3.2.3. herCAT 1314 - Studentenraad VUmc

A
VUmc-compas
toetsing
Toets
CAT B 3.2 13-14 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
B Psychisch functioneren 13-14
Cursuscoördinator (vice-)
mw. dr. U.M.H. Klumpers/ prof. dr. A.N.M. Schoffelmeer
Gelegenheid
2
Toetsdatum
7 juli 2014
Tijd
12:00 - 14:00 uur (12:00 - 14:30 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
IN-0B60 (InitiumGebouw)
Aantal en type vragen
59 meerkeuzevragen: 8 tweekeuzevragen, 14 driekeuzevragen,
e
35 vierkeuzevragen, 2 vijfkeuzevragen
Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie:
Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen
MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord
•
•
•
•
•
•
•
•
•
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel
alléén toetsbenodigdheden op tafel
vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier
kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen
zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen
vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord
commentaren na afloop naar de JVC van je cursus
toiletbezoek NIET toegestaan
fraude wordt bestraft
Succes!
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 1 van 16
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 2 van 16
1
Een 23-jarige man wordt op het politiebureau beoordeeld door de psychiater van de
crisisdienst. De patiënt zit ineengedoken in een hoekje van de kamer en maakt een
angstige indruk. De polsfrequentie bedraagt 115/min. De psychiater probeert de oorzaak
van de angst te achterhalen. De patiënt reageert nauwelijks op zijn vragen, maar zegt
plots dat de plaats van zijn ouders al sinds weken is ingenomen door dubbelgangers.
Op welk symptoom wijst de opmerking van de patiënt?
a. Hallucinatie
b. Illusie
c.
Illusoire vervorming
d. Formele denkstoornis
e. Waan
2
Een 19-jarige Amerikaanse toeriste wordt op zondag met een IBS opgenomen op een
gesloten afdeling van een GGZ-instelling. Haar reisgenotes vertellen dat ze op straat plots
afstand van hen hield, zonder te kijken een drukke weg over rende en omstanders in alle
ernst vertelde dat haar reisgenotes CIA-medewerkers zijn die haar in de gaten moeten
houden. De woensdag erop vertelt ze de kliniekpsychiater enigszins beschaamd dat ze
daar inmiddels aan twijfelt. Haar reisgenotes laat ze weer toe. Op vrijdag vliegen ze
samen terug naar huis.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Schizofreniforme stoornis
b. Delier
c.
Psychotische stoornis door een middel
d. Waanstoornis
3
Tijdens het psychiatrisch onderzoek stelt een psychiater de volgende vraag: “Als u TV
kijkt, radio luistert of op het internet bent, hebt u dan wel eens het gevoel dat bepaalde
boodschappen uitsluitend voor u bedoeld zijn of alleen door u begrepen worden?”
Waarop richt dit deel van het psychiatrisch onderzoek zich?
a. Formele denkstoornissen
b. Hallucinaties
c.
Conatieve functies
d. Inhoudelijke denkstoornissen
4
Familieleden van een patiënt met psychiatrische problematiek willen een verzoek indienen
bij de officier van justitie. Zij willen heel graag dat dit familielid met een voorlopige
machtiging wordt opgenomen. Daartoe hebben ze eerst een geneeskundige verklaring
nodig.
Wie mag in deze situatie een geneeskundige verklaring opstellen?
a. De geneesheer-directeur die bij de behandeling betrokken is geweest en de patiënt
kort voor opname heeft onderzocht
b. Een psychiater die de patiënt ambulant heeft behandeld en kort voor opname heeft
onderzocht
c.
Een psychiater die de patiënt kort voor opname heeft onderzocht en niet bij een
eerdere behandeling betrokken is geweest
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 3 van 16
5
Een patiënte heeft enkele jaren terug een mentor toegewezen gekregen in verband met
cognitieve problematiek bij een bekende dementiële stoornis. De patiënte moet
opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis voor het instellen van de juiste
medicatie. Zij wil dit zelf echter niet. Haar mentor vraagt zich af of hij vervangend
toestemming mag geven voor de opname.
Kan een mentor vervangende toestemming geven voor een opname in een psychiatrisch
ziekenhuis als de patiënt daar zelf niet toe in staat is?
a. Ja
b. Nee
6
De ouders van een 4-jarige jongen komen op de polikliniek kinderpsychiatrie. Hun zoon zit
sinds een half jaar in groep 1 van de basisschool, maar daar gaat het niet goed. Zijn juf
heeft bij de ouders aangekaart dat hij moeilijk meekomt in de klas. Hij loopt achter in zijn
taalontwikkeling en bij gym valt zijn beperkte motorische ontwikkeling op. Daarbij maakt hij
regelmatig drukke bewegingen met zijn armen, vooral als hij het heeft over zijn favoriete
onderwerp: dinosaurussen. In zijn klasgenootjes lijkt hij niet erg geïnteresseerd, hij praat
nauwelijks met hen en leeft volledig in zijn eigen wereldje.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Gedragsstoornis
b. Obsessief compulsieve stoornis
c.
7
Pervasieve ontwikkelingsstoornis
Bij u op het consultatiebureau komt een moeder met een kindje van 12 maanden. Het valt
u op dat het kindje nog helemaal niet brabbelt en ook geen gebaren maakt. Als u naar
haar zwaait, zwaait ze niet terug en ook een plaatje aanwijzen kan ze niet. Ze maakt geen
oogcontact met u, maar ook niet met moeder. U maakt zich zorgen en besluit haar door te
verwijzen voor verder onderzoek.
Wat is de eerste stap in het verdere diagnostische onderzoek?
a. Anamnese van de ouders
b. Genetisch onderzoek
c.
MRI-scan
d. Neuropsychologisch onderzoek
8
De ouders van een 5-jarige jongen komen op de polikliniek kinderpsychiatrie. Hun zoon is
een jongen met een normale intelligentie bij wie recentelijk de diagnose PDDNOS is
gesteld. De ouders zijn vanzelfsprekend geschrokken van deze diagnose en hebben
vragen over wat ze kunnen verwachten voor de toekomst.
Wat is de correcte voorlichting over de verdere ontwikkeling van hun zoon?
a. Met de juiste behandeling zal hij normaal kunnen functioneren
b. De symptomen van PDDNOS verdwijnen meestal vanzelf bij het opgroeien
c.
De symptomen van PDDNOS zijn stabiel, ze zullen moeten leren omgaan met de
bijbehorende beperkingen
d. PDDNOS is een progressieve ziekte, hij zal steeds slechter gaan functioneren
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 4 van 16
9
Mw. L. is een 73-jarige vrouw die voor het eerst in haar leven psychotische klachten krijgt.
Ze heeft sinds 3 maanden toenemend last van akoestische hallucinaties en paranoïde
wanen. Er is geen sprake van desorganisatie of negatieve symptomen. De huisarts denkt
aan een very-late-onsetschizophrenia-likepsychosis.
Wat staat bovenaan in de differentiële diagnose?
a. Dementieel beeld
b. Atypisch delier
c.
10
Psychose door somatische oorzaak
Een 45-jarige getrouwde boekhouder meldt zich bij de huisarts met een forse depressie
e
die nu 4 weken duurt. Het was de laatste tijd erg druk op zijn werk. Dit is sinds zijn 28 de
derde keer dat hij dit doormaakt. Doorgaans is hij een rustig, evenwichtig type. Twee jaar
geleden had hij opeens een bijzonder productieve tijd, en ging hij na zijn werk sporten,
speelde tot laat in de avond piano, was opvallend spraakzaam, en voelde zich prima. Zijn
vrouw was wel wat verbaasd maar heeft zich eigenlijk geen grote zorgen gemaakt. Het
zakte ook vanzelf weer af.
Welke diagnose is hier het meest passend?
a. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
b. Recidiverende depressieve stoornis
c.
Bipolaire stoornis type I
d. Bipolaire stoornis type II
11
Bij stemmingsstoornissen is de slaap vaak verstoord. Op welke wijze is de slaap typisch
verstoord bij een manie?
a. Nachtelijke verwardheid
b. Verminderde slaapbehoefte
c.
Toegenomen slaapbehoefte
d. Nachtmerries
12
Een 40-jarige vrouw heeft een depressieve stoornis. Zij is voor behandeling verwezen
naar een psychotherapeut. In de eerste gesprekken vraagt de therapeut uitgebreid na
welke mensen voor haar belangrijk zijn. In gezamenlijk overleg besluiten ze om de
problemen met haar man als focus voor de behandeling te kiezen. De therapeut geeft aan
dat de individuele gesprekken over het hier en nu zullen gaan, dat de therapie enkele
maanden zal duren en dat het gaat om een van de meest onderzochte
psychotherapiebehandelingen voor depressie.
Om welke vorm van psychotherapie voor depressie gaat het?
a. Cognitieve gedragstherapie
b. Systeemtherapie
c.
Interpersoonlijke psychotherapie
d. Psychoanalyse
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 5 van 16
13
Een psychiater besluit een patiënt in te stellen op het klassieke antidepressivum
nortryptiline.
Welke combinatie aan bijwerkingen komt het meest voor bij nortryptiline en moet de arts
bespreken met de patiënt?
a. Slapeloosheid, misselijkheid, hoofdpijn
b. Droge mond, sufheid, obstipatie
c.
14
Verslechtering van glaucoom, tremor, bradycardie
Een 40-jarige man heeft nu al een aantal SSRI’s geprobeerd in verband met zijn
depressie, maar hij heeft keer op keer veel last van bijwerkingen: overmatig transpireren,
aanhoudende misselijkheid en diarree. De psychiater legt uit dat er ook antidepressiva zijn
die via andere neurotransmittersystemen werken.
Welk antidepressivum is het beste alternatief voor een SSRI in deze situatie?
a. Fluoxetine
b. Clomipramine
c.
15
Bupropion
Een 40-jarige man heeft sinds enkele maanden moeite met in- en doorslapen. Hij slaapt
gemiddeld circa 3 uur minder per nacht dan voorheen. Overdag is hij vermoeid en zijn
werk lijdt onder zijn slechte concentratie. Patiënt bezoekt hiervoor de huisarts die
vervolgens bij nader onderzoek een primaire insomnie vaststelt. De huisarts besluit de
patiënt benzodiazepinen voor te schrijven.
Is dit een adequate therapiekeuze?
a. Nee, benzodiazepinen zijn in dit geval juist gecontra-indiceerd
b. Ja, mits tijdelijk en aangevuld met niet-medicamenteuze interventies
16
U bent coassistent huisartsgeneeskunde. Op het spreekuur komt een 42-jarige vrouw. Ze
is bekend met een depressieve stoornis, die sinds 4 maanden wordt behandeld met
fluoxetine, 20mg per dag. Patiënte is hierdoor snel opgeknapt. Nu komt ze u vertellen dat
ze zwanger is en dat ze de medicatie wil afbouwen. Ze is bang dat de antidepressiva het
kindje zullen beschadigen.
Is afbouwen van de medicatie een goed idee en waarom?
a. Nee, want kans op recidief depressie in de zwangerschap is erg hoog
b. Ja, want er is geen reden meer om antidepressiva te gebruiken
c.
Ja, want antidepressiva geven een sterk verhoogd risico op congenitale afwijkingen
d. Nee, want op deze leeftijd is de kans op een depressie in de zwangerschap verhoogd
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 6 van 16
17
Maartje van 14 jaar wordt op advies van school aangemeld bij een polikliniek kinder- en
jeugdpsychiatrie. Zij is de afgelopen periode op school vaak wat afwezig, terwijl ze eerder
altijd goed bij de les was. Haar huiswerk is niet meer altijd in orde en haar cijfers zijn in de
afgelopen periode ook achteruit gegaan. Zelf zegt ze hierover dat ze de hele dag door
moe is en daardoor nauwelijks toekomt aan leren of huiswerk maken na afloop van de
schooldag. Eigenlijk zou ze het liefste de hele dag op bed liggen. Ze heeft nergens zin
meer in. Ze spreekt ook niet meer af met vriendinnen.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Depressie
b. ADHD van het overwegend onoplettende type
c.
18
Gedragsstoornis
Een adolescent is sinds drie maanden in behandeling vanwege een matig-ernstige
depressie. Cognitieve gedragstherapie heeft nog niet veel effect.
Wat is de aangewezen volgende stap?
a. Doorgaan met cognitieve gedragstherapie
b. Een Selectieve Serotonine Re-uptake Inhibitor toevoegen
c.
19
Een Tricyclisch Antidepressivum toevoegen
Stelling: Bij een waanstoornis komen volgens de DSM-IV-criteria geen visuele
hallucinaties voor.
a. Juist
b. Onjuist
20
Een patiënte is bang dat haar collega’s op het werk negatief over haar denken omdat ze
erg trilt en moeilijk uit haar woorden kan komen. Ze is bang dat anderen haar niet
intelligent vinden. Ze probeert het gezamenlijk koffiedrinken en lunchen uit de weg te
gaan. Ze praat weinig met haar collega’s. Soms denkt ze dat haar collega’s over haar
roddelen en samenspannen tegen haar. Ze begrijpt dat deze achterdochtige houding niet
de werkelijkheid reflecteert.
De coassistent doet psychiatrisch onderzoek.
Met welke termen kan de coassistent het inhoudelijke denken het beste omschrijven?
a. Er is sprake van geremd denken
b. Er is sprake van een waan
c.
Er is sprake van incoherentie van het denken
d. Er is sprake van preoccupatie
21
Vervolg vorige vraag
Met welke termen kan de coassistent de stemming het beste omschrijven?
a. Er is een depressieve stemming
b. Er zijn paniekaanvallen
c.
Er is agorafobie
d. Er is een angstige stemming
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 7 van 16
22
Het vreescircuit (of: hersenangstcircuit) van kinderen en volwassenen met
angststoornissen functioneert abnormaal.
Wat is de functie van de thalamus in het vreescircuit (of: hersenangstcircuit)?
a. Herkent gevaar
b. Ontvangt de angststimulus
c.
Activeert de schrikreflex
d. Stimuleert de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as
23
Bij een 69-jarige man is sinds een half jaar een gegeneraliseerde angststoornis
gediagnosticeerd. Daarnaast is er sinds 10 jaar sprake van een met medicatie goed
gereguleerde hypothyreoïdie. Drie maanden voor het ontstaan van de gegeneraliseerde
angststoornis is de vrouw van de heer Pietersen overleden. De heer Pietersen denkt dat
hij angstklachten heeft gekregen, doordat zijn ouders hem te veel aan zijn lot hebben over
gelaten in zijn jeugd. Als kind heeft hij thuis een brand meegemaakt. Hij is toen bijna
gestikt.
Welke etiologische factor uit de casus past bij de wetenschappelijke kennis over het
ontstaan van een generaliseerde angststoornis?
a. De met medicatie gereguleerde hypothyreoïdie
b. Het vroeger meemaken van brand in huis
c.
De verwaarlozende opvoeding
d. Het overlijden van zijn vrouw
24
Bij een 10-jarige jongen is onlangs de diagnose ADHD gesteld. Nu moeder bij de psychoeducatie meer informatie krijgt over ADHD, herkent ze plots kenmerken van haar ex-man.
Hoe groot is het aandeel van de erfelijkheid bij ADHD?
a. Minder dan 50%
b. Meer dan 50%
25
Bij de studentenpsycholoog komt een 28-jarige student. Hij is begonnen met een master
en heeft nu les in kleinere werkgroepen en loopt daarnaast stage. De
werkgroepbegeleider klaagt dat hij nooit oplet en daardoor de rest van de groep stoort. Bij
zijn stage klagen ze dat hij zijn afspraken niet nakomt, vaak te laat is en zo chaotisch is
dat de werkgroep er onder lijdt. Op basis van dit verhaal denkt de psycholoog aan ADHD.
Welke symptomen die bij kinderen met ADHD altijd aanwezig zijn, zijn niet terug te zien in
deze beschrijving van een volwassene met ADHD?
a. Impulsiviteit en hyperactiviteit
b. Hyperactiviteit en snel afgeleid zijn
c.
26
Snel afgeleid zijn en impulsiviteit
Een echtpaar komt op spreekuur bij u als huisarts. Zij hebben een zoon met ADHD. Ze
willen graag nog een kind, maar maken zich zorgen over de erfelijkheid van ADHD. Ze
vragen om een prenatale genetische test.
Bestaat er een onderscheidende genetische test?
a. Ja, u laat ze testen op dopaminerge kandidaat-genen
b. Nee, een genetische test heeft geen zin
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 8 van 16
27
De heer M. (63 jaar), bekend met Parkinson en sinds kort psychotische symptomen
passende bij de behandeling hiervan, neemt sinds ruim een maand olanzapine in. Hij
komt samen met zijn echtgenote op controle bij de neuroloog. Rustig vertelt hij dat hij het
door de neuroloog voorgeschreven geneesmiddel trouw heeft ingenomen en “geen
beestjes” meer ziet. Wel geeft hij aan zich vaak duizelig te voelen, vooral bij het opstaan
uit bed of een stoel. Daardoor is hij wat onzeker op de benen en dat is de reden voor het
meekomen van zijn vrouw.
Welke van de volgende neurotransmitterreceptoren worden door olanzapine geblokkeerd
en zijn waarschijnlijk de oorzaak van deze duizeligheid?
a. Muscarinereceptoren in bloedvaten
b. Histamine-H1-receptoren in de hersenen
c.
Serotonine-5-HT2-receptoren in de hersenen
d. Noradrenaline-alpha1-receptoren in bloedvaten
28
Vervolg vorige vraag
Ook zegt de heer M. tijdens dat hij de laatste tijd voortdurend last ondervindt van een
droge mond en dat hij moeite heeft met zijn ontlasting vanwege obstipatie. De neuroloog
legt hem uit dat dit waarschijnlijk bijwerkingen zijn van het antipsychoticum.
Welke van de volgende neurotransmitterreceptoren worden door olanzapine geblokkeerd
en zijn waarschijnlijk de oorzaak van beide bijwerkingen?
a. Muscarinereceptoren
b. Histamine-H1-receptoren
c.
Serotonine-5-HT2-receptoren
d. Noradrenaline-alpha1-receptoren
29
Een patiënt, 45 jaar, komt bij een psychiater met de klacht dat hij last heeft van
spanningen die hem ernstig belemmeren bij zijn dagelijkse werkzaamheden. Het gaat
daarbij over voortdurende zorgen betreffende zijn werk en gezondheid, het schoonhouden
van zijn huis en het op tijd zijn voor afspraken. De psychiater concludeert dat patiënt lijdt
aan een gegeneraliseerde angststoornis en besluit hem het geneesmiddel buspiron voor
te schrijven.
Wat is het moleculair werkingsmechanisme in de hersenen van buspiron in dit verband?
a. Partiële activatie van serotonine-5-HT1A-receptoren
b. Partiële activatie van dopamine-D1-receptoren
c.
Partiële activatie van GABA-A-receptoren
d. Partiële activatie van GABA-B-receptoren
30
Vervolg vorige vraag
Een week later meldt de patiënt zich weer bij de psychiater met de mededeling dat hij nog
in dezelfde mate last heeft van zijn algemene gevoelens van angst ondanks dat hij
buspiron elke dag trouw heeft ingenomen.
Welk besluit verwacht u dat de psychiater neemt ten aanzien van de behandeling van
deze patiënt?
a. Naast buspiron een benzodiazepine voorschrijven
b. De behandeling met dezelfde dosis buspiron continueren
c.
De dosering buspiron verhogen
d. In plaats van buspiron een SSRI voorschrijven
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 9 van 16
31
Mevrouw M. belt haar psychiater. Ze vertelt hem dat zij veel last heeft van diarree,
hoofdpijn en slapeloosheid en vraagt zich af of dit het gevolg is van de recent
voorgeschreven SSRI. De psychiater beaamt dit en zegt dat deze bijwerkingen
waarschijnlijk binnen enkele dagen zullen verminderen.
Welk mechanisme ligt ten grondslag aan deze bijwerkingen?
a. Serotoninereceptor-activatie
b. Histaminereceptor-blokkade
c.
Muscarinereceptor-blokkade
d. Noradrenalinereceptor-activatie
32
Vervolg vorige vraag
Drie maanden later heeft mevrouw M. een vervolgafspraak bij de psychiater. Omdat zij
nog steeds veel last blijkt te hebben van voordurende somberheid en gebrek aan
motivatie besluit de psychiater haar mirtazapine als alternatief antidepressivum voor te
schrijven.
Welk mechanisme ligt ten grondslag aan het antidepressieve effect van atypische
antidepressiva zoals mirtazapine?
a. Remming van monoamineoxidase (MAO)
b. Blokkade van presynaptische noradrenerge receptoren
c.
Activatie van postsynaptischenoradrenerge receptoren
d. Activatie van presynaptische serotonine receptoren
33
Vervolg vorige vraag
Mevrouw M. blijkt mirtazapine goed te verdragen en na dit geneesmiddel twee maanden
te hebben ingenomen, treedt er een opvallende verbetering op van haar stemming en
motivatie.
Welk neurobiologisch proces in de hersenen is de oorzaak van het langzaam optreden
van het therapeutisch effect?
a. Een aanvankelijk snelle afbraak van mirtazapine in de lever
b. Een langzame accumulatie van mirtazapine in de hersenen
c.
Een stimulerend effect van het geneesmiddel op neurogenese
d. Een tijdsafhankelijke desensitisatie van monoamine receptoren
34
Op het spreekuur van de huisarts komt een patiënt met een hardnekkige overtuiging dat
er vreemde gedachten in zijn hoofd worden gestopt.
Wat is de naam voor dit psychiatrische symptoom?
a. Beïnvloedingswanen
b. Betrekkingswanen
c.
Dwanggedachten
d. Overwaardig denkbeeld
35
U behandelt een Parkinsonpatiënt met een dopamine-D2-receptor-agonist.
In welk hersengebied zal de agonist het sterkst aangrijpen?
a. Prefrontale cortex
b. Striatum
c.
Dorsale raphe
d. Locus coeruleus
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 10 van 16
36
Wanneer start in de behandeling van anorexia nervosa de realimentatie gericht op
gewichtstoename?
a. Direct
b. Als de cognitieve gedragstherapie een verbetering van de klachten laat zien
c.
37
Als de patiënt het wil
Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson treden vermoedelijk op als gevolg
van een medicatie-geïnduceerde verhoging van de dopaminerge neurotransmissie in het
ventrale striatum.
Met degeneratie van welk hersengebied gaat dit gepaard?
a. Substantia nigra
b. VTA (ventrale tegmentum gebied)
c.
Hippocampus
d. Cerebellum
38
Via welke neurotransmitter wordt de “Fight and Flight” response vanuit de amygdala in de
hersenen op de huiddoorbloeding tot stand gebracht?
a. Enkel via acetylcholine
b. Enkel via noradrenaline
c.
39
Zowel door acetylcholine als door noradrenaline
Een 47-jarige vrouw wordt door de huisarts verwezen voor een intake op de polikliniek
psychiatrie. De huisarts vermoedt dat er sprake is van een afhankelijke
persoonlijkheidsstoornis. In de voorgeschiedenis is zij behandeld voor een depressieve
stoornis en nam zij deel aan een autonomiegroep.
Anamnestisch vertelt patiënte het volgende bij de intake op de polikliniek:
1. zij kan moeilijk zelf beslissingen nemen
2. ze is bang dat haar man wil scheiden
3. ze maakt vaak ruzie
4. ze doet het liefst activiteiten alleen
5. ze durft het niet oneens te zijn met vriendinnen
6. ze vindt het moeilijk om grenzen te stellen
Welke 3 anamnestische gegevens van patiënte ondersteunen de diagnose afhankelijke
persoonlijkheidsstoornis?
a. 1, 2, 5
b. 2, 3, 6
c.
4, 5, 6
d. 1, 3, 4
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 11 van 16
40
Bij een 15-jarig meisje wordt tijdens onderzoek op de polikliniek differentiaal diagnostisch
gedacht aan een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Wat zijn de risicofactoren in de kinderjaren voor de ontwikkeling van een
persoonlijkheidsstoornis in de adolescentie, zoals gevonden in prospectief onderzoek?
a. Disfunctioneel ouderschap, verwaarlozing, (seksueel) misbruik
b. Frequente verhuizing, verwaarlozing, (seksueel) misbruik
c.
Disfunctioneel ouderschap, frequente verhuizing, socio-economische problemen in
gezin van herkomst
d. Doubleren in het basisonderwijs, disfunctioneel ouderschap, socio-economische
problemen in het gezin van herkomst
41
Een 31-jarige vrouw met een borderline persoonlijkheidsstoornis is in behandeling op de
polikliniek psychiatrie. Het gaat om wekelijkse groepszittingen waarbij mindfulness,
cognitieve gedragstherapie en het zoeken naar nieuwe inzichten door tegenpolen in een
opvatting (these en antithese) te bespreken aan bod komen.
Welke behandeling krijgt deze patiënte?
a. Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT)
b. Schema Focussed Therapie (SFT)
c.
Dialectische Gedrags Therapie (DGT)
d. Emotie Regulatie Training (ERT)
42
Bij uw 32-jarige patiënte met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) zijn de
symptomen nu 1 jaar in remissie, na succesvolle behandeling met het SSRI citalopram
40 mg. In verband met de seksuele bijwerkingen wil ze graag stoppen met de
medicamenteuze behandeling.
Hoe groot is het risico op een recidief van de OCS-klachten binnen 1 jaar na staken
SSRI?
a. 15-25%
b. 25-50%
c.
43
50-70%
De moeder van de 15-jarige jongen B. meldt zich bij Bureau Jeugdzorg omdat hij onlangs
opgepakt is door de politie voor een winkeldiefstal. Dat is niet de eerste keer. Moeder
weet vrijwel zeker dat hij vaker dingen gestolen heeft. Op school gaat het niet goed; hij
weigert te doen wat de leraren van hem vragen en reageert op alles met een grote mond.
Dit ontaardt regelmatig in ruzie. Bovendien liegt hij om onder zijn schoolwerk uit te komen
of om te spijbelen. Ook met moeder maakt hij ruzie en bedreigt haar als hij zijn zin niet
krijgt. Op straat vertoont hij agressief gedrag en veroorzaakt hij geregeld vechtpartijen. Dit
duurt nu al een jaar en moeder weet zich geen raad: hij luistert niet naar haar en ze is
zelfs bang dat hij haar nog een keer iets aandoet.
Welke externaliserende stoornis(sen) zit in bovenstaande casus?
a. Geen enkele externaliserende stoornis
b. Alleen een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
c.
Alleen een gedragsstoornis
d. Zowel een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis als een gedragsstoornis
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 12 van 16
44
Wat is de meest voorkomende comorbide stoornis bij een oppositioneel-opstandige
gedragsstoornis of gedragsstoornis?
a. Dysthymie
b. Autismespectrumstoornis
c.
45
ADHD
In de media is veel aandacht voor zeer jeugdige delinquenten, dit zijn kinderen die al voor
hun twaalfde jaar met de politie in aanraking komen.
Een deskundige poneert de volgende stelling:
Waar delinquent gedrag bij jongeren tussen de 12 en 18 jaar tot op zekere hoogte als
normaal beschouwd kan worden, is voor je twaalfde al met de politie in aanraking komen
een belangrijke risicofactor voor psychopathologie en een ongunstig beloop.
Is de stelling van de deskundige over deze risicofactor juist?
a. Ja
b. Nee
46
De heer K., 56 jaar, meldt zich bij een kliniek om te worden opgenomen vanwege zijn
alcoholisme. Na 2 weken opname en medicatie ondergaat de heer K. in de kliniek een
vervolgbehandeling ter voorkoming van terugval.
Welk geneesmiddel zal bij voorkeur worden toegepast om terugval in alcoholgebruik te
helpen voorkomen?
a. Valium
b. Naltrexon
c.
Clomipramine
d. Bupropion
47
De heer S., 56 jaar, die al jaren lijdt aan alcoholisme, heeft al verschillende pogingen
gedaan om de fles te laten staan, maar dat is hem tot dusverre niet gelukt. Hij meldt zich
daarom bij de psychiater voor advies en vertelt hem dat hij op internet heeft gelezen dat
het middel disulfiram zo effectief is bij alcoholisme.
Waarop berust de werking van disulfiram bij alcoholisme?
a. Vermindering van het belonend en bekrachtigend effect van alcohol
b. Vermindering van de hunkering naar alcohol
c.
Remming van het metabolisme van alcohol
d. Onderdrukking van onttrekkingsverschijnselen
48
Vervolg vorige vraag
De psychiater is niet overtuigd van de effectiviteit van disulfiram bij alcoholisme en schrijft
de heer S. het geneesmiddel acamprosaat voor om terugval in alcoholgebruik te
voorkomen.
Waarop berust de werking van acamprosaat bij alcoholisme?
a. Vermindering van het belonend effect van alcohol
b. Vermindering van de hunkering naar alcohol
c.
Opwekken van een aversief effect van alcohol
d. Onderdrukking van onttrekkingsverschijnselen
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 13 van 16
49
Bij een lichamelijk onderzoek van een patiënt worden hoge bloeddruk, erythema palmare
en een verhoogde plasma γ-GT concentratie geconstateerd.
Aan welk middel is deze patiënt waarschijnlijk verslaafd, gegeven deze waarnemingen?
a. Nicotine
b. Cocaïne
c.
Alcohol
d. Heroïne
50
Een huisarts treft op zijn spreekuur een verstokte roker die na vele stoppogingen een
dokter wil raadplegen om definitief met roken te kunnen stoppen. De huisarts schrijft hem
in dit verband een geneesmiddel voor ter ondersteuning.
Welk geneesmiddel zou de huisarts hem daartoe voorschrijven?
a. Topiramaat
b. Varenicline
c.
51
Flumazenil
Een vrouw van 28 jaar meldt zich aan via de Eerste Hulp. Ze hoort stemmen en heeft
zichzelf aangetroffen op een plek ver van haar huis, zonder dat ze wist dat en hoe ze daar
heen gegaan was. Dit is al vaker voorgekomen. Ze kan ook niet voor zichzelf verklaren
hoe ze komt aan een verwonding aan haar pols.
Welke psychiatrische stoornis is het meest waarschijnlijk?
a. Borderline persoonlijkheidsstoornis
b. Dissociatieve identiteitsstoornis
c.
Schizofrenie
d. Nagebootste stoornis
52
Stelling: Amenorroe (na de menarche) is een DSM-IV criterium voor anorexia nervosa bij
meisjes.
a. Juist
b. Onjuist
53
Een 43-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts. Ze heeft sinds een maand
last van vermoeidheid, overmatige slaapbehoefte en toegenomen eetlust. Ze kan zich
slecht concentreren en heeft nergens zin in. Ervan uitgaande dat er sprake is van een
stemmingsstoornis, bij welke stoornis passen haar klachten het beste?
a. Depressie met melancholische kenmerken
b. Depressie met atypische kenmerken
c.
Dysthymie
d. Cyclothymie
54
Stelling: De schizofreniforme stoornis is een cluster-A-persoonlijkheidsstoornis.
a. Juist
b. Onjuist
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 14 van 16
55
Je bent werkzaam als arts-assistent bij de crisisdienst van Amsterdam en je wordt door de
politie gevraagd een huisbezoek te doen bij dhr. P. Je treft een verwarde man aan in een
vervuild huis. In het gesprek met hem valt je op dat hij een afwezige indruk maakt. Je kan
dhr. P. niet goed volgen in zijn verhaal. Op onsamenhangende wijze vertelt hij dat er een
complot tegen hem gaande is en dat er mensen zijn die zijn gedachten controleren. Af en
toe lacht hij daarbij vreemd in zichzelf.
Je voert het psychiatrische onderzoek uit bij dhr. P.
Welk psychiatrisch symptoom is NIET aanwezig?
a. Incoherente vorm van het denken
b. Paranoïde waanvorming
c.
Tachyfrenie
d. Inadequaat affect
56
Een 35-jarige vrouw vertelt dat ze sinds een week weinig behoefte aan slaap heeft. Haar
stemming is voortdurend prikkelbaar: ze is snel geïrriteerd en maakt veel ruzie, onder
andere met haar vriend omdat ze enorme hoeveelheden kleding via een postorder
catalogus heeft besteld. Ze vertelt dat niemand haar kan tegenhouden, want zij is
uitverkoren door de burgemeester om de stad te helpen besturen en zij gaat deze kleding
op merk en kleur herverdelen over de stad. Bij het psychiatrisch onderzoek valt u op dat
ze veel en snel praat.
Wat is een correcte beschrijving van het toestandsbeeld van deze mevrouw?
a. Hypomaan
b. Manisch met psychotische kenmerken
c.
Voldoet noch aan de criteria voor een manische noch voor een hypomane episode
d. Manisch zonder psychotische kenmerken
57
Welke van de onderstaande medicijnen werkt NIET als stemmingsstabilisator bij een
bipolaire stoornis?
a. Paroxetine
b. Valproïnezuur
c.
Carbamazepine
d. Lithium
58
Een student komt na het stappen thuis. Als hij de gang binnen loopt, ziet hij opeens een
man in de hoek staan. Hij schrikt zich kapot en deinst achteruit. Wanneer hij het licht aan
doet, is de man weg en staat er alleen een kapstok in de hoek van de gang.
Waar is hier sprake van?
a. Visuele hallucinatie
b. Pseudohallucinatie
c.
Illusoire vervalsing
Let op: vraag 59 staat op het volgende blad!
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 15 van 16
59
Als arts maakt u de status van een patiënt in orde. Het betreft een 40-jarige man met een
bekende schizoaffectieve stoornis, die behandeld wordt middels medicatie en ambulante
contacten. Er is tevens sprake van een gokverslaving, waardoor hij grote financiële
schulden heeft. Van de huisarts heeft u vernomen dat patiënt last heeft van maagzuur en
hiervoor farmacotherapeutisch behandeld wordt.
Op welke as van de DSM-IV worden de financiële schulden beschreven?
a. Op geen van de assen, de schulden zijn niet van belang voor de DSM-IV diagnose
b. As II
c.
As III
d. As IV
e. As V
herCAT Psychisch functioneren / afname 7 juli 2014
Pagina 16 van 16