BRL 6000 Ontwerp Deel xx 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 Kritiek vóór: 17 november 2014 ONTWERP BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het KvINL productcertificaat voor ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES Techniek gebied INST Vastgesteld door het CCvD van de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector op xx xxxx xxxx Bindend verklaard door de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector per xx xxxxx xxxx ©KvINL ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 Deze beoordelingrichtlijn is gemaakt naar aanleiding van bedrijfsbezoeken, ingekomen reacties, voortschrijdend inzicht en invloed van adviseurs (Guido Coppens en Hans Leijendekkers). Ook het document T33 van de Raad voor de Accreditatie is in dit document meegenomen, alsmede de inbreng vanuit de TC Beveiliging van KvINL van 28 augustus 2014. In deze ontwerp versie zijn in afwijkende kleur blauw en ingesprongen opgenomen de teksten uit de BRL 600000 16 mei 2014, de laatste versie, die op dit moment (09-09-2014) in behandeling is bij de Harmonisatie Commissie Bouw HCB. Dit om de toetsing door de kritiekgever te vereenvoudigen. In de definitieve versie worden de BRL 6000-00 teksten niet opgenomen. Ten behoeve van verdere reacties op dit document is een doorlopende regelnummering toegepast die zoeken en aanwijzen eenvoudig maakt. 62 2 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 63 64 65 Beoordelingsrichtlijn voor het Productcertificaat voor het ontwerpen, leveren, installeren en onderhouden van beveiligingsinstallaties en beveiligingsfuncties. 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 ALGEMENE INFORMATIE BIJ DEZE UITGAVE Met het oog op nieuwe aanwijzingen van de Raad voor Accreditatie (RvA-document T033) was een aanpassing van BRL 6000-00 noodzakelijk. Het resultaat ligt voor u als de nieuwe versie van 16 mei 2014. De certificatieregelingen voor de installatiesector zijn zoveel mogelijk ondergebracht in één beoordelingsrichtlijn, BRL 6000. De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel en een aantal Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Een deelgebied wordt gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage temperatuurverwarmingsinstallatie, elektrotechnische installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld: ontwerpen, installeren, beheren). Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die in principe altijd voor het ontwerpen, installeren en beheren van een installatie gelden, ongeacht de soort installatie. BRL 6000 sluit aan bij de in de bouwsector bestaande regelingen voor certificatie en biedt de mogelijkheid van publiekrechtelijke erkenning van de certificaten in relatie tot het Bouwbesluit 2012. Deze BRL is opgesteld, onder begeleiding van de Technische Commissies van het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL). Onderstaande is ter toelichting aan de niet-technische lezer die geïnformeerd wil worden over dit kwaliteitssysteem. Kwaliteit in Beveiliging Bedrijven, particulieren, organisaties, overheden, allemaal kunnen ze slachtoffer worden van criminaliteit. De schade die hierdoor wordt veroorzaakt is groot. De financiële schade is daarbij natuurlijk heel belangrijk, maar dat is vaak niet de enige schade. Door crimineel handelen ontstaat vaak ook psychische schade bij slachtoffers. Of het nu gaat om het kwijtraken van persoonlijke bezittingen of vernieling ervan, of het verlies van omzet, altijd levert het zowel financiële als mentale schade op. Eén van de mogelijkheden voor bescherming tegen criminaliteit is het laten aanbrengen van elektronische systemen. Voorbeelden hiervan zijn (alarm)systemen die de omgeving, de politie en andere hulpdiensten kunnen alarmeren als criminelen proberen hun slag te slaan. Of systemen die de toegang tot een gebouw regelen zodat criminelen geen misbruik meer kunnen maken van een situatie. De eisen aan die systemen zijn hoog: ze moeten tijdig alarmeren bij criminaliteit en natuurlijk liever geen alarmen geven als daar geen aanleiding toe is. Het ontwerpen, maken en onderhouden van (alarm)systemen is een specialiteit. Bedrijven die zich daar mee bezig houden moeten aan hoge eisen voldoen. Maar tegelijkertijd is de markt vrij. Bedrijven die het vak uitstekend beheersen en bedrijven met minder vakkennis lopen kriskras door elkaar. 3 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 Als iemand opdracht wil geven voor het laten aanleggen van een (alarm)systeem, dan moet hij een keuze maken uit veel aanbieders. Opdrachtgevers hebben ze vaak te weinig kennis van het beveiligingsvak om te kunnen vaststellen of een bepaalde aanbieder goed is of niet. Daarom is het goed dat een onafhankelijke partij, die het beveiligingsvak wel beheerst maar buiten de branche staat, de bedrijven beoordeelt. Zo’n onafhankelijke partij is een Certificatie-instelling. Die kijkt of een beveiligingsinstallateur aan bepaalde kwaliteitsstandaarden voldoet, volgens de wet- en regelgeving werkt, de juiste kennis aan boord heeft, etc. Certificatie-instellingen worden op hun beurt ook weer gecontroleerd door de Raad voor de Accreditatie RvA. De RvA vormt de ruggengraat voor kwaliteitszorg in Nederland en is door de overheid ingesteld als Zelfstandig Bestuursorgaan. Als een certificerende instelling een bedrijf controleert, dan doet zij dat aan de hand van een bepaald recept: een beoordelingsrichtlijn, soms ook wel genoemd een kwaliteitsschema, kwaliteitsregeling of beoordelingsrichtlijn (BRL). Daar staat in aan welke eisen een bedrijf moet voldoen om het vertrouwen van een opdrachtgever terecht te verdienen. Een goedgekeurd bedrijf ontvangt van de certificerende instelling een bedrijfscertificaat. Daarmee kan het bedrijf aan de opdrachtgever aantonen over het benodigde kwaliteitsniveau te beschikken. Dit document, wat u nu leest, is een beoordelingsrichtlijn voor beveiligingsinstallateurs. Het doel van deze beoordelingsrichtlijn is ervoor te zorgen dat opdrachtgevers van beveiligingsinstallateurs een solide keuze kunnen maken voor een bedrijf waaraan zij hun problemen en vragen kunnen toevertrouwen. Historie in Beveiliging In 1983 is op initiatief van brancheorganisatie UNETO1 binnen de installatiesector besloten om een Regeling Erkenning Beveiligingsbedrijven op te zetten, de REB ’83. In 1996 is op dringend verzoek van overheid en verzekeringswezen verzocht de REB los te maken van UNETO. Deze is toen omgezet in een onafhankelijke certificatieregeling, de BORG-regeling. In 2014 is op initiatief van UNETO-VNI de nieuwe, voor u liggende regeling Beveiliging opgesteld en ondergebracht bij stichting KvINL (Kwaliteit voor Installaties Nederland)2 te Rotterdam. KvINL is een onafhankelijke beheerder van kwaliteitssystemen, en heeft als specialisme het beheren van kwaliteitssystemen voor de installatiebranche of aanpalende branches. Daarbij is de inhoud van het kwaliteitssysteem actueel gemaakt en toegesneden op de werkzaamheden van de gecertificeerde beveiligingsinstallateurs en nog beter afgestemd op de relatie tussen de opdrachtgever en de beveiligingsinstallateur. Toekomst in beveiliging Naar verwachting zal de woon-, werk- en leefomgeving in de komende paar jaar zeer sterk doortrokken raken van elektronica. Deze elektronica, veelal onderling gekoppeld door internet en andere communicatiesystemen, zal ingezet worden om ons leven te veraangenamen, energiezuiniger te maken, zorg voor ons te dragen en beveiliging te bieden. Externe serviceorganisaties zullen ons bedienen, verzorgen en bewaken op een manier die in de verte lijkt op wat bijvoorbeeld Particuliere AlarmCentrales momenteel al doen, maar dan op veel uitgebreidere schaal en met veel meer services op meer aandachtsgebieden. Beveiligingsinstallateurs moeten dus rekening houden dat de beveiligingsinstallaties, die vandaag nog als ‘solo-installatie’ worden aangeboden, in de naaste toekomst als onderdeel van geïntegreerde installaties tot stand gaan komen. Deze kwaliteitsregeling heeft natuurlijk in de eerste plaats het doel de praktijk van nu af te dekken en certificeerbaar te maken. Maar tevens is het doel om beveiligingsinstallateurs in de toekomst gereed te maken voor nieuwe technologie en verbeterde klantenservice 1 Brancheorganisaties Uneto en VNI fuseerden in 2002 tot één organisatie: UNETO-VNI. KvINL is ontstaan op 1 januari 2014 uit een fusie tussen Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector KBI en stichting Erkenning Installatiebedrijven SEI. 2 4 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 152 153 154 155 156 157 Leeswijzer Daar waar in dit document een persoon aangeduid wordt met ‘hij’ kan ook ‘zij’ worden gelezen. 5 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 158 159 INHOUDSOPGAVE 160 1. INLEIDING .......................................................................................................................................... 9 161 2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE ............................................................................ 12 2.1. 2.2. 162 163 164 3. 166 167 168 169 4. 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN ................................................................... 17 4.1. OPDRACHT .............................................................................................................................................. 17 4.2. VAKBEKWAAMHEID ................................................................................................................................ 18 4.3. PROGRAMMA VAN EISEN EN BEVEILIGINGSADVIES .................................................................................. 19 4.3.1. Beveiligingsadvies (aanvullend artikel) ........................................................................................... 20 4.3.2. Programma van Eisen (aanvullend artikel) ...................................................................................... 20 4.4. ONTWERP EN BEVEILIGINGSPLAN ............................................................................................................ 21 4.4.1. Beveiligingsplan (aanvullend artikel) .............................................................................................. 21 4.4.2. Ontwerp (aanvullend artikel) ........................................................................................................... 22 4.5. CONTROLE BOUWKUNDIGE RANDVOORWAARDEN ................................................................................... 22 4.6. UITVOERING ............................................................................................................................................ 23 4.7. GEBRUIKSHANDLEIDING EN OPLEVERING ................................................................................................ 23 4.7.1. Gebruikshandleiding (aanvullend artikel)........................................................................................ 24 4.7.2. Oplevering (aanvullend artikel) ....................................................................................................... 24 4.8. BEHEER ................................................................................................................................................... 25 4.9. ONDERHOUDSSCHEMA ............................................................................................................................ 25 4.10. UITVOERING ONDERHOUD EN (NOOD)SERVICE ..................................................................................... 25 171 187 PRODUCTEISEN EN EISEN AAN EN DOCUMENTEN ................................................................ 13 3.1. WETTELIJKE EISEN .................................................................................................................................. 14 3.2. OVERIGE EISEN AAN DE INSTALLATIES .................................................................................................... 14 3.3. EISEN TE STELLEN AAN DE DOCUMENTEN ................................................................................................ 15 3.3.1. Algemene documenten (aanvullend artikel) .................................................................................... 15 3.3.2. Het projectdossier (aanvullend artikel) ............................................................................................ 16 165 170 ONDERWERP ............................................................................................................................................ 12 DOEL ....................................................................................................................................................... 12 5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER ............................................................. 27 5.1. INSCHRIJVING BIJ KAMER VAN KOOPHANDEL ......................................................................................... 27 5.2. PERSONEEL .............................................................................................................................................. 28 5.2.1. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen personeel (aanvullend artikel) 28 5.2.2. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen leerlingen (aanvullend artikel) ........................................................................................................................................ 28 5.2.3. Werkzaamheden die uitbesteed worden (aanvullend artikel) .......................................................... 28 5.3. HULPMIDDELEN ....................................................................................................................................... 29 5.3.1. Meet- en beproevingsmiddelen ........................................................................................................ 29 5.3.2. Overige hulpmiddelen ..................................................................................................................... 29 6 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 5.4. 5.5. 198 199 200 6. 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 INTERNE KWALITEITSBEWAKING WERKPROCESSEN ........................................................ 30 6.1. EIS ........................................................................................................................................................... 30 6.2. ALGEMEEN, KWALITEITSHANDBOEK ....................................................................................................... 31 6.3. KWALITEITSBELEID ................................................................................................................................. 32 6.4. TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN, BEVOEGDHEDEN EN VAKBEKWAAMHEDEN ................................... 33 6.5. CONTROLEACTIVITEITEN ......................................................................................................................... 34 6.6. BESCHRIJVING VAN PROCEDURES ............................................................................................................ 34 6.7. PROCEDURE-EISEN................................................................................................................................... 35 6.7.1. Registratie van projecten ................................................................................................................. 35 6.7.2. Beheer van projectdossiers .............................................................................................................. 35 6.7.3. Ontwerpbeoordeling ........................................................................................................................ 36 6.7.4. Werktekeningen ............................................................................................................................... 37 6.7.5. Ingangscontrole van materialen ....................................................................................................... 37 6.7.6. Controle op transport en opslag ....................................................................................................... 37 6.7.7. Controle op montagewerkzaamheden .............................................................................................. 38 6.7.8. Controle van de gerealiseerde installatie ......................................................................................... 38 6.7.9. Controle op beheeractiviteiten ......................................................................................................... 38 6.7.10. Onderhoudsschema ...................................................................................................................... 39 6.7.11. Controle op onderhoudswerkzaamheden ..................................................................................... 39 6.7.12. Documentenbeheer ....................................................................................................................... 39 6.7.13. Beheer van meet- en beproevingsinstrumenten ............................................................................ 40 6.7.14. Beheer van overige hulpmiddelen ................................................................................................ 41 6.7.15. Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers .......................................................... 41 6.7.16. Beheersing van tekortkomingen ................................................................................................... 42 6.7.17. Klachtenbehandeling .................................................................................................................... 42 6.7.18. Interne audits ................................................................................................................................ 42 201 226 BEREIKBAARHEID .................................................................................................................................... 29 BEDRIJFSGEBOUW (AANVULLEND ARTIKEL) ............................................................................................ 29 7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING ........................................................................................... 44 7.1. TOELATINGSPROCEDURE ......................................................................................................................... 44 7.1.1. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang en inhoud ........................................................... 45 7.1.2. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud .............................................................................. 46 7.1.3. Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang ................................................................................... 46 7.1.4. Projectgericht onderzoek, inhoud .................................................................................................... 47 7.1.5. Rapportage toelatingsonderzoek ...................................................................................................... 48 7.2. VERVOLGONDERZOEK ............................................................................................................................. 48 7.2.1. Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang ............................................................................... 49 7.2.2. Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud ................................................................................. 49 7.2.3. Projectgericht vervolgonderzoek, omvang ...................................................................................... 49 7.2.4. Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud ........................................................................................ 50 7.2.5. Sancties ............................................................................................................................................ 50 7.2.6. Rapportage vervolgonderzoek ......................................................................................................... 51 7 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 7.2.7. Onvoldoende projecten .................................................................................................................... 51 7.3. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE REVIEWER ................................................................................... 51 7.4. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE AUDITOR (ORGANISATIEGERICHT)............................................... 52 7.5. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE INSPECTEUR (PROJECTGERICHT).................................................. 52 7.6. KLACHTENBEHANDELING DOOR CERTIFICATIE-INSTELLING .................................................................... 53 240 241 242 243 244 245 8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 246 247 248 249 250 251 252 253 254 EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT ........................................................................... 53 8. CERTIFICAATHOUDER .............................................................................................................................. 53 GELDIGHEIDSDUUR ................................................................................................................................. 53 TOEPASSINGSGEBIEDEN ........................................................................................................................... 53 MODELCERTIFICAAT................................................................................................................................ 53 REFERENTIES .................................................................................................................................. 54 9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4. BETEKENIS VAN WOORDEN EN TERMEN IN DEZE BRL ............................................................................. 54 REVISIES VAN DEZE BRL......................................................................................................................... 55 NORMATIEVE REFERENTIES ..................................................................................................................... 56 NIET-NORMATIEVE REFERENTIES ............................................................................................................ 56 255 256 8 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 1. INLEIDING De in beoordelingsrichtlijn 6000 opgenomen eisen worden bij de behandeling van een aanvraag voor, c.q. de instandhouding van een certificaat voor het ontwerpen, installeren en beheren van installaties, gehanteerd door de certificatie-instellingen die hiervoor door de Raad voor Accreditatie zijn geaccrediteerd. Het techniekgebied van de beoordelingsrichtlijn is ‘Instinstallaties’. De af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als: KOMO INSTAL procescertificaat. De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen opmerkingen (onder het kopje ‘Opmerking’) zijn informatief, niet normatief. De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel en Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Een deelgebied wordt gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage temperatuur-verwarmingsinstallatie, elektrische installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld: ontwerpen, installeren). Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die, ongeacht de soort installatie, voor het ontwerpen, installeren en beheren van een installatie altijd gelden, tenzij die eis in een Bijzonder Deel niet van toepassing is verklaard. De Bijzondere Delen bevatten eisen die slechts gelden als het certificaat betrekking heeft op het betreffende deelgebied. De nummering van hoofdstukken, paragrafen en onderdelen in de Bijzondere Delen is in principe gelijk aan de nummering in het Algemene Deel. De beoordelingsrichtlijn bevat niet alleen eisen waaraan de certificaathouder moet voldoen, maar ook eisen waaraan de certificatie-instelling moet voldoen. Tezamen met het certificatiereglement (van de certificatie-instelling) en het KOMO-merkreglement, vormt BRL 6000 een zogenoemd ‘certificatieschema’ waarvan KvINL eigenaar is. Toelichting De certificaathouder en de certificatie-instelling sluiten een certificatie-overeenkomst die is gebaseerd op: • het certificatiereglement van de certificatie-instelling, • het KOMO-merkreglement, • BRL 6000-00, en • een of meer bijzonder delen van BRL 6000. In dit document is een keuze gemaakt uit de termen kwaliteitsschema, kwaliteitsregeling, beoordelingsrichtlijn. Al die termen doelen op eenzelfde soort documenten. De keuze is gemaakt om vanaf hier de term “Beoordelingsrichtlijn” te hanteren of de afkorting BRL. Afwijkende eisen A) De normatieve verwijzingen naar de Stichting KOMO en het KOMO Merkenreglement gelden niet voor dit Bijzondere Deel van de BRL 6000. B) Deze BRL Beveiliging leidt tot kwaliteitsverklaringen aangeduid als Productcertificaat 9 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 Aanvullende eis Accreditatie van de certificatie-instellingen door de Raad voor de Accreditatie, vindt plaats overeenkomstig NEN-EN-ISO/IEC 17065 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten. Deze beoordelingsrichtlijn heeft een normatief deel en een informatief deel. Het normatieve deel (“de norm”) is maatgevend voor de beoordeling door de certificatie-instelling. Het bevat de criteria waarop een bedrijf in het certificatieproces wordt afgerekend. Het informatieve deel van de BRL helpt een bedrijf in de goede richting, maar als een bedrijf besluit bepaalde zaken op een andere, even goede manier te doen, dan staat dat vrij. Het normatieve deel van deze beoordelingsrichtlijn begint bij deze inleiding en eindigt bij artikel 9.3. De bijlagen zijn informatief, tenzij ze vanuit de beoordelingsrichtlijn uitdrukkelijk worden aangewezen als normatief. Opmerkingen die worden gemaakt in deze beoordelingsrichtlijn onder het kopje ‘Opmerking zijn informatief, niet normatief. Om dat extra duidelijk te maken zijn deze schuin gedrukt. Technische Beveiligingsinstallateurs kunnen worden gecertificeerd als zij voldoen aan deze beoordelingsrichtlijn. De beoordeling van de Technische Beveiligingsinstallateur (hierna: Beveiligingsinstallateur) wordt uitgevoerd door een certificatie-instelling. Die certificatie-instelling moet geaccrediteerd zijn door de Raad van Accreditatie RvA te Utrecht. De RvA zorgt in Nederland voor de opbouw en het behoud van de kwaliteit van certificerende instellingen. Zo wordt geregeld dat certificatie-instellingen gelijksoortige en gelijkwaardige kwaliteitsdiensten leveren. Bij de beoordeling van het bedrijf wordt bekeken of het bedrijf in staat is om beveiligingsinstallaties en beveiligingsfuncties te ontwerpen, op te leveren en te onderhouden. Zowel de kwaliteit van de opgeleverde installaties wordt beoordeeld, als de kwaliteit van het bedrijf zelf. In deze BRL staan de eisen die worden gesteld aan het installatiewerk en aan het bedrijf dat ze uitvoert. Die eisen zijn opgesteld om bedrijven (en hun producten en diensten) te kunnen laten voldoen aan de essentie van deze beoordelingsrichtlijn: De essentie van deze beoordelingsrichtlijn is: Dat het vertrouwen van de (al dan niet deskundige) opdrachtgever in het bedrijf gerechtvaardigd is omdat het bedrijf door een onafhankelijke en deskundige certificatie-instelling volgens deze beoordelingsrichtlijn is beoordeeld en goed bevonden. Het bedrijf ontvangt als bewijs een certificaat van de certificatieinstelling. Dat het bedrijf zich bezighoudt met het onder dit certificaat: Aanleggen en in stand houden van signaleringssystemen voor detectie van criminele handelingen en/of Aanleggen en in stand houden van systemen ter voorkoming van die criminele handelingen. Dat het bedrijf daarbij opereert binnen de kaders van de wet. Een bedrijf, dat volgens deze regeling wordt gecertificeerd, begrijpt het belang van deze essentie. Zij onderschrijft die essentie en handelt ernaar, zowel naar de letter als naar de geest. Het bedrijf weet dat het hierop aangesproken en afgerekend kan worden. Alle criteria in deze regeling moeten worden gelezen en begrepen in het licht van deze essentie. 333 10 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358 Met betrekking tot onderhoud aan installaties kan deze BRL ook worden toegepast op installaties waarvoor een installatiecertificaat of opleveringsbewijs is afgegeven op basis van de BORG regeling. Deze BRL vervangt de BORG regeling. Bij een positieve beoordeling door de certificatie-instelling krijgt het bedrijf een bedrijfscertificaat. Dit certificaat kan door het bedrijf op haar afzetmarkt worden gebruikt om onderscheidend te zijn ten opzichte van andere bedrijven. Deze beoordelingsrichtlijn dekt het ontwerpen, maken en onderhouden van installaties voor alarmering, voor observatie en ter voorkoming van criminaliteit. Deze beoordelingsrichtlijn bevat de eisen: waaraan Technische Beveiligingsinstallateurs moeten voldoen om het bedrijfscertificaat te behalen of voort te zetten. waaraan certificatie-instellingen moeten voldoen om bedrijven te mogen certificeren volgens deze beoordelingsrichtlijn. De beoordelingsrichtlijn bestaat uit een Algemeen Deel (BRL6000-00) en Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die algemeen gelden voor het ontwerpen, installeren en beheren een installatie. De Bijzondere Delen bevatten alleen eisen die gelden voor dat specifieke deelgebied. Een deelgebied wordt gekenmerkt door de soort installatie of installatiefunctie (als meerdere functies een fysieke installatie delen). Op het gebied van criminaliteit zijn de deelgebieden Inbraak, Overval, Toegangscontrole en Camerasystemen. Het deelgebied Inbraak is daarbij altijd de basis. Als een bedrijf voor de overige deelgebieden in criminaliteit gecertificeerd wil worden, bijvoorbeeld voor Toegangscontrole, dan kan dat alleen indien ook voor Inbraak wordt gecertificeerd. Indien nodig kan in een Bijzonder Deel een eis uit het Algemeen Deel “niet van toepassing” worden verklaard of in aangepaste vorm worden toegepast. Onderstaande tekst moet door het CvB van KvINL in het juiste format worden gebracht. 359 360 361 362 363 364 Deze BRL is opgesteld door de Technische Commissie Beveiliging van het Centraal College van Deskundigen (CCvD). Het CCvD is een onderdeel van de Stichting KvINL (Kwaliteit voor Installaties Nederland. De BRL is geldig van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. 11 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 365 2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 2.1. ONDERWERP 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 2.2. Het onderwerp van certificatie wordt gevormd door producten van installatiebedrijven en (ingenieurs)bureaus. Zowel werkzaamheden, als de resultaten van werkzaamheden, worden hierbij als producten beschouwd. Voorbeelden van producten zijn een ontwerp, een rapport, een installatie, het beheer van een installatie en het onderhoud van een installatie. Het gehele terrein van installaties is onderverdeeld in deelgebieden. Het certificaat heeft betrekking op een of meer van deze deelgebieden. De afbakening van de deelgebieden is beschreven in hoofdstuk 2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Het onderwerp van certificatie is: De uitvoering en de kwaliteit van opgeleverde projecten (functies, installaties, systemen) op het gebied van beveiliging. Het doel is het leveren en onderhouden van een goede beveiligingsfunctie. Opmerking: Veelal wordt een beveiligingsfunctie geleverd door het maken van een beveiligingsinstallatie. Omdat in de toekomst installaties gecombineerde functies (gaan) vervullen, wordt in deze BRL gesproken over de beveiligingsfunctie. Dit kan een installatie zijn, maar ook een deel van een installatie die ook andere functies vervult. De inrichting van het bedrijf als Technisch Beveiligingsinstallateur. Dit omvat processen, procedures, specialismen, veiligheidsmaatregelen, ondersteunende diensten, personeelsopbouw, productiemiddelen en materialen. Deze beoordelingsrichtlijn dekt het ontwerpen, maken en onderhouden van installaties voor alarmering, voor observatie en ter voorkoming van criminaliteit Aanvragen, offertes en dergelijke maken geen deel uit van de certificatie. Alleen opdrachten van opdrachtgevers die daadwerkelijk tot stand worden (of zijn) gebracht, en beveiligingsfuncties en -installaties betreffen, vallen onder deze certificering. DOEL Het doel van de certificatie is dat bedrijven kunnen beschikken over een verklaring van een onafhankelijke deskundige - de certificatie-instelling - dat de producten, die de bedrijven leveren, voldoen aan vastgelegde kwaliteitseisen. Voorwaarde voor de verklaring is dat de bedrijven onder toezicht staan van de certificatie-instelling. De certificatie-instelling verklaart in het certificaat dat ervan mag worden uitgegaan dat de producten van de certificaathouder aan de vastgelegde kwaliteitseisen voldoen. Een onder certificaat geleverde installatie, bijvoorbeeld, voldoet dus aan de kwaliteitseisen die volgens BRL 6000 op die installatie van toepassing zijn. Opmerking: Het doel van de certificering is het zorgen dat opdrachtgevers vertrouwen kunnen hebben in het gecertificeerde bedrijf. Als opdrachtgevers ondeskundig zijn op het werkterrein van de Beveiligingsinstallateur kunnen zij dat bedrijf toch vertrouwen als het bedrijf is beoordeeld door een onafhankelijk deskundige. Een 12 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 certificatie-instelling kan met behulp van deze BRL optreden als onafhankelijk deskundige. Zij beoordeelt de beveiligingsinstallateur aan de hand van deze BRL en geeft bij positief resultaat van het toelatingsonderzoek een certificaat aan dat bedrijf. Daarmee bevestigt de certificerende instelling dat het bedrijf deskundig is. Opdrachtgevers kunnen nu met recht vertrouwen op zo’n bedrijf. 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 3. Aanvullende eis. Alle door Beveiligingsinstallateur opgeleverde installaties moeten aan de eisen deze BRL te voldoen. Voor elke opgeleverde installaties levert de Beveiligingsinstallateur een opleveringsrapport (zie bijlage ….) aan de opdrachtgever. Als de installatie ook aan de VRKI eisen voldoet kan tevens een installatiecertificaat of opleveringsbewijs worden geleverd. Alle beveiligingsopdrachten worden uitgevoerd onder het certificaat. Contractuele uitsluiting van dit certificaat bij opdrachten die kunnen vallen onder dit certificaat is aan het bedrijf niet toegestaan. PRODUCTEISEN EN EISEN AAN EN DOCUMENTEN In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen die van toepassing zijn op de resultaten van de werkzaamheden, zoals installaties en documenten. De eisen die aan de installaties worden gesteld zijn ten minste de wettelijke eisen (paragraaf 3.1). Daaraan zijn extra eisen toegevoegd (paragraaf 3.2). Deze overige eisen kunnen facultatief zijn. In dat geval zijn ze alleen van toepassing als dat tussen de certificaathouder en zijn klant is overeengekomen. Verder zijn er nog specifieke eisen van toepassing als dit duidelijk tussen de certificaathouder en zijn klant is overeengekomen. Aanvullende eis. De werkzaamheden van het bedrijf bestaan uit een selectie van onderstaande werkzaamheden, afhankelijk van de eisen van de klant: 1. Advies: In kaart brengen van de risico’s van een opdrachtgever en aanbevelingen doen voor oplossingen 2. PvE: Opstelling Programma van Eisen (PvE) voor installatie(s) 3. Beveiligingsplan: uitwerking van PvE t.b.v. ontwerpfase 4. Ontwerp: het projecteren van de installatie(s) 5. Uitvoering: het werk voorbereiden en het maken van de installatie(s) 6. Oplevering van de installatie(s) 7. (Nood)service, bv systeemherstel van de installatie na een crimineel incident 8. Onderhoud: periodieke activiteiten voor instandhouding van de installatie 9. Revisie: het aanpassen van de installatie(s) aan opdrachtgeverswensen en nieuwe omstandigheden Als één of meer onderwerpen van 3 t/m 8 tot de opdracht behoren moeten deze voldoen aan de eisen van de BRL. Opmerking: De onderwerpen 1, 2 en 9 zijn niet normatief, maar worden wel in deze BRL behandeld. Voor het opstellen van PvE’s zijn (nog) geen eenduidige certificeerbare eisen beschikbaar. 13 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 454 455 3.1. WETTELIJKE EISEN A. Ontwerpen De wettelijke eisen die worden gesteld aan de installaties zijn beschreven in paragraaf 3.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 456 457 458 459 460 461 462 463 464 465 466 467 C. Beheren (leeg) Aanvullende eis. Elektrotechnische Beveiligingsinstallateurs worden in de wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (wet PBR) in de persoon genoemd als de “Alarminstallateur”. De eisen die aan personeelsleden van Elektrotechnische Beveiligingsinstallateurs worden gesteld staan in de wet PBR en/of de daaronder vallende ministeriële regelingen. Bedrijven met een certificaat moeten aan de wet PBR voldoen. Opmerking: de wet PBR en de bijbehorende ministeriele regeling PBR kunnen worden teruggevonden op www.wetten.nl. 3.2. OVERIGE EISEN AAN DE INSTALLATIES A. Ontwerpen De overige eisen die worden gesteld aan de installaties zijn beschreven in paragraaf 3.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 B. Installeren De wettelijke eisen die worden gesteld aan de installaties zijn beschreven in paragraaf 3.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. B. Installeren De overige eisen die worden gesteld aan de installaties zijn beschreven in paragraaf 3.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. C. Beheren (leeg) Aanvullende eis. Als een beveiligingsinstallatie rechtstreeks wordt aangesloten op een wisselspanning van meer dan 50 Vac, dan moeten die werkzaamheden worden uitgevoerd conform NEN1010. Noodstroomvoorzieningen moeten voldoen aan de NEN1010. Een beveiligingsinstallatie of beveiligingsfunctie mag de normale werking van andere installaties/functies niet hinderen of blokkeren. Wel mag een beveiligingsfunctie ingrijpen in (de werking van) andere installaties als: Hiertoe in het ontwerp is voorzien. Hierover met de opdrachtgever afspraken zijn gemaakt. Dit de algemene veiligheid niet in gevaar brengt. Hiermee geen wetgeving wordt overtreden Als er voldoende rekening is gehouden met de bedrijfskritische functies van de opdrachtgever. Opmerking: als voorbeeld, een beveiligingsfunctie en een PIN-betalingsfunctie kunnen bij bijvoorbeeld een detaillist worden gecombineerd tot één systeem. In dat geval mag de beveiligingsfunctie zo’n bedrijfskritische functie als een betaalsysteem niet hinderen of blokkeren, tenzij er een alarmsituatie optreedt waarvoor de beveiligingsfunctie was ontworpen en deze in actie moet komen. Op dat moment heeft de beveiligingsfunctie altijd voorrang. Een beveiligingsfunctie moet voldoende bestand zijn tegen beïnvloeding van buitenaf. Dit geldt zowel voor opzet als door omstandigheden. Opzet moet worden voorkomen door het (mechanisch en/of elektronisch) beschermen van de installatiedelen die binnen eerste, tweede of derde bereik liggen. “Bereik” is wanneer installatiedelen 14 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 door personen kunnen worden bereikt en zij iets kunnen doen om de beveiligingsfunctie te veranderen of uit te schakelen. Opmerking: Het eerste bereik is wanneer dat zonder hulpmiddelen lukt. Het tweede bereik is wanneer dat lukt met ter plekke voorhanden hulpmiddelen. Het derde bereik is wanneer dit lukt met speciaal voor dit doel meegebrachte hulpmiddelen. Opzet moet worden voorkomen door detectie van opzettelijke elektronische verstoring van de installatie. Dit geldt zowel fysieke verstoring (sabotage e.d.) als online-verstoring door ingrijpen via internet (cybercrime). Omstandigheden zoals door Elektronische verstoring (elektromagnetische compatibiliteit oftewel EMC). Weersinvloeden, koude en warmte, vocht, stof, (zon)licht, duisternis en dergelijke. Wisselende situaties door openstaande deuren, verkeerd geparkeerde auto’s en dergelijke. Componenten, die voor de opdracht worden toegepast, dienen te voldoen aan de productcertificeringen in overeenstemming met de normen NEN-EN 50136-serie. 509 510 3.3. Opmerking: opzettelijke elektronische verstoring van een installatie kan gaan om het ingrijpen in de voeding, in bekabeling of draadloze communicatie, op componenten of om de werking van sensoren te verstoren zoals het aanschijnen van camera’s door laserstraling. EISEN TE STELLEN AAN DE DOCUMENTEN A. Ontwerpen Het ontwerp is een beschrijving van een (nog te realiseren) installatie die voldoet aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en aan het programma van eisen als bedoeld in paragraaf 4.3. De eisen die gesteld worden aan deze beschrijving zijn vastgelegd in paragraaf 3.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. B. Installeren De eisen die gesteld worden aan de documenten zijn beschreven in paragraaf 3.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. C. Beheren De eisen die gesteld worden aan de documenten zijn beschreven in paragraaf 3.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 511 512 513 514 515 Er zijn twee soorten documenten die betrekking hebben op het werk van de beveiligingsinstallateur: Algemene documenten Projectdossiers 516 517 518 519 520 521 522 3.3.1. Algemene documenten (aanvullend artikel) De beveiligingsinstallateur dient te beschikken over: Interne documenten, zoals relevante BRL’s, kwaliteitshandboek, (werkwijzen voor) procedures, berekeningen, tekeningen, eigen onderhoudsschema’s, etc Externe documenten zoals wetten, regelgeving, normen, productinformatie van gebruikte componenten van fabrikanten en, waar, gecertificeerde producten beschikbaar zijn, de certificaten van deze producten.. Alle documenten waar vanuit de BRL naar verwezen wordt, moeten beschikbaar zijn. 15 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 3.3.2. Het projectdossier (aanvullend artikel) Het hele proces van opdracht tot installatie wordt begeleid door een serie documenten. Die documenten vormen tezamen het projectdossier. De documenten in het projectdossier zijn om drie redenen belangrijk: De documenten dienen om het hele maakproces van de installatie te begeleiden. De documenten dienen tijdens de levensduur van de installatie als informatiebron en referentie voor service, onderhoud en revisie. De documenten worden gebruikt door de certificerende instelling om te zien of de beveiligingsinstallateur zijn processen op orde heeft. Voor een opdracht moet een definitieve projectnaam- en/of nummer worden vastgesteld. Dat wordt de projectnaam en/of het projectnummer van het projectdossier en alle onderliggende projectdocumenten. De projectnaam en/of het projectnummer moet uniek zijn, er mag geen verwarring of verwisseling met andere opdrachten kunnen plaatsvinden. De projectnaam- en/of nummer van het projectdossier moet snel terugzoeken van het complete project mogelijk maken. Een projectdossier kan fysiek (papier, microfilm) of digitaal (locaal computergeheugen, cloud) zijn. De documenten die horen bij een opdracht moeten: Compleet zijn. Bijgewerkt tot de laatste revisie en onderhoudstoestand. Een historie bevatten van revisies, als deze hebben plaatsgevonden. Moeten goed en snel toegankelijk zijn voor personen die recht hebben op die toegang. Zie onderstaande lijst van documenten: onder het certificaat vallen de nummers 3 t/m 8. Deze documenten vormen tezamen het projectdossier. Alle informatie, die het proces beschrijft vanaf het beveiligingsplan tot een werkende en opgeleverde installatie, wordt in één pakket gebundeld. De documenten: Opmerking: het toevoegen van documenten 1 en 2 heeft natuurlijk toegevoegde waarde voor de compleetheid van het dossier maar is in het kader van deze BRL niet verplicht. 1. Een adviesrapport. Zo’n document komt niet in alle gevallen voor. 2. Programma van Eisen (PvE) 3. Beveiligingsplan 4. Door de opdrachtgever getekende opdracht 5. Ontwerp installatie 6. Rapport van Oplevering 7. Onderhoudsschema 8. Bijzondere documenten Overzicht van de documenten: Opmerking: Adviesrapport. Een rapport met daarin een beschrijving van de veiligheidssituatie bij een opdrachtgever. Het rapport kan globale oplossingsrichtingen bevatten over te nemen maatregelen om risico’s voor de opdrachtgever te verminderen. Opmerking: Programma van Eisen (PvE). Het PvE bevat een sterker uitgewerkte risicoanalyse dan het (globale) beveiligingsadvies. Het bevat tevens voor een gekozen oplossingsrichting de eisen die aan tegenmaatregelen worden gesteld. Zie voor verdere uitwerking hoofdstuk 4.3. Beveiligingsplan. Het beveiligingsplan vormt het antwoord op een PvE en beschrijft de (technische) oplossingen die de criminele risico’s moeten tegengaan. 16 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 Het ontwerp. De installatie, zoals deze moet gaan worden, wordt beschreven in een pakket van beschrijvingen, tekeningen, informatie over toegepaste componenten, de kwaliteit van die componenten, de planning van uitvoering. Rapport van Oplevering. Dit rapport is het document dat de hele totstandkoming van de installatie kort samengevat. Verwijzingen naar documenten in het projectdossier worden gedaan met de bijbehorende documentnummers. Ondertekening van het Rapport van Oplevering door de opdrachtgever rondt het project definitief af. Het rapport bevat minimaal: Opmerking: de volgende documenten worden in het kader van deze beoordelingsrichtlijn niet vereist maar maken het Rapport van Oplevering wel compleet: Verwijzing naar beveiligingsadvies, indien aanwezig Verwijzing naar PvE met documentnummer, indien aanwezig Verwijzing naar de opdracht van de opdrachtgever Verwijzing naar het beveiligingsplan Verwijzing naar het ontwerp Vergelijking tussen ontwerp en “as-built”-situatie plus verklaring voor afwijkingen De resultaten van uitgevoerde testen en beproevingen De datum van oplevering door de beveiligingsinstallateur. De beveiligingsinstallateur moet het rapport laten tekenen door een geautoriseerd persoon. Ruimte voor de opdrachtgever om voor oplevering te tekenen en de installatie te accepteren. Bijzonder documenten: documenten die geleverd worden op verzoek van de opdrachtgever. Opmerking: Bijzondere documenten kunnen bijvoorbeeld een Opleverbewijs of een Installatiecertificaat zijn, zoals door de opdrachtgever kan worden gevraagd als deze moet voldoen aan verzekeringseisen op basis van de VRKI. Ook andere belanghebbende partijen achter de opdrachtgever zouden bijzondere opleverdocumenten kunnen verlangen. Verder, door de opdrachtgever geaccordeerde afwijkingen ten opzichte van het beveiligingsplan. 596 4. EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN 597 598 599 4.1. OPDRACHT 600 601 602 603 Een opdracht met alle bijbehorende voorwaarden wordt schriftelijk vastgelegd. A. Ontwerpen B. Installeren C. Beheren Een van de voorwaarden is dat de Een van de voorwaarden is dat de Een van de ontworpen installatie ten minste installatie in overeenstemming is met voorwaarden is dat voldoet aan de eisen van paragraaf 3.1 het ontwerp en ten minste voldoet aan de documenten ten en 3.2 en het programma van eisen als de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2. minste voldoen aan bedoeld in paragraaf 4.3 en dat het In de opdracht moet worden verwezen de eisen van ontwerp voldoet aan de eisen van naar het ontwerp. paragraaf 3.3. paragraaf 3.3. De certificaathouder accepteert de In de opdracht moet worden verwezen opdracht onder voorwaarde dat de naar het document waarin het installatie voldoet aan de eisen programma van eisen is vastgelegd. genoemd in paragraaf 3.1 en 3.2. Opmerking Aangezien onder B wordt geëist dat de installatie in overeenstemming is met het ontwerp, voldoet de installatie dus aan de standaard wettelijke en bovenwettelijke eisen van hoofdstuk 3 17 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 maar ook aan de facultatieve bovenwettelijke en opdracht-specifieke eisen uit het programma van eisen. Bij de controle door de certificatie-instelling op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 4 controleert de certificatie-instelling dus ook op het voldoen aan de eisen van het programma van eisen. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de opdracht worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelings-richtlijn. De opdracht dient tot stand te zijn gekomen voordat de installateur zijn werkzaamheden aanvangt Opmerking: De opdracht komt tot stand als de opdrachtgever een offerte goedkeurt en deze als getekende opdracht aan de beveiligingsinstallateur afgeeft. De opdracht kan één of meer van de onderstaande onderdelen omvatten: Het adviseren van de opdrachtgever over beveiliging. Het maken van een programma van eisen voor een beveiligingsfunctie. Het maken van een beveiligingsplan Het ontwerpen, opleveren en inbedrijfstellen van een beveiligingsfunctie. Het aanmaken van een bijzondere opleverdocumenten op verzoek van de opdrachtgever Het geven van instructies/trainingen aan gebruikers van de installaties. Het maken van handleidingen voor de installatie; zie bij “Gebruikshandleiding”. Het leveren van after-sales-service Het in onderhoud nemen van de installatie Het instellen van 24-uurs beschikbaarheid voor service, onderhoud en calamiteiten. Al wat verder met de opdrachtgever kan worden afgesproken. 4.2. VAKBEKWAAMHEID De gecertificeerde producten worden geproduceerd door of onder verantwoordelijkheid van een ‘deskundige’. Deze verantwoordelijkheid betreft het voldoen van de producten aan de vastgelegde eisen. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de bekwaamheid van de deskundige worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Opmerking Er is bewust gekozen voor de term ‘onder verantwoordelijkheid’ in plaats van ‘onder toezicht’. De ‘deskundige’ moet zich ervan vergewissen dat de producten aan de eisen voldoen. Het houden van toezicht is daarvoor in elk geval ook nodig Aanvullende eis. Personeel dat werkt aan beveiligingsfuncties moet beschikken over kennis en bekwaamheden. Dat geldt vanaf de verkoop en dan via ontwerp, installatie en oplevering tot en met onderhoud en revisie. De kennis moet betrekking hebben op: beveiligingsinstallaties en beveiligingsfuncties die reeds geïnstalleerd zijn en onderhoud behoeven, en nieuwe beveiligingsinstallaties en functies die op bestaande of nieuwe technieken worden gebaseerd. Voor vakbekwaamheden geldt de wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (wet PBR) als wettelijk minimum.. De praktijk leert dat de wettelijke eisen de ontwikkelingen in techniek en maatschappij niet bijhouden. Daarom is voor certificering volgens deze BRL de toepassing van alleen het wettelijk niveau beperkt tot 31 december 2018. 18 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 Eis ten behoeve van certificering tot 31 december 2018: Voor inbraakalarmsystemen de onderstaande eisen: Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV), op basis van het document D02/163 ‘Eindtermen Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV), versie 2005. Monteur Beveiligingsinstallaties (MBV), op basis van document D02/162 ‘Eindtermen Monteur Beveiligingsinstallaties (MBV), versie 2005. Gelijkwaardig aan bovengenoemde MBV- of TBV- diploma’s is: Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG beroepskwalificaties, voor werkzaamheden als alarminstallateur. (zie wijzigingen Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, 19 juli 2008 Stcrt 5 augustus nr. 149). Eis ten behoeve van certificering vanaf 1 januari 2019: Voor inbraakalarmsystemen de onderstaande eisen volgens de BCP’s: Opleidingsniveau Middelbaar Technicus Beveiliging (MTB) Opleidingsniveau Hoger Technicus Beveiliging (HTB) Voor vakvolwassen personeelsleden zijn beschrijvingen beschikbaar waarin eisen staan op het gebied van kennis en vaardigheden. Deze worden beroepscompetentieprofielen (BCP’s) genoemd. In de bijlage wordt naar deze BCP’s en daarvan afgeleide eind- en toetstermen voor examens verwezen. BCP’s omvatten een beter gedefinieerd kennisgebied dan de wettelijk geëiste MBV/TBV-opleidingen. Eindverantwoordelijke voor alle werkzaamheden binnen de opdracht van de opdrachtgever is de Technisch Beheerder van de beveiligingsinstallateur, die in die rol door de directie is aangewezen. Deze heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en/of Hoger Technicus Beveiliging (verplicht per 1 januari 2019). Personeel mag geen veiligheidsrisico’s vormen voor hun werkgever en diens opdrachtgever. Een personeelslid moet naast bovengenoemde kennis- en vaardigheidseisen beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid van het Ministerie van Justitie. 4.3. PROGRAMMA VAN EISEN EN BEVEILIGINGSADVIES A. Ontwerpen De certificaathouder legt het programma van eisen voor de installatie in overleg met de opdrachtgever vast in een document. In het PvE dienen relevante bouwkundige randvoorwaarden aangegeven te worden. In het PvE is de systeemkeuze duidelijk vastgelegd en is verder, indien paragraaf 3.2 facultatieve eisen bevat, ten minste vastgelegd welke facultatieve eisen van toepassing zijn (keuzelijst). De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het PvE worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 680 681 682 683 684 685 B. Installeren (leeg) C. Beheren (leeg) Opmerking: in 4.3 en 4.4 worden een viertal onderdelen toegelicht die belangrijk zijn voor een goed bedrijfsproces. De onderdelen van 4.3 vallen buiten de certificering als beveiligingsinstallateur. In veel gevallen zullen niet alle onderdelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd; de opsomming hier beoogt vooral compleet te zijn: 19 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 686 687 688 689 690 691 692 693 694 695 696 697 698 699 700 701 702 Beveiligingsadvies: dit is een inventarisatie van gevaren, dreigingen, ongemakken die de opdrachtgever tot schade kunnen zijn en een algemene raad welke zaken aan te pakken. Voorbeeld: Dreiging= baldadige jongeren brengen graffiti aan op gevels. Advies= houdt iedereen weg van de gevel. Programma van eisen: van de zaken die volgens het advies aangepakt moeten worden, worden de hoofdeisen bepaald. Vervolg voorbeeld: Schrik mensen af om naar de gevel te gaan door sterke verlichting, hekwerken, grindveldjes, e.d. Beveiligingsplan: vergelijking van verschillende manieren van afschrikken leidt tot het eindadvies Vervolg voorbeeld: advies= hekwerk aanbrengen met bepaalde minimale hoogte en vormgeving.. Ontwerp: om voldoende afwerende werking te verkrijgen dient hekwerk te worden toegepast volgens een specificatie die aan de eisen van het advies voldoe3t Vervolg voorbeeld: hek met een minimale hoogte van …, voorzien van …, kwaliteitsniveau PQR zoals van het merk ABC type XYZ, kostprijs € …., aanbrengen aantal uur maal tarief, etc. 703 704 705 706 707 708 709 710 711 712 713 714 4.3.1. Beveiligingsadvies (aanvullend artikel) Opmerking: Het beveiligingsadvies maakt formeel geen deel uit van deze BRL. Het onderstaande moet worden gelezen als indicatief en richtinggevend. Een opdrachtgever kan besluiten om zich over zijn veiligheidssituatie te laten adviseren. Dat kan hij, naar eigen keuze, laten doen door een onafhankelijk adviseur of zijn beveiligingsinstallateur. In zo’n advies kan in kaart worden gebracht welke dreigingen de opdrachtgever kan treffen. Het advies kan ook een of meer mogelijkheden voor oplossingen aangeven, zonder in detail te treden. Als de beveiligingsinstallateur zelf het beveiligingsadvies geeft aan de opdrachtgever, dan heeft het de voorkeur dat de persoon van de beveiligingsinstallateur die dat advies uitgeeft opgeleid is op het niveau van Adviseur Beveiliging volgens de beroepscompetentieprofielen, zie betreffende bijlage. 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 727 728 729 730 4.3.2. Programma van Eisen (aanvullend artikel) Opmerking: Het Programma van Eisen (PvE) maakt formeel geen deel uit van deze BRL. Het onderstaande moet worden gelezen als indicatief en richtinggevend. Het Programma van eisen (PvE) wordt opgesteld door de installateur in samenspraak met de opdrachtgever. In het PvE wordt vastgelegd aan welke eisen een beveiligingsfunctie moet voldoen. Het PvE bevat: De wensen en de eisen van de opdrachtgever. De opdrachtgever kan eigen wensen en eisen hebben. Die kunnen eventueel zijn gebaseerd op een daarvóór verkregen beveiligingsadvies. De opdrachtgever kan eisen stellen die hij op zijn beurt opgelegd krijgt van derden, bijvoorbeeld van een verzekeraar of vanuit een bedrijventerreinvereniging. De opdrachtgever moet zelf zorgen dat de eisen van derden in verhouding zijn met zijn risico’s. Dit om te voorkomen dat derden zijn kosten te sterk opdrijven. De opdrachtgever kan de beveiligingsinstallateur vragen als intermediair te overleggen met derden. De opdrachtgever blijft ten allen tijde zelf verantwoordelijk voor zijn eigen opdrachtgeverseisen. De opdrachtgever moet aangeven hoe alarmen moeten worden afgehandeld, bijvoorbeeld via inschakeling van een Particuliere Alarm Centrale (PAC) Onderstaand worden de onderdelen verder beschreven. 20 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 731 732 733 734 735 736 737 738 739 740 741 742 Eisen uit eventuele wettelijke bepalingen of andere overheidsregelgeving. Eisen die voortkomen vanuit de omgeving. Eisen uit normen, standaarden en instrumenten. 743 4.4. Opmerking: Eisen uit de omgeving kunnen bijvoorbeeld eisen zijn die collectief zijn vastgesteld voor alle bedrijven op een bedrijventerrein. Opmerking: een veel gebruikt instrument is de Verbeterde Risicoklassenindeling VRKI. Dit instrument is specifiek bedoeld voor risico’s bij inbraak en volgt daartoe de verzekeraar die dit soort risico’s afdekken. Voor andere vormen van criminaliteit moet naar andere instrumenten worden gekeken. ONTWERP EN BEVEILIGINGSPLAN A. Ontwerpen De certificaathouder ontwerpt een installatie die voldoet aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en het programma van eisen als bedoeld in paragraaf 4.3. Het ontwerp voldoet aan de eisen van paragraaf 3.3. B. Installeren C. Beheren Alvorens met de installatiewerkzaamheden te (leeg) beginnen, controleert de certificaathouder of de volgens het ontwerp te vervaardigen installaties voldoen aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2. 744 745 746 747 748 749 750 751 752 753 754 755 756 757 758 759 760 761 762 763 764 765 766 4.4.1. Beveiligingsplan (aanvullend artikel) Het beveiligingsplan omschrijft de technische maatregelen die de criminele risico’s moeten bestrijden. Het beveiligingsplan vormt : de basis voor de aanbieding (offerte) aan de opdrachtgever de basis voor het definitieve ontwerp van de installatie Het beveiligingsplan omvat minimaal: Naam en adresgegevens van de opdrachtgever. De (voorlopige) naam en/of nummer van het project. De contactpersoon van zijde van de beveiligingsinstallateur. De locatie en het object (gebouw e.d.) dat moet worden beveiligd. De met de opdrachtgever vastgestelde veiligheidsrisico’s op basis van het PvE (indien aanwezig). De installatietechnische oplossingen op basis van het PvE (indien aanwezig). Een wederzijdse geheimhoudingsverklaring. Opmerking: het beveiligingsplan kan als onderdeel van de aanbieding aan de opdrachtgever wordt gestuurd. Opmerking: aan het beveiligingsplan kan een verklaring worden toegevoegd dat deze door de opdrachtgever niet mag worden gebruikt voor acquisitie. Opmerking: Vergelijking van verschillende manieren van afschrikken leidt tot het eindadvies Vervolg voorbeeld: advies= hekwerk aanbrengen met bepaalde minimale hoogte en vormgeving 21 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 767 768 769 770 771 772 773 774 775 776 777 778 779 780 781 4.4.2. Ontwerp (aanvullend artikel) Voor een alarminstallatie voor een woning of bedrijf zijn installatievoorschriften van toepassing: Installatievoorschriften alarmapparatuur, document 002080, juli 2000 versie 2. Een overval-alarminstallatie moet voldoen aan het ‘Protocol stil overval alarm van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, Projectteam Overvalcriminaliteit, document Pto, september 1997 versie 2. Er wordt in deze BRL vanuit gegaan dat aan een ontwerp een opdracht aan ten grondslag ligt. De opdracht dient gebaseerd te zijn op een door de opdrachtgever geaccepteerd beveiligingsplan. 782 783 4.5. Het ontwerp moet ten minste voldoen aan de eisen uit de NEN 8131. Daar bovenop kunnen extra eisen gesteld worden door de opdrachtgever. Opmerking: De opdrachtgever kan extra eisen stellen op grond van aan hem gestelde eisen door derden, zoals verzekeraars, een vereniging van bedrijven op een bedrijventerrein, etc. Voorbeelden hiervan zijn de VRKI, regeling onderwijsinstellingen, etc. CONTROLE BOUWKUNDIGE RANDVOORWAARDEN A. Ontwerpen (leeg) B. Installeren Bij de werkvoorbereiding controleert de certificaathouder of is voldaan aan de bouwkundige randvoorwaarden om de installatie veilig te kunnen laten functioneren. C. Beheren (leeg) Te denken valt onder meer aan: de sterkte van bouwconstructies die onderdelen van de installatie dragen, de aanwezigheid van ventilatie in een ruimte waarin een open gasverbrandingstoestel is opgesteld. Opmerking Controleren houdt niet in dat de installateur de sterkte zelf moet uitrekenen. Een installateur moet geen installatie bevestigen aan een bouwconstructie die daarvoor niet sterk genoeg is. Als hij twijfelt, kan hij aan de opdrachtgever vragen een sterkteberekening te laten uitvoeren. Indien niet is voldaan aan de bouwkundige randvoorwaarden, meldt de certificaathouder dit schriftelijk aan de opdrachtgever. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de controle op de bouwkundige randvoorwaarden worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.5 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 784 785 786 787 788 789 790 Aanvullende eis. Als de Beveiligingsinstallateur constateert dat de bouwkundige randvoorwaarden (vermoedelijk) afbreuk doen aan de veiligheid van de opdrachtgever, dan moet hij dit aan de opdrachtgever meedelen. Die mededeling moet later ‘naspeurbaar’ zijn, dus moet worden gedaan in de vorm van een brief, een mail e.d.; alleen een mondelinge mededeling is niet voldoende, want die is niet naspeurbaar. Tevens moet aan de opdrachtgever worden 22 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 791 792 793 meegedeeld dat bouwkundige aspecten geen deel uitmaken van deze beoordelingsrichtlijn. Bouwkundige aspecten zijn de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever zelf. 794 795 4.6. UITVOERING A. Ontwerpen (leeg) 796 797 798 799 800 801 802 803 804 805 806 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816 817 818 819 820 821 822 823 824 825 B. Installeren C. Beheren De installatie moet zodanig worden uitgevoerd dat zij in overeenstemming is met (leeg) het ontwerp en voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de uitvoering worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.6 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Aanvullende eis. De beveiligingsinstallateur geeft uitvoering aan de werkzaamheden door: Het eigen werk uit te voeren: Het maken van de installatie(s) volgens opdracht. Het documenteren van afwijkende uitvoering van de opdracht. Het meten en beproeven van de installatie(s) of deze de specificaties van de opdracht halen. Bij het meten en beproeven hoort ook (indien van toepassing) het testen van de communicatieverbindingen met externe alarmopvolgers, zoals de PAC. Opmerking: het communicatienetwerk, waarover alarmsignalen worden getransporteerd, kunnen op hun werking worden getest. Maar omdat deze netwerken door andere partijen worden beheerd en onderhouden kan de beveiligingsinstallateur de continuïteit daarvan niet garanderen. Dit moet dan ook contractueel uitgesloten worden. Het opstellen van het rapport van oplevering. Inclusief eventueel opgeleverd werk door onderaannemers Inclusief opgave van specificaties van interconnecties (contactvlakken) met andere installaties. Het doen van de formele overdracht aan de opdrachtgever. Indien van toepassing: de aanmaak en overdracht van een installatiecertificaat of -opleveringsbewijs Het afsluiten van het projectdossier met alle bijgewerkte gegevens, inclusief eventuele afwijkende uitvoering. Indien van toepassing: het werk van ingehuurde onderaannemers te doen uitvoeren. Coördinatie van de werkzaamheden van onderaannemers. Kwaliteitscontrole op opgeleverd werk van onderaannemers. Indien van toepassing: het samenwerken met andere bedrijven die op dat moment op de locatie bezig zijn hun eigen werken te verrichten. Veiligheid van informatie De beveiligingsinstallateur draagt er zorg voor dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op locatie geen informatie over de installatie in handen kan komen van onbevoegden. 4.7. GEBRUIKSHANDLEIDING EN OPLEVERING A. B. Installeren Ontwerpen C. Beheren 23 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx (leeg) 826 827 828 829 De certificaathouder draagt een bij de installatie behorende gebruikshandleiding over aan de opdrachtgever. De gebruikshandleiding geeft informatie met betrekking tot: - technische aspecten van de installatie, - de gebruiksmogelijkheden van de installatie, met de bijbehorende gebruiksaanwijzingen, het noodzakelijke onderhoud aan de installatie en de opstellingsruimte, - hoe te handelen bij storingen. (leeg) Als specifiek voor een deelgebied eisen aan de gebruikshandleiding worden gesteld, dan zijn deze beschreven in paragraaf 4.7 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 830 831 832 833 834 835 836 837 838 839 840 841 842 4.7.1. Gebruikshandleiding (aanvullend artikel) De beveiligingsinstallateur levert aan de opdrachtgever een duidelijke en schriftelijke handleiding op voor het gebruik van de opgeleverde installatie. De inhoud van de handleiding is gebaseerd op de opdracht van de opdrachtgever. Die handleiding bestaat uit een korte beschrijving van: Het doel van de installatie. De werking van de installatie. De bediening van de installatie. Waar een bediener van de installatie aan moet voldoen om dit te mogen doen. Wat er gedaan moet worden als de installatie niet of niet goed functioneert; het uitvoeren van correctieve instructies door de opdrachtgever of beheerder van de installatie. Wie er gebeld moet worden als de installatie, ook na het volgen van correctieve instructies, niet of niet goed blijft functioneren. 843 844 845 846 847 848 849 850 851 852 853 854 855 856 857 858 859 860 861 4.7.2. Oplevering (aanvullend artikel) Rapport van oplevering Het rapport van oplevering dient om de uitgevoerde opdracht over te dragen aan de opdrachtgever, die daarbij het eigendom verkrijgt en de verantwoordelijkheid daarover. Het signeren van het rapport van oplevering markeert het moment van overdracht. Het rapport van oplevering bevat: Referenties voor de opdracht Dit is in ieder geval de opdracht, zoals gegeven aan de beveiligingsinstallateur door de opdrachtgever door middel van een getekende opdracht. De tijdens de uitvoering van de opdracht eventueel afwijkende uitvoering en de verantwoording daarvoor. De eventueel uitgevoerde metingen en beproevingen en de resultaten daarvan die de goede werking moeten aantonen Dit geldt, indien van toepassing, ook de metingen en beproevingen voor alarmcommunicatie naar externe partijen, zoals de PAC. Een verwijzing naar eventuele extra geleverde diensten Opmerking: dit kan bijvoorbeeld de aansluiting van een installatie op een particuliere alarmcentrale zijn, inclusief testen van die dienst. 24 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 862 863 864 865 866 867 4.8. Een (verwijzing naar een) geleverde gebruikershandleiding voor de opgeleverde installatie en eventueel gebruikersinstructie Een datum en tijd waarop de overdracht plaatsvindt. BEHEER A. Ontwerpen (leeg) 868 869 870 871 872 873 874 875 876 B. Installeren C. Beheren (leeg) De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het beheer worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.8 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Opmerking: De opdrachtgever is na oplevering van de installatie zelf verantwoordelijk voor gebruik en instandhouding. Hij kan hierin voorzien door gebruik te maken van de gecertificeerde beveiligingsinstallateur. Bij het beheer hoort het waakzaam zijn en blijven of er geen veranderingen plaatsvinden in de omstandigheden waaronder de installatie functioneert en die daar invloed op kunnen uitoefenen. Het beheer omvat tevens onderhoud; dat moet worden uitgevoerd door de gecertificeerde beveiligingsinstallateur. 4.9. ONDERHOUDSSCHEMA A. B. Installeren Ontwerpen (leeg) (leeg) 877 878 879 880 881 882 883 884 885 886 887 888 889 890 C. Beheren De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het onderhoudsschema worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.9 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Aanvullende eis. In het onderhoudsschema ligt vast dat er minimaal één maal per jaar een controle en indien nodig een onderhoudsbeurt wordt verricht. Opmerking: Ingeval dat een Opleveringsbewijs of Installatiecertificaat, in het kader van de VRKI, is afgegeven is dit een voorwaarde om de conditie van de installatie op peil te houden. Het onderhoudsschema voorziet in dat geval dat er minimaal één maal per jaar een controle en indien nodig een onderhoudsbeurt wordt verricht. Opmerking: De opdrachtgever kan met de beveiligingsinstallateur een onderhoudsschema afspreken dat moet zorgen voor de goede werking van de installatie en het op niveau houden van het beveiligingsniveau. 4.10. UITVOERING ONDERHOUD EN (NOOD)SERVICE A. B. Installeren Ontwerpen (leeg) (leeg) C. Beheren De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de uitvoering van het onderhoud worden gesteld, zijn beschreven in paragraaf 4.10 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 25 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 891 892 893 894 895 896 897 898 899 900 901 902 903 904 905 906 907 908 909 910 911 912 913 914 915 916 917 918 919 920 921 922 923 924 925 926 927 928 929 930 931 932 933 934 935 Aanvullende eis. (Nood)service De beveiligingsinstallateur is 24 uur per etmaal onmiddellijk bereikbaar, direct of via een PAC of call centre. De dekking voor een 24-uurs bereikbaarheid kan door een individueel bedrijf worden uitgevoerd of door een combinatie van samenwerkende bedrijven. Bij samenwerking dient te zijn vastgelegd in afspraken tussen die bedrijven dat deze over dezelfde certificering beschikken volgens deze beoordelingsrichtlijn. Als een alarminstallatie is opgebouwd volgens de VRKI, dan geldt dat een storing na aanmelding verholpen moet zijn: In een woning In risicoklasse 1 t/m 3 binnen 48 uur In risicoklasse 4 binnen 24 uur In een utiliteitsgebouw In risicoklasse 1 en 2 binnen 24 uur In risicoklasse 3 en 4 binnen 12 uur. Voor overige installaties geldt de afspraak met de opdrachtgever. Die moet schriftelijk zijn vastgelegd. Onderhoud De beveiligingsinstallateur voert de onderhoudswerkzaamheden uit volgens ‘Voorschriften beheer en onderhoud alarmapparatuur document 002079, juli 2000 versie 2. Doel van onderhoud: Het algemene doel van onderhoud in instandhouding van de installatie. Als er conform de VRKI een installatiecertificaat of –opleverbewijs is uitgegeven, dan is het doel van onderhoud de continuering van die conformiteitsverklaring van de installatie. Onderhoud kent twee niveaus: De instandhouding van de oorspronkelijke installatie. De toetsing of het gewenste beveiligingsniveau nog steeds wordt gehaald. Opmerking: het gewenste beveiligingsniveau kan door de tijd heen veranderen. Dat kan onder invloed van nieuwe wensen en inzichten, maar ook door gewijzigde externe omstandigheden die het dreigingsniveau beïnvloeden. Als tijdens onderhoud blijkt dat de installatie niet meer past bij het huidige dreigingsniveau kan een revisie worden overwogen. Primair onderhoud wordt uitgevoerd om de conditie van de beveiligingsfunctie op het peil te houden van de oorspronkelijke oplevering. Hiervoor wordt: Gebruik gemaakt van de informatie uit het oorspronkelijke projectdossier Als het oorspronkelijk projectdossier niet voorhanden is, dan wordt in samenspraak met de opdrachtgever bepaald welke risicosoort en –niveau afgedekt moet worden. Vervolgens wordt bepaald of de bestaande installatie (na onderhoud) kan functioneren volgens die vereisten. Als het onderhoud periodiek en onder contract gaat plaatsvinden moet vanaf de aanvang van het contract een projectdossier worden opgebouwd met zoveel mogelijk beschikbare gegevens van de tijd voorafgaande aan het contract en alle gegevens van de periode tijdens de looptijd van het contract. Zie voor de opbouw van het projectdossier 3.3.2. 26 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 936 937 938 939 940 941 942 943 944 945 946 947 948 949 950 951 952 953 954 955 956 957 Opmerking: een projectdossier kan niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld bij overname van een bestaande installatie. Een onderhoudscontrole bestaat uit: Vaststellen of de installatie technisch functioneert zoals opgeleverd volgens de oorspronkelijke opdracht. Als de installatie door een andere beveiligingsinstallateur is opgeleverd wordt zo goed als mogelijk vastgesteld of de installatie goed functioneert. Van de dan vastgestelde situatie wordt door de opdrachtgever bepaald of die acceptabel is. Zo ja, dan wordt de vastgestelde toestand de referentie voor toekomstige controles. Zo nee, dan kan met de opdrachtgever een revisie van de installatie worden afgesproken om deze op het niveau van de wens van de opdrachtgever te brengen. Vaststellen, in overleg met de opdrachtgever, of de installatie nog voldoende risico dekkend is. Een verschil van inzicht tussen opdrachtgever en beveiligingsinstallateur wordt genoteerd ten behoeve van het projectdossier. Een rapportage aan de opdrachtgever over de bevindingen van de controle. Ingeval van een op de installatie afgegeven opleverbewijs of installatiecertificaat kan de beveiligingsinstallateur zo’n document doen verlengen of intrekken. Opmerking: de beveiligingsinstallateur kan hier eventueel een advies over verbeteringen uitbrengen. De beveiligingsinstallateur maakt van het onderhoud een rapport op dat wordt afgegeven aan de opdrachtgever. De opdrachtgever is zelf verantwoordelijk voor het op de hoogte stellen van derde partijen over de conditie van de installatie. 958 959 5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER 960 961 962 963 964 965 966 967 968 969 970 971 972 973 974 975 976 977 978 979 5.1. INSCHRIJVING BIJ KAMER VAN KOOPHANDEL De certificaathouder moet ingeschreven zijn in het handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie. De certificaathouder moet in het bezit zijn van een bewijsstuk, waaruit deze inschrijving blijkt en dat niet ouder is dan één jaar. Deze paragraaf is niet van toepassing op een onderdeel van een overheidsinstelling. Opmerking Ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer is er in Nederland op grond van de Handelsregisterwet een handelsregister dat wordt gehouden door de Kamers van Koophandel en Fabrieken. De andere lidstaten van de Europese Unie hebben vergelijkbare registers. Aanvullende eis. De beveiligingsinstallateur staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Hierin staat vermeld dat het uitvoeren van beveiligingswerkzaamheden een vaste bedrijfsactiviteit is. De beveiligingsinstallateur heeft op het moment van (her)certificering een bewijsstuk van deze inschrijving dat niet ouder is dan één jaar. 27 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 980 981 982 983 984 5.2. PERSONEEL 985 986 987 988 989 990 991 992 993 994 995 996 997 998 5.2.1. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen personeel (aanvullend artikel) Direct betrokken eigen personeel is personeel dat rechtstreeks werkt aan opdrachten van de opdrachtgever en daarmee dus toegang heeft tot informatie waarop geheimhouding rust. De opdracht van de opdrachtgever mag alleen worden uitgevoerd door personeel van de beveiligingsinstallateur dat voldoet aan de eisen van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus, de wet PBR, en de daaronder liggende ministeriele regelingen: Personeel moet beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid Personeel moet voldoende opgeleid zijn. Zie artikel 4.2 voor de vakbekwaamheden. 999 1000 1001 1002 1003 1004 1005 1006 1007 1008 1009 1010 1011 1012 5.2.2. Werkzaamheden door de beveiligingsinstallateur zelf: direct betrokken eigen leerlingen (aanvullend artikel) Leerlingen zijn personeelsleden die nog niet op de vereiste niveaus kunnen werken wegens gebrek aan ervaring en opleiding, maar die wel worden gevormd en opgeleid om dat niveau te bereiken. Als zij worden ingezet voor werk aan beveiligingsfuncties dient geregeld te zijn: Leerlingen moeten al tijdens hun opleiding beschikken over een Verklaring van Betrouwbaarheid. Leerlingen moeten aantoonbaar in opleiding zijn voor werkzaamheden die onder deze BRL worden uitgevoerd. Leerlinge voeren hun werkzaamheden uit onder supervisie van de technisch beheerder van de beveiligingsinstallateur. 1013 1014 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022 1023 1024 5.2.3. Werkzaamheden die uitbesteed worden (aanvullend artikel) De beveiligingsinstallateur kan voor verrichten van (deel)werkzaamheden een onderaannemer inhuren. Als de onderaannemer werkzaamheden doet op hetzelfde terrein als de beveiligingsinstallateur zelf, dient deze onderaannemer zelf een gecertificeerd beveiligingsinstallateur te zijn volgens deze BRL. Dit geldt niet als de uitbesteding alleen over kabelwerken gaat. Als de onderaannemer complementaire (deel)werkzaamheden uitvoert, zoals bouwkundige aanpassingen, dienen personeelsleden minimaal voorzien te zijn van verklaringen omtrent het gedrag. De kwaliteit van het opgeleverde werk dient door die bedrijven te worden aangetoond en onderhouden. De certificaathouder heeft een arbeidsovereenkomst met ten minste de personen zoals beschreven in paragraaf 5.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Medewerkers van de Beveiligingsinstallateur, die niet direct werken aan opdrachten van de opdrachtgever maar in het kader van bedrijfsvoering mogelijkerwijs informatie kunnen opdoen over die opdrachten, moeten beschikken over een ‘verklaring omtrent het gedrag’, zoals bedoeld in de Wet justitiële gegevens, artikel 28. Personeelsleden die alleen kabelnetwerken aanleggen en geen toegang hebben tot informatie waarop geheimhouding rust hoeven over geen van de bovengenoemde kwalificaties te beschikken. Opmerking: Onderaannemers die rolluiksystemen installeren moeten voldoen aan de kwaliteitsregelingen die voor die sector als maatgevend gelden. Dit kan de kwaliteitsregeling zijn van RoMaZo. 28 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1025 1026 1027 5.2.4 INGEHUURD PERSONEEL (aanvullend artikel) Ingehuurd personeel voldoet aan dezelfde voorwaarden als die waar eigen personeel aan moet voldoen. Hiervoor staan de eisen in 5.2.1. 1028 1029 5.3. HULPMIDDELEN 1030 1031 5.3.1. Meet- en beproevingsmiddelen A. B. Installeren Ontwerpen (leeg) De certificaathouder dient de feitelijke beschikking te hebben over de meet- en beproevingsmiddelen zoals beschreven in onderdeel 5.3.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. 1032 1033 1034 C. Beheren De certificaathouder dient de feitelijke beschikking te hebben over de meet- en beproevingsmiddelen zoals beschreven in onderdeel 5.3.1 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Afwijkende eis. Er zijn geen specifieke eisen gesteld aan meet- en beproevingsmiddelen. 1035 1036 1037 1038 1039 1040 1041 1042 5.3.2. Overige hulpmiddelen 1043 1044 1045 1046 1047 1048 1049 5.4. 1050 1051 1052 1053 1054 1055 1056 1057 1058 5.5. BEDRIJFSGEBOUW (AANVULLEND ARTIKEL) Eisen aan het bedrijfsgebouw voor wat betreft opslag zijn: De fysieke opslag van informatie (tekeningen, projectdossiers) over beveiligingsinstallaties of beveiligingsfuncties moet worden beschermd. De delen van de bedrijfsgebouwen van de beveiligingsinstallateur, waarin de gecertificeerde processen plaatsvinden, zijn ten minste beveiligd zoals volgens de ‘Verbeterde Risicoklassenindeling’ voor bedrijven is voorgeschreven voor risicoklasse 3: Een inbraakwerende kast of safe, met een klasse CEN 0, bepaald volgens Uitgave van Vereniging Gelden Waardeberging of daaraan gelijkwaardig is; of een compartiment C/M 2 volgens ‘Definities beveiligingsmaatregelen’ De certificaathouder dient de feitelijke beschikking te hebben over de hulpmiddelen zoals beschreven in onderdeel 5.3.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Afwijkende eis. Er zijn geen specifieke eisen aan overige hulpmiddelen. BEREIKBAARHEID Indien van toepassing voldoet de certificaathouder aan de eisen van bereikbaarheid zoals beschreven in paragraaf 5.4 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Afwijkende eis. Er zijn geen specifieke eisen aan fysieke bereikbaarheid van het gebouw. 29 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1059 1060 1061 1062 1063 1064 1065 1066 1067 1068 1069 1070 1071 1072 1073 Beveiligingsinstallateurs die gebruik maken van lokale opslag van informatie over beveiligingsfuncties moeten zorgen, dat de computers en/of de opslagmedia waarop die informatie staat, binnen de fysiek beveiligde zone zijn opgeslagen, in het bijzonder buiten werktijden. Beveiligingsinstallateurs die gebruik maken van cloudopslag van informatie over beveiligingsfuncties moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: De leverancier van de cloudopslagdienst Moet gecertificeerd zijn volgens ISO 27001. Moet een Nederlands bedrijf zijn die op geen enkele wijze onder buitenlandse invloed staat. Moet zorgen dat de opgeslagen data de landsgrenzen van Nederland niet overschrijdt. Moet aantoonbaar zorgen voor voldoende spreiding van gegevensopslag zodat de informatie bij een calamiteit (bv brand) niet verloren gaat. Beveiligingsinstallateurs met meerdere vestigingen, die gebruik maken van eigen centrale opslag, moeten voor het dataverkeer aan dezelfde eisen voldoen als bij cloudopslag (Zie 5.5.). Op de locatie met de centrale opslag gelden de eisen als onder cloudopslag. (Zie 5.5( 1074 1075 6. INTERNE KWALITEITSBEWAKING WERKPROCESSEN 1076 1077 1078 1079 1080 6.1. EIS De interne kwaliteitsbewaking (het kwaliteitssysteem van de certificaathouder) moet van zodanige aard zijn dat ter beoordeling van de certificatie-instelling zeker is gesteld dat: A. Ontwerpen B. Installeren C. Beheren de ontwerpen voldoen aan de installaties voldoen aan de documenten voldoen paragraaf 3.3, en paragraaf 3.1 en 3.3, en aan paragraaf 3.3, en de ontwerpen tot stand de installaties tot stand de beheeractiviteiten komen op een wijze komen op een wijze worden verrichten op een overeenkomstig hoofdstuk 4. overeenkomstig hoofdstuk 4. wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. 1081 1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088 1089 1090 1091 1092 1093 1094 1095 Opmerking De interne kwaliteitsbewaking is in de eerste plaats bedoeld om de certificaathouder zekerheid te geven over de kwaliteit die door zijn bedrijf wordt geleverd. Bij productcertificatie krijgt de interne kwaliteitsbewaking ook nog een externe rol. De certificaathouder moet kunnen aantonen dat zijn interne kwaliteitsbewaking aan de eis van paragraaf 6.1 voldoet. Aanvullende eis. Een gecertificeerd beveiligingsinstallateur wil kwaliteit leveren met producten en diensten. Dat lukt alleen als de kwaliteiten van de afzonderlijke schakels in het bedrijfsproces goed geregeld zijn. Daarnaast is voor opdrachtgevers de continuïteit van de beveiligingsinstallateur op de langere termijn ook belangrijk. Dat betekent dat elke schakel in de beveiligingsinstallateur niet alleen kwaliteit moet leveren, maar dat dat ook nog efficiënt qua tijd en geld moet gebeuren. Daarbij moeten de personeelsleden positief staan ten opzichte van hun werkprocessen en deze van harte ondersteunen. Deze vier aandachtspunten, kwaliteit, tijd, geld en personeel staan centraal bij het inrichten of veranderen van bedrijfsprocessen. 30 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1096 1097 1098 1099 1100 1101 Dat betekent: Dat van elke schakel (verkoop, ontwerpbureau, uitvoering, etc) de kwaliteit afzonderlijk moet worden bepaald. Dat elke schakel zo eenvoudig mogelijk moet worden ingericht om efficiënt te kunnen zijn. Dat personeelsleden zich ten volle kunnen en willen inzetten. Op grond van deze eisen wordt in het navolgende het eisenpakket op onderdelen vastgesteld. 1102 1103 1104 1105 1106 1107 1108 1109 1110 1111 1112 1113 1114 1115 1116 1117 1118 1119 1120 1121 1122 1123 1124 1125 1126 1127 1128 1129 1130 1131 1132 1133 1134 1135 1136 1137 1138 1139 1140 6.2. ALGEMEEN, KWALITEITSHANDBOEK De certificaathouder moet schriftelijk hebben vastgelegd op welke wijze de kwaliteitszorg ten behoeve van het onderwerp van certificatie geregeld is in het bedrijf. Deze schriftelijke vastlegging geeft de beschrijving van het kwaliteitssysteem en wordt hierna aangeduid met de term ‘kwaliteitshandboek’. De certificaathouder wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor het kwaliteitshandboek. Het kwaliteitshandboek beschrijft ten minste de interne kwaliteitsbewaking als bedoeld in dit hoofdstuk. In het kwaliteitssysteem moet zijn beschreven hoe het kwaliteitssysteem wordt onderhouden. Het kwaliteitssysteem is ook van toepassing op ingehuurd personeel. Ook beschrijft het kwaliteitshandboek hoe wordt omgegaan met inhuur en uitbesteding. Een opdracht mag slechts worden uitbesteed aan een andere certificaathouder. Als het certificaat betrekking heeft op een bedrijf met meerdere vestigingen, dan moeten deze met hetzelfde kwaliteitssysteem werken en moet de certificaathouder een systeem van interne audits beschrijven en implementeren om de effectiviteit van het kwaliteitssysteem in de vestigingen te toetsen en indien nodig corrigerende maatregelen te treffen. Het kwaliteitshandboek mag uit meerdere delen bestaan en het mag ook een elektronisch bestand zijn. Het kwaliteitshandboek moet voor alle medewerkers van het bedrijf herkenbaar zijn als de vigerende versie. Alle medewerkers die betrokken zijn bij het onderwerp van certificatie moeten op de hoogte zijn van het kwaliteitshandboek. Opmerking De beveiligingsinstallateur beschrijft het bedrijfsproces en alle belangrijke schakels daarin in een kwaliteitshandboek. Dit handboek kan een fysiek handboek zijn (op papier) en/of elektronisch opgeslagen zijn. Bij elektronische opslag kan het gaan om een document en/of om software voor kwaliteitszorgdoeleinden. Het kwaliteitshandboek dient de volgende doelen: Het beschrijven van (de eisen aan) het bedrijfsproces volgens deze BRL Het organiseren van het bedrijfsproces Het verantwoorden van het bedrijfsproces Het geven van inzicht in het bedrijfsproces aan: Personeelsleden De certificatie-instelling 31 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1141 1142 1143 1144 1145 1146 1147 1148 1149 1150 1151 1152 1153 1154 1155 1156 1157 Derde partijen, indien die om inzage vragen. Voorbeelden van een derde partijen zijn de politie, verzekeraars, opdrachtgever. Aanvullende eis Er mag maar één geldige versie van aanwezig zijn; oudere versies moeten als “ongeldig” herkenbaar zijn gemaakt of vernietigd. Het kwaliteitshandboek moet het bedrijfsproces volledig afdekken. Personeel dat aan het bedrijfsproces meewerkt moeten voldoen aan alle eisen in deze BRL. Dat geldt ook voor ingehuurd personeel en uitbesteed werk. Het kwaliteitshandboek moet aan de personeelsleden in het bedrijfsproces van beveiliging geheel bekend zijn. Zij moeten de BRL en dus het kwaliteitshandboek onderschrijven. De directie van de beveiligingsinstallateur moet zorgen dat het kwaliteitshandboek voor de personeelsleden in het bedrijfsproces toegankelijk is voor het raadplegen. 6.3. KWALITEITSBELEID A. Ontwerpen Het kwaliteitshandboek moet ten minste een verklaring bevatten van de directie van de certificaathouder, dat het kwaliteitsbeleid erop is gericht om: het bedrijf blijvend te laten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 5, de interne kwaliteitsbewaking uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk 6, en ontwerpen te vervaardigen die voldoen aan paragraaf 3.3, op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. 1158 1159 1160 1161 B. Installeren Het kwaliteitshandboek moet ten minste een verklaring bevatten van de directie van de certificaathouder, dat het kwaliteitsbeleid erop is gericht om: het bedrijf blijvend te laten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 5, de interne kwaliteitsbewaking uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk 6, en installaties te installeren die voldoen aan paragraaf 3.1 en 3.2, op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. C. Beheren Het kwaliteitshandboek moet ten minste een verklaring bevatten van de directie van de certificaathouder, dat het kwaliteitsbeleid erop is gericht om: het bedrijf blijvend te laten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 5, de interne kwaliteitsbewaking uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk 6, en documenten te vervaardigen die voldoen aan paragraaf 3.3, en beheeractiviteiten te verrichten op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. Geen aanvullende eis. 32 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1162 1163 1164 1165 1166 1167 1168 1169 1170 1171 1172 1173 1174 1175 1176 1177 1178 1179 1180 1181 1182 1183 1184 1185 1186 1187 1188 1189 1190 1191 1192 1193 1194 1195 1196 1197 1198 1199 1200 1201 1202 1203 1204 1205 1206 1207 1208 6.4. TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN, BEVOEGDHEDEN EN VAKBEKWAAMHEDEN In het kwaliteitshandboek moet de plaats in de organisatie zijn beschreven van iedere medewerker die betrokken is bij het onderwerp van certificatie, met de daarbij behorende taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden. De directie is er verantwoordelijk voor dat iedere medewerker weet en begrijpt welke eisen aan zijn werkzaamheden worden gesteld, en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden hij heeft. Indien taken worden uitbesteed dient de certificaathouder er zich van te overtuigen dat deze worden uitgevoerd door vakbekwaam personeel. Aanvullende eis. De directie zorgt dat alle personeelsleden die werken aan opdrachten van de opdrachtgever het kwaliteitshandboek kennen, de inhoud begrijpen en de eisen onderschrijven en zich daar in het dagelijks werk aan houden. De directie zorgt hiervoor op een controleerbare wijze. Binnen de organisatie van de beveiligingsinstallateur wordt een persoon aangewezen en aangesteld voor het beheer van het kwaliteitssysteem en het kwaliteitshandboek. Bij grote bedrijven komt deze uit het eerste, tweede of derde niveau vanaf de top. Bij kleine bedrijven ligt deze taak bij de directeur of daar zo dicht mogelijk onder. Hij krijgt de taak, verantwoordelijkheid en voldoende bewegingsvrijheid om de kwaliteitszorg in de beveiligingsinstallateur te bewaken en bij te sturen. In deze BRL wordt hij kwaliteitsmanager genoemd. Van elk personeelslid dat direct werkt aan opdrachten van de opdrachtgever wordt een omschrijving gemaakt met minimaal de volgende onderdelen: Naam Functienaam; indien aanwezig het personeelsnummer Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden t.a.v. de werkzaamheden onder certificatie van deze BRL Vakbekwaamheden Zoals wettelijk vereist Door kennis en ervaring Door persoonlijke ontwikkeling door bv producttrainingen Verplichting voortvloeiend uit wetgeving: Verklaring van Betrouwbaarheid Een paraaf en een handtekening van het personeelslid voor verificatiedoelen Deze omschrijvingen kunnen in het kwaliteitshandboek worden opgenomen of in de personeelsdossiers van de beveiligingsinstallateur; in dat laatste geval moet er een rechtstreekse verwijzing in het kwaliteitshandboek staan naar dat personeelsdossier. De certificatie-instelling moet inzage kunnen krijgen in het betreffende deel van het personeelsdossier. De directie van de beveiligingsinstallateur zorgt dat elk personeelslid Weet en begrijpt wat zijn rol en taak is Dat hij geheimhouding verplicht is, Dat hij door het plaatsen van zijn paraaf en handtekening in het kwaliteitshandboek of personeelsdossier de beoordelingsrichtlijn onderschrijft en hanteert in zijn dagelijks werk. Ingehuurd personeel/onderaannemers Werkzaamheden (of delen daarvan) ten behoeve van de opdracht, en die vallen onder de scope van deze BRL, kunnen worden uitbesteed aan onderaannemers of uitgevoerd door ingehuurd personeel. De kwaliteit en de 33 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1209 1210 1211 1212 1213 1214 1215 veiligheid van de werkzaamheden voor de opdracht moeten altijd minimaal op het niveau zijn als zou de beveiligingsinstallateur ze zelf uitvoeren volgens deze regeling. Dat betekent dat alle eisen die voor de beveiligingsinstallateur gelden ook gelden voor ingehuurd personeel en onderaannemers: Opmerking: werkzaamheden die buiten de scope van deze BRL vallen kunnen wel door de beveiligingsinstallateur worden uitgevoerd met ingehuurd personeel en/of onderaannemers, maar vallen niet onder de certificering van deze BRL. 1216 1217 1218 1219 1220 1221 1222 1223 1224 1225 6.5. CONTROLEACTIVITEITEN In het kwaliteitshandboek moet de plaats in de organisatie zijn beschreven van iedere medewerker die betrokken is bij het onderwerp van certificatie, met de daarbij behorende taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden. De directie is er verantwoordelijk voor dat iedere medewerker weet en begrijpt welke eisen aan zijn werkzaamheden worden gesteld, en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden hij heeft. Indien taken worden uitbesteed dient de certificaathouder er zich van te overtuigen dat deze worden uitgevoerd door vakbekwaam personeel. A. Ontwerpen B. Installeren controle op het tot controle op het maken van berekeningen en stand komen van de (werk)tekeningen, systeemkeuze, ingangscontrole van materialen, controle op de controle op de opslag van materialen op het werk, ontwerpwerkzaamh controle op de montagewerkzaamheden, eden, en eindcontrole van de volledige installatie, eindcontrole van controle op verzorging van gebruiksvoorschriften het ontwerp. en onderhoudsvoorschriften voor gebruikers, en 1226 1227 1228 1229 1230 1231 1232 1233 1234 1235 1236 1237 beheer van meet- en beproevingsmiddelen. C. Beheren controle op de documenten, ingangscontr ole van materialen, controle op de beheeractivite iten, en beheer van meet- en beproevings middelen. Geen aanvullende eis. 6.6. BESCHRIJVING VAN PROCEDURES Het kwaliteitshandboek moet de procedurebeschrijvingen bevatten van de in paragraaf 6.5 genoemde onderdelen van de interne kwaliteitsbewaking; en verder van: uitbesteding de registratie van projecten het beheer van projectdossiers het documentenbeheer, 34 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1238 1239 1240 1241 1242 1243 1244 1245 1246 1247 1248 het voorkomen van het gebruik van onjuiste documenten, de beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers de beheersing van tekortkomingen de klachtenbehandeling interne audits De certificaathouder is vrij in de uitwerking van de procedures, mits de procedures voldoen aan de eisen van paragraaf 6.7. Geen aanvullende eis. 1249 1250 1251 1252 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 6.7. PROCEDURE-EISEN Procedures moeten beschrijven: De naam van de procedure Het doel van de procedure Het proces dat door de procedure wordt beschreven De schrijver van de procedure De kwaliteitsmanager met naam en paraaf De goedkeuring van de directie met datum, naam en paraaf De namen en parafen van voor dit proces/deze procedure personeelsleden moeten opgenomen zijn in het kwaliteitshandboek of de personeelsadministratie.. 1260 1261 1262 1263 1264 1265 1266 1267 1268 1269 1270 1271 1272 1273 6.7.1. 1274 1275 1276 1277 1278 1279 1280 1281 6.7.2. Registratie van projecten De certificaathouder moet elk project, waarvoor hij opdracht heeft verworven, voorafgaand aan de uitvoering, opnemen in een projectenregistratie met vermelding van: - het nummer van het project, - de naam en adres gegevens van het project, en - de datum van opname in het register. Een project is nooit uitgebreider dan de werkzaamheden die worden opgedragen in één opdracht. Een aanvullende opdracht is een nieuw project. De certificatie-instelling heeft steeds onmiddellijk toegang tot het register van projecten, onder andere voor de selectie van de te onderzoeken projecten. Geen aanvullende eis. Beheer van projectdossiers De certificaathouder houdt voor elk project een projectdossier bij. De certificaathouder moet: een vaste indeling van projectdossiers definiëren, vastleggen welke medewerkers toevoegingen en/of onttrekkingen aan het dossier mogen uitvoeren, er voor zorgen dat alleen correcte en actuele informatie in het dossier is opgenomen, en 35 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1282 1283 1284 1285 1286 1287 1288 1289 1290 1291 1292 1293 1294 1295 1296 1297 1298 1299 1300 1301 1302 1303 1304 1305 1306 1307 1308 1309 1310 1311 1312 1313 1314 per dossier een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de inhoud en compleetheid van het projectdossier. Het projectdossier bevat ten minste: - de opdracht, - het ontwerp van de installatie, inclusief ontwerpwijzigingen, - de registraties van ontwerpbeoordelingen (zie 6.7.3), - werktekeningen (zie 6.7.4), - de registraties van controles van de opslag van materialen op het werk (zie 6.7.6), - de registraties van controles op de montagewerkzaamheden (zie 6.7.7), en - de registraties van controles op de gerealiseerde installatie (zie 6.7.8). De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de projectdossiers worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.2 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Aanvullende eis. Projectdossiers kunnen bestaan in twee vormen: fysiek (papier, microfilm) en digitaal (elektronisch). Projectdossiers bevatten informatie die alleen toegankelijk mag zijn voor daarvoor aangewezen personeel. Personeel kan alleen worden aangewezen als zij voldoen aan artikel 4.2 en 5.2. Het opslaan en archiveren van projectdossiers moet veilig gebeuren. Zie hiervoor 6.7.12. De beveiligingsinstallateur dient aan te geven wie verantwoordelijk is voor het beheren van deze documenten: Het bewaken dat van een document steeds de recentste uitgave beschikbaar is voor nieuwe opdrachten. Het bewaken dat van een document steeds de (soms verouderde) uitgave beschikbaar is voor vroegere opdrachten die golden ten tijde van de uitvoering van die opdracht. Het met tussentijdse wijzigingen of aanvullingen bijhouden van deze documenten. Het zorgen dat de documenten beschikbaar zijn op een centrale plaats voor opvragen door de aangewezen personen en bijhouden wordt waar en bij wie deze documenten zijn als ze opgevraagd zijn. Opmerking: De bereikbaarheid van projectdossier wordt geregeld bij artikel 5.4, Bereikbaarheid/bedrijfsgebouw. 6.7.3. Ontwerpbeoordeling A. Ontwerpen (leeg) 1315 1316 1317 1318 B. Installeren C. Beheren Het wijzigen en aanpassen van een ontwerp moet voldoen aan de eisen van 4.4. Alle wijzigingen en aanpassingen van een ontwerp dienen door een ‘deskundige’(zie 4.2) te worden vastgesteld, vastgelegd, beoordeeld en goedgekeurd voordat ze worden ingevoerd. Van alle ontwerpbeoordelingen dienen registraties te worden bijgehouden. (leeg) Aanvullende eis. Het beoordelen van het ontwerp van een installatie vindt plaats door de technische beheerder van de beveiligingsinstallateur. 36 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1319 1320 6.7.4. Werktekeningen A. Ontwerpen (leeg) 1321 1322 1323 1324 1325 1326 1332 1333 6.7.5. Ingangscontrole van materialen B. Installeren De certificaathouder dient te controleren of de in installaties toe te passen materialen voldoen aan de gespecificeerde eisen. De certificaathouder dient registraties bij te houden die het bewijs leveren dat de ontvangen materialen zijn beoordeeld. Daarbij moet geregistreerd worden wie de materialen heeft beoordeeld. C. Beheren De certificaathouder dient te controleren of de in installaties toe te passen materialen voldoen aan de gespecificeerde eisen. De certificaathouder dient registraties bij te houden die het bewijs leveren dat de ontvangen materialen zijn beoordeeld. Daarbij moet geregistreerd worden wie de materialen heeft beoordeeld. Opmerking Verantwoording van de kwaliteit van componenten kan aangetoond worden door bijvoorbeeld door productcertificaten of –attesten. 6.7.6. Controle op transport en opslag A. Ontwerpen (leeg) 1334 1335 1336 1337 1338 1339 1340 1341 C. Beheren (leeg) Geen aanvullende eis. A. Ontwerpen (leeg) 1327 1328 1329 1330 1331 B. Installeren Van uitvoeringsdetails wordt zo nodig een werktekening gemaakt. B. Installeren De certificaathouder dient te controleren of de opslag op het werk van de in installaties toe te passen materialen voldoen aan de gespecificeerde eisen. De certificaathouder dient registraties bij te houden die het bewijs leveren dat de opslag is beoordeeld. Daarbij moet geregistreerd worden wie de opslag heeft beoordeeld. C. Beheren De certificaathouder dient te controleren of de opslag op het werk van de in installaties toe te passen materialen voldoen aan de gespecificeerde eisen. De certificaathouder dient registraties bij te houden die het bewijs leveren dat de opslag is beoordeeld. Daarbij moet geregistreerd worden wie de opslag heeft beoordeeld. Aanvullende eis De componenten (in het bijzonder de elektronische componenten) en materialen die worden toegepast voor de opdracht moeten schoon, droog en binnen de temperatuurspecificaties van de fabrikant worden opgeslagen en getransporteerd om kwaliteitsverlies te voorkomen. Opmerking: bijvoorbeeld gevoelige elektronische componenten, die in de bestelbus worden gelaten gedurende een warm zomerweekend, kunnen door te sterk oplopende temperaturen aan kwaliteit en levensduur inboeten. 37 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1342 1343 6.7.7. Controle op montagewerkzaamheden A. Ontwerpen (leeg) 1344 1345 1346 1347 1348 B. Installeren C. Beheren De medewerkers moeten beschikken over de meest recente, goedgekeurde (leeg) informatie voor de uitvoering van de werkzaamheden. De certificaathouder dient gedurende de uitvoering te controleren of de montagewerkzaamheden voldoen aan de gespecificeerde eisen. De certificaathouder dient registraties van deze controles bij te houden. Daarbij moet de persoon vermeld worden die de controle heeft uitgevoerd. Geen aanvullende eis. 6.7.8. Controle van de gerealiseerde installatie A. B. Installeren Ontwerpen (leeg) De certificaathouder moet vooraf, per project, aangeven welke, en met welke frequentie, tussen- en eindcontroles van de gerealiseerde installatiedelen door de certificaathouder zullen worden uitgevoerd. Tussencontroles en metingen zijn nodig wanneer controles en metingen in een later stadium van de uitvoering niet meer mogelijk zijn. Van controles moet worden geregistreerd: wat is gecontroleerd, en op welke eisen, wie heeft gecontroleerd, en wanneer, met welke instrumenten is gemeten (in verband met de gevolgen van een justering, zie 6.7.13), en de resultaten van de controles en metingen. C. Beheren (leeg) De certificaathouder moet controleren of de installatie is geïnstalleerd overeenkomstig het (geactualiseerde) ontwerp. Wat hij daarbij minimaal moet controleren is beschreven in onderdeel 6.7.8 van de bijzondere delen. Als de installatie na de controle wordt gewijzigd, dan moet de installatie opnieuw worden gecontroleerd (visuele controle, metingen en beproevingen), waarbij metingen en beproevingen niet nodig zijn als duidelijk is dat de wijziging geen invloed kan hebben op het resultaat van de metingen en beproevingen. 1349 1350 1351 1352 1353 1354 1355 Aanvullende eis. De controle op de installatie moet verifiëren of aan de eisen van de opdrachtgever is voldaan. De resultaten van de controle van de gerealiseerde installatie worden samengevat in een Rapport van oplevering, dat dient als overdrachtsdocument naar de opdrachtgever. Zie de eisen voor een rapport van oplevering in artikel 4.7.2. 6.7.9. Controle op beheeractiviteiten A. Ontwerpen B. C. Beheren Installeren 38 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx (leeg) 1356 1357 1358 1359 1360 (leeg) Geen aanvullende eis. 6.7.10. Onderhoudsschema A. Ontwerpen (leeg) 1361 1362 1363 1364 1365 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1381 1382 1383 1384 1385 1386 B. Installeren (leeg) C. Beheren De eisen die specifiek voor een deelgebied met betrekking tot het onderhoudsschema worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.10 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Geen aanvullende eis. 6.7.11. Controle op onderhoudswerkzaamheden A. Ontwerpen (leeg) 1366 1367 1368 1369 De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de controle op de beheeractiviteiten worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.9 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. B. Installeren (leeg) C. Beheren De eisen die specifiek voor een deelgebied met betrekking tot controle op onderhoudswerkzaamheden worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.11 van de Bijzondere Delen van de beoor-delingsrichtlijn. Geen aanvullende eis. 6.7.12. Documentenbeheer De certificaathouder dient te beschikken over de relevante Delen van de BRL, afhankelijk van de gekozen deelgebieden, en verder alle documenten waarnaar de BRL direct of indirect verwijst (zie hoofdstuk 9), voor zover deze documenten relevant zijn voor de door het bedrijf in uitvoering genomen projecten. De documenten die de certificaathouder moet beheren, zijn: - de hierboven bedoelde documenten, - het kwaliteitshandboek en alle documenten waarnaar het kwaliteitshandboek verwijst (zie 6.2), - de projectdossiers en alle documenten waarnaar de projectdossiers verwijzen (zie 6.7.2), - de registraties van de ingangscontrole van materialen (zie 6.7.5), - het overzicht van de aan te houden kalibratiefrequenties (zie 6.7.13), - de registraties van kalibratiegegevens van meet- en beproevingsinstrumenten (zie 6.7.13), - de beschrijving van de vereiste en de werkelijke vakbekwaamheid van de medewerkers (zie 6.7.15), - de registraties van de beoordeling van de vakbekwaamheid van de medewerkers (zie 6.7.15), - het klachtenregister (zie 6.7.17), en 39 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1387 1388 1389 1390 1391 1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 - de rapportages over de resultaten van de interne audits en projectcontroles en het register van interne audits en projectcontroles (zie 6.7.18). De certificaathouder moet een projectdossier en alle documenten waarnaar vanuit het projectdossier wordt verwezen, tot ten minste 7 jaar na afronding van het project bewaren. Overige documenten moeten bewaard worden tot ten minste 7 jaar nadat de verwijzing ernaar is vervallen of vervangen door de verwijzing naar een recentere versie. Overige registraties moeten tot ten minste 7 jaar na registratiedatum worden bewaard. Opmerking De certificaathouder moet een norm die al meer dan 7 jaar niet meer ‘geldig’ is, dus toch nog bewaren als hij dit document heeft toegepast in een project dat nog niet meer dan 7 jaar geleden is afgerond. Oudere versies van het kwaliteitshandboek hoeven echter nooit langer dan 7 jaar bewaard te worden. De certificaathouder moet een overzicht bijhouden van de te beheren documenten. De certificaathouder dient aan te geven wie verantwoordelijk is voor het beheren van deze documenten. Het beheer houdt in: het bijhouden van het overzicht van de te beheren documenten en het bijhouden van de plaats van de documenten (waar of bij wie). De eisen die specifiek voor een deelgebied aan het documentenbeheer worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 6.7.12 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Aanvullende eis Het beheer van documenten bestaat uit: Het gecontroleerd opslaan en terugzoeken van projectdossiers door een aangewezen persoon Het regelen dat van normen, standaarden de huidige en gewijzigde geldige versies beschikbaar zijn. Van projecten die in het verleden zijn opgeleverd moeten de normen uit de tijd van die oplevering beschikbaar zijn. 6.7.13. Beheer van meet- en beproevingsinstrumenten A. B. Installeren Ontwerpen (leeg) De certificaathouder moet een overzicht bijhouden van de aan te houden kalibratie-frequentie, met bijbehorende wijze van kalibratie, van alle beschikbare meetinstrumenten. Alle meetinstrumenten die worden gebruikt voor metingen waarvan de resultaten beslissend zijn voor goedkeuring of afkeuring, moeten zijn gekalibreerd ten opzichte van gewaarmerkte middelen die een herkenbare en geldige herleidbaarheid hebben tot nationaal erkende standaarden. De kalibratie van de meetinstrumenten moet steeds tijdig plaatsvinden. Dit houdt in dat, wanneer een meetinstrument door een voorval kan zijn ontregeld, kalibratie ook nodig kan zijn vóór de reguliere kalibratiedatum. C. Beheren De certificaathouder moet een overzicht bijhouden van de aan te houden kalibratie-frequentie, met bijbehorende wijze van kalibratie, van alle beschikbare meetinstrumenten. Alle meetinstrumenten die worden gebruikt voor metingen waarvan de resultaten beslissend zijn voor goedkeuring of afkeuring, moeten zijn gekalibreerd ten opzichte van gewaarmerkte middelen die een herkenbare en geldige herleidbaarheid hebben tot nationaal erkende standaarden. De kalibratie van de meetinstrumenten moet steeds tijdig plaatsvinden. Dit houdt in dat, wanneer een meetinstrument door een voorval kan zijn ontregeld, kalibratie ook nodig kan zijn vóór de 40 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx De kalibratiestatus moet zijn aangegeven op elk instrument (bijvoorbeeld met een sticker). De certificaathouder moet de kalibratiegegevens beoordelen en registreren. De kalibratiegegevens kunnen aanleiding zijn tot het aanpassen van de kalibratiefrequentie. Indien een meetinstrument is gejusteerd 3, moet worden nagegaan of het gebruik van het instrument, voorafgaand aan het justeren, tot andere beslissingen zou hebben geleid, als het instrument op dat moment al gejusteerd was. Zo nodig worden op grond van dit onderzoek corrigerende maatregelen getroffen. 1416 1417 1418 1419 1420 reguliere kalibratiedatum. De kalibratiestatus moet zijn aangegeven op elk instrument (bijvoorbeeld met een sticker). De certificaathouder moet de kalibratiegegevens beoordelen en registreren. De kalibratiegegevens kunnen aanleiding zijn tot het aanpassen van de kalibratiefrequentie. Indien een meetinstrument is gejusteerd 2, moet worden nagegaan of het gebruik van het instrument, voorafgaand aan het justeren, tot andere beslissingen zou hebben geleid, als het instrument op dat moment al gejusteerd was. Zo nodig worden op grond van dit onderzoek corrigerende maatregelen getroffen. Afwijkende eis. Artikel 6.7.13 is niet van toepassing. 1421 1422 1423 1424 1425 1426 1427 1428 6.7.14. Beheer van overige hulpmiddelen 1429 1430 1431 1432 1433 1434 1435 1436 1437 1438 1439 1440 6.7.15. Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers Indien van toepassing voldoet de certificaathouder aan de eisen voor het beheer van overige hulpmiddelen zoals beschreven in paragraaf onderdeel 6.7.14 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Geen aanvullende eis. De certificaathouder moet schriftelijk vastleggen over welke vakbekwaamheid elke medewerker die betrokken is bij het onderwerp van certificatie moet beschikken in relatie tot zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie 6.4). De certificaathouder moet de vakbekwaamheid (kennis en ervaring) van de medewerkers schriftelijk vastleggen. Het bedrijf moet ervoor zorgen dat de medewerkers door middel van het volgen van opleidingen, training of andere maatregelen aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Periodiek moet worden beoordeeld of de medewerkers aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Registraties van de periodieke beoordeling en eventuele te nemen maatregelen moeten worden bijgehouden. Van de beoordelingen moet worden geregistreerd: wie heeft wie beoordeeld, en wanneer de resultaten van de beoordeling, 1441 1442 3 Justeren = Het zodanig afregelen van een meetinstrument dat de door het meetinstrument aangeduide waarde niet meer afwijkt van de standaard dan is toegestaan (dus niet meer dan de toegestane meetfout), nadat bij kalibreren is gebleken dat de afwijking meer is dan is toegestaan. (Afregeling binnen de toegestane meetfout is geen justeren.) 41 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1443 1444 1445 1446 1447 1448 1449 1450 1451 1452 1453 1454 1455 1456 1457 1458 1459 1460 1461 1462 1463 1464 en de eventuele maatregelen. Aanvullende eis Jaarlijks beoordeelt de directie of personeelszaken of het personeel dat betrokken is bij werkzaamheden die onder het certificaat vallen, aan alle vakbekwaamheidseisen voldoet. 6.7.16. Beheersing van tekortkomingen De certificaathouder moet schriftelijk vastleggen over welke vakbekwaamheid elke medewerker die betrokken is bij het onderwerp van certificatie moet beschikken in relatie tot zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie 6.4). De certificaathouder moet de vakbekwaamheid (kennis en ervaring) van de medewerkers schriftelijk vastleggen. Het bedrijf moet ervoor zorgen dat de medewerkers door middel van het volgen van opleidingen, training of andere maatregelen aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Periodiek moet worden beoordeeld of de medewerkers aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Registraties van de periodieke beoordeling en eventuele te nemen maatregelen moeten worden bijgehouden. Van de beoordelingen moet worden geregistreerd: wie heeft wie beoordeeld, en wanneer de resultaten van de beoordeling, en de eventuele maatregelen. Geen aanvullende eis. 1465 1466 1467 1468 1469 1470 1471 1472 1473 1474 1475 1476 1477 1478 6.7.17. Klachtenbehandeling 1479 1480 1481 1482 1483 1484 1485 1486 6.7.18. Interne audits De certificaathouder moet beoordelen of de klacht terecht is, en indien dat het geval is, de geconstateerde gebreken behandelen volgens 6.7.16 en opheffen. De certificaathouder moet een register bijhouden van ontvangen klachten die verband houden met het onderwerp van certificatie. Daarin moet hij het stadium van de klachtenbehandeling vastleggen en aangeven op welke wijze de klacht is behandeld en welke maatregelen zijn genomen om herhaling ervan te voorkomen. De certificaathouder moet een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de klachtenbehandeling. Geen aanvullende eis. De certificaathouder moet met geplande tussenpozen, maar ten minste 1 x per jaar interne audits uitvoeren om vast te stellen of de kwaliteitszorg ten behoeve van het onderwerp van certificatie is beschreven en doeltreffend is geïmplementeerd, en wordt onderhouden en wordt uitgevoerd, volgens de eisen van dit hoofdstuk (6). In geval van tekortkomingen moeten corrigerende maatregelen en verbeteracties worden doorgevoerd die die de tekortkomingen opheffen. 42 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1487 1488 1489 1490 1491 1492 1493 1494 1495 1496 1497 1498 1499 1500 1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515 1516 1517 1518 1519 1520 1521 1522 1523 1524 1525 1526 1527 1528 1529 1530 1531 Opmerking In het kader van de interne audits wordt ook gecontroleerd of bij het leveren van een ontwerp, of het realiseren van een installatie, voldaan wordt aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4. Er moet een auditprogramma worden gepland, waarbij rekening moet worden gehouden met de status en het belang van de processen en gebieden die een audit moeten ondergaan, alsook met de resultaten van voorgaande audits. De certificaathouder moet de criteria, de reikwijdte, de frequentie en de werkwijzen definiëren, die van toepassing zijn op de audits. Nadat de certificatie-instelling bij een projectcontrole een kritieke afwijking heeft geconstateerd van de eisen van hoofdstuk 3 en 4, voert de certificaathouder in de daarop volgende 12 maanden ten minste een gelijk aantal projectcontroles uit, op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, als de certificatieinstelling (zie 7.2.3). Opmerking Zolang de certificatie-instelling bij projectencontroles geen kritieke afwijkingen vindt, is het niet nodig dat de certificaathouder opnieuw projecten controleert, die hij al heeft gecontroleerd. Het resultaat van de interne audits en de interne projectcontroles, met inbegrip van eventueel getroffen maatregelen en verbeteracties, moet schriftelijk worden vastgelegd. De certificaathouder moet een register bijhouden van de interne audits en interne projectcontroles. De certificaathouder moet een medewerker aanwijzen die verantwoordelijk is voor de interne audits. Aanvullende eis De beveiligingsinstallateur pleegt onderhoud aan zijn eigen kwaliteitssysteem door deze zelf periodiek te controleren. De controle wordt een interne audit genoemd. Hoe een interne audit wordt uitgevoerd moet staan beschreven in het kwaliteitshandboek. De audit kan worden uitgevoerd door de kwaliteitsmanager of een aparte daarvoor aangewezen persoon. Die persoon treedt dan op als “interne auditor”. Opmerking: De tekst van deze BRL geldt zowel voor grote als kleine bedrijven, maar moet, afhankelijk van de grootte van de beveiligingsinstallateur op een toepasselijke manier worden gelezen. De persoon die optreedt in de rol als kwaliteitsmanager en/of interne auditor kan in grote bedrijven een aparte functionaris zijn, in kleine bedrijven is het veelal de directeur zelf. Bij een interne audit moet worden nagegaan of: de werkprocessen bij de beveiligingsinstallateur verlopen volgens de gemaakte afspraken en procedures. de werkprocessen de gewenste kwaliteit opleveren voor de opdrachtgever. de werkprocessen bijdragen aan het economische doel van de beveiligingsinstallateur. Opmerking: dit is van belang is voor de continuïteit van de beveiligingsinstallateur. Opdrachtgever van beveiligingsinstallateurs gaan een langdurige relatie aan en bedrijfscontinuïteit is daarmee ook een opdrachtgeverbelang. Na te gaan of werkprocessen risico’s opleveren. Opmerking: risico’s zijn kansen op schade. Die schades kunnen sterk uiteenlopen, zoals technisch, commercieel, juridisch, imago, etc. Te kijken of er verbeteringen van werkprocessen etc. mogelijk zijn. 43 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1532 1533 1534 1535 1536 1537 1538 1539 1540 1541 1542 1543 1544 1545 1546 1547 1548 1549 1550 1551 1552 1553 1554 1555 1556 1557 1558 1559 1560 1561 1562 1563 1564 1565 1566 Opmerking: handige steekwoorden zijn hier: kan het sneller, beter, verantwoorder, goedkoper, veiliger, mooier afgewerkt, beter beschermd, betrouwbaarder, beschikbaarder, etc. Binnen de organisatie de gedachte levend te houden dat er door iedereen actief aan kwaliteit wordt gewerkt en er naar wordt gehandeld. 1567 1568 7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING 1569 1570 1571 1572 1573 1574 7.1. TOELATINGSPROCEDURE De frequentie van interne audits is minimaal éénmaal per jaar. Over een periode van 3 jaar moet het gehele kwaliteitssysteem aan interne audits zijn onderworpen. Opmerking: het kan een overweging waard zijn om de interne audit te laten meelopen in de cyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken omdat dan in één keer zowel de personele als de organisatorische aspecten onder de aandacht komen. De werkzaamheden van de interne auditor bestaan uit: Opstellen auditplanning Uitvoeren van geplande audits Rapportage naar de directie Over de werking van het intern auditsysteem Voortgang genomen maatregelen Vastleggen van de te nemen maatregelen Terugkoppelen naar geïnterviewde personen De ontwerpen waar de interne audit zich op richt zijn in de eerste plaats: Deze BRL en de uitvoering daarvan in de dagelijkse praktijk. Eventuele rapportages van audits door de certificatie-instelling waarin verbeterpunten voorkomen. Opmerking: aanvullend daarop kan de interne audit worden gebruikt om te bezien: Hoe de organisatie in het algemeen werkt en of dat beter kan. Of de organisatie de projecten en activiteiten waarmee de omzet wordt gemaakt het beste uitvoert. Welke delen van de organisatie, waarmee risico’s worden gelopen voor het voortbestaan van de beveiligingsinstallateur, in de gaten moeten worden gehouden. Denk aan (uitval van) specifieke kennis, de ICT-systemen intern en extern, etc. Opmerking: buiten interne audits vallen evaluaties van personen (voorbehouden aan directie en/of PZafdelingen) en evaluaties die elders reglementair zijn voorgeschreven, zoals van de boekhouding. Een certificaat kan betrekking hebben op een bedrijf met meerdere vestigingen, indien het bedrijf uit één rechtspersoon bestaat, bijvoorbeeld een B.V., en de hoofdvestiging en de nevenvestingen een uniform kwaliteitssysteem hanteren. 44 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1575 1576 1577 1578 1579 1580 1581 1582 1583 1584 1585 1586 1587 1588 1589 1590 1591 1592 1593 1594 1595 1596 1597 1598 1599 1600 1601 1602 1603 1604 1605 1606 1607 1608 1609 1610 1611 1612 1613 1614 Nadat een bedrijf zich bij een certificatie-instelling heeft aangemeld voor het certificaat en er vervolgafspraken zijn vastgelegd, verricht de certificatie-instelling een toelatingsonderzoek. Dit onderzoek bestaat uit een organisatiegericht deel en een projectgericht deel. Bij het organisatiegericht onderzoek wordt gecontroleerd of het bedrijf voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6. Bij het projectgericht onderzoek wordt bij één of meer projecten gecontroleerd of het product voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, en of volgens het kwaliteitssysteem wordt gewerkt. Geen aanvullende eis. 7.1.1. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang en inhoud De omvang van het organisatiegerichte toelatingsonderzoek is afhankelijk van de omvang van het bedrijf. De door de certificatie-instelling te besteden tijd aan het organisatiegericht toelatingsonderzoek is niet minder dan de waarden volgens de navolgende tabel. Minimale omvang organisatiegericht toelatingsonderzoek: Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis) Beoordelen Beoordelen werkend aan projecten onder opzet implementatie certificering volgens BRL 6000 kwaliteitsbewaking kwaliteitsbewaking Omvang (uren) 1 tot 100 4 2 101 tot 500 4 4 Rapportage en administratie Totaal 4 4 10 12 Opmerking Indien een bedrijf als één rechtspersoon, bijvoorbeeld een B.V., meerdere vestigingen heeft, kan het kiezen voor één certificaat per vestiging of één certificaat voor het gehele bedrijf. Zie ook hoofdstuk 8. De omvang van een gecertificeerd bedrijf (aantal medewerkers) ligt vast in het kwaliteitshandboek. De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en overige tijd nodig voor het volledig behandelen van de aanvraag. Bij certificering voor meerdere deelgebieden van BRL 6000 worden de uitvoerenden van alle deelgebieden bij elkaar opgeteld. Een persoon die voor meerdere deelgebieden wordt ingezet, telt hierbij mee als 1 uitvoerende. Bij certificering van een bedrijf met meerdere vestigingen, bedraagt de te besteden tijd, bij de hoofdvestiging, aan beoordeling opzet interne kwaliteitsbewaking en beoordeling implementatie interne kwaliteitsbewaking ten minste 4 uur en bij iedere nevenvestiging ten minste 2 uur. Aanvullende eis Artikel 7.1.1 uit de BRL6000-00 is niet van toepassing. Beoordelen van de opzet van het kwaliteitsbewaking per vestiging, te weten proces en procesbewaking, vakbekwaamheid en integriteit organisatie en personeel, bestellen en controle juiste componenten; te besteden 45 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1615 1616 1617 1618 1619 tijd door de certificatie-instelling, 4 uur. Het resultaat moet zijn dat proces en bewaking, personeel en componenten moeten voldoen. Beoordelen van het niveau van het eigen gebouw en beveiliging; te besteden tijd door de certificatie-instelling, 1 uur. Het resultaat moet zijn dat de beveiliging van het eigen gebouw moet voldoen. Te besteden tijd door de certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 1 uur. 1620 1621 1622 1623 1624 1625 1626 1627 1628 7.1.2. Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud De certificatie-instelling onderzoekt of het bedrijf aan alle eisen voldoet van hoofdstuk 5 en of de beschrijving en de implementatie van de kwaliteitsbewaking van het bedrijf aan alle eisen voldoen van hoofdstuk 6. In het kader van het onderzoek naar de implementatie van de kwaliteitsbewaking interviewt de certificatie-instelling enkele medewerkers van het bedrijf. A. Ontwerpen De certificatie-instelling beoordeelt of de interne kwaliteitsbewaking van zodanige aard is dat zeker is gesteld dat: de ontwerpen voldoen aan paragraaf 3.3, en de ontwerpen tot stand komen op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. 1629 1630 1631 1632 1633 1634 1635 1636 1637 1638 1639 1640 B. Installeren De certificatie-instelling beoordeelt of de interne kwaliteitsbewaking van zodanige aard is dat zeker is gesteld dat: de installaties voldoen aan paragraaf 3.1 en 3.2, en de installaties tot stand komen op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. C. Beheren De certificatie-instelling beoordeelt of de interne kwaliteitsbewaking van zodanige aard is dat zeker is gesteld dat: de documenten voldoen aan paragraaf 3.3, en de beheeractiviteiten worden verrichten op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4. Geen aanvullende eis. 7.1.3. Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang In het kader van het projectgerichte toelatingsonderzoek controleert de certificatie-instelling enkele willekeurig gekozen lopende en/of recent opgeleverde projecten, waarvan ten minste één opgeleverd project. Het aantal te controleren projecten is afhankelijk van de omvang van het bedrijf, volgens de navolgende tabel. 46 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1641 1642 1643 1644 1645 1646 1647 1648 1649 1650 1651 1652 1653 1654 1655 1656 1657 1658 1659 1660 1661 1662 1663 1664 1665 1666 1667 1668 1669 1670 1671 1672 1673 1674 1675 Minimaal aantal te controleren projecten bij het projectgerichte toelatingsonderzoek: Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis) werkend aan projecten onder Aantal te controleren certificering volgens BRL 6000 projecten 1 tot 6 2 7 tot 70 3 71 tot 100 4 101 tot 250 5 251 tot 500 6 Bij certificering voor meerdere deelgebieden van BRL 6000 worden de te controleren projecten zodanig gekozen dat een goede spreiding over de deelgebieden wordt bereikt. Per deelgebied wordt ten minste één project gecontroleerd. Opmerking In het algemeen heeft een Bijzonder Deel betrekking op één deelgebied, maar er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld BRL Deel 6000-11, met twee deelgebieden. De te besteden tijd aan de controle van één project is vast en bedraagt ten minste 1,5 uur, tenzij dit anders is bepaald in onderdeel 7.1.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Bij certificering van een bedrijf met meerdere vestigingen, bedraagt de te besteden tijd, bij de hoofdvestiging, aan controle van projecten ten minste 3 uur, en bij iedere nevenvestiging ten minste 1,5 uur. De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en overige tijd nodig voor het volledig behandelen van de aanvraag. Aanvullende eis Het criterium voor de aantallen installaties in de BRL6000-00 is voor deze regeling niet van toepassing. Het minimaal door een beveiligingsinstallateur jaarlijks op te leveren installaties is één. Opmerking: het minimum aantal installaties per jaar van één is nodig omdat de certificatie-instelling ten allen tijde een recent opgeleverd project ter controle moet kunnen krijgen. De reden van het uitschakelen van verdere quota is omdat er van uit wordt gegaan dat een beveiligingsinstallateur investeert in certificatie. De beveiligingsinstallateur zal er zelf wel voor zorgen dat de omzet dusdanig is dat de investering economisch gerechtvaardigd is. Installaties niet onder certificaat geleverd of onderhouden moeten in de opdracht schriftelijk uitgesloten zijn. 7.1.4. Projectgericht onderzoek, inhoud De certificatie-instelling onderzoekt of het project voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, en of in het project volgens het kwaliteitssysteem van de certificaathouder wordt gewerkt. A. B. Installeren Ontwerpen C. Beheren 47 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx Voor het controleren van het project bezoekt de certificatie-instelling de projectlocatie. Voor het controleren De projectcontrole door de certificatie-instelling heeft zowel betrekking op de van het administratieve eisen als op de technische kwaliteit van de installatie. In verband met de project voor deze controle vastgestelde tijdsbesteding beperkt de certificatie-instelling zich bij bezoekt de de controle van de technische kwaliteit van de installatie tot controle van punten die in certificatiede praktijk vaak kritisch zijn gebleken. instelling de projectlocatie. Op de website van KvINL kan voor elk afzonderlijk Bijzonder Deel van de beoordelingsrichtlijn een lijst gepubliceerd worden gepubliceerd van ‘mogelijk kritische punten’ (aandachtspunten). De auditor/inspecteur van de certificatie-instelling gebruikt deze lijst om een lijst op te stellen van kritische punten in het door hem te controleren project, afgestemd op de beschikbare controletijd en de mogelijkheden in het stadium van uitvoering van de installatie. 1676 1677 1678 1679 1680 1681 1682 1683 1684 1685 1686 1687 1688 De (potentiële) certificaathouder en de certificatie-instelling bezoeken gezamenlijk het project. De eisen die specifiek voor een deelgebied aan de projectencontrole worden gesteld, zijn beschreven in onderdeel 7.1.4 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. Aanvullende eis Beoordelen implementatie kwaliteitsbewaking (project). Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een installatie van een bouwwerk anders dan een individuele woning met een beveiligingsniveau 3 of hoger. Proces(bewaking), vakbekwaamheid en integriteit personeel, juiste componenten in hun juiste toepassing, juist ontwerp van de installatie; te besteden tijd door certificatie-instelling,1 uur documentatie en 1 uur op locatie. Het resultaat moet zijn dat de installatie voldoet aan de opdracht en de relevante eisen. Te besteden tijd door certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 0,5 uur. 1689 1690 1691 1692 1693 1694 1695 1696 1697 1698 7.1.5. 1699 1700 1701 1702 1703 1704 1705 1706 7.2. Rapportage toelatingsonderzoek Van het toelatingsonderzoek wordt een schriftelijke rapportage opgesteld. De rapportage moet alle bevindingen bevatten van de beoordeling van de geverifieerde onderdelen en een onderbouwing van de gekozen steekproef. Het certificaat wordt niet verleend, indien de gecontroleerde projecten niet voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4 en/of indien het bedrijf niet voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6. Geen aanvullende eis. VERVOLGONDERZOEK Vanaf het moment dat het certificaat is afgegeven, controleert de certificatie-instelling regelmatig (zie 7.2.1) of het bedrijf voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6 (organisatiegericht vervolgonderzoek) en steekproefsgewijs, gespreid in de tijd, bij willekeurig door haar gekozen projecten of de gecertificeerde producten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4 en gerealiseerd worden in overeenstemming met het kwaliteitssysteem van de certificaathouder (projectgericht vervolgonderzoek). 48 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1707 Geen aanvullende eis. 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715 1716 1717 7.2.1. Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang Na de afronding van het toelatingsonderzoek vindt steeds na verloop van gemiddeld twaalf maanden een vervolgonderzoek plaats. Een vervolgonderzoek kan onverwachts plaats vinden. Op het organisatiegerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.1 van toepassing met dien verstande dat de daar opgenomen tabel wordt vervangen door de navolgende tabel. Minimale omvang organisatiegericht vervolgonderzoek: Aantal uitvoerenden (FTE op jaarbasis) werkend aan projecten onder certificering volgens BRL 6000 1 101 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725 1726 1727 tot tot 100 500 Beoordelen opzet kwaliteitsbewakin g Omvang (uren) 2 2 Beoordelen implementatie kwaliteitsbewaki ng Rapportage en administratie Totaal 1 2 4 4 7 8 Afwijkende eis Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het beoordelen van de opzet van kwaliteitsbewaking per vestiging, te weten proces en procesbewaking, vakbekwaamheid en integriteit organisatie en personeel, bestellen en controle juiste componenten; 2 uur, Het resultaat moet zijn dat proces en bewaking, personeel en componenten moeten voldoen. Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het beoordelen van het beveiligingsniveau van het eigen gebouw en beveiliging; 0,5 uur. Het resultaat moet zijn dat de beveiliging van het eigen gebouw moet voldoen. Door de certificatie-instelling te besteden tijd voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 1 uur. 1728 1729 1730 1731 1732 7.2.2. 1733 1734 1735 1736 1737 1738 1739 1740 1741 1742 1743 7.2.3. Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud Op de organisatiegerichte vervolgonderzoeken zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.2 van toepassing. Geen aanvullende eis. Projectgericht vervolgonderzoek, omvang Gedurende de looptijd van de certificatie, vanaf het tijdstip waarop het certificaat is afgegeven, controleert de certificatie-instelling jaarlijks steekproefsgewijze, gespreid in de tijd, enkele willekeurig gekozen projecten (installaties) op overeenstemming met de eisen van hoofdstuk 3, 4, en gerealiseerd worden in overeenstemming met het kwaliteitssysteem van de certificaathouder (projectgericht vervolgonderzoek). Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.3 van toepassing. In onderdeel 7.2.3 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn zijn mogelijk nadere aanwijzingen gegeven voor de omvang van het projectgerichte vervolgonderzoek. 49 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1744 1745 1746 1747 1748 1749 1750 Aanvullende eis De certificatie-instelling controleert minimaal 1 per jaar en verder 1 op 100. Door de certificatie-instelling te besteden tijd bij: complexe projecten: 2 uur, gemiddelde projecten:1 uur, simpele projecten: 0,5 uur. 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 7.2.4. 1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772 7.2.5. 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786 1787 1788 Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.4 van toepassing. Aanvullende eis Beoordelen implementatie kwaliteitsbewaking (project). Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een installatie van een bouwwerk anders dan een individuele woning met een beveiligingsniveau 3 of hoger. Proces(bewaking), vakbekwaamheid en integriteit personeel, juiste componenten in hun juiste toepassing, juist ontwerp van de installatie; te besteden tijd door certificatie-instelling, 1 uur documentatie en 1 uur op locatie. Resultaat moet zijn dat de installatie voldoet aan de opdracht inclusief beveiligingsdoelstellingen en de relevante eisen. Te besteden tijd door certificatie-instelling voor het opmaken en bespreken van de rapportage, 0,5 uur. Sancties Bij kritieke afwijkingen Als de certificatie-instelling bij een vervolgonderzoek, organisatiegericht dan wel projectgericht, tot het oordeel komt dat de certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 t/m 6, en daarbij kritieke afwijkingen vaststelt, dan wordt het certificaat onmiddellijk opgeschort. De certificaathouder mag geen gebruik maken van het opgeschorte certificaat. Er is sprake van een kritieke afwijking, indien: het onder certificaat leveren van een ontwerp, of realiseren van een installatie, niet voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4, en/of het bedrijf niet voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5, en/of het kwaliteitssysteem van het bedrijf niet meer voldoet aan paragraaf 6.1, en/of een in paragraaf 6.2 t/m 6.7 voorgeschreven onderdeel van het kwaliteitshandboek ontbreekt of structureel niet wordt toegepast. De certificaathouder moet binnen een maand na het vervolgonderzoek schriftelijk, in een plan van aanpak voor het doorvoeren van corrigerende maatregelen, ten genoegen van de certificatie-instelling, aangeven hoe hij de kritieke afwijkingen gaat opheffen. De kritieke afwijkingen moeten binnen 3 maanden na het vervolgonderzoek ten genoegen van de certificatie-instelling zijn opgeheven. Om dit vast te kunnen stellen, verricht de certificatie-instelling binnen deze periode van 3 maanden een extra vervolgonderzoek met verificatie van de getroffen corrigerende maatregelen. De opschorting van het certificaat vervalt op de dag dat de certificatie-instelling vaststelt dat de kritieke afwijkingen zijn opgeheven. Het certificaat wordt ingetrokken als de kritieke afwijkingen niet binnen 3 maanden zijn opgeheven. 50 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1789 1790 1791 1792 1793 1794 1795 1796 1797 1798 Bij niet-kritieke afwijkingen Indien de certificatie-instelling bij een vervolgonderzoek, organisatiegericht dan wel projectgericht, niet-kritieke afwijkingen van de eisen van hoofdstuk 5 en 6 vaststelt, dan moet de certificaathouder schriftelijk, ten genoegen van de certificatie-instelling, aangeven hoe hij deze afwijkingen gaat opheffen. Als de certificatie-instelling binnen een periode van 6 maanden na het vervolgonderzoek nog niet heeft kunnen constateren dat de afwijkingen zijn opgeheven, dan volgt een extra vervolgonderzoek. Aanvullende eisen Constatering door CI De opzet van kwaliteitsborging heeft onvolkomenen De opzet kwaliteitsborging voldoet niet De Kwaliteitsborging voldoet bij voortduring niet De installatie heeft onvolkomenen De installatie voldoet niet De installatie voldoet bij voortduring niet Correctietermijn voor de certificaathouder Binnen 3 maanden Wijze van verificatie door CI Binnen 1 maand Op locatie Schorsen (maximaal 6 maanden) Op locatie Binnen 3 maanden Binnen 1 maand Schorsen (maximaal 6 maanden) Administratief Op locatie Op locatie Administratief 1799 1800 1801 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 7.2.6. 1810 1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 7.2.7. 1819 1820 1821 1822 7.3. Rapportage vervolgonderzoek Van een vervolgonderzoek en een extra controle wordt een schriftelijke rapportage opgesteld over alle bevindingen, met een onderbouwing van de gekozen steekproef. Uit de rapportage moet blijken welke controles de certificatie-instelling heeft verricht en wat daarbij de bevindingen waren. De certificatie-instelling zendt deze rapportage, overeenkomstig haar certificatiereglement, voorzien van een schriftelijke conclusie en de eventueel opgelegde sancties, naar de certificaathouder. Geen aanvullende eisen. Onvoldoende projecten Indien het bedrijf in enig jaar minder projecten heeft dan het aantal te onderzoeken projecten, dan wordt het ontbrekende aantal in het volgende jaar alsnog onderzocht. Kan ook dat niet, dan wordt het certificaat ingetrokken. Aanvullende eis Indien in 1 jaar geen installatie onder certificaat wordt geleverd, volgt beëindiging van de certificatieovereenkomst. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE REVIEWER Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die de rapportages als bedoeld in 7.1.5 en 7.2.6 boordeelt, worden de volgende eisen gesteld: 51 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1823 1824 1825 1826 1827 1828 HBO werk- en denkniveau. Ten minste 5 jaar, 4 dagen per week, werkervaring, en hiervan ten minste 3 jaar, 4 dagen per week, managementervaring. Aanvullende eis De reviewer heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de activiteiten 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852 1853 7.4. 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 7.5. * * * * * EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE AUDITOR (ORGANISATIEGERICHT) Opmerking De auditor (organisatiegericht) beoordeelt de interne kwaliteitsbewaking van de certificaathouder. Op het uitvoeren van de audits door de certificatie-instelling is ISO 17021 ‘Conformity assessment Requirements for bodies providing audit and certification of management systems’, van toepassing. Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die met name het organisatorische en administratieve aspect van het leveren van de gecertificeerde producten beoordeelt, worden de volgende eisen gesteld: HBO werk- en denkniveau. Installatietechnische, bouwtechnische en/of technische opleiding. Ten minste 4 jaar, 4 dagen per week, werk- of auditervaring in de installatiesector. Beheersing van actuele relevante audittechnieken. Ter behoud van de bekwaamheid: uitvoeren van auditwerkzaamheden gedurende ten minste 5 dagen per jaar. Afwijkende eis Op het uitvoeren van de audits door de certificatie-instelling is in plaats van ISO 17021 ‘Conformity assessment - Requirements for bodies providing audit and certification of management systems’, NEN-EN-ISO/IEC 17065 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten, van toepassing. Aanvullende eis De auditor (organisatie gericht) heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de activiteiten. EISEN AAN DE BEKWAAMHEID VAN DE INSPECTEUR (PROJECTGERICHT) Aan de bekwaamheid van de medewerker van de certificatie-instelling die met name het technischinhoudelijke aspect van het leveren van de gecertificeerde producten beoordeelt, worden de volgende eisen gesteld: * MBO werk- en denkniveau. * Installatietechnische, bouwtechnische en/of technische opleiding. * Ten minste 3 jaar, 4 dagen per week, werkervaring in de installatiesector, alsmede praktische ervaring met metingen, controles en keuringen. * Actuele kennis van de relevante voorschriften, te weten de referenties uit hoofdstuk 9. * In staat zijn te beoordelen of de relevante normen en voorschriften op de juiste wijze worden toegepast. * Beheersing van actuele relevante inspectietechnieken. * Ter behoud van de bekwaamheid: uitvoeren van inspectiewerkzaamheden gedurende ten minste 5 dagen per jaar. 52 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1868 1869 1870 1871 Aanvullende eis De inspecteur (project gericht) heeft minimaal een opleiding op niveau TBV en 1 jaar ervaring met de activiteiten. 1872 1873 1874 1875 1876 7.6. KLACHTENBEHANDELING DOOR CERTIFICATIE-INSTELLING 1877 8. EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT 1878 1879 1880 1881 1882 1883 8.1. CERTIFICAATHOUDER 1884 1885 1886 1887 1888 1889 8.2. 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 8.3. 1905 1906 1907 1908 8.4. Na ontvangst van een klacht gaat de certificatie-instelling na of deze klacht reeds is gedeponeerd bij de certificaathouder. Als dit niet het geval is, wordt de klager doorverwezen naar de certificaathouder. Indien het certificaat betrekking heeft op meerdere rechtspersonen, dan worden deze expliciet op het certificaat vermeld. Geen aanvullende eisen. GELDIGHEIDSDUUR Op het certificaat is na de kop ‘Geldig tot’ een datum vermeld die maximaal drie jaar later valt dan de datum van uitgifte van het certificaat. De certificatie-instelling zal het certificaat tijdig vernieuwen. Geen aanvullende eisen. TOEPASSINGSGEBIEDEN In het certificaat wordt vermeld voor welke soort installaties de certificaathouder gecertificeerd is. Daarbij moet het toepassingsgebied worden aangeduid overeenkomstig hoofdstuk 2. Op het certificaat: a wordt de naam en het adres van de certificatie-instelling opgenomen, dit mag een email-adres zijn, b wordt de naam en het adres opgenomen van de certificaathouder, c worden de namen opgenomen van de organisatieonderdelen met een ander adres dan de certificaathouder, die onder het certificaat werken, en d wordt aangegeven voor welke deelgebieden de diverse organisatieonderdelen gecertificeerd zijn. Geen aanvullende eisen. MODELCERTIFICAAT De tekst van het voorblad, vorm en lay-out evenals de inhoud van de kwaliteitsverklaring moeten voldoen aan de eisen zoals gepubliceerd op de website van de Stichting KOMO (www.komo.nl) en 53 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 voldoen daarmee tevens aan de eisen zoals gepubliceerd op de website van de Stichting Bouwkwaliteit (www.bouwkwaliteit.nl). Afwijkende eis De tekst van het voorblad, vorm en lay-out evenals de inhoud van kwaliteitsverklaring moeten voldoen aan het model weergegeven in bijlage …. 1916 1917 1918 1919 1920 9. 1921 1922 1923 1924 9.1. REFERENTIES Specifieke referenties zijn beschreven in hoofdstuk 9 van de Bijzondere Delen van de beoordelingsrichtlijn. BETEKENIS VAN WOORDEN EN TERMEN IN DEZE BRL Aanvullende tekst Als de regeling is besproken in het CvD-KvINL, dan worden alle termen en definities verzameld in naar hier overgebracht. De lijst nu is slechts voorlopig en indicatief. 1925 Term Accreditatie Verklaring Letterlijk: voorzien van geloofsbrieven. Om de kwaliteit van certificatieinstellingen te borgen controleert de Raad voor Accreditatie (RvA) deze instellingen en geeft aan een instelling haar goedkeuring, oftewel haar accreditatie af. Alarmsysteem Een systeem dat geactiveerd wordt door handelingen van mensen en/of door situaties die niet acceptabel zijn, zoals crimineel gedrag, baldadigheid, brand, etc. Zie Technisch beveiligingsbedrijf Document dat dient voor een certificerende instelling als leidraad voor het beoordelen van een bedrijf. Zie Beveiligingsinstallateur. Zie Technisch Beveiligingsbedrijf Bedrijf, bedrijven Beoordelingsrichtlijn (BRL) Beveiligingsbedrijf Beveiligingsbedrijven, Elektrotechnische Beveiligingsbedrijven, Technische BORG Technisch Beveiligingsbedrijf BORG-certificaat certificatie-instelling Derde partijen Zie Technisch Beveiligingsbedrijf Zie Technisch Beveiligingsbedrijf; dit bedrijf heeft een BORG-certificaat. Certificaat dat door certificerende instelling wordt gegeven aan een als goed beoordeeld bedrijf, als openbaar teken van die goede beoordeling. Instelling die bedrijven beoordeelt en certificeert op grond van een norm of een beoordelingsrichtlijn. Een certificatie-instelling moet door de Raad voor de Accreditatie (RvA) zijn geaccrediteerd en moet een contract hebben gesloten met Stichting KBI voor het mogen gebruiken van deze beoordelingsrichtlijn. Derde partijen zijn partijen die wensen en eisen bij de opdrachtgever kunnen neerleggen ten aanzien van de omvang en de uitvoering van de opdracht. De 54 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx Elektrotechnische beveiligingsbedrijven Gebruiker Interne audits Klant Kwaliteitshandboek Kwaliteitsmanager Onderaannemer Opdracht Opdrachtgever Personeelsleden Revisie Risico Risicoanalyse Technisch beheerder Technisch Beveiligingsbedrijf opdrachtgever blijft ten allen tijde zelf verantwoordelijk voor de formulering van de opdracht. Opmerking: voorbeelden van derde partijen zijn verzekeraars, de politie, de ondernemersvereniging van een industrieterrein, etc. Zie Technisch Beveiligingsbedrijf De Gebruiker van een door een BORG-bedrijf geleverde installatie of dienst is degene die in de dagelijkse gang gebruik maakt van die installatie en die diensten en verantwoording draagt voor het beheer er van. In de meeste gevallen zijn Gebruiker en Afnemer een en dezelfde (rechts)persoon, maar dat hoeft niet. Het onderzoek naar het goed en betrouwbaar functioneren van de interne organisatie door auditors die in dienst zijn van die organisatie. Wordt in dit document Afnemer genoemd; zie aldaar. Boekwerk, elektronisch document of vulling van op kwaliteitszorg toegesneden softwarepakket met processen, procedures etc om kwaliteit van bedrijf hanteerbaar, inzichtelijk en aantoonbaar te maken. Hij die de taak, de verantwoordelijkheid en voldoende bewegingsvrijheid krijgt om de kwaliteitszorg in het bedrijf te bewaken en bij te sturen. bedrijf dat door BORG-bedrijf wordt ingehuurd voor verrichten van (deel)werkzaamheden. Als dit werkzaamheden zijn op hetzelfde terrein als het BORG-bedrijf zelf, dan dient de onderaannemer over dezelfde kwalificatie te beschikken als het BORG-bedrijf dat hen inhuurt. Als het om complementaire werkzaamheden gaat dan Een opdracht is een schriftelijke en door de opdrachtgever geaccordeerde vastlegging van de omvang van een levering aan de opdrachtgever.. De opdrachtgever is de partij waarmee de installateur een overeenkomst sluit tot het leveren van goederen en diensten in het kader van deze BRL. Indien niet specifiek anders aangeduid: personeelsleden van het BRLgecertificeerde bedrijf. het aanpassen van de installatie(s) aan klantenwensen en/of nieuwe omstandigheden Een gevaar dat men loopt Onderzoek naar de gevaren die een klant loopt. Persoon binnen bedrijf dat Bedrijf dat elektrotechnische en elektronische voorzieningen aanlegt bij haar klanten om criminaliteit te voorkomen, te signaleren en daarvoor alarm te slaan en criminaliteit te remmen door aanleg van observatiesystemen en toegangscontrole. 1926 1927 1928 1929 9.2. REVISIES VAN DEZE BRL Datum Revisie: Aanleiding revisie: Revisie omvat: 1930 55 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1931 1932 1933 9.3. NORMATIEVE REFERENTIES De volgende bijlagen zijn normatief en gelden dus voor de beoordeling van het bedrijf door de certificatieinstelling: Onderstaande opsomming moet nader worden vastgesteld 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 1943 9.4. Tekst bedrijfscertificaat Beroepscompetentieprofielen (verwijzing naar…. ) …nader te bepalen… NEN 8131 NEN-EN 50136-serie NEN-EN-ISO/IEC 17065 Wet PBR NIET-NORMATIEVE REFERENTIES Onderstaande opsomming moet nader worden vastgesteld 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1. Verwijzingen naar referentiedocumenten 1.1. VRKI 1.2. …. 2. 56 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 Bijlage …. Opleveringsrapport <<voor nu: ter indicatie van mogelijke informele bijlage>> Rapport van Oplevering. Dit rapport is het document dat de hele totstandkoming van de installatie kort samengevat. Verwijzingen naar documenten in het projectdossier worden gedaan met de bijbehorende documentnummers. Ondertekening van het Rapport van Oplevering door de opdrachtgever rondt het project definitief af. Het rapport bevat minimaal: Opmerking: de volgende documenten worden in het kader van deze beoordelingsrichtlijn niet vereist maar maken het Rapport van Oplevering wel compleet: Verwijzing naar beveiligingsadvies, indien aanwezig Verwijzing naar PvE met documentnummer, indien aanwezig Verwijzing naar het beveiligingsplan Verwijzing naar het ontwerp Verwijzing naar de opdracht van de opdrachtgever Vergelijking tussen ontwerp en “as-built”-situatie plus verklaring voor afwijkingen De resultaten van uitgevoerde testen en beproevingen De datum van oplevering door de beveiligingsinstallateur. De beveiligingsinstallateur moet het rapport tekenen door een geautoriseerd persoon. Ruimte voor de opdrachtgever om voor oplevering te tekenen en de installatie te accepteren. De beveiligingsinstallateur geeft uitvoering aan de werkzaamheden door: Het eigen werk uit te voeren. Het maken van de installatie(s) volgens opdracht. Het uitvoeren en documenteren van afwijkende uitvoering van de opdracht. Het meten en beproeven van de installatie(s) of deze de specificaties van de opdracht halen. Bij het meten en beproeven hoort ook (indien van toepassing) het testen van de communicatieverbindingen met externe alarmopvolgers, zoals de PAC. Opmerking: het communicatienetwerk, waarover alarmsignalen worden getransporteerd, kunnen op hun werking worden getest. Maar omdat deze netwerken door andere partijen worden beheerd en onderhouden kan de beveiligingsinstallateur de continuïteit daarvan niet garanderen. Dit moet dan ook contractueel uitgesloten worden. Indien van toepassing: het meten en beproeven van communicatieverbindingen, zoals bijvoorbeeld de verbinding met de Particuliere Alarmcentrale ten behoeve van alarmopvolging. Het opstellen van het rapport van oplevering. Inclusief eventueel opgeleverd werk door onderaannemers Inclusief opgave van specificaties van interconnecties (contactvlakken met andere installaties). Het doen van de formele overdracht aan de opdrachtgever. Indien van toepassing: de aanmaak en overdracht van een BORG-opleveringsbewijs of BORGcertificaat Het afsluiten van het projectdossier met alle bijgewerkte gegevens, inclusief eventuele afwijkende uitvoering. Indien van toepassing: het werk van ingehuurde onderaannemers te doen uitvoeren. Coördinatie van de werkzaamheden van onderaannemers. Kwaliteitscontrole op opgeleverd werk van onderaannemers. Indien van toepassing: het samenwerken met andere bedrijven die op dat moment op de locatie bezig zijn hun eigen werken te verrichten. 57 ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN, LEVEREN, INSTALLEREN EN ONDERHOUDEN VAN BEVEILIGINGSINSTALLATIES EN BEVEILIGINGSFUNCTIES ONTWERP Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-xx d.d. xx-xx-xxxx 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Rapport van oplevering Het rapport van oplevering dient om de uitgevoerde opdracht over te dragen aan de opdrachtgever, die daarbij het eigendom verkrijgt en de verantwoordelijkheid daarover. Het signeren van het rapport van oplevering markeert het moment van overdracht. Het rapport van oplevering bevat: Referenties voor de opdracht Dit is in ieder geval de opdracht, zoals gegeven aan het bedrijf door de opdrachtgever door middel van een getekende opdracht. De tijdens de uitvoering van de opdracht eventueel afwijkende uitvoering en de verantwoording daarvoor. De eventueel uitgevoerde metingen en beproevingen en de resultaten daarvan die de goede werking moeten aantonen Dit geldt, indien van toepassing, ook de metingen en beproevingen voor alamrcommunicatie naar externe partijen, zoals de PAC. Een verwijzing naar eventuele extra geleverde diensten Opmerking: dit kan bijvoorbeeld de aansluiting van een installatie op een particuliere alarmcentrale zijn, inclusief testen van die dienst. Een (verwijzing naar een) geleverde gebruiksaanwijzing voor de opgeleverde installatie en eventueel gebruikersinstructie Een datum en tijd waarop de overdracht plaatsvindt. 2018 2019 2020 2021 2022 2023 Bijlage ….: Kwaliteitskalender In deze kwaliteitskalender is het mogelijk diverse werkzaamheden in het kader van de organisatie op te volgen en waar mogelijk te combineren met andere activiteiten zoals beoordelingen, functioneringsgesprekken en andere organisatiedoorlichtingen. 2024 2025 2026 2027 2028 Nog mogelijke referenties Instructie gecombineerde installaties, bv beveiliging – PIN-betaalsystemen Cybersecurity 58
© Copyright 2025 ExpyDoc