Brabants MIT 2014 - 2018 Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014-2018 Uitvoeringsprogramma van het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan (PVVP) B r a b a n ts M I T 2 0 1 4 - 2 0 1 8 Uitvoeringsprogramma van het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan (PVVP) Brabants MIT 2014 - 2018 Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014 - 2018 1 2 Brabants MIT 2014 - 2018 Voorwoord5 1.Inleiding 7 2.Beleidskader 9 2.1 Bestuursakkoord “Tien voor Brabant” 9 2.2 Agenda van Brabant 9 5. Spelregelkader en toelichting 59 5.1Spelregels 59 5.1.1 60 Betrokken partijen 5.1.2Besluitvormingsproces 61 5.1.3 61 Fasering 5.1.4 Spelregels per onderdeel 63 5.1.5 Financiële aspecten 67 2.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) 11 2.3.1 Planwet verkeer en vervoer en regierol provincie 11 6Leeswijzer 2.3.2 Wet personenvervoer en concessies voor regionaal openbaar vervoer 13 6.1.1 Scope 69 2.3.3 Wegenwet en Wegenverkeerswet en de zorgplicht voor provinciale planwegen 13 6.1.2 Verklaring van de soorten realisatie tabellen 69 69 2.3.4 Wet BDU verkeer en vervoer 13 6.1.3 Verklaring van de kolommen in tabellen 69 2.3.5 Inhoudelijke strategie 14 6.2 Lijst met gebruikte afkortingen 71 73 2.4 Relevante toekomstige ontwikkelingen voor domein verkeer en vervoer 15 2.4.1 Bereikbaarheid in ruimtelijk perspectief 15 7 Financiëel overzicht 2014 – 2018 2.4.2 Focus op economische sectoren en gebieden die groeiperspectief hebben 15 7.1 Totaaloverzicht 2014 – 201873 2.4.3 Bezuinigingen als zelfstandige opgave 16 7.2 Jaarschijf 201477 2.4.5 Voorbereiden nieuwe OV-concessie 16 7.3 Jaarschijf 201579 2.4.6 Ontwikkelingen met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud van 7.4 Jaarschijf 201681 provinciale (plan)wegen 16 7.5 Jaarschijf 201783 7.6 Jaarschijf 201885 Toelichting per onderdeel 17 3. 3.1 OV-netwerk Brabant(Stad) 17 8 Beheerskader spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur 3.2 Autobereikbaarheid Brabant 20 8.1 Inleiding 87 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid 28 8.2 Budgettaire kaders en spelregels 87 3.4Goederenvervoer 42 87 8.2.1 Statenbesluit definitieve uitvoeringsvariant bij PIP 88 8.2.2 Financiële afweging 88 4 Bestedingsplan BDU en SRE 47 8.2.3Apparaatskosten 4.1 Vrije ruimte BDU 49 8.2.4Onderhoudskosten 89 4.1.1 Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013 provincie 49 8.2.5 Het aangaan van verplichtingen en cofinanciering 89 8.2.6 Jaarlijkse voortgang en monitoring fonds 90 4.2 Berekening BDU voor de periode 2014-2019 51 4.3.1 Bestedingsplan BDU 2013-2024 provincie 53 4.3.2 Bestedingsplan BDU 2013-2024 SRE 56 4.4 Overzicht bijlagen 58 4.4.1 Bijlagen bestedingsplan BDU provincie 58 4.4.2 Bijlagen bestedingsplan BDU SRE 58 89 Brabants MIT 2014 - 2018 Inhoud 3 4 Brabants MIT 2014 - 2018 Goede en veilige infrastructuur gaat ons allemaal aan Als provincie Noord-Brabant zetten we al vele jaren fors in op het goed beheren, onderhouden en waar nodig uitbreiden van onze infrastructuur. Een goed vestigingsklimaat en een prettige leefomgeving zijn tenslotte afhankelijk van een robuust en goed op elkaar afgestemd netwerk van wegen, kanalen, spoor en OV. Maar als gedeputeerde Mobiliteit gaat me ook vooral de verkeersveiligheid van alle weggebruikers aan het hart. Nog steeds valt 25% van de verkeersslachtoffers in Nederland op een provinciale weg. De ANWB heeft onlangs na onderzoek geconstateerd dat de provinciale wegen in Nederland over het algemeen redelijk veilig zijn, maar dat er op veel punten verbeteringen mogelijk zijn. Ook in Brabant scoren we met de meeste van onze wegen slechts 2 van de 5 sterren die de ANWB uitdeelt. Daarmee behoren we landelijk tot de middenmoot. Dat kun je als kritiek beschouwen maar ik vind het rapport van de ANWB ook een steuntje in de rug. Het bevestigt mijn pleidooi dat het noodzakelijk is om te blijven investeren in het onderhoud en de uitbreiding van ons Brabantse wegennet. Dat mogen we nooit als sluitpost in de begroting beschouwen. In de komende periode blijft het verbeteren van ons wegennet dus één van onze belangrijkste kerntaken. Want goede en veilige infrastructuur gaat iedereen aan: of je nu aan een drukke weg woont, dagelijks in de auto naar je werk rijdt, naar school fiets of als wandelaar een weg veilig over wilt steken. We pakken de komende jaren een groot aantal knelpunten in ons wegennet aan met concrete (bouw)projecten. In dit Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014-2018 (BMIT) vindt u een compleet overzicht van alle onderhouds- en realisatieprojecten voor onze Brabantse wegen. Een greep uit de veelheid aan projecten: Provinciale Staten hebben inmiddels ingestemd met de verbreding van de N279 tussen ’s-Hertogenbosch en Veghel van 2x2 rijstroken en ongelijkvloerse kruisingen. De voorbereiding van de aanleg van de komomleggingen in Zundert en Oudenbosch is afgelopen jaar zo ver gevorderd zodat binnenkort de schop de grond in kan. Voor de komomleiding Haps wordt binnenkort de bestemmingsplanprocedure gestart. In oktober 2013 is het door de regio aangeboden voorkeursalternatief van de Westparallel voor de N69 vastgesteld. In 2014 wordt dit voorkeursalternatief vastgelegd in een Provinciaal Inpassingsplan (PIP). De N395 Oirschot – Hilvarenbeek wordt verkeersveiliger gemaakt en voorzien van stil asfalt. Ondanks een kort oponthoud lijkt de aannemer van het project N261 Tilburg – Waalwijk er toch in te slagen de nieuwe weg eind 2015 grotendeels op te leveren. We steken tussen 2014 en 2018 dus de handen behoorlijk uit de mouwen. En wanneer de ANWB over een paar jaar weer onze wegen komt onderzoeken, scoren we met zekerheid meer sterren. Ruud van Heugten Gedeputeerde Mobiliteit Provincie Noord-Brabant Gedeputeerde Mobiliteit en Infrastructuur Provincie Noord-Brabant Brabants MIT 2014 - 2018 Voorwoord 5 6 Brabants MIT 2014 - 2018 Voor u ligt het achtste Brabants uitvoeringsprogramma voor infrastructuur en mobiliteit: ‘Brabants MIT 2014-2018’. De term MIT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. Dit Brabantse MIT is de uitwerking van de besluitvorming van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten en biedt het overzicht op en de samenhang tussen de uitvoeringprogrammering van projecten op het gebied van mobiliteit en infrastructuur in Noord-Brabant. Het Brabants MIT is het uitvoeringsprogramma van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) dat op 2 november 2006 door Provinciale Staten is vastgesteld. Het Brabants MIT is een voortschrijdend programma dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Het doel van het Brabants MIT is het bieden van een overzicht en samenhang in de diverse uitvoeringsprogramma’s en projecten op het gebied van infrastructuur en mobiliteit in Noord-Brabant, zodat provinciale investeringen zowel qua inhoud als financieel integraal afgewogen kunnen worden vanuit een breed geheel. Hierbij gaat het om zowel de MIRT-projecten van het Rijk, de deelprogramma’s van het Netwerkprogramma BrabantStad, de regionale uitvoeringsprogramma’s en het uitvoeringsprogramma van het SRE (zie schema 1 van hoofdstuk 5, blz. 42). Daarnaast biedt het Brabants MIT inzicht in de samenwerking tussen de diverse partijen. We onderscheiden in het MIT de volgende vier onderdelen: 1. OV-netwerk BrabantStad; 2. Autobereikbaarheid Brabant (grootschalige weginfrastructuur); 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid (regionale uitvoeringsprogramma’s, DVM, provinciale wegenprogramma, OV-concessie, quick wins, CVV en Collectief Vervoer Ontwikkelprojecten. Na ingangsdatum nieuwe concessie komt het CVO niet meer voor.); 4. Goederenvervoer (vaarwegen, goederenspoorinfrastructuur). Wij hebben in april 2011 ons bestuursakkoord “Tien voor Brabant” gepresenteerd. Het Bestuursakkoord heeft de “Agenda van Brabant” als basis en richtsnoer genomen. In dit bestuursakkoord is voor het mobiliteitsveld € 10 miljoen aan investeringen benoemd voor de periode 2011-2015. Dit is in 2011 reeds beschikbaar gesteld voor de financiering van de komomleidingen. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de invloed van deze beleidsstukken op het verkeers- en vervoersbeleid. Ook wordt ingegaan op het huidige verkeers- en vervoersbeleid en de ontwikkelingen binnen het domein verkeer en vervoer. In hoofdstuk 3 belichten we de vier onderdelen van het Brabants MIT met de laatste financiële ontwikkelingen per onderdeel rond de diverse projecten en programma’ s, zoals provinciale wegen en hierin treft u ook een aantal besluiten aan. In hoofdstuk 4 beschrijven we het bestedingsplan Brede DoelUitkering (BDU) 2014-2019. Zoals aangegeven zijn alleen op de BDU bezuinigingen doorgevoerd. In hoofdstuk 6 treft u tot slot het spelregelkader aan. De verschillende tabellen, financiële jaaroverzichten en projectbladen zijn per januari 2014 te raadplegen op de provinciale website. Hier vindt u ook de digitale versie van het Brabants MIT. Brabants MIT 2014 - 2018 1.Inleiding 7 8 Brabants MIT 2014 - 2018 2.1 Bestuursakkoord “Tien voor Brabant” Provinciale Staten hebben in april 2011 het bestuursakkoord voor de bestuursperiode 2011 – 2015 vastgesteld. Het bestuursakkoord geeft de hoofdlijnen van beleid voor deze bestuursperiode. De ‘Agenda van Brabant’ is de basis en het richtsnoer van het nieuwe bestuursakkoord. Een goede bereikbaarheid van de steden, de economische centra en de bedrijventerreinen wordt als een van de belangrijke voorwaarden gezien voor een stabiele economische groei in Brabant. 2.2 Agenda van Brabant Stedelijk netwerk als motor voor Europese kennisen innovatieregio. De ambitie van de Agenda van Brabant is te blijven behoren tot de Europese top van kennisen innovatieregio’s. Brabant zet in op het faciliteren van die economische sectoren in Brabant die groei- en innovatieperspectief hebben en die tevens recht doen aan de potenties van de verschillende regio’s: • Zuidoost: Brainport met high tech, life sciences & medische technologie, food & nutrition. • Noordoost: life sciences & medische technologie, food & nutrition en high tech. • Midden-Brabant met logistiek, maintenance, bio-energie en toerisme en sociale innovatie. • West-Brabant: logistiek, maintenance, bio-energie en toerisme. De steden zijn de brandpunten van die economische clusters. De steden in Brabant hebben een sterke positie in economische sectoren die het snelst groeien, zoals de creatieve sector en kennisintensieve diensten. Steden zijn met hun concentratie van talentvolle mensen een broedplaats van innovatie. Sterke steden met een goed vestigingsklimaat zijn in staat om een concentratie van hoogwaardige bedrijven en werknemers aan te trekken en te behouden. De afzonderlijke steden in Brabant hebben onvoldoende kritische massa om te zorgen voor een top kennis- en innovatieregio. Daarom wordt ingezet op het versterken van het stedelijk netwerk in Brabant, waarbij de eigenheid en diversiteit van de Brabantse steden wordt versterkt. De uitdaging is te zorgen voor een sterk verbonden complementair netwerk van vijf steden, waarbij ook afstemming plaats vindt over de ontwikkeling van topvoorzieningen op gebied van bijvoorbeeld cultuur, onderwijs, economie en sport. Vitaal landschap is onderdeel van stedelijk netwerk Het versterken van het stedelijk netwerk gebeurt in samenhang met hun ommeland om zo het vestigings- en leefklimaat van Brabant te verbeteren. Het ommeland dient daarbij als tuin van de stad, maar ook als plaats voor innovatie in de agrofoodsector. De directe nabijheid van ruimte voor rust, recreatie en ontspanning is ook een kwaliteit van de Brabantse steden. Het vitale landschap voor de stedelingen draagt zo bij aan het vestigings- en leefklimaat en bepaalt in belangrijke mate of Brabant in staat is om hoogwaardige arbeidskrachten aan te trekken of te behouden. Bereikbaarheid vraagt aandacht in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling Het vestigings- en leefklimaat wordt bepaald door een groot aantal aspecten, dat het gehele scala van ‘people’, ‘planet’ en ‘profit’ bestrijkt. Bereikbaarheid is daarbinnen één van de meest bepalende factoren achter een succesvolle regionale economie. De (inter)nationale bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor bedrijven. Dat geldt in het bijzonder voor Brabant met haar sterke logistieke sector en internationale oriëntatie. Bovendien blijkt uit de analyse van sterke en zwakke punten en van kansen en bedreigingen, Brabants MIT 2014 - 2018 2.Beleidskader 9 Brabants MIT 2014 - 2018 10 die in het kader van de Gebiedsagenda Brabant is uitgevoerd, dat Brabant in internationaal perspectief zwak scoort op het aspect (inter)nationale bereikbaarheid. Investeringsstrategie Agenda van Brabant en spaar- en financieringsfonds wegeninfrastructuur Provinciale Staten hebben in de Agenda van Brabant een aantal criteria geformuleerd waaraan projecten zouden moeten voldoen die in aanmerking kunnen komen om in het kader van de Agenda van Brabant te worden opgepakt: • Majeure projecten die aantoonbaar structuurversterkend zijn voor de Brabantse kennisregio (met name binnen de provinciale kerntaken op gebied van Ruimte, Mobiliteit en Economie). • Projecten die niet zijn op te lossen binnen bestaande ‘reguliere’ provinciale kaders of middelen. • Projecten met een aantoonbaar multipliereffect, ofwel prikkelen tot investeringen van derden. • Innovatieve en duurzame projecten voor langere termijn. In het verlengde van deze criteria heeft PS besloten tot de instelling van een spaar en investeringsfonds voor wegen (van in totaal € 750 miljoen: € 50 miljoen per jaar gedurende een periode van 15 jaar). Met het spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur wordt een impuls gegeven aan de bereikbaarheid van Brabant. Het fonds is bedoeld voor grote infrastructurele projecten die bijdragen aan het versterken van Brabant als Europese kennis- en innovatieregio en waarbij sprake is van een provinciaal belang en/of waarbij de provincie initiatiefnemer is. In het bestuursakkoord is prioriteit gegeven aan de Noordoostcorridor (‘ruit’ Eindhoven/Helmond), de Grenscorridor N69 en de N279 Veghel – ’s-Hertogenbosch. Deze projecten komen in aanmerking komen voor een bijdrage uit dit fonds. Het beheerskader dat voor dit fonds is ontwikkeld, treft u aan hoofdstuk 8. Rol en toegevoegde waarde van de provincie De provincie voert op diverse manieren regie. Afhankelijk van specifieke programma’s of projecten gaat het om een combinatie van initiëren, partijen rond de tafel zetten, organiseren van allianties, organiseren van gezamenlijke lobby, (mede)ontwikkelen, (co)financieren, stimuleren, faciliteren en realiseren. Met de komst van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (2008) zijn voor de provincie ook nieuwe instrumenten beschikbaar gekomen om de ontwikkelende rol invulling te geven. Dat gebeurt steeds vaker bij grote provinciale wegen, maar ook bij bovenregionale ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het Agro & Foodcluster West-Brabant en Logistiek Park Moerdijk. bij uitwerking Agenda van Brabant De provincie wil zelfbewust een heldere en onderscheidende rol kunnen spelen ten opzichte van andere partijen zoals Rijk en gemeenten. In de Agenda van Brabant zijn drie kernrollen voor de provincie onderscheiden. 1.Gebiedsautoriteit/gebiedsregisseur De provincie voelt zich verantwoordelijk voor de (lange termijn) ontwikkeling van Brabant op het gebied van ruimte, economie en mobiliteit. Deze gebiedsontwikkelende en regisserende rol van de provincie sluit aan bij de praktijk van de afgelopen bestuursperiode. Enerzijds op de B5-tafel en in de zes GGA-regio’s (zie paragraaf 3.3) en anderzijds in de Regionale Ruimtelijke Overleggen. Het Rijk ondersteunt deze regierol door verdere decentralisatie van diverse taken op gebied van ruimte, economie en mobiliteit. In de provinciale structuurvisie RO (2010) is de regisserende en ontwikkelende rol uitgewerkt door de introductie van negen provinciale gebiedsontwikkelingen. In deze gebieden voert de provincie regie en is bereid ontwikkelingsgerichte instrumenten in te zetten voor het behalen van de doelen. Ook verbreedt de inzet van het provinciaal ontwikkelbedrijf zich. Naast de traditionele taak voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur is het ontwikkelbedrijf inzetbaar voor ruimtelijke opgaven zoals de cultuurhistorische complexen, gebiedsontwikkelingen en mogelijk ook hoogstedelijke zones. Een aantal van deze integrale gebiedsontwikkelende projecten, met name de projecten waar sprake is van een grote mobiliteitsopgave, vindt u terug in dit Brabants MIT. 3.Systeemtoezichthouder Hieronder wordt verstaan dat de provincie zich in algemene zin verantwoordelijk voelt voor een goed functionerende samenleving. Dat betekent onder meer dat de provincie een toezichthoudende rol heeft richting gemeenten en dat de provincie de regionale samenwerking tussen gemeenten stimuleert. Voor het domein verkeer en vervoer is deze kernrol minder relevant. Wel is het zo dat de provincie ook binnen het werkveld verkeer en vervoer de samenwerking tussen diverse partijen stimuleert. 2.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) Wettelijke taken De provincies hebben en aantal wettelijke taken op gebied van verkeer en vervoer. De belangrijkste wettelijke taken zijn beschreven in de Planwet Verkeer en Vervoer, de Wet Personenvervoer, de Wegenwet en de Wegenverkeerswet en de wet BDU verkeer en vervoer. Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer is de provincie verantwoordelijk voor de coördinatie en regie van het verkeers- en vervoerbeleid binnen de provincie Noord-Brabant. De provincie dient daartoe een Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) op te stellen en overleg te organiseren met regionale partners over het te voeren verkeers- en vervoerbeleid. Op grond van de Wet Personenvervoer heeft de provincie de taak om concessies voor regionaal openbaar vervoer te verlenen, te wijzigen of in te trekken. Mede in relatie tot de Planwet Verkeer en Vervoer is de provincie daarbij verantwoordelijk voor de coördinatie van het totale openbaar vervoer in de provincie en de afstemming met andere vervoerwijzen (ketenmobiliteit). Op grond van de Wegenwet en de Wegenverkeerswet heeft de provincie een zorgplicht voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van provinciale planwegen (circa 600 km.). Die zorgplicht houdt in dat de provincie moet zorgen voor een goede technische staat en voor verkeersveiligheid en een goede doorstroming op deze wegen. Op grond van de wet BDU verkeer en vervoer ontvangt de provincie van het Rijk een brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het provinciaal verkeers- en vervoersbeleid. De provincie verstrekt een deel van de BDU aan de GGA-regio’s en B3-steden voor de uitvoering van het (inter)gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid. 2.3.1 Planwet verkeer en vervoer en regierol provincie De regionale regisseursrol van de provincie op het gebied van mobiliteit en infrastructuur is wettelijk geregeld in de planwet Verkeer en Vervoer. Ook het Rijk (lees: het ministerie van Infrastructuur en Milieu) ‘leunt’ sterk op de provincies bij de gebiedsgerichte aanpak van de bereikbaarheid die ook het Rijk voor staat. Het Rijk faciliteert die gebiedsgerichte aanpak ook door het decentraliseren van diverse budgetten voor regionale mobiliteit, onder meer de Brede DoelUitkering (BDU). De BDU is bedoeld voor de financiering van de exploitatie van het OV en de financiering van diverse regionale bereikbaarheidsmaatregelen. De huidige verdeling hiertussen is ca. 67,5 % voor OV en 32,5 % voor de bereikbaarheidsmaatregelen. Drie ‘regietafels’ centraal De provincie Noord-Brabant werkt in het domein verkeer en vervoer, zowel op het bestuurlijk vlak als op het ambtelijk vlak samen met diverse andere partners. Voor de provinciale regierol Brabants MIT 2014 - 2018 2. Opdrachtgever uitvoering Als opdrachtgever voor de uitvoering wil de provincie uitvoerende taken zoveel mogelijk bij andere instanties neerleggen. Binnen het domein verkeer en vervoer heeft de provincie de nodige ervaring met betrekking tot het, onder regie van de provincie, inzetten van de markt of andere publieke partners bij de uitvoering van de beleidsdoelstellingen van het PVVP. 11 Brabants MIT 2014 - 2018 12 zijn met name de volgende drie ‘regietafels‘ van belang: 1. de BO MIRT-tafel; 2. de B5-tafel; 3. de GebiedsGerichte Aanpak (GGA)-tafels. BO MIRT-tafel: afstemming met het Rijk De provincie heeft sinds 2012 één maal per jaar (voorheen twee maal per jaar) bestuurlijk overleg met het Rijk in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT). In het BO MIRT vindt de afstemming plaats tussen Rijk en provincie over de gezamenlijke strategie met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van Brabant en worden afspraken gemaakt over (de financiering van) diverse majeure ruimtelijke projecten in Brabant. B5-tafel: strategie op hoofdlijnen met betrekking tot mobiliteit in relatie tot ruimte en economie De (ambtelijke en bestuurlijke) ‘B5- tafel’ is binnen het mobiliteitsveld de tafel waar niet alleen de vijf grote steden en de provincie Noord-Brabant samenwerken, maar waar ook enkele andere partners structureel aanschuiven. Het gaat dan om het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), de Nederlandse Spoorwegen, ProRail, Rijkswaterstaat Noord-Brabant en het ministerie van Infrastructuur en Milieu. In dit overleg staat de strategie op hoofdlijnen met betrekking tot de mobiliteit in Brabant centraal, mede in relatie tot het integrale ruimtelijke domein (verstedelijking, bedrijventerreinen, natuur en landschap, water e.d.). Ook wordt vanuit deze B5-tafel afgestemd met omliggende provincies. Fundament onder de samenwerking op de B5-tafel is de Netwerkanalyse BrabantStad (2006). Onder de vlag van het Netwerkprogramma ‘BrabantStad Bereikbaar’ (2007), zijn afspraken gemaakt om de samenwerking te continueren en te werken aan een samenhangend maatregelenpakket om de bereikbaarheid van het stedelijk netwerk ook op lange termijn duurzaam te garanderen. Deze samenwerking is met de MIRT Gebiedsagenda Brabant (2009) verbreed naar een samenhangende aanpak voor het gehele ruimtelijke domein. De MIRT Gebiedsagenda Brabant is in 2013 geactualiseerd. Aanleiding voor die actualisatie is de vaststelling door het Rijk van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de bedrijfslevenbrief ‘Naar de Top’. Als gevolg hiervan wordt in de MIRT Gebiedsagenda sterker gefocust op negen economische topsectoren. Daarnaast is als gevolg van de SVIR de rolverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten in het ruimtelijk domein gewijzigd. Het Rijk heeft meer taken en verantwoordelijkheden gelegd bij provincies en (samenwerkende) gemeenten. De samenwerkende partners binnen het Netwerkprogramma hebben hun samenwerkingsagenda eind 2011/begin 2012 herijkt. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe gezichtspunten, zoals het Regeerakkoord en de actualisatie van de Nota Mobiliteit en de Nota Ruimte van het kabinet, de Agenda van Brabant van de provincie Noord-Brabant en de gezamenlijk (door Rijk en regionale partners) opgestelde Gebiedsagenda Brabant. GGA-tafel: regionale uitvoering van PVVP Naast de B5-tafel is onderscheid gemaakt in vijf regionale (ambtelijke en bestuurlijke) GGA tafels: Westelijk Noord-Brabant, Breda, Midden-Brabant,’s-Hertogenbosch en Noordoost-Brabant. Het SRE kan worden gezien als de zesde GGA-regio in Brabant maar heeft gelet op de huidige Wgr-plusstatus wel eigen bevoegdheden. De GGA-tafels bestaan ruim tien jaar. Doel van dit overleg is vooral de regie/coördinatie van de uitvoering van het PVVP. Op basis van het PVVP heeft elke GGA-regio een regionale beleidsagenda opgesteld. Deze regionale beleidsagenda is het vertrekpunt voor het jaarlijks opstellen van een Regionaal Uitvoeringsprogramma, waarin mobiliteitsprojecten worden opgenomen met name op gebied van (fiets)infrastructuur, verkeersveiligheid en regionaal openbaar vervoer. Naast de samenwerking met partners op deze regietafels bestaan er natuurlijk nog diverse andere overlegverbanden, via welke de provincie uitwerking geeft aan het PVVP. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om overlegverbanden rond specifieke thema’s binnen het verkeers- en vervoerveld (denk aan overleg met logistieke partijen rond goederenvervoer of overleg met steden over het 2.3.2 Wet personenvervoer en concessies voor regionaal openbaar vervoer Op grond van de Wet Personenvervoer (WP2000) heeft de provincie de taak om concessies voor regionaal openbaar vervoer te verlenen, te wijzigen of in te trekken. Mede in relatie tot de Planwet Verkeer en Vervoer is de provincie daarbij verantwoordelijk voor de coördinatie van het totale openbaar vervoer in de provincie en de afstemming met andere vervoerwijzen (ketenmobiliteit). De doelen en ambities van de provincie op het gebied van openbaar vervoer zijn beschreven in het PVVP en in september 2012 vastgestelde OV-visie Brabant. Deze OV-visie werkt drie ambities uit: • Het OV is vraaggericht: het sluit aan bij de vraag van zo veel mogelijk doelgroepen; • Het OV is verbindend: het vormt de verbindende schakel tussen mensen, activiteiten, modaliteiten en ruimtelijke ontwikkelingen en versterkt het stedelijk netwerk; • Het OV is (maatschappelijk) verantwoord en heeft een positief effect op de leefbaarheid en duurzaamheid van Brabant. • De OV-visie is het uitgangspunt voor de nieuwe concessies, Oost en West Brabant, die per 14 december 2014 ingaat. Daartoe bevat de visie een sturingsmodel dat de samenwerking met de vervoerder en gemeenten en de mogelijkheid om tot nieuwe allianties te komen centraal stelt. In deze samenwerking voert de provincie de regie op de strategische ontwikkeling van het OV-systeem. Belangrijke strategische onderwerpen zijn o.a. het bijsturen van de uitwerking van de OV-visie, de ontwikkeling van HOV-infrastructuur, innovatie (bijvoorbeeld in materieel) en de tariefontwikkeling. • Voor de tactische ontwikkeling van het OV is de vervoerder primair verantwoordelijk. Het gaat dan o.a. om het verbeteren van het lijnennet en de dienstregeling, ontwikkelingen aan de onderkant van de markt, het initiëren van tarief- en marketingacties en projecten om reisinformatie te verbeteren. De vervoerder ‘trekt’ de ontwikkeling van het OV en betrekt de overheid en derden hier actief bij in zogenoemde ontwikkelteams. In het verlengde ligt vanaf 2015 de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder. Om het maatschappelijk belang zo goed mogelijk te waarborgen stelt de provincie kwaliteitseisen aan de concessienemers, i.c. de vervoerbedrijven. Als bovenlokaal opdrachtgever ontwikkelt de provincie vanuit haar regisseursrol deze kwaliteitseisen in nauw overleg met belanghebbenden en partners. Daarbij gaat het om een integrale afweging van het belang van een goed OV in relatie tot andere belangen als verkeersveiligheid en ruimtelijk-economische ontwikkeling. 2.3.3 Wegenwet en Wegenverkeerswet en de zorgplicht voor provinciale planwegen De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de provinciale wegen (circa 600 km). De provincie voert die taak uit in samenwerking en afstemming met andere wegbeheerders (Rijkswaterstaat en gemeenten), omdat het provinciaal wegennet uiteraard onderdeel uitmaakt van het totale (hoofd)wegennet in Brabant. Via een goed onderhouden en verkeersveilig samenhangend wegennet dat garant staat voor acceptabele en betrouwbare reistijden voor weggebruikers wordt bijgedragen aan de ambities en beleidsdoelstellingen van het PVVP. De prioritering van uit te voeren werken is gebaseerd op monitoringsgegevens, normen en andere relevante weegfactoren. 2.3.4 Wet BDU verkeer en vervoer Op basis van de Wet BDU verstrekt het Rijk brede doeluitkeringen (BDU’s) aan provincies en regionaal openbare lichamen ten behoeve van de uitvoering van een integraal verkeer- en vervoersbeleid. Het doel van de wet is een effectievere inzet van middelen, een grotere acceptatie van het beleid, meer waardering voor prestaties van vervoerssystemen en het voorkomen van bureaucratie. De wet schrijft voor dat het provinciaal bestuur in overleg met inliggende gemeenten jaarlijks een bestedingsplan opstelt en dit voor 15 september vaststelt. Brabants MIT 2014 - 2018 concessiebeheer van het openbaar vervoer) of overleg rond diverse uitvoeringsprojecten. 13 Brabants MIT 2014 - 2018 14 2.3.5 Inhoudelijke strategie In het PVVP (2006) zijn de ambities en beleidsdoelstellingen voor verkeer en vervoer beschreven. Het PVVP vormt met de Structuurvisie RO Noord-Brabant 2010 (SVRO), het Provinciaal Milieuplan (PMP) 2012-2015 en het Provinciaal Waterhuishoudingsplan (PWP) in het provinciale beleid het strategische kader. Het PVVP is uitgewerkt in de Dynamische Beleidsagenda (DBA) als tactische uitvoeringsagenda. In 2012 is de DBA geactualiseerd tot ‘Sturen op uitvoering: Dynamische beleidsagenda 2012-2016’ om beter te kunnen sturen op maatschappelijke doelen. Periodiek wordt een foto van effecten en prestaties gemaakt als beeld van de uitvoering, die blijkens de eerste foto in het algemeen goed verloopt. Geconstateerd is dat voor alle 18 tactische DBA-doelen inspanningen nodig zijn om een robuust en efficiënt (inter)nationaal verkeersen vervoersysteem in Brabant te krijgen. Door vergelijking met de Agenda van Brabant en het bestuursakkoord ‘Tien voor Brabant’ hebben een aantal DBA-doelen een accent gekregen, dat benadrukt dat deze een extra inspanning vragen. Dit levert een focus op bij het maken van keuzes, waarvoor ook de doelen zijn geherformuleerd. Bij de uitvoering van het PVVP en de DBA werkt de provincie samen met andere overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. De DBA werkt door naar operationeel niveau, waar de uitvoering door Provincie en partners op provinciaal en regionaal niveau plaatsvindt. De DBA vormt een richtsnoer voor de partners om de agenda te bepalen voor de toekomst. De doorwerking is jaarlijks terug te vinden in de provinciale begroting, het BMIT (Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport), het Netwerkprogramma met de grote steden (B5-) en andere partijen en de jaarlijkse GGA-uitvoeringsprogramma’s. De centrale uitdaging van het PVVP is Brabant bereikbaar te houden, zowel om economische redenen als om de leefbaarheid en de verkeersveiligheid te waarborgen. De inzet is het realiseren van een robuust en efficiënt verkeers- en vervoersysteem (weg, spoor, water, Hoogwaardig Openbaar Vervoer, buis, lucht) dat het personenen goederenvervoer zoveel mogelijk faciliteert in samenhang met de ontwikkeling van hoogstedelijke zones gericht op het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor hoogstedelijke functies en voorzieningen. Het robuust en efficiënt verkeers- en vervoersysteem wordt geconcretiseerd door het in samenhang met elkaar uitwerken van de volgende hoofdlijnen: 1. Het realiseren van een robuust en efficiënt verkeers- en vervoerssysteem, met in het bijzonder de provinciale verantwoordelijkheid voor het regionaal verbindend wegennet voor de provinciale wegen in combinatie met het hoofdwegennet en onderliggend wegennet. Naast beheer vraagt dit om reconstructie en aanleg van nieuwe provinciale wegen als garantie voor bereikbaarheid op langere termijn. Dergelijke ingrepen in de weginfrastructuur vinden plaats als integrale gebiedsontwikkelingen gekoppeld aan ruimtelijke opgaven. Hierbij spelen innovatieve technieken (bijvoorbeeld met dynamisch verkeersmanagement en multimodale reisinformatie), kansen voor duurzame energie, goede ontwerpoplossingen en verkeersveiligheid een rol. 2. Het continueren van een goed openbaar vervoersysteem in Brabant bestaande uit bus (stads- en streeklijnen), hoogwaardig openbaar vervoer, regiotaxi, spoor (intercity’s en sprinters) en knooppunten voor het faciliteren van de overstap tussen vervoerswijzen en het verstrekken van individuele reisinformatie. Dit OV-netwerk is gekoppeld aan een ruimtelijk programma en de ontwikkeling van hoogstedelijke zones, waarbij ruimtelijk wordt verdicht rondom stations. 3. Het inzetten op ‘slimme en duurzame mobiliteit’ vanuit de positie van Brabant als één van de koplopers in Nederland voor Beter Benutten. Dit gebeurt op het vlak van dynamisch verkeersmanagement en gerelateerd aan fiets en mobiliteitsmanagement. Met bedrijven en kennisinstellingen worden proefprojecten uitgevoerd om door technische en innovatieve maatregelen (met o.a. dynamische verkeersmanagement, actuele multimodale reisinformatie, nieuwe coöperatieve systemen, navigatie, parkeerverwijssystemen, rijtaak- 4. Het inzetten op multimodaal goederenvervoer als bijdrage aan het behouden en versterken van de logistieke sector in Brabant. Vanuit de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (BSVG) is de inzet gericht op meer vervoer over water, spoor en buis - mo- dal shift -. Het gaat om het verbeteren van de vaarwegen in Brabant, de ontwikkeling van Brabantse havens, multimodale goederenterminals en multimodale bedrijventerreinen. Beter benutten, duurzaam en veiligheid zijn daarbij extra thema’s. Een bijzondere bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van het PVVP (Provinciaal Verkeers en VervoersPlan) hebben de drie infrastructurele projecten die vanuit het Spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur zullen worden gefinancierd. Deze grote projecten dragen bij aan het versterken van Brabant als kennis- en innovatieregio en daarnaast is er sprake van een provinciaal belang en/of waarbij de provincie initiatiefnemer is. Het zijn ’s-Hertogenbosch – Veghel ( N279), Noord-Oost Corridor / Brainport Oost en de Grenscorridor N69. de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad en integrale gebiedsontwikkelende projecten als Noordoostcorridor/N279, Grenscorridor N69, Oostelijke Langstraat/A59 en de pilot N65. De Gebiedsagenda bevat hiertoe voor de hele provincie een integrale visie, ambitie en integrale ruimtelijke opgaven voor de middellange termijn (tot circa 2030). Het gaat hierbij over thema’s als ruimte, verstedelijking, werken, natuur, klimaat, milieu en verkeer en vervoer. Deze samenhangende aanpak voor het hele ruimtelijk domein heeft ook geleid tot een integratie van alle (rijks)investeringen in het ruimtelijk-fysieke domein in het MIRT. De toevoeging van de R aan het vroegere MIT staat niet alleen voor het ruimtelijk fysiek domein, maar ook voor een intensivering van de relatie tussen Rijk en regionale partners. Het accent van de rijksbetrokkenheid verschuift van een knelpuntbenadering naar een gebiedsgerichte kansenbenadering. 2.4 2.4.2 Focus op economische sectoren en ge- Relevante toekomstige ontwikkelingen voor domein verkeer en vervoer 2.4.1 Bereikbaarheid in ruimtelijk perspectief De aanpak van de bereikbaarheidsproblematiek wordt de komende jaren meer en meer geplaatst in de context van een samenhangende ontwikkeling van het gehele ruimtelijke domein. Ook het Rijk wil de bestaande samenwerking met provincies verbreden naar het hele ruimtelijk domein. In 2009 is hier een begin mee gemaakt met onder meer als resultaten de Gebiedsagenda Brabant, bieden die groeiperspectief hebben De economische crisis en de bezuinigingen die het Rijk de provincies heeft opgelegd gaan de komende bestuursperiode nog volop doorwerken. Internationale ontwikkelingen dwingen tot scherpere nationale en regionale keuzes. Kiezen voor sectoren en gebieden die groei- en innovatieperspectief hebben. Tendens is dat het Rijk zich meer en meer terugtrekt op haar eigen nationale taken en op een beperkt aantal economische kerngebieden: mainports, brainports en greenports. Voor Brabant betekent dat, dat het Rijk Brabants MIT 2014 - 2018 ondersteuning, spitsmijden) het verkeers- en vervoersysteem optimaal te kunnen benutten. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het verduurzamen van de mobiliteit. In 2013 ligt het accent bij de vraagbeïnvloeding (mobiliteitsmanagement) dat onder andere wordt ingevuld met het programma Beter Benutten. Met de hernieuwde voortzetting van Mobiliteitsmanagement Brabant (BRAMM II) worden initiatieven (gedragssturing, netwerken en kennis delen) tussen bedrijfsleven onderling en met de 4O’s bevorderd. Werknemers krijgen daardoor meer mogelijkheden dan alleen met de auto in de spits te reizen. Brabant streeft met steeds meer deelnemende partners met het Brabantse Verkeersveiligheidsplan ‘Brabant maakt van de nul een punt’ naar nul verkeersslachtoffers. Het gaat om bewustwording bij de grootste risicogroepen (fietsers, jonge bestuurders en ouderen); menselijk gedrag is voor 90% de oorzaak van een verkeersongeval en iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. De provincie zet de ambitie van Fiets in de Versnelling voort gericht op fietsinfrastructuur, OV-fiets keten, fietsbeleving en verkeersveiligheid (2013: jaar van de Fietser). 15 Brabants MIT 2014 - 2018 prioriteit geeft aan een beperkt deel van de (rijks-) hoofdinfrastructuur (weg, spoor, water, lucht) in Brabant en met name aan die hoofdinfrastructuur die aantoonbaar een relatie heeft met de Brainport Zuidoost-Nederland (bijv. A2, A58, A67, Programma Hoogfrequent Spoor en Eindhoven Airport) of met de mainport Rotterdam (bijv. Logistieke assen West-Brabant, Logistiek Park Moerdijk). Ook de provincie moet scherpere keuzes maken. In het verlengde van de Agenda van Brabant (zie paragraaf 2.2) is het denkbaar dat de provincie meer gaat inzetten op het faciliteren van die economische sectoren waar Brabant sterk in is. 2.4.3 Bezuinigingen als zelfstandige opgave 16 In de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van dit kabinet is aangeven dat op nationale schaal per saldo deze kabinetsperiode minder geld is te besteden dan in vorige periode. Dat werkt ook door in Brabant. Niet alleen bij de provincie, maar ook bij de Brabantse gemeenten. De provincies zijn bovendien geconfronteerd met diverse bezuinigingen door het Rijk (bijvoorbeeld in Provinciefonds, maar ook binnen de BDU). Niet uit te sluiten is dat het Rijk in de komende bestuursperiode wederom bezuinigd op het Provinciefonds. De financiële mogelijkheden voor investeringen in het domein verkeer en vervoer staan dus onder druk. Dat vraagt om scherpere prioriteiten en keuzes, die in overleg met andere partners moeten worden gemaakt en die vervolgens doorwerken binnen onze eigen begroting (zie ook 2.4.6). 2.4.5 Voorbereiden nieuwe OV-concessie In 2013 is de aanbesteding van de nieuwe concessieperiode (ingaande december 2014) afgerond. 2014 staat in het teken van de implementatie van het nieuwe contract. Belangrijk onderdeel van deze implementatie is het vormgeven aan de nieuwe samenwerking tussen provincie, vervoerder (s), gemeenten en Reizigersoverleg Brabant bij de ontwikkeling van het OV. De ontwikkeling van het OV zal grotendeels aangestuurd worden vanuit het zogenoemde tactisch ontwikkelteam, waarvan de vervoerder(s) trekker zijn. Het tactisch team zal daartoe verbeterprojecten in sluitende business cases vertalen. Op basis daarvan maken betrokken partijen afspraken over verantwoordelijkheden, zowel als het gaat om de realisatie van een verbeterproject als over de financiële aspecten van de business case. 2.4.6 Ontwikkelingen met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud van provinciale (plan)wegen Totale netwerk centraal Op basis van gezamenlijke netwerkvisies wordt steeds meer samengewerkt met andere wegbeheerders (Rijkswaterstaat en gemeenten). Meer samenwerking met andere wegbeheerders heeft gevolgen voor de prioritering van provinciale projecten. Die prioritering gaat ook meer en meer in overleg met andere wegbeheerders geschieden op basis van een gezamenlijke netwerkanalyse en een weging van knelpunten. Dit betekent dus een (verdere) omslag in het denken uit oogpunt van de belangen van de weggebruiker (‘de Brabander’) in plaats van het denken vanuit de belangen van de provincie als wegbeheerder. Krappe budgetten De veranderingen in de maatschappij en van het economische klimaat hebben invloed op de provincie Noord-Brabant. De provincie staat voor diverse organisatorische en financiële uitdagingen, onder meer vastgelegd in de Agenda van Brabant en het Bestuursakkoord 2011 – 2015. Als gevolg van de bezuinigingen zijn de investeringsvolumes in de jaren tot 2015 met totaal circa € 35 miljoen verlaagd. Uitvoering meer door marktpartijen De rol van de provinciale organisatie bij de voorbereiding en uitvoering van projecten op provinciale wegen zal veranderen. Het uitgangspunt is om meer projecten door marktpartijen te laten voorbereiden en uitvoeren in plaats van de voorbereiding en uitvoering door de eigen provinciale organisatie te laten doen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van innovatieve contracten en samenwerkingsvormen. In 2013 zijn een drietal contracten in uitvoering met betrekking tot het beheer en onderhoud op en aan de provinciale wegen. Het zogenoemde EPC-contract (Elektrotechnisch Prestatie Contract), het OPC-contract (Operationeel Prestatie Contract) en het SRV-contract (service en calamiteiten contract). Het Brabants MIT 2014-2018 is financieel getoetst met behulp van de provinciale begroting, GS/PS-besluiten, het Brabants MIT 2013-2017, MIRT projectenboek 2013 en het MJUP 2014-2018 van het SRE. Beoordeeld zijn de juistheid van de opgenomen bedragen, de aanwezigheid van provinciale dekking en de doorrekening in de diverse tabellen. We onderscheiden in het Brabants MIT de volgende vier kwadranten/onderdelen: 1. OV-netwerk BrabantStad 2. Autobereikbaarheid Brabant 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederenvervoer Deze indeling vloeit voort uit: • de combinaties van partijen die betrokken zijn bij het opstellen c.q. goedkeuren van de investeringsprogramma’s • de samenhang van de betrokken projecten/programma’s qua modaliteit, regio of omvang • de uitvoeringskaders/overlegtafels die we de afgelopen jaren hebben ingesteld. Het primaire doel is te komen tot een samenhangend en robuust verkeerssysteem in Brabant om een goede bereikbaarheid van de economische kerngebieden en toplocaties te waarborgen. In de projectbladen (www.brabant.nl/mit) treft u meer informatie aan over de afzonderlijke projecten. Op de website staan ook de tabellen vermeld van de verschillende programma’s binnen de onderdelen met de voortgang en de investeringen van de provincie binnen de programma’s. 3.1 OV-netwerk Brabant(Stad) Doel van het programma OV-netwerk Brabant(Stad) is het versterken van de ruggengraat van het Brabants openbaar vervoersysteem .Deze ruggengraat bestaat uit spoor (intercity’s en sprinters), hoogwaardig openbaar vervoer (bus) en knooppunten (bus- en treinstations) voor het faciliteren van de overstap tussen vervoerswijzen. Speerpunten hierin zijn: • aansluiting Brabant(Stad) op Europees HST-netwerk en realisatie Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) • realisatie diverse HOV-assen • Ontwikkeling spoorzones en nieuwe NS-(stadsrand)stations • P&R-voorzieningen bij treinstations en transferia De rollen van de provincie zijn: regie voeren op het overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg) en in B5-verband, faciliteren en stimuleren van de voorbereiding en cofinanciering van projecten . Gerealiseerde en lopende projecten De projecten HOV Volans Etten-Leur – Breda, transferium Pettelaarpark, station Tilburg Reeshof, stations Helmond Brandevoort en Maarheeze zijn reeds gerealiseerd. De proef met het Brabants Nachtnet is verlengd. • Een aantal projecten, waarvan de uitvoering doorloopt of start in deze bestuursperiode, lichten we hier kort toe: • In maart 2012 is de bouw van het nieuwe station in Breda van start gegaan. De werkzaamheden duren tot medio 2016, waarna een voor Nederland uniek station zal worden opgeleverd. Ook het nieuwe busstation is geïntegreerd in het stationsgebouw, Het busstation is in 2015 operationeel. Daarnaast komen er 4000 fietsparkeerplekken en een parkeerdak waarop 720 auto’s kunnen parkeren. Het station krijgt een rechtstreekse shuttleaansluiting op de hogesnelheidslijn Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen-Parijs. • In Helmond is in 2012 gestart met de aanleg van een nieuwe spoortunnel, een nieuw stationsplein en een nieuw busstation. De nieuwe fietsenstalling is in 2012 opgeleverd. Begin 2014 is het nieuwe stationsgebouw klaar. Brabants MIT 2014 - 2018 3. Toelichting per onderdeel 17 Brabants MIT 2014 - 2018 18 • Het ontwerp van het nieuwe station Tilburg CS is gereed. Het betreft onder meer de aanleg van een 40 meter brede stationspassage voor voetgangers onder het spoor door die de Binnenstad en de wijk Theresia verbindt. Aan beide zijde van de stationspassage worden winkels en horeca gerealiseerd. Daarnaast wordt rekening gehouden met de komst van een 4e perron in de toekomst. Ook komt er een nieuw busstation en een nieuwe fietsenstalling. De officiële bouw van het station is gestart in september 2013. • Het project HOV Volans Etten-Leur-Breda-Oosterhout is sinds 2008 van start gegaan. In 2013 zal voor dit project in Etten-Leur gestart worden met de aanleg van busbanen op de Parklaan en de aanpassing van de direct aangrenzende rotondes. Tevens wordt de mogelijkheid van een doorsteek bij Trivium/A58 onderzocht. In Breda is de voorbereiding van de toe leidende OV-routes naar/van de nieuwe OV Terminal Breda Centraal in volle gang. In 2014 wordt gestart met de aanleg van een belangrijk onderdeel van het tracé: een vrije busbaan langs de spoorlijn Breda-Tilburg. Hiermee wordt de HOV-verbinding richting Oosterhout gecomplementeerd. De verwachting is dat met ingang van de busdienstregeling van 2015 de busterminal in het nieuwe station Breda CS in gebruik kan worden genomen. De gemeente Oosterhout is al ver gevorderd met het ontwerp van het nieuwe busstation, naar verwachting kan in 2014 de bouw starten. De productformule Volans is duidelijk herkenbaar aan de nieuwe HOV-haltes. • De doorstroomas Tilburg-Waalwijk-’s-Hertogenbosch is in december 2008 in de dienstregeling opgenomen. De afgelopen jaren is er verder gewerkt aan de doorontwikkeling van deze doorstroomas. Zo is er langs de Midden Brabantweg in Tilburg een busbaan aangelegd. Met de onlangs gestarte ombouw van de N261 Tilburg – Waalwijk zal er op termijn een snelweghalte worden gerealiseerd nabij de kern Loon op Zand en een nieuwe halte nabij het Landgoed Driessen evenals busstroken langs de N261. Met ingang van 2013 is de dienstregeling en het lijnnennet meer afgestemd op de doorstroomas lijn 300 middels het zogenoemde “Langstraatplan”. De gemeente Heusden bereidt momenteel de aanleg van een P&R-terrein nabij de nieuwe aansluiting Drunen voor. • In de periode 2011-2015 gaan de gemeenten ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden Veghel en Schijndel in het kader van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer-Noordoost-Brabant (HOV) een realisatieprogramma uitvoeren met een financiële omvang van € 20 miljoen. Doel daarvan is om in 2015 het HOV zichtbaar te laten zijn in het straatbeeld van de regio. • Momenteel wordt er gestudeerd op de haalbaarheid in de toekomst van een station Eindhoven-Airport. Een nader onderzoek naar een shuttle variant en een IC variant is geïncorporeerd in het MIRT-onderzoek Brainport Avenue Eindhoven. Verder is er in 2013 middels een Quick-Win een aanvullende en directe bus-shuttle ingelegd tussen Eindhoven Airport en het station Eindhoven CS. • In oktober 2012 is het Transferium Eindhoven I-park geopend. Het parkeerterrein biedt plaats aan 242 auto’s en 18 touringcars. Het transferium is bedoeld voor bezoekers of werknemers aan de binnenstad van Eindhoven. Zij kunnen hier een goedkopere parkeerplaats vinden dan in de binnenstad. Daarnaast is het transferium gecombineerd met een opstapplaats voor vakantiebussen. In 2013 is gestart met de aanleg van een nieuwe op- en afrit Meerhoven die rechtstreeks is gelegen aan dit transferium. • Het transferium Willemspoort in ’s-Hertogenbosch is nog in voorbereiding. • In de gemeenten Heeze-Leende (station Heeze), Cranendonck (station Maarheeze) en Moerdijk (station Lage Zwaluwe) zijn de P&R faciliteiten bij de stations uitgebreid. In Heeze-Leende gaat het om c.a. 45 extra parkeerplaatsen, in Cranendonck om c.a. 90 parkeerplaatsen en voor Moerdijk gaat het om c.a. 32 parkeerplaatsen. De uitbreiding van de P&R ’s-Hertogenbosch is in voorbereiding, het gaat hier om 850 parkeerplaatsen en is daarmee de grootst P&R-voorziening in Brabant. Het oorspronkelijke programma OV-netwerk BrabantStad heeft een tijdshorizon tot 2020. initiatief nemen om in overleg met de partners de ambities voor OV-netwerk BrabantStad te actualiseren. OV-netwerk Brabantstad 2014-2018 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. Breda 02. Eindhoven bedragen x € 1 miljoen Rijk Provincie 14,99 36,80 4,75 14,42 13,65 2,70 12,80 53,92 46,19 BDU Regio 1,77 B5 SRE Derden 20,76 10,00 130,16 1,70 19,95 Beschikbaar Nodig 167,69 167,69 73,20 73,20 03. Helmond 04. Tilburg 05. ’s-Hertogenbosch 15,15 30,40 73,62 73,62 3,56 8,00 1,23 28,29 28,29 34,32 24,85 161,79 342,80 342,80 Brabants MIT 2014 - 2018 OV-netwerk Brabantstad wordt onderdeel van het project #Brabant, wat betekent dat de resterende ambities worden meegenomen in het afwegingsproces dat in dit verband wordt doorlopen. In dat verband zal de provincie in 2014 het Investeringen in de periode 2014-2020 06. Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 1,77 19,95 19 Brabants MIT 2014 - 2018 20 3.2 Autobereikbaarheid Brabant Het doel is het realiseren van een samenhangend hoofdwegennet en onderliggend wegennet in Brabant. Dit onderdeel bevat de Rijkswegen en de wegen waaraan het Rijk bijdraagt. Daarnaast bevat dit onderdeel nog enkele grote provinciale projecten waarin de rol van het Rijk minder direct is. Kijkend naar de in ontwikkeling zijnde Gebiedsagenda’s passen ook de daaruit voortvloeiende grote infrastructurele projecten in dit onderdeel. Speerpunten hierin zijn: • Wegvakken op de A27, A58, A67 en N65 • Bereikbaarheid Eindhoven Airport • N69, N279-noord, N261 en N279 zuid/ Noordoostcorridor De rol van de provincie is de regie voeren op het overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg) en het verbeteren en/of aanleggen van enkele schakels in het onderliggend wegennet. Rijksprojecten De cijfers van de rijksprojecten zijn één op één overgenomen uit het MIRT-projectenboek 2014. Specifieke informatie over de rijksprojecten treft u aan in de projectbladen. In het landsdelig overleg met de minister van Infrastructuur en Milieu zijn onder meer de volgende afspraken gemaakt: A4 Tussen Dinteloord en Bergen op Zoom ontbreekt een schakel in de A4. De vervangende weg, de N259, die door en langs een aantal woonkernen loopt is onvoldoende ingericht om het groeiende verkeer op termijn goed te kunnen afwikkelen. Bovendien wordt door het ontbreken van de schakel in de A4 de A16 zwaarder belast dan nodig en gewenst is. In 1998 is het tracé-besluit vastgesteld dat uitgaat van een autosnelweg met 2x2 rijstroken tussen Dinteloord en Bergen op Zoom. In 2001 heeft de Raad van State het tracé ten oosten van Steenbergen vernietigd. Hierdoor is de oplossing in twee delen geknipt. De omlegging Halsteren is reeds uitgevoerd. De A4 bij Steenbergen heeft opnieuw de procedure doorlopen. In 2007 is gekozen voor een westelijke omlegging van de A4 rond Steenbergen. Afspraken zijn gemaakt met de regio over aanvullende financiering, onder meer voor de realisatie van een aquaduct bij Steenbergen over de Steenbergse Vliet. Het Rijk heeft in oktober 2012 de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Bergen op Zoom en Steenbergen schriftelijk geïnformeerd over het feit dat de aanleg opnieuw aanzienlijk is vertraagd. Realisatie wordt niet langer voorzien in december 2013, maar pas in maart 2015. Op 3 juli 2013 is door de regionale partijen met het ministerie overleg gevoerd over de ontstane situatie omdat deze vertraging planologische en economische gevolgen heeft voor onder andere de bereikbaarheid in de regio, de ontwikkeling van bedrijfs- en woningbouwlocaties en de relatie met de onderhoudstoestand van het onderliggende wegennet. Tevens is door de regio aangegeven dat men bij Knooppunt Zoomland (aansluiting van A4 op A58) capaciteitsproblemen verwacht bij openstelling van de A4-zuid. In het overleg op 3 juli 2013 is afgesproken om de economische schade in de regio te kwantificeren en te bespreken met het rijk. De provincie en de gemeenten Bergen op Zoom en Steenbergen hebben intussen de kosten voortkomend uit de vertraging voor het rijk inzichtelijk gemaakt. Het rijk heeft aangegeven de verkeerssituatie bij knooppunt Zoomland te monitoren na openstelling van de A4-zuid. A27 Utrecht (Lunetten) – Hooipolder Sinds begin 2010, na de afronding van de eerste fase van de MER/planstudie A27, is er een discussie tussen Rijk en regio over welk alternatief in de tweede fase MER wordt uitgewerkt. Minister Schultz van Haegen gaf in het BO MIRT van voorjaar 2011 aan dat zij kiest voor alternatief B als voorkeursalternatief in de tweede fase MER. De minister wil tevens het voorkeursalternatief B in de tweede fase MER zo ver versoberen dat het kan worden gerealiseerd binnen het beschikbaar budget van € 740 miljoen excl. BLD). Prioriteit ligt dan bij het trajectdeel Werkendam – Scheiwijk (incl. Merwedebrug) en de aansluiting van de A27 op de ring Utrecht. Na het BO MIRT van voorjaar 2011 is door RWS een versoberd voorkeursalternatief (B-min) uitgewerkt. Zoektocht was komen tot een alter- In het BO MIRT van najaar 2011 heeft de minister uiteindelijk gekozen voor alternatief E als voorkeursalternatief in de tweede fase MER. Alternatief E wordt nader uitgewerkt binnen een taakstellend budget van € 695 miljoen (excl. BLD). Het trajectdeel Houten tot de ring Utrecht en een naar rato deel van het budget is overgeheveld naar het project ‘Ring Utrecht’. Uitgangspunt is dat de tweede fase MER zich richt op het hele traject Hooipolder –Houten met prioriteit bij de deeltrajecten Scheiwijk– Werkendam (Merwedebrug) en Houten– Everdingen. In de tweede fase MER is derhalve ook aandacht voor de uitwerking van de niet prioritaire deeltrajecten (met name dus Hooipolder – Werkendam, ten zuiden van de brug en Scheiwijk – Everdingen, ten noorden van de brug). In de planstudie wordt rekening gehouden met de mogelijke aanleg op termijn van een spoorlijn Breda – Utrecht parallel aan de A27. Aanleg van de spoorlijn tegelijkertijd met de ombouw van de A27 is om technische en financiële redenen niet haalbaar. Het tracé van de toekomstige spoorlijn is al wel opgenomen in de provinciale structuurvisie en in de Gebiedsagenda Brabant. De 2e Kamer heeft eind 2011 middels een motie de regering verzocht bij de aanpak van de knelpunten op de A27 binnen het huidige budget prioriteit te geven aan de knelpunten Gorinchem en Hooipolder en de aanleg van een toekomstige treinverbinding Utrecht-Breda niet onnodig duur te maken. Als gevolg van voornoemde Tweede Kamer motie heeft Rijkswaterstaat de opties voor aanpak van knooppunt Hooipolder onderzocht. Rijkswaterstaat adviseert te kiezen voor een beperkte oplossing van het knooppunt, inclusief een optimalisatie van de oostbaan van de A27 om terugslageffecten te voorkomen. Dit advies is in de loop van 2012 gedeeld met bestuurlijke en maatschappelijke organisaties. Zij kunnen zich vinden in het advies, onder de voorwaarde dat dit niet betekent dat het knooppunt Hooipolder in de toekomst niet uit te breiden is naar een volledig knooppunt. Rijk, provincie Noord-Brabant, provincie Zuid-Holland, provincie Utrecht en gemeente Gorinchem bespreken de voortgang van de planstudie. In 2014 zal de 2e Kamer worden bericht hoe het voorkeursalternatief (alternatief E) er uit komt te zien. Daarna volgt een MER/ OTB-traject.” A58 Bergen op Zoom – Eindhoven De A58 is de 2x2 autosnelweg die loopt van Vlissingen via Roosendaal, Breda en Tilburg tot aan de ring Eindhoven (A2). De A58 is een (inter-) nationale hoofdverbindingsas en vormt een belangrijke logistieke oost-west-as door Brabant. De A58 kent een hoge (vracht) auto-intensiteit. Door de verwachte groei van het personen- en vrachtverkeer staat de doorstroomkwaliteit op grote delen van de A58 onder druk. De aard en omvang van de bereikbaarheidsproblematiek is verder beschreven in het initiatiefdocument A58/ N65 uit 2010. Het Rijk heeft onvoldoende financiële middelen om de gehele A58 in één keer te reconstrueren. Daarom zijn met het Rijk afspraken gemaakt over de aanpak van diverse deeltrajecten van de A58. Deeltraject 1: A58 Tilburg – Eindhoven Dit weggedeelte heeft op grond van de Nationale Markt- en CapaciteitsAnalyse (NMCA) van het Rijk de hoogste urgentie. Het Rijk heeft in het Notaoverleg MIRT december 2011 gemeld dat het rijk in de periode 2021-2023 een voorlopig budget van € 425 miljoen heeft gereserveerd voor de A58, deeltrajecten St Annabosch-Galder en Eindhoven-Tilburg (aanleg en beheer en onderhoud). Mede om die reden heeft het Brabantse en Zeeuwse bedrijfsleven (Stichting A58) de mogelijkheden verkend van innovatieve Brabants MIT 2014 - 2018 natief dat past binnen de max. 740 miljoen (excl. BLD) die beschikbaar is in het MIRT. Conclusie is dat er geen versoberd B-min alternatief te construeren is binnen dit beschikbare budget. Goedkoopste B-min variant is € 905 miljoen (plus en min 40%) en met enkele majeure risico’s (€ 130 miljoen) die bij het reserveren van een budget moeten worden betrokken. Daarom zijn ook enkele E-varianten uitgewerkt die wel passen binnen het beschikbare budget. E-varianten bestaan telkens uit onderdelen van B-min. 21 Brabants MIT 2014 - 2018 22 publiek-private financiering van de A58 Tilburg – Eindhoven. Dit indachtig het Regeerakkoord, dat ruimte geeft voor het ontwikkelen van innovatieve financieringsconstructies om nieuwe infrastructurele projecten in het MIRT te financieren. Hierdoor kan de aanpak van dit weggedeelte worden versneld. In het BO MIRT van voorjaar 2011 is afgesproken de mogelijkheden van publiek-private financiering van de deeltrajecten A58 Galder - Sint Annabosch en A58 Tilburg – Eindhoven nader uit te werken. De resultaten van dit uitwerkingstraject zijn besproken in het BO MIRT van najaar 2011. Afgesproken is dat Rijk, regionale overheden en regionaal bedrijfsleven zich committeren aan een inspanningsverplichting om de verdere uitwerking van het publiek-private financieringsvoorstel (de DBFM-plus overeenkomst) tot een succes te maken. Het Rijk heeft in het MIRT in de periode 2021 – 2023 een budget gereserveerd voor beide voornoemde deeltrajecten. Het Rijk heeft de provincie gevraagd garant te staan voor de voorfinanciering van de kosten van de reconstructie/uitbouw van de A58 Tilburg – Eindhoven en Galder – Sint Annabosch. Provinciale Staten hebben 21 september 2012 in principe ingestemd met een voorstel tot voorfinanciering van de A58 Galder – Sint Annabosch en A58 Tilburg – Eindhoven. De voorfinancieringskosten bedragen circa € 170 miljoen. Het is de bedoeling dat het Rijk dat geld weer aan Brabant terug betaalt. Naar verwachting kan de weg hierdoor twee tot vijf jaar eerder worden verbreed. De minister heeft in het BO MIRT van november 2012 aangegeven de startbeslissing voor de verkenning A58 Tilburg – Eindhoven voor te bereiden. Vanwege de bezuinigingen bij het rijk, heeft de minister in februari 2013 gemeld dat het gereserveerde budget is getemporiseerd naar de periode 2023-2026(28). Op 16 mei 2013 hebben de betrokken partijen (ministerie I&M, provincie Noord Brabant en het verenigd bedrijfsleven) de Startbeslissing MIRT Verkenning A58 ondertekend. De Verkenning A58 Eindhoven-Tilburg is onderdeel van een integrale aanpak van de A58, het project InnovA58. Uitgangspunt daarbij is dat het gehele Brabantse deel van de A58 onderdeel is van de verkenning. Hierbij gaat het om twee aanlegprojecten, te weten: het deeltraject St Annabosch-Galder (een lopende MIRT Procedure ; zie ook hierna) en het deeltraject Eindhoven-Tilburg. Tevens gaat het om onderhoud van het resterende deel van de A58 in Brabant. De verkenning moet beslisinformatie opleveren over de mogelijkheden om de planuitwerking Eindhoven-Tilburg mogelijk te vervlechten met een geïntegreerde aanbesteding voor de A58. Deze informatie zal medio 2015 beschikbaar moeten komen. De verkenning zal leiden tot een voorkeursalternatief die zal worden uitgewerkt in een tracé-besluit (2017). Deeltraject 2: A58 Galder - Sint Annabosch De MIRT-verkenning is afgerond. De MIRT planuitwerking is gestart in 2012 (zie voor verdere informatie ook voorgaande alinea m.b.t. A58 Tilburg – Eindhoven). De verkenning zal in het project InnovA58 worden geactualiseerd. Deeltraject 3: A58 Sint Annabosch – Tilburg en Bergen op Zoom – Breda Ook deze weggedeelten kennen in de naaste toekomst op grond van de Nationale Markt- en CapaciteitsAnalyse (NMCA) van het Rijk bereikbaarheidsproblemen. Vooralsnog zijn vanwege budgettaire beperkingen bij het Rijk nog geen afspraken met het Rijk gemaakt over de aanpak van deze weggedeelten. N65 Tilburg-’s-Hertogenbosch Door de gemeenten ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Vught, Haaren en de provincie is een gezamenlijke visie voor de N65 ontwikkeld. Regionale partners (provincie en gemeenten) zetten in op een realistische oplossingsrichting die recht doet aan het oplossen van de knelpunten en inspeelt op de kansen die er in het gebied liggen. De regio heeft daarvoor een structurele oplossing uitgewerkt in de vorm van een deels verdiepte ligging van de N65 in Vught (variant 2B+). De kosten hiervan zijn geraamd op € 110 miljoen, exclusief € 18 miljoen voor Duurzaam Veilige inrichting N65 (parallelwegen, middengeleiders e.d.) dat door de regio wordt gezien als een reguliere beheer- en onderhoudsverplichting van het Rijk. Inmiddels is gebleken dat variant 2B+ niet realiseerbaar is binnen het budget. Verdere optimalisatie en bijstelling van deze variant is daarom gewenst. Daarom is in mei 2013 een verkenning gestart en de planning voorziet in de vaststelling van een voorkeursalternatief in het eerste kwartaal van 2015. De scope van deze verkenning omvat alleen Vught en Haaren. De totale kosten zijn geraamd op € 100 miljoen, waarvan € 90 miljoen voor maatregelen in Vught en € 10 miljoen voor een eco-voorziening, een fietstunnel en de parallelwegenstructuur in Haaren. Er zullen nieuwe varianten worden ontwikkeld die passen binnen het afgesproken taakstellende budget van € 100 miljoen. In de verkenning N65 wordt de relatie met het Programma Hoogfrequent Spoor gelegd. De regio heeft inmiddels richting Rijk toegezegd € 45 miljoen te willen bijdragen in het project. De verdeling daarvan over betrokken regionale partijen is nog nader onderwerp van gesprek. (Eerder is in beginsel uitgegaan van een kostenverdeling tussen provincie Noord-Brabant en gemeenten van 50/50.) In het kader van het bestedingsplan BDU hebben Gedeputeerde Staten besloten binnen de reserve grote projecten voor derden een bedrag van € 20 miljoen te reserveren voor de regionale bijdrage aan het project N65. Het betreft hier een voorlopige reservering omdat deze nog niet ter advisering aan het Platform Verkeer en Vervoer is voorgelegd. Op de stelpost N65 was reeds een bedrag van € 5 miljoen beschikbaar vanuit de bestuursakkoordmiddelen voor gebiedsontwikkelingen. Derhalve is voor de provinciale bijdrage in het regionaal aandeel van de N65 in totaal € 25 miljoen beschikbaar. A67 Eindhoven – Venlo In het BO MIRT van najaar 2010 zijn afspraken gemaakt over een pakket met No-Regret Maatregelen (bestaande uit verkeersveiligheidsmaatregelen, uitbreiding van capaciteit op verzorgingsplaatsen en een aantal ecologische en landschappelijke maatregelen). De totaalomvang van dit pakket voor Brabant én Limburg bedraagt € 40 miljoen. Voor de financiering van verkeersveiligheidsmaatregelen en verzorgingsplaatsen in Limburg is in najaar 2010 al € 10 miljoen beschikbaar gesteld. In het BO MIRT van voorjaar 2011 is eenzelfde bedrag ook voor Brabant beschikbaar gesteld. Daarnaast is aangegeven dat het ministerie van EL&I niet meer bereid is om de resterende € 20 miljoen te financieren voor ecologische en landschappelijke maatregelen in Brabant en Limburg, omdat dit onderdeel van het pakket niet langer als rijksverantwoordelijkheid wordt gezien. De regionale bestuurders hebben hun ontevredenheid geuit over de mededeling van het ministerie dat men geen budget beschikbaar stelt voor de eerder afgesproken ecologische maatregelen. Begin 2011 is het MIRT-onderzoek A67 voor het traject Leenderheide – Duitse grens afgerond. Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de A67 nu en op termijn (tot 2020) voldoende capaciteit heeft. Alleen op het wegvak Eindhoven – Geldrop doet zich nu al een knelpunt voor. De minister heeft in het BO MIRT van najaar 2011 toegezegd een budget te reserveren in het MIRT tussen 2021 - 2023 voor de aanpak van het wegvak knooppunt Leenderheide – aansluiting Geldrop (fase 2). Kosten hiervan zijn geraamd op € 40 miljoen. Daarnaast zijn in het kader van het Actieprogramma Beter Benutten afspraken gemaakt over een pakket maatregelen ter grootte van € 11 miljoen voor het weggedeelte Leenderheide – Geldrop dat al voor 2015 (fase 1) wordt uitgevoerd. De financiering van deze kosten zou voor 50% voor rekening van de regio (= SRE) komen. Als gevolg van de bezuinigingstaakstelling MIRT is de aanpak van de A67 Leenderheide – Geldrop echter geschrapt. Het Rijk heeft de gereserveerde middelen voor fase 2 geschrapt. Als Brabants MIT 2014 - 2018 In het BO MIRT van najaar 2011 heeft het Rijk aangegeven bereid te zijn om € 55 miljoen bij te dragen aan de oplossing van de problematiek van de N65, indien de regio € 45 miljoen gaat bijdragen. Dat betekent feitelijk dat er een taakstellend budget is van € 100 miljoen voor de N65. In het BO MIRT van najaar 2011 is afgesproken dat het Rijk binnen vier maanden de door de regio voorgestelde voorkeursvariant (variant 2B+) beoordeelt op verkeerskundige- en leefbaarheidseffecten en op eventuele onvoorziene kosten. 23 Brabants MIT 2014 - 2018 24 gevolg van dit besluit van het Rijk heeft het SRE haar bijdrage aan fase 1 teruggetrokken. Stedelijke tangenten Noordwesttangent Tilburg De Noordwesttangent is gefaseerd aangelegd. Het laatste wegvak (Reeshof Noord – Vossenberg) is mei 2012 open gesteld voor het verkeer. In het voorjaar 2014 wordt nog een nieuwe ontsluitingsweg voor het Groene Kwadrant (het gebied ten zuiden van de Bredaseweg en ten oosten van de Noordwesttangent) aangelegd. Het zuidelijk deel van de Noordwesttangent snijdt de Hultenseweg in 2 doodlopende delen. Dat betekent dat het gebied ten zuiden van de Bredaseweg (het Groene Kwadrant) geen adequate ontsluiting meer heeft. Mede gelet op feit dat de Noordwesttangent in feite in 2012 voltooid is, bevat dit BMIT geen projectblad ‘Noordwetstangent’. Randweg ’s-Hertogenbosch De Randweg is in mei 2011 opengesteld voor het verkeer. Begin 2013 is gestart met de herinrichting van het Willems- en Wilhelminaplein. Deze herinrichting is het laatste onderdeel van het project Randweg en zal naar verwachting mede gelet op de complexiteit van het project begin 2014 gereed zijn. Provinciale wegen N69, N261 en N279 N69/Grenscorridor Op 22 juni 2012 is door Provinciale Staten het zoekgebied vastgesteld in de Structuurvisie voor een nieuwe verbinding, de Westparallel, die loopt van de N69 ten zuiden van Valkenswaard tot en met de aansluiting A67 Veldhoven-West. In oktober 2013 heeft GS de ligging en het profiel van het door de regio aangeboden voorkeursalternatief van de Westparallel vastgesteld. De Westparallel zal ruimtelijk worden vastgelegd in een Provinciaal Inpassingsplan (PIP). PS zal dit naar verwachting vaststellen najaar 2014. De Westparallel is één van de drie onderdelen uit het in juni 2012 ondertekend Gebiedsakkoord. De andere twee onderdelen zijn aanvullende maatregelen op het bestaande wegennet in het gebied (nulplusmaatregelen) en de Gebiedsimpuls, voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het Gebiedsakkoord zorgt voor de totaaloplossing voor de bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen in het gebied rond de N69, één van de negen provinciale gebiedsopgaven. Ter uitvoering van de diverse maatregelen is er al € 70 miljoen beschikbaar die het Rijk bij overdracht aan de provincie heeft meegegeven. Bij de vaststelling van het PIP zal vanuit het spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur € 84 miljoen vrijkomen. Samen met de gereserveerde middelen uit het provinciale wegenprogramma 2013-2022 van € 5 miljoen voor de bijdrage aan nulplusmaatregelen is er de provinciale dekking voor de geraamde kosten van het Gebiedsakkoord geregeld. Los van de gebiedsopgave loopt er een planstudie naar het zuidelijk deel van de N69. Voor de uitvoering van mogelijke maatregelen is er geld gereserveerd in het wegenprogramma 2014-2023. Van belang blijft om het project zuidelijk deel N69 in samenhang te zien met de verdere uitwerking van het Gebiedsakkoord en voorkeursalternatief. Meer informatie is te vinden op www.brabant.nl/n69. N261 Tilburg - Waalwijk De provinciale weg N261 tussen Tilburg en Waalwijk wordt volgens planning in de periode 2013-2016 omgebouwd tot een weg (2 maal 2 rijstroken) met ongelijkvloerse kruisingen. Het werk is middels een Design Build maintain (DBm)-contract op een innovatieve wijze aanbesteed inclusief 15 jaar (beperkt) onderhoud. Op 18 juni 2012 is het werk gegund aan combinatie BAM N261 Non Stop. De (bijgestelde) projectbegroting voor de realisatiefase bedraagt € 118,5 miljoen (zie onderstaande tabel, inclusief de kosten voor 15 jaar onderhoud aan verhardingen en kunstwerken). De bijdrage van derden wordt geraamd op € 6,7 miljoen. In de raming is rekening gehouden met de gekwantificeerde risico’s voor de provincie. N261 t/m 2012 2013 Bijdrage BDU 5,2 Investeringsimpuls N261 (bestuursakkoord) 0,1 2014 12,3 Natuurbrug 2015 2016 0,1 2,8 43,5 29,5 2017 e.v. 5,8 5,8 3,7 H.O.V. lijn 300 3,0 6,7 0,8 0,8 Regulier onderhoud 5.3 16,0 N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel Op 21 juni 2013 heeft PS het besluit genomen om in te stemmen met de uitvoering van de ombouw van 2x1rijstrook naar 2x2 rijstroken met ongelijkvloerse aansluitingen tussen de A2 en de A50. Tegen de vaststelling van het PIP door PS is beroep mogelijk bij de Raad van State. Hiervan is gebruik gemaakt. Op 10 januari 2014 is het ingediende beroep behandeld bij de Raad van State. Naar verwachting zal is eind maart de uitspraak van de Raad van State in deze zaak. De start van de uitvoering is voorzien in 2014. 50,2 30,0 73,1 5,8 Bijdrage derden Totaal 3,8 Totaal 32,3 8,8 2,1 2,1 5,9 118,5 Financieel Door PS is € 166 miljoen (bij besluit PS 46/13) ter beschikking gesteld vanuit het spaar- en investeringsfonds. Dit in aansluiting op het eerder genomen besluit van PS voor de aanleg van een tweede c.q. bredere brug om de 2x2 mogelijk te maken en werk met werk te maken (PS besluit 69/10) ter grootte van € 20 miljoen. Totaal is daarmee voor het project € 186 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het spaar- en investeringsfonds. N279-zuid/Noordoostcorridor De Noordoostcorridor (ook wel aangeduid als de ‘ruit’ om Eindhoven) gaat om het opwaarderen van de N279-zuid van Veghel tot Asten en het aanleggen van een nieuwe oostwestverbinding tussen knooppunt Ekkersrijt en de N279. De Noordoostcorridor is onderdeel van ‘Brainport Oost’, één van de negen provinciale gebiedsontwikkelingen uit de Structuurvisie RO. Ook het Rijk geeft in haar regeerakkoord prioriteit aan de ontwikkeling van Brainport. In 2011 hebben PS een tracézone van de Noordoostcorridor vastgelegd in de Structuurvisie deel D ‘Brainport Oost’. Medio 2012 is door de stuurgroep een ‘Afwegingskader Notitie Reikwijdte en Detailniveau’ vastgesteld. Het aantal nader te onderzoeken varianten werd hiermee verder ingeperkt. Bij de nadere uitwerking ligt de focus op acht punten die extra aandacht vragen. In september 2012 is een aanvang gemaakt met het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het projectMER. In het najaar van 2013 zijn, op basis van de uitkomsten van nadere onderzoeken op de effecten van o.a. verkeer, milieu, natuur, water en kansen voor gebiedsontwikkeling hoofdkeuzes voor het tracé gemaakt. Tegelijkertijd zijn de benodigde en beschikbare financiële middelen onderzocht in een zogenaamde businesscase. In de tweede helft van 2013 zijn nadere afspraken vastgelegd in een concept-bestuursovereenkomst en is, conform afspraak, bij het rijk een sluitende businesscase ingediend. Eind 2013 is genoemde Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) vrijgegeven voor inspraak. Als gevolg van een in de Tweede Kamer in november 2013 ingediende motie, is de Brabants MIT 2014 - 2018 bedragen x € 1 miljoen 25 Brabants MIT 2014 - 2018 26 ondertekening van de overeenkomst uitgesteld. Resultaat van de motie is dat de minister in de loop van 2014 een nieuwe MKBA (Maatschappelijke Kosten Baten Analyse) laat opstellen en de regio verzoekt aan te geven hoe vervolg wordt gegeven aan de Ruit en/of andere projecten in de regio. November 2014 rapporteert de minister hierover aan de Tweede Kamer. Begin 2014 is een aanvang gemaakt met het opstellen van een project-MER ten behoeve van het Provinciaal InpassingsPlan (PIP). De in deze fase te verzamelen gegevens worden gebruikt voor het bepalen van het voorkeursalternatief in het najaar van 2014 en als input voor de MKBA. De huidige dekking tot een totaalbedrag van € 874,5 miljoen, bestaat uit: • € 268 miljoen bijdrage vanuit Rijk (FES-gelden); • € 112,5 miljoen bijdrage SRE/regio (BDU-middelen); • € 44 miljoen bijdrage vanuit SRE en gemeenten Eindhoven, Helmond en Veghel; • € 450 miljoen bijdrage vanuit provincie Noord-Brabant (Spaar- en Investeringsfonds) Actieprogramma Beter Benutten Brabant Om in de toekomst een topregio te blijven op kennis- en innovatiegebied, is het van groot belang dat Brabantse toplocaties bereikbaar blijven. Meer asfalt is niet altijd de oplossing voor fileproblematiek. Daarom investeert de provincie met een groot aantal partners in een samenhangend maatregelenpakket onder de naam ‘ Programma Beter Benutten Brabant ‘. Dit maakt onderdeel uit van een het landelijke programma Beter Benutten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de provincie Noord-Brabant, SRE, en diverse Brabantse gemeenten en bedrijven investeren in het programma samen 100 miljoen en pakken hiermee de grootste knelpunten aan. De maatregelen moeten leiden tot 20% minder files in 2014, dat is het streven. In Brabant richt Beter Benutten zich op: • Intelligent Transport Systems (ITS): bijvoorbeeld in-car snelheidsadvies, individueel reisadvies via smartphone • Het verknopen van netwerken: bijvoorbeeld multimodaal goederenvervoer, P+R stations, hoogwaardige OV- en fiets verbindingen • Mobiliteitsmanagement/het nieuwe werken: zoals spitsmijden, fietsstimuleringsprogramma • Verkeersmanagement: bijvoorbeeld regelscenario’s, groene golf, dynamisch parkeerrouteverwijssysteem • Infrastructurele maatregelen: bijvoorbeeld door het verbeteren van aansluitingen, met turborotondes De aansturing van het Actieprogramma Beter Benutten gebeurt door het Bestuurlijke trio dat bestaat uit de Minister van IenM, de Gedepu- teerde Infrastructuur en Milieu en de CEO van NXP Nederland. Vervolgprogramma Beter Benutten 2015-2017 Het Rijk heeft voor deze periode een bedrag gereserveerd van € 300 miljoen voor een vervolg. Het Rijk richt zicht in dit vervolg op gedragsbeïnvloeding. Infrastructurele maatregelen komen als oplossing in beeld als gedragsmaatregelen ontoereikend zijn voor het oplossen van een probleem of als onderdeel van slimme deals. En ook dan zal het om kleine infrastructurele in grepen gaan. Ook de regio Brabant zet in op dit vervolg. De maatregelen die zij wil indienen zal moeten bijdragen aan de ambitie van de regio: ‘het zijn van een internationale concurrerende kennisregio zijn met een goed vestigingsklimaat’. Om dit te bereiken zal naar verwachting worden ingezet worden op ITS en logistiek over weg en water gecombineerd met samenwerking met het bedrijfsleven. Deze ambitie wordt vervat in een bereikbaarheidsverklaring die op 6 maart 2014 door het Bestuurlijk trio wordt ondertekend. De verklaring is de regiospecifieke uitwerking van de landelijke ambitie. Naar de ondertekening toe zal duidelijk worden hoeveel geld naar de regio komt. Voor een algemene lijst van huidige en toekomstige projecten wordt verwezen naar onze website: www.brabant.nl/beterbenutten. Onderdeel Projecten / Programma 2 Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg Rijk Provincie Regio 2,48 05. PPS A59 06. A4 BDU SRE Derden 2,48 17. N279-noord ’s‑Hertogenbosch-Veghel 12,50 164,92 1,08 93,56 93,56 35,00 35,00 97,20 97,20 166,00 166,00 3,89 181,84 181,84 24,58 101,38 101,38 31,47 685,84 685,84 721,00 721,00 100,00 100,00 76,40 76,40 864,50 864,50 3,00 30. N69/Grenscorridor 68,60 91,32 15,00 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant 35,93 3,66 37,21 139,53 439,74 17,38 54,69 3,03 0,00 3,03 Nodig 4,96 35,00 81,70 Beschikbaar 4,96 93,56 16. N261 Waalwijk-Tilburg totaal 2 Autobereikbaarheid B5 Projecten die na 2018 in realisatie komen 12. A27 Houten - Hooipolder 18. N65 ’s-Hertogenbosch - Tilburg 27 721,00 55,00 5,00 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 8,80 25,00 38,50 31. N279-zuid/noordoostcorridor 268,00 450,00 16,70 33.a A58 Corridor deelproject Galder Sint Annabosch 116,00 116,00 116,00 33.a A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg 317,00 317,00 317,00 2194,90 2194,90 totaal 2. Autobereikbaarheid projecten na 2018 Brabants MIT 2014 - 2018 bedragen x € 1 miljoen Autobereikbaarheid 2014-2018 1485,80 480,00 20,00 20,00 20,00 75,20 4,10 129,80 0,00 129,80 4,10 Brabants MIT 2014 - 2018 28 Opmerking: Tabel is opgesplitst in twee delen. Projecten die in 2014-2018 in realisatie zijn of komen en projecten waarvan bekend is dat deze na 2018 in realisatie komen, de kosten voor deze projecten zijn niet opgenomen in de totaal optelling. 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid Het doel is te komen tot samenhangend, robuust en veilig verkeerssysteem in de regio waarin zowel de fiets als de bus als de auto hun aandeel hebben. Speerpunten hierin zijn: • aanleggen en/of verbeteren van schakels in het regionaal fietsnetwerk; • verbetering van de kwaliteit van het (hoogwaardig) openbaar vervoer op basis van een reële vervoersbehoefte; • verbeteren van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in de regio; • instandhouden en verbeteren provinciaal wegennet; • Dynamisch Verkeersmanagement (DVM). De provincie voert de regie in de regio, is opdrachtgever van het weggebonden openbaar vervoer, faciliteert en stimuleert de gemeenten en is beheerder van het provinciaal wegennet. GGA-regio’s Landelijk wordt de BDU (Brede DoelUitkering) vanaf 2008 verdeeld op basis van een herziene verdeelsleutel. De groei van het aantal wonin- gen en de omgevingsadressendichtheid (OAD) bleken in combinatie met een regiofactor goede indicatoren te zijn voor de veranderingen in de verkeers-en vervoeropgave van een regio. Een belangrijk uitgangspunt hierbij was ook dat de herverdeeleffecten beperkt moesten blijven. In 2008 hebben wij besloten het provinciale budget voor de cofinanciering van de jaarlijkse regionale uitvoeringsprogramma’s te verdelen op basis van de landelijke verdeelsleutel BDU. De landelijke verdeelsleutel luidt als volgt: (woningen x OAD) regio (woningen x OAD) totaal x regiofactor = aandeel BDU regio Teneinde de herverdeeleffecten zoveel mogelijk te beperken is de zogenaamde regiofactor geïntroduceerd. Per regio geldt een specifieke regiofactor die geënt is op de uitgangsituatie in het ijkjaar 2007. In onderstaande tabel treft u per regio de vastgestelde regiofactor aan. Regio regiofactor Noordoost 1,9430 ’s-Hertogenbosch 1,0795 Midden-Brabant 0,9032 Breda 0,9042 Westelijk Noord-Brabant 0,7785 De nieuwe verdeelsleutel is dynamisch en wordt ieder jaar op basis van de actuele cijfers van het CBS voor zowel de OAD als het aantal woningen bijgesteld. In het bestedingsplan 2013-2018 is een budget van € 12 miljoen beschikbaar gesteld voor 2014. Het tweejarig budget voor de periode 2013-2014 kwam daarmee op € 26.639.200. Voor de regionale uitvoeringsprogramma’s 2013 is in totaal voor een bedrag van € 11.463.100 aan beschikkingen afgegeven. Derhalve resteert er van het budget nog een bedrag van € 15.176.100. Ter bevordering van de flexibiliteit is besloten nu reeds een budget van € 10 miljoen voor 2015 beschikbaar te stellen zodat de regio’s weer beschikken over een tweejarig budget van in totaal € 25.176.100. Op basis van de verdeelsleutel 2013 geeft dit de volgende verdeling per regio. regio Verdeling in % Verdeling budget 2015 Restant budget 2013-2014 Beschikbaar budget 2014-2015 Noordoost 13,23% 1.323.000 2.127.900 3.450.900 ’s-Hertogenbosch 25,67% 2.567.000 4.384.200 6.951.200 Midden-Brabant 28,68% 2.868.000 3.952.100 6.820.100 Breda 22,76% 2.276.000 2.627.700 4.903.700 Westelijk Noord-Brabant 9,66% 966.000 2.084.200 3.050.200 100,00% 10.000.000 15.176.100 25.176.100 Totaal 5 GGA-regio’s Sinds 2011 zijn voor het regionaal uitvoeringsprogramma van het SRE en deelprogramma Zuidoostvleugel geen reguliere noch extra middelen beschikbaar. Regionale projecten van derden > € 10 miljoen N329, gedeelte A50 – Osse Haven: ‘Weg van de Toekomst’ De reconstructie van de provinciale weg N329, ‘gedeelte A50 – Osse Haven’ is een gezamenlijk project van provincie en gemeente Oss. De reconstructie is grotendeels afgerond. In 2014 staat de bouw van een natuurbrug geplant. Over al dan niet bouwen van deze natuurbrug loopt nog overleg tussen de gemeente Oss, Natuurorganisaties en de provincie. Budget projecten derden > € 10 miljoen In feite betreft hier het budget voor grote projecten van de B3-steden (Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch) waar indien nodig ook andere gemeenten gebruik van kunnen maken. Eindhoven en Helmond kunnen geen aanspraak maken op ‘provinciale’ BDU omdat het SRE zelf BDU ontvangt. In het najaar 2012 is de financieringsbehoefte voor grote projecten geïnventariseerd. De projecten moesten passen in het lange termijnperspectief voor Brabant zoals opgenomen in de Strategische Agenda BrabantStad, de MIRT-Gebiedsagenda Brabant en het project #Brabant (Versterkt Stedelijk Netwerk Brabant). Bij de inventarisatie bleek dat de projecten grofweg zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: 1. Majeure knooppunten in het verkeers- en vervoersysteem in Brabant; 2. HOV-netwerk als onderdeel van een samenhangend OV-netwerk; 3. Regionale bijdragen aan (rijks)hoofdinfrastructuur; 4. Bereikbaarheid van economische toplocaties. In het najaar 2012 is mede door de tijdsdruk vooral gekeken naar de projecten op de korte termijn (2013-2016) met een bescheiden doorkijk naar 2020. Daarbij bleek de grootste financieringsbehoefte voor het verbeteren van de bereikbaarheid van het knooppunt Eindhoven Airport te zijn. Echter het betreft hier BDU voor Brabant exclusief het SRE en derhalve kunnen die projecten niet worden gecofinancierd vanuit dit budget. Daarnaast is geconstateerd dat veel van de overige projecten nog verder uitgewerkt moeten worden. In het voorjaar 2013 zijn in samenwerking met de gemeenten de potentiële projecten van het HOV-netwerk voor de periode 2016-2025 in kaart gebracht. Om een goede afweging te kunnen maken op welke wijze de steeds schaarser wordende middelen zo efficiënt mogelijk aan de ‘beste’ projecten kunnen worden besteed, is het wenselijk om voor alle categorieën de potentiële projecten voor de periode 2016-2025 te inventariseren. Een derge- Brabants MIT 2014 - 2018 Verdeling regionaal budget 2014/2015 29 Brabants MIT 2014 - 2018 30 lijke inventarisatie zou uitgevoerd kunnen worden door de Regiegroep netwerkprogramma Brabantstad in de samenwerking met de GGA-regio’s. Dit kan geschieden op basis van de in het najaar 2012 benoemde uitgangspunten en categorie-indeling. De verwachting is dat de financieringsbehoefte vele malen groter zal zijn dan het beschikbare budget. Mede gelet op het bovenstaande is besloten om door te gaan met het reserveren van middelen voor grote projecten van derden. Omdat er in het verleden geen reserve is gevormd voor de financiering van HOV-projecten bevat is in het kader van het bestedingsplan BDU besloten om zowel voor HOV-projecten als voor grote projecten van derden voor 2015 een bedrag van € 10 miljoen te reserveren. Na afronding van de inventarisatie zal in het kader van het volgende bestedingsplan worden bezien of het zinvol is beide reserves al dan niet samen te voegen. Tevens hebben wij besloten binnen de reserve grote projecten voor derden een bedrag van € 20 miljoen te reserveren voor de regionale bijdrage aan het project N65. Het betreft hier een voorlopige reservering omdat deze nog niet ter advisering aan het Platform Verkeer en Vervoer is voorgelegd. Op de stelpost N65 was reeds een bedrag van € 5 miljoen beschikbaar vanuit de bestuursakkoordmiddelen voor gebiedsontwikkelingen. Derhalve is voor de provinciale bijdrage in het regionaal aandeel van de N65 in totaal € 25 miljoen beschikbaar. Openbaar Vervoer Financieel kader Voor de doorkijk 2014 – 2018 is de financiële uitkomst van de OV-aanbesteding van belang. De busconcessies lijken binnen de beschikbare budgeten gegund te worden. Daarnaast worden ook BDU-middelen besteed aan het product regiotaxi en sociale veiligheid in het OV. Uitvoering Bij de uitvoering gaat het om beïnvloeden (van de reizigersmarkt), benutten (van vervoerscapaciteit en verbeteren van de doorstroming), bouwen (aan de ruggengraat van het OV-netwerk) en beheren van de (OV-concessies). De nieuwe OV-concessies die eind 2014 van start gaan, geven hieraan invulling. Belangrijke onderdelen hierbij zijn de jaarlijkse goedkeuring van het exploitatieplan en projecten die de komende jaren gerealiseerd worden: • P&R station ’s-Hertogenbosch; • HOV-baan langs spoor Breda (onderdeel van Volans); • HOV-aansluiting A50 Uden-Noord (onderdeel van HOV Noordoost-Brabant); • Busstation Oosterhout (onderdeel van Volans); • Busstation Veghel (onderdeel van HOV Noordoost-Brabant); • Busstation Tilburg; • Transferium Willemspoort te ’s-Hertogenbosch; • P&R station Tilburg; • HOV-visie ’s-Hertogenbosch (1e fase binnenstadsring) • HOV Grote Wielen ’s-Hertogenbosch Risico’s De kosten van het OV worden grotendeels gefinancierd uit de BDU. Het kan zijn dat de hoogte van de BDU onder druk staat als het Rijk verder moet bezuinigen. De uitgaven voor de OV concessies worden jaarlijks geïndexeerd met de landelijke OV index (Nea rapport 2012 methodiek voor kostenontwikkeling in het OV). Bij afwijking van de OV index en de BDU index ontstaat een mogelijke indexgap. Provinciale wegen In het programma provinciale wegen 2014-2023 is de programmering van projecten in de realisatiefase voor de periode 2014-2018 opgenomen, waarbij de ramingen van de integrale kosten zijn vermeld en de provinciale kosten gedekt. Het betreft de lopende projecten uit het vigerende BMIT en de nieuwe projecten, die vanuit de planstudie naar de realisatiefase gaan. Voor deze periode wordt conform eerdere afspraken een Voor de daarop volgende vijf jaren, periode 2019-2023, wordt op basis van de beschikbare volumes en indicatieve ramingen een doorkijk van lopende en te starten planstudies met zicht op mogelijke financiering. De financiële omvang van alle projecten in de realisatie- en planstudiefases mag daarbij nooit meer bedragen dan de omvang voor deze fases beschikbare investeringsvolumes. matiek zijn in de tabel opgenomen. Hierbij zijn planstudies met betrekking tot komproblemen en reconstructies van wegvakken, onderling geprioriteerd. Prioritering planstudies Voor de prioritering van de planstudies is gebruik gemaakt van de Prior-systematiek. Deze systematiek wordt ook binnen de GGA-regio’s toegepast. De resultaten van de toepassing van deze syste- Rang PROJECTNAAM Prior KO* ET-B OM-B ET-V OM-V ET-L OM-L TI ER BW MW 1 264.24 Ontsluiting Rogstraat – Rode Eiklaan 86 1 2 3 4 3 0 0 60 0 ++ + 2 618.04 Boxtel-Schijndel 80 1 1 2 2 2 0 0 61 0 ++ 0 3 616.01 Komproblematiek Erp 70 2 3 2 1 2 4 3 55 0 + + 4 69.04 Belgische grens-Valkenswaard 69 1 1 2 1 2 0 0 47 + ++ + 5 395.01 Oirschot-Hilvarenbeek 64 1 1 2 1 2 0 0 47 0 ++ + 6 629.09 Dongen-Oosterhout (fase 2) 63 1 3 4 0 4 4 4 63 0 0 0 7 270.11 Helmond-Deurne-Limburgse grens 60 3 3 3 0 3 0 0 45 + + + 8 638.01 Zundert-Rucphen 50 1 1 1 0 1 0 0 42 0 + + 9 625.15 Oss-’s-Hertogenbosch 46 1 1 1 0 1 0 0 37 0 + ++ Brabants MIT 2014 - 2018 over programmering van 30% gehanteerd. 31 Brabants MIT 2014 - 2018 32 Programmering provinciaal wegenprogramma Regulier programma provinciale wegen: Bij de programmering is rekening gehouden met: •prior-score • staat van onderhoud van de weg • doorlooptijd van het project • koppeling met andere projecten • projectrisico’s zoals nog te doorlopen procedures. Daarnaast zijn alle tot 2023 geplande provinciale projecten doorgelicht en daar waar mogelijk eenvoudigere en goedkopere oplossingen gezocht. In de programmering wordt een onderscheid gemaakt in de realisatiefase 2014-2018 en de meerjaren doorkijk 2019-2023. Programma 2014-2018 Aan het volume, dat benut kan worden voor projecten die van de planstudiefase naar de realisatiefase kunnen gaan, is een jaarschijf toegevoegd. Voor nieuwe projecten in de realisatiefase is een budget beschikbaar van € 34,70 miljoen. Dit bedrag is als volgt berekend: bedragen x € 1.000.000 Omschrijving Bedrag Totaalvolume 2014 – 2018 138,40 Overprogrammering 30% 41,50 Totaal beschikbaar 179,90 Reeds in realisatiefase 145,20- Ruimte voor programmeren 34,70 BMIT periode 2014-2018 peildatum 1 juli 2013 Totale project-kosten Lopende projecten 2014 en verder \ Overloopprojecten tm 2013 7.354 282.06* Rijen-Hulten-Reeshof 4.400 283.06* Krp Kortveldsesteeg & wegvak 1.953 322.05 Vervangen verharding Nieuwendijk - Ewijk fase 1b (322.09) 8.330 324.20* Grave – Oss 641.04 Kralen – Oud Gastel 3.686 VIV Reservering vervangingsinvesteringen 2015-2018 3.000 269.10 Kempenbaan Tilburg 257.02 Steenbergen – Grevelingendam (VI & aanv. Maatregelen) 2.850 268.09 Vier bruggen over Markvlietkanaal 1.682 615.08 Nuenen – Beek en Donk 4.900 637.05 VI Hoofdrijbaan Sint Oedenrode – Schijndel 1.100 263.06 VI Hoofdrijbaan Zundert - Breda 2.000 284.20 VI Hoofdrijbaan aansl. N269 – Hapert 3.400 618.04 Boxtel – Schijndel 7.000 395.01* Oirschot – Hilvarenbeek 1.900 VRI.14 Vervangen diverse VRI’s 1.000 Totale projectenportefeuille periode 2014-2018 2014 2015 2017 2018 10.500 850 65.905 33 29.084 15.149 Voorb. fase * Dekking van de projecten vindt plaats vanuit Verbeteren & Bouwen en VervangingsInvesteringen 2016 Brabants MIT 2014 - 2018 Bedragen x € 1.000 Jaarprogramma Vervangingsinvestering Provinciale wegen 5.752 Uitv. fase 8.002 6.752 Brabants MIT 2014 - 2018 34 Bedragen x € 1.000 Jaarprogramma Verbeteren en Bouwen Provinciale wegen BMIT periode 2014-2018 peildatum 1 juli 2013 Totale project-kosten Lopende projecten 2014 en verder \ Overloopprojecten tm 2013 26.254 260.02 N260 Omlegging Baarle 28.000 264.17 Wegvak A50 – N277 282.05 Verkeersproblematiek Dorst 282.06* Rijen – Hulten – Reeshof 283.06* Krp Kortveldsesteeg & wegvak 324.20* Grave – Oss 605.05 Omlegging Gemert Noord 605.06 Omlegging Boekel 625.04 T-Aansluiting N625/N626 2.035 629.09 Dongen – Oosterhout fase 1 8.600 329.09 Knp Paalgraven – aansl. Oss Oost/Uden 1.245 395.01 Oirschot – Hilvarenbeek 3.300 616.01 Komproblematiek Erp (bijdrage) 7.200 624.03 Bijdrage aanleg FP, Boxtel Totale projectenportefeuille periode 2014-2018 2014 2015 2016 2017 2018 23.656 22.269 26.915 31.844 12.439 930 2.400 18.850 6.895 10.662 9.900 17.000 450 143.721 Voorb. fase * Dekking van de projecten vindt plaats vanuit Verbeteren & Bouwen en VervangingsInvesteringen Uitv. fase bedragen x € 1 miljoen Projectnaam VB of VI* Priorscore Provinciale kosten 615.08 Nuenen – Beek en Donk VI 616.01 Komproblematiek Erp VB 3 7,20 616.01 Reservering OVD Erp (2017) VI - 4,70 VB/VI 5 5,20 329.09 Paalgraven VB - 0,30 269.10 Kempenlaan, Tilburg VI 624.03 Bijdrage FP Boxtel VB VRI.14 Vervangen diverse VerkeersRegelInstallaties (VRI’s) VI 1,00 Reservering VIV 2014 VI 7,90 2,20 395.01 Oirschot – Hilvarenbeek 257.02 Steenbergen – Grevelingendam Totale provinciale kosten VB VI = budget verbeteren en bouwen = budget vervangingsinvesteringen (groot onderhoud) OVD = overdracht VIV = budget vervangingsinvesteringen verhardingen * = VI projecten worden niet geprioriteerd 4,90 Brabants MIT 2014 - 2018 De projecten die ten laste van dit budget van de planstudiefase naar de realisatiefase 2014-2018 worden gebracht zijn: 0,85 - 0,45 34,70 Opmerkingen bij tabel: i Het betreft hier alleen de provinciale kosten in de periode 2014-2018 iiHet project N616 heeft een directe relatie met het project Noordoostcorridor (NOC) en wordt in samenhang met de NOC in uitvoering genomen. 35 Brabants MIT 2014 - 2018 36 Doorkijk 2019-2023 bedragen x € 1 miljoen Het beschikbare budget voor deze periode is: Per jaar periode 2019-2023 Regulier budget 24,50 122,50 Vervangingsinvesteringen (VI) 4,64- 23,20- Kosten indicatie Verbeteren en Bouwen 17,56- 87,80- 2,30 11,50 Beschikbaar voor nieuwe planstudies in de periode 2019-2023 en/of om mogelijke tegenvallers zoals niet voorziene planwijzigingen op te vangen. Projectnaam Priorscore VIV Reservering Vervangingsinvesteringen 2019-2023 bedragen x € 1 miljoen Indicatie** provinciale kosten 23,20 264.24 Ontsluiting Rogstraat – Rode Eiklaan 1 1,10 618.04 Boxtel – Schijndel 2 7,00 395.01 Oirschot – Hilvarenbeek* 5 8,80 629.09 Dongen – Oosterhout (fase 2) 6 15,90 638.01 Rucphen – Zundert 8 3,50 270.11 Helmond – Limburgse grens 7 25,55 324.20 Grave – Oss (fase 2) * 10,50 397.01 Boevenheuvel ** 3,50 N69 Nulplusmaatregelen provinciale wegen grenscorridor ** 5,00 69.04 Belgische grens – Valkenswaard 4 5,20 625.15 Oss – ’s-Hertogenbosch 9 5,25 Totaal indicatie provinciale kosten * = vorig jaar reeds geprioriteerd ** = onderdeel gebiedsakkoord grenscorridor N69 Opmerkingen bij de tabel: i Het betreft hier alleen de kosten (VI en V&B) in de periode 2019-2023 iiDe bedragen zijn omdat de plannen nog niet gereed zijn zeer globaal met een bandbreedte. Ervan uitgaande dat de uitwerkingen leiden tot zowel hogere als lagere ramingen is het 111,00 totaal een goede indicatie van de benodigde reservering. iii Het project N270 heeft een directe relatie met het project Noordoostcorridor (NOC) en wordt in samenhang met de NOC in uitvoering genomen. Brabants MIT 2014 - 2018 Het budget wordt gereserveerd voor de potentiële dekking van de onderstaande projecten in de planstudiefase: 37 Brabants MIT 2014 - 2018 38 (Bedragen * € 1.000) Investeringsprogramma projecten provinciale wegen Productgroepnummer 2014 2015 Benutten 05.03 38 10 Verbeteren en Bouwen 05.03 12.500 11.000 13.431 18.300 13.000 Voorbereiding Projecten 05.03 2.500 3.350 3.350 1.540 2.000 Vervangingsinvestering 05.03 7.163 10.350 7.627 8.000 7.400 Grondverwerving 05.03 2.500 5.500 5.500 1.300 2.100 Risicoreservering 05.03 Subtotaal Randweg Zevenbergen 05.03 N261 Tilburg - Waalwijk 05.03 49.300 29.489 Kommen Oudenbosch, Zundert & Haps 05.03 4.485 5.661 1.290 1.482 1.482 Subtotaal 78.486 77.360 31.198 30.622 25.982 Steunpunt en regiokantoor/materieel 05.03 527 527 5.194 370 370 Totaal provinciale wegen 79.013 77.887 36.392 30.992 26.352 24.701 30.210 2016 29.908 2017 29.140 2018 24.500 12.000 Door de vernieuwde aanpak is de onbalans weggewerkt en is daarmee voor alle opgenomen projecten (potentiële) dekking aanwezig. Economische koppositie in Europa De provincie Noord-Brabant werkt voortdurend aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Brabant. Dit is een van de randvoorwaarden om haar economische koppositie in Europa te behouden en te versterken. Het verbeteren van de bereikbaarheid gebeurt door het bouwen van wegen, en door het zo goed mogelijk benutten van het bestaande wegennet. Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) speelt een grote rol bij het benutten. Brabant doet dit samen met andere overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Meerwaarde DVM Andere effecten van DVM zijn grotere veiligheid (op de weg en in de woonomgeving), minder last van vervuiling en geluid en meer reiscomfort. Hiermee sluiten de inspanningen van DVM aan bij de Agenda van Brabant (provincie), de Bereikbaarheidsagenda (I&M) en de Routekaart Beter Geïnformeerd op Weg (I&M). Programma 2014-2015 Voor de komende periode zet provincie Noord-Brabant in op de onderstaande onderdelen. Deze vindt u terug in de onderstaande begroting. • A1. Uitvoering van lokale verkeersmanagementmaatregelen op het provinciale wegennet zoals de aanpassing van verkeersregelinstallaties. • B1. Uitvoering van regionaal verkeersmanagement. Te denken valt aan de uitvoering van maatregelen t.b.v. regionale regelscenario’s. Deze maatregelen worden in de vorm van cofinanciering met de andere wegbeheerders uitgevoerd. • B2. Uitvoering van de ITS (gedragsbeïnvloedende) projecten uit het programma Beter Benutten Brabant zoals ITS regionale informatiediensten, Spookfiles A58 en de derde tender in-car. • B3. Kosten van de bediening en beheer van de regionale regelscenario’s vanuit deze verkeercentrale, een extra regio-desk en innovatieve toepassingen in de verkeercentrale. Brabants MIT 2014 - 2018 DVM-programma 39 Brabants MIT 2014 - 2018 40 Het totale budget voor het uitvoeringsprogramma DVM bedraagt voor deze periode circa € 10,0 miljoen. In onderstaande tabel treft u het programma aan met de belangrijke projecten in de periode 2014 – 2015. A. Kapitaaldienst 2014 A1. Investeringsplanning benutten DVM provinciale wegen Subtotaal A. 2015 2016- 2018 Totaal 2014 - 2018 38.000 - p.m. 38.000 38.000 - p.m. 38.000 B1.Voorbereiding en realisatie maatregelen DVM BrabantStad (waaronder cofinanciering regionaal verkeersmanagement en DVM op provinciale wegen) 1.884.542 1.838.542 p.m. 3.723.084 B2.DVM en reisinformatie (waaronder de Beter Benutten Brabant ITS projecten) 1.814.167 12.591 p.m. 1.826.758 B3. Verkeerscentrale DVM 1.667.563 p.m. p.m. 4.473.125 Subtotaal B. 5.366.272 1.851.133 p.m. 7.217.405 Totaal 5.404.272 1.863.724 p.m. 7.255.405 B. Gewone dienst Het programma DVM voor de periode 2016 – 2018 volgt in de loop van 2014. Wanneer er onder andere meer bekend is rondom de Uitvoeringsagenda Beter Geïnformeerd op Weg (volgt op de Routekaart) en het vervolg van het programma Beter Benutten. De beschikbare middelen voor deze periode zijn nog niet bekend. De beschikbare middelen voor DVM lopen de komende jaren sterk terug. Dit is ook het geval voor mobiliteitsmanagement en goederenvervoer. Om toch de beleidsdoelen voor deze aandachtsgebieden te kunnen realiseren, is reeds in het kader van het bestedingsplan BDU 2013-2017 voor mobiliteitsmanagement en goederenvervoer voor de jaren 2013 en 2014 reeds een beperkt budget van € 0,5 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Vanaf 2015 zullen er ook voor DVM mede op basis van het meerjarenprogramma DVM binnen het bestedingsplan BDU middelen gereserveerd moeten worden. Derhalve heeft Gedeputeerde Staten besloten om vanuit de BDU voor de drie onderdelen goederenvervoer, DVM en mobiliteitsmanagement in 2015 een totaal budget te reserveren van € 2,5 miljoen. Fiets in de Versnelling In 2009 is in opdracht van de Provinciale Staten de visie Fiets in de Versnelling met bijbehorend actieprogramma tot de periode 2012 ontwikkeld en vastgesteld. Doel van de visie is het aandeel fiets in het dagelijks gebruik te verhogen van 24% naar 28%-30% in 2020. Met het stimuleren van het fietsgebruik dragen we bij aan de bereikbaarheid van stedelijke kerngebieden en de leefbaarheid van zowel de steden, dorpen als recreatieve gebieden. Ten slotte is de fiets snel, flexibel, duurzaam en goed voor de gezondheid van de Brabantse burger. In deze periode zijn er diverse activiteiten uitgevoerd zoals het verbeteren van het fietsnetwerk, recreatief als utilitair en het verbeteren van fietsenstallingen. Ook zijn maatregelen uitgevoerd voor het verleiden van specifieke doelgroepen om vaker de fiets te pakken, zoals de forens. Een van de projecten die verder zijn uitgewerkt is het project snelfietsroute ’s-Hertogenbosch – Oss. In het voorjaar 2013 is een tekort van € 604.000 bij de Brabanders. De projecten uit het actieprogramma Fiets in de Versnelling (2013-2015) dragen hieraan bij door zorg te dragen voor goede en veilige fietsinfrastructuur zoals de snelfietsroute Cuijk-Mook-Nijmegen, een goede overstap van de fiets op OV (verbeteren en aanleg stallingen trein-en busstations) en het stimuleren van het gebruik van de fiets op afstanden waar het een goed alternatief is (B-riders en het uitbreiden OV-fietslocaties). In 2012 heeft PS nogmaals het doel onderstreept door een bijdrage vrij te maken van € 12,8 miljoen voor een actieprogramma 2013-2015. Bereikbaarheid van de regio is één van de kerntaken uit de Agenda van Brabant. De provincie investeert daarom in een goede infrastructuur, een goed OV systeem en gedragsverandering Spoorse doorsnijdingen tweede tranche (SPODO II) In november 2008 heeft het Rijk een subsidieregeling ingesteld om gemeenten te helpen via een financiële bijdrage om de barrièrewerking door spoorinfrastructuur in stedelijk gebied te vermin- deren of op te heffen. Ook Provinciale Staten hebben in 2008 unaniem een motie aangenomen om een aanvullende bijdrage beschikbaar te stellen. Door de gemeenten Best en Cuijk is aangegeven dat de projecten ‘Onderdoorgang Aarle-Hokkelstraat’ en ‘Onderdoorgang nabij Station’ mede gelet op de stagnatie van ruimtelijke en economische ontwikkelingen niet zullen worden gerealiseerd. Op basis van de gehonoreerde projecten zal de provinciale bijdrage derhalve maximaal ca.€ 45,6 miljoen zijn. Twee Spodo II- Projecten zijn in 2013 afgerond te weten N329 Oss in september en Fietstunnel Brandevoort Helmond in oktober. De andere projecten zijn in voorbereiding of in uitvoering. Brabants MIT 2014 - 2018 in de dekking geconstateerd en daardoor dreigt met name de voorbereiding van het project vertraging op te lopen. Immers als de dekking niet rond is kunnen de betrokken partijen geen uitvoeringsovereenkomst afsluiten en stagneert de verdere voorbereiding. De provincie heeft met de betrokken gemeenten (’s-Hertogenbosch, Maasdonk en Oss) afgesproken dat zij middels een garantstelling een bedrag van € 604.000 extra beschikbaar wil stellen voor dit project. 41 Brabants MIT 2014 - 2018 42 bedragen x € 1 miljoen Regionaal mobiliteitsbeleid 2014-2018 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal mobiliteitsbeleid 1. GGA Uitvoeringsprogramma Rijk Provincie BDU Regio 40,48 2. SRE Uitvoeringsprogramma 3. OV-concessies en Regiotaxi 22,10 9,98 4,39 9. Regionale projecten derden > € 10 min. 3,00 10. Spoorse doorsnijdingen II 31,13 31,13 11. B5 uitvoeringsprogramma 8,70 46,19 12. Fiets in de Versnelling 3,15 10,58 65,08 280,10 Het is belangrijk dat Brabantse bedrijven goed bereikbaar zijn en blijven. Grondstoffen moeten gebracht worden, producten moeten afgevoerd worden. Want in Brabant worden veel producten Derden 40,48 327,00 0,72 368,20 Nodig 80,96 205,06 205,06 499,13 499,13 174,83 174,83 7,26 7,26 3,00 3,00 43,61 121,65 121,65 51,79 106,68 106,68 9,65 26,49 26,49 37,75 1225,05 1225,05 102,53 0,95 111,00 28,10 2,15 15,78 Beschikbaar 80,96 174,83 6. Dynamisch Verkeers Managament 3.4Goederenvervoer SRE 102,53 5. Provinciale wegen totaal 3. Regionaal mobiliteitsbeleid B5 3,00 0,10 163,94 96,45 gemaakt. Bovendien ligt Brabant op een belangrijke doorvoerroute van de zeehavens naar het Europese achterland. Dus investeert Brabant in infrastructuur, kennis, duurzaam vervoer en het beter en slimmer benutten van de aanwezige faciliteiten. Niet alleen over de weg, maar ook 213,53 over spoor en water en zelfs door buizen. De provincie Noord-Brabant levert hier een belangrijke bijdrage aan. Samen met publieke en private partners formuleren wij slimme oplossingen voor het goederenvervoer en zoeken wij naar het meest passende vervoerssysteem en veiligheid rondom de infrastructuur. Daarbij gaat het ook om het verbeteren van de vaarwegen in Brabant, de ontwikkeling van Brabantse havens, multimodale goederenterminals en multimodaal ontsloten bedrijventerreinen. Beter benutten, duurzaam en veiligheid zijn daarbij thema’s. Dit sluit aan bij de Logistieke Agenda waarin samen met partners ingezet wordt op het behouden en versterken van de logistieke sector in Brabant. Speerpunten m.b.t. goederenvervoer zijn: • Netwerken voor informatieuitwisseling en kennisontwikkeling op het gebied van goederenvervoer en logistiek via o.a. het platform Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer, de Leerstoel Goederenvervoer bij de TU Eindhoven en Dinalog in Breda; • Wilhelminakanaal en Zuid-Willemsvaart; • Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen; • Het TransEuropeesNetwerk-Transport met onderzoek naar de corridors in/door Brabant; • Ontwikkeling van een Strategie Multimodale Werklocaties; • Multimodale overslagpunten. • De rol van de provincie is de regie voeren op het overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg) en het faciliteren en stimuleren van programma’s en projecten. Omlegging Zuid-Willemsvaart // Maxima kanaal Op 7 november 2007 hebben Rijk, provincie Noord-Brabant, het Waterschap Aa en Maas en de gemeenten ’s-Hertogenbosch en Sint Michielsgestel een overeenkomst ondertekend over de aanvullende voorwaarden bij de omlegging Zuid-Willemsvaart. Deze voorwaarden zijn de realisatie van een ecologische verbindingszone met daarin een doortrekking van de Rosmalense Aa ten westen van de kanaalomleiding, de ontwikkeling van een nat bedrijventerrein en de overdracht van de stadstraverse Zuid-Willemsvaart aan de gemeente ’s-Hertogenbosch. Op 24 maart 2010 heeft de Raad van State besloten dat het Rijk kan vasthouden aan de zogenaamde regiovariant voor het tracé van de Zuid-Willemsvaart, waarbij het kanaal om ’s-Hertogenbosch wordt gelegd. In 2010 is gestart met het werk en de afronding is voorzien eind 2014/begin 2015. De provincie stelt € 8,4 miljoen (€ 7,4 miljoen plus IBOI-index) beschikbaar voor de aanleg van een ecozone. De werkzaamheden verlopen voortvarend en naar verwachting zal het werk binnen het geplande tijdsbestek worden afgerond. Sluizen 4, 5 en 6 Zuid-Willemsvaart en sluizen 4, 5 en 6 Zuid-Willemsvaart 2e fase De realisatie van de sluizen is in het najaar van 2010 afgerond. De provinciale bijdrage was € 30 miljoen inclusief voorfinanciering van de bijdrage door het bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat deze wordt terugbetaald na realisatie van fase 2 door bedrijven. Insteek is een bijdrage van € 0,25 voor een periode van tien jaar per vervoerde ton lading, uitgaande van klasse IV schepen. De aanbesteding van de sluizen is gunstig verlopen. De regiopartijen (m.u.v. ’s-Hertogenbosch) hebben aangegeven de resterende middelen in te willen zetten voor de verbetering van de bevaarbaarheid van de Zuid-Willemsvaart van Veghel tot Helmond en het oostelijke deel van het Wilhelminakanaal tussen Helmond en Beatrixkanaal. Met de nog ter beschikking staande middelen is het mogelijk de vaarweg tussen Veghel en het Beatrixkanaal geschikt te maken voor gekoppelde schepen met een lengte van 110 meter en een totaal laadvermogen van 900 ton. In het kader van Beter Benutten is er met Rijk, 4 gemeenten en het bedrijfsleven een convenant opgesteld. Brabants MIT 2014 - 2018 De basis voor het beleid van de provincie is geformuleerd in de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (BSVG). De provincie streeft naar een modal shift van wegvervoer naar alternatieven als water, spoor en buisleiding. Dit kan door slim in te spelen op goederenstromen. Enerzijds om een economische meerwaarde te creëren voor de verschillende Brabantse partners (werkgevers en werknemers). Anderzijds om meer te vervoeren met minder transport(bewegingen). 43 Brabants MIT 2014 - 2018 44 Het geschikt maken van de vaarweg voor langere schepen is gekoppeld aan een inspanningsverplichting van het bedrijfsleven om per dag 460 vrachtwagens van de weg te halen. Afronding van de 2e fase is voorzien einde 2014. € 100.000 hier aan bij. De composiet sluisdeuren zijn (op dit moment) uniek in de wereld. Er wordt naar gestreefd om de verbreding van het kanaal in 2016 af te ronden, binnen het gestelde budget. Wilhelminakanaal, fase 1 Verruiming scope project De eerst fase van de verruiming van het Wilhelminakanaal gaat nog niet zo ver dat de grootste verlader op Loven bereikbaar wordt voor grotere schepen. Dit is wel mogelijk indien met inzet van de middelen voor het groot onderhoud van de vaarweg (RWS) en de resterende middelen van fase 1 worden ingezet om de doorvaartbreedte van bruggen geschikt te maken voor de passage van klasse IV schepen.. Het kanaal wordt niet verbreed maar er zal naast het aanpassen van bruggen voor klasse IV alternerend één-richting vervoer worden toegepast in combinatie met dynamisch verkeersmanagement op het water. Er wordt naar gestreefd om deze werkzaamheden gelijktijdig met fase 1 te realiseren. Op 7 november 2007 is tussen het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg een bestuursovereenkomst gesloten over de financiering en realisatie van de eerste fase van de verruiming Wilhelminakanaal. Het betreft de zogenaamde Visievariant; verruiming kanaalpand sluis 2 en sluis 3 naar klasse IV vaarweg, de sloop van sluis 2 en de realisatie van een nieuwe sluis 3 geschikt voor klasse IV schepen naast de te handhaven historische sluis 3. De kosten waren in 2005 geraamd op € 71,6 miljoen (prijspeil 1 januari 2005). In 2012 heeft de aanbesteding Verbreding Wilhelminakanaal Tilburg plaatsgevonden. De aanbesteding is gunstig verlopen, waarbij het beschikbare budget is € 75,55 miljoen (geïndexeerd naar prijspeil januari 2011) niet is overschreden. De nieuwe sluis zal worden voorzien van een kleine waterkrachtcentrale. Ook zal de sluis worden voorzien van composiet deuren; een duurzaam en innovatief alternatief voor houten of stalen deuren. Provincie Noord-Brabant draagt ter stimulatie van de toepassing van innovatieve materialen Bediening van sluizen en bruggen Het Rijk Provincie Noord-Brabant draagt € 1,5 miljoen bij om de realisatie van een centrale bediening van bruggen en sluizen te versnellen. Hiermee wordt het mogelijk om de sluizen en bruggen op de vaarwagen in en naar Brabant vanaf 2015 7x24 uur te bedienen. Met deze maatregel investeert de provincie in het verbeteren van de bereikbaarheid van Brabant over water en heft de beperkingen in de versobering van het bedieningsniveau door het Rijk op. Quick wins vaarwegen binnenhavens Door het Rijk is € 110 miljoen beschikbaar gesteld voor projecten quick wins binnenhavens en vaarwegen. Uitgangspunt is dat de quick wins bijdragen aan versterking van de infrastructuur over water, waarmee de kansen van het goederenvervoer over water worden vergroot. Dit draagt bij aan multimodaal goederenvervoer. Dat is belangrijk voor de nationale en regionale economie. In Noord-Brabant zijn er acht quick win-projecten (eerste en tweede tranche). Aangezien de projecten in lijn zijn met de speerpunten uit de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer heeft de provincie een cofinanciering toegezegd van 12,5%. In totaal gaat het om een provinciale bijdrage van bijna € 2,7 miljoen (€ 2,34 miljoen en € 0,34 miljoen Beatrixkanaal). Van het restbedrag van het rijksbudget voor de quick wins wordt € 10 miljoen besteed aan de verbetering van 4 binnenhavens, waaronder Tiel en Venraij en in Noord-Brabant Bergen op Zoom en Oss. De insteek is versterking van het landelijk netwerk van vaarwegen, binnenhavens en bedrijventerreinen. De havens liggen alle 4 aan ruim vaarwater (klasse V). Brabants MIT 2014 - 2018 Het betreft een rechtstreekse Decentralisatie-uitkering van Rijk naar gemeenten. De provincie draagt daar financieel niet aan bij. 45 Brabants MIT 2014 - 2018 46 bedragen x € 1 miljoen Goederen 2014-2018 Onderdeel Projecten / Programma Rijk Provincie BDU Regio B5 4. Goederen 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel* 3,40 3. Wilhelminakanaal Tilburg 9,81 4. MCA 0,38 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 1,90 5,70 1,04 SRE Derden 14,31 Nodig 3,40 3,40 76,11 76,11 0,38 0,38 15,20 15,20 16,53 16,53 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 6,25 7,29 totaal 4. Goederen 6,25 22,78 0,00 6,74 14,31 0,49 0,00 111,62 111,62 264,78 786,71 383,55 259,69 135,61 237,00 231,01 2359,41 2359,41 totalen * Werkzaamheden worden in 2014 afgerond. Alleen bedrag voor ecozone PNB opgevoerd. 0,49 Beschikbaar Voorgaande jaren bevatte het BMIT in de vorm van een kleine tabel slechts beperkte informatie over het bestedingsplan BDU van het SRE. In dit BMIT worden de bestedingsplannen van het SRE en de provincie zoveel mogelijk geïntegreerd weergegeven. Om de omvang van het hoofdstuk te beperken zijn een groot aantal tabellen ondergebracht in de bijlagen die via website www. brabant/mit geraadpleegd kunnen worden. De opzet van de bestedingsplannen is verschillend. De provincie gaat uit van programma financiering en het SRE meer van financiering per categorie. In beide bestedingsplannen wordt mede gelet op de nieuwe OV-concessie van de provincie in 2015 een doorkijk gegeven tot 2024. De wet ‘Brede DoelUitkering verkeer en vervoer’ van 2004, trad op 16 maart 2005 in werking. Deze wet beoogt een belangrijke verbetering in de realisering van het verkeers- en vervoersbeleid op regionaal niveau in samenhang met het landelijk beleid. Uitgangspunten zijn het bevorderen van de integrale afweging van maatregelen en de inzet van middelen op de meest geëigende bestuurlijke niveaus. Op grond van deze wet worden diverse geldstromen gebundeld en ontschot. Het gaat om geldstromen die vanuit het Rijk voor de uitvoering van specifieke onderdelen van het verkeers- en vervoersbeleid naar de decentrale overheden gaan. Dit geld gaat niet langer naar diverse deelonderwerpen, maar decentrale overheden krijgen de ruimte om zelf binnen de brede doeluitkering prioriteiten te stellen (in tijd en uitgavencategorieën). Enige randvoorwaarde is dat zij de uitkering besteden aan de voorbereiding en de uitvoering van het verkeers- en vervoersbeleid. Op deze manier kunnen zij beter dan voorheen maatwerkoplossingen realiseren. Bovendien liggen ‘beslissen’ en ‘betalen’ zo in één hand. Het merendeel van het budget zowel bij de provincie als bij het SRE wordt besteed aan de exploitatie en het verbeteren van het openbaar vervoer. De overige middelen worden ingezet voor het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De wet schrijft voor dat het provinciebestuur/ dagelijks bestuur SRE jaarlijks voor 15 september een bestedingsplan vaststelt ten behoeve van de besteding van de BDU voor het volgend jaar. In dat bestedingsplan moet het bestuur de voorgenomen uitgaven en reserveringen opnemen. Bovendien moet het bestuur het bestedingsplan in overleg met de inliggende gemeenten opstellen. De bestedingsplannen BDU zijn in de periode juni-juli op de diverse overlegtafels besproken. De bestedingsplannen moeten voor 1 februari van het uitkeringsjaar toegezonden worden aan de minister. Een bestedingsplan is indicatief: er staan voorgenomen uitgaven en reserveringen in. Het bestedingsplan heeft geen rechtsgevolg voor derden. Dat houdt in dat gemeenten aan het bestedingsplan geen rechten of verplichtingen kunnen ontlenen. Het bestedingsplan BDU van de provincie Noord-Brabant had de voorgaande jaren de volgende indeling: • Infra-deel (± 31,5%) zijnde budgetten voor infrastructurele projecten onderverdeeld naar: • Budget GGA-regio’s (projecten < € 10 miljoen); • Budget grote projecten van derden (projecten > € 10 miljoen); • Budget grote projecten provincie (projecten > € 10 miljoen); • Verkeersveiligheid en personeelslasten (± 1%); • OV-deel (± 67,5%) zijnde budget voor de exploitatie van de OV-concessies en de Regiotaxi. Als het budget ‘verkeersveiligheid en personeelslasten’ wordt toegevoegd aan het Infra-deel dan wordt de verdeling 32,5% Infra-deel en 67,5% OV-deel. Naast de ‘reguliere’ BDU ontvangt de provincie nog gelabelde budgetten voor specifieke onderwerpen zoals ‘Actieprogramma Openbaar Vervoer’, ‘Snelfietsroutes’, ‘Beter Benutten’ etc. via de BDU. Brabants MIT 2014 - 2018 4 Bestedingsplan BDU en SRE 47 Brabants MIT 2014 - 2018 48 Deze middelen worden één op één doorgesluisd naar het betreffende project/programma. Het Kabinet is voornemens de BDU in de toekomst uit te keren via het provinciefonds. De overgang van de BDU naar het provinciefonds is gekoppeld aan het opheffen van de WGR+. De minister van Binnenlandse Zaken heeft het wetsvoorstel in juni aangeboden aan de 2e Kamer. De voorlopige planning voor de ingangsdatum is 1 januari 2015. Ten behoeve van de verdeling van de BDU heeft de Regioraad van het SRE besloten tot de instelling van een Regionaal Mobiliteitsfonds. De voeding van het fonds bestaat in ieder geval uit de BDU. Daarnaast heeft de Regioraad de bevoegdheid te besluiten tot een verplichte gemeentelijke bijdrage. Tot dusver heeft de raad van deze bevoegdheid alleen gebruikgemaakt voor de voeding van het zogenaamde Beter Bereikbaar Fonds maar niet voor de voeding van het Regionaal Mobiliteitsfonds. Ook dotaties van andere partijen dan gemeenten kunnen in het mobiliteitsfonds worden ondergebracht. Het Dagelijks Bestuur beheert het mobiliteitsfonds. De daarbij te hanteren spelregels zijn vastgelegd in de verordening Regionaal Mobiliteitsfonds SRE 2012. De verordening schrijft voor dat de Regioraad jaarlijks een Meerjaren Uitvoeringsprogramma (MJUP) vaststelt. Daarin worden de volgende 5 categorieën onderscheiden: • Regionale projecten; •Programmaprojecten; • BLV-projecten (kleinere gemeentelijke projecten op het gebied van Bereikbaarheid, Leefbaarheid en Veiligheid); • Openbaar vervoer; • Interne kosten SRE. Vrije ruimte BDU 4.1.1 Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013 provincie In onderstaande tabel is de vrije ruimte berekend in het beginsaldo BDU 2013. Het bedrag aan vrije ruimte is ontstaan door: • het restant vrije ruimte uit 2012; • het goedkoper uitvallen van subsidieprojecten; • de verplichte rentebijschrijving op saldo BDU; • onderdelen van het werkplan OV 2012 die niet of goedkoper zijn uitgevoerd. Op grond van de huidige OV-concessies liggen de risico’s voor zowel de uitgaven als de inkomsten volledig bij de opdrachtgever (de provincie). Om die mogelijke risico’s financieel af te dekken is een algemene OV-reserve ingesteld met een plafond van € 6,64 miljoen. De vrije ruimte is evenals voorgaande jaren verdeeld over alle jaren om grote fluctuaties in de budgetten te voorkomen. Berekening vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013 Saldo BDU 31-12-2011 reserve regiotaxi West-Brabant reserve regiotaxi Midden-Brabant afwikkeling kosten voorgaande jaren: - sociale veiligheid - uitwisseling buslijnen met SRE risicofonds OV reservering voor exploitatie OV reservering OV afrekening GOV-project 2009 reservering OV-chipkaart t/m 2012 reservering toegankelijkheid OV t/m 2012 reservering actieprogramma regionaal OV t/m 2012 reservering Snelwegbus t/m 2012 reservering P+R t/m 2012 reservering trein België extra reizigersinkomsten 2012 verplichtingen regionale uitvoeringsprogramma’s t/m 2011 verplichtingen verkeersveiligheid reservering grote projecten derden t/m 2012 reservering grote projecten provincie t/m 2012 reservering Fiets filevrij t/m 2012 reservering beter benutten t/m 2012 fiets in de versnelling Budget stimulering innovatieve DVM-projecten reservering BRAMM 2012 reservering spitsmijden 5.036.430,56 640.578,09 0,00 0,00 6.640.000,00 2.330.000,00 150.000,00 1.921.000,00 10.310.000,00 5.348.000,00 1.914.000,00 282.000,00 2.500.000,00 7.000.000,00 2.000.000,00 € 171.608.511,72 20.910,00 21.156.391,00 41.170.931,71 860.000 3.800.000 1.183.557,50 1.847.952,00 0,00 187.500,00 116.299.250,86 totale vrije ruimte binnen het saldo BDU 55.309.260,86 afgerond 55.309.000,00 Brabants MIT 2014 - 2018 4.1 49 Brabants MIT 2014 - 2018 50 4.1.2. Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013 SRE In nevenstaande tabel 1 is de vrije ruimte berekend in het beginsaldo BDU 2014. Het bedrag aan vrije ruimte is ontstaan door: • het restant vrije ruimte uit 2013; • de verplichte rentebijschrijving 2013 op saldo BDU; • daarnaast zijn de verschillende begrotingsposten nog eens kritisch beschouwd op realiteit en daar waar mogelijk naar beneden bijgesteld. Dit leidt tot vrijval van een aantal budgetten. Het totaal vrij budget per 2014 wordt daarmee € 8.768.036,00. Berekening vrij budget Saldo per 31-12-2012 Verplichtingen € 129.737.075 € 39.326.000 -€ 304.000 € 2.539.000 € 685.000 BDU/Beter Benutten € 4.961.000 BDU/ beleidsintensivering O V € 2.005.000 Incar 11, prov. bijdrage € 300.000 Rente toevoeging 2013 € 973.000 beschikkingen t/m 2012 € 98.982.810 Reserveringen t/m 2012 € 9.149.229 bestedingsplan 2013 € 63.322.000 BDU 2013 relatieve tabel BDU/ Chipkaart BDU/AROV BDU/ Fiets Filevrij Totaal, vrij saldo € 180.222.075 € 8.768.036 € 171.454.039 In de volgende tabel is de te ontvangen BDU berekend voor de periode 2014-2019(2024). Ten behoeve van de nieuwe OV-concessie is het wenselijk om een doorkijk te geven tot 2024, omdat er gekozen is voor een concessieduur van 8 jaar in West Brabant en een concessieduur van 10 jaar in Oost Brabant. Op basis van de thans beschikbare gegevens is de te ontvangen BDU vanaf 2018 tot en met 2024 voor ieder jaar gelijk. Met ingang van 2008 wordt de BDU verdeeld op basis van een nieuwe landelijke verdeelsleutel. De CBS-cijfers, die nodig zijn voor de berekening van de percentages 2014, zijn pas in juli 2013 bekend. Eén van de eisen voor de verdeelsleutel was dat de herverdeeleffecten beperkt moeten blijven. De verwachting is dat de verdeelsleutel 2014 niet veel zal afwijken van de verdeelsleutel 2013. Om toch een enigszins betrouwbaar beeld te kunnen schetsen is in dit bestedingsplan de verdeelsleutel 2013 ook gebruikt om de BDU voor 2014 en later te berekenen. De formele beschikking voor de BDU 2014 ontvangen de provincie en het SRE pas in december 2013. bedragen x € 1.000 Berekening BDU voor de periode 2013-2024 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019-2024 BDU ontwerp begroting I&M 2013 2.021.053 1.746.573 1.710.174 1.729.220 1.736.774 1.720.774 1.720.774 230.786 34.748 50.455 55.419 55.422 55.422 55.422 1.790.267 1.711.825 1.659.719 1.673.801 1.681.352 1.665.352 1.665.352 Toezegging Minister aan G3 -23.000 -23.000 -23.000 -23.000 -23.000 Taakstelling OV-aanbesteding G3 60.000 120.000 120.000 120.000 120.000 120.000 1.790.267 1.771.825 1.756.719 1.770.801 1.778.352 1.762.352 1.762.352 Regulier aandeel BDU provincie (5,11692%) 91.607 90.663 89.890 90.610 90.997 90.178 90.178 Regulier aandeel BDU SRE (2,17%) 38.849 38.449 38.121 38.426 38.590 38.243 38.243 opgenomen bedragen tabel 2 + deel KpVV Gecorrigeerde ontwerpbegroting te verdelen obv relatief aandeel BDU Brabants MIT 2014 - 2018 4.2 Berekening BDU voor de periode 2014-2019 51 Brabants MIT 2014 - 2018 bedragen x € 1.000 Berekening BDU provincie voor de periode 2013-2024 regulier aandeel BDU* 2014 2015 2016 2017 2018 2019-2024 91.607 90.663 89.890 90.610 90.997 90.178 90.178 513 -500 -500 -500 566 Extra OV-budget t.g.v. Lente-akkoord 4.670 2.600 P+R (actieplan groei op het spoor) 2.943 Snelwegbus 1.119 250 1.252 Fiets Filevrij Terugbetaling migratiegeld chipkaart Actieprogramma OV beter benutten 52 2013 forfaitaire indexatie naar prijspeil 2013 (1,2375%) totaal te ontvangen BDU 102.420 92.763 * op basis van verdeelsleutel 2013 omdat nieuwe percentage voor 2014 nog niet bekend is. 2.600 91.990 2.600 93.210 2.600 93.597 2.600 92.778 2.600 92.778 Berekening BDU SRE voor de periode 2013-2024 regulier aandeel BDU* 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019-2024 38.849 38.449 38.121 38.426 38.590 38.243 38.243 Actieprogramma OV 2.539 2.998 2.686 2.686 2.686 2.686 2.686 Beter benutten, Regiopakket Brabant 4.961 5.208 Fiets Filevrij 684 OV chipkaart -304 -304 -304 2.005 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 48.734 47.351 41.503 42.112 42.276 41.929 41.929 Beleidsintensivering OV totaal te ontvangen BDU Brabants MIT 2014 - 2018 bedragen x € 1.000 * op basis van verdeelsleutel 2013 omdat nieuwe percentage voor 2014 nog niet bekend is. De BDU is voor het jaar 2013 geïndexeerd met 1.2375% . Het Bestedingsplan houdt, net zoals in de rijksbegroting, (vooralsnog) geen rekening met een indexering in 2014 en verder van de BDU. Om grote verschillen in de prognose van de te ontvangen BDU voor de jaren 2014 en later te voorkomen worden de cijfers uit de begroting van het Rijk aangehouden. 4.3.1 Bestedingsplan BDU 2013-2024 provincie De cijfers voor 2013 wijken af van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan 2013-2018. Evenals de BDU worden ook de ‘gelabelde’ uitkeringen zoals bijvoorbeeld voor ‘Fiets Filevrij’ door het Rijk geïndexeerd. Voorgaande jaren werd in het bestedingsplan per onderdeel ook een doorkijk gegeven voor meerdere jaren. In het BDU-bestedingsplan 2014-2019 (2024) beperkt die doorkijk zich tot de jaren 2014 en 2015. Enerzijds om geen verwachtingen te scheppen en anderzijds om aan te geven dat er voor de jaren 2016 en later mogelijk verschuivingen zullen gaan plaatsvinden zowel tussen het OV-deel en het Infra-deel als tussen de budgetten onderling. Een onzekere factor is het resultaat van de aanbesteding van de OV-concessie en de mogelijke doorwerking van toekomstige landelijke bezuinigingen. In het kader van de BDU ontvangt de provincie ook gelabelde middelen specifiek voor bepaalde projecten zoals de OV-chipkaart, toegankelijkheid, actieprogramma OV etc. Voor deze gelabelde budgetten is binnen de voorziening BDU een reservering aangemaakt waaruit op het moment dat er daadwerkelijk uitgaven zijn middelen onttrokken worden. In het bestedingsplan van de provincie zijn alleen de gelabelde uitkeringen voor 2013 opgenomen. Dit omdat de planning van deze gelabelde middelen ieder jaar op basis van de voortgang van de projecten door het Rijk wordt bijgesteld. Gedeputeerde Staten hebben op 10 september 2013 het bestedingsplan BDU 2014-2024 vastgesteld. 53 Brabants MIT 2014 - 2018 54 bedragen x € 1.000 BDU-bestedingsplanning 2014-2019 (2024) 2012 2013 2014 2015 2016 Regionale uitvoeringsprogramma’s GGA 12.000 12.000 10.000 Reservering voor ‘grote’ projecten derden 12.000 12.000 10.000 Reservering HOV/spoor 10.000 Goederenvervoer, DVM en Mobiliteitsmanagement* 500 500 2.500 Reservering garantstelling snelfietsroute 604 Reservering ‘grote’ projecten provincie 12.000 12.000 3.000 Budget programma verkeersveiligheid 900 900 Budget provincie brede projecten 100 0 Personeelslasten 50 50 Budget openbaar vervoer 65.000 Terugbetaling OV-chipkaart Reservering Actieprogramma OV 2017 2018 2019-2024 35.700 35.700 29.000 29.000 950 950 950 950 950 64.395 62.276 62.776 62.776 62.776 62.776 -500 566 Extra budget OV t.g.v. Lente-akkoord 4.670 2.600 Reservering beter benutten 250 Reservering Snelwegbus 1.119 Reservering P+R 2.943 Reservering Fiets Filevrij 513 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 voorstellen bestedingsplan 2013-2018 voorstellen bestedingsplan 2014-2019 terugbetaling OV-chipkaart gelabelde uitkeringen via de BDU totaal budget voor betreffend blok Brabants MIT 2014 - 2018 voorstellen bestedingsplan 2012-2016 * Budgetten 2013 en 2014 alleen voor Goederenvervoer en Mobiliteitsmanagement Besluiten behorende bij het bestedingsplan provincie In het kader van het bestedingsplan heeft GS in het najaar 2013 de volgende besluiten genomen. Een nadere toelichting en de eventuele bijbehorende tabellen kunt u raadplegen via de website www.brabant\mit\tabellen Een overzicht van de bijlagen treft u aan in paragraaf 4.4.1 Besluit 2: De Regiegroep netwerkprogramma BrabantStad inventariseert in samenwerking met de GGA-regio’s welke ‘grote’ projecten mogelijk in aanmerking komen voor cofinanciering in de periode 2016-2025.(zie onder paragraaf 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 2) Besluit 1: In het bestedingsplan BDU 2014-2019 voor de GGA-regio’s in 2015 een bedrag van € 10 miljoen opnemen en dit toevoegen aan het restant van het budget 2013-2014 zodat de GGA-regio’s weer beschikken over een tweejarig budget.. (zie onder paragraaf 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 1) Besluit 3: In het BDU-bestedingsplan 2014-2019 voor de cofinanciering van ‘grote’ projecten van derden voor 2015 een bedrag van € 10 miljoen reserveren. Besluit 4: In het BDU-bestedingsplan 2014-2019 voor de cofinanciering van (H)OV-projecten voor 2015 een bedrag van € 10 miljoen reserveren. (zie onder paragraaf 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 3) Besluit 5: Binnen de vrije ruimte van de reserve grote projecten derden een voorlopige reservering maken van € 20 miljoen voor de aanpak van de N65. Besluit 6: Het budget voor goederenvervoer, DVM en mobiliteitsmanagement voor 2015 vaststellen op € 2,5 miljoen. 55 Brabants MIT 2014 - 2018 56 Besluit 7: Voor de garantstelling voor de snelfietsroute Oss-’s-Hertogenbosch een eenmalig bedrag van € 604.000 tot en met 2015 beschikbaar te stellen. (zie onder paragraaf 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 5) Besluit 8: De budgetten verkeersveiligheid en personeelslasten voor 2014 vaststellen op respectievelijke € 0,9 miljoen en € 0,05 miljoen. 4.3.2 Bestedingsplan BDU 2013-2024 SRE Uitgangspunt voor het bestedingsplan 2014 is het MJUP 2014-2018 (vastgesteld in de Regioraad van 26 juni 2013 en het bestedingsplan 2014 (laatstelijk vastgesteld door het DB op 2 september 2013). 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 20212024 20252028 Totaal 30.754.265 50.485.000 47.351.000 41.503.000 42.112.000 42.276.000 41.929.000 40.929.000 28.030.092 15.400.000 9.100.000 9.500.000 9.500.000 8.750.000 6.500.000 7.500.000 6.500.000 30.600.000 32.000.000 163.380.902 -21.696.871 10.189.000 9.290.871 3.886.000 4.186.000 4.286.000 6.186.000 4.886.000 5.887.000 10.250.000 10.000.000 47.350.000 BBZOB 540.210 8.114.000 8.236.000 2.728.000 2.528.000 2.528.000 2.528.000 1.778.000 1.778.000 7.112.000 7.112.000 44.982.210 Fiets -35.266 2.535.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 4.000.000 4.000.000 17.499.734 1.340.254 100.000 -1.190.254 0 0 0 0 0 0 0 0 250.000 400.000 1.458.000 1.800.000 1.800.000 1.800.000 1.800.000 1.800.000 1.800.000 1.800.000 7.200.000 7.200.000 28.858.000 0 22.300.000 22.400.000 22.600.000 22.600.000 22.200.000 22.200.000 22.200.000 22.200.000 88.800.000 2.005.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 Inkomsten Totaal beschikbaar 40.930.000 152.972.000 152.972.000 684.213.265 Uitgaven Regionale projecten HOV Programmaprojecten overig BLV/Verkeersveiligheid OV 57 Toevoeging reserves OV 88.800.000 356.300.000 Haltetoegankelijkheid 242.000 0 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 400.000 400.000 1.742.000 Interne kosten 328.000 1.221.000 1.215.860 1.240.860 1.190.860 1.215.860 1.190.860 1.240.860 1.190.860 4.838.440 4.838.440 19.711.900 Totaal Brabants MIT 2014 - 2018 Reserveringen t/m 2012 Meerjaren uitvoeringsprogramma BDU van het SRE 9.149.229 63.322.000 52.952.477 43.854.860 43.904.860 42.879.860 42.504.860 40.504.860 40.455.860 153.200.440 154.350.440 687.079.746 Restbudget 21.605.036 -12.837.000 -5.601.407 -2.351.860 -1.792.860 Restbudget cumulatief 21.605.036 8.768.036 3.116.559 814.699 -603.860 -575.860 424.140 474.140 -228.440 -1.378.440 -2.866.481 -978.161 -1.582.021 -2.157.881 -1.733.741 -1.259.601 -1.488.041 -2.866.481 Brabants MIT 2014 - 2018 58 Jaarschijf 2014 is de basis voor dit bestedingsplan. De voor 2014 totaal beschikbare middelen bedragen ca. € 53 mln. Dit bedrag kan worden besteed mits de uitkering van de minister van Infrastructuur en Milieu ongeveer overeenkomt met het in het MJUP geraamde bedrag voor 2014 van € 47.351.000, bestaande uit een vrij besteedbaar bedrag van € 38.449.000 en € 8.902.000 voor specifieke projecten waarover met het Rijk afspraken zijn gemaakt. Het verschil tussen de geraamde uitgaven/reserveringen en de uitkering van de minister (ca. € 5 mln.) kan worden afgedekt uit het vrije saldo vooruit ontvangen subsidie BDU. In de volgende hoofdstukken worden de in het MJUP gereserveerde bedragen voor de onderscheiden categorieën nader uitgewerkt en toegelicht. Projecten, waarvoor tot en met 2012 reeds een beschikking is afgegeven en dus een verplichting is aangegaan, staan in principe niet meer in het MJUP, danwel bestedingsplan. Voor de volledig- heid zijn deze projecten opgenomen in de lijst met beschikkingen tot en met december 2012. De telling van het restbudget resulteert in een negatief bedrag van ca. € 2,8 miljoen. Dit negatieve resultaat zal worden gecorrigeerd als de definitieve beschikking 2014 is ontvangen. Tabellen behorende bij het bestedingsplan SRE Een nadere toelichting en de eventuele bijbehorende tabellen kunt u raadplegen via de website. Een overzicht van de bijlagen treft u aan in paragraaf 4.4.2 4.4 Overzicht bijlagen De in paragraaf 4.4.1 en 4.4.2 genoemde bijlagen zijn te raadplegen via de website (www. brabant.nl/MIT) 4.4.1 Bijlagen bestedingsplan BDU provincie • Bijlage P1 Budget grote projecten derden • Bijlage P2 Budget grote projecten provincie • Bijlage P3 Budget Openbaar Vervoer (nadere toelichting) • Bijlage P4 Overige reserves 4.4.2 Bijlagen bestedingsplan BDU SRE • • • • • • • • • • • • Bijlage SRE 1 Regionale projecten Bijlage SRE 2 Programma HOV Bijlage SRE 3 Programma BBZOB Bijlage SRE 4 Programma Fiets Bijlage SRE 5 Programma overige projecten Bijlage SRE 6 BLV/Verkeersveiligheid Bijlage SRE 7 Reserve Openbaar Vervoer Bijlage SRE 8 Reserve toegankelijkheid Bijlage SRE 9Exploitatie Openbaar Vervoer Bijlage SRE 10 Interne kosten SRE Bijlage SRE 11Beschikbare bedragen per gemeente voor BLV actieplannen 2013 Bijlage SRE 12Korte beschrijving regionale projecten. Brabants MIT 2014 - 2018 5. Spelregelkader en toelichting 5.1Spelregels Het Brabants MIT toont alle geplande en lopende investeringen in Noord-Brabant op het gebied van infrastructuur en mobiliteit. Niet alleen van de provincie, maar ook van andere partijen: Rijk, regio en bedrijfsleven. Het Brabants MIT is een resultante van de besluitvorming en heeft enkel betrekking op investeringen die we daadwerkelijk gepland hebben of realiseren. De betrokken projecten en programma’s delen we op in vier categorieën: 1. OV-netwerk BrabantStad 2. Autobereikbaarheid Brabant: grootschalige weginfrastructuur (HWN) 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid (regionale uitvoeringsprogramma’s, OV-concessies, provinciale wegenprogramma, programma Spoorse doorsnijdingen) 4. Goederenvervoer (vaarwegen, goederenspoorinfrastructuur) Deze indeling vloeit voort uit: • De combinatie van partijen die betrokken is bij het opstellen c.q. goedkeuren van de investeringsprogramma’s; • Samenhang van de betrokken projecten/ programma’s qua modaliteit, regio of omvang; • Uitvoeringskaders/overlegtafels die we de afgelopen jaren hebben ingesteld. Schema 1 Brabantstad Rijk + Brabantstad Regionaal 1 3 - GGA/SRE - OV - Provinciale wegen OV-netwerk Regio Provincie Rijk + Brabantstad Autobereik-baarheid Brabant 2 - Kanalen - Spoorinfra - MCA Goederen Het Brabants MIT is het jaarlijks voortschrijdend uitvoeringsprogramma van het vigerende PVVP. Projecten of programma’s waarin we investeren, verschijnen in het Brabants MIT. Hebben we een verkeers- of vervoersprobleem nog niet geconcretiseerd, dan nemen we dat ook nog niet op in het Brabants MIT. Het overgangspunt is - uitzonderingen daargelaten - het moment dat we een verkenning starten op basis van een gesignaleerd probleem of knelpunt. In paragraaf 5.1.3 leggen we de verschillende fasen nader uit. 4 Rijk + Regio = beleidsthema’s = geldstromen 59 Brabants MIT 2014 - 2018 5.1.1 Betrokken partijen Het onderstaande schema toont welke partijen betrokken zijn bij de provinciale besluiten op het gebied van infrastructuur en mobiliteit, met welk doel en op welke wijze. Bovenin het schema staan de partijen die integraal betrokken zijn, onderin het schema de partijen die meer projectgebonden betrokken zijn. Partij Doel Vorm GS/PS • Samenhang bieden in provinciale programma’s van infrastructuur en mobiliteit • Voortgangsbewaking na besluitvorming • Inzicht verschaffen in besluitvorming over projecten, programma’s • Jaarlijkse cyclus (zie hierna): • Opstellen concept-besluiten na voorjaarsnota en ronde langs betrokken partijen • Bespreking concept-besluiten in commissie Mobiliteit en Financiën • Vaststellen besluiten in GS voorafgaand aan vaststellen begroting PS B5 / SRE • • • • • • • In Stuurgroep Netwerkprogramma: Tweejaarlijks overleg (vooren najaar)* • Bespreking besluiten in het Platform Verkeer en Vervoer Rijk (I&M) • Afspraken maken over prioriteiten rijksprojecten in Noord-Brabant • Visie vormen op Brabants infranetwerk in het landelijk geheel • 2 x per jaar bespreking in het BO MIRT-overleg van Ministerie van I&M in mei en oktober-november (is dus input voor het volgende Brabants MIT). In dit overleg brengt Brabant via de Gebiedsagenda de grootste knelpunten op tafel • Onderbouwing standpunten in bilaterale overlegmomenten GGA-regio’s • Afweging investeringen in provinciale infra, OV en regionale pakketten • Eigen maatregelenpakketten vaststellen • Informatievoorziening naar achterban • Commitment verkrijgen • Bespreking besluiten in het platform Verkeer en Vervoer 60 Deelprogramma’s Netwerkprogramma vaststellen Samenhang met GGA-regio vaststellen Afwegingen over projecten maken vanuit overzicht Informatievoorziening naar achterban Commitment verkrijgen Vergroting van draagvlak voor grote projecten waarover door het Rijk besloten wordt (lobbyfunctie) * deze overlegvorm heeft aansluiting met het overleg met het ministerie I&M. Het Brabants MIT sluit aan op de voorjaarsnota en de provinciale begrotingscyclus en wordt jaarlijks herzien. Schematisch is dit als volgt weergegeven: Voorjaarsnota 2010 Besluiten 2011 Prov. begroting 2011 Voorjaarsnota 2011 Besluiten 2012 Prov. begroting 2012 Brabants MIT 2014 - 2018 5.1.2Besluitvormingsproces 3. De directie MenI zorgt op basis van de bespreking van de voorjaarsnota voor een conceptversie van de besluiten. 4. GS stellen de concept-besluiten vast en leggen deze ter advisering voor aan het Platform Verkeer en Vervoer. 5. GS stellen de besluiten vast en leggen deze ter bespreking voor aan de commissie MF. Op basis van actualiteit (los van de jaarcyclus) kunnen tussentijds investeringsvoorstellen komen. Dan kunnen drie situaties ontstaan: 1. Meer middelen nodig dan de vigerende begroting Het Brabants MIT vermeldt de laatste stand van zaken over gemaakte afspraken en genomen besluiten over de financiering van projecten, programma’s. en financiering gedurende de jaarlijkse beleidscyclus. GS maken afweging en doet zo nodig een voorstel voor wijziging van de begroting; PS besluiten 2. Binnen de begroting een verschuiving van middelen tussen de vier onderdelen van het Brabants MIT, of binnen onderdeel 3: Regionaal Beleid GS vragen voorafgaand aan bestuurlijke afspraken advies aan de Commissie MF; GS stellen definitief voorstel op; PS besluiten Betreffende de besluiten gelden de volgende spelregels / bevoegdheden: 3. Binnen de begroting een verschuiving van middelen binnen een van de vier onderdelen 1. In het eerste kwartaal wordt op ambtelijk niveau met betrokken partijen (SRE, B5, regio’s) de projecten besproken. Tevens wordt geïnventariseerd welke potentiële projecten er zijn; 2. In het beleidsoverleg MenI worden mede op grond van de externe overlegronde in het eerste kwartaal de prioriteiten voor de voorjaarsnota vastgesteld. 5.1.3 Fasering Het Brabants MIT maakt onderscheid naar drie fasen, te weten: • Verkenning • Planstudie • Realisatie GS besluiten en verantwoorden dit achteraf aan de Commissie MF De fasering van Rijks- en provinciale wegenprojecten verschillen in het feit dat andere processtappen in verkenning en planstudie zitten. Dit is onderstaand weergegeven. Voor overige projecten/programma’s geldt dat de fasering wordt bepaald door de partij die de rol van opdrachtgever of financier vervult. 61 Brabants MIT 2014 - 2018 Processtappen Processtappen Oude werkwijze Huidige werkwijze integrale gebiedsverkenning conform MIRT werkwijze 1. Probleemsignalering initiatief signaal/regiekamer en probleemanalyse startdocument (bestuurlijke aanleiding en urgentie van de opgave) besluit start verkenning Startbeslissing (opname in BMIT) startbeslissing verkenning verkenning verkenning: • Startfase (plan van aanpak incl. probleemanalyse) • analytische fase (genereren oplossingsrichtingen, 1e zeef) • beoordelingsfase (beoordeling en selectie, 2e zeef) • besluitvormingsfase (opstellen structuurvisie, bestuursovereenkomst) 2. Probleemanalyse 3. Beoordeling nut en noodzaak 4. Kansrijke oplossingsrichtingen 5. Effecten en kosten oplossingsrichtingen besluit start planstudie voorkeursbeslissing voorkeursbeslissing (structuurvisieniveau) planstudie MER (indien van toepassing) • • • projectbesluit projectbesluit (bijvoorbeeld vaststellen tracébesluit of rijksinpassingsplan) initiatiefase verkenningsfase 62 6. Uitwerking ontwerpvarianten 7. Effecten ontwerpvarianten startnotitie MER OTB/rijksinpassingsplan 8. Kostenraming gekozen oplossing besluit start planuitwerking 9. Planuitwerking (ontwerp, bestek) 10. Procedures (grondverwerving, vergunningen) 11. Aanbesteding planuitwerking planuitwerking planuitwerking planuitwerkingsfase uitvoeringsbeslissing uitvoeringsbeslissing realisatie realisatie realisatie oplevering oplevering oplevering beheer beheer beheer realisatiefase 13. Overdracht en evaluatie 14. Beheer en onderhoud 5.1.4 Spelregels per onderdeel De voorgaande spelregels zijn generiek van toepassing. De provincie is in principe volledig overgeschakeld van projectfinanciering naar programmafinanciering. De spelregels hiervoor zijn vastgelegd in de subsidieregeling Verkeer en Vervoer Noord-Brabant. A. Deelprogramma’s Netwerkprogramma BrabantStad Besluitvormingsproces Het Netwerkprogramma BrabantStad is een samenhangend voortschrijdend programma. Het Netwerkprogramma wordt voorbereid in de Stuurgroep Netwerkprogramma BrabantStad, waarin provincie, SRE, de wethouders verkeer en vervoer van de B5 en NS, ProRail, Rijkswaterstaat (RWS) en ministerie van I&M zijn vertegenwoordigd. Jaarlijks is de doorvertaling van het Netwerkprogramma in het Brabants MIT onderwerp van gesprek in de Stuurgroep Netwerkprogramma en worden de deelprogramma’s bijgesteld. De Stuurgroep Netwerkprogramma dient een formeel verzoek in bij Gedeputeerde Staten om de aangepaste deelprogramma’s vast te stellen en voor de projecten, die overgaan naar de realisatiefase, de geplande provinciale financiële bijdragen toe te kennen. Fasering De projecten uit het Netwerkprogramma, die niet via de regionale uitvoeringsprogramma’s worden gecofinancierd, worden ingedeeld op basis van de fase waarin ze verkeren: • Verkenningen: gericht op de noodzaak tot aanpak van de problematiek en de aard van de oplossingsrichting(en). • Planstudie: gericht op het uitwerken van de oplossingsvarianten die uit de verkenning naar voren zijn gekomen. De planstudiefase start bij de grotere projecten, met het uitvoeren van een MER. beheerfase • Realisatie: gericht op de daadwerkelijke uitvoering van de projecten. Jaarlijks neemt de Stuurgroep Netwerkprogramma een expliciet besluit over het overgaan van projecten naar de volgende planfase, zodat duidelijk is in welk stadium een project zich bevindt, of voor projecten financiële middelen moeten worden gereserveerd in een volgende begrotingsronde en hoe ‘hard’ en onherroepelijk een financiële uitgave is. De korte termijn maatregelen uit het Netwerkprogramma zijn feitelijk de realisatiemaatregelen, met andere woorden ‘harde’ maatregelen waarover financiële investeringsafspraken zijn gemaakt. BRegionaal In aanvulling op de tabel van paragraaf 5.1.2 gelden een aantal specifieke spelregels. Brabants MIT 2014 - 2018 12. Bouw besluit start realisatie 63 Brabants MIT 2014 - 2018 B.1Regionale bereikbaarheid: GGA Jaarcyclus Het Brabants MIT geeft de financiële ruimte aan voor de regionale maatregelenpakketten. Voor het eerste jaar neemt het Brabants MIT het regionale uitvoeringsprogramma over. De samenhang is vastgelegd in het PVVP+ en is hieronder schematisch weergegeven. Het regionale maatregelenpakket is meerjarig en leidt jaarlijks tot het regionale uitvoeringsprogramma dat uiterlijk 1 december per regio wordt ingediend. Uiterlijk 1 maart neemt GS een besluit over deze programma’s. Past het programma binnen het regionale budget en wordt er een unaniem regionaal besluit genomen, dan wordt het programma zonder bijstelling door GS overgenomen. In het geval de regio er niet in slaagt tot een unaniem besluit te komen, besluit GS naar eigen inzicht. In het eerste kwartaaloverleg met de regio wordt de doorkijk voor het volgend jaar uit het regionaal maatregelenpakket afgestemd met het eerste concept van het Brabants MIT. Prioriteiten en actualisatie van het regionale maatregelenpakket . Gebiedsprofielen . Netwerkvisies . Sturingsafspraken 1. Kaders en ambities PVVP+ 64 2. Dynamische beleidsagenda n co uere n ere Reg n ie P rov eval Monitoring lt su 6. Jaarlijks voortgangsrapport inc a fin Subsidieregeling Verkeer en Vervoer er nci en ie 4. Jaarlijks uitvoeringsprogramma/BMIT 3. Meerjarig maatregelenpakket pri pro orite gra ren e m me n ren 5. Uitvoering projecten Prioriteringsmethodiek worden meegenomen in het concept-Brabants MIT. Besluitvorming over projecten (binnen de uitvoeringsprogramma’s en maatregelenpakketten) • Per regio worden nadere afspraken gemaakt over de fasering van projecten (probleem erkenning/voorontwerp/definitief ontwerp/ realisatie). De provincie zorgt dat de relatie met de fasering verkenning /planstudie/realisatie duidelijk is; • Problemen en knelpunten worden op regionaal niveau beoordeeld aan de hand van de vigerende versie van de prioriteringsmethodiek PVVP+. Aan de hand hiervan wordt het rendement van gekozen oplossingen bepaald, krijgt een project een bepaalde prioriteit en wordt het project al dan niet opgenomen in het regionaal maatregelenpakket; • Projecten krijgen op basis van de afweging in de regio vervolgens een plaats in het jaarlijks regionale uitvoeringsprogramma. Dit programma specificeert voor het eerste jaar de projecten die moeten starten (aanbesteding en gunning). Het meerjarig regionaal maatregelenpakket geeft per regio een doorkijk naar projecten die in planstudie of verkenning verkeren. B.2Regionale bereikbaarheid: OV-concessies De financiële spelregels voor de regionale maatregelpakketten en uitvoeringsprogramma’s zijn vastgelegd in de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant. Enkele belangrijke spelregels zijn: • De provincie draagt voor maximaal 50% bij aan een regionaal uitvoeringsprogramma; • De provincie stelt de verdeelsleutel vast voor verdeling van de BDU-gelden over de regio’s; • De projecten die in het regionale uitvoeringsprogramma worden opgevoerd voor 1 december moeten – na goedkeuring – in het volgend jaar starten met uitvoering; • Afhankelijk van de omvang van het jaarlijks of meerjaarlijks budget van een regio kan het zijn dat een project van minder dan € 10 miljoen dermate groot is dat dit in feite de draagkracht van de regio te boven gaat. Indien de subsidiabele kosten van een project meer dan twee het jaarbudget van de betreffende regio bedragen overstijgt het project de draagkracht van die regio. Dergelijke projecten moeten minimaal 1 jaar voor opname in een uitvoeringsprogramma aangemeld worden bij de provincie. De provincie beoordeelt of het project uitvoeringsgereed en in welke mate het regionaal budget al dan niet eenmalig verhoogd wordt; • Voor grote, strategische projecten van meer dan € 10 miljoen is besluitvorming nodig in PS. De provincie is vervoersautoriteit, dit betekent dat het provinciebestuur na overleg met de GGA-regio’s omvang en niveau van OV-dienstverlening vaststelt en contracteert. Het dagelijks bestuur van het SRE is vervoerautoriteit voor het SRE-gebied. De OV-concessie Oost Brabant bindt de provincie voor een periode van maximaal 10 jaar en de OV-concessie West Brabant bindt de provincie voor een periode van 8 jaar aan een gewenst pakket OV-dienstverlening met de bijbehorende uitgaven. • In het jaar van contractvorming vormt het Brabants MIT het uitgangspunt voor de af te sluiten concessies. De jaren daarna in de concessieperiode liggen de bedragen voor OV vast. • Jaarlijks kunnen wijzigingen optreden in de dienstverlening of er kunnen Collectief Vervoer Ontwikkelprojecten (bij ingang van de nieuwe concessie komt CVO niet meer voor) worden opgestart. Overschrijdingen van de bedragen in het Brabants MIT - behoudens een nader af te spreken bandbreedte - vragen om goedkeuring van GS, conform tabel in paragraaf 5.1.2. • De samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie en de drie grote steden (’s-Hertogenbosch, Breda en Tilburg) regelt afstemming van de OV-plannen tussen de regio’s door middel van concessieteams. Uit deze afstemming kunnen voor GS zwaarwegende adviezen komen ten aanzien van bijstelling • • • • van de lopende concessies of inrichting van de nieuwe concessies. Dit leidt zo nodig leiden tot bijstelling in het Brabants MIT. Deze samenwerkingsovereenkomst eindigt op 13-12-2014 van rechtswege. De B3 steden kunnen hun inbreng geven in het strategische ontwikkelteams en tactische ontwikkelteams Oost en West Brabant. De concessiegebieden vallen samen met de GGA-regio’s met twee uitzonderingen: • GGA-regio Westelijk Noord-Brabant en GGA-regio Breda vallen samen in de OV-concessie West. • Naast de Regio’s is er een aparte concessie voor de interliner Breda-Oosterhout-Utrecht. Inzake Colectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) wordt er elke vijf jaar een contract gesloten tussen CVV-regio en vervoerder met gemeentelijke bijdrage op basis van een convenant per CVV-regio. Dit convenant is een set van onderlinge afspraken tussen de deelnemende gemeenten. De CVV-regio’s vallen samen met de OV-regio’s. Gemeenten en provincie financieren de WVG-reizigers (Wet Voorzieningen Gehandicapten) en de vrij reizigers in het CVV, hiervoor zijn de BDU en gemeentelijke bijdragen beschikbaar. In de regel worden geen eigen provinciale middelen aangewend voor de exploitatie OV en CVV. Brabants MIT 2014 - 2018 Financieel 65 Brabants MIT 2014 - 2018 B.3 Regionale bereikbaarheid: Provinciaal wegenprogramma Op basis van de kwaliteitscyclus (Plan-Do-CheckAct) gaan wij meer planmatig en proactief werken. Onze doelstellingen zijn: • het vormen van projecten om de beleidsdoelstellingen ten aanzien van veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op de provinciale wegen te garanderen; • belang gestuurd onderhoud: wegen met een groter belang in het totale netwerk van Brabant krijgen voorrang bij (onderhouds-) werken; ACT • integrale afweging ten aanzien van de aanpak van wegverbindingen, in vastgestelde wegvakken opdat de overlast voor weggebruikers en omwonenden geminimaliseerd wordt; • prioritering van projecten volgens een goed onderbouwde en transparante methode zodat de aanpak helder is voor bestuurders en burgers; • de eenheid en uniformiteit bewaken van kleinere beheermaatregelen. Bouwstenen t.b.v. beleid Bundeling Operationalisering van beleid Prioritering 66 PLAN Interne opdrachtverstrekking Planning Projectmanagement CHECK Monitoring, technische inspectie & schouw Verzamelen vaste areaal gegevens monitoring Projectevaluatie Door intern ingenieursbureau: •Marktbenadering • Voorbereiding infra-projecten • Begeleiding uitvoering DO CGoederen Voor zover de projecten geen onderdeel uitmaken van het Netwerkprogramma zijn er voor dit onderdeel weinig spelregels bepaald. Thema en tijdgeest bepalen met welke partijen overleg plaatsvindt. Bepalende partijen zijn: bedrijfsleven, Rijk, provincie en de B5. Relevante landelijke ontwikkelingen en beleidskaders zijn: • Nota Mobiliteit: het goederentransport tussen economische knooppunten moet goed geregeld zijn. • Nota Ruimte: centrale ligging van Noord-Brabant in een landelijk en Europees stedelijk netwerk. • Vervoer gevaarlijke stoffen: hierin participeert de provincie samen met andere partijen uit Zuid-Nederland in planstudies. • Toename goederenvervoer ten gevolge van de komst van de Tweede Maasvlakte. • Luchtkwaliteit. Al deze beleidskaders en ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat projecten gericht op goederenvervoer in het Brabants MIT komen. Kenmerk van deze projecten is dat het – gezien aard en omvang – voornamelijk rijks investeringen zullen (snelweg, vaarweg, spoor) die vanuit de provincie beïnvloed en eventueel meegefinancierd worden. Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum (MCA) is een uitvoeringsorganisatie die initiatieven en projecten uitvoert op het gebied van 5.1.5 Financiële aspecten Kader en gedragslijn financiering provinciale infraprojecten In de afgelopen jaren is de provincie Noord-Brabant meer en meer (grote) infraprojecten gaan uitvoeren. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de extra investeringsimpulsen, anderzijds door het streven om de mobiliteitsproblematiek meer integraal aan te pakken. Deze ontwikkeling is gepaard gegaan met de uitrol van projectmanagement en een verdere professionalisering van de voorbereiding en uitvoering van projecten. Hierbij is ook de behoefte ontstaan aan eenduidige financiële kaders en gedragslijnen. Derhalve zijn de onderstaande afspraken gemaakt: 1. Prijscompensatie wordt toegepast op alle provinciale infraprojecten in het Brabants MIT op basis van de gemiddelde GWW-index van de afgelopen 10 jaar; 2. Bij projecten waarvan de uitvoering korter dan twee jaar duurt, wordt voor de totale projectraming het prijspeil van het eerste jaar van uitvoering gehanteerd. De aannemer wordt dan namelijk geacht dit mee te nemen in zijn prijsaanbieding en compensatie op basis van de UAV is niet geboden. Bij projecten waarvan de uitvoering langer dan twee jaar duurt, wordt op ieder geraamd jaarbedrag prijscorrectie toegepast; 3. De design en build componenten worden gefinancierd ten laste van de investeringsvolumes. De maintain component wordt voor wat betreft het regulier onderhoud gefinancierd ten laste van de gewone dienst (i.c. de onderhoudsbegroting) en voor wat betreft de vervangingsinvesteringen ten laste van de investeringsvolumes; Risicomanagement: claims In het kader van risicomanagement is geconstateerd dat een deel van de risico’s bij reconstructieprojecten niet of nauwelijks binnen het project te beheersen en (in financiële zin) af te dekken zijn. Het gaat hierbij om de claimrisico’s (claims: nadeelcompensatie regulier, nadeelcompensatie kabels en leidingen en planschades n.a.v. ruimtelijke procedures) welke lang nadat het werk is afgerond (tot ca. 5 jaar) nog tot financiële verplichtingen kunnen leiden. Tot en met 2011 werden deze risico’s per project ingeschat en meegenomen in de projectraming. Met ingang van 2012 wordt ten behoeve van deze risico’s een afzonderlijke reservering opgenomen, waarvoor middelen worden afgezonderd van het investeringsvolume ‘verbeteren en bouwen’. Deze reservering is aanzienlijk lager dan de som van alle afzonderlijke risico’s per project. Deze reservering is alleen bedoeld voor de genoemde risico’s bij reguliere reconstructieprojecten van minder dan € 60 miljoen. Voor projecten > € 60 miljoen zal dit op projectniveau geregeld worden. Overige aspecten zijn: • Jaarlijks voor 15 september dient de provincie een bestedingsplan in bij het Rijk voor de BDU-gelden. Dit bestedingsplan maakt onderdeel uit van het Brabants MIT en specificeert de verdeling van BDU per onderdeel van het Brabants MIT (zie hoofdstuk 6). Dit bestedingsplan vormt weer uitgangspunt bij onder andere de verdeling van BDU naar regionale uitvoeringsprogramma’s. • Het Brabants MIT specificeert zo ver als mogelijk geldbedragen naar projecten of programma’s. Daar waar dit niet kan (bijv. een provinciale bijdrage die wel toegekend is aan een regio op grond van verbetering bereikbaarheid maar nog niet uitgewerkt naar programma’s of projecten) wordt het bedrag vermeld en in de toelichting gespecificeerd. • Investeringen in ecologie, ruimtelijke inrichting die voortvloeien uit investeringen in infrastructuur of mobiliteitsmaatregelen worden ook opgenomen (volgens het veroorzakerprincipe) en apart toegelicht. • In de voorjaarsnota 2010 is op basis van het advies van de accountant en internationale regelgeving (IPSAS) besloten om de provinciale balans te verkorten door het afwaarderen van investeringsbijdragen aan derden, waar geen provinciaal bezit (collectief eigendom = wettelijke term – bezit is het Brabants MIT 2014 - 2018 goederenvervoer. Deze initiatieven kunnen er toe leiden dat GS gevraagd wordt om te investeren in projecten. 67 Brabants MIT 2014 - 2018 68 beschikken over) tegenover staat. Deze lijn is door de Rekeningcommissie onderschreven. De balansverkorting wordt mogelijk gemaakt door de kapitaalopbrengst van Essent. De aanpassing betekent dat investeringsbijdragen aan derden voortaan als last worden genomen. In plaats van deze te activeren (waarbij de lasten naar de toekomst worden geschoven), nemen we tot stelregel “eerst sparen en pas daarna tot besteding overgaan”. 6.1.1 Scope Het Brabants MIT vermeldt alle programma’s en projecten binnen (of relevant voor) Noord-Brabant op het gebied van mobiliteit en infrastructuur worden vermeld die gefinancierd worden met: • Rijksmiddelen (Rijk is opdrachtgever), dit zijn dus alle Brabantse projecten uit het landelijk MIRT • Rijksmiddelen en provinciale bijdragen (Rijk is opdrachtgever) • Provinciale middelen en rijksbijdragen (provincie is opdrachtgever) • Provinciale middelen (provincie is opdrachtgever) • Regionale middelen en provinciale bijdragen (provincie of afzonderlijke gemeente is opdrachtgever). Het Brabants MIT is een uitvoeringsprogramma. Dit betekent dat projecten en programma’s worden opgenomen wanneer besloten is - door betrokken partijen - om te investeren. De omvang of financiering per partner hoeft nog niet vastgesteld te zijn. Investeren omvat ook het uitgeven van geld voor een verkenning. Niet vastgelegde toezeggingen en intenties van één partner worden niet opgenomen in het Brabants MIT. In een aantal financiële tabellen worden de bedragen weergeven voor de periode van 2014-2018. Wanneer een project gestart is voor 2014 of doorloopt na 2018 worden alleen de kosten voor 2014-2018 inzichtelijk gemaakt. De totale projectkosten zijn te vinden in de projectbladen. 6.1.2 Verklaring van de soorten realisatie tabellen De tabellen zijn verdeeld naar fasering van projecten en programma’s te weten; • Verkenningen/probleemanalyse • Planstudie • Realisatie De tabellen vermelden bedragen (planstudie en realisatiefase), bandbreedtes van bedragen (verkenningen/probleemanalyse en planstudies) of geen bedragen (verkenningen/probleemanalyse). In de spelregels is nader verklaard wanneer een project in een van de drie fasen valt. 6.1.3 Verklaring van de kolommen in tabellen De verschillende kolommen van de tabellen worden kort toegelicht. Onderdeel Het Brabants MIT bestaat uit vier onderdelen: • OV-netwerk BrabantStad • Autobereikbaarheid BrabantStad • Regionaal Mobiliteitsbeleid • Goederenvervoer De projecten/programma’s per onderdeel hangen met elkaar samen vanuit de problematiek en de partijen die betrokken zijn bij de benodigde investering. In de spelregels is deze samenhang verder uitgewerkt. Projecten / programma’s Per onderdeel worden de projecten of programma’s weergegeven. Een programma omvat een reeks projecten of verkeers- en vervoersmaatregelen (bijv. de regionale uitvoeringsprogramma’s). Rijk Deze kolom bevat investeringsbedragen van het Rijk voor projecten waarbij het Rijk • zelf opdrachtgever is; • een financiële bijdrage levert, en provincie of gemeente opdrachtgever is. Brabants MIT 2014 - 2018 6Leeswijzer 69 Brabants MIT 2014 - 2018 70 In alle gevallen zijn het projecten die ook vermeld staan in het MIRT van het Rijk Provincie Deze kolom bevat de investeringsbedragen van de provincie Noord-Brabant in projecten waarbij de provincie opdrachtgever is (provinciale wegen, maar ook sommige regioprojecten), een financiële bijdrage levert, en Rijk of gemeente opdrachtgever is. BDU Deze kolom betreft de regeling Brede Doel Uitkering van het Rijk en vermeldt de bedragen die de provincie uit de BDU toekent aan de verschillende projecten of programma’s. Regio In deze kolom zijn de investeringen vermeld door: • betrokken GGA-regio’s. Dit betreft de gemeenten die deelnemen in de betreffende GGA-regio. • betrokken gemeenten en partijen bij een bepaald project (bijv. A59). In de projectbeschrijving is vermeld welke partijen dit zijn. B5 In deze kolom zijn de investeringen vermeld in B5-verband zijn gemaakt door een van de B5-steden (Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg). SRE Deze kolom vermeldt de investeringen van de SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven) als autonome overheid. Derden Deze kolom betreft bijdragen van andere provincies en organisaties die geen overheid zijn zoals het bedrijfsleven. Ook investeringen door ProRail zijn hierin opgenomen. Beschikbaar De bedragen in deze kolom zijn de optelling van de bedragen die alle betrokken partijen beschikbaar stellen voor het project of programma. Nodig (alleen het tijdsoverzicht) Deze kolom vermeldt de bedragen die geraamd zijn voor een project of programma, los van het bedrag dat partijen beschikbaar stellen. Een eventueel verschil met de kolom Beschikbaar laat zien dat het bedrag weliswaar geraamd of begroot is maar dat er nog onvoldoende financiering is. B3 Lijst met gebruikte afkortingen Breda, ’s-Hertogenbosch en Tilburg B5 Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg BBZOB Beter Bereikbaar Zuidoost Brabant BDU Brede DoelUitkering BERZOB Verkenning Bereikbaarheid van Zuidoost -Brabant over water BLD Baten-Lastendienst, interne kosten ministerie I&M BO MIRT Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport BTW Belasting Toegevoegde Waarde CBS Centraal Bureau voor de Statistiek CVV Collectief Vraagafhankelijk Vervoer DBA Dynamische Beleidsagenda DBM Design, Build, Maintenance DVM Dynamisch Verkeersmanagement GGA Gebiedsgerichte Aanpak GS Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant GWW-index Grond-, Weg- en Waterbouw-index HOV Hoogwaardig Openbaar Vervoer HWNHoofdwegennet IBOI Index Bruto Overheidsinvesteringen I&M Infrastructuur en Milieu ITS Intelligente Transport Systemen MER Milieu Effect Rapportage MCA Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum MenI Cluster Mobiliteit en Infra MF Mobiliteit en Financiën MIRT Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport MIT Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport MJUP Meerjaren Uitvoeringsprogramma NS Nederlandse Spoorwegen OAD Omgevingsadressen Dichtheid OTBOntwerp-Tracébesluit OV Openbaar Vervoer P+R Park + Ride PIP Provinciaal Inpassingsplan PS Provinciale Staten van Noord-Brabant PVVP Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan SPODO II Spoorse doorsnijdingen tweede tranche SVIR Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte RO Ruimtelijke Ordening RWSRijkswaterstaat SRE Samenwerkingsverband Regio Eindhoven UAV Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 Brabants MIT 2014 - 2018 6.2 71 72 Brabants MIT 2014 - 2018 Financiëel overzicht 2014 – 2018 7.1 Totaaloverzicht 2014 – 2018 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01.Breda 02.Eindhoven 03.Helmond 04.Tilburg 05.’s-Hertogenbosch bedragen x e 1 miljoen Rijk Provincie 36,80 14,99 4,75 14,42 2,70 13,65 12,80 53,92 46,19 BDU Regio 1,77 B5 SRE 20,76 10,00 1,70 3,56 15,15 8,00 34,32 24,85 Derden Beschikbaar Nodig 130,16 167,69 73,20 167,69 73,20 30,40 1,23 73,62 28,29 73,62 28,29 161,79 342,80 342,80 3,00 4,96 93,56 35,00 97,20 166,00 181,84 101,38 19,95 Brabants MIT 2014 - 2018 7 06.Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg 05. PPS A59 06.A4 16. N261 Waalwijk-Tilburg 17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel 30. N69/Grenscorridor 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant* totaal 2. Autobereikbaarheid 1,77 2,48 93,56 19,95 2,48 3,03 3,89 24,58 4,96 93,56 35,00 97,20 166,00 181,84 101,38 3,03 31,47 685,84 685,84 721,00 100,00 76,40 864,50 721,00 100,00 76,40 864,50 116,00 116,00 116,00 317,00 317,00 317,00 2194,90 2194,90 35,00 12,50 1,08 68,60 35,93 81,70 164,92 91,32 3,66 139,53 439,66 17,38 54,69 721,00 55,00 8,80 268,00 5,00 25,00 450,00 20,00 20,00 38,50 16,70 15,00 37,21 0,00 Projecten die na 2018 in realisatie komen 12. A27 Houten - Hooipolder 18. N65 ’s-Hertogenbosch - Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 31.N279-zuid/Noordoostcorridor 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg totaal 2a. Autobereikbaarheid projecten na 2018 1485,80 480,00 20,00 75,20 4,10 129,80 0,00 129,80 4,10 Opmerking: 2a is niet opgenomen in de totaaloptelling van de projecten. Dit omdat het hier om projecten gaat die na 2018 in realisatie komen. 73 Brabants MIT 2014 - 2018 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de versnelling totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen 1. 3. 4. 8. 11. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel** Wilhelminakanaal Tilburg MCA Quick wins vaarwegen binnenhavens Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 totaal 4. Goederen 74 totalen Rijk Provincie BDU Regio 40,48 22,10 B5 SRE 40,48 102,53 102,53 111,00 Beschikbaar Nodig 9,65 80,96 205,06 499,13 174,83 7,26 3,00 121,65 106,68 26,49 80,96 205,06 499,13 174,83 7,26 3,00 121,65 106,68 26,49 37,75 1225,05 1225,05 3,40 76,11 0,38 15,20 16,53 3,40 76,11 0,38 15,20 16,53 327,00 31,13 8,70 3,15 9,98 174,83 4,39 3,00 31,13 46,19 10,58 65,08 280,10 368,20 6,25 3,40 9,81 0,38 1,90 7,29 6,25 22,78 0,00 6,74 14,31 0,49 0,00 111,62 111,62 264,78 786,71 383,55 259,69 135,61 237,00 231,01 2359,41 2359,41 0,72 0,95 Derden 28,10 2,15 15,78 3,00 43,61 51,79 0,10 163,94 96,45 213,53 14,31 5,70 1,04 0,49 * Projecten moeten eind 2014 afgerond zijn. Van periode 2015 ev in de financiële onderbouwing niet bekend. ** Werkzaamheden worden in 2014 afgerond. Alleen bedrag voor ecozone PNB opgevoerd. opmerking: Helmond Spoorzone is grotendeels gerealiseerd in 2013, daarom niet meer in de tabel opgenomen. Algemeen Alle bedragen zijn exclusief BTW, behalve de rijksuitgaven voor rijksprojecten, deze zijn altijd inclusief BTW. Provincies en gemeenten hebben een BTW- compensatiefonds waaruit zij de BTW compenseren voor projecten waarvoor zij opdrachtgever en wettelijk verantwoordelijk zijn. De bedragen van de rijksprojecten hebben we aangepast aan het nieuwe MIRT 2014. Alle projectbudgetten zijn inclusief met de zogenaamde BLD-bijdrage (Baten-LastenDienst) van I&M. Van projecten in de realisatiefase die reeds in 2009 of eerder zijn gestart zijn alleen de beschikbare middelen voor de periode 2010-2014 in de tabellen opgenomen. De totale kosten en het totale financieringsplaatje treft u aan op het projectblad. Per project/programma OV-netwerk: Per B5-stad treft u een overzicht aan van de beschikbare middelen. Financiële informatie hierover treft u aan in tabel 9.xx. op de site www.brabant.nl/mit PPS A59: De provinciale en regionale bijdragen bedragen beide per 2004 netto contant € 11,5 miljoen (de provinciale bijdrage en een deel van de regionale bijdrage is inmiddels betaald). De rijksbijdragen indexeren we jaarlijks. A4: Ten tijde van de start van de aanbestedingsprocedure van de aanleg van de A4-Zuid is gebleken dat de kosten voor het project hoger zijn dan aanvankelijk geraamd. Doordat bedoelde meerkosten ad € 75 miljoen onder meer zijn ontstaan door regionale ruimtelijke ontwikkelingen en aanvullende ontsluitingswensen heeft er op 26 mei 2008 een overleg plaatsgevonden met de minister van I&M. Afgesproken is dat de provincie € 15 miljoen extra bijdraagt. Mede dankzij een bijdrage van € 5 miljoen van de gemeente Steenbergen is de financiering helemaal rond. N279-zuid/Noordoostcorridor: Om het nationaal belang te onderstrepen heeft het Rijk in het kader van de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad een bijdrage van 259 miljoen (excl. indexering) toegezegd. De regionale bijdrages zijn 112,5 miljoen van het SRE/regio uit BDU, de provincie draagt 450 miljoen uit het Spaar-en Investeringsfonds. In totaal wordt er 821,5 miljoen beschikbaar gesteld. Uitvoeringsprogramma’s GGA: Conform afspraak dragen de regio’s minimaal het bedrag bij dat zij aan provinciale bijdrage en BDU ontvangen. Het gemiddeld subsidiepercentage mag maximaal 50% bedragen. Uitvoeringsprogramma SRE: Het MJUP van SRE hebben we opgenomen tot en met 2017. Dit bevat ook het programma Beter Bereikbaar ZuidOost Brabant (BBZOB). De provinciale bijdrage aan het BBZOB is op projectniveau opgenomen in het onderdeel provinciale wegen. Openbaar Vervoer concessies: De cijfers voor de exploitatie van het openbaar vervoer zijn gebaseerd op het door ons medio 2010 vastgestelde meerjarenbegroting OV 2011-2016. . Provinciale wegen: Voor het provinciale wegenprogramma hebben we cijfers opgenomen tot en met 2018. De financiële middelen voor de N261 en N279 zijn opgenomen in het onderdeel autobereikbaarheid. Brabants MIT 2014 - 2018 Toelichting tabellen Brabants MIT Zuid-Willemsvaart: De uitvoering is medio 2014 gereed, in het BMIT 2014-2018 is de provinciale bijdrage van € 3,4 miljoen voor de ecologische verbindingszone opgenomen. Sluizen Zuid-Willemsvaart: De provinciale bijdrage van € 30 miljoen hebben we onttrokken aan de gereserveerde bijdrage voor de regionale maatregelpakketten periode 2008 - 2015 (8 x € 3,8 miljoen). De regionale bijdrage van € 20 miljoen hebben we verdeeld over aanliggende gemeenten, SRE, en waterschap. De bijdrage van de provincie omvat tevens de voorfinanciering van de bijdrage van het bedrijfsleven die terugbetaald wordt aan de provincie na realisatie van het project. 75 Brabants MIT 2014 - 2018 76 Wilhelminakanaal: Het Rijk stelt maximaal € 62 miljoen beschikbaar (bedrag is inclusief € 10 miljoen BLD-bijdrage van I&M). De kosten van de visievariant bedragen in deze rekensystematiek € 81,6 miljoen. De gemeente Tilburg draagt in totaal € 8,6 miljoen bij en het bedrijfsleven € 1,2 miljoen. De provincie draagt in totaal € 9,8 miljoen bij. Hiervan komt € 2,6 miljoen uit het ontwikkelingsfonds Brabant 2050. MCA: Voor dit uitvoeringsorgaan is voor 2011tot en met 2015 in de begroting een bedrag van € 189.000 gereserveerd. Voor de periode na 2015 moet een besluit genomen worden. Quick wins vaarwegen binnenhavens: De totale kosten voor de Brabantse projecten worden geraamd op € 21,16 miljoen. Aan het Rijk is gevraagd is bijdrage toe te kennen van € 10,43 miljoen. Voor de provinciale bijdrage is een bedrag van € 2,61 miljoen gereserveerd. Jaarschijf 2014 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda Eindhoven Helmond Tilburg ’s-Hertogenbosch Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg 05. PPS A59 06. A4 12. A27 Houten - Hooipolder 16. N261 Waalwijk-Tilburg 17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel 18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 30. N69/Grenscorridor 31. N279-zuid/Noordoostcorridor 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg totaal 2. Autobereikbaarheid bedragen x e 1 miljoen Rijk Provincie 8,55 9,49 0,75 BDU Regio 0,45 1,03 8,55 11,95 0,75 B5 SRE Derden 1,70 8,95 0,45 13,49 1,70 8,95 2,48 17,00 0,00 2,48 50,10 13,72 0,10 0,84 58,68 20,70 0,00 0,00 1,82 00,00 58,68 20,70 0,00 0,00 1,82 00,00 36,79 81,20 81,20 4,96 17,00 20,00 0,00 50,20 14,56 0,00 0,00 15,53 0,00 101,38 4,96 17,00 20,00 0,00 50,20 14,56 0,00 0,00 15,53 0,00 101,38 0,00 0,00 0,00 0,00 223,63 223,63 20,00 10,00 1,00 3,00 35,93 3,66 37,21 65,93 87,96 0,94 42,69 1,03 0,50 24,58 0,00 1,03 Nodig 36,79 0,79 11,27 Beschikbaar 25,08 Brabants MIT 2014 - 2018 7.2 77 Brabants MIT 2014 - 2018 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel 3. Wilhelminakanaal Tilburg 4.MCA 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 totaal 4. Goederen 78 totalen Rijk Provincie BDU Regio 18,65 22,10 67,00 11,93 6,70 3,15 2,00 31,41 3,21 3,00 11,93 37,49 4,58 43,88 93,62 86,36 7,60 3,64 3,40 3,27 0,19 1,90 4,24 28,57 13,00 146,93 205,86 17,33 0,71 B5 SRE 18,65 28,24 0,95 Derden 28,24 22,00 0,94 14,54 37,99 0,05 56,81 53,53 50,24 Nodig 1,65 37,30 56,48 142,15 31,41 5,40 3,00 45,90 82,18 10,38 37,30 56,48 142,15 31,41 5,40 3,00 45,90 82,18 10,38 29,75 414,19 414,19 3,40 25,37 0,19 15,20 9,62 3,40 25,37 0,19 15,20 9,62 28,10 1,48 7,50 Beschikbaar 4,77 5,70 0,60 0,85 0,29 0,00 6,30 5,62 0,29 0,00 53,78 53,78 87,75 119,29 60,85 60,51 91,62 772,80 772,80 Jaarschijf 2015 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda Eindhoven Helmond Tilburg ’s-Hertogenbosch Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg 05. PPS A59 06. A4 12. A27 Houten - Hooipolder 16. N261 Waalwijk-Tilburg 17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel 18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 30. N69/Grenscorridor 31. N279-zuid/Noordoostcorridor 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg totaal 2. Autobereikbaarheid bedragen x e 1 miljoen Rijk Provincie 4,00 0,50 4,00 11,42 2,70 10,00 11,77 18,12 26,27 BDU Regio 1,32 1,32 B5 SRE Derden 1,32 4,00 31,13 2,77 7,20 8,00 8,09 15,20 21,10 1,23 0,00 53,46 19,14 15,00 29,50 62,81 12,00 27,00 2,80 0,12 13,00 124,45 3,00 2,92 3,00 1,00 0,00 1,00 1,50 1,50 Beschikbaar Nodig 34,26 12,00 0,00 49,72 26,47 0,00 34,26 12,00 0,00 49,72 26,47 0,00 122,45 122,45 0,00 19,14 15,00 0,00 32,30 62,93 0,00 0,00 30,50 0,00 0,00 0,00 19,14 15,00 0,00 32,30 62,93 0,00 0,00 30,50 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 159,87 159,87 Brabants MIT 2014 - 2018 7.3 79 Brabants MIT 2014 - 2018 80 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen Rijk Provincie Regio 12,51 2,00 49,68 1,18 12,50 77,85 17,33 3,27 0,19 2,61 3,05 totaal 4. Goederen 19,94 6,51 totalen 77,56 235,08 B5 SRE 12,51 18,91 0,01 2,06 18,78 7,00 0,05 42,43 25,83 40,91 Beschikbaar Nodig 8,00 25,02 37,82 89,00 49,68 1,86 0,00 52,06 13,50 16,11 25,02 37,82 89,00 49,68 1,86 0,00 52,06 13,50 16,11 8,00 285,04 285,04 0,00 25,37 0,19 0,00 6,91 0,00 25,37 0,19 0,00 6,91 0,67 8,28 77,52 Derden 18,91 22,00 65,00 12,50 6,50 6,00 12,50 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel 3. Wilhelminakanaal Tilburg 4.MCA 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 BDU 4,77 0,44 0,61 0,20 0,00 0,44 5,38 0,20 0,00 32,47 32,47 81,76 53,96 46,41 42,11 62,96 599,93 599,83 Jaarschijf 2016 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda Eindhoven Helmond Tilburg ’s-Hertogenbosch Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg 05. PPS A59 06. A4 12. A27 Houten - Hooipolder 16. N261 Waalwijk-Tilburg 17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel 18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 30. N69/Grenscorridor 31. N279-zuid/Noordoostcorridor 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg totaal 2. Autobereikbaarheid bedragen x e 1 miljoen Rijk Provincie BDU Regio B5 SRE Derden 31,13 24,25 5,25 1,50 1,83 25,75 1,83 11,00 3,98 0,00 5,25 3,98 4,65 11,00 35,78 19,14 67,71 15,00 15,00 5,80 0,12 28,00 114,85 3,00 5,00 5,92 5,00 0,50 0,00 0,50 1,20 4,20 Beschikbaar Nodig 31,13 40,50 0,00 11,95 0,00 0,00 31,13 40,50 0,00 11,95 0,00 0,00 83,58 83,58 0,00 19,14 0,00 0,00 8,80 67,83 0,00 0,00 49,70 0,00 0,00 0,00 19,14 0,00 0,00 8,80 67,83 0,00 0,00 49,70 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 145,47 145,47 Brabants MIT 2014 - 2018 7.4 81 Brabants MIT 2014 - 2018 82 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling Provincie BDU Regio 8,16 2,00 36,39 B5 SRE 8,16 19,01 Derden 19,01 23,00 65,00 Nodig 16,32 38,02 90,00 36,39 0,00 0,00 23,69 11,00 0,00 16,32 38,02 90,00 36,39 0,00 0,00 23,69 11,00 0,00 215,42 215,42 0,00 25,37 0,00 0,00 0,00 00,00 25,37 0,00 0,00 0,00 6,70 2,20 8,70 47,29 17,33 3,27 totaal 4. Goederen 17,33 3,27 0,00 0,00 4,77 0,00 0,00 25,37 25,37 totalen 66,78 167,23 79,08 37,42 25,84 53,51 39,98 469,83 469,83 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel 3. Wilhelminakanaal Tilburg 4.MCA 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 10,29 6,80 Beschikbaar 6,70 2,00 totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen Rijk 73,16 27,17 17,09 42,01 0,00 4,77 Jaarschijf 2017 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda Eindhoven Helmond Tilburg ’s-Hertogenbosch Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid 03. ’s-Hertogenbosch randweg 05. PPS A59 06. A4 12. A27 Houten - Hooipolder 16. N261 Waalwijk-Tilburg 17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel 18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 30. N69/Grenscorridor 31. N279-zuid/Noordoostcorridor 32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven - Tilburg totaal 2. Autobereikbaarheid bedragen x e 1 miljoen Rijk Provincie BDU Regio 5,00 1,50 1,83 1,50 6,83 B5 SRE Derden 7,50 31,13 3,98 0,00 7,50 3,98 4,65 0,00 35,78 19,14 2,10 20,68 20,00 20,00 3,80 31,32 73,24 4,00 3,80 4,00 0,50 0,00 0,50 0,69 0,69 Beschikbaar Nodig 43,63 0,00 0,00 11,95 0,00 0,00 43,63 0,00 0,00 11,95 0,00 0,00 55,58 55,58 0,00 19,14 0,00 0,00 5,90 20,68 0,00 0,00 56,51 0,00 0,00 0,00 19,14 0,00 0,00 5,90 20,68 0,00 0,00 56,51 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 102,23 102,23 Brabants MIT 2014 - 2018 7.5 83 Brabants MIT 2014 - 2018 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. BDU Regio 1,16 0,00 2,00 30,99 65,00 32,99 66,16 B5 SRE 1,16 18,36 19,52 Derden 18,36 22,00 0,00 40,36 0,00 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel 3. Wilhelminakanaal Tilburg 4.MCA 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 totaal 4. Goederen 84 Provincie GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen Rijk totalen Beschikbaar Nodig 2,32 36,72 89,00 30,99 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,32 36,72 89,00 30,99 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 159,03 159,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 21,50 113,05 69,96 31,02 3,98 40,86 36,47 316,83 316,83 Jaarschijf 2018 Onderdeel Projecten / Programma 1. OV-netwerk Brabantstad 01. 02. 03. 04. 05. 06. Rijk Provincie BDU Regio B5 SRE Derden Breda Eindhoven Helmond Tilburg ’s-Hertogenbosch Algemeen totaal 1. OV-netwerk Brabantstad 2. Autobereikbaarheid bedragen x e 1 miljoen ’s-Hertogenbosch randweg PPS A59 A4 N261 Waalwijk-Tilburg N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel N69/Grenscorridor Actieprogamma Beter Benutten Brabant* totaal 2. Autobereikbaarheid Nodig 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 19,14 0,00 0,00 0,00 29,60 0,00 0,00 0,00 19,14 0,00 0,00 0,00 29,60 0,00 48,74 48,74 721,00 721,00 100,00 100,00 76,40 76,40 864,50 864,50 116,00 116,00 116,00 317,00 317,00 317,00 2194,90 2194,90 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Projecten / Programma 03. 05. 06. 16. 17. 30. 32. Beschikbaar 19,14 11,60 18,00 11,60 37,14 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Projecten die na 2018 in realisatie komen 12. A27 Houten - Hooipolder 18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg 19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat 31. N279-zuid/Noordoostcorridor 33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint Annabosch 33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven Tilburg totaal 2a. Autobereikbaarheid projecten na 2018 721,00 55,00 5,00 8,80 25,00 38,50 268,00 450,00 16,70 1485,80 480,00 20,00 20,00 20,00 75,20 4,10 129,80 0,00 129,80 4,10 Brabants MIT 2014 - 2018 7.6 85 Brabants MIT 2014 - 2018 Onderdeel Projecten / Programma 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 1. 2. 3. 5. 6. 9. 10. 11. 12. BDU Regio B5 SRE 18,01 0,00 2,00 26,35 65,00 28,35 65,00 18,01 Derden 18,01 22,00 0,00 40,01 0,00 1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel 3. Wilhelminakanaal Tilburg 4.MCA 8. Quick wins vaarwegen binnenhavens 11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2 totaal 4. Goederen 86 Provincie GGA Uitvoeringsprogramma's SRE Uitvoeringsprogramma OV-concessies en Regiotaxi Provinciale Wegen Dynamisch Verkeers Management Regionale projecten derden > € 10 mln. Spoorse doorsnijdingen II B5 Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid 4. Goederen Rijk totalen Opmerking: totaal 2a is niet opgenomen in de totaal optelling van de projecten. Dit omdat het hier om projecten gaat die na 2018 in realisatie komen. Beschikbaar Nodig 0,00 36,02 89,00 26,35 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 36,02 89,00 26,35 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 151,37 151,37 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 11,60 65,49 65,00 18,01 0,00 40,01 0,00 200,11 200,11 Beheerskader spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur 8.1 Inleiding In het kader van de Agenda van Brabant en het nieuwe bestuursakkoord is binnen het domein ‘De bereikbare regio’ maximaal € 750 mln. Beschikbaar gesteld voor het spaar- en investeringsfonds Wegeninfrastructuur. Het fonds is bestemd voor: 1. Noordoostcorridor (incl. Grote ruit rond Eindhoven – Helmond); • Capaciteitsvergroting N279 VeghelAsten; • Nieuwe Oost-West Verbinding; 2. N69: verbinding Eindhoven-Valkenswaard-België; 3. Verbreding noordelijk deel van de N279 (’s-Hertogenbosch-Veghel). In dit hoofdstuk wordt een eenduidig beheerskader ten behoeve van de aanwending van het fonds geschetst. De doelstelling van deze notitie is het bieden van een aantal instrumenten om een integrale afweging van projecten mogelijk te maken en te borgen dat het maximumbedrag van het fonds niet wordt overschreden. In het beheerskader zijn de financiële bandbreedten van de genoemde projecten opgenomen. Daarnaast zijn een aantal spelregels geformuleerd ten behoeve van de aanwending van het fonds. De definitieve vaststelling van de projecten en de votering van het investeringskrediet door PS vindt separaat (per project) plaats uiterlijk bij de vaststelling van het Provinciaal InpassingsPlan (PIP), een en ander onder verwijzing naar de gevolgen voor de overige projecten. In paragraaf 8.2.1 wordt hierop verder ingegaan. 8.2 Budgettaire kaders en spelregels Voor het fonds gelden de volgende uitgangspunten: • Provinciale Staten stellen separaat (per project) de definitieve uitvoeringsvariant en bijbehorend krediet vast, uiterlijk bij de vaststelling van het Provinciaal InpassingsPlan (PIP), op basis van een integrale afweging. • Financiële afweging: De verschillende varianten van de genoemde projecten dienen op een dusdanige wijze te worden afgewogen, dat het totale beschikbare bedrag van € 750 miljoen niet wordt overschreden; • Inhoudelijke afweging: Deze afweging richt zich op de ernst van de knelpunten en scenario’s van oplossend vermogen met bijbehorende kosten; • Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde projecten wordt inzicht gegeven in de (financiële) stand van zaken van het fonds in relatie tot de projecten. • 4% van de totale omvang van het fonds, zijnde € 30 miljoen wordt aangewend ter dekking van provinciale apparaatskosten, die gemaakt worden in het kader van de genoemde projecten. Deze zijn gedekt voor een periode van 8 jaar; • Toekomstig beheer en onderhoud worden gedekt binnen de bestaande begroting; • Geen bestuurlijke verplichtingen vóór de definitieve vaststelling van de uitvoeringsvariant door PS; • De definitieve uitvoeringsvariant is mede afhankelijk van de uiteindelijke cofinanciering; • Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde projecten wordt inzicht gegeven in de totale stand van zaken van het fonds in relatie tot de voorgang van de projecten; • Middels de reguliere P&C cyclus wordt verantwoording afgelegd aan GS en PS. In de volgende paragrafen worden deze uitgangspunten nader toegelicht. Brabants MIT 2014 - 2018 8 87 Brabants MIT 2014 - 2018 8.2.1 Statenbesluit definitieve uitvoeringsvariant bij PIP Bij infrastructurele projecten wordt er onderscheid gemaakt in de verkenning-, planuitwerking- en realisatiefase. Aan het einde van de planuitwerkingsfase wordt het definitieve Provinciale InpassingsPlan door PS vastgesteld. Daarmee is de keuze van de voorkeursvariant definitief, en stelt PS de definitieve bijdrage uit het fonds vast. In het PS voorstel dient in beeld gebracht te worden wat de consequenties van het voorstel zijn voor de andere uit het fonds te financieren projecten. 8.2.2 Financiële afweging 88 De verschillende varianten van de genoemde projecten dienen op een dusdanige wijze te worden afgewogen, dat het totale beschikbare bedrag van € 750 miljoen niet wordt overschreden. In onderstaande tabel zijn de projectramingen en de dekking aangegeven op basis van de op dit moment bekende gegevens. Tabel financiële bandbreedten Project (bedragen x € 1 miljoen) Dekking Bandbreedten totale kosten project Provinciaal aandeel Aandeel derden Noordoostcorridor: (Inca. Grote ruit rond Eindhoven – Helmond) - Capaciteits vergroting N279 Veghel- Asten; - Nieuwe Oost-West Verbinding) 450 Rijk: 259 SRE: 112,5 Gemeenten en derden: PM 815- 1.300 + PM N69: verbinding Eindhoven-Valkenswaard-België 84 Rijk: 70 Gemeenten en derden: PM 220-250 Verbreding noordelijk deel N279 (’s-Hertogenbosch-Veghel) 186 Rijk: PM Gemeenten en derden: PM 120-300 Provinciale apparaatskosten 30 nvt 30 Totaal benodigd budget max. 750 441,50 + PM 1.185-1.880 + PM Toelichting bij de tabel: Gegeven de gemaximeerde financiële ruimte van € 750 mln. en de beperkte financiële flexibiliteit, hebben de kosten van de variantkeuze bij het ene project directe invloed op de nog resterende financiële ruimte ten behoeve van de variantkeuze bij het andere project. Dit werkt als communicerende vaten. In principe zijn alle variantkeuzes mogelijk zolang het maximumbedrag van € 750 mln. niet wordt overschreden. 8.2.3Apparaatskosten Van de totale omvang van het fonds wordt 4%, zijnde € 30 mln. aangewend ter dekking van provinciale apparaatskosten, die gemaakt worden in het kader van de genoemde projecten. Deze zijn gedekt voor een periode van 8 jaar. Wanneer de formatie voor een langere periode dan 8 jaar nodig is, dient hiervoor aanvullende dekking gezocht te worden. Een en ander kan leiden tot herprioritering binnen het fonds. 8.2.4Onderhoudskosten Het uitgangpunt is dat toekomstig beheer en onderhoud wordt gefinancierd uit de bestaande begroting. Onderhoud betreft enerzijds operationeel onderhoud en beheer (bv. maaiwerkzaamheden en gladheidbestrijding), gefinancierd met exploitatiemiddelen (de onderhoudsbegroting), en anderzijds vervangingsinvesteringen (bv. een nieuwe asfaltlaag of vervanging van een viaduct), gefinancierd met investeringsmiddelen. De kosten van het operationeel onderhoud en beheer zijn in grote mate afhankelijk van de te kiezen varianten. Wanneer wordt gekozen voor sobere varianten (zonder tunnels) kunnen de toekomstige kosten naar verwachting worden opgevangen binnen de bestaande onderhoudsbegroting. Op dit moment wordt er een visie op de onderhoudsbegroting ontwikkeld, waarin standaardnormen voor onderhoud worden bepaald. In dit kader zal worden bezien of er lagere onderhoudsnormen gehanteerd kunnen worden, waardoor er financiële ruimte ontstaat. Wanneer er voor meer complexe varianten gekozen wordt, zullen de bestaande onderhoudsmiddelen niet toereikend zijn en zal er binnen het fonds of de totale begroting van mobiliteit herprioritering moeten plaatsvinden (oud voor nieuw). Ten aanzien van vervangingsinvesteringen geldt dat deze – middels herprioritering - opgevangen dienen te worden binnen de bestaande investeringsmiddelen provinciale wegen. Ook hiervoor geldt dat de kosten afhankelijk zijn van de te kiezen varianten. Meer complexe en duurdere varianten leiden tot een hoge druk op de investeringsmiddelen. Bij de vaststelling van de definitieve uitvoeringsvariant door PS wordt tevens een besluit genomen over de hoogte en dekking van de onderhoudskosten ten laste van bestaande middelen. Brabants MIT 2014 - 2018 • Ten aanzien van de Noordoostcorridor is een benodigde onttrekking uit het fonds van € 450 mln. opgenomen. Samen met de bijdrage van het Rijk ad. € 259 mln. en het SRE ad. € 112,5 mln. is dit voldoende om de minimale variant te realiseren (totale kosten € 815 mln.). • Ten aanzien van de N69 is een benodigde onttrekking van € 84 mln. opgenomen. Dit is inclusief gebiedsimpuls-maatregelen. Dit is maximaal 10% van de geraamde bijdrage voor infrastructuur en mitigerende maatregelen, in dit geval 10% van € 140 mln. Om de minimale variant te realiseren is er een cofinancierings-aandeel van minimaal € 66 mln. nodig. Deze gebiedsimpuls is bij de andere twee projecten niet meegenomen in de bepaling van de bandbreedte van de kosten. Deze kosten zullen binnen het fonds of andere bestaande middelen opgevangen moeten worden. • Ten aanzien van de N279 is een bedrag van € 186 mln. opgenomen. Er geldt een maximale inspanningsverplichting voor het verkrijgen van een vergoeding voor het onderhoud vanuit de regio. 89 8.2.5 Het aangaan van verplichtingen en cofinanciering • Tot het moment van de definitieve vaststelling van het PIP door PS en de vaststelling van de definitieve bijdrage uit het fonds worden er geen (bestuurlijke) verplichtingen aangegaan voor vervolgfasen van het betreffende project. Dit betekent dat bij het aangaan van intentieverklaringen/convenanten altijd een duidelijk voorbehoud met betrekking tot definitieve besluitvorming door PS (m.b.t. het PIP) en de beschikbaarheid van financiële middelen wordt opgenomen, en wordt vermeld dat hieraan geen rechten ontleend kunnen Brabants MIT 2014 - 2018 worden. PS behouden hiermee het recht uiteindelijk voor een andere variant te kiezen. • Er geldt een maximale inspanningsverplichting ten aanzien van het verkrijgen van een cofinanciering. Eventuele cofinanciering wordt verrekend met de bijdrage uit het fonds. De financiële ruimte die hierdoor ontstaat wordt binnen het fonds integraal afgewogen. • Op het moment van de vaststelling van het PIP dient het cofinancierings-aandeel van derden ‘hard’ vastgelegd te zijn. 8.2.6 Jaarlijkse voortgang en monitoring fonds 90 • Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde projecten wordt inzicht gegeven in de (financiële) stand van zaken van het fonds door middel van de bovenstaande tabel. • Wanneer er binnen het fonds financiële ruimte ontstaat doordat een bepaald project niet doorgaat of voordelig uitvalt (aanbestedingsvoordelen of aanvullende cofinancierings-bijdragen) kunnen aan GS/PS alternatieve bestedingsvoorstellen worden gedaan voor vergelijkbare projecten. • De periodieke rapportages aan GS/PS over de genoemde projecten worden meegenomen binnen de reguliere P&C cyclus. Alle grote infrastructurele projecten vanaf € 60 mln. worden vanaf het jaarrekeningproces 2012 verantwoord middels een vastgesteld format. In dit format worden onder andere de volgende aspecten meegenomen: omschrijving van het project, een beschrijving, een vastlegging van de mijlpalen, een financieel kader en een risico-inventarisatie. COLOFON Uitgave: Provincie Noord-Brabant, Directie Economie & Mobiliteit Bureau Mobiliteitsbeleid Drukwerk: Provincie Noord-Brabant Vormgeving en opmaak: Provincie Noord-Brabant Bureau Mobiliteitsbeleid Directie Economie & Mobiliteit Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 5216 TV ’s-Hertogenbosch www.brabant.nl/MIT
© Copyright 2024 ExpyDoc