DAS journaal februari 2014 - Rechtsbijstand na brand - Ad-Vice

D.A.S. SPECIAAL - Rechtsbijstand Na brand. Als de rook om
je hoofd is verdwenen
De meeste autobezitters hebben naast hun verplichte B.A.-verzekering ook een polis
rechtsbijstand Auto. Hoewel de kostprijs van een onroerend goed zich op een heel wat
hoger niveau situeert dan de gemiddelde prijs van een wagen, onderschrijven de meeste
huiseigenaars echter geen rechtsbijstandspolis na Brand. Nochtans zijn er met een
brandschade aan de eigen woning vaak duizenden euro‟s gemoeid. De verzekerde waant
zich veilig, tot de verzekeraar weigert met geld over de brug te komen.
Niet alleen kunnen er problemen rijzen na een brand, ook de aanverwante risico‟s als
diefstal, waterschade en stormschade kunnen voor een betwisting zorgen met de eigen
brandverzekeraar. De rechtsbijstand na Brand is daarom bedoeld om een allround
bescherming te bieden aan de verzekerde bij problemen in het kader van zijn globale
brandpolis.
Schaderaming wordt betwist
Een eerste reeks betwistingen heeft betrekking op de eigenlijke schaderaming. De
aangesproken brandverzekeraar zal in de eerste plaats trachten zijn eigen belangen te
verdedigen door de schade zo laag mogelijk in te schatten. De eigenaar aanvaardt vaak
de vergoeding van zijn verzekeraar tegen beter weten in. Is de schade van enige
omvang, dan heeft de eigenaar immers nog voldoende andere zorgen aan het hoofd. De
afwikkeling van een brand is tevens een zaak van deskundigen. Voor de leek is het vaak
ondoenbaar een juiste kijk op de omvang van de ramp te krijgen. De cliënt meent
misschien een redelijk voorstel voorgeschoteld te krijgen en stelt later pas vast dat de
raming onvoldoende begroot werd.
Voorbeeld
De woning van de klant is een pareltje. De muren zijn met gemoltoneerd behang
gedecoreerd (nieuwwaarde 7.500 EUR). Tot waterschade het huis aantast, en het behang
volledig ruïneert. De brandverzekeraar raamt de totale schade op 1.200 EUR. De klant
gaat
hier
niet
mee
akkoord.
Ze
verzoeken
hun
bemiddelaar
de
rechtsbijstandsverzekeraar een tegenexpert aan te laten stellen. Deze meent dat een
percentage slijtage van 50 % redelijk is en stelt 4.000 EUR als aanvaardbare som voor.
De brandverzekeraar weigert deze tegenexpertise te accepteren. Omdat een
arbitrageregeling onvoldoende resultaten zou opleveren en bovendien bindend is voor
beide partijen, kiest de rechtsbijstandsverzekering voor een gerechtelijke procedure. Er
wordt een gerechtsexpert aangesteld, die de reële schade op 6.590 EUR begroot.
Kosten tegenexpertise
Om zich te verdedigen heeft de verzekerde de bijstand nodig van een specialist die de
schade objectief kan ramen. Hier kan men verwijzen naar de waarborg „tegenexpertise‟
die in de brandpolis vervat is. Deze waarborg kan toereikend zijn, maar is vaak ook niet
voldoende. Deskundigen worden vaak vergoed op basis van het resultaat. Het
honorarium wordt berekend als een percentage van de schadevergoeding, dat afneemt
naarmate de verworven uitkering toeneemt. De grotere expertisebureaus rekenen echter
vaak kosten voor verplaatsing en schaderaming aan. Dat gebeurt vooral bij lage
schadeclaims.
De cliënt maakt niet altijd een overlegde keuze bij de aanstelling van een expert. Wat
indien het expertisebureau tegelijk met de brandweer op de plaats van het onheil
aankomt en een verontruste eigenaar een expertiseopdracht laat tekenen?
De rechtsbijstandsverzekeraar na Brand biedt de vrije keuze van expert en kan op die
wijze het tekort aan tegenexpertisekosten opvangen. Indien de brandpolis totaal geen
expertisekosten voorziet, of slechts voor bepaalde waarborgen, dekt de rechtsbijstand in
eerste risico.
Grote schadeclaim
Men kan uiteraard na schaderaming een tweede expert aanstellen en in het geval deze
expert niet tot een vergelijk komt met de eerste expert, overstappen naar een
gerechtsexpertise of een arbitrageregeling. Maar zulke zaken slepen soms maandenlang
aan. Voor de cliënt een zeer lastige periode. En het eindresultaat is niet altijd even
bevredigend.
Daarom is het soms beter om preventief op te treden. Vanuit de ervaring dat er schade
boven
de
5.000
EUR
altijd
betwistingen
optreden,
menen
sommige
rechtsbijstandsverzekeraars dat het weinig zin heeft te wachten tot de brandverzekeraar
met een ontoereikend aanbod over de brug komt. D.A.S. geeft dan ook voor
belangrijkere dossiers (boven de 5.000 EUR) de verzekerde de gelegenheid om
onmiddellijk, en op kosten van de rechtsbijstand, een expert aan te stellen.
Contractuele problemen met inbegrip van de opzoekingskosten
Een tweede reeks betwistingen zijn deze van contractuele aard. Wat is de inhoud van het
begrip „waterschade‟? Wat is de definitie van „terrassen‟? Wat is het verweer van de cliënt
tegenover het vermoeden van „brandstichting‟? Mag de diefstalverzekeraar weigeren om
een tussenkomst te verlenen, indien hij meent dat de eigenaar nalatig geweest is door
zijn dakvenster open te laten? Moet de globale woning verzekeraar ook niet de schade
van huiszwam betalen? Wat als de globale woningverzekeraar weigert tussen te komen?
Vaak voeren de betwistingen terug op een discussie omtrent de interpretatie van
beperkingen of uitsluitingen in de polisvoorwaarden. De verzekerde baseert zich op zijn
eigen versie of definitie van het schadegeval, of legt de uitsluitingen op een heel andere
manier uit. De ervaren schadebeheerders van de brandverzekeraar zijn hierin uiteraard
geen gelijkwaardige tegenpartij voor de cliënt die voor het eerst met een grote schade in
zijn woning wordt geconfronteerd. Ook de ervaren bemiddelaar heeft niet altijd de
toegang tot de „juiste‟ zienswijze.
En als nu de Brandverzekeraar weigert tussen te komen en de verzekerde kosten dient te
maken om zijn gelijk te bewijzen? Wie betaalt deze uitgaven als uiteindelijk bewezen
wordt dat de Brandverzekeraar toch gelijk had?
De opzoekingskosten nodig voor de detectie van de oorzaak van de schade zijn expliciet
in de polisvoorwaarden Na Brand opgenomen. Om ook in gevallen waarbij deze kosten
niet op de brandverzekeraar of op een aansprakelijke derde verhaald kunnen worden te
kunnen rekenen op de polis rechtsbijstand D.A.S.
Juridische opvang
De
toevloed
van
algemene
vragen
van
verzekeringsbemiddelaars
bij
rechtsbijstandverleners in verband met (on)terechte afwijzingen, bewijzen de noodzaak
van een kwalitatieve juridische opvang van contractuele discussies. De juristen van de
rechtsbijstandsverzekeraar zijn goed geplaatst om de bepalingen van de brandpolis te
onderzoeken en met gedegen argumenten alsnog de acceptatie van een schadegeval te
verkrijgen. Hier speelt de ervaring en de objectiviteit van de rechtsbijstandmaatschappij
natuurlijk een grote rol.
Dankzij de D.A.S.-rechtsbijstand NA BRAND verdedigen wij
uw cliënt bij alle conflicten met de globale “Brand”verzekeraar en
nemen wij alle uitgaven ten laste, met inbegrip van de opzoekingskosten.
Want als het misloopt, reken je toch op de rechtsbijstand.
En als het gaat om een optimale klantenservice,
kiest u toch de allerbeste,
de D.A.S.-kwaliteit!
www.das.be
HOOFDARTIKEL - 'Geen rook zonder vuur?'
De rechten verbonden aan de persoonlijkheid van iedere persoon, zijn rechten
verworven vanaf de geboorte en als dusdanig beschermd, zowel nationaal als
internationaal. Elke mens heeft immers recht op zijn eer, zijn reputatie en zijn
portret.
Deze rechten kunnen helaas geschonden worden. In dit verband krijgt vooral de
pers veel kritiek en een aantal gerechtelijke beslissingen aarzelen dan ook niet
om betrokken journalisten te veroordelen.
Maar niet alleen de pers geeft aanleiding tot conflicten. Ook de recente
ontwikkelingen van de informatica (laptop, Ipad, Ipod, Iphone maar vooral
Facebook en Twitter die berichten en foto’s gratis via Internet versturen)
maken zich hieraan schuldig.
Om welke schendingen gaat het?
Het gaat hoofdzakelijk om schendingen van de eer van een privé of rechtspersoon door
laster, eerroof of belediging, die strafrechtelijk kunnen vervolgd worden (art.443 en
volgende van het Strafwetboek). Laster is iemand iets ten laste leggen dat zijn goede
naam beschadigt terwijl men weet dat het in strijd is met de waarheid. Eerroof is de eer
van iemand schenden op basis van gegronde feiten.
Ook het portret van een persoon kan geschonden worden.
Op welke schadevergoeding hebben slachtoffers recht?
Vroeger kende de rechtspraak aan het slachtoffer slechts een schadevergoeding toe van
1 symbolische frank, soms gepaard met publicatie van het vonnis in de betrokken krant.
Vandaag bepalen de rechtbanken eerder een schadevergoeding met interesten, niet om
de auteur te straffen maar om rekening te houden met de omvang van de geleden
schade.
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de financiële vergoeding van een
morele schade en de financiële schadevergoeding van de mogelijke vermogensrechtelijke
gevolgen van eerroof (bijvoorbeeld inkomensverlies), met name de vergoeding van een
materiële schade.
Schending van de eer en goede naam van een natuurlijke persoon
Naar aanleiding van de zaak Dutroux werden talrijke journalisten veroordeeld. Ten
onrechte beschuldigde de pers een advocaat van banden met extreemrechts (12.395
EUR),
een
andere
van
gekonkel
met
Dutroux
(6.198
EUR),
en
een
Rijkswachtcommandant dat hij het onderzoek in de doofpot had willen stoppen (12.395
EUR), enz.
Een schadevergoeding van 620 EUR werd toegekend aan een ambtenaar, die het
onderwerp was van beledigende en onterende kritiek ter gelegenheid van een televisieuitzending. Zijn voorstel inzake immigratiepolitiek werd immers „misdadig‟ genoemd
(Burg. Brussel 26.10.2001).
In een vechtscheidingsprocedure, legde een echtgenote klacht neer tegen haar
echtgenoot wegens slagen en verwondingen. De feiten bleken verzonnen. Zij werd
vervolgd wegens laster en veroordeeld tot schadevergoeding aan haar echtgenoot (Corr.
Charleroi 22.11.2011 kende hem 500 EUR toe + vergoedende interesten vanaf de dag
van de klacht).
Een werknemer kreeg op de werkvloer te maken met spot, uitsluiting en verbale kwelling.
Hij kreeg een schadevergoeding van 1.500 EUR (Burger Brussel 1.3.2011).
Een morele schadevergoeding van 2.479 EUR werd toegekend aan een dame wegens
beledigende aantijgingen in een boek (Burger Antwerpen 21.12.2000).
Een dagblad en zijn journalist werden in solidum veroordeeld omdat zij vóór de afloop
van een proces, op de eerste bladzijde een beledigend artikel publiceerden over de
persoonlijkheid van een paracommando en hem ervan beschuldigden dat hij zijn twee
kinderen opzettelijk gedood had in een verkeersongeval. Na vrijspraak van betrokkene,
oordeelde het hof van beroep van Brussel, in een arrest van 27.4.2007, dat het
kwestieuze artikel definitief zijn eer en zijn goede naam had aangetast en dat hij recht
had op een morele schadevergoeding van 6.000 EUR.
In een uitgebreid gemotiveerd vonnis, veroordeelde de burgerlijke rechtbank van Brussel
op 15.10.2009 een VZW, die lange uittreksels uit de speech van een gemeenteraadslid
online (You Tube) had geplaatst. De VZW rukte een zin uit zijn context en plaatste hem
op de voorgrond. De spreker werd beschuldigd van antisemitisme en assimilatie van de
Israëlische politie met het nazisme! De rechtbank wijst erop dat het principe van vrijheid
van meningsuiting en informatie niet absoluut is en rekening moet houden met de
rechtmatige rechten en belangen van iedereen. Vrije meningsuiting kent grenzen en mag
de eer en goede naam van een persoon niet aantasten. Door het gemeenteraadslid te
verdenken van ideeën die zeker niet de zijne waren, beging de VZW een fout, die door
het vonnis erkend wordt door de toekenning van 1 symbolische euro.
Schending van de eer en goede naam van een rechtspersoon
Een forfaitair bedrag van 2.500 EUR werd als morele schadevergoeding toegekend aan
een politiezone waarvan twee politieagenten werden beledigd en verwond door twee
personen die zij hadden aangehouden (Beroep Brussel 11.1.2012). Volgens de rechtbank
heeft een rechtspersoon, die in dit geval een taak van openbaar belang uitvoert, recht op
herstel van de schade geleden door schending van zijn eer of reputatie.
Schending van het portretrecht
Iedereen herinnert zich de foto die in een tijdschrift verscheen van onderzoeksrechter M.
Doutrèwe, belast met het dossier Dutroux. Mw Doutrème zat in badpak aan een
zwembad in gezelschap van invloedrijke politieke figuren. Deze schending van het
privéleven van geïnteresseerde leverde het tijdschrift een veroordeling op van 1
symbolische frank en de publicatie van het vonnis in verschillende dagbladen.
Conclusie
Uit deze paar voorbeelden van de rechtspraak blijkt dat een journalist altijd voorzichtig
moet zijn en met de nodige objectiviteit zijn bronnen op hun juistheid moet controleren.
Evenals de journalisten, kunnen al degenen die op Internet informatie of portretten
verspreiden die de eer en de reputatie van een persoon schenden, strafrechtelijk en
burgerlijk gestraft worden.
Iedereen kan het mikpunt worden van schending van zijn goede naam, zijn eer of zijn
portret, hetzij in de pers, hetzij op Internet. Een Rechtsbijstandverzekering zal hem dan
goed van pas komen.
RECHTSPRAAK - Verzekering B.A. - Begrip 'bewaarder'
Cassatie 13 september 2012
Het gaat hier om een klassiek debat. Een minderjarige dringt stiekem binnen in een auto
geparkeerd op een hellend terrein en maakt de handrem los. Wat gebeurt er met de
schade die aan dit voertuig wordt veroorzaakt?
De ouders zullen hun verzekeraar B.A.-Gezin (BAF) aanspreken, die zal antwoorden dat
de polis de dekking uitsluit van elke schade veroorzaakt aan het roerend goed dat een
verzekerde onder zijn bewaring heeft.
Kan men de stelling van de BAF verzekeraar betwisten?
Zonder enige twijfel, na het cassatiearrest dat het beroep vernietigde van een BAF
verzekeraar tegen een arrest van de rechtbank van 1ste aanleg van Luik.
De feiten
Een 16-jarige jongeman (G) leeft bij zijn moeder. Samen met zijn vader brengt hij een
bezoek aan een vriend van laatstgenoemde. Buiten medeweten van zijn vader en diens
vriend, stapt G in de Ferrari van de vriend en maakt de handrem los. De Ferrari rijdt van
de helling en komt terecht beneden in de gracht. De schade bedraagt 26.900 EUR.
De vader van G doet beroep op zijn BAF verzekering voor de schade aan de Ferrari. De
BAF verzekeraar weigert tussen te komen om reden dat schade aan een roerend goed
dat een verzekerde onder zijn bewaring heeft, altijd van de verzekering wordt
uitgesloten.
Beslissing van de rechtbank van Luik
De rechtbank oordeelt dat de bewaarder van een goed moet beschikken over de
„intellectuele leiding’ die toelaat het gebruik ervan te controleren.
De rechtbank oordeelt dat dit hier niet het geval is, en aangezien G niet de „intellectuele‟
bewaring had van de Ferrari, is de BAF verzekeraar verplicht de veroorzaakte schade te
dekken.
Voorziening van de verzekeraar en beslissing van het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie verwerpt het beroep van de verzekeraar en oordeelt dat de rechter
ten gronde terecht besliste dat G, zonder erbij na te denken, de handrem van de Ferrari
had losgemaakt en derhalve niet beschikte over de „intellectuele‟ leiding van het
voertuig, die toelaat de werking en het gebruik ervan te controleren.
Wat moet men uit deze rechtspraak onthouden?
De beslissing van het Hof van Cassatie is gegrond want de „bewaarder‟ moet voor eigen
rekening de leiding en de controle over een goed kunnen uitoefenen.
Welnu, wanneer een minderjarige, buiten medeweten van zijn ouders, binnendringt in
het voertuig van een derde en per vergissing de handrem losmaakt, kan hij niet als
„bewaarder‟ van dit voertuig beschouwd worden aangezien hij niet beschikt over de
leiding voor zijn eigen rekening.
In deze omstandigheden, is de BAF verzekeraar verplicht de schade aan het voertuig te
dekken. Zijn argument dat hij op basis van de uitsluiting bepaald in zijn polis geen
dekking hoeft te verlenen, kan niet worden gevolgd.
VRAAG & ANTWOORD 1
Aansprakelijkheid van makelaar - Inschrijvingsaanvraag
zonder akkoord van B.A.-autoverzekeraar
Een nieuwe cliënt vroeg me om zijn voertuig dringend in te schrijven en in B.A.
te verzekeren.
Ik stuurde onmiddellijk een aanvraag voor inschrijving aan het DIV samen met
de naam van de verzekeraar, zodat mijn nieuwe cliënt een nummerplaat
kreeg.
Enkele dagen later liet de verzekeraar mij weten dat hij het risico niet wilde
dekken omdat mijn cliënt een voorgeschiedenis had (verschillende
schadegevallen vermeld bij Datassur).
Ik heb meermaals geprobeerd mijn cliënt hiervan te verwittigen. Tevergeefs.
Deze cliënt rijdt dus met een wettelijke nummerplaat maar zonder
verzekering! Moet ik hem een aangetekende brief sturen om hem te
verwittigen? Moet ik hem bij een andere verzekeraar laten verzekeren?
Kan ik aansprakelijk gesteld worden?
Ten aanzien van derden is de B.A.-Autoverzekeraar (of de gemandateerde makelaar,
zoals in dit geval) die op een aanvraag om inschrijving van een motorvoertuig zijn zegel
en handtekening aanbrengt, aansprakelijk zelfs wanneer geen overeenkomst werd
afgesloten (constante rechtspraak: zie cassatiearresten van 19.6.1990, 6.11.1995 en
26.9.2000 alsmede Politie Brussel 22.11.2000, De Verz. 2001, p.543). µ
De cliënt voor wie u een aanvraag tot inschrijving richtte aan de DIV is bijgevolg naar
behoren gedekt door een B.A.-Autoverzekering bij de verzekeraar vermeld op de
inschrijvingsaanvraag. Deze verzekering is geldig voor een periode van 1 jaar,
overeenkomstig art.30 van de wet op de verzekeringen.
Vooraleer de documenten naar de DIV te verzenden, is het altijd aangeraden eerst
contact te nemen met de verzekeraar om te weten of het risico wordt aanvaard.
U kan dus aansprakelijk gesteld worden ten aanzien van de verzekeraar die u heeft
gemachtigd om in zijn naam te handelen.
In een vonnis van 25.6.2007 (CRA/VAV 2007, p.339), heeft de politierechter van
Antwerpen in die zin gevonnist:
‘Het makelaarskantoor dat over de toelating beschikt om het zegel van een verzekeraar
op de inschrijvingsaanvragen aan te brengen en om ze te ondertekenen, verplicht de
verzekeringsmaatschappij om dekking te verlenen aan derden vanaf de aanvraag tot de
vervaldag
en
dit
overeenkomstig
de
wet
betreffende
de
verplichte
aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
De omstandigheid dat het kantoor een fout beging bij het plaatsen van het zegel
verandert hieraan niets.
Een gevolmachtigde is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen bedrog maar
eveneens voor de fout begaan in de uitvoering van zijn opdracht.
Het foutief plaatsen van het zegel van de verzekeraar is een evident contractuele fout
waarbij de makelaar de verzekeraar moet dekken voor alle bedragen waartoe de
verzekeraar kan veroordeeld worden.
VRAAG & ANTWOORD 2
B.A.-Autoverzekering - Verkeersongeval met twee
voertuigen - Aansprakelijkheid niet te bepalen Schadevergoeding
Er ontstonden al levendige discussies sinds het Grondwettelijk Hof besliste dat
B.A.-autoverzekeraars dienden tussen te komen voor de bestuurders van twee
voertuigen betrokken in een verkeersongeval waarvan de verantwoordelijkheid
niet te bepalen valt (rug aan rug regeling).
Hoe staat dit vandaag?
Moeten de B.A.-autoverzekeraars de materiële schade aan beide voertuigen
dragen?
De nieuwe en, volgens ons, povere redactie van artikel 19bis-11 §2 van de Wet
betreffende
de
verplichte
aansprakelijkheidsverzekering
inzake
motorrijtuigen
veroorzaakt diverse commentaren en rechtspraak.
Art.19bis-11 §2 luidt als volgt: „In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf, indien
verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is
vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding
van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de
burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken.‟
In een arrest van 3.2.2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 19bis-11 §2 kon
toegepast worden wanneer slechts twee voertuigen betrokken waren bij een ongeval (zie
commentaar in ons DAS Journaal N°9 van 2011). Het Hof hield zich zonder meer aan
deze interpretatie in haar antwoord op de prejudiciële vraag die haar gesteld werd.
De rechtsleer heeft deze interpretatie van het Hof in ruime mate toegelicht en oordeelde,
met een brede meerderheid, dat artikel 19bis-11 §2 slechts van toepassing is voor
lichamelijke letsels. Het voornaamste argument hiervoor is dat, wanneer de
aansprakelijke van het ongeval niet kan bepaald worden, het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds (GMWF) slechts de lichamelijke letsels zal vergoeden met als gevolg
dat als de B.A.-autoverzekeraars verplicht zijn tussen te komen in de plaats van het
GMWF, zij alleen de lichamelijke letsels zullen moeten vergoeden.
Wij gaan hiermee volledig akkoord om de eenvoudige reden dat als art.19bis-11 §2 van
toepassing zou zijn op materiële schade, men ongetwijfeld zou afstappen van de
aansprakelijkheid wegens fout, grondslag van de wet van 21.11.1989, met uitzondering
van art.29bis. Bovendien zouden twee bij een ongeval betrokken bestuurders een
ongevalsaangifte zodanig kunnen opmaken dat geen enkele van beiden aansprakelijk is…
De rechtspraak is hierover echter verdeeld. Vier vonnissen (Politie Charleroi 21.10.2011,
C.R.A./V.A.V. 2013, p.35; Politie Charleroi 12.10.2012, J.L.M.B. 2013, p.1813; Politie
Charleroi 14.01.2013, C.R.A./V.A.V.2013, p.10 en Politie Brussel 15.10.2013,
C.R.A./V.A.V.2014, p.10) verwerpen de schadevergoeding van de materiële schade
terwijl twee vonnissen (burgerlijke rechtbank Luik 26.02.2013, J.L.M.B.2014, p.111 en
burgerlijke rechtbank Brussel 28.5.2013, C.R.A./V.A.V. 2014, p.8) oordelen dat, in de
huidige stand van zaken, er geen reden is om de materiële schade uit te sluiten!
Zo ver staan we dus: onzekerheid troef.
Wij wachten met ongeduld op het standpunt van het Hof van Cassatie. Zolang de wet niet
wordt hervormd, kan alleen zij ons uit dit kluwen redden.
VRAAG & ANTWOORD 3
Verkeer - Boete wegens verkeersovertreding snelheidsovertreding per radar vastgesteld - Voertuig
ingeschreven op naam van natuurlijk persoon en voertuig
ingeschreven op naam van vennootschap
Ik heb in de pers gelezen dat de bestuurder van een vennootschapsvoertuig
van wie een snelheidsovertreding per radar werd vastgesteld aan de boete kon
ontsnappen.
Hoe zit dit precies?
Na een arrest van het Grondwettelijk Hof van 19.12.2013 kon men in de pers inderdaad
lezen dat de bestuurder van een firmawagen gemakkelijk aan elke strafvervolging (in dit
geval een geldboete) kon ontsnappen als de snelheidsovertreding per radar was
vastgesteld.
Wij denken dat deze foutieve beoordeling het gevolg is van een slechte interpretatie van
voornoemd arrest van het Grondwettelijk Hof.
Allereerst dient eraan herinnerd te worden dat sinds het koninklijk besluit van
12.10.2010, de nummerplaat op de door radars genomen foto's moet leesbaar zijn. De
term „achter‟ werd afgeschaft, met als gevolg dat een foto van de voorplaat dezelfde
waarde heeft als de foto van de achterplaat.
Moet er bij een snelheidsovertreding een verschil gemaakt worden tussen een
privéwagen en een firmawagen?
Het antwoord is neen. Maar er bestaat een vermoeden van schuld in hoofde van de
bestuurder van een privéwagen (art.67bis van de wet op de politie van het wegverkeer)
terwijl, wat betreft de bestuurder van een firmawagen, het gaat om een simpele
mededeling van de persoon die de firma vertegenwoordigt (art. 67ter).
In beide gevallen, kan de persoon aan wie de overtreding wordt ten laste gelegd, altijd
beweren dat hij niet de bestuurder was van het voertuig. In dit geval moet het parket
bepalen wie dan wel de bestuurder was. Als het parket tot vervolging overgaat, zal de
politierechter moeten beslissen op basis van de informatie waarover hij beschikt.
Men kan besluiten dat de situatie praktisch dezelfde is voor een privé voertuig en een
firmavoertuig. De bestuurder van beide voertuigen kan altijd beweren dat hij niet de
bestuurder was op het ogenblik dat de overtreding werd vastgesteld. In dit geval moet
het parket de identiteit van de bestuurder bewijzen.
Maar o wee de slimmerd die beweert niet de bestuurder te zijn terwijl hij geflitst werd en
de foto duidelijk zijn gezicht toont...
VRAAG & ANTWOORD 4
Verkeer - Overtreding wegens overdreven snelheid Niet-conforme verkeersborden
Mijn cliënt reed met zijn voertuig op een rijweg buiten de bebouwde kom.
Hij werd geflitst omdat hij tegen 80km/u reed terwijl een bord de snelheid
beperkte tot 70km/u.
Kan men deze overtreding betwisten?
Op de rijweg waar mijn cliënt reed, was de toegelaten snelheid 90km/u. Hij
werd geflitst op een vijftigtal meter na het verkeersbord dat de snelheid tot
70km/u. beperkte. Hij vertraagde en reed nog tegen 80km/u ter hoogte van de
radar.
Mijn cliënt kon dus onmogelijk zijn snelheid verminderen tot 70km/u op deze
korte afstand!
Het verkeersbord dat een snelheidsbeperking oplegt, is het verbodsbord C43.
Het, Ministerieel besluit 11.10.1976 waarbij de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de
verkeersborden worden bepaald en dat meermaals werd gewijzigd, bepaalt in artikel
9.9.3° dat: „Wanneer een snelheidsbeperking wordt opgelegd buiten de bebouwde kom,
moet het eerste verkeersbord C43 aangekondigd worden door een gelijkaardig
verkeersbord, aangevuld met een onderbord van het type Ia, indien het verschil tussen
de maximale toegelaten snelheid en de opgelegde snelheidsbeperking meer dan 20 km/u.
bedraagt’.
Als, op een rijweg buiten bebouwde kom met een toegelaten snelheid van 90km/u, een
snelheidsbeperking van 70km/u (of minder) door een verkeersbord C43 wordt opgelegd,
heeft de overheid die deze rijweg beheert de verplichting om de automobilist van deze
snelheidsbeperking te verwittigen 200 meter vóór het verkeersbord C43.
Uw cliënt kan bijgevolg de boete betwisten aangezien er 200 meter vóór het bord C43
geen enkel verkeersbord stond dat hem moest verwittigen en toelaten zijn snelheid te
verminderen.
De overheid die het wegennet beheert en verantwoordelijk is voor het plaatsen van de
verkeersborden beschikt over geen enkele beoordelingsmacht en is verplicht het
voornoemd ministeriel besluit na te leven (Cassatie 10.1.2013).
VRAAG & ANTWOORD 5
B.A.-autoverzekering - Verhaal van verzekeraar wegens
niet-naleving van reglementering (rijbewijs)
De 20-jarige zoon van mijn cliënten rijdt met een voorlopig rijbewijs ‘L’ en mag
bijgevolg niet rijden tijdens het weekend na 22 uur.
Hij veroorzaakte helaas een zwaar verkeersongeval in de nacht van zaterdag
op zondag na 22:00. Hij is volledig aansprakelijk.
Zijn B.A.-autoverzekeraar informeert hem per aangetekende brief dat hij
verhaal zal uitoefenen voor alle bedragen die hij aan de benadeelden zal
betalen (verhaal beperkt tot 35.000 EUR).
Heeft de verzekeraar automatisch recht van verhaal? Moet de verzekeraar niet
bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de overtreding (rijden
tijdens het weekend) en het ongeval? Ik meen dat de fout die mijn cliënt
beging in het weekend, hij evengoed zou begaan hebben in de week!
Anderzijds stuurde de verzekeraar zijn aangetekende brief aan de zoon van
mijn cliënten terwijl de verzekering door de vader werd afgesloten. Moest de
verzekeraar zijn brief niet richten aan de vader als verzekeringnemer?
Volgens art.25.3°.b van de modelovereenkomst heeft de verzekeraar een recht van
verhaal op de verzekerde, dader van het schadegeval, wanneer laatstgenoemde niet
voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet en reglementen voorschrijven om het
gewaarborgd voertuig te besturen.
Door een ongeval te veroorzaken in de nacht van zaterdag op zondag na 22 uur, heeft
de zoon van uw cliënten ongetwijfeld het reglement betreffende het voorlopig rijbewijs
overtreden (art.9 van K.B. van 23.3.1998).
In haar arresten van 19.2.2009, 19.6.2009 en 13.9.2012, oordeelde het Hof van
Cassatie uitdrukkelijk dat het verhaal van de B.A.-Autoverzekeraar op de verzekerde,
bepaald in voornoemd art.25.3°.b, niet afhankelijk gemaakt wordt van de voorwaarde
dat de niet-naleving van de wet of reglementen in oorzakelijk verband staat met het
ongeval. Voor het Hof van Cassatie, vormt alleen al de afwezigheid van een geldig
rijbewijs de overtreding van een wettelijke verplichting. Bijgevolg is het verhaal van de
verzekeraar niet gebaseerd op een verplichting van de verzekeringsovereenkomst, wat
uw cliënt zou toegelaten hebben om de verzekeraar te verplichten het oorzakelijk
verband te bewijzen. De B.A.-Autoverzekeraar is derhalve niet verplicht om het
oorzakelijk verband te bewijzen.
Voornoemd art.25.3°.b bepaalt tevens dat de verzekeraar een recht van verhaal heeft
op de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, op de verzekerde die niet de
verzekeringnemer is. Er staat in dit art.25.3° duidelijk dat de verzekeringnemer aan het
verhaal van de verzekeraar ontsnapt als hij bewijst dat de feiten waarop het verhaal
gesteund is, zich hebben voorgedaan buiten zijn medeweten. Als wordt bewezen dat de
vader niet op de hoogte was van de overtreding begaan door zijn zoon, wat meer dan
waarschijnlijk is, ontsnapt hij aan het verhaal. De aangetekende brief alleen gericht aan
de zoon, lijkt ons derhalve volkomen geldig.
© D.A.S. Journaal, april 2014