Brabants MIT 2014 - 2018 - Provincie Noord

Brabants MIT 2014 - 2018
Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014-2018
Uitvoeringsprogramma van het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan (PVVP)
B r a b a n ts M I T 2 0 1 4 - 2 0 1 8
Uitvoeringsprogramma van het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan (PVVP)
Brabants MIT 2014 - 2018
Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014 - 2018
1
2
Brabants MIT 2014 - 2018
Voorwoord5
1.Inleiding
7
2.Beleidskader
9
2.1
Bestuursakkoord “Tien voor Brabant”
9
2.2
Agenda van Brabant 9
5.
Spelregelkader en toelichting
59
5.1Spelregels
59
5.1.1 60
Betrokken partijen
5.1.2Besluitvormingsproces
61
5.1.3 61
Fasering
5.1.4 Spelregels per onderdeel
63
5.1.5
Financiële aspecten
67
2.3
Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) 11
2.3.1 Planwet verkeer en vervoer en regierol provincie
11
6Leeswijzer
2.3.2 Wet personenvervoer en concessies voor regionaal openbaar vervoer
13
6.1.1 Scope
69
2.3.3 Wegenwet en Wegenverkeerswet en de zorgplicht voor provinciale planwegen 13
6.1.2
Verklaring van de soorten realisatie tabellen
69
69
2.3.4 Wet BDU verkeer en vervoer
13
6.1.3
Verklaring van de kolommen in tabellen
69
2.3.5 Inhoudelijke strategie 14
6.2
Lijst met gebruikte afkortingen
71
73
2.4
Relevante toekomstige ontwikkelingen voor domein verkeer en vervoer
15
2.4.1 Bereikbaarheid in ruimtelijk perspectief
15
7
Financiëel overzicht 2014 – 2018
2.4.2 Focus op economische sectoren en gebieden die groeiperspectief hebben
15
7.1
Totaaloverzicht 2014 – 201873
2.4.3 Bezuinigingen als zelfstandige opgave
16
7.2
Jaarschijf 201477
2.4.5 Voorbereiden nieuwe OV-concessie
16
7.3
Jaarschijf 201579
2.4.6 Ontwikkelingen met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud van
7.4
Jaarschijf 201681
provinciale (plan)wegen
16
7.5
Jaarschijf 201783
7.6
Jaarschijf 201885
Toelichting per onderdeel
17
3.
3.1
OV-netwerk Brabant(Stad)
17
8
Beheerskader spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur
3.2
Autobereikbaarheid Brabant
20
8.1 Inleiding
87
3.3
Regionaal Mobiliteitsbeleid
28
8.2 Budgettaire kaders en spelregels
87
3.4Goederenvervoer
42
87
8.2.1 Statenbesluit definitieve uitvoeringsvariant bij PIP
88
8.2.2 Financiële afweging
88
4
Bestedingsplan BDU en SRE 47
8.2.3Apparaatskosten
4.1
Vrije ruimte BDU
49
8.2.4Onderhoudskosten
89
4.1.1
Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013 provincie
49
8.2.5
Het aangaan van verplichtingen en cofinanciering 89
8.2.6
Jaarlijkse voortgang en monitoring fonds
90
4.2 Berekening BDU voor de periode 2014-2019
51
4.3.1 Bestedingsplan BDU 2013-2024 provincie
53
4.3.2 Bestedingsplan BDU 2013-2024 SRE
56
4.4
Overzicht bijlagen 58
4.4.1
Bijlagen bestedingsplan BDU provincie 58
4.4.2 Bijlagen bestedingsplan BDU SRE
58
89
Brabants MIT 2014 - 2018
Inhoud
3
4
Brabants MIT 2014 - 2018
Goede en veilige infrastructuur gaat ons
allemaal aan
Als provincie Noord-Brabant zetten we al vele
jaren fors in op het goed beheren, onderhouden
en waar nodig uitbreiden van onze infrastructuur. Een goed vestigingsklimaat en een prettige
leefomgeving zijn tenslotte afhankelijk van een
robuust en goed op elkaar afgestemd netwerk van
wegen, kanalen, spoor en OV. Maar als gedeputeerde Mobiliteit gaat me ook vooral de verkeersveiligheid van alle weggebruikers aan het hart.
Nog steeds valt 25% van de verkeersslachtoffers
in Nederland op een provinciale weg. De ANWB
heeft onlangs na onderzoek geconstateerd dat
de provinciale wegen in Nederland over het
algemeen redelijk veilig zijn, maar dat er op
veel punten verbeteringen mogelijk zijn. Ook
in Brabant scoren we met de meeste van onze
wegen slechts 2 van de 5 sterren die de ANWB
uitdeelt. Daarmee behoren we landelijk tot de
middenmoot. Dat kun je als kritiek beschouwen
maar ik vind het rapport van de ANWB ook een
steuntje in de rug. Het bevestigt mijn pleidooi dat
het noodzakelijk is om te blijven investeren in het
onderhoud en de uitbreiding van ons Brabantse
wegennet. Dat mogen we nooit als sluitpost in de
begroting beschouwen. In de komende periode
blijft het verbeteren van ons wegennet dus één
van onze belangrijkste kerntaken. Want goede en
veilige infrastructuur gaat iedereen aan: of je nu
aan een drukke weg woont, dagelijks in de auto
naar je werk rijdt, naar school fiets of als wandelaar een weg veilig over wilt steken.
We pakken de komende jaren een groot aantal
knelpunten in ons wegennet aan met concrete
(bouw)projecten. In dit Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2014-2018
(BMIT) vindt u een compleet overzicht van alle
onderhouds- en realisatieprojecten voor onze
Brabantse wegen. Een greep uit de veelheid aan
projecten: Provinciale Staten hebben inmiddels
ingestemd met de verbreding van de N279 tussen
’s-Hertogenbosch en Veghel van 2x2 rijstroken en
ongelijkvloerse kruisingen. De voorbereiding van
de aanleg van de komomleggingen in Zundert en
Oudenbosch is afgelopen jaar zo ver gevorderd
zodat binnenkort de schop de grond in kan. Voor
de komomleiding Haps wordt binnenkort de
bestemmingsplanprocedure gestart.
In oktober 2013 is het door de regio aangeboden
voorkeursalternatief van de Westparallel voor de
N69 vastgesteld. In 2014 wordt dit voorkeursalternatief vastgelegd in een Provinciaal Inpassingsplan (PIP). De N395 Oirschot – Hilvarenbeek
wordt verkeersveiliger gemaakt en voorzien
van stil asfalt. Ondanks een kort oponthoud lijkt
de aannemer van het project N261 Tilburg –
Waalwijk er toch in te slagen de nieuwe weg eind
2015 grotendeels op te leveren. We steken tussen
2014 en 2018 dus de handen behoorlijk uit de
mouwen. En wanneer de ANWB over een paar
jaar weer onze wegen komt onderzoeken, scoren
we met zekerheid meer sterren.
Ruud van Heugten
Gedeputeerde Mobiliteit
Provincie Noord-Brabant
Gedeputeerde Mobiliteit en Infrastructuur
Provincie Noord-Brabant
Brabants MIT 2014 - 2018
Voorwoord
5
6
Brabants MIT 2014 - 2018
Voor u ligt het achtste Brabants uitvoeringsprogramma voor infrastructuur en mobiliteit: ‘Brabants
MIT 2014-2018’. De term MIT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. Dit
Brabantse MIT is de uitwerking van de besluitvorming van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten
en biedt het overzicht op en de samenhang tussen
de uitvoeringprogrammering van projecten op het
gebied van mobiliteit en infrastructuur in Noord-Brabant.
Het Brabants MIT is het uitvoeringsprogramma
van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan
(PVVP) dat op 2 november 2006 door Provinciale
Staten is vastgesteld. Het Brabants MIT is een
voortschrijdend programma dat jaarlijks wordt
geactualiseerd.
Het doel van het Brabants MIT is het bieden van
een overzicht en samenhang in de diverse uitvoeringsprogramma’s en projecten op het gebied
van infrastructuur en mobiliteit in Noord-Brabant, zodat provinciale investeringen zowel qua
inhoud als financieel integraal afgewogen kunnen
worden vanuit een breed geheel. Hierbij gaat het
om zowel de MIRT-projecten van het Rijk, de
deelprogramma’s van het Netwerkprogramma
BrabantStad, de regionale uitvoeringsprogramma’s en het uitvoeringsprogramma van het
SRE (zie schema 1 van hoofdstuk 5, blz. 42).
Daarnaast biedt het Brabants MIT inzicht in de
samenwerking tussen de diverse partijen.
We onderscheiden in het MIT de volgende vier
onderdelen:
1. OV-netwerk BrabantStad;
2. Autobereikbaarheid Brabant (grootschalige
weginfrastructuur);
3. Regionaal Mobiliteitsbeleid (regionale uitvoeringsprogramma’s, DVM, provinciale wegenprogramma, OV-concessie, quick wins, CVV
en Collectief Vervoer Ontwikkelprojecten.
Na ingangsdatum nieuwe concessie komt het
CVO niet meer voor.);
4. Goederenvervoer (vaarwegen, goederenspoorinfrastructuur).
Wij hebben in april 2011 ons bestuursakkoord
“Tien voor Brabant” gepresenteerd. Het Bestuursakkoord heeft de “Agenda van Brabant” als basis
en richtsnoer genomen. In dit bestuursakkoord is
voor het mobiliteitsveld € 10 miljoen aan investeringen benoemd voor de periode 2011-2015.
Dit is in 2011 reeds beschikbaar gesteld voor de
financiering van de komomleidingen. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de invloed van
deze beleidsstukken op het verkeers- en vervoersbeleid. Ook wordt ingegaan op het huidige
verkeers- en vervoersbeleid en de ontwikkelingen
binnen het domein verkeer en vervoer.
In hoofdstuk 3 belichten we de vier onderdelen
van het Brabants MIT met de laatste financiële
ontwikkelingen per onderdeel rond de diverse
projecten en programma’ s, zoals provinciale
wegen en hierin treft u ook een aantal besluiten
aan.
In hoofdstuk 4 beschrijven we het bestedingsplan
Brede DoelUitkering (BDU) 2014-2019. Zoals
aangegeven zijn alleen op de BDU bezuinigingen
doorgevoerd. In hoofdstuk 6 treft u tot slot het
spelregelkader aan.
De verschillende tabellen, financiële jaaroverzichten en projectbladen zijn per januari 2014 te
raadplegen op de provinciale website. Hier vindt
u ook de digitale versie van het Brabants MIT.
Brabants MIT 2014 - 2018
1.Inleiding
7
8
Brabants MIT 2014 - 2018
2.1
Bestuursakkoord “Tien voor
Brabant”
Provinciale Staten hebben in april 2011 het
bestuursakkoord voor de bestuursperiode 2011
– 2015 vastgesteld. Het bestuursakkoord geeft de
hoofdlijnen van beleid voor deze bestuursperiode. De ‘Agenda van Brabant’ is de basis en het
richtsnoer van het nieuwe bestuursakkoord. Een
goede bereikbaarheid van de steden, de economische centra en de bedrijventerreinen wordt als
een van de belangrijke voorwaarden gezien voor
een stabiele economische groei in Brabant.
2.2
Agenda van Brabant
Stedelijk netwerk als motor voor Europese kennisen innovatieregio.
De ambitie van de Agenda van Brabant is te
blijven behoren tot de Europese top van kennisen innovatieregio’s. Brabant zet in op het faciliteren van die economische sectoren in Brabant
die groei- en innovatieperspectief hebben en
die tevens recht doen aan de potenties van de
verschillende regio’s:
• Zuidoost: Brainport met high tech, life sciences & medische technologie, food & nutrition.
• Noordoost: life sciences & medische technologie, food & nutrition en high tech.
• Midden-Brabant met logistiek, maintenance,
bio-energie en toerisme en sociale innovatie.
• West-Brabant: logistiek, maintenance,
bio-energie en toerisme.
De steden zijn de brandpunten van die economische clusters. De steden in Brabant hebben een
sterke positie in economische sectoren die het
snelst groeien, zoals de creatieve sector en kennisintensieve diensten. Steden zijn met hun concentratie van talentvolle mensen een broedplaats
van innovatie. Sterke steden met een goed vestigingsklimaat zijn in staat om een concentratie van
hoogwaardige bedrijven en werknemers aan te
trekken en te behouden.
De afzonderlijke steden in Brabant hebben onvoldoende kritische massa om te zorgen voor een top
kennis- en innovatieregio. Daarom wordt ingezet
op het versterken van het stedelijk netwerk in
Brabant, waarbij de eigenheid en diversiteit
van de Brabantse steden wordt versterkt. De
uitdaging is te zorgen voor een sterk verbonden
complementair netwerk van vijf steden, waarbij
ook afstemming plaats vindt over de ontwikkeling
van topvoorzieningen op gebied van bijvoorbeeld
cultuur, onderwijs, economie en sport.
Vitaal landschap is onderdeel van stedelijk
netwerk
Het versterken van het stedelijk netwerk gebeurt
in samenhang met hun ommeland om zo het
vestigings- en leefklimaat van Brabant te verbeteren. Het ommeland dient daarbij als tuin van
de stad, maar ook als plaats voor innovatie in de
agrofoodsector. De directe nabijheid van ruimte
voor rust, recreatie en ontspanning is ook een
kwaliteit van de Brabantse steden. Het vitale
landschap voor de stedelingen draagt zo bij aan
het vestigings- en leefklimaat en bepaalt in belangrijke mate of Brabant in staat is om hoogwaardige
arbeidskrachten aan te trekken of te behouden.
Bereikbaarheid vraagt aandacht in samenhang
met ruimtelijke ontwikkeling
Het vestigings- en leefklimaat wordt bepaald door
een groot aantal aspecten, dat het gehele scala van
‘people’, ‘planet’ en ‘profit’ bestrijkt. Bereikbaarheid is daarbinnen één van de meest bepalende
factoren achter een succesvolle regionale economie. De (inter)nationale bereikbaarheid is een
belangrijke vestigingsplaatsfactor voor bedrijven.
Dat geldt in het bijzonder voor Brabant met haar
sterke logistieke sector en internationale oriëntatie. Bovendien blijkt uit de analyse van sterke en
zwakke punten en van kansen en bedreigingen,
Brabants MIT 2014 - 2018
2.Beleidskader
9
Brabants MIT 2014 - 2018
10
die in het kader van de Gebiedsagenda Brabant is
uitgevoerd, dat Brabant in internationaal perspectief zwak scoort op het aspect (inter)nationale
bereikbaarheid.
Investeringsstrategie Agenda van Brabant en
spaar- en financieringsfonds wegeninfrastructuur
Provinciale Staten hebben in de Agenda van
Brabant een aantal criteria geformuleerd
waaraan projecten zouden moeten voldoen die in
aanmerking kunnen komen om in het kader van
de Agenda van Brabant te worden opgepakt:
• Majeure projecten die aantoonbaar structuurversterkend zijn voor de Brabantse kennisregio
(met name binnen de provinciale kerntaken op
gebied van Ruimte, Mobiliteit en Economie).
• Projecten die niet zijn op te lossen binnen
bestaande ‘reguliere’ provinciale kaders of
middelen.
• Projecten met een aantoonbaar multipliereffect, ofwel prikkelen tot investeringen van
derden.
• Innovatieve en duurzame projecten voor
langere termijn.
In het verlengde van deze criteria heeft PS besloten tot de instelling van een spaar en investeringsfonds voor wegen (van in totaal € 750 miljoen:
€ 50 miljoen per jaar gedurende een periode
van 15 jaar). Met het spaar- en investeringsfonds
wegeninfrastructuur wordt een impuls gegeven
aan de bereikbaarheid van Brabant. Het fonds
is bedoeld voor grote infrastructurele projecten
die bijdragen aan het versterken van Brabant als
Europese kennis- en innovatieregio en waarbij
sprake is van een provinciaal belang en/of waarbij
de provincie initiatiefnemer is. In het bestuursakkoord is prioriteit gegeven aan de Noordoostcorridor (‘ruit’ Eindhoven/Helmond), de Grenscorridor N69 en de N279 Veghel – ’s-Hertogenbosch.
Deze projecten komen in aanmerking komen voor
een bijdrage uit dit fonds.
Het beheerskader dat voor dit fonds is ontwikkeld, treft u aan hoofdstuk 8.
Rol en toegevoegde waarde van de provincie
De provincie voert op diverse manieren regie.
Afhankelijk van specifieke programma’s of projecten gaat het om een combinatie van initiëren,
partijen rond de tafel zetten, organiseren van
allianties, organiseren van gezamenlijke lobby,
(mede)ontwikkelen, (co)financieren, stimuleren,
faciliteren en realiseren. Met de komst van de
nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (2008) zijn voor
de provincie ook nieuwe instrumenten beschikbaar
gekomen om de ontwikkelende rol invulling te
geven. Dat gebeurt steeds vaker bij grote provinciale wegen, maar ook bij bovenregionale ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het Agro & Foodcluster
West-Brabant en Logistiek Park Moerdijk.
bij uitwerking Agenda van Brabant
De provincie wil zelfbewust een heldere en onderscheidende rol kunnen spelen ten opzichte van
andere partijen zoals Rijk en gemeenten. In de
Agenda van Brabant zijn drie kernrollen voor de
provincie onderscheiden.
1.Gebiedsautoriteit/gebiedsregisseur
De provincie voelt zich verantwoordelijk voor
de (lange termijn) ontwikkeling van Brabant op
het gebied van ruimte, economie en mobiliteit.
Deze gebiedsontwikkelende en regisserende rol
van de provincie sluit aan bij de praktijk van
de afgelopen bestuursperiode. Enerzijds op de
B5-tafel en in de zes GGA-regio’s (zie paragraaf
3.3) en anderzijds in de Regionale Ruimtelijke
Overleggen. Het Rijk ondersteunt deze regierol
door verdere decentralisatie van diverse taken op
gebied van ruimte, economie en mobiliteit.
In de provinciale structuurvisie RO (2010) is
de regisserende en ontwikkelende rol uitgewerkt door de introductie van negen provinciale
gebiedsontwikkelingen. In deze gebieden voert de
provincie regie en is bereid ontwikkelingsgerichte
instrumenten in te zetten voor het behalen van de
doelen. Ook verbreedt de inzet van het provinciaal ontwikkelbedrijf zich. Naast de traditionele
taak voor de ontwikkeling van de Ecologische
Hoofdstructuur is het ontwikkelbedrijf inzetbaar
voor ruimtelijke opgaven zoals de cultuurhistorische complexen, gebiedsontwikkelingen en
mogelijk ook hoogstedelijke zones. Een aantal
van deze integrale gebiedsontwikkelende projecten, met name de projecten waar sprake is van
een grote mobiliteitsopgave, vindt u terug in dit
Brabants MIT.
3.Systeemtoezichthouder
Hieronder wordt verstaan dat de provincie zich
in algemene zin verantwoordelijk voelt voor een
goed functionerende samenleving. Dat betekent
onder meer dat de provincie een toezichthoudende rol heeft richting gemeenten en dat de
provincie de regionale samenwerking tussen
gemeenten stimuleert. Voor het domein verkeer
en vervoer is deze kernrol minder relevant. Wel is
het zo dat de provincie ook binnen het werkveld
verkeer en vervoer de samenwerking tussen
diverse partijen stimuleert.
2.3
Provinciaal Verkeers- en
Vervoerplan (PVVP)
Wettelijke taken
De provincies hebben en aantal wettelijke taken
op gebied van verkeer en vervoer. De belangrijkste wettelijke taken zijn beschreven in de Planwet
Verkeer en Vervoer, de Wet Personenvervoer, de
Wegenwet en de Wegenverkeerswet en de wet
BDU verkeer en vervoer.
Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer is
de provincie verantwoordelijk voor de coördinatie en regie van het verkeers- en vervoerbeleid
binnen de provincie Noord-Brabant. De provincie dient daartoe een Provinciaal Verkeers- en
Vervoerplan (PVVP) op te stellen en overleg te
organiseren met regionale partners over het te
voeren verkeers- en vervoerbeleid.
Op grond van de Wet Personenvervoer heeft de
provincie de taak om concessies voor regionaal
openbaar vervoer te verlenen, te wijzigen of in te
trekken. Mede in relatie tot de Planwet Verkeer
en Vervoer is de provincie daarbij verantwoordelijk voor de coördinatie van het totale openbaar
vervoer in de provincie en de afstemming met
andere vervoerwijzen (ketenmobiliteit).
Op grond van de Wegenwet en de Wegenverkeerswet heeft de provincie een zorgplicht voor de
aanleg, het beheer en het onderhoud van provinciale planwegen (circa 600 km.). Die zorgplicht
houdt in dat de provincie moet zorgen voor een
goede technische staat en voor verkeersveiligheid
en een goede doorstroming op deze wegen.
Op grond van de wet BDU verkeer en vervoer
ontvangt de provincie van het Rijk een brede
doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding
en de uitvoering van het provinciaal verkeers- en
vervoersbeleid. De provincie verstrekt een deel
van de BDU aan de GGA-regio’s en B3-steden
voor de uitvoering van het (inter)gemeentelijk
verkeer- en vervoersbeleid.
2.3.1 Planwet verkeer en vervoer en regierol
provincie
De regionale regisseursrol van de provincie op het
gebied van mobiliteit en infrastructuur is wettelijk
geregeld in de planwet Verkeer en Vervoer. Ook
het Rijk (lees: het ministerie van Infrastructuur
en Milieu) ‘leunt’ sterk op de provincies bij de
gebiedsgerichte aanpak van de bereikbaarheid
die ook het Rijk voor staat. Het Rijk faciliteert
die gebiedsgerichte aanpak ook door het decentraliseren van diverse budgetten voor regionale
mobiliteit, onder meer de Brede DoelUitkering
(BDU). De BDU is bedoeld voor de financiering
van de exploitatie van het OV en de financiering
van diverse regionale bereikbaarheidsmaatregelen. De huidige verdeling hiertussen is ca. 67,5 %
voor OV en 32,5 % voor de bereikbaarheidsmaatregelen.
Drie ‘regietafels’ centraal
De provincie Noord-Brabant werkt in het domein
verkeer en vervoer, zowel op het bestuurlijk vlak
als op het ambtelijk vlak samen met diverse
andere partners. Voor de provinciale regierol
Brabants MIT 2014 - 2018
2.
Opdrachtgever uitvoering
Als opdrachtgever voor de uitvoering wil de
provincie uitvoerende taken zoveel mogelijk bij
andere instanties neerleggen. Binnen het domein
verkeer en vervoer heeft de provincie de nodige
ervaring met betrekking tot het, onder regie van
de provincie, inzetten van de markt of andere
publieke partners bij de uitvoering van de beleidsdoelstellingen van het PVVP.
11
Brabants MIT 2014 - 2018
12
zijn met name de volgende drie ‘regietafels‘ van
belang:
1. de BO MIRT-tafel;
2. de B5-tafel;
3. de GebiedsGerichte Aanpak (GGA)-tafels.
BO MIRT-tafel: afstemming met het Rijk
De provincie heeft sinds 2012 één maal per jaar
(voorheen twee maal per jaar) bestuurlijk overleg
met het Rijk in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport
(MIRT). In het BO MIRT vindt de afstemming
plaats tussen Rijk en provincie over de gezamenlijke strategie met betrekking tot de ruimtelijke
ontwikkeling van Brabant en worden afspraken gemaakt over (de financiering van) diverse
majeure ruimtelijke projecten in Brabant.
B5-tafel: strategie op hoofdlijnen met betrekking tot mobiliteit in relatie tot ruimte en economie
De (ambtelijke en bestuurlijke) ‘B5- tafel’ is
binnen het mobiliteitsveld de tafel waar niet
alleen de vijf grote steden en de provincie
Noord-Brabant samenwerken, maar waar ook
enkele andere partners structureel aanschuiven.
Het gaat dan om het Samenwerkingsverband
Regio Eindhoven (SRE), de Nederlandse Spoorwegen, ProRail, Rijkswaterstaat Noord-Brabant
en het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
In dit overleg staat de strategie op hoofdlijnen
met betrekking tot de mobiliteit in Brabant
centraal, mede in relatie tot het integrale ruimtelijke domein (verstedelijking, bedrijventerreinen,
natuur en landschap, water e.d.). Ook wordt
vanuit deze B5-tafel afgestemd met omliggende
provincies.
Fundament onder de samenwerking op de
B5-tafel is de Netwerkanalyse BrabantStad
(2006). Onder de vlag van het Netwerkprogramma ‘BrabantStad Bereikbaar’ (2007), zijn
afspraken gemaakt om de samenwerking te
continueren en te werken aan een samenhangend
maatregelenpakket om de bereikbaarheid van het
stedelijk netwerk ook op lange termijn duurzaam
te garanderen. Deze samenwerking is met de
MIRT Gebiedsagenda Brabant (2009) verbreed
naar een samenhangende aanpak voor het gehele
ruimtelijke domein. De MIRT Gebiedsagenda
Brabant is in 2013 geactualiseerd. Aanleiding
voor die actualisatie is de vaststelling door het
Rijk van de Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte (SVIR) en de bedrijfslevenbrief ‘Naar
de Top’. Als gevolg hiervan wordt in de MIRT
Gebiedsagenda sterker gefocust op negen economische topsectoren. Daarnaast is als gevolg van
de SVIR de rolverdeling tussen Rijk, provincies
en gemeenten in het ruimtelijk domein gewijzigd.
Het Rijk heeft meer taken en verantwoordelijkheden gelegd bij provincies en (samenwerkende) gemeenten. De samenwerkende partners
binnen het Netwerkprogramma hebben hun
samenwerkingsagenda eind 2011/begin 2012
herijkt. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe
gezichtspunten, zoals het Regeerakkoord en de
actualisatie van de Nota Mobiliteit en de Nota
Ruimte van het kabinet, de Agenda van Brabant
van de provincie Noord-Brabant en de gezamenlijk (door Rijk en regionale partners) opgestelde
Gebiedsagenda Brabant.
GGA-tafel: regionale uitvoering van PVVP
Naast de B5-tafel is onderscheid gemaakt in vijf
regionale (ambtelijke en bestuurlijke) GGA tafels:
Westelijk Noord-Brabant, Breda, Midden-Brabant,’s-Hertogenbosch en Noordoost-Brabant.
Het SRE kan worden gezien als de zesde
GGA-regio in Brabant maar heeft gelet op de
huidige Wgr-plusstatus wel eigen bevoegdheden.
De GGA-tafels bestaan ruim tien jaar. Doel van
dit overleg is vooral de regie/coördinatie van de
uitvoering van het PVVP. Op basis van het PVVP
heeft elke GGA-regio een regionale beleidsagenda opgesteld. Deze regionale beleidsagenda
is het vertrekpunt voor het jaarlijks opstellen van
een Regionaal Uitvoeringsprogramma, waarin
mobiliteitsprojecten worden opgenomen met
name op gebied van (fiets)infrastructuur, verkeersveiligheid en regionaal openbaar vervoer.
Naast de samenwerking met partners op deze
regietafels bestaan er natuurlijk nog diverse
andere overlegverbanden, via welke de provincie
uitwerking geeft aan het PVVP. Het gaat daarbij
bijvoorbeeld om overlegverbanden rond specifieke thema’s binnen het verkeers- en vervoerveld
(denk aan overleg met logistieke partijen rond
goederenvervoer of overleg met steden over het
2.3.2 Wet personenvervoer en concessies voor
regionaal openbaar vervoer
Op grond van de Wet Personenvervoer (WP2000)
heeft de provincie de taak om concessies voor
regionaal openbaar vervoer te verlenen, te
wijzigen of in te trekken. Mede in relatie tot
de Planwet Verkeer en Vervoer is de provincie
daarbij verantwoordelijk voor de coördinatie van
het totale openbaar vervoer in de provincie en de
afstemming met andere vervoerwijzen (ketenmobiliteit).
De doelen en ambities van de provincie op het
gebied van openbaar vervoer zijn beschreven
in het PVVP en in september 2012 vastgestelde
OV-visie Brabant. Deze OV-visie werkt drie
ambities uit:
• Het OV is vraaggericht: het sluit aan bij de
vraag van zo veel mogelijk doelgroepen;
• Het OV is verbindend: het vormt de verbindende schakel tussen mensen, activiteiten,
modaliteiten en ruimtelijke ontwikkelingen en
versterkt het stedelijk netwerk;
• Het OV is (maatschappelijk) verantwoord en
heeft een positief effect op de leefbaarheid en
duurzaamheid van Brabant.
• De OV-visie is het uitgangspunt voor de
nieuwe concessies, Oost en West Brabant, die
per 14 december 2014 ingaat. Daartoe bevat
de visie een sturingsmodel dat de samenwerking met de vervoerder en gemeenten en
de mogelijkheid om tot nieuwe allianties te
komen centraal stelt. In deze samenwerking
voert de provincie de regie op de strategische
ontwikkeling van het OV-systeem. Belangrijke strategische onderwerpen zijn o.a. het
bijsturen van de uitwerking van de OV-visie,
de ontwikkeling van HOV-infrastructuur,
innovatie (bijvoorbeeld in materieel) en de
tariefontwikkeling.
• Voor de tactische ontwikkeling van het OV
is de vervoerder primair verantwoordelijk.
Het gaat dan o.a. om het verbeteren van het
lijnennet en de dienstregeling, ontwikkelingen
aan de onderkant van de markt, het initiëren
van tarief- en marketingacties en projecten
om reisinformatie te verbeteren. De vervoerder ‘trekt’ de ontwikkeling van het OV en
betrekt de overheid en derden hier actief
bij in zogenoemde ontwikkelteams. In het
verlengde ligt vanaf 2015 de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder.
Om het maatschappelijk belang zo goed mogelijk
te waarborgen stelt de provincie kwaliteitseisen
aan de concessienemers, i.c. de vervoerbedrijven.
Als bovenlokaal opdrachtgever ontwikkelt de
provincie vanuit haar regisseursrol deze kwaliteitseisen in nauw overleg met belanghebbenden
en partners. Daarbij gaat het om een integrale
afweging van het belang van een goed OV in
relatie tot andere belangen als verkeersveiligheid
en ruimtelijk-economische ontwikkeling.
2.3.3 Wegenwet en Wegenverkeerswet en de
zorgplicht voor provinciale planwegen
De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor
de aanleg, het beheer en het onderhoud van de
provinciale wegen (circa 600 km). De provincie
voert die taak uit in samenwerking en afstemming met andere wegbeheerders (Rijkswaterstaat en gemeenten), omdat het provinciaal
wegennet uiteraard onderdeel uitmaakt van het
totale (hoofd)wegennet in Brabant. Via een goed
onderhouden en verkeersveilig samenhangend
wegennet dat garant staat voor acceptabele en
betrouwbare reistijden voor weggebruikers wordt
bijgedragen aan de ambities en beleidsdoelstellingen van het PVVP. De prioritering van uit te
voeren werken is gebaseerd op monitoringsgegevens, normen en andere relevante weegfactoren.
2.3.4 Wet BDU verkeer en vervoer
Op basis van de Wet BDU verstrekt het Rijk
brede doeluitkeringen (BDU’s) aan provincies en
regionaal openbare lichamen ten behoeve van de
uitvoering van een integraal verkeer- en vervoersbeleid. Het doel van de wet is een effectievere
inzet van middelen, een grotere acceptatie van
het beleid, meer waardering voor prestaties van
vervoerssystemen en het voorkomen van bureaucratie.
De wet schrijft voor dat het provinciaal bestuur
in overleg met inliggende gemeenten jaarlijks een
bestedingsplan opstelt en dit voor 15 september
vaststelt.
Brabants MIT 2014 - 2018
concessiebeheer van het openbaar vervoer) of
overleg rond diverse uitvoeringsprojecten.
13
Brabants MIT 2014 - 2018
14
2.3.5 Inhoudelijke strategie
In het PVVP (2006) zijn de ambities en beleidsdoelstellingen voor verkeer en vervoer beschreven. Het PVVP vormt met de Structuurvisie RO
Noord-Brabant 2010 (SVRO), het Provinciaal
Milieuplan (PMP) 2012-2015 en het Provinciaal
Waterhuishoudingsplan (PWP) in het provinciale beleid het strategische kader. Het PVVP
is uitgewerkt in de Dynamische Beleidsagenda
(DBA) als tactische uitvoeringsagenda. In 2012
is de DBA geactualiseerd tot ‘Sturen op uitvoering: Dynamische beleidsagenda 2012-2016’
om beter te kunnen sturen op maatschappelijke
doelen. Periodiek wordt een foto van effecten en
prestaties gemaakt als beeld van de uitvoering,
die blijkens de eerste foto in het algemeen goed
verloopt. Geconstateerd is dat voor alle 18 tactische DBA-doelen inspanningen nodig zijn om
een robuust en efficiënt (inter)nationaal verkeersen vervoersysteem in Brabant te krijgen. Door
vergelijking met de Agenda van Brabant en het
bestuursakkoord ‘Tien voor Brabant’ hebben
een aantal DBA-doelen een accent gekregen, dat
benadrukt dat deze een extra inspanning vragen.
Dit levert een focus op bij het maken van keuzes,
waarvoor ook de doelen zijn geherformuleerd. Bij
de uitvoering van het PVVP en de DBA werkt de
provincie samen met andere overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke
organisaties. De DBA werkt door naar operationeel niveau, waar de uitvoering door Provincie
en partners op provinciaal en regionaal niveau
plaatsvindt. De DBA vormt een richtsnoer voor
de partners om de agenda te bepalen voor de
toekomst. De doorwerking is jaarlijks terug te
vinden in de provinciale begroting, het BMIT
(Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en
Transport), het Netwerkprogramma met de grote
steden (B5-) en andere partijen en de jaarlijkse
GGA-uitvoeringsprogramma’s.
De centrale uitdaging van het PVVP is Brabant
bereikbaar te houden, zowel om economische
redenen als om de leefbaarheid en de verkeersveiligheid te waarborgen. De inzet is het realiseren van een robuust en efficiënt verkeers- en
vervoersysteem (weg, spoor, water, Hoogwaardig
Openbaar Vervoer, buis, lucht) dat het personenen goederenvervoer zoveel mogelijk faciliteert in
samenhang met de ontwikkeling van hoogstedelijke zones gericht op het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor hoogstedelijke
functies en voorzieningen.
Het robuust en efficiënt verkeers- en vervoersysteem wordt geconcretiseerd door het in
samenhang met elkaar uitwerken van de volgende
hoofdlijnen:
1. Het realiseren van een robuust en efficiënt
verkeers- en vervoerssysteem, met in het bijzonder de provinciale verantwoordelijkheid
voor het regionaal verbindend wegennet voor
de provinciale wegen in combinatie met het
hoofdwegennet en onderliggend wegennet.
Naast beheer vraagt dit om reconstructie en
aanleg van nieuwe provinciale wegen als garantie voor bereikbaarheid op langere termijn.
Dergelijke ingrepen in de weginfrastructuur
vinden plaats als integrale gebiedsontwikkelingen gekoppeld aan ruimtelijke opgaven. Hierbij spelen innovatieve technieken (bijvoorbeeld met dynamisch verkeersmanagement
en multimodale reisinformatie), kansen voor
duurzame energie, goede ontwerpoplossingen
en verkeersveiligheid een rol.
2. Het continueren van een goed openbaar
vervoersysteem in Brabant bestaande uit bus
(stads- en streeklijnen), hoogwaardig openbaar vervoer, regiotaxi, spoor (intercity’s en
sprinters) en knooppunten voor het faciliteren
van de overstap tussen vervoerswijzen en het
verstrekken van individuele reisinformatie.
Dit OV-netwerk is gekoppeld aan een ruimtelijk programma en de ontwikkeling van
hoogstedelijke zones, waarbij ruimtelijk wordt
verdicht rondom stations.
3. Het inzetten op ‘slimme en duurzame mobiliteit’ vanuit de positie van Brabant als één
van de koplopers in Nederland voor Beter
Benutten. Dit gebeurt op het vlak van dynamisch verkeersmanagement en gerelateerd
aan fiets en mobiliteitsmanagement. Met
bedrijven en kennisinstellingen worden proefprojecten uitgevoerd om door technische en
innovatieve maatregelen (met o.a. dynamische
verkeersmanagement, actuele multimodale
reisinformatie, nieuwe coöperatieve systemen,
navigatie, parkeerverwijssystemen, rijtaak-
4. Het inzetten op multimodaal goederenvervoer als bijdrage aan het behouden en versterken van de logistieke sector in Brabant.
Vanuit de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (BSVG) is de inzet gericht op
meer vervoer over water, spoor en buis - mo-
dal shift -. Het gaat om het verbeteren van de
vaarwegen in Brabant, de ontwikkeling van
Brabantse havens, multimodale goederenterminals en multimodale bedrijventerreinen.
Beter benutten, duurzaam en veiligheid zijn
daarbij extra thema’s.
Een bijzondere bijdrage aan het realiseren van
de doelstellingen van het PVVP (Provinciaal
Verkeers en VervoersPlan) hebben de drie infrastructurele projecten die vanuit het Spaar- en
investeringsfonds wegeninfrastructuur zullen
worden gefinancierd. Deze grote projecten
dragen bij aan het versterken van Brabant als
kennis- en innovatieregio en daarnaast is er
sprake van een provinciaal belang en/of waarbij
de provincie initiatiefnemer is. Het zijn ’s-Hertogenbosch – Veghel ( N279), Noord-Oost Corridor
/ Brainport Oost en de Grenscorridor N69.
de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad en integrale gebiedsontwikkelende projecten
als Noordoostcorridor/N279, Grenscorridor
N69, Oostelijke Langstraat/A59 en de pilot N65.
De Gebiedsagenda bevat hiertoe voor de hele
provincie een integrale visie, ambitie en integrale
ruimtelijke opgaven voor de middellange termijn
(tot circa 2030). Het gaat hierbij over thema’s als
ruimte, verstedelijking, werken, natuur, klimaat,
milieu en verkeer en vervoer. Deze samenhangende
aanpak voor het hele ruimtelijk domein heeft ook
geleid tot een integratie van alle (rijks)investeringen
in het ruimtelijk-fysieke domein in het MIRT. De
toevoeging van de R aan het vroegere MIT staat
niet alleen voor het ruimtelijk fysiek domein, maar
ook voor een intensivering van de relatie tussen
Rijk en regionale partners. Het accent van de rijksbetrokkenheid verschuift van een knelpuntbenadering naar een gebiedsgerichte kansenbenadering.
2.4
2.4.2 Focus op economische sectoren en ge-
Relevante toekomstige
ontwikkelingen voor domein
verkeer en vervoer
2.4.1 Bereikbaarheid in ruimtelijk perspectief
De aanpak van de bereikbaarheidsproblematiek
wordt de komende jaren meer en meer geplaatst
in de context van een samenhangende ontwikkeling van het gehele ruimtelijke domein. Ook het
Rijk wil de bestaande samenwerking met provincies verbreden naar het hele ruimtelijk domein.
In 2009 is hier een begin mee gemaakt met onder
meer als resultaten de Gebiedsagenda Brabant,
bieden die groeiperspectief hebben
De economische crisis en de bezuinigingen die
het Rijk de provincies heeft opgelegd gaan de
komende bestuursperiode nog volop doorwerken. Internationale ontwikkelingen dwingen tot
scherpere nationale en regionale keuzes. Kiezen
voor sectoren en gebieden die groei- en innovatieperspectief hebben. Tendens is dat het Rijk zich
meer en meer terugtrekt op haar eigen nationale
taken en op een beperkt aantal economische
kerngebieden: mainports, brainports en greenports. Voor Brabant betekent dat, dat het Rijk
Brabants MIT 2014 - 2018
ondersteuning, spitsmijden) het verkeers- en
vervoersysteem optimaal te kunnen benutten.
Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan
het verduurzamen van de mobiliteit. In 2013
ligt het accent bij de vraagbeïnvloeding (mobiliteitsmanagement) dat onder andere wordt
ingevuld met het programma Beter Benutten.
Met de hernieuwde voortzetting van Mobiliteitsmanagement Brabant (BRAMM II) worden initiatieven (gedragssturing, netwerken en
kennis delen) tussen bedrijfsleven onderling en
met de 4O’s bevorderd. Werknemers krijgen
daardoor meer mogelijkheden dan alleen met
de auto in de spits te reizen. Brabant streeft
met steeds meer deelnemende partners met
het Brabantse Verkeersveiligheidsplan ‘Brabant maakt van de nul een punt’ naar nul verkeersslachtoffers. Het gaat om bewustwording
bij de grootste risicogroepen (fietsers, jonge
bestuurders en ouderen); menselijk gedrag is
voor 90% de oorzaak van een verkeersongeval
en iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. De provincie zet de ambitie van
Fiets in de Versnelling voort gericht op fietsinfrastructuur, OV-fiets keten, fietsbeleving en
verkeersveiligheid (2013: jaar van de Fietser).
15
Brabants MIT 2014 - 2018
prioriteit geeft aan een beperkt deel van de (rijks-)
hoofdinfrastructuur (weg, spoor, water, lucht) in
Brabant en met name aan die hoofdinfrastructuur
die aantoonbaar een relatie heeft met de Brainport Zuidoost-Nederland (bijv. A2, A58, A67,
Programma Hoogfrequent Spoor en Eindhoven
Airport) of met de mainport Rotterdam (bijv.
Logistieke assen West-Brabant, Logistiek Park
Moerdijk). Ook de provincie moet scherpere
keuzes maken. In het verlengde van de Agenda
van Brabant (zie paragraaf 2.2) is het denkbaar
dat de provincie meer gaat inzetten op het faciliteren van die economische sectoren waar Brabant
sterk in is.
2.4.3 Bezuinigingen als zelfstandige opgave
16
In de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van dit
kabinet is aangeven dat op nationale schaal per
saldo deze kabinetsperiode minder geld is te besteden dan in vorige periode. Dat werkt ook door in
Brabant. Niet alleen bij de provincie, maar ook
bij de Brabantse gemeenten. De provincies zijn
bovendien geconfronteerd met diverse bezuinigingen door het Rijk (bijvoorbeeld in Provinciefonds,
maar ook binnen de BDU). Niet uit te sluiten
is dat het Rijk in de komende bestuursperiode
wederom bezuinigd op het Provinciefonds. De
financiële mogelijkheden voor investeringen in
het domein verkeer en vervoer staan dus onder
druk. Dat vraagt om scherpere prioriteiten en
keuzes, die in overleg met andere partners moeten
worden gemaakt en die vervolgens doorwerken
binnen onze eigen begroting (zie ook 2.4.6).
2.4.5 Voorbereiden nieuwe OV-concessie
In 2013 is de aanbesteding van de nieuwe concessieperiode (ingaande december 2014) afgerond.
2014 staat in het teken van de implementatie
van het nieuwe contract. Belangrijk onderdeel
van deze implementatie is het vormgeven aan de
nieuwe samenwerking tussen provincie, vervoerder (s), gemeenten en Reizigersoverleg Brabant
bij de ontwikkeling van het OV. De ontwikkeling van het OV zal grotendeels aangestuurd
worden vanuit het zogenoemde tactisch ontwikkelteam, waarvan de vervoerder(s) trekker zijn.
Het tactisch team zal daartoe verbeterprojecten
in sluitende business cases vertalen. Op basis
daarvan maken betrokken partijen afspraken over
verantwoordelijkheden, zowel als het gaat om
de realisatie van een verbeterproject als over de
financiële aspecten van de business case.
2.4.6 Ontwikkelingen met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud van provinciale (plan)wegen
Totale netwerk centraal
Op basis van gezamenlijke netwerkvisies wordt
steeds meer samengewerkt met andere wegbeheerders (Rijkswaterstaat en gemeenten). Meer
samenwerking met andere wegbeheerders heeft
gevolgen voor de prioritering van provinciale
projecten. Die prioritering gaat ook meer en meer
in overleg met andere wegbeheerders geschieden
op basis van een gezamenlijke netwerkanalyse en
een weging van knelpunten. Dit betekent dus een
(verdere) omslag in het denken uit oogpunt van
de belangen van de weggebruiker (‘de Brabander’) in plaats van het denken vanuit de belangen
van de provincie als wegbeheerder.
Krappe budgetten
De veranderingen in de maatschappij en van
het economische klimaat hebben invloed op de
provincie Noord-Brabant. De provincie staat voor
diverse organisatorische en financiële uitdagingen, onder meer vastgelegd in de Agenda van
Brabant en het Bestuursakkoord 2011 – 2015. Als
gevolg van de bezuinigingen zijn de investeringsvolumes in de jaren tot 2015 met totaal circa € 35
miljoen verlaagd.
Uitvoering meer door marktpartijen
De rol van de provinciale organisatie bij de
voorbereiding en uitvoering van projecten op
provinciale wegen zal veranderen. Het uitgangspunt is om meer projecten door marktpartijen te
laten voorbereiden en uitvoeren in plaats van de
voorbereiding en uitvoering door de eigen provinciale organisatie te laten doen. Daartoe wordt
gebruik gemaakt van innovatieve contracten en
samenwerkingsvormen.
In 2013 zijn een drietal contracten in uitvoering
met betrekking tot het beheer en onderhoud op
en aan de provinciale wegen. Het zogenoemde
EPC-contract (Elektrotechnisch Prestatie
Contract), het OPC-contract (Operationeel
Prestatie Contract) en het SRV-contract (service
en calamiteiten contract).
Het Brabants MIT 2014-2018 is financieel
getoetst met behulp van de provinciale begroting,
GS/PS-besluiten, het Brabants MIT 2013-2017,
MIRT projectenboek 2013 en het MJUP
2014-2018 van het SRE. Beoordeeld zijn de juistheid van de opgenomen bedragen, de aanwezigheid van provinciale dekking en de doorrekening
in de diverse tabellen.
We onderscheiden in het Brabants MIT de
volgende vier kwadranten/onderdelen:
1. OV-netwerk BrabantStad
2. Autobereikbaarheid Brabant
3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederenvervoer
Deze indeling vloeit voort uit:
• de combinaties van partijen die betrokken
zijn bij het opstellen c.q. goedkeuren van de
investeringsprogramma’s
• de samenhang van de betrokken projecten/programma’s qua modaliteit, regio of
omvang
• de uitvoeringskaders/overlegtafels die we de
afgelopen jaren hebben ingesteld.
Het primaire doel is te komen tot een samenhangend en robuust verkeerssysteem in Brabant om
een goede bereikbaarheid van de economische
kerngebieden en toplocaties te waarborgen.
In de projectbladen (www.brabant.nl/mit) treft u
meer informatie aan over de afzonderlijke projecten. Op de website staan ook de tabellen vermeld
van de verschillende programma’s binnen de
onderdelen met de voortgang en de investeringen
van de provincie binnen de programma’s.
3.1
OV-netwerk Brabant(Stad)
Doel van het programma OV-netwerk
Brabant(Stad) is het versterken van de ruggengraat van het Brabants openbaar vervoersysteem
.Deze ruggengraat bestaat uit spoor (intercity’s en
sprinters), hoogwaardig openbaar vervoer (bus)
en knooppunten (bus- en treinstations) voor het
faciliteren van de overstap tussen vervoerswijzen.
Speerpunten hierin zijn:
• aansluiting Brabant(Stad) op Europees
HST-netwerk en realisatie Programma
Hoogfrequent Spoor (PHS)
• realisatie diverse HOV-assen
• Ontwikkeling spoorzones en nieuwe
NS-(stadsrand)stations
• P&R-voorzieningen bij treinstations en transferia
De rollen van de provincie zijn: regie voeren op
het overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg) en
in B5-verband, faciliteren en stimuleren van de
voorbereiding en cofinanciering van projecten .
Gerealiseerde en lopende projecten
De projecten HOV Volans Etten-Leur – Breda,
transferium Pettelaarpark, station Tilburg
Reeshof, stations Helmond Brandevoort en
Maarheeze zijn reeds gerealiseerd. De proef met
het Brabants Nachtnet is verlengd.
• Een aantal projecten, waarvan de uitvoering
doorloopt of start in deze bestuursperiode,
lichten we hier kort toe:
• In maart 2012 is de bouw van het nieuwe
station in Breda van start gegaan. De
werkzaamheden duren tot medio 2016,
waarna een voor Nederland uniek station
zal worden opgeleverd. Ook het nieuwe
busstation is geïntegreerd in het stationsgebouw, Het busstation is in 2015 operationeel.
Daarnaast komen er 4000 fietsparkeerplekken
en een parkeerdak waarop 720 auto’s kunnen
parkeren. Het station krijgt een rechtstreekse
shuttleaansluiting op de hogesnelheidslijn
Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen-Parijs.
• In Helmond is in 2012 gestart met de aanleg
van een nieuwe spoortunnel, een nieuw stationsplein en een nieuw busstation. De nieuwe
fietsenstalling is in 2012 opgeleverd. Begin
2014 is het nieuwe stationsgebouw klaar.
Brabants MIT 2014 - 2018
3. Toelichting per onderdeel
17
Brabants MIT 2014 - 2018
18
• Het ontwerp van het nieuwe station Tilburg
CS is gereed. Het betreft onder meer de
aanleg van een 40 meter brede stationspassage voor voetgangers onder het spoor
door die de Binnenstad en de wijk Theresia
verbindt. Aan beide zijde van de stationspassage worden winkels en horeca gerealiseerd.
Daarnaast wordt rekening gehouden met de
komst van een 4e perron in de toekomst. Ook
komt er een nieuw busstation en een nieuwe
fietsenstalling. De officiële bouw van het
station is gestart in september 2013.
• Het project HOV Volans Etten-Leur-Breda-Oosterhout is sinds 2008 van start gegaan.
In 2013 zal voor dit project in Etten-Leur
gestart worden met de aanleg van busbanen op de Parklaan en de aanpassing van
de direct aangrenzende rotondes. Tevens
wordt de mogelijkheid van een doorsteek
bij Trivium/A58 onderzocht. In Breda is de
voorbereiding van de toe leidende OV-routes
naar/van de nieuwe OV Terminal Breda
Centraal in volle gang. In 2014 wordt gestart
met de aanleg van een belangrijk onderdeel
van het tracé: een vrije busbaan langs de
spoorlijn Breda-Tilburg. Hiermee wordt de
HOV-verbinding richting Oosterhout gecomplementeerd. De verwachting is dat met
ingang van de busdienstregeling van 2015
de busterminal in het nieuwe station Breda
CS in gebruik kan worden genomen. De
gemeente Oosterhout is al ver gevorderd met
het ontwerp van het nieuwe busstation, naar
verwachting kan in 2014 de bouw starten.
De productformule Volans is duidelijk
herkenbaar aan de nieuwe HOV-haltes.
• De doorstroomas Tilburg-Waalwijk-’s-Hertogenbosch is in december 2008 in de dienstregeling opgenomen. De afgelopen jaren is
er verder gewerkt aan de doorontwikkeling
van deze doorstroomas. Zo is er langs de
Midden Brabantweg in Tilburg een busbaan
aangelegd. Met de onlangs gestarte ombouw
van de N261 Tilburg – Waalwijk zal er op
termijn een snelweghalte worden gerealiseerd
nabij de kern Loon op Zand en een nieuwe
halte nabij het Landgoed Driessen evenals
busstroken langs de N261. Met ingang van
2013 is de dienstregeling en het lijnnennet
meer afgestemd op de doorstroomas lijn 300
middels het zogenoemde “Langstraatplan”.
De gemeente Heusden bereidt momenteel de
aanleg van een P&R-terrein nabij de nieuwe
aansluiting Drunen voor.
• In de periode 2011-2015 gaan de gemeenten ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden Veghel en
Schijndel in het kader van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer-Noordoost-Brabant
(HOV) een realisatieprogramma uitvoeren
met een financiële omvang van € 20 miljoen.
Doel daarvan is om in 2015 het HOV zichtbaar te laten zijn in het straatbeeld van de
regio.
• Momenteel wordt er gestudeerd op de
haalbaarheid in de toekomst van een station
Eindhoven-Airport. Een nader onderzoek
naar een shuttle variant en een IC variant
is geïncorporeerd in het MIRT-onderzoek
Brainport Avenue Eindhoven. Verder is er
in 2013 middels een Quick-Win een aanvullende en directe bus-shuttle ingelegd tussen
Eindhoven Airport en het station Eindhoven
CS.
• In oktober 2012 is het Transferium Eindhoven I-park geopend. Het parkeerterrein biedt
plaats aan 242 auto’s en 18 touringcars.
Het transferium is bedoeld voor bezoekers of werknemers aan de binnenstad van
Eindhoven. Zij kunnen hier een goedkopere
parkeerplaats vinden dan in de binnenstad.
Daarnaast is het transferium gecombineerd
met een opstapplaats voor vakantiebussen. In
2013 is gestart met de aanleg van een nieuwe
op- en afrit Meerhoven die rechtstreeks is
gelegen aan dit transferium.
• Het transferium Willemspoort in ’s-Hertogenbosch is nog in voorbereiding.
• In de gemeenten Heeze-Leende (station
Heeze), Cranendonck (station Maarheeze)
en Moerdijk (station Lage Zwaluwe) zijn de
P&R faciliteiten bij de stations uitgebreid.
In Heeze-Leende gaat het om c.a. 45 extra
parkeerplaatsen, in Cranendonck om c.a. 90
parkeerplaatsen en voor Moerdijk gaat het
om c.a. 32 parkeerplaatsen. De uitbreiding
van de P&R ’s-Hertogenbosch is in voorbereiding, het gaat hier om 850 parkeerplaatsen
en is daarmee de grootst P&R-voorziening in
Brabant.
Het oorspronkelijke programma OV-netwerk
BrabantStad heeft een tijdshorizon tot 2020.
initiatief nemen om in overleg met de partners de
ambities voor OV-netwerk BrabantStad te actualiseren.
OV-netwerk Brabantstad 2014-2018
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. Breda
02. Eindhoven
bedragen x € 1 miljoen
Rijk
Provincie
14,99
36,80
4,75
14,42
13,65
2,70
12,80
53,92
46,19
BDU
Regio
1,77
B5
SRE
Derden
20,76
10,00
130,16
1,70
19,95
Beschikbaar
Nodig
167,69
167,69
73,20
73,20
03. Helmond
04. Tilburg
05. ’s-Hertogenbosch
15,15
30,40
73,62
73,62
3,56
8,00
1,23
28,29
28,29
34,32
24,85
161,79
342,80
342,80
Brabants MIT 2014 - 2018
OV-netwerk Brabantstad wordt onderdeel van
het project #Brabant, wat betekent dat de resterende ambities worden meegenomen in het
afwegingsproces dat in dit verband wordt doorlopen. In dat verband zal de provincie in 2014 het
Investeringen in de periode 2014-2020
06. Algemeen
totaal 1. OV-netwerk
Brabantstad
1,77
19,95
19
Brabants MIT 2014 - 2018
20
3.2
Autobereikbaarheid Brabant
Het doel is het realiseren van een samenhangend
hoofdwegennet en onderliggend wegennet in
Brabant.
Dit onderdeel bevat de Rijkswegen en de wegen
waaraan het Rijk bijdraagt. Daarnaast bevat dit
onderdeel nog enkele grote provinciale projecten waarin de rol van het Rijk minder direct is.
Kijkend naar de in ontwikkeling zijnde Gebiedsagenda’s passen ook de daaruit voortvloeiende
grote infrastructurele projecten in dit onderdeel.
Speerpunten hierin zijn:
• Wegvakken op de A27, A58, A67 en N65
• Bereikbaarheid Eindhoven Airport
• N69, N279-noord, N261 en N279 zuid/
Noordoostcorridor
De rol van de provincie is de regie voeren op het
overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg) en het
verbeteren en/of aanleggen van enkele schakels
in het onderliggend wegennet.
Rijksprojecten
De cijfers van de rijksprojecten zijn één op één
overgenomen uit het MIRT-projectenboek 2014.
Specifieke informatie over de rijksprojecten treft u
aan in de projectbladen.
In het landsdelig overleg met de minister van
Infrastructuur en Milieu zijn onder meer de
volgende afspraken gemaakt:
A4
Tussen Dinteloord en Bergen op Zoom ontbreekt
een schakel in de A4. De vervangende weg, de
N259, die door en langs een aantal woonkernen
loopt is onvoldoende ingericht om het groeiende
verkeer op termijn goed te kunnen afwikkelen.
Bovendien wordt door het ontbreken van de
schakel in de A4 de A16 zwaarder belast dan
nodig en gewenst is. In 1998 is het tracé-besluit
vastgesteld dat uitgaat van een autosnelweg met
2x2 rijstroken tussen Dinteloord en Bergen op
Zoom. In 2001 heeft de Raad van State het
tracé ten oosten van Steenbergen vernietigd.
Hierdoor is de oplossing in twee delen geknipt.
De omlegging Halsteren is reeds uitgevoerd. De
A4 bij Steenbergen heeft opnieuw de procedure
doorlopen. In 2007 is gekozen voor een westelijke
omlegging van de A4 rond Steenbergen. Afspraken zijn gemaakt met de regio over aanvullende
financiering, onder meer voor de realisatie van
een aquaduct bij Steenbergen over de Steenbergse Vliet.
Het Rijk heeft in oktober 2012 de provincie
Noord-Brabant en de gemeenten Bergen op
Zoom en Steenbergen schriftelijk geïnformeerd
over het feit dat de aanleg opnieuw aanzienlijk is
vertraagd. Realisatie wordt niet langer voorzien
in december 2013, maar pas in maart 2015.
Op 3 juli 2013 is door de regionale partijen met
het ministerie overleg gevoerd over de ontstane
situatie omdat deze vertraging planologische en
economische gevolgen heeft voor onder andere de
bereikbaarheid in de regio, de ontwikkeling van
bedrijfs- en woningbouwlocaties en de relatie met
de onderhoudstoestand van het onderliggende
wegennet. Tevens is door de regio aangegeven
dat men bij Knooppunt Zoomland (aansluiting
van A4 op A58) capaciteitsproblemen verwacht
bij openstelling van de A4-zuid. In het overleg
op 3 juli 2013 is afgesproken om de economische
schade in de regio te kwantificeren en te bespreken met het rijk. De provincie en de gemeenten
Bergen op Zoom en Steenbergen hebben intussen
de kosten voortkomend uit de vertraging voor het
rijk inzichtelijk gemaakt. Het rijk heeft aangegeven de verkeerssituatie bij knooppunt Zoomland
te monitoren na openstelling van de A4-zuid.
A27 Utrecht (Lunetten) – Hooipolder
Sinds begin 2010, na de afronding van de
eerste fase van de MER/planstudie A27, is er
een discussie tussen Rijk en regio over welk
alternatief in de tweede fase MER wordt uitgewerkt. Minister Schultz van Haegen gaf in het
BO MIRT van voorjaar 2011 aan dat zij kiest
voor alternatief B als voorkeursalternatief in de
tweede fase MER. De minister wil tevens het
voorkeursalternatief B in de tweede fase MER zo
ver versoberen dat het kan worden gerealiseerd
binnen het beschikbaar budget van € 740 miljoen
excl. BLD). Prioriteit ligt dan bij het trajectdeel
Werkendam – Scheiwijk (incl. Merwedebrug) en
de aansluiting van de A27 op de ring Utrecht.
Na het BO MIRT van voorjaar 2011 is door
RWS een versoberd voorkeursalternatief (B-min)
uitgewerkt. Zoektocht was komen tot een alter-
In het BO MIRT van najaar 2011 heeft de
minister uiteindelijk gekozen voor alternatief E
als voorkeursalternatief in de tweede fase MER.
Alternatief E wordt nader uitgewerkt binnen
een taakstellend budget van € 695 miljoen (excl.
BLD).
Het trajectdeel Houten tot de ring Utrecht en
een naar rato deel van het budget is overgeheveld
naar het project ‘Ring Utrecht’.
Uitgangspunt is dat de tweede fase MER zich
richt op het hele traject Hooipolder –Houten met
prioriteit bij de deeltrajecten Scheiwijk– Werkendam (Merwedebrug) en Houten– Everdingen. In
de tweede fase MER is derhalve ook aandacht
voor de uitwerking van de niet prioritaire deeltrajecten (met name dus Hooipolder – Werkendam,
ten zuiden van de brug en Scheiwijk – Everdingen, ten noorden van de brug).
In de planstudie wordt rekening gehouden met
de mogelijke aanleg op termijn van een spoorlijn
Breda – Utrecht parallel aan de A27. Aanleg van
de spoorlijn tegelijkertijd met de ombouw van de
A27 is om technische en financiële redenen niet
haalbaar. Het tracé van de toekomstige spoorlijn
is al wel opgenomen in de provinciale structuurvisie en in de Gebiedsagenda Brabant.
De 2e Kamer heeft eind 2011 middels een
motie de regering verzocht bij de aanpak van de
knelpunten op de A27 binnen het huidige budget
prioriteit te geven aan de knelpunten Gorinchem
en Hooipolder en de aanleg van een toekomstige
treinverbinding Utrecht-Breda niet onnodig duur
te maken.
Als gevolg van voornoemde Tweede Kamer
motie heeft Rijkswaterstaat de opties voor aanpak
van knooppunt Hooipolder onderzocht. Rijkswaterstaat adviseert te kiezen voor een beperkte
oplossing van het knooppunt, inclusief een
optimalisatie van de oostbaan van de A27 om
terugslageffecten te voorkomen. Dit advies is in
de loop van 2012 gedeeld met bestuurlijke en
maatschappelijke organisaties. Zij kunnen zich
vinden in het advies, onder de voorwaarde dat dit
niet betekent dat het knooppunt Hooipolder in de
toekomst niet uit te breiden is naar een volledig
knooppunt.
Rijk, provincie Noord-Brabant, provincie
Zuid-Holland, provincie Utrecht en gemeente
Gorinchem bespreken de voortgang van de
planstudie. In 2014 zal de 2e Kamer worden
bericht hoe het voorkeursalternatief (alternatief
E) er uit komt te zien. Daarna volgt een MER/
OTB-traject.”
A58 Bergen op Zoom – Eindhoven
De A58 is de 2x2 autosnelweg die loopt van
Vlissingen via Roosendaal, Breda en Tilburg
tot aan de ring Eindhoven (A2). De A58 is
een (inter-) nationale hoofdverbindingsas en
vormt een belangrijke logistieke oost-west-as
door Brabant. De A58 kent een hoge (vracht)
auto-intensiteit. Door de verwachte groei van het
personen- en vrachtverkeer staat de doorstroomkwaliteit op grote delen van de A58 onder druk.
De aard en omvang van de bereikbaarheidsproblematiek is verder beschreven in het initiatiefdocument A58/ N65 uit 2010. Het Rijk heeft
onvoldoende financiële middelen om de gehele
A58 in één keer te reconstrueren. Daarom zijn
met het Rijk afspraken gemaakt over de aanpak
van diverse deeltrajecten van de A58.
Deeltraject 1: A58 Tilburg – Eindhoven
Dit weggedeelte heeft op grond van de Nationale
Markt- en CapaciteitsAnalyse (NMCA) van het
Rijk de hoogste urgentie. Het Rijk heeft in het
Notaoverleg MIRT december 2011 gemeld dat
het rijk in de periode 2021-2023 een voorlopig
budget van € 425 miljoen heeft gereserveerd
voor de A58, deeltrajecten St Annabosch-Galder en Eindhoven-Tilburg (aanleg en beheer
en onderhoud). Mede om die reden heeft het
Brabantse en Zeeuwse bedrijfsleven (Stichting
A58) de mogelijkheden verkend van innovatieve
Brabants MIT 2014 - 2018
natief dat past binnen de max. 740 miljoen (excl.
BLD) die beschikbaar is in het MIRT. Conclusie
is dat er geen versoberd B-min alternatief te
construeren is binnen dit beschikbare budget.
Goedkoopste B-min variant is € 905 miljoen
(plus en min 40%) en met enkele majeure risico’s
(€ 130 miljoen) die bij het reserveren van een
budget moeten worden betrokken. Daarom zijn
ook enkele E-varianten uitgewerkt die wel passen
binnen het beschikbare budget. E-varianten
bestaan telkens uit onderdelen van B-min.
21
Brabants MIT 2014 - 2018
22
publiek-private financiering van de A58 Tilburg
– Eindhoven. Dit indachtig het Regeerakkoord,
dat ruimte geeft voor het ontwikkelen van innovatieve financieringsconstructies om nieuwe infrastructurele projecten in het MIRT te financieren.
Hierdoor kan de aanpak van dit weggedeelte
worden versneld.
In het BO MIRT van voorjaar 2011 is afgesproken de mogelijkheden van publiek-private financiering van de deeltrajecten A58 Galder - Sint
Annabosch en A58 Tilburg – Eindhoven nader
uit te werken. De resultaten van dit uitwerkingstraject zijn besproken in het BO MIRT
van najaar 2011. Afgesproken is dat Rijk, regionale overheden en regionaal bedrijfsleven zich
committeren aan een inspanningsverplichting
om de verdere uitwerking van het publiek-private
financieringsvoorstel (de DBFM-plus overeenkomst) tot een succes te maken. Het Rijk heeft in
het MIRT in de periode 2021 – 2023 een budget
gereserveerd voor beide voornoemde deeltrajecten. Het Rijk heeft de provincie gevraagd garant
te staan voor de voorfinanciering van de kosten
van de reconstructie/uitbouw van de A58 Tilburg
– Eindhoven en Galder – Sint Annabosch.
Provinciale Staten hebben 21 september 2012 in
principe ingestemd met een voorstel tot voorfinanciering van de A58 Galder – Sint Annabosch
en A58 Tilburg – Eindhoven. De voorfinancieringskosten bedragen circa € 170 miljoen. Het
is de bedoeling dat het Rijk dat geld weer aan
Brabant terug betaalt. Naar verwachting kan de
weg hierdoor twee tot vijf jaar eerder worden
verbreed. De minister heeft in het BO MIRT van
november 2012 aangegeven de startbeslissing
voor de verkenning A58 Tilburg – Eindhoven
voor te bereiden.
Vanwege de bezuinigingen bij het rijk, heeft de
minister in februari 2013 gemeld dat het gereserveerde budget is getemporiseerd naar de periode
2023-2026(28).
Op 16 mei 2013 hebben de betrokken partijen
(ministerie I&M, provincie Noord Brabant en het
verenigd bedrijfsleven) de Startbeslissing MIRT
Verkenning A58 ondertekend.
De Verkenning A58 Eindhoven-Tilburg is onderdeel van een integrale aanpak van de A58, het
project InnovA58. Uitgangspunt daarbij is dat
het gehele Brabantse deel van de A58 onderdeel
is van de verkenning. Hierbij gaat het om twee
aanlegprojecten, te weten: het deeltraject St
Annabosch-Galder (een lopende MIRT Procedure ; zie ook hierna) en het deeltraject Eindhoven-Tilburg. Tevens gaat het om onderhoud van
het resterende deel van de A58 in Brabant.
De verkenning moet beslisinformatie opleveren
over de mogelijkheden om de planuitwerking
Eindhoven-Tilburg mogelijk te vervlechten met
een geïntegreerde aanbesteding voor de A58.
Deze informatie zal medio 2015 beschikbaar
moeten komen. De verkenning zal leiden tot een
voorkeursalternatief die zal worden uitgewerkt in
een tracé-besluit (2017).
Deeltraject 2: A58 Galder - Sint Annabosch
De MIRT-verkenning is afgerond. De MIRT
planuitwerking is gestart in 2012 (zie voor verdere
informatie ook voorgaande alinea m.b.t. A58
Tilburg – Eindhoven). De verkenning zal in het
project InnovA58 worden geactualiseerd.
Deeltraject 3: A58 Sint Annabosch – Tilburg en Bergen
op Zoom – Breda
Ook deze weggedeelten kennen in de naaste
toekomst op grond van de Nationale Markt- en
CapaciteitsAnalyse (NMCA) van het Rijk bereikbaarheidsproblemen. Vooralsnog zijn vanwege
budgettaire beperkingen bij het Rijk nog geen
afspraken met het Rijk gemaakt over de aanpak
van deze weggedeelten.
N65 Tilburg-’s-Hertogenbosch
Door de gemeenten ’s-Hertogenbosch, Tilburg,
Vught, Haaren en de provincie is een gezamenlijke visie voor de N65 ontwikkeld. Regionale
partners (provincie en gemeenten) zetten in op
een realistische oplossingsrichting die recht doet
aan het oplossen van de knelpunten en inspeelt
op de kansen die er in het gebied liggen. De regio
heeft daarvoor een structurele oplossing uitgewerkt in de vorm van een deels verdiepte ligging
van de N65 in Vught (variant 2B+). De kosten
hiervan zijn geraamd op € 110 miljoen, exclusief
€ 18 miljoen voor Duurzaam Veilige inrichting
N65 (parallelwegen, middengeleiders e.d.) dat
door de regio wordt gezien als een reguliere
beheer- en onderhoudsverplichting van het Rijk.
Inmiddels is gebleken dat variant 2B+ niet realiseerbaar is binnen het budget. Verdere optimalisatie en bijstelling van deze variant is daarom
gewenst. Daarom is in mei 2013 een verkenning
gestart en de planning voorziet in de vaststelling van een voorkeursalternatief in het eerste
kwartaal van 2015.
De scope van deze verkenning omvat alleen
Vught en Haaren. De totale kosten zijn geraamd
op € 100 miljoen, waarvan € 90 miljoen voor
maatregelen in Vught en € 10 miljoen voor een
eco-voorziening, een fietstunnel en de parallelwegenstructuur in Haaren. Er zullen nieuwe
varianten worden ontwikkeld die passen binnen
het afgesproken taakstellende budget van € 100
miljoen. In de verkenning N65 wordt de relatie
met het Programma Hoogfrequent Spoor gelegd.
De regio heeft inmiddels richting Rijk toegezegd
€ 45 miljoen te willen bijdragen in het project.
De verdeling daarvan over betrokken regionale
partijen is nog nader onderwerp van gesprek.
(Eerder is in beginsel uitgegaan van een kostenverdeling tussen provincie Noord-Brabant en
gemeenten van 50/50.) In het kader van het
bestedingsplan BDU hebben Gedeputeerde
Staten besloten binnen de reserve grote projecten voor derden een bedrag van € 20 miljoen
te reserveren voor de regionale bijdrage aan het
project N65. Het betreft hier een voorlopige
reservering omdat deze nog niet ter advisering
aan het Platform Verkeer en Vervoer is voorgelegd. Op de stelpost N65 was reeds een bedrag
van € 5 miljoen beschikbaar vanuit de bestuursakkoordmiddelen voor gebiedsontwikkelingen.
Derhalve is voor de provinciale bijdrage in het
regionaal aandeel van de N65 in totaal € 25
miljoen beschikbaar. A67 Eindhoven – Venlo
In het BO MIRT van najaar 2010 zijn afspraken gemaakt over een pakket met No-Regret
Maatregelen (bestaande uit verkeersveiligheidsmaatregelen, uitbreiding van capaciteit op
verzorgingsplaatsen en een aantal ecologische
en landschappelijke maatregelen). De totaalomvang van dit pakket voor Brabant én Limburg
bedraagt € 40 miljoen. Voor de financiering van
verkeersveiligheidsmaatregelen en verzorgingsplaatsen in Limburg is in najaar 2010 al € 10
miljoen beschikbaar gesteld. In het BO MIRT
van voorjaar 2011 is eenzelfde bedrag ook voor
Brabant beschikbaar gesteld.
Daarnaast is aangegeven dat het ministerie
van EL&I niet meer bereid is om de resterende
€ 20 miljoen te financieren voor ecologische
en landschappelijke maatregelen in Brabant en
Limburg, omdat dit onderdeel van het pakket niet
langer als rijksverantwoordelijkheid wordt gezien.
De regionale bestuurders hebben hun ontevredenheid geuit over de mededeling van het ministerie dat men geen budget beschikbaar stelt voor
de eerder afgesproken ecologische maatregelen.
Begin 2011 is het MIRT-onderzoek A67 voor het
traject Leenderheide – Duitse grens afgerond.
Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de A67
nu en op termijn (tot 2020) voldoende capaciteit
heeft. Alleen op het wegvak Eindhoven – Geldrop
doet zich nu al een knelpunt voor. De minister
heeft in het BO MIRT van najaar 2011 toegezegd een budget te reserveren in het MIRT
tussen 2021 - 2023 voor de aanpak van het
wegvak knooppunt Leenderheide – aansluiting
Geldrop (fase 2). Kosten hiervan zijn geraamd
op € 40 miljoen. Daarnaast zijn in het kader van
het Actieprogramma Beter Benutten afspraken
gemaakt over een pakket maatregelen ter grootte
van € 11 miljoen voor het weggedeelte Leenderheide – Geldrop dat al voor 2015 (fase 1) wordt
uitgevoerd. De financiering van deze kosten zou
voor 50% voor rekening van de regio (= SRE)
komen. Als gevolg van de bezuinigingstaakstelling
MIRT is de aanpak van de A67 Leenderheide
– Geldrop echter geschrapt. Het Rijk heeft de
gereserveerde middelen voor fase 2 geschrapt. Als
Brabants MIT 2014 - 2018
In het BO MIRT van najaar 2011 heeft het Rijk
aangegeven bereid te zijn om € 55 miljoen bij te
dragen aan de oplossing van de problematiek van
de N65, indien de regio € 45 miljoen gaat bijdragen. Dat betekent feitelijk dat er een taakstellend
budget is van € 100 miljoen voor de N65.
In het BO MIRT van najaar 2011 is afgesproken
dat het Rijk binnen vier maanden de door de
regio voorgestelde voorkeursvariant (variant 2B+)
beoordeelt op verkeerskundige- en leefbaarheidseffecten en op eventuele onvoorziene kosten.
23
Brabants MIT 2014 - 2018
24
gevolg van dit besluit van het Rijk heeft het SRE
haar bijdrage aan fase 1 teruggetrokken.
Stedelijke tangenten
Noordwesttangent Tilburg
De Noordwesttangent is gefaseerd aangelegd.
Het laatste wegvak (Reeshof Noord – Vossenberg)
is mei 2012 open gesteld voor het verkeer. In het
voorjaar 2014 wordt nog een nieuwe ontsluitingsweg voor het Groene Kwadrant (het gebied
ten zuiden van de Bredaseweg en ten oosten van
de Noordwesttangent) aangelegd. Het zuidelijk
deel van de Noordwesttangent snijdt de Hultenseweg in 2 doodlopende delen. Dat betekent dat
het gebied ten zuiden van de Bredaseweg (het
Groene Kwadrant) geen adequate ontsluiting
meer heeft. Mede gelet op feit dat de Noordwesttangent in feite in 2012 voltooid is, bevat dit
BMIT geen projectblad ‘Noordwetstangent’.
Randweg ’s-Hertogenbosch
De Randweg is in mei 2011 opengesteld voor het
verkeer. Begin 2013 is gestart met de herinrichting van het Willems- en Wilhelminaplein. Deze
herinrichting is het laatste onderdeel van het
project Randweg en zal naar verwachting mede
gelet op de complexiteit van het project begin
2014 gereed zijn.
Provinciale wegen N69, N261 en N279
N69/Grenscorridor
Op 22 juni 2012 is door Provinciale Staten het
zoekgebied vastgesteld in de Structuurvisie voor
een nieuwe verbinding, de Westparallel, die loopt
van de N69 ten zuiden van Valkenswaard tot
en met de aansluiting A67 Veldhoven-West. In
oktober 2013 heeft GS de ligging en het profiel
van het door de regio aangeboden voorkeursalternatief van de Westparallel vastgesteld. De
Westparallel zal ruimtelijk worden vastgelegd in
een Provinciaal Inpassingsplan (PIP). PS zal dit
naar verwachting vaststellen najaar 2014.
De Westparallel is één van de drie onderdelen uit
het in juni 2012 ondertekend Gebiedsakkoord.
De andere twee onderdelen zijn aanvullende
maatregelen op het bestaande wegennet in het
gebied (nulplusmaatregelen) en de Gebiedsimpuls, voor de verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit. Het Gebiedsakkoord zorgt voor de
totaaloplossing voor de bereikbaarheids- en
leefbaarheidsproblemen in het gebied rond de
N69, één van de negen provinciale gebiedsopgaven. Ter uitvoering van de diverse maatregelen
is er al € 70 miljoen beschikbaar die het Rijk
bij overdracht aan de provincie heeft meegegeven. Bij de vaststelling van het PIP zal vanuit
het spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur € 84 miljoen vrijkomen. Samen met
de gereserveerde middelen uit het provinciale
wegenprogramma 2013-2022 van € 5 miljoen
voor de bijdrage aan nulplusmaatregelen is er
de provinciale dekking voor de geraamde kosten
van het Gebiedsakkoord geregeld. Los van de
gebiedsopgave loopt er een planstudie naar het
zuidelijk deel van de N69. Voor de uitvoering van
mogelijke maatregelen is er geld gereserveerd in
het wegenprogramma 2014-2023. Van belang
blijft om het project zuidelijk deel N69 in samenhang te zien met de verdere uitwerking van het
Gebiedsakkoord en voorkeursalternatief. Meer
informatie is te vinden op www.brabant.nl/n69.
N261 Tilburg - Waalwijk
De provinciale weg N261 tussen Tilburg en
Waalwijk wordt volgens planning in de periode
2013-2016 omgebouwd tot een weg (2 maal 2
rijstroken) met ongelijkvloerse kruisingen. Het
werk is middels een Design Build maintain
(DBm)-contract op een innovatieve wijze aanbesteed inclusief 15 jaar (beperkt) onderhoud. Op
18 juni 2012 is het werk gegund aan combinatie
BAM N261 Non Stop.
De (bijgestelde) projectbegroting voor de realisatiefase bedraagt € 118,5 miljoen (zie onderstaande tabel, inclusief de kosten voor 15 jaar
onderhoud aan verhardingen en kunstwerken).
De bijdrage van derden wordt geraamd op € 6,7
miljoen. In de raming is rekening gehouden met
de gekwantificeerde risico’s voor de provincie.
N261
t/m
2012
2013
Bijdrage BDU
5,2
Investeringsimpuls N261
(bestuursakkoord)
0,1
2014
12,3
Natuurbrug
2015
2016
0,1
2,8
43,5
29,5
2017 e.v.
5,8
5,8
3,7
H.O.V. lijn 300
3,0
6,7
0,8
0,8
Regulier onderhoud
5.3
16,0
N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
Op 21 juni 2013 heeft PS het besluit genomen
om in te stemmen met de uitvoering van de
ombouw van 2x1rijstrook naar 2x2 rijstroken met
ongelijkvloerse aansluitingen tussen de A2 en de
A50.
Tegen de vaststelling van het PIP door PS is
beroep mogelijk bij de Raad van State. Hiervan
is gebruik gemaakt. Op 10 januari 2014 is het
ingediende beroep behandeld bij de Raad van
State. Naar verwachting zal is eind maart de
uitspraak van de Raad van State in deze zaak. De
start van de uitvoering is voorzien in 2014.
50,2
30,0
73,1
5,8
Bijdrage derden
Totaal
3,8
Totaal
32,3
8,8
2,1
2,1
5,9
118,5
Financieel
Door PS is € 166 miljoen (bij besluit PS 46/13)
ter beschikking gesteld vanuit het spaar- en investeringsfonds. Dit in aansluiting op het eerder
genomen besluit van PS voor de aanleg van een
tweede c.q. bredere brug om de 2x2 mogelijk te
maken en werk met werk te maken (PS besluit
69/10) ter grootte van € 20 miljoen. Totaal is
daarmee voor het project € 186 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het spaar- en investeringsfonds.
N279-zuid/Noordoostcorridor
De Noordoostcorridor (ook wel aangeduid als de
‘ruit’ om Eindhoven) gaat om het opwaarderen
van de N279-zuid van Veghel tot Asten en het
aanleggen van een nieuwe oostwestverbinding
tussen knooppunt Ekkersrijt en de N279. De
Noordoostcorridor is onderdeel van ‘Brainport
Oost’, één van de negen provinciale gebiedsontwikkelingen uit de Structuurvisie RO. Ook het
Rijk geeft in haar regeerakkoord prioriteit aan de
ontwikkeling van Brainport.
In 2011 hebben PS een tracézone van de Noordoostcorridor vastgelegd in de Structuurvisie deel
D ‘Brainport Oost’. Medio 2012 is door de stuurgroep een ‘Afwegingskader Notitie Reikwijdte
en Detailniveau’ vastgesteld. Het aantal nader
te onderzoeken varianten werd hiermee verder
ingeperkt. Bij de nadere uitwerking ligt de focus
op acht punten die extra aandacht vragen. In
september 2012 is een aanvang gemaakt met het
opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het projectMER. In het najaar
van 2013 zijn, op basis van de uitkomsten van
nadere onderzoeken op de effecten van o.a.
verkeer, milieu, natuur, water en kansen voor
gebiedsontwikkeling hoofdkeuzes voor het tracé
gemaakt. Tegelijkertijd zijn de benodigde en
beschikbare financiële middelen onderzocht in
een zogenaamde businesscase. In de tweede helft
van 2013 zijn nadere afspraken vastgelegd in een
concept-bestuursovereenkomst en is, conform
afspraak, bij het rijk een sluitende businesscase ingediend. Eind 2013 is genoemde Notitie
Reikwijdte en Detailniveau (NRD) vrijgegeven
voor inspraak. Als gevolg van een in de Tweede
Kamer in november 2013 ingediende motie, is de
Brabants MIT 2014 - 2018
bedragen x € 1 miljoen
25
Brabants MIT 2014 - 2018
26
ondertekening van de overeenkomst uitgesteld.
Resultaat van de motie is dat de minister in de
loop van 2014 een nieuwe MKBA (Maatschappelijke Kosten Baten Analyse) laat opstellen en
de regio verzoekt aan te geven hoe vervolg wordt
gegeven aan de Ruit en/of andere projecten in
de regio. November 2014 rapporteert de minister
hierover aan de Tweede Kamer.
Begin 2014 is een aanvang gemaakt met het
opstellen van een project-MER ten behoeve
van het Provinciaal InpassingsPlan (PIP). De in
deze fase te verzamelen gegevens worden gebruikt
voor het bepalen van het voorkeursalternatief in
het najaar van 2014 en als input voor de MKBA.
De huidige dekking tot een totaalbedrag van
€ 874,5 miljoen, bestaat uit:
• € 268 miljoen bijdrage vanuit Rijk (FES-gelden);
• € 112,5 miljoen bijdrage SRE/regio
(BDU-middelen);
• € 44 miljoen bijdrage vanuit SRE en gemeenten Eindhoven, Helmond en Veghel;
• € 450 miljoen bijdrage vanuit provincie
Noord-Brabant (Spaar- en Investeringsfonds)
Actieprogramma Beter Benutten Brabant
Om in de toekomst een topregio te blijven op
kennis- en innovatiegebied, is het van groot belang
dat Brabantse toplocaties bereikbaar blijven.
Meer asfalt is niet altijd de oplossing voor fileproblematiek. Daarom investeert de provincie met
een groot aantal partners in een samenhangend
maatregelenpakket onder de naam ‘ Programma
Beter Benutten Brabant ‘. Dit maakt onderdeel uit
van een het landelijke programma Beter Benutten
van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu,
de provincie Noord-Brabant, SRE, en diverse
Brabantse gemeenten en bedrijven investeren in
het programma samen 100 miljoen en pakken
hiermee de grootste knelpunten aan. De maatregelen moeten leiden tot 20% minder files in 2014,
dat is het streven.
In Brabant richt Beter Benutten zich op:
• Intelligent Transport Systems (ITS): bijvoorbeeld in-car snelheidsadvies, individueel
reisadvies via smartphone
• Het verknopen van netwerken: bijvoorbeeld
multimodaal goederenvervoer, P+R stations,
hoogwaardige OV- en fiets verbindingen
• Mobiliteitsmanagement/het nieuwe werken:
zoals spitsmijden, fietsstimuleringsprogramma
• Verkeersmanagement: bijvoorbeeld regelscenario’s, groene golf, dynamisch parkeerrouteverwijssysteem
• Infrastructurele maatregelen: bijvoorbeeld
door het verbeteren van aansluitingen, met
turborotondes
De aansturing van het Actieprogramma Beter
Benutten gebeurt door het Bestuurlijke trio dat
bestaat uit de Minister van IenM, de Gedepu-
teerde Infrastructuur en Milieu en de CEO van
NXP Nederland.
Vervolgprogramma Beter Benutten 2015-2017
Het Rijk heeft voor deze periode een bedrag
gereserveerd van € 300 miljoen voor een vervolg.
Het Rijk richt zicht in dit vervolg op gedragsbeïnvloeding. Infrastructurele maatregelen komen als
oplossing in beeld als gedragsmaatregelen ontoereikend zijn voor het oplossen van een probleem
of als onderdeel van slimme deals. En ook dan
zal het om kleine infrastructurele in grepen gaan.
Ook de regio Brabant zet in op dit vervolg. De
maatregelen die zij wil indienen zal moeten
bijdragen aan de ambitie van de regio: ‘het zijn
van een internationale concurrerende kennisregio zijn met een goed vestigingsklimaat’. Om
dit te bereiken zal naar verwachting worden
ingezet worden op ITS en logistiek over weg en
water gecombineerd met samenwerking met het
bedrijfsleven. Deze ambitie wordt vervat in een
bereikbaarheidsverklaring die op 6 maart 2014
door het Bestuurlijk trio wordt ondertekend. De
verklaring is de regiospecifieke uitwerking van de
landelijke ambitie. Naar de ondertekening toe zal
duidelijk worden hoeveel geld naar de regio komt.
Voor een algemene lijst van huidige en toekomstige projecten wordt verwezen naar onze website:
www.brabant.nl/beterbenutten.
Onderdeel
Projecten / Programma
2 Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
Rijk
Provincie
Regio
2,48
05. PPS A59
06. A4
BDU
SRE
Derden
2,48
17. N279-noord ’s‑Hertogenbosch-Veghel
12,50
164,92
1,08
93,56
93,56
35,00
35,00
97,20
97,20
166,00
166,00
3,89
181,84
181,84
24,58
101,38
101,38
31,47
685,84
685,84
721,00
721,00
100,00
100,00
76,40
76,40
864,50
864,50
3,00
30. N69/Grenscorridor
68,60
91,32
15,00
32. Actieprogramma Beter Benutten
Brabant
35,93
3,66
37,21
139,53
439,74
17,38
54,69
3,03
0,00
3,03
Nodig
4,96
35,00
81,70
Beschikbaar
4,96
93,56
16. N261 Waalwijk-Tilburg
totaal 2 Autobereikbaarheid
B5
Projecten die na 2018 in realisatie
komen
12. A27 Houten - Hooipolder
18. N65 ’s-Hertogenbosch - Tilburg
27
721,00
55,00
5,00
19. Gebiedsversterking Oostelijke
Langstraat
8,80
25,00
38,50
31. N279-zuid/noordoostcorridor
268,00
450,00
16,70
33.a A58 Corridor deelproject Galder Sint Annabosch
116,00
116,00
116,00
33.a A58 Corridor deelproject
Eindhoven - Tilburg
317,00
317,00
317,00
2194,90
2194,90
totaal 2. Autobereikbaarheid
projecten na 2018
Brabants MIT 2014 - 2018
bedragen x € 1 miljoen
Autobereikbaarheid 2014-2018 1485,80
480,00
20,00
20,00
20,00
75,20
4,10
129,80
0,00
129,80
4,10
Brabants MIT 2014 - 2018
28
Opmerking: Tabel is opgesplitst in twee delen.
Projecten die in 2014-2018 in realisatie zijn of
komen en projecten waarvan bekend is dat deze
na 2018 in realisatie komen, de kosten voor deze
projecten zijn niet opgenomen in de totaal optelling.
3.3
Regionaal Mobiliteitsbeleid
Het doel is te komen tot samenhangend, robuust
en veilig verkeerssysteem in de regio waarin
zowel de fiets als de bus als de auto hun aandeel
hebben.
Speerpunten hierin zijn:
• aanleggen en/of verbeteren van schakels in
het regionaal fietsnetwerk;
• verbetering van de kwaliteit van het (hoogwaardig) openbaar vervoer op basis van een
reële vervoersbehoefte;
• verbeteren van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in de regio;
• instandhouden en verbeteren provinciaal wegennet;
• Dynamisch Verkeersmanagement (DVM).
De provincie voert de regie in de regio, is
opdrachtgever van het weggebonden openbaar
vervoer, faciliteert en stimuleert de gemeenten en
is beheerder van het provinciaal wegennet.
GGA-regio’s
Landelijk wordt de BDU (Brede DoelUitkering)
vanaf 2008 verdeeld op basis van een herziene
verdeelsleutel. De groei van het aantal wonin-
gen en de omgevingsadressendichtheid (OAD)
bleken in combinatie met een regiofactor goede
indicatoren te zijn voor de veranderingen in de
verkeers-en vervoeropgave van een regio. Een
belangrijk uitgangspunt hierbij was ook dat de
herverdeeleffecten beperkt moesten blijven.
In 2008 hebben wij besloten het provinciale
budget voor de cofinanciering van de jaarlijkse
regionale uitvoeringsprogramma’s te verdelen op
basis van de landelijke verdeelsleutel BDU.
De landelijke verdeelsleutel luidt als volgt:
(woningen x OAD) regio
(woningen x OAD) totaal x regiofactor = aandeel BDU regio
Teneinde de herverdeeleffecten zoveel mogelijk te
beperken is de zogenaamde regiofactor geïntroduceerd. Per regio geldt een specifieke regiofactor
die geënt is op de uitgangsituatie in het ijkjaar
2007. In onderstaande tabel treft u per regio de
vastgestelde regiofactor aan.
Regio
regiofactor
Noordoost
1,9430
’s-Hertogenbosch
1,0795
Midden-Brabant
0,9032
Breda
0,9042
Westelijk Noord-Brabant
0,7785
De nieuwe verdeelsleutel is dynamisch en wordt
ieder jaar op basis van de actuele cijfers van het
CBS voor zowel de OAD als het aantal woningen
bijgesteld.
In het bestedingsplan 2013-2018 is een budget
van € 12 miljoen beschikbaar gesteld voor 2014.
Het tweejarig budget voor de periode 2013-2014
kwam daarmee op € 26.639.200. Voor de regionale uitvoeringsprogramma’s 2013 is in totaal
voor een bedrag van € 11.463.100 aan beschikkingen afgegeven. Derhalve resteert er van het
budget nog een bedrag van € 15.176.100. Ter
bevordering van de flexibiliteit is besloten nu
reeds een budget van € 10 miljoen voor 2015
beschikbaar te stellen zodat de regio’s weer
beschikken over een tweejarig budget van in
totaal € 25.176.100. Op basis van de verdeelsleutel 2013 geeft dit de volgende verdeling per regio.
regio
Verdeling in %
Verdeling
budget 2015
Restant budget
2013-2014
Beschikbaar
budget 2014-2015
Noordoost
13,23%
1.323.000
2.127.900
3.450.900
’s-Hertogenbosch
25,67%
2.567.000
4.384.200
6.951.200
Midden-Brabant
28,68%
2.868.000
3.952.100
6.820.100
Breda
22,76%
2.276.000
2.627.700
4.903.700
Westelijk
Noord-Brabant
9,66%
966.000
2.084.200
3.050.200
100,00%
10.000.000
15.176.100
25.176.100
Totaal 5 GGA-regio’s
Sinds 2011 zijn voor het regionaal uitvoeringsprogramma van het SRE en deelprogramma
Zuidoostvleugel geen reguliere noch extra middelen beschikbaar.
Regionale projecten van derden > € 10 miljoen
N329, gedeelte A50 – Osse Haven: ‘Weg van de Toekomst’
De reconstructie van de provinciale weg N329,
‘gedeelte A50 – Osse Haven’ is een gezamenlijk
project van provincie en gemeente Oss. De reconstructie is grotendeels afgerond. In 2014 staat
de bouw van een natuurbrug geplant. Over al
dan niet bouwen van deze natuurbrug loopt nog
overleg tussen de gemeente Oss, Natuurorganisaties en de provincie.
Budget projecten derden > € 10 miljoen
In feite betreft hier het budget voor grote projecten van de B3-steden (Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch) waar indien nodig ook andere gemeenten gebruik van kunnen maken.
Eindhoven en Helmond kunnen geen aanspraak
maken op ‘provinciale’ BDU omdat het SRE zelf
BDU ontvangt.
In het najaar 2012 is de financieringsbehoefte
voor grote projecten geïnventariseerd. De projecten moesten passen in het lange termijnperspectief voor Brabant zoals opgenomen in de Strategische Agenda BrabantStad, de MIRT-Gebiedsagenda Brabant en het project #Brabant (Versterkt
Stedelijk Netwerk Brabant).
Bij de inventarisatie bleek dat de projecten
grofweg zijn onder te verdelen in de volgende
categorieën:
1. Majeure knooppunten in het verkeers- en
vervoersysteem in Brabant;
2. HOV-netwerk als onderdeel van een samenhangend OV-netwerk;
3. Regionale bijdragen aan (rijks)hoofdinfrastructuur;
4. Bereikbaarheid van economische toplocaties.
In het najaar 2012 is mede door de tijdsdruk
vooral gekeken naar de projecten op de korte
termijn (2013-2016) met een bescheiden doorkijk
naar 2020. Daarbij bleek de grootste financieringsbehoefte voor het verbeteren van de bereikbaarheid van het knooppunt Eindhoven Airport
te zijn. Echter het betreft hier BDU voor Brabant
exclusief het SRE en derhalve kunnen die projecten niet worden gecofinancierd vanuit dit budget.
Daarnaast is geconstateerd dat veel van de
overige projecten nog verder uitgewerkt moeten
worden.
In het voorjaar 2013 zijn in samenwerking met
de gemeenten de potentiële projecten van het
HOV-netwerk voor de periode 2016-2025 in
kaart gebracht.
Om een goede afweging te kunnen maken op
welke wijze de steeds schaarser wordende middelen zo efficiënt mogelijk aan de ‘beste’ projecten
kunnen worden besteed, is het wenselijk om voor
alle categorieën de potentiële projecten voor de
periode 2016-2025 te inventariseren. Een derge-
Brabants MIT 2014 - 2018
Verdeling regionaal budget 2014/2015
29
Brabants MIT 2014 - 2018
30
lijke inventarisatie zou uitgevoerd kunnen worden
door de Regiegroep netwerkprogramma Brabantstad in de samenwerking met de GGA-regio’s.
Dit kan geschieden op basis van de in het najaar
2012 benoemde uitgangspunten en categorie-indeling.
De verwachting is dat de financieringsbehoefte
vele malen groter zal zijn dan het beschikbare
budget.
Mede gelet op het bovenstaande is besloten om
door te gaan met het reserveren van middelen
voor grote projecten van derden. Omdat er in het
verleden geen reserve is gevormd voor de financiering van HOV-projecten bevat is in het kader
van het bestedingsplan BDU besloten om zowel
voor HOV-projecten als voor grote projecten van
derden voor 2015 een bedrag van € 10 miljoen
te reserveren. Na afronding van de inventarisatie
zal in het kader van het volgende bestedingsplan
worden bezien of het zinvol is beide reserves al
dan niet samen te voegen.
Tevens hebben wij besloten binnen de reserve
grote projecten voor derden een bedrag van
€ 20 miljoen te reserveren voor de regionale
bijdrage aan het project N65. Het betreft hier een
voorlopige reservering omdat deze nog niet ter
advisering aan het Platform Verkeer en Vervoer is
voorgelegd.
Op de stelpost N65 was reeds een bedrag van € 5
miljoen beschikbaar vanuit de bestuursakkoordmiddelen voor gebiedsontwikkelingen. Derhalve
is voor de provinciale bijdrage in het regionaal
aandeel van de N65 in totaal € 25 miljoen
beschikbaar.
Openbaar Vervoer
Financieel kader
Voor de doorkijk 2014 – 2018 is de financiële
uitkomst van de OV-aanbesteding van belang.
De busconcessies lijken binnen de beschikbare
budgeten gegund te worden. Daarnaast worden
ook BDU-middelen besteed aan het product
regiotaxi en sociale veiligheid in het OV.
Uitvoering
Bij de uitvoering gaat het om beïnvloeden (van de
reizigersmarkt), benutten (van vervoerscapaciteit
en verbeteren van de doorstroming), bouwen (aan
de ruggengraat van het OV-netwerk) en beheren
van de (OV-concessies). De nieuwe OV-concessies die eind 2014 van start gaan, geven hieraan
invulling.
Belangrijke onderdelen hierbij zijn de jaarlijkse
goedkeuring van het exploitatieplan en projecten
die de komende jaren gerealiseerd worden:
• P&R station ’s-Hertogenbosch;
• HOV-baan langs spoor Breda (onderdeel van
Volans);
• HOV-aansluiting A50 Uden-Noord (onderdeel van HOV Noordoost-Brabant);
• Busstation Oosterhout (onderdeel van
Volans);
• Busstation Veghel (onderdeel van HOV
Noordoost-Brabant);
• Busstation Tilburg;
• Transferium Willemspoort te ’s-Hertogenbosch;
• P&R station Tilburg;
• HOV-visie ’s-Hertogenbosch (1e fase binnenstadsring)
• HOV Grote Wielen ’s-Hertogenbosch
Risico’s
De kosten van het OV worden grotendeels
gefinancierd uit de BDU. Het kan zijn dat de
hoogte van de BDU onder druk staat als het Rijk
verder moet bezuinigen.
De uitgaven voor de OV concessies worden
jaarlijks geïndexeerd met de landelijke OV index
(Nea rapport 2012 methodiek voor kostenontwikkeling in het OV). Bij afwijking van de OV
index en de BDU index ontstaat een mogelijke
indexgap.
Provinciale wegen
In het programma provinciale wegen 2014-2023
is de programmering van projecten in de realisatiefase voor de periode 2014-2018 opgenomen,
waarbij de ramingen van de integrale kosten zijn
vermeld en de provinciale kosten gedekt. Het
betreft de lopende projecten uit het vigerende
BMIT en de nieuwe projecten, die vanuit de
planstudie naar de realisatiefase gaan. Voor deze
periode wordt conform eerdere afspraken een
Voor de daarop volgende vijf jaren, periode
2019-2023, wordt op basis van de beschikbare
volumes en indicatieve ramingen een doorkijk
van lopende en te starten planstudies met zicht op
mogelijke financiering.
De financiële omvang van alle projecten in de
realisatie- en planstudiefases mag daarbij nooit
meer bedragen dan de omvang voor deze fases
beschikbare investeringsvolumes.
matiek zijn in de tabel opgenomen. Hierbij zijn
planstudies met betrekking tot komproblemen en
reconstructies van wegvakken, onderling geprioriteerd.
Prioritering planstudies
Voor de prioritering van de planstudies is gebruik
gemaakt van de Prior-systematiek. Deze systematiek wordt ook binnen de GGA-regio’s toegepast.
De resultaten van de toepassing van deze syste-
Rang
PROJECTNAAM
Prior
KO*
ET-B
OM-B
ET-V
OM-V
ET-L
OM-L
TI
ER
BW
MW
1
264.24 Ontsluiting Rogstraat – Rode
Eiklaan
86
1
2
3
4
3
0
0
60
0
++
+
2
618.04 Boxtel-Schijndel
80
1
1
2
2
2
0
0
61
0
++
0
3
616.01 Komproblematiek Erp
70
2
3
2
1
2
4
3
55
0
+
+
4
69.04 Belgische grens-Valkenswaard
69
1
1
2
1
2
0
0
47
+
++
+
5
395.01 Oirschot-Hilvarenbeek
64
1
1
2
1
2
0
0
47
0
++
+
6
629.09 Dongen-Oosterhout (fase 2)
63
1
3
4
0
4
4
4
63
0
0
0
7
270.11 Helmond-Deurne-Limburgse grens
60
3
3
3
0
3
0
0
45
+
+
+
8
638.01 Zundert-Rucphen
50
1
1
1
0
1
0
0
42
0
+
+
9
625.15 Oss-’s-Hertogenbosch
46
1
1
1
0
1
0
0
37
0
+
++
Brabants MIT 2014 - 2018
over programmering van 30% gehanteerd.
31
Brabants MIT 2014 - 2018
32
Programmering provinciaal wegenprogramma
Regulier programma provinciale wegen:
Bij de programmering is rekening gehouden met:
•prior-score
• staat van onderhoud van de weg
• doorlooptijd van het project
• koppeling met andere projecten
• projectrisico’s zoals nog te doorlopen procedures.
Daarnaast zijn alle tot 2023 geplande provinciale projecten doorgelicht en daar waar mogelijk
eenvoudigere en goedkopere oplossingen gezocht.
In de programmering wordt een onderscheid
gemaakt in de realisatiefase 2014-2018 en de
meerjaren doorkijk 2019-2023.
Programma 2014-2018
Aan het volume, dat benut kan worden voor
projecten die van de planstudiefase naar de realisatiefase kunnen gaan, is een jaarschijf toegevoegd. Voor nieuwe projecten in de realisatiefase
is een budget beschikbaar van € 34,70 miljoen.
Dit bedrag is als volgt berekend:
bedragen x € 1.000.000
Omschrijving
Bedrag
Totaalvolume 2014 – 2018
138,40
Overprogrammering 30%
41,50
Totaal beschikbaar
179,90
Reeds in realisatiefase
145,20-
Ruimte voor programmeren
34,70
BMIT periode 2014-2018 peildatum 1 juli 2013
Totale project-kosten
Lopende projecten 2014 en verder \ Overloopprojecten tm 2013
7.354
282.06*
Rijen-Hulten-Reeshof
4.400
283.06*
Krp Kortveldsesteeg & wegvak
1.953
322.05
Vervangen verharding Nieuwendijk - Ewijk fase 1b (322.09)
8.330
324.20*
Grave – Oss
641.04
Kralen – Oud Gastel
3.686
VIV
Reservering vervangingsinvesteringen 2015-2018
3.000
269.10
Kempenbaan Tilburg
257.02
Steenbergen – Grevelingendam (VI & aanv. Maatregelen)
2.850
268.09
Vier bruggen over Markvlietkanaal
1.682
615.08
Nuenen – Beek en Donk
4.900
637.05
VI Hoofdrijbaan Sint Oedenrode – Schijndel
1.100
263.06
VI Hoofdrijbaan Zundert - Breda
2.000
284.20
VI Hoofdrijbaan aansl. N269 – Hapert
3.400
618.04
Boxtel – Schijndel
7.000
395.01*
Oirschot – Hilvarenbeek
1.900
VRI.14
Vervangen diverse VRI’s
1.000
Totale projectenportefeuille periode 2014-2018
2014
2015
2017
2018
10.500
850
65.905
33
29.084
15.149
Voorb. fase
* Dekking van de projecten vindt plaats vanuit Verbeteren & Bouwen en VervangingsInvesteringen
2016
Brabants MIT 2014 - 2018
Bedragen x € 1.000
Jaarprogramma Vervangingsinvestering Provinciale wegen
5.752
Uitv. fase
8.002
6.752
Brabants MIT 2014 - 2018
34
Bedragen x € 1.000
Jaarprogramma Verbeteren en Bouwen Provinciale wegen
BMIT periode 2014-2018 peildatum 1 juli 2013
Totale project-kosten
Lopende projecten 2014 en verder \ Overloopprojecten tm 2013
26.254
260.02
N260 Omlegging Baarle
28.000
264.17
Wegvak A50 – N277
282.05
Verkeersproblematiek Dorst
282.06*
Rijen – Hulten – Reeshof
283.06*
Krp Kortveldsesteeg & wegvak
324.20*
Grave – Oss
605.05
Omlegging Gemert Noord
605.06
Omlegging Boekel
625.04
T-Aansluiting N625/N626
2.035
629.09
Dongen – Oosterhout fase 1
8.600
329.09
Knp Paalgraven – aansl. Oss Oost/Uden
1.245
395.01
Oirschot – Hilvarenbeek
3.300
616.01
Komproblematiek Erp (bijdrage)
7.200
624.03
Bijdrage aanleg FP, Boxtel
Totale projectenportefeuille periode 2014-2018
2014
2015
2016
2017
2018
23.656
22.269
26.915
31.844
12.439
930
2.400
18.850
6.895
10.662
9.900
17.000
450
143.721
Voorb. fase
* Dekking van de projecten vindt plaats vanuit Verbeteren & Bouwen en VervangingsInvesteringen
Uitv. fase
bedragen x € 1 miljoen
Projectnaam
VB of VI*
Priorscore
Provinciale
kosten
615.08 Nuenen – Beek en Donk
VI
616.01 Komproblematiek Erp
VB
3
7,20
616.01 Reservering OVD Erp (2017)
VI
-
4,70
VB/VI
5
5,20
329.09 Paalgraven
VB
-
0,30
269.10 Kempenlaan, Tilburg
VI
624.03 Bijdrage FP Boxtel
VB
VRI.14 Vervangen diverse VerkeersRegelInstallaties (VRI’s)
VI 1,00
Reservering VIV 2014
VI
7,90
2,20
395.01 Oirschot – Hilvarenbeek
257.02 Steenbergen – Grevelingendam
Totale provinciale kosten
VB VI = budget verbeteren en bouwen
= budget vervangingsinvesteringen (groot
onderhoud)
OVD = overdracht
VIV = budget vervangingsinvesteringen verhardingen
* = VI projecten worden niet geprioriteerd
4,90
Brabants MIT 2014 - 2018
De projecten die ten laste van dit budget van de planstudiefase naar de realisatiefase 2014-2018
worden gebracht zijn:
0,85
-
0,45
34,70
Opmerkingen bij tabel:
i Het betreft hier alleen de provinciale kosten
in de periode 2014-2018
iiHet project N616 heeft een directe relatie
met het project Noordoostcorridor (NOC) en
wordt in samenhang met de NOC in uitvoering genomen.
35
Brabants MIT 2014 - 2018
36
Doorkijk 2019-2023
bedragen x € 1 miljoen
Het beschikbare budget voor deze periode is:
Per jaar
periode 2019-2023
Regulier budget
24,50
122,50
Vervangingsinvesteringen (VI)
4,64-
23,20-
Kosten indicatie Verbeteren en Bouwen
17,56-
87,80-
2,30
11,50
Beschikbaar voor nieuwe planstudies in de periode 2019-2023 en/of om
mogelijke tegenvallers zoals niet voorziene planwijzigingen op te vangen.
Projectnaam
Priorscore
VIV Reservering Vervangingsinvesteringen 2019-2023
bedragen x € 1 miljoen
Indicatie** provinciale kosten
23,20
264.24 Ontsluiting Rogstraat – Rode Eiklaan
1
1,10
618.04 Boxtel – Schijndel
2
7,00
395.01 Oirschot – Hilvarenbeek*
5
8,80
629.09 Dongen – Oosterhout (fase 2)
6
15,90
638.01 Rucphen – Zundert
8
3,50
270.11 Helmond – Limburgse grens
7
25,55
324.20 Grave – Oss (fase 2)
*
10,50
397.01 Boevenheuvel
**
3,50
N69 Nulplusmaatregelen provinciale wegen grenscorridor
**
5,00
69.04 Belgische grens – Valkenswaard
4
5,20
625.15 Oss – ’s-Hertogenbosch
9
5,25
Totaal indicatie provinciale kosten
* = vorig jaar reeds geprioriteerd
** = onderdeel gebiedsakkoord grenscorridor
N69
Opmerkingen bij de tabel:
i Het betreft hier alleen de kosten (VI en V&B)
in de periode 2019-2023
iiDe bedragen zijn omdat de plannen nog niet
gereed zijn zeer globaal met een bandbreedte.
Ervan uitgaande dat de uitwerkingen leiden
tot zowel hogere als lagere ramingen is het
111,00
totaal een goede indicatie van de benodigde
reservering.
iii Het project N270 heeft een directe relatie
met het project Noordoostcorridor (NOC) en
wordt in samenhang met de NOC in uitvoering genomen.
Brabants MIT 2014 - 2018
Het budget wordt gereserveerd voor de potentiële dekking van de onderstaande projecten in de planstudiefase:
37
Brabants MIT 2014 - 2018
38
(Bedragen * € 1.000)
Investeringsprogramma projecten provinciale wegen
Productgroepnummer
2014
2015
Benutten
05.03
38
10
Verbeteren en Bouwen
05.03
12.500
11.000
13.431
18.300
13.000
Voorbereiding Projecten
05.03
2.500
3.350
3.350
1.540
2.000
Vervangingsinvestering
05.03
7.163
10.350
7.627
8.000
7.400
Grondverwerving
05.03
2.500
5.500
5.500
1.300
2.100
Risicoreservering
05.03
Subtotaal
Randweg Zevenbergen
05.03
N261 Tilburg - Waalwijk
05.03
49.300
29.489
Kommen Oudenbosch, Zundert & Haps
05.03
4.485
5.661
1.290
1.482
1.482
Subtotaal
78.486
77.360
31.198
30.622
25.982
Steunpunt en regiokantoor/materieel
05.03
527
527
5.194
370
370
Totaal provinciale wegen
79.013
77.887
36.392
30.992
26.352
24.701
30.210
2016
29.908
2017
29.140
2018
24.500
12.000
Door de vernieuwde aanpak is de onbalans weggewerkt en is daarmee voor alle opgenomen projecten (potentiële) dekking aanwezig.
Economische koppositie in Europa
De provincie Noord-Brabant werkt voortdurend
aan het verbeteren van de bereikbaarheid van
Brabant. Dit is een van de randvoorwaarden
om haar economische koppositie in Europa te
behouden en te versterken. Het verbeteren van
de bereikbaarheid gebeurt door het bouwen
van wegen, en door het zo goed mogelijk benutten van het bestaande wegennet. Dynamisch
Verkeersmanagement (DVM) speelt een grote
rol bij het benutten. Brabant doet dit samen met
andere overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Meerwaarde DVM
Andere effecten van DVM zijn grotere veiligheid
(op de weg en in de woonomgeving), minder last
van vervuiling en geluid en meer reiscomfort.
Hiermee sluiten de inspanningen van DVM
aan bij de Agenda van Brabant (provincie), de
Bereikbaarheidsagenda (I&M) en de Routekaart
Beter Geïnformeerd op Weg (I&M).
Programma 2014-2015
Voor de komende periode zet provincie
Noord-Brabant in op de onderstaande onderdelen. Deze vindt u terug in de onderstaande begroting.
• A1. Uitvoering van lokale verkeersmanagementmaatregelen op het provinciale wegennet zoals de aanpassing
van verkeersregelinstallaties.
• B1. Uitvoering van regionaal verkeersmanagement. Te
denken valt aan de uitvoering van maatregelen t.b.v.
regionale regelscenario’s. Deze maatregelen worden in
de vorm van cofinanciering met de andere wegbeheerders uitgevoerd.
• B2. Uitvoering van de ITS (gedragsbeïnvloedende)
projecten uit het programma Beter Benutten Brabant
zoals ITS regionale informatiediensten, Spookfiles
A58 en de derde tender in-car.
• B3. Kosten van de bediening en beheer van de regionale regelscenario’s vanuit deze verkeercentrale, een
extra regio-desk en innovatieve toepassingen in de
verkeercentrale.
Brabants MIT 2014 - 2018
DVM-programma
39
Brabants MIT 2014 - 2018
40
Het totale budget voor het uitvoeringsprogramma DVM bedraagt voor deze periode circa € 10,0
miljoen. In onderstaande tabel treft u het programma aan met de belangrijke projecten in de periode
2014 – 2015.
A. Kapitaaldienst
2014
A1. Investeringsplanning benutten DVM
provinciale wegen
Subtotaal A.
2015
2016- 2018
Totaal
2014 - 2018
38.000
-
p.m.
38.000
38.000
-
p.m.
38.000
B1.Voorbereiding en realisatie maatregelen
DVM BrabantStad (waaronder cofinanciering regionaal verkeersmanagement en
DVM op provinciale wegen)
1.884.542
1.838.542
p.m.
3.723.084
B2.DVM en reisinformatie (waaronder de
Beter Benutten Brabant ITS projecten)
1.814.167
12.591
p.m.
1.826.758
B3. Verkeerscentrale DVM
1.667.563
p.m.
p.m.
4.473.125
Subtotaal B.
5.366.272
1.851.133
p.m.
7.217.405
Totaal
5.404.272
1.863.724
p.m.
7.255.405
B. Gewone dienst
Het programma DVM voor de periode 2016 –
2018 volgt in de loop van 2014. Wanneer
er onder andere meer bekend is rondom de
Uitvoeringsagenda Beter Geïnformeerd op Weg
(volgt op de Routekaart) en het vervolg van het
programma Beter Benutten. De beschikbare
middelen voor deze periode zijn nog niet bekend.
De beschikbare middelen voor DVM lopen de
komende jaren sterk terug. Dit is ook het geval
voor mobiliteitsmanagement en goederenvervoer.
Om toch de beleidsdoelen voor deze aandachtsgebieden te kunnen realiseren, is reeds in het
kader van het bestedingsplan BDU 2013-2017
voor mobiliteitsmanagement en goederenvervoer
voor de jaren 2013 en 2014 reeds een beperkt
budget van € 0,5 miljoen per jaar beschikbaar
gesteld. Vanaf 2015 zullen er ook voor DVM
mede op basis van het meerjarenprogramma
DVM binnen het bestedingsplan BDU middelen
gereserveerd moeten worden. Derhalve heeft
Gedeputeerde Staten besloten om vanuit de BDU
voor de drie onderdelen goederenvervoer, DVM
en mobiliteitsmanagement in 2015 een totaal
budget te reserveren van € 2,5 miljoen.
Fiets in de Versnelling
In 2009 is in opdracht van de Provinciale Staten
de visie Fiets in de Versnelling met bijbehorend
actieprogramma tot de periode 2012 ontwikkeld
en vastgesteld. Doel van de visie is het aandeel
fiets in het dagelijks gebruik te verhogen van 24%
naar 28%-30% in 2020. Met het stimuleren van
het fietsgebruik dragen we bij aan de bereikbaarheid van stedelijke kerngebieden en de leefbaarheid van zowel de steden, dorpen als recreatieve
gebieden. Ten slotte is de fiets snel, flexibel,
duurzaam en goed voor de gezondheid van de
Brabantse burger.
In deze periode zijn er diverse activiteiten uitgevoerd zoals het verbeteren van het fietsnetwerk,
recreatief als utilitair en het verbeteren van
fietsenstallingen. Ook zijn maatregelen uitgevoerd
voor het verleiden van specifieke doelgroepen om
vaker de fiets te pakken, zoals de forens.
Een van de projecten die verder zijn uitgewerkt is
het project snelfietsroute ’s-Hertogenbosch – Oss.
In het voorjaar 2013 is een tekort van € 604.000
bij de Brabanders. De projecten uit het actieprogramma Fiets in de Versnelling (2013-2015)
dragen hieraan bij door zorg te dragen voor
goede en veilige fietsinfrastructuur zoals de
snelfietsroute Cuijk-Mook-Nijmegen, een goede
overstap van de fiets op OV (verbeteren en aanleg
stallingen trein-en busstations) en het stimuleren van het gebruik van de fiets op afstanden
waar het een goed alternatief is (B-riders en het
uitbreiden OV-fietslocaties).
In 2012 heeft PS nogmaals het doel onderstreept
door een bijdrage vrij te maken van € 12,8
miljoen voor een actieprogramma 2013-2015.
Bereikbaarheid van de regio is één van de kerntaken uit de Agenda van Brabant. De provincie
investeert daarom in een goede infrastructuur,
een goed OV systeem en gedragsverandering
Spoorse doorsnijdingen tweede tranche
(SPODO II)
In november 2008 heeft het Rijk een subsidieregeling ingesteld om gemeenten te helpen via een
financiële bijdrage om de barrièrewerking door
spoorinfrastructuur in stedelijk gebied te vermin-
deren of op te heffen. Ook Provinciale Staten
hebben in 2008 unaniem een motie aangenomen
om een aanvullende bijdrage beschikbaar te
stellen.
Door de gemeenten Best en Cuijk is aangegeven
dat de projecten ‘Onderdoorgang Aarle-Hokkelstraat’ en ‘Onderdoorgang nabij Station’ mede
gelet op de stagnatie van ruimtelijke en economische ontwikkelingen niet zullen worden gerealiseerd. Op basis van de gehonoreerde projecten
zal de provinciale bijdrage derhalve maximaal
ca.€ 45,6 miljoen zijn. Twee Spodo II- Projecten zijn in 2013 afgerond te weten N329 Oss in
september en Fietstunnel Brandevoort Helmond
in oktober. De andere projecten zijn in voorbereiding of in uitvoering.
Brabants MIT 2014 - 2018
in de dekking geconstateerd en daardoor dreigt
met name de voorbereiding van het project
vertraging op te lopen. Immers als de dekking
niet rond is kunnen de betrokken partijen geen
uitvoeringsovereenkomst afsluiten en stagneert
de verdere voorbereiding. De provincie heeft
met de betrokken gemeenten (’s-Hertogenbosch,
Maasdonk en Oss) afgesproken dat zij middels
een garantstelling een bedrag van € 604.000
extra beschikbaar wil stellen voor dit project.
41
Brabants MIT 2014 - 2018
42
bedragen x € 1 miljoen
Regionaal mobiliteitsbeleid 2014-2018
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
mobiliteitsbeleid
1. GGA Uitvoeringsprogramma
Rijk
Provincie
BDU
Regio
40,48
2. SRE Uitvoeringsprogramma
3. OV-concessies en
Regiotaxi
22,10
9,98
4,39
9. Regionale projecten
derden > € 10 min.
3,00
10. Spoorse doorsnijdingen II
31,13
31,13
11. B5 uitvoeringsprogramma
8,70
46,19
12. Fiets in de Versnelling
3,15
10,58
65,08
280,10
Het is belangrijk dat Brabantse bedrijven goed
bereikbaar zijn en blijven. Grondstoffen moeten
gebracht worden, producten moeten afgevoerd
worden. Want in Brabant worden veel producten
Derden
40,48
327,00
0,72
368,20
Nodig
80,96
205,06
205,06
499,13
499,13
174,83
174,83
7,26
7,26
3,00
3,00
43,61
121,65
121,65
51,79
106,68
106,68
9,65
26,49
26,49
37,75
1225,05
1225,05
102,53
0,95
111,00
28,10
2,15
15,78
Beschikbaar
80,96
174,83
6. Dynamisch Verkeers
Managament
3.4Goederenvervoer
SRE
102,53
5. Provinciale wegen
totaal 3. Regionaal
mobiliteitsbeleid
B5
3,00
0,10
163,94
96,45
gemaakt. Bovendien ligt Brabant op een belangrijke doorvoerroute van de zeehavens naar het
Europese achterland. Dus investeert Brabant in
infrastructuur, kennis, duurzaam vervoer en het
beter en slimmer benutten van de aanwezige
faciliteiten. Niet alleen over de weg, maar ook
213,53
over spoor en water en zelfs door buizen. De
provincie Noord-Brabant levert hier een belangrijke bijdrage aan.
Samen met publieke en private partners formuleren wij slimme oplossingen voor het goederenvervoer en zoeken wij naar het meest passende
vervoerssysteem en veiligheid rondom de infrastructuur. Daarbij gaat het ook om het verbeteren
van de vaarwegen in Brabant, de ontwikkeling
van Brabantse havens, multimodale goederenterminals en multimodaal ontsloten bedrijventerreinen. Beter benutten, duurzaam en veiligheid zijn
daarbij thema’s. Dit sluit aan bij de Logistieke
Agenda waarin samen met partners ingezet wordt
op het behouden en versterken van de logistieke
sector in Brabant.
Speerpunten m.b.t. goederenvervoer zijn:
• Netwerken voor informatieuitwisseling en
kennisontwikkeling op het gebied van goederenvervoer en logistiek via o.a. het platform
Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer,
de Leerstoel Goederenvervoer bij de TU
Eindhoven en Dinalog in Breda;
• Wilhelminakanaal en Zuid-Willemsvaart;
• Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen;
• Het TransEuropeesNetwerk-Transport
met onderzoek naar de corridors in/door
Brabant;
• Ontwikkeling van een Strategie Multimodale
Werklocaties;
• Multimodale overslagpunten.
• De rol van de provincie is de regie voeren op
het overleg met het Rijk (BO MIRT-overleg)
en het faciliteren en stimuleren van programma’s en projecten.
Omlegging Zuid-Willemsvaart // Maxima­
kanaal
Op 7 november 2007 hebben Rijk, provincie
Noord-Brabant, het Waterschap Aa en Maas en
de gemeenten ’s-Hertogenbosch en Sint Michielsgestel een overeenkomst ondertekend over de
aanvullende voorwaarden bij de omlegging
Zuid-Willemsvaart. Deze voorwaarden zijn de
realisatie van een ecologische verbindingszone
met daarin een doortrekking van de Rosmalense Aa ten westen van de kanaalomleiding, de
ontwikkeling van een nat bedrijventerrein en de
overdracht van de stadstraverse Zuid-Willemsvaart aan de gemeente ’s-Hertogenbosch. Op
24 maart 2010 heeft de Raad van State besloten
dat het Rijk kan vasthouden aan de zogenaamde
regiovariant voor het tracé van de Zuid-Willemsvaart, waarbij het kanaal om ’s-Hertogenbosch
wordt gelegd. In 2010 is gestart met het werk en
de afronding is voorzien eind 2014/begin 2015.
De provincie stelt € 8,4 miljoen (€ 7,4 miljoen
plus IBOI-index) beschikbaar voor de aanleg van
een ecozone.
De werkzaamheden verlopen voortvarend
en naar verwachting zal het werk binnen het
geplande tijdsbestek worden afgerond.
Sluizen 4, 5 en 6 Zuid-Willemsvaart en sluizen
4, 5 en 6 Zuid-Willemsvaart 2e fase
De realisatie van de sluizen is in het najaar van
2010 afgerond. De provinciale bijdrage was € 30
miljoen inclusief voorfinanciering van de bijdrage
door het bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat
deze wordt terugbetaald na realisatie van fase 2
door bedrijven. Insteek is een bijdrage van € 0,25
voor een periode van tien jaar per vervoerde ton
lading, uitgaande van klasse IV schepen.
De aanbesteding van de sluizen is gunstig verlopen. De regiopartijen (m.u.v. ’s-Hertogenbosch)
hebben aangegeven de resterende middelen
in te willen zetten voor de verbetering van de
bevaarbaarheid van de Zuid-Willemsvaart van
Veghel tot Helmond en het oostelijke deel van het
Wilhelminakanaal tussen Helmond en Beatrixkanaal.
Met de nog ter beschikking staande middelen
is het mogelijk de vaarweg tussen Veghel en het
Beatrixkanaal geschikt te maken voor gekoppelde
schepen met een lengte van 110 meter en een
totaal laadvermogen van 900 ton. In het kader
van Beter Benutten is er met Rijk, 4 gemeenten
en het bedrijfsleven een convenant opgesteld.
Brabants MIT 2014 - 2018
De basis voor het beleid van de provincie is
geformuleerd in de Brabantse Strategische Visie
Goederenvervoer (BSVG). De provincie streeft
naar een modal shift van wegvervoer naar alternatieven als water, spoor en buisleiding. Dit
kan door slim in te spelen op goederenstromen.
Enerzijds om een economische meerwaarde te
creëren voor de verschillende Brabantse partners
(werkgevers en werknemers). Anderzijds om meer
te vervoeren met minder transport(bewegingen).
43
Brabants MIT 2014 - 2018
44
Het geschikt maken van de vaarweg voor langere
schepen is gekoppeld aan een inspanningsverplichting van het bedrijfsleven om per dag 460
vrachtwagens van de weg te halen. Afronding van
de 2e fase is voorzien einde 2014.
€ 100.000 hier aan bij. De composiet sluisdeuren
zijn (op dit moment) uniek in de wereld.
Er wordt naar gestreefd om de verbreding van
het kanaal in 2016 af te ronden, binnen het
gestelde budget.
Wilhelminakanaal, fase 1
Verruiming scope project
De eerst fase van de verruiming van het Wilhelminakanaal gaat nog niet zo ver dat de grootste
verlader op Loven bereikbaar wordt voor grotere
schepen. Dit is wel mogelijk indien met inzet van
de middelen voor het groot onderhoud van de
vaarweg (RWS) en de resterende middelen van
fase 1 worden ingezet om de doorvaartbreedte
van bruggen geschikt te maken voor de passage
van klasse IV schepen.. Het kanaal wordt niet
verbreed maar er zal naast het aanpassen van
bruggen voor klasse IV alternerend één-richting
vervoer worden toegepast in combinatie met
dynamisch verkeersmanagement op het water.
Er wordt naar gestreefd om deze werkzaamheden
gelijktijdig met fase 1 te realiseren.
Op 7 november 2007 is tussen het Rijk, de
provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg
een bestuursovereenkomst gesloten over de
financiering en realisatie van de eerste fase van
de verruiming Wilhelminakanaal. Het betreft de
zogenaamde Visievariant; verruiming kanaalpand
sluis 2 en sluis 3 naar klasse IV vaarweg, de sloop
van sluis 2 en de realisatie van een nieuwe sluis
3 geschikt voor klasse IV schepen naast de te
handhaven historische sluis 3. De kosten waren
in 2005 geraamd op € 71,6 miljoen (prijspeil 1
januari 2005).
In 2012 heeft de aanbesteding Verbreding Wilhelminakanaal Tilburg plaatsgevonden. De aanbesteding is gunstig verlopen, waarbij het beschikbare budget is € 75,55 miljoen (geïndexeerd naar
prijspeil januari 2011) niet is overschreden.
De nieuwe sluis zal worden voorzien van een
kleine waterkrachtcentrale. Ook zal de sluis
worden voorzien van composiet deuren; een
duurzaam en innovatief alternatief voor houten
of stalen deuren. Provincie Noord-Brabant
draagt ter stimulatie van de toepassing van
innovatieve materialen
Bediening van sluizen en bruggen
Het Rijk Provincie Noord-Brabant draagt € 1,5
miljoen bij om de realisatie van een centrale
bediening van bruggen en sluizen te versnellen.
Hiermee wordt het mogelijk om de sluizen en
bruggen op de vaarwagen in en naar Brabant
vanaf 2015 7x24 uur te bedienen. Met deze
maatregel investeert de provincie in het verbeteren van de bereikbaarheid van Brabant over
water en heft de beperkingen in de versobering
van het bedieningsniveau door het Rijk op.
Quick wins vaarwegen binnenhavens
Door het Rijk is € 110 miljoen beschikbaar
gesteld voor projecten quick wins binnenhavens
en vaarwegen. Uitgangspunt is dat de quick wins
bijdragen aan versterking van de infrastructuur
over water, waarmee de kansen van het goederenvervoer over water worden vergroot. Dit draagt
bij aan multimodaal goederenvervoer. Dat is
belangrijk voor de nationale en regionale economie.
In Noord-Brabant zijn er acht quick win-projecten (eerste en tweede tranche). Aangezien de
projecten in lijn zijn met de speerpunten uit de
Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer
heeft de provincie een cofinanciering toegezegd
van 12,5%. In totaal gaat het om een provinciale
bijdrage van bijna € 2,7 miljoen (€ 2,34 miljoen
en € 0,34 miljoen Beatrixkanaal).
Van het restbedrag van het rijksbudget voor de
quick wins wordt € 10 miljoen besteed aan de
verbetering van 4 binnenhavens, waaronder Tiel
en Venraij en in Noord-Brabant Bergen op Zoom
en Oss. De insteek is versterking van het landelijk
netwerk van vaarwegen, binnenhavens en bedrijventerreinen. De havens liggen alle 4 aan ruim
vaarwater (klasse V).
Brabants MIT 2014 - 2018
Het betreft een rechtstreekse Decentralisatie-uitkering van Rijk naar gemeenten. De provincie
draagt daar financieel niet aan bij.
45
Brabants MIT 2014 - 2018
46
bedragen x € 1 miljoen
Goederen 2014-2018
Onderdeel
Projecten / Programma
Rijk
Provincie
BDU
Regio
B5
4. Goederen
1. Zuid-Willemsvaart
Maas-Veghel*
3,40
3. Wilhelminakanaal
Tilburg
9,81
4. MCA
0,38
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
1,90
5,70
1,04
SRE
Derden
14,31
Nodig
3,40
3,40
76,11
76,11
0,38
0,38
15,20
15,20
16,53
16,53
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6
fase 2
6,25
7,29
totaal 4.
Goederen
6,25
22,78
0,00
6,74
14,31
0,49
0,00
111,62
111,62
264,78
786,71
383,55
259,69
135,61
237,00
231,01
2359,41
2359,41
totalen
* Werkzaamheden worden in 2014 afgerond. Alleen bedrag voor ecozone PNB opgevoerd.
0,49
Beschikbaar
Voorgaande jaren bevatte het BMIT in de vorm
van een kleine tabel slechts beperkte informatie
over het bestedingsplan BDU van het SRE. In
dit BMIT worden de bestedingsplannen van het
SRE en de provincie zoveel mogelijk geïntegreerd
weergegeven. Om de omvang van het hoofdstuk
te beperken zijn een groot aantal tabellen ondergebracht in de bijlagen die via website www.
brabant/mit geraadpleegd kunnen worden.
De opzet van de bestedingsplannen is verschillend. De provincie gaat uit van programma
financiering en het SRE meer van financiering
per categorie. In beide bestedingsplannen wordt
mede gelet op de nieuwe OV-concessie van de
provincie in 2015 een doorkijk gegeven tot 2024.
De wet ‘Brede DoelUitkering verkeer en vervoer’
van 2004, trad op 16 maart 2005 in werking.
Deze wet beoogt een belangrijke verbetering in
de realisering van het verkeers- en vervoersbeleid op regionaal niveau in samenhang met het
landelijk beleid. Uitgangspunten zijn het bevorderen van de integrale afweging van maatregelen en de inzet van middelen op de meest
geëigende bestuurlijke niveaus. Op grond van
deze wet worden diverse geldstromen gebundeld en ontschot. Het gaat om geldstromen die
vanuit het Rijk voor de uitvoering van specifieke
onderdelen van het verkeers- en vervoersbeleid
naar de decentrale overheden gaan. Dit geld
gaat niet langer naar diverse deelonderwerpen,
maar decentrale overheden krijgen de ruimte om
zelf binnen de brede doeluitkering prioriteiten
te stellen (in tijd en uitgavencategorieën). Enige
randvoorwaarde is dat zij de uitkering besteden
aan de voorbereiding en de uitvoering van het
verkeers- en vervoersbeleid. Op deze manier
kunnen zij beter dan voorheen maatwerkoplossingen realiseren. Bovendien liggen ‘beslissen’ en
‘betalen’ zo in één hand.
Het merendeel van het budget zowel bij de
provincie als bij het SRE wordt besteed aan de
exploitatie en het verbeteren van het openbaar
vervoer. De overige middelen worden ingezet
voor het verbeteren van de bereikbaarheid,
leefbaarheid en verkeersveiligheid.
De wet schrijft voor dat het provinciebestuur/
dagelijks bestuur SRE jaarlijks voor 15 september
een bestedingsplan vaststelt ten behoeve van de
besteding van de BDU voor het volgend jaar. In
dat bestedingsplan moet het bestuur de voorgenomen uitgaven en reserveringen opnemen.
Bovendien moet het bestuur het bestedingsplan
in overleg met de inliggende gemeenten opstellen.
De bestedingsplannen BDU zijn in de periode
juni-juli op de diverse overlegtafels besproken.
De bestedingsplannen moeten voor 1 februari
van het uitkeringsjaar toegezonden worden aan
de minister. Een bestedingsplan is indicatief: er
staan voorgenomen uitgaven en reserveringen
in. Het bestedingsplan heeft geen rechtsgevolg
voor derden. Dat houdt in dat gemeenten aan het
bestedingsplan geen rechten of verplichtingen
kunnen ontlenen.
Het bestedingsplan BDU van de provincie
Noord-Brabant had de voorgaande jaren de
volgende indeling:
• Infra-deel (± 31,5%) zijnde budgetten voor
infrastructurele projecten onderverdeeld naar:
• Budget GGA-regio’s (projecten < € 10
miljoen);
• Budget grote projecten van derden
(projecten > € 10 miljoen);
• Budget grote projecten provincie (projecten > € 10 miljoen);
• Verkeersveiligheid en personeelslasten (± 1%);
• OV-deel (± 67,5%) zijnde budget voor de
exploitatie van de OV-concessies en de Regiotaxi.
Als het budget ‘verkeersveiligheid en personeelslasten’ wordt toegevoegd aan het Infra-deel dan
wordt de verdeling 32,5% Infra-deel en 67,5%
OV-deel.
Naast de ‘reguliere’ BDU ontvangt de provincie nog gelabelde budgetten voor specifieke
onderwerpen zoals ‘Actieprogramma Openbaar
Vervoer’, ‘Snelfietsroutes’, ‘Beter Benutten’ etc.
via de BDU.
Brabants MIT 2014 - 2018
4 Bestedingsplan BDU en SRE
47
Brabants MIT 2014 - 2018
48
Deze middelen worden één op één doorgesluisd
naar het betreffende project/programma.
Het Kabinet is voornemens de BDU in de
toekomst uit te keren via het provinciefonds. De
overgang van de BDU naar het provinciefonds
is gekoppeld aan het opheffen van de WGR+.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft
het wetsvoorstel in juni aangeboden aan de 2e
Kamer. De voorlopige planning voor de ingangsdatum is 1 januari 2015.
Ten behoeve van de verdeling van de BDU
heeft de Regioraad van het SRE besloten tot de
instelling van een Regionaal Mobiliteitsfonds. De
voeding van het fonds bestaat in ieder geval uit de
BDU. Daarnaast heeft de Regioraad de bevoegdheid te besluiten tot een verplichte gemeentelijke
bijdrage. Tot dusver heeft de raad van deze
bevoegdheid alleen gebruikgemaakt voor de
voeding van het zogenaamde Beter Bereikbaar
Fonds maar niet voor de voeding van het Regionaal Mobiliteitsfonds. Ook dotaties van andere
partijen dan gemeenten kunnen in het mobiliteitsfonds worden ondergebracht.
Het Dagelijks Bestuur beheert het mobiliteitsfonds. De daarbij te hanteren spelregels zijn
vastgelegd in de verordening Regionaal Mobiliteitsfonds SRE 2012. De verordening schrijft
voor dat de Regioraad jaarlijks een Meerjaren
Uitvoeringsprogramma (MJUP) vaststelt. Daarin
worden de volgende 5 categorieën onderscheiden:
• Regionale projecten;
•Programmaprojecten;
• BLV-projecten (kleinere gemeentelijke projecten op het gebied van Bereikbaarheid, Leefbaarheid en Veiligheid);
• Openbaar vervoer;
• Interne kosten SRE.
Vrije ruimte BDU
4.1.1 Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013
provincie
In onderstaande tabel is de vrije ruimte berekend
in het beginsaldo BDU 2013. Het bedrag aan
vrije ruimte is ontstaan door:
• het restant vrije ruimte uit 2012;
• het goedkoper uitvallen van subsidieprojecten;
• de verplichte rentebijschrijving op saldo
BDU;
• onderdelen van het werkplan OV 2012 die
niet of goedkoper zijn uitgevoerd.
Op grond van de huidige OV-concessies liggen
de risico’s voor zowel de uitgaven als de inkomsten volledig bij de opdrachtgever (de provincie).
Om die mogelijke risico’s financieel af te dekken
is een algemene OV-reserve ingesteld met een
plafond van € 6,64 miljoen.
De vrije ruimte is evenals voorgaande jaren
verdeeld over alle jaren om grote fluctuaties in de
budgetten te voorkomen.
Berekening vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013
Saldo BDU 31-12-2011
reserve regiotaxi West-Brabant
reserve regiotaxi Midden-Brabant
afwikkeling kosten voorgaande jaren:
- sociale veiligheid
- uitwisseling buslijnen met SRE
risicofonds OV
reservering voor exploitatie OV
reservering OV afrekening GOV-project 2009
reservering OV-chipkaart t/m 2012
reservering toegankelijkheid OV t/m 2012
reservering actieprogramma regionaal OV t/m 2012
reservering Snelwegbus t/m 2012
reservering P+R t/m 2012
reservering trein België
extra reizigersinkomsten 2012
verplichtingen regionale uitvoeringsprogramma’s t/m
2011
verplichtingen verkeersveiligheid
reservering grote projecten derden t/m 2012
reservering grote projecten provincie t/m 2012
reservering Fiets filevrij t/m 2012
reservering beter benutten t/m 2012
fiets in de versnelling
Budget stimulering innovatieve DVM-projecten
reservering BRAMM 2012
reservering spitsmijden
5.036.430,56
640.578,09
0,00
0,00
6.640.000,00
2.330.000,00
150.000,00
1.921.000,00
10.310.000,00
5.348.000,00
1.914.000,00
282.000,00
2.500.000,00
7.000.000,00
2.000.000,00
€ 171.608.511,72
20.910,00
21.156.391,00
41.170.931,71
860.000
3.800.000
1.183.557,50
1.847.952,00
0,00
187.500,00
116.299.250,86
totale vrije ruimte binnen het saldo BDU
55.309.260,86
afgerond
55.309.000,00
Brabants MIT 2014 - 2018
4.1
49
Brabants MIT 2014 - 2018
50
4.1.2. Vrije ruimte in beginsaldo BDU 2013
SRE
In nevenstaande tabel 1 is de vrije ruimte
berekend in het beginsaldo BDU 2014. Het
bedrag aan vrije ruimte is ontstaan door:
• het restant vrije ruimte uit 2013;
• de verplichte rentebijschrijving 2013 op saldo
BDU;
• daarnaast zijn de verschillende begrotingsposten nog eens kritisch beschouwd op realiteit en daar waar mogelijk naar beneden
bijgesteld. Dit leidt tot vrijval van een aantal
budgetten.
Het totaal vrij budget per 2014 wordt daarmee
€ 8.768.036,00.
Berekening vrij budget
Saldo per 31-12-2012
Verplichtingen
€ 129.737.075
€ 39.326.000
-€ 304.000
€ 2.539.000
€ 685.000
BDU/Beter Benutten
€ 4.961.000
BDU/ beleidsintensivering O V
€ 2.005.000
Incar 11, prov. bijdrage
€ 300.000
Rente toevoeging 2013
€ 973.000
beschikkingen t/m 2012
€ 98.982.810
Reserveringen t/m 2012
€ 9.149.229
bestedingsplan 2013
€ 63.322.000
BDU 2013 relatieve tabel
BDU/ Chipkaart
BDU/AROV
BDU/ Fiets Filevrij
Totaal, vrij saldo
€ 180.222.075
€ 8.768.036
€ 171.454.039
In de volgende tabel is de te ontvangen BDU
berekend voor de periode 2014-2019(2024).
Ten behoeve van de nieuwe OV-concessie is het
wenselijk om een doorkijk te geven tot 2024,
omdat er gekozen is voor een concessieduur van
8 jaar in West Brabant en een concessieduur van
10 jaar in Oost Brabant. Op basis van de thans
beschikbare gegevens is de te ontvangen BDU
vanaf 2018 tot en met 2024 voor ieder jaar gelijk.
Met ingang van 2008 wordt de BDU verdeeld
op basis van een nieuwe landelijke verdeelsleutel.
De CBS-cijfers, die nodig zijn voor de berekening
van de percentages 2014, zijn pas in juli 2013
bekend. Eén van de eisen voor de verdeelsleutel
was dat de herverdeeleffecten beperkt moeten
blijven. De verwachting is dat de verdeelsleutel
2014 niet veel zal afwijken van de verdeelsleutel
2013. Om toch een enigszins betrouwbaar beeld
te kunnen schetsen is in dit bestedingsplan de
verdeelsleutel 2013 ook gebruikt om de BDU
voor 2014 en later te berekenen. De formele
beschikking voor de BDU 2014 ontvangen de
provincie en het SRE pas in december 2013.
bedragen x € 1.000
Berekening BDU voor de periode 2013-2024
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019-2024
BDU ontwerp begroting I&M 2013
2.021.053
1.746.573
1.710.174
1.729.220
1.736.774
1.720.774
1.720.774
230.786
34.748
50.455
55.419
55.422
55.422
55.422
1.790.267
1.711.825
1.659.719
1.673.801
1.681.352
1.665.352
1.665.352
Toezegging Minister aan G3
-23.000
-23.000
-23.000
-23.000
-23.000
Taakstelling OV-aanbesteding G3
60.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
1.790.267
1.771.825
1.756.719
1.770.801
1.778.352
1.762.352
1.762.352
Regulier aandeel BDU provincie (5,11692%)
91.607
90.663
89.890
90.610
90.997
90.178
90.178
Regulier aandeel BDU SRE (2,17%)
38.849
38.449
38.121
38.426
38.590
38.243
38.243
opgenomen bedragen tabel 2 + deel KpVV
Gecorrigeerde ontwerpbegroting
te verdelen obv relatief aandeel BDU
Brabants MIT 2014 - 2018
4.2 Berekening BDU voor de periode
2014-2019
51
Brabants MIT 2014 - 2018
bedragen x € 1.000
Berekening BDU provincie voor de periode 2013-2024
regulier aandeel BDU*
2014
2015
2016
2017
2018
2019-2024
91.607
90.663
89.890
90.610
90.997
90.178
90.178
513
-500
-500
-500
566
Extra OV-budget t.g.v. Lente-akkoord
4.670
2.600
P+R (actieplan groei op het spoor)
2.943
Snelwegbus
1.119
250
1.252
Fiets Filevrij
Terugbetaling migratiegeld chipkaart
Actieprogramma OV
beter benutten
52
2013
forfaitaire indexatie naar prijspeil 2013 (1,2375%)
totaal te ontvangen BDU
102.420
92.763
* op basis van verdeelsleutel 2013 omdat nieuwe percentage voor 2014 nog niet bekend is.
2.600 91.990
2.600 93.210
2.600 93.597
2.600 92.778
2.600 92.778
Berekening BDU SRE voor de periode 2013-2024
regulier aandeel BDU*
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019-2024
38.849
38.449
38.121
38.426
38.590
38.243
38.243
Actieprogramma OV
2.539
2.998
2.686
2.686
2.686
2.686
2.686
Beter benutten, Regiopakket Brabant
4.961
5.208
Fiets Filevrij
684
OV chipkaart
-304
-304
-304
2.005
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
48.734
47.351
41.503
42.112
42.276
41.929
41.929
Beleidsintensivering OV
totaal te ontvangen BDU
Brabants MIT 2014 - 2018
bedragen x € 1.000
* op basis van verdeelsleutel 2013 omdat nieuwe percentage voor 2014 nog niet bekend is.
De BDU is voor het jaar 2013 geïndexeerd met
1.2375% . Het Bestedingsplan houdt, net zoals in
de rijksbegroting, (vooralsnog) geen rekening met
een indexering in 2014 en verder van de BDU.
Om grote verschillen in de prognose van de te
ontvangen BDU voor de jaren 2014 en later te
voorkomen worden de cijfers uit de begroting van
het Rijk aangehouden.
4.3.1 Bestedingsplan BDU 2013-2024 provincie
De cijfers voor 2013 wijken af van het door
Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan
2013-2018. Evenals de BDU worden ook de
‘gelabelde’ uitkeringen zoals bijvoorbeeld voor
‘Fiets Filevrij’ door het Rijk geïndexeerd.
Voorgaande jaren werd in het bestedingsplan
per onderdeel ook een doorkijk gegeven voor
meerdere jaren. In het BDU-bestedingsplan
2014-2019 (2024) beperkt die doorkijk zich tot de
jaren 2014 en 2015. Enerzijds om geen verwachtingen te scheppen en anderzijds om aan te
geven dat er voor de jaren 2016 en later mogelijk
verschuivingen zullen gaan plaatsvinden zowel
tussen het OV-deel en het Infra-deel als tussen de
budgetten onderling. Een onzekere factor is het
resultaat van de aanbesteding van de OV-concessie en de mogelijke doorwerking van toekomstige
landelijke bezuinigingen.
In het kader van de BDU ontvangt de provincie
ook gelabelde middelen specifiek voor bepaalde
projecten zoals de OV-chipkaart, toegankelijkheid, actieprogramma OV etc. Voor deze
gelabelde budgetten is binnen de voorziening
BDU een reservering aangemaakt waaruit op
het moment dat er daadwerkelijk uitgaven zijn
middelen onttrokken worden. In het bestedingsplan van de provincie zijn alleen de gelabelde
uitkeringen voor 2013 opgenomen. Dit omdat de
planning van deze gelabelde middelen ieder jaar
op basis van de voortgang van de projecten door
het Rijk wordt bijgesteld.
Gedeputeerde Staten hebben op 10 september 2013
het bestedingsplan BDU 2014-2024 vastgesteld.
53
Brabants MIT 2014 - 2018
54
bedragen x € 1.000
BDU-bestedingsplanning 2014-2019 (2024)
2012
2013
2014
2015
2016
Regionale uitvoeringsprogramma’s GGA
12.000
12.000
10.000
Reservering voor ‘grote’ projecten derden
12.000
12.000
10.000
Reservering HOV/spoor
10.000
Goederenvervoer, DVM en Mobiliteitsmanagement*
500
500
2.500
Reservering garantstelling snelfietsroute
604
Reservering ‘grote’ projecten provincie
12.000
12.000
3.000
Budget programma verkeersveiligheid
900
900
Budget provincie brede projecten
100
0
Personeelslasten
50
50
Budget openbaar vervoer
65.000
Terugbetaling OV-chipkaart
Reservering Actieprogramma OV
2017
2018
2019-2024
35.700
35.700
29.000
29.000
950
950
950
950
950
64.395
62.276
62.776
62.776
62.776
62.776
-500
566
Extra budget OV t.g.v. Lente-akkoord
4.670
2.600
Reservering beter benutten
250
Reservering Snelwegbus
1.119
Reservering P+R
2.943
Reservering Fiets Filevrij
513 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 voorstellen bestedingsplan 2013-2018
voorstellen bestedingsplan 2014-2019
terugbetaling OV-chipkaart
gelabelde uitkeringen via de BDU
totaal budget voor betreffend blok
Brabants MIT 2014 - 2018
voorstellen bestedingsplan 2012-2016
* Budgetten 2013 en 2014 alleen voor Goederenvervoer en Mobiliteitsmanagement
Besluiten behorende bij het bestedingsplan provincie
In het kader van het bestedingsplan heeft GS in
het najaar 2013 de volgende besluiten genomen.
Een nadere toelichting en de eventuele bijbehorende tabellen kunt u raadplegen via de website
www.brabant\mit\tabellen
Een overzicht van de bijlagen treft u aan in
paragraaf 4.4.1
Besluit 2: De Regiegroep netwerkprogramma
BrabantStad inventariseert in samenwerking met de GGA-regio’s welke
‘grote’ projecten mogelijk in aanmerking komen voor cofinanciering in
de periode 2016-2025.(zie onder
paragraaf 3.3 Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 2)
Besluit 1: In het bestedingsplan BDU 2014-2019
voor de GGA-regio’s in 2015 een
bedrag van € 10 miljoen opnemen en
dit toevoegen aan het restant van het
budget 2013-2014 zodat de GGA-regio’s weer beschikken over een tweejarig budget.. (zie onder paragraaf 3.3
Regionaal Mobiliteitsbeleid, besluit 1)
Besluit 3: In het BDU-bestedingsplan
2014-2019 voor de cofinanciering
van ‘grote’ projecten van derden voor
2015 een bedrag van € 10 miljoen
reserveren.
Besluit 4: In het BDU-bestedingsplan
2014-2019 voor de cofinanciering
van (H)OV-projecten voor 2015 een
bedrag van € 10 miljoen reserveren.
(zie onder paragraaf 3.3 Regionaal
Mobiliteitsbeleid, besluit 3)
Besluit 5: Binnen de vrije ruimte van de reserve
grote projecten derden een voorlopige
reservering maken van € 20 miljoen
voor de aanpak van de N65.
Besluit 6: Het budget voor goederenvervoer,
DVM en mobiliteitsmanagement voor
2015 vaststellen op € 2,5 miljoen.
55
Brabants MIT 2014 - 2018
56
Besluit 7: Voor de garantstelling voor de
snelfietsroute Oss-’s-Hertogenbosch
een eenmalig bedrag van € 604.000
tot en met 2015 beschikbaar te stellen.
(zie onder paragraaf 3.3 Regionaal
Mobiliteitsbeleid, besluit 5)
Besluit 8: De budgetten verkeersveiligheid en
personeelslasten voor 2014 vaststellen
op respectievelijke € 0,9 miljoen en
€ 0,05 miljoen.
4.3.2 Bestedingsplan BDU 2013-2024 SRE
Uitgangspunt voor het bestedingsplan 2014 is het
MJUP 2014-2018 (vastgesteld in de Regioraad
van 26 juni 2013 en het bestedingsplan 2014
(laatstelijk vastgesteld door het DB op 2 september 2013).
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
20212024
20252028
Totaal
30.754.265
50.485.000
47.351.000
41.503.000
42.112.000
42.276.000
41.929.000
40.929.000
28.030.092
15.400.000
9.100.000
9.500.000
9.500.000
8.750.000
6.500.000
7.500.000
6.500.000
30.600.000
32.000.000 163.380.902
-21.696.871
10.189.000
9.290.871
3.886.000
4.186.000
4.286.000
6.186.000
4.886.000
5.887.000
10.250.000
10.000.000
47.350.000
BBZOB
540.210
8.114.000
8.236.000
2.728.000
2.528.000
2.528.000
2.528.000
1.778.000
1.778.000
7.112.000
7.112.000
44.982.210
Fiets
-35.266
2.535.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
4.000.000
4.000.000
17.499.734
1.340.254
100.000
-1.190.254
0
0
0
0
0
0
0
0
250.000
400.000
1.458.000
1.800.000
1.800.000
1.800.000
1.800.000
1.800.000
1.800.000
1.800.000
7.200.000
7.200.000
28.858.000
0
22.300.000
22.400.000
22.600.000
22.600.000
22.200.000
22.200.000
22.200.000
22.200.000
88.800.000
2.005.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
Inkomsten
Totaal beschikbaar
40.930.000 152.972.000 152.972.000 684.213.265
Uitgaven
Regionale projecten
HOV
Programmaprojecten
overig
BLV/Verkeersveiligheid
OV
57
Toevoeging reserves
OV
88.800.000 356.300.000
Haltetoegankelijkheid
242.000
0
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
400.000
400.000
1.742.000
Interne kosten
328.000
1.221.000
1.215.860
1.240.860
1.190.860
1.215.860
1.190.860
1.240.860
1.190.860
4.838.440
4.838.440
19.711.900
Totaal
Brabants MIT 2014 - 2018
Reserveringen
t/m 2012
Meerjaren uitvoeringsprogramma
BDU van het SRE
9.149.229 63.322.000 52.952.477 43.854.860 43.904.860 42.879.860 42.504.860 40.504.860 40.455.860 153.200.440 154.350.440 687.079.746
Restbudget
21.605.036 -12.837.000 -5.601.407 -2.351.860 -1.792.860
Restbudget
cumulatief
21.605.036
8.768.036
3.116.559
814.699
-603.860
-575.860
424.140
474.140
-228.440 -1.378.440 -2.866.481
-978.161 -1.582.021 -2.157.881 -1.733.741 -1.259.601 -1.488.041 -2.866.481
Brabants MIT 2014 - 2018
58
Jaarschijf 2014 is de basis voor dit bestedingsplan. De voor 2014 totaal beschikbare middelen
bedragen ca. € 53 mln. Dit bedrag kan worden
besteed mits de uitkering van de minister van
Infrastructuur en Milieu ongeveer overeenkomt
met het in het MJUP geraamde bedrag voor 2014
van € 47.351.000, bestaande uit een vrij besteedbaar bedrag van € 38.449.000 en € 8.902.000
voor specifieke projecten waarover met het Rijk
afspraken zijn gemaakt.
Het verschil tussen de geraamde uitgaven/reserveringen en de uitkering van de minister (ca. € 5
mln.) kan worden afgedekt uit het vrije saldo
vooruit ontvangen subsidie BDU.
In de volgende hoofdstukken worden de in het
MJUP gereserveerde bedragen voor de onderscheiden categorieën nader uitgewerkt en toegelicht.
Projecten, waarvoor tot en met 2012 reeds een
beschikking is afgegeven en dus een verplichting
is aangegaan, staan in principe niet meer in het
MJUP, danwel bestedingsplan. Voor de volledig-
heid zijn deze projecten opgenomen in de lijst
met beschikkingen tot en met december 2012.
De telling van het restbudget resulteert in een
negatief bedrag van ca. € 2,8 miljoen. Dit
negatieve resultaat zal worden gecorrigeerd als de
definitieve beschikking 2014 is ontvangen.
Tabellen behorende bij het bestedingsplan SRE
Een nadere toelichting en de eventuele bijbehorende tabellen kunt u raadplegen via de website.
Een overzicht van de bijlagen treft u aan in
paragraaf 4.4.2
4.4
Overzicht bijlagen
De in paragraaf 4.4.1 en 4.4.2 genoemde bijlagen zijn te raadplegen via de website (www.
brabant.nl/MIT)
4.4.1 Bijlagen bestedingsplan BDU provincie
• Bijlage P1 Budget grote projecten derden
• Bijlage P2 Budget grote projecten provincie
• Bijlage P3 Budget Openbaar Vervoer
(nadere toelichting)
• Bijlage P4 Overige reserves
4.4.2 Bijlagen bestedingsplan BDU SRE
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Bijlage SRE 1 Regionale projecten
Bijlage SRE 2 Programma HOV
Bijlage SRE 3 Programma BBZOB
Bijlage SRE 4 Programma Fiets
Bijlage SRE 5 Programma overige projecten
Bijlage SRE 6 BLV/Verkeersveiligheid
Bijlage SRE 7 Reserve Openbaar Vervoer
Bijlage SRE 8 Reserve toegankelijkheid
Bijlage SRE 9Exploitatie Openbaar
Vervoer
Bijlage SRE 10 Interne kosten SRE
Bijlage SRE 11Beschikbare bedragen per
gemeente voor BLV actieplannen 2013
Bijlage SRE 12Korte beschrijving regionale
projecten.
Brabants MIT 2014 - 2018
5. Spelregelkader en toelichting
5.1Spelregels
Het Brabants MIT toont alle geplande en
lopende investeringen in Noord-Brabant op
het gebied van infrastructuur en mobiliteit.
Niet alleen van de provincie, maar ook van
andere partijen: Rijk, regio en bedrijfsleven. Het
Brabants MIT is een resultante van de besluitvorming en heeft enkel betrekking op investeringen
die we daadwerkelijk gepland hebben of realiseren. De betrokken projecten en programma’s
delen we op in vier categorieën:
1. OV-netwerk BrabantStad
2. Autobereikbaarheid Brabant: grootschalige
weginfrastructuur (HWN)
3. Regionaal Mobiliteitsbeleid (regionale uitvoeringsprogramma’s, OV-concessies, provinciale wegenprogramma, programma Spoorse
doorsnijdingen)
4. Goederenvervoer (vaarwegen, goederenspoorinfrastructuur)
Deze indeling vloeit voort uit:
• De combinatie van partijen die betrokken is
bij het opstellen c.q. goedkeuren van de investeringsprogramma’s;
• Samenhang van de betrokken projecten/
programma’s qua modaliteit, regio of
omvang;
• Uitvoeringskaders/overlegtafels die we de
afgelopen jaren hebben ingesteld.
Schema 1
Brabantstad
Rijk +
Brabantstad
Regionaal
1
3
- GGA/SRE
- OV
- Provinciale wegen
OV-netwerk
Regio
Provincie
Rijk +
Brabantstad
Autobereik-baarheid
Brabant
2
- Kanalen
- Spoorinfra
- MCA
Goederen
Het Brabants MIT is het jaarlijks voortschrijdend
uitvoeringsprogramma van het vigerende PVVP.
Projecten of programma’s waarin we investeren,
verschijnen in het Brabants MIT. Hebben we een
verkeers- of vervoersprobleem nog niet geconcretiseerd, dan nemen we dat ook nog niet op in
het Brabants MIT. Het overgangspunt is - uitzonderingen daargelaten - het moment dat we een
verkenning starten op basis van een gesignaleerd
probleem of knelpunt. In paragraaf 5.1.3 leggen
we de verschillende fasen nader uit.
4
Rijk +
Regio
= beleidsthema’s
= geldstromen
59
Brabants MIT 2014 - 2018
5.1.1 Betrokken partijen
Het onderstaande schema toont welke partijen betrokken zijn bij de provinciale besluiten op het gebied van infrastructuur en mobiliteit, met welk doel en op
welke wijze. Bovenin het schema staan de partijen die integraal betrokken zijn, onderin het schema de partijen die meer projectgebonden betrokken zijn.
Partij
Doel
Vorm
GS/PS
• Samenhang bieden in provinciale programma’s van infrastructuur en mobiliteit
• Voortgangsbewaking na besluitvorming
• Inzicht verschaffen in besluitvorming over projecten, programma’s
• Jaarlijkse cyclus (zie hierna):
• Opstellen concept-besluiten na voorjaarsnota en ronde langs
betrokken partijen
• Bespreking concept-besluiten in commissie Mobiliteit en Financiën
• Vaststellen besluiten in GS voorafgaand aan vaststellen begroting PS
B5 / SRE
•
•
•
•
•
•
• In Stuurgroep Netwerkprogramma: Tweejaarlijks overleg (vooren najaar)*
• Bespreking besluiten in het Platform Verkeer en Vervoer
Rijk (I&M)
• Afspraken maken over prioriteiten rijksprojecten in Noord-Brabant
• Visie vormen op Brabants infranetwerk in het landelijk geheel
• 2 x per jaar bespreking in het BO MIRT-overleg van Ministerie
van I&M in mei en oktober-november (is dus input voor het
volgende Brabants MIT). In dit overleg brengt Brabant via de
Gebiedsagenda de grootste knelpunten op tafel
• Onderbouwing standpunten in bilaterale overlegmomenten
GGA-regio’s
• Afweging investeringen in provinciale infra, OV en regionale
pakketten
• Eigen maatregelenpakketten vaststellen
• Informatievoorziening naar achterban
• Commitment verkrijgen
• Bespreking besluiten in het platform Verkeer en Vervoer
60
Deelprogramma’s Netwerkprogramma vaststellen
Samenhang met GGA-regio vaststellen
Afwegingen over projecten maken vanuit overzicht
Informatievoorziening naar achterban
Commitment verkrijgen
Vergroting van draagvlak voor grote projecten waarover door
het Rijk besloten wordt (lobbyfunctie)
* deze overlegvorm heeft aansluiting met het overleg met het ministerie I&M.
Het Brabants MIT sluit aan op de voorjaarsnota en de provinciale begrotingscyclus en wordt
jaarlijks herzien. Schematisch is dit als volgt
weergegeven:
Voorjaarsnota
2010
Besluiten
2011
Prov. begroting
2011
Voorjaarsnota
2011
Besluiten
2012
Prov. begroting
2012
Brabants MIT 2014 - 2018
5.1.2Besluitvormingsproces
3. De directie MenI zorgt op basis van de
bespreking van de voorjaarsnota voor een
conceptversie van de besluiten.
4. GS stellen de concept-besluiten vast en leggen
deze ter advisering voor aan het Platform
Verkeer en Vervoer.
5. GS stellen de besluiten vast en leggen deze ter
bespreking voor aan de commissie MF.
Op basis van actualiteit (los van de jaarcyclus)
kunnen tussentijds investeringsvoorstellen komen.
Dan kunnen drie situaties ontstaan:
1. Meer middelen nodig dan de vigerende
begroting
Het Brabants MIT vermeldt de laatste stand
van zaken over gemaakte afspraken en genomen
besluiten over de financiering van projecten,
programma’s. en financiering gedurende de
jaarlijkse beleidscyclus.
GS maken afweging en doet zo nodig een
voorstel voor wijziging van de begroting; PS
besluiten
2. Binnen de begroting een verschuiving van
middelen tussen de vier onderdelen van het
Brabants MIT, of binnen onderdeel 3: Regionaal Beleid
GS vragen voorafgaand aan bestuurlijke
afspraken advies aan de Commissie MF; GS
stellen definitief voorstel op; PS besluiten
Betreffende de besluiten gelden de volgende
spelregels / bevoegdheden:
3. Binnen de begroting een verschuiving van
middelen binnen een van de vier onderdelen
1. In het eerste kwartaal wordt op ambtelijk
niveau met betrokken partijen (SRE, B5,
regio’s) de projecten besproken. Tevens wordt
geïnventariseerd welke potentiële projecten er
zijn;
2. In het beleidsoverleg MenI worden mede
op grond van de externe overlegronde in
het eerste kwartaal de prioriteiten voor de
voorjaarsnota vastgesteld.
5.1.3 Fasering
Het Brabants MIT maakt onderscheid naar drie
fasen, te weten:
• Verkenning
• Planstudie
• Realisatie
GS besluiten en verantwoorden dit achteraf
aan de Commissie MF
De fasering van Rijks- en provinciale wegenprojecten verschillen in het feit dat andere processtappen in verkenning en planstudie zitten. Dit is
onderstaand weergegeven. Voor overige projecten/programma’s geldt dat de fasering wordt
bepaald door de partij die de rol van opdrachtgever of financier vervult.
61
Brabants MIT 2014 - 2018
Processtappen
Processtappen
Oude werkwijze
Huidige werkwijze
integrale gebiedsverkenning conform MIRT werkwijze
1. Probleemsignalering
initiatief
signaal/regiekamer en probleemanalyse
startdocument (bestuurlijke aanleiding en urgentie
van de opgave)
besluit start
verkenning
Startbeslissing (opname in BMIT)
startbeslissing
verkenning
verkenning
verkenning:
• Startfase (plan van aanpak incl. probleemanalyse)
• analytische fase (genereren oplossingsrichtingen,
1e zeef)
• beoordelingsfase (beoordeling en selectie, 2e zeef)
• besluitvormingsfase (opstellen structuurvisie, bestuursovereenkomst)
2. Probleemanalyse
3. Beoordeling nut en noodzaak
4. Kansrijke oplossingsrichtingen
5. Effecten en kosten
oplossingsrichtingen
besluit start
planstudie
voorkeursbeslissing
voorkeursbeslissing (structuurvisieniveau)
planstudie
MER (indien van
toepassing)
•
•
•
projectbesluit
projectbesluit (bijvoorbeeld vaststellen tracébesluit of
rijksinpassingsplan)
initiatiefase
verkenningsfase
62
6. Uitwerking ontwerpvarianten
7. Effecten ontwerpvarianten
startnotitie
MER
OTB/rijksinpassingsplan
8. Kostenraming gekozen oplossing
besluit start
planuitwerking
9. Planuitwerking (ontwerp, bestek)
10. Procedures (grondverwerving,
vergunningen)
11. Aanbesteding
planuitwerking planuitwerking
planuitwerking
planuitwerkingsfase
uitvoeringsbeslissing
uitvoeringsbeslissing
realisatie
realisatie
realisatie
oplevering
oplevering
oplevering
beheer
beheer
beheer
realisatiefase
13. Overdracht en evaluatie
14. Beheer en onderhoud
5.1.4 Spelregels per onderdeel
De voorgaande spelregels zijn generiek van
toepassing. De provincie is in principe volledig
overgeschakeld van projectfinanciering naar
programmafinanciering. De spelregels hiervoor
zijn vastgelegd in de subsidieregeling Verkeer en
Vervoer Noord-Brabant.
A. Deelprogramma’s Netwerkprogramma
BrabantStad
Besluitvormingsproces
Het Netwerkprogramma BrabantStad is een
samenhangend voortschrijdend programma.
Het Netwerkprogramma wordt voorbereid in de
Stuurgroep Netwerkprogramma BrabantStad,
waarin provincie, SRE, de wethouders verkeer
en vervoer van de B5 en NS, ProRail, Rijkswaterstaat (RWS) en ministerie van I&M zijn
vertegenwoordigd. Jaarlijks is de doorvertaling
van het Netwerkprogramma in het Brabants
MIT onderwerp van gesprek in de Stuurgroep
Netwerkprogramma en worden de deelprogramma’s bijgesteld.
De Stuurgroep Netwerkprogramma dient een
formeel verzoek in bij Gedeputeerde Staten om
de aangepaste deelprogramma’s vast te stellen en
voor de projecten, die overgaan naar de realisatiefase, de geplande provinciale financiële bijdragen toe te kennen.
Fasering
De projecten uit het Netwerkprogramma, die niet
via de regionale uitvoeringsprogramma’s worden
gecofinancierd, worden ingedeeld op basis van de
fase waarin ze verkeren:
• Verkenningen: gericht op de noodzaak tot
aanpak van de problematiek en de aard van
de oplossingsrichting(en).
• Planstudie: gericht op het uitwerken van de
oplossingsvarianten die uit de verkenning
naar voren zijn gekomen. De planstudiefase
start bij de grotere projecten, met het uitvoeren van een MER.
beheerfase
• Realisatie: gericht op de daadwerkelijke
uitvoering van de projecten.
Jaarlijks neemt de Stuurgroep Netwerkprogramma een expliciet besluit over het overgaan
van projecten naar de volgende planfase, zodat
duidelijk is in welk stadium een project zich
bevindt, of voor projecten financiële middelen
moeten worden gereserveerd in een volgende
begrotingsronde en hoe ‘hard’ en onherroepelijk
een financiële uitgave is.
De korte termijn maatregelen uit het Netwerkprogramma zijn feitelijk de realisatiemaatregelen, met andere woorden ‘harde’ maatregelen
waarover financiële investeringsafspraken zijn
gemaakt.
BRegionaal
In aanvulling op de tabel van paragraaf 5.1.2
gelden een aantal specifieke spelregels.
Brabants MIT 2014 - 2018
12. Bouw
besluit start
realisatie
63
Brabants MIT 2014 - 2018
B.1Regionale bereikbaarheid: GGA
Jaarcyclus
Het Brabants MIT geeft de financiële ruimte
aan voor de regionale maatregelenpakketten.
Voor het eerste jaar neemt het Brabants MIT het
regionale uitvoeringsprogramma over. De samenhang is vastgelegd in het PVVP+ en is hieronder
schematisch weergegeven.
Het regionale maatregelenpakket is meerjarig
en leidt jaarlijks tot het regionale uitvoeringsprogramma dat uiterlijk 1 december per regio
wordt ingediend. Uiterlijk 1 maart neemt GS
een besluit over deze programma’s. Past het
programma binnen het regionale budget en
wordt er een unaniem regionaal besluit genomen,
dan wordt het programma zonder bijstelling door
GS overgenomen. In het geval de regio er niet in
slaagt tot een unaniem besluit te komen, besluit
GS naar eigen inzicht.
In het eerste kwartaaloverleg met de regio wordt
de doorkijk voor het volgend jaar uit het regionaal maatregelenpakket afgestemd met het eerste
concept van het Brabants MIT. Prioriteiten en
actualisatie van het regionale maatregelenpakket
. Gebiedsprofielen
. Netwerkvisies
. Sturingsafspraken
1. Kaders en ambities
PVVP+
64
2. Dynamische beleidsagenda
n
co
uere
n
ere
Reg
n
ie P
rov
eval
Monitoring
lt
su
6. Jaarlijks voortgangsrapport
inc
a
fin
Subsidieregeling
Verkeer en Vervoer
er
nci
en
ie
4. Jaarlijks uitvoeringsprogramma/BMIT
3. Meerjarig maatregelenpakket
pri
pro orite
gra ren
e
m
me n
ren
5. Uitvoering projecten
Prioriteringsmethodiek
worden meegenomen in het concept-Brabants
MIT.
Besluitvorming over projecten (binnen de uitvoeringsprogramma’s en maatregelenpakketten)
• Per regio worden nadere afspraken gemaakt
over de fasering van projecten (probleem
erkenning/voorontwerp/definitief ontwerp/
realisatie). De provincie zorgt dat de relatie
met de fasering verkenning /planstudie/realisatie duidelijk is;
• Problemen en knelpunten worden op regionaal niveau beoordeeld aan de hand van de
vigerende versie van de prioriteringsmethodiek PVVP+. Aan de hand hiervan wordt het
rendement van gekozen oplossingen bepaald,
krijgt een project een bepaalde prioriteit en
wordt het project al dan niet opgenomen in
het regionaal maatregelenpakket;
• Projecten krijgen op basis van de afweging
in de regio vervolgens een plaats in het
jaarlijks regionale uitvoeringsprogramma. Dit
programma specificeert voor het eerste jaar
de projecten die moeten starten (aanbesteding
en gunning). Het meerjarig regionaal maatregelenpakket geeft per regio een doorkijk naar
projecten die in planstudie of verkenning
verkeren.
B.2Regionale bereikbaarheid: OV-concessies
De financiële spelregels voor de regionale
maatregelpakketten en uitvoeringsprogramma’s
zijn vastgelegd in de Subsidieregeling verkeer
en vervoer Noord-Brabant. Enkele belangrijke
spelregels zijn:
• De provincie draagt voor maximaal 50% bij
aan een regionaal uitvoeringsprogramma;
• De provincie stelt de verdeelsleutel vast voor
verdeling van de BDU-gelden over de regio’s;
• De projecten die in het regionale uitvoeringsprogramma worden opgevoerd voor 1
december moeten – na goedkeuring – in het
volgend jaar starten met uitvoering;
• Afhankelijk van de omvang van het jaarlijks
of meerjaarlijks budget van een regio kan
het zijn dat een project van minder dan
€ 10 miljoen dermate groot is dat dit in feite
de draagkracht van de regio te boven gaat.
Indien de subsidiabele kosten van een project
meer dan twee het jaarbudget van de betreffende regio bedragen overstijgt het project de
draagkracht van die regio. Dergelijke projecten moeten minimaal 1 jaar voor opname
in een uitvoeringsprogramma aangemeld
worden bij de provincie. De provincie beoordeelt of het project uitvoeringsgereed en in
welke mate het regionaal budget al dan niet
eenmalig verhoogd wordt;
• Voor grote, strategische projecten van meer
dan € 10 miljoen is besluitvorming nodig in
PS.
De provincie is vervoersautoriteit, dit betekent
dat het provinciebestuur na overleg met de
GGA-regio’s omvang en niveau van OV-dienstverlening vaststelt en contracteert. Het dagelijks
bestuur van het SRE is vervoerautoriteit
voor het SRE-gebied. De OV-concessie Oost
Brabant bindt de provincie voor een periode
van maximaal 10 jaar en de OV-concessie West
Brabant bindt de provincie voor een periode van
8 jaar aan een gewenst pakket OV-dienstverlening
met de bijbehorende uitgaven.
• In het jaar van contractvorming vormt het
Brabants MIT het uitgangspunt voor de af
te sluiten concessies. De jaren daarna in de
concessieperiode liggen de bedragen voor OV
vast.
• Jaarlijks kunnen wijzigingen optreden in
de dienstverlening of er kunnen Collectief
Vervoer Ontwikkelprojecten (bij ingang van
de nieuwe concessie komt CVO niet meer
voor) worden opgestart. Overschrijdingen van
de bedragen in het Brabants MIT - behoudens een nader af te spreken bandbreedte
- vragen om goedkeuring van GS, conform
tabel in paragraaf 5.1.2.
• De samenwerkingsovereenkomst tussen de
provincie en de drie grote steden (’s-Hertogenbosch, Breda en Tilburg) regelt afstemming van de OV-plannen tussen de regio’s
door middel van concessieteams. Uit deze
afstemming kunnen voor GS zwaarwegende
adviezen komen ten aanzien van bijstelling
•
•
•
•
van de lopende concessies of inrichting van
de nieuwe concessies. Dit leidt zo nodig
leiden tot bijstelling in het Brabants MIT.
Deze samenwerkingsovereenkomst eindigt
op 13-12-2014 van rechtswege. De B3 steden
kunnen hun inbreng geven in het strategische
ontwikkelteams en tactische ontwikkelteams
Oost en West Brabant.
De concessiegebieden vallen samen met de
GGA-regio’s met twee uitzonderingen:
• GGA-regio Westelijk Noord-Brabant en
GGA-regio Breda vallen samen in de
OV-concessie West.
• Naast de Regio’s is er een aparte concessie voor de interliner Breda-Oosterhout-Utrecht.
Inzake Colectief Vraagafhankelijk Vervoer
(CVV) wordt er elke vijf jaar een contract
gesloten tussen CVV-regio en vervoerder
met gemeentelijke bijdrage op basis van een
convenant per CVV-regio. Dit convenant is
een set van onderlinge afspraken tussen de
deelnemende gemeenten. De CVV-regio’s
vallen samen met de OV-regio’s.
Gemeenten en provincie financieren de
WVG-reizigers (Wet Voorzieningen Gehandicapten) en de vrij reizigers in het CVV,
hiervoor zijn de BDU en gemeentelijke
bijdragen beschikbaar.
In de regel worden geen eigen provinciale
middelen aangewend voor de exploitatie OV
en CVV.
Brabants MIT 2014 - 2018
Financieel
65
Brabants MIT 2014 - 2018
B.3
Regionale bereikbaarheid: Provinciaal
wegenprogramma
Op basis van de kwaliteitscyclus (Plan-Do-CheckAct) gaan wij meer planmatig en proactief
werken. Onze doelstellingen zijn:
• het vormen van projecten om de beleidsdoelstellingen ten aanzien van veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op de provinciale
wegen te garanderen;
• belang gestuurd onderhoud: wegen met
een groter belang in het totale netwerk van
Brabant krijgen voorrang bij (onderhouds-)
werken;
ACT
• integrale afweging ten aanzien van de aanpak
van wegverbindingen, in vastgestelde wegvakken opdat de overlast voor weggebruikers en
omwonenden geminimaliseerd wordt;
• prioritering van projecten volgens een goed
onderbouwde en transparante methode zodat
de aanpak helder is voor bestuurders en
burgers;
• de eenheid en uniformiteit bewaken van
kleinere beheermaatregelen.
Bouwstenen t.b.v. beleid
Bundeling
Operationalisering van beleid
Prioritering
66
PLAN
Interne opdrachtverstrekking
Planning
Projectmanagement
CHECK
Monitoring, technische inspectie & schouw
Verzamelen vaste areaal
gegevens monitoring
Projectevaluatie
Door intern ingenieursbureau:
•Marktbenadering
• Voorbereiding infra-projecten
• Begeleiding uitvoering
DO
CGoederen
Voor zover de projecten geen onderdeel uitmaken van het Netwerkprogramma zijn er voor
dit onderdeel weinig spelregels bepaald. Thema
en tijdgeest bepalen met welke partijen overleg
plaatsvindt. Bepalende partijen zijn: bedrijfsleven,
Rijk, provincie en de B5.
Relevante landelijke ontwikkelingen en beleidskaders zijn:
• Nota Mobiliteit: het goederentransport
tussen economische knooppunten moet goed
geregeld zijn.
• Nota Ruimte: centrale ligging van
Noord-Brabant in een landelijk en Europees
stedelijk netwerk.
• Vervoer gevaarlijke stoffen: hierin participeert
de provincie samen met andere partijen uit
Zuid-Nederland in planstudies.
• Toename goederenvervoer ten gevolge van de
komst van de Tweede Maasvlakte.
• Luchtkwaliteit.
Al deze beleidskaders en ontwikkelingen kunnen
ertoe leiden dat projecten gericht op goederenvervoer in het Brabants MIT komen. Kenmerk van
deze projecten is dat het – gezien aard en omvang
– voornamelijk rijks investeringen zullen (snelweg,
vaarweg, spoor) die vanuit de provincie beïnvloed
en eventueel meegefinancierd worden.
Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum
(MCA) is een uitvoeringsorganisatie die initiatieven en projecten uitvoert op het gebied van
5.1.5 Financiële aspecten
Kader en gedragslijn financiering provinciale
infraprojecten
In de afgelopen jaren is de provincie Noord-Brabant meer en meer (grote) infraprojecten gaan
uitvoeren. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door
de extra investeringsimpulsen, anderzijds door
het streven om de mobiliteitsproblematiek meer
integraal aan te pakken. Deze ontwikkeling is
gepaard gegaan met de uitrol van projectmanagement en een verdere professionalisering van
de voorbereiding en uitvoering van projecten.
Hierbij is ook de behoefte ontstaan aan eenduidige financiële kaders en gedragslijnen.
Derhalve zijn de onderstaande afspraken
gemaakt:
1. Prijscompensatie wordt toegepast op alle
provinciale infraprojecten in het Brabants
MIT op basis van de gemiddelde GWW-index van de afgelopen 10 jaar;
2. Bij projecten waarvan de uitvoering korter
dan twee jaar duurt, wordt voor de totale
projectraming het prijspeil van het eerste jaar
van uitvoering gehanteerd. De aannemer
wordt dan namelijk geacht dit mee te nemen
in zijn prijsaanbieding en compensatie op
basis van de UAV is niet geboden. Bij projecten waarvan de uitvoering langer dan twee
jaar duurt, wordt op ieder geraamd jaarbedrag prijscorrectie toegepast;
3. De design en build componenten worden
gefinancierd ten laste van de investeringsvolumes. De maintain component wordt voor
wat betreft het regulier onderhoud gefinancierd ten laste van de gewone dienst (i.c. de
onderhoudsbegroting) en voor wat betreft
de vervangingsinvesteringen ten laste van de
investeringsvolumes;
Risicomanagement: claims
In het kader van risicomanagement is geconstateerd dat een deel van de risico’s bij reconstructieprojecten niet of nauwelijks binnen het
project te beheersen en (in financiële zin) af te
dekken zijn. Het gaat hierbij om de claimrisico’s
(claims: nadeelcompensatie regulier, nadeelcompensatie kabels en leidingen en planschades n.a.v.
ruimtelijke procedures) welke lang nadat het
werk is afgerond (tot ca. 5 jaar) nog tot financiële
verplichtingen kunnen leiden. Tot en met 2011
werden deze risico’s per project ingeschat en
meegenomen in de projectraming. Met ingang
van 2012 wordt ten behoeve van deze risico’s een
afzonderlijke reservering opgenomen, waarvoor
middelen worden afgezonderd van het investeringsvolume ‘verbeteren en bouwen’. Deze reservering is aanzienlijk lager dan de som van alle
afzonderlijke risico’s per project. Deze reservering
is alleen bedoeld voor de genoemde risico’s bij
reguliere reconstructieprojecten van minder dan
€ 60 miljoen.
Voor projecten > € 60 miljoen zal dit op projectniveau geregeld worden.
Overige aspecten zijn:
• Jaarlijks voor 15 september dient de provincie een bestedingsplan in bij het Rijk voor
de BDU-gelden. Dit bestedingsplan maakt
onderdeel uit van het Brabants MIT en specificeert de verdeling van BDU per onderdeel
van het Brabants MIT (zie hoofdstuk 6). Dit
bestedingsplan vormt weer uitgangspunt bij
onder andere de verdeling van BDU naar
regionale uitvoeringsprogramma’s.
• Het Brabants MIT specificeert zo ver als
mogelijk geldbedragen naar projecten of
programma’s. Daar waar dit niet kan (bijv.
een provinciale bijdrage die wel toegekend
is aan een regio op grond van verbetering
bereikbaarheid maar nog niet uitgewerkt naar
programma’s of projecten) wordt het bedrag
vermeld en in de toelichting gespecificeerd.
• Investeringen in ecologie, ruimtelijke inrichting die voortvloeien uit investeringen in
infrastructuur of mobiliteitsmaatregelen
worden ook opgenomen (volgens het veroorzakerprincipe) en apart toegelicht.
• In de voorjaarsnota 2010 is op basis van
het advies van de accountant en internationale regelgeving (IPSAS) besloten om de
provinciale balans te verkorten door het
afwaarderen van investeringsbijdragen aan
derden, waar geen provinciaal bezit (collectief eigendom = wettelijke term – bezit is het
Brabants MIT 2014 - 2018
goederenvervoer. Deze initiatieven kunnen er toe
leiden dat GS gevraagd wordt om te investeren in
projecten.
67
Brabants MIT 2014 - 2018
68
beschikken over) tegenover staat. Deze lijn
is door de Rekeningcommissie onderschreven. De balansverkorting wordt mogelijk
gemaakt door de kapitaalopbrengst van
Essent. De aanpassing betekent dat investeringsbijdragen aan derden voortaan als
last worden genomen. In plaats van deze te
activeren (waarbij de lasten naar de toekomst
worden geschoven), nemen we tot stelregel
“eerst sparen en pas daarna tot besteding
overgaan”.
6.1.1 Scope
Het Brabants MIT vermeldt alle programma’s en
projecten binnen (of relevant voor) Noord-Brabant op het gebied van mobiliteit en infrastructuur worden vermeld die gefinancierd worden
met:
• Rijksmiddelen (Rijk is opdrachtgever), dit zijn
dus alle Brabantse projecten uit het landelijk
MIRT
• Rijksmiddelen en provinciale bijdragen (Rijk
is opdrachtgever)
• Provinciale middelen en rijksbijdragen
(provincie is opdrachtgever)
• Provinciale middelen (provincie is opdrachtgever)
• Regionale middelen en provinciale bijdragen (provincie of afzonderlijke gemeente is
opdrachtgever).
Het Brabants MIT is een uitvoeringsprogramma.
Dit betekent dat projecten en programma’s
worden opgenomen wanneer besloten is - door
betrokken partijen - om te investeren. De omvang
of financiering per partner hoeft nog niet vastgesteld te zijn. Investeren omvat ook het uitgeven
van geld voor een verkenning.
Niet vastgelegde toezeggingen en intenties van
één partner worden niet opgenomen in het
Brabants MIT.
In een aantal financiële tabellen worden de
bedragen weergeven voor de periode van
2014-2018. Wanneer een project gestart is voor
2014 of doorloopt na 2018 worden alleen de
kosten voor 2014-2018 inzichtelijk gemaakt. De
totale projectkosten zijn te vinden in de projectbladen.
6.1.2 Verklaring van de soorten realisatie
tabellen
De tabellen zijn verdeeld naar fasering van
projecten en programma’s te weten;
• Verkenningen/probleemanalyse
• Planstudie
• Realisatie
De tabellen vermelden bedragen (planstudie
en realisatiefase), bandbreedtes van bedragen
(verkenningen/probleemanalyse en planstudies)
of geen bedragen (verkenningen/probleemanalyse).
In de spelregels is nader verklaard wanneer een
project in een van de drie fasen valt.
6.1.3 Verklaring van de kolommen in tabellen
De verschillende kolommen van de tabellen
worden kort toegelicht.
Onderdeel
Het Brabants MIT bestaat uit vier onderdelen:
• OV-netwerk BrabantStad
• Autobereikbaarheid BrabantStad
• Regionaal Mobiliteitsbeleid
• Goederenvervoer
De projecten/programma’s per onderdeel
hangen met elkaar samen vanuit de problematiek
en de partijen die betrokken zijn bij de benodigde
investering. In de spelregels is deze samenhang
verder uitgewerkt.
Projecten / programma’s
Per onderdeel worden de projecten of programma’s weergegeven. Een programma omvat een
reeks projecten of verkeers- en vervoersmaatregelen (bijv. de regionale uitvoeringsprogramma’s).
Rijk
Deze kolom bevat investeringsbedragen van het
Rijk voor projecten waarbij het Rijk
• zelf opdrachtgever is;
• een financiële bijdrage levert, en provincie of
gemeente opdrachtgever is.
Brabants MIT 2014 - 2018
6Leeswijzer
69
Brabants MIT 2014 - 2018
70
In alle gevallen zijn het projecten die ook vermeld
staan in het MIRT van het Rijk
Provincie
Deze kolom bevat de investeringsbedragen van
de provincie Noord-Brabant in projecten waarbij
de provincie opdrachtgever is (provinciale wegen,
maar ook sommige regioprojecten), een financiële
bijdrage levert, en Rijk of gemeente opdrachtgever is.
BDU
Deze kolom betreft de regeling Brede Doel Uitkering van het Rijk en vermeldt de bedragen die
de provincie uit de BDU toekent aan de verschillende projecten of programma’s.
Regio
In deze kolom zijn de investeringen vermeld
door:
• betrokken GGA-regio’s. Dit betreft de
gemeenten die deelnemen in de betreffende
GGA-regio.
• betrokken gemeenten en partijen bij een
bepaald project (bijv. A59). In de projectbeschrijving is vermeld welke partijen dit zijn.
B5
In deze kolom zijn de investeringen vermeld in
B5-verband zijn gemaakt door een van de B5-steden (Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg).
SRE
Deze kolom vermeldt de investeringen van de
SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven)
als autonome overheid.
Derden
Deze kolom betreft bijdragen van andere provincies en organisaties die geen overheid zijn zoals
het bedrijfsleven. Ook investeringen door ProRail
zijn hierin opgenomen.
Beschikbaar
De bedragen in deze kolom zijn de optelling van
de bedragen die alle betrokken partijen beschikbaar stellen voor het project of programma.
Nodig (alleen het tijdsoverzicht)
Deze kolom vermeldt de bedragen die geraamd
zijn voor een project of programma, los van
het bedrag dat partijen beschikbaar stellen. Een
eventueel verschil met de kolom Beschikbaar
laat zien dat het bedrag weliswaar geraamd of
begroot is maar dat er nog onvoldoende financiering is.
B3
Lijst met gebruikte afkortingen
Breda, ’s-Hertogenbosch en
Tilburg
B5
Breda, Eindhoven, Helmond,
’s-Hertogenbosch en Tilburg
BBZOB
Beter Bereikbaar Zuidoost Brabant
BDU
Brede DoelUitkering
BERZOB Verkenning Bereikbaarheid van
Zuidoost -Brabant over water
BLD
Baten-Lastendienst, interne kosten
ministerie I&M
BO MIRT Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en
Transport
BTW
Belasting Toegevoegde Waarde
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CVV
Collectief Vraagafhankelijk
Vervoer
DBA
Dynamische Beleidsagenda
DBM
Design, Build, Maintenance
DVM
Dynamisch Verkeersmanagement
GGA
Gebiedsgerichte Aanpak
GS
Gedeputeerde Staten van
Noord-Brabant
GWW-index Grond-, Weg- en Waterbouw-index
HOV
Hoogwaardig Openbaar Vervoer
HWNHoofdwegennet
IBOI
Index Bruto Overheidsinvesteringen
I&M
Infrastructuur en Milieu
ITS
Intelligente Transport Systemen
MER
Milieu Effect Rapportage
MCA
Multimodaal Coördinatie- en
Adviescentrum
MenI
Cluster Mobiliteit en Infra
MF
Mobiliteit en Financiën
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
MIT Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
MJUP
Meerjaren Uitvoeringsprogramma
NS
Nederlandse Spoorwegen
OAD
Omgevingsadressen Dichtheid
OTBOntwerp-Tracébesluit
OV
Openbaar Vervoer
P+R
Park + Ride
PIP
Provinciaal Inpassingsplan
PS
Provinciale Staten van Noord-Brabant
PVVP
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan
SPODO II Spoorse doorsnijdingen tweede
tranche
SVIR
Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte
RO Ruimtelijke Ordening
RWSRijkswaterstaat
SRE
Samenwerkingsverband Regio
Eindhoven
UAV
Uniforme administratieve
voorwaarden voor de uitvoering
van werken 1989
Brabants MIT 2014 - 2018
6.2
71
72
Brabants MIT 2014 - 2018
Financiëel overzicht 2014 – 2018
7.1
Totaaloverzicht 2014 – 2018 Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01.Breda
02.Eindhoven
03.Helmond
04.Tilburg
05.’s-Hertogenbosch
bedragen x e 1 miljoen
Rijk
Provincie
36,80
14,99
4,75
14,42
2,70
13,65
12,80
53,92
46,19
BDU
Regio
1,77
B5
SRE
20,76
10,00
1,70
3,56
15,15
8,00
34,32
24,85
Derden
Beschikbaar
Nodig
130,16
167,69
73,20
167,69
73,20
30,40
1,23
73,62
28,29
73,62
28,29
161,79
342,80
342,80
3,00
4,96
93,56
35,00
97,20
166,00
181,84
101,38
19,95
Brabants MIT 2014 - 2018
7
06.Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
05. PPS A59
06.A4
16. N261 Waalwijk-Tilburg
17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
30. N69/Grenscorridor
32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant*
totaal 2. Autobereikbaarheid
1,77
2,48
93,56
19,95
2,48
3,03
3,89
24,58
4,96
93,56
35,00
97,20
166,00
181,84
101,38
3,03
31,47
685,84
685,84
721,00
100,00
76,40
864,50
721,00
100,00
76,40
864,50
116,00
116,00
116,00
317,00
317,00
317,00
2194,90
2194,90
35,00
12,50
1,08
68,60
35,93
81,70
164,92
91,32
3,66
139,53
439,66
17,38
54,69
721,00
55,00
8,80
268,00
5,00
25,00
450,00
20,00
20,00
38,50
16,70
15,00
37,21
0,00
Projecten die na 2018 in realisatie komen
12. A27 Houten - Hooipolder
18. N65 ’s-Hertogenbosch - Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
31.N279-zuid/Noordoostcorridor
33a. A58 Corridor
deelproject Galder - Sint Annabosch
33b. A58 Corridor
deelproject Eindhoven - Tilburg
totaal 2a. Autobereikbaarheid projecten
na 2018
1485,80
480,00
20,00
75,20
4,10
129,80
0,00
129,80
4,10
Opmerking: 2a is niet opgenomen in de totaaloptelling van de projecten. Dit omdat het hier om projecten gaat die na 2018 in realisatie komen.
73
Brabants MIT 2014 - 2018
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9. 10.
11.
12.
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de versnelling
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
1. 3. 4. 8. 11. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel**
Wilhelminakanaal Tilburg
MCA
Quick wins vaarwegen binnenhavens
Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
totaal 4. Goederen
74
totalen
Rijk
Provincie
BDU
Regio
40,48
22,10
B5
SRE
40,48
102,53
102,53
111,00
Beschikbaar
Nodig
9,65
80,96
205,06
499,13
174,83
7,26
3,00
121,65
106,68
26,49
80,96
205,06
499,13
174,83
7,26
3,00
121,65
106,68
26,49
37,75
1225,05
1225,05
3,40
76,11
0,38
15,20
16,53
3,40
76,11
0,38
15,20
16,53
327,00
31,13
8,70
3,15
9,98
174,83
4,39
3,00
31,13
46,19
10,58
65,08
280,10
368,20
6,25
3,40
9,81
0,38
1,90
7,29
6,25
22,78
0,00
6,74
14,31
0,49
0,00
111,62
111,62
264,78
786,71
383,55
259,69
135,61
237,00
231,01
2359,41
2359,41
0,72
0,95
Derden
28,10
2,15
15,78
3,00
43,61
51,79
0,10
163,94
96,45
213,53
14,31
5,70
1,04
0,49
* Projecten moeten eind 2014 afgerond zijn. Van periode 2015 ev in de financiële onderbouwing niet bekend.
** Werkzaamheden worden in 2014 afgerond. Alleen bedrag voor ecozone PNB opgevoerd.
opmerking: Helmond Spoorzone is grotendeels gerealiseerd in 2013, daarom niet meer in de tabel opgenomen.
Algemeen
Alle bedragen zijn exclusief BTW, behalve de
rijksuitgaven voor rijksprojecten, deze zijn altijd
inclusief BTW. Provincies en gemeenten hebben
een BTW- compensatiefonds waaruit zij de
BTW compenseren voor projecten waarvoor
zij opdrachtgever en wettelijk verantwoordelijk zijn. De bedragen van de rijksprojecten
hebben we aangepast aan het nieuwe MIRT
2014. Alle projectbudgetten zijn inclusief met de
zogenaamde BLD-bijdrage (Baten-LastenDienst)
van I&M. Van projecten in de realisatiefase die
reeds in 2009 of eerder zijn gestart zijn alleen de
beschikbare middelen voor de periode 2010-2014
in de tabellen opgenomen. De totale kosten en
het totale financieringsplaatje treft u aan op het
projectblad.
Per project/programma
OV-netwerk: Per B5-stad treft u een overzicht aan
van de beschikbare middelen. Financiële informatie hierover treft u aan in tabel 9.xx. op de site
www.brabant.nl/mit
PPS A59: De provinciale en regionale bijdragen
bedragen beide per 2004 netto contant € 11,5
miljoen (de provinciale bijdrage en een deel van
de regionale bijdrage is inmiddels betaald). De
rijksbijdragen indexeren we jaarlijks.
A4: Ten tijde van de start van de aanbestedingsprocedure van de aanleg van de A4-Zuid is
gebleken dat de kosten voor het project hoger zijn
dan aanvankelijk geraamd. Doordat bedoelde
meerkosten ad € 75 miljoen onder meer zijn
ontstaan door regionale ruimtelijke ontwikkelingen en aanvullende ontsluitingswensen heeft er op
26 mei 2008 een overleg plaatsgevonden met de
minister van I&M. Afgesproken is dat de provincie € 15 miljoen extra bijdraagt. Mede dankzij
een bijdrage van € 5 miljoen van de gemeente
Steenbergen is de financiering helemaal rond.
N279-zuid/Noordoostcorridor: Om het nationaal
belang te onderstrepen heeft het Rijk in het
kader van de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel
BrabantStad een bijdrage van 259 miljoen (excl.
indexering) toegezegd. De regionale bijdrages
zijn 112,5 miljoen van het SRE/regio uit BDU,
de provincie draagt 450 miljoen uit het Spaar-en
Investeringsfonds. In totaal wordt er 821,5
miljoen beschikbaar gesteld.
Uitvoeringsprogramma’s GGA: Conform afspraak
dragen de regio’s minimaal het bedrag bij dat zij
aan provinciale bijdrage en BDU ontvangen. Het
gemiddeld subsidiepercentage mag maximaal
50% bedragen.
Uitvoeringsprogramma SRE: Het MJUP van SRE
hebben we opgenomen tot en met 2017. Dit
bevat ook het programma Beter Bereikbaar
ZuidOost Brabant (BBZOB). De provinciale
bijdrage aan het BBZOB is op projectniveau
opgenomen in het onderdeel provinciale wegen.
Openbaar Vervoer concessies: De cijfers voor de
exploitatie van het openbaar vervoer zijn
gebaseerd op het door ons medio 2010 vastgestelde meerjarenbegroting OV 2011-2016.
.
Provinciale wegen: Voor het provinciale wegenprogramma hebben we cijfers opgenomen tot en met
2018. De financiële middelen voor de N261 en
N279 zijn opgenomen in het onderdeel autobereikbaarheid.
Brabants MIT 2014 - 2018
Toelichting tabellen Brabants MIT
Zuid-Willemsvaart: De uitvoering is medio 2014
gereed, in het BMIT 2014-2018 is de provinciale
bijdrage van € 3,4 miljoen voor de ecologische
verbindingszone opgenomen.
Sluizen Zuid-Willemsvaart: De provinciale bijdrage
van € 30 miljoen hebben we onttrokken aan de
gereserveerde bijdrage voor de regionale maatregelpakketten periode 2008 - 2015 (8 x € 3,8
miljoen). De regionale bijdrage van € 20 miljoen
hebben we verdeeld over aanliggende gemeenten,
SRE, en waterschap.
De bijdrage van de provincie omvat tevens de
voorfinanciering van de bijdrage van het bedrijfsleven die terugbetaald wordt aan de provincie na
realisatie van het project.
75
Brabants MIT 2014 - 2018
76
Wilhelminakanaal: Het Rijk stelt maximaal € 62
miljoen beschikbaar (bedrag is inclusief € 10
miljoen BLD-bijdrage van I&M). De kosten van
de visievariant bedragen in deze rekensystematiek € 81,6 miljoen. De gemeente Tilburg draagt
in totaal € 8,6 miljoen bij en het bedrijfsleven
€ 1,2 miljoen. De provincie draagt in totaal € 9,8
miljoen bij. Hiervan komt € 2,6 miljoen uit het
ontwikkelingsfonds Brabant 2050.
MCA: Voor dit uitvoeringsorgaan is voor 2011tot
en met 2015 in de begroting een bedrag van
€ 189.000 gereserveerd. Voor de periode na 2015
moet een besluit genomen worden.
Quick wins vaarwegen binnenhavens: De totale kosten
voor de Brabantse projecten worden geraamd
op € 21,16 miljoen. Aan het Rijk is gevraagd is
bijdrage toe te kennen van € 10,43 miljoen. Voor
de provinciale bijdrage is een bedrag van € 2,61
miljoen gereserveerd.
Jaarschijf 2014
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda
Eindhoven
Helmond
Tilburg
’s-Hertogenbosch
Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
05. PPS A59
06. A4
12. A27 Houten - Hooipolder
16. N261 Waalwijk-Tilburg
17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
30. N69/Grenscorridor
31. N279-zuid/Noordoostcorridor
32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant
33a. A58 Corridor deelproject
Galder - Sint Annabosch
33b. A58 Corridor
deelproject Eindhoven - Tilburg
totaal 2. Autobereikbaarheid
bedragen x e 1 miljoen
Rijk
Provincie
8,55
9,49
0,75
BDU
Regio
0,45
1,03
8,55
11,95
0,75
B5
SRE
Derden
1,70
8,95
0,45
13,49
1,70
8,95
2,48
17,00
0,00
2,48
50,10
13,72
0,10
0,84
58,68
20,70
0,00
0,00
1,82
00,00
58,68
20,70
0,00
0,00
1,82
00,00
36,79
81,20
81,20
4,96
17,00
20,00
0,00
50,20
14,56
0,00
0,00
15,53
0,00
101,38
4,96
17,00
20,00
0,00
50,20
14,56
0,00
0,00
15,53
0,00
101,38
0,00
0,00
0,00
0,00
223,63
223,63
20,00
10,00
1,00
3,00
35,93
3,66
37,21
65,93
87,96
0,94
42,69
1,03
0,50
24,58
0,00
1,03
Nodig
36,79
0,79
11,27
Beschikbaar
25,08
Brabants MIT 2014 - 2018
7.2
77
Brabants MIT 2014 - 2018
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9.
10.
11.
12.
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de Versnelling
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel
3. Wilhelminakanaal Tilburg
4.MCA
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
totaal 4. Goederen
78
totalen
Rijk
Provincie
BDU
Regio
18,65
22,10
67,00
11,93
6,70
3,15
2,00
31,41
3,21
3,00
11,93
37,49
4,58
43,88
93,62
86,36
7,60
3,64
3,40
3,27
0,19
1,90
4,24
28,57
13,00
146,93
205,86
17,33
0,71
B5
SRE
18,65
28,24
0,95
Derden
28,24
22,00
0,94
14,54
37,99
0,05
56,81
53,53
50,24
Nodig
1,65
37,30
56,48
142,15
31,41
5,40
3,00
45,90
82,18
10,38
37,30
56,48
142,15
31,41
5,40
3,00
45,90
82,18
10,38
29,75
414,19
414,19
3,40
25,37
0,19
15,20
9,62
3,40
25,37
0,19
15,20
9,62
28,10
1,48
7,50
Beschikbaar
4,77
5,70
0,60
0,85
0,29
0,00
6,30
5,62
0,29
0,00
53,78
53,78
87,75
119,29
60,85
60,51
91,62
772,80
772,80
Jaarschijf 2015
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda
Eindhoven
Helmond
Tilburg
’s-Hertogenbosch
Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
05. PPS A59
06. A4
12. A27 Houten - Hooipolder
16. N261 Waalwijk-Tilburg
17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
30. N69/Grenscorridor
31. N279-zuid/Noordoostcorridor
32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant
33a. A58 Corridor deelproject
Galder - Sint Annabosch
33b. A58 Corridor
deelproject Eindhoven - Tilburg
totaal 2. Autobereikbaarheid
bedragen x e 1 miljoen
Rijk
Provincie
4,00
0,50
4,00
11,42
2,70
10,00
11,77
18,12
26,27
BDU
Regio
1,32
1,32
B5
SRE
Derden
1,32
4,00
31,13
2,77
7,20
8,00
8,09
15,20
21,10
1,23
0,00
53,46
19,14
15,00
29,50
62,81
12,00
27,00
2,80
0,12
13,00
124,45
3,00
2,92
3,00
1,00
0,00
1,00
1,50
1,50
Beschikbaar
Nodig
34,26
12,00
0,00
49,72
26,47
0,00
34,26
12,00
0,00
49,72
26,47
0,00
122,45
122,45
0,00
19,14
15,00
0,00
32,30
62,93
0,00
0,00
30,50
0,00
0,00
0,00
19,14
15,00
0,00
32,30
62,93
0,00
0,00
30,50
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
159,87
159,87
Brabants MIT 2014 - 2018
7.3
79
Brabants MIT 2014 - 2018
80
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9.
10.
11.
12.
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de Versnelling
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
Rijk
Provincie
Regio
12,51
2,00
49,68
1,18
12,50
77,85
17,33
3,27
0,19
2,61
3,05
totaal 4. Goederen
19,94
6,51
totalen
77,56
235,08
B5
SRE
12,51
18,91
0,01
2,06
18,78
7,00
0,05
42,43
25,83
40,91
Beschikbaar
Nodig
8,00
25,02
37,82
89,00
49,68
1,86
0,00
52,06
13,50
16,11
25,02
37,82
89,00
49,68
1,86
0,00
52,06
13,50
16,11
8,00
285,04
285,04
0,00
25,37
0,19
0,00
6,91
0,00
25,37
0,19
0,00
6,91
0,67
8,28
77,52
Derden
18,91
22,00
65,00
12,50
6,50
6,00
12,50
1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel
3. Wilhelminakanaal Tilburg
4.MCA
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
BDU
4,77
0,44
0,61
0,20
0,00
0,44
5,38
0,20
0,00
32,47
32,47
81,76
53,96
46,41
42,11
62,96
599,93
599,83
Jaarschijf 2016
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda
Eindhoven
Helmond
Tilburg
’s-Hertogenbosch
Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
05. PPS A59
06. A4
12. A27 Houten - Hooipolder
16. N261 Waalwijk-Tilburg
17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
30. N69/Grenscorridor
31. N279-zuid/Noordoostcorridor
32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant
33a. A58 Corridor deelproject
Galder - Sint Annabosch
33b. A58 Corridor
deelproject Eindhoven - Tilburg
totaal 2. Autobereikbaarheid
bedragen x e 1 miljoen
Rijk
Provincie
BDU
Regio
B5
SRE
Derden
31,13
24,25
5,25
1,50
1,83
25,75
1,83
11,00
3,98
0,00
5,25
3,98
4,65
11,00
35,78
19,14
67,71
15,00
15,00
5,80
0,12
28,00
114,85
3,00
5,00
5,92
5,00
0,50
0,00
0,50
1,20
4,20
Beschikbaar
Nodig
31,13
40,50
0,00
11,95
0,00
0,00
31,13
40,50
0,00
11,95
0,00
0,00
83,58
83,58
0,00
19,14
0,00
0,00
8,80
67,83
0,00
0,00
49,70
0,00
0,00
0,00
19,14
0,00
0,00
8,80
67,83
0,00
0,00
49,70
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
145,47
145,47
Brabants MIT 2014 - 2018
7.4
81
Brabants MIT 2014 - 2018
82
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9.
10.
11.
12.
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de Versnelling
Provincie
BDU
Regio
8,16
2,00
36,39
B5
SRE
8,16
19,01
Derden
19,01
23,00
65,00
Nodig
16,32
38,02
90,00
36,39
0,00
0,00
23,69
11,00
0,00
16,32
38,02
90,00
36,39
0,00
0,00
23,69
11,00
0,00
215,42
215,42
0,00
25,37
0,00
0,00
0,00
00,00
25,37
0,00
0,00
0,00
6,70
2,20
8,70
47,29
17,33
3,27
totaal 4. Goederen
17,33
3,27
0,00
0,00
4,77
0,00
0,00
25,37
25,37
totalen
66,78
167,23
79,08
37,42
25,84
53,51
39,98
469,83
469,83
1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel
3. Wilhelminakanaal Tilburg
4.MCA
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
10,29
6,80
Beschikbaar
6,70
2,00
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
Rijk
73,16
27,17
17,09
42,01
0,00
4,77
Jaarschijf 2017
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. 02. 03. 04. 05. 06. Breda
Eindhoven
Helmond
Tilburg
’s-Hertogenbosch
Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
03. ’s-Hertogenbosch randweg
05. PPS A59
06. A4
12. A27 Houten - Hooipolder
16. N261 Waalwijk-Tilburg
17. N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
30. N69/Grenscorridor
31. N279-zuid/Noordoostcorridor
32. Actieprogramma Beter Benutten Brabant
33a. A58 Corridor deelproject
Galder - Sint Annabosch
33b. A58 Corridor
deelproject Eindhoven - Tilburg
totaal 2. Autobereikbaarheid
bedragen x e 1 miljoen
Rijk
Provincie
BDU
Regio
5,00
1,50
1,83
1,50
6,83
B5
SRE
Derden
7,50
31,13
3,98
0,00
7,50
3,98
4,65
0,00
35,78
19,14
2,10
20,68
20,00
20,00
3,80
31,32
73,24
4,00
3,80
4,00
0,50
0,00
0,50
0,69
0,69
Beschikbaar
Nodig
43,63
0,00
0,00
11,95
0,00
0,00
43,63
0,00
0,00
11,95
0,00
0,00
55,58
55,58
0,00
19,14
0,00
0,00
5,90
20,68
0,00
0,00
56,51
0,00
0,00
0,00
19,14
0,00
0,00
5,90
20,68
0,00
0,00
56,51
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
102,23
102,23
Brabants MIT 2014 - 2018
7.5
83
Brabants MIT 2014 - 2018
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9.
10.
11.
12.
BDU
Regio
1,16
0,00
2,00
30,99
65,00
32,99
66,16
B5
SRE
1,16
18,36
19,52
Derden
18,36
22,00
0,00
40,36
0,00
1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel
3. Wilhelminakanaal Tilburg
4.MCA
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
totaal 4. Goederen
84
Provincie
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de Versnelling
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
Rijk
totalen
Beschikbaar
Nodig
2,32
36,72
89,00
30,99
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
2,32
36,72
89,00
30,99
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
159,03
159,03
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
21,50
113,05
69,96
31,02
3,98
40,86
36,47
316,83
316,83
Jaarschijf 2018
Onderdeel
Projecten / Programma
1. OV-netwerk
Brabantstad
01. 02. 03. 04. 05. 06. Rijk
Provincie
BDU
Regio
B5
SRE
Derden
Breda
Eindhoven
Helmond
Tilburg
’s-Hertogenbosch
Algemeen
totaal 1. OV-netwerk Brabantstad
2. Autobereikbaarheid
bedragen x e 1 miljoen
’s-Hertogenbosch randweg
PPS A59
A4
N261 Waalwijk-Tilburg
N279-noord ’s-Hertogenbosch-Veghel
N69/Grenscorridor
Actieprogamma Beter Benutten Brabant*
totaal 2. Autobereikbaarheid
Nodig
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
19,14
0,00
0,00
0,00
29,60
0,00
0,00
0,00
19,14
0,00
0,00
0,00
29,60
0,00
48,74
48,74
721,00
721,00
100,00
100,00
76,40
76,40
864,50
864,50
116,00
116,00
116,00
317,00
317,00
317,00
2194,90
2194,90
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Projecten / Programma
03. 05. 06. 16. 17. 30. 32. Beschikbaar
19,14
11,60
18,00
11,60
37,14
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Projecten die na 2018 in realisatie komen
12. A27 Houten - Hooipolder
18. N65 ’s-Hertogenbosch-Tilburg
19. Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat
31. N279-zuid/Noordoostcorridor
33a. A58 Corridor deelproject Galder - Sint
Annabosch
33b. A58 Corridor deelproject Eindhoven Tilburg
totaal 2a. Autobereikbaarheid projecten
na 2018
721,00
55,00
5,00
8,80
25,00
38,50
268,00
450,00
16,70
1485,80
480,00
20,00
20,00
20,00
75,20
4,10
129,80
0,00
129,80
4,10
Brabants MIT 2014 - 2018
7.6
85
Brabants MIT 2014 - 2018
Onderdeel
Projecten / Programma
3. Regionaal
Mobiliteitsbeleid
1. 2. 3. 5. 6. 9.
10.
11.
12.
BDU
Regio
B5
SRE
18,01
0,00
2,00
26,35
65,00
28,35
65,00
18,01
Derden
18,01
22,00
0,00
40,01
0,00
1. Zuid-Willemsvaart Maas-Veghel
3. Wilhelminakanaal Tilburg
4.MCA
8. Quick wins vaarwegen binnenhavens
11. Sluizen Zuid-Willemsvaart 4, 5 en 6 fase 2
totaal 4. Goederen
86
Provincie
GGA Uitvoeringsprogramma's
SRE Uitvoeringsprogramma
OV-concessies en Regiotaxi
Provinciale Wegen
Dynamisch Verkeers Management
Regionale projecten derden > € 10 mln.
Spoorse doorsnijdingen II
B5 Uitvoeringsprogramma
Fiets in de Versnelling
totaal 3. Regionaal Mobiliteitsbeleid
4. Goederen
Rijk
totalen
Opmerking: totaal 2a is niet opgenomen in de
totaal optelling van de projecten. Dit omdat het
hier om projecten gaat die na 2018 in realisatie
komen.
Beschikbaar
Nodig
0,00
36,02
89,00
26,35
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
36,02
89,00
26,35
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
151,37
151,37
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
11,60
65,49
65,00
18,01
0,00
40,01
0,00
200,11
200,11
Beheerskader spaar- en investeringsfonds wegeninfrastructuur
8.1 Inleiding
In het kader van de Agenda van Brabant en het
nieuwe bestuursakkoord is binnen het domein
‘De bereikbare regio’ maximaal € 750 mln.
Beschikbaar gesteld voor het spaar- en investeringsfonds Wegeninfrastructuur. Het fonds is
bestemd voor:
1. Noordoostcorridor (incl. Grote ruit rond
Eindhoven – Helmond);
• Capaciteitsvergroting N279 VeghelAsten;
• Nieuwe Oost-West Verbinding;
2. N69: verbinding Eindhoven-Valkenswaard-België;
3. Verbreding noordelijk deel van de N279
(’s-Hertogenbosch-Veghel).
In dit hoofdstuk wordt een eenduidig beheerskader ten behoeve van de aanwending van het
fonds geschetst. De doelstelling van deze notitie
is het bieden van een aantal instrumenten om
een integrale afweging van projecten mogelijk te
maken en te borgen dat het maximumbedrag van
het fonds niet wordt overschreden.
In het beheerskader zijn de financiële bandbreedten van de genoemde projecten opgenomen.
Daarnaast zijn een aantal spelregels geformuleerd
ten behoeve van de aanwending van het fonds.
De definitieve vaststelling van de projecten en
de votering van het investeringskrediet door PS
vindt separaat (per project) plaats uiterlijk bij de
vaststelling van het Provinciaal InpassingsPlan
(PIP), een en ander onder verwijzing naar de
gevolgen voor de overige projecten. In paragraaf
8.2.1 wordt hierop verder ingegaan.
8.2 Budgettaire kaders en spelregels
Voor het fonds gelden de volgende uitgangspunten:
• Provinciale Staten stellen separaat (per
project) de definitieve uitvoeringsvariant
en bijbehorend krediet vast, uiterlijk bij de
vaststelling van het Provinciaal InpassingsPlan
(PIP), op basis van een integrale afweging.
• Financiële afweging: De verschillende
varianten van de genoemde projecten
dienen op een dusdanige wijze te worden
afgewogen, dat het totale beschikbare
bedrag van € 750 miljoen niet wordt
overschreden;
• Inhoudelijke afweging: Deze afweging
richt zich op de ernst van de knelpunten
en scenario’s van oplossend vermogen
met bijbehorende kosten;
• Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde
projecten wordt inzicht gegeven in de (financiële) stand van zaken van het fonds in relatie
tot de projecten.
• 4% van de totale omvang van het fonds,
zijnde € 30 miljoen wordt aangewend ter
dekking van provinciale apparaatskosten,
die gemaakt worden in het kader van de
genoemde projecten. Deze zijn gedekt voor
een periode van 8 jaar;
• Toekomstig beheer en onderhoud worden
gedekt binnen de bestaande begroting;
• Geen bestuurlijke verplichtingen vóór de
definitieve vaststelling van de uitvoeringsvariant door PS;
• De definitieve uitvoeringsvariant is mede
afhankelijk van de uiteindelijke cofinanciering;
• Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde
projecten wordt inzicht gegeven in de totale
stand van zaken van het fonds in relatie tot de
voorgang van de projecten;
• Middels de reguliere P&C cyclus wordt
verantwoording afgelegd aan GS en PS.
In de volgende paragrafen worden deze uitgangspunten nader toegelicht.
Brabants MIT 2014 - 2018
8
87
Brabants MIT 2014 - 2018
8.2.1 Statenbesluit definitieve uitvoeringsvariant bij PIP
Bij infrastructurele projecten wordt er onderscheid gemaakt in de verkenning-, planuitwerking- en realisatiefase. Aan het einde van de planuitwerkingsfase wordt het definitieve Provinciale
InpassingsPlan door PS vastgesteld. Daarmee
is de keuze van de voorkeursvariant definitief,
en stelt PS de definitieve bijdrage uit het fonds
vast. In het PS voorstel dient in beeld gebracht
te worden wat de consequenties van het voorstel
zijn voor de andere uit het fonds te financieren
projecten.
8.2.2 Financiële afweging
88
De verschillende varianten van de genoemde
projecten dienen op een dusdanige wijze te
worden afgewogen, dat het totale beschikbare
bedrag van € 750 miljoen niet wordt overschreden. In onderstaande tabel zijn de projectramingen en de dekking aangegeven op basis van de op
dit moment bekende gegevens.
Tabel financiële bandbreedten Project
(bedragen x € 1 miljoen)
Dekking
Bandbreedten totale
kosten project
Provinciaal aandeel
Aandeel derden
Noordoostcorridor:
(Inca. Grote ruit
rond Eindhoven –
Helmond)
- Capaciteits­
vergroting N279
Veghel- Asten;
- Nieuwe Oost-West
Verbinding)
450
Rijk: 259
SRE: 112,5
Gemeenten en derden:
PM
815- 1.300 + PM
N69: verbinding
Eindhoven-Valkenswaard-België
84
Rijk: 70
Gemeenten en derden:
PM
220-250
Verbreding noordelijk
deel N279 (’s-Hertogenbosch-Veghel)
186
Rijk: PM
Gemeenten en derden:
PM
120-300
Provinciale
apparaatskosten
30
nvt
30
Totaal benodigd budget
max. 750
441,50 + PM
1.185-1.880 + PM
Toelichting bij de tabel:
Gegeven de gemaximeerde financiële ruimte van € 750 mln. en de beperkte financiële flexibiliteit,
hebben de kosten van de variantkeuze bij het ene project directe invloed op de nog resterende financiële ruimte ten behoeve van de variantkeuze bij het andere project. Dit werkt als communicerende
vaten. In principe zijn alle variantkeuzes mogelijk zolang het maximumbedrag van € 750 mln. niet
wordt overschreden.
8.2.3Apparaatskosten
Van de totale omvang van het fonds wordt 4%,
zijnde € 30 mln. aangewend ter dekking van
provinciale apparaatskosten, die gemaakt worden
in het kader van de genoemde projecten. Deze
zijn gedekt voor een periode van 8 jaar.
Wanneer de formatie voor een langere periode
dan 8 jaar nodig is, dient hiervoor aanvullende
dekking gezocht te worden. Een en ander kan
leiden tot herprioritering binnen het fonds.
8.2.4Onderhoudskosten
Het uitgangpunt is dat toekomstig beheer en
onderhoud wordt gefinancierd uit de bestaande
begroting.
Onderhoud betreft enerzijds operationeel
onderhoud en beheer (bv. maaiwerkzaamheden en gladheidbestrijding), gefinancierd met
exploitatiemiddelen (de onderhoudsbegroting),
en anderzijds vervangingsinvesteringen (bv. een
nieuwe asfaltlaag of vervanging van een viaduct),
gefinancierd met investeringsmiddelen.
De kosten van het operationeel onderhoud en
beheer zijn in grote mate afhankelijk van de te
kiezen varianten. Wanneer wordt gekozen voor
sobere varianten (zonder tunnels) kunnen de
toekomstige kosten naar verwachting worden
opgevangen binnen de bestaande onderhoudsbegroting. Op dit moment wordt er een visie
op de onderhoudsbegroting ontwikkeld, waarin
standaardnormen voor onderhoud worden
bepaald. In dit kader zal worden bezien of er
lagere onderhoudsnormen gehanteerd kunnen
worden, waardoor er financiële ruimte ontstaat.
Wanneer er voor meer complexe varianten
gekozen wordt, zullen de bestaande onderhoudsmiddelen niet toereikend zijn en zal er binnen het
fonds of de totale begroting van mobiliteit herprioritering moeten plaatsvinden (oud voor nieuw).
Ten aanzien van vervangingsinvesteringen geldt
dat deze – middels herprioritering - opgevangen
dienen te worden binnen de bestaande investeringsmiddelen provinciale wegen. Ook hiervoor
geldt dat de kosten afhankelijk zijn van de te
kiezen varianten.
Meer complexe en duurdere varianten leiden tot
een hoge druk op de investeringsmiddelen.
Bij de vaststelling van de definitieve uitvoeringsvariant door PS wordt tevens een besluit
genomen over de hoogte en dekking van de
onderhoudskosten ten laste van bestaande middelen.
Brabants MIT 2014 - 2018
• Ten aanzien van de Noordoostcorridor is
een benodigde onttrekking uit het fonds
van € 450 mln. opgenomen. Samen met de
bijdrage van het Rijk ad. € 259 mln. en het
SRE ad. € 112,5 mln. is dit voldoende om de
minimale variant te realiseren (totale kosten
€ 815 mln.).
• Ten aanzien van de N69 is een benodigde
onttrekking van € 84 mln. opgenomen. Dit
is inclusief gebiedsimpuls-maatregelen. Dit
is maximaal 10% van de geraamde bijdrage
voor infrastructuur en mitigerende maatregelen, in dit geval 10% van € 140 mln. Om
de minimale variant te realiseren is er een
cofinancierings-aandeel van minimaal € 66
mln. nodig. Deze gebiedsimpuls is bij de
andere twee projecten niet meegenomen
in de bepaling van de bandbreedte van de
kosten. Deze kosten zullen binnen het fonds
of andere bestaande middelen opgevangen
moeten worden.
• Ten aanzien van de N279 is een bedrag van
€ 186 mln. opgenomen.
Er geldt een maximale inspanningsverplichting
voor het verkrijgen van een vergoeding voor het
onderhoud vanuit de regio.
89
8.2.5 Het aangaan van verplichtingen en cofinanciering
• Tot het moment van de definitieve vaststelling
van het PIP door PS en de vaststelling van de
definitieve bijdrage uit het fonds worden er
geen (bestuurlijke) verplichtingen aangegaan
voor vervolgfasen van het betreffende project.
Dit betekent dat bij het aangaan van intentieverklaringen/convenanten altijd een duidelijk
voorbehoud met betrekking tot definitieve
besluitvorming door PS (m.b.t. het PIP) en
de beschikbaarheid van financiële middelen wordt opgenomen, en wordt vermeld
dat hieraan geen rechten ontleend kunnen
Brabants MIT 2014 - 2018
worden. PS behouden hiermee het recht
uiteindelijk voor een andere variant te kiezen.
• Er geldt een maximale inspanningsverplichting ten aanzien van het verkrijgen van een
cofinanciering. Eventuele cofinanciering
wordt verrekend met de bijdrage uit het
fonds. De financiële ruimte die hierdoor
ontstaat wordt binnen het fonds integraal
afgewogen.
• Op het moment van de vaststelling van het
PIP dient het cofinancierings-aandeel van
derden ‘hard’ vastgelegd te zijn.
8.2.6 Jaarlijkse voortgang en monitoring
fonds
90
• Bij ieder GS/PS besluit over de genoemde
projecten wordt inzicht gegeven in de (financiële) stand van zaken van het fonds door
middel van de bovenstaande tabel.
• Wanneer er binnen het fonds financiële
ruimte ontstaat doordat een bepaald project
niet doorgaat of voordelig uitvalt (aanbestedingsvoordelen of aanvullende cofinancierings-bijdragen) kunnen aan GS/PS alternatieve bestedingsvoorstellen worden gedaan
voor vergelijkbare projecten.
• De periodieke rapportages aan GS/PS over
de genoemde projecten worden meegenomen binnen de reguliere P&C cyclus. Alle
grote infrastructurele projecten vanaf € 60
mln. worden vanaf het jaarrekeningproces
2012 verantwoord middels een vastgesteld
format. In dit format worden onder andere
de volgende aspecten meegenomen: omschrijving van het project, een beschrijving, een
vastlegging van de mijlpalen, een financieel
kader en een risico-inventarisatie.
COLOFON
Uitgave:
Provincie Noord-Brabant,
Directie Economie & Mobiliteit
Bureau Mobiliteitsbeleid
Drukwerk:
Provincie Noord-Brabant
Vormgeving
en opmaak: Provincie Noord-Brabant
Bureau Mobiliteitsbeleid
Directie Economie & Mobiliteit
Provincie Noord-Brabant
Brabantlaan 1
5216 TV ’s-Hertogenbosch
www.brabant.nl/MIT