Nieuws voor de IB-ondernemer - Jansen Schepers Fiscaal adviseurs

Fiscaal adviseur
JS ni eu w s de ce
s en accountant
m be r 2013
Ei nd ej aa rs tip s:
de rn em er
vo or u al s IB on
Bent u nog in
loondienst?
Word IBondernemer!
Belastingplan 2014:
Zelfstandigenaftrek (nog) niet versoberd
De zelfstandigenaftrek ligt al enkele jaren onder druk in politiek Den Haag. De aftrek
is per 1 januari 2012 fors gekortwiekt: de oude regeling kende acht schijven, met een
oplopende aftrek naarmate de winst uit onderneming lager was. Den Haag heeft die
‘straf op groei’ weggenomen, en de zelfstandigenaftrek omgebouwd tot een vaste,
niet geïndexeerde aftrek van € 7.280 per jaar.
Voor 2015 stond een volgende versobering van de zelfstandigenaftrek gepland:
een korting van € 300 miljoen op deze
ondernemersfaciliteit. Die beperking gaat
nu definitief niet door. Het wachten is nu
op de invoering van een winstbox voor ondernemers waarbij alle ondernemersfacili-
teiten afgeschaft worden en opgaan in een
vast laag tarief in die box. Staatssecretaris
Weekers van Financiën heeft dat tarief eerder, in zijn Fiscale Agenda van april 2011,
becijferd op zo’n 28%. De invoering van
een winstbox is opgenomen in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II.
Steeds meer mensen kiezen ervoor
om ondernemer te worden. Nederland kent steeds meer zelfstandige
ondernemers, meer dan 15% van alle
mensen die in ons land betaald werk
verrichten. Er zijn veel goede redenen
om ondernemer te worden: meer vrijheid, betere kansen op ontplooiing
en natuurlijk economische en financiële redenen.
De overheid stimuleert het zelfstandig
ondernemerschap en biedt startende
ondernemers volop fiscaal voordeel.
Door al die gunstregelingen voor IBondernemers is de belastingdruk op
winst uit onderneming veel lager dan
op inkomsten uit arbeid. Om u een idee
te geven: bij een winst van € 100.000
betaalt een startende IB-ondernemer
ruim € 13.000 minder aan belasting
dan de man of vrouw in loondienst
met eenzelfde salaris. De startende IBondernemer moet dan wél voldoen aan
het urencriterium.
Voor DGA’s met een BV is dat verschil in
belastingheffing een goede reden om
na te gaan of zij niet naast de BV een
eenmanszaak moeten opstarten, om zo
een deel van hun salaris ‘om te bouwen’
naar (veel gunstiger belaste) winst uit
onderneming.
14% MKB-winstvrijstelling,
ook voor deeltijdondernemers!
Per 1 januari 2013 is de MKB-winstvrijstelling omhoog gegaan van 12% naar 14%. En
het urencriterium is ook vervallen als voorwaarde voor de toepassing van deze gunstregeling. Dat betekent dat ook deeltijdondernemers en ondernemers met een baan in
loondienst gebruik kunnen maken van de MKB-winstvrijstelling. Dat maakt het wel erg
aantrekkelijk om, bijvoorbeeld nevenactiviteiten op grotere schaal, als een onderneming te gaan uitvoeren.
Let op: als u als ondernemer verlies lijdt, is 14% van dat verlies fiscaal niet te verrekenen.
s
Zorg voor
een urenadministratie!
Het urencriterium is de sleutel tot
vele fiscale gunstregelingen voor
IB-ondernemers. Denk aan de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek,
de fiscale oudedagsreserve, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek.
U moet aannemelijk maken dat u
ten minste 1.225 uur aan de onderneming hebt besteed. Als u geen
startende ondernemer bent, en u
verricht naast het werk voor uw onderneming nog andere werkzaamheden (in of buiten dienstbetrekking),
dan moet u tevens aannemelijk maken dat van de voor werkzaamheden
beschikbare tijd meer dan de helft is
besteed aan uw onderneming. Het is
noodzakelijk dat u bijhoudt hoeveel
uren u voor de onderneming bezig
bent en wat u in die tijd hebt gedaan.
Een achteraf opgemaakte urenstaat
en/of een te globale urenstaat kan
ertoe leiden dat de zelfstandigenaftrek en enkele andere ondernemersfaciliteiten worden geweigerd. Bij de
bestede uren moet u niet alleen denken aan de directe uren. Ook de indirecte uren kunnen meetellen. Denk
hierbij aan reisuren (waaronder óók
het woon-werkverkeer), overleg en
onderhoudswerkzaamheden, telefoongesprekken met klanten, administratievoering, enzovoort.
Veel
zelfstandigen/ondernemers
kunnen door de huidige economische crisis minder declarabele uren
maken. Zij wijken noodgedwongen
uit naar meer indirecte werkzaamheden, zoals acquisitie, een andere opzet voor de bedrijfsadministratie of
het opmaken van een nog mooiere
website. Dergelijke indirecte werkzaamheden worden verricht met het
oog op de zakelijke belangen van de
onderneming, de daaraan bestede
uren tellen dan ook gewoon mee
voor het urencriterium.
Starter: voorbereidingstijd telt mee
voor urencriterium
Een starter voldoet aan het urencriterium als hij per jaar ten minste 1.225 uur in én
voor zijn onderneming werkt. Wordt de onderneming in de loop van het jaar gestart,
dan blijft de urengrens onverkort op 1.225 uur gehandhaafd: er vindt géén tijdsevenredige vermindering plaats. Voor de 1.225 uren tellen alle uren met directe én indirecte werkzaamheden mee.
Ook de tijd die gespendeerd wordt aan het op peil houden of brengen van algemene
vaardigheden als ondernemer. Plus de voorbereidingstijd om de onderneming van de
grond te krijgen.
Denk aan de uren die besteed worden voor het schrijven van een businessplan, het volgen van seminars, het overleggen met potentiële financiers, de contacten met de Kamer
van Koophandel of het bouwen van een goede website. Zelfstandigen zonder personeel
(met een verklaring arbeidsrelatie voor winst uit onderneming of als directeur-grootaandeelhouder) en alle andere starters mogen deze uren meetellen om aan het urencriterium te voldoen.
Starter: benut de aanloopverliezen
Bent u net gestart met het opzetten van een onderneming? Gaan de kosten voorlopig
nog vóór de baat uit? Houd er dan rekening mee dat starters de aanloopverliezen over
de eerste vijf jaar pas mogen verrekenen in het eerste jaar dat zij door de Belastingdienst
als ondernemer worden aangemerkt. De verliezen kunnen niet worden teruggewenteld
naar inkomsten in voorgaande jaren.
Inventariseer uw carry-back mogelijkheden
Welke mogelijkheden hebt u om de over voorgaande jaren betaalde winstbelasting van
de fiscus terug te krijgen? Inventariseer uw carry-back mogelijkheden. U kunt dan, met
uw adviseur, nagaan of u nog dit jaar maatregelen moet treffen om over 2013 een fiscaal verlies te creëren om dat te verrekenen met de winst over 2010. Dit jaar is de laatste
kans om de over 2010 betaalde winstbelasting terug te krijgen. Uw liquiditeitspositie
vaart er wél bij.
Plan investeringen
in de firma
en buitenvennootschappelijk ondernemings-vermogen
De
kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een fiscale stimulans voor
investerende ondernemers. De ondernemer die in een jaar voor meer dan €
2.300 in premiabele bedrijfsmiddelen
investeert, krijgt een aftrek van 28%
van het investeringsbedrag, tot een
maximum van € 15.470. Bij investeringen boven de € 102.311 wordt de aftrek
stapsgewijs minder, bij investeringen
boven de € 306.931 wordt geen aftrek
meer verleend.
Ondernemers die hun onderneming in de
vorm van een firma of maatschap drijven,
moeten zich realiseren dat voor de KIA de
totale investering door de firma of maatschap in enig jaar beslissend is, en niet de
investering per vennoot.
Voor die samentelling is niet vereist dat
de firma of maatschap het gehele jaar
door dezelfde vennoten heeft gehad.
Indien een firmant (mee)investeert in de
firma én in datzelfde jaar investeert in bijvoorbeeld zijn buitenvennootschappelijk
bedrijfspand, wordt de KIA bepaald door
het totale investeringsbedrag. Dat leidt al
snel tot een lagere KIA, over het aandeel
in de investeringen in de firma én over
de investeringen in het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. U
kunt een dergelijke samenloop van investeringen in de firma én in uw buitenvennootschappelijk bedrijfsvermogen in
hetzelfde jaar dan ook beter vermijden.
Het spreiden van die investeringen levert
meer KIA op.
Starters: maximaal willekeurig
afschrijven
Startende ondernemers kunnen hun investeringen over 2013 tot een maximum
van € 306.931 willekeurig –desgewenst in één keer tot op de restwaarde of bij
een investering in een bedrijfspand tot op de bodemwaarde – afschrijven.
U komt in aanmerking voor deze faciliteit als u over 2012 recht hebt op startersaftrek. Dat is het geval indien u dit jaar ten minste 1.225 uur voor de eigen onderneming hebt gewerkt, in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren niet
voor eigen rekening een onderneming hebt gedreven én in die voorafgaande vijf
jaren niet meer dan 2x de zelfstandigenaftrek hebt toegepast. Is 2013 het laatste
jaar waarin u als starter wordt aangemerkt?
Zorg dan dat u dit jaar nog maximaal investeert om de faciliteit optimaal te benutten. Door als starter de vrije afschrijving optimaal te benutten, kan over 2013
nog maximaal worden afgeschreven. Door die extra afschrijving kan een (fiscaal)
verlies uit onderneming ontstaan. Dat verlies kan worden verrekend met de positieve inkomsten (bijvoorbeeld vanwege uw inkomsten uit arbeid) in de drie voorgaande jaren. Dat levert direct een belastingteruggave op, waarmee de liquiditeitspositie van uw onderneming wordt verbeterd. Door de vrije afschrijving kan
de belastingbesparing op afschrijvingen worden gemaximaliseerd.
Vermogensetikettering:
privé- of bedrijfsvermogen?
De ondernemer die een pand koopt en dat voor zakelijke én privédoeleinden gaat
gebruiken, moet de regels van de vermogensetikettering op dat pand toepassen.
Centrale vraag daarbij is of hij het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen moet
rekenen of alleen het gedeelte dat voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt.
Een belangrijk criterium daarbij is of het pand bouwtechnisch splitsbaar is in een bedrijfsen een privégedeelte. Is dat het geval, dan moet het pand dienovereenkomstig geëtiketteerd worden: het bedrijfsgedeelte is verplicht ondernemingsvermogen, het woongedeelte verplicht privé. De ondernemer heeft dan géén keuzerecht.
De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt genuanceerd. Als er sprake is van een juridisch ongesplitst pand, behoort het niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte van dat pand tot het
keuzevermogen: de ondernemer kan binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij
dat gedeelte van het pand tot zijn privé- of tot zijn ondernemingsvermogen rekent.
Maar dat niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte mag weer niet tot het ondernemingsvermogen gerekend worden als dat deel van het pand zelfstandig rendabel is te maken,
én vaststaat dat het door de ondernemer uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte zal worden gebruikt, én het niet op enigerlei wijze dienstbaar zal zijn aan de
onderneming.
Een kwalificatie als ondernemingsvermogen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Hebt u het afgelopen jaar geïnvesteerd in een woon-werkpand? Beoordeel deze investering dan samen met uw adviseur om een correcte vermogensetikettering veilig te stellen.
Zzp’er: forse
aftrekpost voor
werkruimte in
huurwoning
Vermogensetikettering herzien?
In deze economisch moeilijke tijden daalt de waarde van vastgoed over de gehele linie, bedrijfspanden én woonhuizen dalen vele procenten in waarde. Als
u als ondernemer uw woon-werkpand tot uw privévermogen hebt gerekend,
is deze waardedaling fiscaal niet aftrekbaar: u moet die waardedaling in privé
nemen.
Staat het vastgoed (terecht) op de balans van een onderneming, dan kan de waardedaling van het vastgoed in mindering worden gebracht op het bedrijfsresultaat, uiterlijk op het tijdstip dat het verlies zich bij verkoop van het pand manifesteert. Daalt uw woon-werkpand in waarde? Of vreest u dat die waardedaling zich
binnenkort zal voordoen? Ga dan (met uw adviseur) na welke mogelijkheden er
zijn om dat pand alsnog op de bedrijfsbalans op te voeren. Zo’n herziening van de
vermogensetikettering is toegestaan bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden. En die kan geënsceneerd worden.
Wonen en werken
in één pand: meer
kostenaftrek
Renteaftrek eigen
woning: privé
of in de zaak
De ondernemer die in zijn privéwoning
woont én werkt, kan de kosten van de
werkruimte in zijn woning slechts als
bedrijfskosten opvoeren als er sprake
is van een ‘kwalificerende werkruimte’.
Is dat het geval, dan is een beperkte
kostenaftrek mogelijk: de wet staat een
jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van 4%
van de verkoopwaarde van het gedeelte
van de woning dat als werkruimte wordt
gebruikt.
De nieuwe regels voor de renteaftrek op
de eigen woning – met een verplichte
aflossing van de eigenwoninglening in
30 jaar, tenminste annuïtair – gelden alleen voor particulieren.
De Hoge Raad heeft deze regeling genuanceerd: de aftrekbeperking ziet uitsluitend op de gebruiksvergoeding, de
ondernemer kan daarnaast ook kosten
in aftrek brengen die in huurverhoudingen normaliter ten laste van de huurder
komen.
Voor ondernemers die hun woning tot
het ondernemingsvermogen rekenen,
blijft alles bij het oude: zij kunnen de woning nog steeds financieren met een aflossingsvrije lening. Dit verschil in fiscale
behandeling – én de waardedaling van
veel panden – kan een goede reden zijn
om de vermogensetikettering van uw
woon-werkpand te herzien. Overleg het
eens met uw adviseur.
De ondernemer die een gedeelte van zijn
huurwoning voor zijn onderneming gebruikt, kan het huurrecht van die woning
– binnen de grenzen van de redelijkheid –
tot zijn ondernemingsvermogen rekenen.
Die keuze kan hem een forse kostenaftrek
opleveren.
De belastingrechter in Arnhem heeft aanvaard dat een zzp’er het huurrecht van
haar woning tot het ondernemingsvermogen rekende. De zzp’er gebruikte 25%
van de ruimte in haar woning voor zakelijke doeleinden. Door de kwalificatie als
ondernemingsvermogen kon zij alle
kosten van de huurwoning – de huur plus
alle andere kosten – in aftrek brengen op
de winst en moest zij voor haar woongenot een onttrekking in aanmerking
nemen van (de bij wet forfaitair voorgeschreven) 1,35% van de WOZ-waarde van
haar woning.
Bijtelling young- en
oldtimers: 35%
De bijtelling privégebruik auto voor
young- en oldtimers is sinds 1 januari
2010 35% van de waarde in het economisch verkeer van de auto.
Youngtimers zijn auto’s tussen de 15 en
25 jaar oud, oldtimers zijn auto’s van 25
jaar en ouder. Om ondernemers/werkgevers te stimuleren om hun wagenpark te
verjongen, en oudere, milieuonvriendelijke auto’s van 15 jaar of ouder te vervangen door moderne hybride voitures, is
de bijtelling privégebruik verhoogd naar
35%. Deze hogere bijtelling geldt voor
alle auto’s van 15 jaar of ouder, dus niet
alleen voor youngtimers maar ook voor
oldtimers.
De trotse bezitters van een oldtimer hebben nu te maken met een bijtelling van
35% over de dagwaarde van hun auto
in plaats van een 25% bijtelling over de
– voor deze auto’s meestal lagere! – cataloguswaarde. Laat uw adviseur voor u
nagaan of u uw oldtimer niet beter van de
zaak naar het privévermogen kunt overbrengen.
Auto op de zaak of in privé?
Bent u van plan om binnenkort een nieuwe auto aan te schaffen? Ga dan goed na of
u de auto op de zaak of in privé gaat kopen. Houdt u de auto in privé, dan mag u voor
de zakelijke kilometers (waaronder ook het woon-werkverkeer) € 0,19 per kilometer
in aftrek op uw winst brengen. Zet u de auto op de zaak, dan zijn alle kosten die op de
auto betrekking hebben aftrekbaar als bedrijfskosten. Voor het privégebruik van de
auto moet u dan een onttrekking in aanmerking nemen.
Rijdt u meer dan 500 kilometer privé, dan is de onttrekking voor privégebruik in beginsel
25% van de cataloguswaarde van uw auto. Dat kan bij zuinige, milieuvriendelijke auto’s
lager zijn, te weten 20%, 14%, 7% of 0%. Als u met een sluitende rittenadministratie kunt
aantonen dat u jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers hebt gemaakt, hoeft u geen
onttrekking in aanmerking te nemen.
De belastingrechter heeft onlangs nog beslist dat lunchkilometers – de kilometers die u
tussen de middag maakt om van kantoor naar huis en vice versa te rijden als u thuis gaat
lunchen – geen privékilometers zijn.
Zijn de totale kosten van uw auto van de zaak minder dan het bedrag van de bijtelling,
dan blijft de bijtelling beperkt tot het bedrag van de autokosten dat als bedrijfskosten in
aftrek is gebracht. Per saldo komen er dan geen autokosten ten laste van de winst.
Let op: op een eenmaal gemaakte keuze – de auto op de zaak of in privé – kunt u niet
zonder meer terugkomen. Dat is slechts mogelijk als sprake is van een bijzondere omstandigheid, zoals een ingrijpende wijziging in het gebruik van de auto of een wetswijziging.
Het is dus van belang om ten tijde van de aanschaf van de auto een weloverwogen keuze
te maken.
Een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner
Indien uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U hebt de keuze
uit drie mogelijkheden (als u geen man/vrouwfirma bent aangegaan), te weten: u kunt een dienstbetrekking met uw
partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek.
Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde
van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruik maken van faciliteiten in de loonbelasting. In deze
situatie is uw partner overigens wel verplicht verzekerd ingevolge de werknemersverzekeringen en derhalve premies
werknemersverzekeringen verschuldigd. Indien u uw partner een reële arbeidsbeloning toekent, kunt u deze vergoeding als
arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt.
Let op: U moet de arbeidsbeloning periodiek aan uw partner betalen. Betaling dient plaats te vinden op een bank- of
girorekening die op naam van de partner staat; desgewenst kunt u de vergoeding periodiek overmaken op een en/of rekening.
De meewerkaftrek is een faciliteit waarbij u in verband met de arbeid van uw in de onderneming meewerkende partner
een forfaitair vast te stellen percentage, oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, ten laste van de winst kunt brengen. Indien
de meewerkaftrek wordt toegepast wordt uw meewerkende partner niet zelfstandig in de belastingheffing betrokken. U
kunt de meewerkaftrek toepassen indien u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in
het kalenderjaar gedurende ten minste 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te
ontvangen die u ten laste van uw winst kunt brengen. De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de
meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Van belang is onder meer in welke tariefschijf u en uw partner vallen,
het aantal uren dat uw partner meewerkt in de onderneming, de hoogte van de genoten beloning enzovoort. Bij kleinere
arbeidsbeloningen zal toepassing van de meewerkaftrek doorgaans voordeliger zijn. Laat uw adviseur nog voor het einde van
het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.
Meewerkbeloning:
let op de werkzaamheden
Bent u gehuwd en werkt uw partner mee in uw onderneming? En
maakt u daarvoor gebruik van de meewerkbeloning? Let er dan
op dat de werkzaamheden van uw echtgenoot uitstijgen boven
hetgeen echtgenoten voor elkaar moeten doen. Het Burgerlijk
Wetboek bepaalt dat ‘echtgenoten elkander getrouwheid, hulp
en bijstand verschuldigd zijn. Zij zijn verplicht elkander het nodige te verschaffen’. Als uw echtgenoot binnen uw onderneming
ondersteunende werkzaamheden verricht die niet uitgaan boven
de inspanningen die voortvloeien uit deze wettelijk verplichting,
dan kan de inspecteur de meewerkbeloning weigeren. Laat uw
meewerkende echtgenoot meer doen dan wat ondersteunende
hand- en spandiensten!
Benut de kleineondernemersregeling
Als ondernemer/natuurlijk persoon kunt u de kleine ondernemersregeling (KOR) in de BTW toepassen. De wetgever wil kleine ondernemers zo buiten de omzetbelasting houden. De KOR
kent twee grenzen. Als eerste is dat een bedrag aan af te dragen
omzetbelasting van € 1.345 per jaar. Dat is een saldobedrag, het
verschil tussen de af te dragen BTW en de als voorbelasting te verrekenen belasting. Moet u niet meer dan € 1.345 afdragen, dan
hoeft u niets af te dragen. U kunt het BTW-bedrag behouden. Boven de € 1.345 geldt een glijdende schaal tot € 1.883 aan per saldo
af te dragen BTW. Bij een af te dragen belasting tussen deze twee
bedragen krijgt u een tegemoetkoming van 2,5 x (€ 1.883 minus
de af te dragen BTW). Boven de € 1.883 moet u alle BTW afdragen.
Haalt u het maximumbedrag van € 1.883 niet, dan is het te overwegen om nog dit jaar investeringen of uitgaven te doen om de
KOR voor 2013 optimaal te benutten. Als u de KOR kunt benutten,
moet u oppassen met de inkoop van goederen voor uw onderneming in het buitenland. De BTW over deze buitenlandse inkopen moet u in de BTW-aangifte verantwoorden als verwerving,
en vervolgens kunt u datzelfde bedrag als voorbelasting aftrekken. Maar de BTW over deze verwervingen mag u niet meenemen
voor de berekening van de KOR. Door die buitenlandse inkopen
kunt u zo de KOR mislopen.
Man/vrouwfirma: laat uw
partner tekenen!
Drijft u samen met uw partner uw onderneming in een firma
of maatschap? Wilt u beiden als ondernemer worden aangemerkt? Zorg er dan voor dat u beiden binnen de onderneming
‘rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende
de onderneming’. U moet beiden rechtstreeks aansprakelijk zijn
voor schulden van de onderneming. Om aan te tonen dat ook de
ondersteunende partner binnen de onderneming rechtstreeks
aansprakelijk is, moet u er voor zorgen dat die partner regelmatig
een zakelijk contract met een leverancier of afnemer afsluit. Zorg
ervoor dat uw partner die deal ondertekent. Daarmee stelt u het
fiscaal ondernemerschap van uw partner veilig.
Let op de gebruikelijkheidstoets
De ondernemer die samen met zijn partner zijn onderneming
drijft in de vorm van een firma of maatschap, moet bij de onderlinge taakverdeling rekening houden met de gebruikelijkheidstoets. Die toets richt zich op het aantal uren dat de partner binnen het samenwerkingsverband werkt. Daarbij tellen
de gewerkte uren niet mee als de partner hoofdzakelijk (voor
meer dan 70%) ondersteunende werkzaamheden verricht én
derden – niet door een partnerschap verbonden personen – in
eenzelfde situatie normaliter niet een firma of maatschap aangaan. De partner haalt dan de vereiste 1.225 uur per jaar niet,
voldoet niet aan het urencriterium en dat kost hem of haar de
zelfstandigenaftrek, de startersaftrek én de vorming van de fiscale oudedagsreserve.
Om de gebruikelijkheidstoets goed door te komen, moet de partner zich voor meer dan 30% van de werktijd bezighouden met
hoofdtaken binnen de onderneming. Bij het onderscheid tussen
ondersteunende werkzaamheden en hoofdtaken telt ervaring
wel degelijk mee. Zorg ervoor dat u/uw partner kan aantonen
dat hij/zij voor ten minste 31% van de werktijd een hoofdtaak binnen de onderneming verricht. De belastingrechter heeft recent
beslist dat het zelfstandig verrichten van declarabele werkzaamheden dé bepalende factor is bij die gebruikelijkheidstoets. Niet
van belang is of de ondersteunende partner die werkzaamheden
op eigen naam kan declareren.
Zonder afrekening
naar een nieuwe
onderneming
Sinds 1 januari 2008 kan een ondernemer vanuit de ene onderneming zonder
fiscale afrekening een andere onderneming starten. De doorschuifregeling voor
de stakingswinst – die nu slechts van
toepassing is als de ondernemer zijn onderneming moet staken tengevolge van
overheidsingrijpen – kan vanaf 1 januari
2008 in alle gevallen worden toegepast.
De ondernemer kan de boekwinst op
activa bij staking van zijn onderneming
belastingvrij reserveren en die vervolgens afboeken op de investeringen in een
nieuwe onderneming. Die herinvestering
moet dan wel (in beginsel) binnen één
jaar na de staking van de onderneming
plaatsvinden. Deze verruiming van de
doorschuiffaciliteit is van groot belang
voor de MKB-praktijk!
Voorkom
restfinanciering
na staking
onderneming
De ondernemer die zijn bedrijf wegens
aanhoudende verliezen moet staken,
houdt daar vaak een flink bedrag aan
schuld over. De opbrengst van de bedrijfsbezittingen valt tegen en de zakelijke schuldeisers willen wel volledig
betaald worden. Als de ondernemer de
resterende bedrijfsschulden aflost met
een daarvoor in privé opgenomen lening,
is de rente op die lening niet aftrekbaar als
nagekomen bedrijfslast. Deze uitspraak
van de Hoge Raad moet ondernemers in
een dergelijke situatie inspireren om te
voorkomen dat zij zo’n restfinanciering
na staking van de onderneming overhouden. Overleg met uw adviseur hoe dat in
uw situatie te regelen is.
Is een BV niet
voordeliger?
Geruisloos of
toch maar ruisend
de BV in?
Een omzetting van uw eenmanszaak in de
BV mét geruis kan soms veel voordeliger
uitpakken dan een geruisloze omzetting
in de BV. Bij de omzetting ‘met geruis’
moet u afrekenen met de fiscus over de
stakingswinst, maar die afrekening kunt
u vrijwel altijd volledig vermijden door de
stakingsfaciliteiten toe te passen. En u
kunt bij deze optie gebruik maken van de
MKB-winstvrijstelling en 12% van de stakingswinst belastingvrij incasseren!
Laat uw adviseur uitzoeken welke vorm
van omzetting in de BV voor u (fiscaal) het
beste uitpakt.
Ondernemers met een eenmanszaak, of
een aandeel in een firma moeten zich
elk jaar opnieuw afvragen of het niet
voordelig is om hun onderneming om
te zetten in een BV. Het verschil in belastingdruk tussen een BV en een persoonlijke onderneming, zoals een eenmanszaak of een aandeel in een firma, wordt
steeds groter. De druk van de vennootschapsbelasting op de eerste € 200.000
winst in de BV komt uit op 20%.
Bij een onderneming die onder de heffing
van inkomstenbelasting valt, worden bij
een dergelijk winstniveau alle tariefschrijven geraakt, te beginnen met een heffing
in de eerste schijf van 37%, en oplopend
tot 52%. Dat verschil met de vennootschapsbelasting kan niet worden goedgemaakt met de MKB-winstvrijstelling
en/of de zelfstandigenaftrek. Het advies
is dan ook duidelijk: ondernemers die
winst van enige omvang maken, moeten
nagaan of zij niet beter hun onderneming
in een BV kunnen omzetten. Zeker als er
naar verwachting ook de komende jaren
een goede winst zal worden behaald. Dat
levert op liquiditeitsbasis een substantieel voordeel op.
Bij de belastingdruk in de BV moet nog
wel rekening worden gehouden met een
aanmerkelijkbelang-heffing van 25%
over de winstreserves in de BV, maar die
heffing kan zonder al te veel problemen
langdurig worden uitgesteld.
Nú is het een geschikt moment om de cijfers voor deze afweging op een rij te zetten. Want als u nog dit jaar als BV verder
wilt, moet u direct actie ondernemen.
Bij omzetting van de eenmanszaak en
dergelijke in een BV moet met de fiscus
afgerekend worden over de stille reserves
en goodwill (de stakingswinst). Daarbij
kan gebruik worden gemaakt van diverse
fiscale faciliteiten. Naast de omzetting
mét fiscale afrekening kan de eenmanszaak ook fiscaal geruisloos in een BV worden omgezet. De wet stelt daartoe diverse voorwaarden.
Overleg met uw adviseur welke methode
in uw situatie de beste is.
Let op bij
de overstap naar een
nulemissie SUV
Nederland krijgt er dit jaar flink wat nulemissie (elektrische) auto’s bij. Alleen al
van de Mitsubishi Outlander PHEV zijn er
12.000 (op papier) verkocht. Zo’n nieuwe
0% SUV brengt veel fiscaal voordeel. Om
de 0% bijtelling veilig te stellen – voor vijf
jaar – moet de auto uiterlijk 31 december
van dit jaar op naam geregistreerd staan.
Automobilisten die nog dit jaar hun nieuw
0% SUV krijgen, moeten wel opletten met
het privégebruik van die nieuwe auto in
de resterende maanden van 2013. Als de
automobilist met zijn nieuwe auto volop
privé gaat rijden – de bijtelling is toch 0%
– heeft dat wel tot gevolg dat hij alsnog
te maken krijgt met de bijtelling over zijn
vorige auto van de zaak.
Heeft hij voor die auto een kilometeradministratie bijgehouden – om aan te tonen dat hij met die auto van de zaak niet
meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gereden om de bijtelling te
vermijden – dan gaat dat alsnog mis. Die
500 kilometergrens geldt per kalenderjaar, niet per auto. Dat betekent dat bij
een wisseling van de auto van de zaak in
de loop van het jaar met beide auto’s in
totaal niet meer dan 500 kilometer voor
privé mag zijn gereden.
Let op werkgever: als de bijtelling voor
de ‘oude’ auto alsnog van toepassing is,
moet u die – alsnog – verlonen.
Tanken: nooit
contant betalen
Als u gaat tanken met uw auto van de
zaak, betaal dan altijd met uw tankpas,
pinpas of creditcard. Bij een contante betaling loopt u het risico om de BTW-aftrek
op de brandstofkosten te verspelen. Met
de kassabon die u bij een contante betaling ontvangt, kan de fiscus niet nagaan
wie de betaling heeft gedaan, en dat is
voor de inspecteur voldoende reden om
de BTW-aftrek te weigeren. Zelfs als vaststaat dat met de brandstof uitsluitend
zakelijke kilometers zijn verreden. Een
kassabon zonder traceerbare afnemer
voldoet niet aan de wettelijke factuurvereisten. Een en ander geldt uiteraard ook
voor de tankbeurten van uw medewerkers met een auto van de zaak.
Investeer nog dit jaar in een
milieuvriendelijke auto
Als u nog dit jaar een milieuvriendelijke auto koopt, komt u als ondernemer in aanmerking voor een vrijstelling van BPM en MRB, een verlaagde
bijtelling voor privégebruik auto (afhankelijk van de CO²-uitstoot is de bijtelling 20%, 14%, 7% of 0%), de milieu-investeringsaftrek, de willekeurige
afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL), en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA).
Per 1 januari 2014 worden deze faciliteiten meer toegesneden op zeer schone
auto’s. Dat leidt tot een verschil in fiscale behandeling van volledig elektrische
voertuigen en de plug-in hybride en range tenders die ook op fossiele brandstof
kunnen rijden. Daarnaast ‘promoveren’ de meeste auto’s met 14% bijtelling naar
een 20% bijtelling.
Per 1-1-2014 wordt:
• De bijtelling privégebruik voor nulemissie-auto’s tijdelijk op 4% gesteld
(en niet op 7% zoals eerder bekend werd gemaakt);
• de KIA voor personenauto’s afgeschaft;
• de MIA beperkt tot (semi-) elektrische auto’s, met een plafondbedrag per
investering.
• de VAMIL niet meer toegepast op personenauto’s.
Deze aanpassingen maken het aantrekkelijk om nog dit jaar in een milieuvriendelijke auto te investeren.
Achteraf opgestelde km-administratie
niet goed genoeg
De automobilist die de bijtelling privégebruik auto wil voorkomen moet
aan kunnen tonen dat hij zijn auto van de zaak voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. De vrije bewijsleer is hierbij van toepassing maar de inspecteur wil meestal een rittenadministratie hebben.
Als de automobilist zo’n ritten- of kilometeradministratie achteraf moet
opstellen, is de kans bijzonder groot dat die onjuist is. Resultaat is dan een
bijtelling voor privégebruik auto plus een hoge boete.
De fiscus heeft volop mogelijkheden om de registratie van het autogebruik digitaal te checken, en dan is een misser snel gevonden. De fiscus gebruikt hierbij
de informatie van de NAP (de Nationale Auto Pas), het CJIB (het Centraal Justitieel Incasso Bureau), van leasemaatschappijen en garages, digitaal betaalde
tankbeurten, flitsauto’s en sinds kort de ANPR-kentekengegevens van politie en
parkeergarages. De boetes bij ‘rommelen met een kilometeradministratie’ kunnen zeer hoog oplopen, voor de automobilist of diens werkgever!
Benut de tijdelijke
willekeurige
afschrijving
Het kabinet heeft de willekeurige
afschrijving op bedrijfsmiddelen tijdelijk verruimd, van 1 juli 2013 tot en
met 31 december 2013. Ondernemers
kunnen op investeringen in nieuwe
bedrijfsmiddelen maximaal 50% willekeurig afschrijven; het restant moet
‘normaal’ worden afgeschreven.
De verruiming van de tijdelijke willekeurige afschrijving geldt uitsluitend
voor investeringen in nieuwe, nog niet
eerder gebruikte bedrijfsmiddelen.
Uitgesloten zijn de investeringen in
gebouwen, woonschepen, bromfietsen, motorrijwielen, personenauto’s
(behalve taxi’s en zeer zuinige auto’s),
dieren, wegen, paden, bruggen, tunnels en dergelijke infrastructurele werken en immateriële activa zoals goodwill, octrooien en vergunningen. Ook
bedrijfsmiddelen die aan derden ter
beschikking worden gesteld kunnen
niet willekeurig worden afgeschreven.
Hierbij geldt een uitzondering voor
bedrijfsmiddelen die bestemd zijn
voor korte verhuur, zoals speciaal gereedschap, aanhangwagens en hoogwerkers.
De willekeurige afschrijving kan direct
in 2013 worden toegepast als u het
bedrijfsmiddel nog dit jaar in gebruik
neemt. Als u het (bestelde) bedrijfsmiddel dit jaar nog niet in gebruik
neemt, is de willekeurig afschrijving
beperkt tot het bedrag dat u op die
investering in 2013 heeft aanbetaald.
Heeft geen betaling plaatsgevonden,
dan kan er ook geen willekeurige afschrijving plaatsvinden: niet in 2013,
en ook niet in een daaropvolgend jaar!
Pas het lage BTW-forfait toe voor
privégebruik van oudere auto’s
Financiën heeft in een recent beleidsbesluit de spelregels voor de btw-correctie op
het privégebruik van de auto van de zaak op onderdelen versoepeld. De forfaitaire
btw-bijtelling voor oudere auto’s – dat zijn auto’s die langer dan vijf jaar in gebruik
zijn – is daarbij omlaag gebracht, van 2,7% naar 1,5% van de cataloguswaarde.
Deze goedkeuring werkt terug tot 1 juli 2011. Sinds 1 juli 2011 wordt het privégebruik
van een auto van de zaak – als deze gratis ter beschikking wordt gesteld aan de ondernemer of werknemer – aangemerkt als een fictieve dienst en belast naar het werkelijke
privégebruik van de auto. Daarbij wordt woon-werkverkeer gezien als privégebruik. Om
te voorkomen dat de ondernemer/werkgever het werkelijke privégebruik van de auto’s
van de zaak moet registreren heeft Financiën goedgekeurd dat de btw over de fictieve
dienst forfaitair gesteld kan worden op 2,7% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en BPM).
Heeft de ondernemer bij de aanschaf van de auto geen btw als voorbelasting in aftrek
kunnen brengen – bijvoorbeeld omdat hij die auto onder de margeregeling heeft gekocht of die vanuit zijn privévermogen in de onderneming heeft ingebracht – dan geldt
een forfaitaire bijtelling van 1,5%. Financiën heeft dat al eerder goedgekeurd. Dit lagere
forfait geldt nu ook – met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011! – voor auto’s die de ondernemer of werkgever nog in gebruik heeft na afloop van het vierde jaar, volgend op het
jaar waarin hij de auto is gaan gebruiken. Bij gebruik van de auto door een werknemer
is vereist dat die auto gratis – om niet – ter beschikking is gesteld. Vergeet u niet om de
BTW-afdracht te herrekenen voor de oude auto’s die binnen uw onderneming voor privédoeleinden worden gebruikt?
WBSO: ondersteuning speur- en ontwikkelingswerk
Om innovatief ondernemerschap te stimuleren wordt de WBSO ieder jaar weer verruimd. De WBSO, de wet tot bevordering van speur- en ontwikkelingswerk, biedt
ondernemers in de inkomstenbelasting een aftrek op de winst uit onderneming en
werkgevers (zoals ondernemers met een bv) een vermindering op de af te dragen
loonbelasting. Voor ondernemers/werkgevers kent de regeling een korting op de af
te dragen loonheffing. Die korting bedraagt dit jaar 38% van de S&O-loonkosten tot
€ 200.000 en 14% voor het surplusbedrag aan loonkosten.
De definitie van speur- en ontwikkelingswerk is verruimd waardoor de aftrek en afdrachtvermindering vaker benut kunnen worden. De uitbreiding van het gefaciliteerde
speuren ontwikkelingswerk ziet met name op de ontwikkeling van technische nieuwe
programmatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande componenten. Innovatieve ICT-projecten komen daardoor sneller in aanmerking voor de S&O-aftrek of afdrachtvermindering. Let op: per 1 januari 2013 is de margeregeling in de S&O-regeling
vervallen. Als u minder S&O-uren realiseert dan u in de aanvraag hebt vermeld en in
de S&O-verklaring is toegekend, moet u voortaan mededeling doen van de exact gerealiseerde S&O-uren. Voor 2012 en voorgaande jaren werd hierbij een marge van 10%
aangehouden; die is vervallen.
WBSO: nieuwe
procedureregels
in 2014
De procedureregels van de WBSO worden per 2014 versoepeld. Vanaf 2014 kan
iedere werkgever een S&O-aanvraag voor
een vol kalenderjaar indienen. Een jaaraanvraag is thans slechts mogelijk voor
werkgevers die een aparte onderzoek- of
ontwikkelafdeling hebben én die in het
voorafgaande kalenderjaar een S&O-verklaring hebben ontvangen. Een jaaraanvraag voor alle S&O-werkgevers draagt bij
aan een administratieve lastenverlichting.
De verrekeningsmogelijkheden van de
S&O-afdrachtvermindering worden verruimd. Onder de huidige regeling mag
een werkgever de toegekende afdrachtvermindering uitsluitend verrekenen met
de loonheffing over de aangiftetijdvakken die eindigen in de periode waarop de
S&O-verklaring betrekking heeft.
Heeft de werkgever in die periode onvoldoende loonkosten, dan kan dat tot
gevolg hebben dat hij de toegekende
S&O-afdrachtvermindering niet volledig
kan benutten (doordat de af te dragen
loonheffing minder is dan de afdrachtvermindering). Voorgesteld wordt dat die
‘gemiste’ S&O-afdrachtvermindering vanaf 2014 verrekend kan worden in andere
aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet.
Benut de
verlengde
termijn voor
OVB-reductie
Als u een pand – een onroerende
zaak – overdraagt binnen zes maanden nadat u het gekocht hebt, bent
u slechts overdrachtsbelasting verschuldigd over de meerdere overdrachtsprijs bij de verkoop. Per 1
januari 2013 is deze termijn voor
doorverkoop verlengd van 6 naar 36
maanden, voor alle onroerende zaken. Bent u van plan om onroerend
goed te gaan aan- of verkopen? Zorg
er dan voor dat die transactie binnen
de verlengde termijn van doorverkoop valt.
Bezwaar maken
tegen WOZ-waarde
De WOZ-waarde is een belangrijke factor bij de fiscale afschrijving op vastgoed. Ga na of de gemeente de WOZwaarde van uw pand wel correct heeft vastgesteld. Laat uw adviseur zo nodig
bezwaar maken tegen de WOZ-beschikking.
Let op: bezwaar maken kan uitsluitend tegen de WOZ-beschikking en wel binnen
zes weken na dagtekening ervan. U kunt de WOZ-waarde niet (meer) ter discussie
stellen bij de vaststelling van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting!
Waardeer handelsvorderingen af
én vraag de btw terug!
Veel ondernemers hebben door de crisis te maken met een sterk oplopend debiteurenbestand. De kans is groot dat een of meer van uw debiteuren zal ‘omvallen’ en de openstaande factuur niet zal voldoen. Als u eraan twijfelt of uw vorderingen wel voor het volle bedrag betaald zullen worden, kunt u deze vordering
afwaarderen.
U moet die twijfel dan wel kunnen motiveren. Maar met een afwaardering hoeft u
niet te wachten totdat definitief duidelijk is dat de vordering niet meer betaald zal
worden omdat uw debiteur failliet is. Het afwaarderingverlies vermindert uw winst,
en dat betekent minder te betalen belasting. Vergeet u niet om ook de (inmiddels
al afgedragen) btw op de oninbare vordering terug te vragen?
Koopschuld niet omzetten
in een leenschuld!
Hebt u afnemers die hun facturen niet betalen? Dan kunt u de btw op die facturen terugvragen bij de Belastingdienst, en wel op het tijdstip dat redelijkerwijs
komt vast te staan dat de afnemer niet zal betalen.
Let op: als u zo’n koopschuld omzet in een leenschuld – doordat u met de wanbetalende afnemer afspreekt dat hij zijn schuld in meerdere (jaar)termijnen mag
voldoen – verspeelt u het recht op de btw-teruggave. Door die omzetting wordt de
koopschuld geacht te zijn betaald.
Crisisheffing in 2014:
vorm een voorziening
De eenmalige crisisheffing van 16% voor werknemers met een loon van meer dan €
150.000 wordt eenmalig herhaald. In het Belastingplan 2014 is voorgesteld om deze
heffing ook over 2013 toe te passen. Als u als ondernemer/werkgever deze pseudoeindheffing over 2013 – naar verwachting – in maart 2014 moet afdragen, kunt u
daar per ultimo 2013 al een voorziening voor opvoeren. Die voorziening drukt uw
winst, en daarmee de over 2013 te betalen belasting.
Is een voorziening
voor proceskosten
nodig?
Bent u als ondernemer dit jaar in een zakelijk conflict geraakt? En zijn uw advocaten daar nu druk mee? Schatten zij de
kans groot dat een en ander in een procedure zal uitmonden? Vergeet dan niet om
ultimo 2013 een voorziening op te voeren
voor de geraamde schade én de proceskosten.
Vergeet geen
overlopende passiva
Zorg ervoor dat u bij het opmaken van
de jaarstukken over 2013 alle overlopende passiva opvoert. Elke passiefpost die
u kunt opvoeren, vermindert de winst.
Denk aan alle posten waarvoor de nota of
afrekening pas in 2014 zal binnenkomen,
maar die betrekking heeft op dit jaar.
Vergeet ook niet de in 2013 vooruit ontvangen betalingen, waarvoor het werk
ultimo 2013 nog verricht moest worden.
Benut de
studiekosten van
uw medewerkers
Per 1 januari 2013 is de aftrek van studiekosten voor particulieren / uw medewerkers fors beperkt. De aftrek is
beperkt tot het college- of inschrijfgeld,
plus de door de opleiding verplicht gestelde leer- en beschermingsmiddelen.
Daarbij is computerapparatuur expliciet
uitgesloten.
Voor een werkgever gelden die beperkingen niet. Hij kan zijn werkstudenten een
vrije vergoeding geven voor aanvullende
scholingsuitgaven die de werkstudent
zelf niet kan aftrekken. Dat biedt ruimte
voor een fiscaal aantrekkelijk een-tweetje:
u vergoedt de studiekosten, de werknemer levert bruto-salaris in. Dat is fiscaal
voordelig voor twee.
Met BMKB
krijgt u meer
krediet
Voorkom de
inlenersaansprakelijkheid
Lukt het niet zo best om bij de bank een
bedrijfskrediet te krijgen? Biedt u – volgens de bank – te weinig zekerheid? In
dat geval kan de BMKB soelaas bieden.
Als u die regeling kunt benutten, staat
de overheid garant, voor een deel van
de lening. En dan is de bank eerder bereid om uw onderneming een lening te
verstrekken.
Als u als ondernemer personeel inleent
van een andere werkgever, kunt u – als
die uitlenende werkgever zijn fiscale
verplichtingen niet nakomt – als inlener
aansprakelijk gesteld worden voor de
loon- en omzetbelasting die de uitlener
verschuldigd is over de aan u geleverde
prestaties.
De BMKB-borgstellingsregeling is bestemd voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers met een jaaromzet
tot 50 miljoen euro óf een balanstotaal
tot 43 miljoen euro. Voor startende en
innoverende bedrijven gelden extra gunstige voorwaarden. Het aanvragen van
de BMKB garantieregeling gebeurt via de
bank. Voor meer informatie zie: Borgstelling MKB Kredieten (BMKB).
Voor zo’n aansprakelijkstelling is wel vereist dat het ingeleende personeel onder
uw toezicht of leiding heeft gewerkt. Let
op: de Belastingdienst neemt aan dat
dit al snel het geval is, zeker bij relatief
eenvoudige werkzaamheden als bijv. de
diensten van een schoonmaakbedrijf.
Regel die werkzaamheden zo, dat u geen
toezicht of leiding over die ingeleende
arbeidskrachten hoeft uit te oefenen. Dat
kan u bij een deconfiture van de uitlener
veel geld schelen.
Check de VAR,
zeker van buitenlandse zzp’ers
Werkt u binnen uw onderneming met zzp’ers? Check dan hun VAR!
Een VAR-winst uit onderneming of een VAR-directeur-grootaandeelhouder geeft
u als opdrachtgever de begeerde vrijwaring dat u niet als werkgever van de zzp’er
kunt worden aangemerkt. U moet als opdrachtgever dan wél aan vier voorwaarden
voldoen: u moet een kopie van de VAR bij uw administratie bewaren, de identiteit
van de zzp’er vaststellen en een kopie van diens geldig identiteitsbewijs bij uw administratie bewaren, controleren of de werkzaamheden van de zzp’er overeenkomen
met de in de VAR genoemde werkzaamheden én controleren of de werkzaamheden
plaatsvinden binnen de geldigheidsduur van de VAR.
De VAR geeft duidelijkheid over de fiscale positie van een freelancer of van een
zzp’er. Die kan met de juiste VAR in handen zijn opdrachtgever vrijwaren voor een
naheffing van loonbelasting en premies. Dat maakt zo’n VAR tot een begeerd bezit,
zozeer zelfs dat valselijk opgemaakte VAR’s opduiken als de Belastingdienst weigert
om zo’n verklaring af te geven omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
Naar verluidt zijn er veel buitenlandse zzp’ers – met name uit Oost-Europese landen –
werkzaam met vervalste VAR-verklaringen. U kunt de VAR bij de Belastingdienst laten
checken, bij het Landelijk Coördinatiepunt VAR telefoon 088-15 11 000. De Belastingdienst checkt de combinatie BSN (Burger Service Nummer) en VAR. Is die akkoord,
dan weet u als opdrachtgever dat u gevrijwaard bent van een naheffing van loonbelasting en premies. Is de VAR niet akkoord, dan kunt u tijdig maatregelen nemen om
die naheffing te voorkomen.
Doe de Waadi-check
Leent u wel eens – tijdelijk – uitzendkrachten in? Van een
erkend uitzendbureau, een banenpool of een payroller?
Of van een collega-ondernemer? Check dan of die uitlener wel als uitzendonderneming geregistreerd staat in
het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als u
personeel inleent van een niet-geregistreerde uitzendonderneming kan u dat duur komen te staan. De uitlener én
inlener kunnen dan beboet worden. Die boetes zijn fors: €
12.000 per werknemer bij de eerste overtreding en bij recidive een veelvoud tot maximaal € 76.000! U kunt als inlener snel checken of de uitlener aan de Waadi-registratie
voldoet, met de Waadi-check van de Kamer van Koophandel: Waadi check.
Doe zaken met
gecertificeerd uitzendbureau
Het kabinet gaat fraude door malafide uitzendbureaus
hard aanpakken. Ondernemers die personeel inlenen bij
een niet bij de Stichting Normering Arbeid (SNA) gecertificeerd uitzendbureau worden volgend jaar verplicht om
35% van het factuurbedrag te storten op de vrijwaringsrekening die de uitzendorganisatie bij de ontvanger van de
Belastingdienst moet aanhouden. Bij het niet-nakomen
van deze verplichte depotstorting kunnen het uitzendbureau én de inlener worden beboet met een verzuimboete
van maximaal € 4.920. De inlener kan dan ook aansprakelijk worden gesteld voor de loonbelasting, sociale verzekeringspremies en omzetbelasting die het uitzendbureau
niet heeft voldaan. Die aansprakelijkheid geldt tot het bedrag van de verplichte storting op de vrijwaringsrekening,
35% van het factuurbedrag.
Let op de btw-factuur
De belastingwet stelt een groot aantal eisen aan de btwfactuur. Aan wat er op moet staan – te weten: de NAWgegevens van leverancier en afnemer, de datum van uitreiking, het btw-identificatienummer, de hoeveelheid en
aard van de geleverde dienst of goederen, het tijdstip van
de prestatie, eventuele vooruitbetalingen en kortingen,
het btw-tarief en btw-bedrag, het btw-identificatienummer van de afnemer bij een btw-verlegd of intracommunautaire levering, en niet te vergeten: een opvolgend
nummer – én het tijdstip waarop de factuur moet worden uitgereikt. Dat is ten laatste de 15de van de maand
volgend op de maand waarin de dienst is verricht of de
goederen zijn geleverd. De Belastingdienst controleert
nadrukkelijk op een correcte en tijdige facturering. Doet
u dat ook: de boete per onjuiste factuur kan oplopen tot
maximaal € 4.920.
BTW op onderhoud
woningen: verlengd
tot eind 2014
Het kabinet heeft per 1 maart 2013 de BTW op verbouwingen
en renovatiewerk aan woningen tijdelijk verlaagd van 21%
naar 6%. Het verlaagde Btw-tarief ziet uitsluitend op arbeidskosten, niet op materiaalkosten, voor prestaties aan woningen
die meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn
genomen.
Bij het Belastingplan 2014 is voorgesteld om de BTW-tariefsverlaging te laten doorlopen tot eind 2014. Het verlaagde Btw-tarief
geldt uitsluitend voor woningen die bestemd zijn voor permanente bewoning. Bij een woon-werkpand kan de regeling ook
worden benut mits het woongedeelte tenminste 50% van het
gehele pand uitmaakt.
Het verlaagde BTW-tarief geldt voor:
• de arbeidskosten van de in opdracht van de opdrachtgever op
maat gemaakte goederen die een onderdeel gaan vormen van
de woning. Dit geldt zowel voor de op locatie vervaardigde
goederen als de in de eigen bedrijf vervaardigde goederen.
Denk aan inbouwkasten, deuren, kozijnen en dakkapellen. Vereist is dan wel dat de goederen op maat gemaakt worden door
de ondernemer die de renovatie- en herstelwerkzaamheden
aan de woning verricht. Standaard keuken(kasten) vallen hier
niet onder; deze goederen worden niet in opdracht van de opdrachtgever op maat gemaakt.
• het vervaardigen van bouwtekeningen door architecten, mits
zij tevens de renovatie van de woning begeleiden.
• de arbeidskosten van het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van een paardenbox, buitenstal, hondenkennel,
zwembad en tennisbaan.
• het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van omheiningen en (tuin)hekken.
• de arbeidskosten van het aanleggen, vernieuwen en onderhouden van beregeningsinstallaties en tuinverlichting.
• de arbeidskosten van het leggen van (sier)bestrating in tuinen.
• het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van zonnepanelen, mits die panelen in bouwkundig opzicht onderdeel (gaan)
uitmaken van de woning. Als de panelen slechts met losse stenen worden vastgelegd, is geen sprake van een onderdeel van
de woning.
• de vervoers- en/of voorrijkosten die de ondernemer in rekening
brengt.
Het verlaagde BTW-tarief geldt niet voor:
• het maken van een ontwerp voor het aanleggen en onderhouden van een tuin. Dit is anders als de tuinarchitect naast het
maken van een ontwerp ook de aanleg en het onderhoud van
de tuin begeleidt. Dan geldt wel het verlaagde tarief.
• het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van gordijnen,
luxaflex, screens, jaloezieën e.d. aan de binnenzijde van de
woning.
• het laten doen van bodemonderzoek.
• het bouwkundig keuren van woningen (aan- en verkoopkeuring) en het aanvragen van een vergunning voor het plaatsen
van een dakkapel.
• de kosten van het bestrijden van ongedierte als boktorren,
houtworm, ratten etc.
BTW-factuur tot
€ 100: een kassabon
is voldoende
Facturen zijn ‘waardepapieren’ voor de
omzetbelasting: geen correcte factuur
betekent geen aftrek van voorbelasting.
De factuurvereisten voor de BTW zijn per
1 januari van dit jaar sterk vereenvoudigd.
Bij een factuurbedrag tot € 100 (incl. BTW)
is een kassabon al voldoende als factuur
voor de BTW-administratie. U hoeft dan
geen officiële factuur meer te vragen
om de BTW-aftrek veilig te stellen. Op de
kassabon moet wel staan wat u heeft gekocht, bij welke leverancier, de datum en
het te betalen BTW-bedrag.
Offertes:
altijd met btw
Als ondernemer moet u aan particulieren
altijd inclusief btw offreren. Als u niets
vermeldt, kan de particulier er van uitgaan dat de btw in de prijs begrepen is.
U kunt dan achteraf niet alsnog een rekening met btw sturen. U moet dan zelf voor
die belasting opdraaien!
Btw-nummer wél verplicht
op internetsite onderneming
Ondernemers zijn verplicht hun btw-nummer op hun internetsite te vermelden. Op 2
augustus publiceerde de Belastingdienst een nieuwsbericht waarin stond dat ondernemers met een internetsite niet verplicht zijn hun btw-nummer hierop te vermelden.
Dit is onjuist. Als u een internetsite hebt, bent u wél verplicht uw btw-nummer hierop
te vermel den. De Belastingdienst heeft het nieuwsbericht inmiddels aangepast.
In de btw-wet- en regelgeving is geregeld in welke gevallen de ondernemer aan zijn afnemer een factuur moet uitreiken. Als de btw-ondernemer een factuur moet uitreiken
dan is hij verplicht om zijn btw-identificatienummer op deze factuur te vermelden. In de
btw-wet- en regelgeving is niets geregeld over de vermelding van een btw-nummer op
de website. Niettemin is een ondernemer die een dienst van de informatiemaatschappij verleent op grond van de Burgerlijk Wetboek verplicht(!) om zijn btw-nummer op de
website te vermelden.
Wordt het btw-identificatienummer ten onrechte niet op een website vermeld, dan is er
sprake van een economisch delict. De strafrechtelijke handhaving is in handen van de
Belastingdienst/FIOD-ECD.
Suppletie btw:
verplichte kost!
Heeft u te weinig btw afgedragen, over
2012, een ouder jaar, of een van de tijdvakken in het lopende jaar? Heeft u de
bijbehorende suppletie nog niet gedaan?
Doe dat dan zo snel mogelijk. Sinds 1 januari 2012 zijn ondernemers wettelijk verplicht om een btw-suppletie in te dienen.
U moet de suppletie in beginsel indienen
met het digitale formulier, te downloaden
via de site van de Belastingdienst. Als u
niet tijdig een suppletie indient, kan u dat
een aanvullende vergrijpboete van maximaal 100% van de meer verschuldigde
btw kosten, naast de reguliere verzuim- of
vergrijpboete wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde btw. De extra
boete is zeker aan de orde als de inspecteur u ‘op het spoor’ is voordat u een suppletie heeft ingediend.
Opzettelijk niet betalen
LB / BTW wordt strafbaar
De ondernemer die wél aangifte doet van de verschuldigde loon- of omzetbelasting, maar die belasting opzettelijk niet betaalt, kan onder de huidige
wetgeving niet strafrechtelijk vervolgd worden voor belastingfraude. Het kabinet vindt dat onwenselijk en wil die strafrechtelijke aanpak alsnog per 2014
invoeren.
De meest voorkomende vorm van fraude bij aangiftebelastingen doet zich voor
bij een samenstel van transacties, waarbij een van de betrokken partijen – de zogenaamde ploffer – niet aan zijn fiscale verplichtingen voldoet. Bijvoorbeeld bij
BTW-carrouselfraude.
Voorgesteld wordt om het opzettelijk niet betalen van een aangiftebelasting
strafbaar te stellen, met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie (met een maximum van € 78.000). Deze sanctie kan
ook toegepast worden bij het gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting. Van de vereiste opzet is uiteraard geen sprake bij goedwillende ondernemers die al dan niet tijdelijk in betalingsproblemen zitten en uitstel van betaling
vragen voor de betaling van de loon- of omzetbelasting.
Vraag om voorlopige verliesverrekening
Als uw bedrijfsresultaat in 2013 naar verwachting negatief zal zijn, moet u snel uw voorlopige aanslag over dit jaar op nihil laten zetten. Uw liquiditeitspositie vaart daar wel bij.
Na afloop van het boekjaar 2013 kunt u bij het indienen van de aangifte verzoeken om
een voorlopige verliesverrekening. U kunt dan alvast 80% van het aangegeven verlies
benutten voor carryback of carryforward. Als u in 2012 nog fiscaal in de plus zat krijgt u
de over dat jaar betaalde winstbelasting snel terug.
Bent u al over op IBAN?
Per 1 februari 2014 worden alle rekeningnummers van zowel particulieren als bedrijven
vervangen door internationale rekeningnummers (IBAN). U bent hier ongetwijfeld door
uw bank al op gewezen. De overgang naar IBAN heeft met name voor bedrijven nogal
wat voeten in de aarde. Zo zult u uw softwarepakketten en facturatiesystemen tijdig
moeten aanpassen. En wat dacht u van uw briefpapier of andere communicatiemiddelen waarop u uw rekeningnummer vermeldt? Wacht daarom niet langer en start met uw
voorbereidingen. De website www.overopIBAN.nl bevat alles wat u nodig heeft voor een
soepele overgang.
Versoepelde invordering belastingschulden
Financiën wil ondernemers die door de economische crisis in betalingsproblemen zijn
gekomen, de helpende hand bieden door ze ruimer uitstel van betaling te verlenen
voor hun zakelijke belastingschulden. Het gaat om een bijzondere regeling, naast de
gebruikelijke, in de wet vastgelegde mogelijkheden om uitstel van betaling te krijgen.
De ondernemer die zijn zakelijke belastingschulden niet tijdig kan betalen, kan daarvoor
uitstel van betaling krijgen. De ontvanger verbindt daar wel strikte voorwaarden aan. Het
reguliere uitstel van betaling geldt voor ten hoogste twaalf maanden (gerekend vanaf de
vervaldag van de belastingaanslagen waarop het uitstel betrekking heeft), de ondernemer moet de lopende verplichtingen tot betaling van openstaande belastingaanslagen
nakomen én hij moet zekerheid stellen voor het volledige bedrag van de openstaande
belastingschuld. Met de nieuwe coulanceregeling van Financiën kan – onder voorwaarden – uitstel van betaling worden verkregen voor een langere periode dan 12 maanden,
en zonder dat de ondernemer zekerheid moet verstrekken voor het volledige bedrag van
de belastingschuld.
De ondernemer die voor dit bijzondere uitstel van betaling in aanmerking wil komen
moet ‘ten genoegen van’ de ontvanger aannemelijk maken dat er sprake is van betalingsproblemen:
• die niet via zakelijke kredietverlening kunnen worden opgelost;
• die het directe gevolg zijn van de economische crisis;
• die van tijdelijke aard zijn; én
• die voor een bepaald tijdstip zullen worden opgelost.
De regeling wordt niet toegepast als de onderneming al oude (vóór 2009 ontstane) betalingsproblemen heeft, of als de betalingsmoeilijkheden uit een andere oorzaak dan de
huidige economische crisis voorkomen. De ondernemer moet een gedegen inzicht geven in de maatregelen die hij getroffen heeft en nog gaat nemen, om de gevolgen van de
economische crisis het hoofd te bieden. Het bijzondere uitstel is mogelijk voor de zakelijke belastingen van de ondernemer, zoals loon- en omzetbelasting, de (sociale) verzekeringspremies en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet, en voor
de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Het bijzondere uitstel wordt voor
bepaalde tijd verleend. Bijzonder aan de regeling is dat de ondernemer een verklaring
moet overleggen van een externe deskundige over de aard en oorzaak van zijn betalingsproblemen. De fiscus stelt geen formele eisen aan die externe deskundige: het kan
een externe consultant of financier zijn, maar ook de huisaccountant. Financiën heeft als
handreiking een model gegeven voor de verklaring van de externe deskundige.
Oude
administratie
wegdoen
De wettelijke bewaartermijn
van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers is zeven
jaar. Dat betekent dat u aan het
einde van dit jaar uw administratie over 2006 en voorgaande
jaren (grotendeels) kunt vernietigen. De bewaarplicht van
zeven jaar geldt voor alle basisgegevens (zoals het grootboek,
de facturen van debiteuren en
crediteuren, de in- en verkoopadministratie, de voorraadgegevens en de loonadministratie)
en de overige gegevens die van
belang kunnen zijn bij een belastingcontrole. De algemene
wettelijke bewaartermijn van
zeven jaar is korter dan de btwherzieningstermijn voor onroerende zaken en rechten waaraan
deze zijn onderworpen. De (al
dan niet vrijgestelde) btw-ondernemer blijft daarom verplicht
om te bewaren: alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan
– betreffende onroerende zaken
en rechten waaraan onroerende
zaken zijn onderworpen – gedurende negen jaar volgend op het
jaar waarin de btw-ondernemer
het goed is gaan gebruiken (= de
herzieningstermijn).
Soepeler uitstel
van betaling
belastingschulden
Financiën gaat het beleid voor het verlenen van uitstel van betaling versoepelen. Deze versoepeling geldt enkel voor
‘compliante’ ondernemers, dat zijn ondernemers die te goeder naam en faam
bekend zijn bij de Belastingdienst.
Kort uitstel van betaling wordt verleend
op schriftelijk of telefonisch verzoek, voor
maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de oudste aanslag, mits:
• het nog te betalen bedrag op de
belastingaanslag(en) niet meer is dan
€ 20.000,
• er geen belastingaanslagen openstaan
waarvoor dwangbevelen zijn betekend,
• er geen sprake is van aangifteverzuim,
en geen openstaande belastingschulden oninbaar zijn geleden.
Voor betalingsregelingen met een langere looptijd hoeft de ondernemer / belastingschuldige niet meer aan te tonen dat
de belastingschuld ontstaan is door de
economische crisis.
Met zonnepanelen bent u - particulier
- BTW-ondernemer
Het Europese Hof van Justitie heeft recent beslist dat de exploitatie van zonnepanelen een economische activiteit is. Particulieren die met zonnepanelen
elektriciteit opwekken en dat duurzaam (deels) aan het energienet verkopen,
zijn ondernemer voor de omzetbelasting. En dat betekent dat zij de BTW op de
aanschaf en installatie van de zonnepanelen als voorbelasting kunnen terugvragen. Financiën heeft recent deze particulieren als BTW-ondernemer erkend, en
gaat de verzoeken om toekenning van een BTW-nummer afwerken.
De particuliere eigenaar van zonnepanelen die aannemelijk maakt dat hij met de
panelen opgewekte elektriciteit geheel of gedeeltelijk, duurzaam en tegen een
vergoeding (mét BTW) aan zijn energieleverancier levert, wordt als BTW-ondernemer aangemerkt.
Doe grotere
privé-uitgaven
nog dit jaar!
Als u dit jaar in privé nog een nieuwe
auto en/of een nieuwe inboedel voor uw
woonkamer koopt, bespaart u dat belasting in box 3. Dergelijke bezittingen
behoren niet tot de grondslag voor de
vermogensrendementsheffing. Dat betekent dat als u de aankoop voor bijvoorbeeld € 50.000 nog dit jaar afwikkelt, uw
vermogen in box 3 op 1 januari 2014 met
€ 50.000 is verminderd, terwijl u de waarde van verkregen auto en/of inboedel niet
in box 3 hoeft aan te geven. Dat bespaart
u 1,2% van € 50.000 = € 600.
Dat BTW-ondernemerschap kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend: particulieren die vóór de uitspraak van het EU-Hof in zonnepanelen hebben
geïnvesteerd hebben geen recht meer op een BTW-teruggave omdat de termijnen
voor het verzoeken daarvan inmiddels zijn verstreken. De particulier die vanwege
de BTW-belaste leveranties van energie aan het netwerk jaarlijks (na aftrek van de
BTW-voorbelasting) niet meer dan € 1.345 moet afdragen, kan een beroep doen op
de kleineondernemersregeling in de omzetbelasting. En zo een ontheffing krijgen
van de BTW-plicht en de daarbij behorende administratieve verplichtingen.
Betaal uw belastingen op tijd
Privébelastingschulden kunt u het beste zoveel mogelijk dit jaar nog betalen.
In de Wet IB 2001 is expliciet bepaald dat deze schulden – behoudens de erfbelasting – niet in mindering kunnen worden gebracht op de heffingsgrondslag in box 3. Door de belasting nog dit jaar te betalen, is uw vermogen per
31 december lager.
Betaalt u te veel belasting, dan hebt u een vordering op de Belastingdienst. En die
is in box 3 vrijgesteld van belastingheffing. Dat maakt het vooruitbetalen van een
te hoge (voorlopige) privébelastingaanslag zowat aantrekkelijk!
Leen geld aan uw kinderen
Is uw kind voornemens een huis te kopen of een onderneming te starten? Dan is
het voor u en uw kind wellicht gunstig hiervoor een lening te verstrekken. Voor u
vormt de lening een bezitting in box 3. Bij u wordt dan een forfaitair rendement
van 4% over de waarde van de vordering in de belastingheffing betrokken. De heffing bedraagt 30%, de belastingdruk is dus 1,2% van de waarde van de vordering.
Ongeacht de hoogte van de rente op de vordering.
Voor uw kind vormen de rente en kosten van de geldlening aftrekbare kosten. Gunstig is de ouder-kindlening af te sluiten met een zo hoog mogelijk zakelijk rentepercentage. Uw kind geniet dan een hoge aftrek van de eigen woningrente of ondernemingsrente. En u wordt voor die hogere rente (boven de 4%) niet extra belast. Door
schenkingen kunt u de financieringslast van uw kind vervolgens verminderen. Let op:
deze schenkingen moeten niet plaatsvinden in de vorm van een kwijtschelding van
de rente. Bij die opzet verspeelt het kind de renteaftrek, zo blijkt uit de rechtspraak.
Het kind moet de rente eerst gewoon aan u betalen, en daarna schenkt u het bedrag
van die rente (geheel of gedeeltelijk) weer aan uw kind.
Inkeren bij
zwart geld
Heeft u bepaalde inkomsten of vermogen (binnenlands of buitenlands) in
het verleden niet of niet volledig aan
de Belastingdienst doorgegeven, dan
heeft u de mogelijkheid om uw aangifte
inkomstenbelasting vrijwillig te verbeteren. Dit wordt ook wel de inkeerregeling genoemd. De Belastingdienst geeft
‘zwartspaarders’ tijdelijk de mogelijkheid
om boetevrij in te keren. Wie zichzelf vóór
1 juli 2014 vrijwillig meldt bij de Belastingdienst krijgt geen boete. Daarna geldt de
huidige inkeerregeling weer. De boete bij
inkeer bedraagt dan 30% van de ontdoken belasting. Vanaf 1 juli 2015 gaat deze
boete verder omhoog naar 60% van de
ontdoken belasting.
Minder box 3
vermogen, minder
AWBZ
Betaal (hypotheek)
rente voor zes
maanden vooruit!
Per 1 januari 2013 is de eigen bijdrage
voor AWBZ-zorg flink verhoogd. De verhoging treft met name mensen met vermogen in box 3: vanaf 1 januari 2013 moet
een fictief inkomen van 8% over het box
3 vermogen meegenomen worden bij de
berekening van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage in 2013 wordt berekend op
basis van het inkomen over 2011.
Als uw belastingdruk in box 1 in 2014 lager zal zijn dan dit jaar, is het voordelig
om (hypotheek)rente op uw eigen woning/hoofdverblijf nog dit jaar vooruit
te betalen. Vooruitbetaalde rente die
(contractueel) betrekking heeft op de
periode tot 30 juni 2014 is in 2013 volledig aftrekbaar. Loopt de verplichting om
rente te betalen door tot ná 30 juni 2013 –
bijvoorbeeld als in de leenovereenkomst
expliciet is vastgelegd dat de rente jaarlijks vervalt op 1 december – dan is het
niet mogelijk om rente aftrekbaar vooruit
te betalen. Uiteraard kunt u dan wél in
overleg met de schuldeiser de condities
van de lening zodanig aanpassen dat
aftrek van vooruitbetaalde rente alsnog
mogelijk wordt. Door de (hypotheek)
rente dit jaar vooruit te betalen, krijgt
u eerder en meer belasting terug over
de vooruitbetaalde rente. Dat voordeel
moet u afwegen tegen het nadeel van
het vooruitbetalen van de rente.
Minder box 3-vermogen betekent een
lagere eigen bijdrage. U kunt uw vermogen in box 3 wegschenken aan de
(klein-)kinderen, u kunt het in een BV (in
box 2) onderbrengen, en – speciaal voor
de langstlevende ouders – u kunt de
overbedelingschuld aan uw kinderen aflossen die ontstaan is bij het overlijden
van de eerste ouder. Veel testamenten
sluiten aan bij de wettelijke verdeling.
Als de eerste ouder overlijdt, krijgen de
kinderen hun erfdeel in de vorm van een
niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder. Zij kunnen hun vordering
veelal pas opeisen bij het overlijden van
die langstlevende ouder. Ouders kunnen
in hun testament meerdere opeisbaarheidsgronden opnemen waardoor de kinderen hun erfdeel al eerder dan bij overlijden kunnen opvragen. Het opnemen van
de ouders in een AWBZ-instelling kan zo’n
opeisbaarheidsgrond zijn.
€
€
Hogere WOZ-waarde,
minder renteopslag bij
de bank
Is uw woning voor de WOZ hoger gewaardeerd dan u vooraf dacht? En ziet u geen
kans om die waardering bij bezwaar omlaag
te krijgen? Vervelend. Maar het kan u ook
een voordeel opleveren. Als u een tophypotheek op uw woning hebt, betaalt u een renteopslag, die kan oplopen tot wel 0,4%. Als
de hypotheek op uw woning door de hogere
WOZ-waardering onder de kritische grens
van een tophypotheek is gezakt, is er geen
reden meer voor een renteopslag. Bespreek
het eens met uw bankier.
Informatieplicht bij lening voor
eigen woning
Sinds 1 januari 2013 gelden nieuwe regels voor leningen voor de eigen woning. Eén
daarvan is de informatieplicht voor leningen die onder het nieuwe regime vallen.
De informatieplicht geldt voor leningen die bij niet-administratieplichtige partijen worden afgesloten, bijvoorbeeld bij een natuurlijk persoon (zoals de ouder), de eigen BV of een buitenlandse financiële instelling. Deze verplichting is
ingesteld omdat - voor leningen die onder het nieuwe regime vallen - de aflossingen gedurende het jaar en de schuldstand aan het einde van het jaar belangrijk zijn voor de vraag of u de rente op die schuld fiscaal kunt aftrekken.
Het verstrekken van die informatie is een voorwaarde om het geleende bedrag in
aanmerking te laten komen als eigenwoningschuld. De informatieplicht houdt in
dat u de basiskenmerken van het door u geleende bedrag en het fiscale nummer
van de leningverstrekker digitaal moet doorgeven aan de Belastingdienst. Dit moet
u op tijd regelen, uiterlijk bij het indienen van de aangifte over het kalenderjaar
waarin die lening is aangegaan.
Het elektronisch formulier waarmee u de opgaaf lening eigen woning moet doen is
nu te vinden op de website van de Belastingdienst.
Dubbele woonlasten:
ook in 2014 dubbele
renteaftrek
Particulieren met dubbele woonlasten –
die hun tweede huis niet verkocht krijgen
– kunnen drie jaar lang de hypotheekrente
op beide woningen in aftrek brengen. Die
driejaarstermijn wordt niet gekort als de
eigenwoningbezitter zijn te koop staande
woning tijdelijk – noodgedwongen – moet
verhuren. Zodra de woning weer leeg komt
en bestemd blijft voor de verkoop, herleeft
de renteaftrek over de resterende periode
van de driejaarstermijn.
De wetgever heeft deze twee maatregelen
enkele jaren geleden doorgevoerd, vanwege de slechte situatie op de woningmarkt.
Beide maatregelen zijn tijdelijk: per 1 januari
2014 komen die te vervallen. Financiën heeft
onlangs besloten de maatregelen met één
jaar te verlengen, om ‘het broze herstel op
de woningmarkt niet te verstoren’.
Notariële akte
voor periodieke giften vervalt
Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige uitkeringen
aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een vereniging, die uiterlijk
eindigen bij het overlijden van de schenker. Dergelijke giften zijn zonder drempel volledig aftrekbaar. Periodieke giften moeten thans nog bij notariële akte
worden vastgelegd. Die eis komt per 1 januari 2014 te vervallen; voorgesteld
wordt om aftrek ook toe te staan voor periodieke giften bij een onderhandse
akte van schenking. Dat biedt meer flexibiliteit voor de gulle gever en de ANBI,
én een besparing op notariskosten.
Periodieke giften kunnen vanaf 1 januari 2014 bij onderhandse akte van schenking
worden gedaan. Voor een volledige aftrek van dergelijke giften – zonder drempel
– eist de wet thans nog dat de verplichtingen tot de periodieke giften bij notariële
akte is aangegaan. Die eis komt te vervallen, met name om het doen van kleinere
periodieke giften te stimuleren. Om misbruik van de giftenaftrek te voorkomen,
moet de onderhandse akte wel aan diverse voorwaarden voldoen. In die akte moeten in elk geval de volgende gegevens worden vermeld:
- de persoonsgegevens van de schenker;
- de naam van de ANBI of vereniging, met diens unieke nummer uit het
Handelsregister;
- de (minimale) omvang van de gift, met de jaarlijkse uitkeringen;
- de (minimale) looptijd van de schenking;
- een door de ANBI of vereniging toe te kennen uniek transactienummer.
De Belastingdienst zal hiervoor een model schenkingsovereenkomst op de website
beschikbaar stellen.
Partneralimentatie:
anticiperen op
defiscalisering
Bent u in een echtscheiding verwikkeld?
En ziet het er naar uit dat u alimentatieplichtig bent? Houd er dan rekening
mee dat er een goede kans is dat partneralimentatie op afzienbare termijn
gedefiscaliseerd gaat worden. Dat betekent geen aftrek bij u en uw ex hoeft
de ontvangen alimentatie niet tot het
inkomen te rekenen.
U kunt anticiperen op de defiscalisering
door in het echtscheidingsconvenant een
voorbehoud op te nemen voor wat betreft de hoogte van de alimentatie. U kunt
zo een aanpassing van de alimentatie
regelen, als de aftrek c.q. belastbaarheid
van partneralimentatie radicaal wijzigt.
Het idee om de partneralimentatie te defiscaliseren heeft staatssecretaris Weekers
van Financiën uitgewerkt in de Fiscale
Agenda (voorjaar 2011) en ook nadien
heeft de staatssecretaris dat voornemen
richting Tweede Kamer uitgesproken.
Betaalt u al langer partneralimentatie?
Dan moet u de wetswijziging tot defiscalisering afwachten. Daarna kunt u een
herziening van uw partneralimentatie bij
de rechter aankaarten. Wilt u de partneralimentatie gaan afkopen? Houd er dan
rekening mee dat het fiscale regime over
niet al te lange tijd radicaal anders kan zijn.
Zijn uw huwelijkse
voorwaarden nog
actueel?
De keuze voor een bepaald huwelijksgoederenregime wordt vaak bij het aangaan van het huwelijk bewust gemaakt
en in de jaren daarna als vaststaand gegeven aanvaard. Door gewijzigde feiten
en omstandigheden in de loop der tijd
kan een ander huwelijksgoederenregime veel gunstiger zijn dan de indertijd gekozen regeling. Een periodieke
heroverweging is daarom noodzakelijk,
met name bij verandering in de gezinsof familiesituatie of bij een aanzienlijke
vermogensstijging of -daling.
Een finaal
verrekenbeding:
altijd doen!
Bent u goed
getrouwd?
Bent u, verliefd en onnadenkend, enige
tijd geleden in gemeenschap van goederen gehuwd, terwijl u eigenlijk huwelijkse
voorwaarden had willen opmaken? U kunt
dat nog herstellen, zonder fiscale schade,
binnen drie jaar. Als u en uw partner alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken,
kan daardoor een van u beiden worden
bevoordeeld en is wellicht schenkbelasting verschuldigd. Financiën heeft goedgekeurd dat heffing van schenkbelasting
achterwege blijft als de huwelijkse voorwaarden alsnog worden opgemaakt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk. Vereist is dan wel dat u en uw partner
door de huwelijkse voorwaarden gerechtigd worden tot het vermogen waartoe u
gerechtigd zou zijn geweest als u beiden
direct bij het aangaan van het huwelijk
deze voorwaarden had vastgelegd. Herstel is ook mogelijk in geval van een geregistreerd partnerschap.
Aanpassen
huwelijksgoederenregime:
snel geregeld!
Ondernemers die hun huwelijksgoederenregime willen aanpassen, kunnen
staande het huwelijk alsnog huwelijksvoorwaarden aangaan of die voorwaarden wijzigen. Sinds 1 januari 2012 kan dat
zonder toestemming van de rechtbank.
De rechterlijke goedkeuring is niet meer
nodig, de bevoegdheid tot het opstellen
of aanpassen van huwelijkse voorwaarden komt geheel toe aan de notaris. Dat
maakt het alsnog aangaan of aanpassen
van huwelijksvoorwaarden een stuk gemakkelijker en goedkoper. Een aanpassing van het huwelijksgoederenregime
kan van groot belang zijn, bijvoorbeeld
als de ondernemer verwacht dat zijn onderneming het niet zal redden en hij failliet zal gaan.
Bent u op huwelijkse voorwaarden getrouwd en staat het grootste deel van
het vermogen (de onderneming) op
uw naam? Overweeg dan om in uw huwelijkse voorwaarden een finaal verrekenbeding bij overlijden op te nemen.
Met zo’n beding erft uw partner bij uw
overlijden alsof u in gemeenschap van
goederen was gehuwd. Dat kan een
spectaculaire besparing op erfbelasting
opleveren!
Een finaal verrekenbeding is verplicht
wederkerig. Als uw (minder vermogende)
partner eerder dan u overlijdt, pakt het
beding nadelig uit. Maar dat nadeel is
maar tijdelijk en veelal beperkt. En dankzij
het finaal verrekenbeding kunt u in die situatie dan wel de bedrijfsopvolgingsregeling uit de Successiewet eerder toepassen.
Dat compenseert het nadeel ruimschoots.
Middeling: een
onverwachte
teruggaaf van
belasting
Als u een sterk wisselend (belastbaar) inkomen hebt gehad in box 1 over drie aaneengesloten jaren, hebt u wellicht recht
op een onverwachte belastingteruggave.
Door het inkomen te middelen – gelijkelijk
te verdelen – over die drie jaren kunt u de
nadelige werking van het progressieve tarief van de inkomstenbelasting ongedaan
maken. Door de middeling wordt de belasting herrekend en wel op basis van het
gemiddelde inkomen over die drie jaren.
Het verschil tussen de werkelijk geheven
belasting en de herrekende belasting na
middeling wordt terugbetaald. Middeling
is alleen mogelijk over het inkomen in box
1. In box 2 en box 3 geldt immers een vast
proportioneel tarief, zodat middeling hier
zinloos is.
Het verzoek om middeling moet worden
ingediend binnen 36 maanden nadat de
laatste belastingaanslag over de drie jaren
van het middelingtijdvak onherroepelijk is
geworden.
Schenken is
voordeliger dan
nalaten
Ouders die hun vermogen fiscaal vriendelijk aan hun kinderen of kleinkinderen
willen overdragen, moeten dat bij leven
doen. Schenkingen zijn daarvoor hét
aangewezen instrument. Geld schenken
is veel leuker dan het nalaten. Een gulle
gever stemt zijn (klein)kinderen blij en tevreden én hij kan daarvan meegenieten.
Ook fiscaal is schenken leuker: het kost
veel minder belasting. Een erfenis van
€ 100.000 van vader op zoon (van stel
25 jaar) kost € 8.046 aan erfbelasting.
Schenkt vader die € 100.000 in tien jaarlijkse termijnen (met gebruikmaking van
de reguliere vrijstellingen; zie hierna voor
het benutten van de vrijstellingen), dan
is zoonlief € 3.058 aan schenkbelasting
kwijt. Een voordeel van zo’n € 5.000!
Benut alle
vrijstellingen bij
schenkingen aan
kinderen
Het optimaal
benutten van de
eenmalig hoge
vrijstelling vergt
enige planning.
De twee bekendste vrijstellingen zijn
de jaarlijkse vrijstelling (van € 5.141) én
de eenmalig verhoogde vrijstelling (van
€ 24.676). Die verhoogde vrijstelling kan
slechts éénmaal worden benut, voor een
kind dat tussen de 18 en de 40 jaar jong is.
Bent u vergeten om uw zoon of dochter
tijdig – vóór hun 40e – een ‘grote’ vrijgestelde schenking te doen? U kunt die vergissing herstellen als uw schoondochter
of schoonzoon jonger is dan 40 jaar. Financiën heeft goedgekeurd dat de hoge
vrijstelling ook kan worden toegepast als
de zoon of dochter van de schenker de
40-jarige leeftijd al gepasseerd is, maar
diens schoondochter of schoonzoon nog
niet. De schenker benut dan hun leeftijd:
de schenking vindt gewoon plaats aan
het eigen kind, desgewenst met een uitsluitingsclausule.
Let op: deze goedkeuring kan uitsluitend worden toegepast als uw zoon
of dochter gehuwd is ofwel een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
Woont hij/zij ongehuwd duurzaam samen met een partner die nog geen 40
is, dan kan de verhoogde vrijstelling niet
alsnog worden benut.
Van de ‘grote’ vrijgestelde schenking
moet aangifte schenkbelasting worden
gedaan; in de aangifte moet een beroep
op de verhoogde vrijstelling worden
gedaan.
Het optimaal benutten van de eenmalig
hoge vrijstelling vergt enige planning.
Een schenking tot het vrijgestelde bedrag
levert een besparing aan schenkbelasting
op van 10% ofwel € 2.467; wordt de vrijstelling benut bij een schenking van stel
€ 150.000, dan is de besparing 20% ofwel
€ 4.934. Zorg ervoor dat u deze vrijstelling
bij de juiste schenking in zet!
Ook de vrijstelling voor schenkingen aan
on- en minvermogenden kan tussen ouders en kinderen goed van pas komen,
met name als het kind bij de start van zijn
carrière schulden moet aangaan om zich
zelfstandig te vestigen. Vraag uw adviseur
naar de mogelijkheden in uw situatie.
Schenkingen
op papier:
alsnog notarieel
bekrachtigen
Hebt u in het verleden schenkingen onder schuldigerkenning gedaan aan uw kinderen? En daarbij
vastgelegd dat zij die schenkingen
pas kunnen opeisen als de langstlevende ouder is overleden? Zo’n
schenking terzake van de dood
moet bij notariële akte, zo heeft de
Hoge Raad onlangs beslist. Is dat
niet gebeurd, dan is de schenking
niet rechtsgeldig, en vervalt die bij
het overlijden van de schenker. Van
de beoogde besparing op de erfbelasting komt dan niets terecht. Om
uw oude papieren schenkingen te
‘redden’ is het verstandig om die
alsnog achteraf bij notariële akte te
bekrachtigen. Dan moet uiteraard
gebeuren vóórdat de schenker is
overleden.
Vrijstelling schenkbelasting
naar € 100.000
De Successiewet kent een eenmalige hoge vrijstelling van (thans) € 51.407 voor
schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar, mits het kind
die schenking gebruikt voor de koop of de verbouwing van een eigen woning,
het aflossen van de eigenwoningschuld, dan wel de afkoop van rechten van
erfpacht, opstal of beklemming ter zake van de woning.
Voorgesteld wordt om deze vrijstelling tijdelijk substantieel te verhogen. De vrijstelling is per 1 oktober 2013 (vooruitlopend op de wetswijziging per 1 januari
2014) verhoogd tot € 100.000.
Die hogere vrijstelling geldt tot 1 januari 2015. Voorts vervalt in dat tijdvak de beperking dat de schenking van een ouder aan een kind heeft plaatsgevonden, én
dat de begiftigde tussen de 18 en 40 jaar moet zijn. Dat betekent dat van 1 oktober
2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde een schenking
van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits het bedrag
van die schenking wordt gebruikt voor de eigen woning.
Ouders die de hoge vrijstelling al eerder – tot het bedrag van maximaal € 51.407
– hebben benut voor een schenking aan hun kind, kunnen het verschil met de
nieuwe hogere vrijstelling alsnog belastingvrij schenken, onder de hiervoor genoemde voorwaarden.
De hoge vrijstelling gaat ook gelden voor schenkingen die aangewend worden
voor de aflossing van een restschuld, de schuld die resteert na de verkoop van
een eigen woning met verlies waardoor de op die woning rustende eigenwoningschuld niet volledig kon worden afgelost. Deze verruiming is structureel en blijft
ook ná 1 januari 2015 van toepassing.
De vrijstelling van € 100.000 valt niet onder de 180 dagenregeling. Als de gulle
gever binnen 180 dagen na de schenking komt te overlijden, wordt de schenking
niet betrokken in de erfbelasting.
Laat uw testament checken
De erflater die een goed testament opmaakt, kan daarmee een forse belastingbesparing voor zijn erfgenamen realiseren. Een goed testament is een
testament dat de door de erflater gewenste vererving van zijn vermogen combineert met een minimale heffing van erfbelasting bij de erfgenamen. De praktijk kent veel verschillende testamenten, zoals een testament met wettelijke
verdeling, een vruchtgebruiktestament, een ik-opatestament, een keuzelegaattestament, een turbotestament en ga zo maar door. Keuze genoeg.
Ook voor testamenten geldt: vrijheid, blijheid! En dat leidt er toe dat een erflater
vaak kiest voor een keuzetestament. Met zo’n testament biedt hij zijn erfgenamen
de keuze tussen diverse vormen van vererving: zij kunnen na zijn overlijden – op
basis van de dan geldende omstandigheden – kiezen voor één van de in het testament genoemde vormen van vererving. Zodoende kan gekozen worden voor de
fiscaal voordeligste optie!
De afgelopen jaren kan uw persoonlijke situatie zijn gewijzigd. Of uw financiële
situatie. Controleer daarom of uw huidige testament nog aansluit bij uw bedoelingen. Door een testament op te maken kunt u niet alleen bereiken dat erfbelasting wordt bespaard. U kunt ook specifieke wensen tot uitdrukking brengen. Er
is daarom eigenlijk geen reden te verzinnen om niet een testament op te maken.
Sterker nog, een flexibel testament is van ‘levensbelang’.