BRL 6000 Ontwerp Deel xx Kritiek vóór: 17 november 2014

BRL 6000
Ontwerp Deel xx
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
Kritiek vóór: 17 november 2014
ONTWERP
BEOORDELINGSRICHTLIJN
voor het KvINL productcertificaat voor
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
Techniek gebied INST
Vastgesteld door het CCvD van de
Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector op xx xxxx xxxx
Bindend verklaard door de
Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector per xx xxxxx xxxx
©KvINL
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
Deze beoordelingrichtlijn is gemaakt naar aanleiding van bedrijfsbezoeken, ingekomen reacties, voortschrijdend
inzicht en invloed van adviseurs (Guido Coppens en Hans Leijendekkers). Ook het document T33 van de Raad
voor de Accreditatie is in dit document meegenomen, alsmede de inbreng vanuit de TC Beveiliging van KvINL
van 28 augustus 2014.
In deze ontwerp versie zijn in afwijkende kleur blauw en ingesprongen opgenomen de teksten uit de BRL 600000 16 mei 2014, de laatste versie, die op dit moment (09-09-2014) in behandeling is bij de Harmonisatie
Commissie Bouw HCB. Dit om de toetsing door de kritiekgever te vereenvoudigen.
In de definitieve versie worden de BRL 6000-00 teksten niet opgenomen.
Ten behoeve van verdere reacties op dit document is een doorlopende regelnummering toegepast die
zoeken en aanwijzen eenvoudig maakt.
62
2
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
63
64
65
Beoordelingsrichtlijn voor het Productcertificaat voor het ontwerpen, leveren, installeren en onderhouden van
beveiligingsinstallaties en beveiligingsfuncties.
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
ALGEMENE INFORMATIE BIJ DEZE UITGAVE
Met het oog op nieuwe aanwijzingen van de Raad voor Accreditatie (RvA-document T033) was een
aanpassing van BRL 6000-00 noodzakelijk. Het resultaat ligt voor u als de nieuwe versie van 16 mei
2014.
De certificatieregelingen voor de installatiesector zijn zoveel mogelijk ondergebracht in één
beoordelingsrichtlijn, BRL 6000. De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel en een aantal
Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren
van installaties. Een deelgebied wordt gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage
temperatuurverwarmingsinstallatie, elektrotechnische installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld:
ontwerpen, installeren, beheren). Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die in
principe altijd voor het ontwerpen, installeren en beheren van een installatie gelden, ongeacht de soort
installatie.
BRL 6000 sluit aan bij de in de bouwsector bestaande regelingen voor certificatie en biedt de
mogelijkheid van publiekrechtelijke erkenning van de certificaten in relatie tot het Bouwbesluit 2012.
Deze BRL is opgesteld, onder begeleiding van de Technische Commissies van het Centraal College van
Deskundigen (CCvD) van Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL).
Onderstaande is ter toelichting aan de niet-technische lezer die geïnformeerd wil worden over dit
kwaliteitssysteem.
Kwaliteit in Beveiliging
Bedrijven, particulieren, organisaties, overheden, allemaal kunnen ze slachtoffer worden van criminaliteit. De
schade die hierdoor wordt veroorzaakt is groot. De financiële schade is daarbij natuurlijk heel belangrijk, maar
dat is vaak niet de enige schade. Door crimineel handelen ontstaat vaak ook psychische schade bij slachtoffers.
Of het nu gaat om het kwijtraken van persoonlijke bezittingen of vernieling ervan, of het verlies van omzet, altijd
levert het zowel financiële als mentale schade op.
Eén van de mogelijkheden voor bescherming tegen criminaliteit is het laten aanbrengen van elektronische
systemen. Voorbeelden hiervan zijn (alarm)systemen die de omgeving, de politie en andere hulpdiensten kunnen
alarmeren als criminelen proberen hun slag te slaan. Of systemen die de toegang tot een gebouw regelen zodat
criminelen geen misbruik meer kunnen maken van een situatie.
De eisen aan die systemen zijn hoog: ze moeten tijdig alarmeren bij criminaliteit en natuurlijk liever geen
alarmen geven als daar geen aanleiding toe is. Het ontwerpen, maken en onderhouden van (alarm)systemen is
een specialiteit. Bedrijven die zich daar mee bezig houden moeten aan hoge eisen voldoen. Maar tegelijkertijd is
de markt vrij. Bedrijven die het vak uitstekend beheersen en bedrijven met minder vakkennis lopen kriskras door
elkaar.
3
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
Als iemand opdracht wil geven voor het laten aanleggen van een (alarm)systeem, dan moet hij een keuze maken
uit veel aanbieders. Opdrachtgevers hebben ze vaak te weinig kennis van het beveiligingsvak om te kunnen
vaststellen of een bepaalde aanbieder goed is of niet. Daarom is het goed dat een onafhankelijke partij, die het
beveiligingsvak wel beheerst maar buiten de branche staat, de bedrijven beoordeelt. Zo’n onafhankelijke partij is
een Certificatie-instelling. Die kijkt of een beveiligingsinstallateur aan bepaalde kwaliteitsstandaarden voldoet,
volgens de wet- en regelgeving werkt, de juiste kennis aan boord heeft, etc. Certificatie-instellingen worden op
hun beurt ook weer gecontroleerd door de Raad voor de Accreditatie RvA. De RvA vormt de ruggengraat voor
kwaliteitszorg in Nederland en is door de overheid ingesteld als Zelfstandig Bestuursorgaan.
Als een certificerende instelling een bedrijf controleert, dan doet zij dat aan de hand van een bepaald recept: een
beoordelingsrichtlijn, soms ook wel genoemd een kwaliteitsschema, kwaliteitsregeling of beoordelingsrichtlijn
(BRL). Daar staat in aan welke eisen een bedrijf moet voldoen om het vertrouwen van een opdrachtgever terecht
te verdienen. Een goedgekeurd bedrijf ontvangt van de certificerende instelling een bedrijfscertificaat. Daarmee
kan het bedrijf aan de opdrachtgever aantonen over het benodigde kwaliteitsniveau te beschikken. Dit document,
wat u nu leest, is een beoordelingsrichtlijn voor beveiligingsinstallateurs.
Het doel van deze beoordelingsrichtlijn is ervoor te zorgen dat opdrachtgevers van beveiligingsinstallateurs een
solide keuze kunnen maken voor een bedrijf waaraan zij hun problemen en vragen kunnen toevertrouwen.
Historie in Beveiliging
In 1983 is op initiatief van brancheorganisatie UNETO1 binnen de installatiesector besloten om een Regeling
Erkenning Beveiligingsbedrijven op te zetten, de REB ’83. In 1996 is op dringend verzoek van overheid en
verzekeringswezen verzocht de REB los te maken van UNETO. Deze is toen omgezet in een onafhankelijke
certificatieregeling, de BORG-regeling. In 2014 is op initiatief van UNETO-VNI de nieuwe, voor u liggende
regeling Beveiliging opgesteld en ondergebracht bij stichting KvINL (Kwaliteit voor Installaties Nederland)2 te
Rotterdam. KvINL is een onafhankelijke beheerder van kwaliteitssystemen, en heeft als specialisme het beheren
van kwaliteitssystemen voor de installatiebranche of aanpalende branches. Daarbij is de inhoud van het
kwaliteitssysteem actueel gemaakt en toegesneden op de werkzaamheden van de gecertificeerde
beveiligingsinstallateurs en nog beter afgestemd op de relatie tussen de opdrachtgever en de
beveiligingsinstallateur.
Toekomst in beveiliging
Naar verwachting zal de woon-, werk- en leefomgeving in de komende paar jaar zeer sterk doortrokken raken
van elektronica. Deze elektronica, veelal onderling gekoppeld door internet en andere communicatiesystemen,
zal ingezet worden om ons leven te veraangenamen, energiezuiniger te maken, zorg voor ons te dragen en
beveiliging te bieden. Externe serviceorganisaties zullen ons bedienen, verzorgen en bewaken op een manier die
in de verte lijkt op wat bijvoorbeeld Particuliere AlarmCentrales momenteel al doen, maar dan op veel
uitgebreidere schaal en met veel meer services op meer aandachtsgebieden. Beveiligingsinstallateurs moeten dus
rekening houden dat de beveiligingsinstallaties, die vandaag nog als ‘solo-installatie’ worden aangeboden, in de
naaste toekomst als onderdeel van geïntegreerde installaties tot stand gaan komen. Deze kwaliteitsregeling heeft
natuurlijk in de eerste plaats het doel de praktijk van nu af te dekken en certificeerbaar te maken. Maar tevens is
het doel om beveiligingsinstallateurs in de toekomst gereed te maken voor nieuwe technologie en verbeterde
klantenservice
1
Brancheorganisaties Uneto en VNI fuseerden in 2002 tot één organisatie: UNETO-VNI.
KvINL is ontstaan op 1 januari 2014 uit een fusie tussen Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector KBI en stichting Erkenning
Installatiebedrijven SEI.
2
4
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
152
153
154
155
156
157
Leeswijzer
Daar waar in dit document een persoon aangeduid wordt met ‘hij’ kan ook ‘zij’ worden gelezen.
5
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
158
159
INHOUDSOPGAVE
160
1.
INLEIDING .......................................................................................................................................... 9
161
2.
ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE ............................................................................ 12
2.1.
2.2.
162
163
164
3.
166
167
168
169
4.
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN ................................................................... 17
4.1. OPDRACHT .............................................................................................................................................. 17
4.2. VAKBEKWAAMHEID ................................................................................................................................ 18
4.3. PROGRAMMA VAN EISEN EN BEVEILIGINGSADVIES .................................................................................. 19
4.3.1. Beveiligingsadvies (aanvullend artikel) ........................................................................................... 20
4.3.2. Programma van Eisen (aanvullend artikel) ...................................................................................... 20
4.4. ONTWERP EN BEVEILIGINGSPLAN ............................................................................................................ 21
4.4.1. Beveiligingsplan (aanvullend artikel) .............................................................................................. 21
4.4.2. Ontwerp (aanvullend artikel) ........................................................................................................... 22
4.5. CONTROLE BOUWKUNDIGE RANDVOORWAARDEN ................................................................................... 22
4.6. UITVOERING ............................................................................................................................................ 23
4.7. GEBRUIKSHANDLEIDING EN OPLEVERING ................................................................................................ 23
4.7.1. Gebruikshandleiding (aanvullend artikel)........................................................................................ 24
4.7.2. Oplevering (aanvullend artikel) ....................................................................................................... 24
4.8. BEHEER ................................................................................................................................................... 25
4.9. ONDERHOUDSSCHEMA ............................................................................................................................ 25
4.10.
UITVOERING ONDERHOUD EN (NOOD)SERVICE ..................................................................................... 25
171
187
PRODUCTEISEN EN EISEN AAN EN DOCUMENTEN ................................................................ 13
3.1. WETTELIJKE EISEN .................................................................................................................................. 14
3.2. OVERIGE EISEN AAN DE INSTALLATIES .................................................................................................... 14
3.3. EISEN TE STELLEN AAN DE DOCUMENTEN ................................................................................................ 15
3.3.1. Algemene documenten (aanvullend artikel) .................................................................................... 15
3.3.2. Het projectdossier (aanvullend artikel) ............................................................................................ 16
165
170
ONDERWERP ............................................................................................................................................ 12
DOEL ....................................................................................................................................................... 12
5.
EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER ............................................................. 27
5.1. INSCHRIJVING BIJ KAMER VAN KOOPHANDEL ......................................................................................... 27
5.2. PERSONEEL .............................................................................................................................................. 28
5.2.1. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen personeel (aanvullend
artikel) 28
5.2.2. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen leerlingen
(aanvullend artikel) ........................................................................................................................................ 28
5.2.3. Werkzaamheden die uitbesteed worden (aanvullend artikel) .......................................................... 28
5.3. HULPMIDDELEN ....................................................................................................................................... 29
5.3.1. Meet- en beproevingsmiddelen ........................................................................................................ 29
5.3.2. Overige hulpmiddelen ..................................................................................................................... 29
6
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
5.4.
5.5.
198
199
200
6.
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
INTERNE KWALITEITSBEWAKING WERKPROCESSEN ........................................................ 30
6.1. EIS ........................................................................................................................................................... 30
6.2. ALGEMEEN, KWALITEITSHANDBOEK ....................................................................................................... 31
6.3. KWALITEITSBELEID ................................................................................................................................. 32
6.4. TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN, BEVOEGDHEDEN EN VAKBEKWAAMHEDEN ................................... 33
6.5. CONTROLEACTIVITEITEN ......................................................................................................................... 34
6.6. BESCHRIJVING VAN PROCEDURES ............................................................................................................ 34
6.7. PROCEDURE-EISEN................................................................................................................................... 35
6.7.1. Registratie van projecten ................................................................................................................. 35
6.7.2. Beheer van projectdossiers .............................................................................................................. 35
6.7.3. Ontwerpbeoordeling ........................................................................................................................ 36
6.7.4. Werktekeningen ............................................................................................................................... 37
6.7.5. Ingangscontrole van materialen ....................................................................................................... 37
6.7.6. Controle op transport en opslag ....................................................................................................... 37
6.7.7. Controle op montagewerkzaamheden .............................................................................................. 38
6.7.8. Controle van de gerealiseerde installatie ......................................................................................... 38
6.7.9. Controle op beheeractiviteiten ......................................................................................................... 38
6.7.10.
Onderhoudsschema ...................................................................................................................... 39
6.7.11.
Controle op onderhoudswerkzaamheden ..................................................................................... 39
6.7.12.
Documentenbeheer ....................................................................................................................... 39
6.7.13.
Beheer van meet- en beproevingsinstrumenten ............................................................................ 40
6.7.14.
Beheer van overige hulpmiddelen ................................................................................................ 41
6.7.15.
Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers .......................................................... 41
6.7.16.
Beheersing van tekortkomingen ................................................................................................... 42
6.7.17.
Klachtenbehandeling .................................................................................................................... 42
6.7.18.
Interne audits ................................................................................................................................ 42
201
226
BEREIKBAARHEID .................................................................................................................................... 29
BEDRIJFSGEBOUW (AANVULLEND ARTIKEL) ............................................................................................ 29
7.
EXTERNE KWALITEITSBEWAKING ........................................................................................... 44
7.1. TOELATINGSPROCEDURE ......................................................................................................................... 44
7.1.1. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang en inhoud ........................................................... 45
7.1.2. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud .............................................................................. 46
7.1.3. Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang ................................................................................... 46
7.1.4. Projectgericht onderzoek, inhoud .................................................................................................... 47
7.1.5. Rapportage toelatingsonderzoek ...................................................................................................... 48
7.2. VERVOLGONDERZOEK ............................................................................................................................. 48
7.2.1. Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang ............................................................................... 49
7.2.2. Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud ................................................................................. 49
7.2.3. Projectgericht vervolgonderzoek, omvang ...................................................................................... 49
7.2.4. Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud ........................................................................................ 50
7.2.5. Sancties ............................................................................................................................................ 50
7.2.6. Rapportage vervolgonderzoek ......................................................................................................... 51
7
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
7.2.7. Onvoldoende projecten .................................................................................................................... 51
7.3. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE REVIEWER ................................................................................... 51
7.4. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE AUDITOR (ORGANISATIEGERICHT)............................................... 52
7.5. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE INSPECTEUR (PROJECTGERICHT).................................................. 52
7.6. KLACHTENBEHANDELING DOOR CERTIFICATIE-INSTELLING .................................................................... 53
240
241
242
243
244
245
8.1.
8.2.
8.3.
8.4.
246
247
248
249
250
251
252
253
254
EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT ........................................................................... 53
8.
CERTIFICAATHOUDER .............................................................................................................................. 53
GELDIGHEIDSDUUR ................................................................................................................................. 53
TOEPASSINGSGEBIEDEN ........................................................................................................................... 53
MODELCERTIFICAAT................................................................................................................................ 53
REFERENTIES .................................................................................................................................. 54
9.
9.1.
9.2.
9.3.
9.4.
BETEKENIS VAN WOORDEN EN TERMEN IN DEZE BRL ............................................................................. 54
REVISIES VAN DEZE BRL......................................................................................................................... 55
NORMATIEVE REFERENTIES ..................................................................................................................... 56
NIET-NORMATIEVE REFERENTIES ............................................................................................................ 56
255
256
8
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
1.
INLEIDING
De in beoordelingsrichtlijn 6000 opgenomen eisen worden bij de behandeling van een aanvraag voor,
c.q. de instandhouding van een certificaat voor het ontwerpen, installeren en beheren van installaties,
gehanteerd door de certificatie-instellingen die hiervoor door de Raad voor Accreditatie zijn geaccrediteerd.
Het techniekgebied van de beoordelingsrichtlijn is ‘Instinstallaties’.
De af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als: KOMO INSTAL procescertificaat.
De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen opmerkingen (onder het kopje ‘Opmerking’) zijn
informatief, niet normatief.
De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel en Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden
op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Een deelgebied wordt
gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage temperatuur-verwarmingsinstallatie, elektrische
installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld: ontwerpen, installeren).
Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die, ongeacht de soort installatie, voor het
ontwerpen, installeren en beheren van een installatie altijd gelden, tenzij die eis in een Bijzonder Deel
niet van toepassing is verklaard. De Bijzondere Delen bevatten eisen die slechts gelden als het
certificaat betrekking heeft op het betreffende deelgebied. De nummering van hoofdstukken, paragrafen
en onderdelen in de Bijzondere Delen is in principe gelijk aan de nummering in het Algemene Deel.
De beoordelingsrichtlijn bevat niet alleen eisen waaraan de certificaathouder moet voldoen, maar ook
eisen waaraan de certificatie-instelling moet voldoen.
Tezamen met het certificatiereglement (van de certificatie-instelling) en het KOMO-merkreglement,
vormt BRL 6000 een zogenoemd ‘certificatieschema’ waarvan KvINL eigenaar is.
Toelichting
De certificaathouder en de certificatie-instelling sluiten een certificatie-overeenkomst die is gebaseerd
op:
•
het certificatiereglement van de certificatie-instelling,
•
het KOMO-merkreglement,
•
BRL 6000-00, en
•
een of meer bijzonder delen van BRL 6000.
In dit document is een keuze gemaakt uit de termen kwaliteitsschema, kwaliteitsregeling, beoordelingsrichtlijn.
Al die termen doelen op eenzelfde soort documenten. De keuze is gemaakt om vanaf hier de term
“Beoordelingsrichtlijn” te hanteren of de afkorting BRL.
Afwijkende eisen
A) De normatieve verwijzingen naar de Stichting KOMO en het KOMO Merkenreglement gelden niet
voor dit Bijzondere Deel van de BRL 6000.
B) Deze BRL Beveiliging leidt tot kwaliteitsverklaringen aangeduid als Productcertificaat
9
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
Aanvullende eis
Accreditatie van de certificatie-instellingen door de Raad voor de Accreditatie, vindt plaats overeenkomstig
NEN-EN-ISO/IEC 17065 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten
toekennen aan producten, processen en diensten.
Deze beoordelingsrichtlijn heeft een normatief deel en een informatief deel.
 Het normatieve deel (“de norm”) is maatgevend voor de beoordeling door de certificatie-instelling. Het
bevat de criteria waarop een bedrijf in het certificatieproces wordt afgerekend.
 Het informatieve deel van de BRL helpt een bedrijf in de goede richting, maar als een bedrijf besluit
bepaalde zaken op een andere, even goede manier te doen, dan staat dat vrij.
Het normatieve deel van deze beoordelingsrichtlijn begint bij deze inleiding en eindigt bij artikel 9.3. De
bijlagen zijn informatief, tenzij ze vanuit de beoordelingsrichtlijn uitdrukkelijk worden aangewezen als
normatief.
Opmerkingen die worden gemaakt in deze beoordelingsrichtlijn onder het kopje ‘Opmerking zijn informatief,
niet normatief. Om dat extra duidelijk te maken zijn deze schuin gedrukt.
Technische Beveiligingsinstallateurs kunnen worden gecertificeerd als zij voldoen aan deze
beoordelingsrichtlijn. De beoordeling van de Technische Beveiligingsinstallateur (hierna:
Beveiligingsinstallateur) wordt uitgevoerd door een certificatie-instelling. Die certificatie-instelling moet
geaccrediteerd zijn door de Raad van Accreditatie RvA te Utrecht. De RvA zorgt in Nederland voor de opbouw
en het behoud van de kwaliteit van certificerende instellingen. Zo wordt geregeld dat certificatie-instellingen
gelijksoortige en gelijkwaardige kwaliteitsdiensten leveren.
Bij de beoordeling van het bedrijf wordt bekeken of het bedrijf in staat is om beveiligingsinstallaties en
beveiligingsfuncties te ontwerpen, op te leveren en te onderhouden. Zowel de kwaliteit van de opgeleverde
installaties wordt beoordeeld, als de kwaliteit van het bedrijf zelf. In deze BRL staan de eisen die worden gesteld
aan het installatiewerk en aan het bedrijf dat ze uitvoert. Die eisen zijn opgesteld om bedrijven (en hun producten
en diensten) te kunnen laten voldoen aan de essentie van deze beoordelingsrichtlijn:
De essentie van deze beoordelingsrichtlijn is:
 Dat het vertrouwen van de (al dan niet deskundige) opdrachtgever in het bedrijf gerechtvaardigd is omdat
het bedrijf door een onafhankelijke en deskundige certificatie-instelling volgens deze beoordelingsrichtlijn
is beoordeeld en goed bevonden. Het bedrijf ontvangt als bewijs een certificaat van de certificatieinstelling.
 Dat het bedrijf zich bezighoudt met het onder dit certificaat:
 Aanleggen en in stand houden van signaleringssystemen voor detectie van criminele handelingen
en/of
 Aanleggen en in stand houden van systemen ter voorkoming van die criminele handelingen.
 Dat het bedrijf daarbij opereert binnen de kaders van de wet.
Een bedrijf, dat volgens deze regeling wordt gecertificeerd, begrijpt het belang van deze essentie. Zij
onderschrijft die essentie en handelt ernaar, zowel naar de letter als naar de geest. Het bedrijf weet dat het
hierop aangesproken en afgerekend kan worden. Alle criteria in deze regeling moeten worden gelezen en
begrepen in het licht van deze essentie.
333
10
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
Met betrekking tot onderhoud aan installaties kan deze BRL ook worden toegepast op installaties waarvoor een
installatiecertificaat of opleveringsbewijs is afgegeven op basis van de BORG regeling.
Deze BRL vervangt de BORG regeling.
Bij een positieve beoordeling door de certificatie-instelling krijgt het bedrijf een bedrijfscertificaat. Dit
certificaat kan door het bedrijf op haar afzetmarkt worden gebruikt om onderscheidend te zijn ten opzichte van
andere bedrijven.
Deze beoordelingsrichtlijn dekt het ontwerpen, maken en onderhouden van installaties voor alarmering, voor
observatie en ter voorkoming van criminaliteit. Deze beoordelingsrichtlijn bevat de eisen:
 waaraan Technische Beveiligingsinstallateurs moeten voldoen om het bedrijfscertificaat te behalen of voort
te zetten.
 waaraan certificatie-instellingen moeten voldoen om bedrijven te mogen certificeren volgens deze
beoordelingsrichtlijn.
De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel (BRL6000-00) en Bijzondere Delen voor diverse
deelgebieden op het terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Het Algemene Deel (BRL
Deel 6000-00) bevat de eisen die algemeen gelden voor het ontwerpen, installeren en beheren een installatie. De
Bijzondere Delen bevatten alleen eisen die gelden voor dat specifieke deelgebied. Een deelgebied wordt
gekenmerkt door de soort installatie of installatiefunctie (als meerdere functies een fysieke installatie delen). Op
het gebied van criminaliteit zijn de deelgebieden Inbraak, Overval, Toegangscontrole en Camerasystemen. Het
deelgebied Inbraak is daarbij altijd de basis. Als een bedrijf voor de overige deelgebieden in criminaliteit
gecertificeerd wil worden, bijvoorbeeld voor Toegangscontrole, dan kan dat alleen indien ook voor Inbraak
wordt gecertificeerd. Indien nodig kan in een Bijzonder Deel een eis uit het Algemeen Deel “niet van
toepassing” worden verklaard of in aangepaste vorm worden toegepast.
Onderstaande tekst moet door het CvB van KvINL in het juiste format worden gebracht.
359
360
361
362
363
364
Deze BRL is opgesteld door de Technische Commissie Beveiliging van het Centraal College van Deskundigen
(CCvD). Het CCvD is een onderdeel van de Stichting KvINL (Kwaliteit voor Installaties Nederland. De BRL is
geldig van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018.
11
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
365
2.
ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
2.1.
ONDERWERP
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
2.2.
Het onderwerp van certificatie wordt gevormd door producten van installatiebedrijven en (ingenieurs)bureaus. Zowel werkzaamheden, als de resultaten van werkzaamheden, worden hierbij als producten
beschouwd. Voorbeelden van producten zijn een ontwerp, een rapport, een installatie, het beheer van
een installatie en het onderhoud van een installatie.
Het gehele terrein van installaties is onderverdeeld in deelgebieden. Het certificaat heeft betrekking op
een of meer van deze deelgebieden. De afbakening van de deelgebieden is beschreven in hoofdstuk 2
van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Het onderwerp van certificatie is:
 De uitvoering en de kwaliteit van opgeleverde projecten (functies, installaties, systemen) op het gebied van
beveiliging. Het doel is het leveren en onderhouden van een goede beveiligingsfunctie.
 Opmerking: Veelal wordt een beveiligingsfunctie geleverd door het maken van een
beveiligingsinstallatie. Omdat in de toekomst installaties gecombineerde functies (gaan) vervullen,
wordt in deze BRL gesproken over de beveiligingsfunctie. Dit kan een installatie zijn, maar ook een deel
van een installatie die ook andere functies vervult.
 De inrichting van het bedrijf als Technisch Beveiligingsinstallateur.
 Dit omvat processen, procedures, specialismen, veiligheidsmaatregelen, ondersteunende diensten,
personeelsopbouw, productiemiddelen en materialen.
Deze beoordelingsrichtlijn dekt het ontwerpen, maken en onderhouden van installaties voor alarmering, voor
observatie en ter voorkoming van criminaliteit
Aanvragen, offertes en dergelijke maken geen deel uit van de certificatie. Alleen opdrachten van opdrachtgevers
die daadwerkelijk tot stand worden (of zijn) gebracht, en beveiligingsfuncties en -installaties betreffen, vallen
onder deze certificering.
DOEL
Het doel van de certificatie is dat bedrijven kunnen beschikken over een verklaring van een
onafhankelijke deskundige - de certificatie-instelling - dat de producten, die de bedrijven leveren,
voldoen aan vastgelegde kwaliteitseisen. Voorwaarde voor de verklaring is dat de bedrijven onder
toezicht staan van de certificatie-instelling.
De certificatie-instelling verklaart in het certificaat dat ervan mag worden uitgegaan dat de producten
van de certificaathouder aan de vastgelegde kwaliteitseisen voldoen. Een onder certificaat geleverde
installatie, bijvoorbeeld, voldoet dus aan de kwaliteitseisen die volgens BRL 6000 op die installatie van
toepassing zijn.
Opmerking: Het doel van de certificering is het zorgen dat opdrachtgevers vertrouwen kunnen hebben in het
gecertificeerde bedrijf. Als opdrachtgevers ondeskundig zijn op het werkterrein van de Beveiligingsinstallateur
kunnen zij dat bedrijf toch vertrouwen als het bedrijf is beoordeeld door een onafhankelijk deskundige. Een
12
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
certificatie-instelling kan met behulp van deze BRL optreden als onafhankelijk deskundige. Zij beoordeelt de
beveiligingsinstallateur aan de hand van deze BRL en geeft bij positief resultaat van het toelatingsonderzoek een
certificaat aan dat bedrijf. Daarmee bevestigt de certificerende instelling dat het bedrijf deskundig is.
Opdrachtgevers kunnen nu met recht vertrouwen op zo’n bedrijf.
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
3.
Aanvullende eis.
Alle door Beveiligingsinstallateur opgeleverde installaties moeten aan de eisen deze BRL te voldoen. Voor elke
opgeleverde installaties levert de Beveiligingsinstallateur een opleveringsrapport (zie bijlage ….) aan de
opdrachtgever.
Als de installatie ook aan de VRKI eisen voldoet kan tevens een installatiecertificaat of opleveringsbewijs
worden geleverd.
Alle beveiligingsopdrachten worden uitgevoerd onder het certificaat. Contractuele uitsluiting van dit certificaat
bij opdrachten die kunnen vallen onder dit certificaat is aan het bedrijf niet toegestaan.
PRODUCTEISEN EN EISEN AAN EN DOCUMENTEN
In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen die van toepassing zijn op de resultaten van de
werkzaamheden, zoals installaties en documenten.
De eisen die aan de installaties worden gesteld zijn ten minste de wettelijke eisen (paragraaf 3.1).
Daaraan zijn extra eisen toegevoegd (paragraaf 3.2). Deze overige eisen kunnen facultatief zijn. In dat
geval zijn ze alleen van toepassing als dat tussen de certificaathouder en zijn klant is overeengekomen.
Verder zijn er nog specifieke eisen van toepassing als dit duidelijk tussen de certificaathouder en zijn
klant is overeengekomen.
Aanvullende eis.
De werkzaamheden van het bedrijf bestaan uit een selectie van onderstaande werkzaamheden, afhankelijk van de
eisen van de klant:
1. Advies: In kaart brengen van de risico’s van een opdrachtgever en aanbevelingen doen voor oplossingen
2. PvE: Opstelling Programma van Eisen (PvE) voor installatie(s)
3. Beveiligingsplan: uitwerking van PvE t.b.v. ontwerpfase
4. Ontwerp: het projecteren van de installatie(s)
5. Uitvoering: het werk voorbereiden en het maken van de installatie(s)
6. Oplevering van de installatie(s)
7. (Nood)service, bv systeemherstel van de installatie na een crimineel incident
8. Onderhoud: periodieke activiteiten voor instandhouding van de installatie
9. Revisie: het aanpassen van de installatie(s) aan opdrachtgeverswensen en nieuwe omstandigheden
Als één of meer onderwerpen van 3 t/m 8 tot de opdracht behoren moeten deze voldoen aan de eisen van de
BRL.
Opmerking: De onderwerpen 1, 2 en 9 zijn niet normatief, maar worden wel in deze BRL behandeld. Voor het
opstellen van PvE’s zijn (nog) geen eenduidige certificeerbare eisen beschikbaar.
13
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
454
455
3.1.
WETTELIJKE EISEN
A. Ontwerpen
De wettelijke eisen die worden gesteld
aan de installaties zijn beschreven in
paragraaf 3.1 van de Bijzondere Delen
van de beoordelingsrichtlijn.
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
C. Beheren
(leeg)
Aanvullende eis.
Elektrotechnische Beveiligingsinstallateurs worden in de wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en
Recherchebureaus (wet PBR) in de persoon genoemd als de “Alarminstallateur”. De eisen die aan
personeelsleden van Elektrotechnische Beveiligingsinstallateurs worden gesteld staan in de wet PBR en/of de
daaronder vallende ministeriële regelingen. Bedrijven met een certificaat moeten aan de wet PBR voldoen.
Opmerking: de wet PBR en de bijbehorende ministeriele regeling PBR kunnen worden teruggevonden op
www.wetten.nl.
3.2.
OVERIGE EISEN AAN DE INSTALLATIES
A. Ontwerpen
De overige eisen die worden gesteld
aan de installaties zijn beschreven in
paragraaf 3.2 van de Bijzondere Delen
van de beoordelingsrichtlijn.
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
B. Installeren
De wettelijke eisen die worden gesteld
aan de installaties zijn beschreven in
paragraaf 3.1 van de Bijzondere Delen
van de beoordelingsrichtlijn.
B. Installeren
De overige eisen die worden gesteld
aan de installaties zijn beschreven in
paragraaf 3.2 van de Bijzondere Delen
van de beoordelingsrichtlijn.
C. Beheren
(leeg)
Aanvullende eis.
 Als een beveiligingsinstallatie rechtstreeks wordt aangesloten op een wisselspanning van meer dan 50 Vac,
dan moeten die werkzaamheden worden uitgevoerd conform NEN1010.
 Noodstroomvoorzieningen moeten voldoen aan de NEN1010.
 Een beveiligingsinstallatie of beveiligingsfunctie mag de normale werking van andere installaties/functies
niet hinderen of blokkeren. Wel mag een beveiligingsfunctie ingrijpen in (de werking van) andere
installaties als:
 Hiertoe in het ontwerp is voorzien.
 Hierover met de opdrachtgever afspraken zijn gemaakt.
 Dit de algemene veiligheid niet in gevaar brengt.
 Hiermee geen wetgeving wordt overtreden
 Als er voldoende rekening is gehouden met de bedrijfskritische functies van de opdrachtgever.
Opmerking: als voorbeeld, een beveiligingsfunctie en een PIN-betalingsfunctie kunnen bij bijvoorbeeld een
detaillist worden gecombineerd tot één systeem. In dat geval mag de beveiligingsfunctie zo’n
bedrijfskritische functie als een betaalsysteem niet hinderen of blokkeren, tenzij er een alarmsituatie
optreedt waarvoor de beveiligingsfunctie was ontworpen en deze in actie moet komen. Op dat moment heeft
de beveiligingsfunctie altijd voorrang.
 Een beveiligingsfunctie moet voldoende bestand zijn tegen beïnvloeding van buitenaf. Dit geldt zowel voor
opzet als door omstandigheden.
 Opzet moet worden voorkomen door het (mechanisch en/of elektronisch) beschermen van de
installatiedelen die binnen eerste, tweede of derde bereik liggen. “Bereik” is wanneer installatiedelen
14
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
door personen kunnen worden bereikt en zij iets kunnen doen om de beveiligingsfunctie te veranderen
of uit te schakelen.
Opmerking:
 Het eerste bereik is wanneer dat zonder hulpmiddelen lukt.
 Het tweede bereik is wanneer dat lukt met ter plekke voorhanden hulpmiddelen.
 Het derde bereik is wanneer dit lukt met speciaal voor dit doel meegebrachte hulpmiddelen.
 Opzet moet worden voorkomen door detectie van opzettelijke elektronische verstoring van de
installatie. Dit geldt zowel fysieke verstoring (sabotage e.d.) als online-verstoring door ingrijpen via
internet (cybercrime).
 Omstandigheden zoals door
 Elektronische verstoring (elektromagnetische compatibiliteit oftewel EMC).
 Weersinvloeden, koude en warmte, vocht, stof, (zon)licht, duisternis en dergelijke.
 Wisselende situaties door openstaande deuren, verkeerd geparkeerde auto’s en dergelijke.
 Componenten, die voor de opdracht worden toegepast, dienen te voldoen aan de productcertificeringen in
overeenstemming met de normen NEN-EN 50136-serie.
509
510
3.3.
Opmerking: opzettelijke elektronische verstoring van een installatie kan gaan om het ingrijpen in de voeding, in
bekabeling of draadloze communicatie, op componenten of om de werking van sensoren te verstoren zoals het
aanschijnen van camera’s door laserstraling.
EISEN TE STELLEN AAN DE DOCUMENTEN
A. Ontwerpen
Het ontwerp is een beschrijving
van een (nog te realiseren)
installatie die voldoet aan de
eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en
aan het programma van eisen als
bedoeld in paragraaf 4.3.
De eisen die gesteld worden aan
deze beschrijving zijn vastgelegd
in paragraaf 3.3 van de
Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
B. Installeren
De eisen die gesteld worden aan
de documenten zijn beschreven
in paragraaf 3.3 van de
Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
C. Beheren
De eisen die gesteld worden
aan de documenten zijn
beschreven in paragraaf 3.3
van de Bijzondere Delen van
de beoordelingsrichtlijn.
511
512
513
514
515
Er zijn twee soorten documenten die betrekking hebben op het werk van de beveiligingsinstallateur:
 Algemene documenten
 Projectdossiers
516
517
518
519
520
521
522
3.3.1. Algemene documenten (aanvullend artikel)
De beveiligingsinstallateur dient te beschikken over:
 Interne documenten, zoals relevante BRL’s, kwaliteitshandboek, (werkwijzen voor) procedures,
berekeningen, tekeningen, eigen onderhoudsschema’s, etc
 Externe documenten zoals wetten, regelgeving, normen, productinformatie van gebruikte componenten van
fabrikanten en, waar, gecertificeerde producten beschikbaar zijn, de certificaten van deze producten..
 Alle documenten waar vanuit de BRL naar verwezen wordt, moeten beschikbaar zijn.
15
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
3.3.2. Het projectdossier (aanvullend artikel)
Het hele proces van opdracht tot installatie wordt begeleid door een serie documenten. Die documenten vormen
tezamen het projectdossier. De documenten in het projectdossier zijn om drie redenen belangrijk:
 De documenten dienen om het hele maakproces van de installatie te begeleiden.
 De documenten dienen tijdens de levensduur van de installatie als informatiebron en referentie voor service,
onderhoud en revisie.
 De documenten worden gebruikt door de certificerende instelling om te zien of de beveiligingsinstallateur
zijn processen op orde heeft.
Voor een opdracht moet een definitieve projectnaam- en/of nummer worden vastgesteld. Dat wordt de
projectnaam en/of het projectnummer van het projectdossier en alle onderliggende projectdocumenten. De
projectnaam en/of het projectnummer moet uniek zijn, er mag geen verwarring of verwisseling met andere
opdrachten kunnen plaatsvinden. De projectnaam- en/of nummer van het projectdossier moet snel terugzoeken
van het complete project mogelijk maken. Een projectdossier kan fysiek (papier, microfilm) of digitaal (locaal
computergeheugen, cloud) zijn.
De documenten die horen bij een opdracht moeten:
 Compleet zijn.
 Bijgewerkt tot de laatste revisie en onderhoudstoestand.
 Een historie bevatten van revisies, als deze hebben plaatsgevonden.
 Moeten goed en snel toegankelijk zijn voor personen die recht hebben op die toegang.
Zie onderstaande lijst van documenten: onder het certificaat vallen de nummers 3 t/m 8. Deze documenten
vormen tezamen het projectdossier. Alle informatie, die het proces beschrijft vanaf het beveiligingsplan tot een
werkende en opgeleverde installatie, wordt in één pakket gebundeld.
De documenten:
Opmerking: het toevoegen van documenten 1 en 2 heeft natuurlijk toegevoegde waarde voor de compleetheid
van het dossier maar is in het kader van deze BRL niet verplicht.
1. Een adviesrapport. Zo’n document komt niet in alle gevallen voor.
2. Programma van Eisen (PvE)
3. Beveiligingsplan
4. Door de opdrachtgever getekende opdracht
5. Ontwerp installatie
6. Rapport van Oplevering
7. Onderhoudsschema
8. Bijzondere documenten
Overzicht van de documenten:
 Opmerking: Adviesrapport. Een rapport met daarin een beschrijving van de veiligheidssituatie bij een
opdrachtgever. Het rapport kan globale oplossingsrichtingen bevatten over te nemen maatregelen om
risico’s voor de opdrachtgever te verminderen.
 Opmerking: Programma van Eisen (PvE). Het PvE bevat een sterker uitgewerkte risicoanalyse dan het
(globale) beveiligingsadvies. Het bevat tevens voor een gekozen oplossingsrichting de eisen die aan
tegenmaatregelen worden gesteld. Zie voor verdere uitwerking hoofdstuk 4.3.
 Beveiligingsplan. Het beveiligingsplan vormt het antwoord op een PvE en beschrijft de (technische)
oplossingen die de criminele risico’s moeten tegengaan.
16
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
 Het ontwerp. De installatie, zoals deze moet gaan worden, wordt beschreven in een pakket van
beschrijvingen, tekeningen, informatie over toegepaste componenten, de kwaliteit van die componenten, de
planning van uitvoering.
 Rapport van Oplevering. Dit rapport is het document dat de hele totstandkoming van de installatie kort
samengevat. Verwijzingen naar documenten in het projectdossier worden gedaan met de bijbehorende
documentnummers. Ondertekening van het Rapport van Oplevering door de opdrachtgever rondt het project
definitief af. Het rapport bevat minimaal:
 Opmerking: de volgende documenten worden in het kader van deze beoordelingsrichtlijn niet vereist
maar maken het Rapport van Oplevering wel compleet:
 Verwijzing naar beveiligingsadvies, indien aanwezig
 Verwijzing naar PvE met documentnummer, indien aanwezig
 Verwijzing naar de opdracht van de opdrachtgever
 Verwijzing naar het beveiligingsplan
 Verwijzing naar het ontwerp
 Vergelijking tussen ontwerp en “as-built”-situatie plus verklaring voor afwijkingen
 De resultaten van uitgevoerde testen en beproevingen
 De datum van oplevering door de beveiligingsinstallateur. De beveiligingsinstallateur moet het rapport
laten tekenen door een geautoriseerd persoon.
 Ruimte voor de opdrachtgever om voor oplevering te tekenen en de installatie te accepteren.
 Bijzonder documenten: documenten die geleverd worden op verzoek van de opdrachtgever.
 Opmerking: Bijzondere documenten kunnen bijvoorbeeld een Opleverbewijs of een Installatiecertificaat
zijn, zoals door de opdrachtgever kan worden gevraagd als deze moet voldoen aan verzekeringseisen
op basis van de VRKI. Ook andere belanghebbende partijen achter de opdrachtgever zouden bijzondere
opleverdocumenten kunnen verlangen. Verder, door de opdrachtgever geaccordeerde afwijkingen ten
opzichte van het beveiligingsplan.
596
4.
EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN
597
598
599
4.1.
OPDRACHT
600
601
602
603
Een opdracht met alle bijbehorende voorwaarden wordt schriftelijk vastgelegd.
A. Ontwerpen
B. Installeren
C. Beheren
Een van de voorwaarden is dat de
Een van de voorwaarden is dat de
Een van de
ontworpen installatie ten minste
installatie in overeenstemming is met voorwaarden is dat
voldoet aan de eisen van paragraaf 3.1 het ontwerp en ten minste voldoet aan de documenten ten
en 3.2 en het programma van eisen als de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2.
minste voldoen aan
bedoeld in paragraaf 4.3 en dat het
In de opdracht moet worden verwezen de eisen van
ontwerp voldoet aan de eisen van
naar het ontwerp.
paragraaf 3.3.
paragraaf 3.3.
De certificaathouder accepteert de
In de opdracht moet worden verwezen opdracht onder voorwaarde dat de
naar het document waarin het
installatie voldoet aan de eisen
programma van eisen is vastgelegd.
genoemd in paragraaf 3.1 en 3.2.
Opmerking
Aangezien onder B wordt geëist dat de installatie in overeenstemming is met het ontwerp,
voldoet de installatie dus aan de standaard wettelijke en bovenwettelijke eisen van hoofdstuk 3
17
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
maar ook aan de facultatieve bovenwettelijke en opdracht-specifieke eisen uit het programma
van eisen. Bij de controle door de certificatie-instelling op het voldoen aan de eisen van
hoofdstuk 4 controleert de certificatie-instelling dus ook op het voldoen aan de eisen van het
programma van eisen.
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de opdracht worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf
4.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelings-richtlijn.
De opdracht dient tot stand te zijn gekomen voordat de installateur zijn werkzaamheden aanvangt
Opmerking: De opdracht komt tot stand als de opdrachtgever een offerte goedkeurt en deze als getekende
opdracht aan de beveiligingsinstallateur afgeeft. De opdracht kan één of meer van de onderstaande onderdelen
omvatten:
 Het adviseren van de opdrachtgever over beveiliging.
 Het maken van een programma van eisen voor een beveiligingsfunctie.
 Het maken van een beveiligingsplan
 Het ontwerpen, opleveren en inbedrijfstellen van een beveiligingsfunctie.
 Het aanmaken van een bijzondere opleverdocumenten op verzoek van de opdrachtgever
 Het geven van instructies/trainingen aan gebruikers van de installaties.
 Het maken van handleidingen voor de installatie; zie bij “Gebruikshandleiding”.
 Het leveren van after-sales-service
 Het in onderhoud nemen van de installatie
 Het instellen van 24-uurs beschikbaarheid voor service, onderhoud en calamiteiten.
 Al wat verder met de opdrachtgever kan worden afgesproken.
4.2.
VAKBEKWAAMHEID
De gecertificeerde producten worden geproduceerd door of onder verantwoordelijkheid van een
‘deskundige’. Deze verantwoordelijkheid betreft het voldoen van de producten aan de vastgelegde
eisen. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de bekwaamheid van de deskundige worden
gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Opmerking
Er is bewust gekozen voor de term ‘onder verantwoordelijkheid’ in plaats van ‘onder toezicht’.
De ‘deskundige’ moet zich ervan vergewissen dat de producten aan de eisen voldoen. Het
houden van toezicht is daarvoor in elk geval ook nodig
Aanvullende eis.
Personeel dat werkt aan beveiligingsfuncties moet beschikken over kennis en bekwaamheden. Dat geldt vanaf de
verkoop en dan via ontwerp, installatie en oplevering tot en met onderhoud en revisie. De kennis moet
betrekking hebben op:
 beveiligingsinstallaties en beveiligingsfuncties die reeds geïnstalleerd zijn en onderhoud behoeven, en
 nieuwe beveiligingsinstallaties en functies die op bestaande of nieuwe technieken worden gebaseerd.
Voor vakbekwaamheden geldt de wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (wet PBR) als
wettelijk minimum.. De praktijk leert dat de wettelijke eisen de ontwikkelingen in techniek en maatschappij niet
bijhouden. Daarom is voor certificering volgens deze BRL de toepassing van alleen het wettelijk niveau beperkt
tot 31 december 2018.
18
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
Eis ten behoeve van certificering tot 31 december 2018:
Voor inbraakalarmsystemen de onderstaande eisen:
 Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV), op basis van het document D02/163 ‘Eindtermen Technicus
Beveiligingsinstallaties (TBV), versie 2005.
 Monteur Beveiligingsinstallaties (MBV), op basis van document D02/162 ‘Eindtermen Monteur
Beveiligingsinstallaties (MBV), versie 2005.
 Gelijkwaardig aan bovengenoemde MBV- of TBV- diploma’s is:
 Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG
beroepskwalificaties, voor werkzaamheden als alarminstallateur. (zie wijzigingen Regeling particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, 19 juli 2008 Stcrt 5 augustus nr. 149).
Eis ten behoeve van certificering vanaf 1 januari 2019:
Voor inbraakalarmsystemen de onderstaande eisen volgens de BCP’s:
 Opleidingsniveau Middelbaar Technicus Beveiliging (MTB)
 Opleidingsniveau Hoger Technicus Beveiliging (HTB)
Voor vakvolwassen personeelsleden zijn beschrijvingen beschikbaar waarin eisen staan op het gebied van kennis
en vaardigheden. Deze worden beroepscompetentieprofielen (BCP’s) genoemd. In de bijlage wordt naar deze
BCP’s en daarvan afgeleide eind- en toetstermen voor examens verwezen. BCP’s omvatten een beter
gedefinieerd kennisgebied dan de wettelijk geëiste MBV/TBV-opleidingen.
Eindverantwoordelijke voor alle werkzaamheden binnen de opdracht van de opdrachtgever is de Technisch
Beheerder van de beveiligingsinstallateur, die in die rol door de directie is aangewezen. Deze heeft minimaal een
opleiding op niveau TBV en/of Hoger Technicus Beveiliging (verplicht per 1 januari 2019).
Personeel mag geen veiligheidsrisico’s vormen voor hun werkgever en diens opdrachtgever. Een personeelslid
moet naast bovengenoemde kennis- en vaardigheidseisen beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid
van het Ministerie van Justitie.
4.3.
PROGRAMMA VAN EISEN EN BEVEILIGINGSADVIES
A. Ontwerpen
De certificaathouder legt het programma van eisen voor de installatie in overleg met
de opdrachtgever vast in een document. In het PvE dienen relevante bouwkundige
randvoorwaarden aangegeven te worden. In het PvE is de systeemkeuze duidelijk
vastgelegd en is verder, indien paragraaf 3.2 facultatieve eisen bevat, ten minste
vastgelegd welke facultatieve eisen van toepassing zijn (keuzelijst).
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het PvE worden gesteld, zijn
beschreven in paragraaf 4.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
680
681
682
683
684
685
B.
Installeren
(leeg)
C.
Beheren
(leeg)
Opmerking: in 4.3 en 4.4 worden een viertal onderdelen toegelicht die belangrijk zijn voor een goed
bedrijfsproces. De onderdelen van 4.3 vallen buiten de certificering als beveiligingsinstallateur. In veel gevallen
zullen niet alle onderdelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd; de opsomming hier beoogt vooral compleet te
zijn:
19
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
 Beveiligingsadvies: dit is een inventarisatie van gevaren, dreigingen, ongemakken die de opdrachtgever tot
schade kunnen zijn en een algemene raad welke zaken aan te pakken.
 Voorbeeld: Dreiging= baldadige jongeren brengen graffiti aan op gevels. Advies= houdt iedereen weg
van de gevel.
 Programma van eisen: van de zaken die volgens het advies aangepakt moeten worden, worden de
hoofdeisen bepaald.
 Vervolg voorbeeld: Schrik mensen af om naar de gevel te gaan door sterke verlichting, hekwerken,
grindveldjes, e.d.
 Beveiligingsplan: vergelijking van verschillende manieren van afschrikken leidt tot het eindadvies
 Vervolg voorbeeld: advies= hekwerk aanbrengen met bepaalde minimale hoogte en vormgeving..
 Ontwerp: om voldoende afwerende werking te verkrijgen dient hekwerk te worden toegepast volgens een
specificatie die aan de eisen van het advies voldoe3t
 Vervolg voorbeeld: hek met een minimale hoogte van …, voorzien van …, kwaliteitsniveau PQR zoals
van het merk ABC type XYZ, kostprijs € …., aanbrengen aantal uur maal tarief, etc.
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
4.3.1. Beveiligingsadvies (aanvullend artikel)
Opmerking: Het beveiligingsadvies maakt formeel geen deel uit van deze BRL. Het onderstaande moet worden
gelezen als indicatief en richtinggevend.
Een opdrachtgever kan besluiten om zich over zijn veiligheidssituatie te laten adviseren. Dat kan hij, naar eigen
keuze, laten doen door een onafhankelijk adviseur of zijn beveiligingsinstallateur. In zo’n advies kan in kaart
worden gebracht welke dreigingen de opdrachtgever kan treffen. Het advies kan ook een of meer mogelijkheden
voor oplossingen aangeven, zonder in detail te treden.
Als de beveiligingsinstallateur zelf het beveiligingsadvies geeft aan de opdrachtgever, dan heeft het de voorkeur
dat de persoon van de beveiligingsinstallateur die dat advies uitgeeft opgeleid is op het niveau van Adviseur
Beveiliging volgens de beroepscompetentieprofielen, zie betreffende bijlage.
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
4.3.2. Programma van Eisen (aanvullend artikel)
Opmerking: Het Programma van Eisen (PvE) maakt formeel geen deel uit van deze BRL. Het onderstaande moet
worden gelezen als indicatief en richtinggevend.
Het Programma van eisen (PvE) wordt opgesteld door de installateur in samenspraak met de opdrachtgever. In
het PvE wordt vastgelegd aan welke eisen een beveiligingsfunctie moet voldoen. Het PvE bevat:
 De wensen en de eisen van de opdrachtgever.
 De opdrachtgever kan eigen wensen en eisen hebben. Die kunnen eventueel zijn gebaseerd op een
daarvóór verkregen beveiligingsadvies.
 De opdrachtgever kan eisen stellen die hij op zijn beurt opgelegd krijgt van derden, bijvoorbeeld van
een verzekeraar of vanuit een bedrijventerreinvereniging.
 De opdrachtgever moet zelf zorgen dat de eisen van derden in verhouding zijn met zijn risico’s. Dit
om te voorkomen dat derden zijn kosten te sterk opdrijven.
 De opdrachtgever kan de beveiligingsinstallateur vragen als intermediair te overleggen met derden. De
opdrachtgever blijft ten allen tijde zelf verantwoordelijk voor zijn eigen opdrachtgeverseisen.
 De opdrachtgever moet aangeven hoe alarmen moeten worden afgehandeld, bijvoorbeeld via
inschakeling van een Particuliere Alarm Centrale (PAC)
Onderstaand worden de onderdelen verder beschreven.
20
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
 Eisen uit eventuele wettelijke bepalingen of andere overheidsregelgeving.
 Eisen die voortkomen vanuit de omgeving.
 Eisen uit normen, standaarden en instrumenten.
743
4.4.
Opmerking: Eisen uit de omgeving kunnen bijvoorbeeld eisen zijn die collectief zijn vastgesteld voor alle
bedrijven op een bedrijventerrein.
Opmerking: een veel gebruikt instrument is de Verbeterde Risicoklassenindeling VRKI. Dit instrument is
specifiek bedoeld voor risico’s bij inbraak en volgt daartoe de verzekeraar die dit soort risico’s afdekken. Voor
andere vormen van criminaliteit moet naar andere instrumenten worden gekeken.
ONTWERP EN BEVEILIGINGSPLAN
A. Ontwerpen
De certificaathouder ontwerpt een installatie die
voldoet aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en het
programma van eisen als bedoeld in paragraaf 4.3.
Het ontwerp voldoet aan de eisen van paragraaf 3.3.
B. Installeren
C. Beheren
Alvorens met de installatiewerkzaamheden te (leeg)
beginnen, controleert de certificaathouder of
de volgens het ontwerp te vervaardigen
installaties voldoen aan de eisen van
paragraaf 3.1 en 3.2.
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
4.4.1. Beveiligingsplan (aanvullend artikel)
Het beveiligingsplan omschrijft de technische maatregelen die de criminele risico’s moeten bestrijden. Het
beveiligingsplan vormt :
 de basis voor de aanbieding (offerte) aan de opdrachtgever
 de basis voor het definitieve ontwerp van de installatie
Het beveiligingsplan omvat minimaal:
 Naam en adresgegevens van de opdrachtgever.
 De (voorlopige) naam en/of nummer van het project.
 De contactpersoon van zijde van de beveiligingsinstallateur.
 De locatie en het object (gebouw e.d.) dat moet worden beveiligd.
 De met de opdrachtgever vastgestelde veiligheidsrisico’s op basis van het PvE (indien aanwezig).
 De installatietechnische oplossingen op basis van het PvE (indien aanwezig).
 Een wederzijdse geheimhoudingsverklaring.
Opmerking: het beveiligingsplan kan als onderdeel van de aanbieding aan de opdrachtgever wordt gestuurd.
Opmerking: aan het beveiligingsplan kan een verklaring worden toegevoegd dat deze door de opdrachtgever
niet mag worden gebruikt voor acquisitie.
Opmerking: Vergelijking van verschillende manieren van afschrikken leidt tot het eindadvies
Vervolg voorbeeld: advies= hekwerk aanbrengen met bepaalde minimale hoogte en vormgeving
21
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
4.4.2. Ontwerp (aanvullend artikel)
Voor een alarminstallatie voor een woning of bedrijf zijn installatievoorschriften van toepassing:
Installatievoorschriften alarmapparatuur, document 002080, juli 2000 versie 2.
Een overval-alarminstallatie moet voldoen aan het ‘Protocol stil overval alarm van het Nationaal Platform
Criminaliteitsbeheersing, Projectteam Overvalcriminaliteit, document Pto, september 1997 versie 2.
Er wordt in deze BRL vanuit gegaan dat aan een ontwerp een opdracht aan ten grondslag ligt. De opdracht dient
gebaseerd te zijn op een door de opdrachtgever geaccepteerd beveiligingsplan.
782
783
4.5.
Het ontwerp moet ten minste voldoen aan de eisen uit de NEN 8131. Daar bovenop kunnen extra eisen gesteld
worden door de opdrachtgever.
Opmerking: De opdrachtgever kan extra eisen stellen op grond van aan hem gestelde eisen door derden, zoals
verzekeraars, een vereniging van bedrijven op een bedrijventerrein, etc. Voorbeelden hiervan zijn de VRKI,
regeling onderwijsinstellingen, etc.
CONTROLE BOUWKUNDIGE RANDVOORWAARDEN
A.
Ontwerpen
(leeg)
B. Installeren
Bij de werkvoorbereiding controleert de certificaathouder of is voldaan aan de
bouwkundige randvoorwaarden om de installatie veilig te kunnen laten functioneren.
C.
Beheren
(leeg)
Te denken valt onder meer aan:
 de sterkte van bouwconstructies die onderdelen van de installatie dragen,
 de aanwezigheid van ventilatie in een ruimte waarin een open
gasverbrandingstoestel is opgesteld.
Opmerking
Controleren houdt niet in dat de installateur de sterkte zelf moet uitrekenen. Een
installateur moet geen installatie bevestigen aan een bouwconstructie die daarvoor niet
sterk genoeg is. Als hij twijfelt, kan hij aan de opdrachtgever vragen een
sterkteberekening te laten uitvoeren.
Indien niet is voldaan aan de bouwkundige randvoorwaarden, meldt de certificaathouder
dit schriftelijk aan de opdrachtgever.
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de controle op de bouwkundige
randvoorwaarden worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.5 van de Bijzondere
Delen van de beoordelingsrichtlijn.
784
785
786
787
788
789
790
Aanvullende eis.
Als de Beveiligingsinstallateur constateert dat de bouwkundige randvoorwaarden (vermoedelijk) afbreuk doen
aan de veiligheid van de opdrachtgever, dan moet hij dit aan de opdrachtgever meedelen. Die mededeling moet
later ‘naspeurbaar’ zijn, dus moet worden gedaan in de vorm van een brief, een mail e.d.; alleen een mondelinge
mededeling is niet voldoende, want die is niet naspeurbaar. Tevens moet aan de opdrachtgever worden
22
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
791
792
793
meegedeeld dat bouwkundige aspecten geen deel uitmaken van deze beoordelingsrichtlijn. Bouwkundige
aspecten zijn de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever zelf.
794
795
4.6.
UITVOERING
A. Ontwerpen
(leeg)
796
797
798
799
800
801
802
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
B. Installeren
C. Beheren
De installatie moet zodanig worden uitgevoerd dat zij in overeenstemming is met (leeg)
het ontwerp en voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3.
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de uitvoering worden gesteld, zijn
beschreven in paragraaf 4.6 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Aanvullende eis.
De beveiligingsinstallateur geeft uitvoering aan de werkzaamheden door:
 Het eigen werk uit te voeren:
 Het maken van de installatie(s) volgens opdracht.
 Het documenteren van afwijkende uitvoering van de opdracht.
 Het meten en beproeven van de installatie(s) of deze de specificaties van de opdracht halen.
 Bij het meten en beproeven hoort ook (indien van toepassing) het testen van de
communicatieverbindingen met externe alarmopvolgers, zoals de PAC.
 Opmerking: het communicatienetwerk, waarover alarmsignalen worden getransporteerd, kunnen
op hun werking worden getest. Maar omdat deze netwerken door andere partijen worden beheerd
en onderhouden kan de beveiligingsinstallateur de continuïteit daarvan niet garanderen. Dit moet
dan ook contractueel uitgesloten worden.
 Het opstellen van het rapport van oplevering.
 Inclusief eventueel opgeleverd werk door onderaannemers
 Inclusief opgave van specificaties van interconnecties (contactvlakken) met andere installaties.
 Het doen van de formele overdracht aan de opdrachtgever.
 Indien van toepassing: de aanmaak en overdracht van een installatiecertificaat of -opleveringsbewijs
 Het afsluiten van het projectdossier met alle bijgewerkte gegevens, inclusief eventuele afwijkende
uitvoering.
 Indien van toepassing: het werk van ingehuurde onderaannemers te doen uitvoeren.
 Coördinatie van de werkzaamheden van onderaannemers.
 Kwaliteitscontrole op opgeleverd werk van onderaannemers.
 Indien van toepassing: het samenwerken met andere bedrijven die op dat moment op de locatie bezig zijn
hun eigen werken te verrichten.
Veiligheid van informatie
 De beveiligingsinstallateur draagt er zorg voor dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op locatie
geen informatie over de installatie in handen kan komen van onbevoegden.
4.7.
GEBRUIKSHANDLEIDING EN OPLEVERING
A.
B. Installeren
Ontwerpen
C. Beheren
23
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
(leeg)
826
827
828
829
De certificaathouder draagt een bij de installatie behorende gebruikshandleiding over
aan de opdrachtgever.
De gebruikshandleiding geeft informatie met betrekking tot:
- technische aspecten van de installatie,
- de gebruiksmogelijkheden van de installatie, met de bijbehorende
gebruiksaanwijzingen,
het noodzakelijke onderhoud aan de installatie en de opstellingsruimte,
- hoe te handelen bij storingen.
(leeg)
Als specifiek voor een deelgebied eisen aan de gebruikshandleiding worden gesteld, dan zijn deze
beschreven in paragraaf 4.7 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
4.7.1. Gebruikshandleiding (aanvullend artikel)
De beveiligingsinstallateur levert aan de opdrachtgever een duidelijke en schriftelijke handleiding op voor het
gebruik van de opgeleverde installatie. De inhoud van de handleiding is gebaseerd op de opdracht van de
opdrachtgever. Die handleiding bestaat uit een korte beschrijving van:
 Het doel van de installatie.
 De werking van de installatie.
 De bediening van de installatie.
 Waar een bediener van de installatie aan moet voldoen om dit te mogen doen.
 Wat er gedaan moet worden als de installatie niet of niet goed functioneert; het uitvoeren van correctieve
instructies door de opdrachtgever of beheerder van de installatie.
 Wie er gebeld moet worden als de installatie, ook na het volgen van correctieve instructies, niet of niet goed
blijft functioneren.
843
844
845
846
847
848
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
860
861
4.7.2. Oplevering (aanvullend artikel)
Rapport van oplevering
Het rapport van oplevering dient om de uitgevoerde opdracht over te dragen aan de opdrachtgever, die daarbij
het eigendom verkrijgt en de verantwoordelijkheid daarover. Het signeren van het rapport van oplevering
markeert het moment van overdracht.
Het rapport van oplevering bevat:
 Referenties voor de opdracht
 Dit is in ieder geval de opdracht, zoals gegeven aan de beveiligingsinstallateur door de opdrachtgever
door middel van een getekende opdracht.
 De tijdens de uitvoering van de opdracht eventueel afwijkende uitvoering en de verantwoording
daarvoor.
 De eventueel uitgevoerde metingen en beproevingen en de resultaten daarvan die de goede werking
moeten aantonen
 Dit geldt, indien van toepassing, ook de metingen en beproevingen voor alarmcommunicatie naar
externe partijen, zoals de PAC.
 Een verwijzing naar eventuele extra geleverde diensten
 Opmerking: dit kan bijvoorbeeld de aansluiting van een installatie op een particuliere
alarmcentrale zijn, inclusief testen van die dienst.
24
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx

862
863
864
865
866
867

4.8.
Een (verwijzing naar een) geleverde gebruikershandleiding voor de opgeleverde installatie en eventueel
gebruikersinstructie
Een datum en tijd waarop de overdracht plaatsvindt.
BEHEER
A.
Ontwerpen
(leeg)
868
869
870
871
872
873
874
875
876
B. Installeren
C. Beheren
(leeg)
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het beheer worden gesteld, zijn
beschreven in paragraaf 4.8 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Opmerking: De opdrachtgever is na oplevering van de installatie zelf verantwoordelijk voor gebruik en
instandhouding. Hij kan hierin voorzien door gebruik te maken van de gecertificeerde beveiligingsinstallateur.
Bij het beheer hoort het waakzaam zijn en blijven of er geen veranderingen plaatsvinden in de omstandigheden
waaronder de installatie functioneert en die daar invloed op kunnen uitoefenen. Het beheer omvat tevens
onderhoud; dat moet worden uitgevoerd door de gecertificeerde beveiligingsinstallateur.
4.9.
ONDERHOUDSSCHEMA
A.
B. Installeren
Ontwerpen
(leeg)
(leeg)
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
C. Beheren
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het onderhoudsschema worden
gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.9 van de Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
Aanvullende eis.
In het onderhoudsschema ligt vast dat er minimaal één maal per jaar een controle en indien nodig een
onderhoudsbeurt wordt verricht.
Opmerking: Ingeval dat een Opleveringsbewijs of Installatiecertificaat, in het kader van de VRKI, is afgegeven
is dit een voorwaarde om de conditie van de installatie op peil te houden. Het onderhoudsschema voorziet in dat
geval dat er minimaal één maal per jaar een controle en indien nodig een onderhoudsbeurt wordt verricht.
Opmerking: De opdrachtgever kan met de beveiligingsinstallateur een onderhoudsschema afspreken dat moet
zorgen voor de goede werking van de installatie en het op niveau houden van het beveiligingsniveau.
4.10.
UITVOERING ONDERHOUD EN (NOOD)SERVICE
A.
B. Installeren
Ontwerpen
(leeg)
(leeg)
C. Beheren
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de uitvoering van het onderhoud
worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.10 van de Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
25
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
891
892
893
894
895
896
897
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
Aanvullende eis.
(Nood)service
De beveiligingsinstallateur is 24 uur per etmaal onmiddellijk bereikbaar, direct of via een PAC of call centre. De
dekking voor een 24-uurs bereikbaarheid kan door een individueel bedrijf worden uitgevoerd of door een
combinatie van samenwerkende bedrijven. Bij samenwerking dient te zijn vastgelegd in afspraken tussen die
bedrijven dat deze over dezelfde certificering beschikken volgens deze beoordelingsrichtlijn.
Als een alarminstallatie is opgebouwd volgens de VRKI, dan geldt dat een storing na aanmelding verholpen
moet zijn:
In een woning
In risicoklasse 1 t/m 3 binnen 48 uur
In risicoklasse 4 binnen 24 uur
In een utiliteitsgebouw
In risicoklasse 1 en 2 binnen 24 uur
In risicoklasse 3 en 4 binnen 12 uur.
Voor overige installaties geldt de afspraak met de opdrachtgever. Die moet schriftelijk zijn vastgelegd.
Onderhoud
De beveiligingsinstallateur voert de onderhoudswerkzaamheden uit volgens ‘Voorschriften beheer en onderhoud
alarmapparatuur document 002079, juli 2000 versie 2.
Doel van onderhoud:
 Het algemene doel van onderhoud in instandhouding van de installatie.
 Als er conform de VRKI een installatiecertificaat of –opleverbewijs is uitgegeven, dan is het doel van
onderhoud de continuering van die conformiteitsverklaring van de installatie.
Onderhoud kent twee niveaus:
 De instandhouding van de oorspronkelijke installatie.
 De toetsing of het gewenste beveiligingsniveau nog steeds wordt gehaald.
 Opmerking: het gewenste beveiligingsniveau kan door de tijd heen veranderen. Dat kan onder invloed
van nieuwe wensen en inzichten, maar ook door gewijzigde externe omstandigheden die het
dreigingsniveau beïnvloeden. Als tijdens onderhoud blijkt dat de installatie niet meer past bij het
huidige dreigingsniveau kan een revisie worden overwogen.
Primair onderhoud wordt uitgevoerd om de conditie van de beveiligingsfunctie op het peil te houden van de
oorspronkelijke oplevering. Hiervoor wordt:
 Gebruik gemaakt van de informatie uit het oorspronkelijke projectdossier
 Als het oorspronkelijk projectdossier niet voorhanden is, dan wordt in samenspraak met de opdrachtgever
bepaald welke risicosoort en –niveau afgedekt moet worden. Vervolgens wordt bepaald of de bestaande
installatie (na onderhoud) kan functioneren volgens die vereisten.
 Als het onderhoud periodiek en onder contract gaat plaatsvinden moet vanaf de aanvang van het
contract een projectdossier worden opgebouwd met zoveel mogelijk beschikbare gegevens van de tijd
voorafgaande aan het contract en alle gegevens van de periode tijdens de looptijd van het contract. Zie
voor de opbouw van het projectdossier 3.3.2.
26
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
Opmerking: een projectdossier kan niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld bij overname van een bestaande
installatie.
Een onderhoudscontrole bestaat uit:
 Vaststellen of de installatie technisch functioneert zoals opgeleverd volgens de oorspronkelijke opdracht.
 Als de installatie door een andere beveiligingsinstallateur is opgeleverd wordt zo goed als mogelijk
vastgesteld of de installatie goed functioneert. Van de dan vastgestelde situatie wordt door de
opdrachtgever bepaald of die acceptabel is. Zo ja, dan wordt de vastgestelde toestand de referentie voor
toekomstige controles. Zo nee, dan kan met de opdrachtgever een revisie van de installatie worden
afgesproken om deze op het niveau van de wens van de opdrachtgever te brengen.
 Vaststellen, in overleg met de opdrachtgever, of de installatie nog voldoende risico dekkend is. Een verschil
van inzicht tussen opdrachtgever en beveiligingsinstallateur wordt genoteerd ten behoeve van het
projectdossier.
 Een rapportage aan de opdrachtgever over de bevindingen van de controle.
 Ingeval van een op de installatie afgegeven opleverbewijs of installatiecertificaat kan de
beveiligingsinstallateur zo’n document doen verlengen of intrekken.
 Opmerking: de beveiligingsinstallateur kan hier eventueel een advies over verbeteringen uitbrengen.
De beveiligingsinstallateur maakt van het onderhoud een rapport op dat wordt afgegeven aan de opdrachtgever.
De opdrachtgever is zelf verantwoordelijk voor het op de hoogte stellen van derde partijen over de conditie van
de installatie.
958
959
5.
EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER
960
961
962
963
964
965
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
978
979
5.1.
INSCHRIJVING BIJ KAMER VAN KOOPHANDEL
De certificaathouder moet ingeschreven zijn in het handelsregister van een lidstaat van de Europese
Unie.
De certificaathouder moet in het bezit zijn van een bewijsstuk, waaruit deze inschrijving blijkt en dat
niet ouder is dan één jaar.
Deze paragraaf is niet van toepassing op een onderdeel van een overheidsinstelling.
Opmerking
Ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer is er in Nederland op grond
van de Handelsregisterwet een handelsregister dat wordt gehouden door de Kamers van
Koophandel en Fabrieken. De andere lidstaten van de Europese Unie hebben vergelijkbare
registers.
Aanvullende eis.
De beveiligingsinstallateur staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken. Hierin staat vermeld dat het uitvoeren van beveiligingswerkzaamheden een vaste bedrijfsactiviteit is.
De beveiligingsinstallateur heeft op het moment van (her)certificering een bewijsstuk van deze inschrijving dat
niet ouder is dan één jaar.
27
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
980
981
982
983
984
5.2.
PERSONEEL
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
5.2.1. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen personeel
(aanvullend artikel)
Direct betrokken eigen personeel is personeel dat rechtstreeks werkt aan opdrachten van de opdrachtgever en
daarmee dus toegang heeft tot informatie waarop geheimhouding rust. De opdracht van de opdrachtgever mag
alleen worden uitgevoerd door personeel van de beveiligingsinstallateur dat voldoet aan de eisen van de Wet
Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus, de wet PBR, en de daaronder liggende ministeriele
regelingen:
 Personeel moet beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid
 Personeel moet voldoende opgeleid zijn. Zie artikel 4.2 voor de vakbekwaamheden.
999
1000
1001
1002
1003
1004
1005
1006
1007
1008
1009
1010
1011
1012
5.2.2. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen leerlingen
(aanvullend artikel)
Leerlingen zijn personeelsleden die nog niet op de vereiste niveaus kunnen werken wegens gebrek aan ervaring
en opleiding, maar die wel worden gevormd en opgeleid om dat niveau te bereiken. Als zij worden ingezet voor
werk aan beveiligingsfuncties dient geregeld te zijn:
 Leerlingen moeten al tijdens hun opleiding beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid.
 Leerlingen moeten aantoonbaar in opleiding zijn voor werkzaamheden die onder deze BRL worden
uitgevoerd.
 Leerlinge voeren hun werkzaamheden uit onder supervisie van de technisch beheerder van de
beveiligingsinstallateur.
1013
1014
1015
1016
1017
1018
1019
1020
1021
1022
1023
1024
5.2.3. Werkzaamheden die uitbesteed worden (aanvullend artikel)
De beveiligingsinstallateur kan voor verrichten van (deel)werkzaamheden een onderaannemer inhuren.
 Als de onderaannemer werkzaamheden doet op hetzelfde terrein als de beveiligingsinstallateur zelf, dient
deze onderaannemer zelf een gecertificeerd beveiligingsinstallateur te zijn volgens deze BRL.
 Dit geldt niet als de uitbesteding alleen over kabelwerken gaat.
 Als de onderaannemer complementaire (deel)werkzaamheden uitvoert, zoals bouwkundige aanpassingen,
dienen personeelsleden minimaal voorzien te zijn van verklaringen omtrent het gedrag. De kwaliteit van het
opgeleverde werk dient door die bedrijven te worden aangetoond en onderhouden.
De certificaathouder heeft een arbeidsovereenkomst met ten minste de personen zoals beschreven in
paragraaf 5.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Medewerkers van de Beveiligingsinstallateur, die niet direct werken aan opdrachten van de opdrachtgever maar
in het kader van bedrijfsvoering mogelijkerwijs informatie kunnen opdoen over die opdrachten, moeten
beschikken over een ‘verklaring omtrent het gedrag’, zoals bedoeld in de Wet justitiële gegevens, artikel 28.
Personeelsleden die alleen kabelnetwerken aanleggen en geen toegang hebben tot informatie waarop
geheimhouding rust hoeven over geen van de bovengenoemde kwalificaties te beschikken.
Opmerking: Onderaannemers die rolluiksystemen installeren moeten voldoen aan de kwaliteitsregelingen die
voor die sector als maatgevend gelden. Dit kan de kwaliteitsregeling zijn van RoMaZo.
28
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1025
1026
1027
5.2.4
INGEHUURD PERSONEEL (aanvullend artikel)
Ingehuurd personeel voldoet aan dezelfde voorwaarden als die waar eigen personeel aan moet voldoen. Hiervoor
staan de eisen in 5.2.1.
1028
1029
5.3.
HULPMIDDELEN
1030
1031
5.3.1.
Meet- en beproevingsmiddelen
A.
B. Installeren
Ontwerpen
(leeg)
De certificaathouder dient de feitelijke
beschikking te hebben over de meet- en
beproevingsmiddelen zoals beschreven in
onderdeel 5.3.1 van de Bijzondere Delen van
de beoordelingsrichtlijn.
1032
1033
1034
C. Beheren
De certificaathouder dient de feitelijke
beschikking te hebben over de meet- en
beproevingsmiddelen zoals beschreven in
onderdeel 5.3.1 van de Bijzondere Delen van
de beoordelingsrichtlijn.
Afwijkende eis.
Er zijn geen specifieke eisen gesteld aan meet- en beproevingsmiddelen.
1035
1036
1037
1038
1039
1040
1041
1042
5.3.2.
Overige hulpmiddelen
1043
1044
1045
1046
1047
1048
1049
5.4.
1050
1051
1052
1053
1054
1055
1056
1057
1058
5.5.
BEDRIJFSGEBOUW (AANVULLEND ARTIKEL)
Eisen aan het bedrijfsgebouw voor wat betreft opslag zijn:
 De fysieke opslag van informatie (tekeningen, projectdossiers) over beveiligingsinstallaties of
beveiligingsfuncties moet worden beschermd. De delen van de bedrijfsgebouwen van de
beveiligingsinstallateur, waarin de gecertificeerde processen plaatsvinden, zijn ten minste beveiligd zoals
volgens de ‘Verbeterde Risicoklassenindeling’ voor bedrijven is voorgeschreven voor risicoklasse 3:
 Een inbraakwerende kast of safe, met een klasse CEN 0, bepaald volgens Uitgave van Vereniging Gelden Waardeberging of daaraan gelijkwaardig is; of
 een compartiment C/M 2 volgens ‘Definities beveiligingsmaatregelen’
De certificaathouder dient de feitelijke beschikking te hebben over de hulpmiddelen zoals beschreven in
onderdeel 5.3.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Afwijkende eis.
Er zijn geen specifieke eisen aan overige hulpmiddelen.
BEREIKBAARHEID
Indien van toepassing voldoet de certificaathouder aan de eisen van bereikbaarheid zoals beschreven in
paragraaf 5.4 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Afwijkende eis.
Er zijn geen specifieke eisen aan fysieke bereikbaarheid van het gebouw.
29
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1059
1060
1061
1062
1063
1064
1065
1066
1067
1068
1069
1070
1071
1072
1073
 Beveiligingsinstallateurs die gebruik maken van lokale opslag van informatie over beveiligingsfuncties
moeten zorgen, dat de computers en/of de opslagmedia waarop die informatie staat, binnen de fysiek
beveiligde zone zijn opgeslagen, in het bijzonder buiten werktijden.
 Beveiligingsinstallateurs die gebruik maken van cloudopslag van informatie over beveiligingsfuncties
moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
 De leverancier van de cloudopslagdienst
 Moet gecertificeerd zijn volgens ISO 27001.
 Moet een Nederlands bedrijf zijn die op geen enkele wijze onder buitenlandse invloed staat.
 Moet zorgen dat de opgeslagen data de landsgrenzen van Nederland niet overschrijdt.
 Moet aantoonbaar zorgen voor voldoende spreiding van gegevensopslag zodat de informatie bij een
calamiteit (bv brand) niet verloren gaat.
 Beveiligingsinstallateurs met meerdere vestigingen, die gebruik maken van eigen centrale opslag, moeten
voor het dataverkeer aan dezelfde eisen voldoen als bij cloudopslag (Zie 5.5.). Op de locatie met de centrale
opslag gelden de eisen als onder cloudopslag. (Zie 5.5(
1074
1075
6.
INTERNE KWALITEITSBEWAKING WERKPROCESSEN
1076
1077
1078
1079
1080
6.1.
EIS
De interne kwaliteitsbewaking (het kwaliteitssysteem van de certificaathouder) moet van zodanige aard
zijn dat ter beoordeling van de certificatie-instelling zeker is gesteld dat:
A. Ontwerpen
B. Installeren
C. Beheren
 de ontwerpen voldoen aan
 de installaties voldoen aan
 de documenten voldoen
paragraaf 3.3, en
paragraaf 3.1 en 3.3, en
aan paragraaf 3.3, en
 de ontwerpen tot stand
 de installaties tot stand
 de beheeractiviteiten
komen op een wijze
komen op een wijze
worden verrichten op een
overeenkomstig hoofdstuk 4.
overeenkomstig hoofdstuk 4.
wijze overeenkomstig
hoofdstuk 4.
1081
1082
1083
1084
1085
1086
1087
1088
1089
1090
1091
1092
1093
1094
1095
Opmerking
De interne kwaliteitsbewaking is in de eerste plaats bedoeld om de certificaathouder zekerheid
te geven over de kwaliteit die door zijn bedrijf wordt geleverd. Bij productcertificatie krijgt de
interne kwaliteitsbewaking ook nog een externe rol. De certificaathouder moet kunnen
aantonen dat zijn interne kwaliteitsbewaking aan de eis van paragraaf 6.1 voldoet.
Aanvullende eis.
Een gecertificeerd beveiligingsinstallateur wil kwaliteit leveren met producten en diensten. Dat lukt alleen als de
kwaliteiten van de afzonderlijke schakels in het bedrijfsproces goed geregeld zijn. Daarnaast is voor
opdrachtgevers de continuïteit van de beveiligingsinstallateur op de langere termijn ook belangrijk. Dat betekent
dat elke schakel in de beveiligingsinstallateur niet alleen kwaliteit moet leveren, maar dat dat ook nog efficiënt
qua tijd en geld moet gebeuren. Daarbij moeten de personeelsleden positief staan ten opzichte van hun
werkprocessen en deze van harte ondersteunen. Deze vier aandachtspunten, kwaliteit, tijd, geld en personeel
staan centraal bij het inrichten of veranderen van bedrijfsprocessen.
30
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1096
1097
1098
1099
1100
1101
Dat betekent:
 Dat van elke schakel (verkoop, ontwerpbureau, uitvoering, etc) de kwaliteit afzonderlijk moet worden
bepaald.
 Dat elke schakel zo eenvoudig mogelijk moet worden ingericht om efficiënt te kunnen zijn.
 Dat personeelsleden zich ten volle kunnen en willen inzetten.
Op grond van deze eisen wordt in het navolgende het eisenpakket op onderdelen vastgesteld.
1102
1103
1104
1105
1106
1107
1108
1109
1110
1111
1112
1113
1114
1115
1116
1117
1118
1119
1120
1121
1122
1123
1124
1125
1126
1127
1128
1129
1130
1131
1132
1133
1134
1135
1136
1137
1138
1139
1140
6.2.
ALGEMEEN, KWALITEITSHANDBOEK
De certificaathouder moet schriftelijk hebben vastgelegd op welke wijze de kwaliteitszorg ten behoeve
van het onderwerp van certificatie geregeld is in het bedrijf. Deze schriftelijke vastlegging geeft de
beschrijving van het kwaliteitssysteem en wordt hierna aangeduid met de term ‘kwaliteitshandboek’.
De certificaathouder wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor het kwaliteitshandboek.
Het kwaliteitshandboek beschrijft ten minste de interne kwaliteitsbewaking als bedoeld in dit hoofdstuk.
In het kwaliteitssysteem moet zijn beschreven hoe het kwaliteitssysteem wordt onderhouden.
Het kwaliteitssysteem is ook van toepassing op ingehuurd personeel. Ook beschrijft het
kwaliteitshandboek hoe wordt omgegaan met inhuur en uitbesteding. Een opdracht mag slechts worden
uitbesteed aan een andere certificaathouder.
Als het certificaat betrekking heeft op een bedrijf met meerdere vestigingen, dan moeten deze met
hetzelfde kwaliteitssysteem werken en moet de certificaathouder een systeem van interne audits
beschrijven en implementeren om de effectiviteit van het kwaliteitssysteem in de vestigingen te toetsen
en indien nodig corrigerende maatregelen te treffen.
Het kwaliteitshandboek mag uit meerdere delen bestaan en het mag ook een elektronisch bestand zijn.
Het kwaliteitshandboek moet voor alle medewerkers van het bedrijf herkenbaar zijn als de vigerende
versie.
Alle medewerkers die betrokken zijn bij het onderwerp van certificatie moeten op de hoogte zijn van
het kwaliteitshandboek.
Opmerking
De beveiligingsinstallateur beschrijft het bedrijfsproces en alle belangrijke schakels daarin in een
kwaliteitshandboek. Dit handboek kan een fysiek handboek zijn (op papier) en/of elektronisch opgeslagen zijn.
Bij elektronische opslag kan het gaan om een document en/of om software voor kwaliteitszorgdoeleinden.
Het kwaliteitshandboek dient de volgende doelen:
 Het beschrijven van (de eisen aan) het bedrijfsproces volgens deze BRL
 Het organiseren van het bedrijfsproces
 Het verantwoorden van het bedrijfsproces
 Het geven van inzicht in het bedrijfsproces aan:
 Personeelsleden
 De certificatie-instelling
31
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1141
1142
1143
1144
1145
1146
1147
1148
1149
1150
1151
1152
1153
1154
1155
1156
1157

Derde partijen, indien die om inzage vragen. Voorbeelden van een derde partijen zijn de politie,
verzekeraars, opdrachtgever.
Aanvullende eis
Er mag maar één geldige versie van aanwezig zijn; oudere versies moeten als “ongeldig” herkenbaar zijn
gemaakt of vernietigd.
Het kwaliteitshandboek moet het bedrijfsproces volledig afdekken. Personeel dat aan het bedrijfsproces
meewerkt moeten voldoen aan alle eisen in deze BRL. Dat geldt ook voor ingehuurd personeel en uitbesteed
werk.
Het kwaliteitshandboek moet aan de personeelsleden in het bedrijfsproces van beveiliging geheel bekend zijn.
Zij moeten de BRL en dus het kwaliteitshandboek onderschrijven. De directie van de beveiligingsinstallateur
moet zorgen dat het kwaliteitshandboek voor de personeelsleden in het bedrijfsproces toegankelijk is voor het
raadplegen.
6.3.
KWALITEITSBELEID
A. Ontwerpen
Het kwaliteitshandboek moet ten minste
een verklaring bevatten van de directie
van de certificaathouder, dat het
kwaliteitsbeleid erop is gericht om:
 het bedrijf blijvend te laten
voldoen aan de eisen van
hoofdstuk 5,
 de interne kwaliteitsbewaking
uit te voeren overeenkomstig
hoofdstuk 6, en
 ontwerpen te vervaardigen die
voldoen aan paragraaf 3.3, op
een wijze overeenkomstig
hoofdstuk 4.
1158
1159
1160
1161
B. Installeren
Het kwaliteitshandboek moet ten
minste een verklaring bevatten
van de directie van de
certificaathouder, dat het
kwaliteitsbeleid erop is gericht
om:
 het bedrijf blijvend te
laten voldoen aan de
eisen van hoofdstuk 5,
 de interne
kwaliteitsbewaking uit
te voeren
overeenkomstig
hoofdstuk 6, en
 installaties te installeren
die voldoen aan
paragraaf 3.1 en 3.2, op
een wijze
overeenkomstig
hoofdstuk 4.
C. Beheren
Het kwaliteitshandboek moet ten
minste een verklaring bevatten van
de directie van de certificaathouder,
dat het kwaliteitsbeleid erop is
gericht om:
 het bedrijf blijvend te laten
voldoen aan de eisen van
hoofdstuk 5,
 de interne
kwaliteitsbewaking uit te
voeren overeenkomstig
hoofdstuk 6, en
 documenten te
vervaardigen die voldoen
aan paragraaf 3.3, en
beheeractiviteiten te
verrichten op een wijze
overeenkomstig hoofdstuk
4.
Geen aanvullende eis.
32
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1162
1163
1164
1165
1166
1167
1168
1169
1170
1171
1172
1173
1174
1175
1176
1177
1178
1179
1180
1181
1182
1183
1184
1185
1186
1187
1188
1189
1190
1191
1192
1193
1194
1195
1196
1197
1198
1199
1200
1201
1202
1203
1204
1205
1206
1207
1208
6.4.
TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN, BEVOEGDHEDEN EN VAKBEKWAAMHEDEN
In het kwaliteitshandboek moet de plaats in de organisatie zijn beschreven van iedere medewerker die
betrokken is bij het onderwerp van certificatie, met de daarbij behorende taken, verantwoordelijkheden,
bevoegdheden en vakbekwaamheden. De directie is er verantwoordelijk voor dat iedere medewerker
weet en begrijpt welke eisen aan zijn werkzaamheden worden gesteld, en welke verantwoordelijkheden
en bevoegdheden hij heeft.
Indien taken worden uitbesteed dient de certificaathouder er zich van te overtuigen dat deze worden
uitgevoerd door vakbekwaam personeel.
Aanvullende eis.
De directie zorgt dat alle personeelsleden die werken aan opdrachten van de opdrachtgever het
kwaliteitshandboek kennen, de inhoud begrijpen en de eisen onderschrijven en zich daar in het dagelijks werk
aan houden. De directie zorgt hiervoor op een controleerbare wijze.
Binnen de organisatie van de beveiligingsinstallateur wordt een persoon aangewezen en aangesteld voor het
beheer van het kwaliteitssysteem en het kwaliteitshandboek. Bij grote bedrijven komt deze uit het eerste, tweede
of derde niveau vanaf de top. Bij kleine bedrijven ligt deze taak bij de directeur of daar zo dicht mogelijk onder.
Hij krijgt de taak, verantwoordelijkheid en voldoende bewegingsvrijheid om de kwaliteitszorg in de
beveiligingsinstallateur te bewaken en bij te sturen. In deze BRL wordt hij kwaliteitsmanager genoemd.
Van elk personeelslid dat direct werkt aan opdrachten van de opdrachtgever wordt een omschrijving gemaakt
met minimaal de volgende onderdelen:
 Naam
 Functienaam; indien aanwezig het personeelsnummer
 Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden t.a.v. de werkzaamheden onder certificatie van deze BRL
 Vakbekwaamheden
 Zoals wettelijk vereist
 Door kennis en ervaring
 Door persoonlijke ontwikkeling door bv producttrainingen
 Verplichting voortvloeiend uit wetgeving: Verklaring van Betrouwbaarheid
 Een paraaf en een handtekening van het personeelslid voor verificatiedoelen
Deze omschrijvingen kunnen in het kwaliteitshandboek worden opgenomen of in de personeelsdossiers van de
beveiligingsinstallateur; in dat laatste geval moet er een rechtstreekse verwijzing in het kwaliteitshandboek staan
naar dat personeelsdossier. De certificatie-instelling moet inzage kunnen krijgen in het betreffende deel van het
personeelsdossier.
De directie van de beveiligingsinstallateur zorgt dat elk personeelslid
 Weet en begrijpt wat zijn rol en taak is
 Dat hij geheimhouding verplicht is,
 Dat hij door het plaatsen van zijn paraaf en handtekening in het kwaliteitshandboek of personeelsdossier de
beoordelingsrichtlijn onderschrijft en hanteert in zijn dagelijks werk.
Ingehuurd personeel/onderaannemers
Werkzaamheden (of delen daarvan) ten behoeve van de opdracht, en die vallen onder de scope van deze BRL,
kunnen worden uitbesteed aan onderaannemers of uitgevoerd door ingehuurd personeel. De kwaliteit en de
33
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1209
1210
1211
1212
1213
1214
1215
veiligheid van de werkzaamheden voor de opdracht moeten altijd minimaal op het niveau zijn als zou de
beveiligingsinstallateur ze zelf uitvoeren volgens deze regeling. Dat betekent dat alle eisen die voor de
beveiligingsinstallateur gelden ook gelden voor ingehuurd personeel en onderaannemers:
Opmerking: werkzaamheden die buiten de scope van deze BRL vallen kunnen wel door de
beveiligingsinstallateur worden uitgevoerd met ingehuurd personeel en/of onderaannemers, maar vallen niet
onder de certificering van deze BRL.
1216
1217
1218
1219
1220
1221
1222
1223
1224
1225
6.5.
CONTROLEACTIVITEITEN
In het kwaliteitshandboek moet de plaats in de organisatie zijn beschreven van iedere medewerker die
betrokken is bij het onderwerp van certificatie, met de daarbij behorende taken, verantwoordelijkheden,
bevoegdheden en vakbekwaamheden. De directie is er verantwoordelijk voor dat iedere medewerker
weet en begrijpt welke eisen aan zijn werkzaamheden worden gesteld, en welke verantwoordelijkheden
en bevoegdheden hij heeft.
Indien taken worden uitbesteed dient de certificaathouder er zich van te overtuigen dat deze worden
uitgevoerd door vakbekwaam personeel.
A. Ontwerpen
B. Installeren
 controle op het tot
 controle op het maken van berekeningen en
stand komen van de
(werk)tekeningen,
systeemkeuze,
 ingangscontrole van materialen,
 controle op de
 controle op de opslag van materialen op het werk,
ontwerpwerkzaamh
 controle op de montagewerkzaamheden,
eden, en
 eindcontrole van de volledige installatie,
 eindcontrole van
 controle op verzorging van gebruiksvoorschriften
het ontwerp.
en onderhoudsvoorschriften voor gebruikers, en

1226
1227
1228
1229
1230
1231
1232
1233
1234
1235
1236
1237
beheer van meet- en beproevingsmiddelen.
C. Beheren
 controle op
de
documenten,
 ingangscontr
ole van
materialen,
 controle op
de
beheeractivite
iten, en
 beheer van
meet- en
beproevings
middelen.
Geen aanvullende eis.
6.6.
BESCHRIJVING VAN PROCEDURES
Het kwaliteitshandboek moet de procedurebeschrijvingen bevatten van de in paragraaf 6.5 genoemde
onderdelen van de interne kwaliteitsbewaking; en verder van:
 uitbesteding
 de registratie van projecten
 het beheer van projectdossiers
 het documentenbeheer,
34
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1238
1239
1240
1241
1242
1243
1244
1245
1246
1247
1248
 het voorkomen van het gebruik van onjuiste documenten,
 de beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers
 de beheersing van tekortkomingen
 de klachtenbehandeling
 interne audits
De certificaathouder is vrij in de uitwerking van de procedures, mits de procedures voldoen aan de eisen van
paragraaf 6.7.
Geen aanvullende eis.
1249
1250
1251
1252
1253
1254
1255
1256
1257
1258
1259
6.7.
PROCEDURE-EISEN
Procedures moeten beschrijven:
 De naam van de procedure
 Het doel van de procedure
 Het proces dat door de procedure wordt beschreven
 De schrijver van de procedure
 De kwaliteitsmanager met naam en paraaf
 De goedkeuring van de directie met datum, naam en paraaf
 De namen en parafen van voor dit proces/deze procedure personeelsleden moeten opgenomen zijn in het
kwaliteitshandboek of de personeelsadministratie..
1260
1261
1262
1263
1264
1265
1266
1267
1268
1269
1270
1271
1272
1273
6.7.1.
1274
1275
1276
1277
1278
1279
1280
1281
6.7.2.
Registratie van projecten
De certificaathouder moet elk project, waarvoor hij opdracht heeft verworven, voorafgaand aan de
uitvoering, opnemen in een projectenregistratie met vermelding van:
- het nummer van het project,
- de naam en adres gegevens van het project, en
- de datum van opname in het register.
Een project is nooit uitgebreider dan de werkzaamheden die worden opgedragen in één opdracht. Een
aanvullende opdracht is een nieuw project.
De certificatie-instelling heeft steeds onmiddellijk toegang tot het register van projecten, onder andere voor
de selectie van de te onderzoeken projecten.
Geen aanvullende eis.
Beheer van projectdossiers
De certificaathouder houdt voor elk project een projectdossier bij.
De certificaathouder moet:
een vaste indeling van projectdossiers definiëren,
vastleggen welke medewerkers toevoegingen en/of onttrekkingen aan het dossier mogen
uitvoeren,
er voor zorgen dat alleen correcte en actuele informatie in het dossier is opgenomen, en
35
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1282
1283
1284
1285
1286
1287
1288
1289
1290
1291
1292
1293
1294
1295
1296
1297
1298
1299
1300
1301
1302
1303
1304
1305
1306
1307
1308
1309
1310
1311
1312
1313
1314
per dossier een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de inhoud en compleetheid
van het projectdossier.
Het projectdossier bevat ten minste:
- de opdracht,
- het ontwerp van de installatie, inclusief ontwerpwijzigingen,
- de registraties van ontwerpbeoordelingen (zie 6.7.3),
- werktekeningen (zie 6.7.4),
- de registraties van controles van de opslag van materialen op het werk (zie 6.7.6),
- de registraties van controles op de montagewerkzaamheden (zie 6.7.7), en
- de registraties van controles op de gerealiseerde installatie (zie 6.7.8).
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de projectdossiers worden gesteld, zijn beschreven in
onderdeel 6.7.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Aanvullende eis.
Projectdossiers kunnen bestaan in twee vormen: fysiek (papier, microfilm) en digitaal (elektronisch).
Projectdossiers bevatten informatie die alleen toegankelijk mag zijn voor daarvoor aangewezen personeel.
Personeel kan alleen worden aangewezen als zij voldoen aan artikel 4.2 en 5.2.
Het opslaan en archiveren van projectdossiers moet veilig gebeuren. Zie hiervoor 6.7.12.
De beveiligingsinstallateur dient aan te geven wie verantwoordelijk is voor het beheren van deze documenten:
 Het bewaken dat van een document steeds de recentste uitgave beschikbaar is voor nieuwe opdrachten.
 Het bewaken dat van een document steeds de (soms verouderde) uitgave beschikbaar is voor vroegere
opdrachten die golden ten tijde van de uitvoering van die opdracht.
 Het met tussentijdse wijzigingen of aanvullingen bijhouden van deze documenten.
 Het zorgen dat de documenten beschikbaar zijn op een centrale plaats voor opvragen door de aangewezen
personen en bijhouden wordt waar en bij wie deze documenten zijn als ze opgevraagd zijn.
Opmerking: De bereikbaarheid van projectdossier wordt geregeld bij artikel 5.4,
Bereikbaarheid/bedrijfsgebouw.
6.7.3.
Ontwerpbeoordeling
A.
Ontwerpen
(leeg)
1315
1316
1317
1318
B. Installeren
C. Beheren
Het wijzigen en aanpassen van een ontwerp moet voldoen aan de eisen van 4.4.
Alle wijzigingen en aanpassingen van een ontwerp
dienen door een ‘deskundige’(zie 4.2) te worden vastgesteld, vastgelegd, beoordeeld en
goedgekeurd voordat ze worden ingevoerd.
Van alle ontwerpbeoordelingen dienen registraties te worden bijgehouden.
(leeg)
Aanvullende eis.
Het beoordelen van het ontwerp van een installatie vindt plaats door de technische beheerder van de
beveiligingsinstallateur.
36
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1319
1320
6.7.4.
Werktekeningen
A. Ontwerpen
(leeg)
1321
1322
1323
1324
1325
1326
1332
1333
6.7.5.
Ingangscontrole van materialen
B. Installeren
De certificaathouder dient te controleren of de
in installaties toe te passen materialen voldoen
aan de gespecificeerde eisen. De
certificaathouder dient registraties bij te houden
die het bewijs leveren dat de ontvangen
materialen zijn beoordeeld. Daarbij moet
geregistreerd worden wie de materialen heeft
beoordeeld.
C. Beheren
De certificaathouder dient te controleren of de
in installaties toe te passen materialen voldoen
aan de gespecificeerde eisen. De
certificaathouder dient registraties bij te houden
die het bewijs leveren dat de ontvangen
materialen zijn beoordeeld. Daarbij moet
geregistreerd worden wie de materialen heeft
beoordeeld.
Opmerking
Verantwoording van de kwaliteit van componenten kan aangetoond worden door bijvoorbeeld door
productcertificaten of –attesten.
6.7.6.
Controle op transport en opslag
A. Ontwerpen
(leeg)
1334
1335
1336
1337
1338
1339
1340
1341
C. Beheren
(leeg)
Geen aanvullende eis.
A. Ontwerpen
(leeg)
1327
1328
1329
1330
1331
B. Installeren
Van uitvoeringsdetails wordt zo nodig een werktekening gemaakt.
B. Installeren
De certificaathouder dient te controleren of de
opslag op het werk van de in installaties toe te
passen materialen voldoen aan de
gespecificeerde eisen. De certificaathouder
dient registraties bij te houden die het bewijs
leveren dat de opslag is beoordeeld. Daarbij
moet geregistreerd worden wie de opslag heeft
beoordeeld.
C. Beheren
De certificaathouder dient te controleren of de
opslag op het werk van de in installaties toe te
passen materialen voldoen aan de gespecificeerde
eisen. De certificaathouder dient registraties bij te
houden die het bewijs leveren dat de opslag is
beoordeeld. Daarbij moet geregistreerd worden
wie de opslag heeft beoordeeld.
Aanvullende eis
De componenten (in het bijzonder de elektronische componenten) en materialen die worden toegepast voor de
opdracht moeten schoon, droog en binnen de temperatuurspecificaties van de fabrikant worden opgeslagen en
getransporteerd om kwaliteitsverlies te voorkomen.
Opmerking: bijvoorbeeld gevoelige elektronische componenten, die in de bestelbus worden gelaten gedurende
een warm zomerweekend, kunnen door te sterk oplopende temperaturen aan kwaliteit en levensduur inboeten.
37
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1342
1343
6.7.7.
Controle op montagewerkzaamheden
A. Ontwerpen
(leeg)
1344
1345
1346
1347
1348
B. Installeren
C. Beheren
De medewerkers moeten beschikken over de meest recente, goedgekeurde
(leeg)
informatie voor de uitvoering van de werkzaamheden.
De certificaathouder dient gedurende de uitvoering te controleren of de
montagewerkzaamheden voldoen aan de gespecificeerde eisen. De
certificaathouder dient registraties van deze controles bij te houden. Daarbij moet de
persoon vermeld worden die de controle heeft uitgevoerd.
Geen aanvullende eis.
6.7.8.
Controle van de gerealiseerde installatie
A.
B. Installeren
Ontwerpen
(leeg)
De certificaathouder moet vooraf, per project, aangeven welke, en met welke frequentie,
tussen- en eindcontroles van de gerealiseerde installatiedelen door de certificaathouder
zullen worden uitgevoerd. Tussencontroles en metingen zijn nodig wanneer controles en
metingen in een later stadium van de uitvoering niet meer mogelijk zijn.
Van controles moet worden geregistreerd:
wat is gecontroleerd, en op welke eisen,
wie heeft gecontroleerd, en wanneer,
met welke instrumenten is gemeten (in verband met de gevolgen van een justering, zie
6.7.13), en
de resultaten van de controles en metingen.
C.
Beheren
(leeg)
De certificaathouder moet controleren of de installatie is geïnstalleerd overeenkomstig het
(geactualiseerde) ontwerp. Wat hij daarbij minimaal moet controleren is beschreven in
onderdeel 6.7.8 van de bijzondere delen.
Als de installatie na de controle wordt gewijzigd, dan moet de installatie opnieuw worden
gecontroleerd (visuele controle, metingen en beproevingen), waarbij metingen en
beproevingen niet nodig zijn als duidelijk is dat de wijziging geen invloed kan hebben op
het resultaat van de metingen en beproevingen.
1349
1350
1351
1352
1353
1354
1355
Aanvullende eis.
De controle op de installatie moet verifiëren of aan de eisen van de opdrachtgever is voldaan. De resultaten van
de controle van de gerealiseerde installatie worden samengevat in een Rapport van oplevering, dat dient als
overdrachtsdocument naar de opdrachtgever. Zie de eisen voor een rapport van oplevering in artikel 4.7.2.
6.7.9.
Controle op beheeractiviteiten
A.
Ontwerpen
B.
C. Beheren
Installeren
38
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
(leeg)
1356
1357
1358
1359
1360
(leeg)
Geen aanvullende eis.
6.7.10. Onderhoudsschema
A. Ontwerpen
(leeg)
1361
1362
1363
1364
1365
1370
1371
1372
1373
1374
1375
1376
1377
1378
1379
1380
1381
1382
1383
1384
1385
1386
B. Installeren
(leeg)
C. Beheren
De eisen die specifiek voor een deelgebied met betrekking tot het
onderhoudsschema worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.10 van de
Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Geen aanvullende eis.
6.7.11. Controle op onderhoudswerkzaamheden
A. Ontwerpen
(leeg)
1366
1367
1368
1369
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de controle op de beheeractiviteiten
worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.9 van de Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
B. Installeren
(leeg)
C. Beheren
De eisen die specifiek voor een deelgebied met betrekking tot controle op
onderhoudswerkzaamheden worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.11
van de Bijzondere Delen van de beoor-delingsrichtlijn.
Geen aanvullende eis.
6.7.12. Documentenbeheer
De certificaathouder dient te beschikken over de relevante Delen van de BRL, afhankelijk van de
gekozen deelgebieden, en verder alle documenten waarnaar de BRL direct of indirect verwijst (zie
hoofdstuk 9), voor zover deze documenten relevant zijn voor de door het bedrijf in uitvoering genomen
projecten.
De documenten die de certificaathouder moet beheren, zijn:
- de hierboven bedoelde documenten,
- het kwaliteitshandboek en alle documenten waarnaar het kwaliteitshandboek verwijst (zie 6.2),
- de projectdossiers en alle documenten waarnaar de projectdossiers verwijzen (zie 6.7.2),
- de registraties van de ingangscontrole van materialen (zie 6.7.5),
- het overzicht van de aan te houden kalibratiefrequenties (zie 6.7.13),
- de registraties van kalibratiegegevens van meet- en beproevingsinstrumenten (zie 6.7.13),
- de beschrijving van de vereiste en de werkelijke vakbekwaamheid van de medewerkers (zie
6.7.15),
- de registraties van de beoordeling van de vakbekwaamheid van de medewerkers (zie 6.7.15),
- het klachtenregister (zie 6.7.17), en
39
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1387
1388
1389
1390
1391
1392
1393
1394
1395
1396
1397
1398
1399
1400
1401
1402
1403
1404
1405
1406
1407
1408
1409
1410
1411
1412
1413
1414
1415
-
de rapportages over de resultaten van de interne audits en projectcontroles en het register van
interne audits en projectcontroles (zie 6.7.18).
De certificaathouder moet een projectdossier en alle documenten waarnaar vanuit het projectdossier
wordt verwezen, tot ten minste 7 jaar na afronding van het project bewaren. Overige documenten
moeten bewaard worden tot ten minste 7 jaar nadat de verwijzing ernaar is vervallen of vervangen door
de verwijzing naar een recentere versie. Overige registraties moeten tot ten minste 7 jaar na
registratiedatum worden bewaard.
Opmerking
De certificaathouder moet een norm die al meer dan 7 jaar niet meer ‘geldig’ is, dus toch nog bewaren
als hij dit document heeft toegepast in een project dat nog niet meer dan 7 jaar geleden is afgerond.
Oudere versies van het kwaliteitshandboek hoeven echter nooit langer dan 7 jaar bewaard te worden.
De certificaathouder moet een overzicht bijhouden van de te beheren documenten. De certificaathouder
dient aan te geven wie verantwoordelijk is voor het beheren van deze documenten. Het beheer houdt in:
het bijhouden van het overzicht van de te beheren documenten en het bijhouden van de plaats van de
documenten (waar of bij wie).
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het documentenbeheer worden gesteld, zijn beschreven
in onderdeel 6.7.12 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Aanvullende eis
Het beheer van documenten bestaat uit:
 Het gecontroleerd opslaan en terugzoeken van projectdossiers door een aangewezen persoon
 Het regelen dat van normen, standaarden de huidige en gewijzigde geldige versies beschikbaar zijn. Van
projecten die in het verleden zijn opgeleverd moeten de normen uit de tijd van die oplevering beschikbaar
zijn.
6.7.13. Beheer van meet- en beproevingsinstrumenten
A.
B. Installeren
Ontwerpen
(leeg)
De certificaathouder moet een overzicht bijhouden
van de aan te houden kalibratie-frequentie, met
bijbehorende wijze van kalibratie, van alle
beschikbare meetinstrumenten.
Alle meetinstrumenten die worden gebruikt voor
metingen waarvan de resultaten beslissend zijn voor
goedkeuring of afkeuring, moeten zijn gekalibreerd
ten opzichte van gewaarmerkte middelen die een
herkenbare en geldige herleidbaarheid hebben tot
nationaal erkende standaarden.
De kalibratie van de meetinstrumenten moet steeds
tijdig plaatsvinden. Dit houdt in dat, wanneer een
meetinstrument door een voorval kan zijn ontregeld,
kalibratie ook nodig kan zijn vóór de reguliere
kalibratiedatum.
C. Beheren
De certificaathouder moet een overzicht bijhouden
van de aan te houden kalibratie-frequentie, met
bijbehorende wijze van kalibratie, van alle
beschikbare meetinstrumenten.
Alle meetinstrumenten die worden gebruikt voor
metingen waarvan de resultaten beslissend zijn
voor goedkeuring of afkeuring, moeten zijn
gekalibreerd ten opzichte van gewaarmerkte
middelen die een herkenbare en geldige
herleidbaarheid hebben tot nationaal erkende
standaarden.
De kalibratie van de meetinstrumenten moet steeds
tijdig plaatsvinden. Dit houdt in dat, wanneer een
meetinstrument door een voorval kan zijn
ontregeld, kalibratie ook nodig kan zijn vóór de
40
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
De kalibratiestatus moet zijn aangegeven op elk
instrument (bijvoorbeeld met een sticker).
De certificaathouder moet de kalibratiegegevens
beoordelen en registreren.
De kalibratiegegevens kunnen aanleiding zijn tot het
aanpassen van de kalibratiefrequentie.
Indien een meetinstrument is gejusteerd 3, moet
worden nagegaan of het gebruik van het instrument,
voorafgaand aan het justeren, tot andere beslissingen
zou hebben geleid, als het instrument op dat moment
al gejusteerd was. Zo nodig worden op grond van dit
onderzoek corrigerende maatregelen getroffen.
1416
1417
1418
1419
1420
reguliere kalibratiedatum.
De kalibratiestatus moet zijn aangegeven op elk
instrument (bijvoorbeeld met een sticker).
De certificaathouder moet de kalibratiegegevens
beoordelen en registreren.
De kalibratiegegevens kunnen aanleiding zijn tot
het aanpassen van de kalibratiefrequentie.
Indien een meetinstrument is gejusteerd 2, moet
worden nagegaan of het gebruik van het
instrument, voorafgaand aan het justeren, tot
andere beslissingen zou hebben geleid, als het
instrument op dat moment al gejusteerd was. Zo
nodig worden op grond van dit onderzoek
corrigerende maatregelen getroffen.
Afwijkende eis.
Artikel 6.7.13 is niet van toepassing.
1421
1422
1423
1424
1425
1426
1427
1428
6.7.14. Beheer van overige hulpmiddelen
1429
1430
1431
1432
1433
1434
1435
1436
1437
1438
1439
1440
6.7.15. Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers
Indien van toepassing voldoet de certificaathouder aan de eisen voor het beheer van overige
hulpmiddelen zoals beschreven in paragraaf onderdeel 6.7.14 van de Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
Geen aanvullende eis.
De certificaathouder moet schriftelijk vastleggen over welke vakbekwaamheid elke medewerker die
betrokken is bij het onderwerp van certificatie moet beschikken in relatie tot zijn taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie 6.4).
De certificaathouder moet de vakbekwaamheid (kennis en ervaring) van de medewerkers schriftelijk
vastleggen. Het bedrijf moet ervoor zorgen dat de medewerkers door middel van het volgen van
opleidingen, training of andere maatregelen aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Periodiek moet
worden beoordeeld of de medewerkers aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Registraties van de
periodieke beoordeling en eventuele te nemen maatregelen moeten worden bijgehouden.
Van de beoordelingen moet worden geregistreerd:
 wie heeft wie beoordeeld, en wanneer
 de resultaten van de beoordeling,
1441
1442
3
Justeren = Het zodanig afregelen van een meetinstrument dat de door het meetinstrument aangeduide waarde niet meer
afwijkt van de standaard dan is toegestaan (dus niet meer dan de toegestane meetfout), nadat bij kalibreren is gebleken dat de
afwijking meer is dan is toegestaan. (Afregeling binnen de toegestane meetfout is geen justeren.)
41
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1443
1444
1445
1446
1447
1448
1449
1450
1451
1452
1453
1454
1455
1456
1457
1458
1459
1460
1461
1462
1463
1464

en de eventuele maatregelen.
Aanvullende eis
Jaarlijks beoordeelt de directie of personeelszaken of het personeel dat betrokken is bij werkzaamheden die
onder het certificaat vallen, aan alle vakbekwaamheidseisen voldoet.
6.7.16. Beheersing van tekortkomingen
De certificaathouder moet schriftelijk vastleggen over welke vakbekwaamheid elke medewerker die
betrokken is bij het onderwerp van certificatie moet beschikken in relatie tot zijn taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie 6.4).
De certificaathouder moet de vakbekwaamheid (kennis en ervaring) van de medewerkers schriftelijk
vastleggen. Het bedrijf moet ervoor zorgen dat de medewerkers door middel van het volgen van
opleidingen, training of andere maatregelen aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Periodiek moet
worden beoordeeld of de medewerkers aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Registraties van de
periodieke beoordeling en eventuele te nemen maatregelen moeten worden bijgehouden.
Van de beoordelingen moet worden geregistreerd:
 wie heeft wie beoordeeld, en wanneer
 de resultaten van de beoordeling, en
de eventuele maatregelen.
Geen aanvullende eis.
1465
1466
1467
1468
1469
1470
1471
1472
1473
1474
1475
1476
1477
1478
6.7.17. Klachtenbehandeling
1479
1480
1481
1482
1483
1484
1485
1486
6.7.18. Interne audits
De certificaathouder moet beoordelen of de klacht terecht is, en indien dat het geval is, de
geconstateerde gebreken behandelen volgens 6.7.16 en opheffen.
De certificaathouder moet een register bijhouden van ontvangen klachten die verband houden met het
onderwerp van certificatie. Daarin moet hij het stadium van de klachtenbehandeling vastleggen en
aangeven op welke wijze de klacht is behandeld en welke maatregelen zijn genomen om herhaling
ervan te voorkomen.
De certificaathouder moet een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de
klachtenbehandeling.
Geen aanvullende eis.
De certificaathouder moet met geplande tussenpozen, maar ten minste 1 x per jaar interne audits
uitvoeren om vast te stellen of de kwaliteitszorg ten behoeve van het onderwerp van certificatie is
beschreven en doeltreffend is geïmplementeerd, en wordt onderhouden en wordt uitgevoerd, volgens de
eisen van dit hoofdstuk (6). In geval van tekortkomingen moeten corrigerende maatregelen en
verbeteracties worden doorgevoerd die die de tekortkomingen opheffen.
42
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1487
1488
1489
1490
1491
1492
1493
1494
1495
1496
1497
1498
1499
1500
1501
1502
1503
1504
1505
1506
1507
1508
1509
1510
1511
1512
1513
1514
1515
1516
1517
1518
1519
1520
1521
1522
1523
1524
1525
1526
1527
1528
1529
1530
1531
Opmerking
In het kader van de interne audits wordt ook gecontroleerd of bij het leveren van een ontwerp, of het
realiseren van een installatie, voldaan wordt aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4.
Er moet een auditprogramma worden gepland, waarbij rekening moet worden gehouden met de status
en het belang van de processen en gebieden die een audit moeten ondergaan, alsook met de resultaten
van voorgaande audits. De certificaathouder moet de criteria, de reikwijdte, de frequentie en de
werkwijzen definiëren, die van toepassing zijn op de audits.
Nadat de certificatie-instelling bij een projectcontrole een kritieke afwijking heeft geconstateerd van de
eisen van hoofdstuk 3 en 4, voert de certificaathouder in de daarop volgende 12 maanden ten minste een
gelijk aantal projectcontroles uit, op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, als de certificatieinstelling (zie 7.2.3).
Opmerking
Zolang de certificatie-instelling bij projectencontroles geen kritieke afwijkingen vindt, is het niet nodig
dat de certificaathouder opnieuw projecten controleert, die hij al heeft gecontroleerd.
Het resultaat van de interne audits en de interne projectcontroles, met inbegrip van eventueel getroffen
maatregelen en verbeteracties, moet schriftelijk worden vastgelegd.
De certificaathouder moet een register bijhouden van de interne audits en interne projectcontroles.
De certificaathouder moet een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de interne audits.
Aanvullende eis
De beveiligingsinstallateur pleegt onderhoud aan zijn eigen kwaliteitssysteem door deze zelf periodiek te
controleren. De controle wordt een interne audit genoemd. Hoe een interne audit wordt uitgevoerd moet staan
beschreven in het kwaliteitshandboek. De audit kan worden uitgevoerd door de kwaliteitsmanager of een aparte
daarvoor aangewezen persoon. Die persoon treedt dan op als “interne auditor”.
Opmerking: De tekst van deze BRL geldt zowel voor grote als kleine bedrijven, maar moet, afhankelijk van de
grootte van de beveiligingsinstallateur op een toepasselijke manier worden gelezen. De persoon die optreedt in
de rol als kwaliteitsmanager en/of interne auditor kan in grote bedrijven een aparte functionaris zijn, in kleine
bedrijven is het veelal de directeur zelf.
Bij een interne audit moet worden nagegaan of:
 de werkprocessen bij de beveiligingsinstallateur verlopen volgens de gemaakte afspraken en procedures.
 de werkprocessen de gewenste kwaliteit opleveren voor de opdrachtgever.
 de werkprocessen bijdragen aan het economische doel van de beveiligingsinstallateur.
 Opmerking: dit is van belang is voor de continuïteit van de beveiligingsinstallateur. Opdrachtgever van
beveiligingsinstallateurs gaan een langdurige relatie aan en bedrijfscontinuïteit is daarmee ook een
opdrachtgeverbelang.
 Na te gaan of werkprocessen risico’s opleveren.
 Opmerking: risico’s zijn kansen op schade. Die schades kunnen sterk uiteenlopen, zoals technisch,
commercieel, juridisch, imago, etc.
 Te kijken of er verbeteringen van werkprocessen etc. mogelijk zijn.
43
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx

1532
1533
1534
1535
1536
1537
1538
1539
1540
1541
1542
1543
1544
1545
1546
1547
1548
1549
1550
1551
1552
1553
1554
1555
1556
1557
1558
1559
1560
1561
1562
1563
1564
1565
1566
Opmerking: handige steekwoorden zijn hier: kan het sneller, beter, verantwoorder, goedkoper, veiliger,
mooier afgewerkt, beter beschermd, betrouwbaarder, beschikbaarder, etc.
 Binnen de organisatie de gedachte levend te houden dat er door iedereen actief aan kwaliteit wordt gewerkt
en er naar wordt gehandeld.
1567
1568
7.
EXTERNE KWALITEITSBEWAKING
1569
1570
1571
1572
1573
1574
7.1.
TOELATINGSPROCEDURE
De frequentie van interne audits is minimaal éénmaal per jaar.
Over een periode van 3 jaar moet het gehele kwaliteitssysteem aan interne audits zijn onderworpen.
Opmerking: het kan een overweging waard zijn om de interne audit te laten meelopen in de cyclus van
functionerings- en beoordelingsgesprekken omdat dan in één keer zowel de personele als de organisatorische
aspecten onder de aandacht komen.
De werkzaamheden van de interne auditor bestaan uit:
 Opstellen auditplanning
 Uitvoeren van geplande audits
 Rapportage naar de directie
 Over de werking van het intern auditsysteem
 Voortgang genomen maatregelen
 Vastleggen van de te nemen maatregelen
 Terugkoppelen naar geïnterviewde personen
De ontwerpen waar de interne audit zich op richt zijn in de eerste plaats:
 Deze BRL en de uitvoering daarvan in de dagelijkse praktijk.
 Eventuele rapportages van audits door de certificatie-instelling waarin verbeterpunten voorkomen.
Opmerking: aanvullend daarop kan de interne audit worden gebruikt om te bezien:
 Hoe de organisatie in het algemeen werkt en of dat beter kan.
 Of de organisatie de projecten en activiteiten waarmee de omzet wordt gemaakt het beste uitvoert.
 Welke delen van de organisatie, waarmee risico’s worden gelopen voor het voortbestaan van de
beveiligingsinstallateur, in de gaten moeten worden gehouden.
 Denk aan (uitval van) specifieke kennis, de ICT-systemen intern en extern, etc.

Opmerking: buiten interne audits vallen evaluaties van personen (voorbehouden aan directie en/of PZafdelingen) en evaluaties die elders reglementair zijn voorgeschreven, zoals van de boekhouding.
Een certificaat kan betrekking hebben op een bedrijf met meerdere vestigingen, indien het bedrijf uit
één rechtspersoon bestaat, bijvoorbeeld een B.V., en de hoofdvestiging en de nevenvestingen een
uniform kwaliteitssysteem hanteren.
44
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1575
1576
1577
1578
1579
1580
1581
1582
1583
1584
1585
1586
1587
1588
1589
1590
1591
1592
1593
1594
1595
1596
1597
1598
1599
1600
1601
1602
1603
1604
1605
1606
1607
1608
1609
1610
1611
1612
1613
1614
Nadat een bedrijf zich bij een certificatie-instelling heeft aangemeld voor het certificaat en er
vervolgafspraken zijn vastgelegd, verricht de certificatie-instelling een toelatingsonderzoek. Dit
onderzoek bestaat uit een organisatiegericht deel en een projectgericht deel.
Bij het organisatiegericht onderzoek wordt gecontroleerd of het bedrijf voldoet aan de eisen van
hoofdstuk 5 en 6.
Bij het projectgericht onderzoek wordt bij één of meer projecten gecontroleerd of het product voldoet
aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, en of volgens het kwaliteitssysteem wordt gewerkt.
Geen aanvullende eis.
7.1.1.
Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang en inhoud
De omvang van het organisatiegerichte toelatingsonderzoek is afhankelijk van de omvang van het
bedrijf. De door de certificatie-instelling te besteden tijd aan het organisatiegericht toelatingsonderzoek
is niet minder dan de waarden volgens de navolgende tabel.
Minimale omvang organisatiegericht toelatingsonderzoek:
Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis)
Beoordelen
Beoordelen
werkend aan projecten onder
opzet
implementatie
certificering volgens BRL 6000
kwaliteitsbewaking kwaliteitsbewaking
Omvang (uren)
1
tot
100
4
2
101
tot
500
4
4
Rapportage
en
administratie
Totaal
4
4
10
12
Opmerking
Indien een bedrijf als één rechtspersoon, bijvoorbeeld een B.V., meerdere vestigingen heeft,
kan het kiezen voor één certificaat per vestiging of één certificaat voor het gehele bedrijf. Zie
ook hoofdstuk 8. De omvang van een gecertificeerd bedrijf (aantal medewerkers) ligt vast in
het kwaliteitshandboek.
De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en
overige tijd nodig voor het volledig behandelen van de aanvraag.
Bij certificering voor meerdere deelgebieden van BRL 6000 worden de uitvoerenden van alle
deelgebieden bij elkaar opgeteld. Een persoon die voor meerdere deelgebieden wordt ingezet, telt
hierbij mee als 1 uitvoerende.
Bij certificering van een bedrijf met meerdere vestigingen, bedraagt de te besteden tijd, bij de
hoofdvestiging, aan beoordeling opzet interne kwaliteitsbewaking en beoordeling implementatie interne
kwaliteitsbewaking ten minste 4 uur en bij iedere nevenvestiging ten minste 2 uur.
Aanvullende eis
Artikel 7.1.1 uit de BRL6000-00 is niet van toepassing.
Beoordelen van de opzet van het kwaliteitsbewaking per vestiging, te weten proces en procesbewaking,
vakbekwaamheid en integriteit organisatie en personeel, bestellen en controle juiste componenten; te besteden
45
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1615
1616
1617
1618
1619
tijd door de certificatie-instelling, 4 uur. Het resultaat moet zijn dat proces en bewaking, personeel en
componenten moeten voldoen.
Beoordelen van het niveau van het eigen gebouw en beveiliging; te besteden tijd door de certificatie-instelling, 1
uur. Het resultaat moet zijn dat de beveiliging van het eigen gebouw moet voldoen.
Te besteden tijd door de certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 1 uur.
1620
1621
1622
1623
1624
1625
1626
1627
1628
7.1.2.
Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud
De certificatie-instelling onderzoekt of het bedrijf aan alle eisen voldoet van hoofdstuk 5 en of de
beschrijving en de implementatie van de kwaliteitsbewaking van het bedrijf aan alle eisen voldoen van
hoofdstuk 6.
In het kader van het onderzoek naar de implementatie van de kwaliteitsbewaking interviewt de
certificatie-instelling enkele medewerkers van het bedrijf.
A. Ontwerpen
De certificatie-instelling
beoordeelt of de interne
kwaliteitsbewaking van
zodanige aard is dat
zeker is gesteld dat:
 de ontwerpen
voldoen aan
paragraaf 3.3, en
 de ontwerpen tot
stand komen op
een wijze
overeenkomstig
hoofdstuk 4.
1629
1630
1631
1632
1633
1634
1635
1636
1637
1638
1639
1640
B. Installeren
De certificatie-instelling beoordeelt of
de interne kwaliteitsbewaking van
zodanige aard is dat zeker is gesteld
dat:
 de installaties voldoen aan
paragraaf 3.1 en 3.2, en
 de installaties tot stand komen
op een wijze overeenkomstig
hoofdstuk 4.
C. Beheren
De certificatie-instelling
beoordeelt of de interne
kwaliteitsbewaking van zodanige
aard is dat zeker is gesteld dat:
 de documenten voldoen
aan paragraaf 3.3, en
 de beheeractiviteiten
worden verrichten op
een wijze
overeenkomstig
hoofdstuk 4.
Geen aanvullende eis.
7.1.3.
Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang
In het kader van het projectgerichte toelatingsonderzoek controleert de certificatie-instelling enkele
willekeurig gekozen lopende en/of recent opgeleverde projecten, waarvan ten minste één opgeleverd
project.
Het aantal te controleren projecten is afhankelijk van de omvang van het bedrijf, volgens de navolgende
tabel.
46
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1641
1642
1643
1644
1645
1646
1647
1648
1649
1650
1651
1652
1653
1654
1655
1656
1657
1658
1659
1660
1661
1662
1663
1664
1665
1666
1667
1668
1669
1670
1671
1672
1673
1674
1675
Minimaal aantal te controleren projecten bij het projectgerichte toelatingsonderzoek:
Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis)
werkend aan projecten onder
Aantal te controleren
certificering volgens BRL 6000
projecten
1
tot
6
2
7
tot
70
3
71
tot
100
4
101
tot
250
5
251
tot
500
6
Bij certificering voor meerdere deelgebieden van BRL 6000 worden de te controleren projecten zodanig
gekozen dat een goede spreiding over de deelgebieden wordt bereikt. Per deelgebied wordt ten minste
één project gecontroleerd.
Opmerking
In het algemeen heeft een Bijzonder Deel betrekking op één deelgebied, maar er zijn
uitzonderingen, bijvoorbeeld BRL Deel 6000-11, met twee deelgebieden.
De te besteden tijd aan de controle van één project is vast en bedraagt ten minste 1,5 uur, tenzij dit
anders is bepaald in onderdeel 7.1.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Bij certificering van een bedrijf met meerdere vestigingen, bedraagt de te besteden tijd, bij de
hoofdvestiging, aan controle van projecten ten minste 3 uur, en bij iedere nevenvestiging ten minste 1,5
uur.
De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en
overige tijd nodig voor het volledig behandelen van de aanvraag.
Aanvullende eis
Het criterium voor de aantallen installaties in de BRL6000-00 is voor deze regeling niet van toepassing. Het
minimaal door een beveiligingsinstallateur jaarlijks op te leveren installaties is één.
Opmerking: het minimum aantal installaties per jaar van één is nodig omdat de certificatie-instelling ten allen
tijde een recent opgeleverd project ter controle moet kunnen krijgen. De reden van het uitschakelen van verdere
quota is omdat er van uit wordt gegaan dat een beveiligingsinstallateur investeert in certificatie. De
beveiligingsinstallateur zal er zelf wel voor zorgen dat de omzet dusdanig is dat de investering economisch
gerechtvaardigd is. Installaties niet onder certificaat geleverd of onderhouden moeten in de opdracht schriftelijk
uitgesloten zijn.
7.1.4.
Projectgericht onderzoek, inhoud
De certificatie-instelling onderzoekt of het project voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, en of in
het project volgens het kwaliteitssysteem van de certificaathouder wordt gewerkt.
A.
B. Installeren
Ontwerpen
C. Beheren
47
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
Voor het controleren van het project bezoekt de certificatie-instelling de projectlocatie.
Voor het
controleren
De projectcontrole door de certificatie-instelling heeft zowel betrekking op de
van het
administratieve eisen als op de technische kwaliteit van de installatie. In verband met de project
voor deze controle vastgestelde tijdsbesteding beperkt de certificatie-instelling zich bij
bezoekt de
de controle van de technische kwaliteit van de installatie tot controle van punten die in
certificatiede praktijk vaak kritisch zijn gebleken.
instelling de
projectlocatie.
Op de website van KvINL kan voor elk afzonderlijk Bijzonder Deel van de
beoordelingsrichtlijn een lijst gepubliceerd worden gepubliceerd van ‘mogelijk kritische
punten’ (aandachtspunten). De auditor/inspecteur van de certificatie-instelling gebruikt
deze lijst om een lijst op te stellen van kritische punten in het door hem te controleren
project, afgestemd op de beschikbare controletijd en de mogelijkheden in het stadium
van uitvoering van de installatie.
1676
1677
1678
1679
1680
1681
1682
1683
1684
1685
1686
1687
1688
De (potentiële) certificaathouder en de certificatie-instelling bezoeken gezamenlijk het project.
De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de projectencontrole worden gesteld, zijn beschreven in
onderdeel 7.1.4 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn.
Aanvullende eis
Beoordelen implementatie kwaliteitsbewaking (project). Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een
installatie van een bouwwerk anders dan een individuele woning met een beveiligingsniveau 3 of hoger.
Proces(bewaking), vakbekwaamheid en integriteit personeel, juiste componenten in hun juiste toepassing, juist
ontwerp van de installatie; te besteden tijd door certificatie-instelling,1 uur documentatie en 1 uur op locatie. Het
resultaat moet zijn dat de installatie voldoet aan de opdracht en de relevante eisen.
Te besteden tijd door certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 0,5 uur.
1689
1690
1691
1692
1693
1694
1695
1696
1697
1698
7.1.5.
1699
1700
1701
1702
1703
1704
1705
1706
7.2.
Rapportage toelatingsonderzoek
Van het toelatingsonderzoek wordt een schriftelijke rapportage opgesteld. De rapportage moet alle
bevindingen bevatten van de beoordeling van de
geverifieerde onderdelen en een onderbouwing van
de gekozen steekproef.
Het certificaat wordt niet verleend, indien de gecontroleerde projecten niet voldoen aan de eisen van
hoofdstuk 3 en 4 en/of indien het bedrijf niet voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6.
Geen aanvullende eis.
VERVOLGONDERZOEK
Vanaf het moment dat het certificaat is afgegeven, controleert de certificatie-instelling regelmatig (zie
7.2.1) of het bedrijf voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6 (organisatiegericht vervolgonderzoek) en
steekproefsgewijs, gespreid in de tijd, bij willekeurig door haar gekozen projecten of de gecertificeerde
producten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4 en gerealiseerd worden in overeenstemming met het
kwaliteitssysteem van de certificaathouder (projectgericht vervolgonderzoek).
48
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1707
Geen aanvullende eis.
1708
1709
1710
1711
1712
1713
1714
1715
1716
1717
7.2.1.
Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang
Na de afronding van het toelatingsonderzoek vindt steeds na verloop van gemiddeld twaalf maanden
een vervolgonderzoek plaats. Een vervolgonderzoek kan onverwachts plaats vinden.
Op het organisatiegerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.1 van toepassing met
dien verstande dat de daar opgenomen tabel wordt vervangen door de navolgende tabel.
Minimale omvang organisatiegericht vervolgonderzoek:
Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis)
werkend aan projecten onder
certificering volgens BRL 6000
1
101
1718
1719
1720
1721
1722
1723
1724
1725
1726
1727
tot
tot
100
500
Beoordelen
opzet
kwaliteitsbewakin
g
Omvang (uren)
2
2
Beoordelen
implementatie
kwaliteitsbewaki
ng
Rapportage
en
administratie
Totaal
1
2
4
4
7
8
Afwijkende eis
Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het beoordelen van de opzet van kwaliteitsbewaking per
vestiging, te weten proces en procesbewaking, vakbekwaamheid en integriteit organisatie en personeel, bestellen
en controle juiste componenten; 2 uur, Het resultaat moet zijn dat proces en bewaking, personeel en
componenten moeten voldoen.
Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het beoordelen van het beveiligingsniveau van het eigen
gebouw en beveiliging; 0,5 uur. Het resultaat moet zijn dat de beveiliging van het eigen gebouw moet voldoen.
Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 1 uur.
1728
1729
1730
1731
1732
7.2.2.
1733
1734
1735
1736
1737
1738
1739
1740
1741
1742
1743
7.2.3.
Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud
Op de organisatiegerichte vervolgonderzoeken zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.2 van toepassing.
Geen aanvullende eis.
Projectgericht vervolgonderzoek, omvang
Gedurende de looptijd van de certificatie, vanaf het tijdstip waarop het certificaat is afgegeven,
controleert de certificatie-instelling jaarlijks steekproefsgewijze, gespreid in de tijd, enkele willekeurig
gekozen projecten (installaties) op overeenstemming met de eisen van hoofdstuk 3, 4, en gerealiseerd
worden in overeenstemming met het kwaliteitssysteem van de certificaathouder (projectgericht
vervolgonderzoek).
Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.3 van toepassing.
In onderdeel 7.2.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn zijn mogelijk nadere
aanwijzingen gegeven voor de omvang van het projectgerichte vervolgonderzoek.
49
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1744
1745
1746
1747
1748
1749
1750
Aanvullende eis
De certificatie-instelling controleert minimaal 1 per jaar en verder 1 op 100.
Door de certificatie-instelling te besteden tijd bij:
complexe projecten: 2 uur,
gemiddelde projecten:1 uur,
simpele projecten: 0,5 uur.
1751
1752
1753
1754
1755
1756
1757
1758
1759
1760
1761
1762
1763
7.2.4.
1764
1765
1766
1767
1768
1769
1770
1771
1772
7.2.5.
1773
1774
1775
1776
1777
1778
1779
1780
1781
1782
1783
1784
1785
1786
1787
1788
Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud
Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.4 van toepassing.
Aanvullende eis
Beoordelen implementatie kwaliteitsbewaking (project). Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een
installatie van een bouwwerk anders dan een individuele woning met een beveiligingsniveau 3 of hoger.
Proces(bewaking), vakbekwaamheid en integriteit personeel, juiste componenten in hun juiste toepassing, juist
ontwerp van de installatie; te besteden tijd door certificatie-instelling, 1 uur documentatie en 1 uur op locatie.
Resultaat moet zijn dat de installatie voldoet aan de opdracht inclusief beveiligingsdoelstellingen en de relevante
eisen.
Te besteden tijd door certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 0,5 uur.
Sancties
Bij kritieke afwijkingen
Als de certificatie-instelling bij een vervolgonderzoek, organisatiegericht dan wel projectgericht, tot het
oordeel komt dat de certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 t/m 6, en daarbij
kritieke afwijkingen vaststelt, dan wordt het certificaat onmiddellijk opgeschort. De certificaathouder
mag geen gebruik maken van het opgeschorte certificaat.
Er is sprake van een kritieke afwijking, indien:
 het onder certificaat leveren van een ontwerp, of realiseren van een installatie, niet voldoet aan de
eisen van hoofdstuk 3 en 4, en/of
 het bedrijf niet voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5, en/of
 het kwaliteitssysteem van het bedrijf niet meer voldoet aan paragraaf 6.1, en/of
 een in paragraaf 6.2 t/m 6.7 voorgeschreven onderdeel van het kwaliteitshandboek ontbreekt of
structureel niet wordt toegepast.
De certificaathouder moet binnen een maand na het vervolgonderzoek schriftelijk, in een plan van
aanpak voor het doorvoeren van corrigerende maatregelen, ten genoegen van de certificatie-instelling,
aangeven hoe hij de kritieke afwijkingen gaat opheffen. De kritieke afwijkingen moeten binnen 3
maanden na het vervolgonderzoek ten genoegen van de certificatie-instelling zijn opgeheven. Om dit
vast te kunnen stellen, verricht de certificatie-instelling binnen deze periode van 3 maanden een extra
vervolgonderzoek met verificatie van de getroffen corrigerende maatregelen. De opschorting van het
certificaat vervalt op de dag dat de certificatie-instelling vaststelt dat de kritieke afwijkingen zijn
opgeheven.
Het certificaat wordt ingetrokken als de kritieke afwijkingen niet binnen 3 maanden zijn opgeheven.
50
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1789
1790
1791
1792
1793
1794
1795
1796
1797
1798
Bij niet-kritieke afwijkingen
Indien de certificatie-instelling bij een vervolgonderzoek, organisatiegericht dan wel projectgericht,
niet-kritieke afwijkingen van de eisen van hoofdstuk 5 en 6 vaststelt, dan moet de certificaathouder
schriftelijk, ten genoegen van de certificatie-instelling, aangeven hoe hij deze afwijkingen gaat
opheffen. Als de certificatie-instelling binnen een periode van 6 maanden na het vervolgonderzoek nog
niet heeft kunnen constateren dat de afwijkingen zijn opgeheven, dan volgt een extra vervolgonderzoek.
Aanvullende eisen
Constatering door CI
De opzet van kwaliteitsborging heeft
onvolkomenen
De opzet kwaliteitsborging voldoet
niet
De Kwaliteitsborging voldoet bij
voortduring niet
De installatie heeft onvolkomenen
De installatie voldoet niet
De installatie voldoet bij voortduring
niet
Correctietermijn voor de
certificaathouder
Binnen 3 maanden
Wijze van verificatie door CI
Binnen 1 maand
Op locatie
Schorsen (maximaal 6 maanden)
Op locatie
Binnen 3 maanden
Binnen 1 maand
Schorsen (maximaal 6 maanden)
Administratief
Op locatie
Op locatie
Administratief
1799
1800
1801
1802
1803
1804
1805
1806
1807
1808
1809
7.2.6.
1810
1811
1812
1813
1814
1815
1816
1817
1818
7.2.7.
1819
1820
1821
1822
7.3.
Rapportage vervolgonderzoek
Van een vervolgonderzoek en een extra controle wordt een schriftelijke rapportage opgesteld over alle
bevindingen, met een onderbouwing van de gekozen steekproef. Uit de rapportage moet blijken welke
controles de certificatie-instelling heeft verricht en wat daarbij de bevindingen waren.
De certificatie-instelling zendt deze rapportage, overeenkomstig haar certificatiereglement, voorzien
van een schriftelijke conclusie en de eventueel opgelegde sancties, naar de certificaathouder.
Geen aanvullende eisen.
Onvoldoende projecten
Indien het bedrijf in enig jaar minder projecten heeft dan het aantal te onderzoeken projecten, dan wordt
het ontbrekende aantal in het volgende jaar alsnog onderzocht. Kan ook dat niet, dan wordt het
certificaat ingetrokken.
Aanvullende eis
Indien in 1 jaar geen installatie onder certificaat wordt geleverd, volgt beëindiging van de certificatieovereenkomst.
EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE REVIEWER
Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die de rapportages als bedoeld in
7.1.5 en 7.2.6 boordeelt, worden de volgende eisen gesteld:
51
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1823
1824
1825
1826
1827
1828
HBO werk- en denkniveau.
Ten minste 5 jaar, 4 dagen per week, werkervaring, en
hiervan ten minste 3 jaar, 4 dagen per week, managementervaring.
Aanvullende eis
De reviewer heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de activiteiten
1829
1830
1831
1832
1833
1834
1835
1836
1837
1838
1839
1840
1841
1842
1843
1844
1845
1846
1847
1848
1849
1850
1851
1852
1853
7.4.
1854
1855
1856
1857
1858
1859
1860
1861
1862
1863
1864
1865
1866
1867
7.5.
*
*
*
*
*
EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE AUDITOR (ORGANISATIEGERICHT)
Opmerking
De auditor (organisatiegericht) beoordeelt de interne kwaliteitsbewaking van de certificaathouder. Op
het uitvoeren van de audits door de certificatie-instelling is ISO 17021 ‘Conformity assessment Requirements for bodies providing audit and certification of management systems’, van toepassing.
Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die met name het
organisatorische en administratieve aspect van het leveren van de gecertificeerde producten beoordeelt,
worden de volgende eisen gesteld:
HBO werk- en denkniveau.
Installatietechnische, bouwtechnische en/of technische opleiding.
Ten minste 4 jaar, 4 dagen per week, werk- of auditervaring in de installatiesector.
Beheersing van actuele relevante audittechnieken.
Ter behoud van de bekwaamheid:
uitvoeren van auditwerkzaamheden gedurende ten minste 5 dagen per jaar.
Afwijkende eis
Op het uitvoeren van de audits door de certificatie-instelling is in plaats van ISO 17021 ‘Conformity assessment
- Requirements for bodies providing audit and certification of management systems’, NEN-EN-ISO/IEC 17065 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten,
processen en diensten, van toepassing.
Aanvullende eis
De auditor (organisatie gericht) heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de
activiteiten.
EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE INSPECTEUR (PROJECTGERICHT)
Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die met name het technischinhoudelijke aspect van het leveren van de gecertificeerde producten beoordeelt, worden de volgende
eisen gesteld:
*
MBO werk- en denkniveau.
*
Installatietechnische, bouwtechnische en/of technische opleiding.
*
Ten minste 3 jaar, 4 dagen per week, werkervaring in de installatiesector, alsmede praktische ervaring
met metingen, controles en keuringen.
*
Actuele kennis van de relevante voorschriften, te weten de referenties uit hoofdstuk 9.
*
In staat zijn te beoordelen of de relevante normen en voorschriften op de juiste wijze worden toegepast.
*
Beheersing van actuele relevante inspectietechnieken.
*
Ter behoud van de bekwaamheid:
uitvoeren van inspectiewerkzaamheden gedurende ten minste 5 dagen per jaar.
52
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1868
1869
1870
1871
Aanvullende eis
De inspecteur (project gericht) heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de
activiteiten.
1872
1873
1874
1875
1876
7.6.
KLACHTENBEHANDELING DOOR CERTIFICATIE-INSTELLING
1877
8.
EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT
1878
1879
1880
1881
1882
1883
8.1.
CERTIFICAATHOUDER
1884
1885
1886
1887
1888
1889
8.2.
1890
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
8.3.
1905
1906
1907
1908
8.4.
Na ontvangst van een klacht gaat de certificatie-instelling na of deze klacht reeds is gedeponeerd bij de
certificaathouder. Als dit niet het geval is, wordt de klager doorverwezen naar de certificaathouder.
Indien het certificaat betrekking heeft op meerdere rechtspersonen, dan worden deze expliciet op het
certificaat vermeld.
Geen aanvullende eisen.
GELDIGHEIDSDUUR
Op het certificaat is na de kop ‘Geldig tot’ een datum vermeld die maximaal drie jaar later valt dan de
datum van uitgifte van het certificaat. De certificatie-instelling zal het certificaat tijdig vernieuwen.
Geen aanvullende eisen.
TOEPASSINGSGEBIEDEN
In het certificaat wordt vermeld voor welke soort installaties de certificaathouder gecertificeerd is.
Daarbij moet het toepassingsgebied worden aangeduid overeenkomstig hoofdstuk 2.
Op het certificaat:
a
wordt de naam en het adres van de certificatie-instelling opgenomen, dit mag een email-adres
zijn,
b
wordt de naam en het adres opgenomen van de certificaathouder,
c
worden de namen opgenomen van de organisatieonderdelen met een ander adres dan de
certificaathouder, die onder het certificaat werken, en
d
wordt aangegeven voor welke deelgebieden de diverse organisatieonderdelen gecertificeerd
zijn.
Geen aanvullende eisen.
MODELCERTIFICAAT
De tekst van het voorblad, vorm en lay-out evenals de inhoud van de kwaliteitsverklaring moeten
voldoen aan de eisen zoals gepubliceerd op de website van de Stichting KOMO (www.komo.nl) en
53
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
voldoen daarmee tevens aan de eisen zoals gepubliceerd op de website van de Stichting Bouwkwaliteit
(www.bouwkwaliteit.nl).
Afwijkende eis
De tekst van het voorblad, vorm en lay-out evenals de inhoud van kwaliteitsverklaring moeten voldoen aan het
model weergegeven in bijlage ….
1916
1917
1918
1919
1920
9.
1921
1922
1923
1924
9.1.
REFERENTIES
Specifieke referenties zijn beschreven in hoofdstuk 9 van de Bijzondere Delen van de
beoordelingsrichtlijn.
BETEKENIS VAN WOORDEN EN TERMEN IN DEZE BRL
Aanvullende tekst
Als de regeling is besproken in het CvD-KvINL, dan worden alle termen en definities
verzameld in naar hier overgebracht. De lijst nu is slechts voorlopig en indicatief.
1925
Term
Accreditatie
Verklaring
Letterlijk: voorzien van geloofsbrieven. Om de kwaliteit van certificatieinstellingen te borgen controleert de Raad voor Accreditatie (RvA) deze
instellingen en geeft aan een instelling haar goedkeuring, oftewel haar
accreditatie af.
Alarmsysteem
Een systeem dat geactiveerd wordt door handelingen van mensen en/of door
situaties die niet acceptabel zijn, zoals crimineel gedrag, baldadigheid, brand,
etc.
Zie Technisch beveiligingsbedrijf
Document dat dient voor een certificerende instelling als leidraad voor het
beoordelen van een bedrijf.
Zie Beveiligingsinstallateur.
Zie Technisch Beveiligingsbedrijf
Bedrijf, bedrijven
Beoordelingsrichtlijn (BRL)
Beveiligingsbedrijf
Beveiligingsbedrijven,
Elektrotechnische
Beveiligingsbedrijven,
Technische
BORG Technisch
Beveiligingsbedrijf
BORG-certificaat
certificatie-instelling
Derde partijen
Zie Technisch Beveiligingsbedrijf
Zie Technisch Beveiligingsbedrijf; dit bedrijf heeft een BORG-certificaat.
Certificaat dat door certificerende instelling wordt gegeven aan een als goed
beoordeeld bedrijf, als openbaar teken van die goede beoordeling.
Instelling die bedrijven beoordeelt en certificeert op grond van een norm of
een beoordelingsrichtlijn. Een certificatie-instelling moet door de Raad voor
de Accreditatie (RvA) zijn geaccrediteerd en moet een contract hebben
gesloten met Stichting KBI voor het mogen gebruiken van deze
beoordelingsrichtlijn.
Derde partijen zijn partijen die wensen en eisen bij de opdrachtgever kunnen
neerleggen ten aanzien van de omvang en de uitvoering van de opdracht. De
54
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
Elektrotechnische
beveiligingsbedrijven
Gebruiker
Interne audits
Klant
Kwaliteitshandboek
Kwaliteitsmanager
Onderaannemer
Opdracht
Opdrachtgever
Personeelsleden
Revisie
Risico
Risicoanalyse
Technisch beheerder
Technisch Beveiligingsbedrijf
opdrachtgever blijft ten allen tijde zelf verantwoordelijk voor de formulering
van de opdracht. Opmerking: voorbeelden van derde partijen zijn
verzekeraars, de politie, de ondernemersvereniging van een industrieterrein,
etc.
Zie Technisch Beveiligingsbedrijf
De Gebruiker van een door een BORG-bedrijf geleverde installatie of dienst
is degene die in de dagelijkse gang gebruik maakt van die installatie en die
diensten en verantwoording draagt voor het beheer er van. In de meeste
gevallen zijn Gebruiker en Afnemer een en dezelfde (rechts)persoon, maar dat
hoeft niet.
Het onderzoek naar het goed en betrouwbaar functioneren van de interne
organisatie door auditors die in dienst zijn van die organisatie.
Wordt in dit document Afnemer genoemd; zie aldaar.
Boekwerk, elektronisch document of vulling van op kwaliteitszorg
toegesneden softwarepakket met processen, procedures etc om kwaliteit van
bedrijf hanteerbaar, inzichtelijk en aantoonbaar te maken.
Hij die de taak, de verantwoordelijkheid en voldoende bewegingsvrijheid
krijgt om de kwaliteitszorg in het bedrijf te bewaken en bij te sturen.
bedrijf dat door BORG-bedrijf wordt ingehuurd voor verrichten van
(deel)werkzaamheden. Als dit werkzaamheden zijn op hetzelfde terrein als het
BORG-bedrijf zelf, dan dient de onderaannemer over dezelfde kwalificatie te
beschikken als het BORG-bedrijf dat hen inhuurt. Als het om complementaire
werkzaamheden gaat dan
Een opdracht is een schriftelijke en door de opdrachtgever geaccordeerde
vastlegging van de omvang van een levering aan de opdrachtgever..
De opdrachtgever is de partij waarmee de installateur een overeenkomst sluit
tot het leveren van goederen en diensten in het kader van deze BRL.
Indien niet specifiek anders aangeduid: personeelsleden van het BRLgecertificeerde bedrijf.
het aanpassen van de installatie(s) aan klantenwensen en/of nieuwe
omstandigheden
Een gevaar dat men loopt
Onderzoek naar de gevaren die een klant loopt.
Persoon binnen bedrijf dat
Bedrijf dat elektrotechnische en elektronische voorzieningen aanlegt bij haar
klanten om criminaliteit te voorkomen, te signaleren en daarvoor alarm te
slaan en criminaliteit te remmen door aanleg van observatiesystemen en
toegangscontrole.
1926
1927
1928
1929
9.2.
REVISIES VAN DEZE BRL
Datum Revisie:
Aanleiding revisie:
Revisie omvat:
1930
55
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1931
1932
1933
9.3.
NORMATIEVE REFERENTIES
De volgende bijlagen zijn normatief en gelden dus voor de beoordeling van het bedrijf door de certificatieinstelling:
Onderstaande opsomming moet nader worden vastgesteld
1934
1935
1936
1937
1938
1939
1940
1941
1942
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1943
9.4.
Tekst bedrijfscertificaat
Beroepscompetentieprofielen (verwijzing naar…. )
…nader te bepalen…
NEN 8131
NEN-EN 50136-serie
NEN-EN-ISO/IEC 17065
Wet PBR
NIET-NORMATIEVE REFERENTIES
Onderstaande opsomming moet nader worden vastgesteld
1944
1945
1946
1947
1948
1949
1.
Verwijzingen naar referentiedocumenten
1.1. VRKI
1.2. ….
2.
56
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
Bijlage …. Opleveringsrapport <<voor nu: ter indicatie van mogelijke informele bijlage>>
 Rapport van Oplevering. Dit rapport is het document dat de hele totstandkoming van de installatie kort
samengevat. Verwijzingen naar documenten in het projectdossier worden gedaan met de bijbehorende
documentnummers. Ondertekening van het Rapport van Oplevering door de opdrachtgever rondt het project
definitief af. Het rapport bevat minimaal:
 Opmerking: de volgende documenten worden in het kader van deze beoordelingsrichtlijn niet vereist
maar maken het Rapport van Oplevering wel compleet:
 Verwijzing naar beveiligingsadvies, indien aanwezig
 Verwijzing naar PvE met documentnummer, indien aanwezig
 Verwijzing naar het beveiligingsplan
 Verwijzing naar het ontwerp
 Verwijzing naar de opdracht van de opdrachtgever
 Vergelijking tussen ontwerp en “as-built”-situatie plus verklaring voor afwijkingen
 De resultaten van uitgevoerde testen en beproevingen
 De datum van oplevering door de beveiligingsinstallateur. De beveiligingsinstallateur moet het rapport
tekenen door een geautoriseerd persoon.
 Ruimte voor de opdrachtgever om voor oplevering te tekenen en de installatie te accepteren.
De beveiligingsinstallateur geeft uitvoering aan de werkzaamheden door:
 Het eigen werk uit te voeren.
 Het maken van de installatie(s) volgens opdracht.
 Het uitvoeren en documenteren van afwijkende uitvoering van de opdracht.
 Het meten en beproeven van de installatie(s) of deze de specificaties van de opdracht halen.
 Bij het meten en beproeven hoort ook (indien van toepassing) het testen van de
communicatieverbindingen met externe alarmopvolgers, zoals de PAC.
 Opmerking: het communicatienetwerk, waarover alarmsignalen worden getransporteerd, kunnen
op hun werking worden getest. Maar omdat deze netwerken door andere partijen worden beheerd
en onderhouden kan de beveiligingsinstallateur de continuïteit daarvan niet garanderen. Dit moet
dan ook contractueel uitgesloten worden.
 Indien van toepassing: het meten en beproeven van communicatieverbindingen, zoals bijvoorbeeld de
verbinding met de Particuliere Alarmcentrale ten behoeve van alarmopvolging.
 Het opstellen van het rapport van oplevering.
 Inclusief eventueel opgeleverd werk door onderaannemers
 Inclusief opgave van specificaties van interconnecties (contactvlakken met andere installaties).
 Het doen van de formele overdracht aan de opdrachtgever.
 Indien van toepassing: de aanmaak en overdracht van een BORG-opleveringsbewijs of BORGcertificaat
 Het afsluiten van het projectdossier met alle bijgewerkte gegevens, inclusief eventuele afwijkende
uitvoering.
 Indien van toepassing: het werk van ingehuurde onderaannemers te doen uitvoeren.
 Coördinatie van de werkzaamheden van onderaannemers.
 Kwaliteitscontrole op opgeleverd werk van onderaannemers.
 Indien van toepassing: het samenwerken met andere bedrijven die op dat moment op de locatie bezig zijn
hun eigen werken te verrichten.
57
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’
BIJZONDER DEEL
ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN
BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES
ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Rapport van oplevering
Het rapport van oplevering dient om de uitgevoerde opdracht over te dragen aan de opdrachtgever, die daarbij
het eigendom verkrijgt en de verantwoordelijkheid daarover. Het signeren van het rapport van oplevering
markeert het moment van overdracht.
Het rapport van oplevering bevat:
 Referenties voor de opdracht
 Dit is in ieder geval de opdracht, zoals gegeven aan het bedrijf door de opdrachtgever door middel van
een getekende opdracht.
 De tijdens de uitvoering van de opdracht eventueel afwijkende uitvoering en de verantwoording
daarvoor.
 De eventueel uitgevoerde metingen en beproevingen en de resultaten daarvan die de goede werking
moeten aantonen
 Dit geldt, indien van toepassing, ook de metingen en beproevingen voor alamrcommunicatie naar
externe partijen, zoals de PAC.
 Een verwijzing naar eventuele extra geleverde diensten
 Opmerking: dit kan bijvoorbeeld de aansluiting van een installatie op een particuliere
alarmcentrale zijn, inclusief testen van die dienst.
 Een (verwijzing naar een) geleverde gebruiksaanwijzing voor de opgeleverde installatie en eventueel
gebruikersinstructie
 Een datum en tijd waarop de overdracht plaatsvindt.
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Bijlage ….: Kwaliteitskalender
In deze kwaliteitskalender is het mogelijk diverse werkzaamheden in het kader van de organisatie op te volgen
en waar mogelijk te combineren met andere activiteiten zoals beoordelingen, functioneringsgesprekken en
andere organisatiedoorlichtingen.
2024
2025
2026
2027
2028
Nog mogelijke referenties
 Instructie gecombineerde installaties, bv beveiliging – PIN-betaalsystemen
 Cybersecurity
58