spellingregel 22 + 23 au - ou auw het au-verhaal ou au fout blauw hout kauwt jou pauw kou gauw kous nauw nou klauw stout snauwt zout de snauw jouw flauw mouw 1. schrijf het au-verhaal op. Zorg dat alle au-woorden in je verhaal staan en onderstreep ze. spellingregel 22 + 23 2. Vul in: ou - au of auw. Schrijf het woord daarna nog een keer op. 1 De kleur van de lucht is blauw. blauw 2 Die jongen is heel erg st_____t. 3 Ik vind die p_____ erg mooi 4 Doe niet zo fl______. Ik vind dat niet aardig. 5 De vr_____ stond op de stoep. 6 Hij sj_____t met stenen. 7 Ik ken j____ wel, jij bent Rick. 8 De leeuw had een hele dikke kl______. 9 Ik doe een t______ aan de kar zodat ik hem goed kan trekken. 10 Ik doe z____t op de aardappelen. Dat vind ik heel erg lekker. 3. Kleur het goede woord. au ou hij bouwt hij bauwt blauw blouw zij snauwt zij snouwt fout faut ik ga gouw ik ga gauw haut hout dat is erg nauw dat is erg nouw kous kaus erg flauw hoor erg flouw hoor klauw klouw mag ik de zaut? mag ik de zout? 4. bedenk 3 ou-woorden en 3 au-woorden. Schrijf het woord op en maak er daarna een zin mee. Let op!!: Schrijf de hele zin in het vakje, begin met een hoofdletter en eindig met een punt. ou ou ou ou au au au kous Ik doe mijn kous aan.
© Copyright 2024 ExpyDoc