DEEL 1 SITUERING EN TRAJECT 1 STARTLIJN Tablets veroveren de brede markt 1 2 3 Diverse vormen van marktonderzoek kunnen hiervoor aangewend worden: enquête, desk research, panelonderzoek (bv. Nielsen of GfK). We verwijzen hiervoor naar deel 2, hoofdstuk 2, 4.5: Het verbruikerspanel van GfK (p. 90). Panelonderzoek, continu onderzoek. Voor andere bureaus verwijzen we naar de webstek van Febelmar (www.febelmar.be). Meer dan 90 % van de b2b-klanten van Telenet zijn tevreden 1 2 Doorgaans worden dezelfde technieken gebruikt, maar ze zulllen, omwille van het andere publiek of het ander soort product, anders worden ingevuld: in een enquête zal een ander type vragen worden gesteld enz. We verwijzen hiervoor naar de steekproeftheorie: de steekproefresultaten geven enkel een indicatie van de populatiegegevens. Zie hiervoor deel 3, hoofdstuk 2 (p. 141 e.v.). 2 COMPETENTIETRAINING Competentietraining bij hoofdstuk 1 1 2 3 4 5 6 We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 1, 1: De rol van onderzoek in een marketingbeleid (p. 17). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 1, 3.4: Continu en ad-hoconderzoek (p. 20). Kwalitatief onderzoek is [c] onderzoek dat het consumentengedrag probeert te begrijpen en te verklaren. We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 1, 3.2: Kwantitatief en kwalitatief onderzoek (p. 20). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 1, 3.5: Single- en multicliëntonderzoek: omnibusonderzoek of syndicated research (p. 21). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 1, 5: Betrouwbaarheid en validiteit (p. 23). www.gfk.be Competentietraining bij hoofdstuk 2 1 2 3 4 5 We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 2, 1: Stappen in het onderzoeksproces (p. 27). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 2, 1: Stappen in het onderzoeksproces (p. 27). Een onderzoeksaanvraag is [a] een intern document waarmee je het management meedeelt waarom je een onderzoek wilt uitbesteden. We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 2, 3.2.2: Vragen of observeren? (p. 30). Studenten zoeken en bespreken zelfstandig een recent artikel. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 3 Competentietraining bij hoofdstuk 3 1 2 De bedoeling van een situatieanalyse is niet [c] het in kaart brengen van alle te analyseren ontvangen antwoorden. We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 3, 4: Onderzoeksopzet (p. 46). 3 CASE Popjaarboek De Bayesiaanse analyse komt in het boek niet aan bod. Deze case geeft een voorbeeld van die analyse, maar probeert ze een beetje te stroomlijnen om ze zo beter verteerbaar te maken voor (beginnende) studenten. Eventueel kan deze case helemaal op het einde van de cursus worden gemaakt aan de hand van een volledige Bayesiaanse procedure; de studenten hebben dan meer inzicht in het nut ervan en zijn vatbaarder voor dit soort berekeningen. Eerst berekenen we de kostprijs bij een oplage van 10 000, 15 000, 20 000 en 25 000 stuks. Omdat teksten en foto's, zetwerk en proefdruk vaste kosten zijn, blijven ze steeds op 60 000 EUR. De variabele kosten bedragen 1,25 EUR per exemplaar. Op die manier worden de totale kosten bij 10 000: 60 000 + 1,25 * 10 000 = 72 500 EUR. Bij 15 000 wordt dat 87 750, bij 20 000: 85 000 (zie opgave!) en bij 25 000: 91 250 EUR. De opbrengsten bedragen respectievelijk 60 000, 90 000, 120 000, 150 000 EUR. We kunnen nu de volgende tabel maken, met als rijhoofding de geproduceerde hoeveelheid en als kolomhoofding de vraag: 10 000 15 000 20 000 25 000 1: 2: 3: 4: 10 000 (12 500) (15 000)1 (17 500)2 (20 000) 15 000 idem4 11 250 8 7503 6 250 20 000 idem idem 35 000 32 500 25 000 idem idem idem 58 750 Opbrengst bij verkoop van 10 000 is 60 000 EUR; kost bij 15 000 stuks drukken is 78 750 EUR. Dit negatieve resultaat van 18 750 EUR wordt evenwel gecompenseerd door de verkoop van 5 000 exemplaren à 0,75 EUR per stuk (zie tekst), 3 750 EUR , zodat we op 15 000 EUR verlies eindigen. Verkoop 10 000 is 60 000 EUR, kost 85 000 EUR. Verlies: 25 000 EUR; positief 10 000 * 0,75 EUR = 7 500 EUR, totaal resultaat: 17 500 EUR verlies. Verkoop 15 000 is 90 000 EUR, kosten 20 000 ex.: 85 000 EUR, een positief resultaat van 5 000 EUR. Daarnaast is er nog een winst van 5 000 * 0,75 = 3 750 EUR; de totale winst is dus 8 750 EUR. Het is onmogelijk meer te verkopen dan er gedrukt is; de winst blijft dus behouden bij 12 500 EUR negatief. We creëren de illusie van een ‘Bayesian analysis’ door de volgende – vereenvoudigde – voorstelling. De rijhoofdingen stellen de productie voor. Dat is een beslissing vooraf; we weten nog niet hoeveel de vraag zal bedragen. De kolomhoofding is de situatie zoals ze zich achteraf zal voordoen; die weten we nu nog niet. Achteraf beslissen is gemakkelijk; als we bij voorbaat zouden weten dat de vraag 10 000 zal bedragen, is de slimste beslissing niets doen (!); resultaat: 0. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 4 ACHTERAF → VOORAF ↓ 10 000 15 000 20 000 25 000 Resultaten bij ‘perfecte’ en ‘imperfecte’ beslissingen 10 000 15 000 20 000 0 (15 000) (17 500) (20 000) 0 11 250 8 750 6 250 0 11 250 35 000 32 500 25 000 0 11 250 35 000 58 750 Als we zeker zouden weten dat de vraag 15 000 bedraagt, drukken we het best 15 000 stuks, met een te verwachten winst van 11 250 EUR. De omzet van 20 000 stuks juist voorspellen leidt tot een winst van 35 000 EUR; 25 000 stuks tot 58 750 EUR. Maar zonder onderzoek kan men geen zekerheid verkrijgen. We kunnen ons dus vergissen. Niemand zal zo dom zijn 10 000 exemplaren te drukken: ze leveren immers altijd verlies op, wat ook de vraag is. Een mogelijke vergissing bij een vraag van 15 000 zou kunnen zijn 20 000 of 25 000 stuks te produceren; dat levert een resultaat op van resp. 8 750 EUR (2 500 EUR minder dan bij het juiste aantal) of 6 250 EUR (5 000 EUR minder). Erger zou het zijn wanneer we de vraag onderschatten, dan hadden we niets gedrukt en op die manier een inkomen van 11 250 EUR gemist. We kunnen die gederfde inkomsten van 11 250 EUR als een kost beschouwen. Op dezelfde wijze kunnen we redeneren bij 20 000: 25 000 drukken levert een resultaat op van 32 500 EUR (dus 2 500 EUR minder winst dan de ‘perfecte beslissing’). 15 000 exemplaren leiden tot een winst van 11 250 EUR (we kunnen niet meer verkopen dan aanwezig is); een winstderving dus van 23 750 EUR. In het geval van 25 000 worden deze cijfers 11 250 EUR (bij een druk van 15 000 ex.), 35 000 EUR (20 000) en 58 750 EUR (exact aantal). ACHTERAF → VOORAF ↓ 10 000 15 000 20 000 25 000 gemiddelde Kost bij een ‘imperfecte’ beslissing 10 000 15 000 20 000 25 000 15 000 17 500 20 000 17 500 58 750 47 500 23 750 43 250 11 250 2 500 5 000 6 250 35 0000 23 750 2 500 20 400 We kunnen nu per mogelijke gevraagde hoeveelheid de gemiddelde ‘kost van een foutieve beslissing’ berekenen. Bij 10 000 is die resp. 15 000 EUR, 17 500 EUR, 20 000 EUR als we de vraag overschat hadden en 15 000, 20 000 of 25 000 gedrukt hadden. Gemiddeld maakt dat 17 500 EUR verlies. Bij 15 000 wordt dat (11 250 + 2 500 + 5 000)/3 = 6 250. Bij 20 000 hebben we: (35 000 + 23 750 + 2 500)/3 = 20 400. Bij 25 000: (58 750 + 47 500 + 23 750)/3 = 43 250. Omdat we niet weten welk van de vier gevallen zich zal voordoen, maken we het gemiddelde van de vier bovenstaande cijfers: (17 500 + 6 250 + 20 400 + 43 250)/4 = 21 580. Omdat het marktonderzoek ons de ‘perfecte informatie’ zou moeten bezorgen, kunnen we deze 21 580 EUR beschouwen als de extra winst, die het marktonderzoek ons kan opbrengen. Het is meteen de maximumprijs die we voor het onderzoek willen betalen. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 5 De schrandere student zal opmerken dat niet alle fouten even veel kans hebben om voor te komen: kleine komen het vaakst voor, grote minder vaak. Ook is niet iedere vraag even waarschijnlijk: 15 000 en 20 000 lijken plausibeler te zijn dan de extremen. Wie dit wil, kan op die manier de waarde van de perfecte informatie herwegen, bijvoorbeeld door aan de kleinste fouten een waarschijnlijkheid van 40 % toe te kennen, en aan de andere 10 %. Zo verkleint de waarde van de perfecte informatie en dus de waarde van het onderzoek. Welk onderzoek kan men nu voor 20 000 opzetten? Zeker geen motivatieonderzoek zoals Inge het voorstelt, want dat levert alleen een vraag op naar het ‘waarom’ van een aankoop en geeft geen aantallen. Een consumentenenquête is eveneens uitgesloten, omdat die, om nauwkeurig te zijn – en om dus aan het wegnemen van de onzekerheid tegemoet te komen – over een zeer grote steekproef zou moeten lopen. Het is daarbij niet aangewezen aan de consument te vragen of hij zou kopen. Men kan alleen de voorkeur meten (cfr. het hoofdstuk over de vragenlijst). De aangewezen methode is gebruik te maken van experts, in casu de boekhandelaars. Nog meer zekerheid biedt de productie op bestelling: iedere handelaar duidt aan hoeveel hij opneemt en de som van die opgegeven hoeveelheden stelt meteen de te produceren hoeveelheid voor. Deze case is vrij ongewoon. Ze bewijst dat onderzoek niet altijd nodig is. De keuze van de sector is niet toevallig – we hebben hier te maken met een ‘one shot’-beslissing: alleen wat in voorraad is tijdens de feestdagen kan verkocht worden; overschotten zijn niet te stockeren. Daarnaast bestaat het probleem dat men geen gelijkaardige voorvallen heeft: dit is een uniek product. De studenten kunnen gevraagd worden naar gelijksoortige voorbeelden te zoeken. Die vinden we bijvoorbeeld in de mode, brillen, schoenen, behangpapier, kortom alle sectoren die met seizoencollecties werken. Docenten die de studenten graag spreadsheetoefeningen laten maken, vinden in deze opgave een zeer leuke toepassing bij het maken van de tabel. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 6 DEEL 2 DESK RESEARCH 1 STARTLIJN Destep-analyse: ‘Succesvol inspelen op de omgeving’ Studenten zoeken en bespreken zelfstandig en vooral ook kritisch recente informatie zoals beschikbaar op het internet. 2 COMPETENTIETRAINING Competentietraining bij hoofdstuk 1 1 2 3 4 Studenten zoeken en bespreken zelfstandig en vooral ook kritisch recente informatie zoals beschikbaar in de bibliotheek. Deze opdracht is in eerste instantie bedoeld om de studenten kennis te laten maken met rijk gevulde bron van informatie die een hogeschool- of universiteitsbibliotheek is … Studenten zoeken en bespreken zelfstandig en vooral ook kritisch recente informatie zoals beschikbaar op het internet. Deze opdracht is in eerste instantie bedoeld om de studenten kennis te laten maken en vertrouwd te maken met mogelijke bronnen van desk research. Deze opgave is een aanzet tot een discussie. De beste manier om ze aan te pakken is het maken van een tabel met een overzicht van alle mogelijke promotievormen. Bij gerichte promotie zet je wat het verwachte resultaat zou moeten zijn: meer rekruimte, grotere penetratie in distributie of bij de consument, verhoging van de trouw. In de volgende kolom noteer je wie die gegevens levert: meestal Nielsen of GfK. Voor Nielsen kun je zelfs zo ver gaan de precieze kolom aan te duiden, voor GfK de tabel of het type analyse. Het is duidelijk dat op kleinhandelsniveau Nielsen de beste leverancier is van gegevens, op consumentenniveau GfK. In de praktijk weegt de marketingmanager af welke promoties in zijn beleid het meest kritisch zijn en kiest hij de overeenstemmende leverancier. In sommige gevallen kunnen de eigen vertegenwoordigers een deel van de taak op zich nemen, vooral bij een product met een beperkte verspreiding of in sectoren die niet door Nielsen bezocht worden (restaurants, bakkers, benzinestations). Enquêtes zijn wegens de kostprijs meestal niet erg aangewezen. De outprint van de spreadsheet voor Alfa: VERKOPEN PER REGIO (alle geg. in %) Regio Bevolking Totale markt Verkopen Alfa BDI CDI D1 24 27,3 29,2 114 122 D2 31 14,1 17,7 45 57 D3 12 18,5 16,7 154 139 D4 16 18,3 22,0 114 138 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 7 D5 17 21,8 14,3 128 84 VERKOPEN PER WINKELTYPE Type Totale markt Verkopen Alfa Indexen F1 45,8 43,3 95 F 2I 14,0 7,9 56 F 2NI 23,1 36,7 159 F3 17,0 12,1 71 5 Regio Bevolking in aantallen Bevolking Totale markt Verkopen Palaver CDI BDI Antwerpen 1.668.812 28 20,2 14,7 72% 53% VlaamsBrabant 1.031.904 17 17,5 9,1 103% 54% WestVlaanderen 1.135.802 19 26,4 34,6 139% 182% OostVlaanderen 1.373.720 23 26,8 33,7 117% 147% 805.786 13 9,1 7,9 70% 61% 6.016.024 100 100 100 100% 100% Limburg Palaver staat het sterkst in West- en Oost-Vlaanderen en heeft nog flink wat groeipotentieel in Antwerpen en vooral Vlaams-Brabant. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 8 6 jr 1 jr 2 jr 3 jr 4 jr 5 jr 6 jr 7 Omzet Textilux( x 100 000) 104 117 125 137 156,6 161 183,6 Prijsindex totale hemdenmarkt 100 109 118 128 147 156 178 Index totale markt (in stuks) 100 114 121 139 154 171 192 Gem. prijs af-fabriek Textilux 27,8 30,9 34,1 38,7 44,9 47,3 52,8 Afzet Textilux 3,74 3,79 3,67 3,54 3,49 3,40 3,48 Afzet totale markt 34,38 39,19 41,59 47,78 52,94 58,78 66,00 Prijs markt 30,23 32,96 35,68 38,70 44,44 47,17 53,82 Omzet totale markt 1 039 1 291 1 484 1 849 2 353 2 772 3 552 Marktaandeel Textilux geld 10,0 % 9,1 % 8,4 % 7,4 % 6,7 % 5,8 % 5,2 % Marktaandeel Textilux stuks 10,9 % 9,7 % 8,8 % 7,4 % 6,6 % 5,8 % 5,3 % Formules: • Tot.marktomvang: 5,1 + 3,8 - 2,3 (opgepast: gegevens in 100 000!) • Tot. markt in stuks: +$B$7/$H$4*B4 • Gem prijs markt: +$E$5/$E$4*B4 • Marktomvang in geld: +B9*B8 • Afzet Textilux in stuks: +B2/B5 • Marktaandeel in stuks: +B7/B8 • Marktaandeel in geld: +B2/B10 7 Verkooppuntennet in 1989 14 26 VRIJE AGENTEN 312 26 911 422 74 251 219 29 952 605 60 542 46 216 893 98 757 567 32 549 246 91 266 179 561 096 257 682 740 77 857 123 301 984 KANTOREN Aantal Portefeuille in 1989 Sparen Krediet Giro Cliënten in % Aantal Portefeuille in 1989 Sparen Krediet Giro Cliënten KANTOORAGENTEN 4% 7% VRIJE AGENTEN 89 % 11 % 17 % 21 % 13 % 18 % 23 % 23 % 20 % 71 % 60 % 55 % 67 % KANTOREN KANTOORAGENTEN Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 Totaal 352 252 689 411 430 691 526 140 358 974 453 792 9 Index Portefeuille in 1989 Sparen Krediet Giro Cliënten Per vestiging KANTOREN KANTOORAGENTEN 268 433 537 335 KANTOREN VRIJE AGENTEN 248 310 314 272 KANTOORAGENTEN 80 68 63 75 VRIJE AGENTEN Portefeuille in 1989 Sparen Krediet Giro Cliënten Per cliënt 1 922 244 5 303 659 2 139 472 4 324 KANTOREN Sparen Krediet Giro index per cliënt 1 777 573 3 798 368 1 251 894 3 510 KANTOORAGENTEN 445 1 226 495 KANTOREN Sparen Krediet Giro 506 1082 357 KANTOORAGENTEN 80 129 160 91 114 115 575 516 825 906 249 542 968 717 868 1 223 555 398 747 1 289 VRIJE AGENTEN 595 853 258 557 949 309 VRIJE AGENTEN 107 90 83 Heba-index 600 500 400 Sparen 300 Krediet 200 Giro Cliënten 100 0 KANTOREN KANTOORAGENTEN Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 VRIJE AGENTEN 10 per client 180 160 140 120 Sparen Krediet Giro 100 80 60 40 20 0 KANTO REN KANTOORAGENTEN VRIJE AGENTEN 8 INDUSTRIETAK Bloemen Groente & Fruit Vis Vlees Zuivel Aankopen (x 1 000) 2 500 Aantal werknemers 980 Aant wn. nation. 7 560 aank/ wn. 2,55 markt pot. 19 286 12 000 3 000 13 500 7 000 4 590 1 410 9 670 7 890 27 500 17 430 23 780 24 930 2,61 2,13 1,40 0,89 71 895 37 085 33 199 22 118 INDUSTRIETAK Bloemen Groente & Fruit Vis Vlees Zuivel Aantal klanten Algem. > 50 wn 310 9 670 16 720 7 1 320 24 1 480 26 Penetratie Bloemen Groente & Fruit Vis Vlees Zuivel Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 Alg. m.a. 13,0 % 16,7 % 8,1 % 40,7 % 31,6 % Aantal bedrijven Algem. > 50 wn 3 650 9 180 11 250 8 760 7 810 31 42 36 46 67 kl >50 wn 8,5 % 7,3 % 6,4 % 15,1 % 19,0 % 29,0 % 38,1 % 19,4 % 52,2 % 38,8 % 11 9 Bij de onderstaande grafiek kunnen we de volgende commentaar geven: de regressielijn stelt de gemiddelde respons van de verkoop op de reclame voor. Merken die boven de rechte liggen (VW en Opel) hebben een aanzienlijk betere respons dan het gemiddelde; de merken die onder de rechte liggen (alle Japanse merken, maar ook BMW) een slechtere. Dat kan wijzen op een andere hantering van de marketingmixelementen zoals prijs of aantal dealers. Bij de vergelijking tussen de Japanse merken en Opel en VW moet ook het carry-over-effect vermeld worden: wie langer op de markt zit, verwerft een cumulatief effect van de opeenvolgende marketinginspanningen. Reclame-uitgaven Merk TOTAAL Verkopen in stuks 1 914 264 338 933 149 800 72 918 138 713 162 753 117 495 156 685 103 015 143 887 52 021 71 811 32 696 95 437 45 962 62 103 37 774 32 667 27 720 26 413 22 648 22 342 18 695 17 433 14 925 13 850 12 217 11 559 10 062 9 993 Opel VW Renault Ford Citroën Toyota Fiat Nissan Lada Peugeot Audi Mazda BMW Mitsubishi Regres. 25 940 16 510 24 580 27 529 21 978 26 785 20 202 25 215 13 947 16 375 11 577 19 272 13 204 15 184 Regression output Constant Std Err of Y Est R Squared No. of Observations Degrees of Freedom X Coefficient(s) Std Err of Coef. 7 566,703 7 066,634 0,395909 14 12 0,122653 0,043736 40.000 Opel 35.000 VW 30.000 Renault 25.000 y = 0.1227x + 7566.7 2 R =1 20.000 Citroën Fiat 15.000 Lada Audi 10.000 Peugeot BMW Mitsubishi Ford Toyota Nissan Mazda 5.000 0 0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 12 10 In de volgende spreadsheets krijg je eerst de cijfermatige oplossing en daarna (gedeeltelijk) de formules. De oefening kan ook eenvoudig manueel opgelost worden: er zijn slechts vijf gegevens in iedere richting. De nadruk ligt op het herkennen van de begrippen, niet op het computerwerk. De omzet van de zaken die het merk verkopen, kunnen we vinden door de formule: =SOM.ALS(C2:C6;”>”;$H2:$H6). Omzet per winkel Aantal Omzet winkels marktbereik omzetaandeel marktaandeel afzetspreiding selectiviteitsindex Merk 1 2 3 4 5 2 772 85 % 28 % 23 % 40 % 212 A 612 B 90 1 016 62 C D 52 766 2 3 008 92 % 42 % 38 % 80 % 115 84 1 252 4 350 11 % 35 % 4% 40 % 27 34 70 884 42 106 122 2 2 946 90 % 35 % 32 % 60 % 150 1 032 3 322 10 % 30 % 3% 40 % 25 154 E 62 96 2 Totaal 176 2 512 174 260 146 3 268 11 Het is verwonderlijk hoe studenten soms de mist ingaan als ze met zulke dagdagelijkse problemen geconfronteerd worden. Uiteraard is de eerste stap het analyseren van het huidige klantenbestand: type? reden? frequentie? trouw? De tweede stap is het zoeken naar parallellen in het nieuwe land: via welke bronnen kom ik iets te weten over gelijkaardige klanten? ‘Bevoorrechte getuigen’ (secundaire, menselijke bronnen) zijn het meest voor de hand liggend. Stel dat de huidige klanten voornamelijk vertegenwoordigers, vaklui en truckers zijn, dan volstaan enkele telefoontjes naar personeelsverantwoordelijken of directiesecretaressen om een idee te krijgen van de marktomvang in België. Een lijst met mogelijke concurrenten en hun sterkte/zwakte kan eenvoudig opgevraagd worden via de toeristische diensten; via hun capaciteit en een schatting van hun bezetting kan gemakkelijk de ‘onbevredigde vraag’ worden bepaald. 12 De oefening kan door de computer opgelost worden door =AANTAL.ALS en =SOM.ALS. Manueel kan ze evengoed opgelost worden: slechts tien cijfers en ronde getallen! Het aantal Brosdrinkers, de hoeveelheid Bros per Brosdrinker en de hoeveelheid bier per Brosdrinker zijn resp. 6, 2 en 5. Het aantal bierdrinkers en de hoeveelheid bier per bierdrinker geven als resultaten resp. 8 en 4. De penetratie is de deling van 6 door 8, de trouw 2 op 5, de intensiteit 5 op 4. De vermenigvuldiging van de drie laatste cijfers geeft het marktaandeel, overeenstemmend met 12/32 uit de basisgegevens. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 13 aantal bierdrinkers: 8 totaal aantal bierdrinkers met hoeveelheid > 0 aantal Brosdrinkers 6 totaal aantal Bros bierdrinkers met hoeveelheid >0 hoeveelheid bier bierdrinkers 32 totale hoeveelheid bier van alle bierdrinkers hoeveelheid Brosbier Brosdrinkers 12 totale hoeveelheid van de Brospils hoeveelheid bier Brosdrinkers 30 totale hoeveelheid bier van de Brosdrinkers totale hoeveelheid bier van alle bierdrinkers/totaal aantal bierdrinkers met hoeveelheid > 0 totale hoeveelheid van de Brospils/totaal aantal Bros bierdrinkers met hoeveelheid > 0 totale hoeveelheid bier van de Brosdrinkers /totaal aantal Bros bierdrinkers met hoeveelheid > 0 hoeveelheid bier per bierdrinker 4 hoeveelheid Brosbier per Brosdrinker 2 hoeveelheid bier per Brosdrinker 5 penetratie van Bros 0,75 aantal drinkers van Bros t.o.v. totaal aantal drinkers bier getrouwheid Bros 40 % dat Brospils vertegenwoordigt in totaal Brospils 1,25 verhouding consumptieniveau bier Brosdrinkers t.o.v. gemiddeld consumptieniveau bier intensiteit bier =gemiddeld consumptieniveau bier = consumptieniveau Brosdrinkers hoeveelheid bier per Brosgebruiker tov hoeveel bier per biergebruiker 13 Respondent 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Consumptie Speculaaskoekjes 6 0 3 1 3 2 4 0 0 6 5 3 3 0 3 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 Consumptie Lotus Speculaaskoekjes 2 0 2 0 3 2 2 0 0 3 3 1 0 0 2 14 aantal speculaasgebruikers: 11,00 totaal aantal speculaasgebruikers met hoeveelheid > 0 aantal Lotusgebruikers 9,00 totaal aantal Lotusgebruikers met hoeveelheid > 0 hoeveelheid speculaas speculaasgebruikers 39,00 totale hoeveelheid speculaas van alle speculaasgebruikers hoeveelheid Lotus Lotusgebruikers 20,00 totale hoeveelheid van de Lotus hoeveelheid speculaas Lotusgebruikers 35,00 totale hoeveelheid speculaas van de Lotusgebruikers hoeveelheid speculaas per speculaasgebruiker 3,55 totale hoeveelheid speculaas van speculaasgerbuikers /totaal aantal speculaasgebruikers met hoeveelheid > 0 hoeveelheid Lotus per Lotusgebruiker 2,22 totale hoeveelheid van Lotus/totaal aantal Lotusgebruikers met hoeveelheid > 0 hoeveelheid speculaas per Lotusgebruiker 3,89 totale hoeveelheid Lotus van de Lotusgebruikers /totaal aantal Lotusgebruikers met hoeveelheid > 0 penetratie van Lotus 0,82 aantal Lotusgebruikers t.o.v. totaal aantal speculaasgebruikers getrouwheid Lotus 57,14 % dat Lotus vertegenwoordigt in totaal speculaas Lotusgebruikers con.niveau Lotusgebruiker verhouding consumptieniveau Lotus t.o.v. consumptieniveau speculaas intensiteit Lotus 1,10 marktaandeel Lotus 51,28 penetratie*intensiteit*trouw gem. Consumptieniveau hoeveelheid speculaas per Lotusgebruiker t.o.v. hoeveel speculaas per speculaasgebruiker) 3 CASES De firma Globe nv Voor de case ‘Globe’ vind je hieronder de spreadsheetoutprint. De ‘direct-costing’benadering verdient de voorkeur omdat ze aantoont dat ieder kanaal een bijdrage levert tot winst. Wel kan overwogen worden te bezuinigen op het aantal bezoeken en bestellingen aan de papierhandels en in mindere mate aan de speelgoedhandelaars. Men zou kunnen denken aan een ABC-analyse per winkeltype, met bijbehorende maatregelen als kwantumkortingen, telefonische bestellingen enz. Kostensoort Loonkosten Gebouwen Materiaal Diverse Totaal Verkoop 240 000 140 000 380 000 Klantenadministratie 30 000 40 000 10 000 10 000 90 000 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 Reclame 80 000 40 000 10 000 90 000 220 000 Verzending 30 000 120 000 20 000 10 000 180 000 15 Omslagsleutel Verkoop Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen Aantal eenheden Kostentotaal Per eenheid KOSTENTOEWIJZING Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen RESULTAAT Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen 1 500 360 40 1 900 Klantenadministratie 720 240 40 1 000 380 000 200 90 000 90 Extra korting Verkoop 300 000 72 000 8 000 200 000 Omzet 1 500 000 1 000 000 2 000 000 Reclame Klantenadministratie 64 800 21 600 3 600 WM 500 000 333 333 666 667 Verzending 40 % 30 % 30 % 100 % 720 240 40 1 000 220 000 220 000 180 000 1,80 Reclame 88 000 66 000 66 000 Totale kost 582 400 202 800 284 800 Verzending 129 600 43 200 7 200 Nettowinst (82 400) 130 533 381 867 DIRECT COSTING: Kostensoort Loonkosten Gebouwen Materiaal Diverse Totaal Verkoop 240 000 140 000 380 000 Verkoop Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen Aantal eenheden Kostentotaal Per eenheid TOEWIJZING DIRECTE KOST Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen RESULTAAT Papierwinkels Speelgoed Warenhuizen Klantenadministratie 30 000 0 0 10 000 40 000 1 500 360 40 1 900 Klantenadministratie 720 240 40 1 000 380 000 200 40 000 40 Extra korting Verkoop 200 000 Omzet 1 500 000 1 000 000 2 000 000 300 000 72 000 8 000 Verzending 80 000 0 0 90 000 170 000 Reclame Klantenadministratie 28 800 9 600 1 600 WM 500 000 333 333 666 667 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 Reclame 30 000 0 0 10 000 40 000 Verzending 40 % 30 % 30 % 100 % 720 240 40 1 000 170 000 170 000 40 000 40 Reclame 68 000 51 000 51 000 Totale kost 425 600 142 200 262 200 totale bijdrage: indirecte kost: nettobijdrage: Verzending 28 800 9 600 1 600 Bijdrage 74 400 191 133 404 467 670 000 240 000 430 000 16 Abraham nv1 De markt kent een seizoensverloop met een topverkoop in december-januari (D/J). De fabrikanten anticiperen op die piekperiode via hoge leveringen in oktober-november (O/N). In deze laatste periode ondergaan de voorraden een serieuze nettogroei. De markt kent een exponentiële groei (+ 8 % op jaarbasis vorig jaar in vergelijking met + 11 % nu). De gemiddelde prijs per eenheid klom gestaag tot 53 BEF. Het aantal winkels dat het product verhandelt, verhoogt onophoudelijk (van 40 % tot 59 % van de verkooppunten over drie jaar). De uitleg omtrent de oorzaak van de veranderingen vindt men terug in de pagina's die volgen. We beperken ons hier tot de volgende opmerkingen: - - merk A, na een daling van het aandeel over een voortschrijdend jaartotaal, eindigt in FM 1992 op een aandeel van 11,1 % in volume (linkerkant van de grafiek) en stabiliseert zich op basis van de periodes (rechterkant van de grafiek); merk B, marktleider, kent een belangrijke vooruitgang van zijn verkopen; in het kader van de globale marketing verdwijnt merk C van de markt en wordt vervangen door merk D. Groep 2 (merken C, D en F) leidt niet onder de opheffing van merk C. Als we de vergelijking maken tussen de volumeaandelen en de waardeaandelen, merken we op dat merk B het duurste merk is (69,5 % waardeaandeel tegenover 66,6 % volumeaandeel). Vanuit de bevolkingsverdeling (zie tekst) kunnen we besluiten dat de verkopen in de voedingssector vooral zwak zijn in regio 1 (18 % van de verkopen op jaarbasis t.o.v. 24 % van de Belgische bevolking). Merk D is duidelijk zwakker in het noorden van het land, wat niet verwonderlijk is, gezien het gaat over merk met een belangrijke publicitaire inspanning op RTL. De concentratie van de verkopen in de F1-winkelgroep is veel belangrijker dan voor het gemiddelde van alle producten (63 % t.o.v. 48 %), vooral ten gevolge van het feit dat de verkopen in F2I zeer zwak zijn (bepaalde ketens van de F2I commercialiseren geen enkel product dat opgenomen is in de studie). Merk B bereidt het hoogseizoen van de markt zeer goed voor via jaarlijkse intense leveringen in oktober-november (2,2 miljoen stuks in oktober-november 1992). De distributie van het product verbetert in F3: 38 % numerieke distributie t.o.v. 28 % het jaar voordien. De stockbreuken zijn niet significant, gezien elk merk zes referenties aanbiedt en het noodzakelijk is dat ze alle zes zonder stock vallen opdat het hier zou weergegeven worden als een stockbreuk (dat zou de referentiëring met zich meebrengen). Merk F is een zeer promotioneel merk, wat men kan afleiden uit de sterke bevoorrading/afname stocks van de verkooppunten. Het marktaandeel varieert zeer sterk tussen de periodes (zie de F1 winkelgroep). De voorraden in F2NI zijn zeer belangrijk: 4,8 maanden, terwijl de marktleider (merk B) zich slechts op 1,9 maanden situeert. Merk A kent een continue daling van de verkopen (uitgezonderd de laatste periode). Er is een totale afwezigheid van promotionele activiteiten, zelfs voor het hoogseizoen van het jaareinde. Merk D vervangt merk C in het kader van de globale marketing, waar slechts één merk wordt voorgesteld voor heel Europa om productiebesparingen (schaalvoordelen), R&D-besparingen, besparingen op het vlak van verpakking, besparingen op het vlak van marketingcommunicatie (overflow van één land naar een ander) … mogelijk te maken. Het antwoord van de consument op merk D is uitstekend, zelfs al moeten ze een daling in de laatste periode incasseren. De oplossing werd ons welwillend ter beschikking gesteld door Nielsen België. Omwille van de confidentialiteit werden de echte producten vervangen door fictieve. 1 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 17 Light Mayonnaise Het doel van deze case is de studenten in eerste instantie te laten kennismaken met ‘echte’ GfK-cijfers en -tabellen. Het is belangrijk dat alle tabellen en de bijbehorende commentaren grondig worden bestudeerd en geanalyseerd om het nodige inzicht in het cijfermateriaal en de wijze van rapportering te verkrijgen. Daarna kunnen de studenten trachten de hoofdconclusies te trekken (vraag 1) en een voorstel voor een reactie te formuleren (vraag 2). 1 De conclusies die uit de gegevens werden getrokken waren: Kraft light mayonnaise Gain & Loss analysis Year 2008 compared to year 2007 (constant sample) a b c 2 Due to the delisting at several retailers, Kraft light mayonnaise strongly lost volume in the market. Only ¼ of the loss can be explained by lower consumption of the market (regular and light mayonnaise + salad dressing), so the main part of the loss goes to other references within the market. However, we can see that the light references within the market only take 25 % of the lost volume, where D&L is the biggest winner, but mainly the regular mayonnaises take 40 % of the lost volume. Here D&L is in second position. In the loss of regular mayonnaise, lemon plays an important role. This is even more pronounced if we only look at Kraft light mayonnaise lemon. So we can state that besides a light mayonnaise these buyers are looking for a lemon touch. De reactie van Campbell Foods: A swift reaction of Campbell Foods following the data presented in this analysis, allowed for them to launch a new variant of light mayonnaise in order to adequately appeal to those buyers previously buying the Kraft light (lemon) mayonnaise. Barely 4 months after they received this input, D&L light lemon mayonnaise could already be found at various retailers. If not for their local flexibility, they would not have been able to react this quickly to a changing market and profit from an unfulfilled need for a light lemon mayonnaise variant. Toothpaste Ook bij deze case is het belangrijk dat de studenten de verschillende tabellen en grafieken grondig bestuderen en trachten een dieper inzicht te krijgen in de betekenis van de verstrekte data. Pas dan kunnen ze trachten antwoorden te formuleren. De belangrijkste punten die uit hun analyse zouden moeten komen zijn: 1 Category Overview a Moeilijke situatie van Signal in de verschillende regio’s, zeker als ze vergeleken worden met de evolutie van PL en Colgate. b Op lange termijn komt de nummer 1 positie van Signal in het gedrang, maar de introductie van Integral 8 zorgt voor betere cijfers op de korte termijn. 2 Why has Signal lost €495.3K with the switch from Kids to Chupa chups (Jan09) a De wissel in variëteiten was niet goed voor Signal, zeker de switch van Kids naar Chupa chups niet – Kids was de belangrijkste variant 1 jaar geleden. b Het probleem van Chupa Chups komt door een daling in ‘rate of sales’ in vergelijking met Kids, de distributie ligt iets lager, er werd minder promo gedaan op het nieuwe product, het heeft minder plaats in het schap en de prijs per liter is ook hoger (deze hogere prijs is voornamelijk het gevolg van minder promo activiteiten). Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 18 c De variëteit werkt ook bij de concurrentie niet (Colgate Lolly), dus vermoedelijk zijn ouders niet bereid om tandpasta voor hun kinderen te kopen die refereert naar snoepgoed. Kids was waarschijnlijk een betere naam. How is Signal performing vs Oral B and Aquafresh in the new segment of ‘Erosion’? a b c d De eerste resultaten van de Signal lancering zijn positief – op 6 weken zijn de verkopen verdrievoudigd, het hoogste ‘value share’ binnen het Erosion-segment, goede distributie opbouw en derde best roterende product in de Signal-portfolio. De lancering werd ondersteund door promotie-activiteiten. Signal Integral 8 heeft een goede prijspositionering in het erosiesegment. Binnen F2 zijn er nog distributie-opportuniteiten (Aff. Delhaize en Profi/Smatch). Aanbevelingen a b c d Herbekijken van de variëteitenwissel – zeker voor Chupa chups (consumentenonderzoek naar de naam – Nielsen Consumer Research kan hierbij helpen). Proberen om Signal Integral 8 gelist te krijgen bij Aff. Delhaize – het product is reeds aanwezig bij Delhaize, de goede resultaten bij Delhaize, de goede prijspositionering en de goede ‘rate of sales’ zijn duidelijk indicaties dat dit product een goed potentieel heeft (potentieel kan berekend worden: (sales value / WD)*te winnen WD punten) – een stijging van WD in totaal België van 67 naar 82, brengt extra verkoop van 7 515 EUR op weekbasis (390K EUR op jaarbasis) op. Verder analyseren van de verkopen per regio – is dit volledig te wijten aan Chupa Chups of zijn er nog andere uitdagingen? Verder analyseren hoe Signal zijn nummer 1-positie kan behouden (zijn de Chupa Chupsanalyse en de listing van Integral 8 bij Aff. Delhaize voldoende?). Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 19 DEEL 3 HOE PAK IK EEN KWANTITATIEF ONDERZOEK AAN? 1 STARTLIJN deFilharmonie Het meest aangewezen is wellicht een enquête: schriftelijk, mondeling of via internet. Studenten moeten ‘aanvoelen’ dat de keuze voor een van deze methoden zal bepaald worden door een aantal aspecten die in de opgave niet werden vermeld: bv. heeft deFilharmonie een database met gedetailleerde informatie van haar concertgangers, en zo ja welke informatie, het budget dat beschikbaar is, de tijdspanne waarbinnen het onderzoek moet verlopen, enz. Het opzet van deze teaser is de studenten te doen reflecteren over deze en andere randvoorwaarden die de uiteindelijke methode zullen beïnvloeden. 2 COMPETENTIETRAINING Competentietraining bij hoofdstuk 1 1 2 3 Meest aangewezen is wellicht een mondelinge enquête. Eventueel kan dit ook telefonisch. Schriftelijk is niet aangewezen. Het struikelblok is het peilen naar de spontane en de geholpen merkbekendheid. In principe mag je de lijst met merken pas tonen nadat de top of mind / spontane merkbekendheid werd bevraagd; bij de schriftelijke enquête is dit uiteraard onmogelijk, bij een telefonische enquête kan de lengte van de lijst met merken een probleem vormen. We verwijzen hier naar hoofdstuk 3: Opstellen van een vragenlijst (p. 163). Zie antwoord startlijn. Competentietraining bij hoofdstuk 2 1 Studiejaar Afdeling 1ste jaar 2de jaar 3de jaar totaal: 150 x (700/1 260) = 150 x (300/1 260) = 150 x (260/1 260) = 83 36 31 150 Accountancy Informatica Marketing Management assistant Logistiek management totaal: 150 x (250/1 260)= 150 x (170/1 260)= 150 x (480/1 260)= 150 x (210/1 260)= 150 x (150/1 260)= 30 20,23 57 25 18 150 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 (afgerond 20) 20 Afdeling én studiejaar 1 Accountancy 2 Accountancy 3 Accountancy 1 Informatica 2 Informatica 3 Informatica 1 Marketing 2 Marketing 3 Marketing 1 Management assistant 2 Management assistant 3 Management assistant 1 Logistiek management 2 Logistiek management 3 Logistiek management totaal 150 x (150/1 260)= 150 x (50/1 260)= 150 x (50/1 260)= 150 x (80/1 260)= 150 x (50/1 260)= 150 x (40/1 260)= 150 x (300/1 260)= 150 x (100/1 260)= 150 x (80/1 260)= 150 x (100/1 260)= 150 x (60/1 260)= 150 x (50/1 260)= 150 x (70/1 260)= 150 x (40/1 260)= 150 x (40/1 260)= 18 6 6 9,5 6 5 36 12 9,5 12 7 6 8 5 5 152 (afgerond 10) (afgerond 10) Als een totaal van exact 150 noodzakelijk is, zal 9,5 telkens worden afgerond tot 9. Anders verdient het o.i. de voorkeur het totaal op 152 te behouden. 2 a Geslacht mannen vrouwen 50 x (98/200)= 50 x (102/200) 24,5 25,5 Een totaal van exact 50 is vereist. Het afronden van de resp. aantallen naar 25 - 25 of 24 - 26 is o.i. een arbitraire beslissing die zal afhangen van het inzicht van de onderzoeker. Hij kan zich daarbij laten leiden door bv. de homogeniteit of heterogeniteit van een of beide groepen enz. b Leeftijd 18-25 26-49 50+ 50 x (46/200)= 50 x (101/200) 50 x (53/200)= 11,5 25,25 13,25 Om een totaal van exact 50 te verkrijgen, lijkt het logisch om 11,5 af te ronden tot 12; 25,25 tot 25 en 13,25 tot 13. c Geslacht én leeftijd M 18-25 V 18-25 M 26-49 V 26-49 M 50+ V 50+ 50 x (26/200)= 50 x (20/200)= 50 x (51/200)= 50 x (50/200)= 50 x (21/200)= 50 x (32/200) 6,5 5 12,75 12, 5,25 8 Logischerwijze zal 12,75 worden afgerond tot 13; 6,5 tot 7; 12,5 tot 12 en 5,25 tot 5. het totaal is dan exact 50. 3 1ste trap: trekking van vier scholen aan de hand van een geclusterde steekproef: a ≤ N/n of a ≤ 4 000/4 = 1 000; we veronderstellen bijvoorbeeld a = 414. b = N/n = 1 000 de reeks: 414, 1 414, 2 414, 3 414 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 21 School A B C D E F G H I J Aantal leerlingen 300 700 100 500 600 100 400 300 500 500 Cumulatief aantal 300 1 000 1 100 1 600 2 200 2 300 2 700 3 000 3 500 4 000 Toevallige cijfers 414 1 414 2 414 3 414 De scholen B, D, G en I werden uitgeloot. 2de trap: trekking van vijf klassen uit school B, opnieuw aan de hand van een systematische steekproef: a ≤ N/n of a ≤ 700/5 = 140 b = N/n = 140 stel: a = 70, dan wordt de reeks: 70, 210, 350, 490 en 630 Klas 1A 1B 1C 2A 2B 3A 3B 3C 4A 4B 4C 5A 5B 5C 6A 6B 6C Aantal leerlingen 40 35 40 45 30 40 45 50 45 50 55 40 30 30 40 55 30 Cumulatief aantal 40 75 115 160 190 230 275 325 370 420 475 515 545 575 615 670 700 Toevallige cijfers 70 210 350 490 630 De klassen 1B, 3A, 4A, 5A en 6B werden uitgeloot. 3de trap: tot slot worden uit elke klas aan de hand van een zuiver toevallige trekking tien leerlingen uitgeloot. 4 totaal = 10 666 481 Vlaams gewest: Waals gewest: Brussels gewest: a 6 161 215 t.o.v. 10 666 481 = 57,76 % 3 456 775 t.o.v. 10 666 481 = 32,41 % 1 048 491 t.o.v. 10 666 481 = 9,83% % op 1 500 personen: Vlaams gewest: 866,4 afgerond 866 Waals gewest: 486,15 afgerond 486 Brussels gewest: 147,45 afgerond 147 Als exact 1 500 vereist is, zal 147,45 worden afgerond tot 148. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 22 b 5 n = 400 ja = 120, t.o.v. 400 maakt dat 30 % neen = 280, t.o.v. 400 maakt dat 70 % sp = 6 op 100 personen: Vlaams gewest: 57,76 afgerond 58 Waals gewest: 32,41 afgerond 32 Brussels gewest: 9,83 afgerond 10 (30x70) = 2,29 400 met 68,3 % betrouwbaarheid: 30 % ±2,29 % of een interval: [27,71 %; 32,29 %] met 95,4 % betrouwbaarheid: 30 % ±2 x 2,29 % of een interval: [25,42 %; 34,58 %] met 99,7 % betrouwbaarheid: 30 % ±3 x 2,29 % of een interval: [23,13 %; 36,87 %] a % dat een dvd-speler heeft gekocht: gemiddelde aankoop per respondent: met 95,4 % betrouwbaarheid: sp = 500 t.o.v. 2 000 = 25 % 550 t.o.v. 500 = 1,1 dvd's (25x75) = 0,97 2000 25 % ± 2 x 0,97 % of een interval [23,06 %; 26,94 %] minimale afzet (voorzichtige schatting = ondergrens): 23,06 % 23,06 % van 9 000 000 personen = 2 075 400 personen 2 075 400 personen x 1,1 dvd-spelers/persoon = 2 282 940 dvd's Opmerking: het gemiddelde verbruik van 1,1 dvd’s/persoon is natuurlijk geen exact cijfer. In feite zou voor dat gemiddelde ook een standaardafwijking moeten gegeven zijn. b minimale afzetschatting bij een betrouwbaarheid van 68,3 % 25 % ±0,97 % of een interval [24,03 %; 25,97 %] 24,03 % x 9 000 000 personen x 1,1 dvd-spelers/persoon = 2 378 970 cd's. aantal respondenten met 95,4 % betrouwbaarheid op 1 % nauwkeurig: n= 7 sp = n= 8 2² × 25 × 75 = 7500 1² (20/80) n voor 95,4 % betrouwbaarheid: 2sp ≤ 2 2² × 20 × 80 = 1600 2² 2² × 40 × 60 2² n≥ = 2400 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 23 9 Schatting van de aankoop voor de totale populatie aan de hand van het gewogen gemiddelde: 10 000 x 2 % = 200 4 000 x 20 % = 800 1 000 x 50 % = 500 som: 1 500 gemiddelde: 1 500/15 000 = 0,1 = 10 % a. Bepaling van de grootte van de steekproef: p = 10 %; q = 90 % 95,4 % → 2sp ≤ 4 %, dus sp ≤ 2 % 10x90 ≤2 n dus n ≥ 225 Als we rekening houden met de ‘finite multiplier’ (wegens een kleine populatie), dan bekomen we: 225 × 25000 − 225 = 224 25000 − 1 b. Evenredige verdeling: A: 10/15 van 225 = 150 B: 4/15 van 225 = 60 C: 1/15 van 225 = 15 Betrouwbaarheidsgrenzen in de drie klassen afzonderlijk: A: sp = 97 x3 = 1,39 150 dus: met 95,4 % tussen 0,22% (= 3% – 2 x 1,39%) en 5,78% (= 3% + 2 x 1,39%) of [0,22% ; 5,78%] B: sp = 19 x81 = 5,06 60 dus: met 95,4 % tussen 8,88% (= 19% – 2 x 5,06%) en 29,12% (= 19% + 10,12%) of [8,88% ; 29,12%] C: sp = 48 x52 = 12,90 15 dus: met 95,4 % tussen 22,2% (= 48% – 2 x 12,9%) en 73,8% (= 48% + 2 x 12,9%) of [22,2% ; 73,8%] Vooral voor de groepen B en C is dit erg onnauwkeurig. c. Opmerking: Stel dat je drie afzonderlijke steekproeven neemt met in iedere klasse 4 % nauwkeurigheid, dan bekomen we de volgende steekproefgroottes: Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 24 A 3 × 97 ≤4 n 2× → n ≥ 196/4 = 73 B 2× 19 × 81 ≤4 n → n ≥ 1600/4 = 385 C 2× 48 × 52 ≤4 n → n ≥ 2500/4 = 624 10 2 s x ≤ 0,2 s x ≤ 0,1 sx = 0,1 ≥ 2 n 2 n n ≥ 400 11 a sx = 1 = 0,1 100 95 % kans tussen [4 %– 1,96 x 0,1; 4% + 1,96 x 0,1]; dus [3,80% ; 4,20%] b sp = 30x70 100 sp = 4,58 95,4 % kans tussen [30% – 1,96 x 4,58; 30% + 1,96 x 4,58]; dus [21,02% ; 38,98%] 12 a n = 1,96² × 100² : 15² = 170,74 = 171 personen b ofwel: 1,96 x 100/ n ≤ 15 of n ≥ (1,96x100/15)² = 171 n = 1,96² × 100 ² : 10² = 384, 16 = 385 personen c ofwel: 1,96 x 100/ n ≤ 10 of n ≥ (1,96x100/10)² = 385 n = 2,17² × 100² : 15² = 209,28 = 210 personen d ofwel: 2,17 x 100/ n ≤ 15 of n ≥ (2,17x100/15)² = 210 n = 1,96² × 150² : 15² = 384,16 = 385 personen ofwel: 1,96 x 150/ 13 a b c n ≤ 15 of n ≥ (1,96x150/15)² = 385 n = 2,575² × 0,5² : 0,025² = 2 652,25 = 2 653 personen n = 2,575² × 0,5 ² : 0,01² = 16 576,56 = 16 577 personen n = 1,96² × 0,5² : 0,025² = 1 536,64 = 1 537 personen Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 25 14 nA = 500 × 10000 × 50 = 178,57 = 179 10000 × 50 + 90000 × 10 nB = 500 – 179 = 321 sx2 = 15 0,1² × 50² 0,9² × 10² + = 0,392 179 321 P(1450 − 1,96 × 210 210 ≤ µ ≤ 1450 + 1,96 × ) = 95% 24 24 P (1365 ,98 ≤ µ ≤ 1534 ,02 ) = 95 % 16 a b 2,17² × 18,66² = 1639,62 = 1640 1² 1640 × 4200 × 20,30 zone 1: = 432,74 = 433 4200 × 20,3 + 6100 × 26,08 + 5700 × 13,82 n= zone 2: 1640 × 6100 × 26,08 = 807,45 = 807 4200 × 20,3 + 6100 × 26,08 + 5700 × 13,82 zone 3: 1640 – 433 – 807 = 400 steekproeffout bij disproportioneel gestratificeerde steekproef: c W1 = 4200 = 0,26 16000 W2 = 6100 = 0,38 16000 W3 = 5700 = 0,36 16000 sx2 = 0,26² × 412 0,38² × 680 0,36² × 191 + + = 0,2479 = 0,25 433 807 400 Steekproeffout bij proportioneel gestratificeerde steekproef: n 1640 × 100 = × 100 = 10,25% N 16000 n1 = 4200 × 10,25% = 430,5 = 431 n2 = 6100 × 10,25% = 625,25 = 625 n3 = 5700 × 10,25% = 584,25 = 584 s x2 = 0,26² × 412 0,38² × 680 0,36² × 191 + + = 0,2641 = 0,26 431 625 584 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 26 17 1,65 × 50 × 50 ≤ 5 ⇒ n ≥ 273 n Kortrijk Heule Marke Bissegem Bellegem Aalbeke Rollegem Kooigem totaal 40 732 10 220 8 057 5 595 3 655 2 835 2 760 747 74 601 273 54,6 % 13,7 % 10,8 % 7,5 % 4,9 % 3,8 % 3,7 % 1,0 % 100,0 % 149 37 29 20 13 10 10 3 273 Hoeveel zou de maximale steekproeffout bedragen indien men 600 mensen zou ondervragen? s p = 1,65 × 50 × 50 = 3,37% 600 18 P ( p − z 1−α × 2 pq pq ≤ P ≤ p + z 1−α × ) = 1−α n n 2 a P(24 − 1,96 × 24 × 76 24 × 76 ≤ P ≤ 24 + 1,96 × ) = 95% 1200 1200 P ( 21,58 ≤ P ≤ 26 , 42 ) = 95 % b P ( X − z 1−α × 2 P(7,43 − 1,96 × s n ≤ µ ≤ X + z 1−α × 2 0,92 1200 s n ) = 1−α ≤ µ ≤ 7,43 + 1,96 × 0,92 1200 ) = 95% P (7 ,38 ≤ µ ≤ 7 ,48 ) = 95 % 19 In de opgave ontbreekt het aantal te ondervragen personen [met onze excuses!]. Als we ervan uitgaan dat n=200, dan wordt de oplossing: €90,3 − 1,96 × a b 45 200 ≤ µ ≤ €90,3 + 1,96 × 45 200 ) of [€84,06 ; €96,54] 1,96² x 45² / 5² = 311,17 afger. 312 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 27 20 a 1,96 × 70% x 30% ≤ 2% n n ≥ 2018 b 2,57 × 70% x 30% ≤ 3% n n ≥ 1542 21 180/300 60% 90% z = 1,645 60% x 40% 300 60% ± 1,645 60% ± 4,65% 22 [55,35%, 64,65%] a 300/500 60% 60% ± 1,96 60% x 40% 500 60% ± 4,29% [55,71%, 64,29%] b 1,96 × 60% x 40% ≤ 4% n n ≥ 576 23 a 24% ± 1,96 24% ± 3,74% 24% x76% 500 [20,26%, 27,74%] Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 28 b sd = z= 24x76 20x80 + = 2,62 500 500 24 − 20 = 1,53 2,62 1,53 ‹ 1,96 verschil is niet significant 24 a Morguan 640/1000 64% 64% ± 1,96 Tanka 360/1000 36% 64% x 26% 1000 64% ± 2,53% [61,47%, 66,53%] b sp 64x36 = 1,52 1000 = z= 64 − 36 = 18,42 significant verschil 1,52 c 1,96 × 50% x50% ≤ 1% n n ≥ 9615 25 n = (1,65)² x 625 / 2,5² = 272,25 = 273 P(15,60 – 1,65 x (4,8 /√273) <= µ <= 15,60 + 1.65 x (4,8/√273)) = 90 % Ondergrens = 15,12 Bovengrens = 16,08 26 z² ×σ ² s x2 n= = n = 1.96² x 90.000 / 15² n = 366.642,304 / 225 = 1.536,64 = 1.537 ondergrens = 23.830,20 – (1,96 × s / √n) =23.830,20 – (1,96 × 1215 / √1.537) = 23.830,20 – 60,74 = 23.769,46 bovengrens = idem maar plus => 23.890,94 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 29 27 n = z² x σ² / e² = 1,65² x 574,70 / 2,50² = 250,3393 = 251 disproportioneel verdeling n1 = (251 x 850 x 26) / ( 850x26+620x42+1850x17) n1= 69,69 = 70 n2 = (251x620x42)/idem = 82,12 = 82 n3 = (251x1850x17)/idem =99,18 = 99 steekproeffout wegingen W1 = 850/3320 = 0,25 W2 = 620/3320= 0,19 W3 = 1850/3320= 0,56 e= (0,25² x 26²)/70 +(0,19²x42²)/82 + (0,56² x 17²)/99 = 2,2956 28 n = z² x p(1-p) / e² = 2,57² x 0,32 (1-0,32) / 0,02² = 3 593,07 = 3 593 proportionele verdeling Groep 1 Groep 2 Groep 3 29 8 654 x (3 593/166 257) = 187,02 = 187 75 247 x idem = 1 626,17 = 1 627 82 356 x idem =1 778,89 = 1 779 p = 821/1500 = 0,5473 = 55% q = 45 % bij zekerheid van 95 % => 1,645 ondergrens = 55 – (1,96 x 1,28) = 52,49 % van 2.428.706 = 1 274 828 bovengrens = 55 + (1,96 x 1,28) = 57,51 % van 2.428.706 = 1 396 749 Bij 90 % zekerheid zal z = 1,65 i.p.v. 1,96; dus de grenzen zullen versmallen. 30 Optimale steekproefgrootte n= z² x p(1-p) / e² 94,5% => z = 2 p= 0,5 want geen inschatting gegeven n = 2² x 0,5 (1-0,5) / 0,025² =1600 √P x Q / n = √ 38,20 x 61,80 /1600 n =1,215 ondergrens = 38,20 –(2x1,215) = 35,77 bovengrens = 38,20 +(2x 1,215)= 40,63 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 30 31 p = gewogen gemiddelde 1 300 x 0,43 = 3 800 x 0,28 = 5 200 x 0,13 = 17 600 x 0,04 = 559 1 064 676 704 3 003 / 27 900 = 0,1076 = 11 % optimale steekproef grootte n= z² x p(1-p) / e² n = 1,65² x 0,11 (1-0,11) / 0,04² = 166,58 =167 proportioneel verdelen want geen informatie over de spreiding klasse 1 : 1300 x (167/27900) = 7,78 = 8 klasse 2 3800 x = 22,75 = 23 klasse 3 5200 x = 31,13 = 31 klasse 4 = 17600 x = 105,35 = 105 betrouwbaarheidsgrenzen voor klasse 1 √43 x 57 / 8 = 17,50 ondergrens = 43 – (1,65 x 17,50) = 14,13 % bovengrens = 43 + (1,65 x 17,50) = 71,88 % 32 n= 1,96² x 305,45²/20² = 896,05 = 896 personen nA = 896 x 1.048.491 / 10.666.481 = 88,07 = 88 nB = 896 x 6.161.215 / 10.666.481 = 517,55 = 518 nC = 896 x 3.456.775 / 10.666.481 = 290,37 = 290 Standaardafwijking is niet gekend, dus is een proportioneel gestratificeerde steekproef de beste/enige keuze. 33 n= 1,96² x 305,45²/20² = 406,41 = 896 personen nA = (896 x 1 048 491 x 282)/(1 048 491 x 282 + 6 161 215 x 327 + 3 456 775 x 274) = 81,33 = 81 nB = (896 x 6 161 215 x 327)/3 257 548 117 = 554,16 = 554 nC = (896 x 3 456 775 x 274)/3 257 548 117 = 260,52 = 261 Standaardafwijking is gekend, dus is disproportioneel gestratificeerde steekproef de beste keuze. Steekproeffout bij disproportionele verdeling w1 = 1.048.491 /10.666.481 = 0,0983 w2 = 6.161.215 /10.666.481 = 0,5776 w3 = 3.456.775 /10.666.481 = 0,3241 s s 2 x x = 0,0983² x 282²/81 + 0,5776² x 327²/ 51 + 0,3241² x 274² / 261 = 104,09 = 10,20 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 31 Steekproeffout bij een proportionele verdeling: s s 34 2 x x = 0,0983² x 282²/88 + 0,5776² x 327²/518 + 0,3241² x 274²/290 = 104,79 = 10,24 p = proportie kopers = 370/1650 = 0,224 = 22,4 % sp = √(22,4 x 77,6)/1650 = 1,0264 P{22,4 – 1,65 x 1,0264 <= µ <= 22,4 + 1,65 x 1,0264} = 90 % P{ 20,71 <= µ <= 24,09} = 90 % Ook voor de aankoophoeveelheid bepalen we onder- en bovengrenzen. P{1,12 – 1,65 x 0,015 <= µ <= 1,12 + 1,65 x 0,015} = 90 % P{ 1,0953 <= µ <= 1,1448} = 90 % De maximale afzet wordt als volgt berekend: P = 24,09 % van 6 161 215 = 1 484 237 Dit vermenigvuldigen met de bovengrens van gemiddeld aantal: x 1,1448 = 1 699 155 ex. aantal respondenten nodig voor 99,7 % en 4 % nauwkeurigheid n = 3² x (22,4 x 77,6)/4² = 977,76 = 978 personen Competentietraining bij hoofdstuk 3 1 2 3 We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 3: Opstellen van een vragenlijst (p. 163). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 3: Opstellen van een vragenlijst (p. 163). We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 3: Opstellen van een vragenlijst (p. 163). Competentietraining bij hoofdstuk 4 Studenten voeren deze opdracht zelfstandig uit, voor de theoretische bespreking van mogelijke veldwerkproblemen verwijzen we naar hoofdstuk 4: Veldwerk (p. 193). Competentietraining bij hoofdstuk 5 1 n = 500 ja = 300 → 60 % neen = 200 → 40 % m: 200; v: 100 m: 100; v: 100 Frequentietabel: man ja 200 neen 100 300 vrouw 100 100 200 totaal 300 200 500 Theoretische tabel: man ja 180 neen 120 300 vrouw 120 80 200 totaal 300 200 500 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 32 Ho: Fo = Fe H1: Fo ≠ Fe aantal vrijheidsgraden: 1 zekerheid: 95 % → K.W.: 3,84 chi-kwadraat: 2,22 + 3,33 + 3,33 + 5 = 13,88 > 3,84 → H0 verwerpen. Er bestaat een significant verschil tussen mannen en vrouwen op criterium autobezit. 2 n = 200 ja = 120 (60 %) neen = 80 (40 %) Frequentietabel: man ja 55 45 neen 100 m: 55; v: 65 m: 45; v: 36 vrouw 65 35 100 totaal 120 80 200 Theoretische tabel: man vrouw 60 ja 60 40 40 neen 100 100 totaal 120 80 200 aantal vrijheidsgraden: 1 95 % zekerheid: K.W. = 3,84 chi-kwadraat: 2,08 ; < K.W. H0 aanvaarden; geen significant verschil tussen mannen en vrouwen. 3 De tabel wordt eerst voorgesteld in percentagevorm, met als basis de kolomtotalen, om een eerste interpretatie op zicht mogelijk te maken: ja neen totaal ≤ 45 47,2 % 52,8 % 100,0 % > 45 60,0 % 40,0 % 100,0 % De toetsing gebeurt volgens de ‘independence of classification’. Eerst wordt de theoretische tabel opgesteld: 580 * 1 000/1 180 = 491,5 580 * 180/1 180 = 88,5 De hypotheses luiden: 600 * 1 000/1 180 = 508,5 600 * 180/1 180 = 91,5 Ho: H1: Fe = Fo Fe <> Fo Met een vrijheidsgraad is de kritische waarde bij 95 % zekerheid: 3,841. De chi-kwadraatwaarde bedraagt: (472-491,5)² /491,5 + (528-508,5)²/508,5 + (108-88,5)²/88,5 + (72-91,5)²/91,5 ≅ 10 Dat is boven de kritische waarde, H0 moet verworpen worden. Er bestaat dus een verband tussen leeftijd en het bijwonen van voetbalwedstrijden. Het bestuur moet maatregelen nemen om zich aantrekkelijker voor te stellen voor jongeren of zich te beraden over zijn toekomst. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 33 Cramér's V: V= = χ2 n x min(r - 1, k - 1) 10 = 0,01 1180x1 = 0,09 lage samenhang. 4 a 50x50 =5 100 sp = cat 24+ : 50 % ± 1,96 x 5% b 1,96x [40,2 %; 59,8] 30x70 ≤5 n n ≥ 323 Categorie -21 maakt de helft van de populatie uit; de totale steekproef moet dus minimum 646 respondenten bevatten. 5 a STEEKPROEF Leeftijd 1 Leeftijd 2 Leeftijd 3 Totaal (Fo) 993 1 012 1 995 4 000 BEVOLKING 2 700 000 2 250 000 4 050 000 9 000 000 Fe 1 200 1 000 1 800 4 000 Er zijn twee vrijheidsgraden; de K.W. bedraagt dan 5,99. De chi-kwadraatwaarde loopt op tot 56,9, zodat we H0 moeten verwerpen: niet representatief. b Het totaal aantal verbruikers bedraagt 800 op een totaal van 4 000; dat betekent 20 %. De standaardfout bedraagt: 20x80 = 0,63 4000 Met 95 % betrouwbaarheid liggen de grenzen dus tussen: 3 = 18,74 en 20 + 2 * 0,63 = 21,26. c In de leeftijdsgroep 1 bedraagt het aantal positieve antwoorden 15,1 %, in groep 2: 19,7 %, in groep 3: 22,55 %. Eerst moet de significantie van deze verschillen worden nagegaan door middel van de z-toets. Tussen 15,1 en 19,7 % liggen 4,6 %-punten; de sd bedraagt 1,69. z is dus 4,6/1,7 = 2,75; er is dus een significant verschil. Tussen leeftijden 2 en 3 liggen slechts 2,85 punten; met een sd van 1,56 komen we tot een z van 1,78, onder de K.W. Het zou onverstandig zijn de leeftijdsgroepen 2 en 3 verschillend te benaderen; het resultaat kan te wijten zijn aan de steekproef. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 34 d Herweging: 15,1 % van 1 200 = 181 19,7 % van 1 000 = 198 22,55 % van 1 800 = 406 Totaal: 785 of 19,6 % op 4 000. Dit is slechts een kleine correctie. 6 a Met de categorie ‘geen mening’ kan men vier dingen doen: 1) evenredig verdelen over de overige categorieën; waarschijnlijk de meest gebruikte, maar zeker een slechte oplossing (men gaat ervan uit dat deze respondenten dezelfde mening hebben als de geregistreerde mening, maar dat ze ze niet uitspreken). 2) ze tellen bij de categorie met de hoogste prijsvoorkeur, volgens het principe dat deze mensen geen belang hechten aan prijzen. Dit lijkt een zeer gevaarlijke vertekening te veroorzaken. 3) ze aftrekken van het aantal verkregen antwoorden, ze beschouwen als onbruikbare antwoorden en dus de steekproef kleiner maken. 4) ervan uitgaan dat deze mensen een erg ‘lauw’ enthousiasme vertonen t.o.v. het product en ze niet bij de positieve antwoorden rekenen. Dat is een erg voorzichtige, misschien zelfs wat negatieve houding die kan leiden tot een onderschatting van het marktpotentieel. Wij kozen voor deze laatste oplossing, hoewel het iedereen vrij staat een andere houding aan te nemen. Er werd slechts een berekening voor deze laatste optie gegeven, maar alle andere zijn conform. Het is een goed idee om de klas in vier te delen en iedere groep een benadering te laten uitrekenen. b Omdat de oefening nogal veel rekenwerk vraagt, geven we ze ook in spreadsheetformaat onder de naam ‘melk.xls’2. U vindt hieronder de uitprint van de oplossing. De betrouwbaarheidsgrenzen zijn gemakkelijk te berekenen t.a.v. de proportie van de populatie die positief staat tegenover een bepaalde prijs. In volumes uitgedrukt is dit niet zo evident. Immers, het opgegeven aantal liter per week berust waarschijnlijk ook op een enquête, zodat ook daar een standaardfout kleeft aan de resultaten. Deze is evenwel onbekend. n= pop = 2 000 1 2 3 4 30 % interesse 5 000 000 0,65 0% 5% 15 % 30 % 0,7 5% 15 % 15 % 25 % 0,75 10 % 20 % 30 % 25 % 0,8 35 % 30 % 20 % 10 % g.m. % resp. 50 % 40 % 30 % 30 % 20 % 20 % 10 % 10 % stap 1 1 2 3 4 Aant cum aant in % sp 2 0,65 0 9 18 18 45 396 66 % 1,9 % 0,7 0,75 12 24 27 36 18 36 15 15 72 111 351 279 59 % 47 % 2,0 % 2,0 % 0,8 g.m. % resp. 84 120 240 54 54 180 24 24 120 6 6 60 168 204 600 168 28 % 1,8 % Zie www.deboeck.com > Marktonderzoek in rechte lijn - handleiding. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 35 stap2 1 2 3 4 Aant lit cum lit d) 1-2 l 3-4 l 0,65 0 18 54 72 144 876 < 0,7 48 69 117 0,7 0,75 12 24 54 72 54 108 60 60 180 264 732 552 > 0,7 198 81 279 0,8 84 108 72 24 288 288 246 150 396 theoretische tabel: 72,68 44,32 173,32 105,68 kans: 0,000 % significant c+d De vraagcurve vindt u hieronder. Ze bestaat uit de gecumuleerde volumes bij de verschillende prijsniveaus. We raden aan eerst de significantie van de crossing uit vraag d) te berekenen: die suggereert dat een segmentatie op basis van verbruik verantwoord is (kleinere verbruikers zijn bereid een hogere prijs te betalen). Normaal gesproken mag men niet van correlatie of regressie spreken, omdat over de onafhankelijke variabele geen continue gegevens beschikbaar zijn (de prijzen 0,68, 0,7, 0,72 enz. ontbreken). hoeveelheid vraag melk 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0,6 0,65 0,7 0,75 0,8 0,85 0,9 prijs Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 36 7 Theoretische tabel: Leeftijd <35 35-50 >50 Totaal Levensverzekering 155 207 129 490 Geen levensverzekering 66 89 55 210 Chi-kwadraatwaarde: 15,58 Vrijheidsgraden: (3 - 1) x (2 - 1) = 2 Kritische waarde: 5,99 H0 wordt verworpen. Er is een levensverzekeringen. significant verschil Totaal 221 295 184 700 tussen de leeftijden i.v.m. 8 frequentie: de voorkeur voor iedere smaak bedraagt 50. Chi-kwadraatwaarde: 17,44. Vrijheidsgraden: 4 - 1 = 3. Kritische waarde: 7,815. H0 wordt verworpen. Er is een significant verschil tussen de smaken, maar de vraag is natuurlijk welke smaak zal worden uitgebracht. Zelfs als A geïntroduceerd wordt, heeft het geen meerderheid aan voorkeuren. Hoe zullen de ‘fans’ van respectievelijk B, C, D reageren als ze niet kunnen kiezen? Stel dat A een zeer afwijkende smaak heeft: geen enkele andere respondent koopt dan A! De introductie van B was dan meer aangewezen geweest. Als dusdanig is dit een slechte vorm van informatieverzameling. 9 Theoretische tabel: Marketingfunctie Docent Student Totaal Abonnement 39,6 28,1 24,4 92 Geen abonnement 46,4 32,9 28,6 108 Totaal 86 61 53 200 Chi-kwadraatwaarde: 3,11. Vrijheidsgraden: 2. Kritische waarde: 5,991. H0 aanvaarden: geen significant verschil tussen de beroepsgroepen. V= χ2 nxmin(r - 1, k - 1) 3,11 200x1 = 0,01555 = 0,1247 . = Dit is zonder meer een zwakke samenhang. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 37 10 Ook hier tonen we een spreadsheetuitprint, maar ook deze oefening is gemakkelijk manueel op te lossen: a repres: 30 75 chi-kwadraat 45 405 1 200 22,5 367,5 405 213,3 666,7 403,3 50 De steekproef is naar geen enkel criterium representatief. b verantwoording crossing: 310 300 290 Fe 310 300 290 155 150 145 chi-kwadraat sign 155 150 145 155 150 145 155 150 145 5,425 neen 206,7 200 193,3 49,91 ja 206,7 200 193,3 206,7 200 193,3 52,96 ja Geslachten hebben geen invloed op de merkenkeuze, leeftijden en regio’s wel. c+d herweging Geslacht m 372 336 372 1 080 abs v 248 256 216 720 tot 620 592 588 1 800 A B C m 34,4 % 31,1 % 34,4 % % v 34,4 % 35,6 % 30,0 % tot 34,4 % 32,9 % 32,7 % L1 33,3 % 35,6 % 31,1 % L2 26,7 % 35,6 % 37,8 % % L3 46,7 % 24,4 % 28,9 % L4 31,1 % 37,8 % 31,1 % VL 31,7 % 30,0 % 38,3 % BR 40,0 % 26,7 % 33,3 % WAL 31,7 % 43,3 % 25,0 % tot 32,9 % 32,8 % 34,3 % Leeftijd L1 60 64 56 180 L2 96 128 136 360 abs L3 504 264 312 1 080 L4 56 68 56 180 tot 716 524 560 1 800 A B C tot 39,8 % 29,1 % 31,1 % Regio abs VL 342 324 414 1 080 BR 108 72 90 270 % WAL 143 195 113 450 tot 593 591 617 1 800 A B C De voorkeur voor merk A schommelt tussen 32,9 en 39,8 %. Geen enkel herwerkt cijfer is juist omdat het kunstmatige cijfers zijn. Herweging is alleen verantwoord bij disproportionele gestratificeerde steekproeven, omdat men daar vooraf besluit tot een onevenredige verdeling naar één criterium. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 38 11 Hieronder vindt u een uitprint van de spreadsheet. Hierbij is uitgebreid gebruikgemaakt van zogenaamde ‘draaitabellen’, een eenvoudige manier om in Excel crossings te maken. Manueel zijn de oefeningen natuurlijk ook te maken, vooral klassikaal als het werk kan verdeeld worden. crossing var 1 en 2 var 2 0 Column % 1 Column % 2 Column % Grand total var 1 1 2 12 17 27,9 % 45,9 % 20 13 46,5 % 35,1 % 11 7 25,6 % 18,9 % 43 37 Grand total 29 36,3 % 33 41,3 % 18 22,5 % 80 var3 1 2 3 11 1 40,7 % 4,0 % 11 13 40,7 % 52,0 % 5 11 18,5 % 44,0 % 27 25 2 18,2 % 7 63,6 % 2 18,2 % 11 crossing var 2 en 3 var 2 0 Column % 1 Column % 2 Column % Grand total 4 Grand total 15 29 88,2 % 36,3 % 2 33 11,8 % 41,3 % 0 18 0,0 % 22,5 % 17 80 crossing var 1 en 4 var 1 1 2 12 17 27,9 % 45,9 % 17 12 39,5 % 32,4 % 14 8 32,6 % 21,6 % 43 37 Grand total 29 36,3 % 29 36,3 % 22 27,5 % 80 var3 1 2 3 11 1 40,7 % 4,0 % 8 16 29,6 % 64,0 % 8 8 29,6 % 32,0 % 27 25 100,0 % 100,0 % 2 18,2 % 5 45,5 % 4 36,4 % 11 100,0 % var 4 0 Column % 1 Column % 2 Column % Grand total crossing var 3 en 4 var 4 0 Column % 1 Column % 2 Column % Grand total Column % Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 4 Grand total 15 29 88,2 % 36,3 % 0 29 0,0 % 36,3 % 2 22 11,8 % 27,5 % 17 80 100,0 % 100,0 % 39 crossing var 2 en 4 var 4 0 Column % 1 Column % 2 Column % Grand total Column % var 2 0 1 29 0 100,0 % 0,0 % 0 21 0,0 % 63,6 % 0 12 0,0 % 36,4 % 29 33 100,0 % 100,0 % 2 Grand total 0 29 0,0 % 36,3 % 8 29 44,4 % 36,3 % 10 22 55,6 % 27,5 % 18 80 100,0 % 100,0 % 12 Naast de spreadsheetoplossing is ook hier weer een manuele oplossing mogelijk. steekproef n 4 183 GEZINSGROOTTE <2 2-5 >5 totaal GEBRUIKERS: zware midden lichte niet- 209 418 105 105 523 732 470 366 105 209 523 418 837 1 359 1 098 889 totaal 837 2 091 1 255 4 183 >5 44 29 27 24 totaal 285 248 107 89 steekproef n GEBRUIKERS: zware midden lichte niet- 729 met tv-programma De Prijzenpot GEZINSGROOTTE <2 2-5 134 107 102 117 36 44 29 36 totaal 274 331 124 729 36,42386 91,14678 18,29907 72,84772 127,5706 36,42386 18,29907 81,91011 91,14678 18,29907 63,78532 72,84772 De kijkers van het programma De Prijzenpot zijn zwaardere verbruikers dan de totale populatie. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 40 b verantwoording crossing: Fe: 167,48 271,93 219,705 177,885 418,4 679,3376 548,8688 444,3937 251,12 407,7325 329,4262 266,7213 Cramérs V: min(r-1,k-1): n: V: 2 4 183 0,271205 Dit is een zwakke samenhang, en daarenboven in ‘de verkeerde richting’: met verbruik als oorzaak en gezinsgrootte als gevolg (van ‘groot’ naar ‘klein’)! 13 Naast de spreadsheetoplossing is ook hier weer een manuele oplossing mogelijk. Merk Klienie Tootsie Floor All-Clean Swish Pico Bello Totaal Merk Klienie Tootsie Floor All-Clean Swish Pico Bello Totaal a GEBRUIK tegels keuken badkame 687 rs s 262 239 124 0 71 405 191 0 0 224 288 126 572 335 350 1 913 458 432 1 276 1 575 Voorkeur voor ieder merk: vloeren tegels keuken badkame 20,6 % 35,9 % s rs 11,1 % 12,5 % 9,7 % 16,6 % 0,0 % 27,9 % 5,6 % 25,7 % 10,0 % 0,0 % 16,1 % 0,0 % 11,7 % 8,0 % 20,8 % 22,6 % 29,9 % 22,2 % 3,5 % 26,3 % 100,0 % 100,0 % 35,9 % 27,4 % 100,0 % 100,0 % vloeren 472 255 638 369 475 80 2 289 auto's 245 135 0 458 492 393 1 723 totaal 1 790 1 105 638 1 432 1 876 1 935 8 776 auto's 14,2 % 7,8 % 0,0 % 26,6 % 28,6 % 22,8 % 100,0 % Voor het poetsen van vloeren is Floor het populairste. Voor tegels Klienie, voor keukens en badkamers Pico Bello, voor auto’s All-Clean en Swish. Toepassing poetsmiddel: Merk Klienie Tootsie Floor All-Clean Swish Pico Bello vloeren 26,4 % 23,1 % 100,0 % 25,8 % 25,3 % 4,1 % Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 tegels 38,4 % 21,6 % 0,0 % 13,3 % 11,9 % 29,6 % keukens 6,9 % 6,4 % 0,0 % 20,1 % 17,9 % 23,7 % badkamers 14,6 % 36,7 % 0,0 % 8,8 % 18,7 % 22,3 % auto's 13,7 % 12,2 % 0,0 % 32,0 % 26,2 % 20,3 % 41 b Klienie en Pico Bello worden meestal gebruikt om tegels mee te poetsen. Tootsie is voor badkamers; Floor wordt uitsluitend gebruikt voor vloeren, All-Clean en Swish voor auto's. c Alleen analyse a. heeft een betekenis in de marketing, omdat ze het ‘marktaandeel’ per toepassing weergeeft. Het rapport van het onderzoek ná de campagne is dan ook onbruikbaar zonder kolomtotalen, die totaal onbekend zijn. 14 Deze oefening is eigenlijk een herhaling van de volledige theorie over het beschrijvend onderzoek. De bedoeling is een discussie op gang te krijgen over de aanpak van een ogenschijnlijk eenvoudig probleem. Onderstaande opsomming is onvolledig en bevat slechts enkele kernpunten. a Vanuit het standpunt van de respondenten: de bedoeling van de vragen is niet geheel duidelijk, bv. Welke merk?: wat als er verschillende merken gebruikt worden? Waarom?: is per definitie geen vraag voor beschrijvend onderzoek. Ze komt aan bod in deel 4. Hoeveel verleden maand?: weet de respondent het antwoord op deze vraag? En zo hij het al weet, hoe moet de ondervraagde dat weergeven, in cm, gram …? Bovendien is het verbruik niet zo belangrijk, wel de aankoopfrequentie. Lippenstift wordt dikwijls weggeworpen wegens veroudering of verandering van smaak. Ook de kleuren vormen een probleem: ze bestaan vaak uit codes of fantasienamen, verschillend van merk tot merk en van periode tot periode. Bovendien zijn er te veel open vragen. Vanuit het standpunt van de opdrachtgever: een aantal gegevens hebben niets te maken met de studie/opdracht (eerste stap: ‘Bepaal de vereiste informatie’), zoals ‘Waarom?’, de kleuren, de problemen. En, wat erger is, de plaats van aankoop wordt niet gevraagd. b De gewijzigde vragenlijst zou er bijvoorbeeld zo kunnen uitzien: Gebruikt u lippenstift?: O Nooit -----------ga over naar vraag 4 O Bij speciale gelegenheden O Meer dan eens per week O Alle dagen Duid het aantal tubes aan dat u verleden jaar kocht per merk: Lancôme ..... Revlon ..... enz. Waar koopt u meestal uw lippenstift?: O Parfumerie O Warenhuis, in bediening O Supermarkt, in zelfbediening O Apotheek O Elders Waar? .......................................... Wilt u aankruisen tot welke leeftijdsgroep u behoort? O 15-24 O 25-34 O 35-50 O >50 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 42 Wat is uw gezinstoestand?: O ongehuwd, woont in bij de ouders O ongehuwd, woont alleen O gehuwd zonder kinderen O gehuwd met kleine kinderen (< 12 jaar) O gehuwd met grotere kinderen O weduwe/alleenstaande Wat is uw beroep? O student/werkloos O arbeidster O bediende/zelfstandige/vrij beroep O huisvrouw We moeten wel opmerken dat dit type vragenlijst een grondigere voorbereiding vergt dan de oorspronkelijke: – men moet vooraf weten welk de meest verkochte merken zijn; – men moet vooraf weten welk de meest gebruikte distributiekanalen zijn; – men moet vooraf weten welk de meest determinerende factoren zijn die bepalen of iemand lippenstift gebruikt of niet. Vandaar ook de laatste reeks vragen om een inzicht te krijgen in de sociale klasse van de respondent. Men vermoedt namelijk een verband tussen het al dan niet veel uithuizig zijn en de daarmee samengaande aandacht voor het uiterlijke, en de aankoop van cosmetica. c Alle vragen zijn nominale variabelen. Met wat goede wil kunnen eventueel vragen 1 en 3 als ordinale doorgaan. De hoeveelheden die na ieder merk genoteerd worden, zijn ratio-geschaald. Het codeblad geeft voor iedere mogelijkheid een aparte code, maar er moet op gelet worden dat wie op de eerste vraag ‘nooit’ antwoordt, in vragen 2 en 3 een ‘0’ als code krijgt. d Omwille van het schaaltype leiden alle vragen tot frequentietabellen, behalve de volumes per merk, die tot totalen en gemiddelde kunnen verwerkt worden. Frequentietabellen leiden inherent tot chi-kwadraattesten – vooral i.v.m. representativiteit van de gegevens. De hoeveelheidsvragen leiden tot z-toetsen; de procentuele verdelingen kunnen bij vergelijkingen tussen de groepen aanleiding geven tot z-toetsen voor proporties. Regressies zijn uitgesloten, omdat zowel de oorzaak als het gevolg dan minstens interval moeten geschaald zijn. Crossings zijn wel enorm belangrijk, met als oorzaken leeftijden, beroepen of gezinssituatie en als gevolgen gebruikmerkvoorkeur-aankoopplaats. Niet alleen geven ze een inzicht in het profiel van de verschillende segmenten, maar ze laten ook herwegingen toe aan de hand van de bevolkingsstatistieken. e De voorstellen van de opdrachtgever leiden tot vertekening, niet alleen wegens de geringe representativiteit van de voorbijgangers in een winkelstraat, maar ook door de niet geringe beïnvloeding van de respondent door het uniform. Enkele supermarkten uitkiezen, zonder enige herkenbaarheid van de interviewsters is een betere keuze. Ook de oplossing met een postale enquête is niet aangewezen: duur, tijdrovend, te weinig respons. Een telefonische enquête is dan beter geschikt, maar ook hier hebben we een overrepresentatie van beter gesitueerden. Een combinatie van supermarktbezoekers en een telefonische enquête is al wat beter. Een goed alternatief is het meegeven van de vragen in een omnibusenquête. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 43 f 95 % zekerheid stemt overeen met 1,96 sp. Dus 1,96sp ≤ 2 %: 1,96 20x80 ≤2 n dus n ≥ 1539. Dat is redelijk veel, maar men moet ook in het achterhoofd houden dat er nogal wat crossings moeten gebeuren, waarbij men toch een aanvaardbaar minimumaantal per cel moet overhouden. 15 Naast een spreadsheetoplossing is ook hier weer een manuele oplossing mogelijk. a b Gemiddeld 20 % werklozen (evenveel vrouwen als mannen in de populatie). De standaardfout bij n = 1 200 en p = 20 bedraagt 1,155. Het confidentie-interval met 95,4 % zekerheid bedraagt [20 – 2,3; 20 + 2,3], dus [17,7; 22,3] 15x85 25x75 + = 2,29 600 600 25 − 15 z= = 4,37 2,29 sd = Het verschil is significant. c 2sp ≤ 1 % 20x80 n 20x80 ≤ 0,5 % n sp = n ≥ 6 400 16 Spreadsheetoplossing (manueel ook oplosbaar, natuurlijk): Aantal uren sport per week < 1 uur 1-3 uur > 3 uur Fe chi-kwadraat: kritisch: (vg = 4; P = 0,95) Cramérs’ v Zonder beroep Deeltijds Voltijds 30 55 55 140 20 60 80 160 60 65 75 200 30,8 50,4 58,8 35,2 57,6 67,2 44 72 84 110 180 210 500 17,25095 9,488 significant 0,131343 zwak verband 17 Spreadsheetoplossing (manueel ook oplosbaar, natuurlijk): Gemeente Alfaville Betastadt n gem s stand.fout 200 35 25 2,176771 300 30 22 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 z 2,297 toeval 44 18 Oplosbaar via spreadsheet of manueel: chi-kwadraat: KW 3,601441 3,841 representatief 19 Oplosbaar via spreadsheet of manueel: chi-kwadraat: KW: 72, … 5,91 significant verschil 20 Zie spreadsheetoplossing (manueel ook oplosbaar, natuurlijk). Unifactoriële variantie-analyse: Samenvatting Groepen Aantal A 5 5 B Variantie-analyse Bron van variatie Kwad.som Som 40 42,5 Gem. 8 8,5 Variantie 2,125 1,125 Vg F Tussen groepen Binnen groepen Totaal 1 8 9 Gem. kwad. 0,625 1,625 21 a 0,625 13 13,625 Kritisch 0,384615 0,552395 5,317644991 geen verschil tussen A en B Zie spreadsheetoplossing (manueel ook oplosbaar, natuurlijk). Samenvatting Groepen Aantal Anderlecht 10 FC Brugge 10 Variantie-analyse Bron van variatie Kwad.som Tussen groepen 105,8 Binnen groepen 438,4 Totaal 544,2 b P-waarde Som 526 480 Gem. 52,6 48 Variantie 21,37777778 27,33333333 Vg 1 18 19 Gem. kwad. 105,8 24,35555556 F P-waarde Kritisch 4,343978102 0,0516607 4,413863053 geen verschil tussen A en B Het probleem van het verband tussen het sponsoren en de merkbekendheid is niet zo eenvoudig op te lossen. Niet alleen zijn sponsoringoperaties meestal een onderdeel van een grotere campagne en is het onmogelijk te meten wat precies de bijdrage van de sponsoring afzonderlijk is in het totale reclame-effect, daarenboven zijn ook aspecten als distributieaanwezigheid en productaantrekkelijkheid bijzonderlijk belangrijk in de merkaanvaarding en dus ook de gevoeligheid voor reclameboodschappen. Er wordt soms gewerkt met ‘aantal minuten uitzending op tv’, maar onderzoekers zijn het niet eens over het aantal van die reclameboodschappen rond een voetbalveld dat nu eigenlijk opgenomen wordt. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 45 22 Om een wijziging in kiesgedrag te bewijzen, kan een chi-kwadraattest gebruikt worden. Hiervoor moet men de gegevens een beetje manipuleren, om nulwaarden in de theoretische tabel te vermijden. De frequentietabellen vertonen significante verschillen. VB CVP Agalev VLD VU SP PVDA SAP Rossem Andere Blanco ‘88 54 163 61 312 28 190 37 594 25 803 88 135 5 827 2 182 ‘88 ‘94 54 163 75 VB 61 312 70 CVP 28 190 61 Agalev 37 594 105 VLD 25 803 18 VU 88 135 109 SP 10 906 1 Andere 14 620 35 Blanco 320 723 474 ‘88 (474) 80,04809 90,61367 41,66231 55,56058 38,13453 130,2557 16,1181 21,60706 474 chi-kw. kritisch 0,318348 4,689396 8,975652 43,99263 10,63077 3,468591 14,18014 8,301498 94,55703 14,067 2 897 14 620 Hieruit mag men geenszins besluiten dat het kiesgedrag veranderd zal zijn. Een eerste aanwijzing levert de uitsplitsing naar opleidingsniveau op: VB, CVP en SP zijn beduidend minder populair bij hoger opgeleiden dan bij lager geschoolden. In België is het telefoonbezit vooral in stedelijke gebieden (zoals Antwerpen) veel lager bij de lagere klassen (kostprijs en korte afstanden maken het minder noodzakelijk om een telefoon te bezitten). Het zijn precies VB, CVP en SP die grote afwijkingen vertonen in 1994 tegenover 1988, terwijl bij Agalev en VLD het omgekeerde effect geldt. Verder zijn er een ongehoord aantal weigeringen (nl. 870 contacten – 474 geregistreerde antwoorden = 396). Die mensen zullen in werkelijkheid wel hun stem uitbrengen en kunnen dus de balans in om het even welke richting doen omslaan. Dat geldt ook voor de gerapporteerde ‘blanco’s’: mensen willen hun werkelijke kiesgedrag niet prijsgeven (wegens extreme voorkeuren?). Alleen een onderzoek van het experimentele type kan een betrouwbaar resultaat opleveren: een toevallig geselecteerde representatieve groep in een ‘bijna echt’ kieslokaal anoniem laten kiezen. Het probleem is hier de hoge kost, alsook een waarschijnlijk groot aantal weigeringen (tijd, wantrouwen). Een andere mogelijkheid is het opstellen van een vragenlijst die peilt naar de aantrekkingskracht van de partijboodschappen. Dat is ook een erg complexe bezigheid en vereist nogal wat intellectuele en politieke bagage van de respondenten, zodat vertekening ook niet uit te sluiten is. 23 a b rijgewijs berekenen omdat we kolommen vergelijken verwachte frequenties Fe 65 100 135 300 65 100 135 300 65 100 150 300 195 300 405 900 vrijheidsgraden: (3-1) . (3-1) = 4 kritische waarde: 9,488 chi-kwadraatwaarde: 16,14 16,14 > 9,488 significant verschil tussen de leeftijdscategorieën in voorkeur voor de merken Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 46 24 a b rijen vergelijken betekent kolomsgewijs percenteren verwachte frequenties Fe 60 60 60 180 40 40 40 120 100 100 100 300 vrijheidsgraden: (3-1) . (2-1) = 2 kritische waarde: 5,991 chi-kwadraatwaarde: 2,1 2,1< 5,991 niet significant 25 a b Het is niet mogelijk de representativiteit van de steekproef te controleren aangezien er voor geen enkel criterium gegevens beschikbaar zijn voor zowel de populatie als de steekproef (ook niet voor de criteria: sporters–niet-sporters, of de leeftijdsverdeling). Een mogelijk verband tussen sporten en geslacht kan niet worden geverifieerd, vermits er geen data voorhanden zijn over de verdeling van de geslachten bij de niet-sporters. Aangezien al dan niet sporten een nominale, dichotome variabele is en opleidingsniveau hier een ordinale variabele is, kan dit het best met een MannWhitney-test gecheckt worden. Deze test wordt in het handboek echter alleen maar vermeld en niet in detail besproken. Een bruikbaar alternatief is de χ²-toets. Het aantal vrijheidsgraden bedraagt 3 (namelijk (4 – 1) x (2 – 1)) en bij een betrouwbaarheid van 95 % levert dit een kritische waarde op van 7,815. De berekende χ² is 1,327 en dus kleiner dan de kritische waarde. Dit betekent dat we de nulhypothese dus aanvaarden en mogen stellen dat er geen significante verschillen bestaan tussen sporters en niet-sporters naargelang het opleidingsniveau. De overschrijdingskans (p-waarde) is trouwens 0,72275 of 72,275 %, wat tot dezelfde conclusie leidt. fo sporters nietsporters tot. fe sporters nietsporters tot. LO 38 26 64 LO 36,09 27,91 64 SO HO KT HO LT tot. 100 81 181 102,08 78,92 181 44 30 74 41,73 32,27 74 12 194 13 150 25 344 SO HO KT HO LT tot 14,10 194 10,90 150 25 344 X² = vg = p-waarde = 1,327 3 0,72275 Aangezien al dan niet sporten een nominale, dichotome variabele is en leeftijdsklasse hier een ordinale variabele is, kan ook hier het best met een Mann-Whitney-test gewerkt worden. Een bruikbaar alternatief is opnieuw de χ²-toets. Het aantal vrijheidsgraden bedraagt 6 (namelijk (7 – 1) x (2 – 1)) en bij een betrouwbaarheid van 95 % levert dit een kritische waarde op van 12,592. De berekende χ² is 22,13 en groter dan de kritische waarde. Dit betekent dat we de nulhypothese dus verwerpen en mogen stellen dat er wel significante verschillen Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 47 bestaan tussen sporters en niet-sporters naargelang hun leeftijd. De overschrijdingskans (p-waarde) is trouwens 0 of 0,0 %, wat tot dezelfde conclusie leidt. fo < 18 18 - 25 26 - 35 36 - 45 46 - 55 56 - 65 > 65 tot sporters 33 48 30 24 22 15 22 194 nietsporters 18 17 18 17 28 26 26 150 tot 51 65 48 41 50 41 48 344 fe < 18 18 - 25 26 - 35 36 - 45 46 - 55 56 - 65 > 65 tot sporters niet-sporters 28,76163 22,2383721 36,65698 28,3430233 27,06977 20,9302326 23,12209 17,877907 28,19767 21,8023256 23,12209 17,877907 27,06977 20,9302326 194 150 tot 51 65 48 41 50 41 48 344 X² = 22,13 vg = 6 p-waarde = 0 3 CASES Supershave Deze case is een ‘klassieker’ in zijn genre: er wordt duidelijk weergegeven waarmee de steekproeftrekker in de praktijk vaak worstelt. 1 Danielle is ongetwijfeld de meest ervaren marktonderzoeker van beiden. Het gebruik van een pilootstudie getuigt van een gedegen aanpak en legt de vinger op de zwakke plek: de moeilijkheid om een gebruiker op te sporen. Deze situatie is niet uniek; ze doet zich voor bij alle merken die niet tot het basisverbruik kunnen gerekend worden. Haar berekening van het aantal contacten is juist als we ervan uitgaan dat ieder contact ook meewerkt (waarover echter geen gegevens verstrekt werden): 70 % van alle mannen blijkt thuis te zijn, 212 x 70 % = 148. 65 % daarvan gebruikt scheerzeep: 96 personen. 7 % gebruikt ons merk, 7 mannen, 14 als we ook de lichte verbruikers meerekenen. Als we 212 contacten nodig hebben om 7 (14) verbruikers te vinden, zijn er in totaal 1 500 x 212/7 = 45 857 (24 429) contacten nodig, een onoverkomelijk groot aantal. De opmerkingen over de representativiteit van J. Wells slaan nergens op, zoals de theorie in het hoofdstuk aantoont. Ook zijn idee om kappers aan te spreken, wordt terecht gekelderd door Danielle. 2 De populatie kan gedefinieerd worden als alle mannen boven de achttien, hoewel ook echtgenoten/partners/moeders in aanmerking komen om de verbruikers te detecteren. Het heeft er alle schijn van dat de firma ook niet op de hoogte is van de aankoopbeslissingen en beïnvloeders van haar product, zodat niet met zekerheid kan gezegd worden wie over het aangekochte merk beslist. 3 De grootte van de steekproef hangt in grote mate af van wat men met de gegevens wil doen. J. Wells lijkt een vergelijking te willen maken tussen de situatie in de verschillende steden. Daar kunnen we op zijn minst een groot vraagteken bij zetten. Zo’n studie veronderstelt een andere situatie in iedere stad en we vragen ons af wat dat doet veronderstellen. Dat de verkopen per stad anders liggen, kan uit de eigen afleveringsbons afgelezen worden, maar dat het imago en het klantenprofiel van stad tot stad verschillen, lijkt in dit geval een dure hypothese. Op welk vooronderzoek steunt hij? Erger is het dat meer landelijke gebieden verwaarloosd worden. Het verschil in houding ten aanzien van mode en persoonsverzorging tussen stad en platteland durft sterk verschillen. Technieken zoals factoranalyse en discriminantanalyse eisen grote steekproeven, maar dan hebben we te maken met voortgezette gegevensanalyse, die moet onderschraagd Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 48 worden door een fundamenteel vooronderzoek. En dat blijkt niet te hebben plaatsgevonden. 4+5 De logica gebiedt ons nu eerst vraag 5 te behandelen. Natuurlijk zijn de gegevens echt nodig. Ze geven niet meer of niet minder dan de fundamenten van de reclamevoering weer (wat ga ik vertellen, aan wie, hoe en waar?). Het geeft te denken dat de firma die gegevens niet bezit. Op die manier zijn gesofistikeerde gegevensanalyses uit den boze en is het onderzoeksbudget totaal onvoldoende. Men kan niet in één klap de volledige gegevensachterstand van jaren wegwerken. We moeten dus starten met het meest dringende: de beschrijving van het consumentenprofiel. Hoofdstuk 11 zal ons standaardmethodes als GfK en Omnibus (meest logische en goedkoopste hier) aanreiken als aangewezen technieken. Een alternatief bestaat uit een wikkel in de verpakking (zgn. ‘distributieradar’), waarop de klant, na het invullen van naam, adres, leeftijd, beroep en eventueel gebruiksfrequentie en merkentrouw, een aankoopbon of rembours kan krijgen. Let evenwel op voor een vertekening in het antwoordpatroon. Sommige leeftijds- en/of beroepsgroepen zijn niet met een vergoeding te bewegen hun schaarse vrije tijd of privacy op te geven; anderen (gepensioneerden!) zijn zelfs bereid om die reden het product aan te schaffen. Maar het is onze bedoeling de doorsneeverbruiker op te sporen, niet de occasionele verbruiker! Deze redenering geldt nog sterker voor wedstrijden: goede promotie, maar slecht marktonderzoek! Een groot deel van de moeilijkheden bij dit onderzoek is ook te wijten aan het verbinden van puur kwantitatieve gegevens (wie koopt mijn product?) aan een kwalitatief probleem (wat denkt mijn klant over het product?). Het is dan ook logisch die twee in afzonderlijke studies te behandelen. Voor het eerste gedeelte verwijzen we naar hierboven; voor het waarom en het hoe zijn groepsdiscussies het meest geschikt, gezien het geringe budget en het totale gebrek aan achtergrondgegevens. Voorlopig kan dan met de werkhypothese aan een reclamecampagne begonnen worden en voor de volgende jaren kan men denken aan de aanleg van een M.I.S. (de bestudering van de reclameacties van de concurrentie, hun mediagebruik enz.) en een meer diepgaande imagostudie. Studies over woordgebruik (en beeldtaal) worden trouwens steeds op kleine schaal aangepakt, zoals hoofdstuk 18 aantoont. Cijfers over het mediagebruik worden vrijwel nooit bij consumenten verzameld. Ze worden aangekocht bij C.I.M. Door deze benadering blijft men niet alleen binnen het budget, er blijft zelfs geld over! Het moet gezegd, dit is een Amerikaanse case, maar het aangehaalde probleem is typisch Belgisch. Na jaren onbekommerd improviseren komt een of andere verantwoordelijke plots tot de ontdekking dat hij heel wat gegevens nodig heeft en hij wil ze tegen een minimumbudget allemaal tegelijk verkrijgen. In werkelijkheid wordt de echte expertise in het marktgebeuren pas bereikt door het zorgvuldig in elkaar passen van de kleine stukjes van de puzzel, die jaar na jaar verkregen werden. Empa-Westbier Deze – echt gebeurde – Belgische case is grotendeels vergelijkbaar met de Supershave-case, maar hier wordt de situatie verergerd door gebrekkig veldwerk. Naast de al besproken zeer funeste vermenging van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens moeten we hier wijzen op de volgende misvatting van de heer Seynaeve: volgens hem zullen personen die het product niet kennen na lang aandringen onbewust hun houding te kennen geven. Dat is ten dele waar, maar het eist ten eerste geoefende enquêteurs – en die zijn heel wat duurder dan studenten – en ten tweede de nodige tijd en ruimte om een rustig gesprek toe te laten. Deur-aan-deurinterviews voldoen daar volstrekt niet aan. Verder moeten we vermelden dat men in dat geval absoluut niet met een gestructureerde vragenlijst met gesloten vragen werkt – die lokt immers vaak snelle, ‘toevallige’ antwoorden uit. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 49 Uiteraard had men dit bij een pilootonderzoek moeten detecteren. Dan had dit onderzoek als dusdanig nooit opgestart mogen worden. Het overvloedig vermelden van de merknaam is uiteraard vertekenend. Het rondzeulen met bierflesjes veroorzaakt eveneens een beïnvloeding van de respondent en zorgt bovendien voor een aantal praktische problemen. Het hele onderzoek is een schoolvoorbeeld van ‘uitgelokte’ fouten in het veldwerk door een gebrekkige voorbereiding. Alternatieven zijn: interviewen in Oost- en West-Vlaanderen, waar meer én zinnigere respons kan bekomen worden. Men kan erop rekenen dat de voordelen die gelden voor Vlamingen ook gelden voor de rest van het land. Voor dit probleem zijn natuurlijk ook groepsdiscussies aangewezen of het interviewen van ‘experts’, in dit geval café-uitbaters. Empa is daar na verloop van tijd ook toe overgegaan. Merk ook op hoe de vragenlijst het antwoord op te veel vragen ineens probeert te verkrijgen: ook distributie- en verpakkingsproblemen worden aangehaald. Dat wijst op een gebrekkige probleemdefinitie en dus gebrekkig exploratief onderzoek. Het doet vragen rijzen over het M.I.S. van de firma Westbier. Cambria nv 1 De studie bestaat uit twee delen: de studie bij de gebruikers en de studie bij niet-gebruikers van de toestellen. De eerste studie biedt een typische gestratificeerde steekproef. Dat deze disproportioneel is, heeft te maken met het feit dat de mening van de bezitters van N/C I en N/C II belangrijker is dan die van de ADB. We zullen de cijfers wel moeten herwegen. We maken hier alleen de berekeningen voor N/C I en N/C II, de andere gevallen zijn analoog. De response lijkt representatief te zijn naar ligging, sector en grootte. Het gevaar is dat er een vertekening zou bestaan doordat niet-geïnteresseerden minder ijverig zijn in het terugsturen van de enquête dan de anderen. In het meest extreme geval kunnen we zelfs zeggen dat alle niet-beantwoorders niet zullen kopen (320 op 480). We zullen evenwel later zien dat dit overdreven is. Dit zijn bedrijfsleiders die het product en het belang van een onderzoek horen te kennen. Non response kan ook te wijten zijn aan tijdgebrek, verloren gegaan in het bedrijf enz. We gaan er dus van uit dat het beeld dat we hebben van de 160 respondenten van de ADB's ook geldt voor alle firma's die over een ADB-toestel beschikken. Dat zijn er 9 480. Welnu, op die 160 antwoorden wensten er 48 opnieuw een ADB te kopen: dat is 30 %. Wij kunnen veronderstellen dat ook 30 % van de 9 480 bezitters tot een aankoop zullen overgaan: dat zijn er 2 844. Op dezelfde wijze komen we tot de cijfers in de volgende tabel: Aankoopplannen ADB-bez N/C I-bez N/C II-bez Herweging ADB-bez N/C I-bez N/C II-bez Totaal ADB 48 31 1 N/C I 32 54 1 N/C II 16 102 13 CAD CAM EO 12 9 2 10 36 13 ADB 2 844 186 3 3 033 N/C I 1 896 324 3 2 223 N/C II 948 612 39 1 599 CAD 0 72 27 99 CAM 0 12 30 42 EO 0 216 39 255 De tweede studie gebeurde bij 500 bedrijven, met een response van slechts 136. Dat is zeer weinig, temeer daar het risico op de bovengemelde vertekening – niet-geïnteresseerden stuurden minder frequent terug dan wel geïnteresseerden – hier wél bestaat. Deze 136 stellen 46 000 bedrijven voor; we veronderstellen dat de verhouding 7 op 136 ook geldt voor de hele bevolking. Dat maakt 2 368. Voor N/C I en II krijgen we dan respectievelijk 1 015 en 676. Om de vertekening op te vangen (en ook het aangetekende voorbehoud) kunnen we deze cijfers halveren, dus 1 200, 500 en 350. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 50 Zo kunnen we ze optellen bij de cijfers uit de eerste studie. De markt voor ADB wordt dan, afgerond: 3 033 + 1 200 = 4 200. Voor N/C I: 2 223 + 500 = 2 700; voor N/C II: 1 599 + 350 = 1 950. De student zal opmerken dat hier erg wordt ingeschat en afgerond. Denk evenwel aan de slagzin ‘the past is death, the future depends on assumptions’. Het is ook een vuistregel de eigen toekomstverwachtingen te toetsen aan andere bronnen. Daarbij denken we aan de voorbije verkoopcijfers uit de tabel. Omdat de cijfers uit de enquête terugslaan op drie jaar, zullen er in de referentieperiode 8 463 x 3 = 26 600 toestellen verkocht worden, waarvan 4 500 N/C gestuurde. Het valt op dat de studie de totale cijfers onderschat, terwijl de N/C overschat wordt. Dat kan wijzen op bluf van de respondenten, maar ook – en dat is hier waarschijnlijker – op een snellere groei van dit laatste segment dan de totale markt. De cijfers uit de studie lijken dus aanvaardbaar. Een grafische voorstelling van de verkopen over de laatste jaren maakt een en ander duidelijk. 2 Deze vraag herleidt de onzekerheid tot het probleem: laat de markt toe het breakevenpunt te bereiken? Dit B/E punt voor N/C I bedraagt: 2 mln./90 000 = 222 stuks. De vraag wordt nu: kunnen we 222 stuks in vier jaar verkopen op deze markt? Dat hangt in hoge mate af van het marktaandeel. Hierover is amper iets geweten. In ADB bedraagt ze 12 %, maar het zou 5 à 6 jaar duren om dat in N/C te bereiken. De vraag is nu hoe de evolutie verloopt. Veronderstel de volgende evolutie: jaar marktaandeel 0 0% 1 2% 2 4% 3 6% 4 8% 5 10 % 6 12 % Dat leidt, à rato van een omzet van (2 700/3 =) 900 stuks N/C I per jaar, tot een verkoop van resp. 0, 18, 36, 54 enz. stuks ‘Cambria’ per jaar; in totaal 108 over vier jaar, duidelijk te kort om de eis te halen. Wanneer het marktaandeel als volgt evolueert: 0% 3% 6% 9% 10 % 11 % 12 % bedraagt de Cambria-verkoop resp. 27 + 54 + 81 = 189 stuks, bijna voldoende. 3+4 U merkt dat het bepalen van het marktaandeel véél crucialer is dan het bepalen van de marktgrootte. Er moet dus een nieuwe studie gestart worden om dat te bepalen. De student kan hierbij begeleid worden door te verwijzen naar de introductie van totaal onbekende merken op de automarkt (bv. Hyundai). Van belang daarbij zijn merkbekendheid (en dus reclame- en promotiebudget), dealernet, sterkte en zwakte van de concurrentie zoals productiecapaciteit, faam, prijsniveau, financiële draagkracht en natuurlijk productspecificaties en -kwaliteit. Essentieel daarbij is het uitvoeren van een imagostudie bij de consument: welke echte of vermeende kwaliteiten worden aan het huidige aanbod toegedicht? Welk vertrouwen genieten wij op dit ogenblik met onze producten? Is dit probleemloos om te zetten op een hoger gamma? Zelfs dan is deze voorspelling nog een stap in het duister; een parallel kan hier ongetwijfeld getrokken worden met het aanbod van luxewagens door de Japanse autobouwers. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 51 evolutie 9000 8500 8000 7500 7000 overige Tot 6500 6000 5500 5000 4500 4000 n-5 n-4 n-3 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 n-2 n-1 52 Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 53 DEEL 4 HOE PAK IK EEN KWALITATIEF ONDERZOEK AAN? 1 STARTLIJN Nederland gastvrij en vriendelijk land volgens toeristen 1 2 3 Een imago is het beeld dat een merk oproept bij de consument, de persoonlijkheid die het merk uitstraalt. Meting: we verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 2: Technieken van kwalitatief verklarend onderzoek (p. 271). In principe niet, dus kunnen in principe dezelfde technieken worden gebruikt. We verwijzen hiervoor naar 2: Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek (p. 266). 2 COMPETENTIETRAINING Competentietraining bij hoofdstuk 1 1 2 3 We verwijzen naar 2: Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek (p. 266). Fout. Perceptie is het proces waarbij een individu de objectieve waar te nemen stimuli transformeert tot een subjectieve waargenomen werkelijkheid. Het is de bedoeling dat de studenten dit in eigen woorden, op een meer toegankelijke manier formuleren, en vervolgens toepassen op een dienst of product naar keuze. Competentietraining bij hoofdstuk 2 1 2 3 4 Het ligt iets meer voor de hand bij b2c, maar ook bij b2b spelen persoonlijke relaties en subjectieve meningen over merk en product een grote rol. We verwijzen hiervoor naar 3: Diepte-interviews (p. 276) en 4: Groepsdiscussies (p. 277). Het is de bedoeling dat de studenten in een onderlinge discussie terechtkomen waarbij ze voor- en nadelen vergelijken, en tot een consensus komen. Als studenten zelf niet meteen voorbeelden kunnen vinden, laat ze dan googlen naar bv. a) projectieve technieken of b) kwalitatief marktonderzoek. Gehanteerde productattributen: compact/klein, weinig knoppen/eenvoud van bediening, mogelijkheden om zelf regelingen uit te voeren en verschillende objectieven te gebruiken, prijs, kwaliteit van de foto's. - Evaluatie van de productattributen: eenvoud van bediening, volautomatisch, compact (als discriminatieve eigenschappen) en kwaliteit van de foto's (als standaardeigenschap) zijn belangrijk. - Gevolgen van de attributen: goed voor mensen die wel goede foto's willen maken, maar geen technische knobbel hebben en voor wie foto's maken op zich geen hobby is. Meer kans op gelukte foto's omdat vergissingen niet mogelijk zijn. Meer geneigd om iets vaker een foto te maken. - Waarden: informatie over het belang dat de respondent hecht aan het bewaren van herinneringen aan prettige momenten in het leven, van het opgroeien van de kinderen, van familieleden enz. - Instrumentele waarde: het gezinsleven. - Eindwaarde: de zelfrealisatie als goede echtgenoot en vader. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 54 - Vragen van een interviewer van de psychodynamische school: over het beroepsleven van de respondent en dat van zijn vrouw (e.d.m.), vragen om na te gaan of de motieven achter de waarden van de respondent onbewuste schuldgevoelens zouden kunnen zijn (ik ben vaak afwezig, ik verwaarloos mijn kinderen enz.) of het zoeken van een compensatie voor een minder succesrijk beroepsleven. Competentietraining bij hoofdstuk 3 1 2 Dit zijn mensen die eerder behoefte hebben aan controle en die hun behoeften onderdrukken. Ze doen dat door zich superieur op te stellen tegenover de omgeving. We verwijzen hiervoor naar 2: Methodologie van metrisch verklarend onderzoek (p. 294). Belangrijk is dat de studenten vooral het assenmodel bespreken. Competentietraining bij hoofdstuk 4 1 2 De twee variabelen veranderen in dezelfde mate en je vermoedt een verband tussen beide, maar dit verband wordt in werkelijkheid veroorzaakt door een derde, achterliggende variabele. Dit is geen variantie-analyse, ook geen chi-kwadraattest. Een z-test kan eerst en vooral uitgevoerd worden op de totalen. Hij toont een significant verschil in het voordeel van stalen, niet voor coupons. Maar een test lijn per lijn toont dat dit alleen geldt voor de respondenten boven de 35 jaar; wanneer het doelpubliek vooral gesitueerd is in het jongerensegment schept dit problemen. Staal Coupon niets sd z kocht kocht kocht staalcoup- staalcoupnie nie nie nie 23,4 % 27,2 % 26,6 % 0,05 0,08 0,69 0,07 22,9 % 14,5 % 16,0 % 0,03 0,04 2,67 0,38 22,1 % 5,7 % 4,9 % 0,04 0,04 4,88 0,21 22,8 % 14,6 % 13,1 % 0,02 0,03 5,23 0,51 In % 25-35 35-50 +50 Totaal 3 WINKEL gem. 1 2 126,57 df 20 2 18 100,29 kwadraatsom 11 526 4 677 6 848,9 totaal tussen binnen 3 91,43 var Totaal 106,1 F-waarde 2 338,5 380,49 6,15 KW 3,55 sign. 4 totaal tussen actie tussen blok binnen 5 kwadraatsom 9 632 016,22 4 025 794,89 5 518 110,89 88 110,44 df 8 2 2 4 var F-waarde 2 012 897,44 2 759 055,44 22 027,61 91,38 125,25 kritisch 6,94 sign. sign. Deze zeer eenvoudige oefening vraagt eerst een procentuele stijging te berekenen winkel per winkel. We komen tot volgende tabel: Winkel 1 Winkel 2 Winkel 3 33 % 80 % 25 % Winkel 4 Winkel 5 Winkel 6 40 % 20 % 25 % Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 55 De gemiddelde groei bij promotie A bedraagt aldus 37 % ongewogen, bij promotie B 50 %, zonder promotie 25 %. Op het eerste zicht lijkt dit voor B te pleiten. Let er evenwel op dat dit het resultaat is van een uitzonderlijk hoge stijging en een uitzonderlijk lage. Zonder verder onderzoek mag er geen beslissing genomen worden. Immers, als het resultaat van winkel 2 door omstandigheden (een uitzonderlijk slecht resultaat in mei, problemen bij de concurrentie in juni, foute tellingen) niet representatief is, zou de hele markt reageren zoals winkel 5, wat slechter is dan zonder promotie! 6 a b De totale omzet van A bedraagt 63 000 stuks, die van B 57 000 en die van C 38 000. Dat pleit afdoende voor promotie A. Qua opzet kan er geen fout gevonden worden ten opzichte van de winkel: iedere promotie wordt overal gebruikt; ook niet ten opzichte van de periode (in iedere periode draait een promotie). De enige fout die we bij Latin Square kunnen vinden, is een overdrachtseffect: B volgt twee keer op A, terwijl A telkens na een periode zonder promotie valt. Dat kan positief werken. De enige oplossing bestaat eruit telkens een rustpauze in te lassen, maar dat vertraagt de beschikbaarheid van de gegevens en is uiteraard duurder. Wie deze oefening wil gebruiken om er een variantie-analyse op toe te passen, kan dat ook. Manueel vraagt ze nogal wat rekenwerk; ze werd door de auteurs opgelost d.m.v. de ‘Data Analysis Software’ bij het boek Marketing Research 7th ed. van Luck and Rubin, Prentice Hall, 1987. Dat gaf de volgende resultaten: Bron Winkels Periode Promotie Toeval Totaal Kwadraatsom 90,9 21,9 11,08 37,5 161 df 2 2 2 2 8 gemiddeld 45,44 12,44 5,54 1,87 F-ratio 2,42 0,66 2,95 kritisch 19 19 19 Dit betekent in feite dat de resultaten niet betekenisvol van elkaar verschillen en er dus hoegenaamd geen beslissing kan genomen worden op basis van dit experiment! 3 CASES Instantsoep Fase 1 1 Door met de vraag een beroep te doen op het verstand, verkrijgt men ook een rationeel antwoord. Het antwoord is voor de hand liggend: wie geeft toe dat hij ongezond eet? Men heeft verzuimd om na te gaan of gezondheid wel een criterium was voor instantsoep. 2 Het basisconcept is een snack, een hartig tussendoortje, zelfs een opwarming bij koude dagen. Unox en Iglo vervielen trouwens in hetzelfde euvel als Quick Soup door aan zo’n product ‘gezondheid’ te koppelen. Kan er iets opwekkend, verwarmend uit de diepvries komen? Ook het reclameconcept zou een negatieve impact gehad kunnen hebben. 3 Knorr heeft een grote faam in droge soepen en sausen, maar de consument kiest blijkbaar onbewust voor Royco. De reclameboodschap blijkt hier slecht te zijn overgekomen. Fase 2 1 De photosort is een voorbeeld van een projectieve test; we zitten hier dus bij de (diepte)psychologie. 2 De auteur heeft blijkbaar geen vertrouwen in de cognitivisme: het uit elkaar halen van het product in zijn cognitieve onderdelen. Een imago is een ‘Gestalt’. 3 Het is nuttig bij de bespreking van deze vraag de studenten de soep te laten plaatsen. Ze hoort thuis bij vitaliteit, links boven. De reclame heeft ze waarschijnlijk doen associëren met veiligheid, rechts onder. Gelijkaardige producten zijn bierworstjes (vraag maar eens naar klassikale reacties op dit product), koffie en thee (idem!). Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 56 De remedie is zeer duidelijk: een aangepaste reclameboodschap, met de nodige herkenningstekens naar vitaliteit. Uit de case mag blijken dat – zeker voor snacks (‘oral satisfiers’) – het onbewuste een grote rol speelt bij het beslissingsproces. Het blijkt ook dat de psychodynamische benadering pas aangewezen is als er geen ‘redelijke’ verklaring kan gevonden worden voor merksucces of falen. Arabica volume (in dozen) voor test 1 controle 1 test 2 controle 2 test 1 controle 1 test 2 controle 2 22,7 23,0 26,9 29,2 OPBRENGST (in EUR) voor 1 497 1 555,5 1 774,5 1 753 32,0 32,2 27,9 33,8 opbrengst/d oos voor 131,9 135,3 131,9 120,1 na 2 253 1998,5 2 083 1 981,5 index 150,5 128,5 117,4 113,0 na na index 140,8 124,1 149,3 117,2 106,8 91,8 113,2 97,7 gemiddelde index test: 109,9697 gemiddelde index controle: 94,71125 gemiddelde meeropbrengst: 16,1 % index verkoop test 1 t.o.v. controle 1: 117,1 index verkoop test 2 t.o.v. controle 2: 103,8 gemiddelde meeropbrengst: 110,5 meerverkoop test 1 t.o.v. test 2: 12,8 % reclame: 500 EUR; VP = 27,5, WM 30 %, dus 8,25/doos B/E punt ligt bij 60,61 dozen. meerverkoop dankzij reclame: 12,8 % van 22,7 = 2,98 dozen Tegen het huidige verkooptempo betekent dit 20,86 maanden ‘pay-back’-tijd, onaanvaardbaar veel. Waarschijnlijk zal Arabica deze reclameactie niet voortzetten. Waterworld Dit is een typische vorm van een ‘alleen-na-met controle-test’. Men gaat ervan uit dat de merkbekendheid in beide gebieden wel gelijk zal zijn in de voormeting. Alleen een voormeting kan dit bezwaar opheffen. Een ernstig probleem vormt het selectie-effect. Immers, alleen mensen die onlangs ge- of verbouwd hebben zijn gevoelig voor reclame rond sanitair: de rest zal noch geholpen noch spontaan enige aandacht aan het merk schenken. Het opstellen van de vragenlijst en codering is redelijk vanzelfsprekend, omdat het onderzoeksprobleem duidelijk omlijnd is. De filtervraag gaat uiteraard over ervaring met bouwperikelen. Zowel de geholpen als de spontane herinnering scheppen geen probleem (hoewel men bij spontane herinnering het merk moet ‘inpakken’ tussen relevante alternatieven; dat vereist enige terreinkennis). De classificatie gaat waarschijnlijk over leeftijd, familiale toestand, woonplaats, eventueel mediagebruik (waar reclame werd gevoerd). Zelfs de spontane merkbekendheid moet ‘geprecodeerd’ worden, om de registratie en verwerking te vergemakkelijken. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 57 De afname mag niet te veel kosten en moet weinig tijd in beslag te nemen; een tiental studenten haspelden de klus binnen de week af door straatenquêtes in een aantal typische winkelcentra; de geografische spreiding is dan niet helemaal zuiver, maar een ruw idee volstond. In het geheel werden tweemaal 600 bruikbare enquêtes verzameld. Crossings tegenover de classificatievragen liggen voor de hand. Er zijn geen gemiddelden te berekenen (nominale vragen), z-toetsen voor proporties werden ruim toegepast, variantie-analyses, correlaties en Cramér’s V kwamen helemaal niet ter sprake. Chi-kwadraten worden allicht gebruikt bij het toetsen van de representativiteit en de relevantie van de crossings. Docentenhandleiding: De Laet en Toye, Marktonderzoek in rechte lijn, Ed3 58
© Copyright 2024 ExpyDoc