersteuningseenheden. De ondersteuningsmanager verantwoordt jaarlijks (verslag en jaarrekening) aan het samenwerkingsverband de afgesproken kengetallen en de geboekte resultaten van het arrangeren met extra ondersteuning in relatie met de overeengekomen (tussen)doelen en de besteding van de beschikbare middelen. Het samenwerkingsverband is eindverantwoordelijk voor de vaststelling van het niveau van basisonder steuning, dekkend aanbod, arrangeren en inzet/ allocatie van beschikbare middelen. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de beschikbare deskundigheid en voorzieningen binnen de ondersteuningseenheden, wanneer voor een leerling basisondersteuning niet voldoende is en plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs niet aan de orde is. De inzet van financiën, expertise en voorzieningen wordt zo geregeld, dat die een optimale bijdrage leveren aan de visie en ambitie van het samenwerkingsverband. Het samenwerkings verband onderhandelt met de 8 gemeenten in de Meierij over de inzet van de expertise vanuit BJG binnen de ondersteuningsteams. De directeur-bestuurder bundelt de jaaractiviteiten plannen van de ondersteuningseenheden in een jaarplan voor het samenwerkingsverband. De jaarverslagen van de ondersteuningseenheden worden opgeleverd in eenzelfde format en gebundeld door de directeur bestuurder in 1 integraal jaar-planverslag en jaarrekening voor het samenwerkingsverband. Via deze documenten verantwoordt de directeur bestuurder de afgesproken kengetallen en de geboekte resultaten in relatie met de overeengekomen (tussen)doelen en de verkregen middelen jaarlijks aan het bestuur van het samenwerkingsverband. In het jaarverslag van het samenwerkingsverband zijn minimaal gegevens opgenomen over de volgende 7 wettelijk vastgestelde indicatoren: • Bestuurskracht en verdeling middelen • Opbrengsten en resultaten van het onderwijs • Deskundigheid en professionalisering leerkrachten • Thuiszitters en vroegtijdige schoolverlaters • Spreiding en doorstroom van het onderwijs • Inspectiebeoordelingen • Tevredenheidsonderzoeken (signalen) 6.3 Extern toezicht (OCW) Met de inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs gaat de inspectie ook toezicht houden op de samenwerkingsverbanden. Medio 2013 heeft de inspectie de eerste contouren van het nieuwe waarderingskader SWV gepresenteerd. Het voorlopige waarderingskader bestaat uit drie kwaliteitsaspecten die uitgewerkt zijn in 18 indicatoren. Deze kwaliteitsaspecten zijn: 1 - Resultaten Het samenwerkingsverband realiseert een samen hangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen en voert de aan haar opgedragen taken uit. 1) Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. 2) Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en de plaatsing van de leerling tijdig en effectief. 49 6 Kwaliteitsbeleid 3) Het samenwerkingsverband zet zijn middelen doelmatig in. 4) Het samenwerkingsverband realiseert de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten die het voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften heeft opgesteld 5) Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk) extra ondersteuning nodig hebben. 6) Het samenwerkingsverband stemt goed af met jeugdzorg en WMO-zorg. 2 - Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing en effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 7) Het samenwerkingsverband heeft een missie bepaald, waaruit consequenties zijn getrokken voor de inrichting van de organisatie en de te bereiken doelstellingen (visie). 8) Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en van degenen die voor het samenwerkingsverband taken (al dan niet in mandaat) uitvoeren, zijn helder vastgelegd. 9) Het samenwerkingsverband heeft een doelmatige overlegstructuur. 10) Het samenwerkingsverband heeft eenduidige procedures en termijnen voor het plaatsen van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en het toewijzen van extra ondersteuning. 11) Het samenwerkingsverband voert een actief voorlichtingsbeleid over taken en functies van het samenwerkingsverband. 12) Het samenwerkingsverband heeft het interne toezicht op het bestuur georganiseerd, vastgesteld waarop die toezicht betrekking heeft en zorggedragen voor middelen om dit toezicht te kunnen uitoefenen. 50 3 - Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen. 13) Het samenwerkingsverband plant en normeert zijn resultaten in een vierjarencyclus. 14) Het samenwerkingsverband voert zelfevaluaties uit. 15) Het samenwerkingsverband werkt planmatig aan kwaliteitsverbetering. 16) Het samenwerkingsverband legt jaarlijks verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit. 17) Het samenwerkingsverband borgt gerealiseerde verbeteringen. 18) Het samenwerkingsverband onderzoekt bij de belanghebbenden de tevredenheid over het samenwerkingsverband. Alle 18 indicatoren zijn opgenomen in het interne kwaliteitssysteem van de Meierij. 7 Beoogde resultaten / activiteiten 7.1 Startsituatie: kengetallen SWV De Meierij (oktober /november 2013) Ons verband is verantwoordelijk voor ongeveer 28.500 leerlingen. Het deelnamepercentage van leerlingen in het speciaal basisonderwijs ligt in de regio PO De Meierij gemiddeld op 1,87% , het landelijk percentage is 2,60%. Binnen de wet Passend Onderwijs blijft voor 2014-2015 nog 1 jaar de systematiek gehandhaafd waarin minimaal voor 2% van het totaal aantal kinderen zorgmiddelen worden toekend aan de scholen voor speciaal basisonderwijs. sbao so cat 1 so cat 2 so cat 3 so totaal rugzakken PO 3005 per 1-10-2013 1,87% 1,24% 0,08% 0,30% 1,62% 0,91% Landelijk 2,60%1,34% 0,09%0,21% 1,64% 0,95% Het deelnamepercentage van leerlingen in het speciaal onderwijs is binnen de Meierij 1,62% en ligt daarmee redelijk op het landelijk gemiddelde van 1,64% in 2013. Nader gespecificeerd ligt het percentage leerlingen in categorie 1 in 2013 onder het landelijk gemiddelde (1,24% versus landelijk 1,34%). Categorie 2 ligt ook iets onder het landelijk gemiddelde (0,08% en landelijk 0,09%). Categorie 3 ligt duidelijk ver boven het landelijk gemiddelde (0,30% en landelijk 0,21%). Het percentage leerlingen met een leerlinggebonden financiering (258 + 11 rugzakken) ligt in de regio per 1 oktober 2013 onder het landelijk gemiddelde (0,91% en landelijk 0,95%). Aantal leerlingen in het SO so cat 1 so cat 2 so cat 3 so totaal 1-10-2010 379 3477490 1-10-2011 36529 86 480 1-10-2012 34528 85 458 1-10-2013 35223 86 461 Aantal kinderen met extra ondersteuning CLUSTER 4 LG MG LZ ZMLK totaal rugzakken 1-10-2010 17234 5 23 37 271 1-10-2011 17826 5 21 33 263 1-10-2012 16927 4 21 31 252 1-10-2013 15137 6 31 33 258 51 7 Beoogde resultaten / activiteiten De krimp in onze regio valt mee; mede omdat de stad ’s Hertogenbosch groeit. In vier jaar tijd krimpt onze populatie van 28.500 naar 27.600 met ongeveer 900 leerlingen. Hiermee is rekening gehouden in de meerjarenbegroting. Dit betekent dat bij gelijkblijvend aantal SBO leerlingen het percentage onder de 2% blijft: In 2018 met 532 leerlingen 1,92%. Geconstateerd kan dus worden dat het samen werkingsverband, door historisch beleid en inzet van alle betrokkenen, een gunstige startpositie kent. Zelfs de oorspronkelijke verevening van € 151.000,- is verlaagd naar € 91.000,- . Dit betekent dat het niet noodzakelijk is om drastische veranderingen in het beleid te implementeren. We blijven de goede dingen dus goed doen. De meerjarenbegroting laat de komende jaren een positief resultaat per jaar zien. In De Meierij PO zijn per april 2014 geen thuiszitters bekend. 7.2 Startsituatie: basiskwaliteit en niveau basisondersteuning SWV De Meierij (eind 2013) Basiskwaliteit In januari 2014 is een inventarisatie uitgevoerd om het niveau van basiskwaliteit via 3 inspectie indicatoren te bepalen (zie ook bijlage 9.6). 92% van de scholen beschikte over een recente beoordeling door de inspectie. Na analyse van de gegevens bleek dat slechts 1 school als zwak is beoordeeld. Alle andere scholen bezitten bij datum peiling een basisarrangement. 8% van de scholen beschikt niet over een recente beoordeling door de inspectie (na 2009). Van de 92% beoordeelde scholen: (scholen met een recente beoordeling door de inspectie): 14% van de scholen scoren onvoldoende op het gebruik van een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. 25% van de beoordeelde scholen scoort onvoldoende op het planmatig uitvoeren van de zorg. 95% van de scholen scoren voldoende op het vroegtijdig signaleren welke leerlingen zorg nodig hebben Van de scholen waarvan 3 indicatoren zijn beoordeeld (7.1;8.1;8.3): Scoort 63% op al deze indicatoren minimaal voldoende. Scoort 7% (7 scholen) op 2 van deze indicatoren onvoldoende. Scoort 1% (1 school) op al deze indicatoren onvoldoende. Niveau Basisondersteuning en ontwikkelingsopdracht De monitor basisondersteuning is afgenomen in februari 2014. Duidelijk is dat de Meierij een dekkend aanbod realiseert. Nadere analyse op niveau van samenwerkingsverband, schoolbestuur en ondersteuningseenheid zal volgen door de werkgroep ‘kwaliteitszorg’ in de periode mei-augustus 2014. (zie ook bijlage 9.7). 52 Niveau van extra ondersteuning (rugzakken) per oktober 2013 Naam Plaats CLUSTER LG 4 LG/ZMLKLZ ZMLK Eindtotaal Herman Broerenschool Rosmalen 4 33 Mytylschool Gabriel s-Hertogenbosch 2 Het Dok Eindhoven 8 8 Roeland-Berk en Beuksch Tiel 1 1 36 31 37 69 Mytylschool Eindhoven1 1 RK Sch De Rietlanden s-Hertogenbosch 95 95 De Vlinder Reek 11 11 De Zwengel Helmond 36 36 151 258 37 6 31 33 7.3 Doelen voor de periode 2014-2016-2018 7.3.1 Kwantitatieve streefdoelen Basiskwaliteit: 1. 0% van onze BAO S(B)O scholen zijn door de inspectie als zwak of zeer zwak beoordeeld 2. Alle kinderen gaan succesvol naar school. Dus 0% langdurige thuiszitters; Voor alle tijdelijke thuiszitters ligt er binnen 2 weken een plan van aanpak en volgt binnen 4 weken integratie in een passend setting. 3. 100% van de scholen en schoolbesturen voldoen aan hun zorgplicht. Basisondersteuning: 4. In 2016 scoren alle scholen ‘oranje’ op het gedefinieerde niveau van basisondersteuning. 5. In 2018 scoren alle scholen ‘groen’ op het gedefinieerde niveau van basisondersteuning. Arrangementen: 6. Percentage SBO is maximaal 2% 7. Percentage SO totaal is maximaal 1,5% 8. Percentages SO daalt steeds meer onder landelijk gemiddelde: SO1 1,2% / SO2 0,1% / SO3 0,2% 9. Minder dan 1% grensverkeer naar/van andere SWV-en. Processen: 10. Doorlooptijden van alle processen binnen het samenwerkingsverband: max. 6 weken. 11. Maximaal 4 klachtenprocedures per jaar met ouders/personeel over werkwijze en procedures extra ondersteuning. Personeel: 12. Gedurende 2014-2016 geen ‘opting out’ en geen personeelslid waaraan we een morele verantwoording hebben, gedwongen ontslaan (rddf plaatsing voorkomen). 13. Alle expertise behouden binnen de ondersteuningsteams of als expert in het SO. Financiën 14. Het SWV werkt jaarlijks binnen de begroting. 15. Binnen het SWV wordt onderling geen BTW in rekening gebracht. 16. Het weerstandsvermogen is in 2018 7,5% van de jaarlijkse inkomsten (min. 5% en max. 10%). 53 7 Beoogde resultaten / activiteiten 7.3.2 Kwalitatieve streefdoelen (exclusief ontwikkelagenda gemeenten, hoofdstuk 5) het realiseren van een doorgaande lijn van de voorschoolse voorzieningen naar het basisonderwijs: 1. In 2016 is er en doorgaande pedagogische lijn: afspraken over pedagogische doelen: veiligheid, gelegenheid tot ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie, en het zich eigen maken van waarden, normen en cultuur. 2. In 2016 is er een doorgaande educatieve en onderwijskundige lijn: afstemming van methodieken, aansluiting bi de kerndoelen en criteria voor opbrengstgericht werken binnen het primair onderwijs. 3. In 2016 is er een doorgaande lijn op het gebied van zorg: een zorgteam 0-13, of als dat er nog niet is: een zorgteam 0-4, een zorgteam 4-13, een intern begeleider van de school die beide teams verbindt, en warme kindoverdracht. 4. In 2017 werken we met een uniform overdrachts dossier inclusief de daarbij passende overdrachtsvormen. Organisatie en bestuur werkt efficiënt, neemt effectief besluiten, communiceert helder en verantwoordt zich transparant: 1. Minimale overhead en geen inrichting van een centrale dienst. 2. Afgestemde samenhangende jaarplannen en jaarverslagen van de eenheden en van het Samenwerkingsverband als geheel. Personeel: 1. Professionalisering van personeel tot tenminste het niveau van de basisondersteuning, met daarbij speciaal aandacht voor vroegsignalering en handelingsgericht werken. 2. Onze professionals ontwikkelen zich voortdurend en zijn gericht op intra-disciplinaire samenwerking. 3. Pro-actieve samenwerking en dialoog voeren met onze betrokken OPR. 4. Inrichting van een PMR voor einde 2014. 54 Basisondersteuning: 1. Iedere school heeft op 01-08-14 een SOP en stelt dit SOP jaarlijks bij. 2. Alle SOP’s staan voor 2016-2018 opgemaakt in hetzelfde format. 3. Ieder school werkt medio 2015 handelings- en resultaatgericht en kan dit aantonen. 4. Indien op 01-08-2016 punten van de basisondersteuning onvoldoende aanwezig zijn, heeft een school een verbeterplan opgesteld voor de betreffende punten. Dit in samenspraak met bestuur van de betreffende school en de ondersteuningseenheid. Organisatie en vormgeving van de extra ondersteuning binnen ondersteuningseenheden: 1. Benoeming directeur-bestuurder en 5 ondersteuningsmanagers per ondersteuningseenheid voor zomer 2014. 2. Inrichting ondersteuningsteams per 1 augustus 2014 voor periode 2014-2016 met maximaal behoud van expertise. 3. De trajectondersteuners werken dialoog gericht op gelijkwaardige basis met ouders en leerkrachten op de basisscholen. Ze zijn zich bewust van het eigenaarschap op het arrangement van de groepsleerkracht en de school. Ze zijn gericht op het versterken van de leerkracht. 4. Maximale financiële middelen naar ondersteuningseenheden en het primair proces. 5. Binnen de ondersteuningseenheden behoud van verworvenheden en lokaal gegroeide ondersteuningsvormen. Extra ondersteuning: 1. Iedere school (leerkracht) kan aangeven wat de onderwijsbehoefte van een kind is. 2. Alle scholen streven naar een zo spoedig mogelijke omzetting van indicatiestelling naar onderwijsarrangementen (OPP) voor 1 augustus 2014 en uiterlijk voor zomer 2015. 3. Iedere school (SBO, SO en PO) kan in samenspraak met de ondersteuningseenheid een arrangement (OPP) beschrijven in het format van de Meierij per 01-08-2015. - scholen werken handelings- en resultaatgericht en kunne dit medio 2015 aantonen. - in het OPP staat voor iedere leerling het uitstroomperspectief weergegeven - in het OOP staan belemmerende factoren benoemd - elk OPP kent een duidelijk handelingsdeel 4. Arrangementen zijn altijd, aantoonbaar, besproken met ouders. 5. Procedurele toetsing door de ondersteunings eenheden op de 8 stappen OPP/TLV. Gemeenten en jeugdzorg: Goede afstemming met de transitie jeugdzorg (basisteams jeugd en gezin) en gemeenten. Lokale afspraken worden gemaakt met gemeenten en partners in het kader van afstemming ondersteuning in en om de school en de jeugdzorg (BJG’s) in de thuissituatie. Monitor en informatiesysteem in maandelijkse rapportage vanaf 2015: - Aantal en type aanvragen OOP - Toekenning, duur en kosten OPP’s - Aantal en type aanvragen TLV S(B)O - Toekenning, categorie en kosten S(B)O - Doorlooptijden (van aanvraag tot toekenning arrangement, wettelijk <6 weken) -Opbrengsten 7.4 Activiteiten ter realisatie doelen (2014-2016) Ruimte voor experimenten die de ontwikkelingen ondersteunen, ter ondersteuning van ons uitgangspunt voor diversiteit. Dit kan op kindniveau, maar ook wordt bedoeld de voorlopersaanpak of het smalle experiment Schijndel met het ministerie. Overige activiteiten om de kwalitatieve en kwantitatieve doelen te realiseren worden opgenomen in de jaarplannen per ondersteuningseenheid en in het ontwikkelplan samenwerkingsverband. In stand houden van speciale settings voor de arrangementen SBO en SO. 1. Voor alle arrangementen SBO en SO is een TLV verklaring afgegeven door de ondersteuningsmanager. 2. Bij elke TLV wordt aangegeven voor welke tijd de TLV wordt afgegeven, waarbij in het OPP aangegeven wordt hoe de procedure voor terugplaatsing vorm krijgt. Het realiseren van een doorgaande lijn van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs: 1. Eind schooljaar 2014-2015 vindt middels LDOS digitale overdracht plaats inclusief de daarbij passende overdrachtsvorm. 2. Een goede kennis van de onderwijsprofielen van PO en VO is aanwezig; met name kennis en kunde van de opbouw van de advisering maken hier deel van uit. 55 8 Financiën 8.1 Liquidatie lichte arrangementen voor leerlingen of professionalisering personeel in de komende jaren. De middelen van de bestaande wsns verbanden zullen in schooljaar 2013-2014 doorwerken op dezelfde wijze (systematiek) als in 2011-2012. De huidige 5 wsnsverbanden worden per 1 augustus 2014 opgeheven. De voorbereidingen van deze liquidatie worden conform het stappenplan van de PO raad uitgevoerd. De huidige wsns verbanden en betrokken besturen brengen hun personele- en materiële verplichtingen in kaart en bouwen deze zo spoedig mogelijk af. Het eventueel positief of negatief vermogen wordt voor medio 2015 verdeeld onder of gecompenseerd door betrokken schoolbesturen op basis van vastgelegde afspraken binnen het wsns verband. Personeel komt op de loonlijst van de betrokken en verantwoordelijk schoolbesturen. Het batig saldo is niet vrij besteedbaar. Het SWV De Meierij heeft vastgesteld dat dit middelen zijn voor lichte en curatieve ondersteuning. Er wordt schoolbesturen dringend aanbevolen om deze middelen daartoe ook te besteden. De middelen kunnen naar eigen inzicht worden ingezet op de ontwikkeling van de basisondersteuning, 56 8.2 Inkomsten De oktober telling 2013 is leidend voor financiering rugzakken en verevening. Op basis van deze kentallen heeft het SWV De Meierij een (meerjaren) begroting gemaakt. Op jaarbasis: In 2015 zijn de inkomsten van PO de Meierij € 10.054.339,- en de uitgaven begroot op € 959.220,Dit betekent een resultaat van € 462.139,-. In 2016 stijgen de inkomsten tot ongeveer € 13.817.485.(door de toegevoegde gelden SO ambulante begeleiding) en de uitgaven zijn dan begroot op € 13.284.617,- met als resultaat € 532.868,-. In de overige jaren wordt het resultaat niet minder dan € 350.000,- (€ 380.770,- in 2018). Het SWV ontvangt aan inkomsten de standaard vergoeding voor de lichte en extra ondersteuning, minus de basiskosten SBO en SO als speciale setting. Duidelijk is dat we onder de landelijke percentages scoren en dus relatief gezien positief verevenen. Elkaar echt zien en van elkaar leren Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Totaal SO 2012 35328 86467 2013 39725 84506 2013 35223 86461 In percentages 2012 landelijk 1,34 0,09 0,21 1,64 2012 Meierij 1,22 0,10 0,30 1,61 2013 Meierij 1,39 0,09 0,29 1,78 2013 Meierij 1,24 0,08 0,30 1,62 Inkomsten die in de begroting omschreven worden zijn: • Rijksinkomsten lichte ondersteuning (voormalig WSNS) • Rijksinkomsten extra ondersteuning • inkomsten in het kader van schoolmaat- schappelijk werk • correctie in de inkomsten als gevolg van de verevening • inkomsten uit grensverkeer • inzet middelen vanuit gemeentelijke begroting indien van toepassing OCW heeft aangegeven dat in een bedrag is opgenomen in het totaal voor extra ondersteuning € 17, (x alle leerlingen in het SWV) voor bijvoorbeeld autisme steunpunt, PAB/TAB en ABWZ ondersteuning. Het is verstandig in de begroting het AWBZ bedrag voor extra zorg te benoemen en te labellen voor € 4, - per leerling. De ondersteuningsmanagers van het samen werkingsverband vinden, vanuit het uitgangspunt dat we binnen de ondersteuningseenheden expertise bundelen in ondersteuningsteams, geen grondslag voor het in stand houden van een separaat steunpunt voor autisme. Wel willen we deze expertise beschikbaar houden, onder andere door continuatie van de 0,4 fte ASS trajectbegeleiding in Den Bosch. 42 Bijlage 9.3: nummer 19, allocatiemodel 8.3 Bekostiging basisondersteuning, extra ondersteuning en ondersteuningseenheden42. Het SWV PO de Meierij draagt er zorg voor dat met zo min mogelijk overhead, de middelen maximaal terecht komen bij de scholen binnen de ondersteuningseenheden. Dit betekent dat in de begroting de kosten voor het bestuur, de directeurbestuurder, OPR en de staf worden gespecificeerd en gereserveerd op de inkomende middelen. De overige middelen komen direct toe aan de ondersteuningseenheden (OE) naar rato van het aantal basisschool kinderen. Deze allocatie principes van middelen ten behoeve van de begroting zijn als volgt uitgewerkt: • Tussen 1 okt 2013 en 1 aug 2014 vragen we zo weinig mogelijk indicaties aan bij de CVI. We proberen in 2014 zo veel als mogelijk al te starten met arrangeren, de nieuwe ondersteuningstoewijzing, arrangementen en de ontwikkelingsperspectieven. • We werken in de periode 2014-2015 door als nu (2013). Daarbij hoort ook een bijna 57 8 Financiën dezelfde interne bekostigingswijze via de ondersteuningseenheden. • Kosten overhead bestuur, de directeurbestuurder, OPR en staf moeten opgenomen worden in de begroting. Voor 2014 betaald uit de opstartgelden (€ 10 / leerling). Voor 2015 en verder betaald uit het budget extra ondersteuning. • Voor 2013 is uitgegaan van het werkelijk aantal leerlingen op 1-10-2013 op de basisscholen. In de jaren daarna zijn de gemeentelijke prognoses gebruikt. Notabene: in alle gemeenten behalve in de gemeente den Bosch is sprake van krimp! • Voor 2013 is uitgegaan van de gegevens zoals aangereikt door het ministerie van OCW eind januari 2014. De gegevens van OCW betreffende leerlingaantallen op Bao en Sbao komen overeen met de zelf verzamelde aantallen binnen de Meierij. De leerlingenaantallen in het SO wijken echter sterk af. OCW geeft 31 leerlingen minder aan dan de verzamelde gegevens. Het meest opmerkelijke verschil doet zich voor bij de Rietlanden en Mytyl Atlent: daar zit een redelijk groot verschil tussen de cijfers OCW en de werkelijkheid op de scholen. OCW onderzoekt welke gegevens juist zijn. Omdat de OCW cijfers beter overeenkomen met het leerlingen verloop van de afgelopen jaren hebben we vooralsnog die aantallen aangehouden. • Van de SBao scholen en van de SO scholen hebben we geen prognoses. We zijn voor de komende jaren dan ook uitgegaan van dezelfde aantallen als op 1-10-2013. Dit heeft tot gevolg dat de deelname percentages licht stijgen omdat het totaal aantal leerlingen vanwege de krimp daalt. Bij bekostiging personeel S(B)O gaan we uit van de landelijk gemiddelde leeftijd. • Het deelnamepercentage c.q. het leerlingen aantal van de SBO school Talent in Schijndel is door het smal experiment niet in overeenstemming met de werkelijke situatie. 58 ( niet alle leerlingen op die school hebben een SBO beschikking ) . In Zaltbommel( Toermalijn), den Bosch ( Sprankel)en Vught( Hertog van Brabantschool) is het deelname percentage (soms ruim) onder de 2%, terwijl in Boxtel (Maremak) het percentage ruim boven de 2% ligt. Voor het gehele SWV ligt het gemiddeld duidelijk onder de 2% . In 2013 is er een deelname van 1,87%, bij gelijk gehouden aantallen stijgt het percentage door de krimp van het totaal aantal leerlingen licht maar blijft ruim onder de 2%. Notabene: het gebruikte model van de PO-raad berekent het deelname percentage op de onderscheiden SBao scholen op basis van verkeerde aantallen leerlingen uit het voedingsgebied!! Het totale aantal klopt wel. De verdeling niet. De begroting voor het hele SWV de Meierij verandert daardoor niet. Overdracht naar ondersteuningseenheden op basis van de gemaakte afspraken moeten nog exact worden berekend en zijn in deze begroting nog niet uitgewerkt. • Het bedrag voor lichte ondersteuning (€ 157,00) per leerling, is op basis van de leerlingenaantal toegekend aan de ondersteuningseenheden. De eenheden in den Bosch zijn in deze algemene begroting nog even samen genomen. • Via de SWV WSNS zijn de LGF gegevens per 1-10-2013 opgevraagd. Op de basisscholen 247, op de SBO scholen 22 leerlingen, totaal 269. Volgens OCW zijn er slechts 258 leerlingen met een LGF waarvoor de Meierij middelen zal ontvangen voor het schooldeel. De SO scholen krijgen op basis van deze cijfers middelen voor de ambulante begeleiding (2014-2015). Er is sprake van een lichte stijging: 2012 253 leerlingen met LGF, in 2013 volgens OCW 258. De toename van het aantal leerlingen leidt ertoe dat de herbestedingsverplichting ten aanzien van personeel van het SO is toegenomen. In 2012 was het totale percentage LGF leerlingen 0,87% (landelijk 0,95%) in 2013 is ons percentage 0,91%. (volgens OCW) • Er is afgesproken dat het schooldeel voor de LGF leerlingen die zijn aangevraagd voor 1-102013 en doorlopen na 1 augustus 2014 worden doorgesluisd naar de betrokken schoolbesturen in het schooljaar 2014-2015. Bij LGF indicaties die aflopen na 1-8-2014 streven we ernaar niet via de CvI een nieuwe indicatie aan te vragen maar ook daar al te arrangeren binnen de huidige SWV WSNS. De ondersteuningseenheden zorgen ervoor dat alle LGF beschikking in het schooljaar 2014-2015 worden omgezet in een arrangement wat uiterlijk op 1 augustus 2015 ingaat! • Op basis van de LGF aantallen en een toerekening PAB en TAB rekent het model van de PO-raad uit dat er een herbestedingsverplichting ten aanzien van personeel ambulante diensten bij SO scholen is van € 1.272.200,30. Dit totale bedrag is ook voor de jaren na 2014-2015 als uitgave opgenomen. Hoe personeel op basis van verplichting wordt ingezet en volgens welke bekostigingssystematiek dit wordt afgewikkeld, moet in schooljaar 2014-2015 nader bepaald worden in dialoog tussen het samenwerkingsverband en onze SO besturen. Te denken valt aan een verdeling via de GPL waarin het SO een bepaald percentage van dit bedrag houdt voor overheadkosten en scholing en de rest van het bedrag ( met het daarbij horende personeel) over de ondersteuningseenheden wordt verdeeld op basis van leerling aantallen. • In de begroting is er rekening mee gehouden dat er niet voor alle kinderen die nu een LGF hebben middelen moeten worden overgedragen, omdat er nogal wat kinderen naar het VO gaan en van sommige kinderen de indicatie afloopt. In deze begroting zijn we ervan uitgegaan dat voor 191 kinderen het schooldeel van de LGF moet worden uitbetaald aan de schoolbesturen. Concreet betekent dit dat de resterende middelen ( voor 67 leerlingen) verdeeld kunnen worden op basis van leerlingenaantallen en toegevoegd aan de middelen van de ondersteuningseenheden. In deze begroting aan we uit van € 28,- per leerling voor extra ondersteuning in 2014-2015 , vanaf 2015-2016 zijn we uitgegaan van € 72, - per leerling. • In dit model is rekening gehouden met de negatieve verevening die op basis van de cijfers van oktober 2011 is vastgesteld € 154.013,-. Recente cijfers van OCW geven echter slechts een verevening aan van € 91.984,-. met andere woorden het positieve saldo kan nog stijgen. Het model is hierop aangepast. • Er is € 110.000 opgenomen t.b.v. de directeur bestuurder en € 80.000 voor andere kosten die verband houden met een zeer klein stafbureau. Notabene: De Meierij neemt geen personeel in dienst, alle medewerkers (ook de directeur bestuurder) zijn gedetacheerd vanuit een schoolbestuur. • Voor AWBZ is € 4,00 per leerling gereserveerd. • Autisme steunpunt is opgenomen zonder bedrag. De ondersteuningsmanagers opteren voor inzet van deze expertise (ASS formatie) binnen de ondersteuningsteams. • Het samenwerkingsverband is zelfvoorzienend, er worden alleen externen ingehuurd als het samenwerkingsverband zelf de expertise niet in huis heeft. Diensten die scholen binnen de Meierij aanbieden waarvoor betaald moet worden, worden gezien als een externe dienst. • De huidige SWV WSNS hebben huisvestingskosten, verzekeringen en andere verplichtingen die zij nu en in de toekomst betalen uit de lichte zorgmiddelen. Wanneer een deel van deze verplichtingen ( denk aan verzekeringen, financiële administratie ) worden overgenomen door de Meierij als geheel zullen de ondersteuningseenheden uit de lichte middelen een passende bijdrage moeten geven aan de Meierij. Het is nu niet duidelijk om welke bedragen dat zal gaan. 59 8 Financiën • In de komende jaren wordt in de begroting jaarlijks een bedrag gereserveerd voor opbouw van ons weerstandsvermogen. Mede ook door de inbreng van de OPR is bepaald dat we toewerken naar een weerstandsvermogen van 7,5% (rond de 1 miljoen euro) van onze jaarlijkse inkomsten met minimale grens van 5% en maximaal 10%. Zodra een goede solvabiliteit is bereikt zullen alle middelen maximaal aan de ondersteuningseenheden toekomen. • Bijdragen van gemeenten (subsidie onderwijsachterstanden en vve) worden ingezet binnen de ondersteuningseenheid van elke gemeente. 8.4 Uitgaven In 2014-2015 zijn de totale uitgaven geraamd op 6,9 miljoen, waarvan 5,2 te besteden door de onder steuningseenheden. Voor 2016 en verder staan de uitgaven op 13,3 miljoen, waarvan 6,2 te besteden door de ondersteuningseenheden. De lichte zorgmiddelen (personeel en materieel) worden vanaf schooljaar 20142015 jaarlijks integraal doorgesluisd naar de ondersteuningseenheden. Deze middelen kunnen voor minimaal de helft (€ 78,-) aangewend worden om de ondersteuningsmanager, de orthopedagoog/psycholoog (adviseur), trajectondersteuner en andere personeel waarvan de ondersteuningseenheid( OE) heeft besloten dat zij deze nodig hebben voor de “lichte” ondersteuning (taken die tot augustus 2014 werden uitgevoerd binnen de SWV WSNS) uit de voeren en voor materiële zaken als huisvesting, ICT, schoonmaak etc. De ondersteuningseenheid bepaalt zelf de hoogte van het bedrag wat zij geven aan de scholen om de interne ondersteuningsstructuur en basisondersteuning te realiseren met dien verstande dat zij minimaal een kwart (€ 39,-) en maximaal de helft (€ 78,-) van het bedrag per leerling daarvoor aan mogen wenden. Binnen deze marges kan de ondersteuningseenheid er voor kiezen een lager bedrag per leerling over te dragen en menskracht in te zetten ten behoeve 60 van hulp bij het realiseren van basisondersteuning. Beslissingen over de inzet van de middelen worden in 2014 genomen door de huidige SWV WSNS samen met de toekomstige ondersteuningsmanager(s) in dat verband; waarbij het bestuur en de OPR ervan uitgaat dat het volume uren in 2014-2015 ongeveer gelijk zal zijn aan het beschikbaar volume uren 2013-2014. Deze lichte zorgmiddelen worden ook ingezet voor het arrangeren van extra ondersteuning. De ondersteuningseenheid ontvangt voor 2% van het aantal leerlingen binnen deze OE ondersteuningsmiddelen ten behoeve van het SBO. De ondersteuningseenheden Zaltbommel, Boxtel, Schijndel en Vught hebben ieder een SBO binnen hun werkgebied. De 6 ondersteuningseenheden binnen den Bosch hebben samen één SBO school. Voor de berekening van het deelname percentage SBO wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op de reguliere teldatum (steeds 1 oktober) van alle basisschool leerlingen binnen een ondersteuningseenheid. Voor de berekening in den Bosch wordt het totaal van de 6 ondersteuningseenheden genomen. Als tweede teldatum is 1 februari volgend op de oktober telling aangewezen (1 februari 2014 voor het schooljaar 2014-2015). Op basis daarvan vindt binnen de ondersteuningseenheid een afrekening plaats: 1. Zitten er op de tweede teldatum minder dan 2% van de leerlingen in een SBO school dan vloeien er vanuit die SBO school zorgmiddelen (personeel en materieel) terug naar de ondersteuningseenheid. 2. Zitten er op de tweede teldatum meer kinderen dan 2% van de leerlingen in een SBO school dan ontvangt de SBO school zorgmiddelen (personeel en materieel) van de ondersteuningseenhe(i) d(en) waartoe de SBO hoort. In den Bosch wordt deze afrekening gerelateerd op de aantallen binnen de 6 eenheden. Voor 2014-2015 staat het de ondersteuningseenheid nog een laatste jaar vrij om de middelen vanwege eventuele personele gevolgen nog geheel of gedeeltelijk bij de betrokken SBO te laten. Zijn er meer kinderen dan op de teldatum van 1 oktober dan ontvangt de SBO school in alle gevallen voor deze leerlingen alsnog basisbekostiging. Overgangsregeling 2014-2015 LGF cluster 3 en 4 (zware zorgmiddelen extra ondersteuning) De lopende LGF beschikkingen binnen de clusters 3 en 4 die eerder ( dwz voor 1 oktober 2013) zijn toegekend tot 31-7-2014 worden door de huidige samenwerkingsverbanden WSNS omgezet in een ondersteuningsarrangement vanaf 1 augustus 2014. Binnen de huidige SWV WSNS wordt krachtig ingezet op het voorkomen van aanvragen voor een LGF tussen 1 oktober 2013 en augustus 2014. Het streven is om daar waar ondersteuning nodig/ noodzakelijk is direct een ondersteuningsarrangement samen te stellen. De huidige SWV hebben daarvoor niet allemaal bedragen opgenomen op hun begroting. De werkgroep financiën adviseert hen om daarvoor de reserves van het SWV WSNS (als die er zijn) aan te spreken of gebruik te maken van de toegekende AB middelen binnen de ondersteuningseenheid. In het schooljaar 2014-2015 wordt het schooldeel van de middelen volledige doorbetaald naar het schoolbestuur waar de leerling met de LGF zich bevindt. In het schooljaar 2014-2015 worden alle lopende LGF beschikkingen binnen de clusters 3 en 4 omgezet in ondersteuningsarrangementen die ingaan op 1 augustus 2014. De SO scholen ontvangen voor deze leerlingen AB middelen gebaseerd op de telling van 1-10-2013. Dat levert een totaal aantal in te zetten uren op die rechtstreeks voor het kind ingezet kunnen worden. Deze uren worden per 1 augustus 2014 verdeeld over de ondersteuningseenheid naar rato van het aantal leerlingen. (Dus nadrukkelijk niet gebaseerd op het aantal leerlingen met een LGF binnen de ondersteuningseenheid). Op basis van historische gegevens is berekend dat het om ongeveer een half uur per kind binnen een ondersteuningseenheid zal gaan. Ondersteuningsbehoefte van kinderen is leidend, mochten middelen binnen een eenheid ontoereikend zijn dan wordt er op het niveau van het SWV de Meierij naar oplossingen gezocht in overleg tussen de ondersteuningsmanagers en de directeur bestuurder. Regeling 2015 en verder middelen voor extra ondersteuning Na 1 augustus 2015 ontvangen de ondersteuningseenheden allen eenzelfde bedrag per leerling vanuit de extra ondersteuningsmiddelen om de arrangementen op de scholen te financieren. Het bestuur van het samenwerkingsverband moet nog een besluit nemen over de bekostigingssystematiek voor het aantal in te zetten uren vanuit de SO scholen. Deze inzet blijft dan net als in het schooljaar 2014-2015 verdeeld op basis van het aantal leerlingen. We nemen het aantal LGF dossiers op 1-10-2013 als uitgangspunt bij alle berekeningen. Hierbij houden we rekening met de schoolverlaters. De bekostiging van de SO scholen baseren we voor 2014-2015 op de telling van de tweede (verplichte) teldatum op 1 februari 2014. Het ministerie van OCW en DUO voeren nog eenmaal de groeibekostiging van 16 januari 2014 uit voor het (v)so, voor de aanvullende bekostiging van het schooljaar 2014/2015. De uitvoering gebeurt conform artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC. Uitgangspunt vormt het aantal leerlingen in het (v) so op de teldatum 16 januari 2014 die op 16 februari 2014 zijn opgenomen in BRON. Als het aantal leerlingen op die datum is gegroeid met een halve N-factor of meer ten opzichte van de teldatum 1 oktober 2013, ontvangt de (v)so-school aanvullende bekostiging voor het schooljaar 2014/2015. De kosten voor de groei van het (v)so trekt OCW voor 2014-2015 rechtstreeks af van de bekostiging van de samenwerkingsverbanden. Hierdoor gaat het budget per leerling in 2014-2105 omlaag. Per saldo gaat het samenwerkingsverband er echter niet op achteruit, omdat deze middelen al waren toegevoegd aan het budget van het samenwerkingsverband. Voor de jaren erna voert DUO deze groeibekostiging niet meer door. Deze middelen komen toe aan ons samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband zal de eventuele groei (v)so op de tweede teldatum rechtstreeks aan de (v)so school bekostigen, conform de systematiek 2014-2015. 61 8 Financiën De bekostiging van Cluster 1 en 2 Voor ambulante begeleiding of plaatsing in een speciale setting cluster 1 en 2 wordt volledig gefinancierd door Koninklijke Visio en Kentalis. Hieraan zijn voor ouders en het samenwerkingsverband geen inkomsten of uitgaven verbonden. Wel dient rekening gehouden te worden met een ‘bezuiniging’ van 20% op het beschikbaar budget cluster 1. Grensverkeer43 De systematiek in de komende jaren voor de lichte ondersteuning blijft gelijk aan die van 2013. • In de overgangssituatie op 1 augustus 2014 vervallen de huidige verplichtingen van de WSNS samenwerkingsverbanden onderling, dus ook de verplichtingen tot verrekening met de andere samenwerkingsverbanden inzake de SBO leerlingen. • Op 1 augustus 2014 betaalt SWV PO de Meierij(alleen) voor leerlingen die op de eigen SBO scholen in het samenwerkingsverband staan ingeschreven. • Na 1 augustus 2014 gelden de nieuwe procedures TLV: - Als voor het SBO een TLV wordt afgegeven door PO de Meierij, betaalt de Meierij deze plaatsing, ook als de leerling naar een SBO school van een ander samenwerkingsverband gaat. Dit andere SWV moet de leerling dan ook toelaatbaar verklaren tot hun SBO via eigen TLV procedure. De middelen voor deze leerling ontvangt de Meierij en betaalt deze vervolgens door aan het andere samenwerkingsverband (overdracht). - Bovengenoemde overdracht geldt niet bij verhuizing. Wanneer ouders verhuizen, binnen 6 maanden voor of na de toelating tot het SBO, melden zij hun kind aan bij een (speciale) basisschool in de nieuwe regio. Deze school heeft dan de zorgplicht en moet een passend aanbod doen. Voor plaatsing in een SBO in de nieuwe regio is een TLV van dat (nieuwe) SWV nodig. Dat is ook het SWV dat vervolgens moet betalen voor de extra plaatsing in hun SBO. 62 43 Ten aanzien van het grensverkeer geldt dus de volgende overgangsregeling binnen PO de Meierij: op 1 augustus 2014 vervallen de huidige verplichtingen van de WSNS-samenwerkings verbanden ten aanzien van grensverkeer. Dit betekent dat in de overgangsperiode de verplichtingen tot het betalen van leerlingen uit het samenwerkingsverband die op een SBO-school in een ander samenwerkingsverband naar school gaan vervallen. Op 1 augustus 2014 betalen samen werkingsverbanden alleen voor de leerlingen die op de SBO-scholen in het samenwerkingsverband staan ingeschreven op basis van de telling van 1 oktober 2013. Na 1 augustus 2014 betalen samenwerkings verbanden ook voor leerlingen die zij een toelaatbaarheidsverklaring tot het SBO hebben gegeven, maar die in een ander samenwerkings verband naar school gaan. 8.5 Saldo van begrote baten en lasten Op basis van onze kengetallen kan worden geconcludeerd dat in vergelijking met het landelijk gemiddelde de uitgangssituatie van De Meierij met betrekking tot de lichte ondersteuning een redelijk gunstige is. Dit geldt ook voor de extra ondersteuning. Het aantal rugzakken in de regio ligt nog net onder het landelijk gemiddelde. Aantal leerling op het SO is (fors) toegenomen volgens de telling 2013 die rechtstreeks van de SO scholen in ons werkgebied is gekomen. Vanaf 2014 werken we met een sluitende begroting voor het SWV PO De Meierij, gebaseerd op basis van de dan toegekende middelen en dan geldende verdeelsystematiek. In het schooljaar 2014-2015: ongeveer 7,1 Mio inkomsten met 6,9 Mio uitgaven, resultaat ongeveer € 250.000,-. In 2015-2016 ongeveer 13,8 Mio inkomsten met 13,3 Mio uitgaven, resultaat ongeveer 550.00,-. Verder maakt de meerjarenplanning duidelijk dat we jaarlijks respectievelijk voldoende reserve overhouden voor onvoorziene zaken en opbouw liquiditeit / solvabiliteit. Een positief jaarlijks eindresultaat zal gebruikt worden voor de opbouw Met verwijzing naar de wetsartikelen: WPO art. 40 lid 8, WPO art. 125 lid 1 en 4, WEC art 40 leden 10-15. van solvabiliteit SWV tot een streefgetal van 7,5% weerstandsvermogen (1 miljoen euro) met een minimum van 5% en een maximum van 10%. Een negatief jaarlijks resultaat zal ten laste koste komen van alle aangeslotenen. Dit conform het gestelde in de WPO, art 125b, lid 3: Indien de bedoelde bekostiging niet voldoende is om daaruit de verplichtingen na te komen, dragen alle scholen en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen in het gebied van het samenwerkingsverband, de ontbrekende bekostiging over aan het samenwerkingsverband. Hierbij is aandacht voor het gescheiden houden van de twee geldstromen: lichte en zware middelen. Het aandeel in de bijdrage bij een negatief eindresultaat van de onderscheiden scholen en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, wordt bepaald in rato verdeling gebaseerd op het leerlingaantal. Overdracht van dit saldo geschiedt uiterlijk 1 maand na vaststelling van de jaarrekening. Financiële risico’s • Risico verschil telgegevens SWV 1 oktober 2013 v.s. gegevens DUO/ OCW De begroting kan sterk veranderen als blijkt dat de cijfers van OCW niet kloppen. Voorlopig zijn we ervan uitgegaan dat zij goed zijn. • Risico verhouding extra indicaties na 1 oktober 2013 en schoolverlaters 2014 Door de gemaakte afspraken is het risico dat het aantal LGF waarvan de middelen moeten worden doorgesluisd naar de schoolbesturen hoger is dan nu verwacht erg laag. Er is al rekening gehouden met de mogelijkheid dat sommige leerlingen (van de 55 potentiële schoolverlaters) toch nog langer blijven en dat het niet in alle gevallen zal lukken om te voorkomen dat er een herindicatie wordt aangevraagd voor de 23 LGF indicaties die aflopen per 1-8-2014. • Risico stijging percentage SBO: In 2013 kent ons SWV 1,87% deelname SBO. Het streefdoel is een deelname van maximaal 2%; het percentage waarop ook de bekostiging is gebaseerd. Zoals het er nu uit ziet komen we in de gehele periode van deze meerjarenbegroting niet boven die 2% . Hierbij geven we extra aandacht aan Boxtel, om SBO verwijzingen terug te begeleiden en minder nieuwe verwijzingen te laten plaatsvinden. Wanneer meer leerlingen van de BAO scholen naar het SBAO gaan worden de kosten daarvan gedragen door de betreffende ondersteuningseenheid. De afspraak is dat de ondersteuningseenheden met de SBAO scholen het teveel aan zorgmiddelen verrekenen met de betalingen op grond van de tweede teldatum. Voor 2014-2015 staat het de ondersteuningseenheden vrij deze middelen terug te halen. Vanaf 1 augustus 2016 vindt deze verrekening overal plaats. In exacte toerekening op basis van de 2% zorgmiddelen die wordt betaald door OCW voor zorg op de SBAO scholen is nog niet verwerkt in deze begroting! Uitgangspunt is dat de herverdeling van deze middelen geen gevolgen heeft voor de resultaten van de begroting van de Meierij! Andere leerlingen stromen ( minder naar SO en meer naar SBO) zullen wellicht leiden tot verschuiving van middelen. • Risico stijging SO: In 2012 kende ons SWV 1,61% deelname SO. Dit lag onder het landelijk gemiddelde en was relatief stabiel. Inmiddels is het gestegen naar 1,62%. Voor deze post geldt dat voor elke verwijzing naar het SO door DUO een bedrag op het budget voor extra ondersteuning wordt ingehouden. Een stijgende trend in het aantal plaatsingen SO in de komende jaren leidt tot een hogere korting door DUO op het budget voor extra ondersteuning. Ons streefdoel is in elk geval te zakken beneden het landelijke gemiddelde maar bij voorkeur tot 1,5% . Speciale aandacht voor categorie 3 (meervoudig gehandicapte leerlingen) is hier op z’n plaats. 63 8 • Financiën Risico begroting ondersteuningseenheden Het streven is om de lichte middelen steeds volledig aan de ondersteuningseenheden te laten toekomen voor realisatie basisondersteuning. Al te grote fluctuaties in het jaarlijkse budget, bijvoorbeeld als gevolg van een sterk wisselende trend van SBAO- en SO-plaatsingen, drukken sterk op de begrotingen van de ondersteuningseenheden en moeten dan ook worden voorkomen. De ondersteuningseenheid Boxtel kent een hoog deelnamepercentage SBO. Terwijl de ondersteuningseenheid Schijndel relatief gezien veel leerlingen heeft met een LGF indicatie. In beide gevallen kan dit ertoe leiden dat deze relatief kleine ondersteuningseenheden onvoldoende ruimte hebben om te arrangeren. De belangen van het kind zijn leidend binnen de Meierij, de ondersteuningseenheden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de juiste ondersteuning voor alle kinderen en maken afspraken om te voorkomen dat kinderen de dupe worden. Over extern grensverkeer en intern grensverkeer moeten afspraken worden gemaakt. • Risico kwalitatieve en kwantitatieve formatie LGF inzet Op basis van de LGF aantallen en een toerekening PAB en TAB rekent het model van de PO-raad uit dat er een herbestedingsverplichting ten aanzien van personeel ambulante diensten bij SO scholen. Als we het hele herbestedingsbedrag verdelen over de ondersteuningseenheden op basis van leerling aantallen krijgt elke eenheid € 45,- per leerling te besteden. Afspraken met het SO over de inzet van personeel op basis van deze 100% herbestedingsverplichting moeten met spoed worden gemaakt. Daarvoor is noodzakelijk dat: de beschikbare expertise begin 2014 volledig in kaart is gebracht! • 64 Risico: ontbreken slagboom voor de toelaatbaarheidsverklaringen SBO en SO. De ingezette lijn met betrekking tot het systeem van ondersteuningstoewijzing en toelaatbaarheid verklaringen houdt risico’s in ten aanzien van de beheersbaarheid van de uitgaven SBAO en SO. Alle voorbereidingen en besluitvorming om te komen tot toelaatbaarheid SBAO en SO dan wel aanspraak op middelen voor extra ondersteuning vindt plaats op het niveau van de ondersteuningseenheden, inclusief het vereiste deskundigenadvies. Het samenwerkingsverband toetst slechts procedureel. Bij een toenemende druk op de beschikbare middelen voor extra ondersteuning dan wel een stijging van het aantal plaatsingen SBAO en SO, is er geen mechanisme dat een rem op de uitgaven / plaatsingen kan zetten. • Risico liquiditeitspositie met financiële reserves bij aanvang. Naar verwachting start het SWV met een reserve van € 200.000,-. Op dit moment bevat de meerjarenbegroting nog geen storting in een reserve om eventuele komende tegenvallers op te vangen. Wel blijkt uit de begroting een jaarlijkse reserve van € 300.000,-.of (veel) meer. Van belang is de extra en onvoorziene uitgaven goed in de hand te houden, zodat een groot deel van dit bedrag een jaarlijkse reservering kan betekenen tot 2018, zodat dan een toereikende reserve zal zijn ontstaan. Het bestuur heeft besloten over de noodzakelijke reservering. Vooralsnog lijkt toewerken naar ongeveer € 1.000.000 (7,5% weerstandsvermogen) toereikend. Het gezamenlijk halen van de streefpercentages (hoofdstuk 7) maakt van deze risico’s extra kansen voor het realiseren van passend onderwijs. Het spreekt voor zich dat strakke sturing op beheersing van deze risico’s noodzakelijk is. Hierop is ook in de inspectie audit gewezen. De genoemde risico’s pleiten ervoor om direct vanaf de start een adequate monitor / checks and balances in te richten, en in feite ‘realtime’ alle trends binnen het samenwerkingsverband te volgen, zodat tijdig eventuele noodzakelijke interventies kunnen worden gepleegd om tot een beheersing van de uitgaven te komen. (zie hiervoor ook de monitor in paragraaf 4.8 bij stap 7). 9 Bijlagen 9.1 Lijst met afkortingen / uitleg 9.2 Overzicht 29 aangesloten besturen SWV PO de Meierij 9.3 Vastgestelde beleidsstukken bestuur SWV met referentienummers 9.4 Lijst deelnemende scholen SWV PO de Meierij 9.5 Schema organisatie OPR 9.6 Basiskwaliteit november 2013 deelnemende scholen 9.7 Matrix startniveau basisondersteuning deelnemende scholen 9.8 Meerjarenbegroting (separate bijlage) 9.9 Lijst met uitleg begrippen 65 Bijlage 9.1 Lijst met afkortingen 66 AB-DB Algemeen bestuur Dagelijks bestuur AMK Advies- en meldpunt kindermishandeling AMVB Algemene maatregel van bestuur AWBZ Algemene wet bijzondere ziektekosten BJZ Bureau jeugdzorg BJG Basis team jeugd en gezin CGB Commissie Gelijke Behandeling CJG Centrum voor Jeugd en Gezin CVB College van bestuur CVI Commissie voor indicatiestelling EMB Ernstig Meervoudig Beperkt(e kinderen) (G)MR (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad HGW Handelingsgericht werken IHP Integraal huisvestingsplan JJI Justitiële jeugdinrichting GJI Gesloten jeugdzorginstelling OP Ondersteuningsplan (op hoofdlijnen) KvK Kamer van Koophandel LEA Lokale educatieve agenda LGF Leerlinggebonden financiering MBO Middelbaar beroepsonderwijs OAB Onderwijs Achterstanden Beleid OCW Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OE Ondersteuningseenheid OEM Ondersteunings(eenheid)manager OKE Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie OOGO Op overeenstemming gericht overleg (V)OPR (voorbereidende) Ondersteuningsplan raad OP Ondersteuningsplan SWV OPP Onwikkelingsperspectiefplan PCL Permanente Commissie Leerlingzorg PGB Persoonsgebonden budget PO Primair onderwijs / PO raad: de besturenorganisatie RDDF Regeling Risico Deel Formatie REA Regionale educatieve agenda REC Regionale Expertisecentrum RGW Resultaatgericht werken SBO Speciaal basisonderwijs, ook wel afgekort als SBAO SMW Sociaal maatschappelijk werk SO Speciaal onderwijs SOP Schoolondersteuningsprofiel SWV Samenwerkingsverband TLV Toelaatbaarheidsverklaring VNG Vereniging Nederlandse gemeenten VO Voortgezet onderwijs VSO Voortgezet speciaal onderwijs VSV Voorschoolse voorzieningen VSP Voorschoolse periode VVE Voor- en vroegschoolse educatie WBP Wet bescherming persoonsgegevens WEC Wet op de Expertisecentra WGBH/CZ Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte WMO Wet maatschappelijke ondersteuning WMS Wet medezeggenschap scholen WOT Wet op het onderwijstoezicht WPO Wet op het primair onderwijs WSNS Weer samen naar school ZAT Zorg- en adviesteam ZMO Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (onderwijssoort cluster 4) ZML Zeer moeilijk lerende kinderen (onderwijssoort cluster 3) 67 Bijlage 9.2 Overzicht 29 aangesloten besturen bij SWV PO de Meierij 68 Naam Straat correspondentie Postcode Plaats Ver. v. Prot. Chr. Basisond. Kerkplein 6 5314AT Bruchem Ver.sticht./inst.Sch.md Bijbel Postbus 42 5306ZG Brakel Ver. Scholen met de Bijbel Kerkstraat 6 5321TN Hedel Koning Willem I College Postbus 122 5201AC S-Hertogenbosch SIMON Postbus 11 3830AA Leusden St. K./P. C. Bas.ond. Vught eo Moleneindplein 9 5262CW Vught Stichting St.-Christoffel Postbus 281 5280AG Boxtel Stg. kath/interc. PO Gem. S.M. Postbus 99 5270AB Sint-Michielsgestel Stichting SKOPOS Postbus 34 5480AA Schijndel St. RK Onderwijs Bommelerwaard Koningin Wilhelminastr 93 5321TB Hedel Stichting Pallas Postbus 559 3700AN Zeist Stg. Chr. Prim. Onderw. Betuwe Postbus 167 4000AD Tiel Ver Chr Sch Ond Dreef 6 5325XD Well Gld St. Weer Samen naar Sch. Vught Postbus 2128 5260CC Vught Stg. Spec. Bas.-/Prakt.onderw. Wielkamp 1 5301DB Zaltbommel Stg STROOMM Postbus 152 5330AD Kerkdriel Stg ATO Postbus 185 5240AD Rosmalen Stg. Kathol. Onderw. Breukelen Baroniestraat 41 5281JB Boxtel Stichting Saltho-onderwijs Bosscheweg 139H 5282WV Boxtel Stg Kath Ond Haaren Capucijnenstraat 19 5074PE Biezenmortel Ver. Verstr. BO Ger. Grondslag Postbus 4 5310AA Gameren Ver Stg Insth Veom Sch Postbus 80 3360AB Sliedrecht Stichting Sint Albertus Dorpsstraat 28 5298CB Liempde Stichting Signum Postbus 104 5240AC Rosmalen Stichting Gabriel Postbus 196 6400AD Heerlen Ver Insth Sch md Bijbel Postbus 13 4260AA Wijk En Aalburg Sticht. ZML Noordoost Brabant Postbus 460 5240AL Rosmalen Stg. Spec. Onderw. De Zwengel Postbus 2214 5260CE Vught Ver.stg./inst.h. Sch.md Bijbel Vornstraat 4 5305EJ Zuilichem Bijlage 9.3 Overzicht vastgestelde beleidstukken bestuur SWV PO de Meierij Vastgestelde stukken Bestuur SWV PO de Meierij 1 12-10-25 Intentieverklaring SWV PO De Meierij 30.05 i.o. getekend 2 Sjabloon Aansluitingsovereenkomst swv De Meierij 3 20742-afschrift oprichting Stichting samenwerkingsverband PO De Meierij 3a Afschrift rectificatie-acte behorend bij 2074-afschrift oprichting Stichting SWV PO De Meierij 4 13-10-24 SWV De Meierij def bestuursreglementv3 5 13-10-24 SWV De Meierij_def toezichtkaderv2 6 13-08-22 Logo SWV PO De Meierij 7 13-08-22 Presentatie Logo SWV PO De Meierij 8 13-08-22 Organiseren van Passend Onderwijs versie 3 9 13-08-22 WOOT basisondersteuning 0.8 definitief 10 13-08-22 WOOT extra ondersteuning zonder SO 11 13-08-22 SWV 30 05 kwaliteitsbeleid in nieuwe versie koersplan versie 16-01-2013 12 13-08-22 WG Kwaliteitsbeleid Info stuurgroep 16 mei 2013 13 13-08-29 130820013 aansluiting en overdracht swv meierij 14 13-08-29 Conceptvoorstel Model vormgeving OPR de Meierij 30-05 15 13-08-29 Model OPR 16 13-08-22 Begroting 12 13 SWV PO De Meierij 17 13-10-24 Begroting 13 14 SWV PO De Meierij 18 13-11-04 SBO SO en toelaatbaarheidsverklaring definitief (= nummer 27 bijgesteld) 19 13-10-24 20131020 allocatie middelen en financiën versie def 20 13-10-24 INK-model Resultaatgebieden kwaliteitsmanagement WSNS PO de Meierij conc. 1-10 21 13-10-24 Voorstel ondertekenen OOGO procedure 22 13-10-24 Medezeggenschapsstatuut SWV PO de Meierij - MR personeel in dienst 23 13-10-24 Medezeggenschapsreglement OPR SWV PO de Meierij 30-05 24 13-10-24 Huishoudelijk reglement OPR SWV PO de Meierij 30-05 25 13-10-24 Huishoudelijk reglement OPR : faciliteitenregeling 26 13-11-08 Functieomschrijving mét waardering directeur-bestuurder 27 13-08-24 SBO SO en toelaatbaarheidsverklaring definitief 14-11-13 28 13-12-05 OPP Woot 29 13-12-05 Stappenplan arrangeren extra ondersteuning 30 13-12-05 Schema Stappenplan extra ondersteuning 31 13-12-05 De verbinding Passend Onderwijs en gemeentelijke taken 32 23-01-14 Format model OPP 33 23-01-14 Functiebeschrijving manager ondersteuningseenheden 34 14-03-10 Memo bezwaren TLV en second opinion 35 14-03-10 werving OEM en sollicitatieprocedure 36 14-03-12 Reactie op conceptverslag simulatie aan Inspectie van Onderwijs 37 14-04-02 Reactie_bestuur_swv_OP_De_Meierij_instemmingsbrief OPR 38 14-04-17 Rooster van aftreden en taakverdeling AB 39 14-04-17 Notitie cluster 1 + 2 (onder voorbehoud) 40 14-04-17 Notitie Start Ondersteuningseenheden 41 14-04-17 Procedure (inhoudelijke) second opinion 69 Bijlage 9.4 Deelnemende scholen (BRIN) en leerlingaantallen OCW oktober 2013 BRIN Sty Naam Adres Postcode Gemeentenaam 1-10-2013 ex ond 00TR00 sbao SSBO Hertog van Brabantschool Brabantlaan 75 5262JH Vught 105 3 01PD00 so Herman Broerenschool Waterleidingstraat 4 5244PE s-Hertogenbosch 164 0 02RG00 sbao SBO De Maremak De Beukums 101 5283XH Boxtel 101 1 02SJ01 so Klimop School voor BLO De Tijvert 7 5282RL Boxtel 31 0 02SK00 so Mytylschool Gabriel Klokkenlaan 2 5231BA s-Hertogenbosch 122 0 03HC00 bao Christelijke Basisschool Kerkstraat 33 5313AP Zaltbommel 54 3 03JH00 bao Basisschool Jeroen Bosch Vincent van Goghlaan 28 5246GB s-Hertogenbosch 363 3 03PM00 bao RK Basissch De Wegwijzer Brouwerstraat 2 5271XR Sint-Michielsgestel 241 1 03PX00 bao Basisschool De Pollenhof Kasteellaan 2 5321GL Maasdriel 216 0 03QY00 bao Angelaschool v Basisond Baroniestraat 41 5281JB Boxtel 510 2 03RT00 bao Deken Wehmeijer Voorstraat 126 5334JW Maasdriel 104 1 03VR00 bao Franciscus-School Aakstraat 6 5301TP Zaltbommel 429 3 03XK00 so Michaëlschool Schijndelseweg 3 5283AB Boxtel 43 0 04DZ00 bao Jenaplanschool Antonius Abt Oberon 17 5221LT s-Hertogenbosch 587 11 04LG00 bao School m d Bijbel, De Zaaier Kerkstraat 6 5321TN Maasdriel 104 1 04NC00 bao Oecum Jenaplsch Molenw Achterberghstraat 12 5282RP Boxtel 219 6 04PZ00 bao Hervormde Basisschool Molenstraat 50 5315AB Zaltbommel 81 0 04TA00 bao Chr Basissch D Hoeksteen Dreef 6 5325XD Maasdriel 140 1 04TH00 bao Basisschool Roald Dahl Papaverstraat 31 5271RA Sint-Michielsgestel 274 0 04VC00 sbao SSBO Toermalijn Wielkamp 1 5301DB Zaltbommel 93 2 04VX00 bao Herman Jozef-School Pastoor Verlindenstraat 22 5258HV Sint-Michielsgestel 180 2 04XC00 bao RK Basissch De Schakel t Bussche Kempke 2 5324AC Maasdriel 279 2 04XD00 bao BS Klim-op Leypad 3 5076BE Haaren 282 2 04XX00 bao Prinses Amaliaschool Reginahof 3 5282GC Boxtel 138 2 04XZ00 bao Basissch St Theresia Lennisheuvel 52 5281LG Boxtel 123 1 04ZW00 bao Basissch De Springplank St.-Elisabethstraat 19 5261VK Vught 213 2 05BQ00 bao Dr Landman-School Kastanjelaan 15 5268CA Haaren 373 3 05IZ00 bao De Troubadour Sch v Bo Mozartlaan 17 5242HR s-Hertogenbosch 363 2 05JA00 bao Basisschool De Masten Sint Jozefstraat 1 5248AT s-Hertogenbosch 101 3 05JG00 bao De Touwladder Van den Kerkhoffstraat 27 5271CH Sint-Michielsgestel 306 1 70 BRIN Sty Naam Adres Postcode Gemeentenaam 1-10-2013 ex ond 05KL00 bao Basisschool De Matrix Kraanvogellaan 4 5221GB s-Hertogenbosch 355 6 05VM00 bao Chr Basissch M D Bijbel Schoolstraat 8 5305EA Zaltbommel 139 2 05YK00 bao Christelijke Basisschool Kerkplein 6 5314AT Zaltbommel 190 0 06BQ00 bao OBS De Piramide Van de Pollstraat 2 5262XE Vught 441 0 06BX00 bao D W v Dam v Brakelschool Burgemeester Posweg 46B 5306GE Zaltbommel 86 0 06CX00 bao OBS De Bogerd Kersenbogerd 2-4 5328GW Maasdriel 318 0 06EQ00 bao Willem van Oranjeschool Vrijheidslaan 94 5306BN Zaltbommel 180 0 06KV00 bao Basisschool Mgr Zwijsen Ipperakkeren 13 5331XL Maasdriel 617 1 06KY00 bao Basissch Den Krommenhoek Luyckershofke 33 5243WC s-Hertogenbosch 74 1 06PM00 bao BO op Geref Grondslag Delkant 4 5311CJ Zaltbommel 244 0 06TP00 bao Sch M D Bijbel De Burcht Oranjestraat 1A 5308JW Zaltbommel 111 0 06WB00 bao RK Basissch De Oversteek Dorpsstraat 28 5298CB Boxtel 509 3 06XC00 bao BS St Lambertus St.Lambertusweg 112 5291AD Sint-Michielsgestel 254 0 06XR00 bao Vrije Sch De Driestroom Waalstraat 30 5215CK s-Hertogenbosch 212 2 07CY00 bao Basissch St Franciscus Capucijnenstraat 19 5074PE Haaren 112 2 07FJ00 bao Basisschool De Leydraad Voorstraat 17 5266AV Vught 69 1 07GB00 bao Basisschool De Meidoorn Venuslaan 15 5331VA Maasdriel 131 2 07GC00 bao Basisschool De Bolster Ericastraat 33 5271KL Sint-Michielsgestel 340 2 07OJ00 bao Basisschool De Parel Schoolstraat 1 5258CJ Sint-Michielsgestel 163 0 07UF00 bao Basisschool ‘t Wikveld Meerwijkweg 2-4 5236BM s-Hertogenbosch 662 5 08DE00 bao De Kleine Beer Westerbroek 2 5258SG Sint-Michielsgestel 135 1 08HD00 bao De Lichtstraat Brabantlaan 73 5262JH Vught 282 2 08HK00 bao OBS Den Boogerd Donkerstraat 17 5308KB Zaltbommel 87 1 08MF00 bao Fonkel Veldstraat 5 5275BD Sint-Michielsgestel 264 3 08MR00 bao Basisschool Odradaschool Sint Odradastraat 14 5335LL Maasdriel 45 0 08MV00 bao Basisschool ‘t Ven Seringenstraat 2 5241XK s-Hertogenbosch 187 4 08QP00 bao Basissch St Willibrordus Postelstraat 19A 5296LM Haaren 208 0 08XH00 bao Theresiaschool Braakven 19 5258AG Sint-Michielsgestel 533 1 09KG00 bao CBS de Leiboom De Zandkampen 48 5301WE Zaltbommel 239 1 09LF00 bao BS De Wieken Lidwinastraat 53 5262EN Vught 148 0 71 Bijlage 9.4 Deelnemende scholen (BRIN) en leerlingaantallen OCW oktober 2013 BRIN Sty Naam Adres Postcode Gemeentenaam 1-10-2013 ex ond 09LF01 bao BS De Wieken Moleneindplein 9 5262CW Vught 144 1 09PF00 bao EC ‘t Sparrenbos Eikakkerhoeven 83 5242KM s-Hertogenbosch 368 4 09QY00 bao Spelelier Dr.de Brouwerlaan 74 5283EE Boxtel 294 6 09YM00 bao De Vlindertuin Jac van Looystraat 5 5216SB s-Hertogenbosch 135 1 09ZH00 bao L W Beekman vd Does de Willeboissngl 14 5211CC s-Hertogenbosch 399 5 10BZ00 bao Basisschool De Walsprong Prins Clausstraat 2a 5301RT Zaltbommel 218 0 10LN00 bao De Vlieger Vincent van Goghlaan 28 5246GB s-Hertogenbosch 305 8 10RL00 bao Noorderlicht Vijfde Rompert 35-37 5233EJ s-Hertogenbosch 313 12 10TT00 bao De Spelwert De Zandkampen 48 5301WE Zaltbommel 289 2 10XG00 bao Basisschool de Baarzen Rouppe van der Voortlaan 1 5262HC Vught 180 1 11AZ00 bao De Hobbit De Hoge Kamp 9 5247WH s-Hertogenbosch 304 3 11FU00 bao t Mozaiek Eindhovenlaan 1 5224VG s-Hertogenbosch 208 0 11RP00 bao Madelief Landstrekenlaan 118-120 5235LD s-Hertogenbosch 227 0 11ZC00 bao De Kruisstraat Kruisstraat 29 5249RD s-Hertogenbosch 229 1 12BT00 bao Basisschool het Palet Eekbrouwersweg 2 5233VG s-Hertogenbosch 447 2 12LF00 bao De Aquamarijn Waalstraat 50 5215CK s-Hertogenbosch 303 5 12PC00 bao Basisschool De Regenboog Poolster 5 5482SX Schijndel 408 4 12PC01 bao Basisschool De Regenboog Schoolstraat 2 5482EG Schijndel 149 2 12QX00 bao Obs de Kring Beemdstraat 3 5482HA Schijndel 80 1 12TH00 bao Basisschool de Haren Ploossche Hof 85 5233HG s-Hertogenbosch 230 1 12ZR00 bao Basisschool de Duizendpoot Het Wielsem 1 5231BV s-Hertogenbosch 219 1 13CK00 bao Basissch t Kwekkeveld Cornelis Trompstraat 47 5481GS Schijndel 348 3 13HU00 bao Basisschool de Beemd Beemdstraat 5 5482HA Schijndel 344 9 13MX00 bao Basisschool de Heycant Conventstraat 10 5481CP Schijndel 460 5 13WW00 bao RK Bs Paus Joannes Jan Olieslagersstraat 51 5224BD s-Hertogenbosch 178 1 13YW00 bao RK Bs de Vossenberg Jan van Amstelstraat 36 5481HD Schijndel 171 3 14AE00 bao RK Bs het Bossche Broek Liviusstraat 4 5216CD s-Hertogenbosch 559 3 14VM00 bao RK Bs de Kruisboelijn Churchilllaan 82 5224BW s-Hertogenbosch 157 2 15CT00 bao RK Basisschool de Schalm Theresialaan 34 5262BN Vught 444 0 15CU00 bao RK Basissch Het Molenven Victorialaan 15 5261AE Vught 433 1 72 BRIN Sty Naam Adres Postcode Gemeentenaam 1-10-2013 ex ond 15KA00 bao RK BS De Kameleon Leonardus van Veghelstr 1 5212AD s-Hertogenbosch 519 2 15MN00 bao RK Basissch De Kwartiermaker Zandveldstraat 1-3 5223JX s-Hertogenbosch 122 0 15PB00 bao Basisschool Oberon Waalstraat 52 5215CK s-Hertogenbosch 77 2 15RJ00 bao RK Basissch ‘T Boschveld Celsiusstraat 29 5223CA s-Hertogenbosch 91 0 15WE00 bao Aventurijn Hengmeng 92 5235JZ s-Hertogenbosch 152 0 16WC00 sbao SBO Sprankel Kooikersweg 301 5223KE s-Hertogenbosch 166 4 18FJ00 bao Tweestromen BS Maasdijk 10A 6624KN Maasdriel 121 0 18MZ00 bao De Ontdekking Rijzertlaan 242 5223JR s-Hertogenbosch 289 4 18OD00 bao Het Rondeel Acaciasingel 77 5213VC s-Hertogenbosch 192 5 18PN00 bao De Springplank Hambakendreef 2AB 5231RJ s-Hertogenbosch 188 5 18RO00 bao Caleidoscoop Fluitenkruid 8 5236TL s-Hertogenbosch 409 4 19JG00 bao BS St Petrus Burgakker 8 5281CH Boxtel 241 4 19KV00 bao BS De Beemden Apollopad 99 5283KG Boxtel 222 1 19LR00 bao BS De Vorsenpoel Hendrik Verheeslaan 40 5283CV Boxtel 382 1 19MD00 bao BS De Hobbendonken Beneluxlaan 4 5283HD Boxtel 196 1 19RH00 sbao SSBO t Talent Bunderstraat 8 5481KD Schijndel 67 12 21CZ00 bao OBS De Lispeltuut Kasteellaan 2A 5321GL Maasdriel 202 1 21GN00 so RK Sch De Rietlanden Jan Olieslagersstraat 3 5224BD s-Hertogenbosch 163 0 21NM00 bao Merlijn Zilverkruid 12 5237HA s-Hertogenbosch 176 2 21NN00 bao PC Basisschool De Bron Zilverkruid 10 5237HA s-Hertogenbosch 140 1 21RE00 bao De Overlaet Terpeborch 78 5241KB s-Hertogenbosch 390 6 21RF00 bao RK Basisschool De Borch Terpeborch 74 5241KB s-Hertogenbosch 219 1 23RT00 bao Basisschool Nour Churchilllaan 82 5224BW s-Hertogenbosch 91 0 23XK00 so De Zwengel Carillonlaan 3 5261LT Vught 48 0 24AY00 bao Meander Braspenninglaan 171 5237NS s-Hertogenbosch 330 1 24AZ00 bao R Basissch t Schryverke Patagonstraat 1 5237NE s-Hertogenbosch 345 5 27AK00 bao De Hasselbraam Haarensteijnstraat 15 5076CM Haaren 157 0 27UZ00 bao de Fonkelsteen Prins Clausstraat 2 B 5301RT Zaltbommel 91 0 27YZ00 bao De Groote Wielen Deltalaan 140 5247JT s-Hertogenbosch 584 5 27ZA00 bao Wittering.nl Deltalaan 140 5247JT s-Hertogenbosch 261 4 30BA00 bao De Hoven Allegroweg 2 5245AH s-Hertogenbosch 218 2 73 Bijlage 9.5 Schema OPR Bestuur SWV de Meierij PO 30-05 OndersteuningsPlanRaad (OPR) 12 leden: 5 ouders PO, 5 personeelsleden PO, 1 ouder SO en 1 personeelslid SO gekozen uit en door de verkiezingsplatforms DirecteurBestuurder Werkgroep Personeel Verkiezingsplatform Ouders Alle Besturen PO leveren één ouder. De 29 gekozen ouders hebben een leerling op een school van het betreffende bestuur. Werkgroep Financiën Werkgroep Onderwijs & Ontwikkeling Werkgroep Ondersteuningstoewijzing Werkgroep Kwaliteitszorg 74 Verkiezingsplatform Personeel Alle Besturen PO leveren één personeelslid. De 29 gekozen personeelsleden zijn in dienst van het betreffende bestuur. Bijlage 9.6 basiskwaliteit scholen november 2013 kwal indicatorkwal indicatorkwal indicator 7.1 /3.5(SO) 8.1 aantal scholen totaal in SWV 120 aantal scholen Basisarrangement inspectie 119 1 aantal scholen door inspectie als zwak beoordeeld Aantal scholen met recente rapportage inspectie na 2009 Aantal scholen zonder recente rapportage inspectie na 2009 111 9 111 8.3 103 109 aantal scholen kwaliteit Goed 3 6 3 aantal scholen kwaliteit voldoende 92 91 79 aantal scholen kwaliteit Onvoldoende 16 6 27 niet beoordeeld 9 17 11 Percentages aantal scholen Basisarrangement inspectie 99% Aantal scholen met recente rapportage inspectie na 2009 93% Aantal scholen zonder recente rapportage inspectie na 2009 8% aantal scholen beoordeling Goed 3% 5% aantal scholen beoordeling voldoende 77% 76% 66% aantal scholen beoordeling Onvoldoende 13% 5% 23% aantal scholen niet beoordeeld Percentages scholen met recente beoordeling na 2009 kwal indicatorkwal indicatorkwal indicator 7.1 /3.5(SO) 3% 8.1 8.3 aantal scholen beoordeling Goed 3% 6% 3% aantal scholen beoordeling voldoende 83% 88% 72% aantal scholen beoordeling Onvoldoende 14% 6% 25% 100% 100% 100% Bevindingen: Nagenoeg alle scholen bezitten bij datum peiling november 2013 een basisarrangement. Eén school is als zwak beoordeeld. 8% van de scholen beschikt niet over een recente beoordeling door de inspectie na 2009 Van de beoordeelde scholen: (scholen met een recente beoordeling door de inspectie) 14% van de beoordeelde scholen scoren onvoldoende op het gebruik van een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. Nagenoeg alle beoordeelde scholen scoren voldoende op het vroegtijdig signaleren welke leerlingen zorg nodig hebben. Een kwart van de beoordeelde scholen scoort onvoldoende op het planmatig uitvoeren van de zorg. Van de scholen waarvan 3 indicatoren zijn beoordeeld (7.1;8.1;8.3): Scoort 63% op al deze indicatoren minimaal voldoende. Scoort 7% (7 scholen) op 2 van deze indicatoren onvoldoende. Scoort 1% (1 school) op al deze indicatoren onvoldoende. 75 Bijlage 9.7 Matrix startniveau basisondersteuning deelnemende scholen In het voorjaar 2014 is een eerste meting gedaan naar de startsituatie per school. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat de Meierij een dekkend aanbod realiseert, maar dat alle scholen een ontwikkelopdracht hebben m.b.t. het realiseren van alle vereiste gedefinieerde aspecten basisondersteuning. Nadere analyse voor het samenwerkingsverband, voor schoolbesturen en voor ondersteuningseenheden volgt in de periode mei – augustus 2014. Bijlage 9.8 Meerjarenbegroting is separaat beschikbaar Het gebruikte model is van de PO raad van 10 mei 2013, waarin de inkomsten zijn aangepast aan de nieuwe gegevens. Leerling aantallen basisonderwijs 2014(27.694), 2015 (27.351)en 2016 (27.133) zijn verwerkt volgens de leerling prognoses aangeleverd door schoolbesturen en gemeenten. SBO aangepast gelijk aan percentage daling basisonderwijs. Den Bosch blijft gelijk, de daling verdeeld over de andere 4. Daling SBO is gecorrigeerd op de basisschoolleerlingen. SO daling verwerkt op de grootste scholen. Hieronder staan de leerlingaantallen per schooljaar, per categorie. 14/15 15/16 16/1717/18 Cat. 1 352 348 344342 Cat. 2 23 23 2222 Cat. 3 86 85 8483 Totaal 461 456 450447 Per ondersteuningseenheid krijgt men 157 euro per leerling. In het model wordt geld afgeroomd van de SBAO scholen, omdat het percentage leerlingen op het SBAO kleiner is dan 2%. Dit betreft ± € 158.000 per jaar. Dit bedrag is in het model in mindering gebracht op de personele lasten. Afspraak is dat deze middelen naar de ondersteuningseenheden gaan , dat is hier nog niet verrekend. Doorberekening per ondersteuningseenheid kan betekenen dat het bedrag per leerling voor zware ondersteuning omlaag moet om een gelijk resultaat te houden. Zoals omschreven in de toelichting wordt aan de ondersteuningseenheden het eerste jaar € 23 per leerling overgeheveld voor zware ondersteuning. Vanaf schooljaar 2015/2016: 30 euro per leerling plus 42 euro per leerling extra voor de zware ondersteuning. In totaal dus € 72 per leerling. Gezien het resultaat is dat geen probleem. In de begroting wordt daardoor ± € 100.000 per jaar meer betaald aan zware ondersteuning voor arrangementen dan aan voormalig LGF budget wordt ontvangen. 76 Bijlage 9.9 lijst uitleg gehanteerde begrippen Ambulante Begeleiding (AB) Hulp van professionals uit het speciaal (basis)onderwijs voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben in de reguliere basisschool. De manier waarop ambulante begeleiding bij de invoering van passend onderwijs wordt georganiseerd en beschikbaar is kan per regio verschillen. AB-middelen Middelen om de ambulante begeleiding mogelijk te maken. Allocatieprincipes Hierbij wordt verduidelijkt door wie/wat/hoe/waar/voor wie en hoeveel er wordt verdeeld, toegewezen Waar besluitvorming ligt en op welke wijze wordt besloten. Arrangement Een afgestemd aanbod voor leerlingen waarbij de ondersteuningsbehoefte het niveau van basisondersteuning overstijgt. Arrangeren De wijze waarop arrangementen worden vormgegeven. Basisarrangement Dit wordt toegekend door de inspectie en betreft de minimale onderwijskwaliteit zoals in het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs wordt geformuleerd. Basiskwaliteit Is de kwaliteit waaraan een school minimaal moet voldoen conform het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs. Basisondersteuning Dit is het niveau van ondersteuning dat alle scholen primair onderwijs (basisscholen, speciale basisscholen en speciaal onderwijs) binnen ons samenwerkingsverband minimaal kunnen bieden aan alle leerlingen. Basisondersteuning bevat planmatig en handelingsgericht werken (HGW) binnen een hoogwaardige ondersteuningsstructuur van de school. Daarbij betreft het ook preventieve en curatieve interventies. BRON Het Basisregister Onderwijs (BRON) bevat in- en uitschrijvingsgegevens, examen- en diplomagegevens van bekostigde instellingen in het onderwijs. Cluster 1 Onderwijsvoorziening voor leerlingen met een visuele beperking Cluster 2 Onderwijsvoorziening voor leerlingen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met een communicatieve beperking. Cluster 3 Onderwijsvoorziening voor leerlingen met verstandelijke (Zeer Moeilijk Lerend) en/of lichamelijke beperkingen (Lichamelijk Gehandicapt/Meervoudig Gehandicapt) en leerlingen die langdurig ziek zijn (Langdurig Zieken). Cluster 4 Onderwijsvoorziening voor leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek Deelnamepercentage S(B)O Betreft het percentage van alle leerlingen uit het samenwerkingsverband of de ondersteuningseenheid dat onderwijs geniet op S(B)O. Dekkend aanbod Een passend aanbod van onderwijs voor iedere leerling in het samenwerkingsverband. DUO DUO is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO financiert en informeert onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen. Extra ondersteuning Het niveau van ondersteuning dat uitstijgt boven basisondersteuning. Hiervoor wordt een ondersteuningsarrangement op maat gemaakt afgestemd op de mogelijkheden van de leerling. Genormeerde instrumenten Van scholen wordt verwacht dat zij voor de verantwoording van leerresultaten gebruik maken van betrouwbare, valide en adequaat genormeerde instrumenten/toetsen. Dit zijn toetsen die voldoen aan landelijke criteria bijvoorbeeld van de COTAN (Commissie Test Aangelegenheden Nederland). Grensverkeer Leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband die buiten het samenwerkingsverband wonen en 77 Bijlage 9.9 lijst uitleg gehanteerde begrippen leerlingen die in het samenwerkingsverband wonen maar elders onderwijs genieten. Liquidatie Opheffing, ontbinding van rechtspersoon Handelingsgericht werken (HGW) Een systematische manier van werken waarmee het aanbod afgestemd is op de onderwijsbehoeften en basisbehoeften van leerlingen. Lumpsum De basisbekostiging van de Rijksoverheid. Handelingsplan Een concreet plan dat zich richt op het begeleiden van een leerling met een specifieke ondersteuningsbehoefte. INK-model – Het SWV PO De Meierij hanteert bij haar kwaliteitszorg het INK-model (Instituut Nederlandse Kwaliteit). Dit model geeft een goed inzicht in hoe kwaliteit zichtbaar is in de organisatie , in de processen en in het resultaat. Intern begeleider (IB’er) Professional binnen de basisschool die (mede) verantwoordelijk is voor de ondersteuningsstructuur. Indicatie Een ‘aanwijzing’ die een leerling met een extraondersteuningsbehoefte nodig heeft voor toelating tot het speciaal onderwijs (vanaf 1-8-2014 alleen voor cluster 1 en 2). Zie ook toelaatbaarheidsverklaring. Ketenpartners – ESMEE Dit zijn organisaties waarmee scholen en/of het samenwerkingsverband samenwerken in het kader van passend onderwijs. Bijvoorbeeld: hulpverlenings instanties voor jeugdzorg, leerplicht en de jeugdgezondheidsdienst (GGD). Kwaliteitszorg Intern systeem van kwaliteitszorg Het geheel aan maatregelen waarmee een school/het samenwerkingsverband op systematische wijze de kwaliteit van het onderwijs/de ondersteuning in brede zin bepaalt, bewaakt en verbetert. Landelijke arbitrage commissie samenwerkingsverbanden Deze oordeelt over geschillen tussen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden waarin zij participeren. LGF (rugzak) Budget voor kinderen in het regulier onderwijs zitten met een indicatie voor speciaal onderwijs ook wel rugzak genoemd. 78 Normindicatoren onderwijsinspectie Normindicatoren zijn zwaarder gewogen indicatoren en spelen een belangrijke rol bij het bepalen of een school basistoezicht of aangepast toezicht krijgt. Er zijn normindicatoren voor leerstofaanbod, didactisch handelen, volgen van de ontwikkeling/ ontwikkelingsperspectief en zorg en begeleiding. Ondersteuningseenheid (OE) Geografisch geordend gebied waarbinnen scholen en andere instanties samenwerken om de adequate ondersteuning voor leerlingen in het kader van passend onderwijs te bieden. Elke ondersteunings eenheid heeft een ondersteuningsmanager die leiding geeft aan een ondersteuningsteam. Ondersteuningsplan Binnen het samenwerkingsverband maken de besturen met elkaar afspraken over de manier waarop alle leerlingen in het samenwerkingsverband zo goed mogelijk de passende ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben. Deze afspraken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan geldt maximaal voor vier jaar en wordt ter instemming voorgelegd aan de ondersteuningsplanraad (OPR) en besproken met de gemeenten. Ondersteuningsmiddelen De middelen die door het samenwerkingsverband ter beschikking worden gesteld voor de basis- en extraondersteuning. (School)Ondersteuningsprofiel (SOP) Een omschrijving van de basis- en extra ondersteuning die een individuele school binnen een samenwerkingsverband kan bieden. Het geheel van ondersteuningsprofielen moet zorgen voor een dekkend aanbod van onderwijszorg binnen het samenwerkingsverband. Hiermee kunnen alle schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband een passende plek vinden voor elke leerling en hun zorgplicht waarmaken. Ondersteuningsstructuur (van een school) De structuur binnen de school waarin de onder steuning voor de leerlingen wordt vormgegeven. Deze structuur bestaat uit de inzet van mensen en middelen met als doel een optimale organisatie waarbinnen basisondersteuning en extra ondersteuning maximaal tot hun recht komen. (Ondersteunings)toewijzing De toewijzing van een ondersteuningsarrangement. Onderwijsarrangement Zie ‘Arrangement’. Onderwijsbehoeften (van een leerling) Datgene wat een kind nodig heeft om in een school zichzelf op een positieve manier verder te ontwikkelen. Ontwikkelingsperspectief De inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van een leerling voor een bepaalde, langere periode. Met een ontwikkelingsperspectief maakt de school een voorspelling over het verwachte uitstroomniveau in het voortgezet onderwijs. Weergave in het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Residentiële leerlingen Leerlingen die in een instelling wonen. Resultaatgericht werken Dit wordt gekenmerkt door vooraf doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten en planmatig werken. Resultaatgericht werken is systematisch erop gericht om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Rugzak Zie ‘LGF’ Schoolondersteuningsprofiel Zie ‘ondersteuningsprofiel’ Speciaal onderwijs (SO) Onderwijs aan kinderen die meer ondersteuning nodig hebben dan het reguliere onderwijs kan bieden. Voor toelating is een TLV (toelaatbaarheidsverklaring) nodig. Voor beschrijving zie ‘clusters’. Symbiose Een arrangement waarbij een leerling gedeeltelijk onderwijs krijgt in het SO/SBO en gedeeltelijk in het regulier basisonderwijs. Thuiszitters Leerlingen die wel leerplichtig zijn en geen onderwijs volgen. Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) Een wettelijk verplichte verklaring voor het toekennen van een arrangement speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Toezichtkader PO De Onderwijsinspectie maakt bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs op een school gebruik van een toezichtkader Primair Onderwijs. Daar staat in hoe de inspectie werkt, wat zij beoordeelt en wanneer het onderwijs van voldoende kwaliteit is. Toezichtkader SWV De Onderwijsinspectie maakt bij het beoordelen van de kwaliteit van passend onderwijs binnen een samenwerkingsverband/regio gebruik van een toezichtkader. Zo weten scholen en besturen wat ze van de inspectie kunnen verwachten. Uitstroombestemming Niveau van vervolgonderwijs (voortgezet onderwijs) bij het verlaten van de basisschool Verevening Het ondersteuningsbudget is nu nog ongelijk verdeeld over het land. Het budget gaat verdeeld worden op basis van het aantal leerlingen in het samenwerkings verband. In een overgangsperiode worden de verschillen tussen de samenwerkingsverbanden verrekend en stapsgewijs teruggebracht tot 0% in 2020. Waarderingskader SWV onderwijsinspectie Dit zijn de verschillende kwaliteitsaspecten en indicatoren die door de Onderwijsinspectie worden beoordeeld om te bepalen of een school van goede of zwakke dan wel zeer zwakke (=onvoldoende) kwaliteit is. Bijvoorbeeld het didactisch handelen van leraren, het systeem van zorg&begeleiding op school. Zorgplicht De plicht van het schoolbestuur om te zorgen voor een passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven. Het passend onderwijsaanbod moet gerealiseerd worden binnen een van de andere scholen binnen het SWV. 79 www.demeierij-po.nl SWV PO De Meierij | Berlicumseweg8g | 5248 NT Rosmalen | Postbus 104 | 5240 AC Rosmalen | tel 073 – 850 7801 www.demeierij-po.nl | [email protected] | [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc