A 2e niveau 2014 Deel A. ‘Vervolging met zwaarden en stokken’ President Ikeda’s lezingenreeks ‘Leren van de geschriften van Nichiren Daishonin - de leerstellingen om mee te overwinnen [47]; SGI Newsletter 8761 Tegenslagen overwinnen – de eeuwige eer van de gezamenlijke strijd van meester en leerling De ergste van alle vervolgingen die ik heb moeten ondergaan, zijn de poging tot onthoofding te Tatsunokuchi en de aanslag in Tojo. Geen van de andere was een rechtstreekse aanslag op mijn leven. Ik ben uitgescholden, aangeklaagd, weggejaagd, valselijk beschuldigd en in mijn gezicht geslagen, maar dit waren allemaal relatief kleine incidenten. Ik, Nichiren, ben de enige in Japan die zowel lichamelijk als geestelijk is mishandeld [vanwege de Lotus Soetra]. Als er nog iemand is die zo is vernederd als ik, dan is dat niet gebeurd vanwege de Lotus Soetra. Eén incident in het bijzonder dat ik nooit zal kunnen vergeten, is hoe Sho-bo de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra greep en me ermee in mijn gezicht sloeg. Zijn aanval op mij is een gevolg van de drie vergiften. (…) Juist de vijfde schriftrol bevat het hart van de Lotus Soetra, want daarin wordt onthuld dat de dochter van de drakenkoning in haar huidige gedaante boeddhaschap bereikte. Devadatta vertegenwoordigt het geestelijke aspect van verlichting en de dochter van de drakenkoning het lichamelijke aspect. Het beginsel van het bereiken van boeddhaschap in de huidige gedaante is nergens anders te vinden in de leerstellingen die de Boeddha tijdens zijn hele leven heeft verkondigd. (…) Daarom werd de barmhartige Aldus Gekomene Shakyamuni de leraar van de kwaadaardige Devadatta en werd de wijze Manjushri de leraar van de onwetende dochter van de drakenkoning. Ik doe beslist niet onder voor Manjushri of de Aldus Gekomene Shakyamuni. De mannen van Japan zijn net als Devadatta en de vrouwen zijn als de dochter van de drakenkoning. Of ze haar nu volgen of zich ertegen verzetten, ze zullen door de Lotus Soetra boeddhaschap bereiken. Dit is de boodschap van het hoofdstuk ‘Devadatta’. Vervolgens komen we bij het hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’. Alleen ik, Nichiren, heb met mijn hele wezen het twintigregelige versgedeelte van dit hoofdstuk gelezen, dat door de achthonderdduizend miljoen nayuta’s bodhisattva’s als met één stem werd verkondigd. Wie anders sinds het overlijden van de Boeddha heeft in de drie landen India, China en Japan, dit vers ooit zo gelezen als ik? Er is zelfs niemand die beweert dit te hebben gedaan en ik geloof ook niet dat zo iemand bestaat. Het vers luidt: “[Er zullen veel onwetende mensen zijn die (…)] ons zullen aanvallen met zwaarden en stokken.” Misschien zijn er anderen die met stokken zijn geslagen, maar ik heb nooit gehoord dat er iemand verwond zou zijn door het zwaard. (…) Ik, Nichiren, heb te maken gekregen met vervolging met zowel het zwaard als de stok. Zoals ik eerder vermeldde, werd ik te Matsubara in Tojo aangevallen met een zwaard en later opnieuw in Tatsunokuchi. Niemand anders heeft ooit zo’n vervolging [omwille van de Lotus Soetra] ondergaan, zelfs niet één keer, maar ik ben hiermee tweemaal geconfronteerd. Als het gaat om een aanval met stokken, ben ik al eens door Sho-bo in mijn gezicht geslagen met de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra. De vijfde schriftrol werd hierbij gebruikt als een stok om mij te slaan, terwijl het juist deze schriftrol is waarin de passage voorkomt dat [voorvechters 1 A 2e niveau 2014 van de Lotus Soetra] aangevallen worden met stokken. Wat een mysterieuze voorspelling bevat deze passage! (…) Het hoofdstuk ‘Oprijzend vanuit de aarde’ maakt ook iets over mij duidelijk, omdat daarin gezegd wordt dat bodhisattva Onovertroffen Beoefening en zijn volgelingen in het Laatste Tijdperk van de Wet verschijnen om de vijf karakters van Nam-myoho-renge-kyo te verkondigen. Ik, Nichiren, ben eerder verschenen dan alle anderen. Wat een geruststelling om te bedenken dat ik vast en zeker geprezen zal worden door evenveel bodhisattva’s als de zandkorrels in zestigduizend Ganges-rivieren! Maar hoe het ook zij, wijd uzelf toe aan de Lotus Soetra en geloof in haar leerstellingen. U moet niet alleen zelf daarin geloven, maar ook anderen aanmoedigen hetzelfde te doen, zodat u degenen kunt redden die tijdens al uw eerdere levens uw ouders waren. Vanaf het moment van mijn geboorte tot de dag van vandaag heb ik niet één moment rust gekend; ik heb me alleen maar gericht op het verkondigen van de daimoku van de Lotus Soetra. Ik weet niet hoelang ikzelf of iemand anders zal leven, maar op het moment dat u sterft zal ik zonder twijfel bij u zijn en u begeleiden van dit leven naar het volgende. (GND-II, 361-66) L e z i ng Mijn leermeester Josei Toda, tweede president van de Soka Gakkai, verklaarde trots: “Vanaf de tijd dat ik hem heb ontmoet, is meneer Makiguchi als een leraar, ouder en soeverein voor mij geweest. Ik was aan zijn zijde tijdens vier episodes van vervolgingen tegen hem.” 1 Toda verwees naar de volgende vier gebeurtenissen. De eerste, die plaatsvond in 1920, was de degradatie van Makiguchi’s functie als hoofd van de Lagere School Nishimachi [de eerste lagere school in Tokio waar Toda les gaf]. De tweede gebeurtenis, twee jaar later in 1922, was het plan om Makiguchi uit zijn functie te zetten als hoofd van de Lagere School Mikasa. De derde was zijn ontslag als hoofd van de Lagere School Shirokane (in 1931 werd hij overgeplaatst naar deze lagere school die zou worden gesloten, en daarna het volgende jaar ontslagen). De vierde vervolging was zijn gevangenzetting door toedoen van de militaristische autoriteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog als president van de Soka Kyoiku Gakkai (voorloper van de Soka Gakkai). Toda stond Makiguchi als trouwe leerling bij tijdens al deze vervolgingen. Samen voerden zij een grootse gezamenlijke strijd als meester en leerling. Meneer Toda maakte de eerder genoemde opmerkingen in november 1950, bij een gongyoceremonie ter gelegenheid van de zesde gedenkdag van Makiguchi’s overlijden (op 18 november 1944). In die tijd bevonden Toda’s eigen bedrijven zich in een crisis, en hij had de pijnlijke beslissing gemaakt om af te treden als algemeen voorzitter van de Soka Gakkai 2 om de organisatie te beschermen tegen de negatieve invloed van die problemen. Op de algemene bijeenkomst van de Soka Gakkai die onmiddellijk na de herdenkingsdienst werd gehouden, verklaarde Toda echter met een onverschrokken overtuiging dat kosenrufu - de wijdverbreide verspreiding van de Mystieke Wet - de intentie en het wilsbesluit van de Boeddha 1 Josei Toda, Toda Josei zenshu (Verzameld werk van Josei Toda), (Tokio: Seikyo Shimbunsha, 1983), deel 3, 416. Meneer Toda kondigde zijn voornemen om af te treden als algemeen directeur aan op 24 augustus 1950, en trad formeel terug van die positie tijdens de Algemene bijeenkomst van de Soka Gakkai die gehouden werd op 12 november 1950. 2 2 A 2e niveau 2014 is. Hij zei verder: “Hoe groot de ontberingen die ik misschien moet ondergaan ook zijn, omdat ik altijd Nam-myoho-renge-kyo zal blijven reciteren, wil ik zolang ik leef met ieder van u blijven verdergaan naar kosenrufu, ook al werd ik gedwongen te overleven op water en wilde wortels of mijn leven te geven voor die zaak. Dit is de enige wens die ik koester.” 3 Met deze hartstochtelijke woorden sloot hij zijn opmerkingen die dag af. Door Toda’s onwankelbare inzet voor kosenrufu gade te slaan, zijn bereidheid om elke moeilijkheid te doorstaan, welde nieuwe moed in mij op. Een krachtig besluit kwam in mij naar boven om meneer Toda te steunen en me naast hem in te zetten, net zoals hij zijn eigen leermeester had gesteund en zich met hem had ingezet tijdens zijn jeugd. Die nacht schreef ik in mijn dagboek: “Mijn besluit om meneer Toda te volgen, is sterker geworden.” 4 Ons samen met onze leermeester inzetten, tegenslagen overwinnen samen met onze leermeester terwijl we voortgaan op het grote pad van kosenrufu - deze gezamenlijke strijd van meester en leerling is nu net de essentie van het beoefenen van het Nichiren Boeddhisme. Om als leerlingen dit pad van gedeelde strijd te bewandelen, moeten we ons allereerst bewust zijn van de strijd van onze leermeester en deze begrijpen, zoals waarom en hoe onze leermeester heeft gestreden en hoe de overwinning werd bereikt. Het is belangrijk dat we proberen de strijdlust, houding en wijsheid van onze leermeester in ons leven te etsen door onze eigen inspanningen voor kosenrufu en het behalen van een echte overwinning. Laten we in deze aflevering het geschrift ‘Vervolging met zwaarden en stokken’ bestuderen, waarin de Daishonin zijn jeugdige volgeling Nanjo Tokimitsu de betekenis uitlegt van zijn immens grote strijd voor kosenrufu. * De ergste van alle vervolgingen die ik heb moeten ondergaan, zijn de poging tot onthoofding te Tatsunokuchi 5 en de aanslag in Tojo [m.a.w., de Vervolging te Komatsubara]. 6 Geen van de andere was een rechtstreekse aanslag op mijn leven. Ik ben uitgescholden, aangeklaagd, 3 Josei Toda, Toda Josei zenshu, deel 3, 424. Daisaku Ikeda, A Youthful Diary: One Man’s Journey from the Beginning of Faith to Worldwide Leadership for Peace (Santa Monica, California: World Tribune Press, 2000), 60. 5 Dit verwijst naar de Vervolging te Tatsunokuchi. Op 12 september 1271 werd Nichiren Daishonin door de autoriteiten gearresteerd en meegenomen naar het executieterrein van Tatsunokuchi aan de rand van Kamakura, waar zij hem onder dekking van de nacht trachtten te onthoofden. Toen de poging hem te doden mislukte, werd hij vastgehouden in de verblijfplaats van de plaatsvervangend politiefunctionaris van Sado, Homma Rokuro Saemon, in Echi (deel van de huidige prefectuur Kanagawa). Na ongeveer een maand, waarin de regering overlegde wat zij met hem zou gaan doen, werd hij verbannen naar het eiland Sado, wat neerkwam op een doodsvonnis. Toen de voorspellingen van de Daishonin van binnenlandse strijd en invasie van buitenaf echter uitkwamen, verleende de regering hem in maart 1274 gratie, en de Daishonin keerde terug naar Kamakura. 6 Dit is een verwijzing naar de Vervolging te Komatsubara, een poging door Tojo Kagenobu om de Daishonin te doden bij Komatsubara in de provincie Awa op 11 november 1264. Kagenobu, de administrateur van het dorp Tojo en een Nembutsu-volgeling, was een vijand van de Daishonin vanaf het moment dat deze zijn leer vestigde in 1253. Na gratie te hebben gekregen van zijn veroordeling van verbanning naar Izu, keerde de Daishonin terug naar Kamakura. In 1264 bezocht hij zijn geboortedorp in Awa. Zijn vader was al in 1258 overleden en zijn moeder was nu ernstig ziek. Na succesvol voor haar herstel te hebben gebeden, nam hij zijn intrek in een tempel genaamd Renge-ji. Een gelovige, genaamd Kudo Yoshitaka, nodigde de Daishonin toen uit om in zijn huis te verblijven. In de schemering op weg naar de woning van Yoshitaka, werden de Daishonin en zijn gezelschap van ongeveer tien mensen in een hinderlaag gelokt door Kagenobu en zijn mannen bij een plaats die Komatsubara werd genoemd. De Daishonin liep daarbij aan zijn voorhoofd een slag met een zwaard op en brak zijn linkerhand; een van zijn volgelingen stierf tijdens dit incident. 4 3 A 2e niveau 2014 weggejaagd, valselijk beschuldigd en in mijn gezicht geslagen, maar dit waren allemaal relatief kleine incidenten. Ik, Nichiren, ben de enige in Japan die zowel lichamelijk als geestelijk is mishandeld [vanwege de Lotus Soetra]. Als er nog iemand is die zo is vernederd als ik, dan is dat niet gebeurd vanwege de Lotus Soetra. Eén incident in het bijzonder dat ik nooit zal kunnen vergeten, is hoe Sho-bo 7 de vijfde schriftrol 8 van de Lotus Soetra greep en me ermee in mijn gezicht sloeg. Zijn aanval op mij is een gevolg van de drie vergiften.9 (GND-II, 361) Een steeds gespannener situatie in Atsuhara Nichiren Daishonin stelde deze brief ‘Vervolging met zwaarden en stokken’ op, toen hij verbleef bij de berg Minobu. 10 Hij is gericht aan de 21-jarige Nanjo Tokimitsu, de rentmeester van het dorp Ueno in het district Fuji, in de provincie Suruga (de huidige centrale prefectuur Shizuoka), en is gedateerd 20 april 1279. Dit was precies rond de tijd dat de Vervolging te Atsuhara 11 in alle hevigheid begon toe te nemen. Door de energieke verspreiding van de leerstellingen van de Daishonin in Suruga, onder het leiderschap van de leerling en latere opvolger van de Daishonin Nikko Shonin, 12 was het aantal mensen dat het geloof in de Lotus Soetra in het hart sloot aan het toenemen. Daartoe behoorden priesters van invloedrijke tempels in die streek, zoals Ryusen-ji, 13 en ook vele boeren 7 Sho-bo is een titel die verwijst naar de afgevaardigde of het adjunct-hoofd van een ministerie van de regering en er waren vermoedelijk meerdere personen met diezelfde titel. Hier wordt een Sho-bo bedoeld die oorspronkelijk een aanhanger van de leer van de Daishonin was, maar later zijn geloof opgaf. Toen Hei no Saemon de Daishonin op de twaalfde dag van de negende maand van 1271 kwam arresteren, vergezelde hij hem als zijn vazal. 8 Dit verwijst naar de vijfde schriftrol oftewel het vijfde deel van de Lotus Soetra, die rond een houten stok opgerold was. Deze rol omvat vier hoofdstukken, van het 12e tot en met het 15e. Hiervan maakt het zogeheten twintigregelige versgedeelte van het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ deel uit, waarin wordt gezegd dat de voorvechters van de Lotus Soetra zullen worden aangevallen met zwaarden en stokken. 9 Drie vergiften: de drie vergiften hebzucht, woede en onwetendheid. De fundamentele kwade eigenschappen inherent aan het leven, die menselijk lijden veroorzaken. In de ‘Verhandeling over de Grote perfectie van wijsheid’ van de beroemde Mahayana-geleerde Nagarjuna worden de drie vergiften beschouwd als de bron van alle illusies en aardse verlangens. De drie vergiften worden zo genoemd omdat ze het leven van de mens vervuilen en alles in het werk zetten om te voorkomen dat men zich met hart en geest op het goede richt. 10 De berg Minobu: gelegen in de tegenwoordige prefectuur Yamanashi in Japan. Nichiren Daishonin woonde daar in zijn latere levensjaren, van mei 1274 tot en met september 1282, net voor zijn dood. Op Minobu wijdde hij zich aan het onderrichten van zijn leerlingen, het leiden van verspreidingsinspanningen en het schrijven van verhandelingen over de leer. 11 Vervolging te Atsuhara: een reeks bedreigingen en gewelddadige acties tegen de volgelingen van de Daishonin in het dorp Atsuhara in het district Fuji van de provincie Suruga, wat rond 1275 begon en doorging tot ongeveer 1283. In 1279 werden 20 boerengelovigen op valse beschuldiging gearresteerd. Ze werden ondervraagd door Hei no Saemon, adjunct-hoofd van het bureau van Krijgszaken en Politiezaken, die eiste dat ze hun geloof opgaven. Geen van hen gaf zich echter gewonnen. Hei no Saemon liet uiteindelijk drie van hen executeren. 12 Nikko Shonin (1246-1333): Nichiren Daishonins meest getrouwe leerling en directe opvolger, en de enige van de zes oudere priesters die trouw bleef aan de instelling van de Daishonin. Hij werd op jonge leeftijd leerling van de Daishonin, diende hem toegewijd en vergezelde hem zelfs bij de verbanning naar het eiland Sado. Toen de Daishonin zich terugtrok op de berg Minobu, wijdde Nikko zijn energie aan verspreidingsactiviteiten in de provincie Suruga en omliggende gebieden. Na het heengaan van de Daishonin begonnen de andere oudere priesters zich geleidelijk te verwijderen van de leerstellingen van hun meester. Nikko besloot als gevolg daarvan met hen te breken. Hij vestigde zich in het district Fuji in Suruga, waar hij de rest van zijn leven zich toewijdde aan het beschermen en verspreiden van de leer van de Daishonin en om leerlingen op te leiden. 13 Een tempel van de Tendai School, gelegen in het dorp Atsuhara in het district Fuji van de provincie Suruga tijdens de Kamakura-periode (1185-1333). De plaatsvervangende hogepriester van de tempel, Gyochi, toonde 4 A 2e niveau 2014 uit de omgeving van Atsuhara. Omdat in de streek Fuji vele leengoederen lagen van leden van de heersende Hojo-clan [waarvan de meerderheid aanhangers waren van de gevestigde boeddhistische scholen van die tijd], kan men zeggen dat dit het centrum was van krachten die de Daishonin vijandig gezind waren en ongerust werden door de snelle verspreiding van zijn leer. Het is dan ook tegen deze achtergrond dat een van de volgelingen van de Daishonin, Shiro, werd aangevallen en verwond tijdens “een periode van religieuze riten” in een plaatselijke shinto-schrijn (vgl. WND-II, 826) 14 [op 8 april eerder in dezelfde maand waarin de brief ‘Vervolging met zwaarden en stokken’ werd geschreven]. Hoewel de details van het incident niet bekend zijn, was Shiro duidelijk het doelwit omdat hij een beoefenaar was van de leer van de Daishonin. Waarschijnlijk had de Daishonin nieuws ontvangen over de toenemende spanning in Atsuhara en besprak hij daarom vanaf het begin van deze brief de verschillende vervolgingen die hij had ondergaan. Onder de vele vervolgingen die de Daishonin had ondergaan, noemt hij er twee waarin directe pogingen werden gedaan om hem te doden. Een was de Vervolging te Tatsunokuchi op 12 september 1271, toen Hei no Saemon15 een grote troep soldaten stuurde om hem te arresteren en bij Tatsunokuchi te onthoofden. De andere was de Vervolging te Komatsubara, een aanval op 11 november 1264, waarbij een groep gewapende mannen onder leiding van de plaatselijke rentmeester Tojo Kagenobu 16 de Daishonin en een klein groepje dat met hem meereisde, aanviel bij Matsubara (nu algemeen bekend als Komatsubara) in Tojo, de provincie Awa; een van de volgelingen van de Daishonin werd gedood en de Daishonin liep een gebroken arm op en een snee aan zijn voorhoofd door een zwaard. Dit waren allebei gewelddadige aanvallen met zwaarden, en moeten een diepe indruk hebben achtergelaten bij Tokimitsu, in wiens gebied een soortgelijk incident had plaatsgevonden [in het geval van Shiro eerder diezelfde maand]. Tot dan toe had de Daishonin Tokimitsu bij diverse gelegenheden onderwezen dat het in het licht van de leerstellingen van de Lotus Soetra duidelijk is dat beoefenaars van de soetra zullen zich zeer vijandig tegenover de volgelingen van de Daishonin, die veel mensen in het gebied hadden bekeerd, inclusief de jonge priesters van de tempel. Die vijandigheid groeide uit en leidde ten slotte tot de Vervolging te Atsuhara. 14 In ‘De Ryusen-ji-petitie’ schrijft de Daishonin: “Gyochi [de plaatsvervangend hogepriester van de tempel Ryusen-ji] spoorde de beambte, belast met het bestuur van Shimokata [m.a.w., het Hojo-bestuur in het kasteel Shimokata van het district Fuji], aan om Shiro, een beoefenaar van de Lotus Soetra, aan te vallen met een mes en hem te verwonden tijdens de religieuze riten in de vierde maand [april 1279].” (WND-II, 826) “Religieuze riten” verwijst naar een boogschietwedstrijd die gehouden werd op 8 april 1279 bij de Omiya Sengen-schrijn. 15 Hei no Saemon (overl. 1293): ook bekend als Hei no Saemon-no-jo Yoritsuna. Een hoge militair tijdens het regentschap van de Hojo-clan, het de facto landsbestuur van Japan tijdens de Kamakura-periode. Hij diende twee opeenvolgende regenten, Hojo Tokimune en Hojo Sadatoki, en oefende enorme invloed uit als adjuncthoofd van het bureau voor Krijgszaken en Politiezaken. Hij werkte samen met Ryokan van de tempel Gokurakuji van de Ware Woord-Voorschriften School en andere belangrijke priesters bij de vervolging van Nichiren Daishonin en diens volgelingen. 16 Tojo Kagenobu (onbekend): een administrateur van het dorp Tojo in het district Nagasa in de provincie Awa en een toegewijd gelovige van de Zuivere Land-leer (Nembutsu). Toen de Daishonin in 1253 voor het eerst zijn leer van Nam-myoho-renge-kyo verkondigde in de tempel Seicho-ji in dat dorp, was Tojo Kagenobu zo woedend vanwege zijn zware kritiek op de Zuivere Land School van het boeddhisme, dat hij probeerde de Daishonin te laten arresteren. Toen de Daishonin in 1264 in Awa terugkeerde, het jaar nadat hij gratie had gekregen van zijn verbanning naar Ito op het schiereiland Izu, lokten Tojo Kagenobu en zijn mannen hem in een hinderlaag bij een plaats die Komatsubara heette, waarbij ze hem verwondden en twee van zijn volgelingen doodden. Dit staat bekend als de Vervolging te Komatsubara. 5 A 2e niveau 2014 worden vervolgd. 17 Tokimitsu had persoonlijk ervaring met het overwinnen van druk en kritiek vanwege zijn geloof in de leerstellingen van de Daishonin. Maar deze keer bestond de kans dat zijn leven in gevaar was. Nu er een groeiende bezorgdheid heerst onder zijn volgelingen, legt de Daishonin de betekenis uit van de vervolgingen die hij heeft ondergaan en spoort hij Tokimitsu aan bereid te zijn zulke hindernissen te boven te komen op dezelfde manier als hijzelf deed. De Daishonin zegt dat vergeleken met de twee grote levensbedreigende vervolgingen die hij had ondervonden, al de andere - namelijk “uitgescholden, aangeklaagd, weggejaagd, valselijk beschuldigd en in mijn gezicht geslagen” - ”relatief klein” (GND-II, 361) waren. Met andere woorden, ze waren de aandacht niet echt waard. En hij verklaart dan dat in heel Japan hij en hij alleen “zowel lichamelijk als geestelijk is mishandeld” vanwege de Lotus Soetra (GND-II, 361). Hoe geïnspireerd en aangemoedigd moet Tokimitsu zich hebben gevoeld bij het lezen van deze woorden van de Daishonin, waaruit de onoverwinnelijke vastberadenheid en vechtlust spraken van iemand die herhaaldelijke aanvallen van ongekende vervolging glansrijk had doorstaan en overwonnen omwille van de correcte leer van het boeddhisme! De voorspoed die ontstaat uit het vormen van een ‘omgekeerde relatie’ met de Lotus Soetra De Daishonin vertelt over een gebeurtenis waarvan hij zegt dat hij die nooit zal vergeten: de dag dat gewapende soldaten zijn woning in Matsubagayatsu 18 in Kamakura binnendrongen om hem te arresteren, tijdens de Vervolging te Tatsunokuchi. Een van Hei no Saemon’s handlangers, Shobo, naderde de Daishonin bij die gelegenheid, greep de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra die de Daishonin in zijn gewaad had weggestopt en sloeg hem er drie keer mee in het gezicht. De Daishonin interpreteerde deze daad als te worden aangevallen met stokken, zoals voorspeld in de Lotus Soetra. Vervolgens legt hij dan het beginsel uit van voorspoed verkrijgen door het vormen van een ‘omgekeerde relatie’ 19 met de Lotus Soetra. Om dit punt te illustreren haalt hij een Indiase anekdote aan over een jaloerse vrouw. 20 Hij verwijst dan naar Sho-bo, die hem met de vijfde 17 Bijvoorbeeld, in ‘De functie van Brahma en Shakra’, een brief die hij eerder aan Nanjo Tokimitsu zond in mei 1277, schrijft de Daishonin: “Een passage van deze [Lotus] soetra stelt: ‘Als er al zoveel haat en jaloezie jegens deze soetra heersen wanneer de Aldus Gekomene in de wereld is, hoeveel erger zal het dan wel niet zijn na zijn overlijden?’ [LSOC10, 203 (LS10, 164)]. Deze passage betekent dat de vijanden van de Lotus Soetra, zelfs toen de Boeddha nog leefde, felle tegenstand boden; des te meer zullen zij diegenen kwellen die, in het laatste tijdperk, prediken en geloven in een enkel karakter of zelfs een enkele penseelstreek van de Lotus Soetra.” (WND-I, 799) 18 Matsubagayatsu: de plek waar Daishonin in Kamakura woonde. De Daishonin had daar een onderkomen dat gebruikt werd als het centrum van zijn religieuze activiteiten in Kamakura. Men gaat ervan uit dat hij daar voor het grootste deel van de tijd na 1253 heeft gewoond, kort nadat hij zijn leer openlijk bekendmaakte, tot 1271, het jaar van de Vervolging te Tatsunokuchi en zijn daaropvolgende verbanning naar het eiland Sado. Deze periode werd onderbroken door zijn bijna twee jaar durende verbanning naar de provincie Izu, en de tijd die hij doorbracht met het verspreiden van zijn leerstellingen in de huidige prefectuur Chiba. 19 Omgekeerde relatie: ook wel, giftrommelrelatie. De band die met de correcte leer wordt gevormd door zich tegen haar te verzetten of haar te belasteren. Wanneer mensen de correcte leer horen, wijzen sommigen haar misschien af of lasteren haar en vallen als een gevolg daarvan in de staat van hel. Maar omdat hierbij een relatie met de correcte leer wordt gevormd, zullen zij uiteindelijk boeddhaschap bereiken. Met andere woorden, de daad van het afwijzen en lasteren van de correcte leer is een oorzaak voor het vormen van een band en het ontvangen van het zaad van boeddhaschap. 20 De Daishonin schrijft: “Er was eens in India een jaloerse vrouw die haar echtgenoot zo erg haatte, dat ze alles 6 A 2e niveau 2014 schriftrol van de Lotus Soetra sloeg, omdat “Sho-bo zowel de Lotus Soetra als mij, Nichiren, haatte” (GND-II, 362). Al betekenen Sho-bo’s daden dat hij onvermijdelijk in de hel van onophoudelijk lijden zal vallen, zegt de Daishonin, zal Sho-bo, door de voorspoed van het vormen van een omgekeerde relatie met de Lotus Soetra, uiteindelijk boeddhaschap bereiken, net als de vier soorten gelovigen die uit arrogantie bodhisattva Nooit Kleinerend 21 vervolgden (vgl. GND-II, 362) In de Lotus Soetra vallen de arrogante mensen die bodhisattva Nooit Kleinerend aanvielen in de hel van onophoudelijk lijden voor talloze eonen, maar na boetedoening voor hun vergrijp van het lasteren van de Wet, kunnen ze bodhisattva Nooit Kleinerend weer ontmoeten en door hem naar verlichting worden geleid. Dit is in overeenstemming met de wet van oorzaak en gevolg, die het leven regeert door de drie bestaansperioden verleden, heden, en toekomst heen. Op dezelfde manier, zegt de Daishonin, zal Sho-bo hem, de Daishonin, weer ontmoeten, in de Lotus Soetra gaan geloven en boeddhaschap bereiken. Deze verklaring drukt ook de Daishonins eigen overtuiging uit dat hijzelf, net als bodhisattva Nooit Kleinerend, zeker boeddhaschap zal bereiken. * Juist de vijfde schriftrol bevat het hart van de Lotus Soetra, want daarin wordt onthuld dat de dochter van de drakenkoning 22 in haar huidige gedaante boeddhaschap bereikte. Devadatta23 vertegenwoordigt het geestelijke aspect van verlichting en de dochter van de drakenkoning in huis kapotsloeg. Door haar uitzinnige woede veranderde ze volkomen van uiterlijk: haar ogen brandden als de zon en de maan en haar mond leek vuur te spuwen. Ze zag er precies zo uit als een rode of blauwe demon. Ze greep de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra die haar man al een aantal jaren reciteerde, en stampte er furieus op met haar beide voeten. Later overleed ze en kwam in de hel terecht, met uitzondering van haar voeten. Hoewel de bewakers van de hel uit alle macht probeerden haar voeten ook naar binnen te duwen door er met ijzeren staven op te slaan, bleven ze buiten de hel als gevolg van de relatie, al was het een omgekeerde relatie, die ze met de Lotus Soetra hadden gevormd door erop te stampen.” (GND-II, 361-62) De bron van dit verhaal is onbekend. Een enigszins vergelijkbaar verhaal, maar waarbij een Chinese vrouw betrokken is, verschijnt in ‘De Lotus Soetra en haar tradities’, samengesteld door de 8e-eeuwse Chinese priester Seng-hsiang. 21 Bodhisattva Nooit Kleinerend: een bodhisattva beschreven in het (20e) hoofdstuk ‘Bodhisattva Nooit Kleinerend’ van de Lotus Soetra. Deze bodhisattva, Shakyamuni in een vorig leven, boog vol respect voor de vier soorten gelovigen - monniken, nonnen, lekenmannen en lekenvrouwen - waarbij hij hen met de volgende woorden begroette: “Ik heb diep respect voor u; ik zou u nooit kleinerend of arrogant durven bejegenen. Waarom niet? Omdat u allen het pad van de bodhisattva bewandelt en zeker boeddhaschap zult bereiken.” (LSOC20, 308 [LS20, 266–67]) Hij werd echter aangevallen door arrogante mensen die hem met stokken en staven sloegen en stenen naar hem gooiden. In de soetra wordt uitgelegd dat Nooit Kleinerend door deze beoefening van het respecteren van de boeddhanatuur van anderen de oorzaak legde om zelf boeddhaschap te bereiken. 22 Dochter van de drakenkoning: ook wel het drakenmeisje genaamd. Het acht jaar oude dochtertje van Sagara, een van de acht grote drakenkoningen die in een paleis op de bodem van de zee zou wonen. Volgens het (12e) hoofdstuk ‘Devadatta’ van de Lotus Soetra vat het drakenmeisje het verlangen naar verlichting op wanneer zij bodhisattva Manjushri in het paleis van de drakenkoning de Lotus Soetra hoort prediken. Ze verschijnt dan voor de grote verzamelde menigte in de Lotus Soetra en bereikt onmiddellijk in haar eigen gedaante boeddhaschap. De verlichting van het drakenmeisje is een voorbeeld van de verlichting van vrouwen en toont de kracht van de Lotus Soetra om alle mensen in gelijke mate in staat te stellen boeddhaschap te bereiken, precies zoals ze zijn. 23 Devadatta: een neef van Shakyamuni van wie hij oorspronkelijk ook een leerling was. Uit verwaandheid werd hij later echter een vijand van Shakyamuni en beging veel ernstige vergrijpen, waaronder het zaaien van tweedracht in de boeddhistische orde en pogingen om de Boeddha te doden. Gezegd wordt dat Devadatta daardoor levend in de hel is terechtgekomen. In de Lotus Soetra (in het hoofdstuk ‘Devadatta’) voorspelt Shakyamuni daarentegen dat Devadatta in de toekomst verlichting zal bereiken als een boeddha met de naam Hemelkoning. Dit illustreert het beginsel dat zelfs kwaadaardige mensen het vermogen tot verlichting bezitten. 7 A 2e niveau 2014 het lichamelijke aspect. Het beginsel van het bereiken van boeddhaschap in de huidige gedaante is nergens anders te vinden in de leerstellingen die de Boeddha tijdens zijn hele leven heeft verkondigd (…). Daarom werd de barmhartige Aldus Gekomene Shakyamuni de leraar van de kwaadaardige Devadatta en werd de wijze Manjushri 24 de leraar van de onwetende dochter van de drakenkoning. Ik doe beslist niet onder voor Manjushri of de Aldus Gekomene Shakyamuni. De mannen van Japan zijn net als Devadatta en de vrouwen zijn als de dochter van de drakenkoning. Of ze haar nu volgen of zich ertegen verzetten, ze zullen door de Lotus Soetra boeddhaschap bereiken. Dit is de boodschap van het hoofdstuk ‘Devadatta’. (GND-II, 362-65) Een jonge leerling de essentie van geloof leren In dit gedeelte benadrukt de Daishonin dat van de acht schriftrollen van de Lotus Soetra de vijfde schriftrol - die waarmee Sho-bo hem sloeg - een speciale betekenis heeft. Het bevat de vier hoofdstukken van de Lotus Soetra van het (12e) hoofdstuk ‘Devadatta’ tot en met het (15e) hoofdstuk ‘Oprijzend vanuit de aarde’. De vijfde schriftrol bevat inderdaad “een passage met een mysterieuze voorspelling” (GND-II, 365) die de cruciale elementen laat zien voor het verspreiden van de Lotus Soetra in het Laatste Tijdperk van de Wet, zoals het feitelijk bewijs van het bereiken van boeddhaschap in je huidige gedaante, de grote vervolgingen die men zal ondergaan als men de soetra probeert te verspreiden, en het verschijnen van de Bodhisattva’s van de Aarde. 25 De Daishonin geeft aan dat de confrontatie met vervolging als gevolg van het verspreiden van de Lotus Soetra, erop duidt dat men de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra met zijn leven leest en op weg is boeddhaschap te bereiken. Hij onderstreept zo het belang van “uzelf toewijden aan de Lotus Soetra en in haar leerstellingen geloven” (vgl. GND-II, 366), en van het verspreiden van de daimoku van de Lotus Soetra, Nam-myoho-renge-kyo. We zien hierin de wens van de Daishonin om Tokimitsu de essentie van geloof te leren, opdat deze in staat zal zijn de grote vervolgingen die zich onvermijdelijk zouden voordoen te overwinnen, zijn ware levenstaak als Bodhisattva van de Aarde te vervullen, en het pad van de gezamenlijke strijd van meester en leerling te volgen door de drie bestaansperioden verleden, heden en toekomst heen. Indachtig het vertrouwen dat de Daishonin in hem stelde, beschermde Tokimitsu zijn medegelovigen tijdens de Vervolging te Atsuhara en hield de banier van de correcte leer van het boeddhisme hoog. Voor deze toegewijde inspanningen prees de Daishonin deze jeugdige leerling later als ‘Ueno de waardige’. 26 24 Manjushri: een bodhisattva die in de soetra’s verschijnt als de leider van de bodhisattva’s en die wordt beschouwd als het symbool van perfectie van wijsheid. 25 Bodhisattva’s van de Aarde: ontelbaar vele bodhisattva’s die uit de aarde oprijzen en aan wie boeddha Shakyamuni de verspreiding van de Mystieke Wet, oftewel de essentie van de Lotus Soetra, in het Laatste Tijdperk van de Wet toevertrouwt. Zij worden beschreven in het (15e) hoofdstuk van de Lotus Soetra ‘Oprijzend vanuit de aarde’, het eerste hoofdstuk van de wezenlijke leer (laatste 14 hoofdstukken). In dit hoofdstuk vragen talloze bodhisattva’s van andere werelden toestemming om na het overlijden van de Boeddha de soetra te verspreiden in de saha-wereld, maar Shakyamuni weigert dit en zegt dat de bodhisattva’s die deze taak zullen uitvoeren al in de saha-wereld zijn. Op dat moment beeft de aarde en splijt open, en van binnenuit verschijnt een menigte bodhisattva’s in aantal gelijk aan de zandkorrels van zestigduizend Gangesrivieren, elk met zijn eigen gevolg van leerlingen. In het (21e) hoofdstuk ‘Bovennatuurlijke gaven’ draagt Shakyamuni de essentie van de Lotus Soetra over aan deze bodhisattva’s, de Bodhisattva’s van de Aarde, geleid door bodhisattva Onovertroffen Beoefening, en vertrouwt hun de taak toe deze te verspreiden in het Laatste Tijdperk van de Wet. 26 In ‘De Drakenpoort’, een latere brief geschreven in november 1279, bewijst de Daishonin Tokimitsu op deze 8 A 2e niveau 2014 De woorden van de Daishonin zijn zowel een uitdrukking van zijn grenzeloze hoop voor Tokimitsu als een vorm van training en onderricht. Zij onthullen zijn verlangen de jongeman te leren wat echt geloof betekent, en de waarde van een leven dat is toegewijd aan het realiseren van de grote gelofte voor kosenrufu door het pad van meester en leerling te volgen. Kosenrufu stroomt krachtig door de band van meester en leerling heen, in het bijzonder wanneer jonge leerlingen trachten te beantwoorden aan de verwachting en training van hun leermeester door zelf betrokken te zijn en zich toegewijd in te zetten. De betekenis van het hoofdstuk ‘Devadatta’ Het (12e) hoofdstuk van de Lotus Soetra ‘Devadatta’ bevat de uiterst belangrijke leerstellingen van het bereiken van boeddhaschap door de dochter van de drakenkoning in haar huidige gedaante, en het bereiken van boeddhaschap door de slechte en perverse Devadatta, die het beginsel vertegenwoordigt van het bereiken van verlichting door slechte mensen. Devadatta is de belichaming van iemand met een slechte en kwaadaardige geest, die de meest weerzinwekkende en verraderlijke daden heeft begaan. Hij zou levend in de hel van onophoudelijk lijden zijn gevallen. In de Lotus Soetra wordt echter voorspeld dat hij in een toekomstig leven verlichting zal bereiken als een boeddha genaamd Hemelkoning. In deze brief verwijst de Daishonin naar het bereiken van boeddhaschap door Devadatta als “het geestelijke aspect van verlichting” (GND-II, 362). De dochter van de drakenkoning is zowel vrouwelijk - wat haar in de leerstellingen voorafgaand aan de Lotus Soetra uitsluit van het bereiken van boeddhaschap - als dierlijk, aangezien zij een draak is. Omdat ze boeddhaschap bereikt precies zoals zij is, zegt de Daishonin dat zij “het lichamelijke aspect van verlichting” vertegenwoordigt (GND-II, 362). De beginselen in de Lotus Soetra van ‘het geestelijke aspect van verlichting’ en ‘het lichamelijke aspect van verlichting’ leren ons dat, wat voor moeilijkheden of uitdagingen we ook het hoofd moeten bieden, wij vanuit het perspectief van het meest fundamentele niveau van het leven het recht en de diep zetelende kracht bezitten om de hoogst mogelijke staat van geluk te bereiken. De Daishonin zegt dan verder dat alleen de Lotus Soetra het beginsel leert van het bereiken van boeddhaschap in de huidige gedaante. Hierdoor weerlegt hij de fout van de Ware Woord School, die beweert dat deze leerstelling te vinden is in de voorlopige, aan de Lotus Soetra voorafgaande geschriften die zij hooghoudt. De Daishonin verklaart dat “deze [valse] beweringen net zo eenvoudig zijn te weerleggen als het mogelijk is duizend aardewerken borden te verbrijzelen met één enkele hamer” (GND-II, 364). Hier symboliseren “duizend aardewerken borden” het bereiken van boeddhaschap zoals onderwezen is in soetra’s die uiteen werden gezet voorafgaand aan de Lotus Soetra; en “één enkele hamer” symboliseert het bereiken van boeddhaschap in de huidige gedaante zoals onderwezen is in de Lotus Soetra. Zo overtuigend staat dit tweede beginsel voor de enige echte waarheid, en is het in staat om alle voorlopige leerstellingen, die door de Boeddha alleen uiteengezet werden als een geschikt middel, te weerleggen. Daarom stelt de Daishonin met een citaat uit ‘De diepgaande betekenis van de Lotus Soetra’ van de grote leraar T’ien-t’ai dat “de Lotus Soetra de leer is van shakubuku, de weerlegging van de voorlopige leerstellingen” (GND-II, 364). manier eer voor zijn moed tijdens de Vervolging te Atsuhara (GND-I, 181). 9 A 2e niveau 2014 De Daishonin schrijft verder: “Daarom werd de barmhartige Aldus Gekomene Shakyamuni de leraar van de kwaadaardige Devadatta en werd de wijze Manjushri de leraar van de onwetende dochter van de drakenkoning. Ik doe beslist niet onder voor Manjushri of de Aldus Gekomene Shakyamuni.” (GND-II, 364) Zijn conclusie hier is dat hij, door alle moeilijkheden te hebben doorstaan om de Lotus Soetra, de leer van universele verlichting, te verspreiden, net als de “wijze Manjushri” of de “barmhartige Shakyamuni” is voor diegenen die onwetend van de soetra zijn of haar vijandig gezind. Door zijn inspanningen stelt de Daishonin zelfs degenen die zich tegen de correcte leer verzetten of haar niet naar waarde schatten in staat om een band met haar te vormen. Hij schrijft: “Of ze haar nu volgen of zich ertegen verzetten, ze zullen door de Lotus Soetra boeddhaschap bereiken.” (GND-II, 364) Hierin ligt de grootsheid van de Lotus Soetra en het Nichiren Boeddhisme. Conflict en verdeeldheid veranderen in samenwerking en harmonie Een belangrijk bijkomend punt ten aanzien van het beginsel van het bereiken van verlichting door het vormen van een omgekeerde relatie met de correcte leer, is dat de Lotus Soetra degenen die zich tegen de soetra verzetten niet ziet als mensen met een starre onveranderlijke aard. Het gaat eerder om hun gedrag: geloven zij in de Mystieke Wet of lasteren ze haar? Het laatste komt tot uiting in het gedrag van degenen die zich tegen de correcte leer verzetten, maar zulk gedrag kan worden veranderd. Als we het verloop van de menselijke geschiedenis bekijken, zien we hoe mensen anderen altijd hebben opgedeeld in aan de ene kant bondgenoten die hen zullen ondersteunen en aan de andere kant vijanden die vernietigd moeten worden. Dit grimmige proces van conflict en verdeeldheid heeft zich onverminderd voortgezet. Zelfs vandaag de dag in de 21e eeuw duurt de tragedie van etnische en politieke conflicten, soms onder de noemer van religie, jammer genoeg voort. Zodra mensen eenmaal vaststaande ideeën of begrippen hebben, worden ze daar makkelijk in gevangen. Daarom is het zo belangrijk dat wij de muren in ons hart doorbreken en terugkeren naar onze gemeenschappelijke basis als mens, als mensen die samen op deze planeet leven. Door oprecht gedrag en de dialoog die wederzijds begrip bevordert, moeten we samen het ideaal herbevestigen van het bouwen aan een vreedzame en gelukkige maatschappij. De mensheid kan alleen harmonie en geluk bereiken door dit pad van coëxistentie en samenwerking te volgen op basis van de universele en eeuwige waarden van respect voor het leven en menselijke waardigheid, en daarbij culturele diversiteit erkennen en bevestigen. De sleutel tot deze transformatie is wijsheid en compassie, zoals naar voren komt in deze brief. Op uiterst dramatische wijze laat de Lotus Soetra het beginsel en feitelijk bewijs van universele verlichting zien. Zij doet dit door te onthullen dat de verraderlijke Devadatta, die Shakyamuni aanviel en vervolgde, eigenlijk Shakyamuni’s leraar in een vorig leven was en verlichting zal bereiken in een toekomstig bestaan. Het laat ook zien hoe de achtjarige dochter van de drakenkoning in een oogwenk de hoogste verlichting bereikt in haar eigen gedaante. De essentie van de Lotus Soetra is, denk ik, te vinden in dit soort dynamische verandering van waarden. * 10 A 2e niveau 2014 Vervolgens komen we bij het hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’. Alleen ik, Nichiren, heb met mijn hele wezen het twintigregelige versgedeelte 27 van dit hoofdstuk gelezen, dat door de achthonderdduizend miljoen nayuta’s 28 bodhisattva’s als met één stem werd verkondigd. Wie anders sinds het overlijden van de Boeddha heeft in de drie landen India, China en Japan, dit vers ooit zo gelezen als ik? Er is zelfs niemand die beweert dit te hebben gedaan en ik geloof ook niet dat zo iemand bestaat. Het vers luidt: “[Er zullen veel onwetende mensen zijn die (…)] ons zullen aanvallen met zwaarden en stokken.” (LSOC13, 232 [LS13, 193]) Misschien zijn er anderen die met stokken zijn geslagen, maar ik heb nooit gehoord dat er iemand verwond zou zijn door het zwaard. (…) Ik, Nichiren, heb te maken gekregen met vervolging met zowel het zwaard als de stok. Zoals ik eerder vermeldde, werd ik te Matsubara [nu Komatsubara] in Tojo aangevallen met een zwaard en later opnieuw in Tatsunokuchi. Niemand anders heeft ooit zo’n vervolging [omwille van de Lotus Soetra] ondergaan, zelfs niet één keer, maar ik ben hiermee tweemaal geconfronteerd. Als het gaat om een aanval met stokken, ben ik al eens door Sho-bo in mijn gezicht geslagen met de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra. De vijfde schriftrol werd hierbij gebruikt als een stok om mij te slaan, terwijl het juist deze schriftrol is waarin de passage voorkomt dat [voorvechters van de Lotus Soetra] aangevallen worden met stokken. Wat een mysterieuze voorspelling bevat deze passage! (GND-II, 365) Vervolging met zwaard en stok zoals voorspeld in het hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ De titel van dit geschrift ‘Vervolging met zwaarden en stokken’ is geïnspireerd op de inhoud van de bovengenoemde passage. Aan het eind van het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ van de Lotus Soetra zweert een groot aantal van achthonderd duizend miljoen nayuta’s bodhisattva’s om na de dood van Shakyamuni de Lotus Soetra te verspreiden, en onverschrokken te blijven voor alle vormen van vervolging. In het afsluitende versgedeelte, waarin ze hun onwankelbare besluit uitdrukken, noemen ze de drie machtige vijanden - arrogante leken, arrogante priesters en arrogante valse wijzen 29 - die steevast zullen verschijnen om de voorvechters van de Lotus Soetra te vervolgen. Wie is het die daadwerkelijk deze drie machtige vijanden heeft opgeroepen en het doelwit van hun aanvallen is geworden? Alleen door dat te doen kan men beweren “de soetra met zijn leven te lezen”. Is er iemand in de drie landen India, China of Japan die na het heengaan van de Boeddha vol vertrouwen kan beweren dit te hebben gedaan? In antwoord op deze vraag stelt de Daishonin duidelijk dat hij en hij alleen kan beweren de Lotus Soetra met zijn hele wezen gelezen 27 Twintigregelig versgedeelte: het slotgedeelte in versvorm van het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ van de Lotus Soetra, waarin ontelbare bodhisattva’s boeddha Shakyamuni plechtig beloven de soetra in het kwade tijdperk na zijn dood te verspreiden. Het wordt het twintigregelig versgedeelte genoemd, omdat de Chinese vertaling uit twintig regels bestaat. 28 Nayuta: een oude getalseenheid in India. Wordt op verschillende manieren uitgelegd afhankelijk van de 11 7 bron. In een bepaalde bron staat dat het honderd miljard (10 ) is en in een andere staat tien miljoen (10 ). 29 Drie machtige vijanden: drie soorten arrogante mensen die degenen die de Lotus Soetra verspreiden in het kwaadaardige tijdperk na het heengaan van boeddha Shakyamuni vervolgen; dit wordt beschreven in een twintigregelig versgedeelte van het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ van de Lotus Soetra. De grote leraar Miao-lo (711-82) uit China beschreef hen als arrogante leken, arrogante priesters en arrogante valse wijzen. 11 A 2e niveau 2014 te hebben (vgl. GND-II, 365). Als bewijs dat hij dit heeft gedaan, noemt de Daishonin het feit dat hij aangevallen is met zwaarden en stokken, zoals beschreven staat in de soetra in haar voorspelling van aanvallen door arrogante leken, 30 een van de drie machtige vijanden. Hij wijst erop dat zelfs bodhisattva Nooit Kleinerend, die zo hard werd vervolgd voor zijn inspanningen om de Wet te verspreiden, alleen te kampen had met “stokken, tegels of stenen”, maar niet met zwaarden; terwijl, hij, Nichiren, te maken kreeg “met vervolging met zowel het zwaard als de stok” (GND-II, 365). “Vervolging met het zwaard”, zoals vermeld in het begin van de brief, verwijst naar de vervolgingen te Komatsubara en Tatsunokuchi, terwijl “vervolging met de stok” verwijst naar het incident waarbij Sho-bo de Daishonin in het gezicht sloeg met de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra. In de volgende passage beschrijft de Daishonin hoe hij zich voelde toen tientallen gewapende soldaten zijn woning binnendrongen en Sho-bo hem sloeg: “Al wist ik dat het omwille van de Lotus Soetra was, omdat ik maar een gewoon mens ben voelde ik dat (...) [als] ik de kracht had gehad, had ik de rol uit zijn handen gerukt, vertrapt, in stukken gebroken en weggegooid. Het ging echter om de vijfde schriftrol van de Lotus Soetra.” (GND-II, 365) Het is alleen maar logisch dat je woedend zou reageren op zo’n schandelijke behandeling; zo zouden de meeste gewone mensen zich voelen. Om in hedendaagse termen te spreken, het is volkomen logisch met gerechtvaardigde woede te reageren tegen schendingen van je mensenrechten. Maar, in de “wapenrusting van volharding” 31 (LSOC13, 233 [LS13, 194]) zag de Daishonin van zijn woede af, gedroeg zich zelfverzekerd en sprak zich waardig uit voor zijn overtuigingen. Hij toonde zelfs niet het geringste spoor van geweld, haat of het verlangen naar wraak. Bovendien, gezien vanuit een breder perspectief, kunnen de ontberingen die ons belagen fungeren om ons te sterken en onze groei als mens stimuleren. Zolang we ons niet laten verslaan door lijden, kunnen zelfs de meest pijnlijke ervaringen in iets positiefs worden omgezet. Niets gaat ooit verloren in het boeddhisme. De Daishonin toont zich eigenlijk dankbaar dat Sho-bo hem sloeg, en om in staat te zijn geweest ‘vervolging met de stok’ te ondergaan. Hij schrijft: “Hoe zal ik wanneer ik boeddhaschap bereik mijn verplichting jegens Sho-bo ooit kunnen vergeten? Nog minder kan ik de dankbaarheid vergeten die ik verschuldigd ben aan de schriftrol van de Lotus Soetra [waarmee hij me sloeg]. Wanneer ik hieraan denk, kan ik mijn tranen van dankbaarheid niet inhouden.” (GND-II, 366) In zijn roman ‘De menselijke revolutie’ vertelt meneer Toda hoe zijn held Gan [die Toda voorstelt] tot de conclusie kwam dat hij, door vier keer door cipiers geslagen te zijn toen hij gevangen zat voor zijn religieuze overtuiging tijdens de Tweede Wereldoorlog, de vergrijpen die 30 Het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ van de Lotus Soetra stelt: “Er zullen vele onwetenden zijn / die ons zullen vervloeken en beschimpen / en ons met zwaarden en stokken zullen bestoken; / maar wij zullen al deze dingen verdragen.” (LSOC13, 232 [LS13, 193]) 31 Wapenrusting van volharding: ook wel, wapenrusting van verdraagzaamheid. Een metafoor voor het geestelijke uithoudingsvermogen waarmee men belediging of vervolging doorstaat. De wapenrusting van volharding is ook datgene wat beschermt tegen kwaad en belemmeringen. In het (13e) hoofdstuk ‘Aansporing tot toewijding’ van de Lotus Soetra staat: “In een troebel kalpa, in een tijdperk vol kwaad, dient men voor veel zaken op zijn hoede te zijn. Kwade demonen kunnen bezit nemen van personen om ons te beschimpen, te vervloeken en schande over ons af te roepen. Maar wij zullen, uit een eerbiedig vertrouwen in de Boeddha, de wapenrusting van volharding dragen. Om deze soetra te verspreiden, zullen wij deze moeilijke dingen verdragen.” (LSOC13, 233 [LS13, 194]) 12 A 2e niveau 2014 hij in vorige levens had begaan had goedgemaakt. De diepgaande leerstellingen van de Lotus Soetra stellen ons in staat om lijden om te zetten in de drijfkracht om ons karma te veranderen. * Het hoofdstuk ‘Oprijzend vanuit de aarde’ [van de Lotus Soetra] maakt ook iets over mij duidelijk, omdat daarin gezegd wordt dat bodhisattva Onovertroffen Beoefening en zijn volgelingen [oftewel de Bodhisattva's van de Aarde] in het Laatste Tijdperk van de Wet verschijnen om de vijf karakters van Nam-myoho-renge-kyo te verkondigen. Ik, Nichiren, ben eerder verschenen dan alle anderen. Wat een geruststelling om te bedenken dat ik vast en zeker geprezen zal worden door evenveel bodhisattva’s als de zandkorrels in zestigduizend Ganges-rivieren! Maar hoe het ook zij, wijd uzelf toe aan de Lotus Soetra en geloof in haar leerstellingen. U moet niet alleen zelf daarin geloven, maar ook anderen aanmoedigen hetzelfde te doen, zodat u degenen kunt redden die tijdens al uw eerdere levens uw ouders waren. Vanaf het moment van mijn geboorte tot de dag van vandaag heb ik niet één moment rust gekend; ik heb me alleen maar gericht op het verkondigen van de daimoku van de Lotus Soetra [Nam-myoho-renge-kyo]. Ik weet niet hoelang ikzelf of iemand anders zal leven, maar op het moment dat u sterft zal ik zonder twijfel bij u zijn en u begeleiden van dit leven naar het volgende. (GND-II, 366) De beoefening van de Bodhisattva’s van de Aarde Wat is de levenstaak en betekenis van de wonderlijke bodhisattva’s die plotseling verschijnen in het 15e hoofdstuk van de Lotus Soetra ‘Oprijzend vanuit de aarde’? Dit gedeelte impliceert dat Nichiren Daishonin, de voorvechter van de Lotus Soetra, ook een Bodhisattva van de Aarde is - in het bijzonder, bodhisattva Onovertroffen Beoefening, de leider van de menigte bodhisattva’s zo talrijk als de zandkorrels van zestigduizend Ganges- rivieren, die in de Lotus Soetra verschenen. De Daishonin leert Tokimitsu als het ware: “In het licht van de soetrapassages is jouw leraar Nichiren bodhisattva Onovertroffen Beoefening, die met de strijd is begonnen de Wet te verspreiden omwille van de mensen die leven in het Laatste Tijdperk. Hij wordt zeker geprezen door de grote hoeveelheid Bodhisattva’s van de Aarde. Dat zou je moeten geruststellen.” In dit gedeelte zien we ook wat de uiteindelijke boodschap van deze brief kan worden genoemd, namelijk, “wijd uzelf toe aan de Lotus Soetra en geloof in haar leerstellingen” (GND-II, 366). De Daishonin dringt er bij Tokimitsu op aan hem te volgen, zich naast hem in te spannen en te leven en altijd samen in geloof verder te gaan. Hij zegt Tokimitsu ook dat hij, Tokimitsu, door standvastig in geloof te blijven, niet alleen in staat zal zijn zelf verlichting te bereiken, maar ook om degenen die zijn ouders in alle vorige levens waren naar verlichting te leiden. Dit wil dus zeggen dat Tokimitsu alle mensen die hij ontmoette of met wie hij een band in dit leven had, zou kunnen helpen het pad van boeddhaschap op te gaan. De Daishonin kijkt ook terug op zijn eigen leven van onophoudelijke strijd en zegt: “Vanaf het moment van mijn geboorte tot de dag van vandaag heb ik niet één moment rust gekend” (GND- 13 A 2e niveau 2014 II, 366) - een gevoel waaraan hij in verschillende andere geschriften uiting geeft. 32 Vanwege zijn geloof in de leerstellingen van de Daishonin was Tokimitsu in het verleden ook al veroordeeld en bekritiseerd door leden van de familie Nanjo, maar nu was hij uitgegroeid tot een voortreffelijk persoon en was een van de centrale leiders geworden van de leerlingen van de Daishonin in de streek Fuji. In dit gedeelte vertelt de Daishonin Tokimitsu tot in dieper detail met welke houding hij zich voor kosenrufu had ingespannen en zijn leven te midden van onophoudelijke vervolgingen had ingezet. De eeuwige reis van meester en leerling De Daishonin schrijft: “Ik weet niet hoelang ikzelf of iemand anders zal leven, maar op het moment dat u sterft zal ik zonder twijfel bij u zijn en u begeleiden van dit leven naar het volgende.” (GND-II, 366) Nu hij al getuige is geweest van de steeds hardere vervolging van de volgelingen van de Daishonin [met name de recente aanval op Shiro], zal Tokimitsu voorbereid zijn geweest op de mogelijkheid van zijn eigen dood. Wat gebeurde is dat vijf maanden later [in september 1279] ongeveer twintig boeren, volgelingen van de Daishonin, in Atsuhara werden gearresteerd en naar Kamakura gestuurd, waar drie van hen [de maand erop] werden geëxecuteerd. Tegen deze achtergrond zegt de Daishonin dat hij, wat er ook gebeurt, over Tokimitsu in zijn strijd zal waken. Zelfs in de dood zullen ze samen zijn, onafscheidelijk. Tokimitsu moet ontzettend bemoedigd zijn geweest door de enorme compassie van de Daishonin. De gezamenlijke reis van meester en leerling is inderdaad eeuwig, voortdurend door de drie bestaansperioden verleden, heden en toekomst heen. Verbonden door een levensband die nooit verbroken kan worden, zullen zij door de eeuwigheid heen in alles overwinnen. Een sterke zoekende geest in geloof is de bron van overwinning In het postscriptum van deze brief schrijft Nichiren Daishonin: “Zoals men naar voedsel hunkert als men honger heeft, water zoekt als men dorst heeft, verlangt naar een geliefde, smeekt om een medicijn als men ziek is, of poeder en rouge wenst om er mooi uit te zien, zo zou u geloof moeten stellen in de Lotus Soetra. Als u dit nalaat, zult u er later spijt van hebben.” (GND-II, 367) In het versgedeelte van het (16e) hoofdstuk ‘Levensspanne’ van de Lotus Soetra vinden we ook deze passage: “Allen koesteren wel het verlangen / en dorsten er in gedachten naar een blik op mij [de Boeddha] te werpen.” Tevens wordt hier de deugd geprezen: “werkelijk gelovig [te worden], / betrouwbaar en oprecht en hun intentie goedaardig, / doelbewust ernaar verlangend de Boeddha te zien, / zonder aarzelen, al zou het hun het leven kosten.” (LSOC16, 271 [LS16, 230]) Het is belangrijk dat ons geloof in de gohonzon en onze zoekende geest naar de Mystieke Wet sterk zijn, onwankelbaar en oprecht. Zij die hun karma willen veranderen, die bidden voor de verwezenlijking van kosenrufu en die zich, van harte toegewijd, voor dat doel inzetten, zullen gegarandeerd een leven van geluk en overwinning bereiken. Zij die oprecht volharden in hun boeddhistische beoefening, zullen winnaars zijn; zij zullen uiteindelijk winnen. Dit is in het 32 De Daishonin schrijft bijvoorbeeld: “Ik herinner hen [steeds aan de waarheid]. Daarom heb ik deze zware vervolging ondergaan” (GND-I, 92), en: “In deze meer dan twintig jaar heb ik geen uur, zelfs geen moment rust of veiligheid gekend.” (WND-II, 599) 14 A 2e niveau 2014 Nichiren Boeddhisme het uiteindelijke doel van geloof. Tegenslag smeedt ons tot mensen met een oprecht karakter en creëert een sterke wil, stelt ons in staat de tranen van ware vreugde en verdriet van het leven te proeven en een grote menselijke revolutie tot stand te brengen. De jeugd van de SGI is het licht van hoop Op een avond in december 1950, iets meer dan een maand nadat Toda sprak hoe hij samen met zijn leermeester vier vervolgingen had ondergaan, maakte ik een aantekening in mijn dagboek. Nadenkend over de Gosho-passage “Op groot kwaad volgt groot goed” (WND-I, 1119), schreef ik: “Tot de laatste dag zal ik vechten, in mijn hart zwaaiend met het zwaard van de Mystieke Wet.” 33 En met de blik gericht op het begin van een nieuw jaar met volop overwinning en eer, vervolgde ik: “De Soka Gakkai [is] als de ochtendzon - die nu opkomt en de duisternis verdrijft.” 34 Die hoop ging in vervulling op de zonnige 3 mei van dat nieuwe jaar (1951) met de inauguratie van meneer Toda als tweede president van de Soka Gakkai. Vandaag de dag zijn het niemand anders dan de jongeren van de SGI - mijn directe leerlingen die een grenzeloze hoop uitstralen - die de heldere zon zijn die opkomt om de hemel van de 21e eeuw te verlichten. Werk in het volgende jaar, 2013 - het ‘Jaar van overwinning voor een jeugdige SGI’ - alsjeblieft weer met mij samen voor kosenrufu in onze grootse en eeuwige gedeelde strijd van meester en leerling, en overwin alle tegenslagen in triomf! — Uit diepe dankbaarheid voor uw dappere inspanningen in beoefening en geloof in dit afgelopen jaar (2012) 33 34 15 Vgl. Daisaku Ikeda, A Youthful Diary, 69. Idem.
© Copyright 2024 ExpyDoc