Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module Geriatrie 2015 MODULE GERIATRIE Colofon De inhoud van moduleboek is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van: Dr. H.J.J. Verhaar, dr. M.H. Emmelot-Vonk, dr. H.L. Koek, UMC Utrecht. Website: www.rocuinternegeneeskunde.nl Secretariaat Regionale COIG: Mevrouw Sanne Brons [email protected] Tel. 088-75 50801 Correspondentieadres: Dr. H.J.J. Verhaar Afdeling Geriatrie, B05 Postbus 85500 (kamer B05.256) 3508 GA Utrecht. Tel: 088-7558280, e-mail: [email protected] Locatieadres: Business Center Nederland (BCN) Daltonlaan 100 3584 BJ UTRECHT 030-256 7390 http://www.bcn.nl/BCN-Utrecht.html 2 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module: Geriatrie Versie 6 November 2014 3 MODULE GERIATRIE Overal waar voor deelnemers of docenten de mannelijke vorm wordt gebruikt kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen. 4 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE Inhoudsopgave 1. INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------- 6 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 3. 3.1 3.2 4. 4.1 4.2 5. 5.1 5.2 W OORD VOORAF --------------------------------------------------------------------------- 6 LEERDOELEN VAN MODULE GERIATRIE ------------------------------------------------- 6 Kennisdoelen ----------------------------------------------------------------------------------------- 6 Vaardigheidsdoelen --------------------------------------------------------------------------------- 7 DAGPROGRAMMA VAN MODULE GERIATRIE-------------------------------------------- 8 ZELFSTUDIEOPDRACHTEN MODULE GERIATRIE --------------------------- 9 ALGEMENE ZELFSTUDIEOPDRACHT TER VOORBEREIDING OP MODULE GERIATRIE ------------------------------------------------------------------------ 9 VERWERKINGSOPDRACHT MODULE GERIATRIE --------------------------------------- 9 ZELFSTUDIEOPDRACHT MODULE GERIATRIE, WERKGROEP 1 (OCHTEND) ------ 10 ZELFSTUDIEOPDRACHT MODULE GERIATRIE, WERKGROEP 2 (MIDDAG) -------- 10 WERKGROEP 1: VALLEN EN FRACTUREN----------------------------------- 11 Casus A: een 78-jarige vrouw wordt door orthopeed verwezen -------------- 11 Casus B: een 70-jarige man met osteoporose ------------------------------------- 12 WERKGROEP 2: DE OUDE VERWARDE PATIËNT-------------------------- 13 Casus C: een 80-jarige vitale man met een acute verwardheid --------------- 13 Casus D: een 75 jarige demente vrouw met een ‘knik’ in haar functioneren14 LITERATUURLIJST EN AANBEVOLEN WEBSITES ------------------------- 15 VERPLICHTE LITERATUUR --------------------------------------------------------------- 15 AANBEVOLEN LITERATUUR -------------------------------------------------------------- 15 5 MODULE GERIATRIE 1. Inleiding 1.1 Woord vooraf Klinische Geriatrie is het gebied van de geneeskunde dat is gericht op een omschreven categorie oude patiënten. Naast de hoge biologische leeftijd worden deze patiënten gekenmerkt door vaak gelijktijdige aanwezigheid van acute, subacute en chronische aandoeningen. Tevens verloopt de presentatie van de symptomen bij ziekte vaak atypisch of kunnen geheel ontbreken (bijv. het ontbreken van koorts bij infecties). De atypische presentatie bij de oude patiënt bestaat uit vallen, mobiliteitsstoornissen, incontinentie, verwardheid en/of stemmingsproblemen (bijv. tengevolge van hartfalen, diabetes mellitus, pneumonie ect.). Sociale problemen, voorafgaand aan of ten gevolge van de aandoeningen, kunnen het beloop van een ziekte beïnvloeden. Een stoornis van het functioneren mag nooit worden toegeschreven aan normale veroudering. Een gestoorde functie wordt veroorzaakt door een aandoening waarvan de oorzaak moet worden vastgesteld om een adequate behandeling te kunnen starten. Door de beperkte reservecapaciteit van organen bij ouderen leidt een gestoorde functie in een systeem gemakkelijk tot overbelasting en stoornis in een ander systeem, waardoor een cascade van problemen ontstaat. Aan al deze aspecten wordt in deze module aandacht besteed. 1.2 Leerdoelen van module Geriatrie De hierna gespecificeerde leerdoelen vormen een leidraad voor de kennis en vaardigheden waarover u na afloop van het volgen van deze module tenminste zou moeten beschikken. Dat wil niet zeggen dat alles ook tijdens de COIG dag aan de orde kan komen. 1.2.1 Kennisdoelen a) De deelnemer beschikt in de context van casuïstiek over (parate) feitenkennis op het gebied van de geriatrie en kan deze kennis toepassen ten aanzien van complexe ziektebeelden bij ouderen, m.n. toegespitst op de twee hoofdthema’s: vallen/fracturen, delier/dementie. b) De deelnemer heeft inzicht in het vóórkomen, de prognose en de complicaties van bovengenoemde problemen tengevolge de complexe pathologie bij ouderen en kan dit demonstreren in de context van een casus. c) De deelnemer weet welke informatiebronnen geschikt zijn voor a.s. internisten om de onder a) en b) genoemde gegevens op te zoeken (d.w.z. welke handboeken, toonaangevende tijdschriften, websites). d) De deelnemer is op de hoogte met het bestaan van de volgende protocollen en richtlijnen (www.cbo.nl). • CBO-richtlijn preventie valincidenten bij ouderen 2004. • CBO-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie. Derde herziene richtlijn 2011. • CBO-richtlijn Delirium 2005. • CBO-richtlijn Dementie 2005. 6 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE e) De deelnemer heeft inzicht in de wijze waarop het patiëntperspectief bij de geriatrie een rol speelt en kan dit inzicht relateren aan een casus, in het bijzonder ten aanzien van: • Multiple pathologie bij ouderen. • De atypische presentatie bij ouderen. • Fracturen in relatie tot valincidentie en osteoporose bij ouderen. • De interactie tussen somatische en psychische (functionele en sociale) aspecten. • Dementie. f) De deelnemer kan ethische aspecten die bij deze aandoeningen van betekenis zijn identificeren en illustreren aan de hand van casuïstiek, in het bijzonder ten aanzien van: • Is leeftijd een criterium voor het doen van diagnostiek? Motiveer je antwoord. • Hangt een behandeling af van de leeftijd of de cognitieve status? 1.2.2 Vaardigheidsdoelen a) De deelnemer kan t.a.v. de boven genoemde ziektebeelden aan de hand van een casus klinisch redeneren ("forward redeneren", d.w.z. van gegevens naar diagnose). Hij laat zien dat hij vanuit klinische presentaties via werkhypothesen tot een (differentiaal) diagnose kan komen. b) De deelnemer kan dit klinisch redeneren aan de hand van de casus expliciteren aan collega's en docenten. c) De deelnemer toont dat hij de aanbevolen informatiebronnen adequaat kan raadplegen (formuleren vraagstelling, destilleren van "antwoorden" uit de geraadpleegde bronnen. Kunnen extrapoleren "van statistiek naar casuïstiek". (Toepassen van bronvermelding.) d) De deelnemer kan een Casus kort en bondig ("to the point") presenteren aan collega's met adequaat gebruik van audiovisuele hulpmiddelen. e) De deelnemer kan de volgende resultaten van aanvullend onderzoek t.a.v. de behandelde ziektebeelden interpreteren: • laboratoriumuitslagen • röntgenonderzoek f) De deelnemer laat zien dat hij in de context van casus kan omgaan met de eerder genoemde richtlijnen. g) De deelnemer laat zien dat hij in de context van een casus herkent wanneer advies en hulp van collega's van een andere discipline moeten worden ingewonnen. Dit betreft in het bijzonder het volgende: • overleg met klinisch geriater • overleg met neuroloog • overleg met psychiater 7 MODULE GERIATRIE 1.3 Dagprogramma van module Geriatrie 08.30 - 09.00 Ontvangst met koffie Registratie en definitieve indeling werkgroepen 09.00 - 09.25 Plenaire introductie en instructie ochtendthema module Geriatrie: Fracturen en ouderen Dr. H.J.J. Verhaar, internist-ouderengeneeskunde/ klinisch geriater, UMC Utrecht 09.30 - 11.00 Module Geriatrie, werkgroep 1: Fracturen en ouderen Casus A: Een 78-jarige vrouw wordt door de orthopeed naar u verwezen i.v.m. diagnostiek en behandeling van osteoporose. In zijn verwijsbrief staat: op SEH gezien i.v.m. polsfractuur, in VG al eerder fracturen. Indicatie voor medicamenteuze behandeling? Casus B: Een 70-jarige man met osteoporose wordt door de huisarts naar u doorverwezen met de vraagstelling ‘’secundaire oorzaak osteoporose?” O.l.v. dr. H.J.J. Verhaar, internist-klinisch geriater en dr. M.H. EmmelotVonk, klinisch geriater, UMC Utrecht 11.00 - 11.15 Pauze 11.15 - 12.15 Casus presentatie ochtendthema door: volgt Secundaire oorzaken osteoporose 12.15 - 13.30 Lunch 13.30 - 13.55 Plenaire introductie en instructie middagthema module Geriatrie: Delier en dementie Dr. M.H. Emmelot, klinisch geriater, UMC Utrecht 14.00 - 15.45 Module Geriatrie, werkgroep 2: Delier en dementie Casus C: een 80-jarige vitale man met een acute verwardheid Casus D: een 75-jarige demente vrouw met een ‘knik’ in haar functioneren O.l.v. dr. M.H. Emmelot-Vonk, klinisch geriater en dr. H.L. Koek, klinisch geriater/ klinisch epidemioloog, UMC Utrecht Pauze 15.45 - 16.00 16.00 - 16.45 Middag thema Meet the Expert: Behandelopties bij dementie Dr. H.L. Koek, klinisch geriater/ klinisch epidemioloog, UMC Utrecht 16.45 - 17.15 (Zelf-) Toets en schriftelijke evaluatie 8 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE 2. Zelfstudieopdrachten module Geriatrie Voor een goed verloop van de COIG-dag is het noodzakelijk dat u voorafgaand aan deelname de zelfstudieopdrachten heeft gedaan. Hiermee frist u in de eerste plaats reeds aanwezige voorkennis op. Verder is voorbereiding nodig om zelf optimaal profijt te hebben van het gebodene op de dag zelf, maar ook om samen met de overige leden van uw groep te zorgen voor een goed rendement van de bijeenkomsten. Tijdens de werkgroepen wordt actieve participatie en inhoudelijke inbreng verwacht van alle deelnemers. 2.1 Algemene zelfstudieopdracht ter voorbereiding op module Geriatrie Voorafgaand aan deelname aan de COIG-dag en voorafgaand aan het uitvoeren van de zelfstudieopdrachten voor de werkgroepen bestudeert/ leest u (delen) van de volgende stof: • • • • McLellan AR, Gallacher SJ, Fraser M, McQuillian C. The fracture liaison service: success of a program for the evaluation and management of patients with osteoporotic fracture. Osteoporos. Int. 2003;14(12):1028-34. Papapoulos S, Makras P. Selection of antiresorptive or anabolic treatments for postmenopausal osteoporosis. Nat. Clin. Pract. Endocrinol Metab. 2008; 4(9): 51423. Massoud F and Gauthier S. Update on the Pharmacological treatment of Alzheimer’s disease. Current Neuropharmacology 2010; 8: 69-80. Breitbart W, Alici Y. Agitation and delirium at the end of life: "We couldn't manage him". JAMA 2008; 300(24): 2898-910, E1. 2.2 Verwerkingsopdracht module Geriatrie Zoek een (papieren) oude patiënt, bij wiens zorg u momenteel direct of indirect betrokken bent of recent bent geweest. 1. Welke atypische presentatie herkent u, en wat zijn de onderliggende ziektebeelden? 2. Zijn er patiënten gevallen (of valgevaarlijk), ga bij deze patiënten na wat de risicofactoren zijn voor het vallen? 3. Zijn er patiënten met een delier, ga ook bij deze patiënten na wat de risicofactoren zijn voor het krijgen van een delier? 4. Zit er een patiënt met een cognitief probleem bij? Hoe herken je (subtiele) cognitieve stoornissen? 5. Herkent u ethische dilemma’s bij de behandeling van ouderen? 9 MODULE GERIATRIE 2.3 Zelfstudieopdracht module Geriatrie, werkgroep 1 (ochtend) De werkgroep bijeenkomsten vinden plaats aan de hand van casus. Bestudeer de betreffende casus (zie elders in dit werkboek) en bereid uw antwoord op de gestelde vragen en opdrachten voor aan de hand van de hier na opgegeven literatuur. De hier opgegeven literatuur behoeft dus niet van A tot Z bestudeerd te worden, maar dient als naslagwerk. Kennis van het bestaan van deze bronnen en het correct leren gebruiken en toepassen van de vermelde bronnen is hierbij ook een leerdoel. De volgende literatuur en bronnen zijn hierbij aanbevolen: • • McLellan AR, Gallacher SJ, Fraser M, McQuillian C. The fracture liaison service: success of a program for the evaluation and management of patients with osteoporotic fracture. Osteoporos. Int. 2003;14(12):1028-34. Papapoulos S, Makras P. Selection of antiresorptive or anabolic treatments for postmenopausal osteoporosis. Nat. Clin. Pract. Endocrinol Metab. 2008; 4(9): 51423. 2.4 Zelfstudieopdracht module Geriatrie, werkgroep 2 (middag) • • 10 Masoud F, Gauthier S. Update on the pharmacological treatment of Alzheimer's disease. Current Neuropharmacology 2010; 8: 69-80. Breitbart W, Alici Y. Agitation and delirium at the end of life: "We couldn't manage him". JAMA 2008; 300(24): 2898-910, E1. Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE 3. Werkgroep 1: Vallen en Fracturen 3.1 Casus C: een 78-jarige vrouw wordt door orthopeed verwezen Een 78-jarige vrouw wordt door de orthopeed naar u verwezen i.v.m. diagnostiek en behandeling van osteoporose. In zijn verwijsbrief staat: op SEH gezien i.v.m. polsfractuur, in VG al eerder fracturen. Indicatie voor medicamenteuze behandeling? 1. 2. 3. 4. 5. Welke zijn bij de anamnese de vragen die u specifiek gaat stellen? Waar let u specifiek op bij het lichamelijk onderzoek? Welke aanvullende diagnostiek vraagt u aan en waarom? Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor een valincident? Welk percentage van de fractuurpatiënten op de SEH heeft al eerder een fractuur doorgemaakt? U kunt de orthopeed bevestigen dat er een indicatie is voor medicamenteuze behandeling en legt het uit aan patiënte. Deze vraagt u waar de behandeling uit bestaat. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Wat antwoordt u aan de patiënte? Welke medicamenteuze opties zijn bij deze oudere patiënte aan te raden? Zou raloxifene een behandeloptie zijn bij deze patiënte? Wat is het risico op een nieuwe fractuur indien er geen behandeling wordt ingesteld? Wat kan men met behandeling potentieel bereiken? Hoe lang adviseert u deze vrouw om door te gaan met medicatie? Welke follow-up stelt u voor? Hoe evalueert u de behandeling? Welke niet-medicamenteuze adviezen zou u nog aan deze patiënte kunnen geven? Hoeveel fractuurpatiënten op de SEH worden uiteindelijk behandeld voor osteoporose in de Nederlandse ziekenhuizen? Patiënte kent iemand met botontkalking die wordt behandeld met dagelijkse injectietherapie. Zij vraagt of zij daar ook voor in aanmerking zou kunnen komen. 15. Wat antwoordt u aan de patiënte? Patiënte komt na een aantal jaren terug bij u op het spreekuur. In de tussentijd heeft zij ondanks de medicamenteuze behandeling toch weer een wervelfractuur, zonder een duidelijke aanleiding, opgelopen. 16. Doet u een nieuwe botdichtheidmeting en hoelang adviseert u patiënte door te gaan met de medicamenteuze behandeling? 11 MODULE GERIATRIE 3.2 Casus D: een 70-jarige man met osteoporose Een 70-jarige man met osteoporose wordt door de huisarts naar u doorverwezen met de vraagstelling ‘’secundaire oorzaak osteoporose?” Vragen: 1. Wat zijn de mogelijke oorzaken van een lage botmineraaldichtheid bij mannen? 2. Noem er zoveel mogelijk. Bij nader onderzoek vindt u o.a. een tweetal ‘’osteoporotische’’ wervelfracturen. I.v.m. de heftige pijn gebruikt hij fentanylpleisters. 3. 4. 12 Welke medicamenteuze behandeling stelt u voor? Overweegt u een percutane verteboplastiek te laten verrichten door de (interventie)-radioloog? Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE 4. Werkgroep 2: De oude verwarde patiënt 4.1 Casus A: een 80-jarige vitale man met een acute verwardheid U wordt geroepen bij een 78-jarige man, omdat hij in enkele dagen tijd verward is geraakt. Hij woont samen met zijn echtgenote, en functioneerde tot enkele dagen geleden nog geheel zelfstandig. Hij loopt met een rollator in verband met een gonartrose van zijn rechter knie. Hij is bekend met COPD, boezemfibrilleren, diabetes mellitus type 2 en hypertensie. Patiënt geeft zelf geen klachten aan. Tijdens de anamnese is hij breedsprakig. Het valt ook op dat hij snel afgeleid is. Hij weet niet waarom hij in het ziekenhuis is, geeft geen specifieke klachten aan. De heteroanamnese (dochter) vermeld dat haar vader sinds 4 dagen in de war is. Hij is erg onrustig en ziet dingen die er niet zijn. Hij is toenemend gaan vallen, en incontinent voor urine geworden. Hij heeft geen koorts gehad, en geen pijn aangegeven. Hij gebruikte als medicatie: Atrovent-inhaletten 4 dd 1, Serevent 1 dd 1, lanoxin 1 dd 0,125 mg, metformine 2 dd 500 mg, gliclazide 2 dd 80 mg, hydrochloorthiazide 1 dd 25 mg, coversyl 4 mg 1 dd1 mg, paracetamol ZN en Tramal 2 dd 50 mg. Bij het lichamelijk onderzoek bedraagt de lichaamstemperatuur 36.5 C, de bloeddruk 150/95 mm Hg en de pols 68 irregulair. Over hart en longen geen afwijkingen. In de onderbuik is een zwelling te voelen, normale peristaltiek. Aan de extremiteiten geen afwijkingen. Bij rectaal toucher een forse prostaat die elastisch aanvoelt. Bij het psychiatrisch onderzoek maakt hij een angstige verwarde indruk; zijn bewustzijn is wisselend. Er is desoriëntatie in tijd en plaats en persoon. Het denken is vertraagd en incoherent. Patiënt ziet slangen. De stemming is moeilijk te beoordelen. Bij oriënterend neurologisch onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. Het laboratoriumonderzoek toont een creatinine van 200 umol/l (laatste waarde was 90), normale electrolyten, CRP 90, Leuco’s 22.8, glucose 12 mmol/l, het bloedbeeld is normaal. Urinesediment: > 100 leuco’s, veel bacteriën. ECG: boezemfibrilleren met ventrikelfrequentie van 120/min. X-thorax: infiltraat rechtsonder. X-BOZ: veel fecale inhoud. 1. Welke diagnosen/problemen stelt u bij deze patiënt? 2. Hoe stelt u de diagnose delirium? 3. Welke twee vormen van delirium worden onderscheiden, en heeft dit therapeutische consequenties? 4. Wat is de differentiaal diagnose van het delirium? 5. Wat is er bekend over de pathofysiologische mechanisme die een rol spelen bij het ontstaan van een delirium? 6. Welke medicijnen kunnen een delirium veroorzaken, en waarom? 7. Waaruit bestaat de symptomatische behandeling van een delirium?, waarom is dit theoretisch onlogisch? 8. Wat zijn de oorzaken van het delirium bij deze patiënt ? 9. Wat mist u bij de therapie en hoe zou u deze willen optimaliseren? 10. De ventrikelfrequentie bleef hoog. Hoe zou u dit behandelen? 13 MODULE GERIATRIE 4.2 Casus B: een 75 jarige demente vrouw met een ‘knik’ in haar functioneren Een 75 jarige vrouw is sinds 2 jaar bekend met cognitieve stoornissen. Sinds enkele weken vind er een ‘knik’ plaats in haar functioneren, ze ligt de hele dag op bed, en is erg apatisch. Ze heeft in het verleden een heupoperatie ondergaan, en is bekend met de ziekte van Parkinson, hypertensie en hartfalen. Op een recent gemaakte CT-scan van de hersenen, waren veel witte stof afwijkingen te zien. Patiënte geeft zelf geen klachten aan. Haar zoon bevestigt het apatische gedrag en vertelt dat ze tot voor enkele weken nog vrij goed functioneerde in het verpleeghuis, waar zij sinds een jaar verblijft. Als medicatie gebruikt zij Madopar 125 mg 3 dd 1 tablet, Comtan 3 dd 200 mg, furosemide 40 mg 1 dd 1, Coversyl 4 mg. Bij het lichamelijk onderzoek ziet u een gedehydreerde patiënte met een bloeddruk van 100/55 mmHg, pols 68 irregulair. Temperatuur 36.5 C. Over hart en longen geen afwijkingen. Buik: normale peristaltiek, lever en milt niet goed beoordeelbaar, er zijn geen weerstanden palpabel. Aan de extremiteiten geen afwijkingen. Normaal rectaal en vaginaal toucher. Bij oriënterend neurologisch onderzoek geen afwijkingen. Het laboratoriumonderzoek toont een creatinine van 110 umol/l, kalium 3,7 mmol/l, natrium 132 , ALAT 48, ASAT 94, CRP < 7, LDH 1936. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 14 Welke diagnosen/problemen stelt u? Hoe verklaart u de knik bij deze patiënte? Wat zijn de oorzaken van het delirium bij deze patiënte? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in symptomen bij een delirium en een dementie? Hoe herken je (subtiele) cognitieve stoornissen? Hoe stel je de diagnose dementie? Wat zijn de behandelingsopties bij dementie? Naast cognitieve stoornissen kunnen ook andere, niet-cognitieve verschijnselen voorkomen, noem er vier plus de therapeutische opties. Wat voor verder onderzoek gaat u doen en waarom? Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE GERIATRIE 5. Literatuurlijst en aanbevolen websites 5.1 Verplichte literatuur • • • • McLellan AR, Gallacher SJ, Fraser M, McQuillian C. The fracture liaison service: success of a program for the evaluation and management of patients with osteoporotic fracture. Osteopor. Int. 2003;14(12):1028-34. Massoud F, Gauthier S. Update on the pharmacological treatment of Alzheimer's disease. Current Neuropharmacology 2010; 8: 69-80. Papapoulos S, Makras P. Selection of antiresorptive or anabolic treatments for postmenopausal osteoporosis. Nat. Clin. Pract. Endocrinol Metab. 2008; 4(9): 51423. Breitbart W, Alici Y. Agitation and delirium at the end of life: "We couldn't manage him". JAMA 2008; 300(24): 2898-910, E1. 5.2 Aanbevolen literatuur • • • • • • • • • • • • • • • • Tinetti ME,Clinical practice. Preventing falls in elderly persons. N. Engl. J. Med. 2003; 348(1): 42-9. Review. Hegeman JH et al. Effective tracing of osteoporosis at a fracture and osteoporosis clinic in Groningen; an analysis of the first 100 patients. Ned. Tijdschr. Geneeskd. 2004;148(44): 2180-5. Allain H, Benture-Ferrer D, Polard E, Akwa Y, Patat A. Instability and consequent falls and hip fractures associated with use of hypnotics in the elderly : a comparative review. Drugs Aging. 2005; 22(9): 749-65. Gillespie LD, Robertson MC, Gillespie Wj et al, Interventions for preventing falls in older people living in het community. Cochrane Database Syst Rev. 2012 sep 12:9:CD007146. CBO-richtlijn Dementie 2005. www.cbo.nl CBO-richtlijn Delier 2004. www.cbo.nl Cummings JL. Alzheimer’s Disease. N Engl J Med. 2004; 351(1): 56-67. Van Gool WA, van de Beek D, Eikelenboom P. Systemic infection and delirium: when cytokines and acetylcholine collide. Lancet 2010;375(9716):773-5 CBO-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie. Derde herziene richtlijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications; 2010. www.cbo.nl CBO-richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen 2004. www.cbo.nl Hshieh TT, Fong TG, Marcantonio ER, Inouye SK. Cholinergic Deficiency Hypothesis in Delirium: A Synthesis of Current Evidence. J Gerontol Med Sc 2008:63a(7):764-772 Vermeer SE, Prins ND, den Heijer T, Hofman T, Hofman A, Koudstaal PJ, Breteler MM. Silent brain infarcts and the risk of dementia and cognitive decline. N. Engl. J. Med. 2003; 348(13):1215-22. van Dijk EJ, Breteler MM et al, The association between blood pressure, hypertension, and cerebral white matter lesions: cardiovascular determinants of dementia study. Hypertension 2004;44(5): 625-30. Nguyen ND, Eisman JA, Ngugen TV. Anti-hip fracture efficacy of biphosphonates: a Bayesian analysis of clinical trials. J. Bone Miner. Res. 2006; 21(2): 340-9. Bischoff-Ferrari HA, Willett-WC, Wong JB, Giovannucci E, Dietrich T, DawsonHughes B. Fracture prevention with vitamin D supplementation. A meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 2005; 293: 2257-2264. Van Helden S, Cals J, Kessels F, Brink P, Dinant GJ, Geusens P. Risk of new clinical fractures within two years following a fracture. Osteoporos Int. 2006; 17(3): 348-54. 15
© Copyright 2025 ExpyDoc