Financiële analyse – WK3

Financiële analyse
Les 2 – Vermogensbehoefte en financiering
Voorbereiding
Ieder teamlid leest de hoofdstukken 9, 10 en 11 uit Heezen en maakt de bijbehorende oefeningen (zie
Scholar).
Tijdens en na het college
1. Iedere student maakt de kennistoets.
2. Ieder teamlid vult voor zijn bedrijf de gegevens in op het formulier 'Financiële gegevens' voor
5 opeenvolgende boekjaren tot en met 2013.
3. De Engelse vertaling van kernbegrippen worden ingevuld op het formulier ‘Woordenlijst’
Transcriptie weblecture
Auteur: Witek ten Hove, MBA
In deze les gaan we kijken naar onderdelen uit de balans. Er wordt aangenomen dat de student weet
hoe een balans is opgebouw, wat de functie is van een balans, de meest voorkomende activa en financieringsvormen kan benoemen en beschrijven (stof BGA-BEC).
We gaan een aantal bijzondere posten op de balans bespreken, namelijk:


Goodwill
Ontwikkelingskosten
Verder gaan we kijken naar een aantal specifieke financieringsvormen:




Balans
Activa
Claimemissies
Converteerbare obligaties
Leasing
Factoring (strikt genomen geen financieringsvorm)
Goodwill
Activa
Balans A
1.000 EV
Cash
1.000
Totaal
2.000
2.000
Activa
Balans B
800 EV
800
2.000
Totaal
800
800
Cash 1.000
=
Rentabiliteitswaarde
A
Aandeel
deelhouders
B
Activa 800
=
Intrinsieke
waarde
Activa
Goodwill
Totaal
Geconsolideerde Balans A
1.800 EV
2.000
200
2.000
2.000
Ontwikkelingskosten.
Als ontwikkelingskosten worden geactiveerd op de balans, moet hier tegenover een wettelijke reserve
worden opgenomen. Ontwikkelingskosten mogen alleen worden opgenomen op de balans als er met
redelijke zekerheid kan worden gesteld dat ze in de toekomst zullen leiden tot positieve cash flows.
Passiva
Claims
Stel je hebt vandaag aandelen gekocht in een NV voor 100 EUR. De volgende dag hoor je dat de
onderneming besloten heeft nieuwe aandelen uit te geven tegen een emissieprijs van 95 EUR. Als
iedere willekeurige persoon (dus niet alleen aandeelhouders) mogen inschrijven op de nieuwe aandelen, dan ben je als aandeelhouder flink benadeeld (iemand anders mag immers met 5% korting dezelfde aandelen kopen).
Om benadeling te voorkomen, krijgen de aandeelhouders het recht om als eerste het aandeel te kopen. Ze kunnen dan zelf kiezen van dit recht gebruik te maken of aan een ander te geven (tegen betaling natuurlijk). Dit recht wordt een claim genoemd.
Laten we aannemen dat de beurskoers na de emissie niet verandert en dus op 100 EUR blijft staan.
Er zijn nu 10 mln aandelen in omloop en het bedrijf wil met de emissie 95 mln EUR aan vermogen
aantrekken. Dit betekent dat er 95 mln EUR / 95 EUR = 1 mln nieuwe aandelen zullen worden uitgegeven. Als per oud aandeel één dividendbewijs als claim wordt aangewezen, moeten aandeelhouders
10 mln / 1 mln = 10 claims inleveren en 95 EUR betalen om 1 nieuw aandeel t.w.v. 100 EUR te krijgen. We kunnen nu uitrekenen wat de theoretische waarde van een aandeel moet zijn:
10 claims + 95 = 100 => 10 claims = 5 => 1 claim = 0.50 EUR.
De claims worden nadat ze aan de aandeelhouders zijn toegewezen verhandelbaar op de beurs. De
bezitter van een claimrecht kan dus altijd beslissen om het recht uit te oefenen of door te verkopen
tegen de dan geldende marktprijs. Stel een claim wordt op dit moment verhandeld op een koers van
0,40 EUR en het aandeel op 100 EUR. Dit biedt professionele beurshandelaren mogelijkheden voor
pure arbitrage (= gegarandeerde winst maken zonder risico te lopen).
De handelaar leent een aandeel in bij een bank en verkoopt die voor 100 EUR. Tegelijkertijd koopt hij
10 claims voor 4 EUR in totaal. Hij heeft nu 96 EUR over. Op de uitoefendatum van de claims levert
de handelaar 10 claims in en betaalt 95 EUR. Hij krijgt hiervoor één aandeel terug. Dit aandeel geeft
hij terug aan de bank en hij heeft nu 1 EUR verdiend zonder op enig moment risico te hebben gelopen.
Converteerbare obligaties
Obligaties zijn langlopende leningen. In de pure vorm wordt er dus een lening vertrekt aan de organisatie en die lening wordt afgelost plus rente. Obligaties behoren dus tot het vreemd vermogen en zijn
daarom niet-risicodragend. Dat wil zeggen: een obligatiehouder weet altijd precies hoe hoog zijn vergoeding is voor het verschaffen van het vermogen. Een aandeelhouder kan dit nooit met zekerheid
bepalen.
Een bijzondere vorm van obligaties zijn de converteerbare obligaties. Dit zijn obligaties die een claimrecht hebben ingebouwd. De obligatiehouder kan dan kiezen voor aflossing en rentebetalingen of voor
omwisseling van zijn obligatie in aandelen. Een obligatiehouder zal dit natuurlijk alleen doen als de
waarde van de aandelen hoger is dan de waarde van de overgebleven aflossings- en rentebedragen.
Obligaties van beursgenoteerde ondernemingen worden in veel gevallen ook verhandeld op de beurs.
Het is dus vrij eenvoudig om de waarde van de overgebleven aflossings- en rentebetalingen te bepalen. Die zijn immers gelijk aan de actuele beurswaarde van de obligatie (een obligatiehouder zal nooit
voor minder willen verkopen en een belegger zal er nooit meer voor willen betalen).
Om dus te bepalen wat op een bepaald moment voordeliger is: de obligatie houden of converteren,
moet de houder van een converteerbare obligatie de waarde van de aandelen vergelijken met de
beurswaarde van de obligatie.
Stel één converteerbare obligatie wordt nu verhandeld op de beurs voor 1.050 EUR. De aandelen
hebben een beurswaarde van 150 EUR. De conversievoorwaarden zijn: één obligatie met bijbetaling
van 500 EUR geeft recht op 10 aandelen. In dat geval is het onaantrekkelijk om te converteren. Immers, er moet dan 1.550 EUR (=1.050 + 500) aan waarde worden opgegeven om 1.500 EUR (=10 x
150) aan waarde terug te krijgen.
Operational en financial lease
Leasing wordt ingezet om vaste activa te financieren. Stel een bedrijf heeft volgende beginbalans:
Bank
Beginbalans jaar 1 (bedragen in EUR)
50,000 EV
50,000
Totaal
50,000 Totaal
50,000
Het bedrijf wil het geld op de bank gebruiken om een productiemiddel (activum) aan te schaffen. De
mutaties aan de debet zijde zijn dan:
Bank
Activum
-50.000 EUR
+50.000 EUR
en de eindbalans ziet er als volgt uit:
Activum
Totaal
Eindbalans jaar 1 (bedragen in EUR)
50,000 EV
50,000
50,000 Totaal
50,000
Het bedrijf kan er ook voor kiezen om het activum te leasen m.b.v. operational lease. In dat geval blijft
het activum in bezit van de leasemaatschappij en verandert de balans niet:
Bank
Eindbalans jaar 1 (bedragen in EUR)
50,000 EV
50,000
Totaal
50,000 Totaal
50,000
Het geld dat op de bank staat, zou in theorie kunnen worden terugbetaald aan de aandeelhouders (als
er verder geen andere productiemiddelen nodig zijn). Daarmee zouden de posten Bank en Eigen
Vermogen verdwijnen en is er sprake van een zogenaamde balansverkorting.
Als er sprake is van financial lease wordt het activum wel op de balans geactiveerd, omdat het economisch risico nu voor rekening van de lessee is. De toekomstige leaseverplichtingen moeten ook
worden geactiveerd (contant gemaakt). Stel dat de contante waarde van de leaseverplichtingen
50.000 EUR bedraagt. Dan ziet de balans na aangaan van de leaseovereenkomst er als volgt uit:
Activum
Bank
Totaal
Eindbalans jaar 1 (bedragen in EUR)
50,000 EV
50,000 Leaseverplichtingen
100,000 Totaal
50,000
50,000
100,000
Bij financial lease vindt dus geen balansverkorting plaats.
Factoring
Factoring wordt gebruikt om de post debiteuren te verlagen. Er is hier geen sprake van financiering.
Het risico en de uitvoering van de vordering wordt door het factoringbedrijf overgenomen. Hiervoor
wordt een vergoeding betaald in de vorm van een korting op de waarde van de vordering. Als bijvoorbeeld een vordering 10.000 EUR bedraagt en de klant moet over 30 dagen betalen, kan de korting 3%
bedragen. Dit betekent het factoringbedrijf 9.700 EUR uitbetaalt aan de eigenaar van de vordering. De
marge van 300 EUR wordt door het factoringbedrijf gebruikt om eigen kosten te dekken, zich te verzekeren tegen wanbetaling en winst te maken.
Het heeft zin om van factoring gebruik te maken als het geld dat wordt ontvangen weer kan worden
gebruikt om transacties te doen die meer opleveren dan de marge die aan het factoringbedrijf moet
worden betaald. Stel in het voorgaande voorbeeld dat de onderneming voor 9.500 EUR inkoopt om
tegen 10.000 EUR te verkopen (500 EUR winstmarge). Dan kan men beter 9.700 EUR direct ontvangen en weer omzetten met een kleinere marge dan 30 dagen moeten wachten om 500 EUR winst te
maken. Als de leverancier ook nog korting geeft bij snellere betaling kan daar ook nog winst op worden gemaakt.