(jaargang 8): maart 2014 - VO-raad

T 2014
R
A
A
M
20
GRES
N
O
C
VO
Magazine voor voortgezet onderwijs / maart 2014 / jaargang 8
MAGAZINE 5
k Geert ten Dam, Onderwijsraad: ‘We staan op een keerpunt’
k De krimp te lijf – over obstakels en oplossingen
k Tweede lichting VO-managementcoach van start
k Van lastpakken kun je leren, vindt Danielle Verschuren
IN DIT NUMMER
TIJD VOOR
COMMUNICATIE
De voorbereidingen zijn getroffen,
passend onderwijs kan worden
ingevoerd. Maar weten docenten
en ouders al genoeg?
12
VO2020… EN IK
VLOEIEND ENGELS
Drie leden van de VO-raad
vertellen hoe zij het onderwijs in
2020 zien en wat zij belangrijk
vinden aan de VO2020-tour.
Als het om Engels gaat, komen
basisschoolleerlingen met grote
niveauverschillen het voortgezet
onderwijs binnen. In Zeeland
hebben ze daar wat op
gevonden.
15, 21, 31
16
GEERT TEN DAM
De Onderwijsraad is het enige orgaan dat de overheid op de
korte en middellange termijn over het onderwijs adviseert. Het is
een opdracht die voorzitter prof. dr. Geert ten Dam heel serieus
neemt. Vandaar dat de Raad stevig aan de bel trekt over de
toekomst­­bestendigheid van ons onderwijs. “We moeten van richting
veranderen. Als we dat nu doen, kan het rustig en weloverwogen.”
8
2
VO-magazine 5 / maart 2014
RES
G
N
O
C
VOR
NUMME
VOORWOORD
VAN ZWAK NAAR BETER
Eenmaal bekomen van de schrik, wist het
Willem de Zwijgercollege in Bussum het
predicaat ‘zwak’ voor de havo razendsnel af
te schudden. Maar de echte cultuurverandering
komt nog.
24
DOSSIER: KRIMP
Tussen 2016 en 2020 zullen in bijna heel
Nederland de leerlingenaantallen dalen. Hoog
tijd om te leren van de regio’s waar krimp al
een feit is. Welke oplossingen werken daar?
Hoe werken scholen daar samen? En moet de
lokale politiek verantwoordelijkheid nemen?
32
VO-MANAGEMENTCOACH
Bij de VO-academie gaat de tweede lichting
coaches en coachees van start. Lichting één
gaat verder in regionale netwerken.
38
HOERA, ZE ZEGGEN ‘NEE’
Met ja-knikkers kom je er niet, waarschuwt
adviseur dr. Danielle Verschuren. ‘Weerstand
is een bron van verandering.’
40
EN VERDER
4Kort
5Inspiratie
22 VO in beeld
27 Eerst de klas: slimme oplossing
28De werkgever: nieuwe eisen aan het
jaarverslag
37 Column Hendrik-Jan van Arenthals
42 Wie werkt waar / Agenda / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER
Ruim veertig uur gesprekken, honderden deelnemende
bestuurders en schoolleiders en ik weet niet hoeveel afgelegde
kilometers, van Krommenie tot Ossendrecht en van Heerenveen
tot Leende: de VO2020-tour heeft ons beziggehouden. En dan
doel ik niet op mijn goedgevulde agenda, maar vooral op de
ontzettend boeiende gesprekken.
Geleidelijk aan tekenen de silhouetten van onze toekomstvisie
zich af. Ideeën komen vaker overeen dan velen vooraf misschien
hadden gedacht. Unaniem constateren we dat het decor van
scholen in rap tempo verandert. Leerlingen maatschappelijk
relevant en boeiend onderwijs op maat bieden, blijkt de voor­
naamste uitdaging. Er moet meer aandacht komen voor nietcognitieve vaardigheden. Ruimte en vertrouwen zijn begrippen
die veel langskomen. Met stip op nummer één staat meer flexi­
biliteit en ruimte voor differentiatie. Hoewel de meningen over
de weg erheen soms uiteenlopen, is het einddoel zonneklaar:
elk talent maximaal ontplooien.
Al met al waardevolle input om onze koers waar nodig bij te
stellen. En ook voor de gesprekken over het sectorakkoord die
straks gaan beginnen: de afspraken die we daar maken, zullen
de stip op de horizon aanzienlijk dichterbij moeten brengen.
Dat daar ook kwaliteitsafspraken bij horen, vindt niemand gek.
Er gaat geld naar het onderwijs, en als wij de ruimte krijgen daar
een goede invulling aan te geven, mag daar iets tegenover staan.
Cruciaal is wel dat we met die afspraken niet méer bureaucratie
en inspectietoezicht optuigen, maar dat het scholen ondersteunt
bij hun doel: nog beter onderwijs.
Op de dag dat dit magazine op de mat valt, sluiten we de tour
af met een bijeenkomst met docenten, ouders en leerlingen. Ik
ben blij met deze Dag van de dialoog, want deze verbreedt onze
horizon en versterkt onze visie. Op het VO-congres maken we
de balans op. Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad,
reflecteert als hoofdspreker op het congres op onze opbrengsten.
In het interview dat zij speciaal voor VO-magazine gaf, vergelijkt
ze het onderwijs met een (logge) tanker. Ontwikkelingen gaan
soms inderdaad minder snel dan je zou willen. Wat ons betreft is
de te varen koers in ieder geval helder. Het is aan de verschillende
partijen binnen de sector om te zorgen dat het schip niet strandt.
Aan ons zal het niet liggen.
VO-magazine 5 / maart 2014
3
KORT
k KIJK VOOR HET LAATSTE NIEUWS OP WWW.VO-RAAD.NL
KAMERDEBAT OVER
BESTUURDERSCAO’S
OVERGANGEN IN ONDERWIJS
MOETEN BETER
De Tweede Kamer en de minister en staats­secretaris
van Onderwijs willen dat de salarissen van bestuur­
ders niet uit de pas lopen met die van het overige
personeel. Maar de bewindspersonen willen niet
tornen aan de bestuurderscao. Dit bleek tijdens het
algemeen overleg (AO) in de Tweede Kamer in
februari over bestuurderscao’s in het onderwijs.
Een aantal Kamerleden wil bestuurders opnieuw
onderbrengen in de CAO VO. Alleen op die manier
kan volgens hen worden voorkomen dat de salarissen
van bestuurders uit de hand lopen. De minister en
staatssecretaris delen die mening niet. Wel willen
zij net als de Kamerleden dat het verschil tussen de
salarissen van bestuurders en het overige personeel
niet te ver uiteenloopt. De minister en staats­
secretaris wezen ook op de onderhandelings­vrijheid
van de bestuurders en toezichthouders en zij gaven
aan niet verder in die autonomie te willen ingrijpen
dan al met de Wet Normering Topinkomens
(WNT) en het daarin opgenomen sectoraal
maximum gebeurt. Het debat wordt vervolgd
in een voortgezet algemeen overleg (VAO).
Het belang van leerlingen dient meer centraal te
staan bij overgangen. Ook moet ervoor gezorgd
worden dat leerlingen betere keuzes maken. Dat
zegt de Onderwijsraad in zijn advies ‘Overgangen
in het onderwijs’ dat op 3 maart aan minister
Bussemaker is gestuurd.
Juist in een stelsel dat al zo vroeg differentieert als
het onze, zijn goede overgangen in het onderwijs
volgens de raad essentieel. Bij de conclusies dat die
overgangen niet soepel genoeg verlopen, baseert
de Onderwijsraad zich op de schooluitval, het
switch­gedrag in het gehele stelsel en de scherpe(re)
selectie van leerlingen. Zo is, mede onder druk van
rendementsverhoging, in toenemende mate sprake
van deficiëntieonderzoeken, aanvullende (reken)
toetsen, bindende studieadviezen en aangescherpte
overgangsnormen. Dit ontneemt leerlingen kansen.
De VO-raad is blij met het pleidooi van de
Onderwijsraad om het belang van de leerling meer
centraal te stellen. Ook de VO-raad signaleert al
langere tijd dat scholen zich beknot voelen in het
centraal stellen van de leerling. De huidige
opbrengsten­systematiek werkt contraproductief:
wat goed is voor leerlingen, is niet altijd goed voor
(de beoordeling van) scholen.
Zie ook het dossier Goed bestuur op
www.vo-raad.nl
1500 E SCHOOL KLAAR VOOR OSO
Basisschool ‘Het Klinket’ in Arnhem was in februari
de 1500e school die zich heeft gekwalificeerd voor
OSO (Overstapservice onderwijs). Sinds half
december hebben zich meer dan 500 nieuwe scholen
gemeld bij de OSO-servicedesk om te kwalificeren
voor OSO. Gekwalificeerde po- en vo-scholen
kunnen dit voorjaar voor het eerst digitaal studieen begeleidingsgegevens van individuele leerlingen
uitwisselen met elkaar.
www.overstapserviceonderwijs.nl
4
VO-magazine 5 / maart 2014
Zie ook het dossier vmbo-mbo op
www.vo-raad.nl
MIJN INSPIRATIE
ONDERWIJSPOORT KRIMP
Wat kunnen we doen om te anticiperen
op krimp? Welke creatieve oplossingen
zijn er om de onderwijskwaliteit
ondanks krimp hoog te houden? En hoe
geven we samenwerking vorm om krimp
het hoofd te bieden? In Onderwijspoort
KRIMP op 2 april gaat het onderwijs­veld
onder leiding van Boris van der Ham en
samen met Kamerleden van D66, PvdA,
CDA en de VVD op zoek naar ant­
woorden op deze vragen.
Onderwijspoort – voorheen het Onder­
wijs Café – is een initiatief van VO-raad,
PO-Raad en AVS. Politici, beleids- en
opiniemakers gaan met elkaar en met
vertegenwoordigers van het veld in
gesprek en debat. Het publiek speelt in
de dynamische setting van Onderwijs­
poort een actieve rol. Na afloop kunnen
aanwezigen napraten bij een hapje en
een drankje. Het debat is voor iedereen
vrij toegankelijk.
Datum: 2 april 2014, 16.30 uur (inloop),
start debat om 17.00 uur.
Locatie: Nieuwspoort, Lange Poten 10
in Den Haag.
Aanmelden kan via
www.hetonderwijscafe.nl
Natuurlijk streef je naar goede resultaten. Maar een lichtend
voorbeeld kan je net die extra zet geven om er écht iets
moois van te maken. Door wie laten schoolleiders en
-bestuurders zich inspireren? In deze aflevering: Ingrid Tjio,
sectordirecteur havo/vwo van het Regiuscollege in Schagen.
‘MIJN NETWERKEN HOUDEN
ME FRIS’
“Wie mij inspireert? Dat is afhankelijk van in welke fase van m’n
ontwikkeling ik zit. Voor mij zijn netwerken erg belangrijk. Daar
kom je collega’s tegen die met dezelfde vraagstukken zitten, maar
misschien een heel ander soort leiderschapsstijl hebben. Ik vind
het mooi om te horen hoe iemand iets op een heel andere manier
aanpakt dan ik. Dat brengt mij op andere ideeën. Daar kan ik echt
een kick van krijgen.
Ik zit in diverse netwerken. Eén is met collega’s uit het hele land,
waarbij we soms experts uitnodigen om iets te komen vertellen.
Maar ik zit ook in een netwerk met mensen van buiten het onder­
wijs. De gemeenschappelijke noemer daar is dat het altijd om
leiderschapsvraagstukken draait. We praten veel over personeels­
beleid. Dingen die wij binnen het onderwijs als vanzelfsprekend
aannemen, zijn dat voor mensen uit andere branches niet. Dan
krijg je verrassende gesprekken.
Ik heb VO-managementcoach gevolgd, van de VO-academie.
Daar volg je met andere leidinggevenden een opleiding tot coach.
Dat is inmiddels ook een netwerk geworden. We leren van elkaar
hoe je bepaalde gesprekken moet voeren, je ziet mensen dingen
op een andere manier aanpakken dan je zelf zou doen. Juist die
verschillen vind ik heel mooi.
Je hoort nu veel over omgaan met verschillen op scholen. Niet
alleen docenten moeten dat met leerlingen kunnen; ik vind dat je
dat als schoolleider dus ook moet doen met collega’s. Ik ben erg
tegen eenheidsworst; ik geloof niet in systemen waarbij iedereen
op een bepaalde manier moet werken. Het gaat om de kracht van
de verschillen tussen mensen. Ik probeer op school mensen in hun
kracht te zetten zodat iedereen het verschil kan maken. Zelf haal
ik daaruit ook mijn inspiratie.”
VO-magazine 5 / maart 2014
5
KORT
1 MINUUTJE
De Week van het Passend Onderwijs (van 24 tot en met 28 maart
2014) draait om het gesprek over de inhoud: met ouders, docenten,
en met leerlingen. Samenwerkingsverband Stichting Leerlingenzorg
NW-Veluwe heeft zich al aangemeld. Directeur Gert van de Kamp
legt uit waarom:
Waarom een week van het passend onderwijs? “Die week is voor
de scholen in ons samenwerkingsverband een aanknopingspunt om
met betrokkenen het gesprek aan te gaan over wat de invoering van
passend onderwijs voor hen zal betekenen. Ouders en docenten
maken zich vooral zorgen om de praktische invulling. De week is
ook een mooi podium om te laten zien wat er in het land al gebeurt
en nog moet gebeuren. Denk aan versterking van het vakmanschap
van docenten.”
Wat betekent die week voor uw samenwerkingsverband? “We
laten zien wat passend onderwijs beoogt en niet beoogt. Daarover
bestaan nog misvattingen. Onder docenten bestaat bijvoorbeeld
het beeld dat er straks veel meer leerlingen in de klas zitten die
bijzondere ondersteuning nodig hebben. Terwijl het feitelijk gaat
over een beperkt aantal per afdelingsjaar. Veel van de leerlingen
over wie we spreken, zitten al gewoon op school, zonder dat ze
opvallen. Denk aan leerlingen met dyslexie. Hopelijk geldt straks
hetzelfde voor leerlingen met een bijzondere ondersteunings­aan­
vraag. Dat kan lukken, mits iedere betrokkene zich geëquipeerd
voelt en weet wat passend onderwijs écht zal betekenen.”
Hoe gaat het na die week verder? “We blijven ons binnen het
samenwerkingsverband erop richten, elkaar als partners te vinden.
Samenwerking kan voor bepaalde elementen van passend onderwijs
meer opleveren dan als je het als school alleen zou doen. Ik zal blij
zijn als we op 1 augustus echt van start gaan. Een pad ontstaat door
erop te lopen, en ik vind het zo langzamerhand wel tijd om dit pad te
betreden. Dat dit met vallen en opstaan zal gebeuren, hoort erbij.”
Meer weten of aanmelden?
www.passendonderwijs.nl/week-van-passend-onderwijs.
De Week van het Passend Onderwijs is een initiatief van het
ministerie van OCW, de VO-raad, PO-Raad, AVS, CNVO, AOb,
NWOI, de Landelijke Ouderraad, Ieder (in), Balans, Platform
Samenwerkingsverbanden VO, Steunpunt medezeggenschap
passend onderwijs, MBO Raad, LAKS, VOO en School aan Zet.
6
VO-magazine 5 / maart 2014
VERKIEZINGEN KANS
VOOR VO
De gemeenteraadsverkiezingen op
19 maart zijn een belangrijke kans voor
schoolbesturen om het belang van het
voortgezet onderwijs onder de aandacht
van de lokale politiek te brengen.
Behalve aandacht vragen tijdens de
campagnes kunt u ook in de periode
na de verkiezingen thema’s aankaarten
die urgent zijn voor het vo. Na de
verkiezingen gaat, afhankelijk van de
verkiezingsuitslag, een aantal partijen
immers met elkaar in gesprek over een
collegeprogramma, het ‘regeerakkoord’
van de gemeente. Zo kunt u tijdens de
gesprekken over het collegeakkoord bij­
voorbeeld een brief met de meest urgente
thema’s naar de onderhandelaars sturen.
Voor meer informatie, suggesties
en tips kunt u contact opnemen met
Ménalde Moojen, senior adviseur
public affairs van de VO-raad:
[email protected]
ONDERWIJSRAAD OPENT
DEUREN
Op zaterdag 29 maart bestaat de
Nederlandse Grondwet precies 200 jaar.
Dat wordt gevierd in Den Haag met
allerlei speciale activiteiten tijdens het
Grondwetfestival. De Onderwijsraad
opent ook zijn deuren (normaliter niet
open voor publiek) en organiseert een
serie mini-colleges over Artikel 23
(vrijheid van onderwijs). De colleges
worden verzorgd door raadsleden en
duren 15 minuten.
www.grondwetfestival.nl
UWC XPERIENCE KRIJGT GELD VAN
POSTCODE LOTERIJ
UWC Xperience heeft in februari een eenmalige bijdrage ontvangen
van de Nationale Postcode Loterij. De bijdrage is bedoeld voor de
uitrol van trainingen aan 15.000 vmbo-leerlingen. Doel van deze
trainingen is dat de omgang tussen leerlingen onderling verbetert,
dat leerlingen zich beter voelen op school en dat zij minder snel
uitvallen. Op deze manier wil UWC bijdragen aan de vorming van
een tolerante en zelfverzekerde generatie; de basis voor respect en
onderling begrip in Nederland.
Met de eenmalige bijdrage van 500.000 euro kan UWC Xperience
150 UWC Xperience trainingen verzorgen door geheel Nederland.
UWC Xperience wordt ook gesteund door de VO-raad.
Lees voor meer informatie het artikel over UWC Xperience in
VO‑magazine 2 2013-2014.
www.uwc.nl
VERGEMAKKELIJK OVERGANG VMBO-MBO
Leerlingen die van het v(mb)o naar het mbo gaan, moeten zo
gemakke­lijk mogelijk kunnen overstappen, met een zo klein moge­
lijk risico op uitval. De VO-raad en MBO Raad stellen hiervoor een
werkagenda op en roepen de overheid op belemmerende regelgeving
weg te nemen.
Met een gezamenlijke werkagenda willen de sectorraden tot een
landelijke, samenhangende aanpak komen. De raden denken onder
andere aan een landelijk aanmeldmoment voor het mbo (bijvoor­
beeld vóór 1 mei), een integrale aanpak om loopbaanondersteuning
en -begeleiding (LOB) te versterken in de doorlopende leerlijn
vmbo-mbo en – vanuit de maatschappelijke opdracht om zoveel
mogelijk vmbo bb-leerlingen een startkwalificatie te laten behalen –
voldoende aanbod van brede mbo-opleidingen op niveau 2 binnen
de regio. Ook zouden leer- of kwalificatieplichtige leerlingen pas
moeten kunnen worden uitgeschreven uit het v(mb)o als ze staan
ingeschreven in het mbo.
In het vmbo en mbo wordt momenteel al hard gewerkt aan de
invoering van nieuwe programmastructuren, de versterking van het
taal- en rekenniveau, de nieuwe doorlopende leerroutes vmbo-mbo
en de invoering van het actieplan Focus op Vakmanschap (mbo).
EXAMENLOKET VAN START
Vanaf 3 maart 2014 kunnen vo-scholen met
vragen over wet- en regelgeving rond reguliere
examens voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo
en vavo) terecht op één plek: het Examenloket:
www.examenloket.nl, 079-323 29 99,
[email protected]
BEDRAGEN PRESTATIEBOX ONGEWIJZIGD
De bedragen per leerling die schoolbesturen in
het kader van de Prestatiebox krijgen uitgekeerd,
zijn voor 2014 gelijk aan die van 2013.
Zie ook het dossier Bestuursakkoord VO op
www.vo-raad.nl
EXTRA GELD VOOR GEZONDE SCHOOL
De ministeries van VWS en OCW stellen
2 miljoen euro extra beschikbaar voor Gezonde
School-beleid. Scholen kunnen vanaf 28 maart
weer (financiële) ondersteuning aanvragen voor
een beter sport-, beweeg- en gezond leefstijl­
aanbod voor leerlingen.
Zie ook het dossier Gezonde leefstijl op
www.vo-raad.nl
EVEN RECHTZETTEN
Bij VO in beeld in VO-magazine nummer 4
stond in het bijschrift foutieve informatie vermeld.
De workshop dans en kostuum en decor maken
werd verzorgd door Stichting Scapino in school
op het Wolfert Tweetalig in Rotterdam.
www.scapino-in-school.nl
MELD U AAN!
Wilt u op de hoogte blijven van het laatste nieuws
in het vo? Meld u dan nu aan voor onze digitale
nieuwsbrief! Ga naar www.vo-raad.nl voor
het aanmeldformulier.
Zie ook het dossier vmbo-mbo op www.vo-raad.nl
VO-magazine 5 / maart 2014
7
INTERVIEW
R
SPREKE
H O O F D­
RES
G
O-CON
OP HET V
DE VRIENDELIJKE STRENGHEID VAN GEERT TEN DAM
‘ORGANISEER
TEGENSPRAAK’
8
VO-magazine 5 / maart 2014
Voorzitter van de Onderwijsraad prof.dr. Geert ten Dam is hoofdspreker
op het VO-congres, 20 maart in Nieuwegein, waar de toekomst van
het onderwijs centraal staat. Niet toevallig is dat ook het thema van
het vierjaarlijkse rapport dat de Raad eind vorig jaar presenteerde.
‘We staan op een keerpunt.’
Tekst: Suzanne Visser / Fotografie: Josje Deekens
“Ik vroeg me even af of we wel genoeg gespreksstof
zouden hebben. Maar ik raak helemaal bevlogen.”
Geert ten Dam (55), uitbundige bos krullen boven een
tengere gestalte, moet er zelf om lachen. We treffen
elkaar op de Universiteit van Amsterdam, waar zij hoog­
leraar onderwijs­kunde is. De andere helft van haar werk­
week speelt zich af bij de Onderwijsraad in Den Haag.
Drie jaar geleden volgde ze Fons van Wieringen op als
voorzitter van dit op een na oudste adviesorgaan van
Nederland.
Een leraar heeft na een geslaagde les soms een
gevoel van ‘yes!’. Uw werk als hoogleraar en
raadsvoorzitter speelt zich verder van de werkvloer
af. Wat zijn momenten waarop ú denkt: hier doe ik
het voor?
“Als hoogleraar heb ik de afgelopen drie jaar vooral
promovendi begeleid. En wat iedere leraar zal her­kennen:
het mooiste is dat je ze ziet groeien. In het begin neem je
zelf het voortouw, maar gaande­weg nemen zij het over.
En als jij met suggesties komt, spreken ze je steeds vaker
tegen: ‘Ik had het zus en zo gedacht, want..’ Daar wordt
het gesprek veel spannender van. Wat blijft, is dat je
vanuit je ruimere kennis en ervaring reliëf kunt aan­
brengen in hun leerproces. Je kunt ze af en toe om een
hoekje laten kijken: kijk eens, daar ligt een verband, of:
let op, de ene school is de andere niet. In het voort­gezet
onderwijs gaat het om een andere leeftijdsgroep, maar de
dynamiek, die is hetzelfde. Daar word ik heel blij van.”
Een ander voorbeeld is ons advies over kleine scholen.
Daar werd ik niet vrolijk van, we hebben het met pijn in
het hart geschreven. Ik begrijp hoe belangrijk een school
is voor ouders, voor een dorp. Maar ik ben er echt van
overtuigd dat je de krimp met regionale regie te lijf moet
gaan. Anders valt de ene na de andere school om en krijgt
de school met de langste adem uiteindelijk de leerlingen.
Op die manier houd je het onderwijs niet pluriform en
toegankelijk. Met ons advies hebben wij de kat de bel
aangebonden. Een aantal bevindingen zijn niet over­
genomen, maar dat vind ik niet erg. Waar het om gaat,
is dat we hebben bijgedragen aan de democratische
besluitvorming over dit onderwerp. En we hebben het
belang van samenwerken op de agenda gezet.”
Uw hele loopbaan – nevenfuncties en al – staat in
het teken van onderwijs. Had u ook in een andere
sector kunnen werken?
“Ja hoor, dat had gekund, in de gezondheidszorg bij­
voorbeeld. Ik ben in mijn studie ook wel met buurt­
huiswerk en vakbondsvormingswerk bezig geweest.
Het is maar net hoe het loopt. Alleen het bedrijfsleven
– dat past wat minder bij mij. Ik ben een mens van het
publieke belang, dat is waarvoor ik avonden en
weekenden wil doorwerken.”
Kleurt uw werk als hoogleraar uw werk als
voorzitter van de Onderwijsraad en andersom?
“Dat is inderdaad wel zo. Als hoogleraar ben ik gewend
altijd eerst te kijken wat er bekend is over een onder­
En bij de Onderwijsraad?
werp. Bij mijn aantreden als voorzitter van de Onder­
“Ook daar vind ik zin en betekenis, al is het werk heel
wijs­raad heb ik dan ook ingevoerd dat we aan het begin
anders. Vorig jaar hebben we een rapport uitgebracht over van elk adviestraject iemand een dossiertje laten maken
de persoonlijke professionaliteit van de leraar. Daar hebben met de uitkomsten van reviewstudies over dat onder­
we veel reacties en mails op gekregen, het was in een mum werp. Geen gelikt essay, maar wel een goed overzicht.
van tijd uitverkocht. Dat komt denk ik doordat we in staat Ik wil vaste grond onder de voeten.
zijn geweest te verwoorden wat leraren bezielt in hun werk. In mijn werk voor de raad ben ik altijd bezig met
In discussies over het leraarschap gaat het al heel snel over adviezen waar het onderwijs beter van kan worden.
arbeidsvoor­waarden, beloning en bevoegdheid – zelden
De raad is per definitie sensitief voor de implementatie:
over waarom leraren met hart en ziel hun werk doen. Als
wat kunnen scholen hiermee in de praktijk? Die gevoelig­
Onderwijs­raad kunnen we zo’n discussie een zwieper
heid komt ook terug in mijn onderzoekswerk. Ik vind
geven. Dat is belangrijk, dat doet ertoe.
VO-magazine 5 / maart 2014
9
INTERVIEW
‘Als we jongeren goed willen voorbereiden op hun
toekomst, dan moeten we nu met het onderwijs van
richting veranderen’
het belangrijk onderzoek te doen waar verschillende
scholen in verschillende situaties iets mee kunnen.
Naar mijn werk in de raad neem ik dus het empirische
mee, naar mijn werk als hoogleraar de sensitiviteit voor
de bruikbaarheid.”
In een inter view hebt u het onderwijs ooit
vergeleken met een logge tanker. Is de Onderwijs­
raad dan het loodsbootje dat de tanker in de
vaargeul probeert te houden?
“De Onderwijsraad is het enige orgaan dat op de korte
en middellange termijn systematisch adviseert over alle
onderwijssectoren heen. Dus ja,” (lacht) “dat loods­
bootje, dat zie ik wel voor me. En wat dat logge betreft:
veranderingen in het onderwijs kosten veel tijd. Stel, je
vindt dat de ICT-vaardigheid van leraren tekort schiet.
Dan moeten de lerarenopleidingen daar een slag op
maken. Vervolgens gaan er zo een paar leerlingcohorten
overheen voordat die nieuwe leraren voor de klas staan.
Kijk ook maar eens hoeveel tijd er is verstreken sinds de
Onderwijsraad in 1999 aandacht heeft gevraagd voor
taal en rekenen. De laatste jaren vinden we het wél tijd
om bij te sturen, want de overheid stuurt naar onze
mening nu te eenzijdig op taal- en rekenopbrengsten
en te weinig op brede kwaliteitsverbetering.”
Destijds zei u ook: de raad mag geen politieke
factor worden. Lukt dat? Luistert de politiek echt
met andere oren omdat de Onderwijsraad een
onafhankelijk adviescollege is?
“Ik denk van wel en dat leid ik af uit het feit dat onze
adviezen veelvuldig worden aangehaald in de Tweede
Kamer. Als de bewindslieden niet uit zichzelf met een
beleidsreactie komen, dan vraagt de Tweede Kamer
vaak: ‘en wat doet u met dit advies?’ Onze onafhanke­
lijkheid is ons grootste kapitaal. Ik ben daarop heel
zuinig, op het strenge af. Ik zal me nooit verbinden aan
een denktank, ik schrijf geen voorwoorden voor boeken
en ik neem zelden zitting in een panel. Intern hebben
we nog een gouden regel: op het moment dat de
bewinds­lieden komen met een beleidsreactie op een
advies, is onze rol vervuld. Wij pruttelen niet na.”
Zoals de VO-raad de afgelopen tijd op tournee is
geweest om meningen over de toekomst van het
onderwijs te peilen, zo is de Onderwijsraad vorig
jaar ook het land in gegaan. Wat voegt zoiets toe?
“Bij elk advies dat wij geven, organiseren wij panels,
interviews of andere ontmoetingen met de mensen die
het aangaat. Ook op onze nieuwe website nodigen we
mensen uit mee te denken. Dat wij vorig jaar rond ons
rapport over de professionaliteit van de leraar twee
10
VO-magazine 5 / maart 2014
lerarendiners hebben georganiseerd, is vooral omdat die
persoonlijke ontmoeting je zicht scherpt op wat mensen
beweegt. Ik zal nooit vergeten dat een basisschoolleer­
kracht bij die gelegenheid zei: ‘Ja, maar ik moet mijn
rekenminuten halen’. Voor mij maakte dat heel helder
hoe sturingsmiddelen in de praktijk tot doel kunnen
verworden. Het gaat niet om rekenminuten, het gaat
erom dat kinderen leren rekenen en dat kan ook in de
gymles en op het schoolplein. Maar voor een leerkracht
kan de dagelijkse werkelijkheid anders zijn.
Het tweede inzicht dat ik toen heb meegenomen, is hoe
belangrijk het is dat docenten zich erkend voelen door
hun schoolleiding, en hoezeer scholen op dat punt van
elkaar verschillen. Heb je plezier in je werk dankzij of
ondanks de schoolleiding? Ik ben er heilig van overtuigd
dat een van de voorwaarden voor toekomstbestendig
onderwijs is dat we het leraarschap aantrekkelijker
maken voor bezielde, hoogopgeleide mensen. Want welk
onderwijs­dossier je ook pakt, of het nu kwaliteitszorg is
of krimp, passend onderwijs of ICT, de leraar is de kurk
waarop het onderwijs drijft. Je kunt beleid blijven
maken tot je een ons weegt, of het zich vertaalt in goed
onderwijs hangt af van de docent.”
Is dat een wijze raad aan schoolleiders?
“Ja, ga vooral in gesprek, bied ruimte voor kritiek,
organiseer tegenspraak. Hoe meer ruimte er is voor
dialoog, hoe beter. Toen ik zelf rector was van de
universitaire lerarenopleiding had ik als regel: je mag
altijd op iets terugkomen. Maar als je dan besluit: zo
gaan we het doen, dan mag je ook verwachten dat
mensen meegaan. Wel moet je blijven uitleggen en
praten. Steeds checken of dat wat je in hoofd hebt,
ook wel bij de mensen landt.”
Eind vorig jaar publiceerde de Onderwijsraad zijn
vierjaarlijkse stand-van-zaken-rapport. Het was
de eerste ‘state of the union’ onder uw voorzitter­
schap. De raad stelt daarin dat het Nederlandse
onderwijs niet goed genoeg is voorbereid op de
toekomst. Is het vijf voor twaalf?
“Nee, zo dramatisch is het gelukkig niet. Ik heb wel het
gevoel dat we op een keer­punt staan. Dat lees je ook in
de onderwijs­rapporten die momenteel over de hele
wereld verschijnen. In Nederland verscheen tegelijk met
ons advies een rapport waarin de WRR aandacht vraagt
voor het belang van 21ste eeuwse vaardigheden in het
onderwijs. Het hangt dus in de lucht. Als we jongeren
goed willen voorbereiden op hun toekomst (de hunne,
niet de onze!) dan moeten we nu met het onderwijs van
richting veranderen. De tijd dat je na 25 jaar trouwe
dienst beloond werd met een horloge, is voorbij. Voor
een flexibele loopbaan zijn andere
competenties nodig. Het is belangrijk dat
we daar goed op anticiperen. En als we het
nu doen, kan dat rustig en weloverwogen.”
Nog één punt uit het rapport: de raad
constateert dat de nadruk op het
meten van prestaties het leren en
verbeteren in de weg staat. Dat klinkt
paradoxaal.
“Het gaat niet om het meten, het gaat om
wat je ermee doet. Wij vinden het prima dat
meetresultaten gebruikt worden om toezicht
te houden op de basiskwaliteit van het
onder­wijs. Maar als de basiskwaliteit op
orde is en je streeft naar verdere kwali­teits­
verbetering, dan moet je gegevens over
resultaten anders inzetten. Niet als basis voor
een summatief oordeel (‘dit is voldoende,
dit is onvoldoende’), maar als basis voor
reflectie: hoe kunnen we deze gegevens
gebruiken voor een verdere kwaliteitsslag.
Op dit moment zien we dat scholen te vaak
genoegen nemen met een voldoende.”
De zesjescultuur, maar dan
onder scholen?
“Precies. Dat is jammer, want daardoor
presteren teveel scholen suboptimaal.
Dus daarom zeg ik nogmaals: organiseer
je dialoog en tegenspraak. Dialoog tussen
leraren en schoolleiding, schoolleiding en
bestuur, enzovoort. Zet in op leren en
verbeteren en doe dat systematisch.
Van het Inspectietoezicht gaat invloed
uit, natuurlijk, maar die dialoog, dáár
maak je beter onderwijs mee. En het gaat
toch maar om één ding: de kwaliteit van
het onderwijs voor leerlingen.”
Tot slot: waarover gaat het volgende
advies van de Onderwijsraad?
“Over de toegevoegde waarde van scholen.
Het verschijnt in april. En nee, ik vertel
nog niet wat erin staat.” CV GEERT TEN DAM
Geboren
1958, Eindhoven
Opleiding
1989Academische promotie in de Psychologische,
Pedagogische en Sociologische Wetenschappen
aan de Rijksuniversiteit Groningen
1977 – 1984Doctoraalexamen aan de Faculteit Pedagogische
en Onderwijskundige Wetenschappen van de
Universiteit van Amsterdam
1971 – 1977Atheneum aan het Titus Brandsma Lyceum te Oss
Werkervaring
2011 – hedenVoorzitter van de Onderwijsraad
1999 – hedenHoogleraar Onderwijskunde in het bijzonder
Individuele en Sociaal-culturele verschillen in
leren en instructie
2010Afdelingsvoorzitter Pedagogiek, Onderwijskunde
en Lerarenopleiding, Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen van de Universiteit
van Amsterdam
1998 – 2009Rector, Instituut voor de Lerarenopleiding van de
Universiteit van Amsterdam
1988 – 1999Universitair hoofddocent, Instituut voor de
Lerarenopleiding van de Universiteit
van Amsterdam
1984 – 1988Docent Onderwijskunde, Hogeschool van
Amsterdam, Faculteit Onderwijs en Opvoeding
Nevenfuncties
2012 – hedenLid Wetenschappelijke en Maatschappelijke
Adviesraad Universiteit voor Humanistiek
2011 – hedenVoorzitter Stichting Max Goote Bijzondere
Leerstoelen
2011 – heden Jury Nationale Alfabetiseringsprijzen
2011 – hedenLid comité van aanbeveling van de
Nationale Onderwijsprijs
2010 – hedenLid raad van toezicht Nationaal Onderwijsmuseum
2009 – hedenMember of the European Network of Education
Councils
2008 – hedenLid raad van toezicht Regio College voor Beroeps­
onderwijs en Educatie Zaanstreek – Waterland
2004 – hedenLid redactieadviesraad ‘Didactief. Opinie
en onderzoek voor de schoolpraktijk’
Geert ten Dam is gehuwd en heeft twee kinderen.
VO-magazine 5 / maart 2014
11
BIJPRATEN
Communiceren over passend onderwijs
‘IEDERE OUDER
WIL DIT WETEN’
De ondersteuningsplannen zijn af, de raden staan klaar: vanaf nu draait de
invoering van passend onderwijs vooral om de praktische vormgeving, tot in
het klaslokaal. Dat lukt alleen met betrokken docenten en ouders. Aan scholen
de taak om hun vragen te beantwoorden en hun onzekerheden weg te nemen.
Tekst: Martijn Laman / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Gerjan van Dijken is directeur van Sprengeloo, een
vmbo-school in Apeldoorn die onderdeel is van de
Veluwse Onderwijsgroep. Met alle andere vo-scholen
in Apeldoorn e.o. vormt Sprengeloo het samenwerkings­
verband dat de lokale invoering van passend onderwijs
regelt. De doelstelling van passend onderwijs – normaal
waar het kan, speciaal waar het moet – brengt op
Sprengeloo weinig nieuws, vertelt Van Dijken:
“We vangen traditioneel al relatief veel leerlingen met
een lwoo-verklaring en leerlinggebonden financiering
op. We zijn ermee vertrouwd ons onderwijs en de
begeleiding van leerlingen daarop in te richten.”
Moet begeleiding worden geïntensiveerd, dan komt
op Sprengeloo het expertisepunt in beeld, dat alle
verdere ondersteuning bundelt en ‘fungeert op de
drempel van wat we nog kunnen doen en waar we als
school handelingsverlegen zijn’. “Dat beleid willen we
zoveel mogelijk meenemen naar de nieuwe situatie”,
zegt Van Dijken.
‘Een onderwerp als dit mag niet beperkt
blijven tot een clubje MR-ouders’
Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften
bekostigden de vo-scholen in Apeldoorn een eigen plek:
‘OSCAR’, het OnderwijsServiceCentrum Apeldoorn
en Regio. “Die leerlingen hadden een eigen gebouw,
van klas een tot en met vier. Ouders konden hun kind
er rechtstreeks aanmelden. Ook was er een time-out
functie. Op weg naar passend onderwijs zijn we
OSCAR nu aan het afbouwen. Dat hebben we de
ouders wel moeten uitleggen.”
12
VO-magazine 5 / maart 2014
De basisscholen hebben al een brief over de nieuwe
intakeprocedure verstuurd. Ouders kunnen hun kind
voortaan aanmelden bij een reguliere vo-school naar
keuze, die vervolgens samen met ouders en leerling de
meest passende oplossing zoekt. Dit nieuws gaf redelijk
wat reuring: “OSCAR was in Apeldoorn toch een begrip
geworden. Maar het hoort bij de omslag naar ‘inclusief’
denken. Nu moeten we zorgen dat passend onderwijs
nog meer gaat leven bij ouders en docenten.”
‘De aantallen, die veroorzaken de
meeste angst voor wat komen gaat’
Vragen bij ouders
Mariëtte van den Berg is moeder van drie kinderen met
extra onderwijsbehoeften. “Ze zijn hoogbegaafd en ik
heb lang gezocht naar passend onderwijs. De jongste
twee zitten nu op een begaafdheidsprofielschool.” Als
fervent krantenlezer heeft Van den Berg uit de media
redelijk wat informatie kunnen halen over de invoering
van passend onderwijs. Wat de school aan de infor­
matievoorziening heeft bijgedragen? “Nul. Als ik niet
zelf actief geïnteresseerd was, zou ik nergens van weten.
Een onderwerp als dit mag niet beperkt blijven tot een
clubje MR-ouders. Iedere ouder wil het weten als er in
het schoolsysteem grote veranderingen op stapel staan.”
Ze wil niet beweren dat er geen voorlichting op stapel
staat. “Wel dat het hoog tijd wordt. Voor ouders is het
belangrijk om te horen wat passend onderwijs inhoudt,
welke eigen keuzes de school erin heeft gemaakt en wat
het voor hen betekent.” Van den Berg voorziet irritaties
als ouders ongeïnformeerd het nieuwe schooljaar ingaan.
“Het kan een hele stap zijn om toe te geven dat je voor
je kind op zoek moet naar speciaal onderwijs of extra
ondersteuning. Als je dan pas na het doorhakken van die
knoop hoort dat het hele traject is veranderd vanwege
een wetswijziging…”
Gerjan van Dijken (Sprengeloo) heeft min of meer
dezelfde visie: “Ouders willen weten welke scenario’s
ze tegen kunnen komen. Vooral tijdens open dagen
hebben we veel vragen gekregen, ook van ouders zonder
kinderen met een rugzakje. We vinden het zelf ook
belangrijk om aan ouders uit te leggen wat we bedoelen
met ‘inclusief’ denken en dat passend onderwijs in de
klassen geen aardverschuiving zal veroorzaken. Voor het
nieuwe bestuur van ons samenwerkingsverband was
voorlichting een van de eerste agendapunten. We laten
een folder maken à la de folder voor ouders van OCW,
met informatie over de aanmeldingsprocedure en het
SWV. We proberen die te versturen in de Week van
het Passend Onderwijs” (24-28 maart, informatie op
www.passendonderwijs.nl, red.).
‘Vooral tijdens open dagen hebben we
veel vragen gekregen, ook van ouders
zonder kinderen met een rugzakje’
VERDER KIJKEN
steunpuntpassend­onderwijs-vo.nl
medezeggenschap-passendonderwijs.nl
Het Steunpunt Passend Onderwijs VO van de VO-raad
Het Steunpunt medezeggen­schap passend onderwijs helpt bij
ondersteunt scholen, school­besturen en samen­werkings­
de inrichting van medezeggenschap binnen passend onderwijs.
verbanden bij de invoering van passend onderwijs. De
Ouders, personeelsleden, directeuren, bestuurders, leerlingen
website bevat veel informatie en het steunpunt is bereikbaar
(voort­gezet onderwijs) en mede­zeg­genschapsraden kunnen
voor vragen, advies en maatwerkonder­steuning.
voor informatie, voorlichting en ad­vies terecht bij het steunpunt.
passendonderwijs.nl
sterkvo.nl
Informatiepunt onder verantwoordelijkheid van OCW
Het samenwerkingsverband Sterk VO is op 1 augustus 2013
met heldere voorlichtings­materialen voor leraren en ouders
gestart met passend onder­wijs. De website van het SWV
(home > hoe-werkt-passend-onderwijs > veranderingen-leraren-
bevat een communi­catietoolbox met materiaal dat scholen
begeleiders > downloads-voor-leraren-en-ouders).
kunnen gebruiken in de communicatie met ouders of teams
over passend onderwijs.
VO-magazine 5 / maart 2014
13
BIJPRATEN
VERGETEN DOELGROEP?
Lennart Zandbergen (19 jaar, 6 vwo, Elde College,
Schijndel) is lid van de lokale ondersteunings­plan­raad
(OPR). In het verhaal van passend onderwijs worden
leerlingen wat hem betreft nog te veel vergeten: “Vanuit de
MR merkte ik dat er voor de OPR alleen wervingsbrieven
voor ouders en docenten waren. Daar heb ik wat van
gezegd en ik heb een brief richting leerlingen opgesteld.”
Als OPR-lid merkte hij dat leerlingen ‘eigenlijk niet worden
genoemd in de stukken’. “Terwijl elke klas wel een paar
leerlingen heeft die een laptop mogen gebruiken of soms
de klas uitgaan voor een gesprek. Een foldertje over de
Zorg bij docenten
Op scholengemeenschap Singelland in Drachten is
de informatievoorziening vanuit het zorgteam goed
geregeld, zegt Ria van Brouwershaven, docent algemene
vakken. “Als we vragen hebben over de beste aanpak bij
een leerling kunnen we à la minute onze orthopedagoog
of zorgmaatschappelijk werker aan de mouw trekken.
Van de invulling van passend onderwijs heb ik ook al
een goed beeld. Op gezette tijden worden we bijgepraat,
gewoon tijdens onze vaste teamvergaderingen.”
De vmbo-school heeft een reguliere afdeling, een
Onderwijs-op-Maat-afdeling (OOM) en drie schakel­
klassen. Net als op Sprengeloo zijn docenten op Singel­
land dus al redelijk bekend met ‘passend onderwijs’.
“De mensen op de OOM-afdeling hebben affiniteit
en ervaring met leerlingen met gedrags­problemen of
leerproblemen. Deze leerlingen krijgen bij ons tien tot
twaalf uur les van een vaste docent, in een vast lokaal.
Dat geeft rust en duidelijkheid. Mijn grootste zorg is
of we onze huidige deskundigheid zullen behouden.
Wat doen we als het beperkte budget op is? Daar heb
ik geen idee van.” Een andere zorg betreft de leerlingen.
“Zijn zij erbij gebaat als wij alle mogelijke leerlingen
binnenkrijgen? Onze OOM-afdeling heeft klassen van
maximaal achttien leerlingen, in de reguliere afdelingen
kan dat oplopen tot dertig. Als daar leerlingen onder
zijn met heel specifieke onderwijsvragen en je tegelijker­
tijd iedere leerling maatwerk moet leveren, vraag je
naar mijn idee het onmogelijke. Zelfs al heb ik alle
vertrouwen in onze school en mijn collega-docenten.”
Als ouder heeft Mariëtte van den Berg diezelfde zorg:
“Ik vraag me zeer af hoe een docent al die kinderen,
Steunpunt Passend Onderwijs VO geeft een
workshop op het VO-congres en is ook met een
stand aanwezig. Bezoek de stand in het meeting
point en ga in gesprek met een expert.
14
VO-magazine 5 / maart 2014
impact voor leerlingen zou dus goed zijn. Het is me
sowieso opgevallen hoe weinig passend onderwijs het
nieuws haalt, in verhouding tot het belang ervan.”
Als leerling heeft Lennart tot op heden vanuit school niets
meegekregen van de invoering. “Als er al informatie
uitgaat, is deze gericht aan de ouders. Terwijl je die met
wat aangepast taalgebruik prima aan leerlingen kunt
overdragen.” Hij heeft nóg een tip voor het vervolgtraject:
“Vraag naar de ervaringen van de mensen die direct met
passend onderwijs te maken hebben, van leerlingen die
zelf hulp krijgen.”
met al hun niveauverschillen, in één klas aan hun
trekken moet laten komen.”
Passend scholingsaanbod
Directeur Van Dijken (Sprengeloo) merkt dat ook onder
zijn docenten nog vaak de gedachte leeft dat er in hun klas
veel meer leerlingen met extra zorgbehoefte zullen komen.
“De aantallen, die veroorzaken de meeste angst voor wat
komen gaat. Ik probeer uit te leggen dat die leerlingen
voor een deel al in de klas zitten en dat we een goed
scholingsaanbod gaan verzorgen, waardoor onze docenten
straks werkelijk kunnen inspelen op verschil­lende
handelingsplannen en ondersteuningsbehoeften.” De vodocenten hebben in het inventarisatieproces voorafgaand
aan het schoolondersteuningsprofiel zelf kunnen aangeven
wat zij aankunnen. “Naar voren kwam dat elke school
zich eigenlijk wel in staat acht om onderwijs te verzorgen
aan leerlingen met inter­nalise­rende problematiek – adhd,
pdd-nos, et cetera”, zegt Van Dijken. “Maar voor bepaalde
leerlingen blijven we vso altijd nodig hebben, net als een
time-out-functie. Er moet bijvoorbeeld een plek zijn waar
we leerlingen met multiproblematiek kunnen opvangen.”
‘Voor bepaalde leerlingen blijven we
vso nodig hebben’
Ria van Brouwershaven denkt dat er voor de actieve
betrokkenheid van haar collega-docenten nog wel een
drempel moet worden overwonnen: “Ik merk toch een
houding van: we zien wel hoe het uitpakt. Door alle
vernieuwingen is het werkveld zo langzamerhand wat
murw geslagen.” Van Dijken maakt zich minder zorgen:
“Het is ons tot nog toe altijd gelukt om de docenten mee
te krijgen door echt het gesprek met hen aan te gaan.
Ze moeten weten wat passend onderwijs is, hoe de visie
van de school erbij aansluit, en wat het op didactisch
en pedagogisch niveau van hen gaat vergen. Een goed
startpunt vind ik de brochure voor leraren van OCW.” VO2020 EN IK
‘EXPERIMENTEREN EN UITPROBEREN’
In februari en maart sprak de VO-raad tijdens regiobijeenkomsten van de VO2020-tour
met ruim 400 leden over de toekomst van ons onderwijs. Geert Popma, voorzitter
college van bestuur van het Apeldoorns Voortgezet Openbaar Onderwijs en visitator
bij Netwerk Tweetalig Onderwijs, is een van hen:
“Het onderwijs van nu is redelijk goed en toch kan het
beter. De wereld verandert zo snel, het onderwijs kan
niet op een traditionele manier blijven lesgeven. Er
zijn al mooie voorbeelden van hoe het beter kan: de
havo-tl waar leerlingen in vijf of zes jaar hun havodiploma halen. Ook tweetalig onderwijs is een goed
voorbeeld gezien de internationalisering van werk.
Maar er is veel meer mogelijk en ook nodig. Ik zou
meer uit leerlingen willen halen door hun verschillen
te benutten. Creativiteit, nieuwsgierigheid, zelfsturend
vermogen, samenwerking en informatievaardigheid
zijn vaardigheden die er nu en in de toekomst toe
doen om als mens goed in de maatschappij te kunnen
functioneren.
De vraag is hoe onderwijs daartoe bijdraagt. Het
kan door middel van differentiatie, die dankzij ICT
makkelijker vorm krijgt dan voorheen. Differentiatie is
een langzaam groeiproces, en dat ligt niet aan docenten.
Mijn ervaring is dat zij een enorme betrokkenheid
bij de leerlingen hebben om er meer uit te halen dan
nu het geval is. Er is meer nodig. In de leermethodes
bijvoorbeeld overheerst de conservatieve methodiek
en ook wat betreft niveau-indeling lopen we tegen
de grenzen aan die het ministerie van OCW aangeeft.
Waarom zou het in de toekomst niet mogelijk zijn
havo te doen met enkele vakken op vwo-niveau?
Tot die tijd moet er meer bij scholen zelf en met
de samenwerking van scholen gebeuren. Als scholen
gaan samenwerken in leergemeenschappen van één
vak, kunnen we samen experimenteren en uitproberen,
en ook samen opbrengsten en effecten van onderwijs­
differentiatie meten. Mijn hoop voor onderwijs in
2020 is dat we dan veel verder zijn met gepersonaliseerd
onderwijs, waardoor we meer uit leerlingen halen en
ze met plezier veel leren.” VO-magazine 5 / maart 2014
15
MAAT WERK(T)
Grote niveauverschillen bij eersteklassers
PROJECTLEIDER ENGELS SLAAT
BRUG TUSSEN PO EN VO
Een specifieke onderwijssituatie vraagt soms om een eigen oplossing. Maatwerk kan
een groot verschil maken. In deze aflevering van Maat werk(t): Engelse les. De ene
basisschool doet veel meer aan Engels dan de andere. Daardoor komen kinderen met
grote niveauverschillen het voortgezet onderwijs binnen. Het Zeeuwse Calvijn College
heeft samen met de toeleverende basisscholen een projectleider Engels aangesteld.
Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Het vak Engels is in opmars op de basisschool. In groep
7 en 8 moet aandacht worden besteed aan Engels, maar
veel scholen beginnen daar al veel eerder mee.
Staatssecretaris Dekker werkt aan een wetsvoorstel dat
alle basisscholen de mogelijkheid geeft om vanaf groep 1
zo’n vier uur per week Engels te gebruiken als instructie­
taal. En twintig basisscholen gaan meedoen aan een
proef met volledig tweetalig onderwijs.
Lang niet alle scholen gaan echter in deze trend mee.
Basisscholen hebben grote vrijheid bij het bepalen van
de mate waarin zij Engels geven. Daardoor kent de
instroom in het voortgezet onderwijs op dit punt een
grote variatie. Vo-docenten geven doorgaans les op een
gemiddeld niveau. Dat betekent dat de kinderen die
binnenkomen met een voorsprong, zich een poosje
moeten vervelen totdat de rest van de klas hun niveau
heeft bereikt. Dat is jammer voor die kinderen, en ook
zonde van alle energie die hun basisschool in het vak
Engels heeft gestoken.
Kinderen die binnenkomen met een
voorsprong, moeten zich vervelen totdat
de rest van de klas hun niveau heeft
bereikt
Een logische oplossing voor dit probleem zou zijn dat
duidelijker in de kerndoelen wordt vastgelegd wat
basisscholen kinderen op het gebied van Engels
minimaal moeten meegeven. Zolang dat nog niet
16
VO-magazine 5 / maart 2014
gebeurt, zullen vo-scholen het moeten doen met die
niveauverschillen – of zélf afspraken maken met de
toeleverende basisscholen. Zo’n initiatief ontplooide
het Calvijn College in Goes. Daarbij moet worden
aangetekend dat het maken van afspraken hier relatief
gemakkelijk is, omdat deze reformatorische school vrij­
wel alleen maar reformatorische toeleveranciers heeft:
een duidelijk afgebakende groep basisscholen.
Tussenpersoon
De basisscholen hebben zich gegroepeerd in Colon,
een vereniging van 25 samenwerkende reformatorische
basisscholen in Zeeland. Het Calvijn College Goes en
Colon hebben samen basisschoolleerkracht Marja de
Wolf aangesteld als projectleider Engels. Zij is de tussen­
persoon tussen po en vo. Ze besteedt een dag per week
aan adviezen die de kwaliteit van het Engels op de basis­
school moeten verbeteren, en de drempel naar het vo bij
dit vak moeten verlagen.
Anton Heger, teamleider onderbouw vmbo en docent
wiskunde op Calvijn College Goes: “Deze samenwerking
tussen Calvijn en de toeleverende basisscholen is door
het lectoraat Engels van Driestar Educatief beoordeeld
als een van de succesvolste interventies voor de aanpak
van de problemen rond het vak Engels. Ik zie basis­
scholen echt een stap vooruit maken. Leerlingen gaan
beter presteren en de basisscholen zijn daar terecht blij
mee. Van de instroom in havo en vwo zat dit jaar bijna
de helft van de 150 kinderen op A2-niveau, en ruim de
helft op A1.” De A verwijst naar het niveau
Anton Heger, teamleider onderbouw vmbo, samen met
leerlingen Geralyn Hoogerland (links) en Chantal Moens
‘basisgebruiker’ uit het Europees referentiekader voor
de moderne vreemde talen. A1 is het startniveau, A2 het
niveau daarboven. Heger vervolgt: “Slechts vier kinderen
zaten hieronder. Een aantal jaren geleden was het niveau
echt lager.” Bij de instromende vmbo-leerlingen ligt nog
wel een uitdaging: “Die moeten ook beter gaan presteren.
Daar zit een grote groep nog op pre-A1; een enkeling
scoort op A2.”
‘Van de instroom in havo en vwo zat
dit jaar bijna de helft op A2-niveau,
en ruim de helft op A1’
Een directeur van Calvijn en de voorzitter van de
sectie Engels houden regelmatig vergaderingen met
Marja de Wolf en een vertegenwoordiger van Colon.
Zij bespreken ook de vorderingen van het project
Met Engels Hogerop, dat vier jaar geleden van start
ging vanuit hun samenwerkingsverband. “Hiermee
willen we alle basisscholen ideeën aanreiken voor het
vak Engels, en leerkrachten scholen zodat zij vanaf
groep 1 Engels kunnen geven”, vertelt De Wolf.
Iedere leerkracht wordt gestimuleerd deel te nemen
aan de gezamenlijke nascholings­cursus van Colon. Er
kan worden ingeschreven op een uitgebreid scholings­
pakket; vanaf volgend schooljaar zit daar ook een cursus
Cambridge Engels in.
De scholen (waarvan er geen enkele tweetalig is) hebben
onderling een aantal afspraken gemaakt. Zo beginnen ze
CHANTAL MOENS, 13, EERSTE KLAS VMBO:
‘MIJN ENGELS GAAT VEEL
BETER DAN FRANS’
“Op de basisschool heb ik vanaf groep 4
Engelse les gekregen. Vanaf groep 6
deden we Holmwoods. Dan krijg je een
filmpje te zien en daar komen allerlei
vragen over. Daarvan heb ik geleerd
dat je je goed moet concentreren; je
kunt onder­tussen niet met andere dingen
bezig zijn. Je leert ook hoe je woorden
moet uitspreken.
Op Calvijn werken we ook met
Holmwoods. We moesten wel weer
opnieuw beginnen, met dezelfde
filmpjes. Gelukkig ging ik daar snel
doorheen. Ik zit nu op A1. Ik probeer
zo hoog mogelijk te komen. Soms doe
ik Holmwoods ook thuis.
Ik denk dat alles wat we op de basis­
school hebben gedaan, wel heeft
geholpen, want Engels gaat bij mij
heel gemak­kelijk, veel beter dan Frans
bijvoor­beeld. Ik vind Engels ook heel
leuk. We moeten op deze school meer
doen en het is misschien ook wel
moeilijker, maar het gaat goed.”
VO-magazine 5 / maart 2014
17
ADVERTENTIE
MIJN KLAS VERDIENT
EEN GOEDE TOETS
Mijn leerlingen werken hard, ze moeten
wel. De een moet er wat meer voor doen
dan de ander, maar ze verdienen het
allemaal om een goede toets te krijgen.
Zodat zij weten waar ze staan en ik weet
wat ik moet doen om het beste uit hen te
halen. Met het online toetssyteem TOA
van Bureau ICE lukt me dat. Het systeem
is betrouwbaar en werkt altijd. Makkelijk
te gebruiken, hoge kwaliteit toetsen en
direct inzicht. Want toetsen is leuk maar
ontwikkelen is belangrijker.
Willie de Wit
wiskundedocent en rekencoördinator
Udens College
Kijk voor alle mogelijkheden van de TOA op www.toets.nl/voortgezetonderwijs
of bel Jochum Winkelman of Stan Broos voor een afspraak: 0345 - 65 66 10
MAAT WERK(T)
SIGNIFICANT BETERE RESULTATEN
Voor zijn masterstudie Professioneel Meester­schap bij
het Centrum voor Nascholing in Amsterdam onderzocht
teamleider Anton Heger van Calvijn College Goes hoe
vmbo-leerlingen reageren als zij activiteiten ver­richten
op hun eigen niveau terwijl daarvoor een cijfer wordt
gegeven dat meetelt voor het rapport. De betrokken
leerlingen werkten met Holmwoods: digitale lees-en
luisteroefeningen die zich aanpassen aan het
individuele niveau. De ene groep werd verteld dat ze
werkten voor een cijfer, de andere kreeg geen concreet
doel. Nader­hand werd de meting herhaald, waarbij
beide groepen van rol wisselden. Bij alle leerlingen
werden vooraf en achteraf de succesverwachting en
het lees­vaardig­heids­niveau gemeten. Hegers conclusie:
het aan­sluiten op de voorkennis en het stimuleren van
de succesverwachting leiden tot significant betere
resultaten.
Hij licht toe: “Van belang is dat je aansluit op het niveau
van het kind. De leerling moet weten dat hij of zij het
succes kan bereiken, en dat de activiteit die de docent
aanbiedt voor het kind relevant is. Als daar ook nog eens
een positieve emotie bijkomt, gaat de leerling aan het
werk. Mijn ervaring is dat bij deze aanpak binnen twee
maanden de helft van de klas een niveau hoger scoort.”
allemaal met Engelse les in groep 1. In groep 8 sluiten ze
allemaal af met een Cito-toets. Zo kan worden bepaald
in hoeverre een van hun einddoelen wordt gehaald:
scoren op het landelijk gemiddelde voor het vak Engels.
Als ze eenmaal A2 hebben bereikt, komen ze me dat
trots vertellen. Het is een concreet doel. Sommige
kinderen vragen zelfs: mag B1 ook? Nou, dat mag,
hoor! Je ziet positieve energie loskomen.”
Doorgaande leerlijn
Nog beter
De Wolf inventariseert welke methodes worden
gebruikt. “Wanneer scholen toe zijn aan een nieuwe
methode, vertel ik welke methodes effectief lijken.
Daarbij telt de ervaring van het Calvijn College mee.
Veel van onze scholen zijn overgegaan op de aanschaf
van ‘Hello World’.” De coördinator bekijkt ook hoever
scholen zijn met hun curriculum voor Engels, en wat
mogelijke volgende stappen kunnen zijn.
Heger tekent wel aan dat de doorlopende leerlijn nog
veel beter zou kunnen werken. “Als alle basisscholen bij
Holmwoods het burgerservicenummer van elke leerling
invoeren, kunnen de kinderen bij ons verder werken op
hun eigen niveau. Op dit moment gebeurt dat nog niet.”
Op de bijeenkomsten met de basisscholen komen even­
eens de uitslagen ter sprake van het Cito Volgsysteem
vo. Sinds zes jaar neemt het Calvijn College Goes deze
toetsen af voor de vakken Engels, Nederlands en
rekenen. Dat gebeurt binnen de eerste zes weken dat
kinderen op het vo zitten, aan het eind van klas 1 en
halverwege klas 2. Heger: “We zien met welke bagage
het kind van de basisschool komt, én wat wij toevoegen.
Ook de basisscholen zijn zeer geïnteresseerd in die
uitslagen. Zij hebben de afgelopen jaren veel
geïnvesteerd in hun onderwijs en willen weten of dat
resultaten afwerpt. We delen dit soort zaken met elkaar
en zoeken samen naar oplossingen voor knelpunten.” ‘Sommige kinderen vragen zelfs:
mag B1 ook?’
De digitale leeromgeving Holmwoods zorgt voor een
zekere doorgaande leerlijn. Holmwoods bestaat uit een
serie luister- en leesoefeningen. Leerlingen werken ieder
op hun eigen niveau aan verbetering. Ze beginnen
hiermee op de basisschool, meestal in groep 7, en gaan
er op het Calvijn College mee verder. Hier wordt elke
drie weken één lesuur gewijd aan deze methode. Heger:
“Holmwoods telt mee voor het rapport, dus dat
motiveert. Ik heb gezegd: ik wil dat jullie aan het eind
van de tweede klas allemaal op A2 staan. Om dat te
bereiken, kunnen ze zelf thuis en op school oefenen.
VO-magazine 5 / maart 2014
19
ADVERTENTIE
a
m
o
l
p
i
d
e
d
r
Waa
= (KO + KE)
2
PARTNER IN EXAMINERING?
De waarde van een diploma? Dat is een optelsom van de kwaliteit van de opleiding (KO) en van examinering (KE). Als dat beide op
orde is: winst in het kwadraat! Dan geniet u het vertrouwen van studenten én werkgevers. Investeringen in de kwaliteit van examens,
processen en personeel werpen snel vruchten af. De Associatie is graag uw partner in examinering en onderwijskundig advies. Of
het nu gaat om toetstechnisch advies, toetsontwikkeling, logistiek, correctie of deskundigheidsbevordering. Wij leveren vertrouwen.
Nu en in de toekomst. WWW.ASSOCIATIE.NL
ASS12011-04 Faciliteren examens adv 179,5x131mm.indd 1
04-10-12 14:02
WIS Academie Manager
Hét platform voor professionalisering
WIS Collect
Digitaal factureren van schoolkosten
WIS EDU Portaal
Digitale onderwijscommunicatie goed geregeld
www.wis.nl
Bel: 0182 680 260
VO2020 EN IK
‘DIFFERENTIËREN MET ICT’
In februari en maart sprak de VO-raad tijdens regiobijeenkomsten van de VO2020-tour
met ruim 400 leden over de toekomst van ons onderwijs. Barbara Dijkgraaf, bestuurder
Openbaar Voortgezet Onderwijs Zaandam, is een van hen:
“Ik hoop dat we de komende vijf jaar in het onderwijs
gezamenlijk een slag gaan maken. Dat het onderwijs
vanuit zichzelf uitdraagt waar we inhoudelijk en
kwalitatief voor staan. En dat we dat gezamenlijk en
zelfbewust naar buiten brengen als vo-sector, in contact
met de samenleving en als respons op de ontwikkelingen
die zich nu voordoen.
Dan denk ik onder meer aan gepersonaliseerd onder­
wijs. Differentiëren is komende jaren onze opdracht
en ICT gaat ons daarbij helpen. Maatwerk in klassen­
verband is de toekomst. Tegelijkertijd werpt dit heel
veel vragen op. Want wat betekenen alle ontwikkelingen
op het gebied van bijvoorbeeld ICT en sociale media
voor de manier waarop leerlingen leren en voor de
manier waarop we het onderwijs organiseren? Onder­
wijs vormt mensen en daarmee onze toekomstige
samenleving. Tot nu toe vervult de school ook een rol
als de plek waar kinderen elkaar fysiek ontmoeten en
met elkaar leren omgaan. Dat is één van de impliciete
doelen van het onderwijs. We moeten antwoord vinden
op de vraag hoe burgerschapsvorming zich verhoudt tot
gepersonaliseerd leren en de sociale media die blijven
groeien. Komen leerlingen dan nog in contact met
allerlei mensen uit diverse lagen van de samenleving?
En wat voor gevolgen heeft dat voor de maatschappij?
Globalisering is nog zo’n onderwerp waar het onderwijs
over na moet denken. Het is een niet weg te denken
tendens en globalisering moet een vertaling krijgen in
vernieuwing van bijvoorbeeld het curriculum. De
contouren van het onderwijs van de toekomst zijn
zichtbaar, maar we hebben nog een klus te klaren als
het gaat om de vertaling ervan. Ik ben vooral benieuwd
wat deze bewegingen precies gaan betekenen voor hoe
leerlingen leren en wat ze gaan leren.” VO-magazine 5 / maart 2014
21
22
VO-magazine 5 / maart 2014
VO IN BEELD
Waar Oosterlicht College, Nieuwegein
Wanneer 5 februari 2014, 14.15 uur
Waarom Leerlingen uit groep 8 die geïnteresseerd zijn in het vmbo,
volgen een proefles techniek.
Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 5 / maart 2014
23
IN DE PRAKTIJK
Snel verbeteren op het Willem de Zwijger College
BINNEN EEN JAAR
WEER VOLDOENDE
Door goede analyses en sterke sturing gingen de resultaten van de havo-bovenbouw van
het Willem de Zwijger College in Bussum snel omhoog. Het negatieve Inspectieoordeel
was aanleiding om afdelingsleiders een volwaardige rol te geven in een nieuwe
organisatiestructuur. Nu de school weer onder normaal toezicht staat, komt het erop aan.
‘De grootste uitdaging is dat we de verandering weten vast te houden.’
Tekst: Truus Groenewegen / Fotografie: Dirk Kreijkamp
De Inspectie waarschuwde het Willem de Zwijger
College in Bussum al sinds 2009 dat de kwaliteit onder
het landelijk gemiddelde lag. “We scherpten regels aan
en dachten: het komt wel goed, want we zijn een goede
school. Ouders waren lovend, net als anderen uit onze
omgeving”, zegt Marya Hendrikx, afdelingsleider vwo
bovenbouw en lid van de schoolleiding. Een commissie
voor collegiale visitatie had in 2011 voorzichtig iets
opgemerkt over een wel heel grote comfortzone, maar
was toch vooral heel positief geweest over de goede sfeer.
“Precies het punt waarop de Inspectie ons helemaal
afbrandde”, aldus Hendrikx. In november 2012 beoor­
deelde de Inspectie de havo-bovenbouw als zeer zwak.
docent een gegeven. Die kijkt naar de leerlingen.”
Nog voor de kerst ging de eerste groep docenten
naar een cursus over didactiek en klassenmanagement
(‘De vijf rollen van de leraar’). “Leerlingen wisten dat
het beter moest”, zegt Hendrikx. “Ze merkten al snel
veranderingen.” De ouders waren ook op de hoogte.
Structuur
Rector Wind koos voor nadrukkelijk sturen en sterk
controleren, maar wel ‘continu in gesprek zijn, dat is
ontzettend belangrijk.’ Hij maakte meteen grondige
analyses van de opbrengsten, per sectie, per vak en per
docent. Zo snel mogelijk schakelde hij een proces­
begeleider in vanuit het project Leren verbeteren (zie
‘Vwo-docenten deden de havo er
kader). Die procesbegeleider, Tijmen Bolk, ondersteunde
het verbeterproces door kritische vragen te stellen en een
maar zo’n beetje bij’
stevige structuur aan te reiken. “Van hem heb ik geleerd
Goede les
om stappen continu te benoemen, te kijken wie betrok­
Behalve op de te lage opbrengsten wees de Inspectie
ken zijn en een deadline aan acties te koppelen”, zegt
op het ontbreken van een taakgerichte werksfeer in de
Wind. “Je leert veel meer in een proces te denken. Je
lessen. Het commentaar: ‘Er wordt gewoon niet gewerkt, hebt een plan met een aantal verbetergebieden en een
leerlingen luisteren slecht, docenten weten het niet af te aantal acties. Bij die acties geef je duidelijk aan wat het
dwingen.’ Dat was een eyeopener voor Philip Wind die
resultaat moet zijn, wanneer en wie erbij betrokken
in januari 2013 als rector begon, maar daarvoor al op de zijn.” De actiematrix waarin dat allemaal een plek heeft,
school werkte als docent en later afdelingsleider. “Wij
gebruikt hij nog steeds.
deden lesbezoeken, maar dan keek je naar de docent
voor de klas. Als die een mooi verhaal stond te houden
Teambesef
en ontzettend enthousiast bezig was, vond je het een
Het formeren van een havoteam kreeg hoge prioriteit.
goede les. Ook al zag je een paar leerlingen nietsdoen.
“Vwo-docenten deden de havo er maar zo’n beetje bij”,
Maar voor de Inspectie is het harde werken van de
aldus Wind. “Havo was in feite vwo-light.” Het
24
VO-magazine 5 / maart 2014
Rector Philip Wind en Marya Hendrikx, afdelingsleider vwo bovenbouw en directielid
havoteam maakte afspraken over didactiek en structuur
van de lessen. De criteria voor de beoordeling van
toetsen werden door meerdere mensen bekeken en
docenten gingen elkaar aanspreken op praktische zaken,
zoals het eerder laten vertrekken van leerlingen uit de les.
Door die eenduidige aanpak was al snel verbetering
zichtbaar. Wind: “Docenten spraken elkaar vaker,
bezochten elkaars lessen en gingen elkaar steeds meer
bevragen. Dat teambesef maakt een groot verschil.”
Kwaliteit van het onderwijsaanbod is een gezamen­lijke
verantwoordelijkheid, benadrukte de rector in al zijn
presentaties en gesprekken met docenten: “Een team is
zo sterk als de zwakste schakel.”
‘Aan het einde van die dag dacht ik:
dit krijg ik nooit meer op de rails’
Stagnerende school
Toch kreeg het team in juni een nieuwe klap te
verwerken. Tijdens een audit door Cap Gemini (vergoed
door Leren verbeteren) werd de organisatie grondig
doorgelicht. De structuur van het Willem de Zwijger
College paste volgens de commissie niet meer bij een
moderne school. Taken en verantwoordelijkheden waren
slecht verdeeld. “Wij kregen te horen dat we supermentoren waren”, zegt afdelingsleider Hendrikx. “Dat
voelde echt heel rot, maar ze hadden wel gelijk. Als
afdelingsleiders waren we altijd met ouders en leerlingen
bezig, met de dagelijkse zaken. Het steeg ons boven het
WAT IS LEREN VERBETEREN?
Leren verbeteren - een project van de
VO-raad en AOC Raad - ondersteunt
bestuurders, schoolleiders en midden­
managers bij het verbeteren van leer­
opbrengsten en het versterken van
onderwijsprocessen die volgens de
Onderwijsinspectie achterblijven of
ontoereikend zijn. Het project biedt
kennis, menskracht en middelen. Aan
afdelingen die door de Inspectie als
zwak of zeer zwak zijn beoordeeld, biedt
Leren verbeteren gerichte ondersteuning.
In overleg met de school stelt Leren
verbeteren een programma samen en
draagt bij in een deel van de kosten.
Ook Leren verbeteren? Bekijk de
flyer bij dit magazine of ga naar
www.projectlerenverbeteren.nl.
De Urgentiemeter op deze site geeft u een
beeld van het komende Inspectieoordeel.
hoofd. En op de vraag wie hun leidinggevende was,
antwoordde iedereen, van conciërge tot afdelings­leider:
Philip.” Wind vult aan: “Als je op zo’n manier doorgaat,
ben je gewoon een stagnerende school. Aan het einde
van die dag dacht ik: dit krijg ik nooit meer op de rails.”
VO-magazine 5 / maart 2014
25
IN DE PRAKTIJK
VO-CONGRES 2014
Leren verbeteren geeft een workshop op het VO-congres
en is ook met een stand aanwezig. Kom langs voor meer
informatie over de ondersteunings­mogelijk­heden voor uw
school.
Na een flinke discussie met afdelingsleiders werd besloten
om direct vanaf het volgend schooljaar in teams te gaan
werken en afdelingsleiders bijbehorende taken en verant­
woordelijkheden te geven. “Ik had liever een jaar gewacht,
om het gedegen voor te kunnen bereiden”, zegt Hendrikx.
“Maar we waren ervan doordrongen dat het anders moest.”
Inspectie overtuigd
De resultaten van de havo waren intussen sterk
verbeterd. Om de opbrengsten in beeld te brengen
gebruikte Wind Qlick View. Dat dataprogramma
levert rapportages die aansluiten bij de opbrengstenkaart
van de Inspectie (net als de software Magnaview Cum
Laude, red.).
In zijn gesprek met de Inspectie na de zomer stelde
Wind voor om die gegevens te beschouwen als een
opbrengstenonderzoek. De Inspectie ging akkoord.
De snelle verbeteringen in de cijfers maakten indruk,
maar vooral de ingrijpende veranderingen in de
structuur hielpen om de Inspectie te overtuigen. Wind
kreeg te horen: “Als er een audit vóór de vakantie is
geweest, krijgen we meestal na de zomer een eerste
notitie, maar jullie hebben besloten om – ondanks de
problemen die het misschien met zich meebrengt –
meteen te starten en dat geeft veel vertrouwen.” De
Inspectie zette de school weer op basistoezicht en de
directie haalde opgelucht adem. Wind: “Van nieuwe
ouders hoor ik: jullie zijn heel open geweest en hebben
snel weten te verbeteren, dus dat is een heel sterk punt.”
Nieuw profiel
De dagelijkse taken liggen tegenwoordig bij de mentoren.
Voor afdelingsleiders kwam een nieuw profiel. De
opbrengsten zijn, naast lesbezoeken en leerlingen­
enquêtes, een vast onderdeel van de functioneringsen beoordelingsgesprekken die afdelingsleiders met
docenten hebben. De afdelingsleiders krijgen de
komende tijd ondersteuning van een coach, als team
en individueel, om hun functie goed in te vullen.
Waar het op aan komt, is de nieuwe structuur verder
VO-magazine 5 / maart 2014
te ontwikkelen. “Echt iedere individuele docent kan
via z’n team invloed uitoefenen op het onderwijs”,
zegt afdelingsleider Hendrikx. “Mijn teamleden waren
daar aanvankelijk sceptisch over. Ik heb veel weerstand
moeten overwinnen en lang gezocht naar onderwerpen
die echt wat opleveren. Wat hielp, was me te focussen
op de docenten die de veranderingen wel een goed
idee vonden.” Nu de eerste praktische voorstellen zijn
overgenomen, krijgen de docenten in de gaten dat ze
echt iets kunnen bereiken en komen de ideeën, vertelt
ze. “Als we bereiken dat het echt van onderaf komt, dan
vind ik dat een cultuurschok hier op school, zo is het
nooit geweest.”
Motivatie
Rector Wind, die het afgelopen jaar koos voor sterke
sturing en controle, zal meer afstand moeten nemen,
zodat afdelingsleiders de ruimte krijgen. Zonder het
Inspectieoordeel had de school de ingrijpende
veranderingen niet op zo’n korte termijn kunnen
realiseren, zegt hij. “Het predicaat ‘zeer zwak’ is een
ramp, maar de luiken gaan wel open. De grootste
uitdaging is dat we de verandering weten vast te houden.
Nu de druk eraf is, merk je al dat er kleine scheurtjes
beginnen te komen in de motivatie.”
‘Het predicaat ‘zeer zwak’ is een ramp,
maar de luiken gaan wel open’
In gesprek blijven is al die tijd Winds belangrijkste
wapen geweest. Individueel horen wat mensen te zeggen
hebben, maar ook praten met secties en teams. “Je moet
luisteren naar mensen én ze blijven aanspreken over de
opbrengsten, de afspraken die er liggen, over wat je ziet
of hoort uit bijvoorbeeld een ouder-resonansgroep.
Dat is niet altijd even makkelijk, maar wel belangrijk.”
Hendrikx beaamt: “Je moet blijven praten, grenzen
stellen, herhalen wat je van mensen verwacht.” EERST DE KLAS
ACADEMISCHE HOUDING IN DE SCHOOL
Het Comenius College in Hilversum haalde via Eerst de Klas twee jonge docenten
binnen. Rector Johan Veenstra: “Dit is echt verrijkend voor de school.”
Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Rector Veenstra keek zijn ogen uit op een selectiedag
van Eerst de Klas. “Ik was wat terughoudend, maar ben
sinds die dag helemaal om. Kandidaat-deelnemers gaven
proeflesjes van tien minuten. Ik was zó onder de indruk
dat ik het wel aandurfde om deze mensen mijn school
binnen te halen.”
Veenstra: “Het zijn excellente studenten. Ze bezitten
een intellectuele nieuwsgierigheid, zijn proactief, zoeken
dingen zelfstandig uit, stellen zich verantwoordelijk op,
reflecteren. Die eigenschappen vind je niet vanzelf­
sprekend bij mensen van de reguliere lerarenopleiding.
Met Eerst de Klas haal je een stukje wetenschap binnen,
dat is echt verrijkend voor de school. De betreffende
mensen zijn heel solide. Ze werken loeihard en lesgeven
is helemaal nieuw voor ze, maar ze vallen niet om bij
tegenslagen. Ik merk dat de collega’s hun instelling en
bijdrage aan het vak ook erg waarderen.”
Enthousiast
Via Eerst de Klas werd Vincent Dekker docent natuur­
kunde, en Juliëtte Brouwer docent Spaans. Een derde
plaatsing ging om puur praktische redenen niet door.
Vincent heeft sterrenkunde gehad in z’n opleiding.
“Een collega die daar veel van weet, gaat met pensioen,
dus wie weet kan Vincent die leemte opvullen. Juliëtte
zit in een sectie waar veel wisselingen zijn geweest, maar
ze houdt zich goed staande. Zij krijgt volgend jaar meer
bovenbouwklassen, en zal dan ook meer verantwoorde­
lijkheid dragen voor de verdere ontwikkeling van het vak.”
Juliëtte studeerde Spaanse taal en cultuur en volgde een
masterstudie vertaalwetenschappen. Daarna studeerde ze
in Antwerpen literatuurwetenschappen. “Ik wilde eerst
Eerst de Klas
Eerst de Klas is een tweejarig traineeprogramma
voor jonge academici, ontwikkeld door overheid,
onderwijs (onder meer de universitaire leraren­
opleidingen) en bedrijfsleven. De VO-raad is regie­
voerder. Deelnemers werken in het onderwijs, volgen
een intensieve op­lei­ding tot docent én draaien mee
in een leiderschaps­programma. Zo moet het aantal
academisch geschoolde, eerstegraads leraren toe­
nemen. Na afloop kunnen de deelnemers een carrière
opbouwen in het onderwijs of verdergaan in het
bedrijfsleven. www.eerstdeklas.nl
vertaler worden of gaan promoveren, maar ik maakte
tijdens m’n bachelorstudie kennis met lesgeven. Toen
ik deze vacature zag was ik snel enthousiast, ook vanwege
de combinatie van onderwijs en bedrijfsleven” (zie kader).
“Ik heb tijdens m’n studie veel in m’n eentje onderzoek
gedaan. Ik vind het heel fijn om nu samen met andere
mensen te werken aan praktische zaken.”
Werk en studie
Juliëtte vindt ook de combinatie van werk en studie
prettig. “Wat ik in de schoolpraktijk meemaak, kan ik
gebruiken in m’n opleiding, en andersom.” Het voor
de klas staan bevalt haar ‘onverwacht goed’. “Ik denk
mee over vernieuwingen, bijvoorbeeld van het literatuur­
onderwijs. Ik hoop dat ik volgend jaar mentor kan worden
van een klas. Goede kans dat ik straks in het onderwijs
blijf werken. Misschien ga ik dat combineren met
vertaalwerk.”
Rector Veenstra: “Volgend jaar is er absoluut weer
een nieuwe lichting mensen welkom bij ons.” VO-magazine 5 / maart 2014
27
DE WERKGEVER
GOED JAARVERSLAG
WERPT OOK INTERN
VRUCHTEN AF
Vanaf dit jaar moet het jaarverslag ook een toekomst- of continuïteitsparagraaf
bevatten. Interessant voor de buitenwereld, maar ook leerzaam voor de school, zegt
Hans Pirovano (OCW). “Die interne zelfreflectie is een ongelofelijk nuttig proces om
ook te kijken op welke punten het beter of anders kan.”
Tekst: Jacq Zinken
“Het jaarverslag bestaat grofweg uit twee onderdelen: de
jaarrekening en het bestuursverslag. Hoewel het jaarverslag
primair is gericht op de verantwoording naar buiten, ligt een
minstens even belangrijke rol, met name van het bestuurs­
verslag, niet in de publicatie, maar meer bij het opstellen
ervan. Daarmee is de instelling immers doende zichzelf een
spiegel voor te houden.”
Hans Pirovano, Manager Jaarverslaggeving van het ministerie
van OCW, illustreert het belang van een goed jaarverslag: het
houdt de vinger aan de pols. Mede daarom worden de ver­
eisten voor een jaarverslag regelmatig aangepast. Pirovano:
“In het publieke domein hebben we naast de algemeen
geldende afspraken voor de inrichting ook te maken met de
politieke werkelijkheid. Die agenda wordt mede gebaseerd op
maatschappelijke discussies rond de thema’s governance en
toezicht, vaak als gevolg van specifieke gebeurtenissen zoals bij
Amarantis en Inholland. Dat leidt nogal eens tot aanscherping
van de regelgeving.”
De essentie ligt niet in de
rekenkundige exercitie, maar in
de interne discussie erover
Zo moet het jaarverslag vanaf dit jaar ook een toekomstof continuïteitsparagraaf bevatten. Hans Pirovano: “Niet
alleen vanuit OCW, maar met name ook vanuit Financiën
is aangegeven dat het hele publieke domein er goed op moet
toezien dat de bedrijfsvoering op orde is, waaronder dus
de jaarverslaggeving, met daarin ook voldoende oog op de
toekomst en een financiële vertaling van het te voeren beleid.
Sommige scholen vinden dat wat overbodig, en iets waar de
overheid wat te ver in gaat. Andere instellingen vinden het
een goede zaak om met het oog op de toekomst dingen goed
op een rijtje te zetten.”
28
VO-magazine 5 / maart 2014
Toekomstparagraaf
Voor dit jaar is een tussenoplossing gekozen in de vorm van
een ‘handreiking’, als uitwerking van hetgeen op dit punt in
de regeling jaarverslaggeving is bepaald, zonder dat het daarbij
gegeven model verplicht gesteld is. Beleidsadviseur Nico van
Zuylen van de VO-raad reageert gereserveerd: “Ons
belangrijkste bezwaar is dat wij niet gelukkig zijn met de
meerjarige balans; die is vaak gekunsteld. We vinden die eis
daarom niet zo zinvol, maar we verzetten ons er niet tegen.”
Wel zal de ‘tussenoplossing’ zorgvuldig geëvalueerd worden,
waarna voor de toekomst wellicht bijstelling volgt.
In de continuïteitsparagraaf worden scholen geacht een jaar of
drie vooruit te kijken. Pirovano: “Je moet op een rijtje zetten
op welke punten het beleid zal worden aangepast en waar de
grootste risico’s liggen. Denk daarbij niet direct aan
calamiteiten, maar vooral aan voorzienbare ontwikkelingen:
als de leerlingenaantallen dalen, heeft dat tot gevolg dat de
rijksbijdrage naar beneden gaat. Je moet dat in beeld hebben
en anticiperen op hoe je ermee omgaat. Hetzelfde geldt voor
het investeringenbeleid en de financiering. Je kunt een aantal
onzekerheden in de toekomst reduceren door te meten en te
anticiperen”, is de stellige overtuiging van Pirovano, maar hij
benadrukt dat ook de essentie van de continuïteitsparagraaf
niet ligt in de rekenkundige exercitie, maar in de interne
discussie erover. Die leidt immers tot een gezamenlijk
gedragen visie op de eigen continuïteit.
Dat wordt onderschreven door Sam Terpstra, de bestuurder
van Reggesteyn (zie kader). Op basis van een strategische
agenda vindt op Reggesteyn in een kaderbrief een concrete
vertaling plaats naar de toekomstige bijdragen die de
verschillende vestigingen en teams aan de gestelde doelen gaan
leveren. “Dat leidt ook tot een meerjarenbegroting en een
actualisering van onze risicoanalyse. Op die manier denken we
dat we voldoende materiaal hebben om een redelijk
betrouwbare toekomstparagraaf te schrijven.”
Sherlock Holmes
De jaarverslagen – nu dus met de toekomstparagraaf moeten jaarlijks op 1 juli binnen zijn bij het ministerie.
Voor het onderdeel jaarrekening bestaat al een jaar of twintig
een aanleveringsmodel, dat de meeste scholen ook gebruiken.
Die cijfers worden in een groot databestand bij het departe­
ment opgeslagen. Partijen die er voor hun taakuitoefening
gebruik van moeten maken, kunnen er dan over beschikken.
Een belangrijke partij is de Inspectie, die het materiaal betrekt
bij de oordeelsvorming over scholen en het toezicht. Maar
de gegevens gaan ook naar het CBS en naar Vensters VO.
Over de inhoud van de jaarrekening zegt Hans Pirovano:
“De jaarcijfers worden op een hoog abstractieniveau
aangeleverd. OCW wil heus niet precies weten hoeveel
pennen en potloden zijn gekocht; dat hoor je wel eens,
maar dat is niet waar. We krijgen vanuit de onderwijssector
jaarlijks bijna tweeduizend jaarrekeningen en jaarverslagen,
en die gaan we zeker niet allemaal met een Sherlock Holmeslook navlooien of alles er wel in staat.”
De inrichtingsvereisten voor het bestuursverslag zijn in vrij
algemene termen in regels neergelegd, en daarom laten ze,
aldus Pirovano, de scholen behoorlijk vrij. “In de praktijk zie
je dan ook verschillen. In het onderdeel personeelsbeleid
bijvoorbeeld worden naast de algemene personele gegevens
steeds andere accenten gelegd.”
Beste onderwijsjaarverslag 2013
In november heeft scholengemeenschap
Reggesteyn (Nijverdal/Rijssen) in de categorie
vo de Bestuursbokaal voor het beste onderwijs­
jaarverslag van 2013 gewonnen. ‘Het jaar­
verslag bevat 80 pagina’s, maar leest als een
roman’, aldus de jury.
Bestuurder Sam Terpstra schetst hoe vanaf
januari zeker vijftien mensen intensief
betrokken zijn bij het opstellen van het
jaarverslag. Maar al die moeite werpt ook
zijn vruchten af: “Wij willen voor onszelf
op een goede manier vaststellen of datgene
wat we van plan waren, ook daadwerkelijk
is gelukt, als onderdeel van onze planningen controlcyclus. Dat is misschien wel het
belangrijkste effect van deze aanpak en dat
heeft ook intern veel waarde.”
www.reggesteyn.nl
Horizontale verantwoording
Naast het formele traject is het jaarverslag ook belangrijk
voor de horizontale verantwoording: de dialoog met alle
belang­hebbenden in de omgeving van de instelling, zoals
MR, gemeente en ouders. Pirovano: “Die kunnen in de
discussie een waardevolle bijdrage leveren. We verwachten
dat de instelling zelf het initiatief neemt om die dialoog aan
te gaan.” VO-magazine 5 / maart 2014
29
ADVERTENTIE
Bezoek
www.voion.nl
Voor iedereen in het vo op zoek naar
kennis en ervaringen op het gebied van:
• Arbeidsmarkt & mobiliteit
• Opleiding & professionalisering
• Veilig, gezond & vitaal werken
Voion, kennis en advies van en voor het voortgezet onderwijs
www.voion.nl
ALSTUBLIEFT:
HET RECEPTENBOEK
IMPLEMENTATIE
STERCOLLECTIES
Weet u al hoe u Stercollecties kunt inzetten
op uw school? En wat daar voor nodig is?
Bekijk het digitale Receptenboek
Implementatie Stercollecties en creëer
een Stercollectiegerecht naar smaak.
Een aantal scholen presenteren hun eigen
recept met verschillende ingrediënten.
Welke visie is er op het onderwijs en voor
welk leermateriaal, elo, infrastructuur en
device kiezen zij? Hoe is de benodigde
deskundigheidsbevordering georganiseerd?
Ook vindt u in het receptenboek business
cases, projectplannen en checklisten.
Ga naar vo-content.nl en bekijk
het Receptenboek Implementatie
Stercollecties. U kunt gelijk aan de slag.
Samenwerken aan maatwerk!
Stichting VO-content zorgt namens de scholen in het voorgezet onderwijs dat uitgevers Stercollecties ontwikkelen,
onderhouden en actualiseren. Stercollecties zijn open digitale leerlijnen voor een vak, een jaar en niveau.
ad_vomagazine.indd 1
10/31/13 9:56 AM
VO2020 EN IK
‘BALANS TUSSEN INDIVIDUEEL EN SAMEN’
In februari en maart sprak de VO-raad tijdens regiobijeenkomsten van de VO2020-tour
met ruim 400 leden over de toekomst van ons onderwijs. Percy van Poelgeest, afdelings­
leider vakcollege en mavo Stedelijk College Zoetermeer, is een van hen:
“Differentiatie van onderwijs heeft de toekomst.
Maar hoe doen we het zo dat individueel onderwijs
niet te veel ten koste gaat van het leren samenwerken?
Beide zijn belangrijk voor leerlingen. Het Stedelijk
College is een iPad-school met als voordeel dat lesgeven
op maat mogelijk is. Kinderen kunnen makkelijker
extra ondersteuning of extra uitdaging krijgen. Aan de
andere kant is een iPad geen doel op zich. Leerlingen
gaan hier ook samen in groepjes aan de slag om hun
sociale vaardigheden te ontwikkelen. We zijn nog aan
het zoeken hoe we het zo kunnen inrichten dat er op
een goeie manier gedifferentieerd kan worden en er
balans tussen individueel en samen bestaat. Docenten
worden daarin getraind en zoeken nog naar de beste
manier om dat te organiseren en vorm te geven. Het
heeft tijd nodig. Bovendien lopen we tegen grenzen
aan, want flexibele examinering is van overheidswege
nog niet mogelijk.
Daarnaast hoop ik op een nauwere samenwerking tussen
voortgezet onderwijs, mbo en bedrijfsleven. Want dat is
belangrijk voor de ontwikkeling van de doorlopende
leerlijn en de arbeidsmarkt. We hebben hier een stevige
samenwerking met het mbo ontwikkeld, zodat leerlingen
die bepaalde vakken op mavoniveau afsluiten, vrijstelling
kunnen krijgen van die vakken op mbo 2- of 3-niveau,
en misschien wel op niveau 4 vakken kunnen doen.
Door met het mbo hier in Zoetermeer een gemeen­
schappelijk doel te formuleren, heeft de samenwerking
een flinke impuls gekregen. Er is in onze regio veel
werkgelegenheid voor middenkader en we hopen er op
deze manier aan bij te dragen dat daar goed geschoold
personeel voor te vinden is.” VO-magazine 5 / maart 2014
31
360˚
Maatwerk en flexibiliteit zijn nodig
KRIMP:
DE TIJD DRINGT
Bijna alle schoolbesturen krijgen de komende jaren te maken met dalende
leerlingaantallen. Scholen in de bekende krimpregio’s aan de rand van
Nederland laten zien hoe zij daarmee omgaan en wat zij verwachten
van de (lokale) politiek. Een artikel over valkuilen, slimme oplossingen en
hobbels die nog te nemen zijn. En een wake up call voor alle scholen: de
krimp komt eraan, dus ga bijtijds aan de slag.
Tekst: Carolien Nout / Illustratie: Matthias Giessen
Tussen 2016 en 2020 dalen de leerlingaantallen in
zo goed als alle regio’s in Nederland. De regionale
verschillen zijn groot: in de grote steden zal het aantal
leerlingen de komende jaren stijgen, in andere gebieden
is de krimp matig tot groot, tot wel 30 procent.
Daar komt de verschuiving van leerlingenaantallen
per schooltype nog eens bij: minder kinderen kiezen
voor het vmbo, vooral voor de kader- en de basis­
beroeps­gerichte leerweg, en daardoor kan het moeilijk
zijn om aparte richtingen als metaal- en elektrotechniek
in stand te houden. Ook het aantal vwo-leerlingen daalt.
Overigens lijken die verschuivingen te stabiliseren,
aldus de Onderwijsinspectie.
Het huidige wettelijke kader geeft
niet genoeg ruimte voor creatieve
oplossingen
Nagenoeg alle besturen in het voortgezet onderwijs
(85 procent) krijgen de komende jaren te maken met
minder leerlingen. Dat betekent dat scholen meer moeten
samen­werken om te zorgen voor een breed onderwijs­
aanbod in de regio. Zij moeten daarbij niet alleen kijken
hoe ze scholen of locaties in stand kunnen houden, maar
vooral hoe het onderwijs pluriform en toegankelijk kan
blijven. Geen concurrentieslag meer voeren, maar samen
plannen maken: dat lijkt tegennatuurlijk. Toch gebeurt
het in sommige krimpgebieden al. Maar gemakkelijk is
het niet. Het huidige wettelijke kader geeft niet genoeg
ruimte voor creatieve oplossingen waar scholen behoefte
aan hebben. En dat is natuurlijk jammer.
32
VO-magazine 5 / maart 2014
Verschillen tot de voordeur
Dat beaamt Pieter Schram, voorzitter van het college van
bestuur van OSG Singelland in Drachten. Verschillende
regio’s in Friesland hebben al enige tijd te maken met
dalende leerlingaantallen. Daarom heeft de openbare
scholengemeenschap Singelland partners gezocht op
plaatsen waar de situatie nijpend is en scholen kunnen
om­vallen. In het dorp Burgum, waar de school een
vmbo-locatie met havo-onderbouw heeft, is ze gaan
samen­werken met CSG Liudger. Gezamenlijk bieden
zij nu havo 4 en 5 aan in een nieuw gebouw. Zij hebben
afspraken gemaakt over het omgaan met de leerlingen
(bij welke school ze zijn ingeschreven, welke vakken
ze gezamenlijk volgen en welke niet), over personele
kwesties (zoals een verdeelsleutel voor de aanstelling
van het personeel) en over medezeggenschap, admini­
stratie en het beheer en onderhoud van het gebouw.
Dat samenwerkingspartners een verschillende
denominatie hebben, blijkt in de praktijk te vervagen.
Schram: “Het speelt een rol tot de voordeur. Ouders
willen kunnen kiezen en we zorgen ervoor dat onze
verschillende openbare en christelijke identiteiten zijn
geborgd. In de praktijk betekent dit dat we de vakken
godsdienst, levensbeschouwing en maatschappij­leer niet
gezamenlijk zouden aanbieden. Ik gebruik bewust de
verleden tijd, want achter de voordeur gaan ouders en
leerlingen daar vaak anders over denken. Daar­om kunnen
leerlingen nu kiezen of ze godsdienst of levens­
beschouwing volgen. De kerstviering is verplicht voor
leerlingen van het Liudger, maar andere leerlingen doen
er ook graag aan mee, zelfs als ze anders vrij zouden zijn.”
DISCUSSIEER MEE:
ONDERWIJSPOORT KRIMP
Hoe kunnen scholen antici­peren op krimp?
Welke creatieve oplossingen zijn er om de onder­
wijs­kwaliteit hoog te houden? En hoe geven we de
samenwerking vorm om krimp het hoofd te bieden?
Discussieer mee op 2 april tijdens de Onder­wijs­
poort (voorheen: Onderwijs­café) in Pers­centrum
Nieuws­poort, Den Haag.
www.hetonderwijscafe.nl
Het kan dus wel
Gronings Manifest
Maar niet alles is gemakkelijk op te lossen. “Zoals ver­
antwoording. De opbrengsten van de gezamenlijke havo
zouden één keer aan OSG Singelland en één keer aan
CSG Liudger toegerekend moeten worden en dat kan
niet. Daarom hebben wij zelf een kwaliteitskaart ont­
wikkeld, waarmee we de opbrengsten in elkaar schuiven
en voor beide scholen laten tellen. Dat vraagt creativiteit
van de kant van de Inspectie en ruimte binnen het
toetsingskader, maar het kan dus wel”, zegt Schram.
Hoe kunnen scholen in gebieden waar de krimp op
de deur klopt, zich het beste opstellen? In Groningen
hebben zo goed als alle schoolbesturen, verenigd in het
Bestuurlijk platform vo-vmbo, onlangs een manifest
ondertekend waarmee ze zich committeren aan een
gezamenlijke aanpak. Het initiatief werd genomen door
Rob Schuur, voorzitter van het college van bestuur van
het Noorderpoort, een instelling voor vo, mbo en
volwasseneneducatie en contractactiviteiten. “Het begint
met een gewoon gesprek, tussen schoolbesturen in een
regio. Je moet ervoor openstaan”, vindt woordvoerder
Harry Bouma van het Noorderpoort. Het manifest is
een unieke mijlpaal voor de 22 schoolbesturen die
hebben afgesproken hun informatie over leerling­aan­
tallen te delen en niet meer met elkaar te concurreren.
Ook scholen in de stad Groningen doen mee, terwijl
daar de leerlingaantallen niet eens gaan dalen. De uit­
werking van het manifest zal steeds weer afhangen van
de situatie. Bouma: “Het kan bijvoorbeeld gaan om een
fusie van scholen, of om uitruil van praktijk­opleidingen
of locaties. De basis is niet om onderwijs­besturen in
elkaar te schuiven, of de bestaande situatie per se te
behouden, maar om samen de taken te verdelen: wie
doet wat om goed onderwijs in stand te houden.”
Het Noorderpoortcollege heeft als gevolg van dalende
leerlingaantallen onlangs een vmbo-afdeling in Mussel­
kanaal gesloten. In goed overleg met het team, de ouders
en het Ubbo Emmius in Stadskanaal gaan de meeste
leerlingen nu naar die school toe. Onder de noemer
‘Samen is meer’ willen Noorderpoort en Ubbo Emmius
samen vmbo en mbo onder één dak aanbieden op een
‘Een verschil in denominatie speelt
een rol tot de voordeur’
In het landelijke Surhuisterveen, tegen de provincie
Groningen aan, werkt OSG Singelland nu samen met
het Lauwers College. Beide vmbo-locaties waren kwets­
baar door hun omvang. Daarom zijn de locaties na­
genoeg in elkaar geschoven. De leerlingen staan
in­geschreven bij een van beide scholen en volgen
gezamenlijk onderwijs. Na vier jaar blijken de scholen
gezamenlijk meer leerlingen trekken dan ze opgeteld
afzonderlijk deden. Ook de kwaliteit van het onderwijs
is aantoonbaar verbeterd, aldus Schram. “Wij laten zien
dat oplossingen creativiteit vragen, maar op sommige
punten knelt de wet- en regelgeving. Een bijna banaal
voorbeeld is de bekostiging. Wij worden nu nog voor
twee nevenvestigingen bekostigd, maar zouden toe
willen naar één locatiedirecteur voor beide locaties. Een
dubbele bekostiging is dan niet meer terecht. Wettelijk
gezien kunnen we daar echter niet van afzien.”
VO-magazine 5 / maart 2014
33
360˚
BELEMMERENDE WETGEVING
Scholen dienen de ruimte te krijgen om bij
dalende leerlingenaantallen goed onderwijs te
kunnen bieden. De huidige wet- en regel­geving
knelt bij sommige samen­werkings­oplossingen.
Het gaat bijvoorbeeld om de fusie­toets, de
50-procentregel en de regels voor samen­­
werkings­­scholen. In zijn beleidsvisie op krimp
in het onderwijs heeft staatssecretaris Dekker aan­
gekondigd belemmering­en te willen weg­emen.
Dit voorjaar stuurt de staats­secretaris een brief
met de uitwerking aan de Tweede Kamer.
Wat krimp is, hoef je aan Bruintjes niet uit
te leggen. In de Drentse regio noemen ze
hem gekscherend Koning Krimp. Bruintjes:
“Ik pleit ervoor dat scholen op tijd met
elkaar overleggen hoe ze ‘ontscholing’
kunnen voorkomen. Zij moeten daarbij
naar de lange termijn kijken. Scholen zitten
nu in de aftastende fase; ik heb het idee dat
velen de urgentie niet onderkennen.”
En wat als de samenwerking niet op gang
komt? Bruintjes: “Ik ben er niet gerust op
dat zoiets vanzelf gaat. In het primair
onderwijs namen gemeenten het voortouw.
In het voortgezet onderwijs ligt dat lastiger,
want daar is het speelveld groter. Ik denk
dat de aanpak van Zeeland, waar de onder­
wijsautoriteit het voortouw nam, goed kan
werken. Een gezaghebbend persoon, die
boven de partijen staat, van de provincie of de regio, in
ons geval Zuidoost-Drenthe met een stukje Groningen
erbij. Scholen moeten het eerst eens zijn over de
prognoses en dan samen plannen maken. Misschien
kunnen zij de minister vragen om meer regie? Dat zijn
ze natuurlijk niet gewend, maar ik denk dat het wel goed
zou zijn. Aan de andere kant zou de overheid ook goed
moeten luisteren naar zo’n regis­seur en knelpunten in
het proces helpen oplossen.”
nieuwe locatie in Stadskanaal. Een ander voorbeeld is
de afspraak tussen mbo-scholen om de intake voor de
de Entree-opleiding (het oude mbo 1-niveau) op een
centrale plaats af te nemen. Zo kunnen de leerlingen
verspreid worden over instellingen in de regio en wordt
voorkomen dat ze gaan shoppen. De samenwerking stuit
volgens Bouma wel op allerlei praktische bezwaren, zoals
de huisvesting: “Lege gebouwen baren ons zorgen. Wie
moet daar iets mee doen? Een school kan dat niet alleen
oplossen. Het is een politieke kwestie waar ook gemeenten
of de provincie een verantwoordelijkheid hebben.”
Brevet van onvermogen
Saskia Boelema is wethouder onderwijs in de gemeente
Ontscholing voorkomen
Breda. Een gemeente waar van krimp geen sprake is,
Wat huisvesting betreft is Jacob Bruintjes, wethouder in
maar in de omliggende gemeenten wel. “Een regisseur
de Drentse gemeente Borger-Odoorn, blij dat vo-scholen die scholen bij elkaar moet brengen? Sorry hoor, maar
iets meer tijd hebben om zich voor te bereiden op krimp. dat vind ik een brevet van onvermogen voor scholen.
“In het primair onderwijs zijn we er destijds door over­
Meer ruimte en minder regels is prima, maar dan moet
vallen. De langetermijnplanning is natuurlijk belangrijk:
je als professional ook je verantwoordelijkheid nemen.”
welke gebouwen heb je over tien jaar nodig? Als het om
Boelema is stellig: “Ik zie het als taak van de wethouder
een tijdelijke piek gaat, kun je soms beter kiezen voor
om met een persoonlijke aanpak partijen bij elkaar te
noodlokalen, zoals het Esdal College in Emmen heeft
brengen. Scholen moeten met elkaar praten en niet in de
gedaan. Scholen moeten goed overwegen waarin ze
vechtstand raken. Samenwerkingsmogelijkheden zijn er
investeren en overleggen met de gemeente.”
genoeg. Het kan helpen als scholen minder onderscheid
maken naar denominatie en meer kijken naar wat ze
34
VO-magazine 5 / maart 2014
gemeen hebben.” Boelema is een bestuurder die ver­
trouwen wil geven aan initiatiefnemers. Zo benadert ze
ook scholen die betere overgang tussen voortgezet en
beroepsonderwijs willen bewerkstellingen. “Ik vraag ze
om resultaten te laten zien en hoef geen gedetailleerde
plannen vooraf. Ik wil sturen op de resultaten.”
beiden schoolbestuurders van SVO/PL. “Wij hebben de
afgelopen jaren geïnvesteerd om jonge leraren te behouden
en op te leiden tot eerste­graadsdocenten, maar door de
krimp en het feit dat mensen langer moeten doorwerken,
hebben we nu een overschot”, vertelt Monsewije. De
stichting zocht naar een creatieve oplossing en vond die
door het personeel een tijdelijke verlofregeling aan te
Doordecentralisatie is geen oplossing
bieden, waardoor zij weliswaar met minder salaris toch
hun baan behouden en de vrij gekomen tijd kunnen
in krimpgebieden
besteden aan zorgtaken of een opleiding.
De wethouder vindt het belangrijk om goed contact met Sluiting van een vestiging komt ook voor. Dat is niet
scholen te onderhouden; niet alleen met de bestuurders, alleen een emotionele gebeurtenis voor ouders en leer­
maar ook met docenten, leerlingen en ouders. “Op die
lingen. Toen de stichting in 2012 de onder­bouw van
manier kun je slim verbindingen leggen met andere
een school in Kerkrade verplaatste naar Landgraaf,
beleids­terreinen, zoals jeugd en gezin. Ik adviseer school­ was de gemeente niet blij met weer een leeg gebouw.
besturen om vooral hun wethouder uit te nodigen.
Monsewije: “Een gebouw slopen en woningen bouwen
Scholen mogen daarnaast best meer verbinding maken
is niet haalbaar. Maar liefst 15 procent van de winkels
met de samenleving. Stel je gebouw eens vaker open
en kantoren staat leeg in deze regio. Wij vinden daarom
voor anderen!”
ook dat doorde­centralisatie geen oplossing is in krimp­
gebieden. Wij zijn een onderwijsorganisatie en geen
Limburg: voorloper
project­ontwikkelaar; de verantwoordelijkheid voor
In Limburg daalt het aantal leerlingen jaarlijks tussen de
huisvesting moet bij gemeenten blijven.”
5 en 10 procent . Dat heeft een enorme impact op de
organisatie, vertellen John Monsewije en Jan Meens,
ADVERTENTIE
Master
Integraal Leiderschap
(NVAO-erkend)
Deze master biedt leidinggevenden
in het onderwijs verdieping om
leerprocessen op alle niveaus van
de schoolorganisatie duurzaam te
verbeteren.
Start jaarlijks in september.
Zie voor informatiebijeenkomsten
en brochures onze website.
www.centrumvoornascholing.nl/mil
093-193 Adv. VO Magazine Jackie B 179,5x131mm-3.indd 1
Ik ga verder
met onderwijs.
U ook?
“De naadloze aansluiting bij de praktijk was
voor mij een belangrijke reden om te kiezen
voor de Master Integraal Leiderschap bij
het Centrum voor Nascholing. Wat ik in
de opleiding leer kan ik direct toepassen
op mijn school. Daarnaast merk ik dat ik
kritischer ben geworden en meer evidence
based te werk ga.”
06-02-14 15:07
ADVERTENTIE
de leraar maakt het verschil
Meer info? Kijk op
www.driestar-onderwijsadvies.nl/
professionele-academie
educatief
Welkom op de
Professionele
Academie
COLUMN
360˚
­H ENDRIK-JAN VAN ARENTHALS
HET SLIJK DER AARDE
Regelruimte
“Het is jammer dat het (financiële) beleid is
afgestemd op gelijkmatige groei en op landelijke
gemiddelden, bijvoorbeeld van personeelskosten.
Dat pakt in deze provincie niet gunstig uit. Eigenlijk
zouden die regels voor ons als krimpregio flexibeler
moeten zijn”, vult Meens aan. Toch willen zij krimp
niet als iets negatiefs zien. De min of meer gedwongen
samenwerking kan het onderwijs juist versterken en
verbeteren. Neem de aansluiting met het mbo.
Bredere opleidingsmogelijkheden voor leerlingen,
gebouwen delen en docenten uitwisselen, zo staat in
het onlangs gepresenteerde plan voor techniek­
onderwijs dat vanaf 2015 in een doorlopende leerlijn
plaatsvindt. Maar dat levert ook knelpunten op.
Leerlingen met verschillende BRIN-nummers
mogen niet bij elkaar in een klas, mbo-docenten zijn
niet altijd bevoegd om ook aan vmbo’ers les te geven
en wie financiert wat als het om vo/mbo-gebouwen
gaat? “Dit soort regels werkt belemmerend. Wij
willen graag experimenteren, maar we kunnen niet
op voorhand precies benoemen aan welke regel­
ruimte wij behoefte hebben. Geef ons liever het
vertrouwen en laat ons achteraf verantwoording
afleggen”, zegt Monsewije.
Krimp is onontkoombaar. Over zes jaar hebben
bijna alle regio’s ermee te maken, ook daar waar
het nu nog mee lijkt te vallen. Schoolbesturen doen
er goed aan hun voordeel te doen met de ervaring
van hun collega’s uit krimpgebieden. Monsewije en
Meens besluiten met een laatste tip: begin op tijd,
want het kost tijd om je personeelsbestand op orde
te krijgen. Als je te lang wacht, kost het je veel geld.
En maak samen een vuist, want je kunt het niet
alleen oplossen. Meer weten?
Lees meer in het dossier Krimp op de website van
de VO-raad. Prognoses van leerlingen­aan­tallen
voor alle scholen in Nederland zijn te vinden op
de website van DUO: http://duo.nl/zakelijk/
VO/bekostiging/prognosemodel/intro.asp
Een eenzame fietser wordt op een landweggetje overvallen.
“Je geld of je leven”, klinkt het uit het donker. “Ik heb geen geld,”
reageert de man, “ik werk in het onderwijs.” “Oh,” zegt de over­
valler, “fiets dan maar verder, want dan heb je ook geen leven.”
Het onderwijs heeft lang een ‘slecht betaald’ imago gehad. Dat
was natuurlijk ongenuanceerd en onjuist. Kijk eens naar de kortere
salarislijnen en hoe snel je als starter op een behoorlijk salarisniveau
komt. Was ‘salaris’ het laatste taboe? Dan waren taakbeleid en
functie­mix akelig effectieve middelen om dat rigoureus te door­
breken. Excuus: in het onderwijs werk je natuurlijk niet voor het
geld, dat doe je als roeping. En de functiemix? Dat gaat uitsluitend
om de waardering. We maken ons op voor de ‘tweede tranche’.
Ik heb rondom de benoemingsprocedure als bestuurder alvast
persoonsbeveiliging geregeld.
De commotie rondom de cao’s raakte een open zenuw. De
VO-raad onderhandelde met de vakcentrales over de besteding
van beperkte rijksmiddelen. Een half of heel procentje meer voelt
misschien anders dan de nullijn, maar heeft in de werkbeleving
hoogstens het effect van een paracetamolletje. Nee, dan de zak geld
die klaar staat wanneer de brede delegaties samen door een heel smal
deurtje kunnen en de arbeidsvoorwaarden moderniseren…
In dezelfde periode werd de ‘Krant van wakker Nederland’ zelf
wakker en kopte groot over de ‘bestuurders-cao’. Deze ongenuan­
ceerde berichtgeving werd, twee jaar na het akkoord tussen de
VTOI en de bestuurdersvereniging, door vakbonden, lerareneliteclubjes en makkelijk scorende parlementaire centrumspitsen
aangewend om een beroepsgroep over één karikaturale kam te
scheren. Er zijn vast bestuurders die hun eigen Zuidasje hebben
gecreëerd. Slechte mensen vind je overal. Maar er zijn ook scholen
waarbij de LD-docent met een handjevol overuren de best betaalde
kracht is. Gelukkig werkt óók de ‘dikke kleilaag’, zoals Ronald
Plasterk de bestuurders ooit noemde, vanuit idealen en niet primair
voor ‘het slijk der aarde’.
Onze fietser ligt ’s avonds in zijn bed. Hij hoort gestommel beneden
en betrapt een inbreker, die driftig laatjes open trekt. “Wat ben jij
aan het doen?” vraagt de onderwijsman. “Ik zoek geld”, antwoordt
de inbreker. “Wacht even,” reageert de ander, “dan help ik je zoeken...”
VO-magazine 5 / maart 2014
37
VO-ACADEMIE
VO MANAGEMENTCOACH BEGINT MET REGIONALE NETWERKEN
ONTMOETING
EN INTERACTIE
Het succes van VO-managementcoach krijgt een vervolg. In januari is de
tweede lichting van vijftig beginnende leidinggevenden en ervaren school­
leiders aan elkaar gekoppeld. In april starten vijf regionale netwerken van
‘coachees’ en coaches uit de eerste lichting.
Tekst: Eva van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp
VO-managementcoach is een initiatief van de
VO-academie, gericht op non-formele scholing.
Ervaren schoolleiders volgen een professionele opleiding
tot coach, zodat zij beginnende schoolleiders kunnen
ondersteunen en begeleiden. En de professionalisering
stopt niet nadat de een-op-een-coaching is afgerond:
binnen regionale netwerken ligt de nadruk op ont­
moeting, interactie, uitwisseling van ervaringen en
verdieping van kennis.
Ingeborg Adegeest is betrokken bij de oprichting van
het netwerk in de regio Hoofddorp. Zij is conrector
onderwijs op de Katholieke Scholengemeenschap Etten
Leur en was een van de coaches van het eerste uur.
“Als regiocoördinator werk ik samen met Sita Remesar,
conrector op het Vossius Gymnasium in Amsterdam”,
zegt zij. “Coaches en coachees vinden het prettig om
elkaar te treffen voor intervisie. De coaches willen ook
hun vaardigheden als coach verder uitdiepen. Voordat
we de bijeenkomsten gaan voorbereiden, inventariseren
we welke onderwerpen beide groepen interesseren.
Op die manier sluiten we goed aan bij de behoeften
van coaches en coachees.”
‘Met al die ervaring is de verleiding
groot om te gaan adviseren, terwijl je
als coach een andere rol hebt’
De eerste bijeenkomsten staan voor het voorjaar gepland.
De VO-academie zorgt voor scholing en begeleiding
van de kersverse regiocoördinatoren, zodat zij hun
taken goed kunnen oppakken. Adegeest: “Fijn dat je
38
VO-magazine 5 / maart 2014
als regio­coördinator extra scholing krijgt, zo’n
tien dagdelen in totaal. Er is aandacht voor verdieping
van onze coachingcompetenties, voor intervisie­
technieken en het begeleiden van intervisiegroepen.
Ideaal: ik ben op een positieve manier bezig met de
ontwikkeling van anderen, maar werk tegelijkertijd aan
mijn eigen ont­wikkeling. Ik heb er veel profijt van in
mijn huidige baan.”
De regiocoördinatoren houden ook bij hoe het loopt
binnen hun regio: zijn er nieuwe aanmeldingen van
schoolleiders die begeleid willen worden? Zijn alle
coaches actief, of tijdelijk wat minder? “Mensen
enthousiast maken, werken aan de bekendheid van
dit initiatief. Dat hoort er ook bij.”
Keuzes maken
Dit schooljaar is Joke Bos begonnen als vestigings­
directeur bij CSG Calvijn in Rotterdam. Een pittige
functie. Ze had behoefte aan coaching om een goede
start te kunnen maken in haar nieuwe baan. “Als je
eindverantwoordelijk bent voor een vestiging, komt er
veel op je af. Ik ken mezelf: in mijn enthousiasme kan
ik me snel laten verleiden om te veel hooi op de vork te
nemen. Het is belangrijk om de juiste keuzes te maken,
prioriteiten te stellen. Daarom koos ik voor coaching via
VO-managementcoach.” Zij ziet haar coach vooral als
sparring partner, iemand die haar op gezette tijden een
spiegel voorhoudt.
Joke Bos werd gekoppeld aan Hans Buijze, die rector en
conrector was bij verschillende gymnasia in Amsterdam
en Utrecht en nu rector is van het Stedelijk Gymnasium
Leiden. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring als
schoolleider. Die ervaring kan voor de coach ook een
nadeel zijn, merkt Buijze op. “Met al je ervaring in het
onderwijsvak is de verleiding groot om te gaan adviseren,
terwijl je als coach een andere rol hebt. Je probeert een
proces op gang te brengen en te begeleiden. De coachee
is leidend. Het gaat erom dat hij of zij er iets aan heeft,
dat vragen zijn verhelderd, of nieuwe inzichten zijn
ontstaan waar hij of zij mee verder kan.”
Diepere laag
Bos is blij met de aanpak van haar coach. “Ik merk dat
mijn coach hetzelfde heeft meegemaakt als ik. Daardoor
weet hij welke vragen hij aan mij moet stellen. In de
gesprekken kun je een diepere laag raken, je komt bij
jezelf als persoon in deze leidinggevende functie. De
focus ligt sterk op jouw beleving. En ja, dat kan af en
toe ook best confronterend zijn.”
Na twee sessies staat Bos al anders in haar werk dan
enkele maanden geleden. “Ik ben nu echt geland in
de organisatie en ik kan de school overzien. Ik heb
inmiddels een aantal vernieuwingen geïnitieerd.
Mijn inschatting is dat de coaching daar een positieve
bijdrage aan heeft geleverd.”
Ook Buijze ervaart zijn ervaringen als coach als
waardevol. “Je gaat anders luisteren, wordt sensitiever.
Bewust vertragen en afstemmen wat een ander nu echt
bedoelt, in plaats van een en ander zelf maar alvast te
interpreteren. Dat vind ik een groot voordeel.” Ingeborg Adegeest, regiocoördinator:
‘Ik ben positief bezig met de ontwikkeling van
anderen, maar werk tegelijkertijd aan mijn
eigen ontwikkeling’
COACHEES GEZOCHT
VO-managementcoach heeft nog enkele plaatsen
vrij in mei voor nieuwe coachees, die kosteloos
kunnen deelnemen aan het traject. Zie voor meer
informatie of voor direct aanmelden
www.vo-academie.nl/managementcoach.
HULP NODIG BIJ
BEROEPSPROFIEL?
De VO-academie heeft 11 trainers opgeleid en
gecertificeerd om schoolleiders te ondersteunen bij
het werken met het Beroepsprofiel Schoolleider VO.
Op www.vo-academie.nl selecteert u een trainer
die u meteen voor 1 dagdeel kunt boeken. Een
eventueel vervolgtraject kunt u direct met de trainer
afstemmen.
ONDERZOEK NON- EN INFORMEEL LEREN LEVERT VEEL OP
Op het VO-congres op 20 maart presenteert de
VO‑academie het nieuwe katern ‘Al doende leren,
Non- en Informeel Leren door schoolleiders’,
gebaseerd op een uitgebreid onderzoek van het
Welten-instituut. Rectoren, directeuren en team­leiders
vertellen welke leervormen hun voorkeur hebben, en
wat werkt, voor welke leervragen en onder welke
voorwaarden. Het katern is ook op te vragen via
Meer lezen over VO-managementcoach?
Kijk op www.vo-academie.nl.
[email protected].
VO-magazine 5 / maart 2014
39
BLIK VAN BUITEN
‘KIES VOOR RELSCHOPPERS
IN DE SCHOOL’
Naam k dr. Danielle Verschuren (51)
Achtergrond k adviseur bij KPC Groep met als expertise leiderschap, management & organisatie, opleiding & scholing
Gespreksonderwerp k proefschrift ‘Het geheim van de innovatieve schoolleider’
Standpunt k een goede schoolleider heeft lef
Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Mensen die in het onderwijs werken,
vinden hun motivatie vaak in hun
eigen schooltijd. Hoe zit dat bij u?
“Ik kom uit een beschermend en conser­
vatief, maar warm ondernemersgezin.
Mijn Cito-scores waren uitstekend, dus
het lag voor de hand dat ik naar het
gymnasium zou gaan. Maar ik vond
Grieks en Latijn helemaal niks! Ik zat
met van die stuudjes in de klas” (lacht).
“Ik mocht naar het atheneum, bleef in
de derde zitten en kwam op de havo
terecht. Dat was een feest… ik was
behoorlijk rebels in die tijd, verzette
me tegen mijn vader.”
terrein van management en organisatie
begeven. Mijn hart gaat uit naar scholen
die bezig zijn met een herontwerp van
hun onderwijs. Die het lef hebben om
te zoeken naar mogelijkheden om meer
gedifferentieerd te werken, om wat meer
het primaat bij de leerlingen te leggen,
om te onderzoeken hoe ze kunnen aan­
sluiten bij vragen, behoeften en wensen
van leerlingen. Ik heb gezien dat de ene
schoolleider in staat is om veel meer in
beweging te krijgen dan een ander.
Voor mij was de puzzel: wat maakt dat
het deze leiders lukt, waardoor zijn zij
succesvol?”
Heeft die ervaring uw kijk op
onderwijs beïnvloed?
“Ik vond er niet veel aan op school, al
zijn er zeker ook leraren geweest die me
hebben geïnspireerd en van wie ik veel
opgestoken heb. Mijn eigen ervaring is wel
een belangrijke drive om me in mijn werk
te richten op schoolleiders. Ik vind dat er
meer van onderwijs gemaakt kan worden
dan in die tijd gebeurde en nu gebeurt.”
‘Succesvolle schoolleiders
slagen erin door delegeren
meer ruimte voor zichzelf
te creëren’
Hoe kwam u op het idee om een proef­
schrift over succesvol leiderschap te
schrijven?
“Ik werk twaalf jaar bij KPC Groep en
heb me van meet af aan op het werk­
40
VO-magazine 5 / maart 2014
tot een worsteling. Zeker als je bedenkt
dat ze continu het gevoel hebben te
worden afgerekend op zaken waar ze
óók aan moeten voldoen. De Inspectie,
soms bestuurders die in je nek hijgen,
docenten die – terecht overigens –
meer ruimte claimen, ouders die eisen
hebben, noem maar op. Dat is erg
balanceren. Schoolleiders verzetten
bergen werk, maken veel uren. Dat
wordt door de samenleving lang niet
altijd gezien. Het raakt mij echt als er
minachtend wordt gesproken over ‘die
managers’. Scholen zijn tegenwoordig
zulke complexe organisaties, die kunnen
niet zonder goed management.”
Zijn schoolleiders wel voldoende
toegerust voor hun werk?
“Veel schoolleiders hebben moeite met
delegeren. Ze zijn sterk beheersmatig
bezig. Dat heeft ermee te maken dat ze
U constateert dat veel schoolleiders
bang zijn om de controle te verliezen.
worstelen met de vraag wat de
Ze missen de kunst van het loslaten.
veranderende wereld betekent voor
Succesvolle schoolleiders slagen erin
hun onderwijs, hun school. Dat maakt door delegeren meer ruimte voor
ze onzeker.
zichzelf te creëren. Zij hoeven zich
“Veel schoolleiders willen een bepaalde
minder te laten leiden door de waan van
richting op, maar vragen zich af: doe ik
de dag. De betekenis van delegeren gaat
het goed, houdt dit over vijf jaar ook
overigens verder: je kunt op die manier
nog stand? Daar is vaak geen antwoord
ook anderen tot ontwikkeling brengen,
op te geven en dat maakt die zoektocht
laten excelleren. Het is dus zoveel meer
dan taken afschuiven. Dit vraagt om
leiderschap, om weloverwogen keuzes
voor jouw eigen agenda en speerpunten,
maar ook die van jouw collega’s. Aan
de top van de organisatie moet je voor
tachtig procent bezig zijn met je
middenmanagers, en zij op hun beurt
voor tachtig procent met hun mentoren
en docenten. Nu houden ze zich te veel
bezig met organisatorische rompslomp.”
‘Met allemaal jaknikkers ga
je echt niet vooruit’
Schoolleiders moeten dan wel stevig
in hun schoenen staan.
“Daar begint het in mijn ogen mee.
De schoolleiders met wie ik voor mijn
proefschrift heb gesproken, hebben een
groot vertrouwen in zichzelf, in de taak
die ze moeten volbrengen. Dat betekent
niet dat ze nooit onzeker zijn. Sterker
nog, ze geven allemaal aan dat ze ook
hun twijfels hebben.”
En dat laten ze ook aan hun
mensen zien?
“Absoluut. Ze stellen zich kwetsbaar op
en daar is lef voor nodig. Ze durven te
zeggen dat ze op een bepaalde vraag ook
geen antwoord hebben. Ook zij zijn er
niet altijd zeker van dat een bepaalde
keuze uiteindelijk tot het gewenste
resultaat leidt. Maar ze zijn ervan over­
tuigd dat het de moeite waard is om te
proberen.”
organiseren. Je moet mensen durven aan
te nemen waarvan je denkt: wow, daar
ga ik een zware dobber aan krijgen. Ik
heb een schoolleider gesproken die niks
anders doet dan de knuppel in het
Hoe selecteer je een schoolleider?
hoenderhok gooien. Die drijft mensen
“In sollicitatiegesprekken ligt de nadruk tot het uiterste. Dat maakt ze soms
vaak op instrumentele vragen, op het
stapelgek, maar ze lopen allemaal weg
afvinken van competenties en van kennis met die rector. Die krijgt echt beweging
en ervaring. Natuurlijk, dat moet je ook in de school.”
vaststellen. Maar veel meer zou het
moeten gaan over de binnenkant. Hoe
‘Delegeren is veel meer dan
sta je als mens in het leven? Waar word
taken afschuiven’
je blij van, waar maak je je zorgen over?
Waar krijg je het spaans benauwd van en Dus niet bang zijn voor weerstand?
op welke momenten denk je ‘yes!’. Wat “Weerstand moet je niet zien als iets
maakt jou tot een speciaal mens met
om te vermijden, maar als bron voor
speciale eigenschappen?”
verandering, beweging, innovatie. Dat
neem je gewoon mee als onderdeel van
U schrijft dat het een eyeopener voor
je proces. Ik zou kiezen voor een aantal
u was dat voor succesvol leiderschap
relschoppers in school – in de goede zin
niet nodig is dat alle neuzen dezelfde
van het woord – die de zaak wakker
kant uitwijzen.
houden. Die de grenzen opzoeken en
“Sterker nog, ik heb schoolleiders
soms ook overschrijden. Mensen met
gesproken die in staat waren om af en
andere ideeën. Hoeveel last er je soms
toe de neuzen expres tegenover elkaar te ook van kunt hebben, als je goed kijkt
krijgen. Hun redenering is dat je daar
en luistert, kun je van ze leren.” uiteindelijk leerervaringen door krijgt.
Door debat en dialoog krijg je beweging
Het proefschrift ‘Het geheim
in je organisatie. Met allemaal jaknikkers van de innovatieve schoolleider’
ga je echt niet vooruit. Als schoolleider
is te downloaden via
heb je tegenspel nodig, dat moet je
www.kpcgroep.nl/geheim
VO-magazine 5 / maart 2014
41
WIE WAT WAAR
WIE WERKT WAAR
NUOVO (NIEUW UTRECHTS
OPENBAAR VOORTGEZET
ONDERWIJS)
OPENBARE SCHOLENGROEP
VLAARDINGEN SCHIEDAM
Leidsche Rijn College, Utrecht
Het Stedelijk Gymnasium in Schiedam heeft met
Benedict Hamans een nieuwe rector. Hamans was
werkzaam als rector van het Laurenscollege in
Rotterdam. Hij is de opvolger van Joke Gaasbeek.
Stedelijk Gymnasium, Schiedam
Peter van Dijk is met ingang van dit jaar begonnen
als rector van het Leidsche Rijn College. Daarvoor
was hij werkzaam bij het Pallas Athene College in
Ede als conrector.
AGENDA
20-3 VO-congres 2014
Wie
Leden VO-raad
Waar Nieuwegein
2-4
Onderwijspoort KRIMP
Wie
Bestuurders en schoolleiders
Waar Den Haag
3-4
LOB Café
Wie
Schoolleiders en decanen
Waar Zwolle
3-4
Word master; een investering in jezelf die
je op voorsprong zet!
Workshop aanbesteding
leermiddelen
Fontys biedt ondermeer de volgende deeltijdopleidingen aan:
Wie
Schoolleiders en bestuurders
Waar Utrecht
• Master Special Educational Needs (M SEN) bij Fontys OSO
• Master of Education (leraar 1e graad) bij Fontys
Lerarenopleiding Tilburg
22-5 Congres Onderwijs & Sociale Media
Wie
Bestuurders en schoolleiders
Waar Amsterdam
Kijk voor meer informatie op fontys.nl/oso of fontys.nl/flot.
Of stuur een mail naar: [email protected] of [email protected]
Ontvang gratis een boek uit onze webshop en stuur een mail naar
[email protected] met code VOFLOSO2014.
5-6
Algemene Ledenvergadering (ALV)
Wie
Leden VO-raad
Waar Utrecht
42
Colofon VO-magazine is een uitgave van de
Koos Roos en Eva van Teeseling.
Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
VO‑raad, de sector­organisatie van het voortgezet
Redactieadres VO-raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
in een oplage van 4.500 exemplaren.
[email protected], www.vo-raad.nl.
Issn 1873-1163
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Suzanne
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Visser (eind­redactie), Linda Zeegers. Medewerkers:
iStockphoto, Dirk Kreijkamp, Rogier Veldman,
scholen, die lid zijn van de VO-raad ontvangen het
Hendrik-Jan van Arenthals, Truus Groenewegen,
Willem Jan Ritman
VO-magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Hanneke van der Linden, Emmanuel Naaijkens,
Illustraties Matthias Giesen
per jaar. Beëindiging van het abon­ne­ment dient
Marijke Nijboer, Carolien Nout, Martijn Laman,
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
VO-magazine 5 / maart 2014
ADVERTENTIE
ELEMENTAIR
BOEKHOUDEN
Ben jij een ambitieuze docent
Economie of Management &
Organisatie? En wil je havo- of vwoleerlingen meer kansen bieden met
een waardevol en erkend diploma?
Informeer ze over de waarde van
het erkende diploma Elementair
Boekhouden: een onafhankelijk en
erkend diploma dat vele deuren zal
openen.
Meer weten over hoe je jouw school
een streepje voor bezorgt? Maak er
werk van! Bel 033 - 461 21 59 of kijk
op onze site.
MEER KENNIS, MEER KANSEN.
WWW.ASSOCIATIE.NL
ASS12003-02_Adv_EB_179,5x131mm_CORR.indd 1
05-04-12 12:06
ADVERTENTIE
Brite Wireless & OGD ict-diensten: partners in onderwijs
s
a
l
k
e
d
n
i
n
e
r
e
s
li
e
onz
,
t
c
i
en ijk een
s
j
i
rw
gel
e
n
d
e
r on elden
o
o
v
ent s aanm
m
e
i
ven h grat
e
t
, hé t u zic
N
O
n
P
ns I site ku en.
e
d
j
e ti ze web te kom
op
w
n
s
n
a
n
e
g
del . Via o m lan
is a
t
g
a
a
r
o
Gra ringen aken
ug
d
l
a
erv raak m
me
p
afs
a
t
i
ig
r
a
v
Er
n
e
g
in
td
e
m
n
.
d
og
n
o
p
l/i