Beschrijving preventief adviesgesprek

Preventief Adviesgesprek
Werkblad beschrijving interventie
Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad
Titel interventie
interventienummer
Voor meer informatie en contact
www.nji.nl/jeugdinterventies
[email protected]
www.ncj.nl/onderwerpen/233/erkenningscommissie-interventies
www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies
www.effectiefactief.nl
[email protected]
2
Titel interventie
interventienummer
Colofon
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie
Naam
Arkin Preventie
Adres
2e Constantijn Huygensstraat 39
Postcode
Plaats
E-mail
Telefoon
1054 CP
Amsterdam
[email protected]
020-5901330
Fax
Website
www.puntp.nl
(van de interventie)
Contactpersoon
Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of
licentiehouder
Naam
Suzan Oudejans/Mark Bench VOF
Adres
Imogitituin 15
Postcode
Plaats
E-mail
Telefoon
Fax
1019RL
Amsterdam
[email protected]
06-41266952
-
Referentie in verband met publicatie
Naam auteurs:
Oudejans, SCC, Spits, ME, el Ouafrassi, M, Schweitzer, L
Titel interventie:
Preventief Adviesgesprek
Databank(en):
Plaats, instituut:
Amsterdam, PuntP Preventie
Datum:
30 april 2014
Het Werkblad moet een samenvatting van de beschikbare schriftelijke informatie zijn en geeft informatie
over de interventie die van belang is voor de beoordeling van de kwaliteit, effectiviteit en randvoorwaarden
3
Titel interventie
interventienummer
van de interventie. Daarnaast is de informatie bedoeld voor bezoekers van de databank(en) van de
samenwerkende organisaties.
Het Werkblad is een invulformulier, geordend naar onderwerp (doelgroep, doel enzovoort). De onderwerpen
volgen de criteria voor beoordeling. Kijk in de handleiding die bij dit werkblad hoort ter ondersteuning bij
het invullen van dit werkblad.
Dit is een gezamenlijk werkblad van de volgende organisaties
4
Titel interventie
interventienummer
Inhoud
Colofon .................................................................................................................................................................. 3
Samenvatting ........................................................................................................................................................ 6
Uitgebreide beschrijving ...................................................................................................................................... 8
1.
Probleemomschrijving .......................................................................................................................... 8
2.
Beschrijving interventie ........................................................................................................................ 9
3.
Onderbouwing ......................................................................................................................................16
4.
Uitvoering ............................................................................................................................................ 23
5.
Onderzoek naar praktijkervaringen ................................................................................................... 27
6.
Onderzoek naar de effectiviteit ........................................................................................................... 29
7.
Aangehaalde literatuur ........................................................................................................................ 30
5
Titel interventie
interventienummer
Samenvatting
Doelgroep
Het Preventief Adviesgesprek is bedoeld voor volwassenen en jongeren die (hulp)vragen hebben over
psychische klachten en/of verslavingsproblemen van zichzelf of van een persoon uit hun omgeving
Doel
Het Preventief Adviesgesprek beoogt volwassenen en jeugd die (hulp)vragen hebben over psychische
klachten en/of verslavingsproblemen te informeren en te adviseren over problemen en mogelijke
oplossingen. Het doel van het Preventief Adviesgesprek is dat de cliënt na afloop een vergroot bewustzijn
heeft ten aanzien van de eigen situatie en versterkt is in keuze-en persoonlijke mogelijkheden.
Aanpak
Het gesprek bestaat uit drie fases:
Fase 1: Probleemverheldering
Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden
Fase 3: Advisering
Ter versterking is er een telefonisch vervolggesprek na drie weken
Materiaal
De interventie is vastgelegd in het draaiboek ‘Preventief Adviesgesprek’ (Bijlage 1).
Voor signalering en screening zijn meetinstrumenten, afgestemd op doelgroep (jeugd, volwassenen,
omgeving) en thema (type klachten) beschikbaar, samen met handleidingen en criteria ter ondersteuning van
de advisering. Deze zijn opgenomen in het betreffende draaiboek.
Onderbouwing
Volgens het I-Change Model ligt de oorzaak van het niet tijdig zoeken van hulp in een gebrek aan
bewustzijnsfactoren. Deze factoren, kennis, cues to action en risico perceptie dienen derhalve aangepakt te
worden middels een informatiefactor, in dit geval het Preventief Adviesgesprek. Door te signaleren en
screenen, gebruik te maken van de KOP-visie, het vergroten van mental health literacy en de inzet van
motiverende gespreksvoering wordt het doel ‘een vergroot bewustzijn ten aanzien van de eigen situatie en
versterking in keuze- en persoonlijke mogelijkheden’ bereikt.
6
Titel interventie
interventienummer
Onderzoek
Uit een evaluatie op basis van de bijgehouden administratie over 166 gevoerde gesprekken die in 2012 en
2013 zijn gevoerd, komt naar voren dat het merendeel van de cliënten –op eigen initiatief- komt voor vragen
of hulp bij (een familielid met) psychische klachten.
Uitvoerders hebben aangegeven het Preventief Adviesgesprek een nuttige interventie te vinden, maar meer
behoefte aan structuur te hebben. Bovendien wilde men graag de beschikking hebben over
signaleringsinstrumenten en instrumenten om te screenen. Daarom is de aanpak gestructureerd uitgewerkt
en worden er signalerings- en screeningsvragen ingezet.
Er is tot op heden geen kwantitatief evaluatief onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie, en
naar de ervaringen met het telefonisch vervolggesprek. Dit staat gepland na ingebruikname van het protocol,
naar verwachting medio 2014.
Bijlagen:
1: Draaiboek Preventief Adviesgesprek
2: Casusbeschrijvingen
3: Samenvatting training
7
Titel interventie
interventienummer
Uitgebreide beschrijving
1. Probleemomschrijving
Probleem, plus spreiding en gevolg
Jaarlijks krijgt bijna één op de vijf mensen te maken met een psychische stoornis. Psychische
stoornissen zijn niet voorbehouden aan één of meer exclusieve groepen: ze komen voor in alle
landen, regio’s en gemeenschappen (Who, 2004). In Nederland krijgt bijna de helft van de burgers
(43,5%) hier ooit mee te maken. Stemmingsstoornissen, angststoornissen en middelenstoornissen
komen hierbij het meeste voor: één op de vijf volwassenen heeft ooit in het leven een dergelijke
stoornis gehad (van Dijk, Knispel, & Nuijen, 2011).
Er zijn grote maatschappelijke en economische kosten verbonden aan psychische stoornissen. Het
hebben van een psychische stoornis heeft grote gevolgen voor de patiënt: er is een relatief hoge
ziektelast in termen van levensjaren doorgebracht in minder goede gezondheid, en psychische
stoornissen zijn wat dat betreft vergelijkbaar met ernstige lichamelijke ziekten als een beroerte,
diabetes melitus, longkanker en COPD (van Dijk, et al., 2011). Er zijn ook risico’s voor de directe
omgeving van de patiënt: een naaste met een psychische stoornis zorgt voor een verstoring van
huishoudelijke routines, financiën, werk en vrije tijd, spanning in de relatie, en afname van sociale
steun (Bransen, 2007). Partners of mantelzorgers staan vaak zelf zo onder druk dat zij een verhoogd
risico lopen om ernstige psychische problemen te krijgen (Cuijpers, 2006; van Wijngaarden, Schene,
& Koeter, 2004). Kijkt men naar kosten van gezondheidszorg, dan vormen psychische stoornissen de
hoogste kostenpost, zo becijferde het RIVM over 2005.
Behandeling van psychische stoornissen is effectief, maar bereikt maar een deel van de mensen die
het nodig hebben: één derde van de volwassenen met een psychische stoornis ontvangt enigerlei
vorm van hulp, formeel danwel informeel (van Dijk, et al., 2011). Dit terwijl uit diverse onderzoeken
blijkt dat vroege klachten een groot risico vormen voor de ontwikkeling van ernstiger klachten op een
later tijdstip (Babor, Higgins-Biddle, Saunders, & Monteiro, 2001; Behrendt, Wittchen, Hofler, Lieb,
& Beesdo, 2009; Dennis & Scott, 2007; Karsten et al., 2011; van der Stel, 2007). Er valt dan ook meer
te winnen door in te grijpen in een vroeg stadium, met preventieve interventies bij lichte of
beginnende klachten. In een literatuurstudie naar preventieve interventies vond Cuijpers dat deze
het ontstaan van nieuwe psychische stoornissen met gemiddeld 27% verminderden (Cuijpers, 2006).
Vroeg ingrijpen betekent een verschuiving van het accent in doelstelling van de zorg: van genezing of
grondige verandering naar versterking van zelfoplossend- of zelfredzaam vermogen van de patiënt en
diens omgeving (Rijnders & Heene, 2010). Dit komt overeen met de huidige verandering in de zorg:
de Raad voor Volksgezondheid en Zorg geeft in hun discussienota ‘Zorg voor je Gezondheid!’ aan dat
de focus van de zorgsector moet verschuiven van zorg en ziekte naar gedrag en gezondheid (Raad
8
Titel interventie
interventienummer
voor de Volksgezondheid, 2010). Dientengevolge moet de zorgsector meer aandacht besteden aan
het voorkomen van ziektes en sneller ingrijpen bij gezondheidsontwikkelingen.
Echter, veel mensen met beginnende of lichte klachten, waaronder niet zelden leden van het netwerk
van patiënten zoals mantelzorgers en ouders, zoeken geen hulp (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene,
2010), of men doet dit pas laat, als er al schade is (Kohn, Saxena, Levav, & Saraceno, 2004). Een
mogelijke verklaring is dat het gebrek aan kennis over stoornissen en de herkenning daarvan, angst
voor stigmatisering, een slecht imago van de sector, en onbekendheid met- en van mogelijke formele
en informele hulpbronnen, een belemmering vormen (Nabitz, Oudejans, Dekker, & van den Brink,
2011; Oudejans & Spits, 2011; Rijnders & Heene, 2010; Romijn, Ruiter, & Smit, 2007; ten Have et al.,
2010). Rijnders en Cuijpers pleiten er dan ook voor om deze onbekendheid en daarmee gepaarde
drempelvrees te bestrijden door de (preventieve-) GGZ te vereenvoudigen of toegankelijker te
maken, door deze dichter bij de dagelijkse levenssituatie van de patiënt aan te bieden (Cuijpers,
2006; Rijnders & Heene, 2010). Daarbij denkt men aan samenwerking met de huisarts, met de
schooldecaan, of buurt- en wijkcentra.
Vroeg ingrijpen bij beginnende psychische klachten is dus belangrijk. Onder vroeg ingrijpen wordt
hulp verstaan via formele kanalen zoals de huisarts, een preventiewerker of andere
geïnstitutionaliseerde hulp, maar zeker ook via informele hulpbronnen, zoals de eigen directe
omgeving of netwerk. Veel mensen weten onvoldoende over hun eigen klachten, en zijn veelal niet op
de hoogte van mogelijkheden om deze, informeel of formeel, aan te pakken. Dit laagdrempelig
Preventief Adviesgesprek kan hierin uitkomst bieden.
2. Beschrijving interventie
2.1
Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep
Het Preventief Adviesgesprek is bedoeld voor volwassenen en jongeren die (hulp)vragen hebben over
psychische klachten en/of verslavingsproblemen van zichzelf of van een persoon uit hun omgeving.
Onder volwassenen wordt verstaan a) volwassenen die zelf vragen of klachten hebben, b) volwassen
mantelzorgers van mensen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen, en c) ouders van
minderjarige kinderen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen.
Onder jongeren wordt verstaan: a) jongeren vanaf 12 tot en met 23 jaar, die zelf vragen of klachten
hebben, én b) jongeren met (een) ouder(s) met psychische klachten en/of verslavingsproblemen.
Met (hulp)vragen bedoelen we in deze context vragen, risico’s voor het ontwikkelen van psychische
klachten, klachten en symptomen. Hiermee wordt het hele spectrum van psychosociale klachten tot
aan ernstige psychiatrie bedoeld. Met verslavingsproblemen wordt in deze context het hele spectrum
9
Titel interventie
interventienummer
van gebruik en gokken bedoeld: van normaal tot problematisch gebruik of gokken tot en met
chronische verslaving.
Intermediaire doelgroep
Het Preventief Adviesgesprek kent geen intermediaire doelgroep. Dit gesprek richt zich op de vragen,
problemen en klachten van deze personen zélf 1. De uitvoerders staan in direct contact met de
einddoelgroep. Uitvoerders kunnen Preventiewerkers of Praktijkondersteuner Huisartsenzorg GGZ
(POH-GGZ) zijn . Zie hiervoor ook ‘Locatie en uitvoerders’ onder 2.3 (Aanpak) van dit werkblad.
Selectie van doelgroepen
Een belangrijk kenmerk van het gesprek is laagdrempeligheid. Daarom worden er op voorhand zo
min mogelijk eisen gesteld aan het niveau van de klachten of de motivatie wat aan de problemen of
het gedrag te veranderen.
Werving vindt zowel plaats via de eigen PR-kanalen (zoals de website of via folders en flyers) van de
preventieafdeling, als wel via (folders en flyers bij) de huisarts, met de schooldecaan, of buurt- en
wijkcentra, waardoor toegang tot het gesprek dicht bij de dagelijkse levenssituatie van potentiële
cliënten ligt. Aanmelding geschiedt 1) via het secretariaat van de uitvoerende afdeling (bijvoorbeeld
een preventieafdeling), waarna de cliënten worden opgebeld door de uitvoerder om een afspraak in
te plannen; of 2) via een spreekuur op een school of in een buurthuis, waar ter plekke een afspraak
wordt gemaakt.
Criteria om mensen uit te sluiten zijn:
-
Als op voorhand blijkt dat er geen gesprek mogelijk is, zoals (verbale) agressie bij
aanmelding of extreme verwardheid.
-
Aanwezigheid van een acute crisissituatie
-
Aanwezigheid van concrete suïcideplannen
In de praktijk worden deze criteria als richtlijn gebruikt. De preventiemedewerker dient deze criteria
bij de aanmelding voor het gesprek zoveel mogelijk uit te vragen, echter dit kan ook gedurende het
gesprek vastgesteld worden. Eén van de functies van het Preventief Adviesgesprek is namelijk het in
kaart brengen van de problemen en advies uitbrengen over vervolgaanbod indien nodig. Als blijkt
dat een cliënt op voorhand uitgesloten moet worden van het Preventief Adviesgesprek, dan dient
verwezen te worden naar geëigend hulpaanbod 2.
1 Dat
dit zou kunnen leiden tot een betere opvoedingsstijl die tot minder problemen bij de jongere leidt, of tot stressreductie bij de mantelzorger die indirect
de ziektelast van de patiënt verlaagt, kan een gevolg zijn. Het is echter uitdrukkelijk geen doel van de interventie.
2
Dit geldt ook voor de situatie waarin tijdens het gesprek blijkt dat de problemen zodanig zijn dat een verdere voortzetting van het Preventief Adviesgesprek
niet geëigend is. De preventiemedewerker dient dan het gesprek tot dan toe af te ronden en direct door te verwijzen naar ander (zorg) aanbod ipv het
draaiboek te volgen.
10
Titel interventie
2.2
interventienummer
Doel
Hoofddoel
Het Preventief Adviesgesprek beoogt volwassenen en jeugd die (hulp)vragen hebben over psychische
klachten en verslavingsproblemen te informeren en te adviseren over problemen en mogelijke
oplossingen.
Het doel van het Preventief Adviesgesprek is dat de cliënt na afloop een vergroot bewustzijn heeft ten
aanzien van de eigen situatie en versterkt is in keuze- en persoonlijke mogelijkheden.
Subdoelen
Subdoelen voor de cliënt
De subdoelen van het Preventief Adviesgesprek zijn dat de cliënt na afloop:
-
toegenomen kennis en inzicht heeft over de aard en ernst van de psychische klachten en/of
problematisch verslavingsproblemen
-
toegenomen kennis en inzicht heeft in de beschikbare keuze- en persoonlijke mogelijkheden
-
een advies heeft gekregen
Het eerste gesprek wordt afgesloten met een advies. Dit advies is getrapt en kent drie varianten:
1) het gesprek was voldoende; cliënt gaat zelf aan de slag met keuzemogelijkheden/boort eigen
hulpbronnen aan buiten de kaders van hulpverlening;
2) een keuze voor ander (individueel, groep, of online, begeleide zelfhulp strategieën) preventief
aanbod;
3) een keuze voor ander zorgaanbod.
Subdoel voor de uitvoerder
Het subdoel voor de uitvoerder is vroegsignalering en screening. Dit subdoel is gerelateerd aan het
eerste subdoel voor de cliënt (“toegenomen kennis en inzicht over de aard en ernst van de
psychische klachten en/of verslavingsproblemen”)
11
Titel interventie
2.3
interventienummer
Aanpak
Opzet van de interventie
Het Preventief Adviesgesprek kent een laagdrempelige aanpak, die zich uit in zo min mogelijk
exclusiecriteria en een werving die verloopt via verschillende kanalen (zie ook punt 2.1). Het
ondersteunt volwassenen en jeugd én hun omgeving, die (hulp)vragen hebben over psychische
klachten en/of verslavingsproblemen.
Het Preventief Adviesgesprek bestaat uit één individueel gesprek, waarin -op gestructureerde wijze
en met behulp van screeningsinstrumenten- een advies op maat wordt gegeven.
Het Preventief Adviesgesprek duurt maximaal 60 minuten inclusief voorbereidings- en
afrondingswerkzaamheden.
De opbouw van het Adviesgesprek is als volgt:
1.
Voorstellen en inhoud gesprek
2. Kennismaking met cliënt
Fase 1: Probleemverheldering
3. Informatie verzamelen
a.
Klachten, Omgeving en Persoonlijke stijl
b. Signaleren
c.
Screenen
4. Terugkoppelen
Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden
5.
Kennis en informatie verstrekken
6. Inventarisatie oplossingen/mogelijke hulpbronnen/netwerk
Fase 3: Advisering
7.
Vaststelling motivatie voor verandering
8. Afronding gesprek
9. Advies
Afsluiting: Versterking
10. Telefonisch vervolggesprek
De eerste twee fasen zijn gericht op de subdoelen kennis- en inzichtvergroting over de aard en ernst
van de psychische klachten en/of verslavingsproblemen en vroegsignalering en screening door de
uitvoerder. De tweede en de derde fase zijn gericht op de kennis- en inzichtvergroting van de keuze12
Titel interventie
interventienummer
en persoonlijke mogelijkheden van de cliënt. In de derde fase richt de uitvoerder zich op advisering
naar een eventueel vervolgaanbod, dat tijdens het vervolggesprek bekrachtigd wordt, waardoor de
cliënt wordt versterkt in de keuze- en persoonlijke mogelijkheden.
Uitzonderingen
Er zijn situaties denkbaar waarin één gesprek niet voldoende is om de drie fases te doorlopen en tot
een advies te komen, zoals bij licht verstandelijk beperkten, cliënten die geen of slecht Nederlands
spreken, of bij relatief ingewikkelde problematiek 3. Het tweede gesprek gaat dan verder op het punt
waar men in het eerste gesprek is gebleven. Het Preventief Adviesgesprek is geschikt om uit te voeren
in andere talen dan het Nederlands, of er kan gebruik gemaakt worden van een tolk.
Locatie en uitvoerders
De interventie kan –afhankelijk van de uitvoerder- plaatsvinden op verschillende plekken, te weten:
•
•
door een Preventiewerker:
o
op de locatie van een preventieafdeling
o
op school (tijdens spreekuren op scholen)
o
in een buurthuis en/of bij de sociale loketten in de wijk (tijdens de spreekuren)
door een Praktijkondersteuner Huisartsenzorg GGZ (POH-GGZ)
o
in de huisartsenpraktijk
In Bijlage 2 bij dit werkblad is de aanpak van de interventie geïllustreerd met 4 casusbeschrijvingen.
Inhoud van de interventie
Na het voorstellen (1) en de kennismaking (2) met de cliënt, worden er tijdens het gesprek drie fases
doorlopen, zoals deze ook in Deskundig hulpverlenen van Egan worden besproken (Egan, 2009):
Fase 1: Probleemverheldering: Wat is er aan de hand? Probleem of (hulp)vraag van de cliënt
vaststellen, met behulp van:
3. Informatie verzamelen:
a.
gebruik makend van de KOP-visie: cliënten met klachten zijn vaak het overzicht en de
controle over hun leven kwijtgeraakt. Door de Klachten, Omgeving en Persoonlijke stijl
te inventariseren wordt samen met de cliënt het overzicht hersteld en een mogelijke
verklaring voor de klachten gevonden.
b. Signaleringsvragen stellen en screeningsvragenlijsten afnemen. Hiervoor worden o.a. de
DASS en de AUDIT als screeningsinstrumenten gebruikt.
3
Het betreft hier uitdrukkelijk wél cliënten die - die vanwege hun vragen of klachten- tot de doelgroep behoren van het Preventief Adviesgesprek. Het feit
dat het gesprek vanwege beperkingen uitloopt, is geen reden om mensen uit te sluiten. Voor het uitsluiten van mensen vooraf zijn de exclusiecriteria
eerder in dit stuk opgesteld.
13
Titel interventie
interventienummer
4. Terugkoppelen
Ten behoeve van 3b. en 4 zijn in Bijlage 4 van het draaiboek een zogenaamde ‘hulpkaarten’ voor de
screeningslijsten beschikbaar.
Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden: Welke oplossingen ziet de cliënt en welke zijn geschikt? In
deze fase wordt gesteund op twee pijlers:
5.
Kennis en informatie verstrekken: het vergroten van de ‘mental health literacy’ van de
individuele cliënt, en
6. Inventarisatie oplossingen/mogelijke hulpbronnen/netwerk met gebruik van Motiverende
Gespreksvoering
Fase 3: Advisering: Wat moet de cliënt ondernemen om de problemen aan te pakken? In deze fase
wordt, wederom met gebruik van Motiverende Gespreksvoering, naar een advies toegewerkt. De
houding van de uitvoerder is hier die van een gids/coach.
7.
Vaststelling motivatie voor verandering
8. Afronding gesprek
9. Advies (mede gebruik makend van de informatie uit de scores op de screeningslijsten)
Het gesprek wordt afgesloten met een advies en bijbehorende materialen. Dit advies is getrapt en
kent drie varianten:
1) het gesprek was voldoende; cliënt gaat zelf aan de slag met keuzemogelijkheden/boort eigen
hulpbronnen aan buiten de kaders van hulpverlening
2) een advies naar ander (individueel, groep, of on-line) preventief aanbod;
3) een advies naar ander zorgaanbod;
In het draaiboek van het Preventief Adviesgesprek staat op basis van de scores op de
screeningslijsten beslissingsondersteunende informatie vermeld in Bijlage 5.
Afsluiting: Versterking
10. Telefonisch vervolggesprek
Drie weken na het Preventief Adviesgesprek volgt een (telefonisch of face-to-face) vervolggesprek, ter
versterking van de interventie. Hierin wordt samen met de cliënt teruggekeken en indien nodig kan
de cliënt gemotiveerd worden voor ander preventie- of zorgaanbod:
a.
Terugkijken op het gesprek zelf
b. Wat heeft de cliënt aan het advies gehad?
c.
Hoe zijn de eventueel voorgenomen acties verlopen?
d. Eventuele nieuwe plannen of vervolgstappen bespreken
e.
Afsluiten
Ook in het telefonisch vervolggesprek wordt geleund op het gebruik van Motiverende
Gespreksvoering als gesprekstechniek.
14
Titel interventie
2.4
interventienummer
Ontwikkelgeschiedenis
Betrokkenheid doelgroep
De uiteindelijke doelgroep was niet direct betrokken bij het ontwikkelen van het protocol. Bij het
beschrijven en verder ontwikkelen van het protocol werd gebruik gemaakt van de praktijkervaringen
en expertise van betrokken medewerkers, dit door middel van:
o
individuele gespreken met 6 uitvoerende medewerkers van de preventieafdeling (waaronder
POH’s GGz)
o
gesprekken met de manager behandelzaken en een psychiater
o
organisatie van drie interne expertmeetings met verschillende betrokken
(preventie)medewerkers en leidinggevenden.
o
Een inventariserend interview met drie uitvoerders over hun ervaringen met de uitvoer van
de eerste gesprekken volgens dit protocol
Buitenlandse interventie
Niet van toepassing
2.5
Vergelijkbare interventies
In Nederland uitgevoerd
Worden in Nederland vergelijkbare interventies uitgevoerd, zo ver bekend? Welke?
Zijn deze opgenomen in één van de databanken met (potentieel) effectieve interventies ?
Voor zover bekend is een interventie als onderhavige niet bekend of beschreven bij één van de
databanken. Derhalve beschouwen we deze beschrijving als het eerst bekende en beschreven
Preventief Adviesgesprek.
Overeenkomsten en verschillen
Niet van toepassing
Toegevoegde waarde
Niet van toepassing
15
Titel interventie
interventienummer
3. Onderbouwing
Oorzaken
Ondanks de kennis dat vroeg ingrijpen en het steunen van de omgeving werkt, en het grote
preventie- en behandelaanbod in Nederland daarvoor (Bolier & Cuijpers, 2000; Ggznederland,
2005), zoeken mensen met beginnende klachten en leden van het netwerk zoals mantelzorgers en
ouders niet snel hulp (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene, 2010), of men doet dit pas laat, als er al
schade is (Kohn, et al., 2004). Een mogelijke verklaring is dat het gebrek aan kennis over
stoornissen, angst voor stigmatisering, met het beschikbare hulpaanbod van de GGZ, de
verslavingszorg en informele hulpbronnen en een slecht imago van de sector een belemmering vormt
(Nabitz, et al., 2011; Oudejans & Spits, 2011; Rijnders & Heene, 2010; Romijn, et al., 2007; ten Have,
et al., 2010). Zo is er een grote groep mensen die (hulp)vragen hebben, maar geen inzicht hebben in
de ernst en aard van de problemen en hoe deze problemen aangepakt kunnen worden. De
beantwoording van die vragen vereist een specialisatie en kennis die in de omgeving vaak niet
aanwezig is. Problemen worden zo groter en richten meer schade aan dan nodig.
Het ontbreken van de juiste informatie en prikkels belemmert mensen om op passende wijze in actie
te komen om hun vragen of problemen op formele of informele (via de eigen hulpbronnen) aan te
pakken. De factoren die hierbij een rol spelen zijn terug te vinden in de zogenaamde Awareness
factors in het Integrated Change Model (de Vries, Mesters, van de Steeg, & Honing, 2005; de Vries et
al., 2003). Dit model, ook wel afgekort tot het I-Change model, verklaart verandering van motivatie
en gedrag en is afgeleid van het ASE (Attitude – Sociale Invloed – Self Efficacy) model (Brug, van
Assema, & Lechner, 2012; Kok, Molleman, Saan, & Ploeg, 2005). Het vormt een integratie van
verschillende theorieën, zoals de theorie van gepland gedrag van Fishbein en Ajzen, de sociaalcognitieve theorie van Bandura, het Transtheoretische Model van Gedragsverandering van
Prochaska en DiClemente, het Precaution Adoption Model van Weinstein en het Health Belief Model
(de Vries, et al., 2003). Een schematische weergave van het model is te zien in figuur 1.
16
Titel interventie
interventienummer
Figuur 1. Het Integrated Change Model [De Vries, 2003]
Het I-Change model veronderstelt dat gedrag een gevolg is van iemands mogelijkheden en intenties,
die op hun beurt beïnvloed worden door motivationele factoren, zoals attitude, sociale invloed en
efficacy. Deze motivationele factoren worden zelf beïnvloed door verschillende factoren, zoals
predispositiefactoren (gedrags-, psychologische-, biologische- en sociaal-culturele factoren) en
bewustzijnsfactoren (kennis, cues to action en risicoperceptie). Bewustzijnsfactoren (de Awareness
factors in figuur 1) spelen dus een belangrijke eerste rol bij de motivatie en intentie tot gedrag.
Bewustzijn hebben over het probleem is een één van de voorwaarden is om iets aan de problemen te
doen (Brug, et al., 2012). Deze bewustzijnsfactoren worden niet alleen beïnvloed door de redelijk
stabiele predispositiefactoren, maar ook door informatie die verstrekt wordt, de zogenaamde
informatiefactoren (Information factors in figuur 1), te weten de kwaliteit van een boodschap, het
kanaal en de bron.
Derhalve is het belangrijk om de oorzaak te zoeken in deze bewustzijnsfactoren die te beïnvloeden
zijn via informatiefactoren. Volgens dit model ligt de oorzaak van het probleem bij een gebrek aan
deze factoren, te weten kennis, risicoperceptie en cues to action. Het Preventief Adviesgesprek richt
zich dan ook op deze drie factoren die de oorzaak zijn van het niet tijdig zoeken van hulp of aanboren
van de juiste hulpbronnen.
Aan te pakken factoren
De factoren die in het Preventief Adviesgesprek aangepakt worden zijn de bewustzijnsfactoren:
kennis, risicoperceptie en cues to action. Hierdoor zal het doel vergroting van het bewustzijn ten
17
Titel interventie
interventienummer
aanzien van de eigen situatie en versterking van keuze- en persoonlijke mogelijkheden bereikt
worden.
Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor kennis draagt bij aan het bereiken van het subdoel
‘toegenomen kennis en inzicht over de aard van de klachten’.
Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor risicoperceptie draagt bij aan het bereiken van het subdoel
‘toegenomen kennis en inzicht over de ernst van de klachten’ en aan het subdoel voor de uitvoerder
‘vroegsignalering en screening’.
Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor cues to action draagt bij aan het bereiken van de
subdoelen ‘toegenomen kennis en inzicht in de beschikbare keuze- en persoonlijke mogelijkheden’ en
het ‘ontvangen van advies’.
Aangezien deze bewustzijnsfactoren te beïnvloeden zijn via informatiefactoren geldt het Preventief
Adviesgesprek zelf als informatiefactor.
Verantwoording
Kenmerk van het Preventief Adviesgesprek is laagdrempeligheid. Dit betekent dat het gevoerd kan
worden met cliënten met een brede waaier aan vragen en klachten, en dat er –buiten de genoemde
exclusiecriteria- geen eisen worden gesteld aan de aard en de ernst van de klachten. Het is géén
intake of behandeling. De doelgroep betreft mensen met zowel (vragen over) psychische- als
verslavingsproblemen. Werving vindt zowel plaats via de eigen PR-kanalen van de preventieafdeling,
als wel via de huisarts, met de schooldecaan, of buurt- en wijkcentra, waardoor toegang tot het
gesprek dicht bij de dagelijkse levenssituatie van potentiële cliënten ligt (Cuijpers, 2006; Rijnders &
Heene, 2010)
Het Preventief Adviesgesprek beoogt bij mensen met vragen of klachten het bewustzijn ten aanzien
van de eigen situatie te vergroten en hen te versterken in hun keuze- en persoonlijke mogelijkheden.
De genoemde subdoelen voor de cliënt en uitvoerder zijn, zoals eerder genoemd, direct te herleiden
naar de eerder genoemde aan te pakken bewustzijnsfactoren uit het I-Change Model: kennis,
risicoperceptie en cues to action (de Vries, et al., 2005; de Vries, et al., 2003).
Het gesprek bestaat uit drie fases: probleemverheldering, verheldering van keuzemogelijkheden en
advisering. Het telefonische vervolggesprek dient ter versterking. In de onderstaande tabel hebben
we uitgewerkt welke elementen uit de aanpak van de interventie zich richten op welke factor en met
welk doel. In de cel staat de methodiek aangegeven.
18
Titel interventie
interventienummer
Hoofddoel →
Toegenomen bewustzijn ten aanzien van de eigen situatie, en
Factoren
Kennis
versterking van keuze- en persoonlijke mogelijkheden
Risicoperceptie
Subdoel
↓
Cues to action
Fase 1: Probleemverheldering
• Kennis- en inzichtvergroting over
Informatie verzamelen en
terugkoppelen
KOP-visie
de aard en ernst van de psychische
Signaleren en
klachten en/of
screenen
verslavingsproblemen
• Vroegsignalering en screening
#
Fase 2: Verheldering
keuzemogelijkheden
• Kennis- en inzichtvergroting over
Kennis en informatie verstrekken
Mental health
de aard en ernst van de psychische
literacy
klachten en/of
verslavingsproblemen
• Kennis- en inzichtvergroting over
Inventarisatie
oplossingen/mogelijke
Mental health literacy
hulpbronnen/netwerk
keuze- en persoonlijke
mogelijkheden
Fase 3: Advisering
• Kennis- en inzichtvergroting over
Motivatie voor verandering
Motiverende
de aard en ernst van de psychische
vaststellen
Gespreksvoering
klachten en/of
verslavingsproblemen
Motiverende
Afronding en advies
Gespreksvoering
• Het ontvangen van advies
Afsluiting: Versterking
Motiverende
Telefonisch vervolggesprek
Gespreksvoering
• Kennis- en inzichtvergroting over
keuze- en persoonlijke
mogelijkheden
#: dit is een uitvoerdersdoel (zie pagina 12, onder subdoelen)
De probleemverheldering in de eerste fase van het gesprek is gebaseerd op de zogenaamde KOP
(Klachten, Omgeving, Persoonlijke stijl)-visie (Rijnders & Heene, 2010). Hierin wordt verondersteld
dat aan de stap om naar de hulpverlening te gaan vaak al een lange periode van klachten voorafgaat,
en dat dit geresulteerd heeft in demoralisatie. Mensen lopen in toenemende mate vast in hun
pogingen om de klachten of problemen op te lossen, men wordt steeds wanhopiger en verliest het
overzicht over het eigen leven en de leefsituatie. Binnen de KOP-visie komen klachten voort uit een
ongelukkige combinatie van persoonlijke stijl en omstandigheden. Door deze in kaart te brengen
wordt het overzicht hersteld, en dit draagt bij aan de factor kennis. De inzet van signalering en
screening in de eerste fase is belangrijk in het kader van case-finding en het op professionele wijze
inschatten van de ernst van de problematiek door de uitvoerder, en het draagt hiermee bij aan de
factor risicoperceptie. Dit resulteert in het subdoel van vergroting van de kennis over- en inzicht in
de eigen situatie en het vormt een voorwaarde voor de elementen uit de tweede fase van het gesprek.
19
Titel interventie
interventienummer
In de tweede fase wordt de factor kennis verder aangepakt via het vergoten van mental health
literacy. Mental health literacy (ook wel vertaald als gezondheidsvaardigheden), behelst kennis en
overtuigingen over psychische stoornissen, over het omgaan met beginnende psychische klachten en
symptomen, en over het voorkómen van een stoornis (Jorm, 2012). In de Wetenschappelijke
Onderbouwing Depressiepreventie uit 2007 (Romijn, et al., 2007) wordt in dit kader gesteld dat “De
gebrekkige kennis van depressie [is] een van de belangrijkste redenen [is] dat de stoornis tot op
heden nog altijd weinig wordt herkend, gediagnosticeerd en behandeld. Onbekendheid, onjuiste
overtuigingen en taboes hebben belangrijke negatieve gevolgen: mensen zoeken in een (te) laat
stadium (professionele) hulp wanneer de problemen vaak al in een fase verkeren dat herstelkansen
kleiner zijn geworden en er inmiddels al persoonlijke en economische schade wordt geleden.
Onbekend maakt ook onbemind, en mensen met een depressie krijgen weinig steun van hun sociale
omgeving omdat anderen niet goed begrijpen wat er aan de hand is en niet goed weten wat in een
vroeg stadium gedaan kan worden.” Hoewel mental health literacy volgens Jorm voornamelijk
vergroot wordt in grotere publiekscampagnes, is de kennis- en informatieverstrekking binnen het
Preventief Adviesgesprek gericht op de componenten van mental health literacy, te weten: a) kennis
over het voorkomen van psychische stoornissen, b) herkenning als een stoornis zich ontwikkelt, c)
kennis over hulpverleningsmogelijkheden en behandelmogelijkheden, d) kennis van effectieve zelfhulp strategieën voor mildere klachten, en e) vaardigheden om naasten die een stoornis hebben of
ontwikkelen, te ondersteunen. Met name de punten c) t/m e) kunnen dienen als cues to action voor
een cliënt 4.
Een belangrijke pijler van het Preventief Adviesgesprek is de inzet van Motiverende gespreksvoering
(Miller & Rollnick, 2005). Dit vormt de basishouding van de uitvoerder en wordt ingezet in alle fases
van het gesprek, maar krijgt het zwaartepunt in de derde en de afrondende fase van het gesprek, bij
de inventarisatie van de oplossingen en de advisering, afronding en versterking. Motiverende
gespreksvoering is niet zozeer ‘[…]een methode, als wel een interactiestijl, waarin de begeleider (de
‘guide’) met de cliënt meeleeft en verandering uit de cliënt zelf naar voren laat komen’ (pp 250;
(Schippers & de Wildt, 2005).
Het vaststellen van de fase van motivatie voor gedragsverandering, in fase drie van het gesprek, is
afkomstig uit het Transtheoretische Model van Gedragsverandering van Prochaschka en DiClemente
(Kok, et al., 2005). Het neemt aan dat mensen door een aantal fases van motivatie voor
gedragsverandering gaan. Die vijf fases zijn Voorbeschouwing, Overpeinzing, Voorbereiding, Actie en
Gedragsbehoud. Het is volgens het I-Change Model van belang om informatie aan te passen aan het
stadium van verandering waarin iemand zit. Als iemand in de voorbeschouwingsfase zit, is het van
belang om vooral kennis over te brengen. Zit iemand in de overpeinzingsfase dient de focus meer te
liggen op diens (keuze)mogelijkheden (de Vries, Mudde, Dijkstra, & Willemsen, 1998). Gezien de
variëteit van de doelgroep van het Preventief Adviesgesprek is het mogelijk dat mensen in diverse
stadia van verandering zitten. Het is met gebruikmaking van deze extra informatie goed mogelijk om
in samenspraak met de cliënt een advies op maat te geven, en daardoor voor optimale cues to action
te zorgen.
4
Waarbij punt e) een belangrijke cue to action voor de mantelzorgers en de ouders in relatie tot hun naaste kan zijn
20
Titel interventie
interventienummer
Drie weken na het Preventief Adviesgesprek is er een telefonisch vervolggesprek. Dit vormt de
afsluitende, versterkende fase. Vanuit de behandeling van chronische aandoeningen is men zich meer
en meer bewust van de waarde van zogenaamde ‘pro-actieve checkups’. Dit zijn contactmomenten
om herstel te monitoren en snel opnieuw in te kunnen grijpen (Dennis, Scott, & Funk, 2003; Scott,
Dennis, & Foss, 2005). Hoewel er bij de doelgroep van het Preventief Adviesgesprek geen sprake is
van een chronische aandoening, rechtvaardigt het soort problemen en klachten wel een
vervolgmoment om de interventie te versterken en toe te leiden naar ander aanbod indien dit nodig
blijkt. Tevens blijkt het geven van een externe reminder als ‘cue to action’ effectief in het vervolgen
van de te nemen acties (Janz & Becker, 1984).
Hoewel volop ondersteund door modellen en visies, is de empirische evidentie voor een aantal
factoren niet eenduidig of soms zelfs onbekend. De KOP-visie is voor zover bekend (nog) niet
onderbouwd door empirische gegevens. Van signalering en screening is wel bekend dat het kan
leiden tot klachtenafname, hoewel dit vaak is onderzocht in combinatie met korte interventies (Saitz,
2010). Screening kan ook effectief zijn om mensen met een onbehandelde stoornis aan te zetten tot
het zoeken van professionele hulp (Romijn, et al., 2007). De status van het vergroten van de mental
health literacy is tot nog toe ‘veelbelovend’ (Jorm, 2012; Reavley & Jorm, 2010), ook hier zal de
toekomst moeten uitwijzen wat het effect is op factoren als hulpzoekgedrag, eigen-effectiviteit of
klachtenafname.
Voor motiverende gespreksvoering, worden doorgaans bescheiden effecten vastgesteld op
klachtenafname (Emmen, Schippers, Bleijenberg, & Wollersheim, 2004; Nilsen, 2009; Reavley &
Jorm, 2010; Saitz, 2010). Grotere effecten worden gevonden voor bereidheid tot verandering,
motivatie tot behandeling en therapietrouw (Borsari, Murphy, & Carey, 2009; Zoon, 2012). Dit is in
lijn met het hoofddoel van het Preventief Adviesgesprek: niet gericht op klachtafname maar op het
beïnvloeden van elementen die bijdragen aan gedragsverandering.
Het inzetten van een vervolggesprek dient ter versterking van de interventie, een zogenaamde proactieve checkup, of in termen van het I-Change model een cue to action. Informatie over voor de
werkzaamheid daarvan is afkomstig uit onderzoek naar de behandeling van chronische
aandoeningen, en richt zich voornamelijk op klachtafname. Daar draagt het monitoren en opnieuw
interveniëren bij aan de lange termijn uitkomsten van chronische aandoeningen als astma, kanker,
diabetes, maar ook depressie en andere ernstige psychische aandoeningen (Dennis & Scott, 2007). In
de verslavingszorg is deze strategie bekend onder de namen ‘concurrent recovery monitoring’ en
‘recovery management checkups’, waar ze kunnen bijdragen aan de consolidatie van het
behandelresultaat (Dennis & Scott, 2007; Dennis, et al., 2003; McKay et al., 2011; McLellan, McKay,
Forman, Cacciola, & Kemp, 2005; Scott & Dennis, 2009; Scott, et al., 2005). Dat laatste, consolidatie,
wil men ook bereiken met het telefonisch vervolggesprek.
21
Titel interventie
interventienummer
Werkzame elementen
•
Zeer toegankelijk door laagdrempeligheid (2, 5)
•
Inzicht in aard van de eigen klachten (2, 3)
•
Inzicht in de ernst van de eigen klachten (2, 3)
•
Inzicht in de samenhang tussen klachten, omgeving en persoonlijke stijl (2, 3)
•
Een gesprek op maat met bijbehorend advies (2, 5)
•
Inzicht in hulpbronnen, zowel uit de zorgsector als de eigen sociale omgeving (2, 5)
•
Een zetje in de rug om iets aan de klachten te doen (3, 5)
•
Mogelijkheid om cliënten tijdig te signaleren (2, 3, 5)
•
Herinnering en versterking door telefonisch vervolggesprek (2, 3)
22
Titel interventie
interventienummer
4. Uitvoering
Materialen
De interventie is vastgelegd in het draaiboek ‘Preventief Adviesgesprek’ (Bijlage 1).
Voor signalering en screening zijn meetinstrumenten, afgestemd op doelgroep (jeugd, volwassenen,
omgeving) en thema (type klachten) beschikbaar, samen met handleidingen, afkappunten en criteria
ter ondersteuning van de advisering. Gebruikte instrumenten zijn de AUDIT, de DUDIT en de DASS
(Babor, et al., 2001; de Beurs, van Dyck, Marqueni, Lange, & Blonk, 2001; Sinadinovic, Wennberg, &
Berman, 2012). Deze zijn opgenomen in het betreffende draaiboek.
Cliënten krijgen na afloop van het gesprek inhoudelijke themabrochures over de betreffende
aandoening uitgereikt, en worden –indien van toepassing- verwezen naar de instellingswebsite met
test en verdere informatie (www.jellinek.nl en www.puntp.nl).
Het advies of gesprek wordt niet vastgelegd. Wel kan de preventiewerker aantekeningen maken, om
later op terug te komen. Het opslaan van deze gegevens dient wel te gebeuren conform het
privacyreglement van de instelling.
Type organisatie
De interventie is geschikt om uitgevoerd te worden door (de preventie-afdeling van) een GGZorganisatie, of door (de POH-GGZ van) een huisartsenpraktijk.
Opleiding en competenties
Er is een eerste trainingsprotocol gemaakt, en uitgevoerd (zie de samenvatting daarvan in Bijlage 3).
Op basis daarvan zullen trainingen (basis- en vervolgtrainingen) voor de uitvoerders worden
ontwikkeld.
Uitvoerders van het Preventief Adviesgesprek zijn preventiewerker, gezondheids-bevorderaar in de
eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg; of POH GGZ (Praktijk Ondersteuner
Huisarts - Geestelijke Gezondheidszorg).
23
Titel interventie
interventienummer
Over het algemeen dienen uitvoerders op de hoogte te zijn van de doelen en werkwijze van het
Preventief Adviesgesprek –middels een basistraining en periodieke boostertrainingen- en in staat te
zijn empatisch, professioneel en systematisch gesprekken te voeren met cliënten.
Meer specifiek, dienen uitvoerders te beschikken over kennis van- en vaardigheden in:
•
GGZ- en verslavingsproblemen;
o
kennis van de meest voorkomende psychische klachten en verslavingen
o
kennis van psycho-actieve middelen, de uitwerking en de gevolgen van misbruik
daarvan;
o
kennis van co-morbiditeit.
•
motiverende gespreksvoering;
•
gespreksvoering op basis van de KOP-visie;
•
signaleren en screenen;
•
het protocol Preventief Adviesgesprek.
Kwaliteitsbewaking
Kwaliteitsbewaking is in handen van de uitvoerende afdeling.
Uitvoerders van het Preventief Adviesgesprek dienen de basistraining te hebben gevolgd, alsmede de
jaarlijkse vervolgtraining en intervisie bij te wonen. Daarnaast dienen uitvoerders de interventie
regelmatig uit te voeren, richtlijn is minimaal 1 gesprek per maand en 15 per jaar.
Structurele kwaliteitsmonitoring vindt vervolgens plaats binnen de in de uitvoerende instelling
geldende procedures voor cliënttevredenheid, uitkomsten en functioneren van medewerkers.
Randvoorwaarden
De uitvoerende organisatie dient rekening te houden met de volgende randvoorwaarden:
•
een goede cliëntenlogistiek, d.w.z. een secretariaat/receptie die de gesprekken in kan plannen naar
beschikbaarheid en aanwezigheid van de uitvoerders
•
voor gesprekken op locatie van de uitvoerende organisatie: voldoende spreekkamers
•
voor gesprekken buiten de locatie van de uitvoerende organisatie:
o
afspraken over de cliëntenlogistiek op deze externe locatie
o
voldoende samenwerking en afspraken over de uitvoering van het Preventief Adviesgesprek
o
voldoende spreekkamers
•
de beschikbaarheid over screeningsvragenlijsten
•
de beschikbaarheid van uitvoerders die gespecialiseerd zijn in de voorkomende problematiek
(psychiatrie én verslavingsproblemen)
•
de beschikbaarheid over tolken of uitvoerders die het gesprek met anderstaligen kunnen voeren
24
Titel interventie
•
interventienummer
capaciteit en materiaal om de beschikbaarheid van het Preventief Adviesgesprek onder de aandacht
te brengen van verwijzende intermediairs, zoals zorgmentoren op scholen, het Sociaal Loket van de
Gemeente Amsterdam, Zorgloketten en Zorgnetwerken, via voorlichting en spreekuren in
buurthuizen, via de reguliere communicatiekanalen met de huisartsen, nieuwsbrieven,
foldermateriaal en mailings.
•
voldoende budget- en/of financieringsmogelijkheden voor de uitvoering van de gesprekken. De
gesprekken die in 2013 en 2014 gevoerd zijn bij onderhavige organisatie, zijn gefinancierd via
gemeentelijke subsidies in het kader van selectieve preventie (de WMO).
De volgende contextuele randvoorwaarden zijn van belang:
•
Het Preventief Adviesgesprek is laagdrempelig. Veel cliënten aarzelen de stap naar de hulpverlening
te maken. Indien de locatie duidelijk de signatuur van een instelling voor GGZ of
verslavingsproblemen draagt, kan drempelverhogend werken. Het is belangrijk hier aandacht aan te
besteden, en te overwegen de gesprekken op een andere locatie plaats te laten vinden.
Implementatie
Het Preventief Adviesgesprek behandelt veel onderwerpen in korte tijd. Uitvoerders moeten goed in
staat zijn te structureren samen met de cliënt, en vervolgens te signaleren en te screenen. Daarnaast
moeten zij kennis hebben over psychische stoornissen en middelenstoornissen, én in staat zijn
cliënten op de juiste manier te adviseren. Het implementatietraject bestaat daarom voor een
belangrijk deel uit training van uitvoerders. De training bestaat grofweg uit twee onderdelen: een
deel over de fasering van het gesprek en gespreksvaardigheden (zoals motiverende gespreksvoering),
en een deel dat is gewijd aan het gebruik van screeningsinstrumenten, en het terugkoppelen van de
resultaten daarvan.
Andere onderdelen van het implementatietraject betreffen het opzetten van een cliëntenlogistiek, het
inrichten van het dossier, en het opzetten van een logistiek rondom de gebruikte
screeningsvragenlijsten.
Het implementatietraject zal een half jaar in beslag nemen.
Na ingebruikname van het protocol vindt een evaluatie plaats in de vorm van een pilotstudie. Hierin
wordt gedurende 6 maanden op kwantitatieve wijze uitvoerbaarheid, kosten, cliënt- en
uitvoerderstevredenheid en resultaten van het gesprek vastgesteld onder voldoende uitvoerders en
cliënten. Op basis van deze resultaten worden de interventie en het materiaal bijgesteld.
25
Titel interventie
interventienummer
Kosten
De kosten van de interventie zijn onder te verdelen in de volgende kostenposten (2013):
Materiaal:
Het draaiboek is alleen verkrijgbaar in combinatie met de training. Nabestellingen van het draaiboek
kosten € 15.
Training:
Vier-daagse training voor uitvoerders: € 1800 per uitvoerder, inclusief draaiboek.
De training bestaat uit drie onderdelen:
1)
een dag waarin het draaiboek wordt getraind, inclusief het gebruik van
screeningsinstrumenten, en het terugkoppelen van de resultaten daarvan
2)
twee dagen training motiverende gespreksvoering en de KOP-visie
3)
een trainingsdag psychopathologie en verslavingsproblemen;
•
kennis van de meest voorkomende psychische klachten en verslavingen
•
kennis van psycho-actieve middelen, de uitwerking en de gevolgen van misbruik daarvan.
In de praktijk zijn uitvoerders in grote geïntegreerde GGZ instellingen vaak geschoold in een of
meerdere onderdelen. In dat geval behoefte de uitvoerder alleen de onderdelen te volgen die voor
hem of haar van toepassing zijn.
Tijdsinvestering:
-
Het gesprek duurt maximaal 60 minuten per deelnemer
-
Het telefonisch vervolggesprek duurt maximaal 15 minuten per deelnemer
-
Organisatie, werving en administratie: 30 minuten per deelnemer
Op basis van 1 gesprek per deelnemer komt de totale tijdsinvestering op 105 minuten.
26
Titel interventie
interventienummer
5. Onderzoek naar praktijkervaringen
Onderzoek en resultaten
Uit een evaluatie op basis van de bijgehouden administratie over 166 gevoerde gesprekken in 2012 en
2013 –alle door de preventiemedewerkers van de afdeling- geeft een indruk van de kenmerken van
de twee belangrijke doelgroepen, hun vragen en het advies. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze
administratie beperkt is gebleven tot de cliënten die zich per telefoon via de receptie van de afdeling
hebben aangemeld, en er geen gegevens over jongeren zijn geregistreerd. Gesprekken gevoerd op
locatie van een buurthuis of een school zijn hierin dus niet meegenomen. Bovendien betreft een
basale administratie, aangezien er (mede vanuit het oogpunt van laagdrempeligheid en
vertrouwelijkheid) geen dossier wordt gevoerd over de Preventieve Adviesgesprekken.
Van de 92 volwassenen -met (hulp)vragen over psychische klachten en/of verslavingsproblemen van
zichzelf- die zich in bovengenoemde periode voor een Preventief Adviesgesprek hebben aangemeld,
was driekwart vrouw, en betrof het in de verre meerderheid (88%) Amsterdammers. Een derde van
de doelgroep (33%) kwam op advies van de POH-ggz of via de huisarts zelf, maar het merendeel
(50%) kwam op eigen initiatief, bijvoorbeeld via de website, een advertentie, of via mond op mond
reclame. Twee kleinere groepen meldden zich op advies van de centrale aanmeldingsafdeling van de
instelling (10%) aan, of op aanraden van maatschappelijk werk (7%).
Bijna alle cliënten (95%) kwamen met vragen over psychiatrische stoornissen. Een enkeling (4%) had
vragen over middelengebruik, al dan niet in combinatie met vragen over psychiatrie. In 13 gevallen
heeft de uitvoerder overleg gepleegd met andere disciplines, hoofdzakelijk met de POH-ggz of de
huisarts zelf. Helaas is van slechts een derde van de cliënten bijgehouden wat het afsluitende advies
van het Preventief Adviesgesprek is geweest. Voor driekwart (74%) van hen geldt dat zij geadviseerd
zijn om gebruik te maken van ander preventief aanbod zoals groepscursussen of online aanbod. Voor
2 van hen (7%) gold dat het gesprek genoeg was, en zij aan de slag konden met de eigen
keuzemogelijkheden. De rest van de groep (19%) is geadviseerd naar ander zorgaanbod,
voornamelijk richting de huisarts.
De 74 mantelzorgers van mensen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen bestond uit
nog meer vrouwen: 86%. Ook hier was het merendeel Amsterdammer (74%), zij het dat er ook een
substantieel deel van buiten Amsterdam kwam. De wijze waarop de mantelzorgers bij het Preventief
Adviesgesprek terecht komen, is wat anders dan voor de volwassenen die vragen voor henzelf
hebben: Verreweg het grootste deel (67%) -meer dan nog bij de volwassenen die zelf vragen hebbenkwam op eigen initiatief, bijvoorbeeld via de website, een advertentie, of via mond op mond reclame.
Een andere belangrijke weg voor de mantelzorgers is via de centrale afdeling aanmelding of de
voorlichtingsafdeling Informentaal van Arkin: via deze route kwam 15% bij het Preventief
27
Titel interventie
interventienummer
Adviesgesprek terecht. Een nagenoeg even groot deel (12%) werd via door preventiemedewerkers
zelf, via voorlichting of spreekuren op locaties in de wijk, op de mogelijkheid van het Preventief
Adviesgesprek gewezen en meldde zich daarna zelf aan. Een zeer klein deel van de doelgroep (6%)
kwam op advies van de POH-ggz of via de huisarts zelf.
Alle mantelzorgers zochten informatie voor- of hulp bij hoe ze kunnen omgaan met de problemen
van hun familielid, of hoe ze kunnen begrijpen wat er aan de hand is. Een grote groep mantelzorgers
(60%) heeft te maken met familieleden of partners met psychiatrische klachten. In bijna één op de
vijf gevallen (18%) ging het om familieleden of partners met problemen met alcohol, drugs, gokken,
ander gedrag of middelen. In de overige gevallen ging het om een combinatie van bovenstaande
problemen.
Helaas is ook binnen deze groep van niet iedereen (namelijk van circa 40%) bijgehouden wat het
afsluitende advies van het Preventief Adviesgesprek is geweest. Men moet dus voorzichtig zijn met de
interpretatie. Het beeld dat hieruit naar voren komt wijkt wat af van de andere doelgroep: voor 68%
gold dat het gesprek genoeg was, en men aan de slag kon met de eigen keuzemogelijkheden. Bijna
een op de vijf (19%) is geadviseerd om gebruik te maken van ander preventief aanbod zoals
groepscursussen, online aanbod of zelfhulp. De rest van de groep (13%) is geadviseerd naar ander
zorgaanbod, zoals richting de huisarts.
In de gesprekken zoals die worden genoemd in de Ontwikkelgeschiedenis, hebben de uitvoerders
aangegeven dat cliënten regelmatig aangeven aan dat het gesprek hen net een zetje in de rug geeft
zelf iets aan hun problemen of klachten te gaan doen of daadwerkelijk hulp te gaan zoeken. Tevens
hadden de uitvoerders in een eerder stadium aangegeven dat ze het een nuttige interventie vinden,
maar meer behoefte hebben aan structuur. Ze wilden graag de beschikking hebben over
signaleringsinstrumenten en instrumenten om te screenen. Daarom is de aanpak gestructureerd
uitgewerkt en worden er signalerings- en screeningsvragen ingezet. Uit het inventariserende
interview na afloop van de eerste gesprekken in deze vorm kwam naar voren dat de uitvoerders de
inzet van screeningslijsten hebben ervaren als zeer ondersteunend en behulpzaam, zowel voor
zichzelf, alswel voor de cliënten. Het geeft concrete informatie over klachten van een cliënt: dat is
onder meer behulpzaam bij het vasthouden van de focus van het gesprek, waardoor de inzet van deze
instrumenten over het algemeen niet erg veel (extra) tijd kost.
Er is tot op heden geen kwantitatief evaluatief onderzoek gedaan naar de uitvoering van de
interventie, en naar de ervaringen met het telefonisch vervolggesprek. Dit staat gepland na
ingebruikname van het protocol, naar verwachting medio 2014. Ten behoeve van dit evaluatieve
onderzoek zal een volledige gegevensverzameling worden opgezet, waarmee een beeld van de
populatie en een evaluatie van de doelen gegeven kan worden. Ook dan zal –op basis van die
ervaringen- de huidig concept training verder worden uitgewerkt en aangepast.
28
Titel interventie
interventienummer
6. Onderzoek naar de effectiviteit
Onderzoek in Nederland
Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de interventie in Nederland en wat zijn daarvan de
uitkomsten? Vermeld ook reviews en meta-analyses.
Onderzoek naar vergelijkbare interventies
Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze of een vergelijkbare interventie (in Nederland
en in het buitenland) en wat zijn daarvan de uitkomsten? Vermeld ook reviews en meta-analyses.
29
Titel interventie
interventienummer
7. Aangehaalde literatuur
Babor, T. F., Higgins-Biddle, J. C., Saunders, J. B., & Monteiro, M. G. (2001). AUDIT. The Alcohol Use
Disorders Identification Test. Guidelines for Use in Primary Care: World Health Organization.
Behrendt, S., Wittchen, H. U., Hofler, M., Lieb, R., & Beesdo, K. (2009). Transitions from first substance use
to substance use disorders in adolescence: is early onset associated with a rapid escalation? Drug
and Alcohol Dependence, 99(1-3), 68-78.
Bolier, L., & Cuijpers, P. (2000). Effectieve verslavingspreventie op school, in het gezin en in de wijk:
Trimbos Instituut.
Borsari, B., Murphy, J. G., & Carey, K. B. (2009). Readiness to change in brief motivational interventions: a
requisite condition for drinking reductions? Addict Behav, 34(2), 232-235.
Bransen, E. (2007). Mantelzorgers van mensen met psychische problemen. Maandblad Geestelijke
volksgezondheid (MGv), 62(1), 2-10.
Brug, J., van Assema, P., & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een
planmatige aanpak (8e druk ed.). Assen: van Gorcum/Open Universiteit.
Cuijpers, P. (2006). De toekomst komt vanzelf. De beloften van preventieve en vroege psychologische
behandelingen. Tijdschrift voor Psychotherapie, (32), 4-11.
de Beurs, E., van Dyck, R., Marqueni, L. A., Lange, A., & Blonk, R. W. B. (2001). De DASS: een vragenlijst
voor het meten van depressie, angst en stres. Gedragstherapie, 34, 18.
de Vries, H., Mesters, I., van de Steeg, H., & Honing, C. (2005). The general public's information needs and
perceptions regarding hereditary cancer: an application of the Integrated Change Model. Patient
Education and Counseling, 56, 154-165.
de Vries, H., Mudde, A., Leijs, I., Charlton, A., Vartiainen, E., Buijs, G., et al. (2003). The European Smoking
prevention Framework Approach (EFSA): an example of integral prevention. Health Education
Research, 18(5), 611-626.
de Vries, H., Mudde, A. N., Dijkstra, A., & Willemsen, M. C. (1998). Differential beliefs, perceived social
influences, and self-efficacy expectations among smokers in various motivational phases. Preventive
Medicine, 27, 681-689.
Dennis, M., & Scott, C. K. (2007). Managing addiction as a chronic condition. Addict Sci Clin Pract, 4(1), 4555.
Dennis, M., Scott, C. K., & Funk, R. (2003). An experimental evaluation of recovery management checkups
(RMC) for people with chronic substance use disorders. Evaluation and Program Planning, 26(3),
339-352.
Egan, G. (2009). Deskundig hulpverlenen. Een model, methode en vaardigheden (10 ed.). Assen: van
Gorcum.
Emmen, M. J., Schippers, G. M., Bleijenberg, G., & Wollersheim, H. (2004). Effectiveness of opportunistic
brief interventions for problem drinking in a general hospital setting: systematic review. BMJ,
328(7435), 318.
Ggznederland. (2005). Preventie biedt perspectief. Preventieprojecten binnen de GGZ. Amersfoort: GGZ
Nederland.
Janz, N. K., & Becker, M. H. (1984). The Health Belief Model: A decade later. Health Education Quarterly,
11(1), 1-47.
Jorm, A. F. (2012). Mental health literacy: empowering the community to take action for better mental
health. Am Psychol, 67(3), 231-243.
Karsten, J., Hartman, C. A., Smit, J. H., Zitman, F. G., Beekman, A. T., Cuijpers, P., et al. (2011). Psychiatric
history and subthreshold symptoms as predictors of the occurrence of depressive or anxiety disorder
within 2 years. Br J Psychiatry, 198(3), 206-212.
Kohn, R., Saxena, S., Levav, I., & Saraceno, B. (2004). The treatment gap in mental health care. Bulletin of
the World Health Organization(82), 858-866.
Kok, H., Molleman, G., Saan, H., & Ploeg, M. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve
gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ.
McKay, J. R., Van Horn, D., Oslin, D. W., Ivey, M., Drapkin, M. L., Coviello, D. M., et al. (2011). Extended
telephone-based continuing care for alcohol dependence: 24-month outcomes and subgroup
analyses. Addiction, 106(10), 1760-1769.
30
Titel interventie
interventienummer
McLellan, A. T., McKay, J. R., Forman, R., Cacciola, J., & Kemp, J. (2005). Reconsidering the evaluation of
addiction treatment: From retrospective follow-up to concurrent recovery monitoring. Addiction,
100(4), 447-458.
Miller, W. R., & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. Een methode om mensen voor te
bereiden op verandering (3rd ed.): Ekklesia.
Nabitz, U., Oudejans, S., Dekker, J., & van den Brink, W. (2011). Kwaliteit van de verslavingszorg. Het
resultaat van vijf opiniepeilingen tussen 1996 en 2008. Maandblad Geestelijke volksgezondheid
(MGv), 66 (11) 853-862.
Nilsen, P. (2009). Brief alcohol intervention to prevent drinking during pregnancy: an overview of research
findings. [Review]. Curr Opin Obstet Gynecol, 21(6), 496-500.
Oudejans, S., & Spits, M. (2011). Rapportage Telepanel 2011. Regiorapport Arkin. Mark Bench VOF.
Reavley, N., & Jorm, A. F. (2010). Prevention and early intervention to improve mental health in higher
education students: a review. Early Interv Psychiatry, 4(2), 132-142.
Rijnders, P., & Heene, E. (2010). Kortdurende psychologische interventies voor de eerste lijn (2nd ed.).
Amsterdam: Boom.
Romijn, G., Ruiter, M., & Smit, F. (2007). Meer effect met depressiepreventie? Strategieën voor
publieksvoorlichting, vroegherkenning en terugvalpreventie. Utrecht: Trimbos.
Saitz, R. (2010). Alcohol screening and brief intervention in primary care: Absence of evidence for efficacy in
people with dependence or very heavy drinking. Drug Alcohol Rev, 29(6), 631-640.
Schippers, G. M., & de Wildt, W. (2005). Motiverende gespreksvoering in Nederland. In W. R. Miller & S.
Rollnick (Eds.), Motiverende gespreksvoering. Een methode om mensen voor te bereiden op
verandering (3rd ed.): Ekklesia.
Scott, C. K., & Dennis, M. L. (2009). Results from two randomized clinical trials evaluating the impact of
quarterly recovery management checkups with adult chronic substance users. Addiction, 104(6),
959-971.
Scott, C. K., Dennis, M. L., & Foss, M. A. (2005). Utilizing Recovery Management Checkups to shorten the
cycle of relapse, treatment reentry, and recovery. Drug Alcohol Depend, 78(3), 325-338.
Sinadinovic, K., Wennberg, P., & Berman, A. (2012). Targeting problematic users of illicit drugs with
Internet-based screening and brief intervention: a randomized controlled trial. Drug and Alcohol
Dependence, 126(1-2).
ten Have, M., de Graaf, R., Ormel, J., Vilagut, G., Kovess, V., & Alonso, J. (2010). Are attitudes towards
mental health help-seeking associated with service use? Results from the European Study of
Epidemiology of Mental Disorders. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 45(2), 153-163.
van der Stel, J. (2007). Wat elke professional over verslaving moet weten. Canon verslaving. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
van Dijk, S., Knispel, A., & Nuijen, J. (2011). GGZ in tabellen. Utrecht: Trimbos Instituut.
van Wijngaarden, B., Schene, A. H., & Koeter, M. W. (2004). Family caregiving in depression: impact on
caregivers' daily life, distress, and help seeking. J Affect Disord, 81(3), 211-222.
WHO. (2004). Prevention of Mental Disorders. Effective interventions and policy options (summary
report). Geneva: World Health Organization.
Zoon, M. (2012). Wat werkt bij middelengebruik? Nederlands Jeugd Instituut.
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)(2010). Zorg voor je gezondheid! Gedrag en gezondheid: de
nieuwe ordening.
31