Preventief Adviesgesprek Werkblad beschrijving interventie Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad Titel interventie interventienummer Voor meer informatie en contact www.nji.nl/jeugdinterventies [email protected] www.ncj.nl/onderwerpen/233/erkenningscommissie-interventies www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies www.effectiefactief.nl [email protected] 2 Titel interventie interventienummer Colofon Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam Arkin Preventie Adres 2e Constantijn Huygensstraat 39 Postcode Plaats E-mail Telefoon 1054 CP Amsterdam [email protected] 020-5901330 Fax Website www.puntp.nl (van de interventie) Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder Naam Suzan Oudejans/Mark Bench VOF Adres Imogitituin 15 Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax 1019RL Amsterdam [email protected] 06-41266952 - Referentie in verband met publicatie Naam auteurs: Oudejans, SCC, Spits, ME, el Ouafrassi, M, Schweitzer, L Titel interventie: Preventief Adviesgesprek Databank(en): Plaats, instituut: Amsterdam, PuntP Preventie Datum: 30 april 2014 Het Werkblad moet een samenvatting van de beschikbare schriftelijke informatie zijn en geeft informatie over de interventie die van belang is voor de beoordeling van de kwaliteit, effectiviteit en randvoorwaarden 3 Titel interventie interventienummer van de interventie. Daarnaast is de informatie bedoeld voor bezoekers van de databank(en) van de samenwerkende organisaties. Het Werkblad is een invulformulier, geordend naar onderwerp (doelgroep, doel enzovoort). De onderwerpen volgen de criteria voor beoordeling. Kijk in de handleiding die bij dit werkblad hoort ter ondersteuning bij het invullen van dit werkblad. Dit is een gezamenlijk werkblad van de volgende organisaties 4 Titel interventie interventienummer Inhoud Colofon .................................................................................................................................................................. 3 Samenvatting ........................................................................................................................................................ 6 Uitgebreide beschrijving ...................................................................................................................................... 8 1. Probleemomschrijving .......................................................................................................................... 8 2. Beschrijving interventie ........................................................................................................................ 9 3. Onderbouwing ......................................................................................................................................16 4. Uitvoering ............................................................................................................................................ 23 5. Onderzoek naar praktijkervaringen ................................................................................................... 27 6. Onderzoek naar de effectiviteit ........................................................................................................... 29 7. Aangehaalde literatuur ........................................................................................................................ 30 5 Titel interventie interventienummer Samenvatting Doelgroep Het Preventief Adviesgesprek is bedoeld voor volwassenen en jongeren die (hulp)vragen hebben over psychische klachten en/of verslavingsproblemen van zichzelf of van een persoon uit hun omgeving Doel Het Preventief Adviesgesprek beoogt volwassenen en jeugd die (hulp)vragen hebben over psychische klachten en/of verslavingsproblemen te informeren en te adviseren over problemen en mogelijke oplossingen. Het doel van het Preventief Adviesgesprek is dat de cliënt na afloop een vergroot bewustzijn heeft ten aanzien van de eigen situatie en versterkt is in keuze-en persoonlijke mogelijkheden. Aanpak Het gesprek bestaat uit drie fases: Fase 1: Probleemverheldering Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden Fase 3: Advisering Ter versterking is er een telefonisch vervolggesprek na drie weken Materiaal De interventie is vastgelegd in het draaiboek ‘Preventief Adviesgesprek’ (Bijlage 1). Voor signalering en screening zijn meetinstrumenten, afgestemd op doelgroep (jeugd, volwassenen, omgeving) en thema (type klachten) beschikbaar, samen met handleidingen en criteria ter ondersteuning van de advisering. Deze zijn opgenomen in het betreffende draaiboek. Onderbouwing Volgens het I-Change Model ligt de oorzaak van het niet tijdig zoeken van hulp in een gebrek aan bewustzijnsfactoren. Deze factoren, kennis, cues to action en risico perceptie dienen derhalve aangepakt te worden middels een informatiefactor, in dit geval het Preventief Adviesgesprek. Door te signaleren en screenen, gebruik te maken van de KOP-visie, het vergroten van mental health literacy en de inzet van motiverende gespreksvoering wordt het doel ‘een vergroot bewustzijn ten aanzien van de eigen situatie en versterking in keuze- en persoonlijke mogelijkheden’ bereikt. 6 Titel interventie interventienummer Onderzoek Uit een evaluatie op basis van de bijgehouden administratie over 166 gevoerde gesprekken die in 2012 en 2013 zijn gevoerd, komt naar voren dat het merendeel van de cliënten –op eigen initiatief- komt voor vragen of hulp bij (een familielid met) psychische klachten. Uitvoerders hebben aangegeven het Preventief Adviesgesprek een nuttige interventie te vinden, maar meer behoefte aan structuur te hebben. Bovendien wilde men graag de beschikking hebben over signaleringsinstrumenten en instrumenten om te screenen. Daarom is de aanpak gestructureerd uitgewerkt en worden er signalerings- en screeningsvragen ingezet. Er is tot op heden geen kwantitatief evaluatief onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie, en naar de ervaringen met het telefonisch vervolggesprek. Dit staat gepland na ingebruikname van het protocol, naar verwachting medio 2014. Bijlagen: 1: Draaiboek Preventief Adviesgesprek 2: Casusbeschrijvingen 3: Samenvatting training 7 Titel interventie interventienummer Uitgebreide beschrijving 1. Probleemomschrijving Probleem, plus spreiding en gevolg Jaarlijks krijgt bijna één op de vijf mensen te maken met een psychische stoornis. Psychische stoornissen zijn niet voorbehouden aan één of meer exclusieve groepen: ze komen voor in alle landen, regio’s en gemeenschappen (Who, 2004). In Nederland krijgt bijna de helft van de burgers (43,5%) hier ooit mee te maken. Stemmingsstoornissen, angststoornissen en middelenstoornissen komen hierbij het meeste voor: één op de vijf volwassenen heeft ooit in het leven een dergelijke stoornis gehad (van Dijk, Knispel, & Nuijen, 2011). Er zijn grote maatschappelijke en economische kosten verbonden aan psychische stoornissen. Het hebben van een psychische stoornis heeft grote gevolgen voor de patiënt: er is een relatief hoge ziektelast in termen van levensjaren doorgebracht in minder goede gezondheid, en psychische stoornissen zijn wat dat betreft vergelijkbaar met ernstige lichamelijke ziekten als een beroerte, diabetes melitus, longkanker en COPD (van Dijk, et al., 2011). Er zijn ook risico’s voor de directe omgeving van de patiënt: een naaste met een psychische stoornis zorgt voor een verstoring van huishoudelijke routines, financiën, werk en vrije tijd, spanning in de relatie, en afname van sociale steun (Bransen, 2007). Partners of mantelzorgers staan vaak zelf zo onder druk dat zij een verhoogd risico lopen om ernstige psychische problemen te krijgen (Cuijpers, 2006; van Wijngaarden, Schene, & Koeter, 2004). Kijkt men naar kosten van gezondheidszorg, dan vormen psychische stoornissen de hoogste kostenpost, zo becijferde het RIVM over 2005. Behandeling van psychische stoornissen is effectief, maar bereikt maar een deel van de mensen die het nodig hebben: één derde van de volwassenen met een psychische stoornis ontvangt enigerlei vorm van hulp, formeel danwel informeel (van Dijk, et al., 2011). Dit terwijl uit diverse onderzoeken blijkt dat vroege klachten een groot risico vormen voor de ontwikkeling van ernstiger klachten op een later tijdstip (Babor, Higgins-Biddle, Saunders, & Monteiro, 2001; Behrendt, Wittchen, Hofler, Lieb, & Beesdo, 2009; Dennis & Scott, 2007; Karsten et al., 2011; van der Stel, 2007). Er valt dan ook meer te winnen door in te grijpen in een vroeg stadium, met preventieve interventies bij lichte of beginnende klachten. In een literatuurstudie naar preventieve interventies vond Cuijpers dat deze het ontstaan van nieuwe psychische stoornissen met gemiddeld 27% verminderden (Cuijpers, 2006). Vroeg ingrijpen betekent een verschuiving van het accent in doelstelling van de zorg: van genezing of grondige verandering naar versterking van zelfoplossend- of zelfredzaam vermogen van de patiënt en diens omgeving (Rijnders & Heene, 2010). Dit komt overeen met de huidige verandering in de zorg: de Raad voor Volksgezondheid en Zorg geeft in hun discussienota ‘Zorg voor je Gezondheid!’ aan dat de focus van de zorgsector moet verschuiven van zorg en ziekte naar gedrag en gezondheid (Raad 8 Titel interventie interventienummer voor de Volksgezondheid, 2010). Dientengevolge moet de zorgsector meer aandacht besteden aan het voorkomen van ziektes en sneller ingrijpen bij gezondheidsontwikkelingen. Echter, veel mensen met beginnende of lichte klachten, waaronder niet zelden leden van het netwerk van patiënten zoals mantelzorgers en ouders, zoeken geen hulp (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene, 2010), of men doet dit pas laat, als er al schade is (Kohn, Saxena, Levav, & Saraceno, 2004). Een mogelijke verklaring is dat het gebrek aan kennis over stoornissen en de herkenning daarvan, angst voor stigmatisering, een slecht imago van de sector, en onbekendheid met- en van mogelijke formele en informele hulpbronnen, een belemmering vormen (Nabitz, Oudejans, Dekker, & van den Brink, 2011; Oudejans & Spits, 2011; Rijnders & Heene, 2010; Romijn, Ruiter, & Smit, 2007; ten Have et al., 2010). Rijnders en Cuijpers pleiten er dan ook voor om deze onbekendheid en daarmee gepaarde drempelvrees te bestrijden door de (preventieve-) GGZ te vereenvoudigen of toegankelijker te maken, door deze dichter bij de dagelijkse levenssituatie van de patiënt aan te bieden (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene, 2010). Daarbij denkt men aan samenwerking met de huisarts, met de schooldecaan, of buurt- en wijkcentra. Vroeg ingrijpen bij beginnende psychische klachten is dus belangrijk. Onder vroeg ingrijpen wordt hulp verstaan via formele kanalen zoals de huisarts, een preventiewerker of andere geïnstitutionaliseerde hulp, maar zeker ook via informele hulpbronnen, zoals de eigen directe omgeving of netwerk. Veel mensen weten onvoldoende over hun eigen klachten, en zijn veelal niet op de hoogte van mogelijkheden om deze, informeel of formeel, aan te pakken. Dit laagdrempelig Preventief Adviesgesprek kan hierin uitkomst bieden. 2. Beschrijving interventie 2.1 Doelgroep Uiteindelijke doelgroep Het Preventief Adviesgesprek is bedoeld voor volwassenen en jongeren die (hulp)vragen hebben over psychische klachten en/of verslavingsproblemen van zichzelf of van een persoon uit hun omgeving. Onder volwassenen wordt verstaan a) volwassenen die zelf vragen of klachten hebben, b) volwassen mantelzorgers van mensen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen, en c) ouders van minderjarige kinderen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen. Onder jongeren wordt verstaan: a) jongeren vanaf 12 tot en met 23 jaar, die zelf vragen of klachten hebben, én b) jongeren met (een) ouder(s) met psychische klachten en/of verslavingsproblemen. Met (hulp)vragen bedoelen we in deze context vragen, risico’s voor het ontwikkelen van psychische klachten, klachten en symptomen. Hiermee wordt het hele spectrum van psychosociale klachten tot aan ernstige psychiatrie bedoeld. Met verslavingsproblemen wordt in deze context het hele spectrum 9 Titel interventie interventienummer van gebruik en gokken bedoeld: van normaal tot problematisch gebruik of gokken tot en met chronische verslaving. Intermediaire doelgroep Het Preventief Adviesgesprek kent geen intermediaire doelgroep. Dit gesprek richt zich op de vragen, problemen en klachten van deze personen zélf 1. De uitvoerders staan in direct contact met de einddoelgroep. Uitvoerders kunnen Preventiewerkers of Praktijkondersteuner Huisartsenzorg GGZ (POH-GGZ) zijn . Zie hiervoor ook ‘Locatie en uitvoerders’ onder 2.3 (Aanpak) van dit werkblad. Selectie van doelgroepen Een belangrijk kenmerk van het gesprek is laagdrempeligheid. Daarom worden er op voorhand zo min mogelijk eisen gesteld aan het niveau van de klachten of de motivatie wat aan de problemen of het gedrag te veranderen. Werving vindt zowel plaats via de eigen PR-kanalen (zoals de website of via folders en flyers) van de preventieafdeling, als wel via (folders en flyers bij) de huisarts, met de schooldecaan, of buurt- en wijkcentra, waardoor toegang tot het gesprek dicht bij de dagelijkse levenssituatie van potentiële cliënten ligt. Aanmelding geschiedt 1) via het secretariaat van de uitvoerende afdeling (bijvoorbeeld een preventieafdeling), waarna de cliënten worden opgebeld door de uitvoerder om een afspraak in te plannen; of 2) via een spreekuur op een school of in een buurthuis, waar ter plekke een afspraak wordt gemaakt. Criteria om mensen uit te sluiten zijn: - Als op voorhand blijkt dat er geen gesprek mogelijk is, zoals (verbale) agressie bij aanmelding of extreme verwardheid. - Aanwezigheid van een acute crisissituatie - Aanwezigheid van concrete suïcideplannen In de praktijk worden deze criteria als richtlijn gebruikt. De preventiemedewerker dient deze criteria bij de aanmelding voor het gesprek zoveel mogelijk uit te vragen, echter dit kan ook gedurende het gesprek vastgesteld worden. Eén van de functies van het Preventief Adviesgesprek is namelijk het in kaart brengen van de problemen en advies uitbrengen over vervolgaanbod indien nodig. Als blijkt dat een cliënt op voorhand uitgesloten moet worden van het Preventief Adviesgesprek, dan dient verwezen te worden naar geëigend hulpaanbod 2. 1 Dat dit zou kunnen leiden tot een betere opvoedingsstijl die tot minder problemen bij de jongere leidt, of tot stressreductie bij de mantelzorger die indirect de ziektelast van de patiënt verlaagt, kan een gevolg zijn. Het is echter uitdrukkelijk geen doel van de interventie. 2 Dit geldt ook voor de situatie waarin tijdens het gesprek blijkt dat de problemen zodanig zijn dat een verdere voortzetting van het Preventief Adviesgesprek niet geëigend is. De preventiemedewerker dient dan het gesprek tot dan toe af te ronden en direct door te verwijzen naar ander (zorg) aanbod ipv het draaiboek te volgen. 10 Titel interventie 2.2 interventienummer Doel Hoofddoel Het Preventief Adviesgesprek beoogt volwassenen en jeugd die (hulp)vragen hebben over psychische klachten en verslavingsproblemen te informeren en te adviseren over problemen en mogelijke oplossingen. Het doel van het Preventief Adviesgesprek is dat de cliënt na afloop een vergroot bewustzijn heeft ten aanzien van de eigen situatie en versterkt is in keuze- en persoonlijke mogelijkheden. Subdoelen Subdoelen voor de cliënt De subdoelen van het Preventief Adviesgesprek zijn dat de cliënt na afloop: - toegenomen kennis en inzicht heeft over de aard en ernst van de psychische klachten en/of problematisch verslavingsproblemen - toegenomen kennis en inzicht heeft in de beschikbare keuze- en persoonlijke mogelijkheden - een advies heeft gekregen Het eerste gesprek wordt afgesloten met een advies. Dit advies is getrapt en kent drie varianten: 1) het gesprek was voldoende; cliënt gaat zelf aan de slag met keuzemogelijkheden/boort eigen hulpbronnen aan buiten de kaders van hulpverlening; 2) een keuze voor ander (individueel, groep, of online, begeleide zelfhulp strategieën) preventief aanbod; 3) een keuze voor ander zorgaanbod. Subdoel voor de uitvoerder Het subdoel voor de uitvoerder is vroegsignalering en screening. Dit subdoel is gerelateerd aan het eerste subdoel voor de cliënt (“toegenomen kennis en inzicht over de aard en ernst van de psychische klachten en/of verslavingsproblemen”) 11 Titel interventie 2.3 interventienummer Aanpak Opzet van de interventie Het Preventief Adviesgesprek kent een laagdrempelige aanpak, die zich uit in zo min mogelijk exclusiecriteria en een werving die verloopt via verschillende kanalen (zie ook punt 2.1). Het ondersteunt volwassenen en jeugd én hun omgeving, die (hulp)vragen hebben over psychische klachten en/of verslavingsproblemen. Het Preventief Adviesgesprek bestaat uit één individueel gesprek, waarin -op gestructureerde wijze en met behulp van screeningsinstrumenten- een advies op maat wordt gegeven. Het Preventief Adviesgesprek duurt maximaal 60 minuten inclusief voorbereidings- en afrondingswerkzaamheden. De opbouw van het Adviesgesprek is als volgt: 1. Voorstellen en inhoud gesprek 2. Kennismaking met cliënt Fase 1: Probleemverheldering 3. Informatie verzamelen a. Klachten, Omgeving en Persoonlijke stijl b. Signaleren c. Screenen 4. Terugkoppelen Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden 5. Kennis en informatie verstrekken 6. Inventarisatie oplossingen/mogelijke hulpbronnen/netwerk Fase 3: Advisering 7. Vaststelling motivatie voor verandering 8. Afronding gesprek 9. Advies Afsluiting: Versterking 10. Telefonisch vervolggesprek De eerste twee fasen zijn gericht op de subdoelen kennis- en inzichtvergroting over de aard en ernst van de psychische klachten en/of verslavingsproblemen en vroegsignalering en screening door de uitvoerder. De tweede en de derde fase zijn gericht op de kennis- en inzichtvergroting van de keuze12 Titel interventie interventienummer en persoonlijke mogelijkheden van de cliënt. In de derde fase richt de uitvoerder zich op advisering naar een eventueel vervolgaanbod, dat tijdens het vervolggesprek bekrachtigd wordt, waardoor de cliënt wordt versterkt in de keuze- en persoonlijke mogelijkheden. Uitzonderingen Er zijn situaties denkbaar waarin één gesprek niet voldoende is om de drie fases te doorlopen en tot een advies te komen, zoals bij licht verstandelijk beperkten, cliënten die geen of slecht Nederlands spreken, of bij relatief ingewikkelde problematiek 3. Het tweede gesprek gaat dan verder op het punt waar men in het eerste gesprek is gebleven. Het Preventief Adviesgesprek is geschikt om uit te voeren in andere talen dan het Nederlands, of er kan gebruik gemaakt worden van een tolk. Locatie en uitvoerders De interventie kan –afhankelijk van de uitvoerder- plaatsvinden op verschillende plekken, te weten: • • door een Preventiewerker: o op de locatie van een preventieafdeling o op school (tijdens spreekuren op scholen) o in een buurthuis en/of bij de sociale loketten in de wijk (tijdens de spreekuren) door een Praktijkondersteuner Huisartsenzorg GGZ (POH-GGZ) o in de huisartsenpraktijk In Bijlage 2 bij dit werkblad is de aanpak van de interventie geïllustreerd met 4 casusbeschrijvingen. Inhoud van de interventie Na het voorstellen (1) en de kennismaking (2) met de cliënt, worden er tijdens het gesprek drie fases doorlopen, zoals deze ook in Deskundig hulpverlenen van Egan worden besproken (Egan, 2009): Fase 1: Probleemverheldering: Wat is er aan de hand? Probleem of (hulp)vraag van de cliënt vaststellen, met behulp van: 3. Informatie verzamelen: a. gebruik makend van de KOP-visie: cliënten met klachten zijn vaak het overzicht en de controle over hun leven kwijtgeraakt. Door de Klachten, Omgeving en Persoonlijke stijl te inventariseren wordt samen met de cliënt het overzicht hersteld en een mogelijke verklaring voor de klachten gevonden. b. Signaleringsvragen stellen en screeningsvragenlijsten afnemen. Hiervoor worden o.a. de DASS en de AUDIT als screeningsinstrumenten gebruikt. 3 Het betreft hier uitdrukkelijk wél cliënten die - die vanwege hun vragen of klachten- tot de doelgroep behoren van het Preventief Adviesgesprek. Het feit dat het gesprek vanwege beperkingen uitloopt, is geen reden om mensen uit te sluiten. Voor het uitsluiten van mensen vooraf zijn de exclusiecriteria eerder in dit stuk opgesteld. 13 Titel interventie interventienummer 4. Terugkoppelen Ten behoeve van 3b. en 4 zijn in Bijlage 4 van het draaiboek een zogenaamde ‘hulpkaarten’ voor de screeningslijsten beschikbaar. Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden: Welke oplossingen ziet de cliënt en welke zijn geschikt? In deze fase wordt gesteund op twee pijlers: 5. Kennis en informatie verstrekken: het vergroten van de ‘mental health literacy’ van de individuele cliënt, en 6. Inventarisatie oplossingen/mogelijke hulpbronnen/netwerk met gebruik van Motiverende Gespreksvoering Fase 3: Advisering: Wat moet de cliënt ondernemen om de problemen aan te pakken? In deze fase wordt, wederom met gebruik van Motiverende Gespreksvoering, naar een advies toegewerkt. De houding van de uitvoerder is hier die van een gids/coach. 7. Vaststelling motivatie voor verandering 8. Afronding gesprek 9. Advies (mede gebruik makend van de informatie uit de scores op de screeningslijsten) Het gesprek wordt afgesloten met een advies en bijbehorende materialen. Dit advies is getrapt en kent drie varianten: 1) het gesprek was voldoende; cliënt gaat zelf aan de slag met keuzemogelijkheden/boort eigen hulpbronnen aan buiten de kaders van hulpverlening 2) een advies naar ander (individueel, groep, of on-line) preventief aanbod; 3) een advies naar ander zorgaanbod; In het draaiboek van het Preventief Adviesgesprek staat op basis van de scores op de screeningslijsten beslissingsondersteunende informatie vermeld in Bijlage 5. Afsluiting: Versterking 10. Telefonisch vervolggesprek Drie weken na het Preventief Adviesgesprek volgt een (telefonisch of face-to-face) vervolggesprek, ter versterking van de interventie. Hierin wordt samen met de cliënt teruggekeken en indien nodig kan de cliënt gemotiveerd worden voor ander preventie- of zorgaanbod: a. Terugkijken op het gesprek zelf b. Wat heeft de cliënt aan het advies gehad? c. Hoe zijn de eventueel voorgenomen acties verlopen? d. Eventuele nieuwe plannen of vervolgstappen bespreken e. Afsluiten Ook in het telefonisch vervolggesprek wordt geleund op het gebruik van Motiverende Gespreksvoering als gesprekstechniek. 14 Titel interventie 2.4 interventienummer Ontwikkelgeschiedenis Betrokkenheid doelgroep De uiteindelijke doelgroep was niet direct betrokken bij het ontwikkelen van het protocol. Bij het beschrijven en verder ontwikkelen van het protocol werd gebruik gemaakt van de praktijkervaringen en expertise van betrokken medewerkers, dit door middel van: o individuele gespreken met 6 uitvoerende medewerkers van de preventieafdeling (waaronder POH’s GGz) o gesprekken met de manager behandelzaken en een psychiater o organisatie van drie interne expertmeetings met verschillende betrokken (preventie)medewerkers en leidinggevenden. o Een inventariserend interview met drie uitvoerders over hun ervaringen met de uitvoer van de eerste gesprekken volgens dit protocol Buitenlandse interventie Niet van toepassing 2.5 Vergelijkbare interventies In Nederland uitgevoerd Worden in Nederland vergelijkbare interventies uitgevoerd, zo ver bekend? Welke? Zijn deze opgenomen in één van de databanken met (potentieel) effectieve interventies ? Voor zover bekend is een interventie als onderhavige niet bekend of beschreven bij één van de databanken. Derhalve beschouwen we deze beschrijving als het eerst bekende en beschreven Preventief Adviesgesprek. Overeenkomsten en verschillen Niet van toepassing Toegevoegde waarde Niet van toepassing 15 Titel interventie interventienummer 3. Onderbouwing Oorzaken Ondanks de kennis dat vroeg ingrijpen en het steunen van de omgeving werkt, en het grote preventie- en behandelaanbod in Nederland daarvoor (Bolier & Cuijpers, 2000; Ggznederland, 2005), zoeken mensen met beginnende klachten en leden van het netwerk zoals mantelzorgers en ouders niet snel hulp (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene, 2010), of men doet dit pas laat, als er al schade is (Kohn, et al., 2004). Een mogelijke verklaring is dat het gebrek aan kennis over stoornissen, angst voor stigmatisering, met het beschikbare hulpaanbod van de GGZ, de verslavingszorg en informele hulpbronnen en een slecht imago van de sector een belemmering vormt (Nabitz, et al., 2011; Oudejans & Spits, 2011; Rijnders & Heene, 2010; Romijn, et al., 2007; ten Have, et al., 2010). Zo is er een grote groep mensen die (hulp)vragen hebben, maar geen inzicht hebben in de ernst en aard van de problemen en hoe deze problemen aangepakt kunnen worden. De beantwoording van die vragen vereist een specialisatie en kennis die in de omgeving vaak niet aanwezig is. Problemen worden zo groter en richten meer schade aan dan nodig. Het ontbreken van de juiste informatie en prikkels belemmert mensen om op passende wijze in actie te komen om hun vragen of problemen op formele of informele (via de eigen hulpbronnen) aan te pakken. De factoren die hierbij een rol spelen zijn terug te vinden in de zogenaamde Awareness factors in het Integrated Change Model (de Vries, Mesters, van de Steeg, & Honing, 2005; de Vries et al., 2003). Dit model, ook wel afgekort tot het I-Change model, verklaart verandering van motivatie en gedrag en is afgeleid van het ASE (Attitude – Sociale Invloed – Self Efficacy) model (Brug, van Assema, & Lechner, 2012; Kok, Molleman, Saan, & Ploeg, 2005). Het vormt een integratie van verschillende theorieën, zoals de theorie van gepland gedrag van Fishbein en Ajzen, de sociaalcognitieve theorie van Bandura, het Transtheoretische Model van Gedragsverandering van Prochaska en DiClemente, het Precaution Adoption Model van Weinstein en het Health Belief Model (de Vries, et al., 2003). Een schematische weergave van het model is te zien in figuur 1. 16 Titel interventie interventienummer Figuur 1. Het Integrated Change Model [De Vries, 2003] Het I-Change model veronderstelt dat gedrag een gevolg is van iemands mogelijkheden en intenties, die op hun beurt beïnvloed worden door motivationele factoren, zoals attitude, sociale invloed en efficacy. Deze motivationele factoren worden zelf beïnvloed door verschillende factoren, zoals predispositiefactoren (gedrags-, psychologische-, biologische- en sociaal-culturele factoren) en bewustzijnsfactoren (kennis, cues to action en risicoperceptie). Bewustzijnsfactoren (de Awareness factors in figuur 1) spelen dus een belangrijke eerste rol bij de motivatie en intentie tot gedrag. Bewustzijn hebben over het probleem is een één van de voorwaarden is om iets aan de problemen te doen (Brug, et al., 2012). Deze bewustzijnsfactoren worden niet alleen beïnvloed door de redelijk stabiele predispositiefactoren, maar ook door informatie die verstrekt wordt, de zogenaamde informatiefactoren (Information factors in figuur 1), te weten de kwaliteit van een boodschap, het kanaal en de bron. Derhalve is het belangrijk om de oorzaak te zoeken in deze bewustzijnsfactoren die te beïnvloeden zijn via informatiefactoren. Volgens dit model ligt de oorzaak van het probleem bij een gebrek aan deze factoren, te weten kennis, risicoperceptie en cues to action. Het Preventief Adviesgesprek richt zich dan ook op deze drie factoren die de oorzaak zijn van het niet tijdig zoeken van hulp of aanboren van de juiste hulpbronnen. Aan te pakken factoren De factoren die in het Preventief Adviesgesprek aangepakt worden zijn de bewustzijnsfactoren: kennis, risicoperceptie en cues to action. Hierdoor zal het doel vergroting van het bewustzijn ten 17 Titel interventie interventienummer aanzien van de eigen situatie en versterking van keuze- en persoonlijke mogelijkheden bereikt worden. Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor kennis draagt bij aan het bereiken van het subdoel ‘toegenomen kennis en inzicht over de aard van de klachten’. Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor risicoperceptie draagt bij aan het bereiken van het subdoel ‘toegenomen kennis en inzicht over de ernst van de klachten’ en aan het subdoel voor de uitvoerder ‘vroegsignalering en screening’. Het beïnvloeden van de bewustzijnsfactor cues to action draagt bij aan het bereiken van de subdoelen ‘toegenomen kennis en inzicht in de beschikbare keuze- en persoonlijke mogelijkheden’ en het ‘ontvangen van advies’. Aangezien deze bewustzijnsfactoren te beïnvloeden zijn via informatiefactoren geldt het Preventief Adviesgesprek zelf als informatiefactor. Verantwoording Kenmerk van het Preventief Adviesgesprek is laagdrempeligheid. Dit betekent dat het gevoerd kan worden met cliënten met een brede waaier aan vragen en klachten, en dat er –buiten de genoemde exclusiecriteria- geen eisen worden gesteld aan de aard en de ernst van de klachten. Het is géén intake of behandeling. De doelgroep betreft mensen met zowel (vragen over) psychische- als verslavingsproblemen. Werving vindt zowel plaats via de eigen PR-kanalen van de preventieafdeling, als wel via de huisarts, met de schooldecaan, of buurt- en wijkcentra, waardoor toegang tot het gesprek dicht bij de dagelijkse levenssituatie van potentiële cliënten ligt (Cuijpers, 2006; Rijnders & Heene, 2010) Het Preventief Adviesgesprek beoogt bij mensen met vragen of klachten het bewustzijn ten aanzien van de eigen situatie te vergroten en hen te versterken in hun keuze- en persoonlijke mogelijkheden. De genoemde subdoelen voor de cliënt en uitvoerder zijn, zoals eerder genoemd, direct te herleiden naar de eerder genoemde aan te pakken bewustzijnsfactoren uit het I-Change Model: kennis, risicoperceptie en cues to action (de Vries, et al., 2005; de Vries, et al., 2003). Het gesprek bestaat uit drie fases: probleemverheldering, verheldering van keuzemogelijkheden en advisering. Het telefonische vervolggesprek dient ter versterking. In de onderstaande tabel hebben we uitgewerkt welke elementen uit de aanpak van de interventie zich richten op welke factor en met welk doel. In de cel staat de methodiek aangegeven. 18 Titel interventie interventienummer Hoofddoel → Toegenomen bewustzijn ten aanzien van de eigen situatie, en Factoren Kennis versterking van keuze- en persoonlijke mogelijkheden Risicoperceptie Subdoel ↓ Cues to action Fase 1: Probleemverheldering • Kennis- en inzichtvergroting over Informatie verzamelen en terugkoppelen KOP-visie de aard en ernst van de psychische Signaleren en klachten en/of screenen verslavingsproblemen • Vroegsignalering en screening # Fase 2: Verheldering keuzemogelijkheden • Kennis- en inzichtvergroting over Kennis en informatie verstrekken Mental health de aard en ernst van de psychische literacy klachten en/of verslavingsproblemen • Kennis- en inzichtvergroting over Inventarisatie oplossingen/mogelijke Mental health literacy hulpbronnen/netwerk keuze- en persoonlijke mogelijkheden Fase 3: Advisering • Kennis- en inzichtvergroting over Motivatie voor verandering Motiverende de aard en ernst van de psychische vaststellen Gespreksvoering klachten en/of verslavingsproblemen Motiverende Afronding en advies Gespreksvoering • Het ontvangen van advies Afsluiting: Versterking Motiverende Telefonisch vervolggesprek Gespreksvoering • Kennis- en inzichtvergroting over keuze- en persoonlijke mogelijkheden #: dit is een uitvoerdersdoel (zie pagina 12, onder subdoelen) De probleemverheldering in de eerste fase van het gesprek is gebaseerd op de zogenaamde KOP (Klachten, Omgeving, Persoonlijke stijl)-visie (Rijnders & Heene, 2010). Hierin wordt verondersteld dat aan de stap om naar de hulpverlening te gaan vaak al een lange periode van klachten voorafgaat, en dat dit geresulteerd heeft in demoralisatie. Mensen lopen in toenemende mate vast in hun pogingen om de klachten of problemen op te lossen, men wordt steeds wanhopiger en verliest het overzicht over het eigen leven en de leefsituatie. Binnen de KOP-visie komen klachten voort uit een ongelukkige combinatie van persoonlijke stijl en omstandigheden. Door deze in kaart te brengen wordt het overzicht hersteld, en dit draagt bij aan de factor kennis. De inzet van signalering en screening in de eerste fase is belangrijk in het kader van case-finding en het op professionele wijze inschatten van de ernst van de problematiek door de uitvoerder, en het draagt hiermee bij aan de factor risicoperceptie. Dit resulteert in het subdoel van vergroting van de kennis over- en inzicht in de eigen situatie en het vormt een voorwaarde voor de elementen uit de tweede fase van het gesprek. 19 Titel interventie interventienummer In de tweede fase wordt de factor kennis verder aangepakt via het vergoten van mental health literacy. Mental health literacy (ook wel vertaald als gezondheidsvaardigheden), behelst kennis en overtuigingen over psychische stoornissen, over het omgaan met beginnende psychische klachten en symptomen, en over het voorkómen van een stoornis (Jorm, 2012). In de Wetenschappelijke Onderbouwing Depressiepreventie uit 2007 (Romijn, et al., 2007) wordt in dit kader gesteld dat “De gebrekkige kennis van depressie [is] een van de belangrijkste redenen [is] dat de stoornis tot op heden nog altijd weinig wordt herkend, gediagnosticeerd en behandeld. Onbekendheid, onjuiste overtuigingen en taboes hebben belangrijke negatieve gevolgen: mensen zoeken in een (te) laat stadium (professionele) hulp wanneer de problemen vaak al in een fase verkeren dat herstelkansen kleiner zijn geworden en er inmiddels al persoonlijke en economische schade wordt geleden. Onbekend maakt ook onbemind, en mensen met een depressie krijgen weinig steun van hun sociale omgeving omdat anderen niet goed begrijpen wat er aan de hand is en niet goed weten wat in een vroeg stadium gedaan kan worden.” Hoewel mental health literacy volgens Jorm voornamelijk vergroot wordt in grotere publiekscampagnes, is de kennis- en informatieverstrekking binnen het Preventief Adviesgesprek gericht op de componenten van mental health literacy, te weten: a) kennis over het voorkomen van psychische stoornissen, b) herkenning als een stoornis zich ontwikkelt, c) kennis over hulpverleningsmogelijkheden en behandelmogelijkheden, d) kennis van effectieve zelfhulp strategieën voor mildere klachten, en e) vaardigheden om naasten die een stoornis hebben of ontwikkelen, te ondersteunen. Met name de punten c) t/m e) kunnen dienen als cues to action voor een cliënt 4. Een belangrijke pijler van het Preventief Adviesgesprek is de inzet van Motiverende gespreksvoering (Miller & Rollnick, 2005). Dit vormt de basishouding van de uitvoerder en wordt ingezet in alle fases van het gesprek, maar krijgt het zwaartepunt in de derde en de afrondende fase van het gesprek, bij de inventarisatie van de oplossingen en de advisering, afronding en versterking. Motiverende gespreksvoering is niet zozeer ‘[…]een methode, als wel een interactiestijl, waarin de begeleider (de ‘guide’) met de cliënt meeleeft en verandering uit de cliënt zelf naar voren laat komen’ (pp 250; (Schippers & de Wildt, 2005). Het vaststellen van de fase van motivatie voor gedragsverandering, in fase drie van het gesprek, is afkomstig uit het Transtheoretische Model van Gedragsverandering van Prochaschka en DiClemente (Kok, et al., 2005). Het neemt aan dat mensen door een aantal fases van motivatie voor gedragsverandering gaan. Die vijf fases zijn Voorbeschouwing, Overpeinzing, Voorbereiding, Actie en Gedragsbehoud. Het is volgens het I-Change Model van belang om informatie aan te passen aan het stadium van verandering waarin iemand zit. Als iemand in de voorbeschouwingsfase zit, is het van belang om vooral kennis over te brengen. Zit iemand in de overpeinzingsfase dient de focus meer te liggen op diens (keuze)mogelijkheden (de Vries, Mudde, Dijkstra, & Willemsen, 1998). Gezien de variëteit van de doelgroep van het Preventief Adviesgesprek is het mogelijk dat mensen in diverse stadia van verandering zitten. Het is met gebruikmaking van deze extra informatie goed mogelijk om in samenspraak met de cliënt een advies op maat te geven, en daardoor voor optimale cues to action te zorgen. 4 Waarbij punt e) een belangrijke cue to action voor de mantelzorgers en de ouders in relatie tot hun naaste kan zijn 20 Titel interventie interventienummer Drie weken na het Preventief Adviesgesprek is er een telefonisch vervolggesprek. Dit vormt de afsluitende, versterkende fase. Vanuit de behandeling van chronische aandoeningen is men zich meer en meer bewust van de waarde van zogenaamde ‘pro-actieve checkups’. Dit zijn contactmomenten om herstel te monitoren en snel opnieuw in te kunnen grijpen (Dennis, Scott, & Funk, 2003; Scott, Dennis, & Foss, 2005). Hoewel er bij de doelgroep van het Preventief Adviesgesprek geen sprake is van een chronische aandoening, rechtvaardigt het soort problemen en klachten wel een vervolgmoment om de interventie te versterken en toe te leiden naar ander aanbod indien dit nodig blijkt. Tevens blijkt het geven van een externe reminder als ‘cue to action’ effectief in het vervolgen van de te nemen acties (Janz & Becker, 1984). Hoewel volop ondersteund door modellen en visies, is de empirische evidentie voor een aantal factoren niet eenduidig of soms zelfs onbekend. De KOP-visie is voor zover bekend (nog) niet onderbouwd door empirische gegevens. Van signalering en screening is wel bekend dat het kan leiden tot klachtenafname, hoewel dit vaak is onderzocht in combinatie met korte interventies (Saitz, 2010). Screening kan ook effectief zijn om mensen met een onbehandelde stoornis aan te zetten tot het zoeken van professionele hulp (Romijn, et al., 2007). De status van het vergroten van de mental health literacy is tot nog toe ‘veelbelovend’ (Jorm, 2012; Reavley & Jorm, 2010), ook hier zal de toekomst moeten uitwijzen wat het effect is op factoren als hulpzoekgedrag, eigen-effectiviteit of klachtenafname. Voor motiverende gespreksvoering, worden doorgaans bescheiden effecten vastgesteld op klachtenafname (Emmen, Schippers, Bleijenberg, & Wollersheim, 2004; Nilsen, 2009; Reavley & Jorm, 2010; Saitz, 2010). Grotere effecten worden gevonden voor bereidheid tot verandering, motivatie tot behandeling en therapietrouw (Borsari, Murphy, & Carey, 2009; Zoon, 2012). Dit is in lijn met het hoofddoel van het Preventief Adviesgesprek: niet gericht op klachtafname maar op het beïnvloeden van elementen die bijdragen aan gedragsverandering. Het inzetten van een vervolggesprek dient ter versterking van de interventie, een zogenaamde proactieve checkup, of in termen van het I-Change model een cue to action. Informatie over voor de werkzaamheid daarvan is afkomstig uit onderzoek naar de behandeling van chronische aandoeningen, en richt zich voornamelijk op klachtafname. Daar draagt het monitoren en opnieuw interveniëren bij aan de lange termijn uitkomsten van chronische aandoeningen als astma, kanker, diabetes, maar ook depressie en andere ernstige psychische aandoeningen (Dennis & Scott, 2007). In de verslavingszorg is deze strategie bekend onder de namen ‘concurrent recovery monitoring’ en ‘recovery management checkups’, waar ze kunnen bijdragen aan de consolidatie van het behandelresultaat (Dennis & Scott, 2007; Dennis, et al., 2003; McKay et al., 2011; McLellan, McKay, Forman, Cacciola, & Kemp, 2005; Scott & Dennis, 2009; Scott, et al., 2005). Dat laatste, consolidatie, wil men ook bereiken met het telefonisch vervolggesprek. 21 Titel interventie interventienummer Werkzame elementen • Zeer toegankelijk door laagdrempeligheid (2, 5) • Inzicht in aard van de eigen klachten (2, 3) • Inzicht in de ernst van de eigen klachten (2, 3) • Inzicht in de samenhang tussen klachten, omgeving en persoonlijke stijl (2, 3) • Een gesprek op maat met bijbehorend advies (2, 5) • Inzicht in hulpbronnen, zowel uit de zorgsector als de eigen sociale omgeving (2, 5) • Een zetje in de rug om iets aan de klachten te doen (3, 5) • Mogelijkheid om cliënten tijdig te signaleren (2, 3, 5) • Herinnering en versterking door telefonisch vervolggesprek (2, 3) 22 Titel interventie interventienummer 4. Uitvoering Materialen De interventie is vastgelegd in het draaiboek ‘Preventief Adviesgesprek’ (Bijlage 1). Voor signalering en screening zijn meetinstrumenten, afgestemd op doelgroep (jeugd, volwassenen, omgeving) en thema (type klachten) beschikbaar, samen met handleidingen, afkappunten en criteria ter ondersteuning van de advisering. Gebruikte instrumenten zijn de AUDIT, de DUDIT en de DASS (Babor, et al., 2001; de Beurs, van Dyck, Marqueni, Lange, & Blonk, 2001; Sinadinovic, Wennberg, & Berman, 2012). Deze zijn opgenomen in het betreffende draaiboek. Cliënten krijgen na afloop van het gesprek inhoudelijke themabrochures over de betreffende aandoening uitgereikt, en worden –indien van toepassing- verwezen naar de instellingswebsite met test en verdere informatie (www.jellinek.nl en www.puntp.nl). Het advies of gesprek wordt niet vastgelegd. Wel kan de preventiewerker aantekeningen maken, om later op terug te komen. Het opslaan van deze gegevens dient wel te gebeuren conform het privacyreglement van de instelling. Type organisatie De interventie is geschikt om uitgevoerd te worden door (de preventie-afdeling van) een GGZorganisatie, of door (de POH-GGZ van) een huisartsenpraktijk. Opleiding en competenties Er is een eerste trainingsprotocol gemaakt, en uitgevoerd (zie de samenvatting daarvan in Bijlage 3). Op basis daarvan zullen trainingen (basis- en vervolgtrainingen) voor de uitvoerders worden ontwikkeld. Uitvoerders van het Preventief Adviesgesprek zijn preventiewerker, gezondheids-bevorderaar in de eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg; of POH GGZ (Praktijk Ondersteuner Huisarts - Geestelijke Gezondheidszorg). 23 Titel interventie interventienummer Over het algemeen dienen uitvoerders op de hoogte te zijn van de doelen en werkwijze van het Preventief Adviesgesprek –middels een basistraining en periodieke boostertrainingen- en in staat te zijn empatisch, professioneel en systematisch gesprekken te voeren met cliënten. Meer specifiek, dienen uitvoerders te beschikken over kennis van- en vaardigheden in: • GGZ- en verslavingsproblemen; o kennis van de meest voorkomende psychische klachten en verslavingen o kennis van psycho-actieve middelen, de uitwerking en de gevolgen van misbruik daarvan; o kennis van co-morbiditeit. • motiverende gespreksvoering; • gespreksvoering op basis van de KOP-visie; • signaleren en screenen; • het protocol Preventief Adviesgesprek. Kwaliteitsbewaking Kwaliteitsbewaking is in handen van de uitvoerende afdeling. Uitvoerders van het Preventief Adviesgesprek dienen de basistraining te hebben gevolgd, alsmede de jaarlijkse vervolgtraining en intervisie bij te wonen. Daarnaast dienen uitvoerders de interventie regelmatig uit te voeren, richtlijn is minimaal 1 gesprek per maand en 15 per jaar. Structurele kwaliteitsmonitoring vindt vervolgens plaats binnen de in de uitvoerende instelling geldende procedures voor cliënttevredenheid, uitkomsten en functioneren van medewerkers. Randvoorwaarden De uitvoerende organisatie dient rekening te houden met de volgende randvoorwaarden: • een goede cliëntenlogistiek, d.w.z. een secretariaat/receptie die de gesprekken in kan plannen naar beschikbaarheid en aanwezigheid van de uitvoerders • voor gesprekken op locatie van de uitvoerende organisatie: voldoende spreekkamers • voor gesprekken buiten de locatie van de uitvoerende organisatie: o afspraken over de cliëntenlogistiek op deze externe locatie o voldoende samenwerking en afspraken over de uitvoering van het Preventief Adviesgesprek o voldoende spreekkamers • de beschikbaarheid over screeningsvragenlijsten • de beschikbaarheid van uitvoerders die gespecialiseerd zijn in de voorkomende problematiek (psychiatrie én verslavingsproblemen) • de beschikbaarheid over tolken of uitvoerders die het gesprek met anderstaligen kunnen voeren 24 Titel interventie • interventienummer capaciteit en materiaal om de beschikbaarheid van het Preventief Adviesgesprek onder de aandacht te brengen van verwijzende intermediairs, zoals zorgmentoren op scholen, het Sociaal Loket van de Gemeente Amsterdam, Zorgloketten en Zorgnetwerken, via voorlichting en spreekuren in buurthuizen, via de reguliere communicatiekanalen met de huisartsen, nieuwsbrieven, foldermateriaal en mailings. • voldoende budget- en/of financieringsmogelijkheden voor de uitvoering van de gesprekken. De gesprekken die in 2013 en 2014 gevoerd zijn bij onderhavige organisatie, zijn gefinancierd via gemeentelijke subsidies in het kader van selectieve preventie (de WMO). De volgende contextuele randvoorwaarden zijn van belang: • Het Preventief Adviesgesprek is laagdrempelig. Veel cliënten aarzelen de stap naar de hulpverlening te maken. Indien de locatie duidelijk de signatuur van een instelling voor GGZ of verslavingsproblemen draagt, kan drempelverhogend werken. Het is belangrijk hier aandacht aan te besteden, en te overwegen de gesprekken op een andere locatie plaats te laten vinden. Implementatie Het Preventief Adviesgesprek behandelt veel onderwerpen in korte tijd. Uitvoerders moeten goed in staat zijn te structureren samen met de cliënt, en vervolgens te signaleren en te screenen. Daarnaast moeten zij kennis hebben over psychische stoornissen en middelenstoornissen, én in staat zijn cliënten op de juiste manier te adviseren. Het implementatietraject bestaat daarom voor een belangrijk deel uit training van uitvoerders. De training bestaat grofweg uit twee onderdelen: een deel over de fasering van het gesprek en gespreksvaardigheden (zoals motiverende gespreksvoering), en een deel dat is gewijd aan het gebruik van screeningsinstrumenten, en het terugkoppelen van de resultaten daarvan. Andere onderdelen van het implementatietraject betreffen het opzetten van een cliëntenlogistiek, het inrichten van het dossier, en het opzetten van een logistiek rondom de gebruikte screeningsvragenlijsten. Het implementatietraject zal een half jaar in beslag nemen. Na ingebruikname van het protocol vindt een evaluatie plaats in de vorm van een pilotstudie. Hierin wordt gedurende 6 maanden op kwantitatieve wijze uitvoerbaarheid, kosten, cliënt- en uitvoerderstevredenheid en resultaten van het gesprek vastgesteld onder voldoende uitvoerders en cliënten. Op basis van deze resultaten worden de interventie en het materiaal bijgesteld. 25 Titel interventie interventienummer Kosten De kosten van de interventie zijn onder te verdelen in de volgende kostenposten (2013): Materiaal: Het draaiboek is alleen verkrijgbaar in combinatie met de training. Nabestellingen van het draaiboek kosten € 15. Training: Vier-daagse training voor uitvoerders: € 1800 per uitvoerder, inclusief draaiboek. De training bestaat uit drie onderdelen: 1) een dag waarin het draaiboek wordt getraind, inclusief het gebruik van screeningsinstrumenten, en het terugkoppelen van de resultaten daarvan 2) twee dagen training motiverende gespreksvoering en de KOP-visie 3) een trainingsdag psychopathologie en verslavingsproblemen; • kennis van de meest voorkomende psychische klachten en verslavingen • kennis van psycho-actieve middelen, de uitwerking en de gevolgen van misbruik daarvan. In de praktijk zijn uitvoerders in grote geïntegreerde GGZ instellingen vaak geschoold in een of meerdere onderdelen. In dat geval behoefte de uitvoerder alleen de onderdelen te volgen die voor hem of haar van toepassing zijn. Tijdsinvestering: - Het gesprek duurt maximaal 60 minuten per deelnemer - Het telefonisch vervolggesprek duurt maximaal 15 minuten per deelnemer - Organisatie, werving en administratie: 30 minuten per deelnemer Op basis van 1 gesprek per deelnemer komt de totale tijdsinvestering op 105 minuten. 26 Titel interventie interventienummer 5. Onderzoek naar praktijkervaringen Onderzoek en resultaten Uit een evaluatie op basis van de bijgehouden administratie over 166 gevoerde gesprekken in 2012 en 2013 –alle door de preventiemedewerkers van de afdeling- geeft een indruk van de kenmerken van de twee belangrijke doelgroepen, hun vragen en het advies. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze administratie beperkt is gebleven tot de cliënten die zich per telefoon via de receptie van de afdeling hebben aangemeld, en er geen gegevens over jongeren zijn geregistreerd. Gesprekken gevoerd op locatie van een buurthuis of een school zijn hierin dus niet meegenomen. Bovendien betreft een basale administratie, aangezien er (mede vanuit het oogpunt van laagdrempeligheid en vertrouwelijkheid) geen dossier wordt gevoerd over de Preventieve Adviesgesprekken. Van de 92 volwassenen -met (hulp)vragen over psychische klachten en/of verslavingsproblemen van zichzelf- die zich in bovengenoemde periode voor een Preventief Adviesgesprek hebben aangemeld, was driekwart vrouw, en betrof het in de verre meerderheid (88%) Amsterdammers. Een derde van de doelgroep (33%) kwam op advies van de POH-ggz of via de huisarts zelf, maar het merendeel (50%) kwam op eigen initiatief, bijvoorbeeld via de website, een advertentie, of via mond op mond reclame. Twee kleinere groepen meldden zich op advies van de centrale aanmeldingsafdeling van de instelling (10%) aan, of op aanraden van maatschappelijk werk (7%). Bijna alle cliënten (95%) kwamen met vragen over psychiatrische stoornissen. Een enkeling (4%) had vragen over middelengebruik, al dan niet in combinatie met vragen over psychiatrie. In 13 gevallen heeft de uitvoerder overleg gepleegd met andere disciplines, hoofdzakelijk met de POH-ggz of de huisarts zelf. Helaas is van slechts een derde van de cliënten bijgehouden wat het afsluitende advies van het Preventief Adviesgesprek is geweest. Voor driekwart (74%) van hen geldt dat zij geadviseerd zijn om gebruik te maken van ander preventief aanbod zoals groepscursussen of online aanbod. Voor 2 van hen (7%) gold dat het gesprek genoeg was, en zij aan de slag konden met de eigen keuzemogelijkheden. De rest van de groep (19%) is geadviseerd naar ander zorgaanbod, voornamelijk richting de huisarts. De 74 mantelzorgers van mensen met psychische klachten en/of verslavingsproblemen bestond uit nog meer vrouwen: 86%. Ook hier was het merendeel Amsterdammer (74%), zij het dat er ook een substantieel deel van buiten Amsterdam kwam. De wijze waarop de mantelzorgers bij het Preventief Adviesgesprek terecht komen, is wat anders dan voor de volwassenen die vragen voor henzelf hebben: Verreweg het grootste deel (67%) -meer dan nog bij de volwassenen die zelf vragen hebbenkwam op eigen initiatief, bijvoorbeeld via de website, een advertentie, of via mond op mond reclame. Een andere belangrijke weg voor de mantelzorgers is via de centrale afdeling aanmelding of de voorlichtingsafdeling Informentaal van Arkin: via deze route kwam 15% bij het Preventief 27 Titel interventie interventienummer Adviesgesprek terecht. Een nagenoeg even groot deel (12%) werd via door preventiemedewerkers zelf, via voorlichting of spreekuren op locaties in de wijk, op de mogelijkheid van het Preventief Adviesgesprek gewezen en meldde zich daarna zelf aan. Een zeer klein deel van de doelgroep (6%) kwam op advies van de POH-ggz of via de huisarts zelf. Alle mantelzorgers zochten informatie voor- of hulp bij hoe ze kunnen omgaan met de problemen van hun familielid, of hoe ze kunnen begrijpen wat er aan de hand is. Een grote groep mantelzorgers (60%) heeft te maken met familieleden of partners met psychiatrische klachten. In bijna één op de vijf gevallen (18%) ging het om familieleden of partners met problemen met alcohol, drugs, gokken, ander gedrag of middelen. In de overige gevallen ging het om een combinatie van bovenstaande problemen. Helaas is ook binnen deze groep van niet iedereen (namelijk van circa 40%) bijgehouden wat het afsluitende advies van het Preventief Adviesgesprek is geweest. Men moet dus voorzichtig zijn met de interpretatie. Het beeld dat hieruit naar voren komt wijkt wat af van de andere doelgroep: voor 68% gold dat het gesprek genoeg was, en men aan de slag kon met de eigen keuzemogelijkheden. Bijna een op de vijf (19%) is geadviseerd om gebruik te maken van ander preventief aanbod zoals groepscursussen, online aanbod of zelfhulp. De rest van de groep (13%) is geadviseerd naar ander zorgaanbod, zoals richting de huisarts. In de gesprekken zoals die worden genoemd in de Ontwikkelgeschiedenis, hebben de uitvoerders aangegeven dat cliënten regelmatig aangeven aan dat het gesprek hen net een zetje in de rug geeft zelf iets aan hun problemen of klachten te gaan doen of daadwerkelijk hulp te gaan zoeken. Tevens hadden de uitvoerders in een eerder stadium aangegeven dat ze het een nuttige interventie vinden, maar meer behoefte hebben aan structuur. Ze wilden graag de beschikking hebben over signaleringsinstrumenten en instrumenten om te screenen. Daarom is de aanpak gestructureerd uitgewerkt en worden er signalerings- en screeningsvragen ingezet. Uit het inventariserende interview na afloop van de eerste gesprekken in deze vorm kwam naar voren dat de uitvoerders de inzet van screeningslijsten hebben ervaren als zeer ondersteunend en behulpzaam, zowel voor zichzelf, alswel voor de cliënten. Het geeft concrete informatie over klachten van een cliënt: dat is onder meer behulpzaam bij het vasthouden van de focus van het gesprek, waardoor de inzet van deze instrumenten over het algemeen niet erg veel (extra) tijd kost. Er is tot op heden geen kwantitatief evaluatief onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie, en naar de ervaringen met het telefonisch vervolggesprek. Dit staat gepland na ingebruikname van het protocol, naar verwachting medio 2014. Ten behoeve van dit evaluatieve onderzoek zal een volledige gegevensverzameling worden opgezet, waarmee een beeld van de populatie en een evaluatie van de doelen gegeven kan worden. Ook dan zal –op basis van die ervaringen- de huidig concept training verder worden uitgewerkt en aangepast. 28 Titel interventie interventienummer 6. Onderzoek naar de effectiviteit Onderzoek in Nederland Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de interventie in Nederland en wat zijn daarvan de uitkomsten? Vermeld ook reviews en meta-analyses. Onderzoek naar vergelijkbare interventies Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze of een vergelijkbare interventie (in Nederland en in het buitenland) en wat zijn daarvan de uitkomsten? Vermeld ook reviews en meta-analyses. 29 Titel interventie interventienummer 7. Aangehaalde literatuur Babor, T. F., Higgins-Biddle, J. C., Saunders, J. B., & Monteiro, M. G. (2001). AUDIT. The Alcohol Use Disorders Identification Test. Guidelines for Use in Primary Care: World Health Organization. Behrendt, S., Wittchen, H. U., Hofler, M., Lieb, R., & Beesdo, K. (2009). Transitions from first substance use to substance use disorders in adolescence: is early onset associated with a rapid escalation? Drug and Alcohol Dependence, 99(1-3), 68-78. Bolier, L., & Cuijpers, P. (2000). Effectieve verslavingspreventie op school, in het gezin en in de wijk: Trimbos Instituut. Borsari, B., Murphy, J. G., & Carey, K. B. (2009). Readiness to change in brief motivational interventions: a requisite condition for drinking reductions? Addict Behav, 34(2), 232-235. Bransen, E. (2007). Mantelzorgers van mensen met psychische problemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv), 62(1), 2-10. Brug, J., van Assema, P., & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak (8e druk ed.). Assen: van Gorcum/Open Universiteit. Cuijpers, P. (2006). De toekomst komt vanzelf. De beloften van preventieve en vroege psychologische behandelingen. Tijdschrift voor Psychotherapie, (32), 4-11. de Beurs, E., van Dyck, R., Marqueni, L. A., Lange, A., & Blonk, R. W. B. (2001). De DASS: een vragenlijst voor het meten van depressie, angst en stres. Gedragstherapie, 34, 18. de Vries, H., Mesters, I., van de Steeg, H., & Honing, C. (2005). The general public's information needs and perceptions regarding hereditary cancer: an application of the Integrated Change Model. Patient Education and Counseling, 56, 154-165. de Vries, H., Mudde, A., Leijs, I., Charlton, A., Vartiainen, E., Buijs, G., et al. (2003). The European Smoking prevention Framework Approach (EFSA): an example of integral prevention. Health Education Research, 18(5), 611-626. de Vries, H., Mudde, A. N., Dijkstra, A., & Willemsen, M. C. (1998). Differential beliefs, perceived social influences, and self-efficacy expectations among smokers in various motivational phases. Preventive Medicine, 27, 681-689. Dennis, M., & Scott, C. K. (2007). Managing addiction as a chronic condition. Addict Sci Clin Pract, 4(1), 4555. Dennis, M., Scott, C. K., & Funk, R. (2003). An experimental evaluation of recovery management checkups (RMC) for people with chronic substance use disorders. Evaluation and Program Planning, 26(3), 339-352. Egan, G. (2009). Deskundig hulpverlenen. Een model, methode en vaardigheden (10 ed.). Assen: van Gorcum. Emmen, M. J., Schippers, G. M., Bleijenberg, G., & Wollersheim, H. (2004). Effectiveness of opportunistic brief interventions for problem drinking in a general hospital setting: systematic review. BMJ, 328(7435), 318. Ggznederland. (2005). Preventie biedt perspectief. Preventieprojecten binnen de GGZ. Amersfoort: GGZ Nederland. Janz, N. K., & Becker, M. H. (1984). The Health Belief Model: A decade later. Health Education Quarterly, 11(1), 1-47. Jorm, A. F. (2012). Mental health literacy: empowering the community to take action for better mental health. Am Psychol, 67(3), 231-243. Karsten, J., Hartman, C. A., Smit, J. H., Zitman, F. G., Beekman, A. T., Cuijpers, P., et al. (2011). Psychiatric history and subthreshold symptoms as predictors of the occurrence of depressive or anxiety disorder within 2 years. Br J Psychiatry, 198(3), 206-212. Kohn, R., Saxena, S., Levav, I., & Saraceno, B. (2004). The treatment gap in mental health care. Bulletin of the World Health Organization(82), 858-866. Kok, H., Molleman, G., Saan, H., & Ploeg, M. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ. McKay, J. R., Van Horn, D., Oslin, D. W., Ivey, M., Drapkin, M. L., Coviello, D. M., et al. (2011). Extended telephone-based continuing care for alcohol dependence: 24-month outcomes and subgroup analyses. Addiction, 106(10), 1760-1769. 30 Titel interventie interventienummer McLellan, A. T., McKay, J. R., Forman, R., Cacciola, J., & Kemp, J. (2005). Reconsidering the evaluation of addiction treatment: From retrospective follow-up to concurrent recovery monitoring. Addiction, 100(4), 447-458. Miller, W. R., & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. Een methode om mensen voor te bereiden op verandering (3rd ed.): Ekklesia. Nabitz, U., Oudejans, S., Dekker, J., & van den Brink, W. (2011). Kwaliteit van de verslavingszorg. Het resultaat van vijf opiniepeilingen tussen 1996 en 2008. Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv), 66 (11) 853-862. Nilsen, P. (2009). Brief alcohol intervention to prevent drinking during pregnancy: an overview of research findings. [Review]. Curr Opin Obstet Gynecol, 21(6), 496-500. Oudejans, S., & Spits, M. (2011). Rapportage Telepanel 2011. Regiorapport Arkin. Mark Bench VOF. Reavley, N., & Jorm, A. F. (2010). Prevention and early intervention to improve mental health in higher education students: a review. Early Interv Psychiatry, 4(2), 132-142. Rijnders, P., & Heene, E. (2010). Kortdurende psychologische interventies voor de eerste lijn (2nd ed.). Amsterdam: Boom. Romijn, G., Ruiter, M., & Smit, F. (2007). Meer effect met depressiepreventie? Strategieën voor publieksvoorlichting, vroegherkenning en terugvalpreventie. Utrecht: Trimbos. Saitz, R. (2010). Alcohol screening and brief intervention in primary care: Absence of evidence for efficacy in people with dependence or very heavy drinking. Drug Alcohol Rev, 29(6), 631-640. Schippers, G. M., & de Wildt, W. (2005). Motiverende gespreksvoering in Nederland. In W. R. Miller & S. Rollnick (Eds.), Motiverende gespreksvoering. Een methode om mensen voor te bereiden op verandering (3rd ed.): Ekklesia. Scott, C. K., & Dennis, M. L. (2009). Results from two randomized clinical trials evaluating the impact of quarterly recovery management checkups with adult chronic substance users. Addiction, 104(6), 959-971. Scott, C. K., Dennis, M. L., & Foss, M. A. (2005). Utilizing Recovery Management Checkups to shorten the cycle of relapse, treatment reentry, and recovery. Drug Alcohol Depend, 78(3), 325-338. Sinadinovic, K., Wennberg, P., & Berman, A. (2012). Targeting problematic users of illicit drugs with Internet-based screening and brief intervention: a randomized controlled trial. Drug and Alcohol Dependence, 126(1-2). ten Have, M., de Graaf, R., Ormel, J., Vilagut, G., Kovess, V., & Alonso, J. (2010). Are attitudes towards mental health help-seeking associated with service use? Results from the European Study of Epidemiology of Mental Disorders. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 45(2), 153-163. van der Stel, J. (2007). Wat elke professional over verslaving moet weten. Canon verslaving. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. van Dijk, S., Knispel, A., & Nuijen, J. (2011). GGZ in tabellen. Utrecht: Trimbos Instituut. van Wijngaarden, B., Schene, A. H., & Koeter, M. W. (2004). Family caregiving in depression: impact on caregivers' daily life, distress, and help seeking. J Affect Disord, 81(3), 211-222. WHO. (2004). Prevention of Mental Disorders. Effective interventions and policy options (summary report). Geneva: World Health Organization. Zoon, M. (2012). Wat werkt bij middelengebruik? Nederlands Jeugd Instituut. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)(2010). Zorg voor je gezondheid! Gedrag en gezondheid: de nieuwe ordening. 31
© Copyright 2025 ExpyDoc