I:i , ii"¡ !'l I f../i1ir.l I i ! tr i1 it , I ¡'1 r, Procesrecht algemeen Jurisprudentie Cassatiedagvaarding uit naam van niet-bestaande partij HR 13 decenùer 2013, ECLI:NL:HR: 2013:1881 Montis Desigr-r is procespartij in de appèlprocedure. Tegen een hrssenarrest van het hof gaat lvlonLis Design in cassatie. De cassatiedagvaar- ding wordt uitgebracht uit naam van Montis Design. Voor het uitbren€îen van cle cassatieclagvaarcling is Montis Design echter door fusie opgegaan in Montis Holding B.V. en opgehouden zelfstandig te bestaan. Met het oog claarop verzoekt Montis Holding de Hoge Raad om een wijziging van de aanduicling I Iii',r , l," tl t,"..,j I l l I (iv) hrdien de wederpartij niet in de door het rechtsmicldel ingeleide procedure is versc-henen, beveelt de rechter dat zij wordt opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging uit te laten.' (r.o. 5.5.3) De Hoge Raad komt hiermee ter-ug op zijn arrest val 9 januari 2004 (N/ 20051222) waarin hij oordeelcle dat een rechtsmicldel in beginsel alleen kan worden aangewend door een bestaande procespartij en dat het dagvaarden door een in t{e vorige instantie als partij opgetreclen rechtspersoon die inmiddels heeft opgehouden te bestaan niet een'niet ter zake tloende, zich steeds voor verbetering lenende, fout in de aanduiding van een procesparhij is'. Verlies van hoedanigheid van advocaat tij dens procedure van de eisende partij in de gecling- sfukken toe ie staan. De Hoge Raad wijsthet verzoek van Montis toe. De Hoge Raad overweegt dat fouten en vergissingen niet tot fatale gevolgen behoren te leiden, mits de wederparbij doorhet herstel hiervan niet onredelijk in haar materiële belangen worclt geschaacl. De Hoge Raacl formuleert een aantal regels die voortaa¡ zullen gelden bij de beoordeling of de aandtr.icling van een procespartij kan rvorclen gewijzigcl nadat cle procedure in een volgende instanbie aanhangig is gemaakt: '(i) Een proceclure in een volgencle instanbie dient in beginsel plaats te vinden tussen cle partijen uit de vorige instantie; (ii) Indien een proceclure in een volgende insl.anüe aanhangig is gemaakt, kan een verschenen partij lvijziging ve¡zoeken van haar aanduicling in de proceclure op cle grond dat een vergissing is begaarr in die aanduiding of een partijwisseling heef t plaatsgevonden; (iii) Het verzoek is toewijsbaar; tenzii de wederparbij steli en bijbetwisLing aannemelijk maakt dat zij daardoor onreclelijk in l-raar belangen worclt 6;eschaacl (vgl. art.722 lid 1 Rv); HR 24 jttnuari 201.4, ECLI:NL:HR: 2014:146 Het hof geef t appellant bij hLlssenarrest een bewijsopdracht. Te¡ uifvoering daarvan is appellalt als parbijgetuige gehoord tijclens een getr,rigenverhoor. Bij het gebuigenverhoor was geen advocaat van ge'rntimeerden aanwezig. De advocaai had het hof bericht dat hij op eigen verzoek valr het tableau was geschrapt zoclat hij niet langer in de appèlprocedure kon optrederr. Na lret gehrigenverhoor wijst het hof de vortleringen van appellani toe. Geïntimeerden klagen in cassatie dat het verlies van de hoedanigheid van aclvocaat tot gevolg had moeten hebben clat het rechtsgecling op grorrd van arl. 226 lid 1 Rv varr rechtswege werd geschorst en ciat nadien ve¡ridrte proceshanclelingen nietig zijn (art.226 licl 2 jo. ar:.225 lid 3 Rv). De Hoge Raad oordeelt clat in dit gevai is voldaan aan het voor een geslaagd beroep op die nietigheicl gelciencle vereisie clat cle partij die deze nietigheid inroept benadeeld is door het feit dat de procedure niet is stilgelegd en dus is geiroffen in het belang clat het artikel beoogt te beschermen. Het nadeel bestaat erin dat het getr-rigenverhoo¡ doorgang heeft gevonclen door een advocaat wa¡en vertegen- woordigd. Daarc{oor hebben geurbimeerden geen vragen kulnen stellen, heeft geen contra-enquête kunnen plaatsvinden en hebben zij miciclels een memo¡ie na enquête niet kunnen reageren op hetgeen bij het verhoor is verklaard. Strikte handhaving rechtsmiddel- termijn 21 fcltruari 2074, ECLI:NL:HR: 2014:413 Lr een procednre over cle verdeling van een huweìijksgemeenschap gaat de vrouw, met toestemnìing van de rechtbanþ op 24 augushrs in hoger HR beroep tegen een tussenvonms van de ¡echtbank van 4 april 2012.Het hof overlveegt dat de vrouw de hogerberoepstermijn in geringe mate heeft overschreden maar clat clit vanwege de omstaldigheden van het geval niei leidt tot niet-ontvankelijkheicl. Partijen hebben het hof ter zitbing namelilk eenstemmig verzodrt een einde te maken aan hun geschil. Het hof beschourvt dit als een overeenkomst als bedoelcl in art.329 Rv (prorogatie aan het gerechtshof). Het hof oordeelt dat ûr dit geval strikte handhavùrg vzur cle beroepstermijn moei wijken voor cle belangen van partijen. De Hoge Raad neemt iot uitgângsprurt clal. rech tsmiddeltelmijnen van openbare orde zijn en ambtshalve moeten worden Éîetoetst. In het beIang van een goede reehtsplegiug moet duidelijkl'reid bestaan omtrent ìret tiidstip waarop een ternrijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt. Aan rechtsmiddeltermijnen moet dus strikt cle hancl worden gehouclen. Hierop kan slechts oncler bijzondere oms tandigheden een uitzondering lvorden toegestaan, bijvoorbeeld bij apparaatsforrten. Het hof heef t rniskend dat noch een relatief gerilge ternijnoversdrrijding noch de belangen van partijen noch deze omstandigheclen tezamen rechlvaarciigen dat een uitzondering worclt gemaakt op de strikte regels inzake rechtsmiddeltermijnen. Volgens cle Hoge Raacl doet zich hier niet een zonder dat gerntimeerclen daarbij 58 Tijdsclu tft ttoor de Procespraktijk 2014-2 door art.329 Rv beschreven seval voor. Literatuur M.I. Nijenhof-Wolters,'Per L november Rapport Voorwerk III?', Bb 201.3/8't. afl.25 Om <luidelijkheid te creëren op het gebied van de buitengerechielijke kosten, is de Werkgroep BGK-Lrtegraal gernstalleercl. Begin november 2013 hebben zij het clefinitieve Rapport BGK-Integraal 2013 gepresenteerd met nieuwe aanbevelingen voor de toewijzing van buil.engerechtelijke kosten. Ekelmans,'Het wetsvoorstel voor de civiele rechtsgang in eerste aanleg: met het hoofd en hard?, NTBR 2014/8. afl.2 Eind 2013 is een wetsvoorstel ter herziening van cle rechtsgang voor civiele proceclures in eerste aanleg ter intemetconsultatie aangeboden. Beoogd worclt dat het wetsvoorstel varaf I juli 2015 gefaseerd in werking treeclt. In clit artikel wordt het wetsvoorsiel besdrreven, wordt aangegeven waar cle voorgestelde regeling verscl'rilt van de bestaande prakbijk en wordt toegelicht op welke punten het voorstel aanbeveling verdient en hoe hei wetsvoorstel verbetercl zon ku¡nen worden. f. S. Kok CIvIS Derks Star Busma¡n juni 2004. A en B beroepen zich op ve4aring. Het hof oordeelt dat de vordering niet is vedaard omdat de verjaring bif brief va¡ l7 febnrari 1995 is geshrit. De Hoge Raad oo¡deeli dai het hof zich ten onrechte heeft beperkt tot de stuibing door de brief van 17 febnrari 1995. A en B verwijzen in hun onderbouwing van het beroep namelijk op verjaring naar de tijd die was verstreken vanaf het moment van de door ING gestelde opeisbaarheid van de vordering tot het iijdstip waarop cle inleiclencle clagvaarding is uitgebradrt. Op ING als schuldeiser mst dan de sielplicht op 29 en bewiisìast dat ¡¡een sprake is van een voltooide verjaring. Zo nodig client ING aan te tonen dat ook str,riting heef t plaatsgevonclen ge<{urende de looptijd van nieuwe verja- rilrgstermijnen die na een of meer shritingshanclelingen zijn aangevangen. Het hof had clus een oorcleel moeten geven over de vraag of de op 18 januari 1995 aangevangen nieuwe verjaringstermijn was voltooicl ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding en of deze weilicht was gestuit voor 29 juni 2004. De kiacht kan echter niet tot cassatie leiden omdat uit de stukken blijkt dai ING door middel van de brieven van 8 juni 1999 er-r 11 augustus 2003 cle verjaring heeft gestr-tit in c1e zin van artikel 3:317 lid 1BW. Opschortingsrecht ook bij aanbod tot herstel .3 Verbintenissenrecht/ consumentenrecht HR 17 jturuttri 2014, ECLI:NL:HR: 2014:95 Jurisprudentie Verjaring en stuiting HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR: 201,3:2064 In 1990 en 1991 heeft ING kredietfaciliteiten ve¡strekt aan A en B. Lr 1993 zijn de kredieifaciliteiten opgezegd. Als gevolg daarvan heef t ING enkele zekerheclen uitgewonnen. Op 17 februari 1995 sbuurt ING A en B een brief waarin zij hen aansprakelijk stelt voor een na de beëincliging van de kreclieifaciliteiten ¡esterend tekort bij ING. Op 8 juni 7999 en 11 augustr-rs 2003 sbuurt ING A en B nogmaals een brief waarin zij verwijst naar het resterend tekort. ING ciagvaardt A en B Tijdschrift z,oor dc Procesprnktijk 2014-2 Kenter geeft aan Slierings opdracht om de dakbedekking te vernieuwen. Slierings brengt de dakbeclekking vervolgens ondeugclelijk azur. Als gevolg var cleze tekortkoming schort Kenter haar ¡esterende betalingsverplichting op totdat de tekortkomingen worden verlÌolpen- Slierings biedt aan cte tekortkomirìgen te herstellen op voorwaarde dat een deel val het openstaalde bedrag worclt betaald. Kenter acceoteert clit voorstel niet. In c[e proceclure vordert Kenter schadevergoed in¡1. Slierings vordert in reconventie betaling van de openstaancle fachrren. Het hof oorcleelt clat Slierings niet in verzuim was, gelet op het voorstel de gebreken te herstellen. De Hoge Raacl overweegt dat het hof ten onrechte niet heeft vastsesteld in hoeverre de klachten va¡r Kenter over het werk van Slierings terecht zijn. In dat licht is het oorcleel clat het onredeliik was van Kenrer om niet op het voorstel van Slieri-trgs in te gaan, onvoldoende gemotiveerd. Het hof had moeten onderzoeken of c1e omvang van de vordering van Kenter, strekkencle tothetr-ritvoeren van he¡stelwerkzaamheden, bestaat en of de omvang van die tegenvor- clering voldoencle is om het beroep op een opschorbingsrecht te kunnen rechtvaardigen. Het feit dat nog geen sprake was vm oplevering van het werk en clat cle gebreken zich voor hersiel leenden, staat niet in de weg aan het inroepen van het opsdrorhingsredrt. Het opschortingsrecht strekt er immers iuist toe om cimk op Slierings uit te oefenen om de vordering na te komen. Het heef t daamaast, voor het geval Slierings claarn'ree in gebreke zou bliiven, het karakter van zekerheid voor cle voldoening (door middel van verrekenütg) van de uit zijn verzuim voortvloeiende schadevordering. Vervalbeding in contract en nadeel bij klachtplicht HR 7 februnri 2014, ECLI:NL:HR: 2014:260 Siotereincl verkoopt de aandelen van twee clochtervennooischappen aan Afvalzorg. ln artikel 5.4 varr cle koopovereenkomst zijn vervaliermijnen voor de aansprakelijkheid van Slotereinci opgenomen. In a¡tikel 5.5 is bepaalcl clat indien zich een inbreuk op de overeengekomen garanties voordoet, Afvalzorg Slotereind claarvan zo spoeclig mogelijk in kennis zal stellen. Als cle inbreuk wordt gemeld vóór de vervaldah¡m var-¡ artikel 5.4, clan vervalt de aansprakelijkheicl van Slotereind niet cloor het verstrijken van de temijn. Het geschil tussen parbijen ziet op cle uitleg var cleze twee artikeleu. Slotereind is van mening clat een vervalbeding is overeengekomen op grond waarvan een te late klacht van Afvalzorg leidt tot verval val aansprakelijkheid. Afvalzorg is claarentegen van mening clat een dergelijke vergaande sanctie niet cle tekst blijkt uit en niet verenigbaar is met de gehele transactie. De Hoge Raad oordeeli clat bii cle uitleg van ove¡eenkomsten beslissend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer recleliikerwil's aan cleze be59 palingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij cle uitleg van overeenkomsten kunnen de overìge omstandigheden val het geval steeds meebrengen dat een andere (dan de taalkr.rndige) betekerús aan cle bepalingen van de overeenkomst moet M.M. van Asperen,'Bevrijdende verjaring: de belangrijkste rechtspraakvan de laatste jaren',TOP 2013, afl.7 Dit artikel behanclelt cle belangrijk- rvorden gehedrt, ook als groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis. Dat is niet zonder meer hun context. anclers als een beding vershekkencle gevolgen ìreeft (zoals een vervaibeding) of als het een overeenkomst tLlssen twee professionele partijen betreft clie zijn bijgestaan doorjtrri- dische adviseurs. De Hoge Raad overweegt datindien ervan wordt uitgegaan dat het niet 'zo spoeclig mogelijk' melclen leidt tot verval van recht, ook in een geval als het onclerhavige bij de beoorcleling van de klachþlicht en het verval van recht acht moet worclen geslagen op alle omstandigheden van het geval. Van belang is enerzijds het red'rtsgevolg van een te late melding (verval van recht) en anclerzijds de concrete bel.rngen waarin de sdruldenaa¡ is gesd'raad door het late klagen. De Hoge Raacl oorcleelt dai het hof kenbaar in zi1'n oorcleelsvorming had moeten betrekken in hoeverre Slotereind nadeel heeft onclervoncien cloor cle late melding van Afvalzorg. ste Hoge Raad-uitspraken van de afgelopen vier jaar over bevrijdende verjaring zoals geregeld in titel 11 van Boek 3 BW en plaatst deze in C.C. van Dam,'Een effectief rechtsmiddel voor een bewusteloos slachtoffer - Opmerkingen naar aanleiding van een baanbrekend vonnis', VR 2013 1143, afl. 12 ln febmari 2013 besliste cle Recht bank Midden-Nederlald dat iemand die als gevolg van een verkeersongeval in een langclurige coma was geraakt, recht hacl op een smartengeld van € 100 000. Dii vonnis is om drie redenen van belang. In cle eerste plaats geeft hei een rt-ime toepassing aan het arrest van de Hoge Raad inzake de comateuze timmermal. In de tweede plaats maakte cle redrtbank op intelligente wijze gebnrik van rec'l'rtsvergelijking om vast te stellen of voor het smartengeld een substantieel clan wel een symbolisch bedrag aarìgewezen was. ln cle dercle plaats kende de rechtbank aan de benadeelde een substantieel bedrag toe, hoewel het a¡rest van de Hoge Raad eercier voor toekenning v¿ìn eer-r symbolisch bedrag aanleiding leek Literatuur te geven. T.B.M. Kersten,'Centavos/Stichting Nieuwenhuis: de ontvangsttheorie revisite d?' , ORP 20L4, ^f1,1, ln de pràktijk konrt het nret regelmaat voor dat tussen (proces)partijen discussie ontstaat over de vraag of en op r,velk moment eer-r schriftelijke verklaring cle ancier heeft bereikt. Dat momeni kan var belang zijn voor een tiidige opzegging van een overeenkomst, een ontbinding of vemietiging buiten rechte en andere rechtsvormen waarbij de wet conclusies verbindt aan de bijdige en juiste ontvangst van een verklaring door de wederpartij. Het artikel gaat in op het arrest van de Hoge Raad van 14 juni |ac. Hijm4'Consument en non- 2013. conformiteitsb ewijs', TztC 2O13, afl.6 Het is in principe aan de koper om te bewijzen clat de afgelevercle zaak niet aan de overeenkomst beantwoorclt. Geclurende de eerste zes maancl.en komt cle lvetgever de consrment tegemoet met een bewüslas tverschuiving (artikel 7 :78 Iid 2 BW). Voor teleurgestelde kopers zijn claarmee nog niet alle problemen opgelost. F.M,W.A. Harms,'Tussenstand aanpassing regime voor overeenkomsten op afstand', Bb 2013185, afl.26 Door de EU is Ridrtlijn 201,1J8í8U betreff encle consumentenrechten ui tgevaardigci. De Richtlijn beoogt onder mee¡ het toepasselijke kader voor koop op afstand en buiten verkoopruimten door consumenten te hervo¡men. ln Neclerlancl is ter implementatie van de Richtlijn een wetsvoorstel ingediend, welke inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen. Het wetsvoorstel beoogt conform cle Richtlijn (onder andere) de regeling voor koop op afstand en buiten verkoopruimte te herzien. Dit artikel beoogt om een aantal onderwerpen van het wetsvoorstel uit te lichten en zo inzidrt te geven in een aantal belangrijke verancleringen bij de verkoop van proclucten en diensten via intemet in een b2c-relatie. .M. Trebus,'Voorafgaand klagen biedt geen garantie - reikwijdte klachtplicht.. .' , ltttD 20L4, afl. 1, Het tijdig klagen in de zin van artikel 6:89 BW wordt door A-G Timmerrnan onder de loep genomen in dit verkort afgedane arrest van de J.f Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013: 1034). Volgens de letter van de wet client cle schulcleiser binnen bekwame tijd na ontdekking v.r-rì een gebrek bij de scl'mldenaar te protesteren. De praktijk laat zien dat clit veelal zal zijn naciat een prestaLie is ontvangen en deze gebrekkig blijkt. Het moment van ontdekking kan edrter ook voor aflevering zijn gelegen warureer de schuldeiser tevoren gelegenheid tot inspectie is gegeven. In deze procedure gaal het hof en de A-G (zo mogelijk) nog een stap verder, nu van een gelegenheid tot inspecbie in deze kwestie geen sprake was. M.B.M. Loo+ Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden', ORP 20'1,4, aÍl.l ln deze korte bijclrage gaat de auteur in op de voorwaatclen voor en redenen waarom ambtshalve toetsing volgens Hof van Jushitie en Hoge Raact verplidrt is in consumentenovereenkomsten en voor welke bedingen in handelsovereenkomsten hetzelfde zou kunnen gelden. Tot slot zal cle auteur enkele aanbevelingen formuleren waal juristen rekening mee zouden kturnen houden bij het opstellen van algemene voorwaarden. M.B.M. Loos,'Geschillenbeslechting door e-Court vanuit consumentenrechtelij k perspectief bezien', WPNR 2014, afl.7003 hr deze bijdrage onde¡zoekt de auieur of de door e-Court geboden proceclure in consumentenzaken inderdaacl leidt toi betaalba¡e en Tijdschrift t¡oor tle Procesprnktíjk 2014-2 snelle rechtspraak voor iedereen. De auteur zal cle procedure daarbij steeds vergelijken met de procedure bij cle kantonrechter en bij De Geschillencommissie. De allteur gaat allereerst in op de procedure zelf, op de duur van de procedure, op de tenuitvoerlegging van een voor een parbij gunstige uitspraak en op de met de procedure verbonden kosten en hei risico van een proceskostenveroordeling. S. Kok CMS Derks Siar Busmann Tijdsclu ift ztoor de Proccsprnktijk 2014-2 67
© Copyright 2024 ExpyDoc