Download het memorandum

zorg op een
kantelpunt
Aanbevelingen voor de beleidsmakers
2014-2019
colofon
Redactie:
Nico De fauw, Peter Degadt, Lieve Dhaene
Vormgeving:
www.dotplus.be
Illustraties:
Miet Lassuyt
2014 © Zorgnet Vlaanderen, Guimardstraat 1,
1040 Brussel (België)
D/2014/12607/1
ISBN 978-94-913-2313-3
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotokopie, microfilm of op welke andere
wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgezonderd zijn korte fragmenten, die uitsluitend ten behoeve van
de recensies geciteerd mogen worden.
Citeren als: De fauw, N., Degadt, P., Dhaene, L.
Zorg op een kantelpunt. Aanbevelingen voor de
beleidsmakers, 2014-2019.
zorg op een
kantelpunt
Aanbevelingen voor de beleidsmakers
2014-2019
INHOUD
Woord vooraf
5
Wat komt er op ons af?
6
Tijd voor verandering!
7
Het vijfpuntenplan van Zorgnet Vlaanderen
8
1.
2.
3.
4.
5.
Een nieuw zorgmodel dat vertrekt vanuit de noden van de burger
Zorg die betaalbaar, toegankelijk en kwaliteitsvol is
Dankzij de volle inzet van deskundige artsen en medewerkers in de zorg
Ondersteund door drie hefbomen
Gestuurd door een efficiënte besluitvorming
11
17
21
27
33
Woord vooraf
De burger kiest op 25 mei zijn mandatarissen voor het Vlaamse, het federale en het Europese parlement. Die gelijktijdigheid biedt een aantal opportuniteiten. Het betekent dat er zich (normaal) een periode van minstens
vier jaar ontvouwt zonder onmiddellijke electorale druk. Met plaats voor
een beleid op middellange en lange termijn, met kansen voor structurele
hervormingen. Een moedig beleid ook, dat de echte uitdagingen in onze
samenleving het hoofd biedt.
Zorgnet Vlaanderen wil het thema “zorg” prominent op de agenda plaatsen van de volgende regeringen. De burgers in dit land zijn behoorlijk tevreden over hun gezondheidszorg. De meeste vormen van zorg zijn goed
toegankelijk en kwaliteitsvol. Om dat zo te houden, zijn er echter grondige
aanpassingen nodig. Er zijn immers gigantische uitdagingen en verscheurende keuzes komen op ons af.
Zorgnet Vlaanderen presenteert aan de kiezers, de kandidaat-mandatarissen en de toekomstige regeringsleiders zijn bekommernissen voor zorg
en welzijn. We hopen dat ze in de volgende beleidsperiode ter harte worden genomen op federaal, Vlaams en Europees niveau. We vragen aan de
overheden een ondersteunend beleid om als sociale ondernemers onze
visie op zorg te realiseren. We roepen ook op tot een breed maatschappelijk debat over die thema’s. We denken dat er diepgaande hervormingen
nodig zijn en een volledig nieuw zorgmodel om de fundamenten van onze
goede zorg in de toekomst veilig te stellen. Demografische en medischtechnologische ontwikkelingen, en de schaarste aan personeel dwingen
ons om anders na te denken over de wijze waarop we onze samenleving
in het algemeen en de zorg in het bijzonder inrichten en wat we daarin
belangrijk of waardevol vinden. Er zijn geen kleine stapjes nodig, maar
radicale ontwikkelingen.
Zorgnet Vlaanderen verenigt meer dan 500 Vlaamse zorgvoorzieningen die
gespecialiseerd zijn in acute ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg
en ouderenzorg. Samen werken er meer dan 100.000 medewerkers. Onze
zorginstellingen zijn social-profitorganisaties, die in de eerste plaats goede zorg willen geven aan patiënten, cliënten en bewoners. Zij streven niet
naar winstmaximalisatie. Elke persoon heeft nu en in de toekomst recht op
een toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle zorg. Dat zijn onze kernwaarden, dat is het referentiekader waaraan we elk beleid en elke maatregel willen aftoetsen.
De leden van Zorgnet Vlaanderen zijn sociale ondernemers. We nemen
onze rol en verantwoordelijkheid als zorgaanbieder op, en doen dat met
enthousiasme, gedrevenheid en maatschappelijke betrokkenheid. We zijn
bereid op een transparante wijze verantwoording af te leggen over de aanwending van de gemeenschapsmiddelen. We zijn fier over het dagelijkse
werk, maar tegelijk ook bezorgd om de toekomst van onze gezondheidszorg: de dreigende onbetaalbaarheid, doelgroepen die uit de boot vallen,
zorg als een winstgevend product, de keuzes inzake terugbetaling.
We staan op een kantelpunt in de zorg. Laat ons er samen werk van maken
om onze zorg betaalbaar, toegankelijk en kwaliteitsvol te houden.
Peter Degadt
Gedelegeerd bestuurder
Dr. Etienne Wauters
Voorzitter
zorg op een kantelpunt
5
Wat komt er op ons af?
Oud is niet “out”
Een betere voeding, hygiëne, een hoger welvaartspeil en de enorme vlucht van
de medische kennis hebben ervoor gezorgd dat onze levensverwachting in de
afgelopen eeuw spectaculair is gestegen. Op het einde van de 19de eeuw was
de levensverwachting 45 jaar. Een vrouw die vandaag wordt geboren, heeft een
reële kans de kaap van de 100 jaar te ronden. De vergrijzende bevolking levert
een nieuwe populatie van actieve senioren op die een belangrijke maatschappelijke rol blijven vervullen. Oud is niet langer synoniem met “out”.
Zorg wordt chronisch
De groep patiënten met een chronische aandoening stijgt pijlsnel. 50% van de
mensen ouder dan 65 jaar heeft minstens drie chronische aandoeningen, 20%
heeft er zelfs meer dan vijf. Het beeld van een patiënt met één acute aandoening op één moment, die verzorgd wordt door één arts, evolueert snel naar dat
van een persoon met meerdere (chronische) aandoeningen (met acute opstoten), die verzorgd wordt in wisselende episodes door verschillende zorgverstrekkers. Tegelijk is er de trend in de geneeskunde naar hooggespecialiseerde
en vaak dure behandelingen, voor vaak kleine patiëntengroepen.
Psychische aandoeningen onderschat
Wereldwijd is er een grote toename van psychische aandoeningen, met
specifiek voor België veel zelfdodingen en een hoog gebruik van antidepressiva. De last van een psychische aandoening mag niet worden onderschat. Mentale en gedragsstoornissen zijn in de OESO-landen goed voor
6
Zorgnet Vlaanderen
7,4% van de gezonde jaren die verloren gaan als gevolg van invaliditeit.
Chronische aandoeningen zijn dus zowel fysiek als psychisch.
Artsen en zorgpersoneel zijn schaars
Recent zijn er weer meer jongeren die kiezen voor een zorgberoep. Toch
zal dat niet voldoende zijn om in de vervanging te voorzien van het zorgpersoneel dat met pensioen gaat, laat staan om te beantwoorden aan de
stijgende zorgvraag. De gezondheids- en welzijnssector staat voor de grote
uitdaging om voldoende medewerkers te kunnen blijven rekruteren. Ook
bij bepaalde artsendisciplines is er schaarste. De jonge artsen – in meerderheid vrouwen – vragen bovendien een andere work-life balans.
De gezondheidskloof neemt toe
Het solidaire systeem, en de daarmee samenhangende betaalbaarheid van
de zorg, lijkt op zijn grenzen te botsen, zeker in tijden van stijgende kosten en
budgettaire krapte. Daardoor dreigt een tweedeling te ontstaan in de zorg. In
het jaar dat de ziekteverzekering in haar huidige vorm haar 50ste verjaardag
viert, wordt duidelijk dat de gezondheidskloof niet afneemt, integendeel.
Gezondheid blijft erg ongelijk verdeeld over de bevolking. Hooggeschoolden
leven gemiddeld vijf jaar langer dan laaggeschoolden, en hebben tot vijftien
gezonde levensjaren meer dan de armen en de laaggeschoolden.
De burger heeft hoge verwachtingen
De betaalbaarheid staat enerzijds onder druk wegens de vergrijzing en het
toenemend aantal chronisch zieken. Anderzijds zijn er de vele technologische innovaties en de hooggespecialiseerde zorg. De eisen die de samenleving en de burger aan de gezondheidszorg stellen, veranderen. Burgers zijn
mondiger, goed geïnformeerd en hebben hoge verwachtingen. Ze vragen
dat ze altijd de best mogelijke behandelingen kunnen krijgen, en dat het
solidaire systeem daarvan ook de kosten draagt. Tegelijkertijd is er steeds
minder tolerantie tegenover medisch falen en tegenover diegenen die onvoldoende preventie in acht nemen.
Zorg te koop?
Tijd voor
verandering!
Ethische vragen
In een recente enquête van de KU Leuven prijkt het thema Gezondheidszorg in de top drie van de thema’s die het stemgedrag van de Belgische
burger bepalen. De Belgen zijn doorgaans ook heel tevreden over hun gezondheids- en welzijnszorg. Dat is al jaren zo, we staan hiermee aan de top
in Europa. De toegang tot kwaliteitsvolle zorg wordt door de meerderheid
van de bevolking ook als een evidentie ervaren. Voor velen, burgers en politici, is er nog altijd geen vuiltje aan de lucht, en kunnen we nog jaren op
dezelfde manier doorgaan. Wij denken van niet. De uitdagingen die op ons
afkomen, zijn van die aard dat het tijd is voor grondige reflectie, maar ook
voor gecoördineerde actie. Willen we ons kwaliteitsvol zorgsysteem voor
iedereen toegankelijk en betaalbaar houden, dan zijn er fundamentele ingrepen nodig. Anders stevenen we af op het deficit, een geneeskunde met
twee snelheden en Amerikaanse situaties.
Steeds opnieuw zullen zich scherpe ethische vragen aanbieden ten gevolge
van zowel nieuwe technologische ontwikkelingen in de zorg - die mooie
kansen bieden tot de verbetering van de kwaliteit van de zorg en de zelfstandigheid van kwetsbare groepen - als van maatschappelijke ontwikkelingen die de onderlinge verbondenheid en de zorgrelatie in het bijzonder
beïnvloeden. Het is nodig erop toe te zien dat er geen afbreuk gedaan wordt
aan fundamentele waarden zoals de waardigheid, de integriteit, de vrijheid en de privacy van de zorgvrager en dat het een bevordering inhoudt
van het zorgvuldig handelen van de zorgverleners en voorzieningen conform hun eigen deontologisch en ethisch waardenkader.
Er tekenen zich moeilijke keuzes af. De gezondheidszorg is een spiegel voor
de waarden die we als samenleving koesteren en de manier waarop we die
willen behoeden. Op welk pakket basiszorg heeft iedereen recht? Hoeveel
gemeenschapsmiddelen willen we daaraan besteden? In hoeverre kan de
samenleving tegemoetkomen aan de vraag naar zorg op maat? Er zal een
zorgvuldige afweging moeten gebeuren welke vragen als “zorgvragen” worden gedefinieerd. We vragen dat er in de komende legislatuur daarover een
diepgaand maatschappelijk debat wordt gevoerd. Niet enkel in de media,
waar individuele gevallen en emoties niet zelden de boventoon voeren,
maar wel in het parlement, met de inbreng van de belangrijke stakeholders.
Zorg als een commercieel product doet steeds meer zijn intrede. Er zijn
commerciële klinieken, die vooraf geplande ingrepen uitvoeren of geestelijke gezondheidszorg bieden, en die vooral de beter gegoeden aanspreken.
In de ouderenzorg stijgt het aantal initiatiefnemers dat dividenden uitkeert
aan zijn aandeelhouders. De keuze voor het bedienen van de minder moeilijke zorgvragen heeft enkele kwalijke neveneffecten. De erkende voorzieningen dreigen nog uitsluitend te moeten zorgen voor patiënten met levensbelangrijke pathologie, voor problemen buiten de kantooruren, voor
de meest kwetsbare cliënten en de complexe zorgvragen.
zorg op een kantelpunt
7
Het
vijfpuntenplan
van
Zorgnet
Vlaanderen
1.Een nieuw zorgmodel dat vertrekt vanuit de noden van de burger
De manier waarop we de zorg organiseren heeft een aantal grondige aanpassingen nodig. Goede zorg neemt de zorgvrager als uitgangspunt en begeleidt hem doorheen de verschillende vormen van zorg. Zorgaanbieders
werken daarvoor samen in netwerken.
Aan de overheid vragen we dat zij de samenwerking tussen de zorgactoren
faciliteert en stimuleert: ze tekent een regelluw kader uit, neemt de juridische barrières weg en zorgt voor een aangepaste financiering.
2. Zorg die betaalbaar, toegankelijk
en kwaliteitsvol is
In een samenleving waar de kloof tussen de haves en de have nots steeds
groter wordt, vraagt Zorgnet Vlaanderen expliciete aandacht voor de meest
kwetsbaren in onze samenleving. De zorg moet betaalbaar en toegankelijk
blijven, ook voor zij die het moeilijk hebben.
We pleiten voor transparante informatie over tarieven van opname en behandeling. Alle zorgactoren moeten zich daarvoor gezamenlijk inspannen.
Elke patiënt heeft recht op kwaliteitsvolle zorg, en op heldere informatie
over die kwaliteit. In de afgelopen jaren kwam een nieuwe dynamiek op
gang in de zorgvoorzieningen. We vragen aan de overheid dat ze die ontwikkeling verder ondersteunt en daarvoor de nodige middelen voorziet.
8
Zorgnet Vlaanderen
3. Dankzij de volle inzet van deskundige artsen en medewerkers in de zorg
4. Ondersteund door drie hefbomen
Deskundige en gemotiveerde medewerkers zijn de kritische succesfactor
om het transitieproces naar geïntegreerde zorg te doen slagen. Er heerst
schaarste: aan verpleegkundigen, aan leidinggevenden, aan bepaalde artsendisciplines. Bovendien is er weinig tot geen budgettaire ruimte. We zullen dus creatief moeten nadenken over nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, personeelsinzet, taakinvullingen en verloning.
Geïntegreerde zorg zal niet vanzelf ontstaan. Zorgaanbieders willen
vaak wel samenwerken, maar allerlei barrières staan die dromen in de
weg. We vragen dat de overheid de nodige stimulansen voorziet, en de
cruciale hefbomen realiseert om te komen tot geïntegreerde zorg voor
de patiënt en cliënt.
• Een financiering die de samenwerking bevordert
• Een performant elekronisch dossier per zorggebruiker
• Een inventieve ruimtelijke ordening
Dat vraagt een hedendaags HR-beleid, dat inzet op volgende prioriteiten:
• Een voldoende instroom
• Aantrekkelijke loopbanen met flexibiliteit en doorgroeimogelijk­
heden
• Functiedifferentiatie en taakherverdeling
• Een functiegerichte verloning, met bijzondere aandacht voor leidinggevenden en een contractueel eenheidsstatuut.
5. Gestuurd door een efficiënte
besluitvorming
In de volgende legislatuur wordt de VIe staatshervorming voltrokken.
Vlaanderen krijgt een aantal hefbomen in handen die kansen bieden
voor een integraal beleid en ontschotting in de zorg. We vragen:
• Een Vlaams Masterplan Zorg met een goede taakverdeling tussen overheid en middenveld
• Een aanpassing van de federale besluitvorming
• Een intens overleg tussen de verschillende overheden
• Voldoende aandacht voor de Europese dimensie
zorg op een kantelpunt
9
10
Zorgnet Vlaanderen
1.Een nieuw zorgmodel dat vertrekt
vanuit de noden van de burger
De zorgvrager aan het roer
De manier waarop we de zorg organiseren heeft een aantal grondige aanpassingen nodig. Goede zorg neemt de zorgvrager als uitgangspunt en begeleidt hem doorheen de verschillende vormen
van zorg. Zorgaanbieders werken daarvoor samen in netwerken.
Aan de overheid vragen we dat zij de samenwerking tussen de
zorgactoren faciliteert en stimuleert: ze tekent een regelluw
kader uit, neemt de juridische barrières weg en zorgt voor een
aangepaste financiering.
Centraal vertrekpunt voor de manier waarop we de zorg gaan organiseren is
de zorgvrager zelf. Daarvoor is een grondige omslag nodig in ons denken
en doen. Ons zorgmodel is immers nog altijd sterk aanbodgericht. De patiënt/cliënt moet zich doorgaans zelf een weg banen doorheen de verschillende vormen van ambulante hulpverlening, residentiële zorg en diensten
in gezondheid en welzijn. Hij maakt weleens foute keuzes, komt niet op de
juiste plaats terecht, of er gaat kostbare tijd verloren. Na een ontslag uit
het ziekenhuis bijvoorbeeld, is er nog te weinig begeleiding naar andere
beschikbare (vervolg)zorgvormen. Dé opdracht voor de toekomst is het
bestaande aanbod met elkaar te verbinden in een zorgnetwerk waarin de
patiënt niet verloren loopt. Het is aan de zorgaanbieders om samen met de
zorgvrager trajecten uit te tekenen en hem te begeleiden in zijn individuele
keuzes voor zijn zorg en welzijn. Dat zal de efficiëntie van het systeem verhogen en de zorgconsumptie verlagen. Een cliëntgerichte samenwerking
tussen de zorgaanbieders is hét sleutelwoord voor de toekomst.
Zorgnet Vlaanderen ondersteunt het idee dat zorg niet enkel een taak of verantwoordelijkheid is van professionals. Wij zijn als samenleving allemaal
samen verantwoordelijk dat iedereen de zorg krijgt die hij nodig heeft. We
moeten ons allemaal samen inzetten om personen met een beperking en al
wie zorgbehoevend is, maximaal te integreren in de samenleving. De visie
op ouder worden verdient een meer positieve invulling. De inrichting van
de openbare ruimte en het aanbieden van passende woonvormen, mobiliteit en veiligheid, vorming en cultuur, samenlevingsopbouw en welzijn zijn
kernthema’s voor een geïntegreerd beleid.
zorg op een kantelpunt
11
De vermaatschappelijking van de zorg heeft als doel om zorgbehoevende
personen zolang mogelijk in hun vertrouwde omgeving te laten wonen. Het
natuurlijke netwerk treedt daarbij ondersteunend op: mantelzorg en vrijwilligers, met – daar waar nodig - de steun van professionals. We vragen dat mantelzorgers en vrijwilligers voldoende worden begeleid en erkenning krijgen
via een specifiek statuut. De ontgroening, de opschuivende pensioenleeftijd
en de individualisering van de samenleving tonen echter ook de grenzen van
de informele zorg. Eenzaamheid bij thuiswonende ouderen bijvoorbeeld, is
een groeiend probleem waarvoor we de ogen niet mogen sluiten.
We willen de zorgvrager ook stimuleren in het nemen van zijn verantwoordelijkheid over zijn eigen gezondheid: levensstijl, therapietrouw, keuze van
behandeling enz. Patiënt en cliënt maken volwaardig deel uit van het multidisciplinaire team en sturen - afhankelijk van hun draagkracht - hun eigen
zorgproces. Initiatieven gericht op het verhogen van de kennis en vaardigheden van zorgvragers verdienen aanbeveling en ondersteuning. Op die manier
zijn ze in staat hun eigen aandoeningen beter te begrijpen en op te volgen.
Zelfmanagement zorgt voor een groter gevoel van autonomie en een hogere
levenskwaliteit. Het is belangrijk dat de zorgverstrekkers het proces van empowerment ondersteunen. Patiënten- en gebruikersorganisaties kunnen nuttige expertise leveren door ervaringen te verzamelen en te delen met zorgverleners, maar ook door de therapietrouw van de zorgvrager te verhogen.
Preventie en technologie
We moeten volop inzetten op preventie, zowel voor psychische als somatische problemen. Een effectieve preventie creëert welzijns- en gezondheidswinst en is kostenbesparend. Het huidige preventiebeleid is sterk versnipperd over tal van meestal zeer kleinschalige initiatieven en is niet altijd
voldoende gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. We vragen aan de
overheid beter op elkaar afgestemde preventiestrategieën, die vertrekken
van gezondheidsdoelstellingen.
Technologie is een ondersteunend middel voor de zelfredzaamheid van de
patiënt/cliënt. De mogelijkheden van zorg op afstand, zelfmanagement,
elektronische communicatie, sociale media enz. dienen volop ontwikkeld
12
Zorgnet Vlaanderen
te worden. Daardoor zal de plaats van behandeling meer verschuiven van
instellingen naar ambulante verzorging.
Verzoening van twee tendensen
Het zorgmodel van de toekomst moet twee belangrijke tendensen verzoenen.
Enerzijds vraagt de zorg voor chronische patiënten met meerdere aandoeningen tegelijk een totaalaanpak. Die neemt zowel de lichamelijke, psychische
als sociale aspecten van de zorggebruiker in rekening. Chronische patiënten
hebben nood aan zorg dichtbij huis en een goede communicatie tussen de
zorgverleners. Ook de woonomgeving speelt een belangrijke rol. Anderzijds
is er de evolutie naar een steeds verdergaande specialisatie in de acute zorg.
Hypergespecialiseerde geneeskunde voor zeldzame aandoeningen, waarvoor
vaak dure technologie noodzakelijk is ,leidt tot meer fragmentering in het aanbod. Dat zorgt voor spanningen in tijden dat budgettair de sky niet langer de
limit is. Er zijn diepgaande veranderingen nodig aan ons zorgmodel om een
duurzaam, efficiënt en effectief antwoord te bieden op die twee tendensen.
In de zorg van de toekomst moeten de traditionele scheidingslijnen tussen
residentiële zorg en thuiszorg, tussen gezondheid en welzijn (én belendende sectoren als huisvesting, arbeid…) plaatsmaken voor een totaalaanbod
dat gedifferentieerd is naargelang de (evoluerende) behoeften van zij die
zorg nodig hebben. We vertrekken echter niet van een tabula rasa. We moeten rekening houden met historiek, (tegengestelde) belangen, bestaande
machtsverhoudingen. De noodzakelijke paradigmashift zal moeten worden
waargemaakt binnen het gekende en bestaande zorgorganisatielandschap.
Dat zal moed vergen, verbeeldingskracht en de wil om bestaande paden en
stellingen te verlaten. Initiatiefnemers zullen in de toekomst intens gaan
samenwerken. Zorgaanbieders moeten lerende organisaties worden in samenwerking. We vragen dat de overheden die vormen van samenwerking
en netwerking faciliteren en stimuleren. Elke beleidsmaatregel dient in de
toekomst te worden getoetst aan die maatstaf.
Krachtlijnen van een nieuwe zorgorganisatie
We vragen dat krachten en expertise gebundeld worden in netwerken van
zorgprofessionals, organisaties en sectoren. Het doel is het borgen van conti-
nuïteit over de lijnen, sectoren en disciplines heen 24u op 24u, 7 dagen op 7.
De organisatie van het nieuwe model vertrekt vanuit de cliënt. De zorgteams overstijgen disciplines, voorzieningen en diensten. Een “zorgcoach”
(bv. de huisarts, een (thuis)verpleegkundige, een sociaal werker in een
woonzorgcentrum…), die het lokale zorglandschap goed kent, coördineert
in samenspraak met de cliënt en zijn omgeving de zorg en dienstverlening.
Hij vormt de schakel tussen de zorgactoren.
Horizontale netwerken
Horizontale netwerken brengen vanuit een holistische visie alle benodigde
zorg rond een patiënt/cliënt samen op de momenten wanneer hij daaraan
nood heeft. Het gaat om multidisciplinair en multiprofessioneel teamwerk.
Een horizontaal netwerk vereist een lokale of regionale nabijheid en samenwerking van alle betrokken actoren, aangevuld met een performant
ICT-systeem, zodat zorgdossiers vlot kunnen worden geraadpleegd door
de betrokken zorgverlener(s). De samenwerking tussen alle zorg- en welzijnsactoren is voor chronische patiënten met multimorbiditeit bijzonder
belangrijk.
Netwerken in de zorg impliceert eveneens een verschuiving van de manier
en de plaats waar de zorg wordt verleend. Alle zorgvoorzieningen zullen
daarvoor buiten de gekende paden moeten treden, en hun knowhow en
expertise ten dienste stellen van de cliënt in het netwerk. De bestaande
capaciteit dient geheroriënteerd te worden voor de nieuwe zorgbehoeften
in de chronische zorg, revaliderende zorg, herstelzorg of crisiszorg.
Het woonzorgcentrum ontwikkelt zich als een voorziening die - afgestemd
op de specifieke lokale kenmerken en behoeften - een diversiteit aan zorgen woonvormen, diensten en ondersteuning aanbiedt, al dan niet voor
specifieke doelgroepen (bv. personen met dementie, met een chronische
uitbehandelde psychiatrische aandoening of met beperkingen, NAH,
coma….). Kortverblijf, dagverzorging, crisisopvang, assistentiewoningen
zijn nodig op lokaal niveau. Het woonzorgcentrum kan, gezien zijn lokale
inbedding, bij uitstek niet leeftijdsspecifieke buurtgerichte zorg mee helpen uitbouwen samen met de andere lokale partners in de woonzorg. Het
kan daarvoor zijn beschikbare infrastructuur beschikbaar stellen en met de
lokale verenigingen en organisaties samenwerken. Woonzorgcentra schrijven zich in netwerkverbanden in die tot doel hebben geïntegreerde zorg in
de vertrouwde omgeving te waarborgen. Om die doelstelling te realiseren
verwacht Zorgnet Vlaanderen dat de overheid de voorwaarden creëert voor
de ontwikkeling en realisatie van een uniforme indicatiestelling, een elektronisch dossier per zorggebruiker en een kostendekkende geïntegreerde
financiering. Daarnaast is er ook een juridisch kader nodig dat de woonzorgcentra en hun partners in staat stelt om medewerkers flexibel en over
de grenzen van een voorziening in te zetten in functie van de noden van de
lokale bevolking.
Een goede geestelijke gezondheid is een essentieel fundament voor een
goed functionerende samenleving. De projecten 107 legden de basis voor
de netwerking in de geestelijke gezondheidszorg. De GGZ-actoren werken
er regionaal samen met eerstelijnsactoren om de GGZ-zorg voor alle volwassen inwoners van het werkingsgebied te realiseren. In België werden
19 projectregio’s goedgekeurd en werden middelen van psychiatrische ziekenhuizen omgezet voor de opbouw van mobiele teams die in de thuissituatie intensieve zorg verlenen. Dat gebeurt in een samenwerkingsverband
met alle zorgactoren in de GGZ. We vragen dat de overheden deze projecten, na evaluatie, op de verschillende beleidsniveaus duurzaam verankeren in regelgeving en financiering. Zorgnet Vlaanderen wil samen met de
bevoegde overheden deze projecten verder ontwikkelen door:
• De conceptuele uitbouw van de verschillende functies (verdieping).
• De verdere ontwikkeling van mobiele teams zodat ze in alle regio’s
operationeel zijn (verbreding).
We vragen dat dergelijke netwerken ook voor de doelgroepen “kinderen en
jongeren” en “ouderen met GGZ-problemen” worden opgestart (zie verder).
We pleiten ook voor verder wetenschappelijk onderzoek dat de hervorming
zorginhoudelijk en organisatorisch ondersteunt.
Een heikel punt bij de horizontale netwerking is het functioneren van de
spoeddiensten van de ziekenhuizen. In sommige gevallen zijn die geëvo-
zorg op een kantelpunt
13
lueerd tot heuse eerstelijnscentra binnen het ziekenhuis. In sommige streken functioneren daarnaast huisartsenwachtposten, in andere gebieden
de huisartsenwachtdienst. In de geestelijke gezondheid is er een manifest
tekort aan crisisopvang in een zorgprogramma met alle actoren. Door een
betere afstemming, een andere financiering en een gemeenschappelijke
structuur kan de continuïteit van zorg efficiënter worden gewaarborgd en
kan overconsumptie van de spoeddiensten worden ontmoedigd.
Verticale netwerken
Voor de behandeling van complexe, intensieve of zeldzame zorgnoden zijn
er gespecialiseerde verticale netwerken nodig. Daarbij ligt de focus op één
aandoening waarbij de patiënt in de meest geschikte omgeving de nodige
zorg krijgt. Verticale netwerken hebben de volgende taken:
• Het maken van functionele afspraken voor aandoeningen die zeer
specifieke expertise, apparatuur of zeer intensieve zorg vereisen. Dat
moet het mogelijk maken om voldoende medische subdisciplines uit
te bouwen en te voorzien in permanente vorming binnen de gezamenlijke netwerken van algemene en geestelijke gezondheidszorg, onder
meer via outreach en liaison.
• Het maken van afspraken over doorverwijzingen en snelle transporten tussen voorzieningen op een gestructureerde en kwaliteitsvolle
wijze.
• Het systematisch leren van de opgedane ervaring bij de behandeling
van zeer zeldzame aandoeningen of het gebruik van experimentele
diagnostiek of behandelmethoden via wetenschappelijke analyse en
publicatie.
Als gevolg van die evolutie zullen de opdrachten van de academische
centra een nieuwe definitie moeten krijgen. De volgende vragen dienen
daarbij als leidraad:
• Gaan de opleidingen tot geneesheer-specialist verder in de richting
van subspecialisatie en verdere fragmentering, of denken we ook aan
meer generalistische specialismen?
• Houden we voldoende rekening met de evoluerende behoeften ten
14
Zorgnet Vlaanderen
gevolge van het stijgend aantal chronische patiënten?
• Hoe werken de universitaire centra onder elkaar samen zodat elk hun
sterke polen kunnen ontwikkelen en (duur) dubbel gebruik kan worden vermeden?
• Zijn er voldoende middelen en mogelijkheden voor toegepast wetenschappelijk onderzoek, en worden die middelen efficiënt besteed?
• Hoe vatten we de rol op van de praktijkopleiding in de algemene, de
psychiatrische en de universitaire ziekenhuizen?
• Hoe bedenken we een kader waarin mobiliteit tussen academische en
andere professionals kruisbestuiving genereert?
• Onder welk statuut valt de reguliere tweedelijnszorg die de academische ziekenhuizen verstrekken?
“
We willen de zorgvrager ook
stimuleren in het nemen van zijn
verantwoordelijkheid over zijn eigen
gezondheid: levensstijl, therapietrouw,
keuze van behandeling enz. Patiënt en
cliënt maken volwaardig deel uit van
het multidisciplinaire team en sturen afhankelijk van hun draagkracht - hun
eigen zorgproces.
zorg op een kantelpunt
15
16
Zorgnet Vlaanderen
2.Zorg die betaalbaar, toegankelijk
en kwaliteitsvol is
In een samenleving waar de kloof tussen de haves en de have
nots steeds groter wordt, vraagt Zorgnet Vlaanderen expliciete
aandacht voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. De
zorg moet betaalbaar en toegankelijk blijven, ook voor hen die
het moeilijk hebben.
We pleiten voor transparante informatie over tarieven van opname, behandeling en verblijf. Alle zorgactoren moeten zich
daarvoor gezamenlijk inspannen.
Elke patiënt heeft recht op kwaliteitsvolle zorg, en op heldere
informatie over die kwaliteit. In de afgelopen jaren kwam een
nieuwe dynamiek op gang in de zorgvoorzieningen. We vragen
aan de overheid dat ze die ontwikkeling verder ondersteunt en
daarvoor de nodige middelen voorziet.
zondheidskosten door de verplichte ziekteverzekering, is dus wat achterhaald en die dekking dreigt steeds verder uitgehold te worden. Er is dus
nood aan een herdenking van het verplichte luik en het aanvullende luik
om een geneeskunde met verschillende snelheden te vermijden.
De federale en Vlaamse overheid leveren belangrijke inspanningen om de
zorg voor iedereen betaalbaar te houden. Elke burger heeft recht op een
gelijk basispakket zorg op basis van zijn zorgbehoefte, ongeacht zijn financiële situatie. Zorgnet Vlaanderen is voorstander van een universeel
toegankelijk systeem, met prioriteit voor de zwaarst zorgbehoevenden.
Sociale beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld de maximumfactuur, het
Omnio-statuut en de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering,
moeten aanvullend zorgen voor de nodige correcties voor een aantal doelgroepen, onder meer die met een laag inkomen. Een verdere uitbouw van
de zorgverzekering in Vlaanderen kan, bij voorrang in de complexe langdurige zorg, in de toekomst zorgen voor extra middelen om die sociale bescherming te garanderen.
Heldere tarieven en goede communicatie
De betaalbaarheid van de zorg staat steeds meer onder druk. Ons zo geroemde solidaire systeem lijkt op zijn grenzen te botsen. Patiënten in armoede stellen noodzakelijke zorg uit, de gezondheidskloof wordt groter.
Toch heeft onze samenleving een steeds grotere som veil voor de gezondheidszorg. In 1970 besteedde de overheid 2,9% van het bbp aan gezondheidszorg, nu is dat 8,1%. Daarmee zitten we in de buurt van het Europese
gemiddelde. De Belgen betalen 25% van hun gezondheidsuitgaven zelf.
Dat is veel. In slechts zeven OESO-landen moet de patiënt nog meer zelf
betalen. De algemene perceptie dat we een goede dekking hebben van ge-
Er kan nog veel vooruitgang geboekt worden op het vlak van duidelijke
financiële informatie op maat van de patiënt/cliënt: opnameverklaringen,
tariefzetting, supplementen enz. Het is een ingewikkeld kluwen, waarmee
velen worstelen. Het is de gedeelde verantwoordelijkheid van overheid,
zorgvoorzieningen, individuele zorgverstrekkers en ziekenfondsen om hier
een tandje bij te steken. Patiënten hebben nood aan heldere informatie
over de financiële implicaties van hun ziekenhuisopname of verblijf. De
zorgvoorzieningen willen hier hun verantwoordelijkheid nemen en investeren in een goede communicatie. Alle zorgactoren moeten zich daarvoor
samen engageren, ook de artsen. Ook zij dienen aan de patiënt te commuzorg op een kantelpunt
17
niceren over hun tarieven, supplementen en de kostprijs van de materialen
die zij gebruiken.
Het huidige financieringssysteem in de algemene ziekenhuizen zorgt allerminst voor een transparante tariefzetting. Een arts mag voor de behandeling van een patiënt die kiest voor een verblijf in een eenpersoonskamer
honorarium­supplementen aanrekenen, die soms tot 300% kunnen oplopen.
Ook andere artsen kunnen daar voor dezelfde patiënt nog eigen supplementen
aan toevoegen (bv. anesthesist, klinisch bioloog). In een transparant systeem
zou er voor een zelfde prestatie van zorg slechts één tarief mogen gelden, ongeacht de patiënt kapitaalkrachtig is of niet. De patiënt betaalt dan enkel supplementen voor de luxe van zijn eenpersoonskamer. Dat zou het voordeel hebben
dat de premies van de hospitalisatieverzekeringen niet steeds sneller zouden
groeien, een ontwikkeling die de tweedeling in de zorg nog groter maakt.
Een dergelijk logisch uitgangspunt vergt echter een grondige hervorming
van de financiering. Ziekenhuizen zijn vandaag ondergefinancierd, en dus
aangewezen op afdrachten van de honoraria van de artsen. Het is een vicieuze cirkel, die enkel kan doorbroken worden door de financiering grondig
te herzien (zie verder). Dat moet een absolute prioriteit zijn in de volgende
legislatuur. In afwachting daarvan willen wij ons engageren om binnen
de huidige krijtlijnen te investeren in een goede communicatie naar de
patiënt, door bijvoorbeeld prijsramingen voor geplande ingrepen op de
ziekenhuiswebsites te plaatsen, en de patiënten in vooropnamegesprekken
te informeren. We vragen dat de overheid dat ondersteunt. We vragen ook
dat de overheid de genomen maatregelen om de betaalbaarheid voor de
zwaksten te garanderen, niet enkel afwentelt op de zorgvoorzieningen,
maar die correct compenseert.
Zorgaanbod voor specifieke doelgroepen
Het is zonneklaar dat er vooral voor minderjarigen en hun omgeving een
groot tekort is aan tijdige, bereikbare psychiatrische zorg in de eigen leefen leeromgeving. Zorgnet Vlaanderen wil actief meewerken aan het uittekenen van een gepast aanbod voor de doelgroep kinderen en jongeren.
We vragen alle overheden om hiervan een absolute prioriteit te maken in
de volgende regeerperiode. De wil en de dynamiek zijn op het werkveld
aanwezig om over de beroepsgroepen en voorzieningen daaraan te werken.
Een ambitieus plan wordt momenteel uitgetekend en vanaf 2015 kan die
nieuwe koers in de praktijk omgezet worden.
18
Zorgnet Vlaanderen
De recente erkenning van klinisch psychologen en psychotherapie openen
perspectieven om aan de toenemende behoefte van cliënten tegemoet te
komen. Naast de kwalitatieve voorwaarden dient ook de prijszetting duidelijk afgesproken te worden en kenbaar gemaakt aan de cliënten. De
wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg vormen een reëel probleem,
waarop een antwoord moet worden geboden om de zorgvragers niet te
demotiveren en de problemen niet onnodig te laten escaleren. Zorgnet
Vlaanderen vraagt dat de ambulante Centra Geestelijke Gezondheidszorg
vlot kunnen samenwerken met erkende psychotherapeuten, zodat kan verholpen worden aan de lange wachttijden voor zorgvragers. Het opnemen
van zelfstandige medewerkers in het therapeutisch team botst vandaag op
grenzen in de regelgeving. De overheid kan een kader creëren om de samenwerking te stimuleren en te verbinden aan kwaliteit en transparantie
in de prijszetting.
We vragen verdere politieke aandacht voor de forensisch-psychiatrische
patiënten. De uitbouw van twee forensisch psychiatrische centra in Gent
en Antwerpen komt tegemoet aan de noden voor geïnterneerden met een
hoog risico. Maar deze centra hebben niet het nodige aanbod voor alle
geïnterneerden. We vragen een verdere uitvoering van het federaal meerjarenplan van 2008, dat de uitbouw van een zorgtraject voor forensischpsychiatrische patiënten uittekende. De focus moet liggen op de nood aan
ambulante en residentiële initiatieven binnen de reguliere en categorale
geestelijke gezondheidszorg.
Vlaanderen telt vandaag zo’n 100.000 personen met dementie, waarvan
ongeveer 65% thuis woont, al dan niet omringd door familie, kennissen
en vrienden. Hun aantal zal tegen 2020 stijgen met bijna 30% en bereikt zo
een omvang die iedereen zal beroeren en een andere aanpak vergt dan de
huidige. In alle zorgsettings - thuis, residentieel en het ziekenhuis – worden zorgverleners en mantelzorgers geconfronteerd met personen met dementie. Een goede basiskennis van de aandoening en de wijze waarop die
kan behandeld en benaderd worden in elke individuele zorgcontext, dient
standaard deel uit te maken van elke opleiding tot een zorgberoep. Vroegdetectie en –diagnose van dementie zullen in een toenemende mate een
belangrijke opdracht worden van de huisartsen en de artsen-specialisten.
Goede observaties van alle zorg- en dienstverleners (formeel-informeel)
kunnen daarbij een belangrijke bijdrage leveren. Het is zinvol dat men binnen zorgnetwerken kennis en expertise over dementie kan delen. De exper-
tisecentra voor dementie kunnen daarbij een ondersteunende rol vervullen, in de eerste plaats voor mantelzorgers en eerstelijnsactoren.
lingen in algemene ziekenhuizen, de psychiatrische ziekenhuizen en verzorgingstehuizen en de GGZ-revalidatiecentra.
Kwaliteitsvolle zorg
Ook de woonzorgcentra namen de laatste jaren steeds meer initiatieven
om hun focus op prijs/kwaliteit te verscherpen en duidelijker zichtbaar te
maken. Zo heeft Zorgnet Vlaanderen gekozen voor het PREZO-kwaliteits­
systeem, en zijn meerdere voorzieningen vandaag aan het proefdraaien. Ook
hier is een flankerend en ondersteunend beleid van de overheid nodig. De
inspanningen dienen te worden voortgezet om de voorzieningen in staat te
stellen te evolueren naar een grotere transparantie over hun kwaliteit. Het
referentiekaderproject van de Vlaamse overheid wordt daartoe voortgezet
in nauw overleg met de koepelorganisaties en andere stakeholders. Extra
steun in de omkadering is hier sterk aangewezen. We vragen dat de overheid
bijzondere aandacht heeft voor relevante en correcte publieksinformatie, en
inspanningen doet voor een correcte beeldvorming in de media. De overheid
dient te zorgen voor een uniform kwaliteitsbeleid binnen de sectoren die vallen onder het woonzorgdecreet. Dat is noodzakelijk om beleidskeuzes te onderbouwen, maar ook als keuze-element voor de zorggebruikers.
De Belgische burgers zijn doorgaans heel tevreden over hun gezondheidszorg. Toch is de laatste jaren de roep naar objectiveerbare kwaliteit en patiëntveiligheid steeds luider gaan weerklinken. De zorgvoorzieningen namen de handschoen op. In de afgelopen jaren werd systematisch gewerkt
aan kwaliteitszorg. Van de overheid verwachten we dat ze eenduidig vastlegt wat van elke zorgorganisatie wordt verwacht, en dat ze aan die organisaties de middelen ter beschikking stelt om dat te realiseren. Investeren
in kwaliteitszorg impliceert immers de extra inzet van stafmedewerkers.
Op dit ogenblik zijn bijna alle Vlaamse ziekenhuizen zich aan het voorbereiden op het behalen van een internationale accreditering, ofwel bij
NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg) ofwel bij JCI (Joint
Commission International). Drie ziekenhuizen verwierven die ook al effectief. Daarnaast zette Zorgnet Vlaanderen samen met ICURO, de Vlaamse
Vereniging van Hoofdgeneesheren, het agentschap Zorginspectie en het
agentschap Zorg en Gezondheid het Vlaams Indicatorenproject (VIP²)
op, waarbij een breed draagvlak werd bekomen met andere belangrijke
stakeholders zoals het Vlaams Patiëntenplatform, het Kankerregister, het
WIV (Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid), het Intermutualistisch Agentschap, en vele wetenschappelijke en beroepsverenigingen.
Op één ziekenhuis na participeren alle Vlaamse ziekenhuizen op vrijwillige
basis aan VIP². Eind vorig jaar zetten de meeste ziekenhuizen reeds hun
resultaten voor borstkanker op hun websites.
Ondertussen verschaffen de kwaliteitsindicatoren elk ziekenhuis objectieve informatie over het eigen presteren, wat een goede basis vormt om de
eigen processen en resultaten kritisch te bekijken en steeds verder te verbeteren. We hopen dat de overheid dat dynamisch proces verder ondersteunt
en haar inspecties hierop afstemt.
Een zelfde beweging naar meer kwaliteitsvolle zorg is ingezet in de geestelijke gezondheidszorg. Net zoals voor de algemene ziekenhuizen werd een
Vlaams Indicatorenproject GGZ opgestart, waarbij het de bedoeling is om
te komen tot sectorbrede kwaliteitsindicatoren voor de centra geestelijke
gezondheidszorg, de initiatieven beschut wonen, de psychiatrische afde-
De bevoegdheid van de federale overheid om nieuwe normen voor ziekenhuizen te bepalen gaat met de VIe staatshervorming over naar Vlaanderen.
De programmatiebevoegdheid blijft federaal. Dankzij de adviezen van de
Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen trad de laatste jaren een
kentering op in de normering, waarbij meer rekening werd gehouden met
internationale praktijkaanbevelingen en wetenschappelijke studies. Zorgnet Vlaanderen hoopt dat die evolutie zich in Vlaanderen zal doorzetten.
Wij vragen dat ook de commerciële zorgvoorzieningen een zelfde transparant beleid inzake tariefzetting moeten voeren. Hetzelfde geldt voor de eisen inzake kwaliteit en patiëntveiligheid. Vandaag moeten de commerciële
klinieken bijvoorbeeld aan minder strenge voorwaarden voldoen dan de
erkende voorzieningen voor vergelijkbare ingrepen en behandelingen. De
regelgeving dient daarom gelijkgeschakeld te worden, zowel met betrekking tot de patiënt, de medewerkers als de omgevingsaspecten. We vragen
ook een solidaire participatie aan permanenties en netwerken.
In alle zorgvoorzieningen waar medische hulpmiddelen, materialen en
implantaten worden gebruikt moeten strikte regels inzake traceerbaarheid
worden gehanteerd om bij eventuele problemen de betrokken doelgroep
van patiënten snel en volledig te kunnen opsporen.
zorg op een kantelpunt
19
20
Zorgnet Vlaanderen
3.Dankzij de volle inzet van deskundige
artsen en medewerkers in de zorg
Zorgmedewerkers gevraagd!
Deskundige en gemotiveerde medewerkers zijn de kritische succesfactoren om het transitieproces naar geïntegreerde zorg te
doen slagen. Er heerst schaarste: aan verpleegkundigen, aan
leidinggevenden, aan bepaalde artsendisciplines. Bovendien
is er weinig tot geen budgettaire ruimte. We zullen dus creatief
moeten nadenken over nieuwe vormen van arbeidsorganisatie,
personeelsinzet, taakinvullingen en verloning.
Dat vraagt een hedendaags HR-beleid, dat inzet op volgende
prioriteiten:
• Een voldoende instroom
• Aantrekkelijke loopbanen met flexibiliteit en doorgroei­
mogelijkheden
• Functiedifferentiatie en taakherverdeling
• Een functiegerichte verloning, met bijzondere aandacht
voor leidinggevenden en een contractueel eenheidsstatuut.
De aantrekkelijkheid van de zorgberoepen is verhoogd; de laatste jaren noteren we een sterk gestegen aantal inschrijvingen in de hogere opleidingen.
Die verhoogde instroom zal in de komende jaren echter onvoldoende zijn
om de uitstroom te compenseren, laat staan om een antwoord te bieden
op de stijgende zorgvraag. De zorgsector staat voor de grote uitdaging om
voldoende medewerkers te kunnen blijven rekruteren. De positieve campagnes om het imago van de zorgberoepen te promoten zullen ook in de
toekomst broodnodig zijn. Specifieke aandacht kan gaan naar categorieën
met een onderbenut arbeidspotentieel: mannen en migranten, evenals
naar de zij-instromers (via heroriënteringstrajecten). Ook een eenvoudig
honoreringssysteem voor EVC (Elders Verworven Competenties) is een belangrijk aandachtspunt.
Internationale migratie van zorgpersoneel is een manier om iets te doen
aan de personeelsschaarste. Toch moet daarmee zorgvuldig worden omgegaan. We vragen aan de overheid dat ze de migratiestromen beter in kaart
brengt en een charter opstelt met ethische en deontologische adviezen.
Artsencontingentering: ja of nee?
Het is ondertussen duidelijk dat het in 2004 ingevoerde systeem van
artsencontingentering aan beide kanten van de taalgrens erg verschillend werd ingevuld, en zo het risico loopt zijn eigenlijke doel te missen.
Vlaanderen heeft via een ingangsexamen de instroom beperkt; Wallonië
en Brussel laten meer dan dubbel zoveel studenten afstuderen dan er vol-
zorg op een kantelpunt
21
gens de quota een RIZIV-nummer kunnen krijgen. Het systeem wordt nog
meer uitgehold door het vrij verkeer van diensten en personen in Europa.
Artsen die het nodige opleidingsniveau in hun land van herkomst hebben behaald, kunnen zich vrij vestigen in een andere lidstaat, genieten
van een automatische erkenning van hun diploma en van het terugbetalingssysteem. Tussen 2004 (de invoering van de contingentering) en
2011 ontvingen meer dan 1116 buitenlandse artsen een RIZIV-nummer. De
marktbeperking is dus achterhaald. Voor bepaalde medische disciplines
is er momenteel een tekort, bv. geriaters, psychiaters en urgentie-artsen.
Concreet vragen we:
• Het invoeren van een kadaster voor zorgverstrekkers. De registratie
moet op regelmatige tijdstippen hernieuwd worden op basis van accreditatie-inspanningen en praktijkervaring. Die inspanningen gelden
voor alle artsen, zowel voor Belgische als voor de Europese collega’s die
zich in ons land komen vestigen. Daardoor is er steeds een overzicht
beschikbaar van het aantal effectief inzetbare zorgverstrekkers.
• Het veralgemenen van het ingangsexamen over heel het land.
• Het aanpassen van het aantal stageplaatsen. Dwingend uitgangspunt dient daarbij de evoluerende epidemiologie te zijn, met zowel
de kwantitatieve behoeften die eruit volgen, als de organisatorische
context waarin de zorg wordt verstrekt. Ook het gewijzigd profiel van
de jonge artsen (meerderheid vrouwen, met bij de jongere generaties
een andere opvatting over de work-life balans) moet in rekening worden gebracht.
• Het invoeren van een algemene verplichting om deel te nemen aan
het waarborgen van de continuïteit van zorg (wachtdeelname) als
voorwaarde voor het bekomen en behouden van een RIZIV-nummer
(analoog aan de regeling voor huisartsen).
• Een aanpassing van het huidig financieringssysteem zodat het minder prestatiegevoelig wordt en dus minder risico’s inhoudt voor overconsumptie (zie verder).
Aantrekkelijke loopbanen
Een voldoende instroom in de zorgberoepen is niet genoeg. Zorgverleners
moeten ook gemotiveerd aan de slag blijven en zich verder kunnen ont-
22
Zorgnet Vlaanderen
plooien op de werkvloer. Het komt erop aan voldoende differentiatie te creëren in de vlakke beroepscarrière door een continue professionele ontwikkeling en interne jobmobiliteit via functiedifferentiatie.
Iedereen is het erover eens dat we ons samen moeten inspannen om de
werkdruk te beheersen en waar mogelijk te verminderen, onder meer
door het waarborgen van stabielere en beter voorspelbare uurroosters.
Een deel van de oplossing is een structurele verruiming van het personeelskader. Pieken in de werkdruk en uurroosterwijzigingen, al dan niet
in combinatie met plotse stijgingen in de zorgvraag, kunnen zo beter worden opgevangen.
Werknemers vragen de nodige flexibiliteit om arbeid, gezin en vrije tijd
in evenwicht te houden. In de afgelopen decennia nam de overheid veel
maatregelen om daaraan tegemoet te komen. We noemen er enkele: tijdskrediet, loopbaanvermindering, ouderschapsverlof, palliatief verlof, landingsbanen, anciënniteitsverlof, eindeloopbaanverlof… Zo genieten niet
alleen zorgmedewerkers op hun 55ste van 36 extra verlofdagen bovenop
de jaarlijkse vakantie, ook het personeel in administratieve diensten in de
zorgsector krijgt op die leeftijd 20 extra verlofdagen. In tijden van personeelsschaarste zorgt dat niet zelden voor moeilijkheden om de zorgcontinuïteit rond te krijgen. Zorgnet Vlaanderen vraagt dat erover wordt nagedacht om dat systeem van extra verlofdagen op een andere manier in
te vullen. Een mogelijke piste is het invoeren van een “loopbaankrediet”
waarbij verlofsystemen worden vereenvoudigd en over gans de loopbaan
gespreid kunnen worden.
Maatwerk bij arbeidsduur
We vragen dringend enkele gerichte en selectieve aanpassingen aan de arbeidswetgeving in de zorgsector. De huidige regels zijn hopeloos verouderd
en houden onvoldoende rekening met de continuïteit van zorg die 7 dagen
op 7, en de klok rond moet worden verzekerd. Sommige bepalingen, oorspronkelijk bedoeld als bescherming van de werknemers, zijn tegenstrijdig
met de verzuchtingen van het personeel, die ook zelf hun arbeidstijd flexibel willen kunnen invullen. Daar ligt echt een win-win voor werkgevers
en werknemers. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de mogelijkheid een
vroege dienst te doen na een late dienst mits een redelijke rustpauze, of de
mogelijkheid om zeven dagen opeenvolgend te kunnen werken. Gescheiden partners met kinderen zijn voor dat laatste vragende partij.
Teams zonder grenzen
De kernconcepten van geïntegreerde zorg en netwerken dienen explicieter dan vandaag in de opleidingen aan bod te komen. Zowel in de basisopleiding als in de voortgezette opleiding moet er meer ruimte gecreëerd
worden voor interprofessioneel samenwerken. Ook ervaringsdeskundigen,
bijvoorbeeld in de geestelijke gezondheidszorg, vervullen een belangrijke
rol. Zij verdienen eveneens een aangepaste opleiding.
Wetenschappelijk inzichten in praktijk
Goede geïntegreerde zorg impliceert dat die zo goed mogelijk aansluit bij
de hedendaagse wetenschappelijke inzichten. Onderzoek in de gezondheidszorg genereert die nieuwe inzichten en innovatieve benaderingswijzen. Toch wordt nog te vaak zorg verleend vanuit traditie en vastgeroeste
gewoontes. Enerzijds geraken de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek vaak niet tot op de werkvloer, anderzijds zijn de onderzochte thema’s
vaak niet voldoende relevant en afgestemd op de noden van de werkvloer.
Goede praktijken zoals werkplekleren en leerzorgcentra wijzen de richting.
Kerncompetenties valoriseren
Artsen, verpleegkundigen en paramedici worden soms overladen met taken die belastend zijn en niet tot hun kerncompetenties behoren. Functiedifferentiatie en een herverdeling van de taken kunnen zorgen voor een
doelmatiger inzet van personeel. Dat vereist een grondige herziening van
KB 78 (de wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen). Nu zijn
de taken die de beroepsgroepen mogen uitoefenen zeer strikt afgebakend
in allerlei lijstjes van zogenaamde technische handelingen. In functie van
een teamaanpak vragen we meer flexibiliteit in dat sterk hiërarchisch en
medisch gestuurd systeem van taakverdeling. Zo zou het bijvoorbeeld mogelijk moeten zijn dat zorgkundigen de bloeddruk mogen meten en glyce-
mie bepalen, mits het respecteren van een aantal zorgvuldigheidsvereisten
geëxpliciteerd binnen teamverband. We vragen ook administratieve ondersteuning voor het zorgpersoneel.
In functie van de concrete zorgnoden (chronische en complexe zorg) vragen we meer waardering voor intellectuele prestaties en multidisciplinair
overleg (zie ook verder, financiering). Nieuwe functies, zoals de nurse practitioner en de praktijkassistent, kunnen kostenefficiënt ingezet worden in
de eerste en tweede lijn. Er is nood aan meer generalistische en integrerende specialismen (algemeen internist, geriaters, psychiaters).
De verbinding van geestelijke gezondheid met de acute zorg en met welzijnsdiensten, houdt in dat GGZ medewerkers niet alleen getraind zijn om
psychiatrische stoornissen te behandelen, maar ook oog hebben voor het
algemeen welzijn en gerelateerde gezondheidsproblemen kunnen screenen. Uiteraard dienen ook medewerkers uit de algemene ziekenhuizen en
woonzorgcentra alert te zijn voor psychische problemen. De integratie van
diensten vraagt ook het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden inzake casemanagement, supervisie en ondersteuning van elke professional
die in de eerstelijnszorg GGZ-problemen behandelt.
Middelen beter benutten
Voor een efficiënt beleid dat adequaat omgaat met de schaarse financiële
middelen moeten werkgevers een juiste kwalificatiemix van personeelsleden kunnen inzetten. Zorgnet Vlaanderen vraagt om de bestaande normering grondig te herzien met een meer globale formulering op voorzieningsniveau (in plaats van op dienst-, team-, of afdelingsniveau). Dat geeft meer
flexibiliteit en mogelijkheden tot optimalisatie, zowel aan werkgevers als
werknemers. Dan kunnen de medewerkers optimaal worden ingezet, in
functie van behoeften en aanbod kan het gepaste zorgteam samengesteld
worden afgestemd op de noden van elke individuele patiënt/cliënt. Die
teams zijn zoveel mogelijk zelfsturend.
Op dit ogenblik wordt een niet onaanzienlijk personeelsbudget beheerd
door de zgn. “fondsen” (sociale en fiscale maribel, peterschap, generatie-
zorg op een kantelpunt
23
pact enz.). Voor de fondsen van de sectoren van de gezondheidszorg gaat
het om een budget van meer dan 300 miljoen euro (meer dan 9000 VTE).
Zorgnet Vlaanderen vraagt aan de verschillende overheden om de mogelijke pistes te onderzoeken waarmee die middelen kunnen worden geïntegreerd in de reguliere financieringskanalen. Dat zal de voorzieningen de
mogelijkheid geven om een efficiënter personeelsbeleid te voeren en de
juiste mensen op de juiste plaats in te zetten.
Competentiegerichte verloning
In het licht van de bevoegdheidsoverdracht is het belangrijk dat de arbeidsvoorwaarden en verloning voor zorgverleners in Vlaanderen en België gelijk blijven, en dat over de zorgvormen heen.
Van het recente attractiviteitsplan voor de verpleegkunde van de federale
overheid zijn onlangs een aantal nefaste bijwerkingen aan het licht gekomen. Verpleegkundigen die een bijkomende opleiding gevolgd hebben, en
daarvoor een “bijzondere beroepstitel” (BBT) verwerven, ontvangen een
premie van 10% van hun jaarloon, op voorwaarde dat ze exact dezelfde job
blijven uitoefenen. Zo zijn er bijvoorbeeld BBT’s voor verpleegkundigen gespecialiseerd in pediatrie en neonatologie, in geestelijke gezondheidszorg
en psychiatrie, in de geriatrie enz. Daarnaast zijn er Bijzondere Beroepsbekwaamheden (BBK’s) voor bijvoorbeeld verpleegkundigen met een bijzondere bekwaamheid in de palliatieve zorg, in de diabetologie enz. Gevolg is
dat alle verpleegkundigen van elke discipline vragen om een “bijzondere
beroepstitel” te kunnen behalen. Dat zal een enorme meerkost met zich
meebrengen (momenteel wordt die grotendeels door de ziekenhuizen gedragen). De bijzondere beroepstitels doen een spiraal ontstaan van steeds
meer specifieke erkende diploma’s, die de jobmobiliteit en de brede inzetbaarheid van het al schaarse zorgpersoneel ernstig inperken.
Zorgnet Vlaanderen pleit voor een attractief verloningssysteem dat uitgaat
van competenties, kennis en verantwoordelijkheid. De functie bepaalt
de verloning en niet, of niet alleen, het diploma of het aantal dienstjaren.
De sociale partners werkten hiervoor de IF-IC functieclassificatie uit. In
dat systeem worden niet enkel kennis en kunde gewaardeerd, maar ook
24
Zorgnet Vlaanderen
de mate van leidinggeven, verantwoordelijkheid, communicatievaardigheden, het probleemoplossend vermogen en de specificiteit van een zorg­
omgeving. Die nieuwe rangschikking dient ook als onderbouw voor een
loonhuis. Nieuwe barema’s en een moderne loonpolitiek kunnen op die
manier worden ontwikkeld.
Een nieuw loonhuis zal moeten rekening houden met het gebrek aan of
hoogstens een beperkte economische groei. De budgetten die nu bestemd
worden voor de bijzondere beroepstitels kunnen best daarin geïnvesteerd
worden. Ook het bestaande systeem van anciënniteit verdient in dat licht
een kritische blik. Het verloont immers niet de bijkomend verworven ervaring. Studies geven aan dat ervaringsgroei na een tiental jaren aftopt. Verloning dient gekoppeld te zijn aan functie-inhoud, met oog voor de aangewende competenties. Er dient méér te worden geïnvesteerd in permanente
opleiding en vorming.
Waardering van middenkader, diensthoofden & leidinggevenden
De schaarste aan leidinggevenden vormt al jarenlang een probleem in de
zorgsector. Hoofdverpleegkundigen, coördinatoren en diensthoofden oefenen de facto een managementfunctie uit, maar dan wel zonder de bijhorende verloning. Er is bijvoorbeeld nauwelijks een verschil tussen het
loon van een hoofdverpleegkundige en dat van een basisverpleegkundige
(die haar basisloon flink kan optrekken door de toeslagen voor nacht- en
weekendwerk). Een loonspanning van 35% moet zorgen voor voldoende
gemotiveerde leidinggevenden. Bij de invoering van de nieuwe functieweging dient die doelgroep absolute prioriteit te krijgen. In navolging van het
algemene principe dat verloning steeds gekoppeld moet worden aan de effectieve taakinhoud, is er bijzondere aandacht nodig voor hoofdverpleegkundigen en voor middenkaderfuncties in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg.
Diensthoofden zijn op vandaag nog altijd vervat in de wettelijke personeelsnormen. In vergelijking met vroeger staan zij echter nog heel weinig
in de rechtstreekse zorg, maar zijn ze belast met coördinerende, leiding-
gevende of andere beleidstaken. Het is dus logisch dat zij uit de norm worden gehaald zodat de voorzieningen hun normpersoneel integraal kunnen
inzetten voor zorguitvoering.
Net zoals het nu het geval is in de belendende welzijnssectoren, is het nodig dat er in de woonzorgcentra staffuncties worden voorzien en gefinancierd om onder meer de kwaliteitszorg en de netwerkfuncties naar behoren
te kunnen opnemen.
Statuut en aanvullend pensioen
Op 1 januari 2012 trad de nieuwe wetgeving rond de financiering van de
pensioenen van statutaire medewerkers in provinciale en plaatselijke besturen in werking. De berekeningswijze van de patronale bijdragen voor
de pensioenen van statutaire medewerkers werd daardoor ingrijpend hervormd. De hervorming heeft een zeer grote impact op ziekenhuizen die nog
statutaire medewerkers tewerkstellen of tewerkgesteld hebben. Het uitbouwen van een contractueel eenheidsstatuut voor het zorgpersoneel en het
uitdoven van het systeem van vaste benoemingen vormen absolute prioriteiten voor de volgende legislatuur. Zorgnet Vlaanderen vraagt dat er in de
zorgvoorzieningen geen statutaire benoemingen meer gebeuren ten laste
van het budget van de federale of Vlaamse overheid.
Alle medewerkers in de zorg, of ze nu statutair benoemd zijn of niet, hebben recht op gelijk loon en gelijke voordelen voor gelijk werk. Bij een volledige loopbaan heeft een statutaire verpleegkundige maandelijks een netto
pensioen dat ca. 500 euro hoger ligt dan dat van een verpleegkundige in de
private sector. Dat is fundamenteel onrechtvaardig. Zorgnet Vlaanderen pleit
daarom voor de uitbouw van een volwaardige tweede pensioenpijler voor
alle niet-vastbenoemde personeelsleden in de private en openbare sector.
zorg op een kantelpunt
25
26
Zorgnet Vlaanderen
4.Ondersteund door drie hefbomen
Hefboom 1: een financiering die samenwerking bevordert
Geïntegreerde zorg zal niet vanzelf ontstaan. Zorgaanbieders
willen vaak wel samenwerken, maar allerlei barrières staan die
dromen in de weg. We vragen dat de overheid de nodige stimulansen voorziet, en de cruciale hefbomen realiseert om te komen
tot geïntegreerde zorg voor de patiënt en cliënt.
• Een financiering die de samenwerking bevordert
• Een performant elekronisch dossier per zorggebruiker
• Een inventieve ruimtelijke ordening
Vele hoofdrolspelers hebben het ondertussen een voldoende aantal keren
herhaald: de huidige financieringssystemen voldoen niet langer. Financiering
van de zorg moet de juiste stimuli bevatten om kwaliteitsvolle en geïntegreerde
zorg te bevorderen, en dat in alle sectoren van zorg en welzijn. Zij moet zorgtrajecten en teamwerking aanmoedigen. De vergoeding van de zorgverstrekkers
en voorzieningen moet eerlijk en fair zijn naar inzet, inspanning, continuïteit,
verantwoordelijkheid en teamwerking. De invoering van nieuwe vormen van
financiering is een absolute prioriteit voor de komende regeringen.
Uitgangspunten voor een nieuwe financiering:
Een financiering gebaseerd op kwaliteit van geleverde zorg.
• Het aanzetten tot samenwerking. Dat omvat zowel een financiering
van de coördinatie-opdracht als van het geheel van de zorg (over de
zorgvormen heen).
• Financiële stabiliteit brengen voor de voorzieningen door het voorzien van voldoende middelen en een voorspelbaar budget dat een
meerjarenbegroting toelaat.
• Een financiering die rekening houdt met de reële zorgzwaarte, en onderscheid maakt tussen standaardiseerbare en niet-standaardiseerbare processen, planbare en niet-planbare zorg.
• Een vergoeding van de zorgverleners op basis van inzet, verantwoordelijkheid en expertise.
• Het stimuleren van een efficiënte bedrijfsvoering.
• Het aanmoedigen van innovatie en duurzaamheid.
• Verlaging van de administratieve last en verhoging van de transparantie.
zorg op een kantelpunt
27
Ziekenhuisfinanciering
Voor de nieuwe financiering van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen besliste de aftredende federale regering tot een stappenplan, en
belastte het federaal Kenniscentrum (KCE) met de opdracht voorstellen uit
te werken na raadpleging van de diverse actoren. Zorgnet Vlaanderen gaf
mee de aanzet tot die nieuwe financiering, en zal constructief meewerken
aan de uitwerking. De huidige financiering van de algemene ziekenhuizen
loopt in essentie nog steeds via twee kanalen, enerzijds via het budget van
financiële middelen en anderzijds via afhoudingen op de artsenhonoraria.
Die dualiteit staat haaks op een geïntegreerd ziekenhuismodel, interdisciplinaire patiëntenzorg en transmurale samenwerking via zorgtrajecten.
Het vigerende model van prestatiefinanciering zet onvoldoende aan tot
samenwerking. Binnen het artsenkorps is de verloning voor gelijke inspanningen zeer ongelijk verdeeld. Precies zij die instaan voor rechtstreekse
patiëntenzorg en zorgen voor de zorgcontinuïteit zijn soms het minst goed
beloond. Het is aangewezen dat er nieuwe modellen worden uitgetest en
tegen elkaar afgewogen. Lessen uit het buitenland leren dat er geen financieringsmodel bestaat dat altijd en in alle situaties kan worden toegepast.
De oplossing ligt dus in de keuze voor meerdere modellen, afhankelijk van
het probleem of de casus.
In de psychiatrische ziekenhuizen vragen we dat het historische verschil in
kostprijsvergoeding wordt geobjectiveerd en gelijkgemaakt. Net zoals de samenwerking tussen de woonzorgcentra en de thuiszorgdiensten in de zorg
van zorgbehoevende ouderen, dient er ook voor GGZ-cliënten werk te worden gemaakt van een geïntegreerde financiering, waarbij bijvoorbeeld de
sectoren GGZ en huisvesting, of de sectoren GGZ en arbeidstoeleiding hun
middelen gemeenschappelijk kunnen inzetten ten bate van een zelfde cliënt.
Uniforme financieringsprincipes
Met de VIe staatshervorming zal Vlaanderen volledig bevoegd zijn voor de
financiering van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf en de centra voor dagverzorging. Voor de financiering van het personeel wordt het
RIZIV-budget overgedragen naar Vlaanderen. Er is bovendien een dubbele
druk op het budget. Enerzijds is er de vraag naar bijkomende woongele-
28
Zorgnet Vlaanderen
genheden wegens het groter aantal ouderen dat zorg behoeft. Anderzijds
stellen we vast dat de bewoners in een woonzorgcentrum gemiddeld een
steeds zwaarder zorgprofiel hebben. Dat zorgt voor druk op de personeels­
omkadering. Zorgnet Vlaanderen vraagt aan de overheid een gelijke
financiering voor een gelijke zorgzwaarte. Dat vereist een inhaaloperatie
en bijkomende middelen in de basisfinanciering. De RVT-reconversie is
immers sinds 2012 stopgezet, en dat terwijl de gemiddelde zorgzwaarte per
bewoner in de ouderenzorg nog steeds stijgt. Daarnaast dient het uitbreidingsbeleid van de laatste jaren – tal van voorzieningen creëerden nieuwe
woongelegenheden om aan de gestegen vraag te voldoen – een vervolg te
krijgen in de financiering. We vragen aan de Vlaamse overheid dat zij na
de overdracht van de bevoegdheden de sector voldoende financiële continuïteit en stabiliteit biedt. Nadien kunnen er stap voor stap eigen Vlaamse
accenten worden gelegd.
Goede financieringsprincipes vertrekken vanuit de cliënt, en zijn onlosmakelijk verbonden met diens zorgbehoeften. Elke zorgvrager zou in de toekomst
een indicering van zijn of haar zorgzwaarte moeten krijgen via een uniforme
indicatiestelling. Dat kan zich in de toekomst vertalen in een persoonsvolgend trekkingsrecht, de voucher. Met die voucher kan de cliënt beroep doen
op een erkende voorziening of dienst. In de financiering op het niveau van
de voorziening wordt tevens rekening gehouden met specifieke organisatiegebonden aspecten zoals bv. anciënniteit van het personeel. Verder is het
belangrijk dat bepaalde vaste kosten verbonden aan een collectieve zorgvoorziening, los van bezetting, door de overheid worden gefinancierd.
Infrastructuursubsidies
Zorgaanbieders worden geacht soepel in te spelen op maatschappelijke
trends. Daarvoor is er in de eerste plaats nood aan investeringskapitaal
om in bijkomende en gevarieerde capaciteit aan residentiële zorgvormen
te voorzien. De grootste architecturale uitdagingen zijn flexibiliteit, duurzaamheid en integratie in de leefomgeving.
Afhankelijk van de voorziening, betaalt de bewoner zelf vandaag minder
dan de helft van de totale kost van zijn verblijf in een woonzorgcentrum.
In bepaalde gevallen overtreft die bijdrage het maandelijks pensioen. Een
belangrijke component in de totale kost is de woonkost. Het VIPA (Vlaams
Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) komt voor
vzw’s en OCMW’s tussen voor ongeveer 55% van de totale bouwkost en
drukt zodoende de wooncomponent ten laste van de bewoner. Om VIPAfinanciering te kunnen krijgen, dienen woonzorgcentra een uitgebreide
zorgstrategische oefening te maken en aan bijkomende bouwnormen te
voldoen. Momenteel liggen er tientallen dossiers te wachten op een principieel akkoord. Zorgnet Vlaanderen vraagt aan de nieuwe Vlaamse regering
om zich te engageren tot een snelle afhandeling van die lopend VIPA-dossiers, waarvoor de voorzieningen reeds investeringen hebben gedaan.
Zorgnet Vlaanderen is voorstander om in de toekomst de pure huisvestingskosten ten laste te leggen van de bewoner, mits een passende sociale
correctie. Desalniettemin zijn bepaalde infrastructuurkosten zorggebonden. Cliënten die kiezen voor een residentiële zorgvorm hebben doorgaans
een hogere zorgbehoefte. Die specifieke zorggerelateerde infrastructuurkost kan vertaald worden in een forfait per verblijfsdag.
Na de bevoegdheidsoverdracht krijgt Vlaanderen de kans om de financieringsregels in de ouderenzorg aan te passen conform de Europese regelgeving. De overheid bepaalt gelijke erkennings- en financieringsvoorwaarden
waaraan alle aanbieders, los van beheerinstantie, dienen te voldoen en die
de zorg op een kwaliteitsvol niveau borgen. Daaraan gekoppeld dienen
aanbieders transparant te zijn over hun kosten- en opbrengststructuur.
We pleiten voor uniforme boekhoudprincipes zodat duidelijk kan gemaakt
worden dat de bewoner ‘waar krijgt voor zijn geld’, d.w.z. goede zorg in
een aangepaste leefomgeving tegen betaalbare prijzen. Bovendien moeten
de geldstromen tussen exploitant en kapitaalverschaffer zichtbaar zijn in
de boekhouding en dienen maxima te worden bepaald, zodat het uitbaten
van een voorziening voor ouderenzorg niet wordt overgeleverd aan initiatieven die louter op winstbejag uit zijn.
Alle zorgverstrekkers responsabiliseren
Commerciële zorg en nichepraktijken zitten in de lift. Ze zijn meestal ge-
richt op gegoede patiënten, niet-complexe aandoeningen en planbare ingrepen. De complexe problemen en kwetsbare patiënten komen terecht bij
de erkende voorzieningen, die ook de continuïteit van zorg moeten garanderen. De financiering dient daaraan aangepast te zijn; maatregelen zijn
nodig om de vlucht van artsen en zorgpersoneel naar commerciële praktijken tegen te gaan. Vanuit het perspectief van een toegankelijke zorg voor
iedereen is de verzekering van acute en spoedeisende zorg 24/24 en 7/7 een
absolute topprioriteit. Wij vragen dat alle artsen solidair aan die continuïteit participeren. Dat kan op verschillende manieren:
• Door een koppeling van de RIZIV-middelen aan een solidaire deelname in de zorgnetwerken. Wie geen wachtdeelnames doet, verliest
zijn RIZIV-nummer, en kan geen prestaties meer doen waarvoor een
terugbetaling wordt voorzien.
• Door een aanpassing van het RIZIV-nummer van knelpuntspecialismen. Zo is voor de betrokken artsen een honorariumdifferentiatie mogelijk. Een regeling naar analogie met het honorariumverschil tussen
geaccrediteerde en niet geaccrediteerde artsen of een integratie van
die aspecten in de accreditatieregeling zijn daarvoor eveneens mogelijke pistes.
Samenwerking tussen artsen bevorderen
In afwachting van een nieuwe financiering kan ook de Orde der Geneesheren de samenwerking tussen artsen bevorderen. Dat kan door een modernisering van de deontologische regels waardoor pooling van inkomsten
en kosten door artsen op multidisciplinaire basis mogelijk wordt. De Orde
kan ook nieuwe opdrachten opnemen, bv. een evaluatie van het medisch
functioneren van alle artsen.
Overheidsopdrachten
Zorgvoorzieningen zijn verplicht de wetgeving op de overheidsopdrachten
te volgen, of ze nu een openbaar of een privaat statuut hebben, commer­ciële
doeleinden of non-profit. Hun inkomsten verbonden aan de exploitatie zijn
immers voor meer dan 50% afkomstig uit overheidsmiddelen. Zorginstellingen worden Europeesrechtelijk al gelijkgesteld met ondernemingen,
zorg op een kantelpunt
29
waardoor de toekenning van werkingsmiddelen door de overheid sowieso
in overeenstemming moet zijn met de Europese regels over staatssteun. De
Belgische wetgever acht het echter nodig strikter te zijn dan de Europese,
o.m. door de drempelbedragen veel lager te bepalen dat de Europese. Dat
zorgt voor een enorme administratieve overlast in de voorzieningen.
Wij vragen dat de Europese en Belgische overheden oog hebben voor
de specifieke problemen van de zorginstellingen. Zorgnet Vlaanderen
vraagt daarvoor ook een vertegenwoordiging in de Commissie Overheidsopdrachten van de Kanselarij. We vragen ook duidelijkheid inzake de
toepassing van de wet op de overheidsopdrachten op de rekrutering en
selectie van zelfstandige zorgverstrekkers (artsen, paramedici) door de
zorgvoorzieningen.
Belasting op de toegevoegde waarde (BTW)
Momenteel woedt er in Europa een debat over de toekomst van de Europese BTW-richtlijnen. Wij vragen het behoud van de BTW-vrijstellingen voor
zorgactiviteiten, zoals opgenomen in art. 44, §2 van het BTW-Wetboek en
afkomstig uit de Europese BTW-Richtlijn. Een principiële toepassing van
de BTW-wetgeving mag er immers niet toe leiden dat gezondheidszorg nog
duurder en bijgevolg minder toegankelijk wordt.
Hefboom 2: een performant elektronisch dossier per
zorggebruiker
Een noodzakelijke hefboom om de transitie naar een geïntegreerde zorg te
realiseren is een snelle en veralgemeende toepassing van ondersteunende
ICT. Investeren in technologie, zowel voor communicatie, diagnose als
therapie wordt het cruciale element om de overgang te faciliteren en om
patiënten/cliënten en zorgprofessionals (virtueel) bijeen te brengen. In vergelijking met andere landen moet België hier een inhaalbeweging maken.
Alle zorgactoren moeten kunnen beschikken over één goed elektronisch dossier per zorggebruiker. Het is een kritische facilitator van vele toepassingen:
medicatieveiligheid, procesflow, planning (bijvoorbeeld voor het gebruik
30
Zorgnet Vlaanderen
van het operatiekwartier), sturing van het zorgproces, kwaliteitsopvolging
enz. Het elektronisch zorgdossier kan ook een werkinstrument voor de patiënt zelf zijn, met screeningstools, zelfmonitoring (bloeddruk, hartslag,
suikerspiegels, stemming…), mogelijkheden tot communicatie met professionals enz. Er is een wettelijke context nodig, die duidelijk de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen (zorgverstrekkers, voorzieningen, patiënten) aflijnt. Ook de financiering dient dringend te worden aangepakt als we
willen dat de zorgsector ICT op een performante manier inzet.
Zorgnet Vlaanderen vraagt de overheid een duidelijke keuze te maken:
ofwel beschouwt ze de informatisering van de gezondheidssector als een
kerntaak van de sociale zekerheid. In dat geval dienen daarvoor de nodige
middelen vrijgemaakt te worden. Ofwel maakt men politiek de keuze om
die kost deel te laten uitmaken van de dienstverlening aan de patiënt. In
dat geval moet men de kostprijs doorrekenen aan de eindgebruiker, bijvoorbeeld door de zorgverstrekker of de voorziening toe te laten een vast
bedrag per consult of per opname extra aan te rekenen.
eHealth: roadmap 2013-2018 en Vitalink
In 2013 werd een roadmap eHealth voor de periode 2013-2018 vastgelegd.
Het uitvoeren van de roadmap is een absolute beleidsprioriteit voor de komende regeerperiode. De complexiteit van het geheel en het grote aantal
stakeholders vereisen dat de hoogste beleidsniveaus nauw betrokken zijn
en de coördinatie van de uitvoering opnemen. Op Vlaams niveau vragen
we dat er verder wordt ingezet op het Vitalink platform dat voor een goede
gegevensdeling moet zorgen in de eerstelijnszorg, de welzijnssector en tussen domeinen die door andere overheden aangestuurd worden.
Nieuwe media
Patiënten zoeken op de informatiesnelweg steeds meer zelf naar informatie over hun gezondheid, symptomen en ziektebeelden. Er zijn echter heel
weinig instrumenten die hen indicaties geven over de kwaliteit van die informatie. Cliënten communiceren over hun ervaringen via sociale media of
via websites. Zorgorganisaties en zorgprofessionals blijven echter nog vaak
afwezig op dergelijke fora. Het biedt nochtans een eenvoudige, goedkope
en patiëntvriendelijke manier van communiceren en informeren. Nieuwe
mediatechnologieën kunnen ook perfect gebruikt worden voor het overleg
rond de zorggebruiker (mail, chat, via sociale media, beeldbellen, Facetalk…). Traditioneel overleg is vaak té tijdsintensief en moeilijk te organiseren. Toekomstige generaties van zorggebruikers zullen meer en meer
beroep doen op die nieuwe technologieën. Hulpverleners dienen daarvoor
ook de nodige competenties te verwerven tijdens hun opleiding. We vragen
aan de overheid dat er instrumenten worden ontwikkeld die de kwaliteit
van de aangeboden informatie kan toetsen.
Hefboom 3: integrerende ruimtelijke ordening
Het gebruik van de ruimte en de architectuur van zorgvoorzieningen
volgen de nieuwe zorgconcepten. Zij zijn een hefboom om de vermaatschappelijking van de zorg te ondersteunen. We zullen in de toekomst
keuzes moeten maken over het al dan niet concentreren van hooggespecialiseerde (institutionele) zorg versus de geografische nabijheid van
zorg. Alternatieve woonvormen dienen een kans te krijgen. Ruimtelijke
inrichting moet de veiligheid en het veiligheidsgevoel voor de ouder wordende bevolking ondersteunen en moet integratie en deelname aan het
maatschappelijk leven bevorderen. De directe solidariteit binnen de bevolking (tussen actieven en niet actieven, ouderen en jongeren, gezonde
burgers en zorgafhankelijke personen, personen met fysieke of mentale
beperkingen) moet gefaciliteerd worden door ruimtelijke verbindingen
en interactieve woonomgevingen. Dat kan geworden gevat in het concept
van een “woonzorgzone”.
combineren van zorg met andere (meestal commerciële) bestemmingen,
wat ook architecturale uitdagingen impliceert. Het is aan de verschillende
stakeholders (voorzieningen, overheid, architecten, bouwondernemingen)
om zich gezamenlijk te buigen over deze problematiek.
Een algemene trend in de bouwsector is de evolutie naar meer duurzame
gebouwen. Ook zorgvoorzieningen hebben hier vanuit hun maatschappelijke functie een verantwoordelijkheid. Zorgprocessen zijn echter vaak
energie-intensief en hebben een relatief grote impact op het milieu. Wat
energieverbruik betreft, kan worden nagedacht over maatregelen om het
verbruik te beperken, aan het aanpassen van de gebouwen (bv. isolatie)
en in laatste instantie aan het duurzaam opwekken van energie. Voor afval
komt het er vooral op aan de best beschikbare technologie te gebruiken om
de afvalstroom te beperken.
Een betere inrichting van de ruimte kan ook bijdragen tot een goede preventie. Daarom pleiten we ook vanuit de zorgsector voor meer groen en
speelruimte, autovrije stadscentra en buurten, goede fiets- en voetpaden.
De context waarin zorg wordt verstrekt, evolueert steeds sneller. Dat brengt
wijzigingen van de functionele invulling van vertrekken/gebouwen met
zich mee. Flexibele ontwerpen zijn dus nodig, die ook rekening houden
met het verblijfscomfort voor de patiënt en met de efficiëntie van de zorgverstrekking. Daarnaast wordt er meer en meer geëxperimenteerd met het
zorg op een kantelpunt
31
32
Zorgnet Vlaanderen
5.Gestuurd door een efficiënte
besluitvorming
In de volgende legislatuur wordt de VIe staatshervorming voltrokken. Vlaanderen krijgt een aantal hefbomen in handen die
kansen bieden voor een integraal beleid en ontschotting in de
zorg. We vragen:
• Een Vlaams Masterplan Zorg met een goede taakverdeling
tussen overheid en middenveld
• Een aanpassing van de federale besluitvorming
• Een intens overleg tussen de verschillende overheden
• Voldoende aandacht voor de Europese dimensie
Met de VIe staatshervorming wordt een belangrijk pakket bevoegdheden overgedragen naar de Gemeenschappen. Op vandaag vertegenwoordigt het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 12,6% van de middelen van
de Vlaamse overheid, met een totaalbudget van ongeveer 3,7 miljard euro. De
over te dragen materies leveren een toevoeging op van 2,442 miljard euro (zorg)
en 3,275 miljard euro (gezin) waardoor het gewicht van het beleidsdomein binnen de Vlaamse begroting toeneemt met meer dan 150 %. We vragen dat er in
de overgangsfase voldoende waarborgen worden geboden voor de financiering van de overgedragen sectoren. Voor de noden die zich aandienen is de
uitbreiding van de zorgverzekering een piste die verdere verkenning verdient.
Opportuniteiten voor een geïntegreerd beleid
De overdracht biedt zeker een aantal opportuniteiten voor een meer geïntegreerd beleid. Wie zorg wil dragen voor een ouder wordende bevolking,
moet ook hefbomen hanteren zoals het inrichten van de ruimte aangepast
aan de behoeften van ouderen, veiligheid en mobiliteit, cultuurparticipatie,
en ook een stimuleringsbeleid voor zorgmedewerkers door in te spelen op
onderwijs-en opleidingsbehoeften en strategieën om de werkzaamheidsgraad te verhogen en toeleiding van jongeren en neveninstromers tot de
arbeidsmarkt. Die bevoegdheden zijn allemaal in handen van de Vlaamse
overheid. Het nieuwe organisatiemodel dient constructieve samenwerking
tussen het eigen beleidsdomein en andere, zoals huisvesting, ruimtelijke
ordening, onderwijs, sociale economie, VDAB, cultuur, mobiliteit en veiligheid aan te moedigen omdat bestuurlijke kruisverbindingen tussen de verschillende domeinen kritische succesfactoren vormen om in de toekomst
op efficiënte wijze betere zorg en welzijn aan te bieden.
zorg op een kantelpunt
33
Toch is het niet zeker dat wat Vlaanderen zelf zal doen, ook beter zal
zijn. Veel hangt af van een goede besluitvorming. We pleiten ervoor dat
de toekomstige Vlaamse administratieve structuur toelaat om binnen het
beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zoveel mogelijk horizontale dwarsverbindingen tot stand brengt tussen welzijn, preventie,
eerstelijnsgezondheidszorg, acute, chronische, revaliderende, residentiële
en thuiszorg. Idealiter worden de best practices van het huidige Vlaamse
en federale model gecombineerd. De kracht van het Vlaamse kaderdecreet
bestuurlijk beleid bestaat erin dat beleidsdoelstellingen worden geformuleerd door de politieke overheid, die daarvoor democratisch gelegitimeerd
is. Er is een scheiding tussen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering.
Nadeel is een neiging tot overregulering en een “dirigistisch” optreden
tegenover professionals en initiatiefnemers. De kracht van het federaal
model is de overlegcultuur, gekoppeld aan verantwoordelijkheid van de
actoren. Zo ontstaat een draagvlak en wordt de tijd die men investeert in
overleg teruggewonnen bij de uitvoering. Nadeel is het gebrek aan langetermijnvisie en aan democratisch parlementair debat.
Bij de overdracht van de bevoegdheden is het van belang dat Vlaanderen
breed gedragen basisprincipes voor een “zorgzaam Vlaanderen” formuleert. Die zullen richtinggevend zijn voor gezondheids- en welzijnsdoelstellingen en dienen als toetssteen voor het te voeren beleid. Daarom vraag
Zorgnet Vlaanderen dat de Vlaamse overheid een Masterplan Zorg voor
Vlaanderen uittekent, om aan de nieuwe uitdagingen tegemoet te komen
en waarbij de horizontale en verticale netwerken een plaats krijgen.
Een goede gezondheidszorg is ook oog hebben voor de determinanten die
bepalend zijn voor meer levenskwaliteit. Opleiding, voeding, leef –en werkomgeving hebben een belangrijke impact op het aantal gezonde levensjaren.
Er is dus samenwerking en kruisbestuiving nodig tussen de beleidsdomeinen gezondheid en welzijn, huisvesting, ruimtelijke ordening, onderwijs,
sociale economie, werk, vrije tijd, cultuur, mobiliteit en veiligheid.
Vlaams organisatiemodel
Het is aangewezen om binnen het brede domein Welzijn, Volksgezondheid
en Gezin het gezinsbeleid als een aparte entiteit te beschouwen, aangezien
de overdracht van de kinderbijslag voornamelijk een ondersteunend karakter heeft ten aanzien van het bestaande Vlaams beleid. Binnen gezondheidszorg en welzijn worden de bestaande en over te dragen bevoegdheden van de VIe staatshervorming bijgevolg ondergebracht onder Zorg en
Welzijn. De bevoegdheden inzake gezin kunnen in een apart domein Gezin
ondergebracht worden. Zo worden onder het bestaande beleidsdomein
twee homogene indelingen gemaakt; enerzijds Zorg en Welzijn die de mensen met beperkingen ondersteunt, anderzijds Gezin dat alle gezinsaangelegenheden behartigt.
Aangezien de bevoegdheidsoverdracht betrekking heeft op sectoren met
omvangrijke budgetten en complexe regelgeving is de knowhow van het
middenveld broodnodig voor het goed functioneren van die voorzieningen
in een Vlaamse context. Die inbreng en noodzakelijke betrokkenheid worden best gerealiseerd door de materies Zorg & Welzijn en Gezin te laten
aansturen door twee Extern Verzelfstandigde Agentschappen (EVA). Via de
eigen raad van bestuur van het EVA krijgt het middenveld beleidsruimte
maar tegelijkertijd ook verantwoordelijkheid. Dat is de beste garantie voor
Minister
beleidsondersteunende diensten
gezondheidsdoelstellingen
SAR
WGG
beheersovereenkomst
Zorg & Welzijn
34
Zorgnet Vlaanderen
Zorginspectie
Gezin
een correcte en constructieve samenwerking met de administratie en de
politieke verantwoordelijken. Een nieuw uit te denken bestuurlijk en overlegmodel, waarbij de raden van bestuur van de EVA’s een cruciale rol spelen, moet de motor worden van het vernieuwde bevoegde beleidsdomein.
De EVA zal een soepele en klantgerichte organisatie zijn die samen met de
actoren het beleid gestalte geeft en naar geëigende oplossingen zoekt voor
eventuele problemen.
Wij pleiten voor een model waarbij de taakverdeling tussen de politieke
overheid en het middenveld een aangepaste vertaling krijgt. De politieke
overheid bepaalt de doelstellingen en zorgt voor het budgettaire kader. In
overleg met het middenveld worden die daarna in een bindende beheersovereenkomst tussen de bevoegde minister en de sector opgenomen. Dat
biedt de mogelijkheid om de politieke afspraken verder te vertalen naar
concrete actiepunten en doelstellingen voor elk van de subsectoren die onder het beleidsdomein thuishoren en om tegelijkertijd zowel aandacht te
hebben voor zeer gerichte als voor transversale en subsector overstijgende
beleidsprioriteiten. Het biedt ook voldoende perspectief op langere termijn.
In het hierboven geschetste organisatiemodel onderscheiden we binnen
het beleidsdomein Zorg en Welzijn vier kernactoren:
•
•
•
•
De gebruikers
De zorgverleners en zorgvoorzieningen
De overheid (de minister en zijn administratie)
De verzekeraars (zorgkassen, mutualiteiten)
De gebruikers, de aanbieders en de verzekeraars vormen daarbij het zogenaamde middenveld. Het EVA Zorg en Welzijn wordt aangestuurd door
een eigen raad van bestuur. De actoren van het middenveld hebben telkens hun specifieke expertise en vertegenwoordiging binnen de raad van
bestuur. De toewijzing van de mandaten gebeurt op basis van representativiteit en maatschappelijk belang: onder meer het aantal patiënten/
cliënten dat verzorgd, ondersteund, begeleid of behandeld wordt en het
personeel dat men tewerkstelt. Ook expertise en ervaring zijn belangrijk.
Deze wegingscriteria zorgen voor een representatieve vertegenwoordiging.
Federale besluitvorming
De programmatie en financiering van de algemene ziekenhuizen blijven behoren tot de federale bevoegdheid. Ook de federale besluitvormingsmechanismen zijn aan modernisering toe. Zo groeit onder experten een consensus
dat de huidige Overeenkomstencommissie geneesheren-ziekenfondsen, de
zogenaamde “medico-mut”, het overlegorgaan tussen artsen en ziekenfondsen) een te beperkte invalshoek biedt om de uitdagingen aan te gaan zoals
het maken van keuzes, het uitwerken van een geïntegreerde financiering en
het verbinden van financiering aan zorgkwaliteit. Vooreerst dienen de grote
keuzes met betrekking tot het gezondheidsbeleid en de verzekering tegen
ziekte en invaliditeit een bredere democratische legitimering te krijgen. De
rol van het parlement is aan herwaardering toe. In verhouding tot andere
grote maatschappelijke items zoals justitie, veiligheid, migratie en tewerkstelling krijgt het parlement vandaag weinig kans tot debat, omdat de beslissingen op andere fora worden genomen. Nochtans zijn heldere keuzes,
bijvoorbeeld waarom bepaalde therapieën terugbetaald worden en andere
niet, noodzakelijk om het voor de professionals, die oog in oog staan met de
patiënt, leefbaar en doenbaar te houden. Op het niveau van de uitvoering
dringt zich een breder platform op, waarin ook de patiëntenorganisaties en
de zorgvoorzieningen een gelijkwaardige inbreng kunnen doen. Ook de federale overheden zelf kunnen nieuwe zuurstof krijgen door zich te herorganiseren. Zo kan gedacht worden aan een meer programmagerichte structuur,
waarbij de FOD Volksgezondheid en het RIZIV voor de gemeenschappelijke
domeinen geïntegreerd worden.
Het Vlinderakkoord bracht op een aantal domeinen niet de gewenste duidelijke bevoegdheidsafbakenig. Wij denken bijvoorbeeld aan de geestelijke
gezondheidszorg waar de psychiatrische ziekenhuizen, de PAAZ (psychiatrische afdelingen in de algemene ziekenhuizen) en de K-bedden federaal
blijven, maar het beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen
naar de Gemeenschappen worden overgeheveld. Hoewel de ambulante
zorg met de centra voor geestelijke gezondheidszorg tot de bevoegdheid
van de Gemeenschappen behoort, blijven de zogenaamde “projecten artikel 107” - die net de evolutie naar meer ambulante zorg beogen - federale
materie. Het is evenmin duidelijk wat in het Vlinderakkoord onder “erken-
zorg op een kantelpunt
35
ningsnormen in de ziekenhuizen” bedoeld wordt. Ze worden naar de Gemeenschappen overgedragen, maar het is niet duidelijk wat precies nieuw
is in vergelijking met vandaag. Ten slotte zullen ook de revalidatieziekenhuizen een eigen plaats moeten krijgen in een nieuw Vlaams beleid.
Een intense samenwerking tussen federale, Gemeenschaps- en gewestelijke overheden zal in de toekomst een must zijn. Het Vlinderakkoord voorziet in de oprichting van een Instituut om overlegde antwoorden te bieden
op de grote uitdagingen in de gezondheidszorg. Zorgnet Vlaanderen wil
mee vorm geven aan dat instituut en is bereid zijn expertise ter beschikking te stellen en bruggen te helpen bouwen tussen overheden en diverse
actoren, in het belang van het behoud van een goede, toegankelijke en betaalbare zorg voor de patiënt en cliënt.
Sociaal overleg
De recente ervaringen in het federaal sociaal overleg waren negatief voor
de werkgevers. We pleiten dan ook voor een nieuw elan in het federaal sociaal overleg in de gezondheidssector. Zorgnet Vlaanderen is vragende partij
voor een volwaardig overleg waarbij de werkgevers, vakbonden en overheid samen constructief onderhandelen tot er een voor elke partij bevredigende oplossing uit de bus komt.
De Europese dimensie
Ook het Europese beleidsniveau speelt in gezondheid en welzijn een niet
onbelangrijke rol. De Europese bevoegdheden inzake volksgezondheid en
zorg zijn momenteel weliswaar nog beperkt, maar Europa heeft wel impact
op de sector via de regelgeving in andere beleidsdomeinen. Men vergeet
weleens de zorgsector te consulteren, waardoor die niet zelden achter de
feiten aanholt. Zorgnet Vlaanderen vraagt aan de Europese en nationale
beleidsmakers om betrokken en geconsulteerd te worden bij het wetgevings- en implementatieproces van alle wetgeving die een wezenlijke invloed op haar sectoren kan uitoefenen.
De belangrijke rol van de social profit in de Belgische gezondheids- en
welzijnssector moet ook op het Europese niveau duidelijk zijn. Kwali-
36
Zorgnet Vlaanderen
teit, toegankelijkheid en betaalbaarheid moeten ook op het Europese
niveau de richtsnoeren zijn. Een sociaal Europa moet de kenmerken
van het Rijnlandmodel omarmen en niet platwalsen met de blinde vrije
markt.
De Richtlijn 2011/24 over patiëntenrechten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, die tegen 25 oktober 2013 in het Belgisch recht moest zijn
geïmplementeerd, zal een belangrijke invloed uitoefenen op de Belgische
gezondheidszorg. Die richtlijn bevat het kader voor samenwerking tussen
de lidstaten op het vlak van gezondheidszorg en biedt opportuniteiten
voor onder meer de ontwikkeling van netwerken van referentiecentra, een
e-health­netwerk en een health technology assessment-netwerk. Zorgnet
Vlaanderen vraagt aan de federale overheid, die België vertegenwoordigt
in de verdere ontwikkelingen van deze netwerken, dat zij de ziekenhuiskoepels daarover informeert en actief betrekt bij de besprekingen.
Aangezien de meeste zorginstellingen “ondernemingen” zijn in Europeesrechtelijke zin, moeten de hen toegekende overheidsmiddelen in overeenstemming zijn met de Europese regels voor staatssteun. Om taken of
diensten van algemeen economisch belang, zoals (gezondheids)zorg, te
kunnen garanderen, laat de Europese Commissie overheidssteun toe voor
zorginstellingen, op voorwaarde dat ze voldoen aan bepaalde criteria. Die
gaan onder meer na of een organisatie wel degelijk officieel door de overheid belast is met een taak van algemeen economisch belang en of die organisatie daarvoor geen overdreven compensatie krijgt. Een toelage wordt
beschouwd als “overdreven” indien zij hoger zou zijn dan de gangbare
marktprijs voor soortgelijke taken of diensten. Eind 2011 nam de Europese
Commissie een vernieuwd pakket aan maatregelen voor diensten van algemeen economisch belang. Daarin wordt de rol van en de nood aan overheidssteun voor diensten van algemeen economisch belang nog sterker
erkend, maar er werden ook een aantal nieuwe, niet altijd volledig duidelijke, criteria toegevoegd. Zorgnet Vlaanderen vraagt dat Europa rekening
houdt met de specifieke rol van de zorgsector in België, die werkt met een
systeem van erkenningen. We vragen tevens dat de federale en Vlaamse
overheid de overheidssteun aan de zorginstelling zo goed mogelijk afstemt
op de Europese criteria, zodat ze “Europa-proof” zijn.
In heel Europa staan de overheidsbudgetten onder druk. Door de enorme
vlucht van nieuwe behandelmethodes en technologieën maken de geneesmiddelen en medische hulpmiddelen een steeds groter deel van de uitgaven
uit. Via het mededingingsbeleid en vrij verkeer van goederen kan Europa
een belangrijke rol spelen in het beheersbaar houden van die kosten. Het is
dan ook niet langer aanvaardbaar noch verantwoord dat zorginstellingen
onvoldoende gebruik kunnen maken van de voordelen die vrije markt van
Europa kan bieden. Door het marktverdelend gedrag van farmaceutische
ondernemingen en de belemmerende nationale terugbetalings- en markttoegangsregels kunnen zorginstellingen niet altijd het goedkoopste middel op de Europese markt aankopen. Wij vragen aan de Europese én de
Belgische federale overheid om actief werk te maken van een werkelijk vrij
verkeer van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen in Europa. Dat zal
de betaalbaarheid van de zorg ten goede komen.
zorg op een kantelpunt
37
Gaan we de
uitdaging aan?
Onze gezondheidszorg staat op een kantelpunt. Blijven we aan de kant staan,
en remediëren we links en rechts een klein beetje? Behouden we ons huidige
model van gefragmenteerde zorg, prestatiefinanciering, en de “elk-voor-zichpolitiek”? Of springen we naar de overkant, en gaan we nadenken, debatteren
en hervormen om onze solidaire gezondheidszorg te behoeden voor de toekomst?
Zorgorganisaties zijn bereid om zichzelf heruit te vinden in plaats van de gekende paden te bewandelen. Het verleden heeft aangetoond dat onze instellingen en professionals zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden. We denken
daarbij aan fusies en samenwerkingsvormen, maar ook aan de vele, nieuwe eisen die aan hen gesteld worden.
Aan die bereidheid tot verandering zijn drie voorwaarden verbonden:
1° 2° 3° De toekomstvisie moet helder uitgetekend, gecommuniceerd en
gemotiveerd worden.
De aanpassing dient geleidelijk en volgens een meerjarenplan te
worden doorgevoerd.
Tijdens het veranderingsproces is er juridische en financiële duidelijkheid.
De welzijns-en gezondheidsactoren zijn sociale ondernemers en zijn bereid verantwoordelijkheid op te nemen. Het ontstaan van netwerken en de integratie
van de zorg moeten evenwel kunnen groeien op basis van vertrouwen en niet
op basis van veel bijkomende regelgeving. Zorgnet Vlaanderen vraagt aan de diverse overheden om een regelluwe ruimte te creëren zodat het werkveld de kans
krijgt zich aan te passen. De overheid bepaalt doelstellingen en resultaatsgebieden. De professionals zelf zijn best geplaatst om de concrete invulling te doen.
Het is aan de overheid te stellen wat er moet gebeuren en de resultaten te meten.
Het komt de professionals toe te bepalen hoe de doelen gerealiseerd worden.
Zorgnet Vlaanderen vzw
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
T. 02 511 80 08 | F. 02 513 52 69
[email protected]
www.zorgnetvlaanderen.be