Passend onderwijs samen sterk in maatwerk

Ondersteuningsplan
2014 – 2016 – 2018
Passend onderwijs
samen sterk in maatwerk
1
Samenwerkingsgebied
SWV primair onderwijs de Meierij 30-05
Zaltbommel
Zaltbommel
Zaltbomme
Maasdriel
Haaren
’s-Hertogenbosch
Vught
’s-Hertogenbosch
Haaren
Boxtel
Sint-Michielsgestel
Sint-Michielsgestel
Vught
Schijndel
Maasdriel
Schijndel
Zaltbommel
Boxtel
2
Maasdriel
’s-Hertogenbosch
Vught
Sint-Michielsgestel
Haaren
Schijndel
Boxtel
Inhoudsopgave
Ondersteuningsplan SWV PO de Meierij
1.
Inleiding
1. Status en functie van dit ondersteuningsplan en wettelijke eisen
2.Ontstaansgeschiedenis
3. Samenhang met andere documenten 2.
Missie en Visie 1. Missie van het samenwerkingsverband
2. Visie op passend onderwijs
3.
Organisatie SVW PO de Meierij
1. Betrokken schoolbesturen en scholen
2. Bestuurlijke uitgangspunten en inrichting
3. Ondersteuningsplanraad OPR
4. Inrichting organisatie : ondersteuningseenheden
5. Inrichting organisatie : SBO, symbiose en SO
6.Personeel
4.
Inrichting Passend Onderwijs
1. Basiskwaliteit en passend onderwijs
2.Basisondersteuning
3.Schoolondersteuningsprofielen
4. Partnerschap met ouders / verzorgers (protocol informatie en betrokkenheid)
5.Ontwikkelingsperspectief
6. Extra ondersteuning
7. Toedeling van onderwijsondersteuning 8. Procedures en criteria (terug)plaatsing SBO en (V)SO en grensverkeer
9. Klachten, geschillen en arbitrage
10. Privacy en administratie gezondheid
5.
Doorgaande lijn en samenwerking cluster 1 & 2 en gemeenten
1. Doorgaande lijn (VSV PO VO) 2. Samenwerking met cluster 1 en 2
3. Verbinding onderwijs met gemeentelijke taken
1. Jeugdhulp 2. Leerplicht 3.Leerlingenvervoer
4.Onderwijshuisvesting
5.Onderwijsachterstandenbeleid
6.Kwaliteitszorg
1. Kaders van interne kwaliteitszorg
2. Systeem en cyclus monitoring en verantwoording (PDCA)
3. Extern toezicht (OCW)
7.
Beoogde resultaten / activiteiten
1. Startsituatie: kengetallen SWV 2013
2. Startsituatie basiskwaliteit en basisondersteuning 2014
3. Ambitie: doelen proces en resultaat komende periode 2014-2018 4. Activiteiten 2014-2016 ter realisatie doelen 8.
Financiën
1.Liquidatie
2. Inkomsten 2014 3. Bekostiging basisondersteuning, extra ondersteuning en ondersteuningseenheden
4. Uitgaven meerjarenbegroting
5. Saldo van begrote baten en lasten
9.
Bijlagen
1. Lijst met afkortingen
2. Overzicht 29 aangesloten besturen
3. Vastgestelde beleidsstukken SWV
4. Lijst met deelnemende scholen 5. Schema OPR
6.Basiskwaliteit
7. Basisondersteuning / ondersteuningsprofielen
8. Meerjarenbegroting (korte toelichting)
9. Lijst uitleg gehanteerde begrippen
4
4
5
7
8
8
8
9
9
9
10
10
13
15
18
19
19
20
21
23
24
25
27
31
33
34
34
35
36
38
40
41
43
44
47
47
48
49
51
51
52
53
55
56
56
56
57
60
62
65
66
68
69
70
74
75
76
76
77
3
1
Inleiding
1.1 Status en functie van dit Onder-­
steuningsplan en wettelijke eisen
Op 27 juni 2013 hebben 29 besturen uit het
primair onderwijs in de regio 30.05 de Stichting
samenwerkingsverband primair onderwijs De Meierij
opgericht conform artikel 18a lid 2 van de Wet op het
primair onderwijs. Binnen SWV PO de Meierij maken
de schoolbesturen onderling afspraken over de wijze
waarop voor alle leerlingen passend onderwijs wordt
gerealiseerd.
De besturen realiseren een ononderbroken
ontwikkelingsproces voor alle leerlingen door het
creëren van een samenhangend en dekkend aanbod
van basis- en extra ondersteuning in de regio.
Het geheel van deze afspraken, procedures en criteria
is opgenomen in dit ondersteuningsplan,
dat inhoudelijk voldoet aan de gestelde eisen in artikel
18a lid 8 a-j Wet op het primair onderwijs.
Hier verwijzen wij naar de paragrafen van uitwerking
per wettelijke eis.
a. In hoofdstuk 4 beschrijven we de wijze
waarop een samenhangend geheel van
voorzieningen voor basisondersteuning
(schoolondersteuningsprofielen) en extra
ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt
georganiseerd met als doel dat leerlingen een
ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen
doormaken en leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben een zo passend mogelijke plaats
in het onderwijs krijgen. In dit hoofdstuk wordt
ook op diverse plekkende samenwerking met de
voorzieningen cluster 1 en 2 beschreven;
b. In hoofdstuk 8 beschrijven wij de procedure
en criteria voor de verdeling, besteding en
toewijzing van ondersteuningsmiddelen
en ondersteuningsvoorzieningen via de
ondersteuningseenheden aan de scholen,
inclusief een meerjarenbegroting ;
c. In paragraaf 4.7 en 4.8 beschrijven wij de
procedure en de criteria voor de plaatsing
van leerlingen op de speciale scholen voor
basisonderwijs in het samenwerkingsverband,
op scholen voor speciaal onderwijs en op scholen
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
4
d. In paragraaf 4.8 beschrijven wij de procedure en
het beleid met betrekking tot de terugplaatsing
of overplaatsing naar het basisonderwijs
van leerlingen van scholen voor speciaal
onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs voor wie de periode waarop de
toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel
40 lid 10 van de Wet op de expertisecentra,
betrekking heeft, is verstreken;
e. In hoofdstuk 7 beschrijven wij de huidige situatie
en de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve
resultaten van het onderwijs aan leerlingen die
extra ondersteuning behoeven en de daarmee
samenhangende bekostiging (hoofdstuk 8);
f. In paragraaf 4.4 beschrijven wij de wijze waarop
aan de ouders informatie wordt verstrekt over
ondersteuningsvoorzieningen. In paragraaf 4.9
de beroepsmogelijkheden klachtenprocedure;
g. In paragraaf 8.3 beschrijven wij de wijze waarop
wordt bepaald of de situaties als bedoeld in artikel
118 lid 4 (bekostiging via ministeriele regeling)
en artikel 124 (grondslag bekostiging S(B)O :
personeel) van de Wet op het primair onderwijs
zich voordoen, waaronder de vaststelling van de
in genoemd artikel 124 leden 1 en 2 bedoelde
peildatum (1 februari);
h. In paragraaf 8.5 beschrijven wij de wijze
waarop wordt vastgesteld wat het aandeel
van de onderscheiden scholen is in de
overdracht van bekostiging voor materiële
instandhouding respectievelijk de bekostiging van
personeelskosten als bedoeld in artikel 124 lid 7
of artikel 125 lid 6 respectievelijk 125b lid 3 van de
Wet op het primair onderwijs;
i. In paragraaf 4.8 wordt beschreven de wijze waarop
wordt bepaald of de situaties bedoeld in artikel
125b (plaatsing en grensverkeer) van de Wet op
het primair onderwijs zich voordoen, waaronder
de vaststelling van de in genoemd artikel 125b
lid 1 bedoelde peildatum (1 oktober en 1 februari)
en in paragraaf 8.4 wordt nader ingegaan op de
bekostiging daarvan;
j. In paragraaf 4.7 en 4.8 beschrijven wij de
samenstelling, werkwijze en financiering
van de toelatingsadviescommissie binnen de
ondersteuningseenheden en de second opinion.
Door ondertekening van de aansluitingsover­
eenkomst en na goedkeuring in mei 2013
door de onderwijsinspectie committeren de 29
schoolbesturen zich in woord en daad aan de
in dit plan beschreven procedurele, personele
en financiële afspraken voor de wettelijke
planperiode van medio 2014 tot medio 2018. Het
samenwerkingsverband PO de Meierij kiest ervoor
om dit eerste ondersteuningsplan na een periode van
twee schooljaren integraal te evalueren en volledig
opnieuw vast te stellen; hierbij wordt de OPR ook weer
formeel betrokken.
Procedureel is dit ondersteuningsplan
afgestemd op het (jeugd)beleid van 8 betrokken
gemeenten door middel van het voeren van op
overeenstemmingsgericht overleg. De procedure
hiertoe is vastgesteld op 25 oktober 2013 en na
enkele verkennende gesprekken is OOGO gevoerd op
16 januari 2014. De vastgestelde ontwikkelagenda is
integraal opgenomen in hoofdstuk 5.2.
Het concept ondersteuningsplan is eind januari
2014 voorgelegd ter advisering aan de OPR, die op
de eindversie instemming heeft verleend medio
maart 2014. Daarbij gaf de OPR nog een aantal
adviezen waarvan een aantal in deze eindversie zijn
opgenomen.
Op basis van het ondersteuningsplan stellen de
ondersteuningseenheden jaarlijkse operationele
ondersteuningsplannen op waarin de doelstellingen
worden geconcretiseerd in activiteiten met een
onderliggende begroting; voor het eerst in het
schooljaar 2014-2015. De ondersteuningseenheden
evalueren hun operationeel plan jaarlijks en leggen
hun planverslag voor aan de directeur-bestuurder;
voor het eerst medio 2015. De directeur-bestuurder
bundelt en integreert deze planverslagen in een
jaarlijks activiteitenplan en begroting voor het
samenwerkingsverband.
Daarbij wordt aangetekend dat dit ondersteunings­
plan elk jaar wordt aangepast aan de actualiteit.
1
Bijlage 9.3: nummer 1, intentieverklaring d.d. 25-20-12
1.2Ontstaansgeschiedenis
Oriëntatiefase (tot augustus 2012)
In navolging op de wetgeving ‘passend onderwijs’
hebben betrokken besturen en coördinatie w.s.n.s. een
projectorganisatie ingericht met een stuurgroep die
bestond uit 9 gemandateerd bestuurders, ondersteund
door een voorzittersgroep van coördinatoren en
directeuren. Op een tweedaagse conferentie in
februari 2012 en een studieochtend in juni 2012 is de
missie en visie voor het nieuw te vormen samenwerkingsverband opgesteld en zijn eerste koersuitspraken
geformuleerd die richting gaven aan de verdere
inrichting van het nieuwe samenwerkingsverband
Passend Onderwijs De Meierij. Deze uitgangspunten
zijn opgenomen in een concept intentieverklaring.
Intentiefase (augustus 2012 – november 2012)
In augustus 2012 is door de stuurgroep en de
aangestelde projectleider een eerste Koersplan op
hoofdlijnen opgesteld dat samen met de concept
intentieverklaring ter informatie en advies is
voorgelegd aan alle 29 betrokken besturen, hun
directies en achterban (G)MR. In oktober 2012 is de
intentieverklaring1 in definitieve vorm opgesteld en
getekend door alle 29 besturen.
De stuurgroep heeft in september 2012 een
plandocument (format PO-raad) opgesteld en de
projectstructuur uitgebreid door het installeren van
8 inhoudelijke werkgroepen ter uitwerking van de
verschillende beleidsonderdelen. Deze werkgroepen
hebben ieder een operationele planning opgesteld
(werkagenda voor de periode september 2012 –
mei 2013) op basis van de opdrachtstelling van
de stuurgroep en aangegeven deadlines. Deze
werkagenda’s zijn door de stuurgroep medio oktober
2012 voor akkoord vastgesteld.
Oprichtingsfase (december 2012 – juli 2013)
In het najaar 2012 en voorjaar 2013 zijn twee
informatieavonden gehouden voor personeel en
ouders uit de betrokken (gemeenschappelijke)
medezeggenschapsraden, waaruit een informele
voorlopige ondersteuningsplanraad (VPOR) kon
worden ingericht.
5
1
Inleiding
De stuurgroep heeft in januari 2013 de concept
statuten en een concept aansluitingsovereenkomst
opgesteld , die in twee ronden zijn besproken met alle
29 betrokken besturen. In mei-juni 2013 is hierover
extra overleg gevoerd met enkele kleinere besturen
uit de Bommelerwaard.
Gedurende dit jaar zijn alle directeuren en teams
via nieuwsbrieven en bijeenkomsten binnen
elk w.s.n.s. verband op de hoogte gehouden
van de ontwikkelingen. Tevens hebben er twee
dialoogbijeenkomsten plaatsgevonden met de
contactpersonen OCW.
Op 27 juni 2013 zijn de statuten2 gepasseerd bij
de notaris en is de Stichting SWV PO de Meierij
ingeschreven bij de kamer van koophandel te ’s
Hertogenbosch.
Uitwerkingsfase (augustus 2013 – mei 2014)
In augustus 2013 is de stuurgroep opgeheven en
overgegaan in het Bestuur Stichting SWV PO de
Meierij. Op dat moment hadden 22 besturen de
aansluitingsovereenkomst3 getekend.
Per 1 november is het samenwerkingsverband
geregistreerd bij DUO (PO3005) en hebben ook de
laatste 7 besturen de aansluitingsovereenkomst
ondertekend. In oktober 2013 heeft het bestuur de
statuten en reglement4 van de OPR vastgesteld en is
de OPR officieel na een verkiezingsronde op 16
december 2013 geïnstalleerd. Ook zijn de project­
begrotingen5 2012-2013 en 2013-2014 vastgesteld.
Na de zomer 2013 is een gezamenlijke werkgroep
‘doorgaande lijn PO-VO’ geformeerd, waarin de
afstemming (doorgaande lijn6) tussen beide samenwerkingsverbanden is gezocht.
De overeengekomen samenvattende tekst is in beide
ondersteuningsplannen eenduidig opgenomen
(paragraaf 5.1). Tevens is gezamenlijk gewerkt aan
de afstemming met de gemeenten. Op de concept
teksten is in januari 2014 OOGO7 gevoerd door een
vertegenwoordiging SWV PO en SWV VO. Dit heeft geleid tot het vaststellen van visie en beleid op rele­vante
thema’s. Deze teksten8 zijn ook eenduidig in beide
ondersteuningsplannen opgenomen (paragraaf 5.2).
In september 2013 zijn de opbrengsten van alle
werkgroepen gebundeld in een eerste concept
ondersteuningsplan dat op een besturenavond is
besproken met de 29 betrokken besturen.
In december 2013 heeft de simulatie audit van de
inspectie plaatsgevonden; met een positief oordeel.
Verder komen
vanuit eigen kracht
6
Daarna is nog in december 2013 de 2e versie
van het ondersteuningsplan aan de betrokken
schoolbesturen en gemeenten beschikbaar gesteld.
In november 2013 zijn er waardensessies gehouden
om het merk PO De Meierij inhoud te geven en de
externe communicatie op te starten. Ook is het logo9
en onze huisstijl vastgesteld. In december zijn er
informatiefolders opgemaakt om ouders in algemene
zin te informeren over passend onderwijs (in 4 talen)
en een specifieke folder voor ouder van kinderen met
een rugzak over de overgangsregeling en uitstroom
naar het V(S)O. In december 2013 is gestart met
het ontwerp van de website, die in januari 2014 is
opengesteld. Via de website beschikt het SWV over
een goed medium om het achterland (schoolteams
en ouders) nader te informeren.
Op 16 januari 2014 is de 2e conceptversie ondersteuningsplan besproken met de betrokken gemeenten in
het OOGO en is met name de tekst van paragraaf 5.3
definitief vastgesteld en een ontwikkelagenda
opgesteld. Ook is deze tweede versie van het ondersteuningsplan voor pre-advies voorgelegd aan de
OPR. Begin februari 2014 is officieel de 3e conceptversie van het ondersteuningsplan ter beschikking
gesteld aan betrokken schoolbesturen en de OPR
voor een laatste inspraak en advies ronde.
Eind maart 2014 heeft de OPR ingestemd met de
definitieve (3e) versie van het ondersteuningsplan
en meerjarenbegroting. De daarbij aangeleverde
adviezen10 zijn voor een groot deel opgenomen
in de eindversie (5) van het ondersteuningsplan
dat in mei 2014 ter beschikking is gesteld aan de
onderwijsinspectie.
Inrichtingsfase (mei 2014-augustus 2014)
In de periode mei-augustus 2014 zullen 5 onder­
steuningsmanagers benoemd worden die
de uitwerking van passend onderwijs en de afstemming met jeugdzorg en relevante partners binnen de
ondersteuningseenheden verder gaan vormgeven.
Per 1 mei 2014 zijn 4 kandidaten geselecteerd en is
voor de ondersteuningseenheid Zaltbommel een
interne sollicitatieprocedure opgestart.
Per 1 mei is de projectleider gevraagd om tot na de
zomer 2014 de rol van kwartiermaker DB te vervullen.
De kwartiermaker en de ondersteuningsmanagers
vormen vanaf 1 mei een MT; dat de laatste
inrichtingsaspecten ter hand zal nemen; o.a.
inrichting ondersteuningsteams, opzet nieuwe
overlegstructuur en eerste opzet monitor OPP/TLV.
Een eerste werving en selectieronde voor de
directeur-bestuurder bleek niet succesvol en na een
tweede werving en selectieronde hopen we voor 1
augustus 2014 een nieuwe directeur-bestuurder te
benoemen, waaraan de kwartiermaker zijn taken zal
overdragen.
1.3 Samenhang met andere documenten
Het bestuur van SWV PO de Meierij werkt conform
de statuten, bestuursreglementen en de code
goed bestuur. Het Ondersteuningsplan komt
in de plaats van de w.s.n.s zorgplannen en biedt
uitwerking aan het ondersteuningsbeleid van het
samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan
wordt operationeel verder uitgewerkt in jaarplannen
per ondersteuningseenheid.
Elk schoolbestuur en elke school stemt af op de
relevante passages uit het ondersteuningsplan in
bestuurlijke plannen, schoolplannen, schoolgidsen
en het ondersteuningsprofiel per school.
Dit ondersteuningsplan beschrijft de onderwijs­
ondersteuning in afstemming met jeugdzorg,
beschreven in gemeentelijke documenten,
zorgplannen, achterstandenbeleid en jeugdbeleid.
In bijlage 9.3 staan onderliggende beleidstukken
opgesomd, waarnaar via voetnoten wordt verwezen
in relevante passages van dit ondersteuningsplan.
2
Bijlage 9.3: nummer 3, Statuten
Bijlage 9.3: nummer 2: Aansluitingsovereenkomst
4
Bijlage 9.3: nummers 14,15,22-25, statuten en reglementen OPR
5
Bijlage 9.3: nummers 16 en 17: projectbegrotingen invoeringsjaren
6
Bijlage 9.3: nummer 13, doorgaande lijn
7
Bijlage 9.3: nummer 21, procedure OOGO
8
Bijlage 9.3: nummer 31, samenwerking met jeugdzorg
9
Bijlage 9.3: nummers 6 en 7, logo en huisstijl
10
Bijlage 9.3: nummer 37, reactie bestuur op adviezen OPR
3
7
2
Missie
en Visie
2.1 Missie van het samenwerkingsverband
Ons samenwerkingsverband biedt thuisnabij passend
onderwijs en ondersteuning aan alle kinderen van 2-14
jaar11 zodat zij zich optimaal en ononderbroken kunnen
ontwikkelen. Daarbij streven we actief naar de realisering
van een doorgaande ontwikkelingslijn 0-14 jaar.
Dit realiseren we door :
• een diversiteit van arrangementen uitgaande van de
mogelijkheden en talenten van kinderen;
• professionals die planmatig handelings- en
resultaatgericht werken en zich continue
ontwikkelen;
• resultaatgerichte samenwerking en afstemming met
ouders, relevante maatschappelijke instellingen en
gemeenten;
• een organisatie en bestuur die efficiënt werkt,
effectief besluiten neemt, helder communiceert en
zich transparant verantwoordt;
• beschikbare middelen in te zetten op basis van
ondersteuningsbehoeften.
Onze interne kernwaarden zijn:
• Authentiek Zijn
• Relatie Gericht
• Lerend Vermogen
In onze uitingen:
• Tonen wij respect voor diversiteit en identiteit.
• Is ons samenwerken gericht op verbinden en
versterken
• Acteren wij ontwikkelings- en resultaat gericht
Onze ambitie:
• Passend onderwijs en ondersteuning voor alle
kinderen in de Meierij
• Er zijn geen thuiszitters
• Wij zijn toonaangevend
2.2 Visie op ondersteuning
De wet Passend Onderwijs heeft tot doel dat voor alle
leerlingen, ook leerlingen met een specifieke onderwijs-
• Schoolondersteuningsprofielen, waarin de basiskwaliteit en basisondersteuning tenminste moet voldoen
aan de binnen het samenwerkingsverband gestelde
normen en criteria;
• Professionalisering van personeel tot tenminste
het niveau van de basisondersteuning, met daarbij
speciaal aandacht voor vroegsignalering en handelingsgericht werken;
• Ontwikkelingsperspectief opstellen samen met de
ouders voor elke leerling met extra ondersteuningsbehoefte die de basisondersteuning overstijgt;
• Organisatie en vormgeving van de extra onder­
steuning binnen ondersteuningseenheden.
• Het samenwerkingsverband zorgt ervoor dat de
ondersteuningseenheden over de middelen kunnen beschikken om dit waar te maken. Binnen de
ondersteuningseenheden streven we naar behoud
van verworvenheden en lokaal gegroeide onder­
steuningsvormen;
• Lokale afspraken maken met gemeenten en partners in het kader van afstemming ondersteuning in
en om de school en de jeugdzorg in de thuissituatie;
• Geen wachtlijsten en voor eventuele thuiszitters
direct een plan van aanpak maken;
• Afgifte toelaatbaarheidsverklaringen door het
samenwerkingsverband en aansluiting bij landelijke
arbitrage- en geschillencommissies;
• In stand houden van speciale settings voor de
arrangementen SBO en SO;
• Informatie aan- en overleg met ouders is een verantwoordelijkheid van elk schoolbestuur.
Door de noodzaak van vroegsignalering en goede aanmeldingsprocedure (overdracht) ligt onze verantwoordelijkheid ook bij kinderen
van 2 en 3 jaar. Onze verantwoordelijkheid voor kinderen van 13 en 14 jaar is het meest duidelijk in het VSO, maar ook zitten sommige kinderen langer dan 8 jaar op de basisschool en voelen we een verantwoordelijkheid in het volgen van onze kinderen in het V(S)O.
11
8
behoefte een passende onderwijsplek beschikbaar is.
Wettelijk geldt de zorgplicht: zodra een leerling bij een
school wordt aangemeld, is het schoolbestuur verantwoordelijk om passend onderwijs en basisondersteuning
te bieden. Indien dit schoolbestuur zelf niet kan voldoen
aan de ondersteuningsbehoefte van een kind, dan
organiseert zij die ondersteuning met behulp van de
samenwerkingspartners in het samenwerkingsverband.
Uitgangspunt binnen De Meierij is: passend onderwijs zo
thuisnabij als mogelijk, met vanuit SWV expertise inzet.
Het betekent onder meer:
3
Organisatie
SWV PO de Meierij
3.1 Betrokken schoolbesturen en scholen (bijlage 9.2 en 9.4).
De Stichting SWV Primair Onderwijs De Meierij (BRIN
PO30.05) komt in de plaats van vijf oude w.s.n.s
samenwerkingsverbanden (Den Bosch, Vught,
Schijndel, Boxtel en Zaltbommel) en onderdelen van
REC Balein en REC Chiron (Koraal Onderwijs) die per
augustus 2014 zijn opgehouden te bestaan.
In het nieuwe samenwerkingsverband PO De Meierij
participeren 29 besturen voor Primair Onderwijs bij
acte genoemd, 111 basisscholen, 5 scholen voor
speciaal basisonderwijs, 1 Mytylschool (Cluster 3),
3 scholen (cluster 3) en 3 scholen (cluster 4);
gespecificeerd in bijlage 2. Rechten en plichten van de
aangeslotenen ten aanzien van de stichting en vice
versa zijn nader geregeld in de aansluitingsovereen­
komsten. Samen zijn ze binnen het SWV PO de Meierij
verantwoordelijk voor het bieden van passend
onderwijs en ondersteuning aan c.a. 28.500 leerlingen.
3.2 Bestuurlijke uitgangspunten en inrichting
Om in een groot samenwerkingsverband daadkrachtig
besturen mogelijk te maken hebben de 29 besturen
gekozen voor een stichtingsvorm boven een
vereniging/coöperatie als rechtspersoon.
Om tegelijkertijd tegemoet te kunnen komen aan
regionale verschillen, diversiteit en identiteit is
gekozen voor het (samen)werken binnen 10 kleinere
ondersteuningseenheden12.
Het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat
uit 9 bestuursleden, waarbij de zetelverdeling recht
doet aan regionale spreiding. Er zijn 5 zetels voor
vertegenwoordiging vanuit het basisonderwijs
(de 5 oude w.s.n.s. regio’s c.q. de 10 nieuwe
ondersteuningseenheden) en er zijn 4 zetels
beschikbaar voor onze SO partners. Besluitvorming
vindt plaats in algemene consensus oftewel wordt
gestemd volgens het principe van one-man-one –vote.
Het primaire doel van het bestuur is het stand houden
van het regionaal samenwerkingsverband in de
Bijlage 9.3: nummer 8, ondersteuningseenheden
Bijlage 9.3, nummer 4, bestuursreglement
zin van artikel 18a lid 2 van de Wet op het Primair
Onderwijs door het realiseren van passend onderwijs
en ondersteuning aan alle leerlingen in de regio. Zij
besturen op hoofdlijnen binnen de kaders gesteld in
de statuten en bestuursreglementen13 en handelen
volgens de code goed bestuur van de PO raad. Het
bestuur ziet toe op een verantwoorde, efficiënte
en resultaatgerichte besteding van de beschikbaar
gestelde middelen. Tevens heeft het bestuur een
rooster van aftreden opgesteld14.
Het bestuur wenst namens de betrokken schoolbesturen in de eerst komende jaren op hoofdlijnen te blijven
besturen. Daarom kiezen we – door de aard en doel
van het samenwerkingsverband - voor een ‘one tier’
model en expliciet niet voor ‘two tier’. De scheiding
tussen bestuur en intern toezicht is dus ingericht door
middel van een functionele scheiding tussen bestuur
en intern toezicht (AB-DB model). Conform het advies
van de onderwijsinspectie laat het bestuur het proces
niet te snel los15.
In de eerste jaren van opbouw en implementatie
verdient de directeur-bestuurder een
algemeen bestuur dat vanuit betrokkenheid
en verantwoordelijkheid zich bewust is van de
opbouwfase van de organisatie, van haar rol en functie
van inhoudelijke betrokkene in het begin naast die van
intern toezichthouder. Inhoudelijke betrokkenheid
wordt vormgegeven door bestuurders te koppelen aan
aandachtgebieden om vanuit de inhoud de directeurbestuurder met advies bij te kunnen staan.
Het algemeen bestuur van het samenwerkings­
verband is voornemens om gaandeweg (2014-2016)
meer op afstand te gaan besturen; om op termijn
(2016-2018) nog uitsluitend in de toezicht-houdende
rol te functioneren en slechts op hoofdlijnen te
besturen. Het algemeen bestuur heeft besloten om
medio 2016 het aantal bestuursleden terug te brengen
van 9 naar 8, waarbij 1 van de 4 SO zetels zal vervallen.
Wellicht wordt t.z.t. ervoor gekozen 2 van de 4 SO
zetels te laten vervallen.
Het SWV handelt binnen de kaders van de wet en
regelgeving en zal daarop periodiek ook door de
Bijlage 9.3, nummer 38 rooster aftreden en aandachtsvelden AB
Bijlage 9.3: nummer 36, reactie op audit onderwijsinspectie
12
14
13
15
9
3
Organisatie
SWV PO de Meierij
Onderwijsinspectie worden getoetst. Het bestuur
mandateert, tot wederopzegging en onverminderd
zijn verantwoordelijkheden, alle bestuurlijke taken
en bevoegdheden aan de directeur-bestuurder16
(0.8 fte schaal 14), met uitzondering van hetgeen zij
zich conform artikel 7.11 en 10.3 van de statuten voor
zich zelf op hoofdlijnen en als intern toezichthouder17
voorbehoudt. De directeur-bestuurder is ten aanzien
van de gemandateerde taken en bevoegdheden de
uitvoerend dagelijks bestuurder en als dusdanig lid
van het bestuur. De directeur-bestuurder geeft leiding
aan een kleine staf en aan de 5 ondersteunings­
managers (schaal 12), die verantwoordelijk zijn voor
het arrangeren van de ondersteuning dicht bij de
scholen en aansturing van het ondersteuningsteam
in 10 ondersteuningseenheden in samenwerking met
de jeugdzorg (zie paragraaf 3.4).
3.3 Ondersteuningplanraad OPR
Ouders en leraren hadden altijd al inspraak op
de zorgplannen. Nu het ondersteuningsplan
deze vervangt, behouden zij medezeggenschap
via instemming op het ondersteuningsplan.
Hiertoe is een ondersteuningsplanraad (OPR)
op samenwerkingsverbandniveau ingericht.
Het bestuur van het samenwerkingsverband
heeft de oprichtingsstatuten, reglementen en
faciliteitenregeling OPR18 vastgesteld voor de
komende planperiode.
In oktober 2013 zijn verkiezingen georganiseerd
via kieskringen MR waaruit 29 vertegenwoordigers
namens ons personeel en 29 vertegenwoordigers
namens onze ouders zijn geselecteerd. Een ouder
en een personeelslid per aangesloten bestuur
(gelijkwaardige inbreng, ongeacht de grootte van
elk bestuur). Deze vertegenwoordigers hebben uit
hun midden 5 ouders en 5 personeelsleden uit het
basisonderwijs en 1 ouder en 1 personeelslid uit het
SO gekozen, die zitting hebben in de OPR.
De OPR is op 16 december 2013 officieel verkozen en
geïnstalleerd.
De OPR zal elk jaar minimaal 2 keer overleggen
met de directeur bestuurder en via inhoudelijke
werkgroepen betrokken blijven bij de verdere
beleidsontwikkeling. Uiteraard zal de frequentie van
dit overleg intensiever zijn in de jaren waarin het
ondersteuningsplan wordt geëvalueerd en herijkt:
Vooralsnog de schooljaren 2015-2016 en 2017-2018.
3.4 Inrichting organisatie : teams en
ondersteuningseenheden
De Stichting voert uit ‘namens de 29 aangesloten
besturen’, die de juridische eigenaren zijn van de
Stichting’ en gezamenlijk verantwoordelijk voor het
realiseren van Passend Onderwijs in de Meierij.
De verdere organisatorische inrichting wordt bepaald
door een aantal uitgangspunten:
• Minimale overhead en geen inrichting van een
centrale dienst.
• Maximale financiële middelen naar de
ondersteuningseenheden en het primair proces.
• Relevante expertise behouden en dialoog
gestuurd werken.
• Zo min mogelijk externe inhuur: we ‘leren van en
met elkaar’.
• Goede afstemming met de transitie jeugdzorg
(basisteams jeugd en gezin) en gemeenten.
Het samenwerkingsverband Passend Onderwijs
De Meierij kent weinig overhead. Er wordt
een efficiënte en organieke structuur ingericht met
Bijlage 9.3, nummer 26, functieomschrijving (fuwa) directeur bestuurder
Bijlage 9.3 nummer 5, toezichtkader
18
Bijlage 9.3: nummers 14,15,22-25, statuten, reglementen en faciliteitenregeling OPR
16
17
10
De leden van de OPR stellen een schema van aftreden
op, om opgebouwde expertise te behouden.
OPR leden en vertegenwoordigers kieskringen
nemen deel aan 5 structurele werkgroepen
OPR (zie bijlage 9.5). Het bestuur van het
samenwerkingsverband opteert voor een open en
pro-actieve werkcultuur met de OPR en heeft in
het afgelopen jaar diverse stukken in vroegtijdig
stadium aan de (V)OPR ter beschikking gesteld. Deze
zijn besproken en becommentarieerd in diverse
werkgroepen waar vertegenwoordigers van ons
personeel en onze ouders ook zitting in hebben.
slechts enkele ondersteunende staffuncties.
(In eerste instantie wordt gedacht aan 0.6 fte
secretaresse, 0.1 fte finance and control – flexibel
inzetbaar - en 0.1 fte medewerker communicatie)
SWV PO De Meierij moet als groot samenwerkings­
verband de professionals in staat stellen kinderen
van de juiste (snel, flexibel en deskundig)
onderwijsondersteuning te voorzien. Daarbij
zijn de volgende zaken van belang : preventie,
samenwerking, dicht bij het kind, integraal.
Daarom worden netwerken en kwaliteitskringen, vraag
gestuurd, dichtbij het primaire proces ingericht19. Dit
noemen we ‘ondersteuningseenheden’ (OE).
De ondersteuningseenheden zijn niet te groot,
het is belangrijk dat de professionals die in een
ondersteuningsteam binnen een eenheid werken
de expertise van de andere professionals kennen en
snel in kunnen zetten. Dat de te behalen resultaten
voor iedereen helder zijn met duidelijke richtlijnen en
evaluatiemogelijkheden.
Organisatieschema:
Bestuur SWV
AB
DB
Staf
29 schoolbesturen
OPR
(P)MR
Jeugdzorg
BJG
Ondersteuningsmanagers
10 ondersteuningseenheden
(G)MR
Ondersteuningsstructuur op scholen
19
Bijlage 9.3: nummer 40, notitie ondersteuningseenheden
11
3
Organisatie
SWV PO de Meierij
Het is wenselijk om door te bouwen op het sociale kapitaal van de voorgaande jaren, en de ondersteunings­teams
binnen de eenheden zoveel mogelijk in te richten op de huidige, bekende structuur van de samenwerkings­
verbanden. Deze regionale indeling maakt tevens goede samenwerking mogelijk met de basisteams jeugd en
gezin (BJG’s) en afstemming op de gemeentelijke educatieve agenda’s via overeenstemmingsgericht overleg.
Na twee jaar (2016) wordt opnieuw de balans opgemaakt en naargelang de ervaringen en de ontstaande situatie
worden aanpassingen doorgevoerd. Concreet betekent dit dat er vanaf 1 augustus 2014 10 ondersteunings­
eenheden zullen zijn, afgestemd op de regio’s BJG’s van de gemeenten.
Startsituatie per 01-08-14
Globaal ll aantal
Fte manager
12500
Samen 2 x 0.7 fte
Eenheid Den Bosch Wijk West/Engelen;
Eenheid Den Bosch Wijk Maaspoort/Empel;
Eenheid Den Bosch Wijk Noord;
Eenheid Den Bosch Wijk
Binnenstad/Muntel/Vliert;
(incl. wijkambassadeurs)
Eenheid Den Bosch Wijk Oost/Zuid;
(incl. wijkcontactpersonen)
Eenheid Den Bosch Wijk Rosmalen/
De Groote Wielen /Nuland/Vinkel;
Eenheid Bommelerwaard;
4900
0.6 fte
Eenheid Vught-Haren-st.Michielsgestel;
6200
0.8 fte
Eenheid Boxtel;
2900
0.4 fte
Eenheid Schijndel;
2100
0.4 fte
Elke eenheid krijgt in mei 2014 een ondersteunings­
manager toebedeeld20 die de scholen verbindt,
de opdracht helder communiceert, plannen van
aanpak maakt, de resultaten in het oog heeft
en houdt en verbinding heeft met de andere
ondersteuningsteams. De ondersteuningsmanager
schakelt tussen de diversiteit aan posities, belangen,
posities en praktijken maar zorgt bovenal dat
gewenste ondersteuning snel en direct op de plaats
komt waar die nodig is.
Bijlage 9.3: nummer 35: benoeming OEM en sollicitatieprocedure
Bijlage 9.3: nummer 33: functieomschrijving ondersteuningsmanager
20
12
21
In totaal denken we dan aan 5 ondersteunings­
managers. ’s-Hertogenbosch werkt met
1 ondersteuningsmanager, bijgestaan door
6 wijkambassadeurs en wijkcontactpersonen.
De overige eenheden werken met een part-time
ondersteuningsmanager. De ondersteunings­
managers vormen samen met de directeur
bestuurder het managementteam van het
samenwerkingsverband. De ondersteunings­
managers werken gezamenlijk aan de realisering
van de collectieve ambitie van het samenwerkings­
verband en zorgen voor uitwisseling van ‘good
practice’ en expertise.
Daarbij gelden onder andere de volgende kerntaken
voor de ondersteuningsmanager21:
- Richting van de ondersteuningseenheid bepalen,
afgestemd op de lokale situatie, binnen de kaders
van het ondersteuningsplan
- Resultaten laten zien en daarover
verantwoording afleggen, gerelateerd aan de
besteding van de middelen
- Reflecteren op handelen en effecten hiervan
- Ruimte geven voor creativiteit in arrangeren
- Leiding geven aan gedetacheerd personeel in het
ondersteuningsteam
- Netwerken in samenwerking met andere
eenheden, gemeente en partners
De ondersteuningsmanagers hebben binnen hun
ondersteuningseenheid de regierol m.b.t. operationeel
beleid, onderwijsondersteuning en toewijzing.
Standaard bestaat elke ondersteuningseenheid
uit een ondersteuningsteam van adviseurs en
trajectondersteuners afkomstig uit het S(B)O:
• adviseurs geven advies en consultatie en
verrichten onderzoek. In elk ondersteuningsteam
bevind zich minimaal 1 orthopedagoog/
psycholoog die betrokken is bij de opzet van
ontwikkelingsperspectiefplannen (OPP) en de
toelaatbaarheidsverklaringen (TLV) S(B)O .
• trajectondersteuners, specialisten uit S(B)O op
leergebieden, gedrag en eventueel gezin. Zij
bieden de daadwerkelijke extra ondersteuning
en dienen als arrangement contactpersoon voor
ouders en de school.
De bepaling van de ondersteuningsformatie en de
gewenste/benodigde expertise wordt in de komende
maanden uitgewerkt. Hierbij kiezen we niet voor
‘opting out’ en ook niet voor ‘vermindering volume
expertise’. Het personeel dat per 1 oktober 2013 in
dienst is van of werkend voor w.s.n.s en de ambulant
begeleiders SO werkzaam voor de LGF / rugzakken
worden per 1 augustus 2014 gedetacheerd binnen 1
of meer van de 10 ondersteuningsteams. Zij vallen
vanaf dat moment onder de directe aansturing van de
ondersteuningsmanagers.
De trajectondersteuners werken dialoog gericht op
gelijkwaardige basis met ouders en leerkrachten
op de basisscholen. Ze zijn zich bewust van
het eigenaarschap op het arrangement van de
groepsleerkracht en de school. Ze zijn gericht op
het versterken van de leerkracht en bedienen zich
veelvuldig van co-teaching en coaching methodieken.
De 10 teams bieden extra ondersteuning
binnen de ondersteuningseenheden. Bij over- of
ondercapaciteit maken de eenheden gebruik van
elkaars beschikbare expertise. Dit wordt door de
ondersteuningsmanagers in onderling overleg én
met gesloten beurzen gerealiseerd.
Daar waar de ondersteuningsvraag specifieke
expertise vereist, maken de ondersteuningsmanagers
gebruik van specifieke (domein)experts, werkzaam in
het speciaal onderwijs (SO). Alleen de niet beschikbare
expertise binnen het samenwerkingsverband wordt
commercieel bij externe instanties ingekocht.
3.5 Inrichting organisatie : SBO, symbiose en SO
Passend onderwijs wordt in samenwerking met
anderen gerealiseerd. Het integraal werken, het
“1 kind 1 gezin 1 plan” idee vraagt binnen het onder­
wijs een samenwerkende en integrale opstelling.
Er ligt de opdracht om het regulier en het speciaal
onderwijs goed te verbinden en samen te werken met
de professionals van verschillende instellingen én
met professionals van aanpalende disciplines zoals
de jeugdzorg. Hierbij houden we de werkwijze van de
zorgteams overeind en geven we speciale aandacht
aan de verdere integratie van de curatieve zorg.
Kinderen en leerkrachten worden zo lang als
verantwoord thuisnabij en in de reguliere setting
ondersteund. Iedere school blijft beschikken
over een functionaris onderwijsondersteuning
(intern begeleider) die verantwoordelijk is voor
het arrangeren van passende ondersteuning
voor ieder kind met een ondersteuningsvraag.
Nieuw onder passend onderwijs is daarbij de
intensieve betrokkenheid van ouders en de
structurele samenwerking met een medewerker
uit de jeugdzorg (BJG). In hoofdstuk 4 beschrijven
we de basisondersteuning, waarbij we een hoog
13
3
Organisatie
SWV PO de Meierij
ambitieniveau formuleren voor het basisonderwijs.
Kinderen kunnen binnen het basisonderwijs extra
ondersteuning ontvangen via extra arrangementen.
Ook zijn er ondersteuningsvragen, waarbij (tijdelijke)
plaatsing in een speciale setting noodzakelijk is
(symbiose).
SBO en SO zullen als aparte setting blijven bestaan
voor de kinderen waarvoor dergelijke arrangementen
het meest passend zijn. De positie van het SBO
wordt in feite steeds meer die van een basisschool
met een speciaal arrangement - beschreven in
hun schoolondersteuningsprofiel - waarbij vooral
ingestoken wordt op ondersteuning thuisnabij. De
SBO is als speciaal arrangement (setting) gekoppeld
aan een of enkele ondersteuningseenhe(i)d(en) en
vervult onder andere een schakelfunctie tussen
basisonderwijs en speciaal onderwijs.
De positie van het SO blijft die van aanbieder voor
curatieve ondersteuning in een aparte en specifiek
toegeruste setting voor kinderen die thuisnabij niet
goed (meer) geholpen kunnen worden.
Deze setting wordt omschreven in een
ondersteuningsprofiel . Het SO vervult deze
functie voor alle ondersteuningseenheden van het
samenwerkingsverband ten aanzien van kinderen
met een specifieke ondersteuningsbehoefte.
Onze ambitie is om een passend arrangement voor
ieder kind te maken. Daarom laten we in de toekomst
specifieke indicaties en het verschil in categorieën en
clusters los. Binnen de Meierij zullen we actief gaan
experimenteren met symbiose arrangementen.
Symbiose arrangementen worden besproken in
artikel 24 ‘Richtlijn Symbiose’ en de artikelen 11 en
12 ‘Onderwijskundig Besluit’ van de WEC. Symbiose
houdt in dat een leerling die ingeschreven staat op
het (voortgezet) speciaal onderwijs voor een deel
van de tijd onderwijs kan volgen op een reguliere
school. Op basis van de richtlijn symbiose van
OCW dienen de eventuele kosten die hieraan zijn
verbonden voor de reguliere school door de S(B)
O-school te worden vergoed uit de bekostiging die het
S(B)O voor deze leerling ontvangt. Hierover maken
beide partijen afspraken en leggen deze vast in een
symbiose overeenkomst tussen de scholen en het
ontwikkelingsperspectief van de leerling.
Ook wordt gerefereerd aan symbiose in artikel 15
WPO; waar geregeld wordt dat onderwijstijd ‘op
een andere basisschool of speciale (basis)school
meetelt voor het totaal aantal uren onderwijs dat
een leerling ten minste moet ontvangen. Hier
wordt de mogelijkheid gecreëerd om leerlingen –
ingeschreven op een basisschool – deels onderwijs
te laten volgen op een speciale (basis)school. De
basisplaatsbekostiging van dit lesdeel ontvangt de
S(B)O van de basisschool en het extra benodigd
budget dient als extra ondersteuning te worden
opgenomen in het ontwikkelingsperspectiefplan
(OPP), dat het samenwerkingsverband financiert.
Deze afspraken worden vastgelegd in een
symbiose overeenkomst tussen de scholen en
het samenwerkingsverband en opgenomen het
ontwikkelingsperspectief van de leerling.
Uiteraard biedt dit wetsartikel ook de mogelijkheid
dat basisschoolkinderen een deel van het
lesprogramma op een andere basisschool volgen.
Ook deze afspraken worden onderling vastgelegd
en opgenomen het ontwikkelingsperspectief van de
leerling.
14
De huidige regeling is breder dan de oorspronkelijke
en biedt scholen extra arrangeerruimte. De wetgever
wil dergelijke constructies van arrangeren (symbiose
overeenkomsten) makkelijker maken om een
onderwijsarrangement te bieden dat past bij de
mogelijkheden van de leerling. Het uitgangspunt
blijft echter dat het een (kleiner) deel van het
onderwijs betreft dat op een andere school wordt
gevolgd. Volledig onderwijs op een andere school is
derhalve geen symbiose. Wanneer het wenselijk is
dat een leerling een volledig onderwijsprogramma
volgt op een andere school, kunnen ouders er voor
kiezen hun kind op een reguliere school onderwijs
te laten volgen en via een OPP extra middelen uit
de leerlinggebonden financiering in te zetten. Zo
blijft de leerling niet verstoken van de noodzakelijke
specialistische hulp. De leerling dient dan wel
ingeschreven te zijn op de school die hij/zij bezoekt
en niet op de school die de ambulante begeleiding
verzorgt.
3.6 Personeel (financiën)
De betrokken scholen in De Meierij hebben op
kwalitatieve wijze vorm gegeven aan w.s.n.s.
Dit betekent dat (kwantitatief) onze
verwijzingspercentages onder het landelijk
gemiddelde liggen. Dit betekent dat we naar
verwachting in de komende jaren in elk geval niet
minder middelen tot onze beschikking krijgen.
Daarom zullen we vooral blijven doorgaan om binnen
de ondersteunings-eenheden en in samenwerking
met onze SO partners de goede dingen goed te
doen en willen we onze expertise graag behouden.
Het samenwerkingsverband heeft in 2014 alle
beschikbare expertise (kwaliteit), formatie
(kwantiteit), kosten (detachering) in kaart gebracht
(expertiselijst).
Specialisten en experts huidig REC (per 1 oktober
2013) blijven in dienst van de betrokken speciale
schoolbesturen en personeel in dienst van de oude
w.s.n.s. verbanden worden uiterlijk augustus 2014
overgenomen op loonlijsten van de betrokken
en verantwoordelijke reguliere schoolbesturen.
22
Bijlage 9.3: nummer 19: allocatiemodel
Tijdelijke aanstellingen worden niet meer
verlengd. In De Meierij wordt geen centrale
dienst ingericht. Al het personeel wordt door het
samenwerkingsverband ingehuurd van aangesloten
schoolbesturen om op detacheringsbasis (in
principe btw vrij) werkzaamheden uit te voeren
voor het samenwerkingsverband en/of de
ondersteuningseenheden. De personele risico’s
liggen in principe bij de rechtspersoon van wie
ingehuurd wordt. Hiervoor worden afspraken
gemaakt ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit in
(detacherings)contracten met het S(B)O. De middelen
van het samenwerkingsverband (lichte en zware
middelen minus de verplichte afdracht aan het SO
en SBO en de kosten overhead) worden via een
verdeelsleutel of allocatiemodel22 ter beschikking
gesteld aan de ondersteuningseenheden.
Dit betreft materiële middelen alsook personele
middelen (formatie).
Inzet S(B)O personeel in 2014-2015
De ondersteuningseenheden krijgen een budget voor
lichte ondersteuning naar rato van het leerlingaantal.
Daarvan wordt 25% tot 50% doorgezet naar de
basisscholen om de eigen ondersteuningsstructuur
en basisondersteuning te realiseren. De overige lichte
middelen worden gebruikt voor het arrangeren en
formeren binnen de ondersteuningseenheid. Effectief
komt het erop neer dat al het personeel dat in 20132014 voor w.s.n.s. ambulant werkzaam is ook in het
schooljaar 2014-2015 op vergelijkbare wijze werkzaam
zal blijven voor de ondersteuningseenheden en het
samenwerkingsverband. In ’s Hertogenbosch wordt
de 14 fte ‘Passage’ naar rato verdeeld over de
6 wijken (nieuwe ondersteuningseenheden).
Alle LGF middelen (oktober 2013) zullen nog 1 jaar
doorlopen en toebedeeld worden aan de specifieke
ontwikkelingsperspectieven. Schoolbesturen
kunnen daarmee rekening houden in hun
begroting en hun formatie. Schoolbesturen worden
geadviseerd aandacht te schenken voor personeel
dat eventueel is aangesteld op basisscholen op
basis van extra ondersteuningsgelden (CUAB). De
SO scholen leveren expertise die nodig is om het
15
3
Organisatie
SWV PO de Meierij
ondersteuningsarrangement (OPP) uit te voeren
of gegevens te verzamelen op basis waarvan het
ondersteuningsarrangement vorm moet krijgen.
Effectief komt het erop neer dat al het personeel
dat in 2013-2014 voor de LGF rugzakken werkzaam
is ook in het schooljaar 2014-2015 op vergelijkbare
wijze werkzaam zal blijven. Dit personeel (= adviseurs
en trajectondersteuners) wordt gedetacheerd
vanuit de SO schoolbesturen en verdeeld over de
ondersteuningseenheden. Het overige deel (= expert
en restformatie) blijft werkzaam in de SO setting en
is op afroep beschikbaar voor alle eenheden van ons
samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband
voelt een morele verplichting om gespecialiseerd
personeel zinvol aan het werk te houden.
Inzet S(B)O personeel in 2015 en verder
De ondersteuningseenheden krijgen een budget voor
lichte ondersteuning naar rato van het leerlingaantal.
Daarvan wordt 25% tot 50% doorgezet naar de
basisscholen om de eigen ondersteuningsstructuur
en basisondersteuning te realiseren. De overige lichte
middelen worden gebruikt voor het arrangeren en
formeren binnen de ondersteuningseenheid.
De middelen voor extra ondersteuning worden –
minus de kosten overhead samenwerkingsverband
- vanaf medio 2015 ook naar rato van het
leerlingenaantal toebedeeld aan de ondersteuningseenheden. Gemeentelijke middelen worden waar van
toepassing bijgevoegd.
De ondersteuningsmanagers maken in 2015
concreet welke expertise nodig is ter ondersteuning
van de professionals uit de basisvoorzieningen op
scholen, kinderdagverblijven en wijk . Dit betreft een
kwantificering van en kwaliteitseis voor benodigde
expertise van de adviseurs (orthopedagogen,
psychologen als adviseurs), trajectondersteuners en
de SO experts (landelijk worden hierop geen eisen
door OCW gesteld; maar het SWV zal t.z.t. wel een
eigen functieprofiel opstellen). Dit wordt opgenomen
in een eerste operationeel jaarplan 2014-2015 e.v.
per ondersteuningseenheid, dat jaarlijks wordt
geëvalueerd en geactualiseerd.
16
De benodigde expertise zal in principe vanuit de
ondersteuningsteams aan de scholen binnen de
eigen ondersteuningseenheid georganiseerd worden.
Daarbij gaan we ervan uit dat de verschillende
ondersteuningseenheden beschikbare expertise
van elkaar gebruiken en ook dat er collectief
expertise beschikbaar wordt gemaakt voor alle
ondersteuningseenheden samen. De rol van
het SO en WSNS bij de wijze van arrangeren, de
invulling van deskundigenadvies, inrichting van
flexibele en standaardarrangementen vragen
van SO een flexibel personeelsbeleid, maar vraagt
ook om afspraken binnen het SWV en individuele
scholen. Om duurzaam antwoord te geven op
de ondersteuningsbehoeften van het regulier
onderwijs zal er meer nadruk gelegd moeten worden
op opbrengstgerichtheid, systeemgerichtheid,
vraaggerichtheid en flexibiliteit.
In de verdere planperiode (2015-2018) zal gaandeweg
blijken hoe de ondersteuningseenheden zich
ontwikkelen en arrangeren en welke en hoeveel
expertise ze nodig blijken te hebben. Personeelsleden
gedetacheerd in de ondersteuningseenheid hebben
2 jaar de kans hun vraag gestuurde (kwantitatief als
kwalitatief) plek te verwerven. Eind 2015 wordt de
balans per ondersteuningseenheid opgemaakt. De als
gevolg daarvan mogelijke personele mobiliteit is een
collectieve én morele verantwoordelijkheid van het
samenwerkingsverband. Over eventuele gevolgen
wordt in 2016 (indien noodzakelijk) DGO gevoerd met
de vakcentrales.
Er is binnen de SO scholen personeel benoemd
op basis van het aantal toegekende LGF trajecten
waarvan de expertise niet direct inzetbaar is
voor directe hulp aan kinderen. Denk hierbij aan
leidinggevenden, leden van de CvI, administratieve
krachten en dergelijke. Voor deze “rest” groep
dienen er afspraken te worden gemaakt over de
toedeling naar de diverse SWV Passend Onderwijs
PO en VO en zelfs MBO waarvoor deze medewerkers
diensten verrichten. We kiezen niet voor ‘opting
out’ en gaan uit van en volledige financiële en
personele herbestedingsverplichting tot medio
2016. RDDF plaatsing wordt vermeden. Voor leden
van het CvI adviseren wij een toedeling gebaseerd
op het gemiddeld aantal CvI beschikking afgegeven
in de laatste drie jaar voor ons werkgebied. Voor
leidinggevenden adviseren we een toedeling
gebaseerd op de verdeling van het aantal AB uren
over de diverse SWV. Het samenwerkingsverband
zorgt dus pro-actief voor herplaatsing van individuele
gevallen van werk naar (alternatief) werk in
samenwerking met de besturen waar deze mensen
in dienst zijn
De WMS geeft in artikel 1 een omschrijving van
het begrip personeel: “het personeel dat in dienst
is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld
is onder benoeming bij het bevoegd gezag en dat
werkzaam is bij …..”. De directeur-bestuurder,
de ondersteuningsmanagers en het ondersteunend
personeel dat vanuit schoolbesturen wordt
gedetacheerd aan ons samenwerkingsverband, vallen
onder dit begrip. De Stichting SWV PO de Meierij zal
dan ook voor eind 2014 een Personele MR instellen
op het niveau van het samenwerkingsverband.
Ten slotte realiseert het bestuur van het
samenwerkingsverband zich terdege dat het
realiseren van passend onderwijs in de komende
jaren veel ‘omdenken’ van onze professionals
vereist, maar ook nieuwe werkwijzen, vroegtijdige
signalering, anders arrangeren en samen
organiseren. Daarom zal het samenwerkingsverband
als collectief en de ondersteuningseenheden
blijven investeren in deskundigheidsbevordering
en kennisdeling personeel in kwaliteitskringen en
netwerken.
17
4
Inrichting van
passend onderwijs
In dit hoofdstuk wordt arrangeren van passend onderwijs nader geconcretiseerd. De vastgestelde
basisondersteuning, extra ondersteuning en het proces van ondersteuningstoewijzing wordt beschreven.
Daarbij gaan we ook nadrukkelijk in op de rol van de ouders.
Onderstaand schema brengt het arrangeren in beeld.
Directeur bestuurder (DB)
Ondersteuningsmanagers en SO directeuren
SWV
Ism
SO,OE,JZ
Onder
steunings
Eenheid
BJG
ontwikkelings
perspectief
HGW
Niveau
5
10 eenheden
Vaste teams
Managers
Eenheden
hebben
onderling
contact
organisatie
HGW
niveau
1 t/m 4
werkwijze
Middelen
SWV PO
de Meierij
Middelen
ondersteuningseenheid
OPR
Speciaal onderwijs
toelaatbaarheidsverklaring en
plaatsbekostiging
Extra ondersteuning ARRANGEREN
Ieder basisschool geeft aan wat aan
extra geboden kan worden. SBO heeft extra ondersteuning vastgelegd
SBO in ondersteuningsprofiel
Verantw.
SWV
Verantw.
OEM
Bedrag
per
leerling
Basisondersteuning
Iedere basisschool, SBO en
SO voldoen hieraan.
Vastgelegd in ondersteuningsprofiel
Verantw.
bestuur
Rijksmiddelen
Basiskwaliteit (arrangement)
Inspectie norm
Verantw.
bestuur
middelen
Onderwijs
dekkend aanbod
VSV
18
Besturen
PO / SO
Verantwoording
VO
4.1 basiskwaliteit en passend onderwijs
Goede onderwijsondersteuning begint met kwalitatief
goed ingericht goed onderwijs. Voorwaardelijk
aan het realiseren van passend onderwijs is
alle 111 basisscholen, 5 scholen voor speciaal
basisonderwijs en 7 SO scholen zich bevinden op het
basisarrangement zoals gedefinieerd en gewaardeerd
door de onderwijsinspectie. Basiskwaliteit wordt
gedefinieerd als het voldoen aan de eisen die de
inspectie stelt.
De Meierij ambieert dat geen enkele school door
de inspectie als (zeer) zwak wordt beoordeeld.
Daarboven hebben de inspectie-indicatoren 7.1, 8.1
en 8.3 onze speciale aandacht, omdat in deze t.a.v.
ondersteuning en kwaliteit een belangrijke rol spelen.
Als minimale eis is gesteld dat geen enkele school
binnen De Meierij een ‘1’ of ‘2’ scoort op de volgende
drie indicatoren (score ‘3’ is voldoende en score ‘4’ is
het streefniveau):
• Kwaliteitsaspect 7.1 (voor SO: 3.5)
De school gebruikt een samenhangend systeem
van genormeerde instrumenten en procedures
voor het volgen van de prestaties en de
ontwikkeling van de leerling.
• Kwaliteitsaspect 8.1 en 8.3 (ontbreekt bij SO)
De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen
zorg nodig hebben.
De school voert de zorg planmatig uit.
Basiskwaliteit wordt vanuit de lumpsum bekostigd,
zie verder in de paragraaf ‘kwaliteitszorg’.
4.2Basisondersteuning
Het SWV De Meierij heeft de basisondersteuning23
gedefinieerd. Dit is het niveau van lichte onder­
steuning dat alle scholen primair onderwijs
(basisscholen, speciale basisscholen en speciaal
onderwijs) binnen ons samenwerkingsverband
minimaal kan bieden aan alle leerlingen.
Basisondersteuning bevat planmatig en
handelingsgericht werken (HGW) binnen een
hoogwaardige ondersteuningsstructuur van de
school. Daarbij betreft het ook preventieve en lichte
23
Bijlage 9.3: nummer 9, uitwerking woot 0.8 basisondersteuning
curatieve interventies waarvoor handelingsplannen
worden geschreven.
Onderwijsondersteuning structuur
Dit kenmerk verwijst naar de manier waarop de
school de onderwijsondersteuning binnen de school
heeft georganiseerd en met andere organisaties en
het ondersteuningsteam van de eenheid waartoe de
school behoort samenwerkt.
Resultaat- en handelingsgericht werken
Voor al onze scholen geldt handelings- en
resultaatgericht werken als standaard. Hierbij staan
de onderwijsbehoeften van leerlingen centraal: wat
heeft een leerling nodig om een bepaald doel te
bereiken? Er wordt uitgegaan van een cyclus van
planmatig handelen en evaluatie. Er wordt gewerkt
met groepsplannen. Binnen het handelingsgericht
werken worden ouders vanaf het begin bij het proces
betrokken. De vier niveaus van HGW binnen de
basisondersteuning:
Leerlingbegeleiding binnen de groep
Er is sprake van een eenduidige pedagogische
werkwijze. De instructie van de leerkracht is
afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de
leerlingen. Binnen de groep wordt gewerkt met
groepsplannen.
Planmatig handelen binnen de groep
Leerkrachten bedienen zich van aanpassingen in
pedagogische werkwijze en instructie binnen de
groep. Leerkrachten ontvangen hierbij ondersteuning
vanuit de ondersteuningsstructuur van de school. Het
handelen van leerkrachten wordt gekenmerkt door
eenvoudige diagnostiek.
Aanpassingen in pedagogische werkwijze en instructie
zijn opgenomen in het groepsplan.
Specialistische begeleiding/ondersteuning binnen
de groep
Er is sprake van doelgerichte intensieve begeleiding
binnen de groep. Deze begeleiding wordt
toegewezen, georganiseerd en uitgevoerd vanuit
de ondersteuningsstructuur van de school door
deskundigen die de school zelf in huis heeft
19
4
Inrichting van
passend onderwijs
(denk aan taal, rekenen, hoogbegaafdheid etc.) en
de interne begeleider van de school. Het gaat hierbij
ook om groepen leerlingen die een voorsprong in
ontwikkeling tonen. Specialistische begeleiding/
ondersteuning binnen de groep wordt vastgelegd
in het groepsplan. (Binnen de groep betekent onder
verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht).
aan een verrijking en opwaardering van de
basisondersteuning. Het samenwerkingsverband
stelt via de Ondersteuningseenheid een bedrag per
leerling aan de scholen beschikbaar om de gewenste
ontwikkeling van de basisondersteuning te faciliteren
(zie ook: allocatie middelen).
4.3 Schoolondersteuningsprofielen (SOP)
Preventieve en licht curatieve interventies
Het gaat hierbij om het ondersteuningsaanbod
dat binnen de school wordt georganiseerd voor
leerlingen met leer- en/of ontwikkelingsvragen,
fysiek-medische of sociaal-emotionele
ondersteuningsbehoeften of voor leerlingen voor
wie een aanpak voor het voorkomen van en omgaan
met specifieke gedragskenmerken noodzakelijk is.
Uitgangspunt in De Meierij is dat de scholen in staat
worden gesteld om zoveel mogelijk ondersteuning
zelf te organiseren, waar nodig in samenwerking
met ketenpartners. De basisondersteuning omvat
in ieder geval de door het samenwerkingsverband
afgesproken preventieve en licht curatieve
interventies die:
• passen binnen de onderwijszorgstructuur van de
school;
• onder regie en verantwoordelijkheid van de school
gerealiseerd worden;
• eventueel met inzet van expertise van andere
scholen wordt gerealiseerd;
• soms met inzet van ketenpartners kan worden
gecontinueerd;
• uitgevoerd dient te worden op het
overeengekomen kwaliteitsniveau.
Het samenwerkingsverband De Meierij heeft de
ambitie toe te werken naar een hoogwaardige
basisondersteuning van scholen, waarmee zij een
rijk aanbod van preventieve en (licht) curatieve
onderwijsondersteuning kunnen realiseren. Dit
wordt bereikt door de eigen kracht van elke school als
uitgangspunt te nemen en passende ondersteuning
te geven naar de ondersteuningsbehoefte van de
leerling. In eerste instantie (2014-2016) streeft
het samenwerkingsverband naar verbetering
van de kwaliteit van de basisondersteuning. In
tweede instantie (2016-2018) wordt gewerkt
20
Ouders hebben het recht een school te kiezen
die zij geschikt vinden voor hun kind. Daarom
is het belangrijk dat ouders goed weten welke
mogelijkheden voor ondersteuning een school biedt.
Het schoolondersteuningsprofiel vervult hierbij de
belangrijkste rol.
In een schoolondersteuningsprofiel wordt
weergegeven op welk niveau de school basiskwaliteit
en basisondersteuning levert en hoe de interne
ondersteuningsstructuur is georganiseerd.
Scholen kunnen van elkaar gaan verschillen, met de
basisondersteuning als ondergrens. De school geeft
in haar ondersteuningsprofiel aan wat het niveau
is van de basisondersteuning, wat zij eventueel aan
extra ondersteuning biedt of wat haar specifieke
expertise is. De extra ondersteuning kan al dan
niet worden vormgeven in samenwerking met de
ondersteuningsenheid en met ketenpartners. Een
school geeft in het SOP haar gewenste ambitieniveau
aan en het ontwikkeltraject daar naar toe. Een
eventueel verschil tussen de bestaande situatie en het
beschreven niveau van de basisondersteuning en/of
extra ondersteuning vormt de ontwikkelopdracht die
de school in de komende jaren te vervullen heeft. De
MR van een school behoudt adviesrecht (WMS) op het
schoolondersteuningsprofiel.
Alle scholen van De Meierij hebben via diverse
instrumenten hun schoolondersteuningsprofiel
geschreven. Voor De Meierij zijn dit de profielen
van bijvoorbeeld Q3, April, kind op-de-gang,
DVIC, Inschool (oud) en Inschool (nieuw). Om de
schoolprofielen onderling vergelijkbaar te maken
én om een nulmeting op de basisondersteuning te
kunnen doen, hebben alle scholen in februari 2013
de matrix ‘inventarisatie niveau basisondersteuning’
ingevuld. Dit format bestaat uit zakelijke gegevens
en beschrijvingen, die zo zijn weergegeven dat
ze onderling vergelijkbaar zijn en ‘gestapeld’
kunnen worden tot een totaaloverzicht van het
samenwerkingsverband.
Op basis daarvan heeft het samenwerkingsverband
bepaald dat een continuüm van ondersteuning
aangeboden is en dat besturen aan de zorgplicht
kunnen voldoen. SWV de Meierij kan – mede door
goede afspraken met cluster 1 en 2 - voor iedere
leerling passend onderwijs bieden. Tevens biedt
de matrix een goede mogelijkheid om gericht
te sturen om de verdere doorontwikkeling van
de basisondersteuning, uitwisseling tussen
scholen onderling of het centraal aanbieden van
professionalisering.
4.4 Ouders / verzorgers (protocol
informatie en betrokkenheid)
Het kind staat in De Meierij altijd centraal. Omwille
van een optimale ontwikkeling van een kind zorgen
we voor een goede relatie met de ouders24 en gaan
regelmatig en in een vroegtijdig stadium met ouders
over hun kind in gesprek. Wij beschouwen ouders als
een gelijkwaardige gesprekspartner en stemmen af
op de gezinssituatie. Ouders en school dragen samen
de verantwoordelijkheid om een situatie te scheppen
waarin een kind zich optimaal kan ontwikkelen.
Ouders zijn daarbij primair verantwoordelijk voor de
dagelijkse zorg én opvoeding van hun kind, scholen
zijn verantwoordelijk voor het realiseren van passend
onderwijs en jeugdzorg is verantwoordelijk voor een
goede begeleiding van de gezinssituatie.
De school heeft een taak in het signaleren van
opvoed- en opgroeiproblemen. Dit vereist een
goede ondersteuningsstructuur op de school
en vaardigheid bij leerkrachten om hulpvragen
van kinderen vroegtijdig te signaleren en deze
signalen op de juiste plek neer te leggen. Indien het
ontwikkelingsperspectief (zie volgende paragraaf)
van kinderen vraagt om extra ondersteuning,
wordt er voor dit speciaal arrangement een
begeleidingsplan opgesteld. Ouders worden
24
25
nauw betrokken bij het opstellen van het
ontwikkelperspectief en krijgen instemmingsrecht
(wetsvoorstel) op het handelingsdeel van het
ontwikkelperspectief; het aangeboden arrangement.
Daar waar ook de gezinssituatie nadere aandacht
vraagt wordt ook jeugdzorg integraal betrokken bij
de planvorming: ‘een kind een gezin een plan’. De
school en het schoolbestuur zijn door de ‘zorgplicht’
verantwoordelijk voor het bieden van passend
onderwijs aan alle kinderen bij hen aangemeld en
ouders bepalen mede of een plek passend is. Ouderinformatie
De Meierij heeft een gezamenlijke website passend
onderwijs voor primair en voorgezet onderwijs opgezet; die operationeel is sinds eind januari 2014. Hierop
is relevante (contact)informatie te vinden en ook is er
de mogelijkheid voor vragen en antwoorden op een
ouderforumpagina.
In november 2013 is er een algemene ouderinformatiefolder gemaakt (in 4 talen), met een specifieke
aanvulling voor ouders van LGF rugzak kinderen en
een aanvulling met uitleg over de overgang PO/VO.
Per WSNS verband zijn de ouders geïnformeerd en
hebben scholen de eigen rugzakouders uitgenodigd
op gesprek. Alle rugzakken worden voor augustus
2014 omgezet in een ontwikkelingsperspectief
volgens een uniform format PO De Meierij25.
Ouderinformatie en dialoog wordt verder als volgt
vorm gegeven:
• een paragraaf met informatie over het
samenwerkingsverband in de individuele
schoolgidsen
• informatiefolders van het samenwerkingsverband
voor ouders
• communicatie met ouders via de website(s)
• informatieavonden voor ouders
• concrete afspraken over het betrekken van ouders
bij het arrangeerproces
• informatie over ondersteuning door andere
instanties, bijvoorbeeld de BJG
• op overeenstemming gericht overleg over het
ontwikkelingsperspectief
• good practice voorbeelden die op de site terug te
vinden zijn.
Daar waar gesproken wordt over ‘ouders’, wordt ook bedoeld ‘voogden’ of ‘verzorgers’ verantwoordelijk voor een kind.
Bijlage 9.3: nummer 28 en 32, ontwikkelingsperspectief
21
“Minder kijken naar wat
een kind heeft, meer kijken
naar wat een kind nodig heeft.”
22
• betrekken ouders bij het vinden van een passende
plek op een andere school
• verwijzing naar andere relevante websites als
www.50tien.nl en
www.steunpuntpassendonderwijs.nl.
Daar waar ondanks goede bedoelingen en samen­
werking toch onduidelijkheden of onenigheden
ontstaan, is voorzien in een ‘second opinion’ en in
klachten- en bezwaarprocedures (paragraaf 4.9).
4.5 Ontwikkelingsperspectief
4.5.1 Leerlingen op de basisschool
Voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben, stelt de school in samenspraak met de
ouders en adviseurs of trajectondersteuners uit het
ondersteuningsteam een ontwikkelingsperspectief
op. Het ontwikkelingsperspectief vervangt per
1 augustus 2014 de huidige LGF ‘rugzak’. Het
ontwikkelingsperspectief beschrijft hoe dicht
de leerling gestelde doelen kan benaderen en
welke extra ondersteuning daar voor nodig is. Het
document biedt school, ouders en inspectie houvast
bij het reflecteren op de gerealiseerde opbrengsten.
Als er sprake is van een gecombineerd traject met
jeugdzorg worden ook de betreffende ketenpartners
hierbij betrokken.
In de AMVB par. 1.1 wordt bepaalt welke informatie
het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 40a
van de Wet op het primair onderwijs in ieder geval
dient te bevatten:
• De te verwachten uitstroombestemming van de
leerling.
• De onderbouwing van de verwachte
uitstroombestemming van de leerling.
• De onderbouwing bevat tenminste een weergave
van de samenhangende belemmerende en
bevorderende factoren die van invloed zijn op
het onderwijs aan de leerling. Het gaat hier om
kindgebonden factoren en omgevingsfactoren
die het onderwijsproces kunnen beïnvloeden en
die (mede) bepalen of een leerling een
bepaalde uitstroombestemming kan bereiken.
26
Bijlage 9.3: nummer 28, ontwikkelingsperspectief
• De te bieden ondersteuning en begeleiding als
handelingsgericht arrangement en, indien aan de
orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma.
Het ontwikkelingsperspectief 26 speelt een
centrale rol in het cyclische proces van planmatig
handelen binnen het onderwijs. Gedurende het
onderwijsleerproces wordt de ontwikkeling
van de leerling in het (speciaal) basisonderwijs
en speciaal onderwijs nauwkeurig gevolgd.
Tenminste jaarlijks evalueert het bevoegd gezag
met de ouders het ontwikkelingsperspectief.
Schoolbesturen mandateren deze wettelijke taak
aan hun schooldirecties, die ervoor zorgdragen
dat het ontwikkelingsperspectiefplan jaarlijks
wordt geëvalueerd en bijgesteld. Op basis van deze
evaluatie treft het bevoegd gezag, indien nodig,
extra maatregelen om de leerling op de koers
richting uitstroombestemming te houden of stelt het
ontwikkelingsperspectief bij. Door gebruik te maken
van de mogelijkheid om het ontwikkelingsperspectief
bij te stellen, kan de school rekening houden met het
feit dat leerlingen door omstandigheden een andere
ontwikkeling kunnen doormaken dan zij aan het begin
van de basisschoolperiode had verwacht. Bijstelling
van het ontwikkelingsperspectief kan ook aan de orde
zijn wanneer het eerder een lastige afweging was om
de uitstroombestemming vast te stellen. Scholen
hebben de ruimte om de uitstroombestemming
in het ontwikkelings-perspectief in de loop van de
schoolperiode van de leerling verder te verfijnen. Zo
kan er aanleiding zijn om het ontwikkelingsperspectief
van een nieuwe basisschoolleerling van wie de school
nog maar beperkte gegevens heeft wat ruimer te
definiëren. Ook bij jonge kinderen kan de keuze lastig
zijn. Naarmate de schoolloopbaan in het primair
onderwijs vordert en op basis van de voor leerlingen
verplichte voortgangsregistratie meer gegevens
beschikbaar komen over de ontwikkeling van de
leerling, zal de keuze voor een uitstroombestemming
en de afweging daarbij eenduidiger zijn.
23
4
Inrichting van
passend onderwijs
4.5.2 Leerlingen op het S(B)O
De vier in de vorige paragraaf genoemde
voorwaarden ten aanzien van het ontwikkelings­
perspectief voor leerlingen in het speciaal onderwijs
zijn vergelijkbaar geregeld in het besluit dat is
opgesteld op basis van de Wet kwaliteit (V)SO
(Staatsblad 2012, nr. 545).
Het ontwikkelingsperspectief is “de inschatting van
de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling voor
een bepaalde langere periode” en zegt iets over het
verwachte uitstroomniveau van een leerling. Het
biedt de leerkracht een handvat om het onderwijs
planmatig en doelgericht vorm te geven en is een
instrument voor afstemming en communicatie
tussen school, ouders en leerling.
Het ontwikkelingsperspectief vervangt de
huidige verplichting tot het opstellen van een
handelingsplan. Scholen worden ook verplicht de
ontwikkeling van hun leerlingen te volgen door
middel van een voortgangsregistratie, net als het
regulier basisonderwijs dat moet doen voor zijn
zorgleerlingen. Het ontwikkelingsperspectief wordt
door het bevoegd gezag van de school vastgesteld
na op overeenstemming gericht overleg te hebben
gevoerd met de ouders.
Tenminste één keer per jaar evalueren school en
ouders het perspectief.
Format
Binnen het samenwerkingsverband werken de
WSNS verbanden, SBO en SO met eigen formats
voor het ontwikkelingsperspectief. De Meierij PO
heeft nadrukkelijk gekozen voor 1 uniform format
dat alle scholen en partners eenduidig gebruiken27.
Vanaf 01 februari 2014 wordt op alle scholen van PO
en SBO met dit nieuwe format gewerkt. SO behoudt
het eigen format omdat zij met verschillende
samenwerkingsverbanden samenwerken.
4.6 Extra ondersteuning
Als de ondersteuningsvraag van een leerling
de basisondersteuning overstijgt wordt extra
27
24
28
Bijlage 9.3: nummer 32, format OPP
Bijlage 9.3: nummer 10, extra ondersteuning
ondersteuning28 ingezet. Dit is niveau 5 van HGW:
trajectondersteuners binnen de ondersteunings­
eenheid worden ingezet om begeleiding te verzorgen.
Deze begeleiding wordt toegewezen, georganiseerd en
uitgevoerd vanuit het ondersteuningsteam
(van de ondersteuningseenheid) bij voorkeur in
samenwerking met de BJG’s. De Meierij stelt de
expertise uit de huidige WSNS verbanden, het SBO en
SO beschikbaar via de ondersteuningsteams binnen
de 10 ondersteuningseenheden, met daaraan
toegevoegd expertise vanuit ketenpartners zoals de
jeugdzorg en cluster 1 en 2. Zo kunnen leerlingen
dicht bij huis en binnen de eigen sociale omgeving
naar school (blijven) gaan.
Het betreft zowel interventies die met expertise en/
of directe middelen van het SWV worden gerealiseerd,
als met expertise en/of directe middelen van derden
(bijvoorbeeld gemeente). Vormen van extra ondersteuning zijn: leer en ontwikkelingsondersteuning, fysiek
medische ondersteuning, sociaal emotionele ondersteuning, gedragsondersteuning en ondersteuning in
de thuissituatie.
Hieronder vallen bijvoorbeeld:
• uitgebreide observaties, pedagogisch didactisch
onderzoeken (PDO) en gedragsonderzoeken;
• begeleiding van de leerling op school;
• begeleiding leerkracht, team en directie op school.
• ondersteuning in de thuissituatie (betaalt:
jeugdzorg);
• specifieke trainingen voor leerkracht of team;
• hulpmiddelen (voor auditief/visueel beperkte
kinderen betaalt: cluster 1 en 2);
• arrangementen voor leerlingen met forse
gedragsproblemen in combinatie met andere
ondersteuningsbehoeften;
• symbiose arrangementen
Ouders worden meegenomen in dit proces en hebben
inspraak. Ouders hebben recht op een deskundigenadvies voorafgaand aan realisatie extra ondersteuning of
een verwijzing naar S(B)O. Ouders hebben recht
op een second opinion en bezwaar en beroep
(zie ondersteuningstoewijzing; volgende paragraaf).
Extra ondersteuning wordt toegewezen
(zie ook paragraaf 4.7) door de ondersteunings­eenheid
op basis van een onderbouwde ondersteunings­
behoefte die is vastgelegd in het ontwikkelings­
perspectief (Plan); altijd met betrokkenheid van een
adviseur (orthopedagoog of psycholoog).
De volgende aspecten zijn bij de toewijzing van extra
ondersteuning van belang:
• De ondersteuningsinzet; welke inhoudelijke
ondersteuning wordt ingezet ten behoeve
van een specifieke leerling, op school en in de
thuissituatie?
• De ondersteuningstijd; gedurende hoeveel dagen,
weken, maanden wordt de ondersteuningsinzet
toegekend?
• De ondersteuningsintensiteit; met welke
frequentie vindt de ondersteuningsinzet plaats.
• De ondersteuningsmiddelen; welke materiële
zaken zijn voorwaardelijk om de extra
ondersteuning succesvol te laten verlopen?
• De beoogde opbrengst van de extra
ondersteuning; met welk resultaat stelt men zich,
na afloop van de extra ondersteuning, tevreden?
• De evaluatie en verantwoording van de extra
ondersteuningsinzet; aan de hand van welke
criteria wordt de extra ondersteuningsinzet
geëvalueerd verantwoording afgelegd?
Extra (onderwijs)ondersteuning wordt door de
ondersteuningseenheid georganiseerd in de vorm
van planmatige en doelgerichte arrangementen.
Arrangementen variëren in aard, intensiteit en inzet
van tijd, ondersteuningsmiddelen en financiële
middelen. Arrangementen komen tot stand door
georganiseerde samenwerking van alle partners,
zodat ook de zorgarrangementen in de thuissituatie
zijn afgestemd. Bij symbiose arrangementen wordt
altijd een ontwikkelingsperspectiefplan geschreven,
maar er is géén toelaatbaarheidsverklaring nodig als
een kind vanuit het basisonderwijs (tijdelijk) in deeltijd
op het S(B)O onderwijs volgt. Bij symbiose vanuit het
S(B)O blijft de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring
gelden; bijvoorbeeld bij gedeeltelijke terugplaatsing op
een basisschool.
Het beschikbare budget voor extra ondersteuning
is ten eerste afhankelijk van de middelen die iedere
ondersteuningseenheid toegewezen krijgt en per
ondersteuningseenheid van het gerealiseerde niveau
basisondersteuning en de financiële middelen die
benodigd zijn om de basisondersteuning vorm te
kunnen geven. Voor de extra ondersteuning wordt
een ondersteuningsteam per eenheid beschikbaar
gehouden.
Een aantal dienstverleningen zijn zo schaars,
specialistisch en/of weinig nodig dat het zinvol is deze
voor alle eenheden beschikbaar te houden en op het
samenwerkingsverband niveau te organiseren.
Het is verder raadzaam om een klein deel van het
geld op samenwerkingsverband te reserveren voor
bijzonderheden of collectieve ontwikkeling.
4.7 Toedeling van onderwijsondersteuning
Dit betreft de systematiek van toewijzing van ondersteuning en de daarbij horende verdeling, besteding
en verantwoording van ondersteuningsmiddelen voor
leerlingen in het basis- en speciaal onderwijs, met
inachtneming van de Wgbh/cz. De Meierij werkt met
3 type arrangementen:
• Specialistische begeleiding toegevoegd aan
de basisschoolcontext (bekostiging binnen de
ondersteuningseenheid)
• SBO (bekostiging binnen ondersteuningseenheid)
• SO (bekostiging op SWV niveau en op termijn
direct via de ondersteuningseenheid; categorie
geeft de mate van bekostiging aan)
• Categorie l: huidige zml, lzk, epilepsie,
cluster 4, residentieel
• Categorie ll: huidige lg
• Categorie lll: huidige mg
In de ondersteuningseenheid wordt extra
ondersteuning toegekend en gearrangeerd
door de ondersteuningsmanager samen met
een adviseur (orthopedagoog/psycholoog ) en
een trajectondersteuner. Zij betrekken derden,
die belanghebbende informatie kunnen geven
over de leerling, bij de planning en uitvoering.
De ondersteuningsmanager is uiteindelijk
verantwoordelijk. Is het ondersteuningsteam zelf
niet in staat om bepaalde extra ondersteuning te
25
4
Inrichting van
passend onderwijs
leveren dan doet de ondersteuningseenheid een
beroep op de capaciteit van één van de overige
ondersteuningseenheden van SWV PO de Meierij óf
op een expert uit het SO.
Bij het toekennen van extra ondersteuning op de
reguliere basisschool zijn de volgende uitgangspunten
binnen De Meierij van toepassing:
• Extra ondersteuning komt voort vanuit opbrengsten handelingsgericht werken en wordt op systematische en transparante wijze gearrangeerd rondom
het kind. Vervolgens uitgevoerd, geëvalueerd en
waar mogelijk afgesloten.
• Extra ondersteuning heeft een gradueel karakter:
van preventief tot curatief en van tijdelijk/
incidenteel tot langdurig/structureel.
• Extra ondersteuning is zo lang mogelijk thuisnabij
en op de eigen basisschool.
• Extra ondersteuning is er op gericht de
ontwikkeling van leerlingen/kinderen positief te
beïnvloeden door interventie.
Alleen het basisonderwijs kan een aanvraag doen voor
het eerste arrangement: extra ondersteuning in de
vorm van leerlinggebonden financiering.
Extra ondersteuning in het S(B)O arrangement is dus
niet (meer) aan de orde! Het SBO vormt een apart
arrangement zonder extra ondersteuning.
Het SWV PO de Meierij biedt als geheel een volledig
dekkend en passend aanbod voor al onze leerlingen;
mede door goede afspraken met onze partners uit
cluster 1 en 2 (zie paragraaf 5.2).
Hierdoor is er voor elk kind een plek in SWV De Meierij.
Grensverkeer zal vanuit ons samenwerkings­verband
dus slechts incidenteel aan de orde hoeven zijn.
Overgangsregeling 2014 -2015: kinderen met een rugzak (LGF)
Indicaties voor een rugzak kunnen volgens de huidige wetgeving en procedure nog tot 1 augustus 2014 worden
afgegeven, waarbij De Meierij zich realiseert dat voor indicaties afgegeven na oktober 2013 geen extra middelen
worden verkregen. Daarom starten we principieel al begin 2014 met arrangeren op de basisscholen. Bij een
arrangement wordt een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) geschreven en is géén indicatiestelling meer nodig!
Bij een verwijzing S(B)O blijft indicatie tot 1 augustus 2014 natuurlijk wel een vereiste.
Met alle ouders van kinderen met een rugzak
wordt vanaf begin 2014 een afspraak gemaakt,
waarin ouders over passend onderwijs en de
eventuele gevolgen voor hun kind worden
geïnformeerd. De ondersteuningsbehoefte van het
kind wordt doorsproken en omgeschreven in een
ontwikkelingsperspectief met handelingsdeel. In
principe zijn de huidige middelen (schooldeel rugzak
en ambulante SO uren) ook beschikbaar voor extra
ondersteuning in het schooljaar 2014-2015.
Dit geldt ook voor eventuele huidige SBO rugzakjes.
De huidige SBO-rugzakken vallen bij wijze van
overgang nog 1 jaar onder de overgangsregeling,
met dien verstande dat voor SBO-rugzakken die
voor of gedurende 2014-2015 expireren geen
26
voortzetting extra ondersteuning meer mogelijk
is. Het SBO dient deze leerlingen te begeleiden
met de aan hen toegekende SBO middelen.
Bij handelingsverlegenheid is terugplaatsing
op de basisschool met extra ondersteuning of
doorverwijzing naar het SO aan de orde.
Voor verwijzing naar het S(B)O is vanaf 2014 een
toelaatbaarheidsverklaring vereist. Kinderen die
met geldige indicatie staan ingeschreven in het (v)
so, kunnen daar nog maximaal 2 jaar blijven. Als zij
binnen die 2 jaar naar een andere (v)so-school willen,
bijvoorbeeld vanwege de overgang van so naar vso,
dan moet de school een toelaatbaarheidsverklaring
aanvragen bij het nieuwe samenwerkingsverband.
4.8 Procedures en criteria (terug)plaatsing SBO en (V)SO (route)
Per ondersteuningseenheid wordt een
toelaatbaarheidsverklaring voor het SO en SBO
afgegeven als vorm van een arrangement. Dit
betekent dat binnen de ondersteuningseenheid waar
de betreffende leerling onder valt een advies voor de
toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven. Bij het
SWV PO de Meierij wordt de bekostiging van het SBO
betaald door de ondersteuningseenheid die het kind
een TLV geeft. Het SO wordt bekostigd door het SWV
als geheel en valt buiten de ondersteuningseenheid.
De school vraagt de TLV aan, ouders worden actief
betrokken bij dit proces en altijd op de hoogte
gehouden van het verloop van de aanvraag.
Goede communicatie is een vereiste.
De ondersteuningsmanager organiseert in de ondersteuningseenheid de toelaatbaarheidsverklaring volgens de richtlijnen van het samenwerkingsverband29.
Het SWV moet zich wettelijk laten adviseren over de
toelaatbaarheid van leerlingen voor het SBO en SO
door een orthopedagoog/psycholoog (adviseur) en
een tweede deskundige (meestal een trajectondersteuner of expert). Een orthopedagoog/psycholoog
beschikt over een brede deskundigheid t.a.v. kinderen
met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen
die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden. Een kinder- of jeugdpsycholoog,
pedagoog, maatschappelijk werker, arts of kinder­
psychiater zijn voorbeelden van een tweede deskundige. Ook een beschikking voor gespecialiseerde
jeugdzorg wordt binnen een ondersteuningseenheid
afgegeven (in 2013-2014 wordt er proefgedraaid
met de versnelling jeugdzorg in de regio Noord Oost
Brabant). Het deskundigenadvies vindt altijd plaats
binnen de ondersteuningseenheid. Vervolgens wordt
het procedureel getoetst en officieel bekrachtigd door
de ondersteuningsmanager. De ondersteunings­
manager heeft doorzettingsmacht in verwijzing van
basisschool naar basisschool en naar de speciale
arrangementen, uiteraard in overleg met betrokken
schoolbesturen.
Als de ondersteuningsmanager, de orthopedagoog/
psycholoog en de deskundige(n) tot een positief
advies komen m.b.t. de toelaatbaarheid tot SBO en
SO ondertekent de ondersteuningsmanager formeel
de TLV. De directeur-bestuurder van het SWV wordt
geïnformeerd als er een TLV wordt afgegeven .
Er wordt een advies gegeven aan de school van
herkomst op welke school of scholen een leerling in
aanmerking komt met de betreffende TLV. Doordat er
dan een passende plaats binnen het SWV is gevonden,
voldoet het schoolbestuur aan de zorgplicht.
Indien er geen TVL wordt afgegeven geeft de
ondersteuningsmanager schriftelijk de reden voor
het negatieve advies door aan de school en de
directeur-bestuurder van het SWV. Daarnaast geeft
de ondersteuningsmanager advies voor een ander
passend arrangement.
De school informeert ouders. Indien school en/of
ouders het niet eens zijn met de beslissing van de
ondersteuningsmanager, kunnen zij dit kenbaar
maken bij de directeur-bestuurder van het SWV.
Deze vraagt dan een second opinion30 aan bij het team
van een andere ondersteuningseenheid van het SWV.
Een second opinion toetst zowel procedure als inhoud
en dient afgegeven te worden in een tijdsbestek van
6 weken. Indien ouders het ook niet met deze tweede
beslissing eens zin, kunnen zij zich wenden tot de
geschillencommissie.
Er is een stappenplan31 om de procedure TLV te
volgen op SWV niveau. Het stappenplan gaat niet
over de inhoud (dat is aan de ondersteuningseenheid),
maar zorgt er voor dat iedere ondersteuningseenheid
volgens dezelfde procedure werkt. Het werken in
stappen werkt verhelderend voor de communicatie en
het samenwerkingsverband kan hierop procedureel
toetsen.
De stappen zijn bedoeld als leidraad en volgen
elkaar logisch op. Tevens kunnen we op deze wijze
verantwoorden dat op transparante wijze een passend
arrangement aan een leerling wordt toegekend. Waar
nodig kan beargumenteerd een of meer stappen van
de procedure worden overgeslagen.
29
Bijlage 9.3: nummer 27 toelaatbaarheidsverklaring in ondersteuningseenheden
Bijlage 9.3: nummer 41, procedure inhoudelijke second opinion
31
Bijlage 9.3: nummer 29, stappenplan ondersteuning
30
27
4
Inrichting van
passend onderwijs
De stappen van de procedure worden doorlopen en
gecheckt. Er wordt getoetst op de volgende procedure
stappen:
Stap 1 Basisondersteuning bieden
Dit is de professionele ondersteuning die binnen de
basisschool geboden wordt conform de interne
ondersteuningsroute passend binnen het school­
onder­s teuningsprofiel en de vastgestelde normen van
het SWV PO de Meierij. De interne ondersteunings­
structuur wordt benut alvorens een aanvraag voor
extra ondersteuning wordt gedaan (bij stap 2 wordt
dit gecheckt). De school kan in deze fase wel al een
beroep doen op het SWV of andere externen voor
consultatie, handelingsgerichte diagnostiek en
begeleiding; dit alles echter wel vanuit verantwoorde­
lijk­­­heid van en bekostigd door de school zelf.
Bij de aanvraag voor extra ondersteuning is dus
duidelijk:
• dat de basisondersteuning van de basisschool
ontoereikend is
• wat het effect is van de inzet tot op dat moment
• wat het perspectief van de leerling is
• wat de leerling nodig heeft, en wat daarvoor nodig
is en waar dat geboden kan worden
Stap 2 Signaleren van extra ondersteunings- en handelingsvragen
Hier gaat het om die vragen die de basisonder­
steuning van de basisschool overstijgen. De school
heeft meer of andere zaken nodig dan binnen de
basisondersteuning geboden kan worden.
School checkt, in overleg met deskundigen uit het
ondersteuningsteam, of school alles gedaan heeft wat
binnen de basisondersteuning van de school verwacht
mag worden. Ieder ondersteuningsteam heeft hierbij
de beschikking over een orthopedagoog/psycholoog
(adviseur) voor onderzoek en advisering.
De uitkomst van de check bepaalt de volgende stap:
• Mogelijkheden van de basisondersteuning nog
niet geheel benut
De leerling wordt verder begeleid binnen de
basisondersteuning van de school, vanuit het
ondersteuningsteam kunnen adviezen gegeven
worden. -> terug naar stap 1.
28
• Optie overwegen van plaatsing op een andere
basisschool.
Er is meer nodig dan school binnen de
basisondersteuning kan bieden -> naar stap 3.
Stap 3. Vaststellen van extra ondersteunings­
behoeften en opstellen ontwikkelingsperspectief
School bepaalt samen met de ouders en eventueel de
leerling, orthopedagoog/psycholoog en eventuele
andere deskundig(en) uit het ondersteuningsteam de
noodzakelijke extra ondersteuning. Hierbij wordt
meteen een (aanzet voor) het ontwikkelingsperspectief gemaakt. De school maakt het OPP in samen­
werking met de ouders en de deskundigen van het
ondersteuningsteam. De ondersteuningsmanager
wordt vroegtijdig op de hoogte gesteld van de
mogelijke aanvraag voor extra ondersteuning.
Stap 4. Toewijzing van extra ondersteuning door ondersteuningseenheid
De inhoudelijke beoordeling van de aanvraag voor
extra ondersteuning ligt bij de orthopedagoog/
psycholoog en een trajectbegeleider. De ondersteuningsmanager is eindverantwoordelijke en bepaalt het
toe te kennen budget. De orthopedagoog/psycholoog
houdt de manager op de hoogte van het verloop van
de procedure. Een positief besluit wordt schriftelijk
meegedeeld aan school en ouders. Een afwijkend
besluit wordt door de ondersteuningsmanager
beargumenteerd naar school en ouders verzonden.
In eerste instantie wordt getracht een arrangement
extra ondersteuning binnen het basisonderwijs
vorm te geven, hieronder vallen ook de symbiose
arrangementen. Mocht dit niet tot voldoende resultaat
leiden of niet (meer) haalbaar/gewenst zijn dan wordt
een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor plaatsing in
het SBO of SO aangevraagd bij het SWV.-> Door naar
stap 5.
Veelal zal dit in een gezamenlijk proces van school,
de ouders en de ondersteuningseenheid zijn waarin
op een gegeven moment het aanvragen van een
TLV een logische stap is. Binnen 2 werkweken nadat
de volledige aanvraag binnen is wordt een besluit
genomen.
Stap 5. Toewijzing (TLV) van ondersteuning in een specialistische voorziening: SBO en SO
Het speciaal onderwijs blijft als aparte setting bestaan
voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte
waarbij verwijzing naar het speciaal onderwijs
noodzakelijk wordt geacht. Voor verwijzing (toeleiding)
naar een speciale basisschool of een speciale school
is een toelaatbaarheidsverklaring wettelijk verplicht.
Deze verklaring wordt aangevraagd door het
bevoegd gezag van de basisschool waar de leerling is
aangemeld of ingeschreven staat. Hiervoor is door
de Meierij een formulier ontwikkeld.
Het gaat hierbij om toekenning van de volgende
arrangementen:
• Arrangement SBO
• Arrangement SO, categorie 1, 2, of 3
Op termijn worden de categorieën losgelaten en
wordt er een arrangement SBO en SO gemaakt naar
ondersteuningsbehoefte van kind.
• Welk type arrangement de TLV is:
° SBO (bekostiging binnen ondersteuningseenheid)
° SO (bekostiging op SWV niveau, categorie geeft de mate van bekostiging aan)
• Categorie l (huidige zml, lzk, epilepsie,
cluster 4, residentieel)
• Categorie ll (huidige lg)
• Categorie lll (huidige mg)
Welk type leerling in welke bekostigingscategorie
past, mag het samenwerkingsverband zelf bepalen.
De bedragen voor leerlingen die verwezen worden
naar het SO liggen wel vast en zijn verdeeld in de drie
bovengenoemde categorieën.
Om te beoordelen of er een positief advies voor
toelaatbaarheid SBO of SO kan worden gegeven
vraagt de ondersteuningseenheid (manager en
orthopedagoog/psycholoog) advies aan (een of meer)
deskundigen met deskundigheid op het gebied van de
ondersteuningsvraag van de leerling.
Dit deskundigenadvies wordt per
ondersteuningseenheid ingericht. Een positief advies
wordt bekrachtigd in een toelaatbaarheidsverklaring
(TLV) ondertekend door de ondersteuningsmanager.
Een negatief advies wordt door de
ondersteuningsmanager beargumenteerd naar
school en ouders verzonden. Bij onenigheid kunnen
ouders bij de directeur-bestuurder een second opinion
aanvragen.
Als het een leerling met en visuele of auditieve
beperking betreft, zal de ondersteuningsmanager
contact opnemen met Koninklijke Visio of SimeaKentalis. Vervolgens wordt de aanmeldprocedure van
deze instellingen gevolgd: zie paragraaf 5.2. Kentalis
wil in het voortraject participeren zodat direct de
juiste stappen worden gezet.
In de toelaatbaarheidsverklaring staat in ieder geval:
• De termijn van de TLV. Duur van een TLV voor
SBO en SO is wettelijk minimaal 1 schooljaar,
wat in De Meierij wordt gespecificeerd als: 1 tot 2
schooljaren. We houden bij plaatsing dus altijd de
optie voor terugplaatsing open, zodat het eigenlijk
altijd over een tijdelijke TLV gaat.
• De omschrijving wat de ondersteuningsbehoefte is.
Tijdspad: binnen 3 werkweken nadat de volledige
aanvraag binnen is wordt een besluit genomen. School
en ouders ontvangen binnen een week na het besluit
schriftelijk bericht.
Stap 6. Bieden van extra ondersteuning
Uitvoering van het arrangement extra ondersteuning
door trajectondersteuners. Als een leerling een TLV
voor SBO of SO heeft gekregen wordt deze plaatsing
onmiddellijk of uiterlijk binnen 6 weken gerealiseerd.
Afwijkingen hierop dienen door de ondersteuningsmanager verantwoord te worden. Passend bij de
ondersteuningsbehoefte van de leerlingen hebben
SBO en SO scholen een flexibele instroom.
Stap 7. Volgen - monitoren - evalueren.
Iedere casus heeft een trajectondersteuner uit het
ondersteuningsteam die de aanspreekpersoon is voor
ouders, school en jeugdhulp. Deze persoon bewaakt
de voortgang, zorgt voor terugkoppeling, signaleert
stagnaties, spreekt zo nodig uitvoerenden aan op hun
werk, enz.
29
4
Inrichting van
passend onderwijs
Iedere ondersteuningsmanager houdt maandelijks
een bestand bij met gegevens over alle aanvragen,
met informatie over:
• Aantal en type aanvragen OPP
• Toekenning, duur en kosten OPP’s
• Aantal en type aanvragen TLV S(B)O
• Toekenning, categorie en kosten S(B)O
• Doorlooptijden (van aanvraag tot toekenning
arrangement, wettelijk <6 weken)
• Opbrengsten
Deze kentallen worden maandelijks
uitgewisseld binnen het managementteam van
ondersteuningsmanagers en de directeur-bestuurder.
Na de bepaalde periode (maar in elk geval 1 keer
per jaar) wordt het arrangement geëvalueerd en zo
nodig bijgesteld. Bij een aanvraag voor bijstelling of
verlenging van een arrangement wordt een evaluatie
van het voorgaande proces toegevoegd aan de
nieuwe aanvraag.
Stap 8: Terugplaatsing vanuit het S(B)O
De termijn van de TLV is wettelijk minimaal één
schooljaar. Bij plaatsing op het S(B)O wordt in het
OPP beschreven op welke manier de basisschool van
herkomst gewerkt wordt aan terugplaatsing indien
het een TLV voor bepaalde tijd is. Indien een TLV voor
een leerling een bepaalde tijd heeft en bij evaluatie(s)
blijkt dat terugplaatsing in het regulier onderwijs
een optie is, wordt hierover overleg gevoerd met de
ouders en de basisschool/bestuur van herkomst.
Eventueel wordt gezocht naar een basisschool die
meer passend is. Symbiose arrangementen kunnen
als tussenvorm worden ingezet.
Terugplaatsing wordt dan z.s.m. geëffectueerd.
De casusverantwoordelijke en de ondersteunings­
manager kunnen hier een bemiddelende rol in
hebben (doorzettingsmacht ligt uiteindelijk bij de
ondersteuningsmanager).
In samenvattend stroomschema:
Stap 1
Basisondersteuning
Stap 2
Analyse ondersteuningsbehoefte
Extra ondersteuning is nodig
Stap 3
Stap 4
Stap 5/6
30
Beschrijven van de ondersteuningsbehoefte
Toekennen extra ondersteuning door de OE
Extra ondersteuning
BaO
Extra ondersteuning
andere BaO
Extra ondersteuning
SBO
Stap 7
Volgen monitoren
Stap 8
Terugplaatsing
32
Bijlage 9.3: nummer 30, schema stappenplan
Extra ondersteuning
SO
32
Rechtstreekse instroom
Een TLV voor rechtstreekse instroom wordt
aangevraagd bij de directeur-bestuurder van het
samenwerkingsverband. De directeur-bestuurder
zal dit via een van de ondersteuningseenheden
effectueren. De verklaring wordt afgegeven door de
ondersteuningseenheid in het postcodegebied van de
leerling. Dit kan snel geregeld worden voor kinderen
waarbij duidelijk is dat SO de enige mogelijkheid is.
hebben tegen plaatsing binnen De Meierij. Alleen
als ouders zwaarwegende argumenten hebben voor
een beter passend plaatsing elders zal dit in overleg,
incidenteel en bij uitzondering mogelijk blijven.
Aanpalende samenwerkingsverbanden maken dan
daarover na 1 augustus 2014 in overleg met elkaar
nadere financieringsafspraken.
Voor kinderen die rechtstreeks instromen in het
S(B)O bijvoorbeeld via aanmelding SBO als 4 jarige
of aanmelding SO (cluster 3) vanuit een medisch
kinderdagverblijf (EMB: Ernstig Meervoudig Beperkt)
wordt direct een OPP geschreven. Als ouders een
kind rechtstreeks aanmelden bij het SO, heeft het SO
bestuur de zorgplicht en dus de verantwoordelijkheid
om een (vaak langdurige) TLV aan te vragen. Er is
een landelijke richtlijn opgesteld voor kinderen met
een ernstig meervoudige beperking (EMB). SO en
de ondersteuningseenheden hebben hierover goed
overleg in de voorschoolse periode.
Als een leerling door jeugdzorg wordt geplaatst
in een justitiële jeugdinrichting (JJI) of gesloten
jeugdzorg instelling (GJI) of jeugdpsychiatrie, betreft
dit een residentiële plaatsing in ons SO cluster 4.
Op deze plaatsingen en terugplaatsingen hebben
we als samenwerkingsverband geen directe invloed
en wordt in principe ook geen TLV afgegeven.
In WPO artikel 135, lid 5 wordt aangegeven dat
de bekostiging dan volgt – binnen de Meierij of
door het verwijzend samenwerkingsverband - op
het hoofdsoort onderwijs (cluster 4, oftewel SO
categorie 1). Voor deze horizontaal instroomde
leerlingen wordt direct een OPP geschreven.
Indien TLV aan de orde is, kan dit via de directeurbestuurder worden aangevraagd om te worden
geëffectueerd via de ondersteuningseenheid in het
postcodegebied van de leerling. Ook is de directeurbestuurder aanspreekbaar bij eventuele (terug)
plaatsingsproblemen tussen scholen en/of ouders.
Er kunnen gemakkelijk verschillende inzichten
ontstaan over de vraag wat een leerling nodig heeft
en hoe die ondersteuning het best geboden kan
worden. Verschillende belangen spelen een rol. Vaak
kan dat in goed overleg of met tussenkomst van een
schoolvertrouwenspersoon worden opgelost. Ook al
werken we als samenwerkingsverband zorgvuldig, dat
betekent niet dat beslissingen over de invulling van
extra ondersteuning of verwijzing naar S(B)O voor
een leerling altijd geaccepteerd zullen gaan worden.
Het gaat over emotionele kwesties. Soms blijven
beslissingen teleurstellend, onbegrepen, of is er
verschil van mening over de strekking van een besluit.
Dan geldt het volgende:
• Klachten of geschillen met ouders worden eerst
afgehandeld conform de klachtenregeling van
betreffende school en/of schoolbestuur.
• Klachten of geschillen met ouders worden
afgehandeld door de ondersteuningsmanager
via de optie ‘procedurele en inhoudelijke
second opinion’ als vorm van mediaton
bij een andere ondersteuningseenheid op
samenwerkingsverband niveau. Hierbij wordt
de klacht voorgelegd en beoordeeld door een
team voor ‘deskundigenadvies’ van een andere
ondersteuningseenheid. De Meierij heeft hiervoor
een procedure33 ontwikkeld.
• Mogelijk inzet (gratis) landelijke onderwijs­
consultenten (www.onderwijsconsultenten.nl)
• Indien dit niet tot overeenstemming leidt, worden
klachten of geschillen met ouders voorgelegd
aan de landelijke commissie Onderwijsgeschillen
waarbij het SWV is aangesloten. Deze commissie
adviseert over bezwaarschriften betreffende
beslissingen van de stichting over extra
Grensverkeer
Grensverkeer in het kader van artikel 23, is slechts
mogelijk indien ouders zwaarwegende bezwaren
33
Bijlage 9.3: nummer 41, procedure inhoudelijke second opinion
4.9 Klachten (geschillen en arbitrage)
31
4
Inrichting van
passend onderwijs
ondersteuning en/of de toelaatbaarheid van
leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school
voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband
of tot het speciaal onderwijs.
• Geschillen worden bindend beslecht door deze
landelijke commissie Onderwijsgeschillen.
• Geschillen worden eventueel definitief beslecht via
een gerechtelijke uitspraak.
De commissie toelaatbaarheidsverklaringen SBO
en SO resp. extra ondersteuning
In artikel 18a lid 12 van de Wet op het primair onderwijs
is bepaald dat het samenwerkingsverband een advies­
commissie moet instellen, die adviseert over bezwaarschriften die betrekking hebben op de beslissing over
de toelaatbaarheid. De advies­commissie is een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Inmiddels is landelijk de
mogelijkheid gecreëerd om als samenwerkingsverband
aan te sluiten bij de landelijke commissie Onderwijs­
geschillen. Het SWV PO de Meierij sluit zich hierbij aan.
Daarmede richten we géén eigen adviescommissie in34.
De commissie ([email protected])35 beslist
over casuïstiek betreffende: (de weigering van) toelating
van leer­lingen die extra ondersteuning behoeven;
de verwijdering van leerlingen; het ontwikkelings­
perspectief.
Arbitragecommissies
Voor geschillen binnen een samenwerkingsverband is
in april 2013 een arbitragecommissie van start gegaan.
De Arbitragecommissie beslecht geschillen tussen
schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden
passend onderwijs waarin zij deelnemen, die
betrekking hebben op de statuten, de onderlinge
verhoudingen, het beleid ten aanzien van de extra
ondersteuning en de (verdeling van de) bekostiging
daarvan. Geschillen tussen OPR en het bestuur
van het samenwerkingsverband kunnen worden
voorgelegd aan de Landelijke Commissie voor
Geschillen WMS, die bevoegd is voor geschillen tussen
bestuur en de ondersteuningsplanraad. Geschillen
34
35
32
tussen samenwerkingsverband en gemeenten
(OOGO) kunnen worden voorgelegd aan de Landelijke
Geschillencommissie OOGO, die bevoegd is voor
geschillen tussen Samenwerkingsverband en de
gemeente in het overleg over het ondersteuningsplan.
De arbitragecommissie, de geschillencommissie WMS
en de geschillencommissie OOGO zijn ondergebracht
bij de Stichting onderwijsgeschillen. In de statuten
van ons samenwerkingsverband is opgenomen
dat we voorkomende geschillen voorleggen aan de
hierboven genoemde commissies. Geschillen op
organisatieniveau tussen scholen, schoolbesturen,
OPR en bestuur van SWV PO de Meierij partij worden
als volgt behandeld:
• Bij geschillen binnen de bestuursorganisatie van
SWV De Meierij trachten partijen het geschil zelf op
te lossen. Eerst indien het nadrukkelijk onmogelijk
is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen,
hebben partijen het recht om het geschil voor te
leggen aan de landelijke arbitragecommissie waarbij de stichting is aangesloten.
• Bij geschillen inzake medezeggenschap (PMR of
OPR) binnen de bestuursorganisatie van SWV
De Meierij trachten partijen het geschil zelf op te
lossen. Eerst indien het nadrukkelijk onmogelijk is
een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen, hebben partijen het recht om het geschil voor te leggen
aan de landelijke commissie voor geschillen WMS.
• Geschillen tussen samenwerkingsverband en
gemeente(n) worden voorgelegd aan de landelijke
geschillencommissie OOGO.
Alle geldende geschillenprocedures tussen ouders,
OPR, schoolbesturen en samenwerkingsverband
zijn op een overzichtelijke en samenhangende wijze
door de PO-Raad, VO-Raad en OCW op een rij gezet.
Deze zijn te vinden in het routeboek Geschillen:
Samenwerken aan passend onderwijs, voorkom
geschillen rond passend onderwijs, op de website:
www.geschillenpassendonderwijs.nl.
Adres: Stichting Onderwijsgeschillen; Postbus 85191 ;
3508 AD UTRECHT.
Bijlage 9.3: nummer 34, memo bezwaar tlv en second opinion
Voor aansluiting bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so worden eenmalige administratie­
kosten t.b.v. € 150 in rekening gebracht. Voorts geldt een jaarlijkse bijdrage van € 100 waarmee de algemene kosten van de Commissie
(zoals website, nieuwsbrief, jaarverslag) worden gedekt. Indien een bezwaar voor behandeling aan de Commissie wordt voorgelegd,
worden hiervoor aan het desbetreffende samenwerkingsverband proceskosten in rekening gebracht, conform de tarieven die gelden
voor de andere commissies van Onderwijsgeschillen.
4.10 Privacy en administratie gezondheids­gegevens
Het SWV PO de Meierij zal desondanks altijd toestemming vragen van de ouders.
Elke school (regulier en speciaal onderwijs) binnen
ons samenwerkingsverband heeft een eigen
privacyreglement, conform wordt gehandeld. Voor wat
betreft de aanvragen (dossiers) extra ondersteuning
(OPP) en de procedure toelaatbaarheidsverklaring
(TLV) houdt het samenwerkingsverband zich aan het
in de wet gestelde. In artikel 18a, lid 13, van de Wet op
het primair onderwijs is hierover het volgende bepaald
(cursief):
Het samenwerkingsverband is bevoegd zonder
toestemming van degene die het betreft persoons­
gegevens betreffende iemands gezondheid als
bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming
persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot
leerlingen, voor zover dit noodzakelijk is voor de
uitoefening van de taken, bedoeld in het zesde lid,
onderdelen b tot en met d. Het samenwerkings­
verband verstrekt de gegevens, bedoeld in de eerste
volzin, niet aan derden, met uitzondering van het
bevoegd gezag van de school waar de desbetreffen­
de leerling is aangemeld of ingeschreven.
Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens
op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het
samenwerkingsverband en de deskundigen, bedoeld
in het elfde lid. Binnen SWV PO de Meierij betekent
dit concreet (digitale) opslag bij de administratie van
elke ondersteuningseenheid.
Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot
drie jaar (en niet langer) na afloop van:
a. de beoordeling van de toelaatbaarheid
van de leerling tot het onderwijs aan een
speciale school voor basisonderwijs in het
samenwerkingsverband of tot het speciaal
onderwijs,
b. de advisering over de ondersteuningsbehoefte
van de leerling aan het bevoegd gezag van
de school waar de leerling is aangemeld of
ingeschreven, of
c. de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of
ondersteuningsvoorzieningen aan de school,
voor zover het voor die toewijzing nodig was
gegevens van de leerling als bedoeld in de eerste
volzin te verwerken.
33
5
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
5.1 Doorgaande lijn (VSV PO VO) 36
Passend onderwijs betekent ook dat kinderen
in de peuterspeelzalen, kinderopvang, primair
onderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs een
ononderbroken ontwikkeling doormaken. Alle
kinderen worden gevolgd en er wordt systematisch
geregistreerd en vroegtijdige gesignaleerd.
Tevens realiseren we juiste aansluiting en overdracht.
Overdracht van kindgegevens kan alleen dan
succesvol zijn indien zij beantwoordt en invulling
geeft aan de volgende, 4 kritische factoren:
• Het tijdig verzamelen van kindgegevens en
interventie.
Vroegsignalering heeft betrekking op de periode
2-6 jaar, maar vroegtijdige signalering en
interventie geldt gedurende de hele schoolperiode
van het kind.
• Het samenstellen van een (digitaal) kinddossier.
• Het verzorgen van een adequate en eenduidige
wijze van overdracht van gegevens.
“Adequaat” betekent dat per kinddossier in ieder
geval een tijdspad wordt gevolgd en dat met
alle betrokken partijen wordt afgestemd en
samengewerkt om de overdracht optimaal te
laten verlopen.
• Het verrichten, gedurende een periode van
één jaar, van nazorgactiviteiten in afnemende
intensiteit.
De ontwikkeling van kinderen wordt gedurende de
gehele [voor]school[se] periode goed gevolgd.
Alle betrokken instanties hanteren daartoe
een systematisch en bij voorkeur digitaal
kindvolgsysteem. Professionals signaleren en
registreren daarmee vroegtijdig en cyclisch.
Natuurlijke jaarovergangen binnen de instellingen
verlopen afgestemd en soepel.
Vroegtijdige signalering en interventie achten
we binnen De Meierij van groot belang. Zo wordt
voorkomen dat leerlingen in een later stadium
van hun schoolloopbaan zijn aangewezen op
extra of speciale ondersteuning. Daarom streven
we actief naar het op peil brengen of houden
34
36
Bijlage 9.3: nummer 13: notitie aansluiting en overdracht
van het signalerend vermogen van leidsters in
de voorschoolse voorzieningen en leerkrachten
basisonderwijs Investeringen die worden gedaan voor
de opvoeding en opleiding van (jonge) kinderen zijn
effectiever dan investeringen die later in het leven
worden gedaan.
De meeste leerlingen maken de overstap van peuter­
speelzaal of kinderdagverblijf naar het basisonderwijs
zonder noemenswaardige problemen. Dat geldt ook
voor de meeste leerlingen die de overstap maken van
het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.
Kinddossiers van de voorschoolse voorziening,
het primair onderwijs en het voortgezet
(speciaal) onderwijs sluiten qua opzet
en inhoud op elkaar aan. Procedures en
uitwerkingen zoals een overdrachtsformulier
rond de externe overdracht worden op het
niveau van het samenwerkingsverband en/
of ondersteuningseenheid ontwikkeld en voor
alle partijen bindend vastgesteld. Bij standaard
(digitale) overdracht worden relevante,
algemene kindgegevens in alle openheid door
de ene aan de andere instelling ter hand gesteld,
opdat de ontvangende instantie adequaat
kan voorzien in aanbod op eventuele lichte
onderwijsondersteuningsvragen.
Een aantal kinderen heeft een ondersteunings­
behoefte die breder is dan basisondersteuning kan
bieden. Zij zijn aangewezen op een vorm van extra
ondersteuning of speciale setting. Gedurende hun
verblijf op de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf
of de basisschool is komen vast te staan dat hun
ontwikkeling niet zonder meer optimaal verloopt.
In samenwerking met derden hebben binnen de
ondersteuningseenheid specifieke interventies
plaatsgevonden, zijn arrangementen uitgevoerd
of zijn de kinderen (na het succesvol doorlopen
van de toelatingsprocedure) ingestroomd in
het speciaal (basis) onderwijs. De resultaten van
deze interventies zijn digitaal vastgelegd in een
ontwikkelingsperspectief. Deze kinderen worden
tussen instanties altijd warm overgedragen in
een gesprek, waarbij altijd de ouders en relevante
experts (onderwijsondersteuning of jeugdzorg) uit de
ondersteuningseenheid worden betrokken.
Bij de overdracht van leerlingen binnen de Meierij
wordt gewerkt met een gedragscode.
Dit betekent dat professionals van de verschillende
betrokken organisaties:
• het belang van de leerling altijd voorop stellen,
• elkaar vertrouwen en open en eerlijk informatie
uitwisselen,
• elkaar aanspreken op bijzonderheden of wanneer
iets minder goed gaat.
Gedurende 2014 worden alle ‘rugzakken’
omgeschreven in een ontwikkelingsperspectief.
Voor kinderen die medio 2014 uitstromen naar het
vervolgonderwijs wordt vroegtijdig (voorjaar 2014)
bezien of deze kinderen in het regulier VO of het VSO
het best op hun plek zijn. Aanmelding en overdracht
gebeurt in afstemming met het SWV VO.
Nazorg ligt in het verlengde van warme overdracht
en heeft tot doel kinderen te blijven volgen. Over
en weer worden kinderen minimaal 1 jaar gevolgd
en successen of belemmeringen worden open
besproken met het doel onderling steeds beter af te
stemmen.
Procedureel zal het bestuur SWV PO en het bestuur
SWV VO drie keer per jaar overleg en OOGO voeren
in een nieuw in te richten structurele werkgroep
POVO. Daarin hebben zitting de beide directeuren
(bestuurders) van de samenwerkingsverbanden,
aangevuld met 2 leden PO en 2 leden VO.
5.2 Samenwerking met cluster 1 en 2
Met ingang van 1 augustus 2014 zullen de financiële
middelen voor de extra ondersteuning cluster 1 en 2
niet meer rechtstreeks door de overheid worden
bekostigd. Deze middelen worden voortaan
toegekend via indicatiestelling door de
clusterorganisaties 1 en 2.
Ons samenwerkingsverband werkt daartoe samen
met de Koninklijke Visio (cluster 1) en Simea-Kentalis
(cluster 2). Deze organisaties hebben een contact­
persoon aan ons SWV toegewezen, waarmee
afspraken zijn gemaakt over de wijze van
ondersteuning resp. de inzet van de financiële
middelen.
De procedures voor kinderen met een auditieve
of visuele beperking zijn ongeveer gelijkvormig
opgesteld. Het grootste deel van de kinderen
met een auditieve of visuele beperking zijn
kort na de geboorte en in de eerste levensjaren
gediagnosticeerd bij de huisarts, consultatiebureau
of voorschoolse voorzieningen. Er is maar een zeer
beperkt aantal kinderen wat op later leeftijd een
auditieve of visuele beperking krijgt. Een indicatie
(TLV) voor cluster 1 wordt puur op medische gronden
afgegeven. Een indicatie voor cluster 2 wordt
afgegeven met als uitgangspunt de stoornis en
daarnaast de onderwijsbehoefte. Voor beide clusters
krijgen een kind en ouders krijgen direct vanaf de
diagnose ontwikkelingsbegeleiding.
Voor cluster 1 loopt dit door tot en met groep 2 van
de basisschool. Aan het einde van groep 2 wordt
een ontwikkelingsperspectiefplan opgesteld met
bijbehorend handelingsdeel en neemt een ambulant
begeleider (schoolcontactpersoon) de begeleiding
naadloos over. Cluster 2 heeft de mogelijkheid om
kinderen vanaf 3 jaar onderwijs te geven. Als kinderen
4 worden wordt bekeken welk arrangement een kind
krijgt (licht, medium, zwaar)
Als het een leerling betreft waarbij de auditieve of
visuele beperking in een later stadium optreedt
(eventueel na een calamiteit) of bij vermoedens
hiervan, kan het SWV PO MH direct contact opnemen
met de toegewezen contactpersonen of via :
> Koninklijke Visio
Expertisecentrum voor slechtziende en blinde kinderen
> Heindijk 4 3079 PM Rotterdam
> 088-5858585 / cliënt service bureau
> www.visio.org/onderwijs
35
5
>
>
>
>
>
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
Simea – Kentalis Groep
Expertisecentrum voor gehoor, sprak en taal
Theerestraat 42 / 5271 GD Sint-Michielsgestel
T 073 558 87 55/ aanmeldpunt regio Zuid-Midden/ [email protected]
www.kentalis.nl/
www.simea.nl/dossiers/passend-onderwijs/
Indien nodig wordt direct voorzien in een tijdelijke
crisistoelating, waarbij advies, consultatie en hulp
direct beschikbaar komt. Voorts loopt de aanvraag
voor trajectbegeleiding conform procedure
Koninklijke Visio of Simea-Kentalis. Deze procedures
hebben een gemeenschappelijke opbouw, maar
verschillen op een aantal essentiële punten37:
1. Start met onderzoeken naar de auditieve
of visuele beperking in combinatie met de
onderwijsbehoefte van de kinderen om te
komen tot een toelaatbaarheidsverklaring die
wordt afgegeven door de C.V.O. (Commissie van
Onderzoek Koninklijke Visio of Simea-Kentalis).
2. Voor deze kinderen wordt een
ontwikkelingsperspectief (OPP / 3 arrangementen)
geschreven door de basisschool en een
begeleidingsplan door de AOB-er, waarin de
onderwijsbehoefte van het kind en de wenselijke
ondersteuning (handelingsdeel arrangement)
worden uitgeschreven.
3. Het OPP wordt voorgelegd aan de CvO, die daarop
onafhankelijk besluit tot toelaatbaarheid in cluster
1 of 2 op basis van landelijke nog vast te stellen
criteria. Besluiten van de CvO worden aan de
ouders en de school gemotiveerd teruggekoppeld.
4. Uitvoering van het handelingsdeel; adviezen
m.b.t. de aanpak, extra ondersteuning en het
realiseren van hulpmiddelen. Na afloop van het
arrangement wordt (jaarlijks of tweejaarlijks)
geëvalueerd en bepaald of en in welke vorm
begeleiding doorgaat dan wel stopt.
5. Zodra dit niet meer passend/mogelijk is, wordt
een toelatingstraject naar plaatsing op een SO
setting Cluster 1 of 2 in gang gezet.
Ondersteuning aan docenten en leerlingen
kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige
begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale
consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door
de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er
financiële middelen beschikbaar t.b.v. de auditief of
visueel beperkte leerling.
De toekenning van deze middelen zal centraal via de
Clusters 1 en 2 gaan lopen; die de arrangementen
indelen in categorieën gebaseerd op zwaarte van de
problematiek. Deze bedragen gaat in principe niet
naar het SWV maar naar de school (facturatie daarvan
is gekoppeld aan het Brinnummer van de school).
In het overgangsjaar 2014-2015 zal het budget per
geïndiceerde leerling cluster 1 naar verwachting
echter wel 20% lager uitvallen.
5.3 Gemeenten en jeugdzorg 38
Het SWV PO de Meierij valt binnen de grenzen
van 8 gemeenten. Parallel aan de invoering van
passend onderwijs worden drie decentralisaties in de
jeugdzorg voorbereid waarbij de verantwoordelijkheid
komt te liggen bij de gemeenten. Dit zijn de
decentralisatie van de jeugdzorg, de decentralisatie
van de AWBZ en Arbeidsmarktbeleid. Passend
Onderwijs en de decentralisaties in de jeugdzorg
betreffen kwetsbare kinderen, jongeren en gezinnen,
die extra begeleiding nodig hebben thuis, op school
en bij werk.
37
36
38
Bijlage 9.3: nummer 39, beschrijving afspraken en separate procedures swv de meierij met clusters 1 en 2
Bijlage 9.3: nummer 31 onderwijs en gemeenten
Zaltbommel
Maasdriel
Maasdriel
’s-Hertogenbosch
ught
’s-Hertogenbosch
Sint-Michielsgestel
Schijndel
Boxtel
Vught
Sint-Michielsgestel
Haaren
Schijndel
Boxtel
Schoolbesturen en gemeenten zijn twee gelijkwaardige
bestuurlijke partijen en gezamenlijk verantwoordelijk
voor samenhang tussen onderwijsondersteuning op
school en opvoedings- en opgroeiondersteuning in
jeugdzorg-voorzieningen en thuis.
(1 kind 1 gezin 1 plan).
Onze gemeenten wijzen expliciet op de ontwikkeling
die zij inzetten om de eigen verantwoordelijkheid
van burgers te vergroten op vele maatschappelijke
terreinen. Het vergroten van de zelfzelfredzaamheid
en het versterken van de eigen kracht van burgers
(dus ook ouders) is daarmee een logische ontwikkeling.
Dit heeft mede als gevolg dat er door gemeenten
nadrukkelijk wordt geïnvesteerd in ‘de nulde lijn’
(sociaal netwerk, vrijwillige inzet) en eerstelijns zorg,
zodat hulp snel en dichtbij geboden kan worden en
instroom in de tweede lijn wordt beperkt.
Behalve de noodzaak vanwege geschetste
ontwikkelingen bestaat er ook de wens om te
zoeken naar verbeterde vormen van samenwerking.
Het gaat dan vooral om de signalering en aanpak
binnen de ondersteuningseenheden rondom jeugd
en gezin (basisteams jeugd en gezin) te verbinden
met de signalering en aanpak die plaatsvindt in de
onderwijsondersteuningsteams. Ook is de aansluiting
tussen de zorg voor 0- tot 4-jarigen en de zorg voor
schoolgaande kinderen (en het gezin waarin zij
opgroeien) een aandachtspunt (zie: ‘doorgaande lijn’).
De Wet passend onderwijs en de transitie Jeugdzorg
hebben op veel punten raakvlakken. Gemeenten
enZaltbommel
onderwijs moeten gezamenlijk optrekken om
de inhoudelijke verandering
te kunnen realiseren.
Maasdriel
Op grond van artikel 18a lid 9 van de Wet op
het primair onderwijs en 17a lid 9 van de Wet
op het voortgezet ’s-Hertogenbosch
onderwijs, wordt het door de
samenwerkingsverbanden op te stellen ondersteuningsplan niet
vastgesteld
voordat over een
Sint-Michielsgestel
Vught
concept van het plan op overeenstemming gericht
Haaren OOGO) heeft plaatsgevonden
overleg (hierna:
met
Schijndel
burgemeester en wethouders van de gemeente(n) in
de betreffende regio. Boxtel
Het betreft dan in ieder geval de volgende thema’s:
• Afstemming/aansluiting tussen
onderwijsondersteuning en jeugdhulp
• Leerplicht
• Leerlingenvervoer
• Onderwijshuisvesting
• Onderwijsachterstandenbeleid
Deze zelfde verplichting tot het voeren van OOGO
geldt voor het (jeugd)beleidsplan van de gemeenten
(voor zover het de afstemming met het onderwijs
betreft).
In een ‘ambtelijk overleg passend onderwijs en
jeugdzorg’ in de Meierij zijn de conceptondersteuningsplannen van de samenwerkings­
verbanden PO en VO besproken en is inhoudelijke
overeenstemming bereikt over de verbinding tussen
passend onderwijs en de gemeentelijke taken. In de
volgende paragrafen worden deze taken beschreven
op een aantal onderdelen: de gemeenschappelijke
ambitie, de beschikbaarheid, de werkwijze en de wijze
van registreren, evalueren en overleg in de komende
jaren.
Naast de bereikte overeenstemming, blijven er ook
zogenaamde ontwikkelpunten bestaan. We willen het
‘ambtelijk overleg passend onderwijs en jeugdzorg
De Meierij’ de komende jaren in stand houden om
deze punten, die gezamenlijk een ontwikkelagenda
vormen, verder uit te werken.
37
5
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
In dit overleg zullen structureel deelnemen:
de ambtenaren uit de 8 gemeenten en een
vertegenwoordiging uit de samenwerkingsverbanden
PO (2 zetels) en VO (2 zetels).
5.3.1. Jeugdhulp
Het samenwerkingsverband primair onderwijs de
Meierij is verantwoordelijk voor de interne (onderwijs)
ondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor
de externe ondersteuning, de zorg voor kinderen
en jongeren, inclusief het inzetten van jeugdhulp op
maat, indien noodzakelijk (alles om het onderwijs).
Een samenhangend en afgestemd stelsel van
interne en externe ondersteuning moet het doel
zijn van de samenwerking. Immers kinderen en
jongeren moeten in een zo vroeg mogelijk stadium
en in de eigen omgeving geholpen worden om zich
optimaal te kunnen ontwikkelen en om escalatie
van problemen te voorkomen. Uitgangspunten voor
de samenwerking tussen gemeenten en onderwijs
in het kader van de Transitie Jeugdzorg en Passend
onderwijs zijn:
het onderwijs is mede verantwoordelijk voor de
opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren
en geeft daar, naast de onderwijsgevende taak, samen
met gemeenten onder meer invulling aan door het
inrichten en in stand houden van professionele
zorgteams op de scholen;
het onderwijs en gemeenten zijn er gezamenlijk
voor verantwoordelijk dat in de Basisteams Jeugd
en Gezin39 integrale plannen van aanpak worden
gemaakt en dat vanuit de BJG’s zo snel mogelijk actie
wordt ondernomen richting gezinnen.
Ambitie:
Gemeenten en onderwijs zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor optimale ontwikkeling van
kinderen en jongeren. Daarbij wordt uitgegaan van
een integrale aanpak gericht op één kind/gezin –
één plan.
39
38
Werkwijze:
Alle scholen in de Meierij (PO en VO) kunnen via
de Basisteams Jeugd en Gezin (BJG) een beroep
doen op preventie, ondersteuning en jeugdzorg.
De verantwoordelijkheid van het BJG richt zich op
problemen die samenhangen met de (psychische)
gezondheid, het thuismilieu en/of buurt en vrije
tijd. De verantwoordelijkheid van de school richt
zich op problemen die samenhangen met het leren
en de omgang met elkaar binnen de school. De
samenwerking tussen school en het BJG kenmerkt
zich door een integrale analyse en aanpak richting
de jongere en het gezin; per casus wordt een
casusverantwoordelijke aangewezen. Alle partijen
gaan uit van de eigen kracht en het netwerk van het
gezin en de betreffende jongere en benutten deze.
Iedere school heeft binnen een BJG vaste
contactpersonen die rechtstreeks benaderd kunnen
worden door de IB-er/zorgcoördinator van de school.
Onderwijsprofessionals en professionals uit het BJG
gaan – indien van toepassing – samen arrangeren:
voor ieder kind een passend arrangement dat uit
een combinatie van onderwijsondersteuning en/of
zorg kan bestaan. De BJG-professionals vormen de
toegang tot vormen van jeugdhulp, waarvoor een
toegangsbesluit nodig is.
Naast het gespecialiseerd jeugdhulpaanbod waarvoor
een toegangsbesluit nodig is, richten gemeenten rond
een BJG een flexibele schil in van laagdrempelige en
vrij toegankelijke mogelijkheden voor ondersteuning
en bij vragen en problemen rond opvoeden en
opgroeien. Dit aanbod is tot een bepaalde grens vrij
toegankelijk en afgestemd op de behoefte waaronder
sociale competentietrainingen in groepsverband en
trainingen opvoedingsvaardigheden voor ouders.
Het BJG biedt daarnaast scholen ondersteuning aan
in het organiseren van preventie. Dit valt onder de
verantwoordelijkheid van het onderwijs.
De uitvoering kan lokaal en per school verschillen.
Diversiteit en professionele ruimte wordt
De term Basisteam Jeugd en Gezin (BJG) is een voorlopige werktitel uit het Functioneel Ontwerp Transitie Jeugdzorg Brabant Noord
Oost (versie 19-09-2013). Gemeenten kunnen er voor kiezen voor deze Basisteams een andere benaming te geven. Datzelfde geld
voor termen binnen het onderwijs, zoals zorgcoördinator, zorgteam of ZAT. Voor Zaltbommel en Maasdriel geldt daarnaast dat zij
deel uitmaken van de passend onderwijs-regio De Meierij, maar voor de transitie jeugdzorg deel uitmaken van de regio Rivierenland.
Daarmee is het voor deze twee gemeenten op dit moment niet duidelijk in hoeverre en op welke onderdelen de inrichting van de
jeugdhulp vanaf 1 januari 2015 verschillen zal vertonen met de inrichting van de jeugdhulp in Brabant Noord Oost.
nagestreefd. Binnen de regio wordt expertise
uitgewisseld (tussen scholen en tussen basisteams
jeugd) opdat men van elkaar kan leren.
Uitwisseling van persoonsgebonden informatie
tussen onderwijs en professionals uit de BJG’s
voldoet altijd aan het wettelijk kader ten aanzien van
gegevensuitwisseling.
Registratie:
Een registratie op het niveau van het
samenwerkingsverband over de ondersteuning
door de BJG’s in de scholen, gekoppeld aan de
woonplaats van leerlingen. Zo kan het gesprek
gevoerd worden over de kwantiteit van de te
leveren ondersteuning. Hierop wordt door de beide
samenwerkingsverbanden eenzelfde vorm van
registratie ingericht.
Een jaarlijks overzicht van de resultaten van de
jeugdzorgondersteuning ten behoeve van de scholen,
uitgesplitst naar de samenwerkingsverbanden (PO
en VO). Zo kan het gesprek gevoerd worden over
effectiviteit en beschikbaarheid. Hierover worden
door gemeenten onderling afspraken gemaakt zodat
gegevens regio-breed te vergelijken zijn.
Nadere afspraken moeten gemaakt worden over
uitvoering van een jaarlijks tevredenheids-onderzoek
door gemeenten onder ouders, volgens een samen
op te stellen format. In dit onderzoek worden vragen
gesteld over de kwaliteit van de ondersteuning door
de BJG’s. Datzelfde geldt ten aanzien van een jaarlijks
tevredenheidonderzoek door gemeenten onder
scholen (eveneens volgens een samen op te stellen
format) over de kwaliteit van de geleverde diensten
en het preventief aanbod.
Overleg en afstemming:
Iedere gemeente voert minimaal een keer per
jaar overleg met een vertegenwoordiging van de
aanwezige scholen over de kwantiteit en de kwaliteit
van de ondersteuning door de BJG’s en de wijze
waarop deze ondersteuning wordt ingericht. Ook de
kwantiteit en kwaliteit van de onderwijsondersteuning
zijn onderwerp van gesprek in dit overleg. Ten
grondslag aan dit overleg liggen de registraties van de
uitgevoerde diensten in het voorafgaande jaar met de
resultaten, de evaluaties en tevredenheidsonderzoek
bij ouders/leerlingen en scholen. Daarnaast worden
de resultaten van de evaluatie van de samenwerking
tussen scholen en BJG besproken. Het preventief
aanbod maakt tevens onderdeel uit van dit overleg.
Op basis van dit overleg kunnen afspraken jaarlijks
worden bijgesteld. Deze afspraken worden schriftelijk
vastgelegd.
Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg
en afstemming plaats in het ambtelijk overleg
van gemeenten en de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs. Binnen dit overleg
worden de resultaten van registraties, evaluaties en
tevredenheidonderzoeken regio-breed besproken.
Dit kan leiden tot bijstelling van gemaakte afspraken
op het niveau van de samenwerkingsverbanden.
Er is een groep kinderen/jongeren waarbij de
problematiek dermate complex is dat er geïntegreerde
onderwijs-zorg-arrangementen noodzakelijk zijn, die
tijdelijke of continue inzet van zowel onderwijs als
jeugdzorg vereisen. Deze arrangementen zijn om die
reden een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
onderwijs en gemeenten. Vanuit de BJG’s kunnen
deze geïntegreerde arrangementen op een vast
aantal uren (gespecialiseerde) jeugdhulp- en
opvoedingsondersteuning rekenen voor gedrags­
trainingen van de kinderen en jongeren en
opvoedingsondersteuning van ouders/verzorgers.
Deze (gespecialiseerde) jeugdzorgondersteuning
wordt samen met (gespecialiseerde) onderwijsonder­
steuning ingezet op basis van een integraal plan van
aanpak. Over de omvang van de jeugdzorgonder­
steuning worden jaarlijks afspraken gemaakt tussen
het samenwerkingsverband en de gemeenten op
basis van tussenrapportages en evaluaties.
Voor een aantal gemeenten binnen de Meierij geldt
dat zij vanwege de omvang van bepaalde specifieke
doelgroepen, genoodzaakt zijn om een integrale
aanpak te ontwikkelen of te hanteren, denk aan jonge
vluchtelingen en Roma. Voor deze doelgroepen
zijn binnen de betreffende gemeenten vaste
contactpersonen met wie het samenwerkingsverband
minimaal een keer per jaar overlegt.
39
5
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
Ontwikkelpunten:
• invulling van tevredenheidsonderzoek (wie is
opdrachtgever, wie is uitvoerder, welke frequentie,
volgens welk format);
• afspraken over registratie;
• aansluiting jeugdhulp op speciaal onderwijs
(SO en VSO).
5.3.2. Leerplicht
Elke gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor zijn
of haar leerlingen en de inzet van leerplicht binnen
de lokale zorgstructuur. Binnen de Meierij zijn er
gemeenten die de keuze hebben gemaakt om samen
te werken binnen een regionaal bureau leerplicht.
Gemeenten bekijken op welke schaal en op wat voor
een wijze in de toekomst samenwerking met betrekking tot leerplicht zal worden opgepakt. Specifiek in de
omgang met en aanpak van specifieke doelgroepen
(ROMA kinderen, zwerfjongeren, overbelaste
leerlingen, bovenschoolse voorzieningen).
Ambitie:
Leerplicht en onderwijs werken nauw samen
vanuit dezelfde doelstelling: een passende
school voor iedere leerling met als doel optimale
ontwikkelingskansen voor ieder kind. Wij accepteren
geen verzuim, schooluitval en thuiszitters. Het
uiteindelijke doel is kinderen en jongeren goed
toerusten voor een duurzame participatie in de
samenleving (vervolgopleiding, dagbesteding of
arbeidsmarkt).
Beschikbaar:
Leerplicht en onderwijs werken nauw samen, ieder
vanuit een eigen taak en verantwoordelijkheid.
Leerplicht vanuit de taak tot handhaving van de
leerplichtwet en onderwijs vanuit de taak passend
onderwijs te bieden.
In de Leerplichtwet worden de volgende primaire
taken genoemd:
• controle van het absoluut verzuim (art. 18-19)
• afhandeling van gemeld relatief verzuim (art. 21)
• verlenen van verlof (art. 14. derde lid)
• afhandelen van beroep op vrijstelling leerplicht
(art. 5 t/m 14)
40
• goedkeuring van vervangende leerplicht
(art. 3a, 3b en 15)
• opmaken van proces-verbaal (art. 26, 27, 28)
• melden bij de raad voor de kinderbescherming (art.
22)
• melden bij de arbeidsinspectie/Ministerie van
SZ&W (art. 23)
• opstellen van het jaarverslag (art. 25)
• opstellen en actualiseren van de
leerplichtinstructie (art. 16, vierde lid)
Daarnaast zijn er secundaire taken. De inzet en
beschikbaarheid van leerplicht voor uitvoering
van deze taken verschilt per gemeente. Denk
aan verzuimspreekuren, deelname ZAT’s en
netwerkoverleg.
Werkwijze:
Ieder samenwerkingsverband, evenals iedere (PO en
VO) heeft een vaste contactpersoon voor leerplicht
in elk van de 8 gemeenten. Bij voorkeur werken de
leerplichtambtenaren zoveel mogelijk op scholen en
hebben zij goed zicht op de kwaliteit van de verzuimregistratie van de school. Bij signalen van een zwakke
verzuimregistratie bespreekt de leerplichtambtenaar
dit met de directeur van de school.
Een school of het samenwerkingsverband kan een
beroep doen op leerplichtambtenaren wanneer ouders
een gegeven schooladvies negeren en hun zoon/dochter niet tijdig aanmelden voor een nieuwe school die
hen is geadviseerd. Overigens zijn de mogelijkheden
van leerplicht gering als er geen sprake is van absoluut
verzuim: de afleverende school mag de leerling niet
uitschrijven, totdat er een nieuwe school is gevonden.
Zolang de leerling bij een school staat ingeschreven,
is er formeel geen sprake van absoluut verzuim.
De afspraak is dat thuiszitters, naast de acties die
al zijn uitgezet door de school, door school worden
gemeld bij het samenwerkingsverband. Vanuit een
gezamenlijke aanpak wordt voor thuiszitters naar
een oplossing gezocht. Voor het verlenen van een
vrijstelling wordt door leerplicht onafhankelijk
deskundigenadvies ingeroepen en daarnaast het
samenwerkingsverband geconsulteerd. Aansluitend
worden afspraken gemaakt over het monitoren i.v.m.
een mogelijk herstel van de betreffende leerling.
Registratie:
Er wordt een centrale registratie ingericht
voor thuiszitters op het niveau van het
samenwerkingsverband (PO en VO), waarin de
voortgang wordt opgenomen en de resultaten
zichtbaar zijn. Deze registratie vormt de basis
voor het jaarverslag over thuiszitters van zowel
Leerplicht als het samenwerkingsverband. Overigens
kan leerplicht alleen informatie over thuiszitters
verwerken, die wordt verkregen van scholen die
melding doen aan leerplicht.
passend onderwijs op 1 augustus 2014. De regeling
moet erin voorzien dat het vervoer plaatsvindt op
een wijze die voor de leerling passend is. Dat betekent
voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs
dat zij alleen nog in aanmerking komen voor
leerlingenvervoer als zij vanwege hun handicap niet
zelfstandig naar school kunnen. De gemeente bekijkt
per leerling of leerlingenvervoer noodzakelijk is. Voor
overige leerlingen in het speciaal onderwijs verandert
de aanspraak op leerlingenvervoer niet.
Ambitie:
Evaluatie en verantwoording:
Jaarlijks gaat de leerplichtambtenaar van de school
met de school in gesprek over de verzuimregistratie
en de samenwerking met leerplicht binnen de school.
De leerplichtambtenaar neemt het initiatief tot dit
gesprek. Jaarlijks wordt ook de samenwerking op het
niveau van het samenwerkingsverband geëvalueerd
binnen het bestaande netwerk. Bij dit overleg zijn ook
beleidsambtenaren leerplicht betrokken.
Overleg en afstemming:
Binnen de regio de Meierij wordt een netwerk
Leerplicht ingericht dat minimaal 1 x per jaar bij elkaar
komt met vaste contactpersonen op het niveau van
de samenwerkingsverbanden. Er vindt uitwisseling
plaats over de wijze waarop wordt omgegaan met
verzuim, met vrijstellingen en met alle thema’s
samenhangend met de leerplicht en het voorkomen
van voortijdig schooluitval.
Ontwikkelpunten:
• afspraken maken over melden van verzuim
(binnen ambtelijk overleg gemeenten en
samenwerkingsverbanden De Meierij);
• afstemming proberen te krijgen over
verzuimprotocollen;
• onderzoek doen naar de effecten van de inzet
leerplicht op verzuim.
5.3.3. Leerlingenvervoer
Landelijke ontwikkelingen:
De modelverordening wordt begin 2014 gewijzigd, in
verband met het van kracht worden van de wetgeving
Ieder kind en iedere jongere een passende plek in
het onderwijs, vanuit de visie dat thuisnabijheid
en de aanwezigheid van de benodigde expertise
belangrijke uitgangspunten zijn, dat wil zeggen dat
er naar gestreefd wordt de expertise naar het kind
te brengen in plaats van het kind naar de expertise.
Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van
het kind/de jongere als van ouders/verzorgers.
Met passend onderwijs streven we ernaar de
mogelijkheden van het kind/de jongere te benutten.
Gemeenten in de Meierij willen daarom ook met het
leerlingenvervoer een omzwaai maken naar het
kijken wat kinderen wel zelf kunnen in plaats van
wat ze niet kunnen.
Beschikbaar:
Gemeenten volgen in principe de (nieuwe)
verordening leerlingenvervoer (naar model van
VNG), maar in individuele bijzondere gevallen leveren
zij maatwerk. Deze keuzes kunnen per gemeente
verschillen.
Werkwijze:
De werkwijze kan verschillen per gemeente.
De gemeenten stellen burgers in staat deel te nemen
aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig
functioneren, waaronder school en daarbij behorende
stages voor kinderen/jongeren die al recht hebben
op leerlingenvervoer. De mate van zelf organiserend
vermogen van kinderen/jongeren is daarbij het
uitgangspunt; zelfredzaamheid wordt gestimuleerd.
Het onderwijs- en ondersteuningsaanbod zoals
beschreven in de Ondersteuningsplannen is daarbij
leidend.
41
5
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
Daar waar leerlingen niet zelfstandig naar school
kunnen komen, voorziet de gemeente op basis
van toetsing aan de criteria uit de verordening in
leerlingenvervoer.
Ouders/verzorgers vragen leerlingenvervoer aan.
De gemeenten wijzen het toe; zij streven binnen
de regio naar vergelijkbare criteria. De gemeenten
voeren het leerlingenvervoer uit; de uitvoering kan per
gemeente verschillen. Bij bespreking van een passend
onderwijsarrangement worden ouders/verzorgers
altijd geattendeerd op de beslissingsbevoegdheid van
gemeenten over leerlingenvervoer. Een passende
plek is leidend boven het aantal te rijden kilometers
(bedoeld als verkeerde uitwerking van het concept
thuisnabij). Bij het passend arrangeren voor kinderen/
jongeren moet het praten over leerlingenvervoer een
vast onderdeel worden. In gesprek gaan met elkaar
over een passende oplossing voor het kind/de jongere.
Registratie:
Gemeenten hebben als opdrachtgever voor het
leerlingenvervoer inzicht in het aantal aanvragen en
de besluiten op deze aanvragen, evenals het daarvoor
ingezette budget.
42
Evaluatie en verantwoording:
Op lokaal niveau overleggen partijen (gemeente,
scholen, ouders, vervoerder) met elkaar met als doel
in te spelen op actuele ontwikkelingen. Met pilots
wordt bezien hoe het vervoer efficiënt, effectief en
met maatwerk geregeld kan worden.
Overleg en afstemming:
Gemeenten voeren op lokaal niveau overleg met
de vervoerder (die op basis van aanbesteding is
geselecteerd). Een aantal gemeenten heeft de
aanbesteding gemeenschappelijk uitgevoerd.
Op het niveau van de Meierij wordt onderzocht of
een regionale overlegvorm over leerlingenvervoer
meerwaarde heeft.
Op basis van de gegevens die gemeenten registreren
over leerlingenvervoer, gaan gemeenten en
samenwerkingsverbanden (binnen het ambtelijk
overleg passend onderwijs) minimaal eenmaal per
jaar met elkaar in gesprek over het behalen van de
geformuleerde ambitie. Jaarlijkse thema’s zijn verder:
het onderwijsaanbod in de regio, het stimuleren van
zelfredzaamheid (van kinderen/jongeren en ouders/
verzorgers) en het vinden van oplossingen voor
bijzondere gevallen. De samenwerkingsverbanden
denken mee over eventueel noodzakelijke
alternatieven. Dit kan leiden tot bijstelling van
bestaande afspraken. De afspraken worden
schriftelijk vastgelegd.
Ontwikkelpunten:
• Onderzoeken of structureel overleg op het
terrein van leerlingenvervoer op regionaal niveau
(gemeenten en samenwerkingsverbanden
De Meierij) meerwaarde heeft naast de
lokale overlegvormen. Binnen een dergelijk
regionaal overleg zijn onderwerpen van
gesprek onder andere het optimaliseren van
leerlingenvervoer en het beschikbaar stellen
van specifiek (maatwerk)budget. Daar waar
binnen een samenwerkingsverband geen
passend onderwijsaanbod binnen de regio kan
worden gerealiseerd en leerlingenvervoer zou
moeten worden ingezet, streven gemeenten
en samenwerkingsverband naar gezamenlijk
maatwerk dichtbij huis. In die gevallen waar
specifiek maatwerk nodig is, zien gemeenten
en samenwerkingsverbanden het als
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om
dergelijk maatwerk te realiseren.
• Met pilots wordt bezien hoe het vervoer efficiënt,
effectief en met maatwerk geregeld kan worden.
Uitkomsten van dergelijke pilots worden regionaal
besproken om ter inspiratie te dienen in andere
gemeenten. In ’s-Hertogenbosch wordt in 2014
gestart met pilots voor groep 8 in het speciaal
onderwijs om de zelfredzaamheid te bevorderen:
fiets en OV-training ter voorbereiding op
voortgezet speciaal onderwijs. Daarnaast worden
experimenten gestart om groepsvervoer (vervoer
sociale werkvoorziening, leerlingenvervoer en
vervoer naar AWBZ dagbesteding) volgtijdelijk
achter elkaar te laten plaatsen. Onderzoek
heeft uitgewezen dat niet de regionale schaal
hiervoor het meest efficiënt is. Het gebied
’s-Hertogenbosch leent zich het beste om dit
zelfstandig te doen.
5.3.4. Onderwijshuisvesting
Er is in de gehele regio sprake van krimp. In kleine
kernen brengt krimp van leerlingenaantal als extra
knelpunt met zich mee dat scholen voor regulier
primair onderwijs tegen de grens van kritische
leerlingenaantallen aan lopen. In passend onderwijs
wordt gezocht naar een passend arrangement voor
alle leerlingen, zo thuisnabij mogelijk. Gemeenten
en onderwijs gaan samen op zoek naar goede
oplossingen voor dergelijke knelpunten. Daarnaast
is de verwachting dat er (gedeeltelijke) leegstand in
het (V)SO ontstaat als gevolg van passend onderwijs.
Als er met ‘symbiose arrangementen’ wordt gewerkt,
waarbij leerlingen en deel van het onderwijsaanbod
volgen binnen het (V)SO en een deel in het regulier
onderwijs, kan de leegstand eventueel gevuld worden
met tijdelijke arrangementen. Gestreefd wordt naar
een regionaal dekkend onderwijsaanbod (regio De
Meierij), waarbij voor SO en VSO gestreefd wordt naar
bovenregionale samenwerking met betrekking tot
onderwijshuisvesting.
Ambitie:
Vanuit de wens te komen tot een regionaal dekkend
aanbod van onderwijsvoorzieningen komen tot een
regionale visie op passend onderwijs in relatie tot
onderwijshuisvesting.
Passende gebouwen voor passend onderwijs
(adequate huisvesting passend bij het
onderwijsconcept van afzonderlijke scholen) en
streven naar beperkte leegstand (bundeling en
spreiding van specifieke deskundigheid is daarbij een
aandachtspunt).
Beschikbaar:
Alle gemeenten werken met een integraal
huisvestingsplan. De looptijd daarvan en de
beschikbare middelen kennen lokale verschillen.
Werkwijze:
De besturen van de samenwerkingsverbanden
PO en VO en de 8 gemeenten, met ieders
wettelijke verantwoordelijkheid, zetten zich er
voor in om te komen tot een gezamenlijke visie op
onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs.
43
5
Doorgaande lijn en samenwerking
met cluster 1 & 2 en gemeenten
Plannen voor nieuwe scholen of nieuwe gebouwen
worden in de toekomst aan deze gezamenlijke visie
getoetst. Op basis van deze visie kunnen stappen
worden gezet richting optimaal gebruik en beheer
van beschikbare gebouwen en dus beperking van
leegstand.
Jaarlijks de samenwerking op het niveau van
individuele gemeenten en de scholen.
schoolgewicht) vloeit voort uit de Wet OKE, die per
1 augustus 2010 van kracht is. Grote gemeenten
ontvangen naar verhouding een groot budget
en kunnen daarmee verschillende stimulerende
initiatieven voor jonge kinderen met een (risico
op een) taalachterstand tot stand brengen in
voorschoolse voorzieningen en primair onderwijs.
Dergelijke initiatieven, zoals voor-en vroegschoolse
educatie, schakelklassen voor leerlingen met een
taalachterstand en opvang voor nieuwkomers (voor
leerlingen die uit het buitenland komen), kunnen
gezien worden als passende arrangementen voor de
leerlingen die profiteren van deze extra stimulering
in de (taal)ontwikkeling. Kleinere gemeenten kunnen
initiatieven als een schakelklas of een aparte (taal)
klas voor nieuwkomers in het primair onderwijs niet
financieren.
Overleg en afstemming:
Regionale ontwikkelingen:
Op lokaal niveau vindt wettelijk verplicht periodiek
overleg plaats tussen gemeente en PO en tussen
gemeente en VO.
Op het niveau van de Meierij vindt overleg en
afstemming plaats in het ambtelijk overleg met de
samenwerkingsverbanden primair en voortgezet
onderwijs. Binnen dit ambtelijk overleg staat
onderwijshuisvesting met regelmaat op de agenda.
Door de expertise die met deze initiatieven is
opgedaan door grotere gemeenten, breder in
de regio in te zetten, kunnen ook leerlingen in
andere gemeenten profijt hebben van dergelijke
arrangementen. Tegelijkertijd kan daarmee de lokale
deskundigheid van (taal)leerkrachten versterkt
worden. Gemeenten en onderwijs gaan gezamenlijk
kijken op welke schaal expertise regionaal kan
worden ingezet.
Gemeenten en samenwerkingsverbanden binnen
de Meierij streven gezamenlijk naar een optimale
ontwikkeling voor kinderen en jongeren zowel in
cognitief, sociaal-emotioneel als in fysiek opzicht. Ze
hebben een fijne jeugd en gebruiken hun talenten.
Dit leidt tot maatschappelijke, economische en
sociale zelfstandigheid. Talentontwikkeling en
arbeidsparticipatie en zijn belangrijk voor het op
peil houden van onze welvaart en welzijn. Passend
Onderwijs is daarvoor belangrijk.
Registratie:
Het resultaat van een onderzoek naar
de tevredenheid over de samenwerking
tussen individuele gemeenten en scholen,
volgens een samen op te stellen format door
samenwerkingsverbanden en gemeenten.
Evaluatie en verantwoording:
Ontwikkelpunten:
• Er wordt in samenwerking met omliggende
samenwerkingsverbanden PO en VO een
gezamenlijke visie op onderwijshuisvesting
in relatie tot passend onderwijs ontwikkeld en
afstemming gezocht om te komen tot een (zo veel
mogelijk) dekkend onderwijsaanbod.
5.3.5. Onderwijsachterstandenbeleid
Landelijke ontwikkelingen:
Sommige gemeenten ontvangen vanaf 2011
geoormerkte middelen van het rijk voor de bestrijding
van onderwijsachterstanden. Het betreft hier
grotendeels geld voor de voorschoolse educatie.
De verdeling van deze middelen (op basis van
44
Ambitie:
100% bereik van kinderen en jongeren die het risico
lopen op een taal- en/of ontwikkelings-achterstand.
Realiseren van partnerschap tussen ouders en (voor)
school met een gunstige ontwikkeling op het kind/de
jongere.
Beschikbaar:
Per gemeente zijn grote verschillen in het budget
voor onderwijsachterstandenbeleid (OAB).
Beschikbare budgetten zijn mede afhankelijk van
het percentage gewichtenleerlingen in het PO. (OAB
betreft VVE, opvang nieuwkomers, schakelklassen,
zomerscholen etc.).
Er is een overzicht beschikbaar van subsidies
en projecten die te maken hebben met het
onderwijsachterstandenbeleid.
Werkwijze:
Een sluitende screening op ontwikkelingsachter­
standen op jonge leeftijd (0-4 jaar), mede door de
jeugdzorg, kinderopvang/peuterwerk. Toeleiding
naar voorschoolse educatie, bijvoorbeeld via
Peuterzorgconsulent in dienst van gemeente of
huisbezoeken door de jeugdzorg 0-4.
Afstemmen en afspraken tussen gemeente,
kinderopvang/peuterwerk en onderwijs (en
BJG-partners) binnen de lokale LEA, onder
andere ten aanzien van zorg in en om de school
(vroegsignalering, zorgteams en doorlopende
ontwikkelingslijn), samenwerking binnen de
brede school, OAB -activiteiten en cultuur/sport.
Voor het primair onderwijs is goede afstemming
met gemeenten nodig om een goed aanbod
te kunnen doen aan kinderen die een extra
aanbod op taalontwikkeling nodig hebben. De
verantwoordelijkheid voor opvang/onderwijs van
anderstaligen in het VO (de ISK) ligt bij het onderwijs.
Bij een extreem grote instroom van nieuwkomers op
een bepaald moment, bijvoorbeeld door een grote
calamiteit ergens in de wereld, kan het zijn dat de
opvang niet te realiseren is binnen de afgesproken
kaders. Op dat moment gaan partijen rond de tafel
(gemeenten, samenwerkingsverband en school) om
tot een passende oplossing te komen.
Evaluatie en verantwoording:
Projecten worden afzonderlijk geëvalueerd in de LEA.
Overleg en afstemming:
Er bestaan lokale verschillen tussen de wijze
waarop overleg georganiseerd is over onderwijsachterstandenbeleid tussen onderwijs en gemeenten
en andere relevante partners in het jeugdveld.
Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg en
afstemming plaats in het ambtelijk overleg passend
onderwijs (gemeenten en samenwerkingsverbanden
van De Meierij). Binnen dit overleg worden de
resultaten regio-breed besproken, waaronder ook de
kengetallen van onderwijs aan anderstaligen binnen
de regio de Meierij. Dit kan leiden tot bijstelling
van gemaakte afspraken op het niveau van de
samenwerkingsverbanden.
Ontwikkelpunten:
• binnen LEA worden op lokaal niveau tussen
gemeenten en schoolbesturen afspraken
gemaakt over de realisatie van doorgaande
leerlijnen;
• ten aanzien van doorgaande leerlijnen wordt
regionaal afstemming gezocht over het niveau
waarop besluiten over thema’s/onderwerpen
worden genomen: op lokaal niveau of op het
niveau van samenwerkingsverbanden.
Registratie:
Evaluaties van afzonderlijke projecten en (voor
gemeenten waarvoor dat van toepassing is) van
resultaatafspraken VVE binnen convenanten met het
PO (wettelijke verplichting vanuit de Wet OKE).
45
Passend onderwijs en zorg
voor élke leerling in de regio
46
6
Kwaliteitsbeleid
Voorwaardelijk aan het realiseren van passend onderwijs is dat alle 111 basisscholen, 5 scholen voor speciaal
basisonderwijs en 7 SO scholen zich bevinden op het
niveau van basiskwaliteit en als standaard handelingsgericht en resultaatgericht werken. Vervolgens is het
van groot belang dat alle betrokken scholen uiterlijk
in 2018 voldoen aan het door het samenwerkings­
verband gedefinieerde niveau van basisondersteuning
(hoofdstuk 4). Elke school geeft de stand van zaken per
2014 weer in een eigen schoolondersteuningsprofiel
en de matrix SWV ´nulmeting basisondersteuning´
(zie bijlage 9.7). Schoolbesturen blijven verantwoordelijk voor het onderwijs en kwaliteitsniveau op hun
scholen, ook na de invoering van passend onderwijs.
Definiëring en doorontwikkeling van het niveau van
basisondersteuning is een verantwoordelijkheid van
het samenwerkingsverband. Ook is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het organiseren
van de extra ondersteuning (ondersteuningstoe­
wijzing) en toelaatbaarheid op het SBO en SO.
Het is goed om daarbij helder voor ogen te houden
dat het de schoolbesturen zijn die het samenwerkingsverband vormen; zij maken op het niveau van het
samenwerkingsverband afspraken over de inrichting
van de voorzieningen voor extra ondersteuning en
toewijzing. In de praktijk zal er dus regelmatig samenhang zijn
tussen de verantwoordelijkheden van beide partijen;
de mate waarin een schoolbestuur in staat is onder­
steuning in te vullen, wordt deels beïnvloed door de
mate waarin het samenwerkingsverband hiervoor de
juiste voorwaarden biedt. De wederzijdse dialoog op
dit totaal proces wordt geregeld via een op resultaat
gericht systeem voor interne kwaliteitszorg40.
6.1 Kaders van interne kwaliteitszorg
Het SWV De Meierij hanteert het INK-model41, dat een
goed inzicht geeft in hoe kwaliteit zichtbaar is in de
organisatie , in de processen en in het resultaat.
SWV 30.05 de Meierij INK model met indicatoren
11. Kwaliteitszorg: doe wat je zegt, zeg wat je doet, de goede dingen doen, de dingen goed doen, resultaatgericht werken
Publieke verantwoording: verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen, in dialoog gaan met de omgeving: verticaal en horizontaal
1. Bestuur, management en leiderschap
(daad) krachtig
bestuur
5. Personeel:
proactief, gemotiveerd,
resultaatgericht,
lerend, samenwerkend,
competent in HGW en
OGW, gespecialiseerd.
Toezicht
Management en
Sterk leiderschap
• Resultaat gericht
• Gericht op continue
verbetering
• Transparant
• Gericht op optimale
samenwerking en
verbinding
Medezeggenschap
4. Strategie, beleid:
gedragen missie, visie,
kernwaarden, resultaatdoelstellingen. Jaar- en
activiteitenplannen.
3. Cultuur, klimaat:
veilig, inspirerend,
respectvol, oplossings­
gerichte dialoog;
feedback.
2. Middelen
Energie en tijd,
gebouwen, leer­
middelen, financiën.
6. Processen (DO)
De scholen:
a) Basisondersteuning: leerstofaanbod, tijd, pedagogisch en
didactisch handelen, afstemming, organisatie, klimaat,
zorg en begeleiding, kwaliteitszorg op orde.
b) Extra ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen zoals
beschreven in kwaliteitsbeschrijvingen op schoolniveau.
c) Samenwerking met ouders voldoet aan de minimum eisen
van het SWV.
9. Waardering
personeel voor:
a) Doelmatigheid SWV.
b)Ondersteuning
experts.
c) Samenwerking met
partners.
d) Realisatie onder­
steuning school.
Het SWV:
d) Coördinatie (en uitvoering) van samenwerkingsactiviteiten,
realisatie dekkend ondersteuningsaanbod in het SWV
e) Signaleren tekortkomingen in de uitvoering van passend
onderwijs.
f) Proces van toewijzing en plaatsing: deskundig, transparant
en efficiënt.
g) Deskundigheidsontwikkeling van het personeel.
h) Rechtmatig, obv ondersteuningsbehoeften, inzetten en
verdelen van middelen: begroten, verevenen, beheer,
administratie, (laten) verantwoorden etc.
i) Afstemming jeugdzorg zorg en WMO-zorg.
8. Waardering ouders
kinderen voor:
a) Doelmatigheid SWV.
b)Communicatie.
c)Resultaten.
ORGANISATIE (PLAN)
7. Waardering
externen voor:
a) Doelmatigheid SWV.
b) De samenwerking
met de scholen en
het SWV.
c)Oordeel
onderwijsinspectie.
10. Resultaten
a) Alle scholen scoren
voldoende op de
opbrengstindicatoren
van de inspectie.
b)Deelnamepercentage
SO vermindert tot
max . .% in aug 2018.
c) Nul “thuiszitters”.
d) Een dekkend
ondersteuningsaanbod, diversiteit
onderwijsarrange­
menten.
e) Na indicatiestelling en toewijzing
binnen een maand
geplaatst.
f) Stabiele financiële
situatie.
RESULTAAT (CHECK)
11. Verbeteren en vernieuwen, reflecteren, leren, visie ontwikkelen
Horizontale dialoog: positieve elementen versterken
(ACT)
40
41
Bijlage 9.3: nummers 11 en 12 systeem van kwaliteitszorg
Bijlage 9.3: nummer 20, resultaatsgebieden INK
47
6
Kwaliteitsbeleid
Dit INK-frame sluit goed aan op de meeste
gehanteerde kwaliteitszorgsystemen/modellen
binnen onze schoolbesturen. Het INK-frame
sluit ook goed aan bij de code ‘Goed Onderwijs,
Goed Bestuur’ en op het toezichtkader PO en
toezichtkader SWV zoals dat gehanteerd wordt door
de Onderwijsinspectie.
Het SWV De Meierij heeft de essentiële elementen
van passend onderwijs geplaatst in dit kader en
de kwaliteitseisen en de daarbij horende normen
uitgewerkt. Uiteraard hebben we ons daarbij
rekenschap gegeven van het waarderingskader
SWV van de onderwijsinspectie.
6.2 Systeem en cyclus van monitoring en verantwoording (PDCA)
Het bestuur van het samenwerkingsverband
definieert per 2014 in dit ondersteuningsplan de
kwaliteit van passend onderwijs binnen De Meierij.
In de komende jaren (2014-2018) stimuleert en
faciliteert het samenwerkingsverband de processen
van uitvoering. Jaarlijks worden er resultaatmetingen
verricht, waarvan verslag wordt gedaan in de
jaarplannen.
Vierjaarlijks (voor het eerst in 2016) worden
waarderings­onderzoeken gehouden onder personeel,
leerlingen en ouders.
De scholen/schoolbesturen tonen aan dat het
systeem van kwaliteitszorg, handelingsgericht
werken én onderwijsondersteuning voldoet aan
de normen van de Inspectie en de ambities van
het samenwerkingsverband. Dit kan door eigen
metingen, maar minimaal door voldoende resultaten
van het inspectiebezoek op school. In het bijzonder
betreft het hierbij de normindicatoren van de
inspectie. Deze dienen minimaal voldoende te
zijn (waardering 3). Een waardering 4 (goed) is het
streefniveau.
Het betreft de volgende normindicatoren:
• Kwaliteitsaspect 7.1 (voor SO: 3.5)
De school gebruikt een samenhangend systeem
van genormeerde instrumenten en procedures
voor het volgen van de prestaties en de
ontwikkeling van de leerling.
• Kwaliteitsaspect 8.1/8.3 (ontbreekt bij SO)
De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen
zorg nodig hebben.
De school voert de zorg planmatig uit.
Schoolbesturen zijn en blijven verantwoordelijk
voor het niveau van basiskwaliteit,
basisondersteuning, doorgaande lijn en de opzet
van ontwikkelingsperspectieven (samen met
ouders en de ondersteuningseenheid) van kinderen.
Schoolbesturen verantwoorden jaarlijks aan het
samenwerkingsverband de afgesproken minimale
kengetallen en de geboekte resultaten van het
arrangeren met extra ondersteuning in relatie met
de overeengekomen (tussen)doelen en de verkregen
middelen. Het schoolondersteuningsprofiel wordt
minimaal 1 keer per vier jaar bijgesteld.
Het spreekt voor zich dat in onze kwaliteitscyclus
op meerdere niveaus regelmatig een open dialoog
gevoerd wordt m.b.t. signalen die duiden op
kwaliteit belemmerende situaties en factoren. Los
van de systematiek binnen een school of binnen
een bestuur, gaat de ondersteuningsmanager bij
zorgen over de basiskwaliteit of het niveau van
basisondersteuning in gesprek met de school en
haar bestuur. Indien een school door de inspectie
48
als (zeer) zwak wordt gekwalificeerd, zorgt het
schoolbestuur ervoor dat het kwaliteitsniveau z.s.m.
weer op het gewenste resultaat wordt gebracht.
Voor de kwaliteitsaspecten die de belangen van het
SWV raken, biedt het SWV ondersteuning aan. Het
schoolbestuur beslist of en hoe van deze dor het
samenwerkingsverband als collectief gefinancierde
ondersteuning gebruik te maken.
Ondersteuningseenheden zijn mede verantwoordelijk
voor de opzet van ontwikkelingsperspectieven, het
(vlot) arrangeren en toewijzen extra ondersteuning,
samenwerking met jeugdzorg en ketenpartners
en de afgifte toelaatbaarheidsverklaringen
SBO en SO. De ondersteuningsmanager
stelt jaarlijks – binnen het kader van het
ondersteuningsplan - een jaaractiviteitenplan
op voor de ondersteuningseenheid en stemt dit
plan af op de andere ondersteuningseenheden.
De ondersteuningsmanager verantwoordt
jaarlijks (verslag en jaarrekening) aan het
samenwerkingsverband de afgesproken kengetallen
en de geboekte resultaten van het arrangeren
met extra ondersteuning in relatie met de
overeengekomen (tussen)doelen en de besteding van
de beschikbare middelen.
Het samenwerkingsverband is eindverantwoordelijk
voor de vaststelling van het niveau van basisonder­
steuning, dekkend aanbod, arrangeren en inzet/
allocatie van beschikbare middelen.
Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de
beschikbare deskundigheid en voorzieningen binnen
de ondersteuningseenheden, wanneer voor een
leerling basisondersteuning niet voldoende is en
plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs niet aan de
orde is. De inzet van financiën, expertise en
voorzieningen wordt zo geregeld, dat die een
optimale bijdrage leveren aan de visie en ambitie van
het samenwerkingsverband. Het samenwerkings­
verband onderhandelt met de 8 gemeenten in de
Meierij over de inzet van de expertise vanuit BJG
binnen de ondersteuningsteams.
De directeur-bestuurder bundelt de jaaractiviteiten­
plannen van de ondersteuningseenheden in een
jaarplan voor het samenwerkingsverband.
De jaarverslagen van de ondersteuningseenheden
worden opgeleverd in eenzelfde format en gebundeld
door de directeur bestuurder in 1 integraal jaar-planverslag en jaarrekening voor het
samenwerkingsverband. Via deze documenten
verantwoordt de directeur bestuurder de afgesproken
kengetallen en de geboekte resultaten in relatie met
de overeengekomen (tussen)doelen en de verkregen
middelen jaarlijks aan het bestuur van het
samenwerkingsverband. In het jaarverslag van het
samenwerkingsverband zijn minimaal gegevens
opgenomen over de volgende 7 wettelijk vastgestelde
indicatoren:
• Bestuurskracht en verdeling middelen
• Opbrengsten en resultaten van het onderwijs
• Deskundigheid en professionalisering
leerkrachten
• Thuiszitters en vroegtijdige schoolverlaters
• Spreiding en doorstroom van het onderwijs
• Inspectiebeoordelingen
• Tevredenheidsonderzoeken (signalen)
6.3 Extern toezicht (OCW)
Met de inwerkingtreding van de Wet passend
onderwijs gaat de inspectie ook toezicht houden op
de samenwerkingsverbanden. Medio 2013 heeft
de inspectie de eerste contouren van het nieuwe
waarderingskader SWV gepresenteerd. Het voorlopige
waarderingskader bestaat uit drie kwaliteitsaspecten
die uitgewerkt zijn in 18 indicatoren. Deze
kwaliteitsaspecten zijn:
1 - Resultaten
Het samenwerkingsverband realiseert een samen­
hangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen
binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle
leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo
passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen en
voert de aan haar opgedragen taken uit.
1) Het samenwerkingsverband realiseert passende
ondersteuningsvoorzieningen voor alle
leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
2) Het samenwerkingsverband realiseert de
toewijzing van de extra ondersteuning en de
plaatsing van de leerling tijdig en effectief.
49
6
Kwaliteitsbeleid
3) Het samenwerkingsverband zet zijn middelen
doelmatig in.
4) Het samenwerkingsverband realiseert
de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve
resultaten die het voor leerlingen met extra
ondersteuningsbehoeften heeft opgesteld
5) Binnen het samenwerkingsverband is geen
schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk)
extra ondersteuning nodig hebben.
6) Het samenwerkingsverband stemt goed af met
jeugdzorg en WMO-zorg.
2 - Management en organisatie
Het samenwerkingsverband weet zijn missie en
doelstellingen binnen het kader van de Wet passend
onderwijs te realiseren door een slagvaardige
aansturing en effectieve interne communicatie en
een doelmatige, inzichtelijke organisatie.
7) Het samenwerkingsverband heeft een missie
bepaald, waaruit consequenties zijn getrokken
voor de inrichting van de organisatie en de te
bereiken doelstellingen (visie).
8) Verantwoordelijkheden, taken en
bevoegdheden van de deelnemers aan het
samenwerkingsverband en van degenen die voor
het samenwerkingsverband taken (al dan niet in
mandaat) uitvoeren, zijn helder vastgelegd.
9) Het samenwerkingsverband heeft een
doelmatige overlegstructuur.
10) Het samenwerkingsverband heeft eenduidige
procedures en termijnen voor het plaatsen van
leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben
en het toewijzen van extra ondersteuning.
11) Het samenwerkingsverband voert een actief
voorlichtingsbeleid over taken en functies van
het samenwerkingsverband.
12) Het samenwerkingsverband heeft het interne
toezicht op het bestuur georganiseerd,
vastgesteld waarop die toezicht betrekking heeft
en zorggedragen voor middelen om dit toezicht
te kunnen uitoefenen.
50
3 - Kwaliteitszorg
Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit
door systematische zelfevaluatie, planmatige
kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van
gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde
verbeteringen.
13) Het samenwerkingsverband plant en normeert
zijn resultaten in een vierjarencyclus.
14) Het samenwerkingsverband voert zelfevaluaties
uit.
15) Het samenwerkingsverband werkt planmatig aan
kwaliteitsverbetering.
16) Het samenwerkingsverband legt jaarlijks
verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit.
17) Het samenwerkingsverband borgt gerealiseerde
verbeteringen.
18) Het samenwerkingsverband onderzoekt bij de
belanghebbenden de tevredenheid over het
samenwerkingsverband.
Alle 18 indicatoren zijn opgenomen in het interne
kwaliteitssysteem van de Meierij.
7
Beoogde resultaten /
activiteiten
7.1 Startsituatie: kengetallen SWV De Meierij (oktober /november 2013)
Ons verband is verantwoordelijk voor ongeveer 28.500 leerlingen. Het deelnamepercentage van leerlingen in het
speciaal basisonderwijs ligt in de regio PO De Meierij gemiddeld op 1,87% , het landelijk percentage is 2,60%. Binnen
de wet Passend Onderwijs blijft voor 2014-2015 nog 1 jaar de systematiek gehandhaafd waarin minimaal voor 2%
van het totaal aantal kinderen zorgmiddelen worden toekend aan de scholen voor speciaal basisonderwijs.
sbao
so cat 1
so cat 2
so cat 3
so totaal
rugzakken
PO 3005
per 1-10-2013
1,87%
1,24%
0,08%
0,30%
1,62%
0,91%
Landelijk
2,60%1,34% 0,09%0,21% 1,64% 0,95%
Het deelnamepercentage van leerlingen in het speciaal onderwijs is binnen de Meierij 1,62% en ligt daarmee
redelijk op het landelijk gemiddelde van 1,64% in 2013. Nader gespecificeerd ligt het percentage leerlingen in
categorie 1 in 2013 onder het landelijk gemiddelde (1,24% versus landelijk 1,34%). Categorie 2 ligt ook iets onder het
landelijk gemiddelde (0,08% en landelijk 0,09%). Categorie 3 ligt duidelijk ver boven het landelijk gemiddelde (0,30%
en landelijk 0,21%). Het percentage leerlingen met een leerlinggebonden financiering (258 + 11 rugzakken) ligt in
de regio per 1 oktober 2013 onder het landelijk gemiddelde (0,91% en landelijk 0,95%).
Aantal leerlingen in het SO
so cat 1
so cat 2
so cat 3
so totaal
1-10-2010 379
3477490
1-10-2011 36529 86 480
1-10-2012 34528 85 458
1-10-2013 35223 86 461
Aantal kinderen met extra ondersteuning
CLUSTER 4 LG
MG
LZ
ZMLK
totaal rugzakken
1-10-2010 17234 5 23 37 271
1-10-2011 17826 5 21 33 263
1-10-2012 16927 4 21 31 252
1-10-2013 15137 6 31 33 258
51
7
Beoogde resultaten /
activiteiten
De krimp in onze regio valt mee; mede omdat de stad
’s Hertogenbosch groeit. In vier jaar tijd krimpt onze
populatie van 28.500 naar 27.600 met ongeveer
900 leerlingen. Hiermee is rekening gehouden in de
meerjarenbegroting. Dit betekent dat bij gelijkblijvend
aantal SBO leerlingen het percentage onder de 2%
blijft: In 2018 met 532 leerlingen 1,92%.
Geconstateerd kan dus worden dat het samen­
werkingsverband, door historisch beleid en inzet
van alle betrokkenen, een gunstige startpositie kent.
Zelfs de oorspronkelijke verevening van € 151.000,- is
verlaagd naar € 91.000,- . Dit betekent dat het niet
noodzakelijk is om drastische veranderingen in het
beleid te implementeren. We blijven de goede dingen
dus goed doen.
De meerjarenbegroting laat de komende jaren een
positief resultaat per jaar zien.
In De Meierij PO zijn per april 2014 geen thuiszitters
bekend.
7.2 Startsituatie: basiskwaliteit en niveau basisondersteuning SWV De Meierij (eind 2013)
Basiskwaliteit
In januari 2014 is een inventarisatie uitgevoerd om het
niveau van basiskwaliteit via 3 inspectie indicatoren
te bepalen (zie ook bijlage 9.6). 92% van de scholen
beschikte over een recente beoordeling door de
inspectie.
Na analyse van de gegevens bleek dat slechts 1 school
als zwak is beoordeeld. Alle andere scholen bezitten bij
datum peiling een basisarrangement.
8% van de scholen beschikt niet over een recente
beoordeling door de inspectie (na 2009).
Van de 92% beoordeelde scholen: (scholen met een
recente beoordeling door de inspectie):
14% van de scholen scoren onvoldoende op het gebruik
van een samenhangend systeem van genormeerde
instrumenten en procedures voor het volgen van de
prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. 25%
van de beoordeelde scholen scoort onvoldoende op het
planmatig uitvoeren van de zorg. 95% van de scholen
scoren voldoende op het vroegtijdig signaleren welke
leerlingen zorg nodig hebben
Van de scholen waarvan 3 indicatoren zijn beoordeeld
(7.1;8.1;8.3):
Scoort 63% op al deze indicatoren minimaal voldoende.
Scoort 7% (7 scholen) op 2 van deze indicatoren
onvoldoende.
Scoort 1% (1 school) op al deze indicatoren
onvoldoende.
Niveau Basisondersteuning en
ontwikkelingsopdracht
De monitor basisondersteuning is afgenomen in
februari 2014. Duidelijk is dat de Meierij een dekkend
aanbod realiseert. Nadere analyse op niveau
van samenwerkingsverband, schoolbestuur en
ondersteuningseenheid zal volgen door de werkgroep
‘kwaliteitszorg’ in de periode mei-augustus 2014.
(zie ook bijlage 9.7).
52
Niveau van extra ondersteuning (rugzakken) per oktober 2013
Naam
Plaats
CLUSTER LG
4
LG/ZMLKLZ
ZMLK Eindtotaal
Herman Broerenschool
Rosmalen
4
33
Mytylschool Gabriel
s-Hertogenbosch
2
Het Dok
Eindhoven
8
8
Roeland-Berk en Beuksch
Tiel
1
1
36
31
37
69
Mytylschool Eindhoven1
1
RK Sch De Rietlanden
s-Hertogenbosch
95
95
De Vlinder
Reek
11
11
De Zwengel
Helmond
36
36
151
258
37
6
31
33
7.3 Doelen voor de periode 2014-2016-2018
7.3.1 Kwantitatieve streefdoelen
Basiskwaliteit:
1. 0% van onze BAO S(B)O scholen zijn door de
inspectie als zwak of zeer zwak beoordeeld
2. Alle kinderen gaan succesvol naar school. Dus 0%
langdurige thuiszitters;
Voor alle tijdelijke thuiszitters ligt er binnen 2
weken een plan van aanpak en volgt binnen 4
weken integratie in een passend setting.
3. 100% van de scholen en schoolbesturen voldoen
aan hun zorgplicht.
Basisondersteuning:
4. In 2016 scoren alle scholen ‘oranje’ op het
gedefinieerde niveau van basisondersteuning.
5. In 2018 scoren alle scholen ‘groen’ op het
gedefinieerde niveau van basisondersteuning.
Arrangementen:
6. Percentage SBO is maximaal 2%
7. Percentage SO totaal is maximaal 1,5%
8. Percentages SO daalt steeds meer onder landelijk
gemiddelde: SO1 1,2% / SO2 0,1% / SO3 0,2%
9. Minder dan 1% grensverkeer naar/van andere
SWV-en.
Processen:
10. Doorlooptijden van alle processen binnen het
samenwerkingsverband: max. 6 weken.
11. Maximaal 4 klachtenprocedures per jaar met
ouders/personeel over werkwijze en procedures
extra ondersteuning.
Personeel:
12. Gedurende 2014-2016 geen ‘opting out’ en
geen personeelslid waaraan we een morele
verantwoording hebben, gedwongen ontslaan
(rddf plaatsing voorkomen).
13. Alle expertise behouden binnen de
ondersteuningsteams of als expert in het SO.
Financiën
14. Het SWV werkt jaarlijks binnen de begroting.
15. Binnen het SWV wordt onderling geen BTW in
rekening gebracht.
16. Het weerstandsvermogen is in 2018 7,5% van de
jaarlijkse inkomsten (min. 5% en max. 10%).
53
7
Beoogde resultaten /
activiteiten
7.3.2 Kwalitatieve streefdoelen (exclusief ontwikkelagenda gemeenten, hoofdstuk 5)
het realiseren van een doorgaande lijn van de
voorschoolse voorzieningen naar het basisonderwijs:
1. In 2016 is er en doorgaande pedagogische lijn:
afspraken over pedagogische doelen:
veiligheid, gelegenheid tot ontwikkelen van
persoonlijke en sociale competentie, en het zich
eigen maken van waarden, normen en cultuur.
2. In 2016 is er een doorgaande educatieve
en onderwijskundige lijn: afstemming van
methodieken, aansluiting bi de kerndoelen en
criteria voor opbrengstgericht werken binnen het
primair onderwijs.
3. In 2016 is er een doorgaande lijn op het gebied
van zorg: een zorgteam 0-13, of als dat er nog
niet is: een zorgteam 0-4, een zorgteam 4-13, een
intern begeleider van de school die beide teams
verbindt, en warme kindoverdracht.
4. In 2017 werken we met een uniform overdrachts­
dossier inclusief de daarbij passende
overdrachtsvormen.
Organisatie en bestuur werkt efficiënt, neemt effectief
besluiten, communiceert helder en verantwoordt zich
transparant:
1. Minimale overhead en geen inrichting van een
centrale dienst.
2. Afgestemde samenhangende jaarplannen en
jaarverslagen van de eenheden en van het
Samenwerkingsverband als geheel.
Personeel:
1. Professionalisering van personeel tot tenminste
het niveau van de basisondersteuning, met
daarbij speciaal aandacht voor vroegsignalering
en handelingsgericht werken.
2. Onze professionals ontwikkelen zich
voortdurend en zijn gericht op intra-disciplinaire
samenwerking.
3. Pro-actieve samenwerking en dialoog voeren met
onze betrokken OPR.
4. Inrichting van een PMR voor einde 2014.
54
Basisondersteuning:
1. Iedere school heeft op 01-08-14 een SOP en stelt
dit SOP jaarlijks bij.
2. Alle SOP’s staan voor 2016-2018 opgemaakt in
hetzelfde format.
3. Ieder school werkt medio 2015 handelings- en
resultaatgericht en kan dit aantonen.
4. Indien op 01-08-2016 punten van de
basisondersteuning onvoldoende aanwezig zijn,
heeft een school een verbeterplan opgesteld
voor de betreffende punten. Dit in samenspraak
met bestuur van de betreffende school en de
ondersteuningseenheid.
Organisatie en vormgeving van de extra
ondersteuning binnen ondersteuningseenheden:
1. Benoeming directeur-bestuurder en
5 ondersteuningsmanagers per
ondersteunings­eenheid voor zomer 2014.
2. Inrichting ondersteuningsteams per 1 augustus
2014 voor periode 2014-2016 met maximaal
behoud van expertise.
3. De trajectondersteuners werken dialoog
gericht op gelijkwaardige basis met ouders
en leerkrachten op de basisscholen. Ze zijn
zich bewust van het eigenaarschap op het
arrangement van de groepsleerkracht en de
school. Ze zijn gericht op het versterken van de
leerkracht.
4. Maximale financiële middelen naar
ondersteuningseenheden en het primair proces.
5. Binnen de ondersteuningseenheden behoud
van verworvenheden en lokaal gegroeide
ondersteuningsvormen. Extra ondersteuning:
1. Iedere school (leerkracht) kan aangeven wat de
onderwijsbehoefte van een kind is.
2. Alle scholen streven naar een zo spoedig
mogelijke omzetting van indicatiestelling naar
onderwijsarrangementen (OPP) voor 1 augustus
2014 en uiterlijk voor zomer 2015.
3. Iedere school (SBO, SO en PO) kan in
samenspraak met de ondersteuningseenheid een
arrangement (OPP) beschrijven in het format van
de Meierij per 01-08-2015.
- scholen werken handelings- en
resultaatgericht en kunne dit medio 2015 aantonen.
- in het OPP staat voor iedere leerling het uitstroomperspectief weergegeven
- in het OOP staan belemmerende factoren benoemd
- elk OPP kent een duidelijk handelingsdeel
4. Arrangementen zijn altijd, aantoonbaar,
besproken met ouders.
5. Procedurele toetsing door de ondersteunings­
eenheden op de 8 stappen OPP/TLV.
Gemeenten en jeugdzorg:
Goede afstemming met de transitie jeugdzorg
(basisteams jeugd en gezin) en gemeenten.
Lokale afspraken worden gemaakt met gemeenten en
partners in het kader van afstemming ondersteuning
in en om de school en de jeugdzorg (BJG’s) in de
thuissituatie.
Monitor en informatiesysteem in maandelijkse
rapportage vanaf 2015:
- Aantal en type aanvragen OOP
- Toekenning, duur en kosten OPP’s
- Aantal en type aanvragen TLV S(B)O
- Toekenning, categorie en kosten S(B)O
- Doorlooptijden (van aanvraag tot toekenning
arrangement, wettelijk <6 weken)
-Opbrengsten
7.4 Activiteiten ter realisatie doelen
(2014-2016)
Ruimte voor experimenten die de ontwikkelingen
ondersteunen, ter ondersteuning van ons
uitgangspunt voor diversiteit. Dit kan op kindniveau,
maar ook wordt bedoeld de voorlopersaanpak of het
smalle experiment Schijndel met het ministerie.
Overige activiteiten om de kwalitatieve
en kwantitatieve doelen te realiseren
worden opgenomen in de jaarplannen per
ondersteuningseenheid en in het ontwikkelplan
samenwerkingsverband.
In stand houden van speciale settings voor de
arrangementen SBO en SO.
1. Voor alle arrangementen SBO en SO is
een TLV verklaring afgegeven door de
ondersteuningsmanager.
2. Bij elke TLV wordt aangegeven voor welke tijd
de TLV wordt afgegeven, waarbij in het OPP
aangegeven wordt hoe de procedure voor
terugplaatsing vorm krijgt.
Het realiseren van een doorgaande lijn van het
basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs:
1. Eind schooljaar 2014-2015 vindt middels LDOS
digitale overdracht plaats inclusief de daarbij
passende overdrachtsvorm.
2. Een goede kennis van de onderwijsprofielen van
PO en VO is aanwezig; met name kennis en kunde
van de opbouw van de advisering maken hier deel
van uit.
55
8
Financiën
8.1 Liquidatie
lichte arrangementen voor leerlingen of
professionalisering personeel in de komende jaren.
De middelen van de bestaande wsns verbanden zullen
in schooljaar 2013-2014 doorwerken op dezelfde wijze
(systematiek) als in 2011-2012. De huidige 5 wsnsverbanden worden per 1 augustus 2014 opgeheven.
De voorbereidingen van deze liquidatie worden
conform het stappenplan van de PO raad uitgevoerd.
De huidige wsns verbanden en betrokken besturen
brengen hun personele- en materiële verplichtingen
in kaart en bouwen deze zo spoedig mogelijk af. Het
eventueel positief of negatief vermogen wordt voor
medio 2015 verdeeld onder of gecompenseerd door
betrokken schoolbesturen op basis van vastgelegde
afspraken binnen het wsns verband.
Personeel komt op de loonlijst van de betrokken
en verantwoordelijk schoolbesturen.
Het batig saldo is niet vrij besteedbaar. Het SWV
De Meierij heeft vastgesteld dat dit middelen zijn
voor lichte en curatieve ondersteuning. Er wordt
schoolbesturen dringend aanbevolen om deze
middelen daartoe ook te besteden. De middelen
kunnen naar eigen inzicht worden ingezet op
de ontwikkeling van de basisondersteuning,
56
8.2 Inkomsten
De oktober telling 2013 is leidend voor financiering
rugzakken en verevening. Op basis van deze
kentallen heeft het SWV De Meierij een (meerjaren)
begroting gemaakt. Op jaarbasis:
In 2015 zijn de inkomsten van PO de Meierij
€ 10.054.339,- en de uitgaven begroot op € 959.220,Dit betekent een resultaat van € 462.139,-. In 2016
stijgen de inkomsten tot ongeveer € 13.817.485.(door de toegevoegde gelden SO ambulante
begeleiding) en de uitgaven zijn dan begroot op
€ 13.284.617,- met als resultaat € 532.868,-. In de
overige jaren wordt het resultaat niet minder
dan € 350.000,- (€ 380.770,- in 2018).
Het SWV ontvangt aan inkomsten de standaard
vergoeding voor de lichte en extra ondersteuning,
minus de basiskosten SBO en SO als speciale setting.
Duidelijk is dat we onder de landelijke percentages
scoren en dus relatief gezien positief verevenen.
Elkaar echt zien
en van elkaar leren
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Totaal SO
2012
35328 86467
2013
39725 84506
2013
35223 86461
In percentages 2012 landelijk
1,34
0,09
0,21
1,64
2012 Meierij
1,22
0,10
0,30
1,61
2013 Meierij
1,39
0,09
0,29
1,78
2013 Meierij
1,24
0,08
0,30
1,62
Inkomsten die in de begroting omschreven worden zijn:
• Rijksinkomsten lichte ondersteuning
(voormalig WSNS)
• Rijksinkomsten extra ondersteuning
• inkomsten in het kader van schoolmaat­- schappelijk werk
• correctie in de inkomsten als gevolg van de verevening
• inkomsten uit grensverkeer
• inzet middelen vanuit gemeentelijke begroting indien van toepassing
OCW heeft aangegeven dat in een bedrag is opgenomen in het totaal voor extra ondersteuning € 17, (x alle leerlingen in het SWV) voor bijvoorbeeld autisme
steunpunt, PAB/TAB en ABWZ ondersteuning. Het
is verstandig in de begroting het AWBZ bedrag voor
extra zorg te benoemen en te labellen voor € 4, - per
leerling. De ondersteuningsmanagers van het samen­
werkingsverband vinden, vanuit het uitgangspunt
dat we binnen de ondersteuningseenheden expertise
bundelen in ondersteuningsteams, geen grondslag
voor het in stand houden van een separaat steunpunt
voor autisme. Wel willen we deze expertise beschikbaar
houden, onder andere door continuatie van de 0,4 fte
ASS trajectbegeleiding in Den Bosch.
42
Bijlage 9.3: nummer 19, allocatiemodel
8.3 Bekostiging basisondersteuning,
extra ondersteuning en ondersteuningseenheden42.
Het SWV PO de Meierij draagt er zorg voor dat
met zo min mogelijk overhead, de middelen
maximaal terecht komen bij de scholen binnen de
ondersteuningseenheden. Dit betekent dat in
de begroting de kosten voor het bestuur, de directeurbestuurder, OPR en de staf worden gespecificeerd
en gereserveerd op de inkomende middelen.
De overige middelen komen direct toe aan de
ondersteuningseenheden (OE) naar rato van het
aantal basisschool kinderen. Deze allocatie principes
van middelen ten behoeve van de begroting zijn als
volgt uitgewerkt:
• Tussen 1 okt 2013 en 1 aug 2014 vragen we zo
weinig mogelijk indicaties aan bij de CVI.
We proberen in 2014 zo veel als mogelijk
al te starten met arrangeren, de nieuwe
ondersteuningstoewijzing, arrangementen en de
ontwikkelingsperspectieven.
• We werken in de periode 2014-2015 door
als nu (2013). Daarbij hoort ook een bijna
57
8
Financiën
dezelfde interne bekostigingswijze via de
ondersteuningseenheden.
• Kosten overhead bestuur, de directeurbestuurder, OPR en staf moeten opgenomen
worden in de begroting. Voor 2014 betaald uit
de opstartgelden (€ 10 / leerling). Voor 2015 en
verder betaald uit het budget extra ondersteuning.
• Voor 2013 is uitgegaan van het werkelijk aantal
leerlingen op 1-10-2013 op de basisscholen. In
de jaren daarna zijn de gemeentelijke prognoses
gebruikt. Notabene: in alle gemeenten behalve in
de gemeente den Bosch is sprake van krimp!
• Voor 2013 is uitgegaan van de gegevens zoals
aangereikt door het ministerie van OCW eind
januari 2014. De gegevens van OCW betreffende
leerlingaantallen op Bao en Sbao komen overeen
met de zelf verzamelde aantallen binnen de
Meierij. De leerlingenaantallen in het SO wijken
echter sterk af. OCW geeft 31 leerlingen minder
aan dan de verzamelde gegevens. Het meest
opmerkelijke verschil doet zich voor bij de
Rietlanden en Mytyl Atlent: daar zit een redelijk
groot verschil tussen de cijfers OCW en de
werkelijkheid op de scholen. OCW onderzoekt
welke gegevens juist zijn. Omdat de OCW cijfers
beter overeenkomen met het leerlingen verloop
van de afgelopen jaren hebben we vooralsnog die
aantallen aangehouden.
• Van de SBao scholen en van de SO scholen
hebben we geen prognoses. We zijn voor de
komende jaren dan ook uitgegaan van dezelfde
aantallen als op 1-10-2013. Dit heeft tot gevolg dat
de deelname percentages licht stijgen omdat het
totaal aantal leerlingen vanwege de krimp daalt.
Bij bekostiging personeel S(B)O gaan we uit van de
landelijk gemiddelde leeftijd.
• Het deelnamepercentage c.q. het leerlingen
aantal van de SBO school Talent in Schijndel
is door het smal experiment niet in
overeenstemming met de werkelijke situatie.
58
( niet alle leerlingen op die school hebben een
SBO beschikking ) . In Zaltbommel( Toermalijn),
den Bosch ( Sprankel)en Vught( Hertog van
Brabantschool) is het deelname percentage
(soms ruim) onder de 2%, terwijl in Boxtel
(Maremak) het percentage ruim boven de 2%
ligt. Voor het gehele SWV ligt het gemiddeld
duidelijk onder de 2% . In 2013 is er een deelname
van 1,87%, bij gelijk gehouden aantallen stijgt
het percentage door de krimp van het totaal
aantal leerlingen licht maar blijft ruim onder
de 2%. Notabene: het gebruikte model van de
PO-raad berekent het deelname percentage
op de onderscheiden SBao scholen op basis
van verkeerde aantallen leerlingen uit het
voedingsgebied!! Het totale aantal klopt wel.
De verdeling niet. De begroting voor het hele SWV
de Meierij verandert daardoor niet. Overdracht
naar ondersteuningseenheden op basis van de
gemaakte afspraken moeten nog exact worden
berekend en zijn in deze begroting nog niet
uitgewerkt.
• Het bedrag voor lichte ondersteuning (€ 157,00)
per leerling, is op basis van de leerlingenaantal
toegekend aan de ondersteuningseenheden.
De eenheden in den Bosch zijn in deze algemene
begroting nog even samen genomen.
• Via de SWV WSNS zijn de LGF gegevens per
1-10-2013 opgevraagd. Op de basisscholen 247,
op de SBO scholen 22 leerlingen, totaal 269.
Volgens OCW zijn er slechts 258 leerlingen
met een LGF waarvoor de Meierij middelen zal
ontvangen voor het schooldeel. De SO scholen
krijgen op basis van deze cijfers middelen voor de
ambulante begeleiding (2014-2015). Er is sprake
van een lichte stijging: 2012 253 leerlingen met
LGF, in 2013 volgens OCW 258. De toename
van het aantal leerlingen leidt ertoe dat de
herbestedingsverplichting ten aanzien van
personeel van het SO is toegenomen. In 2012
was het totale percentage LGF leerlingen 0,87%
(landelijk 0,95%) in 2013 is ons percentage 0,91%.
(volgens OCW)
• Er is afgesproken dat het schooldeel voor de
LGF leerlingen die zijn aangevraagd voor 1-102013 en doorlopen na 1 augustus 2014 worden
doorgesluisd naar de betrokken schoolbesturen
in het schooljaar 2014-2015. Bij LGF indicaties die
aflopen na 1-8-2014 streven we ernaar niet via
de CvI een nieuwe indicatie aan te vragen maar
ook daar al te arrangeren binnen de huidige SWV
WSNS. De ondersteuningseenheden zorgen
ervoor dat alle LGF beschikking in het schooljaar
2014-2015 worden omgezet in een arrangement
wat uiterlijk op 1 augustus 2015 ingaat!
• Op basis van de LGF aantallen en een toerekening
PAB en TAB rekent het model van de PO-raad
uit dat er een herbestedingsverplichting ten
aanzien van personeel ambulante diensten
bij SO scholen is van € 1.272.200,30. Dit totale
bedrag is ook voor de jaren na 2014-2015 als
uitgave opgenomen. Hoe personeel op basis
van verplichting wordt ingezet en volgens
welke bekostigingssystematiek dit wordt
afgewikkeld, moet in schooljaar 2014-2015
nader bepaald worden in dialoog tussen het
samenwerkingsverband en onze SO besturen. Te
denken valt aan een verdeling via de GPL waarin
het SO een bepaald percentage van dit bedrag
houdt voor overheadkosten en scholing en de
rest van het bedrag ( met het daarbij horende
personeel) over de ondersteuningseenheden
wordt verdeeld op basis van leerling aantallen.
• In de begroting is er rekening mee gehouden dat
er niet voor alle kinderen die nu een LGF hebben
middelen moeten worden overgedragen, omdat
er nogal wat kinderen naar het VO gaan en van
sommige kinderen de indicatie afloopt. In deze
begroting zijn we ervan uitgegaan dat voor 191
kinderen het schooldeel van de LGF moet worden
uitbetaald aan de schoolbesturen. Concreet
betekent dit dat de resterende middelen ( voor
67 leerlingen) verdeeld kunnen worden op basis
van leerlingenaantallen en toegevoegd aan de
middelen van de ondersteuningseenheden. In
deze begroting aan we uit van € 28,- per leerling
voor extra ondersteuning in 2014-2015 , vanaf
2015-2016 zijn we uitgegaan van € 72, - per
leerling.
• In dit model is rekening gehouden met de
negatieve verevening die op basis van de cijfers
van oktober 2011 is vastgesteld € 154.013,-.
Recente cijfers van OCW geven echter slechts
een verevening aan van € 91.984,-. met andere
woorden het positieve saldo kan nog stijgen. Het
model is hierop aangepast.
• Er is € 110.000 opgenomen t.b.v. de directeur
bestuurder en € 80.000 voor andere kosten die
verband houden met een zeer klein stafbureau.
Notabene: De Meierij neemt geen personeel
in dienst, alle medewerkers (ook de directeur
bestuurder) zijn gedetacheerd vanuit een
schoolbestuur.
• Voor AWBZ is € 4,00 per leerling gereserveerd.
• Autisme steunpunt is opgenomen zonder bedrag.
De ondersteuningsmanagers opteren voor inzet
van deze expertise (ASS formatie) binnen de
ondersteuningsteams.
• Het samenwerkingsverband is zelfvoorzienend,
er worden alleen externen ingehuurd als het
samenwerkingsverband zelf de expertise niet in
huis heeft. Diensten die scholen binnen de Meierij
aanbieden waarvoor betaald moet worden,
worden gezien als een externe dienst.
• De huidige SWV WSNS hebben
huisvestingskosten, verzekeringen en andere
verplichtingen die zij nu en in de toekomst
betalen uit de lichte zorgmiddelen. Wanneer
een deel van deze verplichtingen ( denk aan
verzekeringen, financiële administratie ) worden
overgenomen door de Meierij als geheel zullen de
ondersteuningseenheden uit de lichte middelen
een passende bijdrage moeten geven aan de
Meierij. Het is nu niet duidelijk om welke bedragen
dat zal gaan.
59
8
Financiën
• In de komende jaren wordt in de begroting
jaarlijks een bedrag gereserveerd voor opbouw
van ons weerstandsvermogen. Mede ook
door de inbreng van de OPR is bepaald dat we
toewerken naar een weerstandsvermogen van
7,5% (rond de 1 miljoen euro) van onze jaarlijkse
inkomsten met minimale grens van 5% en
maximaal 10%. Zodra een goede solvabiliteit is
bereikt zullen alle middelen maximaal aan de
ondersteuningseenheden toekomen.
• Bijdragen van gemeenten (subsidie
onderwijsachterstanden en vve) worden ingezet
binnen de ondersteuningseenheid van elke
gemeente.
8.4 Uitgaven
In 2014-2015 zijn de totale uitgaven geraamd op 6,9
miljoen, waarvan 5,2 te besteden door de onder­
steuningseenheden. Voor 2016 en verder staan de
uitgaven op 13,3 miljoen, waarvan 6,2 te besteden
door de ondersteuningseenheden.
De lichte zorgmiddelen (personeel en
materieel) worden vanaf schooljaar 20142015 jaarlijks integraal doorgesluisd naar de
ondersteuningseenheden.
Deze middelen kunnen voor minimaal de helft (€ 78,-)
aangewend worden om de ondersteuningsmanager,
de orthopedagoog/psycholoog (adviseur),
trajectondersteuner en andere personeel waarvan
de ondersteuningseenheid( OE) heeft besloten dat
zij deze nodig hebben voor de “lichte” ondersteuning
(taken die tot augustus 2014 werden uitgevoerd
binnen de SWV WSNS) uit de voeren en voor materiële
zaken als huisvesting, ICT, schoonmaak etc. De
ondersteuningseenheid bepaalt zelf de hoogte van
het bedrag wat zij geven aan de scholen om de interne
ondersteuningsstructuur en basisondersteuning te
realiseren met dien verstande dat zij minimaal een
kwart (€ 39,-) en maximaal de helft (€ 78,-) van het
bedrag per leerling daarvoor aan mogen wenden.
Binnen deze marges kan de ondersteuningseenheid
er voor kiezen een lager bedrag per leerling over
te dragen en menskracht in te zetten ten behoeve
60
van hulp bij het realiseren van basisondersteuning.
Beslissingen over de inzet van de middelen worden
in 2014 genomen door de huidige SWV WSNS samen
met de toekomstige ondersteuningsmanager(s) in dat
verband; waarbij het bestuur en de OPR ervan uitgaat
dat het volume uren in 2014-2015 ongeveer gelijk
zal zijn aan het beschikbaar volume uren 2013-2014.
Deze lichte zorgmiddelen worden ook ingezet voor
het arrangeren van extra ondersteuning.
De ondersteuningseenheid ontvangt voor 2%
van het aantal leerlingen binnen deze OE ondersteuningsmiddelen ten behoeve van het SBO.
De ondersteuningseenheden Zaltbommel, Boxtel,
Schijndel en Vught hebben ieder een SBO binnen hun
werkgebied. De 6 ondersteuningseenheden binnen
den Bosch hebben samen één SBO school.
Voor de berekening van het deelname percentage
SBO wordt uitgegaan van het aantal leerlingen
op de reguliere teldatum (steeds 1 oktober)
van alle basisschool leerlingen binnen een
ondersteuningseenheid. Voor de berekening
in den Bosch wordt het totaal van de 6
ondersteuningseenheden genomen. Als tweede
teldatum is 1 februari volgend op de oktober telling
aangewezen (1 februari 2014 voor het schooljaar
2014-2015). Op basis daarvan vindt binnen de
ondersteuningseenheid een afrekening plaats:
1. Zitten er op de tweede teldatum minder dan 2%
van de leerlingen in een SBO school dan vloeien er
vanuit die SBO school zorgmiddelen (personeel en
materieel) terug naar de ondersteuningseenheid.
2. Zitten er op de tweede teldatum meer kinderen
dan 2% van de leerlingen in een SBO school dan
ontvangt de SBO school zorgmiddelen (personeel
en materieel) van de ondersteuningseenhe(i)
d(en) waartoe de SBO hoort. In den Bosch wordt
deze afrekening gerelateerd op de aantallen
binnen de 6 eenheden. Voor 2014-2015 staat
het de ondersteuningseenheid nog een laatste
jaar vrij om de middelen vanwege eventuele
personele gevolgen nog geheel of gedeeltelijk bij
de betrokken SBO te laten. Zijn er meer kinderen
dan op de teldatum van 1 oktober dan ontvangt de
SBO school in alle gevallen voor deze leerlingen
alsnog basisbekostiging.
Overgangsregeling 2014-2015 LGF cluster 3 en 4
(zware zorgmiddelen extra ondersteuning)
De lopende LGF beschikkingen binnen de clusters
3 en 4 die eerder ( dwz voor 1 oktober 2013) zijn
toegekend tot 31-7-2014 worden door de huidige
samenwerkingsverbanden WSNS omgezet in een
ondersteuningsarrangement vanaf 1 augustus 2014.
Binnen de huidige SWV WSNS wordt krachtig ingezet
op het voorkomen van aanvragen voor een LGF
tussen 1 oktober 2013 en augustus 2014. Het streven
is om daar waar ondersteuning nodig/ noodzakelijk
is direct een ondersteuningsarrangement samen te
stellen.
De huidige SWV hebben daarvoor niet allemaal
bedragen opgenomen op hun begroting. De
werkgroep financiën adviseert hen om daarvoor
de reserves van het SWV WSNS (als die er zijn) aan
te spreken of gebruik te maken van de toegekende
AB middelen binnen de ondersteuningseenheid.
In het schooljaar 2014-2015 wordt het schooldeel
van de middelen volledige doorbetaald naar het
schoolbestuur waar de leerling met de LGF zich
bevindt.
In het schooljaar 2014-2015 worden alle lopende LGF
beschikkingen binnen de clusters 3 en 4 omgezet
in ondersteuningsarrangementen die ingaan op 1
augustus 2014. De SO scholen ontvangen voor deze
leerlingen AB middelen gebaseerd op de telling van
1-10-2013. Dat levert een totaal aantal in te zetten
uren op die rechtstreeks voor het kind ingezet
kunnen worden. Deze uren worden per 1 augustus
2014 verdeeld over de ondersteuningseenheid naar
rato van het aantal leerlingen. (Dus nadrukkelijk
niet gebaseerd op het aantal leerlingen met
een LGF binnen de ondersteuningseenheid).
Op basis van historische gegevens is berekend
dat het om ongeveer een half uur per kind
binnen een ondersteuningseenheid zal gaan.
Ondersteuningsbehoefte van kinderen is leidend,
mochten middelen binnen een eenheid ontoereikend
zijn dan wordt er op het niveau van het SWV de
Meierij naar oplossingen gezocht in overleg tussen de
ondersteuningsmanagers en de directeur bestuurder.
Regeling 2015 en verder middelen voor extra
ondersteuning
Na 1 augustus 2015 ontvangen de
ondersteuningseenheden allen eenzelfde bedrag per
leerling vanuit de extra ondersteuningsmiddelen om
de arrangementen op de scholen te financieren.
Het bestuur van het samenwerkingsverband moet
nog een besluit nemen over de bekostigingssystematiek voor het aantal in te zetten uren vanuit
de SO scholen. Deze inzet blijft dan net als in het
schooljaar 2014-2015 verdeeld op basis van het aantal
leerlingen. We nemen het aantal LGF dossiers op
1-10-2013 als uitgangspunt bij alle berekeningen.
Hierbij houden we rekening met de schoolverlaters.
De bekostiging van de SO scholen baseren we
voor 2014-2015 op de telling van de tweede
(verplichte) teldatum op 1 februari 2014.
Het ministerie van OCW en DUO voeren nog eenmaal
de groeibekostiging van 16 januari 2014 uit voor
het (v)so, voor de aanvullende bekostiging van
het schooljaar 2014/2015. De uitvoering gebeurt
conform artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC.
Uitgangspunt vormt het aantal leerlingen in het (v)
so op de teldatum 16 januari 2014 die op 16 februari
2014 zijn opgenomen in BRON. Als het aantal
leerlingen op die datum is gegroeid met een halve
N-factor of meer ten opzichte van de teldatum 1
oktober 2013, ontvangt de (v)so-school aanvullende
bekostiging voor het schooljaar 2014/2015.
De kosten voor de groei van het (v)so trekt OCW voor
2014-2015 rechtstreeks af van de bekostiging van de
samenwerkingsverbanden. Hierdoor gaat het budget
per leerling in 2014-2105 omlaag.
Per saldo gaat het samenwerkingsverband er
echter niet op achteruit, omdat deze middelen
al waren toegevoegd aan het budget van het
samenwerkingsverband.
Voor de jaren erna voert DUO deze groeibekostiging
niet meer door. Deze middelen komen toe aan ons
samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband
zal de eventuele groei (v)so op de tweede teldatum
rechtstreeks aan de (v)so school bekostigen, conform
de systematiek 2014-2015.
61
8
Financiën
De bekostiging van Cluster 1 en 2
Voor ambulante begeleiding of plaatsing
in een speciale setting cluster 1 en 2 wordt
volledig gefinancierd door Koninklijke Visio
en Kentalis. Hieraan zijn voor ouders en het
samenwerkingsverband geen inkomsten of uitgaven
verbonden. Wel dient rekening gehouden te worden
met een ‘bezuiniging’ van 20% op het beschikbaar
budget cluster 1.
Grensverkeer43
De systematiek in de komende jaren voor de lichte
ondersteuning blijft gelijk aan die van 2013.
• In de overgangssituatie op 1 augustus 2014
vervallen de huidige verplichtingen van de
WSNS samenwerkingsverbanden onderling, dus
ook de verplichtingen tot verrekening met de
andere samenwerkingsverbanden inzake de SBO
leerlingen.
• Op 1 augustus 2014 betaalt SWV PO de
Meierij(alleen) voor leerlingen die op de eigen
SBO scholen in het samenwerkingsverband staan
ingeschreven.
• Na 1 augustus 2014 gelden de nieuwe procedures
TLV:
- Als voor het SBO een TLV wordt afgegeven
door PO de Meierij, betaalt de Meierij deze
plaatsing, ook als de leerling naar een SBO
school van een ander samenwerkingsverband
gaat. Dit andere SWV moet de leerling dan
ook toelaatbaar verklaren tot hun SBO via
eigen TLV procedure. De middelen voor
deze leerling ontvangt de Meierij en betaalt
deze vervolgens door aan het andere
samenwerkingsverband (overdracht).
- Bovengenoemde overdracht geldt niet bij
verhuizing. Wanneer ouders verhuizen,
binnen 6 maanden voor of na de toelating
tot het SBO, melden zij hun kind aan bij een
(speciale) basisschool in de nieuwe regio.
Deze school heeft dan de zorgplicht en moet
een passend aanbod doen. Voor plaatsing in
een SBO in de nieuwe regio is een TLV van
dat (nieuwe) SWV nodig. Dat is ook het SWV
dat vervolgens moet betalen voor de extra
plaatsing in hun SBO.
62
43
Ten aanzien van het grensverkeer geldt dus de
volgende overgangsregeling binnen PO de Meierij:
op 1 augustus 2014 vervallen de huidige
verplichtingen van de WSNS-samenwerkings­
verbanden ten aanzien van grensverkeer.
Dit betekent dat in de overgangsperiode de
verplichtingen tot het betalen van leerlingen uit het
samenwerkingsverband die op een SBO-school in een
ander samenwerkingsverband naar school gaan
vervallen. Op 1 augustus 2014 betalen samen­
werkings­verbanden alleen voor de leerlingen die op
de SBO-scholen in het samenwerkingsverband staan
ingeschreven op basis van de telling van 1 oktober
2013. Na 1 augustus 2014 betalen samenwerkings­
verbanden ook voor leerlingen die zij een
toelaatbaarheidsverklaring tot het SBO hebben
gegeven, maar die in een ander samenwerkings­
verband naar school gaan.
8.5 Saldo van begrote baten en lasten
Op basis van onze kengetallen kan worden
geconcludeerd dat in vergelijking met het landelijk
gemiddelde de uitgangssituatie van De Meierij
met betrekking tot de lichte ondersteuning een
redelijk gunstige is. Dit geldt ook voor de extra
ondersteuning. Het aantal rugzakken in de regio
ligt nog net onder het landelijk gemiddelde. Aantal
leerling op het SO is (fors) toegenomen volgens de
telling 2013 die rechtstreeks van de SO scholen in ons
werkgebied is gekomen.
Vanaf 2014 werken we met een sluitende begroting
voor het SWV PO De Meierij, gebaseerd op basis
van de dan toegekende middelen en dan geldende
verdeelsystematiek. In het schooljaar 2014-2015:
ongeveer 7,1 Mio inkomsten met 6,9 Mio uitgaven,
resultaat ongeveer € 250.000,-. In 2015-2016
ongeveer 13,8 Mio inkomsten met 13,3 Mio uitgaven,
resultaat ongeveer 550.00,-.
Verder maakt de meerjarenplanning duidelijk
dat we jaarlijks respectievelijk voldoende reserve
overhouden voor onvoorziene zaken en opbouw
liquiditeit / solvabiliteit. Een positief jaarlijks
eindresultaat zal gebruikt worden voor de opbouw
Met verwijzing naar de wetsartikelen: WPO art. 40 lid 8, WPO art. 125 lid 1 en 4, WEC art 40 leden 10-15.
van solvabiliteit SWV tot een streefgetal van 7,5%
weerstandsvermogen (1 miljoen euro) met een
minimum van 5% en een maximum van 10%.
Een negatief jaarlijks resultaat zal ten laste koste
komen van alle aangeslotenen. Dit conform het
gestelde in de WPO, art 125b, lid 3: Indien de
bedoelde bekostiging niet voldoende is om daaruit
de verplichtingen na te komen, dragen alle scholen
en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster
3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen
in het gebied van het samenwerkingsverband,
de ontbrekende bekostiging over aan het
samenwerkingsverband.
Hierbij is aandacht voor het gescheiden houden van
de twee geldstromen: lichte en zware middelen.
Het aandeel in de bijdrage bij een negatief
eindresultaat van de onderscheiden scholen en
scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs, wordt bepaald in
rato verdeling gebaseerd op het leerlingaantal.
Overdracht van dit saldo geschiedt uiterlijk 1 maand
na vaststelling van de jaarrekening.
Financiële risico’s
• Risico verschil telgegevens SWV 1 oktober
2013 v.s. gegevens DUO/ OCW
De begroting kan sterk veranderen als blijkt dat
de cijfers van OCW niet kloppen. Voorlopig zijn we
ervan uitgegaan dat zij goed zijn.
• Risico verhouding extra indicaties na 1 oktober
2013 en schoolverlaters 2014
Door de gemaakte afspraken is het risico dat het
aantal LGF waarvan de middelen moeten worden
doorgesluisd naar de schoolbesturen hoger is dan
nu verwacht erg laag. Er is al rekening gehouden
met de mogelijkheid dat sommige leerlingen
(van de 55 potentiële schoolverlaters) toch nog
langer blijven en dat het niet in alle gevallen zal
lukken om te voorkomen dat er een herindicatie
wordt aangevraagd voor de 23 LGF indicaties die
aflopen per 1-8-2014.
• Risico stijging percentage SBO:
In 2013 kent ons SWV 1,87% deelname SBO.
Het streefdoel is een deelname van maximaal
2%; het percentage waarop ook de bekostiging is
gebaseerd. Zoals het er nu uit ziet komen we in
de gehele periode van deze meerjarenbegroting
niet boven die 2% . Hierbij geven we extra
aandacht aan Boxtel, om SBO verwijzingen terug
te begeleiden en minder nieuwe verwijzingen te
laten plaatsvinden. Wanneer meer leerlingen
van de BAO scholen naar het SBAO gaan
worden de kosten daarvan gedragen door
de betreffende ondersteuningseenheid. De
afspraak is dat de ondersteuningseenheden met
de SBAO scholen het teveel aan zorgmiddelen
verrekenen met de betalingen op grond van de
tweede teldatum. Voor 2014-2015 staat het de
ondersteuningseenheden vrij deze middelen
terug te halen. Vanaf 1 augustus 2016 vindt
deze verrekening overal plaats. In exacte
toerekening op basis van de 2% zorgmiddelen die
wordt betaald door OCW voor zorg op de SBAO
scholen is nog niet verwerkt in deze begroting!
Uitgangspunt is dat de herverdeling van deze
middelen geen gevolgen heeft voor de resultaten
van de begroting van de Meierij! Andere
leerlingen stromen ( minder naar SO en meer
naar SBO) zullen wellicht leiden tot verschuiving
van middelen.
• Risico stijging SO:
In 2012 kende ons SWV 1,61% deelname SO. Dit
lag onder het landelijk gemiddelde en was relatief
stabiel. Inmiddels is het gestegen naar 1,62%.
Voor deze post geldt dat voor elke verwijzing
naar het SO door DUO een bedrag op het budget
voor extra ondersteuning wordt ingehouden. Een
stijgende trend in het aantal plaatsingen SO in de
komende jaren leidt tot een hogere korting door
DUO op het budget voor extra ondersteuning.
Ons streefdoel is in elk geval te zakken beneden
het landelijke gemiddelde maar bij voorkeur tot
1,5% . Speciale aandacht voor categorie 3
(meervoudig gehandicapte leerlingen) is hier
op z’n plaats.
63
8
•
Financiën
Risico begroting ondersteuningseenheden
Het streven is om de lichte middelen steeds
volledig aan de ondersteuningseenheden te laten
toekomen voor realisatie basisondersteuning.
Al te grote fluctuaties in het jaarlijkse
budget, bijvoorbeeld als gevolg van een sterk
wisselende trend van SBAO- en SO-plaatsingen,
drukken sterk op de begrotingen van de
ondersteuningseenheden en moeten dan ook
worden voorkomen.
De ondersteuningseenheid Boxtel kent een
hoog deelnamepercentage SBO. Terwijl de
ondersteuningseenheid Schijndel relatief gezien
veel leerlingen heeft met een LGF indicatie.
In beide gevallen kan dit ertoe leiden dat deze
relatief kleine ondersteuningseenheden
onvoldoende ruimte hebben om te arrangeren.
De belangen van het kind zijn leidend binnen
de Meierij, de ondersteuningseenheden zijn
gezamenlijk verantwoordelijk voor de juiste
ondersteuning voor alle kinderen en maken
afspraken om te voorkomen dat kinderen de
dupe worden. Over extern grensverkeer en intern
grensverkeer moeten afspraken worden gemaakt.
• Risico kwalitatieve en kwantitatieve formatie
LGF inzet
Op basis van de LGF aantallen en een toerekening
PAB en TAB rekent het model van de PO-raad uit
dat er een herbestedingsverplichting ten aanzien
van personeel ambulante diensten bij SO scholen.
Als we het hele herbestedingsbedrag verdelen
over de ondersteuningseenheden op basis van
leerling aantallen krijgt elke eenheid € 45,- per
leerling te besteden. Afspraken met het SO over
de inzet van personeel op basis van deze 100%
herbestedingsverplichting moeten met spoed
worden gemaakt. Daarvoor is noodzakelijk dat:
de beschikbare expertise begin 2014 volledig in
kaart is gebracht!
•
64
Risico: ontbreken slagboom voor de
toelaatbaarheidsverklaringen SBO en SO.
De ingezette lijn met betrekking tot het systeem
van ondersteuningstoewijzing en toelaatbaarheid
verklaringen houdt risico’s in ten aanzien van
de beheersbaarheid van de uitgaven SBAO en
SO. Alle voorbereidingen en besluitvorming
om te komen tot toelaatbaarheid SBAO en SO
dan wel aanspraak op middelen voor extra
ondersteuning vindt plaats op het niveau van de
ondersteuningseenheden, inclusief het vereiste
deskundigenadvies. Het samenwerkingsverband
toetst slechts procedureel. Bij een toenemende
druk op de beschikbare middelen voor extra
ondersteuning dan wel een stijging van het aantal
plaatsingen SBAO en SO, is er geen mechanisme
dat een rem op de uitgaven / plaatsingen kan
zetten.
•
Risico liquiditeitspositie met financiële
reserves bij aanvang.
Naar verwachting start het SWV met een
reserve van € 200.000,-. Op dit moment bevat
de meerjarenbegroting nog geen storting in een
reserve om eventuele komende tegenvallers op
te vangen. Wel blijkt uit de begroting een jaarlijkse
reserve van € 300.000,-.of (veel) meer. Van belang
is de extra en onvoorziene uitgaven goed in de
hand te houden, zodat een groot deel van dit
bedrag een jaarlijkse reservering kan betekenen
tot 2018, zodat dan een toereikende reserve zal
zijn ontstaan. Het bestuur heeft besloten over
de noodzakelijke reservering. Vooralsnog lijkt
toewerken naar ongeveer € 1.000.000 (7,5%
weerstandsvermogen) toereikend.
Het gezamenlijk halen van de streefpercentages
(hoofdstuk 7) maakt van deze risico’s extra kansen
voor het realiseren van passend onderwijs. Het
spreekt voor zich dat strakke sturing op beheersing
van deze risico’s noodzakelijk is. Hierop is ook
in de inspectie audit gewezen. De genoemde
risico’s pleiten ervoor om direct vanaf de start
een adequate monitor / checks and balances in
te richten, en in feite ‘realtime’ alle trends binnen
het samenwerkingsverband te volgen, zodat tijdig
eventuele noodzakelijke interventies kunnen worden
gepleegd om tot een beheersing van de uitgaven te
komen. (zie hiervoor ook de monitor in paragraaf 4.8
bij stap 7).
9
Bijlagen
9.1 Lijst met afkortingen / uitleg
9.2 Overzicht 29 aangesloten besturen SWV PO de Meierij
9.3 Vastgestelde beleidsstukken bestuur SWV met referentienummers
9.4 Lijst deelnemende scholen SWV PO de Meierij
9.5 Schema organisatie OPR
9.6 Basiskwaliteit november 2013 deelnemende scholen
9.7 Matrix startniveau basisondersteuning deelnemende scholen
9.8 Meerjarenbegroting (separate bijlage)
9.9 Lijst met uitleg begrippen
65
Bijlage 9.1 Lijst met afkortingen
66
AB-DB
Algemeen bestuur Dagelijks bestuur
AMK
Advies- en meldpunt kindermishandeling
AMVB
Algemene maatregel van bestuur
AWBZ
Algemene wet bijzondere ziektekosten
BJZ
Bureau jeugdzorg
BJG
Basis team jeugd en gezin
CGB
Commissie Gelijke Behandeling
CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
CVB
College van bestuur
CVI
Commissie voor indicatiestelling
EMB
Ernstig Meervoudig Beperkt(e kinderen)
(G)MR
(Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad
HGW
Handelingsgericht werken
IHP
Integraal huisvestingsplan
JJI
Justitiële jeugdinrichting
GJI
Gesloten jeugdzorginstelling
OP
Ondersteuningsplan (op hoofdlijnen)
KvK
Kamer van Koophandel
LEA
Lokale educatieve agenda
LGF
Leerlinggebonden financiering
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
OAB
Onderwijs Achterstanden Beleid
OCW
Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OE
Ondersteuningseenheid
OEM
Ondersteunings(eenheid)manager
OKE
Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie
OOGO
Op overeenstemming gericht overleg
(V)OPR
(voorbereidende) Ondersteuningsplan raad
OP
Ondersteuningsplan SWV
OPP
Onwikkelingsperspectiefplan
PCL
Permanente Commissie Leerlingzorg
PGB
Persoonsgebonden budget
PO
Primair onderwijs / PO raad: de besturenorganisatie
RDDF
Regeling Risico Deel Formatie
REA
Regionale educatieve agenda
REC
Regionale Expertisecentrum
RGW
Resultaatgericht werken
SBO
Speciaal basisonderwijs, ook wel afgekort als SBAO
SMW
Sociaal maatschappelijk werk
SO
Speciaal onderwijs
SOP
Schoolondersteuningsprofiel
SWV
Samenwerkingsverband
TLV
Toelaatbaarheidsverklaring
VNG
Vereniging Nederlandse gemeenten
VO
Voortgezet onderwijs
VSO
Voortgezet speciaal onderwijs
VSV
Voorschoolse voorzieningen
VSP
Voorschoolse periode
VVE
Voor- en vroegschoolse educatie
WBP
Wet bescherming persoonsgegevens
WEC
Wet op de Expertisecentra
WGBH/CZ
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
WMO
Wet maatschappelijke ondersteuning
WMS
Wet medezeggenschap scholen
WOT
Wet op het onderwijstoezicht
WPO
Wet op het primair onderwijs
WSNS
Weer samen naar school
ZAT
Zorg- en adviesteam
ZMO
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (onderwijssoort cluster 4)
ZML
Zeer moeilijk lerende kinderen (onderwijssoort cluster 3)
67
Bijlage 9.2 Overzicht 29 aangesloten besturen bij
SWV PO de Meierij
68
Naam
Straat correspondentie
Postcode
Plaats
Ver. v. Prot. Chr. Basisond.
Kerkplein 6
5314AT
Bruchem
Ver.sticht./inst.Sch.md Bijbel
Postbus 42
5306ZG
Brakel
Ver. Scholen met de Bijbel
Kerkstraat 6
5321TN
Hedel
Koning Willem I College
Postbus 122
5201AC
S-Hertogenbosch
SIMON
Postbus 11
3830AA
Leusden
St. K./P. C. Bas.ond. Vught eo
Moleneindplein 9
5262CW
Vught
Stichting St.-Christoffel
Postbus 281
5280AG
Boxtel
Stg. kath/interc. PO Gem. S.M.
Postbus 99
5270AB
Sint-Michielsgestel
Stichting SKOPOS
Postbus 34
5480AA
Schijndel
St. RK Onderwijs Bommelerwaard
Koningin Wilhelminastr 93
5321TB
Hedel
Stichting Pallas
Postbus 559
3700AN
Zeist
Stg. Chr. Prim. Onderw. Betuwe
Postbus 167
4000AD
Tiel
Ver Chr Sch Ond
Dreef 6
5325XD
Well Gld
St. Weer Samen naar Sch. Vught
Postbus 2128
5260CC
Vught
Stg. Spec. Bas.-/Prakt.onderw.
Wielkamp 1
5301DB
Zaltbommel
Stg STROOMM
Postbus 152
5330AD
Kerkdriel
Stg ATO
Postbus 185
5240AD
Rosmalen
Stg. Kathol. Onderw. Breukelen
Baroniestraat 41
5281JB
Boxtel
Stichting Saltho-onderwijs
Bosscheweg 139H
5282WV
Boxtel
Stg Kath Ond Haaren
Capucijnenstraat 19
5074PE
Biezenmortel
Ver. Verstr. BO Ger. Grondslag
Postbus 4
5310AA
Gameren
Ver Stg Insth Veom Sch
Postbus 80
3360AB
Sliedrecht
Stichting Sint Albertus
Dorpsstraat 28
5298CB
Liempde
Stichting Signum
Postbus 104
5240AC
Rosmalen
Stichting Gabriel
Postbus 196
6400AD
Heerlen
Ver Insth Sch md Bijbel
Postbus 13
4260AA
Wijk En Aalburg
Sticht. ZML Noordoost Brabant
Postbus 460
5240AL
Rosmalen
Stg. Spec. Onderw. De Zwengel
Postbus 2214
5260CE
Vught
Ver.stg./inst.h. Sch.md Bijbel
Vornstraat 4
5305EJ
Zuilichem
Bijlage 9.3 Overzicht vastgestelde beleidstukken
bestuur SWV PO de Meierij
Vastgestelde stukken Bestuur SWV PO de Meierij
1
12-10-25 Intentieverklaring SWV PO De Meierij 30.05 i.o. getekend
2
Sjabloon Aansluitingsovereenkomst swv De Meierij
3
20742-afschrift oprichting Stichting samenwerkingsverband PO De Meierij
3a
Afschrift rectificatie-acte behorend bij 2074-afschrift oprichting Stichting SWV PO De Meierij
4
13-10-24 SWV De Meierij def bestuursreglementv3
5
13-10-24 SWV De Meierij_def toezichtkaderv2
6
13-08-22 Logo SWV PO De Meierij
7
13-08-22 Presentatie Logo SWV PO De Meierij
8
13-08-22 Organiseren van Passend Onderwijs versie 3
9
13-08-22 WOOT basisondersteuning 0.8 definitief
10
13-08-22 WOOT extra ondersteuning zonder SO
11
13-08-22 SWV 30 05 kwaliteitsbeleid in nieuwe versie koersplan versie 16-01-2013
12
13-08-22 WG Kwaliteitsbeleid Info stuurgroep 16 mei 2013
13
13-08-29 130820013 aansluiting en overdracht swv meierij
14
13-08-29 Conceptvoorstel Model vormgeving OPR de Meierij 30-05
15
13-08-29 Model OPR
16
13-08-22 Begroting 12 13 SWV PO De Meierij
17
13-10-24 Begroting 13 14 SWV PO De Meierij
18
13-11-04 SBO SO en toelaatbaarheidsverklaring definitief (= nummer 27 bijgesteld)
19
13-10-24 20131020 allocatie middelen en financiën versie def
20
13-10-24 INK-model Resultaatgebieden kwaliteitsmanagement WSNS PO de Meierij conc. 1-10
21
13-10-24 Voorstel ondertekenen OOGO procedure
22
13-10-24 Medezeggenschapsstatuut SWV PO de Meierij - MR personeel in dienst
23
13-10-24 Medezeggenschapsreglement OPR SWV PO de Meierij 30-05
24
13-10-24 Huishoudelijk reglement OPR SWV PO de Meierij 30-05
25
13-10-24 Huishoudelijk reglement OPR : faciliteitenregeling
26
13-11-08 Functieomschrijving mét waardering directeur-bestuurder
27
13-08-24 SBO SO en toelaatbaarheidsverklaring definitief 14-11-13
28
13-12-05 OPP Woot
29
13-12-05 Stappenplan arrangeren extra ondersteuning
30
13-12-05 Schema Stappenplan extra ondersteuning
31
13-12-05 De verbinding Passend Onderwijs en gemeentelijke taken
32
23-01-14 Format model OPP
33
23-01-14 Functiebeschrijving manager ondersteuningseenheden
34
14-03-10 Memo bezwaren TLV en second opinion
35
14-03-10 werving OEM en sollicitatieprocedure
36
14-03-12 Reactie op conceptverslag simulatie aan Inspectie van Onderwijs
37
14-04-02 Reactie_bestuur_swv_OP_De_Meierij_instemmingsbrief OPR
38
14-04-17 Rooster van aftreden en taakverdeling AB
39
14-04-17 Notitie cluster 1 + 2 (onder voorbehoud)
40
14-04-17 Notitie Start Ondersteuningseenheden
41
14-04-17 Procedure (inhoudelijke) second opinion
69
Bijlage 9.4 Deelnemende scholen (BRIN) en
leerlingaantallen OCW oktober 2013
BRIN
Sty
Naam
Adres
Postcode
Gemeentenaam
1-10-2013
ex ond
00TR00
sbao
SSBO Hertog van Brabantschool
Brabantlaan 75
5262JH
Vught
105
3
01PD00
so
Herman Broerenschool
Waterleidingstraat 4
5244PE
s-Hertogenbosch
164
0
02RG00
sbao
SBO De Maremak
De Beukums 101
5283XH
Boxtel
101
1
02SJ01
so
Klimop School voor BLO
De Tijvert 7
5282RL
Boxtel
31
0
02SK00
so
Mytylschool Gabriel
Klokkenlaan 2
5231BA
s-Hertogenbosch
122
0
03HC00
bao
Christelijke Basisschool
Kerkstraat 33
5313AP
Zaltbommel
54
3
03JH00
bao
Basisschool Jeroen Bosch
Vincent van Goghlaan 28
5246GB
s-Hertogenbosch
363
3
03PM00
bao
RK Basissch De Wegwijzer
Brouwerstraat 2
5271XR
Sint-Michielsgestel
241
1
03PX00
bao
Basisschool De Pollenhof
Kasteellaan 2
5321GL
Maasdriel
216
0
03QY00
bao
Angelaschool v Basisond
Baroniestraat 41
5281JB
Boxtel
510
2
03RT00
bao
Deken Wehmeijer
Voorstraat 126
5334JW
Maasdriel
104
1
03VR00
bao
Franciscus-School
Aakstraat 6
5301TP
Zaltbommel
429
3
03XK00
so
Michaëlschool
Schijndelseweg 3
5283AB
Boxtel
43
0
04DZ00
bao
Jenaplanschool Antonius Abt
Oberon 17
5221LT
s-Hertogenbosch
587
11
04LG00
bao
School m d Bijbel, De Zaaier
Kerkstraat 6
5321TN
Maasdriel
104
1
04NC00
bao
Oecum Jenaplsch Molenw
Achterberghstraat 12
5282RP
Boxtel
219
6
04PZ00
bao
Hervormde Basisschool
Molenstraat 50
5315AB
Zaltbommel
81
0
04TA00
bao
Chr Basissch D Hoeksteen
Dreef 6
5325XD
Maasdriel
140
1
04TH00
bao
Basisschool Roald Dahl
Papaverstraat 31
5271RA
Sint-Michielsgestel
274
0
04VC00
sbao
SSBO Toermalijn
Wielkamp 1
5301DB
Zaltbommel
93
2
04VX00
bao
Herman Jozef-School
Pastoor Verlindenstraat 22
5258HV
Sint-Michielsgestel
180
2
04XC00
bao
RK Basissch De Schakel
t Bussche Kempke 2
5324AC
Maasdriel
279
2
04XD00
bao
BS Klim-op
Leypad 3
5076BE
Haaren
282
2
04XX00
bao
Prinses Amaliaschool
Reginahof 3
5282GC
Boxtel
138
2
04XZ00
bao
Basissch St Theresia
Lennisheuvel 52
5281LG
Boxtel
123
1
04ZW00
bao
Basissch De Springplank
St.-Elisabethstraat 19
5261VK
Vught
213
2
05BQ00
bao
Dr Landman-School
Kastanjelaan 15
5268CA
Haaren
373
3
05IZ00
bao
De Troubadour Sch v Bo
Mozartlaan 17
5242HR
s-Hertogenbosch
363
2
05JA00
bao
Basisschool De Masten
Sint Jozefstraat 1
5248AT
s-Hertogenbosch
101
3
05JG00
bao
De Touwladder
Van den Kerkhoffstraat 27
5271CH
Sint-Michielsgestel
306
1
70
BRIN
Sty
Naam
Adres
Postcode
Gemeentenaam
1-10-2013
ex ond
05KL00
bao
Basisschool De Matrix
Kraanvogellaan 4
5221GB
s-Hertogenbosch
355
6
05VM00
bao
Chr Basissch M D Bijbel
Schoolstraat 8
5305EA
Zaltbommel
139
2
05YK00
bao
Christelijke Basisschool
Kerkplein 6
5314AT
Zaltbommel
190
0
06BQ00
bao
OBS De Piramide
Van de Pollstraat 2
5262XE
Vught
441
0
06BX00
bao
D W v Dam v Brakelschool
Burgemeester Posweg 46B
5306GE
Zaltbommel
86
0
06CX00
bao
OBS De Bogerd
Kersenbogerd 2-4
5328GW
Maasdriel
318
0
06EQ00
bao
Willem van Oranjeschool
Vrijheidslaan 94
5306BN
Zaltbommel
180
0
06KV00
bao
Basisschool Mgr Zwijsen
Ipperakkeren 13
5331XL
Maasdriel
617
1
06KY00
bao
Basissch Den Krommenhoek
Luyckershofke 33
5243WC
s-Hertogenbosch
74
1
06PM00
bao
BO op Geref Grondslag
Delkant 4
5311CJ
Zaltbommel
244
0
06TP00
bao
Sch M D Bijbel De Burcht
Oranjestraat 1A
5308JW
Zaltbommel
111
0
06WB00
bao
RK Basissch De Oversteek
Dorpsstraat 28
5298CB
Boxtel
509
3
06XC00
bao
BS St Lambertus
St.Lambertusweg 112
5291AD
Sint-Michielsgestel
254
0
06XR00
bao
Vrije Sch De Driestroom
Waalstraat 30
5215CK
s-Hertogenbosch
212
2
07CY00
bao
Basissch St Franciscus
Capucijnenstraat 19
5074PE
Haaren
112
2
07FJ00
bao
Basisschool De Leydraad
Voorstraat 17
5266AV
Vught
69
1
07GB00
bao
Basisschool De Meidoorn
Venuslaan 15
5331VA
Maasdriel
131
2
07GC00
bao
Basisschool De Bolster
Ericastraat 33
5271KL
Sint-Michielsgestel
340
2
07OJ00
bao
Basisschool De Parel
Schoolstraat 1
5258CJ
Sint-Michielsgestel
163
0
07UF00
bao
Basisschool ‘t Wikveld
Meerwijkweg 2-4
5236BM
s-Hertogenbosch
662
5
08DE00
bao
De Kleine Beer
Westerbroek 2
5258SG
Sint-Michielsgestel
135
1
08HD00
bao
De Lichtstraat
Brabantlaan 73
5262JH
Vught
282
2
08HK00
bao
OBS Den Boogerd
Donkerstraat 17
5308KB
Zaltbommel
87
1
08MF00
bao
Fonkel
Veldstraat 5
5275BD
Sint-Michielsgestel
264
3
08MR00
bao
Basisschool Odradaschool
Sint Odradastraat 14
5335LL
Maasdriel
45
0
08MV00
bao
Basisschool ‘t Ven
Seringenstraat 2
5241XK
s-Hertogenbosch
187
4
08QP00
bao
Basissch St Willibrordus
Postelstraat 19A
5296LM
Haaren
208
0
08XH00
bao
Theresiaschool
Braakven 19
5258AG
Sint-Michielsgestel
533
1
09KG00
bao
CBS de Leiboom
De Zandkampen 48
5301WE
Zaltbommel
239
1
09LF00
bao
BS De Wieken
Lidwinastraat 53
5262EN
Vught
148
0
71
Bijlage 9.4 Deelnemende scholen (BRIN) en
leerlingaantallen OCW oktober 2013
BRIN
Sty
Naam
Adres
Postcode
Gemeentenaam
1-10-2013
ex ond
09LF01
bao
BS De Wieken
Moleneindplein 9
5262CW
Vught
144
1
09PF00
bao
EC ‘t Sparrenbos
Eikakkerhoeven 83
5242KM
s-Hertogenbosch
368
4
09QY00
bao
Spelelier
Dr.de Brouwerlaan 74
5283EE
Boxtel
294
6
09YM00
bao
De Vlindertuin
Jac van Looystraat 5
5216SB
s-Hertogenbosch
135
1
09ZH00
bao
L W Beekman
vd Does de Willeboissngl 14
5211CC
s-Hertogenbosch
399
5
10BZ00
bao
Basisschool De Walsprong
Prins Clausstraat 2a
5301RT
Zaltbommel
218
0
10LN00
bao
De Vlieger
Vincent van Goghlaan 28
5246GB
s-Hertogenbosch
305
8
10RL00
bao
Noorderlicht
Vijfde Rompert 35-37
5233EJ
s-Hertogenbosch
313
12
10TT00
bao
De Spelwert
De Zandkampen 48
5301WE
Zaltbommel
289
2
10XG00
bao
Basisschool de Baarzen
Rouppe van der Voortlaan 1
5262HC
Vught
180
1
11AZ00
bao
De Hobbit
De Hoge Kamp 9
5247WH
s-Hertogenbosch
304
3
11FU00
bao
t Mozaiek
Eindhovenlaan 1
5224VG
s-Hertogenbosch
208
0
11RP00
bao
Madelief
Landstrekenlaan 118-120
5235LD
s-Hertogenbosch
227
0
11ZC00
bao
De Kruisstraat
Kruisstraat 29
5249RD
s-Hertogenbosch
229
1
12BT00
bao
Basisschool het Palet
Eekbrouwersweg 2
5233VG
s-Hertogenbosch
447
2
12LF00
bao
De Aquamarijn
Waalstraat 50
5215CK
s-Hertogenbosch
303
5
12PC00
bao
Basisschool De Regenboog
Poolster 5
5482SX
Schijndel
408
4
12PC01
bao
Basisschool De Regenboog
Schoolstraat 2
5482EG
Schijndel
149
2
12QX00
bao
Obs de Kring
Beemdstraat 3
5482HA
Schijndel
80
1
12TH00
bao
Basisschool de Haren
Ploossche Hof 85
5233HG
s-Hertogenbosch
230
1
12ZR00
bao
Basisschool de Duizendpoot
Het Wielsem 1
5231BV
s-Hertogenbosch
219
1
13CK00
bao
Basissch t Kwekkeveld
Cornelis Trompstraat 47
5481GS
Schijndel
348
3
13HU00
bao
Basisschool de Beemd
Beemdstraat 5
5482HA
Schijndel
344
9
13MX00
bao
Basisschool de Heycant
Conventstraat 10
5481CP
Schijndel
460
5
13WW00
bao
RK Bs Paus Joannes
Jan Olieslagersstraat 51
5224BD
s-Hertogenbosch
178
1
13YW00
bao
RK Bs de Vossenberg
Jan van Amstelstraat 36
5481HD
Schijndel
171
3
14AE00
bao
RK Bs het Bossche Broek
Liviusstraat 4
5216CD
s-Hertogenbosch
559
3
14VM00
bao
RK Bs de Kruisboelijn
Churchilllaan 82
5224BW
s-Hertogenbosch
157
2
15CT00
bao
RK Basisschool de Schalm
Theresialaan 34
5262BN
Vught
444
0
15CU00
bao
RK Basissch Het Molenven
Victorialaan 15
5261AE
Vught
433
1
72
BRIN
Sty
Naam
Adres
Postcode
Gemeentenaam
1-10-2013
ex ond
15KA00
bao
RK BS De Kameleon
Leonardus van Veghelstr 1
5212AD
s-Hertogenbosch
519
2
15MN00
bao
RK Basissch De Kwartiermaker
Zandveldstraat 1-3
5223JX
s-Hertogenbosch
122
0
15PB00
bao
Basisschool Oberon
Waalstraat 52
5215CK
s-Hertogenbosch
77
2
15RJ00
bao
RK Basissch ‘T Boschveld
Celsiusstraat 29
5223CA
s-Hertogenbosch
91
0
15WE00
bao
Aventurijn
Hengmeng 92
5235JZ
s-Hertogenbosch
152
0
16WC00
sbao
SBO Sprankel
Kooikersweg 301
5223KE
s-Hertogenbosch
166
4
18FJ00
bao
Tweestromen BS
Maasdijk 10A
6624KN
Maasdriel
121
0
18MZ00
bao
De Ontdekking
Rijzertlaan 242
5223JR
s-Hertogenbosch
289
4
18OD00
bao
Het Rondeel
Acaciasingel 77
5213VC
s-Hertogenbosch
192
5
18PN00
bao
De Springplank
Hambakendreef 2AB
5231RJ
s-Hertogenbosch
188
5
18RO00
bao
Caleidoscoop
Fluitenkruid 8
5236TL
s-Hertogenbosch
409
4
19JG00
bao
BS St Petrus
Burgakker 8
5281CH
Boxtel
241
4
19KV00
bao
BS De Beemden
Apollopad 99
5283KG
Boxtel
222
1
19LR00
bao
BS De Vorsenpoel
Hendrik Verheeslaan 40
5283CV
Boxtel
382
1
19MD00
bao
BS De Hobbendonken
Beneluxlaan 4
5283HD
Boxtel
196
1
19RH00
sbao
SSBO t Talent
Bunderstraat 8
5481KD
Schijndel
67
12
21CZ00
bao
OBS De Lispeltuut
Kasteellaan 2A
5321GL
Maasdriel
202
1
21GN00
so
RK Sch De Rietlanden
Jan Olieslagersstraat 3
5224BD
s-Hertogenbosch
163
0
21NM00
bao
Merlijn
Zilverkruid 12
5237HA
s-Hertogenbosch
176
2
21NN00
bao
PC Basisschool De Bron
Zilverkruid 10
5237HA
s-Hertogenbosch
140
1
21RE00
bao
De Overlaet
Terpeborch 78
5241KB
s-Hertogenbosch
390
6
21RF00
bao
RK Basisschool De Borch
Terpeborch 74
5241KB
s-Hertogenbosch
219
1
23RT00
bao
Basisschool Nour
Churchilllaan 82
5224BW
s-Hertogenbosch
91
0
23XK00
so
De Zwengel
Carillonlaan 3
5261LT
Vught
48
0
24AY00
bao
Meander
Braspenninglaan 171
5237NS
s-Hertogenbosch
330
1
24AZ00
bao
R Basissch t Schryverke
Patagonstraat 1
5237NE
s-Hertogenbosch
345
5
27AK00
bao
De Hasselbraam
Haarensteijnstraat 15
5076CM
Haaren
157
0
27UZ00
bao
de Fonkelsteen
Prins Clausstraat 2 B
5301RT
Zaltbommel
91
0
27YZ00
bao
De Groote Wielen
Deltalaan 140
5247JT
s-Hertogenbosch
584
5
27ZA00
bao
Wittering.nl
Deltalaan 140
5247JT
s-Hertogenbosch
261
4
30BA00
bao
De Hoven
Allegroweg 2
5245AH
s-Hertogenbosch
218
2
73
Bijlage 9.5 Schema OPR
Bestuur
SWV de Meierij PO
30-05
OndersteuningsPlanRaad (OPR) 12 leden:
5 ouders PO, 5 personeelsleden PO,
1 ouder SO en 1 personeelslid SO gekozen uit
en door de verkiezingsplatforms
DirecteurBestuurder
Werkgroep
Personeel
Verkiezingsplatform
Ouders
Alle Besturen
PO leveren één
ouder.
De 29 gekozen
ouders hebben
een leerling op
een school van
het betreffende
bestuur.
Werkgroep
Financiën
Werkgroep
Onderwijs &
Ontwikkeling
Werkgroep
Ondersteuningstoewijzing
Werkgroep
Kwaliteitszorg
74
Verkiezingsplatform
Personeel
Alle Besturen
PO leveren één
personeelslid.
De 29 gekozen
personeelsleden
zijn in dienst
van het
betreffende
bestuur.
Bijlage 9.6 basiskwaliteit scholen november 2013
kwal indicatorkwal indicatorkwal indicator
7.1 /3.5(SO)
8.1
aantal scholen totaal in SWV
120
aantal scholen Basisarrangement inspectie
119
1
aantal scholen door inspectie als zwak beoordeeld
Aantal scholen met recente rapportage inspectie na 2009
Aantal scholen zonder recente rapportage inspectie na 2009
111
9
111
8.3
103
109
aantal scholen kwaliteit Goed
3
6
3
aantal scholen kwaliteit voldoende
92
91
79
aantal scholen kwaliteit Onvoldoende
16
6
27
niet beoordeeld
9
17
11
Percentages
aantal scholen Basisarrangement inspectie
99%
Aantal scholen met recente rapportage inspectie na 2009
93%
Aantal scholen zonder recente rapportage inspectie na 2009
8%
aantal scholen beoordeling Goed
3%
5%
aantal scholen beoordeling voldoende
77%
76%
66%
aantal scholen beoordeling Onvoldoende
13%
5%
23%
aantal scholen niet beoordeeld
Percentages scholen met recente beoordeling na 2009
kwal indicatorkwal indicatorkwal indicator
7.1 /3.5(SO)
3%
8.1
8.3
aantal scholen beoordeling Goed
3%
6%
3%
aantal scholen beoordeling voldoende
83%
88%
72%
aantal scholen beoordeling Onvoldoende
14%
6%
25%
100%
100%
100%
Bevindingen:
Nagenoeg alle scholen bezitten bij datum peiling november 2013 een basisarrangement.
Eén school is als zwak beoordeeld. 8% van de scholen beschikt niet over een recente beoordeling door de inspectie na 2009
Van de beoordeelde scholen: (scholen met een recente beoordeling door de inspectie)
14% van de beoordeelde scholen scoren onvoldoende op het gebruik van een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen.
Nagenoeg alle beoordeelde scholen scoren voldoende op het vroegtijdig signaleren welke leerlingen zorg nodig hebben.
Een kwart van de beoordeelde scholen scoort onvoldoende op het planmatig uitvoeren van de zorg.
Van de scholen waarvan 3 indicatoren zijn beoordeeld (7.1;8.1;8.3):
Scoort 63% op al deze indicatoren minimaal voldoende.
Scoort 7% (7 scholen) op 2 van deze indicatoren onvoldoende.
Scoort 1% (1 school) op al deze indicatoren onvoldoende.
75
Bijlage 9.7 Matrix startniveau basisondersteuning
deelnemende scholen
In het voorjaar 2014 is een eerste meting gedaan naar de startsituatie per school. Over het algemeen kan
worden geconstateerd dat de Meierij een dekkend aanbod realiseert, maar dat alle scholen een ontwikkelopdracht
hebben m.b.t. het realiseren van alle vereiste gedefinieerde aspecten basisondersteuning. Nadere analyse
voor het samenwerkingsverband, voor schoolbesturen en voor ondersteuningseenheden volgt in de periode
mei – augustus 2014.
Bijlage 9.8 Meerjarenbegroting is separaat beschikbaar
Het gebruikte model is van de PO raad van 10 mei 2013, waarin de inkomsten zijn aangepast aan de nieuwe
gegevens.
Leerling aantallen basisonderwijs 2014(27.694), 2015 (27.351)en 2016 (27.133) zijn verwerkt volgens de leerling
prognoses aangeleverd door schoolbesturen en gemeenten. SBO aangepast gelijk aan percentage daling
basisonderwijs. Den Bosch blijft gelijk, de daling verdeeld over de andere 4.
Daling SBO is gecorrigeerd op de basisschoolleerlingen. SO daling verwerkt op de grootste scholen.
Hieronder staan de leerlingaantallen per schooljaar, per categorie.
14/15 15/16 16/1717/18
Cat. 1
352 348 344342
Cat. 2
23 23 2222
Cat. 3
86 85 8483
Totaal
461 456 450447
Per ondersteuningseenheid krijgt men 157 euro per leerling.
In het model wordt geld afgeroomd van de SBAO scholen, omdat het percentage leerlingen op het SBAO kleiner
is dan 2%. Dit betreft ± € 158.000 per jaar. Dit bedrag is in het model in mindering gebracht op de personele
lasten. Afspraak is dat deze middelen naar de ondersteuningseenheden gaan , dat is hier nog niet verrekend.
Doorberekening per ondersteuningseenheid kan betekenen dat het bedrag per leerling voor zware ondersteuning
omlaag moet om een gelijk resultaat te houden.
Zoals omschreven in de toelichting wordt aan de ondersteuningseenheden het eerste jaar € 23 per leerling
overgeheveld voor zware ondersteuning. Vanaf schooljaar 2015/2016: 30 euro per leerling plus 42 euro per
leerling extra voor de zware ondersteuning. In totaal dus € 72 per leerling. Gezien het resultaat is dat geen
probleem. In de begroting wordt daardoor ± € 100.000 per jaar meer betaald aan zware ondersteuning voor
arrangementen dan aan voormalig LGF budget wordt ontvangen.
76
Bijlage 9.9 lijst uitleg gehanteerde begrippen
Ambulante Begeleiding (AB)
Hulp van professionals uit het speciaal (basis)onderwijs
voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben in
de reguliere basisschool. De manier waarop ambulante
begeleiding bij de invoering van passend onderwijs
wordt georganiseerd en beschikbaar is kan per regio
verschillen.
AB-middelen
Middelen om de ambulante begeleiding mogelijk te
maken.
Allocatieprincipes
Hierbij wordt verduidelijkt door wie/wat/hoe/waar/voor
wie en hoeveel er wordt verdeeld, toegewezen Waar
besluitvorming ligt en op welke wijze wordt besloten.
Arrangement
Een afgestemd aanbod voor leerlingen waarbij de
ondersteuningsbehoefte het niveau van
basisondersteuning overstijgt.
Arrangeren
De wijze waarop arrangementen worden vormgegeven.
Basisarrangement
Dit wordt toegekend door de inspectie en betreft de
minimale onderwijskwaliteit zoals in het toezichtkader
van de inspectie van het onderwijs wordt
geformuleerd.
Basiskwaliteit
Is de kwaliteit waaraan een school minimaal moet
voldoen conform het toezichtkader van de inspectie
van het onderwijs.
Basisondersteuning
Dit is het niveau van ondersteuning dat alle scholen
primair onderwijs (basisscholen, speciale basisscholen
en speciaal onderwijs) binnen ons
samenwerkingsverband minimaal kunnen bieden aan
alle leerlingen. Basisondersteuning bevat planmatig en
handelingsgericht werken (HGW) binnen een
hoogwaardige ondersteuningsstructuur van de school.
Daarbij betreft het ook preventieve en curatieve
interventies.
BRON
Het Basisregister Onderwijs (BRON) bevat in- en
uitschrijvingsgegevens, examen- en diplomagegevens
van bekostigde instellingen in het onderwijs.
Cluster 1
Onderwijsvoorziening voor leerlingen met een visuele
beperking
Cluster 2
Onderwijsvoorziening voor leerlingen voor dove en
slechthorende kinderen en kinderen met een
communicatieve beperking.
Cluster 3
Onderwijsvoorziening voor leerlingen met
verstandelijke (Zeer Moeilijk Lerend) en/of lichamelijke
beperkingen (Lichamelijk Gehandicapt/Meervoudig
Gehandicapt) en leerlingen die langdurig ziek zijn
(Langdurig Zieken).
Cluster 4
Onderwijsvoorziening voor leerlingen met ernstige
gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek
Deelnamepercentage S(B)O
Betreft het percentage van alle leerlingen uit het
samenwerkingsverband of de ondersteuningseenheid
dat onderwijs geniet op S(B)O.
Dekkend aanbod
Een passend aanbod van onderwijs voor iedere leerling
in het samenwerkingsverband.
DUO
DUO is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid
voor het onderwijs. DUO financiert en informeert
onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen.
Extra ondersteuning
Het niveau van ondersteuning dat uitstijgt boven
basisondersteuning. Hiervoor wordt een
ondersteuningsarrangement op maat gemaakt
afgestemd op de mogelijkheden van de leerling.
Genormeerde instrumenten
Van scholen wordt verwacht dat zij voor de
verantwoording van leerresultaten gebruik maken van
betrouwbare, valide en adequaat genormeerde
instrumenten/toetsen. Dit zijn toetsen die voldoen aan
landelijke criteria bijvoorbeeld van de COTAN
(Commissie Test Aangelegenheden Nederland).
Grensverkeer
Leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband
die buiten het samenwerkingsverband wonen en
77
Bijlage 9.9 lijst uitleg gehanteerde begrippen
leerlingen die in het samenwerkingsverband wonen
maar elders onderwijs genieten.
Liquidatie
Opheffing, ontbinding van rechtspersoon
Handelingsgericht werken (HGW)
Een systematische manier van werken waarmee het
aanbod afgestemd is op de onderwijsbehoeften en
basisbehoeften van leerlingen.
Lumpsum
De basisbekostiging van de Rijksoverheid.
Handelingsplan
Een concreet plan dat zich richt op het begeleiden van
een leerling met een specifieke
ondersteuningsbehoefte.
INK-model –
Het SWV PO De Meierij hanteert bij haar kwaliteitszorg
het INK-model (Instituut Nederlandse Kwaliteit). Dit
model geeft een goed inzicht in hoe kwaliteit zichtbaar
is in de organisatie , in de processen en in het resultaat.
Intern begeleider (IB’er)
Professional binnen de basisschool die (mede)
verantwoordelijk is voor de ondersteuningsstructuur.
Indicatie
Een ‘aanwijzing’ die een leerling met een extraondersteuningsbehoefte nodig heeft voor toelating tot
het speciaal onderwijs (vanaf 1-8-2014 alleen voor
cluster 1 en 2). Zie ook toelaatbaarheidsverklaring.
Ketenpartners – ESMEE
Dit zijn organisaties waarmee scholen en/of het
samenwerkingsverband samenwerken in het kader
van passend onderwijs. Bijvoorbeeld: hulpverlenings­
instanties voor jeugdzorg, leerplicht en de
jeugdgezondheidsdienst (GGD).
Kwaliteitszorg Intern systeem van kwaliteitszorg
Het geheel aan maatregelen waarmee een school/het
samenwerkingsverband op systematische wijze de
kwaliteit van het onderwijs/de ondersteuning in brede
zin bepaalt, bewaakt en verbetert.
Landelijke arbitrage commissie
samenwerkingsverbanden
Deze oordeelt over geschillen tussen schoolbesturen
en samenwerkingsverbanden waarin zij participeren.
LGF (rugzak)
Budget voor kinderen in het regulier onderwijs zitten
met een indicatie voor speciaal onderwijs ook wel
rugzak genoemd.
78
Normindicatoren onderwijsinspectie
Normindicatoren zijn zwaarder gewogen indicatoren
en spelen een belangrijke rol bij het bepalen of een
school basistoezicht of aangepast toezicht krijgt. Er zijn
normindicatoren voor leerstofaanbod, didactisch
handelen, volgen van de ontwikkeling/
ontwikkelingsperspectief en zorg en begeleiding.
Ondersteuningseenheid (OE)
Geografisch geordend gebied waarbinnen scholen en
andere instanties samenwerken om de adequate
ondersteuning voor leerlingen in het kader van
passend onderwijs te bieden. Elke ondersteunings­
eenheid heeft een ondersteuningsmanager die leiding
geeft aan een ondersteuningsteam.
Ondersteuningsplan
Binnen het samenwerkingsverband maken de
besturen met elkaar afspraken over de manier waarop
alle leerlingen in het samenwerkingsverband zo goed
mogelijk de passende ondersteuning kunnen krijgen
die zij nodig hebben. Deze afspraken worden
vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het
ondersteuningsplan geldt maximaal voor vier jaar en
wordt ter instemming voorgelegd aan de
ondersteuningsplanraad (OPR) en besproken met de
gemeenten.
Ondersteuningsmiddelen
De middelen die door het samenwerkingsverband ter
beschikking worden gesteld voor de basis- en extraondersteuning.
(School)Ondersteuningsprofiel (SOP)
Een omschrijving van de basis- en extra ondersteuning
die een individuele school binnen een
samenwerkingsverband kan bieden. Het geheel van
ondersteuningsprofielen moet zorgen voor een
dekkend aanbod van onderwijszorg binnen het
samenwerkingsverband. Hiermee kunnen alle
schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband
een passende plek vinden voor elke leerling en hun
zorgplicht waarmaken.
Ondersteuningsstructuur (van een school)
De structuur binnen de school waarin de onder­
steuning voor de leerlingen wordt vormgegeven.
Deze structuur bestaat uit de inzet van mensen en
middelen met als doel een optimale organisatie
waarbinnen basisondersteuning en extra
ondersteuning maximaal tot hun recht komen.
(Ondersteunings)toewijzing
De toewijzing van een ondersteuningsarrangement.
Onderwijsarrangement
Zie ‘Arrangement’.
Onderwijsbehoeften (van een leerling)
Datgene wat een kind nodig heeft om in een school
zichzelf op een positieve manier verder te ontwikkelen.
Ontwikkelingsperspectief
De inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van
een leerling voor een bepaalde, langere periode. Met
een ontwikkelingsperspectief maakt de school een
voorspelling over het verwachte uitstroomniveau in
het voortgezet onderwijs. Weergave in het
ontwikkelingsperspectiefplan (OPP).
Residentiële leerlingen
Leerlingen die in een instelling wonen.
Resultaatgericht werken
Dit wordt gekenmerkt door vooraf doelen stellen, zicht
hebben op leerresultaten en planmatig werken.
Resultaatgericht werken is systematisch erop gericht
om de onderwijskwaliteit te verbeteren.
Rugzak
Zie ‘LGF’
Schoolondersteuningsprofiel
Zie ‘ondersteuningsprofiel’
Speciaal onderwijs (SO)
Onderwijs aan kinderen die meer ondersteuning nodig
hebben dan het reguliere onderwijs kan bieden. Voor
toelating is een TLV (toelaatbaarheidsverklaring) nodig.
Voor beschrijving zie ‘clusters’.
Symbiose
Een arrangement waarbij een leerling gedeeltelijk
onderwijs krijgt in het SO/SBO en gedeeltelijk in het
regulier basisonderwijs.
Thuiszitters
Leerlingen die wel leerplichtig zijn en geen onderwijs
volgen.
Toelaatbaarheidsverklaring (TLV)
Een wettelijk verplichte verklaring voor het toekennen
van een arrangement speciaal basisonderwijs of
speciaal onderwijs.
Toezichtkader PO
De Onderwijsinspectie maakt bij het beoordelen van de
kwaliteit van het onderwijs op een school gebruik van
een toezichtkader Primair Onderwijs. Daar staat in hoe
de inspectie werkt, wat zij beoordeelt en wanneer het
onderwijs van voldoende kwaliteit is.
Toezichtkader SWV
De Onderwijsinspectie maakt bij het beoordelen van de
kwaliteit van passend onderwijs binnen een
samenwerkingsverband/regio gebruik van een
toezichtkader. Zo weten scholen en besturen wat ze
van de inspectie kunnen verwachten.
Uitstroombestemming
Niveau van vervolgonderwijs (voortgezet onderwijs) bij
het verlaten van de basisschool
Verevening
Het ondersteuningsbudget is nu nog ongelijk verdeeld
over het land. Het budget gaat verdeeld worden op
basis van het aantal leerlingen in het samenwerkings­
verband. In een overgangsperiode worden de
verschillen tussen de samenwerkingsverbanden
verrekend en stapsgewijs teruggebracht tot 0% in 2020.
Waarderingskader SWV onderwijsinspectie
Dit zijn de verschillende kwaliteitsaspecten en
indicatoren die door de Onderwijsinspectie worden
beoordeeld om te bepalen of een school van goede of
zwakke dan wel zeer zwakke (=onvoldoende) kwaliteit
is. Bijvoorbeeld het didactisch handelen van leraren,
het systeem van zorg&begeleiding op school.
Zorgplicht
De plicht van het schoolbestuur om te zorgen voor een
passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen met
extra ondersteuningsbehoeften, die op de school
worden aangemeld of al staan ingeschreven. Het
passend onderwijsaanbod moet gerealiseerd worden
binnen een van de andere scholen binnen het SWV.
79
www.demeierij-po.nl
SWV PO De Meierij | Berlicumseweg8g | 5248 NT Rosmalen | Postbus 104 | 5240 AC Rosmalen | tel 073 – 850 7801
www.demeierij-po.nl | [email protected] | [email protected]