Melk, zuivelproducten en cardiovasculaire gezondheid Het standpunt van de Belgische Cardiologische Liga over het verband tussen de consumptie van zuivelproducten en de cardiovasculaire gezondheid* De beheersing van het – vaak te hoge – gehalte aan verzadigde vetzuren in de voeding is zowel in de primaire als in de secundaire preventie van cardiovasculaire ziekten een belangrijke voedingsdoelstelling. Aangezien de vetfractie van volle melk en vollemelkproducten grotendeels (meer dan 60 %) bestaat uit verzadigde vetzuren, lijkt het gerechtvaardigd om de nodige voorzichtigheid in acht te nemen bij de consumptie van zuivelproducten in het kader van een evenwichtige voeding met respect voor de gezondheid van hart en bloedvaten. Deze visie, die werd ontwikkeld in de loop van de voorbije decennia, lijkt vandaag echter achterhaald en weerspiegelt geenszins de gegevens uit onderzoeken op mensen en evenmin de recente ontdekkingen over de effecten van de verschillende verzadigde vetzuren op het cholesterolgehalte in het bloed. De visie dat alle verzadigde vetzuren het cholesterolgehalte verhogen, is duidelijk voorbijgestreefd en moet genuanceerd worden op basis van nieuwe onderzoeken. Zo is vastgesteld dat vooral de verzadigde vetzuren C12, C14 en C16 een toename van het cholesterolgehalte in het bloed teweegbrengen. Stearinezuur (C18) daarentegen heeft een neutraal effect, net zoals boterzuur (C4, typisch voor melkvet), dat zelfs bepaalde potentieel gunstige effecten lijkt te hebben. Dit stelt de zin van het beheersen van de inname van verzadigde vetzuren (boter, vet vlees…) en van het kiezen voor magere melk producten bij een te hoog cholesterolgehalte echter niet in vraag. Bovenal echter lijken de gegevens uit de epidemiologie de veronderstelling niet te onderschrijven dat zuivelproducten een nadelig effect zouden hebben op het cardiovasculaire risico, integendeel. Uit de onderzoeken blijkt dat zuivelproducten (melk, gefermenteerde melk, yoghurt en kaas) niet samenhangen met een stijging van de incidentie van cardiovasculaire aandoeningen of coronaire hartziekten. Integendeel: ze bleken ofwel een neutraal effect te hebben ofwel tot een daling te leiden van de incidentie van cardiovasculaire aandoeningen. Wat het metabole syndroom betreft, een situatie die geassocieerd wordt met een verhoogd cardiometabool risico, suggereren de onderzoeken zelfs dat zuivelproducten een beschermend effect zouden kunnen hebben, al zijn er op dat gebied nog een aantal tegenstrijdige punten die opgehelderd moeten worden. Hoewel verschillende bestanddelen van zuivelproducten, zoals calcium, vetzuren, bioactieve peptiden en micro-organismen met probiotische effecten, al veel van de gunstige effecten kunnen verklaren van melk op de risicofactoren (bloeddruk, serumlipiden, gewicht, ontsteking), vormen zuivelproducten complexe voedingsmiddelen, waarvan de effecten niet beperkt mogen worden tot de effecten van hun afzonderlijk bestudeerde bestanddelen: dit noemen we het matrixeffect. Conclusie: Algemeen wijzen de epidemiologische, klinische en mechanische gegevens er niet op dat zuivelproducten een negatieve invloed zouden hebben op de cardiovasculaire gezondheid. We kunnen zelfs redelijkerwijs aannemen dat ze gunstig zijn voor het metabole syndroom. In een context waarin bepaalde alarmerende trends het vermijden van zuivelproducten voorstaan, is het niet overbodig te herinneren aan de gunstige impact die geassocieerd wordt met de consumptie van zuivelproducten voor de algemene aanvoer van voedingsstoffen. De inname van 2 à 3 porties zuivelproducten per dag, zoals aanbevolen door talloze gezondheidsinstanties, lijkt perfect verenigbaar met het behoud van de gezondheid van hart en bloedvaten, en blijft een voedingsdoel in zijn eigen recht. * De Belgische Cardiologische Liga heeft een groep van experts de opdracht gegeven een consensuele opinie uit te drukken over het verband tussen zuivelproducten en de cardiovasculaire gezondheid. Deze groep is samengesteld uit: • Prof. Luc Missault (AZ Sint-Jan Brugge, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van de Belgische Cardiologische Liga) • Prof. Jean-Michel Lecerf (Institut Pasteur, Rijsel) • Prof. Ernst Rietzschel (UGent) • Prof. em. Christian Brohet (UCL) • De heer Nicolas Guggenbühl (Institut Paul Lambin – Haute Ecole Léonard de Vinci, Brussel) Referenties op verzoek
© Copyright 2024 ExpyDoc