VOOR EN NA DE VOORBEHANDELING. een beschrijving van de problematiek van voorbehandelingsmiddelen voor snijbloemen ten behoeve van de CTB WERKDOCUMENT: 92.080X VOOR EN NA DE VOORBEHANDELING. 1 een beschrijving van de problematiek van voorbehandelingsmiddelen voor snijbloemen ten behoeve van de CTB Notitie van de CTB-ad hoc werkgroep Voorbehandelingsmiddelen Snijbloemen. G. Niebeek juni 1992. ' Exemplaren van deze notitie (RIZA werkdocument 92.080X) kunnen worden aangevraagd bij het RIZA, afd. Bibliotheek, Postbus 17, 8200 AA Lelystad. INHOUDSOPGAVE. 1. Voorwoord 2. Inleiding 3. Voorbehandelingsmiddelen 4. Voorbehandelingsmiddelen en de bestrijdingsmiddelenwet 5. Rol veilingen m.b.t. voorbehandelingsmiddelen 6. Werkwijze bij de toepassing van voorbehandelingsmiddelen 6.1 Aanvoer naar de veiling op voorbehandelingsmiddel 6.2 Aanvoer naar de veiling zonder voorbehandelingsmiddel 7. Omvang emissie voorbehandelingsmiddelen 8. Maatregelen in het kader van het MJP-G m.b.t. voorbehandelingsmiddelen 9. Toelatingscriteria t.b.v. voorbehandelingsmiddelen. 9.1 Algemeen 9.2 Beoordeling m.b.v. beslisbomen 9.3 Biologische afbreekbaarheid 9.4 Effekt op werking rwzi 10. Evaluatie van de gevolgen van de voorgestelde maatregelen 11. Conclusies en aanbevelingen 12. Literatuur Bijlagen 1. Producenten van voorbehandelingsmiddelen 2. Overzicht voorbehandeling van snijbloemen 3. Totaal overzicht voorbehandelingsmiddelen 4. Lozingsoverzicht VBA te Aalsmeer en BVH veilcentrum Naaldwijk 5. Overzicht bloemenveilingen in Nederland 6. Beschikbare gegevens van voorbehandelingsmiddelen 1. VOORWOORD. Naar aanleiding van een discussie in de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB)-werkgroep L, betreffende de problematiek van de toepassing van voorbehandelingsmiddelen bij snijbloemen. is besloten e m ad hoc werkgroep Voorbehandelingsmiddelen Snijbloemen in te stellen. I let doel van deze werkgroep is om meer duidelijkheid te verschaffen omtrent genoemde problematiek. Zaken waaraan aandacht zal worden besteed in de rapportage van de ad hoc werkgroep zijn: - welke stoffen worden als voorbehandelingsmiddel gebruikt; - de rol van de veilingen; - de omvang van het gebruik; - de werkwijze bij het gebruik; - de beoordeling/toelating van de stoffen in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet; - de emissieroutes en de emissies naar het milieu. - aanbevelingen t.b.v. de CTB. De volgende personen hadden zitting in de ad hoc werkgroep. H. Barendse Bloemenveiling Holland veilcentrum Naaldwijk (BVH) (namens Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN)) drs. W.G. van Doom Instituut voor Agrotechnologisch Onderzoek ing. R. Faasen (voorz.) Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling dr. J.A. van Haasteren Min. VROM, DGM, dir SN/BN ir. P. Jellema Plantenziektenkundige Dienst ir. K. Krijt Min. VROM, DGM, dir DWL/W ir. J.B.H.J. Linders Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene G. Niebeek (sekr.) Mevr. A.M. Ruting Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Coop. Vereniging "Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" (VBA) (namens Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN)) INLEIDING. Tussen het moment waarop een snijbloem bij een kweker wordt afgesneden en het moment waarop de snijbloem door een consument wordt gekocht ligt, mede als gevolg van het transport van snijbloemen ovei steeds langere afstanden, veelal een periode van een aantal dagen tot meer dan ecu week. Voor diverse soorten snijbloemen is deze (transport)periode te lang. Zij verwelken reeds voor zij de consument bereiken of binnen korte tijd daarna. Doordat ook de consument prijs stelt op een zo lang mogelijk houdbaar en een kwalitatief goed produkt is gezocht naar mogelijkheden om de houdbaarheid van de snijbloemen te verlengen. Vanaf het midden van de jaren zeventig wordt de houdbaarheid van snijbloemen verlengd door behandeling met chemische middelen. De huidige praktijk is dat een groot aantal soorten snijbloemen na de oogst wordt behandeld met zogenaamde voorbehandelingsmiddelen. De hoeveelheid voorbehandelingsmiddelen die gebruikt wordt heeft in de jaren tachtig een grote vlucht genomen. Dit is mede een gevolg van een uitbreiding van het assortment snijbloemen met bloemen die op grond van hun eigenschappen, bijvoorbeeld voor wat betreft de houdbaarheid, minder geschikt zijn om te worden verhandeld zonder gebruik te maken van voorbehandeling. Afhankelijk van de gevolgde werkwijze worden de voorbehandelingsmiddelen, al dan niet na een voorzuivering, geloosd op de riolering of op het oppervlaktewater. Dit kan aanleiding geven tot waterverontreiniging, vooral in concentratiegebieden van snijbloementeelt. VOORBEHANDELINGSMIDDELEN De voorbehandelingsmiddelen voor snijbloemen kunnen worden onderverdeeld in een vijftal groepen, t.w. etheenremmende stoffen. groeistoffen. voedingsstoffen. bacterieremmende stoffen. uitvloeiers. De stoffen uit deze groepen worden afzonderlijk of in combinatie met stoffen uit andere groepen als voorbehandelingsmiddel toegepast. Etheenremmende stoffen. Etheen is een plantehormoon dat door planten voortdurend geproduceerd wordt, zij het in geringe hoeveelheden. Tijdens de bloemveroudering is er d.m.v. een autokatalytisch proces een sterke toename van de productie van dit hormoon. Ook is etheen, b.v. afkomstig uit verbrandingsmotoren of de industrie, in de buitenlucht aanwezig. Etheen dat dus zowel van binnen als van buiten de plant afkomstig kan zijn veroorzaakt bij snijbloemen verschillende nadelige effekten op de bloemknop of de bloem, zoals versnelling van de veroudering. Om dit tegen te gaan wordt bij bloemen die gevoelig zijn voor etheen een voorbehandeling met etheenremmende stoffen uitgevoerd. Midde- len die gebruikt worden zijn zilverthiosulfaat, bekend onder de afkorting STS, en amino-oxyazijnzuur (AOA). Groeistoffen. (inu-istoffen worden gebruikt om bladvergeling bij snijbloemen tegen te gaan. Een verbinding die wordt toegepast is gibberellinezuur. Voedingsstoffen. Om de bloem, nadat deze afgesneden is, toch van voedsel te voorzien worden aan het water waarop de snijbloemen staan in veel gevallen suikers toegevoegd. Dit gebeurt bij enkele snijbloemen ook als voorbehandeling. De suikers die gebruikt worden zijn o.a. glucose en sucrose. Bacterieremmende stoffen. Bacterien zijn een belangrijke oorzaak van verstopping van de houtvaten. Bij een aantal bloemen wordt daarom een voorbehandeling met een bacterieremmende stof toegepast. Ten gevolge van het gebruik van voedingssuikers neemt de bacteriegroei in het water waarop de snijbloemen staan eveneens toe. Om verslijming van het water en verstopping van de transportvaten in de bloemstengel te voorkomen worden bacterieremmende stoffen aan de suikeroplossing toegevoegd. Als bacterieremmende stoffen worden de volgende verbindingen toegepast: quaternaire ammoniumverbindingen, hydroxychinolinesulfaat/citraat, aluminiumsulfaat en chloorverbindingen. Uitvloeiers. Om de opname van water en daarin opgeloste verbindingen door de snijbloem te verbeteren worden een aantal snijbloemen voorbehandeld met uitvloeiers. Met name na een droge bewaring blijkt een aantal bloemen niet meer in staat voldoende water op te nemen. De stoffen die worden toegepast zijn oppervlakte-aktieve stoffen, zoals bijvoorbeeld alkylethoxylaten. In Nederland worden de voorbehandelingsmiddelen geproduceerd door een viertal bedrijven (bijlage 1), die een uitgebreid pakket middelen op de markt brengen. Voor een overzicht van de stoffen en de snijbloemen waarvoor deze stoffen als voorbehandelingsmiddel worden gebruikt wordt verwezen naar bijlage 2. 4. VOORBEHANDELINGSMIDDELEN EN DE BESTRIJDINGSMIDDELENWET In artikel 1, lid 1 van de Bestrijdingsmiddelenwet wordt o.a. aangegeven dat deze wet van toepassing is op elke stof en elk mengsel van stoffen, alsmede micro-organismen en virussen bestemd om te worden gebruikt bij: het voorkomen of bestrijden van plantenziekten. het voorkomen of bestrijden van ongewenste groei van planten en delen van planten. het regelen of bevorderen van de groei van planten of delen van planten, voor zover niet zijnde meststoffen waarvoor krachtens de Meststoffenwet regelen zijn gesteld. Door de afdeling Juridische - en Bedrijfsorganisatorische Zaken (JBZ) van het Min. van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is aangegeven dat de Bestrijdingsmiddelenwet op de vijf onderscheiden groepen van voorbehandelingsmiddelen van toepassing is. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de voedingsstoffen, indien voor deze categorie stoffen in het kader van de Meststoffenwet regels gesteld gaan worden. Overigens biedt artikel 1, lid 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet de mogelijkheid om de wet ten aanzien van bepaalde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen buiten toepassing te verklaren. In bijlage 3 wordt aangegeven welke voorbehandelingsmiddelen thans (juni 1992) een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet bezitten. 5. ROL VEILINGEN M.B.T. VOORBEHANDELINGSMIDDELEN. Veilingen spelen met betrekking tot de voorbehandeling van snijbloemen een belangrijke rol. In zijn algemeenheid geldt dat een producent van voorbehandelingsmiddelen een nieuw middel voorstelt aan de veiling, waarna de werking van het middel door de veiling wordt onderzocht. In de praktijk blijken er nauwe banden te bestaan tussen de producent en de veiling waar door de producent het nieuwe middel voor onderzoek wordt aangeboden. In de Commissie Kwaliteit en Sortering van de Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN) worden de uitkomsten van het onderzoek besproken. Indien er overeenstemming is over de toepassing van het middel, regelt de VBN een landelijke verplichtstelling of aanbeveling. De voorbehandelingsmiddelen die worden aanbevolen in plaats van verplicht gesteld, hebben in zijn algemeenheid een geringer effect op de houdbaarheid van de snijbloemen. De noodzaak tot het gebruik van deze middelen is minder. Indien er binnen de VBN geen overeenstemming bereikt wordt kunnen de afzonderlijke veilingen individueel voorbehandeling verplicht stellen of aanbevelen. Hiernaast is het niet ondenkbaar dat individuele telers op eigen initiatief voorbehandelingsmiddelen toepassen. De huidige praktijk is dat de veilingen zich bij het verplicht stellen of het voorschrijven van voorbehandelingsmiddelen niet beperken tot voorbehandelingsmiddelen die toegelaten zijn in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet. Voor die snijbloemen waarvoor voorbehandeling verplicht is gesteld wordt door of in opdracht van de veilingen gecontroleerd of de voorbehandeling heeft plaatsgevonden. Hiernaast oefenen ook grote afnemers (o.a. grootwinkelbedrijven) in binnen- en buitenland, vanwege hun kwaliteitsbeleid, invloed uit op het gebruik van voorbehandelingsmiddelen door het stellen van eisen en het controleren op het gebruik van voorbehandelingsmiddelen. In de praktijk blijkt dat het gebruik van voorbehandelingsmiddelen in grote mate bepaald wordt door de verplichtstelling van voorbehandeling van snijbloemen door veilingen (pers. med. Pokon & Chrysal). 6. WERKWIJZE BIJ DE TOEPASSING VAN VOORBEHANDELINGSMIDDELEN. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de voorbehandeling van snijbloemen plaatsvindt op de teeltbedrijven. Na de behandeling op de teeltbedrijven kan een tweetal werkwijzen worden onderscheiden. 6.1 Aanvoer naar de veiling op voorbehandelingsmiddel. In veel gevallen worden de snijbloemen op het water waaraan voorbehandelingsmiddelen zijn toegevoegd aangeleverd op de veiling. Op de veiling wordt vooral door de groothandelaars een groot deel van de snijbloemen overgepakt. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat een grote hoeveelheid voorbehandelingsmiddelen in de veilingen via de riolering wordt geloosd op een rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). De snijbloemen die op de veiling niet worden overgepakt, worden op voorbehandelingsmiddelen bevattend water afgevoerd naar een andere veiling, naar de groothandel of naar de detailhandel. Door de Bloemenveiling Holland (BVH) wordt geschat dat ongeveer 20 % van de snijbloemen op water wordt getransporteerd naar andere veilingen (10 %) of naar de groothandel buiten de veiling of detailhandel (10 %). Het is niet mogelijk om aan te geven welk deel hiervan via de riolering op een rwzi wordt geloosd. 6.2 Aanvoer naar de veiling zonder voorbehandelingsmiddel. Een andere werkwijze is dat de snijbloemen op het teeltbedrijf worden behandeld met de voorbehandelingsmiddelen, waarna de snijbloemen na de behandeling droog verpakt worden (b.v. gerbera's), of overgepakt worden op schoon water waarop zij bij de veiling worden aangeleverd. Dit laatste wordt toegepast bij voorbehandeling van snijbloemen met zilverthiosulfaat (STS). Bloemen die voorbehandeld zijn met STS mogen niet op STS-houdend water op de veilingen worden aangeleverd. De oplossing met STS kan ongeveer een week door de teler worden gebruikt, waarna de restoplossing moet worden behandeld met een reagens om het zilver neer te slaan. Het neerslag kan in principe worden aangeboden bij de veilingen of bij een KCA-depot van de gemeente. Een controle op deze verwerking wordt niet uitgevoerd. Niet duidelijk is of de werking van het reagens in alle gevallen dusdanig is dat het zilver volledig wordt neergeslagen. Een deel van het gebruikte STS zal naar verwachting door de teler op de riolering of rechtstreeks op het oppervlaktewater worden geloosd. Niet uitgesloten kan worden dat, ondanks een verbod en controle door de veilingen, toch snijbloemen op STS worden aangevoerd op de veiling. In die gevallen waar bloemen droog aangeleverd worden op de veiling (b.v. gerbera) vindt lozing van het voorbehandelingsmiddel bij de teler plaats. De voorbehandeling die in deze gevallen wordt uitgevoerd is een behandeling met natriumhypochloriet of trichloorisocyanuurzuur. In beide gevallen berust de werking op oxidatie door aktief chloor. De lozing kan zowel op de riolering als rechtstreeks op het oppervlaktewater plaatsvinden. Met betrekking tot het lozen van voorbehandelingsmiddelen op oppervlaktewater kan nog worden opgemerkt dat op grond van art. 13, tweede lid van het Bestrijdingsmiddelenbesluit het verboden is om al dan niet verdunde bestrijdingsmiddelen op een zodanige wijze te verwijderen dat zij in enig oppervlaktewater geraken of kunnen gcraken. Daai de voorbehandelingsmiddelen als bestrijdingsmiddelen zijn aangcmerkl is lozing van de vooibehandelingsmiddelen in oppervlaktewater verboden. 7. OMVANG EMISSIE VOORBEHANDELINGSMIDDELEN. Momenteel is er nog geen compleet inzicht in de kwantitatieve omvang van de emissie naar het oppervlaktewater van de voorbehandelingsmiddelen. Gezien de complexiteit is ook niet te verwachten dat een sluitend kwantitatief beeld is te krijgen. In het sektor rapport van de werkgroep Bloemisterij (2) wordt aangegeven dat in concentratiegebieden van de bloementeelt sprake kan zijn van een aanzienlijke waterverontreiniging als gevolg van de voorbehandeling van snijbloemen. In dit zelfde sektorrapport wordt aangegeven dat er in totaal ongeveer 6000 kg werkzame stof/jaar aan voorbehandelingsmiddelen worden gebruikt. Deze hoeveelheid is o.a. gebaseerd op gegevens van de VBN over de aanvoer van snijbloemen op de veilingen over 1988. Geschat wordt dat ongeveer 50 % hiervan via schrobputjes en riolering in het oppervlaktewater of grondwater terecht komt (tabel 2.7 sektorrapport). Een overzicht van de hoeveelheden voorbehandelingsmiddelen die volgens opgave van de VBN in 1990 op de veilingen werden aangevoerd wordt gegeven in tabel 1. Opgemerkt dient te worden dat de hoeveelheden in deze tabel niet direkt vergeleken kunnen worden met het in het MJP-G aangegeven gebruik van 6.000 kg w.s./jaar. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn dat ten tijde van het schrijven van het MJP-G het gebruik van AOA nihil was en dat ten gevolge van het verplicht stellen van voorbehandeling van rozen met aluminiumsulfaat het gebruik hiervan enorm is toegenomen van ± 200 kg in 1988 tot ruim 29.000 kg in 1990. Tabel 1.: Overzicht aanvoer voorbehandelingsmiddelen op veilingen (1990) STOFNAAM HOEVEELHEID (kg w.s.) OPMERKINGEN Amino-oxyazijnzuur 3015 ler vcrvanging S l S Zilvcrthiosulfaal (SYS) 0 max gebruik * 100 kg o.b.v. zilver Gibbcrellinczuur 66 Suikers 220.000 (Ju.ikrn.iiic ammoniumverbindingen 1350 Aluminiumsulfaal 29.230 j Hydroxychinohnesulfaal 50 Njiriumhypochloricllrichloorisocyanuur/.uur 0 Gerbera CMooramine-T 50 zomcrblocmen Uitvloeiers ± 2600 kg (10.4 m 1 ) Bron: VBN (1991). Hiernaast worden er voorbehandelingsmiddelen gebruikt die niet op de veiling worden aangevoerd omdat de snijbloemen die met deze middelen worden voorbehandeld droog aangevoerd worden op de veiling (gerbera). Dit geldt met name voor de voorbehandelingsmiddelen waarvan de werking berust op het vrijkomen van aktief Geschat wordt dat door de gerberakwekers die zijn aangesloten bij de BVH, ongeveer 2500 1 chloorbleekloog (15%) en 250 kg chloortabletten (trichloorisocyanuurzuur) per jaar wordt gebruikt. Het marktaandeel gerbera van de BVH bedraagt ongeveer 40 %. Op basis hiervan kan voor heel Nederland de hoeveelheid worden geschat op ongeveer 6250 1 chloorbleekloog (940 kg) en 625 kg chloortabletten (trichloorisocyanuurzuur). Het totale gebruik aan voorbehandelingsmiddelen m.u.v. suikers kan op basis van deze gegevens worden berekend op ongeveer 38000 kg. De hoeveelheid isocyanuurzuur die ten gevolge van het gebruik van trichloorisocyanuurzuur per jaar per gerbera-teler vrijkomt wordt geschat op 1,5 kg. De bassins ten behoeve van de behandeling hebben veelal een inhoud van 4 m3, zodat de concentratie isocyanuurzuur in dit bassin op het moment van lozen ongeveer 380 mg/l is (pers. meded. H. Barendse, BVH). 8. MAATREGELEN IN HET KADER VAN HET MJP-G M.B.T. VOORBEHANDELINGSMIDDELEN. In het Sektorrapport Bloemisterij wordt t.b.v. het terugdringen van de emissie van bestrijdingsmiddelen naar het milieu, naast het beperken van het gebruik aan bestrijdingsmiddelen, het volgende aangegeven betreffende de restanten voorbehandelingsmiddelen: "Veilingen dienen eraan bij te dragen de kwaliteit van de produkten te verhogen door schoon en goed werken van de telers te stimuleren. Het oneigenlijk gebruik van voorbehandelingsmiddelen dient te worden tegengegaan. Tevens dienen de veilingen hun leden te adviseren over te gaan op het telen van soorten en cultivars die beter houdbaar zijn. Waar de veiling bepaalde voorbehandelingen adviseert of voorschrijft, draagt deze ook de verantwoordelijkheid voor de realisatie van een adequaat en milieuhygienisch verantwoord inzamelings- en verwerkingscircuit." De veilingen ontkennen deze verantwoordelijkheid niet, maar zijn van mening dat de eerste verantwoordelijkheid m.b.t. een goede verwerking van voorbehandelingsmiddelen bij de telers ligt. In het sektorrapport wordt verder aangegeven dat de reductie in de emissie van voorbehandelingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater wordt geraamd op 100 % in 1995. De acties die in het kader van het MJP-G zullen worden ondernomen zijn: a. Het onderzoek gericht op de vervanging van zilverthiosulfaat en aluminiumsulfaat als voorbehandelingsmiddelen zal met prioriteit worden voortgezet. b. De vermindering van het gebruik van voorbehandelingsmiddelen zal met kracht worden nagestreefd. c. Bij onderzoek naar nieuwe rassen en varieteiten van snijbloemen zal de houdbaarheid van de bloemen, zonder gebruik van chemische hulpstoffen als voorbehandelingsmiddel, een belangrijk selectiecriterium gaan vormen. Ten tijde van het schrijven van deze notitie is in het kader van het MJP-G nog geen structurele uitwerking gegeven aan deze akties. Bij de veilingen is er wel sprake van nieuwe ontwikkelingen. Momenteel wordt in opdracht van veilingen aandacht besteed aan onderzoek naar nieuwe voorbehandelingsmiddelen. Met betrekking tot de vervanging van zilverthiosulfaat kan worden opgemerkt dat voor anjers amino-oxyazijnzuur is gei'ntroduceerd als alternatief. Hoewel wat betreft de hoeveelheid gebruikte voorbehandelingsmiddelen niet direct een verbetering wordt verwacht door de vervanging van STS door AOA, wordt deze vervanging vanuit milieukundig oogpunt toch als zinvol gezien, omdat AOA naar verwachting veel beter afbreekbaar is. Verwacht wordt dat ook voor aluminiumsulfaat binnen een aantal jaren een alternatief beschikbaar is. Tevens wordt aandacht besteed aan het terugdringen van het gebruik aan voorbehandelingsmiddelen door het voorschrijven van cultivarafhankelijke voorbehandeling. De VBN streeft er naar dat in de toekomst geen voorbehandelingsmiddelen meer hoeven te worden gebruikt. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van de geleverde produkten. De VBN wil dit bereiken door het voeren van een assortimentenbeleid dat gericht is op sterkere cultivars. Belangrijke redenen om dit beleid te gaan voeren zijn de kosten die gemoeid zijn met voorbehandeling en de mogelijke effekten van lozing ten gevolge van het gebruik van deze stoffen op het milieu. Met name dit laatste komt niet overeen met het imago dat snijbloemen zouden moeten hebben. Ondanks het streven van de VBN naar het niet meer hoeven gebruiken van voorbehandelingsmiddelen wordt verwacht dat dit in de komende jaren nog niet gerealiseerd kan worden. Gelet op het bovenstaande zal de in het MJP-G aangegeven emissiereductie van 100 % in 1995 dan ook niet worden bereikt doordat voorbehandelingsmiddelen in 1995 niet meer gebruikt worden. De veilingen zullen dus moeten voorzien in een adequate milieuhygienische inzameling en verwerking van de voorbehandelingsmiddelen, zodat langs deze weg de in het vooruitzicht gestelde emissiereductie kan worden gerealiseerd. Voor die stoffen die in een rwzi volledig biologisch afbreekbaar zijn en die de werking van de rwzi niet nadelig bei'nvloeden is lozing via de riolering op een rwzi een milieuhygienisch verantwoorde verwerking, welke kan worden gezien als een mogelijkheid om invulling te geven aan de emissiereductie van 100 % in 1995. Door de subwerkgroep Glastuinbouw van de Codrdinatiecommissie Uitvoering Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (CUWVO) wordt, in lijn met het MJP-G, aan de met het waterkwaliteitsbeheer belaste overheden vooralsnog aanbevolen om lozing van voorbehandelingsmiddelen vanuit de glastuinbouw niet toe te staan. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor de middelen waarvan de werking berust op het vrijkomen 8 van aktief chloor (NaOCl, chlooramine-T, trichloorisocyanuurzuur). Hiervan wordt de lozing op de riolering toegestaan. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat bij de toepassing van deze middelen chloorkoolwaterstoffen kunnen worden gevormd. De emissie van de chloorkoolwaterstoffen dient in beginsel te worden beeindigd. Dit kan worden gerealiseerd door de aandacht te richtcn op het ontwikkelen van milieuhygienisch verantwoorde alternatieven vooi deze middelen. 9. TOELATINGSCRITERIA T.B.V. VOORBEHANDELINGSMIDDELEN. 9.1 Algemeen. Door de afdeling Juridische - en Bedrijfsorganisatorische Zaken (JBZ) van het Min. van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is aangegeven dat de voorbehandelingsmiddelen onder de Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Volgens artikel 2 van deze wet is het verboden een bestrijdingsmiddel te verkopen, voorhanden of in voorraad te hebben of te gebruiken, waarvan niet blijkt, dat het ingevolge deze wet is toegelaten. Momenteel hebben maar een beperkt aantal voorbehandelingsmiddelen een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet (bijlage 3). Een groot gedeelte van het huidige gebruik van voorbehandelingsmiddelen betreft dus middelen die niet zijn toegelaten. Gelet op de stoffen die gebruikt worden als voedingsstoffen, t.w. sucrose en dextrose, de goede afbreekbaarheid van deze stoffen in een rwzi en mede gelet op de mogelijkheid die artikel 1, lid 5 van de Bestrijdingsmiddelenwet biedt, is het aan te bevelen de Bestrijdingsmiddelenwet voor deze voedingsstoffen buiten toepassing te verklaren. 9.2 Beoordeling m.b.v. beslisbomen. De voorbehandelingsmiddelen vallen onder de categorie Landbouwbestrijdingsmiddelen. Door de steungroep M (Milieu) van de CTB zijn ten behoeve van de toelating van bestrijdingsmiddelen onlangs zogenaamde beslisbomen opgesteld. In de CTB is besloten dat deze beslisbomen met ingang van 1 januari 1992 zullen worden gehanteerd. In de beslisboom m.b.t. "het gedrag in water" is ook de route via een rwzi opgenomen. Het ligt dus meer dan voor de hand om bij de toelating van voorbehandelingsmiddelen hierbij aansluiting te zoeken. Hierbij moet opgemerkt worden dat de aanvraagformulieren en de beslisbomen afgestemd zijn op andere toepassingswijzen dan bij voorbehandelingsmiddelen. Met name de geconcentreerde lozing op de rwzi vanaf de veiling is een voorbeeld van een specifiek verschil met andere landbouwbestrijdingsmiddelen. Bij de toelating van voorbehandelingsmiddelen is het belangrijk met name speciale aandacht te besteden aan de facetten biologische afbreekbaarheid en effekt op de werking van een rwzi. Voor de beoordeling van een eventuele restlozing vanuit de rwzi is het gewenst dat onderzoek wordt uitgevoerd naar de toxiciteit voor waterorganismen op verschillende trofische niveau's, zoals dit ook wordt aangegeven in de beslisboom "Risico voor waterorganismen". Voorbehandelingsmiddelen bestaan in een aantal gevallen uit een mengsel van verschillende componenten. Het is van belang dat bij de toelating van voorbehandelingsmiddelen nadrukkelijk gekeken wordt naar de totale formulering en niet alleen naar een biologisch aktieve component. Van een aantal hulpstoffen (m.n. oppervlakte aktieve stoffen) welke warden gebruikt in handelsformuleringcn van voorbehandelingsmiddelen is namelijk bekend dat deze een nadehg effekt hebben op aquatische organismen. In bijlage 6 is een overzicht gegeven van de milieugegevens van de voorbehandelingsmiddelen zoals die momenteel in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet bij de overheid aanwezig zijn. Uiteraard bestaan er nog diverse bronnen van gegevens zoals openbare literatuur, maar die blijven in eerste instantie buiten beschouwing, gezien de verplichting van toelatinghouders tot het aanleveren van gegevens. 9.3 Biologische afbreekbaarheid. Om een goede beoordeling mogelijk te maken is het van belang dat bij het onderzoek naar de biologische afbreekbaarheid van de voorbehandelingsmiddelen ook inzicht wordt verkregen in de metabolieten die bij de afbraak van de uitgangsstof worden gevormd. Als voorbeeld voor het belang hiervan kan worden gewezen op de uitvloeiers op basis van alkylfenolethoxylaten. Van alkylfenolethoxylaten is bekend dat zij, naar mate zij verder afbreken, toxischer worden voor aquatische organismen, waarbij uiteindelijk alkylfenol wordt gevormd. Inmiddels is door producenten van voorbehandelingsmiddelen aangegeven dat alkylfenolethoxylaten in voorbehandelingsmiddelen vervangen zullen worden door alkylethoxylaten. Voor de meeste produkten is deze vervanging reeds gerealiseerd. 9.4 Effekt op werking rwzi. Bij lozing van voorbehandelingsmiddelen via een riolering op een rwzi dient te worden nagegaan wat het effect van deze lozing op de werking van de rwzi is. Hierbij kan rekening worden gehouden met de verhouding tussen het debiet van de afvalwaterlozing en de droogweeraanvoer (dwa) op de rwzi. Ten behoeve van de grootste bloemenveilingen in Nederland t.w. de veiling VBA te Aalsmeer en BVH veilcentrum Naaldwijk is ingeschat hoe groot de verhouding is tussen het debiet van de afvalwaterlozing en de droogweeraanvoer op de rwzi waarop het afvalwater wordt geloosd (zie bijlage 4). Duidelijk is dat deze verhouding voor de verschillende veilingen varieert. Voorkomen moet worden dat er door deze aanpak voor de verschillende veilingen, afhankelijk van de capaciteit van de rwzi, verschillende gehalten voorbehandelingsmiddelen in het afvalwater mogen voorkomen. Daarom is gekozen voor de meest kritische situatie, de VBA te Aalsmeer. Als waarde voor bovengenoemde verhouding kan 0.04 worden genomen, overeenkomend met een verdunningsfactor van 25. Daar niet uitgesloten kan worden dat er een ruime spreiding in de lozing van voorbehandelingsmiddelen via de veiling aanwezig is, is het noodzakelijk om bij de toelating een zekere veiligheidsmarge aan te houden. 10 Een parameter om het effect van een afvalwaterlozing op de werking van een rwzi te bepalen is de respiratie- of nitrificatieremming. Gelet op het feit dat nitrificatieremming duidelijk een kritischer parameter is dan respiratieremming kan met een onderzoek naar de nitrificatieremming worden volstaan. Gelet op het bovenstaande wordl voorgesteld om bij de beoordeling van de toelating van voorbehandelingsmiddelen gegevens te vragen betreffende de nitrificatie remming van een 10-voudige verdunning van die concentratie waarin het middel wordt toegepast. Als toelatingscriterium, specifiek voor voorbehandelingsmiddelen, kan hierbij worden gehanteerd dat er bij een 10-voudige verdunning van de toepassingsconcentratie geen significante remming van de nitrificatie mag optreden. Een remming van meer dan 10% wordt in dit verband als significant aangemerkt. 10. EVALUATIE GEVOLGEN VOORGESTELDE MAATREGELEN. Het is duidelijk dat het feit dat de Bestrijdingsmiddelenwet van toepassing is op voorbehandelingsmiddelen gevolgen zal hebben. Hieronder wordt geprobeerd om deze gevolgen te evalueren. De totale marktwaarde van de voorbehandelingsmiddelen bedraagt ongeveer 5 miljoen gulden per jaar. De kosten van de onderzoeken t.b.v. de aanvraag voor een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet zijn hoog ten opzichte van de marktwaarde, die bijna geheel bepaald wordt door de binnenlandse afzet. Een gevolg kan zijn dat voor producenten de ontwikkeling van milieuhygienisch verantwoorde alternatieven voor b.v. STS en aluminiumsulfaat vanwege de hoge kosten t.o.v. de marktwaarde economisch niet haalbaar is of dat men de voorbehandelingsmiddelen die nu reeds een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet bezitten zal blijven gebruiken. Een ander gevolg kan zijn dat men middelen zal blijven gebruiken die niet toegelaten zijn. Hierbij kan worden opgemerkt dat een aantal van de als voorbehandelingsmiddel gebruikte stoffen eenvoudig is te verkrijgen. In feite betekent dit het in stand houden van de huidige situatie. Indien door een strikte handhaving en controle het gebruik van niet toegelaten voorbehandelingsmiddelen kan worden tegengegaan en er geen of onvoldoende toegelaten middelen op de markt zijn, heeft dit gevolgen die per gewas verschillend kunnen zijn. Gewassen als roos, gerbera, delphinium, bouvardia en astilbe zullen achteruit gaan in kwaliteit. Dit heeft tot gevolg dat een aanpassing in het assortiment snijbloemen zal moeten plaatsvinden. Deze aanpassing in het assortiment kan worden tegengegaan door onderzoek naar meer resistente rassen. Verwacht wordt dat dit echter op de korte termijn niet gerealiseerd kan worden. Op de afzetmarkt zal een verzwakking van de concurrentiepositie optreden met name ten opzichte van de buitenlandse produktie. Voor telers die gespecialiseerd zijn in de teelt van een gewas kan dit betekenen dat zij over moeten schakelen op een ander gewas. Hieruit blijkt dat het belang dat de sektor heeft bij voorbehandelingsmiddelen groot is. De sektor zou gezien dit belang in de kosten van het onderzoek kunnen bijdragen via de prijs die voor de voorbehandelingsmiddelen betaald moet worden. 11 Het zou gelet op het bovenstaande wenselijk zijn dat de kosten van onderzoek t.b.v. de toelatingsprocedure voor voorbehandelingsmiddelen opwegen tegen het op de markt brengen van milieuhygienisch verantwoorde alternatieven. Hierbij kan gedacht worden aan het benoemen van een aparte kategorie (L4) in de Richtlijnen toxicolo- L'iseh onderzoek bestrijdingsniiddelen Voor deze kategorie zou het onderzoek in het kader van de toelating zich kunnen beperken tot onderzoek op het gebied van de biologische afbreekbaarheid, remming van nitrificatie en toxiciteit voor aquatische organismen van drie verschillende trofische niveau's (alg, watervlo en vis). Een voordeel van een toegesneden toelatingsprocedure kan zijn dat in individuele gevallen ten behoeve van waterkwaliteitsbeheerders geen extra onderzoek hoeft te worden uitgevoerd om het effect van een emissie van de stoffen naar het aquatisch milieu te beoordelen. Een belangrijk bijkomend voordeel van een toelatingsprocedure is dat hiermee de kans aanmerkelijk wordt verminderd dat de verschillende waterkwaliteitsbeheerders verschillende criteria gaan hanteren. Ook telers, veilingen en leveranciers van voorbehandelingsmiddelen hebben belang bij een zoveel mogelijk uniforme en eenduidige visie vanuit de verschillende overheden. Leveranciers zullen beter in staat zijn het ontwikkelen van voorbehandelingsmiddelen af te stemmen op de eisen. Een ander gevolg van het feit dat voorbehandelingsmiddelen onder de Bestrijdingsmiddelenwet vallen is dat er regels zijn gesteld met betrekking tot de opslag van deze stoffen. Dit kan voor voorbehandelingsmiddelen die met behulp van een doseerinstallatie worden toegevoegd of in grote hoeveelheden (100 1 of 200 1 vaten) worden gebruikt praktische problemen opleveren bij opslag en toepassing. 12 11 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN. 11.1 Conclusies 1. Voorbehandelingsmiddelen worden sinds het midden van de jaren zeventig toegepast, in de jaren tachtig heeft liei gebruik een grote vlucht genomen. 2. Een aantal van de op dit moment toegepaste voorbehandelingsmiddelen heeft bij lozing een nadelig effekt op de kwaliteit van het oppervlaktewater en op de werking van een rwzi. 3. Veilingen en grote afnemers in binnen- en buitenland (grootwinkelbedrijven) spelen een belangrijke rol bij het verplichtstellen of aanbevelen van de toepassing van voorbehandelingsmiddelen. 4. De Bestrijdingsmiddelenwet is van toepassing op de stoffen die als voorbehandelingsmiddelen voor snijbloemen worden toegepast. Voorbehandelingsmiddelen voor snijbloemen moeten dientengevolge een toelating in het kader van deze wet bezitten. 5. Momenteel heeft slechts een beperkt aantal voorbehandelingsmiddelen een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet. 6. Daar de Bestrijdingsmiddelenwet van toepassing is op voorbehandelingsmiddelen is op grond van artikel 13, tweede lid van het Bestrijdingsmiddelenbesluit lozing van voorbehandelingsmiddelen in oppervlaktewater verboden. 7. De omvang van het gebruik aan voorbehandelingsmiddelen wordt in het MJP-G op basis van gegevens van 1988 geschat op 6000 kg werkzame stof. De omvang van het gebruik van voorbehandelingsmiddelen in 1990 is m.u.v. suikers (220.000 kg) berekend op ongeveer 38000 kg werkzame stof. 8. Het wordt door de veilingen niet toegestaan om snijbloemen op STS aan te voeren op de veiling. STS moet door de teler worden behandeld met een reagens om het zilver neer te slaan. Het neerslag kan in principe worden aangeboden bij veilingen of bij een KCA-depot van de gemeente. Een controle op deze verwerking wordt niet uitgevoerd. 9. Voorbehandelingsmiddelen worden, voor zover ze aangevoerd worden op de veiling, geloosd op de riolering. Voorbehandelingsmiddelen die niet aangevoerd worden op de veiling worden veelal bij de telers, eventueel na behandeling (STS), geloosd op de riolering of rechtstreeks op het oppervlaktewater. 13 11.2 Aanbevelingen 1. Het verdient aanbeveling om de producenten van voorbehandelingsmiddelen schriftelijk in kennis te stellen van het feit dat voorbehandelingsmiddelen onder de Bestrijdingsmiddelenwet vallen en dai voor deze middelen een toelating moet worden aangevraagd. 2. Het verdient aanbeveling om voor voorbehandelingsmiddelen een aparte categorie (L4) te benoemen in de Richtlijn toxicologisch onderzoek bestrijdingsmiddelen. Voor deze kategorie kan bij de toelating worden volstaan met een beperktere set aan gegevens, t.w. gegevens betreffende de biologische afbreekbaarheid, de remming van de nitrificatie en de toxiciteit voor aquatische organismen op drie trofische niveau's (alg, watervlo en vis). 3. Zodra duidelijkheid bestaat over de te volgen toelatingsprocedure, moeten alle bestaande en nieuwe voorbehandelingsmiddelen deze procedure doorlopen. Hierna zullen de veilingen, in tegenstelling tot de huidige praktijk, zich bij het verplichtstellen of voorschrijven van voorbehandelingsmiddelen beperken tot de middelen met een toelating of de middelen die geen toelating behoeven. 4. Voor voorbehandelingsmiddelen die nog niet toegelaten zijn moet zo spoedig mogelijk een toelatingsprocedure worden gestart. Het verdient aanbeveling om voor deze voorbehandelingsmiddelen een overgangstermijn te hanteren, waarbinnen niet zal worden opgetreden tegen het ontbreken van een toelating in het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet. 5. Het verdient aanbeveling om bij de toelating van voorbehandelingsmiddelen naast de biologisch aktieve component ook de andere in de handelsformulering aanwezige stoffen op dezelfde criteria als de biologisch aktieve component te beoordelen. 6. Bij de beoordeling van voorbehandelingsmiddelen kan gebruik worden gemaakt van de beslisbomen van de CTB. Hierbij dient tevens aandacht besteed te worden aan de biologische afbreekbaarheid en het effect van lozing van deze stoffen op de werking van een rwzi en de kwaliteit van het oppervlaktewater. 7. Het verdient aanbeveling om de Bestrijdingsmiddelenwet voor voedingssuikers buiten toepassing te verklaren (BMW. art 1, lid 5). 8. Het verdient aanbeveling om over te gaan op algehele aanvoer op de veiling van snijbloemen op water dat een voorbehandelingsmiddel bevat, voor die snijbloemen waarvoor voorbehandeling (nog) noodzakelijk is. Een uitzondering hierop betreft de snijbloemen welke behandeld worden met STS, indien op de veiling geen adequate verwerking van het STS bevattend water mogelijk is. 9. Het verdient aanbeveling om het gebruik van STS-houdende voorbehandelingsmiddelen op korte termijn sterk terug te dringen. Op dit moment is er voor Anjers een alternatief beschikbaar. 14 10. Het verdient aanbeveling om de controle op de verwerking van STS te verbeteren. 11. Teneinde de in het MJP-G genoemde emissiereductie te bereiken dient de aandacht te worden gericht op de ontwikkeling van volledig biologisch afbreekhn re alternatieven waarvan dc lozing geen schadelijke effect heeft op de werking van een rwzi en op de kwaliteit van het oppervlaktewater. 12. Voor die middelen waarvan de werking op het vrijkomen van actief chloor berust (NaOCl, chlooramine-T, trichloorisocyanuurzuur) moeten, gelet op de mogelijke vorming van chloorkoolwaterstoffen, op korte termijn milieuhygienisch verantwoorde alternatieven worden ontwikkeld. 13. Nagegaan moet worden of de voorschriften m.b.t. de opslag van bestrijdingsmiddelen ook moeten gelden voor voorbehandelingsmiddelen die met doseerinstallaties of in grote hoeveelheden (100 1 of 200 1 vaten) worden toegepast. 15 12. LITERATUUR 1. Meerjarenplan Gewasbescherming, 1991, Tweede Kamer, vergaderjaar 19901991, 21 677, nrs. 3-4. 2. Rapportage Werkgroep Bloemisterij. Achtergronddocument Meerjarenplan Gewasbescherming, 1990, Min. van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 3. Beslisbomen CTB 4. Richtlijnen Toxicologisch Onderzoek Bestrijdingsmiddelen (Kruisjestabel CTB). 5. RIZA-advies, RA/2748, 8 maart 1991, betreffende de lozing van uitvloeiers door de Vereniging Bloemenveiling Aalsmeer. 6. Use of alkylphenol ethoxylates in the Netherlands. De Kruijf K.M, J.F.Feenstra en W.P. Cofino, december 1991. V.U. Boekhandel/Uitgeverij Amsterdam. 16 Bijlagen 1. Producenten Voorbehandelingsmiddelen. 2. Overzicht voorbehandeling van siiijbloeineu. 3. Totaal overzicht voorbehandelingsmiddelen. 4. Lozingsoverzicht VBA te Aalsmeer en BVH veilcentrum Naaldwijk. 5. Overzicht bloemenveilingen in Nederland. 6. Beschikbare gegevens van voorbehandelingsmiddelen 17 Bijlage 1. Producenten Voorbehandelingsmiddelen. PRODUCENT ADRES PLAATS Brinkman Woutersweg 10 's-Gravenzande Lab. van der Sprang Schoolbaan 2 Roelofarendsveen N. Sosef B.V. Stationsweg 23 Honselersdijk Pokon & Chrysal Gooimeer 7 Naarden BIJLAGE 2: Voorbehandeling van snijbloemen per 1 mei 1992. (VBN) Produkt verplichl Aconilum ( hivsal AVB aanbcvolen Bottom loo Rorcver Aquilcgia Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Alstroemeria Chrysal SVB Alstroflor Rorissant 200 Antirrhinum majus Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever gevolgd door overzetten op verplichte voorbehandeling Chrysal AVB Rorissant 100 Rorcver Asclepias Chrysal AVB Rorissant 100 Florever Astilbe Rorissant 410 Agral + Rorissant 400 Agral + Bactoflor Agral + Chrysal OVB Agral + G.S. (cone. Agral 2 ml/1) Bouvardia Rosal (0.8 g/l)+ Agral (2 ml/1) Boflor Chrysal RVB Rorissant 600 Campanula Chrysal AVB Rorissant 100 Rorcver Carthamus Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. Celosia Rorissant 500 Chrysal CVB Chrysant tros van buiten Rorissant400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Bovengenoemde middelen + Agral 2 ml/1. Deze middelen gevolgd door den van de verplichte voorbchandlingsmiddeIcn Chrysant normaal cultuur geplozen (binnen en buiten) VBA: Rorissant 400 Bactoflor Chrvsal OVB G.S. Delphinium ( hrysal AVB Rorissant 100 Rorever Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Dianthus barbatus Dianthus standaard (j\njer) Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever (BVH: of Chrysal EVB) Dianthus tros (Anjer) Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever (BVH, VBA: of Chrysal EVB) Dicentra Chrysal AVB Rorissant 100 Florever Euphorbia fulgens Florissant 100 + 200 Chrysal AVB + SVB Florever + Alstroflor Freesia Gentiana Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. | Gerbera 1 Na- hypochloriet Chloortabletten (trichloorisocyanuurzuur) Gypsophila 30 gram suiker per liter gecombineerd met: Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. of: Rorissant 300 Chrysal GVB Helianthus Rorissant 500 Chrysal CVB Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever (Bovengenocmde middelen altijd gevolgd door voorbehandeling met den van de verplichte voorbehandelingsmiddelen Herfstaster (jester novi belgii) Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. Lathyrna Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Lavatera Chrysal AVB Rorissant 100 Florever Lilium (Azialische Hybriden) Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Physostegia virg. Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Rosa1 Rorissant 600 Rosaflor Chrysal RVB Scabiosa Chrysal AVB Rorissant 100 Rorever Solidago/Solidaster Rorissant 400 Bactoflor Chrysal OVB G.S. Veronica Chrysal AVB Rorissant 100 Rorcver Overige zomerbloemen (binnen en buiten) VBA & Rora: Rorissant 500 Chrysal CVB Overige zomerbloemen van buiten Rorissant 500 Chrysal CVB opm.: 1. Voor Roos en Gerbera dient het bakteriegehalie in de steel minder dan 1 miljoen bakterien per gram steel te bedragen. o < BIJL orever hrysal E S/l ci W o. > _ w X ra ra ~ ^ra^^ ^^ c2 53 .o N 12 E E c <si J= J= 8 > N «=; 1 3 *fl 2 le M 1 2 E U E U E > E CQ > CO 5E _y X 3 3 at? 1« .2o 5? .2 o > 3 1ra +w 3 3 5 E < u.o e ra c E ,y C 0 <a h 3 3 H ^3 y c OO OO OO S La O rys aangevra voor Alstroemer cn Euph bia fulge nee aangevra voor anji • aangevra voor Alstroemer -2 5 S Brinkm pro on c Pokon Lab v/d Pokon Brinkm Pokon i pro 0 « «° CZUU n CJJ ra M ibbe ai E c ra ibbe ci "i 10 ml 3 <fl U ibbe M E «a 73 | "^L Alstroflor — on "ra to ra hrysal S' *E ^* PO CO Lab v/d c ra 200 O Z 1/1 TOELATING H ra ilver CO O Q ilver m ilver FABRI ra f!3 Groeisi s hrysal A o orissant •o c CO TOF Ul WER elei 5 Etheen c ERKNAAM — e l i gsmi arbe d GROE Totaal ove •on ° .« £ •a ra BO -C u N k- I?3 :> ra 'ra B ra L~ B HJS <y *- 1 a F 8 s OO 1" c o X H aster g g . c S oo te IT J ra o — «. ra > x 2 « liola a s .a c .s < J So c ora i - —i c .H «J2 5 ra ra Q x a = s, s fl c c 0 CO c ra E £ 3 c 5 .*0 a. s> X a CO O Z 5 UJ 1 CO O Q E o o o ^ E + 3 3 uj ^E + 3 i i SP.S c° ill tl» I & 1/5 CO ra •— § S + 3 | |>2 c o e ra X C/5 UJ 2 C E 8 E f; U -^ Di O V icid a a. W O Iu IM -ra «> ra Li >—X OO _c •3 c il ?H2 c ra E CO ra Re H Z cU- 8 c oo E o u. cco > X) I 8 00 E OO E o o Ui c IM D. CO > X > X ra tiffs o 2 c c ra o ra > x2 <u ra J! 8 1 B I CO c u E 5 oo h B X £ c. U X CO CJ B B 0 | a. Q Cu > o co X O Z o oo — "S ^ 3 3 'oo 5 UJ to O Q E o 8 E E o E CN If II X O «8 B O -x: O 0- B OO W 3 3 OO' If II — x> — • EL I •o G -J Ui o 2 UJ u •**. 3 E O *S o E p '5 o O > fl 3+ CO ^ t*N *// a. UJ £ X E | B 2 B O _ra jj> £ ,- ra E E E ra > Ii X ii tl ii x Iu 1 E -o | | E i j >. u 5 E ra E V 3 E E O > 5+ frx o u S E ra lx. o E y ^3 a. UJ O 0 U- Cu u 0 ra m ra o E E ra O E xmmf W C? - 00 'ra J ii il u u B E ra 1 ra x U B x U CQ > 0- — ra rys B co > 0 3 E cr > 2 8 E c E E ra X X 0 0 o c c 3 ra 03 a ra CO b E — w O "ra X U UJ£ a •J E 8 0 E ra x u E ra B E B O o z 5 U a CO § c UJ SO O Q ra ra N u ra ra ra ,ra u B a ra rr\ ' y X 31 a-g c >. 3+ x ra 5 «-- B 'J O U. x 3 "o Ii , « a B DQ ">» a E Ii O u. 0 z Cu U >> x • - • z . — c ra i_ 5 c > c o eg CJ (J x o c ra t/j o z B. -J :•. X ra OS Z ra 0 i oo ra x U 50 U c cj a .c ra o. UJ O oO € oo ra Bijlage 4: Gegevens lozing voorbehandelingsmiddelen veiling VBA en BVW. Veiling VBA te Aalsmeer. Totale aanvoer :i:in fustwater per dag: 163 m3 (berekend). De totale afvoer aan water van de veiling naar de riolering wordt geschat op 720 m3/dag De aanvoer op rwzi Aalsmeer bedraagt 7.000 m3 per etmaal. Als we aannemen dat 90 % wordt aangevoerd tussen 7.00 uur en 19.00 uur, is de gemiddelde aanvoer 525 m3 per uur. De hoeveelheid fustwater op de veiling wordt voor een belangrijk deel over een deel van de dag geloosd; stel periode 7 uur. Per uur wordt dan gemiddeld (0.8* 163)/ 7 = 19 m3 geloosd. De verdunningsfactor is dan 525/19 = ± 25 maal. BVH veilcentrum Naaldwijk. Totale aanvoer aan fustwater per dag: 73 m3 (berekend). De totale afvoer aan water van de veiling naar de riolering wordt geschat op 430 m3/dag De aanvoer op rwzi Nieuwe Waterweg bedraagt 14.347 m3 per etmaal. Als we aannemen dat 90 % wordt aangevoerd tussen 7.00 uur en 19.00 uur, is de gemiddelde aanvoer 1076 m3 per uur. De hoeveelheid fustwater op de veiling wordt voor een belangrijk deel over een deel van de dag geloosd; stel periode 7 uur. Per uur wordt dan gemiddeld (0.8* 73)/ 7 = 8 m3 geloosd. De verdunningsfactor is dan 1076/8 = ± 135 maal. Bijlage 5: Overzicht bloemenveilingen in Nederland. 1. Cooperatieve vereniging "Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" B.A. (VBA). Legmeerdijk 313, 1431 GB Aalsmeer. PoStbUI 1000, 14WRA Aalsmeer Telefoon : 02977 - 34567. 2. Bloemenveiling Holland veilcentrum Naaldwijk. Dijkweg 66, 2675 AE Honselersdijk. Postbus 220, 2670 AE Naaldwijk. Telefoon : 01740 - 33333. 3. Cooperatieve Bloemenveilingvereniging "Flora" B.A. Laan van Verhof 3, 2231 BZ Rijnsburg. Postbus 10, 2230 AA Rijnsburg. Telefoon : 01718-55911. 4. Bloemenveiling Holland veilcentrum Bleiswijk. Klappolder 130, 2665 LP Bleiswijk. Postbus 500, 2665 ZM Bleiswijk. Telefoon : 01892 - 40911. 5. Verenigde Bloemen- en plantenveiling "Utrecht en Omstreken". Utrechtseweg 109°, 3451 GE Vleuten. Postbus 35, 3450 AA Vleuten. Telefoon : 03407 - 2044. 6. Cooperatieve Bloemenveilingvereniging 't Noorden B.A. Burg. Legroweg 80, 9761 TD Eelde. Telefoon : 05907 - 7711. 7. Cooperatieve Tuinbouwveiling Oost-Nederland B.A. Veilingweg 16, 6681 LA Bemmel. Postbus 40, 6680 AA Bemmel. Telefoon : 085 - 261911. 8. Veiling Zuid-Oost Nederland. Horsterweg 8, 5971 NE Grubbenvorst. Postbus 8503, 5970 AA Grubbenvorst. Telefoon : 077-897999. 9. Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland. Schipholweg 1, 2316 XB Leiden. Postbus 9324, 2300 PH Leiden. Telefoon : 071 - 161111. Bijlage 6: Beschikbare gegevens van voorbehandelingsmiddelen (m.u.v. uitvloeiers en hulpstoffen). Gegevens 1 7 3 4a 4b 4c 4d 5 6 1 i Fvsisch-chemisch Oplosbaarheid in water - - X X - - - - # X Vluchtigheid - - - X - - - - # - - - X - - - - - - - - - X - - - - - - - - - X - - - - - - - - - X - - - - - - Vogels, acuut oraal - - - X - - - - - - Vogels, subacuut oraal - - X X X - - - - - Algen, kortdurend - - - X X - - - - - Kreeftachtigen, kortdurend - - X X X - - - - - Vissen, kortdurend - - X X X X X - - - - - X - - - - - - - Log Kow pKa Gedrae in grond Omzetting bovengrond Omzetting metabolieten' Mobiliteit Mobiliteit metabolieten' Fotochemische afbraak Gedrae in water Water/slibsystemen Hydrolyse Fotolyse in water Toxiciteit voor organismen Vogels, semi-chronisch Waterorganismen, langdurend Bijen .Andere insektcn Rcgcnwormen Overiec eeccvens Bodemademhaling Nitrificatie Bioaccumulatie / noot bij tabel: * # Niet van toepassing voor metabolieten die in minder dan 10 % van de toegevoegde hoeveelheid aktieve stof voorkomen. Gegevens aanwezig, doch nog niet samengevat door RIVM. Ovri/irhl StOffel] 1 2 3 4 Ai))iiHH>xy;i/ijn/uur Zilverthiosulfaat Gibberellinezuur Quaternaireammoniumverbindingen 4a Benzalkoniumchloride 4b Dialkyldimethylammoniumchloride en bromide 4c Methyldodecylbenzyltrimethylammoniumchloride 4d Methyldodecylxylylbis(trimethylammoniumchloride) 5 Aluminiumsulfaat 6 Natriumhypochloriet/trichloorisocyanuurzuur 7 Chlooramine-T
© Copyright 2024 ExpyDoc