Collegebesluit met bijlagen

Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Aanpassing beleidsregels, aanwijzings- en aanstellingsbesluiten
gemeentelijke belastingen
Programma / Programmanummer
BW-nummer
Bestuur & Middelen / 1042
Portefeuillehouder
H.Tiemens
Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Met dit besluit worden een aantal vigerende regelingen aangepast.
JZ10, Pfennings, 3251
Deels betreft het aanpassingen in verband met wijzigingen (per 01-012015) in de ambtelijke organisatie, deels betreft het aanpassing aan de Datum ambtelijk voorstel
8 december 2014
met ingang van 01-01-2015 geldende belastingverordeningen.
Registratienummer
14.0013688
Ter besluitvorming door het college
Paraaf
akkoord
Datum
Paraaf
akkoord
Datum
1. In te trekken het Aanstellings-, aanwijzings- en
mandaatbesluiten gemeentelijke belastingen 2014 (GB2014005) met ingang van 1 januari 2015;
2. Vast te stellen Aanstellings- aanwijzingsbesluiten
Steller
gemeentelijke belastingen 2015;
3. In te trekken de Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige en R. Pfennings
WOZ-belanghebbende (2014) (GB2014-002) met ingang van 1
januari 2015;
4. Vast te stellen de Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige
en WOZ-belanghebbende 2015;
5. In te trekken de Beleidsregels voor de toepassing van de
vrijstellingsbepalingen van artikel 4, sub f-l, Legesverordening
(gepubliceerd onder de naam Beleidsregels vrijstelling Leges
(2012) (GB2012-014) met ingang van 1 januari 2015;
6. Vast te stellen de Beleidsregels vrijstelling leges 2015;
7. In te trekken de Beleidsregels vrijstelling precario (GB2012013) met ingang van 1 januari 2015;
8. Vast te stellen de Beleidsregels vrijstelling precario 2015;
 Zie vervolgblad
 Alleen ter besluitvorming door het College
Besluit B&W d.d. 16 december 2014
X Conform advies
 Aanhouden
 Anders, nl.
nummer: 3.4
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel
Vervolg beslispunten
9. In te trekken de Regeling gemeentelijke belastingen 2008
(GB2008-054) met ingang van 1 januari 2015;
10. Vast te stellen de Regeling gemeentelijke belastingen 2015;
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Met ingang van 1 januari 2015 gaat bureau Gemeentebelastingen onderdeel uitmaken van de
Afdeling Financiën. Om die reden moeten een aantal regelingen worden aangepast.
Voorts worden een aantal van de in de beslispunten genoemde regelingen inhoudelijk
gecorrigeerd.
De belangrijkste wijzigingen worden hieronder besproken.
Met ingang van 1 januari 2015 valt bureau gemeentebelastingen organisatorisch niet meer
onder de Afdeling Publiekszaken maar onder de Afdeling Financiën. Taken die verband
houden met de heffing en inning van gemeentelijke belastingen worden voortaan uitgevoerd
door ambtenaren die behoren tot de afdeling Financiën. Om die reden dienen een aantal
besluiten te worden aangepast.
De functies van heffingsambtenaar en invorderingsambtenaar zijn thans verenigd in één
functionaris: het Afdelingshoofd Publiekszaken.
Om recht te doen aan het vereiste van functiescheiding wordt voorgesteld om voor beide
functies aparte functionarissen aan te wijzen.
Voorgesteld wordt om het Afdelingshoofd Financiën aan te wijzen als heffingsambtenaar en
het bureauhoofd Gemeentebelastingen als invorderingsambtenaar.
Het Mandaatbesluit inzake algemeen mandaat en machtiging aan gemeenteambtenaar
(‘besluit 5’) is niet meer opgenomen in de Aanstellings- aanwijzings- en mandaatbesluiten
gemeentelijke belastingen zoals die vanaf 1 januari 2015 gelden. Deze mandaten zijn
namelijk vanaf die datum opgenomen in het mandaatregister Afdeling Financiën.
2
Juridische aspecten
Gemeentewet
Algemene wet bestuursrecht
3
Doelstelling
Aanpassing regelingen aan de organisatorische wijzigingen per 1 januari 2015 en algemene
aanpassingen.
4
Argumenten
Met dit voorstel wordt de wijziging in de ambtelijke uitvoering van de gemeentelijke
belastingen formeel vastgelegd.
Daarnaast zorgt dit voorstel ervoor dat regelgeving juridisch correct zijn.
5
Financiën
Dit voorstel heeft geen financiële consequenties.
6
Participatie en Communicatie
Na besluitname worden de gewijzigde regelingen gepubliceerd in het gemeenteblad.
7
Uitvoering en evaluatie
Dit onderdeel is niet van toepassing.
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
8
Risico
Aan dit voorstel zijn geen risico’s verbonden.
Bijlagen:
- Aanstellings- aanwijzingsbesluiten gemeentelijke belastingen 2015
- Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige en WOZ-belanghebbende 2015
- Beleidsregels vrijstelling leges 2015
- Beleidsregels vrijstelling precario 2015
- Regeling gemeentelijke belastingen 2015
Aanstellings- en aanwijzingsbesluiten gemeentelijke belastingen 2015
BESLUIT 1
Besluit aanstelling onbezoldigd gemeenteambtenaar
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen;
gelet op artikel 2.1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nijmegen en het bepaalde in
artikel 231 van de Gemeentewet;
besluit:
aan te stellen als onbezoldigd gemeenteambtenaar:
I.
ten behoeve van heffingsactiviteiten en inning in eerste aanleg voor parkeerbelastingen:
- de directeur van Park-line B.V. te ’s-Gravenhage;
- de directeur van Parkmobile Benelux B.V. te Diemen;
- de directeur van SMSparking B.V. te Best;
- de directeur van Yellowbrick B.V. te Amsterdam;
- de directeur van Sunhill technologies GmbH te Erlangen Duitsland.
II.
ten behoeve van deurwaarders- en invorderingsactiviteiten:
- de deurwaarders en de invorderingsmedewerkers van Cannock Chase Public te Druten;
III.
ten behoeve van heffingsactiviteiten en inning in eerste aanleg voor precario en leges:
- het bestuur van de Stichting Vierdaagsefeesten Nijmegen.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015
Nijmegen, 16 december 2014
De Burgemeester,
De gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B van der Ploeg
BESLUIT 2
Besluit aanwijzing heffingsambtenaar en invorderingsambtenaar
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen;
gelet op artikel 2.1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nijmegen, artikel 231 van de
Gemeentewet en artikel 1, tweede lid van de W et W aardering Onroerende Zaken (Wet W OZ);
besluit:
1. aan te wijzen als de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b
van de Gemeentewet: het hoofd van de afdeling Financiën of diens benoemde
plaatsvervanger;
2. aan te wijzen als de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel, tweede lid, onderdeel c van
de Gemeentewet: het hoofd van het bureau Gemeentebelastingen of diens benoemde
plaatsvervanger;
3. aan te wijzen als de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet
WOZ: het hoofd van de afdeling Financiën of diens benoemde plaatsvervanger;
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Nijmegen, 16 december 2014,
De Burgemeester,
De gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B van der Ploeg
BESLUIT 3
Besluit aanwijzing belastingdeurwaarder
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen;
gelet op artikel 2.1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nijmegen en artikel 231, tweede
lid sub e van de Gemeentewet;
besluit:
aan te wijzen als de belastingdeurwaarder, bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub e, van de
Gemeentewet:
- de deurwaarders in dienst van de afdeling Financiën;
- de deurwaarders van Cannock Chase Public te Druten.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Nijmegen, 16 december 2014.
De Burgemeester,
De gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B van der Ploeg
BESLUIT 4
Besluit aanwijzing medewerkers belastingen
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen;
gelet op artikel 2.1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nijmegen, de artikelen 231
en 246a van de Gemeentewet, de artikelen 30 en 31 van de W et waardering onroerende zaken,
artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63a van de Invorderingswet
1990;
besluit:
aan te wijzen de volgende gemeenteambtenaren belast met de heffing of de invordering van
gemeentelijke belastingen, jegens wie mede gelden de verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,
49, 50, 51 en 53a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van
de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel
van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, dan wel artikel 31 van de W et
waardering onroerende zaken:
Hoofd afdeling Financiën;
Bureauhoofd Gemeentebelastingen;
Adjunct afdelingshoofd afdeling Juridische Zaken, tevens bureauhoofd bureau rechtsbescherming;
Medewerkers bureau Gemeentebelastingen;
Medewerkers juridische zaken bureau rechtsbescherming.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Nijmegen, 16 december 2014.
De Burgemeester,
De gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B van der Ploeg
Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige en WOZ-belanghebbende (2015)
Het College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen;
gelet op het bepaalde in:
-artikel 1 van de verordening onroerende-zaakbelastingen;
-artikel 3 van de verordening rioolheffingen;
-artikel 4 van de verordening reinigingsheffingen;
-artikel 2 van de verordening hondenbelasting;
-hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken
besluit vast te stellen de navolgende
beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en van een WOZ-belanghebbende in
een keuzesituatie
Algemeen
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig
kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel, hond). In de gevallen waarin dat
voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In
die gevallen hanteert de gemeente Nijmegen een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de
belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Wanneer is een aanwijzing van de
belastingplichtige nodig?
I.
Bij de Onroerendezaakbelastingen eigenaar en de Rioolheffing eigenaar:
Als de onroerende zaak of het perceel eigendom is van meer dan één persoon.
II.
Bij de Onroerendezaakbelastingen gebruiker en de Afvalstoffenheffing:
Als de onroerende zaak of het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon.
III.
Bij de Hondenbelasting:
Als het huishouden dat de houder is van de hond uit meer dan één persoon bestaat.
IV.
Bij de aanwijzing van een WOZ-belanghebbende:
Als voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van
goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt.
Ad I. Eigendomssituatie
Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor het eigendom van de onroerende
zaak zijn er bij de Onroerendezaakbelastingen en de Rioolheffing de volgende situaties
mogelijk bij de aanwijzing van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht:
A. Er is sprake van verschillende categorieën genothebbenden. Hiervan is sprake als er meer
dan één beperkt recht op de onroerende zaak gevestigd is. In deze situatie wordt
achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:
1. de vruchtgebruiker cq. de gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;
2. de opstaller;
3. de erfpachter;
4. de eigenaar of appartementsgerechtigde;
5. degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de
bezitter.
B. Als er meerdere genothebbenden binnen één categorie (zakelijke recht van dezelfde soort) zijn
wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:
1. degene met het grootste aandeel;
Bij gelijke aandelen:
2. de oudste in leeftijd;
3. degene die het langst op dat adres staat ingeschreven in de basisregistratie personen;
4. een natuurlijk persoon boven een rechtspersoon;
5. de eerste gerechtigde in volgorde van het kadaster.
C. Ingeval van een economische eigendomsoverdracht wordt hier op verzoek rekening mee
gehouden. Een kopie van de akte moet worden overgelegd en met ingang van het volgend
belastingjaar wordt deze wijziging in het bestand verwerkt.
Ad IIA Gebruikssituatie Onroerendezaakbelastingen
Met betrekking tot het aanwijzen van een belastingplichtige voor het gebruik van een object
onderscheiden we bij de Onroerendezaakbelastingen van gebruikers de volgende situaties:
A.
Als een onroerende zaak als afzonderlijk object wordt gebruikt, wordt achtereenvolgens als
belastingplichtige aangewezen:
1. Degene die als eerste door de verhuurder als huurder wordt vermeld;
2. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
B.
Als een onroerende zaak bestaat uit meerdere niet zelfstandig te gebruiken eenheden, of
als het onroerende zaak, bestaande uit zelfstandig of niet zelfstandig te gebruiken
eenheden telkens voor korte perioden wordt verhuurd, wordt achtereenvolgens als
belastingplichtige aangewezen:
1. De verhuurder;
2. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
Ad IIB Gebruikssituatie Afvalstoffenheffing
Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor het gebruik van een perceel
onderscheiden we bij de Afvalstoffenheffing de volgende situaties:
A.
Als een perceel als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding wordt gebruikt,
wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:
1. Degene, die de aanslag Onroerendezaakbelastingen eigenaar voor dit perceel
ontvangt, indien deze tevens op dat adres staat ingeschreven in de basisregistratie
personen;
2. De bewoner die het langst op dat adres staat ingeschreven in de basisregistratie
personen;
3. Bij gelijktijdige vestiging: de oudste in leeftijd.
4. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
B.
Als een perceel bestaat uit meerdere niet zelfstandig te gebruiken wooneenheden, of als
het perceel, bestaande uit zelfstandig of niet zelfstandig te gebruiken eenheden telkens
voor korte perioden wordt verhuurd, wordt achtereenvolgens als belastingplichtige
aangewezen:
1. De verhuurder;
2. De bewoner die het langst op dat adres staat ingeschreven in de basisregistratie
personen;
3. Bij gelijktijdige vestiging: de oudste in leeftijd.
4. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
C.
Bij Wet van 17 maart 2011, Stb 183 is artikel 15.33 van de Wet milieubeheer gewijzigd.
Dit om problemen met de heffing van afvalstoffen bij kamerverhuur en volgtijdig gebruik
op te lossen.
De Wet maakt de heffing van afvalstoffenheffing doelmatiger door de aanslag bij
kamerbewoning bij de verhuurder neer te leggen.
In artikel 15.33 van de Wet milieubeheer is het begrip ‘feitelijk’ geschrapt. In het nieuwe
tweede lid wordt een nadere omschrijving gegeven van het begrip gebruik. In drie
gevallen wordt een specifieke gebruiker aangewezen als belastingplichtige:
- bij gebruik door meer leden van een huishouden: een lid van een huishouden;
- bij gebruik van delen van een perceel: degene die de delen van het perceel in gebruik
heeft gegeven;
- bij ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik: degene die het perceel voor volgtijdig
gebruik ter beschikking heeft gesteld.
Ad III.Hondenbelasting
Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor de Hondenbelasting geldt het
onderstaande:
Per huishouden wordt vastgesteld of er een of meerdere honden door leden van het huishouden
worden gehouden. De leden van een huishouden zijn alle personen die naar de omstandigheden
beoordeeld deel uitmaken van een gezamenlijke huishouding. Achtereenvolgens wordt als
belastingplichtige aangewezen:
1. degene die het langst op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie;
2. bij gelijktijdige vestiging de oudste in leeftijd.
Ad IV. WOZ-belanghebbende
In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een
beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken zijn de
beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij
betrekking hebben op de onroerendezaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Algemeen
In deze beleidsregels zijn een aantal voorwaarden voor de meest voorkomende gevallen
geformuleerd die bij de aanwijzing van de belastingplichtige of voor de toezending van ‘verplichte’
WOZ-beschikkingen in acht moeten worden genomen. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op
een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de
gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria
bevatten geen limitatieve opsomming. .
Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de
voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de
aanvang van de belastingplicht.
Aangezien de voorkeursvolgorde er mede op is gericht de aanslag op te leggen aan een
belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een
andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.
Ingeval van een schriftelijk verzoek om de belastingaanslag op naam van een ander te stellen
(inclusief schriftelijk erkenning tot voldoening van de belastingschuld) kan, indien reeds een
aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, aan dit verzoek pas met ingang van het
eerstvolgende belastingjaar worden tegemoetgekomen. Met betrekking tot onvolledige of foutieve
gegevens in de basisregistratie personen of naar aanleiding van een ingediende bezwaarschrift
wordt onderzoek ingesteld naar de feitelijke situatie. Indien, door welke oorzaak dan ook, een
aanslag wordt opgelegd in afwijking van deze volgorde, heeft dit niet tot gevolg dat de opgelegde
aanslag ongeldig of onrechtmatig jegens de aangeslagen belastingplichtige is.
Deze regels zijn vastgesteld op 16 december 2014 en treden in werking op 1 januari 2015.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B van der Ploeg
Beleidsregels vrijstelling leges 2015
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen;
Gelet op de bepalingen van artikel 4, sub f-l, Legesverordening en het bepaalde in de artikelen
2.1.5.1, 2.2.2, 4.1.1.1, 5.2.3, 5.8.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente
Nijmegen, artikel 3 van de Verordening Winkeltijden Nijmegen en artikel 35 van de Drank- en
Horecawet.
BESLUIT:
1. Er is sprake van een activiteit zonder winstoogmerk indien in ieder geval aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a. De activiteit waarvoor de vergunning, respectievelijk de ontheffing, wordt aangevraagd heeft
niet tot doel om financieel gewin te boeken;
b. De activiteit waarvoor de vergunning, respectievelijk de ontheffing, wordt aangevraagd mag
inkomsten genereren, echter dienen die inkomsten wel aanwijsbaar in hun geheel ten goede
te komen voor de instandhouding van de betreffende activiteit, dan wel in hun geheel te
worden bestemd voor een goed doel als bedoeld onder 5 van deze beleidsregels.
2. Of het bepaalde onder 1 van deze beleidsregels van toepassing is, wordt beoordeeld door het
hoofd van de gemeentelijke afdeling die het mandaat heeft om voor de betreffende vergunning,
respectievelijk voor de betreffende ontheffing, leges te heffen en te innen.
3. Onder een activiteit die uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op
straat-, buurt- of wijkniveau wordt in ieder geval verstaan:
a. een activiteit georganiseerd door een straat-, buurt- of wijkcomité, al dan niet georganiseerd
als niet-natuurlijke rechtspersoon, en als zodanig ook bekend bij onze gemeente;
b. een activiteit georganiseerd door een stichting, vereniging of een natuurlijke rechtspersoon,
gericht op opbouwwerk, dan wel jeugdwerk, dan wel eenmalige sport- of
ontspanningsactiviteiten op straat-, buurt- of wijkniveau, en als zodanig ook bekend bij onze
gemeente.
4. Een vergunningaanvraag, respectievelijk een aanvraag ontheffing, die betrekking heeft op een
activiteit als bedoeld onder 3 van deze beleidsregels zal voor advies ten behoeve van de
toepassing van de bepalingen van artikel 4, sub f-l, Legesverordening worden voorgelegd aan het
hoofd van de gemeentelijke afdeling Wijkmanagement. De afdeling Wijkmanagement geeft een
bindend advies aan het hoofd van de gemeentelijke afdeling die het mandaat heeft om voor de
betreffende vergunning, respectievelijk de betreffende ontheffing, leges te heffen en te innen. De
beoordeling is subsidiair aan de toets of een activiteit geen winstoogmerk heeft.
5. Onder een activiteit die uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel wordt in
ieder geval verstaan:
a. een activiteit georganiseerd ten behoeve van een stichting, vereniging, fonds of een andere
niet-natuurlijke rechtspersoon die erkend is door het Centraal Bureau Fondsenwerving;
b. een activiteit georganiseerd door een kerkgenootschap of een maatschappelijke instelling ten
behoeve van fondswerving voor doelgroepen of acties die ook vallen binnen de het werkveld
van het betreffende kerkgenootschap, c.q. de betreffende maatschappelijke instellingen.
6. Een vergunningaanvraag, respectievelijk een aanvraag ontheffing, die betrekking heeft op een
activiteit als bedoeld onder 5 van deze beleidsregels zal ten behoeve van de toepassing van de
bepalingen van artikel 4, sub f-l, Legesverordening worden beoordeeld door het hoofd van de
gemeentelijke afdeling die het mandaat heeft om voor de betreffende vergunning, respectievelijk
de betreffende ontheffing, leges te heffen en te innen. De beoordeling is subsidiair aan de toets of
een activiteit geen winstoogmerk heeft.
7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,
op 16 december 2014.
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Beleidsregels vrijstelling precario 2015
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen;
Gelet op de bepaling van artikel 7 lid 1 sub d Verordening Precariobelasting waarin is vastgelegd dat
geen precariobelasting wordt geheven ter zake van voorwerpen op de openbare weg bij een activiteit
waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage
te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten
behoeve van een goed doel;
BESLUIT:
1. Er is sprake van een activiteit zonder winstoogmerk indien in ieder geval aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a. De activiteit heeft niet tot doel om financieel gewin te boeken;
b. De activiteit mag inkomsten genereren, echter dienen die inkomsten wel aanwijsbaar in hun
geheel ten goede te komen voor de instandhouding van de betreffende activiteit, dan wel in
hun geheel te worden bestemd voor een goed doel als bedoeld onder 3 van deze
beleidsregels.
2. Onder een activiteit die uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op
straat-, buurt- of wijkniveau wordt in ieder geval verstaan:
a. een activiteit georganiseerd door een straat-, buurt- of wijkcomité, al dan niet georganiseerd
als niet-natuurlijke rechtspersoon, en als zodanig ook bekend bij onze gemeente;
b. een activiteit georganiseerd door een stichting, vereniging of een natuurlijke rechtspersoon,
gericht op opbouwwerk, dan wel jeugdwerk, dan wel eenmalige sport- of
ontspanningsactiviteiten op straat-, buurt- of wijkniveau, en als zodanig ook bekend bij onze
gemeente;
3. Onder een activiteit die uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel wordt in
ieder geval verstaan:
a. een activiteit georganiseerd ten behoeve van een stichting, vereniging, fonds of een andere
niet-natuurlijke rechtspersoon die erkend is door het Centraal Bureau Fondsenwerving;
b. een activiteit georganiseerd door een kerkgenootschap of een maatschappelijke instelling ten
behoeve van fondswerving voor doelgroepen of acties die ook vallen binnen de het werkveld
van het betreffende kerkgenootschap, c.q. de betreffende maatschappelijke instellingen.
4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, op 16
december 2014,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
REGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14 eerste lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, 31 van de Invorderingswet 1990, in verbinding met artikel 231, tweede lid,
onderdeel a, en derde lid, van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de
belastingverordeningen;
besluit:
vast te stellen de volgende :
Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
Artikel 1 Reikwijdte van de regeling
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de
gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen.
Artikel 2 Aangifte
1.
De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het
belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie
niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een
aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die zes
maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te
worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het
aantal honden door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat,
moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de
belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft
plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de
Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te
worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Artikel 3 Aangifte
De belastingplichtige die niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot
het doen van aangifte of aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een
aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij de in artikel
231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk
verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Artikel 4 Voorlopige aanslagen
De heffingsambtenaar kan voorlopige aanslagen met betrekking tot de in artikel 6 genoemde
verordeningen opleggen.
Artikel 5 Rente
1.
Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van
artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal
voor de rijksbelastingen is vastgesteld.
2.
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële
regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige
toepassing, met uitzondering van artikel 33 van de uitvoeringsregeling
Invorderingswet 1990.
Artikel 6 Gelding voor gemeentelijke belastingen
Met betrekking tot:
 de verordening Onroerende-zaakbelastingen vindt artikel 5 toepassing
 de verordening Reinigingsheffingen vindt artikel 5 toepassing
 de verordening Hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 5 toepassing
 de verordening Rioolheffing vindt artikel 5 toepassing
 de verordening Toeristenbelasting vinden de artikelen 3, 4 en 5 toepassing
 de verordening Precariobelasting vindt artikel 5 toepassing
 de verordening Parkeerbelastingen vindt artikel 5 toepassing
 de Legesverordening vinden de artikelen 4 en 5 toepassing
 de verordening Scheepvaartrechten vindt artikel 5 toepassing
 de Marktgeldverordening vindt artikel 5 toepassing
 de Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht vindt artikel 5 toepassing
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
2. Deze regeling wordt aangehaald als : Regeling gemeentelijke belastingen 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van
16 december 2014.
de Burgemeester,
de Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg