Lesbrief AU plan d-/Andreas Denk

Lesbrief AU
plan d-/Andreas Denk
Beste leerkracht
Binnenkort gaat u met uw klas naar de dansvoorstelling AU! kijken. Om de leerlingen goed voor te
bereiden op dit theaterbezoek is deze lesbrief ontwikkeld.
De lesbrief bestaat uit losse opdrachten die in de klas behandeld kunnen worden met informatie
over de voorstelling, klassikale opdrachten en reflectie na het zien van de voorstelling.
Veel plezier en tot ziens bij de voorstelling.
Algemene informatie
Au! is een dynamische voorstelling over pijn. Over pijn hebben en pijn doen. Over een kapotte
knie en een bult op je kop. Over een traan die over je wang rolt, omdat die ene gemenerik je weer
eens heeft gepest. Au! laat zien dat het leven niet alleen maar roze koek met slagroom en
vlaggetjes voor de ramen is. En hoe naar kan die pijn voelen als je van je fiets bent gevallen, je
achterover kukelt van het klimrek of als je beste vriend hand in hand loopt met een ander.
Wat doe je dan, hoe vind je troost en hoe krabbel je weer overeind?
Choreograaf, danser en decorontwerper Andreas Denk maakt aansprekend danstheater voor een
breed publiek: kinderen, jongeren en volwassenen. Sinds 2008 produceert Andreas Denk
voorstellingen met zijn eigen stichting Plan d-. Daarvoor was hij jarenlang één van de artistieke
leiders van het succesvolle Hans Hof Ensemble. Plan d- stond op toonaangevende festivals en won
meerdere theaterprijzen.
Theaterbezoek
Educatie instructiefilmpje over hoe je je gedraagt bij het bezoek aan een Theater:
http://www.shrtlnk.nl/2t1xt
Opdracht 1: De verbanddoos.
Materiaal: verbanddoos met schaar, pleisters, (steriel) verband, ontsmettingsmiddel, leukoplast,
wondzalf enzovoort.
Tijd: 20 minuten.
Doel: de leerlingen kijken en bespreken wat er allemaal in een verbanddoos zit.
•
•
•
Vraag de leerlingen of ze wel eens gevallen zijn of zich gestoten hebben. Ontstond er toen
een wond? Wat is daaraan gedaan? (Pleister, verband, jodium.) Wie heeft de wond
verbonden? Waar kwam het verband (of de pleister) vandaan?
Laat de leerlingen de verbanddoos van de school zien. Houd de doos gesloten. Vraag wat
voor doos het is. Kun je aan de doos zien waarvoor hij is bedoeld en wat erin zit? Laat de
leerlingen opsommen wat er volgens hen in zit. Laat ze erbij vertellen waarvoor de spullen
dienen.
Open nu de doos, haal de verbandspullen eruit en leg ze op een tafel. Controleer samen
met de leerlingen of de genoemde spullen erbij zijn.
-Zijn er spullen die ontbreken?
-Welke spullen uit de doos zijn zojuist niet genoemd? Waarvoor dienen ze?
-Bespreek hoeveel er van elk onderdeel in de doos zit. Waarom zo veel of zo weinig? (Veel
pleisters, want er zijn veel leerlingen op school. Eén flesje ontsmettingsmiddel, want je
hebt steeds maar een klein beetje nodig. Enzovoort.)
-Laat de leerlingen als afsluiting de spullen uit de verbanddoos gebruiken. Ze bedenken iets
waarvoor die spullen nodig zijn, bijvoorbeeld: een schaafwond, een buil of een gekneusde
vinger. De leerlingen plakken een pleister op, doen een verband om, gebruiken
ontsmettingsmiddel enzovoort.
Opdracht 2 : Liedje zingen
Materiaal: digibord.
Tijd: 5 minuten.
Doel: samen zingen.
•
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20090709_ikhebbloed01
Clip op schooltv beeldbank: Sassa heeft zich pijn gedaan. Toto en Koning Koos komen haar
helpen met de ziekenauto. Sassa was gevallen wat kunnen ze voor haar doen? Een pleister
en een zoen!
•
Tekst:
Tatie, tatoe, aan de kant, aan de kant.
Tatie, tatoe, tatie, tatoe, Sasha is gevallen.
Tatie, tatoe, ik heb bloed.
Ik viel heel hard. Ze viel heel hard op de grond.
Op de grond. Met mijn knie. Met je knie.
Ik ben gewond. Ze is gewond.
Tatie, tatoe, tatie, tatoe, aan de kant, aan de kant.
Tatie, tatoe, tatie, tatoe, Sasha is gevallen.
Tatie, tatoe, ik heb bloed.
Wat gaan we daaraan doen?
Pleister erop, pleister erop.
Wat gaan we daaraan doen?
Een pleister en een zoen.
Opdracht 3 : Vallen en opstaan
Materiaal: niets.
Klas: stoelen in grote kring, midden vrij.
Tijd: 20 minuten.
Doel: valtechnieken leren zonder pijn te doen.
•
•
•
•
De leerlingen zitten in een grote kring op hun stoel. De leerkracht wijst steeds enkele
leerlingen aan en geeft hen een opdracht:
Kan je op de volgende manieren vallen zonder je zelf pijn te doen:
-uitglijden (over een bananenschil, ijs, gladde vloer)
-struikelen (over je eigen voet, een obstakel)
-botsing (ergens tegen aanstoten/ tegen elkaar botsen en daarna omvallen)
-slowmotion vallen (alsof je in een film zit en alles heel erg langzaam gaat)
Valtechnieken oefenen: voorzichtig op je buik vallen, of op je billen: hoe vang je jezelf op?
Extra opdracht: een leerling krijgt de opdracht om te vallen, een andere leerling mag de
leerling die gevallen is helpen. (helpen opstaan, schoonvegen, pleister plakken, troosten,
ondersteunen)
Opdracht 4: Kringgesprek
Materiaal: niets.
Tijd: 15 minuten.
Doel: fylosoferen over pijn.
• Hoe zie je dat iemand pijn heeft?
• Kan je een pijnlijk gezicht maken?
• Wie heeft er wel een heel erge pijn gehad?
• Heb jij wel eens iemand pijn gedaan? Ging dat perongeluk?
• Kun je ook pijn hebben op een andere manier?
• Is verdriet hebben ook een soort pijn?
• Welke geluiden maakt iemand die pijn heeft?
• Kun je pijn zien?
• Kun je laten zien alsof je buikpijn hebt? En pijn van een wespensteek? Lange pijn/korte pijn
• Kan je iemand helpen die pijn heeft? Hoe doe je dat?
Opdracht 5: Net alsof
Materiaal: niets.
Klas: stoelen in grote kring, midden vrij.
Tijd: 15 minuten.
Doel: inbeeldings opdracht.
• Een leerling krijgt van de leerkracht een soort pijn in het oor gefluisterd. De leerling voert
de opdracht in het midden van de kring uit. De andere leerlingen raden welke pijn wordt
uitgebeeld en vertellen hoe ze dat kunnen zien.
• Voorbeeld pijnen: hoofdpijn, buikpijn, gebroken been, wespensteek, schaafwond op knie,
bloedneus, verdriet.
• De leerlingen vertellen hoe je deze pijn het best kan verhelpen.
Opdracht 6: Pleisters
Materiaal: genoeg pleisters voor de hele klas.
Tijd: 10 minuten.
Doel: plaatsbepalingen. (oudere leerlingen: linkervoet, rechterknie etc)
• Geef de leerlingen allemaal een grote pleister, en geef de volgende opdrachten:
Leg de pleister:
-Op je hoofd
-Onder je voet
-Naast je billen
-Voor je voeten
-Achter je oor
-Tussen je knieen
• Optie 1: Een leerling mag op een groot vel papier liggen en de leerkracht tekent de omtrek
van het lichaam. De leerlingen krijgen de opdracht om om de beurt hun pleister te plakken
op het vel papier: neus, rechtervoet, buik, nek, elleboog etc.
• Optie 2: De leerlingen mogen hun pleister nu versieren en aan elkaar geven. Ze kunnen de
pleister ook op de klassenknuffel plakken, of op de deur van de klas.
Opdracht 7: Versjes
Materiaal: niets.
Tijd: 5 minuten.
Doel: rijmen.
• Een, twee, drie, een beetje prik en een pleister op mijn knie.
Vier, vijf, zes voor mijn keel een lepel uit de fles.
Zeven, acht, gauw een lichtje voor de nacht.
Negen, tien, kou gevat? Mama heeft van alles wat.
Au au au
• Een pleister op zijn oog. Een kusje op zijn oor
Zijn hand in het verband
Een doekje om zijn teen en gips om het been
Ik je wieg een liedje en alle pijntjes weg
Nu ben jij weer mijn gezonde beer.
• De leerlingen kunnen een tekening maken van de zieke beer
met pleisters, verbandjes en gipsen pootje.
• Welke woorden hebben de AU-klank? (auto, pauw, kauwgom, flauw, blauw, klauw, augurk)
Opdracht 8: Heel maken
Materiaal: kapotte spullen (sok met gat, kopje met afgebroken oor, bruin blaadje van de boom,
liga met hap eruit, uitgescheurde bladzijde, verfrommeld papier, incomplete puzzel)
Tijd: 20 minuten.
Doel: samen bedenken hoe de spullen weer beter te maken.
• Alle kapotte spullen in het midden neerleggen. Samen met de klas wordt gekeken wat er
aan het object kapot is en wordt er besproken hoe ze gemaakt kunnen worden, geholpen
of getroost. De objecten worden voorzien van pleisters, verbandjes, gehecht, in bed
gelegd, van een pil of zalfje voorzien. De spullen worden na behandeling uitgestald om
rustig te kunnen genezen. De volgende ochtend halen de leerlingen de pleisters en
verbandjes eraf en blijken alle objecten op mysterieuze wijze genezen.
Opdracht 9: reflecteren na de voorstelling
Materiaal: niets.
Tijd: 10 minuten.
Doel: reflecteren op de voorstelling.
• In de voorstelling zag je dansers vallen maar ook weer opstaan. Soms kan vallen erg pijn
doen. Je kan op verschillende manieren op pijn reageren. Soms ga je huilen, de andere
keer haal je een pleister, laat je je troosten of doe je alsof er niets aan de hand is.
-Hoe komt het dat je soms moet huilen als je je pijn hebt gedaan?
-Moet je soms ook huilen om iets verdrietigs?
-Kun je huilen van geluk?
-Kun je nephuilen met echte tranen?
-Wie durft een pleister er ineens af te trekken?
-Waarom komt er bloed uit een wond? Waarom is bloed rood?
-Helpt troosten als je pijn of verdriet hebt?
-Hoe kan je iemand troosten?
-Wil je altijd getroost worden als je pijn hebt; waarom wel/niet?
-Hou je soms je tranen in, terwijl je eigenlijk wel moet huilen? Waarom doe je dat?
• Wat heb je gezien in de voorstelling: wat vond je leuk, grappig, eng, gevaarlijk, gek, zielig?
• Wie kan er iets nadoen uit de voorstelling?
Opdracht 10: bewegen na de voorstelling
Materiaal: niets.
Klas: stoelen in grote kring, midden vrij.
Tijd: 15 minuten.
Doel: zelf bewegen naar aanleiding van de voorstelling.
• De leerlingen zitten in een grote kring, 1 voor 1 vallen ze van hun stoel (domino): de
leerlingen blijven liggen totdat de laatste ook gevallen is. Daarna gaan ze in domino effect
weer terug op hun stoel zitten.
• Iedereen staat in een kring leerlingen en leerkracht). De leerkracht geeft een beweging met
een daarbij horend geluid de kring door.
• -AU! - Grijp naar elleboog
• -Oowoowooh - Krimp in elkaar met armen om buik geslagen (buikpijn)
• -AuAuAu - Hinkel op 1 been (been gebroken)
• -Heee! - Pets met je hand op je kuit (muggebeet)
• -Mmmm - Wrijf met je handen op je voorhoofd (hoofdpijn)
• -etc
• Er steekt steeds een leerling heel voorzichtig over, alsof hij over een een evenwichtsbalk
loopt of op glad ijs loopt. De rest van groep ondersteunt de overstekende leerling met
woorden zoals: pas op, kijk uit, voorzichtig, niet doen, ojee. De leerling loopt richting een
ander kind in de kring; dan is diegene aan de beurt. Er kunnen verschillende 'gevaarlijke'
situaties geschetst worden: koorddansen, hoog klimrek, natte vloer, rotsen, rolschaatsen.