grote-wieltrekkers-en-werktuigen-bij-het-grootlandbouwbedrijf

GROTE WIELTREKKERS EN WERKTUIGEN BIJ HET GROOTLANDBOUWBEDRIJF VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS
door:
ing. N.F. v.d. Kant R
en ing. W.G. Baarveld R
'
,
.
9290
* medewerkers
van de afdeling Operationeel
voor de IJsselmeerpolders '
,
,
Onderzoek bij de Rijksdienst
INHOUD
I. INLEIDING
Blz.
1
2. MOGELIJKHEDEN VOOR GROTE WIELTREKKERS
2.1. Praktijkonderzoek bij het ploegen in 1974
3. VOORTGEZET PRAKTIJKONDERZOEK IN 1975 EN 1976
3.1. Greppels graven en reinigen, grondbewerking met
cultivatoren en schijveneggen
3.2. Zaaien, kunstmeststrooien, transport
4. KEUZE VAN GROTE TREKKERS EN WERKTUIGEN
4.1. Keuze kniktrekkers van 80 kW en 160 kW
4.2. Keuze werktuigen voor kniktrekkers van 80 kW en 160 kW
10
.
10
11
5. DE SAMENSTELLING VAN HET HUIDIGE TREKKERPARK VAN HET
GROOTLANDBOUWBEDRIJF
12
6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
14
7. LITERATUUR
16
8. VERKLARINGEN VAN AFKORTINGEN .EN BENAMINGEN
17
,{.'
,
.
...:... .... . ..
INLEIDING
Het huidige werkgebied van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
(R.1J.P.) ligt nagenoeg geheel in Zuidelijk Flevoland. Deze polder heeft
een oppervlakte van 43.000 ha. De grondsoort bestaat hoofdzakelijk uit
klei, is vooral in de beginjaren zwaar doorgroeid met rietwortels en in
veel gevallen slecht begaanbaar. Het herstellend vermogen na structuurbederf is bij deze jonge kleigronden groter dan van kleigronden op het
oude land. In de eerste jaren zijn de kavels (afmetingen 500 m bij 1200
2 1500 m) overdwars begreppeld op een onderlinge afstand van 12 m;
daarna wordt drainage aangelegd.
De R.1J.P. heeft 0.a. tot taak de gronden geschikt te maken voor alle
geplande bestemmingen.
Deze taak berust bij de Hoofdafdeling Cultuurtechniek en Recreatie (H.C.R.).
De voor landbouw bestemde gronden worden na de ontginning ca. 5 jaar
met gewassen beteeld alvorens uitgifte aan particuliere boeren kan plaatsvinden. Op gronden bestemd voor recreatief en stedebouwkundig gebruik
kan de overdracht later plaatsvinden. Binnen de H.C.R. is de Cultuurtechnische Afdeling (C.A.) belast.met:
I. de ontginning van de gronden
2. de aanleg en het onderhoud van bos en recreatie objecten
3. de tijdelijke landbouwkundige exploitatie.
De tijdelijke landbouwkundige exploitatie heeft tot doel:
a. het opleveren van de grond in een toestand waarbij de definitieve bestemmingen zo goed mogelijk kunnen worden verwezenlijkt,
b. het bereiken van de juiste toestand van de grond, op een zodanige
wijze dat het voordelig verschil tussen de opbrengsten en de kosten
zo groot mogelijk is.
De totale oppervlakte in tijdelijke landbouwkundige exploitatie, is ondergebracht in het "grootlandbouwbedrijf" van de R.1J.P. De oppervlakte
varieert van jaar tot jaar en bedraagt in 1978 netto 22.000 ha.
De keuze van de te verbouwen gewassen is gericht op het in goede cultuurtoestand brengen van de grond. Daarom worden hoofdzakelijk koolzaad en
granen verbouwd en in latere jaren een kleine oppervlakte overige gewassen.
In 1978 resulteert dit in de volgende oppervlakteverdeling:
- koolzaad
7.100 ha,
- granen
13.100 ha,
- overige gewassen 1.800 ha.
Daarnaast wordt momenteel elk jaar ca. 500 ha bos ingeplant, terwijl
ruim 6500 ha bos moet worden onderhouden.
Daar een juiste afstemming van bewerkingen of onderdelen daarvan alleen
maar kan gebeuren op basis van kenmerken van het desbetreffende bedrijf,
wordt er met nadruk op gewezen dat de inzet van zware wieltrekkers bij
de R.1J.P. is afgestemd op de hiervoor omschreven omstandigheden.
2. MOGELIJKHEDEN VOOR GROTE WIELTREKKERS
Grote wieltrekkers en werktuigen kunnen goede mogelijkheden bieden om
naast een efficiznte benutting, gezien vanuit de kostenbepalende factoren, ook op een optimaal tijdstip de bewerkingen uit te voeren.
Dit is mede sterk afhankelijk van de werkbaarheid, d.w.z. de mogelijkheid om in verband met de weersgesteldheid en de gevolgen daarvan op de
grond en het gewas, veldwerkzaamheden uit te voeren.
Als hierbij dan ook kwalitatief goed werk wordt geleverd is ook het verband met de opbrengstbepalende factoren gelegd. Het verband tussen bovengenoemde factoren is sterk afhankelijk van de organisatie van het
bedrijf, de omvang van het machinepark en de grootte van de trekkers
en werktuigen.
Bij de R.I.J.P. is tot 1974 gebruik gemaakt van twee soorten trekkers,
te weten ongeveer 200 wieltrekkers (ca. 45 en 75 kW) en ongeveer 100
landbouwrupstrekkers (ca. 45 kW). Van de 65 zware wieltrekkers hadden
45 achterwielaandrijving en 20 trekkers waren uitgevoerd met twee aangedreven assen en vier even grote wielen. Deze laatste trekkers zijn
speciaal aangeschaft voor het inplanten van bos, m a r werden daarnaast
ook ingezet bij landbouwkundige werkzaamheden.
Omdat de trekkers naast het landbouwkundige werk ook ingezet worden voor
een groot aantal andere werkzaamheden, is een exacte bepaling van het
benodigde aantal ingewikkeld.
De inzetbaarheid van de trekkers loopt bij verschillende werkzaamheden
nogal uiteen, omdat de veldomstandigheden sterk wisselend zijn ten gevolge van het weer en van het stadium van de rijping van de grond.
Aan de hand van gegevens, verzameld over een groot aantal jaren wordt
de laatste jaren een zo juist mogelijke planning gemaakt van de omvang
van het trekkerpark voor alle werkzaamheden bij de R.1J.P.
Bij het bepalen van het benodigde aantal en soort trekkers is uiteraard
ook de technische ontwikkeling bij trekkers en werktuigen van invloed.
Gedurende de laatste zeven jaar is de ontwikkeling van zware wieltrekkers zichtbaar in beweging. Met name zijn op de markt zware wieltrekkers verschenen met aangedreven voor- en achterassen en vier of acht
even grote wielen die voorwiel-, voor- en achterwiel, of knikbestuurd
zijn. Ook in Nederland worden deze trekkers a1 enige jaren aangeboden.
Aanvankelijk was het een problem om voor deze grote trekkers geschikte
werktuigen te vinden, wat een v56rwaarde is voor een goede inzetbaarheid.
2.1. Praktijkonderzoek bij ploegen in 1974
Bij het verschijnen van grote trekkers rees bij de R.I.J.P. de vraag of
hiermee de rupstrekkers geheel of ten dele zouden kunnen worden vervangen. Deze gedachte werd mede ondersteund door de ontwikkeling van
radiaalbanden voor landbouwtrekkers. Deze radiaalbanden kunnen met een
lagere spanning werken dan diagonaalbanden waardoor een lagere bodemdruk wordt bereikt.
Aangezien de inzetbaarheid bij verschillende werkzaamheden sterk uiteen
loopt, is na marktverkenning eenvergelijkende praktijkproef opgezet.
Hierbij zijn naast rupstrekkers, wieltrekkers met achterwielaandrijving
en kniktrekkers met voor- en achterwielaandrijving met rondom even grote
banden ingezet. Dit onderzoek was erop gericht om inzicht te krijgen
in het gebruik van grote wieltrekkers bij de R.I.J.P. voor werkzaamheden
en onder omstandigheden waarbij de operationele eigenschappen van alle
trekkers het beste konden worden beproefd, n.1. het wintervoorploegen.
Het vergelijkende onderzoek is in de herfst van 1974 begonnen met de in
tabel 1 genoemde trekkers en werktuigen.
Tabel 1 . Beproeving grote trekkers en werktuigen in 1974.
Uitvoering beproefde trekkers en rondgaande ploegen
Trekkers
soort
trekker
Ploegen
motor- totaal band- band- belaste
vermo- gewicht of
hoogte straal
gen
rupsbreedte
(in kW) (in ton) (in mm) (in mm) (in mm)
,
rupstrekker
wieltrekker
kniktrekker
kniktrekker
45
6.5
5 10
-
-
75
483
470
1690
750
bandenmaat
(in inch)
en
soort
aantal
aangedreven
wielen
assen
-
18.4-34
2
diagonaal
80
690
510
1620
730
18.4834
11,3
480
1790
820
18.4-38
diagonaal
*
getrok- 2 stuks 2 , 8 0
ken
4 schaar
aanbouw 5 schaar 1.90
I
aanbouw 6 schaar 2 , 4 0
4
radiaal
160
beves- uitvoe- werktiging ring
breedte
a.d.
trekker
(in m)
2
8
2
getrok- 8 schaar 3 . 4 0
ken
*= onder ongunstige bodemgesteldheid &Qn vierschaar ploeg achter twee
rupstrekkers.
Bij het vergelijkend onderzoek zijn de waarnemingen toegespitst op de
verdichting van de grond, de wielslip, de inzetbaarheid en de produktie
gekoppeld aan de kwaliteit van het werk. Aan de hand van deze waarnemingen zijn kengetallen berekend die een inzicht geven in de mogelijkheden van deze trekkers voor het grootlandbouwbedrijf van de R . 1 J . P .
De verdichting uitgedrukt in toename van het volumegewicht van de bodem
ten gevolge van het berijden was gering bij het hoge vochtgehalte in de
herfst van 1974. De in fig. 1 vermelde waarnemingen geven een indicatie
voor de veroorzaakte verdichtingen. Met name bij de rupstrekker en de
vierwielaangedreven kniktrekkers van ca. 160 kW is de verdichting van
de bouwvoor gering, terwijl 10 cm beneden de bouwvoor nauwelijks of in
het geheel geen verdichting meetbaar was. Ook bij de vierwielaangedreven
kniktrekker van 80 kW is in het spoor van het bovenoverlopende wiel
nauwelijks van verdichting sprake. Achter de wielen in de voor loopt
de verdichting op tot ca. 13%, wat bij deze jonge poldergronden geen
nadelige gevolgen oplevert. De tweewielaangedreven trekker van ca. 75 kW
geeft een beeld in dezelfde orde van grootte als de vierwielaangedreven
kniktrekker van ca. 80 kW.
Aangenomen mag worden dat bij bovenoveriloegen, onder ongunstige bodemomstandigheden, met 160 kW kniktrekkers het totale structuurbederf,
voor zover daarvan sprake is, groter zal zijn dan bij ploegen door de
voor met 80 kW kniktrekkers uitgerust met twee differentieelsloten.
Slipbepalingen zijn uitgevoerd op drie grondsoorten, oplopend van zavel
naar klei. De waarnemingen zijn samengevat in figuur 2 . Hierbij komt
duidelijk naar voren dat het percentage slip van de vierwielaangedreven
kniktrekkers ongeveer 8 % tot 15%heeft bedragen. Deze slip is, mede gezien de natte herfst, normaal en goed aanvaardbaar. Schadelijke effecten
bij deze slip voor de structuur van de grond en daarmee voor de gewasopbrengst worden op deze jonge gronden niet verwacht. Bij rupstrekkers
is van'slip nauwelijks sprake.
Fig.. I
Beproeving van grote trekkers en werktuigen in 1974
Indicatie van verdichting van de pndergrond bij wintervoorploegen in procenten
Laagdikte van de grond in cm gemeten vanaf het bereden vlak, bovenover
of in de voor.
-----
Bovenover: rupstrekker 45 kW met getrokken ploegen
,I
11
--
I,
I,
"
I,
vierwielaangedreven kniktrekker 160 kW
I,
---------
80 kW
I,
,,
tweewielaangedreven trekker
1,
80 kW
75 kW
. In de voor; vierwielaangedreven kniktrekker 80 kW
.........
tweewielaangedreven trekker
75 kW
"
I,
b
.
-
.
.
.
-
Fig. 2. Beproeving grote trekkers en werktuigen in 1974. Slippercentages
tijdens wintervoorploegen op drie verschillende kavels
Kavel
Trekker
Werksreedte
(in m)
verkdiep te
(in m)
Grondsoort
v.d. kavels
en bodemgegesteldheid
1
I
~)
I
,
I v
8r
I
I
10
8
~
,
~I 1
160 KW kniktrekker
1
'I A 'I DO BI O
~I C O
,
8
0
, ,
,
,
80 KW kniktrekker
I B
!
I
!
45 KW rupstrekker
3,4
2-4
3.0
0,2
0.2
0,2
"
8;
zavel
, zeer nat
zware z a v e l , nat
"
C;
klei
kavel A;
, nat
In tabel 2 zijn van het ploegen de gemiddelde produkties en kosten over
de gehele waarnemingsperiode in verhoudingsgetallen weergegeven.
Tabel 2. Beproeving grote trekkers en werktuigen in 1974.
Verhoudingen van produkties, kosten en werkbaarheid bij zaaien wintervoorploegen met sups- en wieltrekkers.
Soort trekker en
aantal ploegscharen
Verhoudingen van de;
produktie
Per
tijdseenheid
-rupstrekker 45 kW met
8 tot 4 scharen
werkbreedte 1.50 tot 3 m
-wieltrekker 75 kW
2 wielaandrijving met
5 scharen werkbreedte
1,90 m
-kniktrekker 80 kW vierwielaandrijving (4 banden) 6 scharen, werkbreedte 2,40 m
-kniktrekker 160 kW vierwielaandrijving (8 banden) 8 scharen werkbreedte 3.40 m
I 'werkbaarkosten per
opp. eenheid heid
"kosten per
opp.eenheid
afgewogen
naar werkbaarheid
100
100
100
100
98
76
88
87
176
48
100
48
234
53
67
79
"~oor natte weersomstandigheden en de gevolgen daarvan op de bodem wordt
de produktie nadelig beinvloed. Voor elke trekkersoort is dit verschillend. Dit verschil wordt uitgedrukt in "werkbaarheid" waarbij de rupstrekker steeds op 100 is gesteld.
" ~ i j een lagere "werkbaarheid" worden de produktiekosten omgekeerd
evenredig hoger.
Opmerking: Bij de opstelling van tabel 2 is uitgegaan van; 750 draaiuren
per jaar, bij een levensduur van 13 jaar voor rupstrekkers; 900 draaiuren
per jaar, bij een levensduur van 8 jaar voor wieltrekkers.
De gemiddelde produktieverhouding bij hdt ploegen over de gehele waarnemingsperiode is weergegeven in tabel 2. Hieruit blijkt dat de vierwielaangedreven kniktrekkers gedurende de tijd dat deze trekkers kunnen
ploegen, tot aanzienlijk hogere produkties in staat zijn dan rupstrekkers en tweewielaangedreven trekkers, terwijl de kosten per oppervlakteeenheid ca. 50% lager waren. Als we echter de werkbaarheid bij dit werk,
of anders gezegd, de inzetbaarheid van de onderzochte trekkers bezien,
dan valt vooral op dat de vierwielaangedreven kniktrekker van ca 80 kW
vergelijkbaar is met de rupstrekker. De inzetbaarheid van de vierwielaangedreven kniktrekkers van ca. 160 kW is echter slechts tweederde van
de inzetbaarheid van de beide voorgenoemde trekkers.
Betrekken we ook de inzetbaarheid van de trekkers bij de berekening van
de kosten per oppervlakte-eenheid voor het ploegen, en dat is nodig omdat er bij de R.1J.P. in die periode geen ander werk is voor personeel
en trekkers, dan is de vierwielaangedreven kniktrekker van ca. 80 kW
ruimschoots het gunstigst. Overigens moet ook worden opgemerkt dat de
vierwielaangedreven kniktrekker van ca. 160 kW nog aanzienlijk goedkoper
kan ploegen dan de rupstrekker en de tweewielaangedreven trekker. Dit
alles geldt voor de omstandigheden bij de R.1J.P. en bij de voorwaarde
dat er 750 draaiuren per jaar kunnen worden behaald met rupstrekkers en
900 draaiuren per jaar met kniktrekkers. Voor kniktrekkers van ca. 160 kW
is het daarbij we1 noodzakelijk dat passende werktuigen aanwezig zijn,
de keuze op de markt is echter gering.
Ten aanzien van de kwaliteit van het ploegwerk moet nog worden opgemerkt
dat die bij kniktrekkers met een 1/3 gedragen rondgaande 8-scharige ploeg,
niet voldeed aan de eisen van regelmatige ploegdiepte en vlakligging.
Later is dit door de komst van een gelede rondgaande 10-scharige ploeg
grotendeels opgelost. Het onderzoek in 1974 heeft ertoe geleid dat in
1975, 38 kniktrekkers van ca. 80 kW zijn aangeschaft ter vervanging van
de rupstrekkers.
3. VOORTGEZET PRAKTIJKONDERZOEK IN 1975 EN 1976
In 1975 en 1976 zijn de proeven met rups- en wieltrekkers voortgezet.
Aan de hand van de resultaten van de beproevingen in 1974 zijn voor de
kniktrekkers in de klasse van 160 kW ideegn ontwikkeld voor passende
werktuigen. Mede dankzij de ontwikkelingen op de werktuigenmarkt is het
gelukt werktuigen te vinden voor de uitvoering van de volgende werkzaamheden; ploegen, greppels graven, greppels reinigen, schijfeggen en cultivateren. Voor 80 kW kniktrekkers zijn werktuigen aanwezig voor ploegen, greppels reinigen, schijfeggen, cultivateren, zaaien, kunstmeststrooien en wagens voor graantransport.
3.1. Greppels graven en reinigen en grondbewerkingen met cultivatoren en
'
schijveneggen
In 1975 en 1976 zijn bij de gedane beproevingen, per bewerking, werkzaamheden onder dezelfde bodemomstandigheden uitgevoerd. Hierbij was de
inzetbaarheid van alle trekkers en werktuigen, in verband met de weersgesteldheid 100 procent, d.w.z. dat het weer of de gevolgen daarvan
op de grond geen belemering vormden om de werkzaamheden uit te voeren.
De resultaten van deze proeven zijn in tabel 3 weergegeven. Hierbij zijn
de betreffende kosten in verhoudingsgetallen uitgedrukt. Bij greppels
graven is de oude methode (rupstrekkers met greppelploeg en bijkomende
egalisatiewerkzaamheden) op 100 gesteld en bij de overige werkzaamheden
de methode met de 80 kW kniktrekker.
Tabel 3. Beproeving van grote kniktrekkers en werktuigen in 1975 en 1976
Produktie en kostenvergelijking tussen 45 kW rupstrekkers en
80 kW en 160 kW kniktrekkers;
Bewerking
Soort
trekker
.
-
Soort
werktuig
Produktie
in ha of
kmluur
Greppels graven
en grondverdelen
uren/
ha of km
greppelploeg
3.33
0,30
schuifbord(angledozer)
schijvenploeg
schijveneg
wegschaaf
greppelfrees 2,
1,32
0.76
2,78
4,34
2,17
1,03
0,36
0,23
0,46
0,97
2,40
4,40
0.41
0,23
100
74
schijveneg 6 m
2,78
0,36
128
schijveneg 6 m
schijveneg 10,5 m
3,33
6,66
0,30
0,15
100
69
cultivator 6 m
cultivator 10.70 m
3,41
7,89
0,29
0,13
100
58
45 WK
rupstrekker
maken voor in80 kW kniktr.
zaai van koolzaad 160 kW kniktr.
schijveneg 6 m
2,78
0,36
128
schijveneg 6 m
schijveneg 10,50 m
3,33
7,69
0,30
0,13
100
Stoppelland be-
schijveneg 4.40
1 ,88
0,53
123
schijveneg 4,40 m 4 ) 2,17
schijveneg 10,50 m 7,l4
0,46
0,14
100
42
Greppels reini-I'
gen
45 kW rupstrekker
(3 stuks)
45 WK
rupstrekker
75 kW wieltr.
80 kW kniktr.
80 kW kniktr.
160 kW kniktr.
80 kW kniktr. greppelfrees 3,
160 kW kniktr. greppelfrees 2,
45 wK rupstrekker
maken voor inzaai 80 kW kniktr.
van zomergranen 160 kW kniktr.
Land zaaiklaar
80 kW kniktr.
160 kW kniktr.
Land zaaiklaar
werken
45 kW
rupstrekker
80 kW kniktr.
160 kW kniktr.
m4)
-
Kostenverhouding
100
50
60
I) Greppeldoorsnede; bovenbreedte 1.20 m, diepte 0,60 m bodembreedte 0,30 m
2) Tweezijdig werkende frees, in extra zware uitvoering, met twee freeswielen
3) Tweezijdig werkende frees met twee freeswielen.
4) Werkbreedte van 6 m schijveneg met opgeklapte zijstukken, bedraagt 4,40 m.
Wordt toegepast bij diepere bewerkingen.
De kosten van greppels graven zijn door toepassing van de nieuwe werkmethode met ca. 50X gedaald (tabel 3). Hierbij valt nog op te merken
dat minder personeel en materieel nodig is en dat slechts 66n bewerking hoeft te worden uitgevoerd, waardoor de organisatie van het werk
sterk vereenvoudigd is.
Een bijkomend voordeel is dat door de grotere terreinvaardigheid de
inzetbaarheid is vergroot, waardoor afsteming op andere werkzaamheden
in het bedrijf beter mogelijk is.
Door de grotere capaciteit bij het greppelreinigen met de dubbelwerkende
greppelfrees en de 160 kW kniktrekker, (t.0.v. de 80 kW kniktrekker)
zijn de kosten van het greppelonderhoud ca. 25% gedaald.
Bij de overige grondbewerkingen zijn de kosten van de werkzaamheden,
uitgevoerd met 45 kW rupstrekkers, ca. 25% hoger en bij uitvoering met
160 kW kniktrekkers 30 2 60% lager dan van de uitvoering met 80 kW
kniktrekkers.
Met nadruk wordt erop gewkzen, dat bij een wisselende inzetbaarheid t.g.v.
de weersomstandigheden, deze verhoudingen eveneens veranderen.
3.2. Zaaien, kunstmeststrooien en transport
Gedurende de proefperiode zijn de 80 kW kniktrekkers ingezet naast 75 kW
wieltrekkers bij de drie genoemde werkzaamheden. De resultaten met beide
trekkersoorten waren gunstig, maar enige opmerkingen dienen toch te
worden gemaakt.
Het zaaien is uitgevoerd met 6 m brede zaaimachines, gekoppeld aan de
driepunts hefinrichting van de trekkers. Door de gunstige gewichtsverdeling van de kniktrekker (113 deel van het gewicht op de achteras) is
de insparing van deze trekker geringer dan van de wieltrekker. Op beide
trekkersoorten zijn radiaalbanden gemonteerd.
Het kunstmeststrooien is uitgevoerd met een BBnassige centrifugaalstrooier, met een inhoud van 5 ton. Om insporing tegen te gaan zijn grote
radiaaltrekkerbanden gemonteerd. Ook hier is de gunstige gewichtsverdeling van de kniktrekker een voordeel, omdat ca. 217 deel van het beladen strooiergewicht op de achteras van de trekker kan rusten. Bij
eenzelfde eis aan de insporing is het mogelijk met de kniktrekker een
strooier met een inhoud van 5 ton te gebruiken, ten opzichte van een
strooier met maximaal 3,5 ton inhoud bij een wieltrekker met achterwielaandrijving (213 deel van het gewicht van de trekker op de achteras).
Door de vierwielaandrijving heeft de kniktrekker minder slip en veroorzaakt daardoor minder gewasbeschadiging.
Het kunstmesttransport wordt in bulk uitgevoerd met twee 4-wielige wagens, achter een trekker, voorzien van hoogkipbakken die door de R.1J.P.
zijn ontwikkeld en gebouwd. De wagenonderstellen worden in de oogst gebruikt voor zaadtransport. Hiervoor worden de kipbakken vervangen door
zaadbakken met onderlosssing. De transportcombinatie voor kunstmest
heeft een inhoud van 14 m3 en een beladen totaalgewicht van ca. 22 ton.
De trekker voor de strooier levert het hydraulisch vermogen voor het
kippen van de bakken (zie foto 1).
Het zaadtransport, van de maaidorsers naar de silo's, wordt uitgevoerd
met combinaties van twee vierwielige bulkwagens met onderlossing die
een gezamenlijke inhoud hebben van 22 m3 en een beladen totaalgewicht
van 24 ton. De wagens zijn voorzien van oploopremmen.
De 80 kW wieltrekker is juist door zijn gewichtsverdeling (213 op de
achteras) voor wegtransport van kunstmest en zaad erg geschikt.
Bij sterk remmen blijft dit trekkertype goed bestuurbaar. Indien geen
technische voorzieningen worden getroffen is de kniktrekker door haar
relatief lage achterasgewicht uit het oogpunt van verkeersveiligheid
hiervoor minder geschikt. Bij sterk remmen wordt de achterzijde van
de kniktrekker, door ontlasting van de achteras, uit de koers gedrukt.
Dit bezwaar kan worden opgelost door toepassing van een speciaal hiervoor ontwikkelde remstabilisator.
Dit is een aan de trekker gemonteerde giek die met een schuin naar voren
hangende veerbuffer met de wagendissel is verbonden. Bij remmen wordt
de vrije slag van de oplooprem benut om de veerbuffer te spannen.
De daardoor op de giek van de z.g. remstabilisator uitgeoefende kracht
trekt de trekker aan de achterzijde naar de grond. Met deze voorziening
is de kniktrekker volkomen verkeersveilig voor tran~~ortwerkzaamheden.
4. KEUZE VAN GROTE TREKKERS EN WERKTUIGEN
Voor de uitvoering van diverse werkzaamheden beschikt de R.I.J.P. over
ruim 300 landbouwtrekkers waaronder rupstrekkers (tot 45 kW) kleine en
middelgrote wieltrekkers (tot 50 kW), grote wiel- en kniktrekkers
(tot 85 kW) en extra grote-kniktrekkers (tot 160 kW).
In het kader van dit artikel worden nu verder alleen de 80 kW en 160 kW
kniktrekkers en de daarbij horende werktuigen behandeld.
Er zijn meerdere factoren die leiden tot de keuze van soort en type grote
trekkers en werktuigen. Zo moet met nadruk worden herhaald wat in de
inleiding reeds is gesteld, n.1. dat een juiste afstemming van bewerkingen of onderdelen daarvan alleen m a r kan gebeuren op basis van de
kenmerken van het betreffende bedrijf. Voor het grootlandbouwbedrijf
van de R.1J.P. moet 0.a. rekening gehouden worden met de volgende feiten:
- de grobtschaligheid van het bedrijf en de daarmee verband houdende
geografisch verspreide ligging,
- de jaarlijkse opschuiving van de gezxploiteerde oppervlakte ten gevolge
van de ontginning en de uitgifte van gronden,
het bedrijf ligt hierdoor op de jongste gronden met de geringste draagkracht,
- een mede uit hoofde van vorengenoemde punten beperkte gewassenkeuze,
- de taak, ook de aanleg en onderhoud van bossen en recreatiegebieden
uit te voeren,
de methode van detailontwatering van de grond, in de eerste jaren van
de ontginning, door greppels, later gevolgd door buisdrainage.
Deze gegevens gecombineerd met de resultaten van de hiervoor beschreven
beproevingen hebben geleid tot de materieelkeuze, die hierna meer gedetailleerd wordt beschreven.
I)e economische aspecten worden hierbij buiten beschouwing gelaten, alhoewel deze bij de totale afweging we1 terdege zijn betrokken, zoals blijkt
uit het doe1 van het "Grootlandbouwbedrijf" dat is weergegeven in de
inleiding.
-
4.1. Keuze kniktrekkers van 80 kW en 160 kW
Door de gegeven akkerbreedte van 12 m is de vermogenskeuze van de trekkers en de daarbij behorende werktuigbreedten, in relatie tot de te stellen eisen aan de kwaliteit van het werk, bepaald op 80 kW voor ploegen
in vier werkgangen en grondbewerking in twee werkgangen per akker en op
160 kW voor grondbewerking in B&n werkgang per akker en greppels graven
in twee werkgangen per greppel.
Voor de vervanging van de rupstrekkers is in de eerste plaats gekozen
voor de 80 kW kniktrekker in verband mec de vele werkzaamheden die moeten
worden verricht op nog begreppeld land en omdat de keuzemogelijkheden
voor op deze akkers passende werktuigen groter zijn dan bij 160 kW trekkers. Bij het ploegen, met een speciaal voor de 80 kW kniktrekker ontwikkelde zeven-scharige aanbouwploeg, is de terreinvaardigheid en daarmee de inzetbaarheid van deze trekkers het grootst. Ondanks de grote
functionele voordelen van de 80 kW kniktrekker voor een aantal werkzaamheden zijn voor het grootlandbouwbedrijf ook enkele 160 kW kniktrekkers aangeschaft.
Door de grote terreinvaardigheid, die te danken is aan een goede gewichtsverdeling en een lage gronddruk en door toepassing van acht radiaalbanden, biedt deze trekker de beste mogelijkheid om met 6611trekker en een
aangebouwde greppelfrees greppels te graven (zie foto 2). Voorheen werd
dit werk uitgevoerd met een greppelploeg, getrokken door drie rupstrekkers. Daarnaast is de 160 kW kniktrekker door zijn hoge produktie zeer
geschikt, om tijdens de arbeidstop in de maanden juli, augustus en sep-
tember, waarin geoogst moet worden en tevens koolzaad moet worden gezaaid
onder de dan geldende omstandigheden grondbewerkingen als ploegen, cultivateren, schijfeggen en greppelreinigen uit te voeren.
Dat bij de 80 kW en de 160 kW trekkers voor knikbesturing is gekozen
houdt verband met de goede terreinvaardigheid door de gunstige gewichtsverdeling, gekoppeld aan een lange wielbasis, de mogelijkheid om met
scharende bewegingen door moeilijk terrein te manoeuvreren, de goede
wendbaarheid met aangebouwde en getrokken werktuigen en de relatief hoge
trekkracht door vier respectievelijk acht even grote aangedreven wielen.
4.2. Keuze werktuigen voor kniktrekkers van 80 kW en 160 kW
Bij de komst van de 80 kW kniktrekkers waren voor de gewone wieltrekkers
van ca. 75 kW reeds de volgende werktuigen aanwezig:
- tweezijdig werkende greppelfrezen voor het reinigen en weer op de vereiste diepte brengen van greppels,
- schijveneggen en cultivatoren met een werkbreedte van ca. 6 m, afgestemd op de greppelafstand van 12 m, voor stoppelbewerking en zaaiklaar maken van land.
Deze werktuigen kunnen zonder meer worden ingezet achter de 80 kW kniktrekkers.
- Zaaimachines van 6 m werkbreedte zijn beproefd achter de 80 kW trekker
en van 12 m achter zowel de 80 kW als de 160 kW kniktrekkers.
De 80 kW trekker heeft iets te weinig vermogen voor een 12 m machine.
Functioneel voldeed de 12 m zaaimachine niet aan de gestelde eisen,
waardoor gekozen moest worden voor een machine met een werkbreedte
van 6 m (zie foto 3).
- Kunstmeststrooiers van 3.5 ton, met een werkbreedte tot ca. 18 m, achter 75 kW wieltrekkers, waren bij de komst van de 80 kW kniktrekkers
reeds enige jaren in beproeving. Door de onder punt 3.2 genoemde gunstige eigenschappen, waarvan de gewichtsverdeling de voornaamste is,
werd het mogelijk om met goed resultaat de 80 kW kniktrekkers in te
zetten met 5 tons strooiers met een werkbreedte van 18 m (zie foto I).
- Ploegen op 12 m brede begreppelde akkers stelt specifieke eisen aan
de ploeg en de trekker. Bij de keuze van een ploeg voor de 80 kW kniktrekker is dit het belangrijkste uitgangspunt geweest. Met een halfgedragen ploeg zou het maximum aantal scharen vijf 2 zes kunnen zijn
omdat de gewichtsoverdracht beperkt en de ploegdiepte, onder natte
omstandigheden, niet constant te houden is. Dit houdt in dat per akker zes 2 vijf werkgangen nodig zouden zijn.
De laatste werkgang langs de greppel kan met deze ploegen niet uitgevoerd worden omdat het staartwiel in de greppel komt, waardoor de
ploeg wegzakt en de linkerwielen van de trekker te dichtbij of in de
greppel komen. Daarom is in samenwerking met een fabrikant een zevenscharige aanbouwploeg ontwikkeld die geheel in de driepuntshefinrichting van de trekker wordt gedragen. De die~tere~eling
van de ploeg
blijft hiermee volledig onder controle en de goede gewichtsoverdracht
draagt bij tot extra trekkracht. Hoofdzakelijk om de beperkte hefkracht van de trekker is de ploeg zo licht en kort mogelijk geconstrueerd en dicht aan de trekker bevestigd. Met deze ploeg kan 66n akker
van 12 meter (hart op hart met een te bewerken breedte van 10, 80 m)
in vier werkgangen worden geploegd (zie foto 4).
Voor de 160 kW kniktrekkers waren bij de R . 1 J . P . geen werktuigen aanwezig. Gedurende de beproeving zijn in samenwerking met fabrikanten werktuigen hiervoor aangepast.
- Graven van greppels is in principe mogelijk met de aanwezige lichte
greppelfrezen die gebruikt worden voor het reinigen van greppels.
-
Deze zijn technisch te zwak voor gebruik met de 160 kW kniktrekkers.
Daarom is voor de R.1J.P. een zwaardere machine ontwikkeld.
Schijveneggen en triltandcultivatoren zijn aangeschaft in een werkbreedte waarmee de te bewerken akkerbreedte van 10,80 m in een werkgang kan worden bewerkt (foto 5 en 6).
Ploegen met 160 kW kniktrekkers op akkerland is om functionele redenen
niet mogelijk gebleken. Vandaar dat de hier geldende beperkingen niet
op de keuze van de ploeg van invloed zijn geweest. In verband met de
trekkracht van deze trekker en de daarbij behorende produktie was het
mogelijk hiermee een tienscharige ploeg in te zetten. Een ploeg van
deze afmetingen, met een frame uit 6611 stuk, levert ploegwerk van onvoldoende kwaliteit, omdat de bodemoneffenheden van het terrein niet
goed worden gevolgd. Daarom is voor het verkrijgen van goed ploegwerk
gekozen voor een gelede tienscharige ploeg met een werkbreedte van
3,80 m (zie foto 7).
5. DE SAMENSTELLING VAN HET HUIDIGE TREKKERPARK VAN HET GROOTLANDBOUWBEDRIJF
In de aanvang van dit artikel is vermeld dat in 1974 het totaal trekkerpark bestond uit ca. 200 stuks wieltrekkers en ca. 100 stuks landbouwrupstrekkers. In het volgende worden de aantallen vermeld die aanwezig
zijn per 1 januari 1978. Daarnaast worden nadere gegevens verstrekt over
de 80 kW en de 160 kW kniktrekkers (tabel 4) en de werktuigen die daarbij worden gebruikt (tabel 5), alsmede de uitgevoerde werkzaamheden
en behaalde produkties (tabel 6).
Per 1 januari 1978 waren de volgende trekkers aanwezig:
- lichte en middelgrote wieltrekkers tot ca. 45 kW
98
grote wieltrekkers ca. 75 kW
60
- grote kniktrekkers ca. 80 kW
68
- extra grote kniktrekkers ca. 160 kW
10
- landbouwrupstrekkers ca. 45 kW
44
-
Tabel 4. Grote trekkers en werktuigen; technische gegevens van kniktrekkers per I januari 1978
Omschrijving
motorvermogen ca.
aftakasvermogen bij 1000. omwlmin ca.
gewicht totaal
gewicht vooras
gewicht achteras
wielbasis
bandenmaat aangedreven wielen
band type aangedreven wielen
bandbreedte aangedreven wielen
bandhoogte
belaste straal
hefinrichting; categorie
hefinrichting; hefkracht 610 mm achter de kogels
Kniktrekker Kniktrekker
groot
extra groot
80 kW
160 kW
135 kW
65 kW
6,O ton
9.7 ton
3,9 ton
5.8 ton
2,l ton
3,9 ton
256 m
2.94 m
18.4R34 inch 18.4R38 inch
radiaal
radiaal
510 mm
510 mm
1620 mm
1726 mm
730 mm
776 m
I1
I11
25 kN
27 kN
Tabel 5. Grote trekkers en werktuigen;
Technische gegevens van de werktuigen voor kniktrekkers
van 80 kW en 160 kW, per 1 januari 1978.
Gewicht
Soort Werktuig--
Greppelfrezen
- reinigen
1
- graven
2
Ploegen
1
2
0 frees-
Soort Aantal
Werkelen
aanfreesbreedte
span- wielen
leeg/
(in m)6f
scharen,
bandenning
gevuld
maa t
schijven, werk(in ton) (in inch)
tanden,
diepte
zaai(in m)
kouters
of
strooischijven
Type
3
1
tweezijdig
rondgaand
0 ~ 9
1,2
192 -.
390
1 ,00
0,85
185 SR 14
10.5 R 16
en
12.0 R 18
aanbouw
2
aanbouw
2
aanbouw
7
getrokken 10
tandem
2I ]
1,7
5,O
7.5-14
4.00-15.5
getrokken 56
getrokken 108
5,95
10,50
Cultivatoren
2 triltand
2.4
7.5-10
getrokken
10,70
Zaaimachines
I rijen
1,5/2,2 11.2 R 24 aanbouw
Kunstmeststrooiers
1 centrifu- 2,6/8,3 18.4 R 38 getrokken 2
Schijveneggen
gaal
I = werktuig geschikt voor
-
2=
9,
It
"
80 kW. trekkers
I,
160 kW.
107
36
1,20/0,60
1,20/0.60
2,55/0,30
3,80/0,30
6,OO
18,OO
Tabel 6. Grote trekkers en werktuigen; Werkzaamheden en produktiegegevens
van 80 kW en 160 kW kniktrekkers
--
Bewerking
Greppels graven
(60 cm diep)
Greppels reinigen
Zaaivoorploegen
16 cm
Wintervoorploegen
20 cm
Zaaivoorbewerking
koolzaad
Produktie in
ha of kmluur
80 kW 160 kW
Soort werktuig
frees, 2-zijdig werkend
I,
. -
"-
91
ploeg, 7-scharig
-
1 .O
5.7
2.4
-
1.4
-
Tijd in uren
per ha of km
8 0 kW 160 kW
0.41
0.74.
1 .O
Oil7
-
"
10-
I,
-
2.2
-
0.45
"
7-
"
0.9
-
1.09
-
schijveneg 5.95 m
"
10.50 m
3.1
-
0.32
-
7.5
-
0.13
0.29
5.95 m
10.50m
cultivator 10.70 m
3.4
-
-
-
7.5
7.8
-
0.13
0.13
wintergraan
schijveneg 5.95 m
3.1
-
0.31
-
Zaaien
koolzaad
zomergraan
wintergraan
zaaimachine 6 m
4.8
4.3
3.6
-
0.21
0.23
0.28
-
zomergraan
I,
"
11
11
II
ot
Kalkam.salp.
strooien 500 kg/ha centrifugaal strooier
5 ton
"
250 kg/ha centrifugaal strooier
5 ton
7.9
9.0
.
-
-
0.13
0.11
-
-
-
6. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
De totale oppervlakte in tijdelijke landbouwkundige exploitatie van het
grootlandbouwbedrijf van de R.IJ.P., bedraagt ca. 22.000 ha. Bovendien
wordt jaarlijks ca. 500 ha bos ingeplant en moet ca. 6.500 ha bos worden
onderhouden.
Omdat de keuze van de te verbouwen gewassen mede is gericht op het in
goede cultuurtoestand brengen van de grond, worden hoofdzakelijk granen
en koolzaad verbouwd. Door de ontginning van grand enerzijds en de uitgifte van grond anderzijds, verplaatst het werkterrein zich regelmatig
en is ten gevolge daarvan steeds op jonge, minder draagkrachtige, gronden
gelegen. Daarom bestond het trekkerpark tot voor kort voor 113 deel uit
landbouw rupstrekkers.
Het op de markt komen van grote wieltrekkers met vierwielaandrijving van
80 kW en hoger en het streven naar een groter voordelig verschil tussen
kosten en opbrengsten, heeft geleid tot een onderzoek om de landbouwrupstrekkers door wieltrekkers te vervangen. Op een groot gedeelte van
het bedrijf zijn voor de detailontwatering nog greppels aanwezig, de
onderlinge afstand bedraagt 12 m (hart op hart). Daarom worden werktuigen ingezet waarvan de werkbreedte is afgestemd op deze akkerbreedte.
In verband hiermee zijn trekkers in de vermogensklasse tussen ca. 80 kW
en ca. 160 kW minder passend. Uit beproevingen is gebleken dat bij
ploegen onder natte omstandigheden de 8 0 kW kniktrekkers beter inzetbaar zijn dan de rupstrekkers en de 160 kW kniktrekkers. Onder gunstiger omstandigheden leveren beide soorten kniktrekkers een hogere produktie dan de rupstrekkers, terwijl de 160 kW kniktrekker een hogere
produktie behaalt dan de 80 kW kniktrekker. Daarom is door de R.1J.P.
een begin gemaakt met het vervangen van de rupstrekkers door kniktrekkers. Hierbij moet echter terdege rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het grootlandbouwbedrijf, zoals de geringe draagkracht van de grond en de aanwezigheid van greppels. De keuze van de
trekkers is hierop afgestemd.'In 1974 waren nog ca. 100 landbouwrupstrekkers in bedrijf. Per I januari 1978 waren dit er nog 4 4 . De vervanging wordt nog voortgezet, maar of de R.1J.P. het voor alle werkzaamheden onder alle omstandigheden zonder landbouwrupstrekkers kan
stellen is nog geen uitgemaakte zaak en vormt nog een onderwerp van
studie. Voor vervanging van de rupstrekkers zijn voor het grootste
deel 80 kW kniktrekkers aangeschaft. Er zijn echter ook enige 160 kW
kniktrekkers gekocht voor het graven en reinigen van greppels en bij
een gunstige bodemgesteldheid voor het ploegen en de andere grondbewerkingen.
7. LITERATUUR
Penninkhof J, K. v.d. Linde en T.C. Rademaker, 1975
Vergelijkingen tussen rups-.en wieltrekkers in 1974.
Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (Rapport 1976 3 Bbu)
Hagting. A. 1976
Economische aspecten van en ervaringen met zware trekkers en werktuigen
in de IJsselmeerpolders.
Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
(Inleiding voor specialisten van landbouwwerktuigen en arbeid van het
Ministerie van Landbouw).
Penninkhof J, en T.C. Rademaker, 1976.
Aankoop zeer zware trekkers.
Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
(intern advies van de afd. Operationeel Onderzoek).
Bedrijfsadministratie Cultuurtechnische Afdeling 197711978.
Bedrijfsinventarisatie Oostelijk en Zuidelijk Flevoland.
Foto's, Potuyt.
Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
8. VERKLARING VAN AFKORTINGEN EN BENAMINGEN
Kniktrekker
=
knikbestuurde wieltrekker met twee aangedreven assen
en rondom 4 5f 8 even grote,~banden
Wieltrekker
=
gewone landbouwwieltrekker met voorwie~lbesturingen
uitsluitend achterwielaandrijving
Gelede ploeg
=
rondgaande ploeg met een in het midden gedeeld frame
om de bodemoneffenheden beter te kunnen volgen
Grote trekker
=
trekker met een motorvermogen van ca. 80 kW.
Extra grote trekker = trekker met een motorvermogen van ca. 160 kW.
1
kW
I kN
= 1,36 pk
= 102 kg.
Tekst bij de foto's
1. 80 kW kniktrekker met een 5 ton's kunstmeststrooier; werkbreedte tot 18 m.
De trekker voor de strooier levert olie onder druk voor het kippen van de
hoogkipper
.
2.
160 kW kniktrekker met een greppelfrees, juist begonnen aan de eerste
werkgang. In twee werkgangen wordt een greppel gemaakt van 1,20 m bovenwijdte, 0,60 m diepte en 0,30 m bodembreedte.
3. 80 kW kniktrekker met een aanbouwzaaimachine, zaaiend over een greppel.
Werkbreedte 6 m.
4. 80 kW kniktrekker met een zevenscharige rondgaande aanbouwploeg, met
aanstortbord aan greppelzijde; werkbreedte 2,55 m.
5. 160 k~ kniktrekker met een gelede tienscharige rondgaande getrokken
ploeg; werkbreedte 3,80 m.
.
.
6.
160 kW kniktrekker met een getrokken triltandcultivator, uitgerust met
egaliseerbord, verstelbare triltanden en achtereg; werkbreedte 10,70 m.
7.
160 kW kniktrekker met een gelede schijveneg, bezig met het heffen van
de velden naar de transportstand; werkbreedte 10,50 m.
Summary: Heavyduty wheeled tractors and matching equipment on the large-scale
farm of the IJsselmeerpolders Development Authority.
To reclaim and farm the soils of the IJsselmeerpolders the IJsselmeerpolders
Development Authority construct the field drainage and exploit a temporary
large-scale farm with a limited crop rotation plan.
The farm covers a shifting area of 22,000 ha.
On completing the set period of cultivation the large-scale farm is divided up
in landparcels of a certain area and leased to private fanners or planted for
woods.
As said the farm shifts which means that by reclamation the farm's area increases and by leasing and plantings diminishes.
Because the soil to be reclaimed has a high water content (weak soils) special
demands have to be made on the low pressure tyres and the caterpillars to prevent bogging down.
During reclamation trenches spaced apart 12 metres drain the fields. Recently
the tractor fleet consisted for one third out of track laying tractors Since
maintenance costs of these tractors increased continuously a study was condueted
tosubstitute wheeledtractors for track laying-tractors to reach a more favourable
difference between yield and costs was attempted.
Taking into account the characteristics of this special Largeseale farm, 80 KW
and 160 KW articulated tractors are favourable.