Visienota - samen aan het werk

Visienota
Donderdag 3 april 2014
Fraude- en misbruikbestrijding, verder op de
ingeslagen weg
John CROMBEZ, Staatssecretaris voor de Strijd tegen de Sociale en
Fiscale Fraude
Contact Pers
An Baccaert, woordvoerster John Crombez
0472/589908
[email protected]
www.crombez.belgium.be
www.samenaanhetwerk.be
1
Fraude- en misbruikbestrijding, verder op de ingeslagen weg
Inhoudstafel
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
1.1.
Fraude- en misbruikbestrijding onder Di Rupo I ......................................................................... 5
1.2
Fraude en misbruik bij ons en in onze buurlanden ..................................................................... 7
1.3
Observatorium fraude- en misbruikbestrijding ........................................................................... 9
2.
Organisatie van de strijd tegen de fraude en de financiële criminaliteit ...................................... 10
2.1
De oprichting en werking van een cel financiële criminaliteit (CFC) en van bijzondere
inspectiediensten ...................................................................................................................... 10
2.2
Aanpak corruptie binnen de overheidssector ........................................................................... 12
3.
Maak frauderen moeilijker ........................................................................................................... 12
3.1
Cash-economie .......................................................................................................................... 12
3.2
Misbruik vennootschappen ....................................................................................................... 13
3.3
Belastingparadijzen ................................................................................................................... 15
4
Sanctionering................................................................................................................................. 19
4.1
Verruimde minnelijke schikking ................................................................................................ 19
4.2
Administratieve schikkingen bij sociale fraude ...................................................................... 20
5
Prioritaire fenomenen ................................................................................................................... 20
5.1
Sociale dumping en georganiseerde uitkeringsfraude .............................................................. 20
5.2
Winstverschuiving multinationals ............................................................................................. 22
6.
Compliance bevorderen ................................................................................................................ 24
6.1
Zekerheid vooraf leidt tot win-win ........................................................................................... 24
6.2
Aangepaste communicatie ........................................................................................................ 25
2
1.
Inleiding
Fraude- en misbruikbestrijding worden traditioneel eerder eng geïnterpreteerd. De nadruk
ligt te vaak uitsluitend op controles en wat die (moeten) opbrengen. Maar fraude- en
misbruikbestrijding gaan over veel meer dan dat. Een aanpak gericht op het voorkomen van
frauduleus gedrag en misbruik is minstens even belangrijk. Heel het debat over het
vermijden van onterechte uitkeringen is daar een goed voorbeeld van.
In essentie streeft fraude- en misbruikbestrijding de ‘verwitting’ van de economie na: zwart
en grijs worden wit als de fiscale-, sociale- en arbeidswetgeving correct worden nageleefd.
De opbrengst van zo’n veralgemeende verwitting maakt een structurele belastingverlaging
mogelijk voor mensen die werken en werk creëren.
Het beleid moet in de eerste plaats leiden tot spontane gedragswijziging. Alleen zo zullen de
fiscale en sociale bijdragen structureel en significant toenemen. Alleen zo zullen onterechte
sociale uitgaven kunnen worden vermeden. Alleen zo zal het arbeidsrecht correct worden
toegepast, zoals onder meer inzake minimumlonen. Alleen zo krijgen we meer sociale en
fiscale rechtvaardigheid. Wat zo’n gedragsverandering en een preventief beleid aan meer
inkomsten en minder uitgaven genereren, is vele keren substantiëler dan de opbrengst van
een repressief fraudebeleid.
We stellen vast dat in ons land de bereidheid tot het plegen van fraude en misbruik nog te
groot is.
'Het is geoorloofd belastingfraude te plegen als je de kans krijgt'
% overwegend akkoord
30,0%
25,1%
25,0%
20,0%
17,7%
15,0%
10,0%
12,5%
9,4%
9,9%
Germany
Great Britain
5,0%
0,0%
Netherlands
France
Belgium
Bron: World Values Survey
3
[Fiscale en sociale rechtvaardigheid] Daarom is het herstel van het fiscaal en sociaal
rechtvaardigheidsgevoel cruciaal. Is het verdedigbaar dat multinationals en grote vermogens
zelf lijken te bepalen hoeveel belasting ze betalen dankzij constructies, niet zelden via
belastingparadijzen, terwijl wie werkt disproportioneel hoog wordt belast op inkomen uit
arbeid? Is het verdedigbaar dat grote fraude en financiële criminaliteit onvoldoende effectief
worden aangepakt, terwijl kleinschalige fraude wel streng wordt bestraft? Het
rechtvaardigheidsgevoel wordt zwaar aangetast telkens er in grote zaken minnelijke
schikkingen worden getroffen, terwijl kleinschalige fraude tot veroordelingen leidt. Het
rechtvaardigheidsgevoel wordt ook zwaar aangetast door willekeur bij het afhandelen en het
sanctioneren van kleinschalige fraude. Het gaat hier niet louter om perceptie, maar om
knelpunten bij Justitie. De nood aan voldoende prioriteitstelling en aan een gedegen en
snelle afhandeling van grote fraude en grote financiële criminaliteit door Justitie, waren
tijdens de regeerperiode een focus van het beleid. Het wetgevend kader is aangepast om
verjaring omwille van procedurefouten te voorkomen en er zijn maatregelen genomen ter
verbetering van de organisatie en de personeelsbezetting. Justitie dient nu te tonen dat de
grote financiële criminaliteit degelijk wordt aangepakt.
Een gericht, efficiënt en fair controle- en sanctiebeleid is een noodzakelijke en cruciale
voorwaarde om de spontane naleving te bevorderen. Niet alleen door het ontradend effect
ervan, maar ook door de impact op het rechtvaardigheidsgevoel. Met de nieuwe wet op het
strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (de zgn. SUO-wet) werd tijdens deze legislatuur een
eerste maar belangrijke stap gezet in het buitgericht rechercheren. Het controle- en
sanctiebeleid dient in de komende legislatuur verder hervormd te worden. Op wetgevend
vlak werden al heel wat hervormingen doorgevoerd, maar vooral op organisatorisch vlak is
er nog een lange weg te gaan. De willekeur moet eruit.
Het beleid moet blijven focussen op de bestrijding van de financiële criminaliteit gelinkt aan
sociale en fiscale fraude. De strenge aanpak van fenomenen zoals bijvoorbeeld sociale
dumping moet worden bestendigd, want er blijven goede jobs verloren gaan, en normaal
werkende bedrijven gaan failliet, als gevolg van oneerlijke concurrentie die hele sectoren
ontwricht. Verder wijst de recente publieke verontwaardiging over de agressieve ontwijking
door multinationals en de grote vermogens op belastingparadijzen uit dat ook die
fenomenen blijvend bijzondere aandacht verdienen. In een zeer snel wijzigende
internationale context zal het voor het eerst ook echt mogelijk zijn om hier significante
stappen te zetten.
In deze nota schetsen we het noodzakelijke kader om het voortzetten van het
antifraudetraject van Di Rupo I mogelijk te maken. Maar net zoals onder Di Rupo I zal een
permanente bijsturing en verdere invulling van het kader onontbeerlijk zijn. Fraude en
4
ontwijking zijn immers zeer dynamisch van aard: tactieken evolueren en nieuwe strategieën
worden bedacht. Die dynamiek kunnen we alleen maar een halt toeroepen door van fraudeen misbruikbestrijding een even actief en dynamisch proces te maken, zowel qua
regelgeving als qua organisatie.
1.1.
Fraude- en misbruikbestrijding onder Di Rupo I
Onder Di Rupo I werd fraude- en misbruikbestrijding een absolute prioriteit. Een
gedetailleerd regeerakkoord zette de toon en wees de richting aan. Bovenop de vele nieuwe
maatregelen uit het regeerakkoord engageerde de regering zich om de aanbevelingen van
de parlementaire onderzoekscommissie van 2009 verder uit te voeren. Het College voor de
strijd tegen de sociale en fiscale fraude stelde een nieuw en veelomvattend actieplan op.
Verder nam de regering ook een actieplan tegen sociale dumping aan.
[Focus op grote fraude] Een belangrijke focus van het beleid lag op de aanpak van de strijd
tegen de grote sociale en fiscale fraude:





De invoering van het begrip “ernstige fiscale fraude” in de wetgeving, gekoppeld aan
een strafverzwaring.
Door de evolutie naar gespecialiseerde magistraten met de invoering van de
gespecialiseerde ambten van fiscaal onderzoeks- en strafrechter evenals de
aanwerving van 7 bijkomende fiscale substituten voor het Openbaar Ministerie en 8
bijkomende gespecialiseerde fiscaal strafrechters, moet de bestrijding van fraude en
witwassen onvoorwaardelijk een effectieve prioriteit worden voor Justitie.
De instelling van multidisciplinaire gespecialiseerde onderzoeksteams bij de federale
politie met specialisatie in fiscale, sociale en georganiseerde financiële criminaliteit.
Het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (beter bekend als SUO).
Het actieplan tegen sociale dumping.
Voor het geheel aan maatregelen (regeerakkoord, aanbevelingen onderzoekscommissie,
actieplan van het College) werd een ambitieus budgettair basistraject vooropgesteld bij de
start van de regering. In de loop van de legislatuur werd dit traject nauw opgevolgd.
Bijkomende flankerende maatregelen werden genomen wanneer nodig. De aangifteplicht
van buitenlandse levensverzekeringen en structuren in belastingparadijzen zijn daar een
goed voorbeeld van. Een ander voorbeeld is de invoering van een sociale
antimisbruikbepaling ter bestrijding van het ontduiken van sociale zekerheidsbijdragen via
constructies met postbusvennootschappen in een andere EU-staat.
[Nieuwe fraudetechnieken] Er werd ook ingegrepen wanneer nieuwe fraudetechnieken de
kop opstaken. Zo werd de beperking voor cashbetalingen uitgebreid naar particulieren die
5
goud aan handelaars verkochten. Uit een dreigingsanalyse van de antiwitwascel (CFI) was
gebleken dat aanzienlijke witwasoperaties werden opgezet door middel van
goudtransacties, waarbij grote hoeveelheden goud werden omgezet in cash.
Naast het budgettair basistraject en de bijkomende maatregelen waarvoor een bijkomende
opbrengst werd voorzien in de begroting werden ook flankerende maatregelen beslist
waarvoor geen opbrengst werd voorzien maar dewelke noodzakelijk waren om het reeds
vooropgestelde begrotingstraject te kunnen realiseren.
Fraude- en misbruikbestrijding (opbrengst in mio euro)
2012
2013
Regeerakkoord Di Rupo I
720
1000
Beslissingen in de loop van de legislatuur
34
273
Totaal
754
1273
2014
1500
376
1876
[Observatorium voor fraudebestrijding] De discussie over de werkelijke opbrengst van het
fraude- en misbruikbeleid is belangrijk maar moeilijk. Daarom werd de beslissing genomen
een onafhankelijk observatorium op te richten om deze discussie te objectiveren,
transparanter te maken en vooral ook coherenter in de tijd. In afwachting van dat
observatorium werd de impact van de fraude- en misbruikbestrijding opgevolgd via
verschillende indicatoren. Hierbij werden niet alleen de controleresultaten in beschouwing
genomen, maar evengoed de impact op de ontvangsten ten gevolge van spontane
gedragswijziging. Een meer spontane naleving van de regels komt immers tot uiting in de
globale (fiscale en sociale) ontvangsten zonder dat het effect evenwel duidelijk te isoleren is.
Ook wat de controleresultaten zelf betreft is er geen eenduidige interpretatie mogelijk. In
sommige gevallen wijst een verhoging van vastgestelde fraude op een betere detectie, zoals
bij de toename van afgehandelde dossiers bij de BBI. Maar evengoed is een afname van
vastgestelde fraude ex post een indicatie van vooruitgang omdat het erop wijst dat meer
fraude werd vermeden, zoals ten gevolge van de preventieve controle inzake cumul van een
werkloosheidsuitkering met inkomen verworven uit een activiteit als loontrekkende. Deze
controle voorafgaandelijk aan de uitbetaling van de uitkering heeft gezorgd voor een
aanzienlijke daling van het aantal inbreuken en van de onterecht uitbetaalde uitkeringen.
[Budgettaire impact] De budgettaire impact van de strijd tegen fraude de voorbije twee jaar
heeft de vooropgestelde 1,27 miljard euro overtroffen. Dat blijkt in de eerste plaats uit de
globale ontvangsten en is dus een gevolg van een verbeterde spontane naleving. In 2012
bijvoorbeeld, kan 4,68 miljard euro van de fiscale ontvangsten – op een totaal van circa 100
miljard euro – niet verklaard worden door economische groei en/of onzekerheid. 2,57
miljard euro daarvan kan niet worden verklaard door de geraamde weerslag van de
genomen fiscale maatregelen. Voor 2013 kan 1,57% of 1,6 miljard euro van de fiscale
6
ontvangsten niet worden verklaard door groei en/of onzekerheid, en dat is opnieuw hoger
dan de aanvullende weerslag van de fiscale maatregelen op de fiscale ontvangsten. Die
vaststellingen liggen in lijn met de verwachting dat de belastbare basis vergroot door
maatregelen die een gedragsverandering willen realiseren1.
[Lastenverlagingen] Door de verliezen voor de schatkist terug te dringen kwam ruimte vrij
voor belastingverlagingen, en dat in periodes van lage economische groei en in een moeilijk
budgettair kader. In het geval van de horeca- en bouwsector werden lastenverlagingen zelfs
rechtstreeks aan verwitting gelinkt. Zo vloeit de opbrengst van de verwitting terug naar
diegenen die investeren in fraudebeperkende mechanismen zoals de geregistreerde kassa
en systemen voor aanwezigheidsregistratie op bouwwerven.
1.2
Fraude en misbruik bij ons en in onze buurlanden
De zwarte economie is in onze buurlanden een derde kleiner dan in ons land 2. De ambitie op
middellange termijn moet zijn om naar het gemiddelde van de buurlanden te evolueren
tegen 2030.
1
‘Nota aan de regering betreffende de impact van de fraude- en misbruikbestrijding’, 23 maart 2013
F. Schneider, ‘The shadow Economy in Europe 2013’
2 ,
7
Ondergrondse Economie als % BBP
(2013)
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
Lux
Nl
VK
Fr
Gem.
Dui
Be
Lux
Nl
VK
Fr
Gem.
Dui
Be
Ondergrondse Economie als % BBP
(2013)
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
Bron: F. Schneider, ‘The shadow Economy in Europe 2013’
Dat is absoluut noodzakelijk als je weet dat de uitgaven voor pensioenen en ziekenzorg
tegen dan hun piek bereiken. Het is niet alleen noodzakelijk, het is ook mogelijk. De ambitie
om tegen 2030 de zwarte economie terug te dringen met 5,5% BBP komt overeen met een
jaarlijkse structurele inspanning van 600 miljoen euro en kan worden bereikt door het
groeipad dat door de regering Di Rupo I werd gerealiseerd door te trekken naar de
toekomst. We hebben dus al bewezen dat het mogelijk is. Het verderzetten van dit traject
komt neer op een structurele winst van 3 miljard euro tegen 2019.
8
3500
impact verwitting in miljoen euro
3000
3000
2400
2500
2000
1800
1500
1200
1000
600 600
600
600
600
600
500
0
2015
1.3
2016
2017
2018
2019
Observatorium fraude- en misbruikbestrijding
Eind 2012 besliste de regering om de Hoge Raad van Financiën te belasten met de opdracht
een jaarlijks rapport te maken over de directe en indirecte opbrengst van de strijd tegen
fraude en misbruik. De ministerraad van 28 februari 2014 keurde op voorstel van de
Minister van Financiën een ontwerp van koninklijk besluit goed over de organisatie van de
Hoge Raad van Financiën, met onder meer de toekenning van de voormelde nieuwe
rapportagetaak aan de permanente afdeling Fiscaliteit en Parafiscaliteit van de HRF. Dit
moet resulteren in een beleidsinstrument, een observatorium voor fraudebestrijding,
waardoor een geobjectiveerde meting opgenomen kan worden in de algemene toelichting
bij de begroting. Die benadering zal het mogelijk maken dat elk bijkomend gemeten
resultaat uit fraudebestrijding
wordt besteed aan een belastingverlaging. De
veelvoorkomende vraag over de structurele begrotingsimpact van de vermindering van de
zwarte economie zal door middel van hetzelfde beleidsinstrument beter beantwoord
worden.
9
2. Organisatie van de strijd tegen de fraude en de financiële criminaliteit
Niet elke inbreuk op de fiscale en sociale wetgeving kan over dezelfde kam worden
geschoren. Zowel de ernst, de omvang als de complexiteit van de inbreuken kunnen
aanzienlijk verschillen.
[Financiële criminaliteit] Het kan gaan om overtredingen van de sociale en fiscale
wetgeving, die niet intentioneel zijn en dus zonder dat de overtreder de bedoeling had om
zich onrechtmatig te verrijken. Het kan gaan om misbruik waarbij door het gebruik van in
mindere of meerdere mate complexe constructies de bedoeling van de wetgever wordt
miskend doch zonder de letter van de wet te overtreden. Het kan evenwel ook gaan om
daadwerkelijke fraude, waarbij inbreuken worden gepleegd die intentioneel zijn en dus
worden begaan om zich te verrijken, en waarbij de ernst van de fraude kan variëren en in
zijn ernstigste vorm daadwerkelijke financiële criminaliteit betreft.
Het onderscheid moet worden gemaakt tussen compliance, niet intentionele inbreuken,
misbruik en intentionele inbreuken waaronder fraude en ernstige fraude3 en financiële
criminaliteit.
[Misbruik] Op sociaal vlak werd de notie ‘misbruik’ ingeschreven in de wetgeving hetgeen
toelaat het onderscheid te maken tussen compliance, niet intentionele overtredingen,
misbruik en intentionele inbreuken of fraude. De notie ernstige sociale fraude komt als
zodanig niet voor in de wetgeving, hetgeen evident niet betekent dat de facto geen
onderscheid kan gemaakt worden onder de fraudegevallen naarmate de ernst van de
fraude.
Naast de fraude op het vlak van de sociale en fiscale wetgeving dient ook corruptie in de
overheidssector accuraat te worden aangepakt. Ook daar dringt een organisatorische
hervorming zich op.
2.1
De oprichting en werking van een cel financiële criminaliteit (CFC) en
van bijzondere inspectiediensten
[Cel Financiële Criminaliteit] Bij de organisatie van de fiscale en sociale controlediensten
dient rekening te worden gehouden met de heterogeniteit van de inbreuken op de sociale
en fiscale wetten. Om complexe fraude en misbruiken, alsook ernstige fraude en financiële
criminaliteit doeltreffend te kunnen aanpakken, ook wanneer fiscale en sociale inbreuken
3
Op fiscaal vlak werd tijdens deze legislatuur de notie ‘ernstige fiscale fraude’ ingevoerd.
10
worden gecombineerd, dient te worden voorzien in een ‘cel financiële criminaliteit’ (CFC) en
twee bijzondere inspectiediensten: een bijzondere fiscale inspectie en een bijzondere sociale
inspectie.
Deze drie diensten dienen te ressorteren onder één regeringslid, bevoegd voor
fraudebestrijding. Nu zijn niet minder dan 6 verschillende Ministers bevoegd (Sociale zaken,
Sociale uitkeringen, Werk, Zelfstandigen, Financiën, Fraudebestrijding) voor de fiscale en
sociale inspectiediensten. De CFC zal zich in de eerste plaats bezighouden met
dataverzameling, -kruising en -mining, risicoanalyse en predictieve modellering inzake
fraudedetectie. De selectie, prioritering en toewijzing van te behandelen dossiers dient
vanuit de CFC te gebeuren. De CFC bestaat uit specialisten in datamining, zowel op fiscaal als
sociaal vlak, die worden overgeplaatst of gedetacheerd vanuit de FOD Financiën, de FOD
Sociale Zekerheid, de RVA en de RSZ. In het licht van hun opdracht dient de CFC toegang te
hebben tot alle relevante sociale, fiscale en andere databanken. In de tweede plaats zal de
CFC zich bezighouden met het voeren van daadwerkelijke onderzoeken, in het bijzonder
wanneer niet op het eerste gezicht duidelijk is wat de ernst van het dossier is. Hiertoe wordt
een beperkt aantal inspecteurs van de fiscale en sociale controle- en inspectiediensten
gedetacheerd of overgeplaatst naar de CFC.
[Onderzoeksteams bij de federale politie] De geselecteerde dossiers waarbij er van meet af
aan een ernstige aanwijzing is dat het om daadwerkelijke financiële criminaliteit gaat,
worden overgemaakt aan de Multidisciplinaire onderzoeksteams bij de federale politie
(MOTEM), zodanig dat deze dossiers volledig strafrechtelijk kunnen worden behandeld,
zowel op het vlak van het onderzoek, als op het vlak van de afhandeling. Tijdens deze
legislatuur werd reeds de beslissing genomen dergelijke teams op te richten.
[Bijzondere fiscale en sociale inspectie] De geselecteerde dossiers waarbij er ernstige
aanwijzingen van complexe fraude of misbruik zijn, of van om ernstige fraude, doch zonder
dat het om financiële criminaliteit gaat, worden behandeld door de inspecteurs van de
bijzondere fiscale en sociale inspectie. Op fiscaal vlak bestaat dit reeds onder de vorm van de
BBI. Op sociaal vlak dient dit te worden opgericht, onder de vorm van een Bijzondere sociale
inspectie, die net zoals de BBI rechtstreeks onder het regeringslid bevoegd voor
fraudebestrijding valt. De BBI bestaat uit een 600-tal personeelsleden. De BSI zal bestaan uit
een 300-tal personeelsleden afkomstig van de ‘Sociale Inspectie’ van de FOD Sociale
Zekerheid, van de inspecties ‘Toezicht sociale wetten’ en ‘Toezicht Welzijn op het werk’ van
de FOD Werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, van de Inspectie van de RSZ (Rijksdienst
voor Sociale Zekerheid), de inspectie van de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening), de
inspectie van het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen), en
de inspectie van het RIZIV (Rijkinstituut voor de ziekte en invaliditeitsverzekering).
11
[Justitie of administratie] In afwijking van wat thans het geval is voor de fiscale controle,
doch conform hetgeen thans geldt voor de sociale inspectiediensten, zullen alle inspecteurs
van de CFC, de BBI en de BSI na het afronden van hun (voor)onderzoek, ofwel het dossier
overmaken aan Justitie voor strafvervolging (of, voor wat de sociale fraude betreft, het
opleggen van een administratieve geldboete), ofwel het dossier overmaken aan de
bevoegde administratie voor een zuivere administratieve afhandeling. De dossiers, die geen
complexe of ernstige fraude of misbruik betreffen, worden dus overgemaakt aan de
controle- en inspectiediensten van de FOD Financiën, de FOD Werk, de FOD Sociale
Zekerheid en de Sociale parastatalen, voor verdere afhandeling.
2.2
Aanpak corruptie binnen de overheidssector
Uit doorlichtingen van de OESO, de Europese Unie en de ngo ‘Transparency International’
blijkt dat de strijd tegen de corruptie in België, enerzijds kampt met een gebrek aan
middelen en mensen, en anderzijds onvoldoende prioritair is.
Bovendien is er op federaal vlak geen instelling die administratieve audits verricht of een
preventiebeleid voert op het vlak van corruptie. De Inspecteurs van Financiën hebben
onvoldoende ondersteuning om deze taken uit te voeren.
Door het personeelskader van het Hoog Comité van Toezicht terug in te vullen via een
overheveling van het personeel van de CDBC, en het HCT onder te brengen bij de Inspectie
van Financiën zou de fraude binnen de overheidssector beter en geïntegreerd kunnen
worden aangepakt.
3.
Maak frauderen moeilijker
Fraude wordt gefaciliteerd door de mogelijkheden om ‘ondergronds’ te werken: cash,
belastingparadijzen, misbruik vennootschappen, het zijn vaak voorkomende middelen
waarvan fraudeurs gebruik maken.
3.1
Cash-economie
Onderzoek wijst uit dat minder cash leidt tot een kleinere ondergrondse economie.
12
Door betalingen in contanten te ontmoedigen en elektronisch betalingsverkeer aan te
moedigen, verhoogt de transparantie van het economisch verkeer en worden de
mogelijkheden om te frauderen kleiner.
[Beperking cash] Tijdens deze legislatuur werd de beperking inzake contante betalingen
voor goederen uitgebreid met diensten en werd de drempel stapsgewijs teruggebracht van
15.000 euro in 2011 tot 3.000 euro vanaf 2014. Bij vastgoedtransacties zijn zelfs helemaal
geen contante betalingen meer toegelaten. De komende vijf jaar willen we de casheconomie verder terugdringen door elektronisch betalen te stimuleren en toegankelijker te
maken.
[Toegankelijkheid elektronisch betalen] Enerzijds moet de toegankelijkheid voor
consumenten tot elektronisch betalen verruimd worden. In bepaalde sectoren, bijvoorbeeld
bij de vrije zorgberoepen, is de mogelijkheid tot elektronisch betalen nog te beperkt. Het
bedrag van de gemiddelde elektronische betaling is lager dan 50 euro en daalt jaar na jaar.
Toch zijn de voorbeelden legio waarbij mensen verplicht worden betalingen van honderden
euro’s in contanten te vereffenen. Iedereen moet het recht krijgen om relatief grote
bedragen niet in contanten te hoeven betalen.
3.2
Misbruik vennootschappen
De plegers van georganiseerde fiscale, sociale en financiële fraude maken dankbaar gebruik
van de hiaten in onze vennootschapswetgeving en van het feit dat de bestaande regelgeving
onvoldoende wordt afgedwongen. Een zwakke plek zit bijvoorbeeld bij de overnames van
shelf companies, slapende vennootschappen die de vorige eigenaar niet meer kan gebruiken
en die ‘te koop’ worden aangeboden. Deze vennootschappen kunnen ware fabrieken
13
worden van onder meer fictieve btw-facturen, fictieve sociale documenten, fictieve
tewerkstelling.
Inzake het toezicht hierop, zorgt een nieuwe omzendbrief ervoor dat de griffie de identiteit
van de leidinggevende functies moeten controleren, opdat de opgegeven namen en
nationale nummers correct zouden zijn. De controle in de KBO moet in principe gelijktijdig
met de neerlegging gebeuren. Maar verdere maatregelen zijn nodig om het misbruik van
vennootschappen tegen te gaan. De overname van een vennootschap zou, net zoals dat bij
de oprichting het geval is, gepaard moeten gaan met een oprichtersaansprakelijkheid en met
de vereiste dat de overnemer moet aantonen over voldoende kennis inzake bedrijfsbeheer
te beschikken. Tenslotte zou de KBO de inlichtingen moeten bevatten inzake de
beroepsverboden.
[Slapende vennootschappen] Met het oog op een snellere detectie van slapende
vennootschappen werd reeds beslist dat vennootschappen die drie opeenvolgende jaren
geen jaarrekeningen neerleggen voortaan ambtshalve uit de Kruispuntbank van
ondernemingen worden geschrapt. In uitvoering van die nieuwe procedure heeft de KBO het
ondernemingsnummer van 95.198 ondernemingen ambtshalve geschrapt. Deze
ondernemingen blijven op juridisch vlak voortbestaan maar zijn ‘gevlagd’. Zowel
handelspartners, klanten als overheidsdiensten zien dit als ze de KBO raadplegen en de
schrappingen worden in het Staatsblad gepubliceerd. De ambtshalve schrapping door de
KBO zou navolging moeten krijgen bij Justitie. Nu reeds kunnen ze door de rechtbank van
Koophandel worden ontbonden op vraag van het openbaar ministerie of van een
belanghebbende. De 95.198 ondernemingen die ambtshalve door de KBO werden geschrapt
één voor één ontbinden is praktisch onmogelijk. Een oplossing is een weerlegbaar
vermoeden te creëren dat als het ondernemingsnummer van een vennootschap ambtshalve
werd geschrapt door de KBO, ze beschouwd wordt als slapend en ze ontbonden wordt
zonder verder onderzoek door het OM en zonder oproeping van de betrokken
vennootschap. Een enkele bekendmaking in het Belgisch Staatsblad zou volstaan. Door zo’n
wettelijk vermoeden wordt de bewijslast omgedraaid zodat het OM ontlast wordt en het
uitspreken van de ontbinding enkel een formaliteit is.
[Fictieve zetels] Betreffende de problematiek van de ‘fictieve zetels’ zijn op het terrein
diverse diensten actief betrokken bij de detectie van ‘fictieve’ zetels, of komen ermee in
aanraking in het kader van de uitvoering van hun reguliere taken: de politie, de btwadministratie, de economische inspectie, gerechtsdeurwaarders, … . In deze legislatuur
werden wijzigingen aangebracht aan de KBO-wet zodat vaststellingen sneller en efficiënter
aanleiding geven tot aanpassing in de KBO. De KBO zal zo bij de bestrijding van de fictieve
zetels nog meer een centrale rol kunnen spelen. Het is nu zaak alle diensten die betrokken
bij de detectie van ‘fictieve’ zetels of ermee in aanraking komen in het kader van de
uitvoering van hun reguliere taken te sensibiliseren met oog op de systematische
14
doorstroming van relevante inlichtingen naar de beheersdienst van de KBO. Het is in het
belang van de fraudebestrijding dat de gegevens in de KBO niet alleen up to date zijn maar
ook overeenstemmen met de economische werkelijkheid op het terrein.
[Register ‘uiteindelijk begunstigde’] In het kader van de vierde witwasrichtlijn, dewelke
momenteel voorwerp uitmaakt van een “triloog” tussen de Raad, het Europees Parlement
en de Commissie, is voorzien dat elke lidstaat een centraal register van ‘uiteindelijk
begunstigden’ van rechtspersonen en andere juridische constructies moet aanleggen. De
oprichting van die registers en de koppeling van die verschillende registers in de lidstaten
zou een belangrijke stap vooruit betekenen in de strijd tegen witwasoperaties en grote
fiscale fraude. België zal in de Raad het voorstel van het EP verdedigen en voluit pleiten voor
de oprichting van de registers inzake ‘uiteindelijk begunstigden’. Het spreekt voor zich dat
dit register in de praktijk een uitbreiding van de KBO behelst.
[Toezicht op rechtspersonen] Met het oog op een efficiëntere werking van de overheids- en
inspectiediensten moet de KBO verder uitgebouwd worden tot meer dan een gegevensbank
met identificatiegegevens van ondernemingen. Via de KBO moeten ook de resultaten van
analyses uitgevoerd door administraties dewelke ook nuttig zijn voor andere administraties
worden opgenomen zoals scores inzake faillissementsvoorspelling en indicatoren die
aanleiding geven tot waakzaamheid zoals personen die mandatarissen zijn in een groot
aantal vennootschappen en mandatarissen die reeds mandataris zijn geweest in meerdere
ondernemingen die in faling of WCO-procedure zijn.
3.3
Belastingparadijzen
[120 miljard euro] Gabriel Zucman van de London School of Economics schat dat de Belgen
alleen al 120 miljard euro in belastingparadijzen geparkeerd hebben4. Hij voegt eraan toe dat
dit een absolute ondergrens is. Cijfers wijzen uit dat zowat drie vierden van de inkomsten uit
die vermogens op belastingparadijzen niet worden aangegeven5. Bovendien beperkt het
probleem zich niet alleen tot de ontdoken belasting op de roerende inkomsten, maar
kunnen die vermogens ook opgebouwd zijn met zwarte inkomsten en/of erfenissen.
Belastingparadijzen en internationale bankgeheimen faciliteren fraude, door fraudeurs de
kans te geven hun fraudeopbrengsten verborgen te houden.
[Nieuwe internationale context] Decennialang was het erg moeilijk om vermogens op
belastingparadijzen aan belastingen te onderwerpen. En tot voor kort geloofde bijna
niemand dat het ooit mogelijk zou worden. In dat discours is wereldwijd en nogal abrupt
4
Zucman Gabriel (2013), ‘La richesse cache des nations’, Le Seuil – La République des idées
OESO (2012), ‘Automatic Exchange of Information – What is it, How it works, Benefits, What remains to be
done’
5
15
verandering gekomen. In de vijf crisisjaren die volgden op de bankencrisis is het de publieke
opinie stilaan beginnen dagen dat het zo niet verder kan. De schokgolf van “offshore leaks”,
waarbij op één dag wereldwijd werd bekendgemaakt hoe immens de ontwijking en
ontduiking via belastingparadijzen is, zorgde voor een definitieve ommekeer. De afgelopen
jaren heeft ons land reeds het geweer van schouder veranderd als het aankomt op
transparantie inzake vermogens en belastingparadijzen. Het intern Belgische bankgeheim
werd versoepeld, en ten aanzien van buitenlandse administraties werd het bankgeheim
helemaal opgeheven. Die aanpassing was noodzakelijk om de internationale standaard
inzake uitwisseling op vraag ook in de praktijk te kunnen toepassen.
[Aangifteplicht offshore-structuren] Informatie-uitwisseling en -aanwendig is cruciaal voor
het terugdringen van internationale fraude. Informatie leidt tot betere detectie, maar weten
dat de administratie over die inlichtingen beschikt of snel kan beschikken leidt in de eerste
plaats tot spontane gedragsverandering. Zo hebben de invoering van de aangifteplicht voor
offshore-structuren en buitenlandse levensverzekeringen in deze legislatuur geleid tot een
belangrijke toename van regularisatiedossiers. In dezelfde zin is het opvallend dat inzake de
verplichte aangifte van betalingen aan belastingparadijzen blijkt dat die betalingen jaar na
jaar verminderen. Nog met betrekking tot de aangifteplicht voor offshore-structuren en
buitenlandse levensverzekeringen kan worden opgemerkt dat de aangifteplicht de komende
jaren aan impact zal winnen gezien beide structuren onder de toekomstige automatische
uitwisseling van inlichtingen vallen. Ook dient te worden voozien in een belastingregime dat
dergelijke structuren uit het bestaande heffingsvacuüm haalt.
[Automatische uitwisseling van inlichtingen] De internationale strijd tegen
belastingparadijzen schakelde in 2013 een versnelling hoger. Op niveau van de EU, de G20
en de OESO werd beslist om op korte termijn werk te maken van de automatische
uitwisseling van alle vermogensinkomsten tussen landen waaraan alle banken verplicht
moeten meewerken. Een spaarrichtlijn zonder gaten zeg maar. Je kan dit best vergelijken
met de automatische infodoorstroming van werkgevers naar de fiscus over het loon van hun
werknemers via de loonfiches. In de praktijk neemt de werknemer/belastingplichtige de
gegevens van de loonfiche over in zijn of haar belastingaangifte. Het heeft geen zin andere
gegevens in te vullen dan die op de loonfiche. Doe je dat wel, dan haalt de datamatching bij
financiën die onregelmatigheden er zo uit en volgt er een rechtzetting.
Het gevolg is dat zo goed als iedereen de juiste gegevens invult en er quasi geen
rechtzettingen hoeven te gebeuren. De automatische doorstroming van inlichtingen door
derde partijen naar de fiscus zorgt dus in de eerste plaats voor het spontaan en correct
invullen van de aangiftes. Het is veel meer een preventieve manier van werken dan een
repressieve aanpak. Fraude wordt zo goed als uitgesloten en de efficiëntiewinst is groot.
Voor de inkomsten uit arbeid van de werknemers gebeurt dit al decennialang. Binnenkort zal
16
het ook gebeuren voor de inkomsten uit de vermogens die op belastingparadijzen
geparkeerd zijn.
Tot op heden bleef de internationale uitwisseling van inlichtingen beperkt tot uitwisseling op
vraag, dossier per dossier, en dus tot enkele tientallen per jaar. Bovendien kunnen
inlichtingen pas gericht worden opgevraagd als er aanwijzingen zijn dat iemand zijn
vermogen in land X heeft ondergebracht. Info-uitwisseling op vraag blijft noodzakelijk om
lopende dossiers te kunnen afhandelen, maar de automatische uitwisseling van
bankinlichtingen is van een andere orde, omdat het de vermogens op belastingparadijzen
blootlegt, waardoor onderzoeken kunnen beginnen. De automatische uitwisseling van
bankinlichtingen zal zorgen voor een verregaande en structurele transparantie, met respect
voor de privacy, die het zo goed als onmogelijk zal maken dat grote vermogens zich nog
offshore kunnen verstoppen. De tijd is voorbij dat zij alleen boven water kwamen dankzij
een toevallig verkregen CD-ROM, zoals bij HSBC-gate. In plaats van één keer, één klantenlijst
van één bank in één land in te kunnen kijken, zal de fiscale administratie jaarlijks die
informatie krijgen over alle Belgische belastingplichtigen, bij alle banken in alle landen die
zich aansluiten bij het systeem van automatische uitwisseling.
Nog belangrijker dan de controles die op basis van de automatisch verkregen informatie
kunnen plaatsvinden, is het effect op de spontane naleving van belastingplichtigen die op de
info-uitwisseling anticiperen. In 2003, ten tijde van het politieke akkoord over de Europese
spaarrichtlijn, werden 36.000 buitenlandse rekeningen in de aangiften vermeld. In 2007
waren dat er bijna 4 keer zoveel, nog voordat er één enkele controle op basis van gegevens
ontvangen in het kader van de spaarrichtlijn was verricht. Het anticipatief effect zagen we
ook al naar aanleiding van het einde van de wet ter regularisatie van kapitalen of
vermogensinkomsten: over 2013 en 2014 zal die bijna twee miljard euro opleveren en zal
meer dan 14 miljard euro onderliggend vermogen teruggekeerd zijn naar België. Het steeds
sneller sluiten van de vluchtroutes voor grote zwarte vermogens lijkt nu ook in de ogen van
de fraudeurs zelf onvermijdbaar.
[Strakke timing en brede scope] Vanaf 2015 gaat de automatische uitwisseling van start op
basis van de ‘Common Reporting Standard’ ontwikkeld binnen de OESO op vraag van de
G20. De automatische uitwisseling van financiële inlichtingen voor fiscale doeleinden tussen
België en de VS start midden 2015 over de inkomsten van 20146. De start van de uitwisseling
binnen het internationale platform opgezet door de OESO/G20 is voorzien voor eind 2015
voor de landen van de G207, 2015 is ook de richtdatum voor de uitwisseling tussen de EUlanden8. Traditionele belastingparadijzen en andere financiële centra, zoals Zwitserland,
6
Zie www.IRS.gov/business/corporations/Foreign-Account-Tax-Compliance-Act-(FATCA)
G20 top Sint-Petersburg, ‘Leaders declaration’
8
COM(2013) 348 Final
7
17
Singapore, Liechtenstein, Bermuda, Kaaimaneilanden, Jersey, Guernsey, Eiland Man e.a,
sluiten naar alle waarschijnlijkheid aan tegen 2017 waarbij de gegevens over 2016 zullen
worden uitgewisseld9.
De komende maanden zullen de noodzakelijke wetgevende en praktische regelingen moeten
worden getroffen opdat België een betrouwbare partner kan zijn en de gegevens kan
verstrekken zoals internationaal is afgesproken. De financiering van de nodige IT-projecten
binnen Financiën voor de effectieve uitwisseling werden al goedgekeurd. Anderzijds moeten
we alles in gereedheid brengen om de ontvangen inlichtingen te kunnen gebruiken in het
kader van risicoanalyse en met het oog op betere detectie en effectievere invordering. Er zal
een ongeziene toestroom van waardevolle inlichtingen komen, waarop de administratie
vandaag niet is voorzien, en niet bij machte is om naar aanleiding van alle ontvangen
inlichtingen een onderzoek op te starten. De risicoanalyse en daaruit volgende
controleacties moeten dan ook een maximaal compliance-effect bewerkstelligen. In een
globale, strategische aanpak zullen ook sensibiliseringscampagnes hun rol moeten spelen.
Daarnaast is het noodzakelijk om de onderzoeks- en verjaringstermijnen te verlengen
wanneer een onderzoek wordt opgestart op basis van uit het buitenland verkregen
inlichtingen. Het is verder zaak om zo snel mogelijk bilaterale en multilaterale
administratieve akkoorden af te sluiten om met zoveel mogelijk landen tot de automatische
uitwisseling van inlichtingen te komen. Om onwillige landen onder druk te zetten om tot
automatische uitwisseling over te gaan breiden we de verplichting inzake ‘betalingen aan
belastingparadijzen’ uit tot betalingen aan alle landen die automatische uitwisseling
weigeren vanaf 2017. Naar analogie met de Franse wetgeving, moet de voormelde lijst ook
kunnen worden aangevuld met landen waarvan onze belastingadministratie vaststelt dat ze
in de praktijk de afspraken inzake info-uitwisseling niet nakomen.
[Belastingregime offshore-structuren] Relatief veel landgenoten hebben hun vermogen
ondergebracht in offshore-structuren zoals trusts en stichtingen. De enige fysieke realiteit
van dergelijke structuren is het papier van de akte waarin ze staan beschreven. Dit
vermogen zit juridisch wel in fiscaal niemandsland en de fiscus slaagt er niet in op greep te
krijgen op inkomsten uit en op de overdracht van dat vermogen Om hieraan te remediëren
wordt een fiscale eigendomsfictie ingevoerd teneinde de inkomsten te kunnen belasten in
hoofde van de (Belgische) oprichter die op fiscaal vlak wordt geacht eigenaar te zijn van de
middelen die in het bezit zijn van de juridische constructie. De belastingplichtige kan het
tegenbewijs leveren.
9
AEOI group members: http://www.oecd.org/tax/transparency/AEOI%20Group%20Membership.pdf
18
4
Sanctionering
4.1
Verruimde minnelijke schikking
Langzaam maar zeker winnen we terrein met de aanpak van de grote fraude. Maar mede
door zaken die we meedragen uit het verleden, blijft bij de bevolking de perceptie bestaan
dat grote fraudeurs dikwijls onbestraft blijven. Het parlement heeft mede daarom in 2011 de
wet op de minnelijke schikkingen verruimd. De stelling dat schikken kan op voorwaarde dat
alle verschuldigde belastingen worden betaald met fikse boetes daarbovenop én als
tussenoplossing tot Justitie zodanig is hervormd dat er wel efficiënt zal worden vervolgd en
bestraft, leek op een breed draagvlak te kunnen rekenen. Maar zo’n draagvlak smelt als
sneeuw voor de zon wanneer dat wettelijk kader voor de minnelijke schikkingen aanleiding
geeft tot het vervallen van gevangenisstraffen in ruil voor een al bij al beperkte financiële
sanctie. Hierdoor wordt de perceptie van straffeloosheid nog versterkt, net zoals wanneer
wordt vastgesteld dat schikkingen worden getroffen in de grootste dossiers, terwijl kleinere
fiscale en sociale inbreuken wel voor de rechter komen en tot veroordelingen leiden.
[Strafrechtelijke vervolging] Aan het gemis aan doeltreffendheid bij de strafrechtelijke
vervolging werd tegemoet gekomen door de uitvoering van tal van aanbevelingen van de
parlementaire onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude zoals de strafverzwaring
voor ernstige fiscale fraude, de wet-Landuyt, de evolutie naar gespecialiseerde magistraten
met de invoering van de gespecialiseerde ambten van fiscaal onderzoeks- en strafrechter, de
aanwerving van 7 bijkomende fiscale substituten voor het OM en 8 bijkomende
gespecialiseerde fiscaal strafrechters, de aanwijzing bij de arbeidsauditoraten van
magistraten gespecialiseerd in sociaal strafrecht, de instelling van multidisciplinaire
gespecialiseerde onderzoeksteams bij de federale politie met specialisatie in fiscale, sociale
en georganiseerde financiële criminaliteit en het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO).
[Geen schikkingen voor grote fraude] In de komende legislatuur dient de huidige regeling
van de verruimde minnelijke schikking te verdwijnen. Er mogen geen minnelijke schikkingen
meer worden getroffen in zaken van grote fraude en financiële criminaliteit.
Voor dergelijke zaken en op voorwaarde dat het Openbaar Ministerie van oordeel is dat
geen gevangenisstraf moet worden gevorderd, kan wel voorzien worden in de invoering van
een systeem van strafbeschikking in de plaats van minnelijke schikking. De strafbeschikking
is een daad van vervolging en een vorm van bestraffing, die een schuldvaststelling inhoudt
en die op het strafblad komt, hetgeen allemaal niet het geval is bij een minnelijke schikking.
Verder moet wettelijk worden vastgelegd dat de sancties en boetes die in het raam van een
strafbeschikking worden opgelegd bovenop de voordeelsontneming, minstens gelijk zijn aan
het bedrag van het wederrechtelijk vermogensvoordeel (ontdoken bijdragen of belastingen,
niet betaalde lonen).
19
Degene die verdacht wordt van grote fraude of financiële criminaliteit, zullen derhalve
slechts de keuze hebben tussen een strafbeschikking in welk geval de schuld vaststaat en
naast het ontnemen van het voordeel een zware sanctie wordt toegepast of een vervolging
voor de correctionele rechtbank (of in het geval van sociale fraude een administratieve
geldboete), alwaar naast een geldboete en een voordeelsontneming ook een
gevangenisstraf kan worden uitgesproken.
4.2
Administratieve schikkingen bij sociale fraude
Op sociaalrechtelijk vlak komt het, gelet op de beoordelingsvrijheid van de inspectie bij het
afsluiten van het onderzoek, vaak voor dat de sociale inspectiediensten na bepaalde
inbreuken te hebben vastgesteld geen proces-verbaal opstellen dat ertoe moet leiden de
betrokkene te sanctioneren (strafrechtelijk of door het opleggen van een administratieve
geldboete), op voorwaarde dat de betrokkene zich in regel stelt en hierbij de achterstallen
aan lonen en sociale bijdragen alsook de onterecht genoten uitkeringen betaalt
(administratieve schikking). Hierbij is het sanctionerend aspect vaak ondermaats.
Er moeten duidelijke administratieve richtlijnen komen dat bij sociale fraude die gelet op de
omvang van het wederrechtelijk vermogensvoordeel en de gebruikte middelen ernstig moet
worden bevonden niet het voorwerp kunnen uitmaken van een dergelijke administratieve
schikking. Bij dergelijke zaken dient steeds een proces-verbaal te worden opgesteld.
5 Prioritaire fenomenen
5.1
Sociale dumping en georganiseerde uitkeringsfraude
Sociale dumping houdt in dat arbeidskrachten onder de prijs worden tewerkgesteld, waarbij
de prijs wordt gedrukt doordat zij te weinig betaald worden en door sociale
zekerheidsbijdragen en belastingen te ontduiken. In vele gevallen gaat het om
arbeidskrachten uit Oost- en zuid-Europa.
Onderdanen van andere EU-lidstaten kunnen vrij in België komen werken. Dit kan hetzij door
in dienst te treden van een Belgische werkgever (i.e. vrij verkeer van werknemers) hetzij in
dienst van een werkgever in eigen land (bv. Spaanse werkgever) die in België een dienst
komt verrichten (i.e. vrij verkeer van diensten), hetzij als zelfstandige (vrij verkeer van
personen en van diensten).
Bedrijven uit andere EU-lidstaten kunnen vrij in België diensten komen verstrekken (vrij
verkeer van diensten) en kunnen hierbij een beroep doen op werknemers of zelfstandigen
uit het land van herkomst. Belgische ondernemingen, werknemers en zelfstandigen treden
20
mogelijk (afhankelijk van de sector) in concurrentie met ondernemingen, werknemers en
zelfstandigen uit andere staten.
Binnen de Europese Unie zijn er evenwel grote verschillen op het vlak van de kostprijs voor
arbeid, die bepaald wordt door het nettoloon, de belasting (bedrijfsvoorheffing) en de
sociale bijdragen. Het Europees recht (voor wat het sociaal recht betreft) en het
internationaal recht (dubbelbelastingverdragen) bevatten een aantal regels die deze druk op
de concurrentiepositie moeten temperen. Zo zijn ingevolge de zogeheten Europese
Detacheringsrichtlijn de Belgische minimumlonen ook van toepassing op buitenlandse
arbeidskrachten die in dienst van een werkgever uit een andere EU-lidstaat tijdelijk in België
komen werken. Zo zijn, behoudens bepaalde uitzonderingen, sociale zekerheidsbijdragen en
belastingen verschuldigd in het werkland en dus niet in het land van herkomst.
[Nepconstructies en spookbedrijven] Vaak worden echter constructies opgezet met
vennootschappen in een andere EU-lidstaat, van waaruit formeel werknemers naar België
worden gedetacheerd, al dan niet gecamoufleerd als schijnzelfstandigen, om zo te trachten
de Belgische lonen, sociale bijdragen en belastingen te ontduiken. Teneinde de prijs nog
verder te kunnen drukken worden deze technieken vaak gecombineerd met technieken om
onterecht uitkeringen te bekomen. Het betreft praktijken zoals het plaatsen van de
arbeidskrachten op economische werkloosheid maar ze toch (in het zwart) te laten werken
om zo een deel van het ‘loon’ ten laste te leggen van de werkloosheidsverzekering. Tevens
betreft het praktijken zoals de buitenlandse arbeidskrachten te doen betalen of gratis of
bijna gratis te laten werken in ruil voor sociale documenten die hen toegang verschaffen tot
allerhande socialezekerheidsvoordelen zoals bijvoorbeeld, werkloosheid en gezinsbijslagen
(zogenaamde c4-fraude).
[Actieplan sociale dumping] Tijdens deze legislatuur werden reeds diverse maatregelen
genomen om deze problematiek te tackelen. Verwezen kan worden naar de regels inzake
schijnzelfstandigheid, terbeschikkingstelling van personeel, hoofdelijke aansprakelijkheid
voor loonschulden, antimisbruikbepaling betreffende misbruiken van de zogeheten
detacheringsattesten (A1-attesten). Tevens kan worden verwezen naar het operationeel
plan betreffende de sociale dumping dat eind november door de regering werd aangenomen
en op grond waarvan de controleacties tegen de sociale dumping in het raam van wat heet
de ‘arrondissementele cellen’ gevoelig werden opgevoerd.
[Controles en sancties] De strijd tegen deze sociale dumpingpraktijken dient, gelet op zijn
maatschappij ontwrichtend effect, een prioriteit te blijven in het raam van de
fraudebestrijding. De controles ‘sociale dumping’ door de arrondissementele cellen dienen
te worden gehandhaafd (1.500 per jaar) en de ernstige en complexe dossiers dienen
overgemaakt te worden aan de inspectiediensten van de CFC, die het onderzoek kan
verderzetten en waar nodig maatregelen kan nemen om de situatie onmiddellijk te stoppen,
21
zoals door middel van een verzegeling of beslag, of de opdrachtgevers aan te pakken, o.m.
door middel van de inwerkingstelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid, het inroepen van
het verbod op het ter beschikking stellen van personeel.
Daarnaast dient er te worden over gewaakt dat bij openbare aanbestedingen systematisch
wordt nagegaan of de bedrijven die een offerte indienden zich houden aan de toepasselijke
regels betreffende de arbeidsvoorwaarden, sociale bescherming en belastingen.
5.2
Winstverschuiving multinationals
Tot voor kort stelden velen dat ontwijking en doorgedreven belastingplanning niet
problematisch kan zijn, omdat het wettelijk is. Die visie is achterhaald. De steeds groter
wordende publieke verontwaardiging heeft tot een mentaliteitswijziging geleid. De G20
leiders beweren nu stellig dat agressieve ontwijking de eerlijke concurrentie verstoort. En
waar vroeger het argument werd bovengehaald dat ontwijking goed is voor de economie,
stelt de OESO nu dat multinationals die amper belasting betalen door fiscaal agressieve
planning, investeringen, groei en werkgelegenheid schaden en de rest van de bevolking
opzadelen met een te hoge belastingdruk.
[Internationale coördinatie] In deze legislatuur heeft de regering verschillende maatregelen
genomen om de doorgedreven belastingplanning van multinationals, vaak via
belastingparadijzen, in te dijken zoals de invoering van de algemene antimisbruikbepaling
om transacties met zuiver fiscale motieven aan te pakken, en de zogenaamde
vangnetbepaling die dubbele niet belasting van buitenlandse inkomsten helpt vermijden.
Deze maatregelen hebben hun effect niet gemist. De inkomsten uit de
vennootschapsbelasting zijn sterk toegenomen. De komende jaren zal dit effect door de
internationale initiatieven worden versterkt. De G20- en OESO-landen hebben zich
geëngageerd tot de uitvoering van het BEPS-actieplan dat tot doel heeft belastingontwijking
door multinationals terug te dringen door een verregaande internationale coördinatie inzake
fiscaliteit. Een strak tijdschema wordt vooropgesteld. Eind 2015 moet het actieplan
afgewerkt zijn.
De ambitieuze agenda van het BEPS-plan omvat 15 concrete acties die kunnen worden
ondergebracht in drie clusters. De eerste cluster wil internationale fiscale regels beter op
elkaar afstemmen zodat multinationals geen kans meer krijgen de ‘mismatches’ tussen
nationale systemen uit te buiten. De tweede cluster heeft tot doel het misbruik van
belastingverdragen en verrekenprijzen aan te pakken en ervoor te zorgen dat winsten
worden belast waar de echte economische activiteit plaatsvindt. De derde cluster behelst de
uitwerking van systemen voor meer transparantie.
Voor elk van de 15 acties is een internationale werkgroep opgericht in de schoot van de
OESO waaraan vertegenwoordigers van de Belgische fiscale administratie actief zullen
22
meewerken aan de vormgeving van een nieuw internationaal fiscaal raamwerk. Ingevolge
deze werkzaamheden zal ook intern Belgische wetgeving aangepast moeten worden, onder
andere met het oog op de invoering van zogenaamde ’Controlled Foreign Company’-regels.
Die reglementering heeft tot doel belastingplichtigen te ontmoedigen om inkomsten te
verschuiven naar jurisdicties zonder of met lage belastingvoeten.
Hoofdkenmerk van ’Controlled Foreign Company’-regels is dat bepaalde inkomsten van de
buitenlandse vennootschap toegekend worden aan en belast worden in hoofde van de
resident-aandeelhouder, en ongeacht of de aandeelhouder een natuurlijke persoon of een
vennootschap is. Het is een soort doorkijkbenadering. Op deze manier worden
belastingbesparingen vermeden die verkregen worden door het (onbeperkt) uitstellen van
de belasting. In het kader van BEPS beoogt de OESO die CFC-regels van de verschillende
landen te harmoniseren.
In dit internationale kader is een doorlichting van alle onze verdragen ter vermijding van
dubbele belasting met oog op detectie van alle bepalingen die een belangrijk risico inhouden
op dubbele niet belasting noodzakelijk. Zo nodig dienen die verdragen te worden
heronderhandeld. Voorafgaandelijk dient ons land een nieuw en duidelijk verdragsbeleid uit
te stippelen met het oog op het vermijden van BEPS in plaats van het te stimuleren, en zich
daaraan te houden.
[Verrekenprijzen] Het sluitstuk van elke effectieve aanpak van BEPS is de controle op
verrekenprijzen. Die is in ons land momenteel ontoereikend. Daarbij rekening houdend met
het feit dat België een zeer open economie is waar vele multinationals vestigingen hebben,
en een relatief hoog nominaal tarief heeft in de vennootschapsbelasting, is ons land extra
gevoelig voor de manipulatie van verrekenprijzen. De afgelopen 6 jaar realiseerde de cel
verrekenprijzen een opbrengst van 196 miljoen. Wetende dat er over die periode gemiddeld
11 mensen in die cel tewerkgesteld waren, is dat een bijzonder hoog rendement. Maar in
vergelijking met andere landen is de opbrengst uit de controle van verrekenprijzen dan weer
uiterst beperkt. In Denemarken bijvoorbeeld bedroeg die opbrengst 3,6 miljard euro voor
2011 en 2012 samen.
In veel landen zijn ondernemingen verplicht hun transfer pricing politiek te onderbouwen en
(jaarlijks) te documenteren. In een aantal landen, waaronder in België, bestaat die
verplichting niet. Zo’n verplichting is noodzakelijk om op een effectieve en efficiënte manier
de verrekenprijzen te kunnen controleren. Die documentatie dient niet alleen voor de
controle zelf, maar moet ook ex ante kunnen worden gebruikt om de risicoanalyse te voeden
zodat gerichter gecontroleerd kan worden. De onderzoeks- en aanslagtermijn inzake
rechtzettingen verrekenprijzen wordt verlengd tot 10 jaar. Een minimale belastingverhoging
van 10% wordt de norm, ook in geval van akkoord met de belastingplichtige over de
rechtzetting.
23
6.
Compliance bevorderen
Naast de CFC, de BBI en de BSI blijven de FOD Financiën, de FOD werk, en de sociale
parastatalen eigen controlediensten behouden. Deze zullen zich enerzijds toeleggen op
dossiers waarbij inbreuken worden onderzocht die noch complex, noch ernstig zijn, en
anderzijds op de verbetering van de compliance bij de reguliere economische actoren en
vooral vanuit een rol als dienstverlener. Om de compliance bij de meeste mensen en
bedrijven te verbeteren is immers vaak geen strijd nodig, maar bijstand. Daar zijn de
administraties geen tegenstanders, maar medestanders. Voor natuurlijke personen betekent
dit bijvoorbeeld het aantal vooringevulde aangiften te maximaliseren, voor bedrijven en
tussenpersonen betekent dit een ex-ante benadering waarbij vooraf zekerheid wordt
gegeven.
6.1 Zekerheid vooraf leidt tot win-win
[Vooraf ingevulde aangifte] De problematiek van de complexiteit van de regelgeving dient
benaderd te worden vanuit de ervaring van de belastingplichtigen. Een complex wetboek
maar met een aangifte die volledig door de fiscus wordt ingevuld is veel eenvoudiger dan
een vereenvoudigd wetboek maar met een aangifte die zelf ingevuld moet worden. Een
administratie die dienstverlening vooropstelt neemt de complexiteit weg van de
belastingplichtigen.
Verschillende landen bewijzen dat een (quasi) aangiftevrije samenleving mogelijk is. In
Denemarken bijvoorbeeld hoeven 90% van de mensen niets meer te wijzigen aan de door de
fiscus voorgestelde aanslag. Dat is niet alleen een belangrijke vereenvoudiging voor de
betrokkenen, onderzoek wijst ook uit dat derde-partij rapportering een belangrijke impact
heeft op de spontane compliance. Daardoor daalt de handhavingskost voor de administratie
en kan de focus veel meer verlegd worden naar de segmenten waar niet-naleving het
grootst is.
Deze benadering is niet alleen zinvol voor natuurlijke personen. In aanvulling op het systeem
van de vooringevulde aangiften voor natuurlijke personen wordt een systeem van positieve
controles voor ondernemingen geïntroduceerd. Zij kunnen een overeenkomst sluiten met de
fiscus waarbij zij zich ertoe engageren op regelmatige en geautomatiseerde wijze hun
boekhoudkundige en financiële gegevens over te maken. Daarbij verschaffen ze ook
duidelijkheid over de fiscaal relevante keuzes die de onderneming heeft gemaakt. De fiscus
geeft dan binnen een redelijke periode zijn akkoord over de gemaakte keuzes van de
onderneming met rechtszekerheid tot gevolg.
24
6.2
Aangepaste communicatie
Gedragswetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat kleine aanpassingen aan
processen, invulformulieren, taalgebruik etc. een belangrijke positieve impact op gedrag
kunnen hebben.
In het Verenigd Koninkrijk werd in 2010 een klein team van onderzoekers samengebracht in
een transversaal project binnen de overheid. Het team probeert op verschillende gebieden
verbeteringen in het beleid aan te brengen, gebruik makend van inzichten uit de
gedragseconomie en andere gedragswetenschappen. Verbeteringen worden eerst op kleine
schaal uitgetest. Bij een succesvolle test wordt de verbetering verder uitgerold. Meestal gaat
het om kleine beleidsaanpassingen. Maar de effecten kunnen substantieel zijn.
In het kader van een testproject werden verschillende typebrieven naar 140.000
belastingplichtigen verstuurd met de vraag tijdig de verschuldigde belasting te betalen. Een
deel van de testgroep (controlegroep) kreeg een standaardbrief zonder vermelding van een
sociale norm, in de brief aan een tweede groep belastingplichtigen werd vermeld dat 90%
van de mensen tijdig de verschuldigde belasting betalen. In de brief aan een derde en vierde
groep werd een lokale sociale norm vermeld: ‘90% van de mensen in jouw gemeente
betaalden hun belastingen op tijd’. Uit het experiment bleek dat het aantal personen van de
vierde groep dat binnen de 3 maanden betaalde 15%-punt hoger lag dan het aantal
personen van de groep die een brief kreeg waarin geen sociale norm werd vermeld. De
belastingdienst van het VK schat dat en nationale uitrol van dit specifieke testproject jaarlijks
36 miljoen euro aan extra inkomsten zou opleveren.
Bron: Behavioural Insights Team (2012), “Applying behavioural insights to reduce fraud, error and debt”
25
Volgens Professor De Neve van de London School of Economics toont onderzoek aan dat
indien belastingbetalers bij het invullen van hun belastingbrief geïnformeerd worden over
waar hun geld aan besteed wordt en tevens de kans krijgen hun mening hieromtrent te
uiten, de bereidheid om correct te betalen stijgt10. In verschillende landen wordt dit reeds in
de praktijk toegepast. Sinds 2011 geeft de Amerikaanse overheid op een gebruiksvriendelijke
manier informatie over de begrotingscategorieën in de vorm van een "federal taxpayer
receipt"11, en ook in het VK wordt op een persoonlijke manier informatie verschaft over de
besteding van belastinggeld12.
Met de oprichting van een transversaal ‘behavioural insights team’, dat in samenwerking
met de academische wereld en de verschillende administraties, de bestaande kennis van de
gedragswetenschappen verfijnt en concrete toepassingen ontwikkelt, kan een rendement
worden gerealiseerd dat vele malen hoger ligt dan de investering.
10
De Tijd, 20 december 2013, ‘Maak Tax-on-web meer interactief’
http://www.whitehouse.gov/2012-taxreceipt
12
The Guardian, 20 maart 2012, ‘Budget 2012: taxpayers to receive breakdown of spending’
11
26