ASGER JORN / SCHILDERKUNST - Cobra Museum Bronnenbank

ASGER JORN / SCHILDERKUNST
Asger Jorn werd als schilder beïnvloed door de bevrijdende expressie en beeldtaal
van belangrijke kunstenaars van eerdere generaties, zoals Pablo Picasso, Wassily
Kandinsky en Paul Klee en door het abstracte werk van een aantal Surrealisten. Ook
het werk van James Ensor, Edvard Munch en Jackson Pollock was belangrijk voor
hem, net als de dialoog met Scandinavische tijdgenoten.
Jorn verwees vaak naar de stijl en de opvattingen van andere kunstenaars. Hij
verwerkte dan in hetzelfde schilderij meerdere invloeden tegelijk. Ook verwees hij
direct naar schilderijen uit de kunsthistorie. Zo is hier het werk Mona Lisa te zien,
naar het wereldberoemde schilderij van Leonardo daVinci. Van Jorns Mona Lisa
wordt gezegd dat het een portret is van de vrouw met wie hij in die periode een
amoureuze affaire had. Een ander werk dat hier te zien is, Le Pont, verwijst naar
Picasso’s Les desmoiselles d’Avignon.
Jorns schilderkunst wordt meestal bestempeld als ‘expressionistisch’, maar er is
zoveel meer over op te merken. Van wezenlijk belang is de manier waarop hij zijn
interesse in volkskunst, populaire cultuur en symbolisme verwerkt. Ook ironie, humor
en zijn spel met taal maken deel uit van de strategie. Zijn schilderkunst zou
bestempeld kunnen worden als ‘anti-puristisch’. Dat geldt ook voor het abstractere
werk dat hij maakte; het is zelden of nooit helemaal abstract. Naast zijn ontwikkeling
van ‘spontane abstractie’ in de jaren ’30 en ’40 is een tweede ontwikkeling in de jaren
’60 opmerkelijk. In deze laatstgenoemde fase wordt zijn schilderwerk, maar ook zijn
lithografie, bijzonder vloeiend van lijnvoering. Een goed voorbeeld hiervan is de
lithografieserie Von Kopf bis Fuss.
GASTON BACHELARD
De Franse filosoof en chemicus Gaston Bachelard (1884–1962) had net als veel
anderen grote invloed op Jorns denken, al vanaf het moment dat Jorn betrokken
raakte bij Cobra. Bachelard beschreef onder meer hoe mensen de elementen aarde,
vuur, water en lucht niet alleen op een objectieve manier beschrijven, maar zich er
ook mee identificeren en aan de hand hiervan hun eigen ideeën vormgeven.
In een artikel over Bachelard en zijn invloed op Cobra en de L’International
situationniste verklaarde Jorn: “Fundamenteel nieuw aan Bachelards benadering van
de verbeeldingsrijke visuele wereld van de kunst was dat hij haar materiële karakter
benadrukte; een denkbeeldig materialisme, maar wel een dat alleen kan worden
begrepen als men de materie als uitgangspunt en bron van inspiratie ervan opvat.”
Jorn ging daarmee nog een stap verder. Hij zag zijn artistieke werk als een manier
van denken dóór, en door middel van materie. Een ander belangrijk aspect van
Bachelards denken was de opvatting over het maken van fouten. Het maken van
fouten en het falen zag Bachelard als een fundamenteel aspect van systemen. Hij
zag het ook als iets positiefs, want falen is altijd weer een beginpunt voor iets nieuws.
Jorn beschouwde het falen of het teloorgaan van iets dan ook als een fundamentele
voorwaarde voor het verwerven van kennis. Hij aarzelde nooit om risico te nemen bij
de manier waarop hij zijn werk maakte of zijn leven vorm gaf.
MODIFICATION MED BRETAGNEKONE (Modificatie met Bretonse vrouw)
Asger Jorn was zeer geïnteresseerd in het (her)gebruik, de verspreiding en de
betekenissen van bepaalde symbolen en beelden in veranderende contexten.
Eind jaren ‘50 en begin jaren ’60 - tijdens zijn officiële lidmaatschap van
L’Internationale situationniste (IS) - maakte hij een serie van ‘modificaties’ bestaande
uit oude schilderijen die hij overschilderde. Hij maakte daarbij vaak gebruik van
doeken met banale, alledaagse voorstellingen, die hij vond op rommelmarkten. In de
werken gaan zijn veelal spontaan uitziende toevoegingen samen met een missie.
Jorn wilde door middel van de ‘modificaties’ de traditionele schilderkunst nieuw leven
in blazen.
In een aantal van deze modificaties verschijnen niet-menselijke creaturen naast de
bestaande personen die in een vertrouwde omgeving zijn afgebeeld. In de hier
getoonde modificatie heeft Jorn een alien-achtige verschijning aangebracht met door
op het doek gedropen lak. De vreemde verschijning contrasteert met de traditionele
figuur van de Bretonse vrouw.
Zo brengt Jorn brengt in zijn modificaties verschillende werelden samen; hij creëert
als het ware botsingen tussen verschillende beelden die werken als een
shocktherapie tegen de burgerlijke moraal en tegen traditionele opvattingen over
schilderkunst. De modificaties sluiten hiermee geheel aan bij de
maatschappijkritische opvattingen van IS tegen de verbeeldingsarme en risicoloze
consumptiemaatschappij.
POSTERS EN COLLAGE
De maatschappelijke invloed die de publicaties van L’Internationale situationniste (IS)
hadden was opvallend. Zoals in Frankrijk tijdens de burgerprotesten met de massale
stakingen in 1968. De stakers en demonstranten herkenden zich in de teksten,
citaten, fraseringen en slogans van IS en verwerkten die in posters en in graffiti.
Asger Jorn en ook Jacqueline de Jong hoorden bij degenen die in mei 1968 posters
maakten die de protesten steunden. Jorn maakte vier posters, waarin hij bewust
gebruik maakte van spelfouten om zijn boodschap nog eens te benadrukken. Hier
zijn Jorns posters opgehangen tegen een wandgrote foto die weer afkomstig uit zijn
(hier ook tentoongestelde) boek ‘La Langue Verte et la Cuite’. Jorn kleurde op deze
zwart-wit foto de tong in van een jonge vrouw die de politie belachelijk maakt tijdens
de oproer in Parijs in 1968.
In diezelfde periode ging Jorn ook regelmatig de straat op om reclameposters van de
Parijse muren te trekken. Hij haalde de posters uit hun oorspronkelijke context, in
een poging ze poëtisch en dramatisch te maken, zodat ze los zouden komen te
staan van “de idiote boodschap die ze pretenderen uit te dragen”, zoals hij stelde. De
hier getoonde collage is een vroeger voorbeeld hiervan.
LES SPECTATEURS ET L’ASSASIN DE L’URS
In de herfst van 1953 nam Jorn zijn gezin mee naar Zwitserland waar hij een aantal
schilderijen maakte die voortkwamen uit verhalen in de hedendaagse media en uit
genderproblematiek. Genderproblematiek was een populair onderwerp van discussie
in zowel het sociale debat van die tijd, maar ook een issue in Jorns privéleven.
‘Les Spectateurs …’ verwijst naar een moord die voor enorme media-aandacht wordt
behandeld als fascinerend moordmystrie. Op 5 augustus 1952 werden de Britse
biochemicus Jack Drummond, zijn vrouw en hun dochters op brute wijze vermoord in
de buurt van Lurs, in de Franse Alpen. Een lokale boer, genaamd Gaston Dominici,
werd voor het misdrijf veroordeeld. De zaak behelste echter veel onopgeloste
vragen, bijvoorbeeld in relatie tot de plotselinge beweringen van Dominici met
betrekking tot een (zeer onwaarschijnlijke) affaire met mevrouw Drummond, een
aantal ongeïdentificeerde mannen die door getuigen gezien zijn, en Drummonds
mogelijke betrokkenheid in een Koude Oorlog over chemische wapens.
Jorns schilderij lijkt de daad van de moord uit te beelden – hier gepresenteerd als
een delict van jaloezie en passie – evenals een aantal figuren waar in de titel van het
werk naar verwezen wordt als “toeschouwers”. De toeschouwers in het schilderij
doen denken aan de vele krantenfoto’s van politie en journalisten die zich op
plaatsen van delict storten. Op deze wijze wordt onze aandacht gevestigd op de
spectacularisering van de gebeurtenis en verandert de tragedie in een
mediaspektakel.
Massacultuur, met haar continue stroom van beelden, en haar manipulatie van het
publiek zou later een centraal thema worden voor de beweging L’Internationale
situationniste, waar Jorn mede-oprichter van was in 1957. De Situationisten
omschreven de moderne samenleving als een “spektakelmaatschappij” die het
authentieke leven inwisselde voor de realiteit van de media. Dit probleem lijkt in the
thematiek van dit schilderij al een rol te hebben gespeeld. (tekst: Helle Brøns)
L'INTERNATIONALE SITUATIONNISTE
L'Internationale situationniste (IS) was een beweging van kunstenaars en
intellectuelen die vanuit links intellectuele ideeën streefde naar sociale omwenteling.
De groep ontstond in 1957 en eindigde definitief in 1972. De IS kwam voort uit de
fusie van verschillende kleine artistieke avant-garde stromingen, zoals de
Internationale Lettristen, de Mouvement International pour un Bauhaus Imaginiste en
de Londense Psychogeografische Associatie. De leider van de groep was de uit
Frankrijk afkomstige marxistische theoreticus, schrijver en filmmaker Guy Debord
(1931-1994). Tussen 1957-1961 was de samenwerking tussen Debord en Jorn
cruciaal en nam Jorn de meer sociale rol aan van catalysator.
In artistiek opzicht lag de nadruk van de IS op ‘unitair urbanisme’ en op
‘psychogeografie’. Psychogeografie is de benadering van geografie waarin
speelsheid en het op onverwachte wijze ‘ronddwalen’ in stedelijke omgevingen
centraal staat. In de idealistische wereld van het unitair urbanisme gaan
bouwkundige en artistieke elementen uit de stedelijke omgeving zodanig samen dat
niet bepaald kan worden waar het functionele eindigt, en het spel begint. Dit moet
resulteren in een omgeving (samenleving) die in fundamentele behoeftes voorziet, in
een atmosfeer van vrijheid.
De IS werd gekenmerkt door een fundamentele tegenstelling: sommige leden
(waaronder Constant, Jorn, de Jong) waren overtuigd van de mogelijkheid kunst in
alle aspecten van het leven in te brengen, waardoor de leefomgeving
getransformeerd zou worden, anderen (met Debord voorop) waren vooral gericht op
directere, politieke transformatie van sociale relaties en meenden dat kunst te
makkelijk slaaf is van de commercie. Meerdere afscheidingen vonden plaats,
waarvan de belangrijkste in 1962, en talloze leden werden door Debord de beweging
uit gezet. Jorn is vanaf 1961 officieel geen lid meer, maar blijft dan wel onder het
pseudoniem Georges Keller inhoudelijke en financiële bijdragen leveren.
CONSTANT
Constant Nieuwenhuys en Asger Jorn leerden elkaar kennen in 1946 in Parijs. Hun
vriendschap en soortgelijke opvattingen over de rol van de kunst in de maatschappij
vormde in 1948 de belangrijke basis voor de oprichting van de internationale Cobra
groep (1948). Hiervan waren ook Karel Appel, Corneille, Christian Dotremont en
Joseph Noiret medeoprichters. Cobra stond voor totale vrijheid in expressie en voor
collectiviteit; de leden hadden een democratische en anti-academische houding ten
opzichte van kunst.
Na het uiteenvallen van Cobra (1951) ontwikkelde Constant een interesse voor de
rol van de schilderkunst in de gebouwde omgeving en hield hij zich bezig met het
ideaal van een synthese van de kunsten. In 1956 ging hij op uitnodiging van Jorn
naar Italië voor een congres van de Mouvement pour un Bauhaus imaginiste (MIBI).
Net als Jorn en Debord werd Constant een van de theoretische krachten achter de
in 1957 opgerichte beweging L’Internationale situationniste (IS). Samen met vele
anderen verliet hij IS in 1960, wanneer de meningsverschillen met Debord - over de
rol van kunst met betrekking tot de gewenste sociale omwenteling - te groot zijn
geworden.
Constants schilderij Adieu la P. (de ‘p’ van ‘peinture’, schilderkunst) laat zien dat hij
de op zichzelf staande schilderkunst nog steeds afwees. Hoewel het schilderij het
sprekende bewijs is van het tegendeel, wordt wel eens gezegd dat Constant de
schilderkunst tussen 1956 en 1974 volledig opzij zette om zich helemaal te wijden
aan zijn vernieuwende New Babylon project, zijn visie op een "wereldomvattende
stad voor de toekomst".
GIUSEPPE PINOT-GALLIZIO
In 1955 ontmoetten Jorn en de Italiaanse “chemicus-botanicus-archaeoloog”
Giuseppe Pinot-Gallizio (1902–1964) elkaar in het Italiaanse kustplaatsje Albissola.
Gallizio begon rond deze periode ook zelf te schilderen. In Jorn vond hij een
artistieke referentie om zijn experimentele ideeën uit te drukken.
In 1955 richtten Jorn en Gallizio als onderdeel van de Mouvement International pour
un Bauhaus Imaginiste (MIBI) een experimenteel laboratorium op in Alba. Hier vond
artistiek, wetenschappelijk en technisch experimenteel onderzoek plaats en werd
gediscussieerd over esthetiek, filosofie, politiek, chemie en kwantumfysica. De
Italiaanse kunstenaars Enrico Baj en Roberto Matta bezochten het laboratorium
regelmatig. Kunstenaars maakten hier samen zogenaamde “peintures d’ensemble”,
waarin allerlei materialen werden samengebracht, zoals zand, olieverf, metaal,
veren en eierschalen.
Als MIBI in 1957 opgaat in L’Internationale situationniste worden zowel Jorn als
Gallizio lid van deze beweging. Het schilderij dat hier te zien is, stamt uit de periode
van het vertrek van Gallizio in 1960, toen IS zich steeds minder op artistieke actie
en meer op politieke actie ging richten.
JACQUELINE DE JONG / THE SITUATIONIST TIMES
De Nederlandse kunstenaar Jacqueline de Jong (1939) woont en werkt in
Amsterdam en Frankrijk. Zij en Asger Jorn ontmoetten elkaar in 1958. Via Jorn werd
De Jong in 1960 lid van L’Internationale situationniste en nam ze deel aan
conferenties en het ‘centrale committee’.
Op voorstel van De Jong verscheen vanaf mei 1962 een Engelstalig bulletin, de
Situationist Times, waarvan zij editor werd. Bijdragen hieraan zijn geleverd door
deelnemers van “beide kanten” van de destijds verdeelde beweging. De twee
kampen waren degenen die sociale verandering nastreefden via de weg van de
kunst en degenen die vooral de directe weg van de politieke transformatie
voorstonden.
In de Situationist Times is materiaal te vinden over onder meer wiskunde,
archeologie, literatuur, etnologie en urbanisme, dat op buitengewoon aansprekende
wijze in verband gebracht wordt met kunst en politieke polemiek. Hier worden twee
exemplaren getoond.
Issue 3 is gewijd aan topologische patronen, met onder meer knopen en spiralen,
waarin ook Jorn zeer geïnteresseerd was. Issue 5 is gewijd aan topologie en bestaat
uit een min of meer non-lineaire beeldcollage rondom het thema van de ring, met
essays over mathematische aspecten, geschiedenis, mythologie en archeologie.
Jorn droeg bij met de tekst ‘Mind and Sense – on the principle of ambivalence in
nordic huisdrapa and mind singing’. In deze tekst benadrukt hij het belang van
Skandinavische kunst binnen internationale verband op het moment dat Denemarken
zich had aangemeld voor het lidmaatschap van de EEG.
JACQUELINE DE JONG / BAKED PATATOES
Na hun eerste ontmoeting in 1958 onderhielden Asger Jorn en De Jong een
langdurige relatie. In 1960 was De Jong in Italië, waar ze met Giuseppe Pinot-Gallizio
in zijn experimenteel laboratorium werkte. Ze bezocht Jorn in het huis dat hij sinds
1957 in Albissola had.
Tussen 1957 en 1973 transformeerde Jorn deze plek tot wat Guy Debord later
“architecture sauvage” zou noemen. In wandschilderingen en keramische objecten
bracht hij op bijzondere wijze een verband aan met architectuur, natuur en kunst.
In de loop der jaren zocht De Jong Jorn meermaals op in Albissola. In 2006 maakte
zij op uitnodiging van Roberto Ohrt voor de Attese Biënnale voor Keramiek in de
Hedendaagse Kunst speciaal voor de tuin van Jorns voormalige huis de installatie
Baked Patatoes. Baked Patatoes bestaat uit 60 keramieken aardappelen die door
haar onder meer bevestigd werden aan het hek rond de waterput. Hier is een nieuwe
versie van de installatie te zien met een fotografische collage, samen met video
documentatie uit 2006.
In 1964, in het bijzijn van De Jong, doneerde Jorn zijn huis, atelier en tuin aan de
gemeente Albissola. Dit op voorwaarde dat zijn bezittingen een publiek toegankelijk
plek zouden worden. Het huis is sinds kort geopend voor publiek als onderdeel van
MuDA, Museo Diffuso Albissola.
ALBISSOLAMANIA
In 1954 vertrok Asger Jorn naar het Italiaanse kustplaatsje Albissola, destijds een
vooraanstaand centrum voor de productie van artistiek en commercieel keramiek.
Hier zette Jorn de experimentele geest van de in 1951 uiteengevallen Cobra
beweging voort met de oprichting van een nieuwe beweging: Mouvement
International pour un Bauhaus Imaginiste (MIBI). Al snel organiseerde hij een
internationale keramiekbijeenkomst waarvoor hij ook de voormalige Cobraleden
Karel Appel en Corneille uitnodigde. Die hadden net als Jorn zelf al eerder met
keramiek gewerkt. Met grote experimenteerdrift maakten de deelnemers in een
paar weken tijd ruim 150 keramieken werken.
De kunstenares Lou Laurin Lam (1934 –2012) beschreef de ‘Albissolamania’ die er
destijds heerste: “In de jaren ’50 en ’60 leek Albissola een beetje op Montparnasse
in Parijs, of The Village in New York, een kikkerkoor van kunstenaars, dag en dag
aan het kwaken. Het was tegelijkertijd amusant, vermoeiend, grappig, saai,
verrijkend, nachtmerrie-achtig, komisch, verontrustend, serieus en gestoord.” De
kunstenaars konden er in die tijd hun overnachtingen of maaltijden nog in
schilderijen of keramiek betalen. Enrico Baj, Roberto Crippa, Lucio Fontana,
Wilfredo Lam en Piero Manzoni verbleven er langere of kortere tijd.
De fotografe Henny Riemens, de toenmalige vrouw van Corneille, maakte tijdens de
bijeenkomst een reeks foto’s waarvan er twee in deze tentoonstelling op
wandformaat worden getoond. Te zien zijn Baj, Roberto Matta en zijn vrouw Malitte,
de dichter Edouard Jaguar en zijn vrouw Simone, Corneille en de kunstenaar Yves
Dendal. Omdat Appel voorafgaand aan de tijd van de algemene ontmoeting in
Albissola gewerkt had, ontbreekt hij op alle groepsfoto’s.
KAREL APPEL
Karel Appel (1921-2006) werkte in 1948 voor het eerst met keramiek. In dat jaar
deed zich voor hem de gelegenheid voor om samen met Corneille, Constant en
Anton Rooskens in de keramiekfabriek in Tegelen fabrieksproducten te beschilderen.
In 1953 keerde Appel terug om er beelden in terracotta te vervaardigen.
Tijdens de internationale keramiekbijeenkomst in Albissola ontstond tussen Jorn en
Appel een intensieve, creatieve communicatie die overigens niet ontspeend was van
competitiedrang. In een gesprek met Simon Vinkenoog zegt Appel in 1963:
“Er was net ‘n overstroming geweest. We konden ceramiek maken in Mazzotti’s
fabriek. Iedereen was bezig met het schilderen van potjes en bordjes en vaasjes,
maar ik sloeg met een ijzeren stang op de stukken klei die ik uit de modder had
getrokken. Ik sloeg reliëfdieren in de materie; eenmaal in de vorm gehamerd
beschilderde ik dat dan, voordat het de oven inging. Dat zag Jorn – en je weet hoe hij
is: hij ging eerst een half uur op een plank liggen, dat had hij wel meer, dan moest hij
even liggen nadenken. Toen stond hij op en riep uit: “dat is het!” en stak een lang
verhaal af: alleen de spontaniteit geldt in deze eeuw, de kunst bestaat alleen maar
dankzij het spontane, en alles. Ik ben later nog eens terug geweest, om mijn werk te
halen. Martha (Jackson) wilde het wel kopen. Het lag weer in de modder, buiten,
onder een afdak, het regende: het was bijna één geworden met de aarde. Toen zag
ik ook pas wat Jorn gemaakt had: reliëfs in dezelfde stijl die ik toen had gevonden. Ik
ben toen maar naar ‘m toegegaan, ik heb ‘m gevraagd: hé, hoe zit dat eigenlijk?, ’n
beetje ruzie gemaakt. […]”
ENRICO BAJ
Het contact tussen Asger Jorn en de Italiaanse kunstenaar Enrico Baj (1924-2003)
ontstond in 1953, doordat de door Jorn gewaardeerde filosoof Gaston Bachelard
verwantschappen in hun werk had opgemerkt. Baj en Jorn hadden allebeide een
afkeer van koele concrete abstractie en de waarden waarvoor abstractie stond. Niet
het rationele en meetbare stonden bij hen centraal, maar de menselijke passie en de
directe levenservaring waarmee kennis over het leven en de werkelijkheid wordt
opgedaan.
In de zomer van 1954 nam Baj ook deel aan de internationale keramiekbijeenkomst,
die hij met Jorn had helpen organiseren. Uit deze periode stamt ook het schilderij van
Baj dat hier te zien is. Kort daarop, in het midden van de jaren ’50, maakten zowel
Baj als Jorn werken die naar hedendaagse science fiction en invasiefilms van alien
verwezen; het schilderij ‘U.F.O.’ van Jorn is een voorbeeld hiervan.
Hoewel ze een hechte band ontwikkelden is Jorn nooit toegetreden tot de Movimento
d'Arte Nucleare, de groep die Baj samen met Sergio Dangelo in 1951 had opgericht.
Wel werd Baj lid van het in 1953 door Jorn opgerichte Mouvement Internationale
pour un Bauhaus Imaginiste (MIBI). In zijn briefwisseling met Jorn voegde hij op een
gegeven moment een kopie toe van het bulletin van de Lettriste International (LI).
Hierdoor kwam Jorn op het spoor van onder meer de Franse situationistische denker
Guy Debord en de Franse schrijfster Michele Bernstein. MIBI en de LI zouden drie
jaar later samengevoegd worden (met andere avant-garde groepen) tot de fameuze
beweging L’Internationale situationniste.
CORNEILLE
Evenals enkele andere Cobra kunstenaars had Corneille (1922-2010) in 1948-49 de
gelegenheid om zich in de Nederlandse fabriek in Tegelen bezig te houden met het
decoreren van keramieken borden en schalen. Voor het experimenteren in ontwerp
of vorm bestonden daar geen mogelijkheden.
Toen Corneille op uitnodiging van Asger Jorn in de zomer van 1954 aan de
bijeenkomst in Albissola deelnam, raakte hij net als de andere kunstenaars
bevangen door de experimentele wijze van werken. Hij maakte vele borden en vazen
waarop hij voornamelijk abstracte vormen aanbracht. Net als Enrico Baj combineerde
Corneille graag voorstellingen met poëtische aforismen (bondige uitspraken) die van
hemzelf of van anderen afkomstig waren, zoals van de eveneens in Albissola
aanwezige dichter Edouard Jaguar.
De ontwikkeling van Corneille in het werken met keramiek was minder revolutionair
dan die van sommige anderen. Hij had een grafischer benadering en neigde minder
dan bijvoorbeeld Jorn en Appel tot het modelleren van de klei in driedimensionale
vormen.
ASGER JORN
In 1933 maakte Asger Jorn zijn eerste werken in klei en in de zomer van 1953 hield
hij zich voor het eerst langdurig bezig met de kunst van het pottenbakken. In een
werkplaats in Silkeborg maakte hij bijna 150 kleinere werken, zoals schalen, schotels
en borden die hij vervolgens van decoraties voorzag. Grotere werken ontstonden kort
daarna in een pottenbakkerij in Sørring, in de buurt van Silkeborg.
Tijdens zijn verblijf in Zwitserland later in 1953 schreef Jorn zijn zorgen over de
teloorgang van het ambacht, dat hij graag een impuls zou geven, van zich af. Toen
hij in 1954 in het Italiaanse Albissola - een bolwerk van artistieke, experimentele,
moderne keramiek – aankwam verdween zijn probleem als sneeuw voor de zon.
Binnen twee maanden organiseerde Jorn er een internationale keramiekbijeenkomst.
Uit de schetsen in het werkschrift, dat Jorn voor de bijeenkomst aanlegde, valt met
vrij grote zekerheid op te maken dat het keramieken reliëf zonder titel, dat hier te zien
is, tijdens deze bijeenkomst is ontstaan. Het is een van de eerste keramische werken
die Jorn in Albissola maakte. Het motief van de mensfiguur en de vogel doet nog
sterk denken aan zijn schilderijen uit de Cobra tijd, maar in feite liggen de
ontwikkelingen die hij in de jaren ’50 zou doormaken al besloten in dit werk.