Sturen op resultaat

Sturen op resultaat
Grip houden op welzijnsvoorzieningen en zorgaanbieders via
meetinstrumenten en de mogelijkheden in contractering
Arcon 2013
Leonie Snieders
Loes Kendle
.
2
Inhoud
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 5
1.1
2
3
Het stellen van de kaders ................................................................................................................ 6
2.1
Visie en doelstellingen ............................................................................................................. 6
2.1
Output versus outcome ........................................................................................................... 6
Sturen met instrumenten ................................................................................................................. 8
3.1
De Menselijke Maat ................................................................................................................. 8
3.2
IPA-vragenlijst.......................................................................................................................... 8
3.3
Participatieladder ..................................................................................................................... 9
3.4
Zelfredzaamheidsladder ........................................................................................................ 10
3.5
Zelfredzaamheid-Matrix ......................................................................................................... 11
4.
5
Leeswijzer ................................................................................................................................ 5
Subsidie of overeenkomst ......................................................................................................... 12
4.1
Keuze tussen overeenkomt en subsidie ................................................................................ 12
4.2
Afspraken vastleggen bij subsidies ....................................................................................... 13
4.3
Afspraken vastleggen bij aanbestedingen (overeenkomst) .................................................. 14
Nawoord ........................................................................................................................................ 16
Bijlage 1
Checklist ‘overeenkomst’ of ‘subsidie’ ............................................................................... 17
Bijlage 2
Zelfredzaamheidsmatrix (2013) ......................................................................................... 19
3
4
1.
Inleiding
Het is een tijd van veranderingen, grote veranderingen. De nieuwe Wmo 2015 is op komst. De AWBZ
wordt opgesplitst en grotendeels overgeheveld naar de gemeenten. De Participatiewet is opgesteld
waarbij de gemeente verantwoordelijk wordt voor nieuwe doelgroepen, zoals de jong gehandicapten.
De jeugdzorg wordt overgeheveld. Met andere woorden gemeenten krijgen meer en andere
verantwoordelijkheden.
Daarnaast krijgen gemeenten ook te maken met bezuinigingen, en in dat verlengde dus ook de zorgen welzijnsinstellingen die gemeenten subsidiëren of waar zij zorg bij inkopen. Sturen op resultaat
wordt voor gemeenten daarom steeds belangrijker. Maar hoe kan je in deze tijd grip krijgen op je zorgen welzijnsorganisaties? Hoe weet een gemeente dat de organisaties waar zij zorg inkoopt of waar zij
subsidies aan verstrekt daadwerkelijk bijdragen aan hun doelen? Dragen de organisaties er
daadwerkelijk aan bij dat burgers gaan participeren en hun zelfredzaamheid wordt vergroot?
Grip kan de gemeenten krijgen door te sturen op resultaat en invloed uit te oefenen via de
contractering. Niet alleen gemeenten willen weten hoe organisaties bijdragen aan hun
beleidsdoelstellingen ook de organisaties willen weten hoe ze in deze tijd beter of anders kunnen
sturen op de resultaten die zij behalen.
1.1
Leeswijzer
Dit rapport geeft de mogelijkheden weer die gemeenten hebben om te sturen op resultaat (hoofdstuk
3). Verder gaat het rapport in op de manier waarop gemeenten via inkoop van zorg meer grip kan
krijgen op de zorg- en welzijnsinstellingen in hun gemeente (hoofdstuk 4). Dit rapport begint met een
uiteenzetting van het belang van een goede kaderstelling.
5
2
Het stellen van de kaders
“Meten is weten”. Toch wordt bij weinig gemeenten gemeten hoe de organisaties (die voor hun taken
uitvoeren) scoren op de doelstellingen die zo belangrijk zijn voor het (Wmo) beleid. Om te kunnen
meten, moet je weten wat je wilt bereiken. In deze tijd van decentralisaties en bezuinigingen is dit voor
gemeenten des te belangrijker. Gemeenten willen dat mensen mee doen in de samenleving, dat zij
participeren, maar dit moet wel gerealiseerd worden binnen een bepaald budget.
2.1
Visie en doelstellingen
Om te kunnen sturen zal eerst duidelijk moeten zijn waarop gestuurd moet worden. Om dit te kunnen
bepalen is het belangrijk om te weten wat er bereikt moet worden. Dit alles begint met het formuleren
van een duidelijke visie op het hele sociale domein. Tenslotte wordt het beleid ontwikkeld binnen deze
kaders.
Visie
Participeren,
mee
doen,
eigen
kracht,
zelfredzaamheid,
arrangementen,
maatwerk,
keukentafelgesprek. Zomaar een aantal woorden die te vinden zijn in ongeveer elk Wmo-beleidsplan.
Aan visie is geen gebrek. Toch kan het geen kwaad om op het moment dat zorg moet worden
ingekocht terug te gaan naar deze visie en de uitgangspunten goed op het netvlies te hebben. Past
datgene wat bereikt moet worden met de zorg binnen de gestelde visie. Zo niet, bedenk dan wat er
aangepast kan worden, de visie of de doelstellingen?
Doelstellingen met resultaat
Naast het bekijken van de visie, is het verstandig stil te staan bij de beoogde beleidsdoelstellingen.
Uiteindelijk moet de ingekochte zorg bijdragen aan deze doelstellingen. Zonder deze doelstellingen is
het niet mogelijk om te kijken of de zorg ook daadwerkelijk bijdraagt aan bijvoorbeeld het versterken
van de zelfredzaamheid van de burgers. De resultaten worden namelijk gemeten op het niveau van de
doelstellingen. Controleer daarom of de beleidsdoelstellingen daadwerkelijk meetbaar (bijvoorbeeld
SMART) geformuleerd zijn. Zo niet, pas dit dan aan in de beleidsdocumenten.
Activiteiten
Niets doen leidt natuurlijk niet tot resultaat, dus na het bepalen van de doelstellingen moeten concrete
activiteiten worden geformuleerd. Alleen door het uitvoeren van de activiteiten kunnen de
doelstellingen en daarmee de visie op het sociale domein worden bereikt. Bepaalde activiteiten zullen
alleen wel beter bijdragen dan anderen. Door metingen wordt bekend welke activiteiten effectief
bijdragen aan de doelstellingen.
Welke activiteiten precies moeten worden uitgevoerd kunnen in samenspraak met de uitvoerende
partijen worden bepaald. Tenslotte worden veel van de werkzaamheden door de welzijns- en
zorginstellingen uitgevoerd.
2.1
Output versus outcome
Bepalen wat moet gebeuren en wat bereikt moet worden is de eerste stap. Bepalen wie het werk gaat
uitvoeren is een tweede. Kan de gemeente het werk zelf uitvoeren, of moet het door andere
organisaties worden gedaan? In beide gevallen is sturing op resultaat nodig.
Vaak worden er resultaatafspraken gemaakt met organisaties op het niveau van de activiteiten, dit
wordt ook wel output genoemd. Deze resultaten geven niet altijd weer of de doelstellingen van de
gemeenten, bijvoorbeeld van de Wmo, ook daadwerkelijk behaald worden. Weten hoeveel trajecten er
zijn uitgevoerd, vertelt nog niets over de effectiviteit van het traject. Het meten van de effectiviteit
wordt ook wel aangeduid met outcome. Wanneer in dit rapport gesproken wordt over het meten van
6
resultaat dan spreken we over outcome, over het effect dat is gecreëerd door het uitvoeren van
verschillende activiteiten.
Waarom zouden we kijken naar outcome in plaats van output? De belangrijkste is reden is dat we
willen weten wat het effect is van de maatregelen die worden genomen. Wanneer de effecten bekend
zijn, kunnen keuzes worden gemaakt over de activiteiten die wel of niet uitgevoerd moeten worden, of
met welke organisaties (samen)gewerkt worden.
Hieronder een aantal voorbeelden van
beleidskeuzes die gemaakt kunnen worden.
● Organisaties die laag scoren op de (Wmo)doelstellingen mogen de werkzaamheden in de
toekomst niet uitvoeren. Organisaties die hoog scoren juist wel.
● Organisaties die laag scoren krijgen de kans om verbeteringen door te voeren, en moeten het
jaar erop beter scoren op de doelstellingen.
● In wijken waar door de burgers laag wordt gescoord op de (Wmo)doelstellingen worden meer
of andere activiteiten ontplooit om zo een beter resultaat te krijgen.
● Activiteiten die slecht bijdragen aan de (Wmo) doelstellingen worden niet meer uitgevoerd,
terwijl activiteiten die dit wel doen, juist wel uitgevoerd worden.
7
3
Sturen met instrumenten
Het is bekend wat er bereikt moet worden en wie het werk uit gaat voeren. Het is tijd om te kijken naar
de verschillende instrumenten waarmee gemeten kan worden. Op dit moment zijn al verschillende
instrumenten beschikbaar die voor gemeenten en organisaties inzichtelijk kunnen maken hoe
organisaties scoren op de Wmo-doelstellingen. Hieronder worden de volgende instrumenten
besproken: de menselijke maat, de IPA-vragenlijst, de participatieladder, de zelfredzaamheidsladder
en de zelfredzaamheidsmatrix.
3.1
De Menselijke Maat1
Om te sturen op resultaat kan een welzijnsvoorziening of zorgaanbieder de Menselijke Maat uitvoeren.
De Menselijke Maat is een auditinstrument die meet in welke mate de principes autonomie, eigen
kracht en verbondenheid tot de kern van de activiteiten / zorgverlening zijn doorgedrongen en in
hoeverre deze begrippen bijdragen aan het welbevinden van de cliënt. De menselijke maat vindt zijn
oorsprong in de gedachte dat mensen die gelukkiger zijn minder zorg nodig hebben. Wanneer de
autonomie, eigen kracht en verbondenheid worden vergroot dan zal het welbevinden van iemand
stijgen en zal hij zich gelukkiger voelen.
Begrippen
De begrippen in de audit komen voor een groot deel overeen met de begrippen in de Wmo. Achter elk
begrip staat het corresponderende Wmo-begrip tussen haakjes.
Autonomie (zelfredzaamheid) wordt omschreven als de mate waarin iemand in staat is om zijn leven
te leiden om de manier dat hij wil.
Bij eigen kracht (eigen kracht) gaat het om de competenties die iemand heeft en of deze ook worden
ingezet. Hierbij wordt gekeken of iemand doet wat hij leuk vindt en waar hij goed in is. Met andere
woorden of hij in zijn eigen kracht wordt gezet.
Verbondenheid (participatie) wordt omschreven als sociale relaties. Voor mensen is het belangrijk om
sociale relaties aan te gaan om het gevoel te hebben dat zij weer mee doen.
De audit
Metingen worden gedaan op het niveau van cliënten, zorgverleners en het management / bestuur.
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksinstrumenten: observaties, interviews,
focusgroepen en vragenlijsten. Hierbij wegen de uitkomsten op cliëntniveau het zwaarst. De audit
geeft uiteindelijk weer hoe de organisatie in zijn geheel scoren op de verschillende principes.
Het waarom
Een voordeel van dit instrument is dat het een stand van zaken geeft van de gehele organisatie. Het
geeft duidelijk weer waar de organisatie goed in is en waar het zich nog kan verbeteren. Een nadeel is
dat dit meetinstrument niet gericht is op individuele bewoners of cliënten, het is geen
cliëntvolgsysteem.
3.2
IPA-vragenlijst2
De vragenlijst “Impact op Participatie en Autonomie (IPA)” is ontwikkeld om vast te leggen welke
belemmeringen in participatie en autonomie een persoon ervaart en om deze punten over tijd te
evalueren. In hoeverre kan men zelf bepalen waarin men participeert en hoe dit gebeurt? De IPA kan
aan het einde van de behandeling gebruikt worden ter evaluatie van het effect van de behandeling.
1
2
http://www.geluksacademie.org/de-menselijke-maat/
http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/INT-handleiding_vragenlijstIPA.pdf
8
Autonomie en participatie
In deze vragenlijst wordt autonomie als een persoonlijke dimensie van participatie gezien en worden
zij samen genomen in het onderzoek. Participatie verwijst hierin naar de deelname aan het
maatschappelijke leven. Bij autonomie gaat het om het respect voor de wensen, keuzen en activiteiten
van de persoon. In de IPA-vragenlijst is niet de mate van benodigde hulp(middelen) doorslaggevend,
maar de mate van autonomie: in hoeverre kan men zelf bepalen waarin men participeert en hoe dit
gebeurt.
De vragenlijst
De IPA bevraagt 32 items over vijf domeinen van participatie en autonomie:
● autonomie binnenshuis (mobiliteit en zelfverzorging)
● familierol (bezigheden en taken in en om het huis en geldbesteding)
● autonomie buitenshuis (mobiliteit, tijdsbesteding en ontspanning)
● sociale relaties (sociale contacten en relaties, en anderen helpen)
● werk en opleiding (betaald werk, vrijwilligerswerk, onderwijs, cursussen en opleiding)
Een voordeel van deze vragenlijst is dat het ook mogelijk is om groepen (een wijk) te volgen door hen
op twee verschillende momenten de vragenlijst af te laten nemen. Een nadeel is dat het niets
weergeeft over de betrokken organisaties, en hun rol in het vergroten van de participatie en
autonomie.
3.3
Participatieladder3
De participatieladder is een meetinstrument waarmee wordt vastgesteld in hoeverre een burger
meedoet in de samenleving. Economische participatie middels betaald werk als hoogst haalbare wordt
gezien. De ladder is verdeeld in zes treden, van sociaal geïsoleerd tot betaald werk.
Meten
Om de voortgang op de participatieladder te meten is het belangrijk om minimaal twee meetmomenten
te hebben. Aan het begin van een traject wordt de instap trede bepaald.
Aan het eind wordt, of tussendoor, wordt nogmaals een meting gedaan om de voortgang weer te
geven. Bij de meting wordt ook gekeken naar het perspectief dat een persoon heeft, wat zou het
hoogst haalbare zijn? Zie ook het onderstaande stromenschema om de trede te bepalen.
3
http://www.participatieladder.nl/wat-is-de-participatieladder.html
9
Het waarom
De participatieladder is ontwikkeld als instrument om te kijken of de activiteiten die worden
ondernomen bijdragen aan de participatie van een persoon. Een nadeel is dat het weinig weergeeft
over hoe een organisatie zijn werk doet. Een persoon kan klimmen op deze ladder, maar dat hoeft niet
door de betrokken organisatie te komen.
3.4
Zelfredzaamheidsladder4
De zelfredzaamheidsladder is een specificatie van de de participatieladder, alleen kijkt deze ladder
naar de economische zelfredzaamheid en de sociale zelfredzaamheid. De ladder werkt vanuit de
gedachte dat men eerst sociaal zelfredzaam moet zijn, voordat men economische zelfredzaam kan
worden.
Gebruik ladder
De ladder geeft stapsgewijs weer welke vormen van ondersteuning er op welk moment moeten
worden geboden en geeft daarbij een volgorde aan. Om de sociale zelfredzaamheid te vergroten
wordt begonnen met sociale activering. Hierbij gaat sociale activering vaak voor arbeidsgerichte
trajecten. Ondanks dat de stappen niet allemaal na elkaar worden genomen, maar ook juist
tegelijkertijd. Bijvoorbeeld wanneer een persoon zijn sociale & en communicatieve vaardigheden
(trede 4) aan het ontwikkelen is kan ook al begonnen worden met scholing & training (trede 6) of
werkervaring (trede 7). Zie ook onderstaande afbeelding van de zelfredzaamheidsladder.
Een nadeel is dat dit instrument alleen op individueel niveau meet en weinig zegt over de organisatie,
of de effectiviteit van de instrumenten. Het is vooral een manier om het aanbod in ondersteuning in te
delen naar de participatiegraad van de cliënten. Daarnaast is deze methodiek gericht op dak- en
thuislozen, waardoor de meeste mensen zich vanaf het begin al veel hoger op de ladder bevinden.
4
Zelfredzaamheidsladder: gemeente ‘s- Hertogenbosch: iedereen telt mee (2004), gemeente Zwolle:
sociale activiering en meetinstrumenten (2013).
10
3.5
Zelfredzaamheid-Matrix5
Deze matrix beoordeeld de zelfredzaamheid op elf verschillende domeinen, om hierdoor te meten in
hoeverre een persoon in staat is in zijn eigen bestaansvoorwaarden te voorzien. De domeinen hebben
betrekking op het dagelijks leven, bijvoorbeeld, inkomen, dagbesteding, huisvesting, sociaal netwerk
en fysieke gezondheid. In de matrix worden vijf niveaus van zelfredzaamheid onderscheiden, van
minimale zelfredzaamheid waardoor een persoon een acuut probleem heeft, tot volledige
zelfredzaamheid.
Opbouw matrix
De elf domeinen staan in rijen onder elkaar, de vijf antwoordmogelijkheden in kolommen naast elkaar.
Zo ontstaat een raamwerk (matrix) met 55 vakken (cellen). Voor iedere cel zijn criteria opgesteld die
de antwoordmogelijkheid nader specificeren voor het te beoordelen domein en de beoordelaar
ondersteunen bij het waarderen van de zelfredzaamheid op dat domein. Een overzicht van de gehele
matrix is in bijlage 2 te vinden.
Het waarom
De zelfredzaamheidmatrix is in de Verenigde Staten ontwikkeld en nu voor Nederlandse situatie
doorontwikkeld. Men wilde een gebruiksvriendelijk instrument ontwikkelen om op een betrekkelijk
eenvoudige manier de beoordeling van de zelfredzaamheid van iemand te beoordelen. Dit om te
voorkomen dat de zelfredzaamheid van een cliënt alleen gebaseerd wordt op een subjectieve
beoordeling.
Deze matrix geeft goed weer waar iemand op de verschillende domeinen staat, maar het vertelt
weinig over de organisatie die de persoon ondersteunt. Daarnaast is deze matrix ontwikkelt voor een
de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz), zoals dak- en thuislozen. Hierdoor kan de matrix
er voor zorgen dat iemand met een fysieke belemmering erg hoog scoort omdat bij maar op een paar
domeinen problemen ervaart en verder volledig zelfredzaam is.
5
http://www.zelfredzaamheidmatrix.nl/Home.aspx
11
4.
Subsidie of overeenkomst
De kaders zijn gesteld, de instrumenten zijn gekozen. De vraag is, hoe worden deze ingezet in de
afspraken die met organisaties worden gemaakt? Als gemeente zijn er twee belangrijke manieren om
met geld invloed uit te oefenen op wat er gebeurt. Eén is via het inkopen ofwel aanbesteden van
producten en diensten, de ander is via het verstrekken van subsidie. Maar wat is nu precies het één,
en wat het ander? Hieronder worden de definities weergegeven van een ‘overeenkomst’ en een
‘subsidie’. Het onderscheid tussen deze definities is relevant bij de vraag of men gebruik moet maken
van een aanbesteding (civielrechtelijk), danwel een subsidierelatie (bestuursrechtelijk).
Met het onderscheid in definities wordt duidelijk welke verschillen er bestaan tussen een
overeenkomst en een subsidie. Het is niet alleen juridische gezien relevant om te weten welk
rechtskader van toepassing is, maar ook ten aanzien van het inkoopbeleid binnen de gemeente.
Overeenkomst (artikel 6:213 lid 1 BW)
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens één of
meer anderen een verbintenis aangaan.
Subsidie (artikel 4:21 lid 1 Awb)
Dit is de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op
bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan
geleverde goederen of diensten.
4.1
Keuze tussen overeenkomt en subsidie
Om te achterhalen of sprake is van een overeenkomst of een subsidie zijn met name de hieronder
genoemde punten van belang om te beantwoorden in een praktijksituatie. De rijen geven puntsgewijs
de verschillen tussen een overeenkomst en een subsidie weer.
Overeenkomst (na opdracht)
Subsidie
Tweezijdige handeling (aanbod en aanvaarding,
wederkerigheid).
Eenzijdige handeling (subsidiebeschikking, in
beginsel geen prestatieplicht).
Uitvoeren van werken, leveren van diensten of
goederen door derden aan de overheid, meestal
ten behoeve van de uitvoering van eigen taken
van het bestuursorgaan.
Er is vaak een markt voor de activiteiten.
Concurrentiestelling is in principe mogelijk. Voor
de opdrachtnemer gaat het om een commerciële
activiteit.
Vaak voor activiteiten die te maken hebben
het
'algemeen
belang',
waarbij
subsidieverstrekker (vaak) belang heeft bij
in stand houden van) activiteiten van
subsidieaanvrager ten behoeve van derden.
Concurrentiestelling op een markt vaak
goed mogelijk.
Aanbesteding gericht op het verrichten van
activiteiten tegen het gunningscriterium laagste
prijs of economisch voordeligste inschrijving /
meest scherpe en marktconforme vergoeding.
Subsidie gericht op hoe dan ook laten verrichten
van activiteiten. Kan een meer of minder dan
marktconforme vergoeding voor noodzakelijk zijn
(anders wordt activiteit die in het algemeen
belang is namelijk mogelijk niet uitgevoerd).
NB: Vergoeding waarbij bewust meer dan
marktconforme vergoeding wordt gegeven kan
potentieel risico op staatssteun meebrengen.
met
de
(het
de
niet
12
Initiatief bij opdrachtgever, die zijn behoefte stelt
en formuleert in programma van eisen (PvE)
waarna een aanbesteding volgt.
Initiatief bij subsidieaanvrager, die behoefte aan
subsidie moet aantonen; door aanvraag gaat
subsidieprocedure lopen.
Burgerrecht
van
toepassing
op
aanbestedingsprocedure en de overeenkomst.
Burgerrechter is geschilbeslechtende instantie.
Civiele rechtsgang. In kort geding kunnen
voorlopige voorzieningen worden gevraagd.
Bestuursrecht van toepassing op subsidie. Bij
bezwaar / beroep tegen subsidiebeschikking:
administratieve rechtsgang via beschikkend
bestuursorgaan en bestuursrechter (Awb).
Bij niet nakoming overeenkomst: nakoming
overeenkomst
kan
worden
gevorderd.
Afdwingbaarheid
van
de
overeenkomst.
Afspraken gemaakt onder bezwarende titel
(d.w.z. tegen betaling (tegen geld of op geld
waardeerbaar).
Bij de oplevering van het eindproduct / dienst
gaat het eigendom vaak over naar de
opdrachtgever en wordt sterker gestuurd op de
formulering van de inhoud ervan.
Als de activiteiten niet zijn uitgevoerd, dan kan
een lagere subsidie worden vastgesteld of
nihilvaststelling en terugvorderingsmogelijkheid
wegens onverschuldigde betaling. Prestatie
tegenover subsidie niet of beperkt afdwingbaar.
Hoe meer resultaatverplichtingen zijn vereist of
zijn
vastgelegd
in
een
aan
de
subsidiebeschikking
gekoppelde
uitvoeringsovereenkomst (zie ook artikel 4:36
Awb), hoe eerder een subsidie de richting van
een overeenkomst opgaat.
Btw
verschuldigd
(hierop
gelden
uitzonderingen). De btw-wetgeving bepaald of
btw verschuldigd is.
Geen btw verschuldigd (hierop gelden
uitzonderingen, zoals prijssubsidies). De btwwetgeving bepaald of btw verschuldigd is.
In principe vergoeding van de kostprijs
opdrachtnemer plus winstmarge mogelijk.
Vergoeding deel van de
vergoeding winst mogelijk).
kosten
(geen
Een volledig overzicht van dit schema is te vinden in bijlage 1. Indien in een praktijksituatie meer
punten uit de linker kolom ‘overeenkomst ’ van toepassing zijn, dan is waarschijnlijk sprake van een
opdracht. Zijn meer punten uit de rechterkolom ‘subsidie’ van toepassing? Dan zal eerder sprake zijn
van een subsidie. Als sprake is van een mengeling van de punten uit beide kolommen, dan wordt in
de praktijk vaak gekozen voor een subsidie. Belangrijk hierbij is dat geen enkel punt uit beide
kolommen doorslaggevend kan zijn.
4.2
Afspraken vastleggen bij subsidies
Uit het nalopen van de checklist is gekomen dat een subsidierelatie kan worden aangegaan. De vraag
is dan waar moeten de afspraken worden vastgelegd over de sturingsinstrumenten. Er zijn
verschillende plekken waar afspraken kunnen worden gemaakt, namelijk in de subsidieverordening,
de beleidsregels, een subsidieovereenkomst, beleidsgericht contractfinanciering (BCF) of bij een
subsidietender.
Subsidieverordening en beleidsregels
In de subsidieverordening staat precies aangegeven op welke wijze de gemeente omgaat met
subsidies. Hierin wordt aangegeven hoe de aanvraagprocedures verlopen maar ook de wijze van
verantwoording door de subsidieontvanger. In de subsidieverordening kunnen bijvoorbeeld ook de
sturingsinstrumenten, bijvoorbeeld de menselijke maat, vermeld worden die de gemeenten hanteert
om de resultaten te meten. Daarnaast kan in de subsidieverordening worden aangegeven dat deze
meting onderdeel is van de verantwoording door de organisatie.
13
Omdat gemeentelijk beleid door de jaren heen verandert is het mogelijk om bij de subsidieverordening
beleidsregels te maken. Hierin geeft de gemeente precies weer voor welke doelstellingen en
activiteiten de gemeente geld beschikbaar heeft. Ook in deze beleidsregels kan worden aangegeven
welke organisaties welke meetinstrument moeten gebruiken om hun effectiviteit en bijdrage aan de
doelstellingen te onderbouwen.
Subsidieovereenkomst
De subsidieovereenkomst kan, in aanvulling op de subsidiebeschikking, met een instelling wordt
gesloten om deze te kunnen dwingen tot uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt
verstrekt. In de overeenkomst wordt beschreven onder welke voorwaarde de subsidie wordt verstrekt
en kan worden teruggevorderd. Hierin kunnen dus ook afspraken worden gemaakt over
meetinstrumenten die de organisatie moet gebruiken om te laten zien hoe de organisatie bijdraagt aan
de (Wmo)doelstellingen.
Beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF)
In het geval van BCF kan een gemeente een overeenkomst sluiten met een instelling, die voor beide
partijen verplichtingen met zich meebrengt. In de overeenkomst worden afspraken opgenomen over
prestaties die moeten worden nagekomen en geëvalueerd. Bij BCF wordt tussentijdse evaluaties
gebruikt om eventueel bij te sturen.
Subsidietender
Een subsidietender lijkt op een aanbestedingsprocedure. Bij een tender mogen meerdere partijen een
aanvraag indienen. Deze aanvragen worden met elkaar vergeleken. De aanvraag die in de hoogste
mate bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen krijgt een subsidie. Vooraf aan de tender wordt bekend
gemaakt op grond van welke criteria de subsidie verstrekt zal worden. Een van de criteria zijn het
inzetten van een van de meetinstrumenten om de participatie te meten.
4.3
Afspraken vastleggen bij aanbestedingen (overeenkomst)
Als uit het schema uit paragraaf 4.1 komt dat sprake is van een overeenkomst dan zal een
aanbestedingsprocedure moeten worden gevolgd, een nationale of een Europese procedure. Een
Europese aanbestedingsprocedure geldt voor opdrachten die boven de volgende drempelwaarden
uitkomen:
● leveringen en diensten €200.000,● werken €5.000.000,Bestek of programma van eisen
Als een gemeente gaat aanbesteden, kan zij ervoor kiezen om bepaalde eisen in het bestek op te
nemen. Hierin kunnen de eisen met betrekking tot de meetinstrumenten genoemd, bijvoorbeeld dat de
Menselijke Maat of IPA-vragenlijst moet worden uitgevoerd. Andere eisen die kunnen worden
opgenomen is het belonen of juist korten van de aanbieders op basis van hun prestaties, of door hen
te stimuleren om moeilijke bemiddelbare mensen in te zetten.
Contracteringsmodellen
Er zijn verschillende contracteringsmodellen:
 klassiek aanbesteden (dit mag alleen met goedkeuring van de gemeenteraad),
 maatschappelijk aanbesteden,
 bestuurlijk aanbesteden,
 een-op-een contractering.
14
6
Verdelingsmodellen van zorginkoop
De verdelingsmodellen volgen op de hierboven genoemde contracteringsmodellen. De gemeente kan
op verschillende manier omgaan met de inkoop van zorg in deze tijd van decentralisaties. Hieronder
een korte opsomming van deze mogelijkheden.
●
Doorgaan
op
dezelfde
manier
AWBZ,
wijzigingen
beleidsarm
invoeren.
Dit geeft gemeente de tijd om nog wat langer na te denken wat zij willen. Maar het mist
inhoudelijke kansen zoals de kanteling.
●
Veilen van probleem
De gemeente beschrijft het probleem na een keukentafelgesprek en aanbieders kunnen
hierop reageren met een aanpak. De gemeente kiest vervolgens met de cliënt voor een
aanbieder.
●
Integratie met indicatie
Per cliënt is er één aanbieder die bepaalt wat er moet gebeuren. De aanbieders weten het
beste wat een cliënt nodig heeft.
●
Wijkgerichte contractering
Per gebied één aanbieder die een brede scope op zorg heeft om alles te kunnen regelen. De
aanbieder heeft de vrijheid om binnen een bepaald budget zelf keuzes te maken.
●
Regisseursmodel
Eén plan en één regisseur per cliënt. Er wordt integraal gewerkt en wordt er keuzevrijheid aan
de cliënt gegeven.
6
Presentatie Prof. dr. Jan Telgen, 10 september 2013,
http://www.reedbusinessevents.nl/768705/Telgen.pdf
15
5
Nawoord
Kaders stellen, instrumenten uitzoeken, financieringsvormen bepalen. Het is allemaal nodig wanneer
een gemeente meer grip op haar welzijnsvoorzieningen en zorgaanbieders wil. Maar mogelijk zijn nog
niet alle vragen beantwoord.
Stappenplan voor gemeenten
Wilt u als gemeente meer grip krijgen op resultaten van de welzijnsinstellingen en zorgaanbieders dan
kan Arcon u hierover adviseren en ondersteunen. Wij kunnen voor uw gemeente een stappenplan
maken waarbij precies wordt aangegeven welke stappen moeten worden gezet om succesvol te
sturen op uw welzijns- en zorginstellingen.
Wij kunnen het volgende voor u betekenen.
- Begeleiding bij het ontwikkelen van visie en doelstellingen voor het sociale domein. Beleidskaders
die ten grondslag liggen aan het behalen van de Wmo-doelstellingen en de basis zijn voor het
sturingsproces.
- Advisering over de sturingsinstrumenten die u in uw gemeenten kan inzetten om te sturen op
outcome (Wmo-doelstellingen).
Arcon
Arcon is een non-profit organisatie, heeft zeer goede contacten in de samenleving en gelooft in de
kracht van burgers. Arcon is 60 jaar jong. Het huidige Arcon is ontstaan in 1998 uit een fusie tussen
een provinciale organistie van mensen met een arbeidsbeperking en een provinciale
belangenbehartiger van mensen met een beperking.
Het laatste decennium heeft Arcon zich ontwikkeld tot een advies- en onderzoeksorganisatie op het
sociale domein. We werken op projectbasis voor overheden en maatschappelijke organisaties. Het
burger- of cliéntenperspectief is voor ons nog steeds een belangrijk uitgangspunt.
Arcon, een onderzoeks-, en adviesorganisatie in het sociale domein, is sterk in het verbinden en het in
kracht zetten van mensen. Onze deskundige medewerkers werken met passie aan projecten rond
vrijwillige inzet, senioren, jeugd, participatie en informele zorg. Met onze inzet dragen we bij aan een
krachtige civil society, waarin mensen zelf de regie hebben over zorg, welvaart en geluk.
Arcon staat voor sterke gemeenschappen. Daar waar burgers het zelf kunnen bouwt de overheid af.
Daar waar burgers ondersteuning moeten krijgen biedt de overheid een vangnet. Wij voeren
projecten en opdrachten uit waardoor mensen en gemeenschappen sterker worden.
16
Bijlage 1 Checklist ‘overeenkomst’ of ‘subsidie’
Hieronder volgt een schematische weergave van de definities ‘overeenkomst’ en ‘subsidie’, waarbij de
7
belangrijkste inhoudelijke verschillen van de definities tegenover elkaar zijn gezet.
Overeenkomst (na opdracht)
Subsidie
1.
Definitie artikel 6:213 lid 1 BW: een
meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of
meer partijen jegens een of meer andere
partijen een verbintenis aangaan.
Definitie artikel 4:21 lid 1 Awb: de aanspraak
op
financiële
middelen,
door
een
bestuursorgaan verstrekt met het oog op
bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders
dan als betaling voor aan het bestuursorgaan
geleverde goederen of diensten.
2.
Tweezijdige
handeling
(aanbod
aanvaarding, wederkerigheid).
en
Eenzijdige handeling (subsidiebeschikking, in
beginsel geen prestatieplicht).
3.
Uitvoeren van werken, leveren van diensten of
goederen door derden aan de overheid,
meestal ten behoeve van de uitvoering van
eigen taken van het bestuursorgaan.
Er is vaak een markt voor de activiteiten.
Concurrentiestelling is in principe mogelijk.
Voor de opdrachtnemer gaat het om een
commerciële activiteit.
Vaak voor activiteiten die te maken hebben
met het 'algemeen belang', waarbij de
subsidieverstrekker (vaak) belang heeft bij (het
in stand houden van) activiteiten van de
subsidieaanvrager ten behoeve van derden.
Concurrentiestelling op een markt vaak niet
goed mogelijk.
4.
Bij het aangaan van een overeenkomst: vaak
aanbestedingsplicht
ingevolge
bestuurlijk
aanbestedingsbeleid of Richtlijn 2004/18/EG
(Europese aanbestedingsrichtlijn).
Bij het aangaan van een subsidierelatie: geen
expliciete aanbestedingsverplichting ingevolge
de Awb of de subsidieverordening.
5.
Zelfs bij het voldoen aan de vereisten inzake
selectie en gunning in de aanbesteding: geen
plicht tot gunnen opdracht / aangaan
overeenkomst
(onder
voorbehoud
van
precontractuele eisen van redelijkheid en
billijkheid en goede trouw).
Bij voldoen aan (objectieve) subsidiecriteria:
recht op betaling subsidie.
6.
Aanbesteding gericht op het verrichten van
activiteiten tegen het gunningscriterium laagste
prijs of economisch voordeligste inschrijving /
meest scherpe en marktconforme vergoeding.
Subsidie gericht op hoe dan ook laten
verrichten van activiteiten. Kan een meer of
minder dan marktconforme vergoeding voor
noodzakelijk zijn (anders wordt activiteit die in
het algemeen belang is namelijk mogelijk niet
uitgevoerd).
NB: Vergoeding waarbij bewust meer dan
marktconforme vergoeding wordt gegeven kan
7
http://www.pianoo.nl/over-pianoo/vakgroepen/vakgroep-aanbestedingsrecht/visie-8-subsidie-ofoverheidsop dracht/schematisch
17
potentieel risico op staatssteun meebrengen.
7.
Branchevoorwaarden,
inkoopvoorwaarden,
contractvoorwaarden van toepassing.
Subsidieregeling, -criteria en -voorwaarden
(verordening bestuursorgaan of wettelijk kader
veelal vereist) van toepassing.
8.
Initiatief bij opdrachtgever, die zijn behoefte
stelt en formuleert in programma van eisen
(PvE) waarna een aanbesteding volgt.
Initiatief bij subsidieaanvrager, die behoefte
aan subsidie moet aantonen; door aanvraag
gaat subsidieprocedure lopen.
9.
Burgerrecht
van
toepassing
op
aanbestedingsprocedure en de overeenkomst.
Burgerrechter is geschilbeslechtende instantie.
Civiele rechtsgang. In kort geding kunnen
voorlopige voorzieningen worden gevraagd.
Bestuursrecht van toepassing op subsidie. Bij
bezwaar / beroep tegen subsidiebeschikking:
administratieve rechtsgang via beschikkend
bestuursorgaan en bestuursrechter (Awb).
10.
Bij niet nakoming overeenkomst: nakoming
overeenkomst
kan
worden
gevorderd.
Afdwingbaarheid van de overeenkomst.
Afspraken gemaakt onder bezwarende titel
(d.w.z. tegen betaling (tegen geld of op geld
waardeerbaar).
Bij de oplevering van het eindproduct / dienst
gaat het eigendom vaak over naar de
opdrachtgever en wordt sterker gestuurd op de
formulering van de inhoud ervan.
Bij niet nakomen subsidiecriteria: lagere
subsidie
of
nihilvaststelling
en
terugvorderingsmogelijkheid
wegens
onverschuldigde betaling. Prestatie tegenover
subsidie niet of beperkt afdwingbaar. Hoe
meer resultaatverplichtingen zijn vereist of zijn
vastgelegd in een aan de subsidiebeschikking
gekoppelde uitvoeringsovereenkomst (zie ook
artikel 4:36 Awb), hoe eerder een subsidie de
richting van een overeenkomst opgaat.
11.
Facturen voor wederprestatie op grond van
overeenkomst worden veelal betaald na (deel)
prestatie.
Bij
subsidie
is
vaak
sprake
van
bevoorschotting
op
basis
van
liquiditeitsbehoefte van de subsidievragende
instelling (zonder voorschot op subsidie is het
vaak moeilijk om te starten met de
werkzaamheden waarvoor subsidie is gegeven
of om de instelling in stand te houden). Gaat
om werkelijke gemaakte en betaalde kosten.
12.
Btw verschuldigd.
Geen
btw
verschuldigd
prijssubsidies).
(behalve
13.
In principe vergoeding van de kostprijs
opdrachtnemer plus winstmarge mogelijk.
Vergoeding deel van de
vergoeding winst mogelijk).
kosten
14.
Betaling voor aan opdrachtgever geleverde
goederen of diensten.
Vooral stimuleringsbijdrage (ter ondersteuning
beleid of bevordering algemeen belang),
levering (werkzaamheden of diensten) niet per
se aan subsidieverstrekker.
bij
(geen
18
Bijlage 2 Zelfredzaamheidsmatrix (2013)
Domein
1 - acute
problematiek
2 - niet
zelfredzaam
3- beperkt
zelfredzaam
4- voldoende
zelfredzaam
5- volledige
zelfredzaam
Inkomen
Geen inkomsten,
hoge en groeiende
schulden
Onvoldoende
inkomsten en/of
spontaan of
ongepast
uitgeven,
groeiende
schulden
Komt met
inkomsten aan
basisbehoeften
tegemoet; gepast
uitgeven; indien
sprake is van
schulden zijn
deze tenminste
stabiel;
bewindvoering /
inkomensbeheer
Komst aan
basisbehoeften
tegemoet zonder
uitkering; heeft
schulden in eigen
beheer en deze
verminderen
Inkomsten zijn
voldoende; goed
financieel beheer;
heeft inkomen en
mogelijkheden om
te sparen.
Dagbesteding
Geen
dagbesteding en
veroorzaakt
overlast
Geen
dagbesteding
maar geen
overlast
Laagdrempelige
dagbesteding /
arbeidsactivering
Hoogdrempelig
dagbesteding /
arbeidstoeleiding of
seizoensgebonde
n werk en /of volgt
opleiding voor
startkwalificatie
Vast werk of volgt
opleiding hoger
dan
startkwalificatie.
Huisvesting
Dakloos en / of in
nachtopvang
Voor wonen
ongeschikte
huisvesting en/of
huidige huur /
hypotheek is niet
betaalbaar;
dreigende
huisuitzetting
In veilige, stabiele
huisvesting maar
slechts marginaal
toereikend; in
onderhuur; niet
autonome
huisvesting
Huishouden heeft
veilige
toereikende
huisvesting;
(huur) contract
met bepalingen;
gedeeltelijk
autonome
huisvesting.
Huishouden heeft
veilige;
toereikende
huisvesting;
regulier
(huur)contract;
autonome
huisvesting.
Gezinsrelaties
Sprake van
huiselijk geweld,
kindermishandeling
of verwaarlozing
Leden van het
gezin gaan niet
goed met elkaar
om; potentieel
huiselijk geweld;
kindermishandeling of
verwaarlozing
Leden van het
gezin erkennen
problemen en
proberen negatief
gedrag te
veranderen.
Relationele
problemen tussen
leden van het
gezin zijn niet
(meer) aanwezig
Communicatie
tussen
gezinsleden is
consistent open;
gezinsleden
ondersteunen
elkaar.
Geestelijke
gezondheid
Een gevaar voor
zichzelf of anderen;
terugkerende
suïcide- ideatie;
ernstige
moeilijkheden in
het dagelijks leven
door psychische
problemen
Terugkerende
geestelijk
gezondheidsprobl
emen die het
gedrag kunnen
beïnvloeden,
maar geen gevaar
voor zichzelf/
anderen;
aanhoudende
functioneringsproblemen door
psychische
symptomen.
milde symptomen
kunnen aanwezig
zijn maar zijn
voorbijgaand;
enkel matige
functioneringsmoeilijkheden
door psychische
problemen;
behandeltrouw is
minimaal.
minimale
symptomen die
voorspelbare
reactie zijn op
stressoren in het
leven; marginale
beperking van
functioneren;
goede
behandeltrouw
Symptomen zijn
afwezig of
zeldzaam; goed of
superieur
functioneren in
een groot aantal
diverse
activiteiten; niet
meer dan de
dagelijkse
beslommering of
zorgen.
Fysieke
gezondheid
heeft direct
medische aandacht
nodig; een
noodgeval / kritieke
situatie
Een medische
aandoening die
regelmatige
behandeling
vereist en die op
dit moment niet
behandeld wordt
en matige
beperking van
Een medische
aandoening wordt
behandeld;
behandeltrouw is
echter minimaal
en de lichamelijke
gezondheidsproblemen leiden
tot een lichte
Erkent behoefte
aan hulp voor de
medische
aandoening;
goede
behandeltrouw.
Er zijn geen
directe of
voortdurende
problemen.
19
activiteiten t.v.g.
een lichamelijk
gezondheidsprobleem
beperking in
mobiliteit en
activiteit
Verslaving
Voldoet aan criteria
voor ernstig
misbruik /
verslaving;
resulterende
problemen zijn zo
ernstig dat
institutionalisering
of hospitalisatie
noodzakelijk kan
zijn.
Voldoet aan
criteria voor
verslaving;
preoccupatie met
gebruiken en/of
bemachtigen van
middelen; afkickof afkickontwijkend gedrag
zichtbaar; gebruik
resulteert in
ontwijken of
verwaarlozen van
essentiële
activiteiten van
het dagelijks
leven.
Gebruik binnen de
laatste zes
maanden;
aanwijzingen voor
aan
middelengebruik
gerelateerde
sociale, werk
gerelateerd;
emotionele of
fysieke
problemen;
gebruik
interfereert niet
meer essentiële
activiteiten van
het dagelijks
leven;
behandeltrouw is
minimaal
Cliënt heeft
gedurende de
laatste zes
maanden gebruikt
maar er zijn geen
sociale werk
gerelateerd,
emotionele of
fysieke problemen
ten gevolge van
het gebruik
zichtbaar; geen
aantoonbaar
voortdurend of
gevaarlijk
middelengebruik goede
behandeltrouw
Geen middelengebruik/misbruik
in de laatste zes
maanden.
ADL vaardigheden
Ernstige beperking
op alle of bijna alle
gebieden van
zelfzorg en
complexe
vaardigheden.
Belangrijk
probleem op één
of meer gebieden
van zelfzorg en
belangrijk
onvermogen tot
het uitvoeren van
meerdere
complexe
vaardigheden.
Voorziet in de
meeste maar niet
alle
basisbehoeften
van het dagelijks
leven, de zelfzorg
is op peil, maar
belangrijke
onvermogen tot
uitvoeren van één
of meerdere
complexe
vaardigheden.
voorziet in alle
basisbehoeften
van de dagelijks
leven; alleen
ondergeschikte
problemen
(bijvoorbeeld
slordig zijn, niet
georganiseerd)
geen problemen
van deze aard;
goed in staat op
alle gebieden te
functioneren.
Sociaal netwerk
Gebrek aan
noodzakelijke
steun van familie/
vrienden. Geen
contacten buiten
eventuele foute
vriendenkring.
Ernstig en
kommervol sociaal
isolement wegen
onvermogen tot
communiceren met
anderen en/of
wegen
terugtrekken uit
sociale relaties
Familie/ vrienden
hebben niet de
vaardigheden /
financiële
mogelijkheden om te
helpen.
Nauwelijks
contacten buiten
eventuele foute
vriendenkring .
Blijvend,
belangrijk
probleem als
gevolg van actief
of passief
terugtrekken uit
sociale relaties.
Enige steun van
familie/ vrienden.
Enige contacten
buiten eventuele
foute
vriendenkring.
Duidelijk
probleem in
maken of
onderhouden van
ondersteunende
relaties.
Voldoende steun
van familie/
vrienden. Weinig
contacten met
eventuele foute
vrienden.
Gezond sociaal
netwerk, geen
foute vrienden.
Maatschappelijke
participatie
Niet van
toepassing door
crisissituatie; in
“overlevingsmodus
”
Maatschappelijk
geïsoleerd en/of
geen sociale
vaardigheden en /
of gebrek aan
motivatie om deel
te nemen
Nauwelijks
participerend in
maatschappij;
gebrek aan
vaardigheden om
betrokken te
raken.
Enige maatschappelijke
participatie (bijv.
adviesgroep,
steungroep) maar
er zijn
hindernissen
zoals mobiliteit,
discipline, of
kinderopvang.
Actief
participerend in
de maatschappij.
20
Justitie
Zeer regelmatig
(maandelijks)
contact met politie /
justitie.
Openstaande
zaken.
Regelmatig
(meerdere keren
per jaar) contact
met politie/
justitie. lopende
zaken.
Incidenteel
contact met
politie/ justitie.
Geen lopende
zaken.
Zelden contact
met politie /
justitie. Strafblad
geen contact met
politie / justitie.
Geen strafblad.
21