Het ontwerp van Federaal Adaptatieplan

 Ontwerp van Federaal Plan ‘Adaptatie aan klimaatverandering’ 1 Inhoud
Waarom een Federaal Adaptatieplan? ................................................................................................. 2 Context .................................................................................................................................................. 3 Projecties .............................................................................................................................................. 3 Impact van de klimaatverandering ....................................................................................................... 4 Huidige impact .............................................................................................................................. 4 Toekomstige impact ...................................................................................................................... 4 Globale gevolgen ................................................................................................................ 4 Regionale verschillen in Europa .......................................................................................... 5 Kostprijs van de klimaatverandering ............................................................................................. 5 Het Federaal Adaptatieplan .................................................................................................................. 6 1. Transport ............................................................................................................................. 7 2. Economie .......................................................................................................................... 12 3. Energie .............................................................................................................................. 16 4. Mariene milieu .................................................................................................................. 18 5. Onderzoek ......................................................................................................................... 21 6. Gezondheid ....................................................................................................................... 28 7. Ontwikkelingssamenwerking ............................................................................................ 33 8. Internationale veiligheid ................................................................................................... 37 9. Crisisbeheer bij natuurrampen ......................................................................................... 40 10. Landbouw .......................................................................................................................... 46 11. Transversale maatregelen ................................................................................................. 49 Opvolging en evaluatie ....................................................................................................................... 52 Referenties .......................................................................................................................................... 53 1 WaaromeenFederaalAdaptatieplan?
Het 5de evaluatierapport van het Intergouvernementeel Panel inzake Klimaatverandering (IPCC) [1] bevestigt duidelijk de opwarming van de aarde en het verband met de uitstoot van broeikasgassen van menselijke oorsprong. De verhoging van de CO2‐concentratie in de atmosfeer sinds de periode vóór de industrialisering vormt veruit de belangrijkste factor van de opwarming van het klimaat. Sinds 1950 werden er veranderingen waargenomen in het hele klimaatsysteem en in alle regio’s van de wereld: opwarming van de atmosfeer en de oceaan, vermindering van de oppervlakte en het volume van sneeuw en ijs, stijging van de zeespiegel en toename van de broeikasgasconcentraties. Veel van die veranderingen treden voor het eerst op. Tal van aspecten van de klimaatverandering door toedoen van de mens zijn onomkeerbaar en zullen zich vele eeuwen, zelfs millennia voortzetten, ook als de broeikasgasemissies stopgezet worden. De klimaatverandering is een belangrijke inzet geworden en vraagt dringend actie op 2 niveaus: vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) en beperking van de impact van de klimaatverandering (adaptatie). De huidige en toekomstige klimaatverandering zal vele sectoren treffen: transport, gezondheid, economie, landbouw, energie, enz. We moeten ons voorbereiden op die veranderingen en ons aanpassen om de negatieve impact van de klimaatverandering zo klein mogelijk te houden en eventuele opportuniteiten maximaal te kunnen benutten. Heel wat maatregelen om ons aan te passen aan de waargenomen en voorspelde klimaatverandering werden nu al uitgevoerd. Bijkomende maatregelen zullen nodig zijn: hoe sterker de opwarming, des te ingrijpender de maatregelen zullen zijn. Mitigatie (vermindering) is gericht op het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering, namelijk de toename van de concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer. Adaptatie bestaat in het aanpassingsproces aan het huidige of het toekomstige klimaat en de effecten ervan, om de nefaste gevolgen te verminderen of de kansen ten volle te benutten. Ze beoogt de uitvoering van de nodige maatregelen om de kwetsbaarheid van de menselijke en natuurlijke systemen voor de gevolgen van de klimaatverandering in te dijken. Adaptatie op zich volstaat niet om het hoofd te bieden aan het probleem van de klimaatverandering, vooral op lange termijn: mitigatiemaatregelen zijn onontbeerlijk. De gezamenlijke uitvoering van mitigatie‐ en aanpassingsmaatregelen biedt de beste kansen om de risico’s van de klimaatverandering te verminderen. Het gamma van adaptatiemaatregelen is heel ruim, waaronder het gebruik van technologieën (bijvoorbeeld het ophogen van de dijken), gedragsveranderingen (verstandige keuze op het gebied van type en herkomst van voeding, enz.), aanpassing van beheerstechnieken (aangepaste landbouwpraktijken, enz.) en politieke beslissingen (beleidsplannen, enz.). De federale overheid beschikt over een waaier aan bevoegdheden en mogelijkheden in verschillende sectoren (transport, economie, energie, mariene milieu, onderzoek, gezondheid, ontwikkelingssamenwerking, internationale veiligheid, crisisbeheer bij natuurrampen, landbouw) om actie te ondernemen op het vlak van adaptatie. Het huidige Plan wendt deze mogelijkheden aan om een gecoördineerd adaptatiebeleid te voeren op federaal niveau. Het werd opgesteld in nauwe samenwerking met de federale departementen bevoegd voor bovengenoemde materies en de betrokken partijen. Het Plan loopt over een periode van 6 jaar. In 2017 zal een tussentijdse evaluatie worden gemaakt. Dat maakt het mogelijk om de schakel tussen het toekomstige Nationale Adaptatieplan en de federale acties te controleren. 2 Context
Op Europees niveau heeft de Europese Commissie in april 2013 een ‘EU‐strategie voor adaptatie aan de klimaatverandering’ ingevoerd om het aanpassingsvermogen van de Europese Unie aan de klimaatverandering te verhogen. De strategie moedigt de lidstaten namelijk aan om adaptatiemaatregelen in te voeren en sterker rekening te houden met adaptatie in de meest kwetsbare sectoren (‘climate proofing’). België is een federale staat, bestaande uit de federale overheid en deelstaten, elk verantwoordelijk binnen hun eigen bevoegdheid voor de adaptatie aan de klimaatverandering. In december 2010 keurde de Nationale Klimaatcommissie (NKC) de ‘Nationale Adaptatie Strategie’ goed. Die strategie voorziet in de uitwerking van een Nationaal Adaptatieplan (NAP). Het Federaal Adaptatieplan vormt de federale bijdrage aan het NAP. Het plan past binnen het federale beleidsplan op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling goedgekeurd in mei 2013, en meer bepaald doelstelling 32: “België zal aangepast zijn aan de directe en indirecte gevolgen van de klimaatverandering”. Dit plan vervolledigt de nationale en regionale actieplannen waaraan de laatste hand wordt gelegd1. Projecties
De meeste klimaatmodellen hebben een resolutie tussen 50 en 300 km. Gezien de grootte van België is het niet gemakkelijk om gedetailleerde klimaatprojecties te maken voor ons land. Toch leveren enkele studies/projecten waardevolle informatie [5, 6, 7, 8, 10, 12]. Op basis van het Europese project ENSEMBLES2 werden klimaatprojecties uitgewerkt voor het Belgische grondgebied [5,6] (uitgewerkt op basis van één scenario, nl. het scenario SRES A1B van het IPCC – het Intergovernmental Panel on Climate Change ‐ dat een gemiddeld scenario is). Een andere studie geeft een breder beeld [12, 13]: daarin wordt rekening gehouden met de vier mondiale scenario’s uit het 4e evaluatierapport van het IPCC (2007). Die vier scenario’s zijn uitgewerkt in het kader van het ‘Special Report on Emission scenarios’) ( SRES, 2000) van het IPCC. Hoewel die studies tot licht verschillende resultaten leiden, bevestigen ze toch de grote tendensen voor België3: ƒ Een warmer klimaat: alle projecties geven een stijging van de gemiddelde temperatuur weer (scenario A1B: van +1,3°C tot +2,8°C van nu tot 2050) alsook een stijging van de temperatuur in alle seizoenen (met de 4 SRES scenario’s: +1,5°C tot +4,4°C in de winter en +2,4°C tot +7,2°C in de zomer van nu tot 2100). ƒ Meer seizoensgebonden neerslag: vermindering in de zomer (tot ‐25% in 2100) en stijging in de winter (tot +22% in 2100). ƒ De verwachte neerslagveranderingen vertonen weinig regionale verschillen in België. ƒ Meer extreme weersomstandigheden: frequentere en heviger regenbuien in de winter en onweders in de zomer, meer hittegolven in de zomer. ƒ Minder neerslag in de zomer, in combinatie met een grote verdamping, zal leiden tot lagere rivierdebieten in de zomer (vermindering met meer dan 50% van nu tot het einde van de 21ste eeuw), waardoor een risico op watertekort ontstaat. ƒ De zeespiegel van de Belgische kust kan stijgen met 60 tot 90 cm van nu tot 2100 (zelfs 200 cm volgens het meest pessimistische scenario). 1
Op het moment van de goedkeuring van het Federaal Adaptatieplan heeft enkel het Vlaams Gewest zijn adaptatieplan goedgekeurd (Vlaams Adaptatieplan, juni 2013). 2
http://www.ensembles‐eu.org 3
Gegevens zijn uitgedrukt in vergelijking met de referentieperiode 1961‐1990
3 Impactvandeklimaatverandering
Huidigeimpact
Vele natuurlijke systemen worden beïnvloed door de regionale klimaatverandering en meer bepaald door de temperatuurveranderingen [2, 4]. Die gevolgen uiten zich in de: ƒ verstoring van hydrologische systemen: opwarming van meren en rivieren, met gevolgen voor de thermische structuur en de waterkwaliteit, enz. ƒ verstoring van biologische landsystemen: verschuiving naar het noorden van het verspreidingsgebied van dier‐ en plantsoorten, fenomenen van vroegtijdige lente zoals uitbotting, migratie van vogels en het leggen van eieren, enz. ƒ verstoring van biologische mariene en zoetwatersystemen: veranderingen in de verspreidingsgebieden van mariene soorten, toename van algen, enz. De klimaatverandering heeft ook sociale en economische gevolgen: impact van de neerslagwijzigingen op de hoeveelheid overstromingen, impact van de opwarming op het landbouw‐ en bosbeheer, impact op de volksgezondheid (sterfte door hittegolven, pollenallergieën, migratie van bepaalde overbrengers van besmettelijke ziekten, ...), enz. Toekomstigeimpact
Globalegevolgen
Het IPCC voorspelt voor deze eeuw de volgende globale gevolgen van de klimaatverandering [2, 3]: Water
Gedurende de eerste helft van deze eeuw zullen het debiet van de rivieren en de beschikbaarheid van water in de poolstreken en in sommige vochtige tropische gebieden toenemen (10‐40% tegen 2050), en daarentegen afnemen (10‐30%) in de meeste gebieden op gemiddelde breedtegraden en in de droge tropische gebieden, waarvan een aantal nu reeds met waterproblemen te kampen hebben. De door droogte getroffen gebieden zullen zich verder uitbreiden. De toename van de frequentie en intensiteit van extreme neerslag zal het overstromingsgevaar vergroten. De daling van het in de gletsjers en het sneeuwdek opgeslagen watervolume zal de beschikbaarheid van water in de berggebieden doen slinken, met name in de Andes en de Himalaya, gebieden waar momenteel meer dan een zesde van de wereldbevolking leeft. Ecosystemen
Het natuurlijke adaptatievermogen van tal van ecosystemen zal deze eeuw overstegen worden door een nooit eerder geziene combinatie van diverse verstoringen (klimaatverandering en de gevolgen ervan, vervuiling, wijziging van landgebruik,…). De koolstofputten van de aarde zullen wellicht verminderen, wat de klimaatverandering nog zal versterken. Bij een gemiddelde wereldwijde opwarming van meer dan 1,5 ‐ 2,5°C zullen 20 à 30% van de plant‐ en diersoorten met uitsterven bedreigd worden. Bos‐enlandbouwproductie
Bij een wereldwijde opwarming van minder dan 1‐3°C zal de landbouwopbrengst in de gebieden op gemiddelde en hoge breedtegraden toenemen, afhankelijk van de teelt (bij een hogere stijging zal de opbrengst dalen). De toenemende frequentie van extreme klimatologische gebeurtenissen zal de landbouwproductie plaatselijk aantasten, vooral in sectoren die op lagere breedtegraden levensnoodzakelijk zijn. 4 Kustsystemen
Tegen het midden van de eeuw zullen de kustgebieden te maken krijgen met een groter erosie‐ en overstromingsgevaar. De koraalriffen zullen een grote teruggang kennen bij een wereldwijde opwarming van meer dan 2°C. De toenemende verzuring van de oceanen zal gevolgen hebben voor de schelpvorming. Menselijkesamenlevingen
De kosten en baten van de klimaatverandering voor de industrie, de woningen en de samenleving zullen sterk variëren naargelang de plaats en de geografische schaal. Globaal genomen zullen de nettogevolgen echter negatiever worden naarmate de klimaatverandering grotere proporties aanneemt. De meest blootgestelde industrieën, woningen en samenlevingen zijn die gelegen in overstroombare kustgebieden en aanslibbingsvlakten, waarvan de economieën sterk afhankelijk zijn van klimaatgebonden hulpbronnen, en die gevoelig zijn voor de effecten van extreme klimaatgebeurtenissen, in het bijzonder in gebieden die de neiging hebben om snel te verstedelijken. Arme gemeenschappen zijn bijzonder kwetsbaar, met name door hun grotere afhankelijkheid van lokale hulpbronnen die aan klimaatrisico’s blootgesteld zijn (zoals water en voedselproductie). Gezondheid
De klimaatverandering zal de gezondheid van miljoenen mensen in gevaar brengen vanwege: ƒ de hogere incidentie van ondervoeding ƒ de hogere mortaliteit en morbiditeit door hittegolven, overstromingen, stormen en droogte ƒ de verandering in de ruimtelijke verspreiding van de overbrengers van besmettelijke ziekten RegionaleverschilleninEuropa
De regionale gevolgen van de klimaatverandering die men voor Europa verwacht, hebben betrekking op [2, 4]: ƒ grotere regionale verschillen op het vlak van natuurlijke hulpbronnen en economische middelen; ƒ een toename van de gezondheidsrisico’s door hittegolven en een toename van de frequentie van branden; ƒ een toename van de risico’s op overstromingen in het noordwesten van Europa door de stijging van de zeespiegel en het toegenomen risico op storm. De Noordzeelanden zijn bijzonder kwetsbaar. Door de winterse neerslag zouden de rivieren vaker overstromen in de winter en in de lente en zouden die overstromingen ook heviger worden; ƒ de extreme temperaturen zouden een belangrijke impact hebben in Centraal‐ en Oost‐Europa. Door een stijging van de temperatuur en een afname van de neerslag in de zomer zou het risico op droogte toenemen. Door de toename van de winterse neerslag zouden de rivieren vaker overstromen in de winter en in de lente en zouden die overstromingen ook heviger worden. De klimaatverandering zou ook leiden tot een wisselende oogst en meer bosbranden; ƒ in bergachtige gebieden: een terugtrekking van gletsjers, minder sneeuwbedekking en minder wintertourisme, en de verdwijning van talrijke soorten (in bepaalde gebieden tot 60% tegen 2080 volgens de scenario’s van hoge emissies); ƒ een verergering van de situatie (hoge temperaturen en droogte) in het zuiden van Europa, een regio die al kwetsbaar is voor klimaatverandering, in het bijzonder wat betreft waterbevoorrading, waterkrachtpotentieel, zomertourisme en, in het algemeen, de opbrengst in de landbouw. Kostprijsvandeklimaatverandering
De klimaatverandering zal grote economische gevolgen hebben. De kostenkwestie is echter moeilijk weer te geven, daar er enkel een geldwaarde geplakt kan worden op sommige aspecten van de impact en tot op 5 zekere hoogte [16](bv. een kleine vermindering van energieverbruik voor verwarming in de winter, een verhoging van het elektriciteitsverbruik voor de airco in de zomer, het herstel van de schade van overstromingen, enz.). Er werden een aantal studies uitgevoerd om de grootteorde op wereldschaal te bepalen van de totale kostprijs van deze impact waarop een geldbedrag geplakt kan worden: het Stern‐rapport raamt deze kosten tussen 0% en 3% van het BBP voor een temperatuurstijging van 2°C à 3°C, en tussen 5% en 10% van het BBP voor een temperatuurstijging van 5°C tot 6°C. Er bestaat echter grote onzekerheid en de hypotheses zijn onbetrouwbaar. Het Europees Milieuagentschap voorspelt potentieel grote kosten door de combinatie van de impact van de klimaatverandering en de sociaal‐economische evolutie in Europa, met name door de toename van overstromingen in de kust‐ en riviergebieden, hittegolven en de energievraag (door de afkoeling) [4]. Die kosten kunnen aanzienlijk worden beperkt door een combinatie van mitigatie‐ en adaptatiemaatregelen. Hoe meer de aarde zal opwarmen, hoe hoger de aanpassingskosten zullen zijn. En hoe langer men wacht met het nemen van adaptatiemaatregelen, hoe meer de adaptatie zal kosten. Ook economisch gezien zijn mitigatie en adaptatie dus een noodzaak. HetFederaalAdaptatieplan
De 31 acties van dit plan moeten tegemoetkomen aan de nood om: 1. de risico’s verbonden aan de impact van de klimaatverandering beter te kunnen evalueren en om er beter te kunnen op anticiperen en reageren (uitbreiding van de kennis) 2. te anticiperen op de risico’s en ze te beperken, en om eventuele voordelen van de klimaatverandering te maximaliseren. De in het kader van dit plan voorgestelde acties zijn onderverdeeld in verschillende sectoren, waarvoor de federale regering een rol speelt op het gebied van adaptatie aan de klimaatverandering. Verder bevat het plan ook transversale maatregelen die te maken hebben met de coherente integratie van de adaptatie in verschillende domeinen/beleidslijnen en met sensibilisering en inzicht in de uitdagingen. 6 1. Transport
De klimaatverandering zal een zekere impact hebben op de vervoersnetwerken. Aanzienlijke schommelingen in de klimatologische omstandigheden zoals neerslag, temperatuur, wind en zichtbaarheid hebben namelijk een invloed op de vervoerssector. Voor alle infrastructuren waarop de klimaatverandering een invloed heeft, moeten er daarom adaptatiemaatregelen worden getroffen. Het lijkt er misschien op dat er op korte termijn wordt bespaard als er niet snel adaptatiemaatregelen worden genomen om de infrastructuren aan te passen, maar op die manier zullen de kosten voor onderhoud en/of reconstructie op middellange tot lange termijn veel hoger liggen. Binnen het 7e kaderprogramma voor onderzoek van de EU wordt aandacht besteed aan onderzoek naar klimaatverandering, en hierbij worden de kosten voor de vervoerssector door extreme weersomstandigheden geschat op € 2,2 miljard/jaar. Impactenkwetsbaarheden
De klimaatverandering kan positieve of negatieve gevolgen hebben voor de vervoersinfrastructuren. De verwachte toename van de frequentie en/of de intensiteit van weersomstandigheden, zoals hevige neerslag, zware sneeuwval, hittegolven, periodes van droogte enz., zal ongetwijfeld een negatieve invloed hebben. Maar er kunnen ook gunstige effecten worden verwacht. Zo zou de vermindering van het aantal dagen met sneeuw of vorst overdag voor een verbetering van de algemene verkeersomstandigheden kunnen zorgen en een positief effect hebben op de levensduur van de infrastructuren. Daarbij hebben de belangrijkste kwetsbaarheden van vervoersmiddelen die een negatieve invloed hebben op de klimaatverandering niet alleen te maken met de infrastructuur van de verschillende vervoersmiddelen, maar ook met mobiliteit zelf. Zo kan de klimaatverandering een invloed hebben op de verdeling tussen de verschillende vervoersmiddelen. Men kan bijvoorbeeld verwachten dat mensen het aantrekkelijker vinden om met de trein te reizen vanwege de klimaatbestendigheid. Spoorwegen
De hoge temperaturen zullen mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de spoorwegen, omdat de rails hierdoor meer uitzetten of worden vervormd. Door intensere hittegolven kan de apparatuur oververhit raken (ventilatie enz.). Ook moet er in dat geval bijzondere aandacht worden besteed aan het comfort en de gezondheid van de reizigers in treinen, op stations en perrons. Hevige regenval en extreme weersomstandigheden zoals stormen kunnen schade aan de infrastructuren veroorzaken vanwege overstromingen, aardverschuivingen, het omvallen van bomen enz. Hierdoor wordt het risico op verkeershinder en ‐onderbreking vergroot. Door het omvallen van bomen kan het treinverkeer bijvoorbeeld tijdelijk worden geblokkeerd. Nieuwe, ongebruikelijke weersomstandigheden kunnen ook directe schade veroorzaken aan gevoeliger installaties zoals bovenleidingen. Een bijkomend punt waar aandacht aan moet worden besteed is het volgende: in het geval van sterke vraag/spanningen op het elektriciteitsnet bestaat het risico dat het vervoer wordt verstoord, aangezien er voor de spoorwegen veel elektriciteit nodig is. De continuïteit van de elektriciteitsvoorziening is daarom een grote zorg voor de infrastructuurbeheerders (Infrabel), voornamelijk bij abnormale weersomstandigheden. Tijdens hittegolven krijgen we bijvoorbeeld te maken met een verbruikspiek die wordt veroorzaakt door airconditioning. Klimaatverandering en de incidenten die hieruit voortvloeien kunnen dus een afname van de veiligheid op het spoor, een toename van de onderhouds‐ en reparatiekosten en een eventuele verstoring van de dienstregeling tot gevolg hebben. 7 Wat betreft kostenramingen van de impact die de klimaatverandering in de toekomst op de vervoerssector zal hebben, concludeert het onderzoek naar klimaatverandering (Fraunhofer ISI, in Trinks et al. 2012) dat de kosten voor het spoorvervoer tussen 2010 en 2050 het sterkst zullen toenemen en dit geldt voor alle soorten kosten (directe en indirecte, door vertragingen, omleidingen en annuleringen van treinreizen). Luchtvaart
De hoge temperaturen zullen mogelijk negatieve gevolgen hebben voor vliegvelden, en wel op verschillende manieren. Doordat er langere warme periodes zullen zijn, zal er meer behoefte zijn aan koeling van de grond, zullen de landingsbanen sneller beschadigen en zal de lengte van de landingsbanen toenemen (door een afname van de luchtdichtheid vermindert de opwaartse druk van de vliegtuigen). De verwachte daling van het aantal vorstdagen kan daarentegen een gunstig effect hebben. Door hevige regenval kunnen overstromingen en afvloeiend water ontstaan die de installaties van de luchthaven beschadigen. Door extreme en ongebruikelijke weersomstandigheden kan het luchtverkeer worden verstoord (de snelheid en richting van de wind zijn belangrijke parameters voor de luchtvaart) of kan schade aan de apparatuur worden veroorzaakt. Veranderingen in de intensiteit en richting van de wind (al dan niet heersende winden) veroorzaken een verandering in de keuze en tijdsbesteding van landingsbanen (gebruik en luchthavencapaciteit). De overvlogen gebieden zullen worden aangepast, evenals de verdeling van de geluidbelasting, met adaptatiekosten voor woningen. Bovendien heeft de sluiting van een of meerdere luchthavens (in of buiten Europa) gevolgen voor al het luchtverkeer op internationaal niveau, wat vertragingen en annuleringen met zich meebrengt. Klimaatverandering kan dus onderbrekingen en verstoringen van het luchtverkeer met zich meebrengen, evenals hogere investerings‐ en onderhoudskosten voor de infrastructuren. Scheepvaart
De stijging van de zeespiegel zal zeer waarschijnlijk een invloed hebben op de bevaarbaarheid als gevolg van de veranderingen van de snelheden van sedimentatie en de vorming van zandbanken op de Belgische zeebodem. Door extreme en ongebruikelijke weersomstandigheden kunnen schepen worden beschadigd en kan de scheepvaart worden verstoord: door de toename van de frequentie van stormen op bepaalde routes kunnen de kosten van het vervoer toenemen, omdat er bijkomende veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen of omdat het traject wordt verlengd. De hogere temperaturen, de stijging van de zeespiegel, extreme weersomstandigheden en de toename van de neerslag zullen ook gevolgen hebben voor haveninfrastructuren. Een positieve verandering is dat de vermindering van het aantal vorstdagen er waarschijnlijk voor zorgt dat de mist minder vaak aanvriest en dat er minder problemen ontstaan door de vorming van ijs op boten, bruggen, tuigage en kades. De klimaatopwarming zorgt ervoor dat er vaker zonder problemen door ijs kan worden gevaren en dat het vaarseizoen wordt verlengd. Hierdoor zal het zeeverkeer tussen Europa, Azië en Noord‐Amerika ongetwijfeld aangrijpende veranderingen ondergaan. Indien de huidige trend van CO2‐uitstoot in de atmosfeer aanhoudt, is het mogelijk dat er tegen het midden van deze eeuw geen ijs meer voorkomt in de Arctische Oceaan (Noordelijke IJszee) [1]. De algemene al ingezette trend naar een grotere toegankelijkheid van de Arctische Oceaan door de klimaatverandering zou een veel kortere scheepsroute tussen Europa en China bijvoorbeeld mogelijk maken. 8 Federalebevoegdheden
De federale overheid beschikt over bevoegdheden die ingezet kunnen worden om bepaalde aspecten van het vervoersbeleid aan te passen aan de klimaatverandering. Op het gebied van vervoer is de federale overheid bevoegd voor de spoorwegen, die worden beheerd door de infrastructuurbeheerder Infrabel, voor het aanbod van de openbare dienstverlening die op dit netwerk door de NMBS wordt aangeboden en voor de nationale luchthaven in Brussel. Daarnaast is de federale overheid in overleg of in samenwerking met de gewesten bevoegd voor de minimale technische veiligheidsnormen met betrekking tot: ƒ de bouw en het onderhoud van de luchthavens en luchtvaartterreinen (art.6, par. 3, 4°, BWHI) ƒ het luchtvaartverkeer op de gewestelijke luchthavens en de openbare luchtvaartterreinen en de daaraan te ontlenen rechten (art.6, par. 3, 6°, BWHI) ƒ de opstelling van de regels van de algemene politie en reglementering met betrekking tot communicatie en vervoer en de technische voorschriften met betrekking tot de communicatie‐ en vervoersmiddelen (art.6, par. 4, 3°, BWHI) ƒ de opstelling van de regels met betrekking tot de organisatie en de uitvoering van de veiligheidsmaatregelen voor het luchtverkeer op de gewestelijke luchthavens en de openbare luchtvaartterreinen (art. 6, par.4, 4°, BWHI). De federale overheid beschikt over een residuaire bevoegdheid voor alle zaken die niet expliciet onder de bevoegdheden van de gewesten vallen. Dat geldt voornamelijk voor zaken die te maken hebben met het wegverkeer en de verkeersregels. De federale overheid werkt samen met de deelstaten aan de opstelling van de regels van de algemene politie en de reglementering met betrekking tot de communicatie en het vervoer en de technische voorschriften met betrekking tot de communicatie‐ en vervoersmiddelen. [9] Defensie neemt deel aan de globale beveiliging van de maritieme routes, zowel nationaal binnen een interdepartementaal kader (o.a. steun aan het Maritiem Informatie Kruispunt) als in internationaal verband (EU, NAVO). De hieraan verbonden capaciteiten van Defensie zijn een patrouillecapaciteit, een Mine Counter Measures‐capaciteit (mijnenjagers) en een escorte‐capaciteit (fregatten). Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Op het niveau van de spoorwegen beschikt de beheerder van de spoorweginfrastructuur (Infrabel) over zomer‐ en winterplannen om zoveel mogelijk te anticiperen op verstoringen van het treinverkeer en die zo veel mogelijk te beperken. Infrabel neemt ook deel aan het internationale project ARISCC (Adaptation of Railway Infrastructure to Climate Change ‐ Adaptatie van de spoorweginfrastructuur aan de klimaatverandering) van de Internationale Spoorwegunie. Dat project beoogt een geïntegreerd beheer van de risico's die de klimaatverandering met zich meebrengt (overstromingen, stormen, aardverschuivingen, verzakking enz.) om de prestaties van de spoorweginfrastructuur veilig te stellen en te verbeteren. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen beschikt over specifieke weersvoorspellingsmodellen die betrekking hebben op de mate van grip op de rails en de ijsvorming op de stroomrail en de kabels, om aan de specifieke behoeften van het treinvervoer te voldoen. Er bestaan tevens systemen voor vroegtijdige waarschuwing bij extreme weersomstandigheden. Ook beschikt de NMBS over rampenplannen, voornamelijk om te voorkomen dat het spoor overstroomd raakt en de spoortaluds verschuiven. Daarnaast bestaan er uitzonderingsmodellen voor weersvoorspelling waarmee specifieke en precieze voorspellingen kunnen worden verkregen met betrekking tot de routes 9 (voornamelijk wat betreft de temperatuur, wind en neerslag) en dit voor eender welk spoorwegnet in de wereld. Ook het juiste onderhoud van de infrastructuur van de spoorwegen is een efficiënte adaptatiemaatregel. Op het niveau van het zeeverkeer voorziet een project voor de adaptatie van de Noordzee in de aanleg van zandeilandjes langs de Belgische kust die voornamelijk kunnen bijdragen aan de bescherming van de kust tegen golven, en die fluviomaritieme vaart mogelijk moeten maken. Bijkomendemaatregelen
Op federaal niveau werden verschillende adaptatiemaatregelen geïdentificeerd om de klimaatbestendigheid van de vervoerssector te verbeteren. Die maatregelen hebben betrekking op de luchtvaart en de spoorwegen. 1.
Denormenvoordebouwvanluchthavensbeoordelen
Tijdens bouwwerkzaamheden op luchthavens moet rekening worden gehouden met de verwachte gevolgen van de klimaatverandering op de infrastructuren. Vooral het feit dat de luchthaveninfrastructuren een lange levensduur hebben, verklaart dat die maatregel gerechtvaardigd is. In dat kader moeten de internationale normen voor de luchthavens worden bekeken en indien nodig aangepast aan de gevolgen van de klimaatverandering. 2.
Verantwoordelijk: Betrokken: Timing uitvoering: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gewesten 2015 RekeninghoudenmetdeadaptatieaandeklimaatveranderinginhetBelgischeplanvoor
deveiligheidvanhetluchtvervoer
De luchtvaartsector moet een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau garanderen bij de uitvoer van zijn activiteiten. In dat kader moet België voldoen aan de eisen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (IBLO) en is het land verplicht om een nationaal veiligheidsprogramma op te stellen (en te actualiseren). Het Belgisch Veiligheidsplan (2010‐2014) wordt jaarlijks opnieuw geëvalueerd en gepubliceerd. In het kader van de voorbereiding van het volgende Belgisch Veiligheidsplan zal bijzondere aandacht worden besteed aan extreme weersomstandigheden. Er zullen in het bijzonder noodplannen worden opgesteld voor de Belgische luchthavens om voorbereid te zijn op de sluiting van de luchthavens bij extreme weersomstandigheden. 3.
Verantwoordelijk: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Betrokken: FOD Binnenlandse Zaken, FOD Justitie Timing uitvoering: 2014 Inkaartbrengenvandekwetsbaarhedenvanhetspoorvervoer
Het beheer van de Belgische spoorwegen ligt in handen van Infrabel. Veiligheid en stiptheid zijn voor Infrabel de belangrijkste prioriteiten. In dat kader is het belangrijk om vast te stellen wat de kwetsbaarheden van de spoorwegen zijn op het vlak van klimaatverandering. Op basis van meteorologische gegevens uit het verleden en klimaatverwachtingen zullen de kwetsbaarheden van het Belgische spoorvervoer in kaart worden gebracht aan de hand van een 10 geharmoniseerde methode die ontwikkeld werd in het kader van het internationale project ARISCC4. Die gegevens zullen worden gebruikt als basis voor de langetermijnplanning voor de sector. In eerste instantie zal Infrabel de delen van het spoornetwerk bekijken die zich in overstromingsgevoelige gebieden bevinden. Hiervoor heeft Infrabel gedigitaliseerde kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden nodig die door de federale overheden ter beschikking moeten worden gesteld. Verantwoordelijke overheidsdiensten: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ‐ Infrabel Timing voor de uitvoering: vanaf 2015 4.
Rekeninghoudenmetdeverwachteeffectenvandeklimaatveranderingbijde
langetermijnplanningvandespoorwegen
Voor elke maatschappij van de NMBS‐groep werd een beheerscontract getekend met de Belgische staat. In dat contract wordt vermeld op welke manier de maatschappij haar opdrachten van openbare dienst uitvoert en welke financiële compensatie de federale overheid voor de uitvoer van die taken moet betalen. Om ervoor te zorgen dat er bij de langetermijnplanning voor de spoorwegen beter rekening wordt gehouden met de klimaatverandering, zal er in het hoofdstuk 'milieu' van de toekomstige beheerscontracten tussen de Belgische staat en de NMBS‐groep worden verwezen naar de adaptatie aan de klimaatverandering. 5.
Verantwoordelijke overheidsdiensten: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ‐ NMBS‐
groep Timing voor de uitvoering: 2014 Rekeninghoudenmetdeverwachtegevolgenvandeklimaatveranderinginde
langetermijnplanningvandeMarinecomponentvandeBelgischeDefensie
Voor het ontwerp van de toekomstige Belgische multifunctionele escortecapaciteit die o.a. instaat voor het in multilateraal verband monitoren en beveiligen van mondiale scheepvaartroutes, wordt rekening gehouden met de mogelijke impact van de klimaatverandering op de arctische maritieme routes. Verantwoordelijke administraties: Defensie Timing: 2014‐2020 4
Adaptation of Railway Infrastructure to Climate Change http://www.ariscc.org
11 2. Economie
Het overheidsbeleid moet ervoor zorgen dat particuliere spelers tijdig beslissingen kunnen nemen voor de adaptatie aan de klimaatverandering. Producten en diensten op het gebied van verzekeringen en financiering zijn twee specifieke categorieën die moeten voorkomen dat de klimaatverandering een impact heeft op de economie (inzetten van financiering voor de verschillende onderdelen van de adaptatie, bevordering van geschikte verzekeringsmechanismen waarmee risico's kunnen worden vermeden en kan worden geanticipeerd op de toekomstige investeringen enz.). Impactenkwetsbaarheden
Bedrijven moeten aandacht besteden aan de klimaatverandering. Ze lopen niet alleen het gevaar rechtstreeks te worden getroffen via de productieprocessen (bijvoorbeeld door de risico's van een watertekort in de zomer) en/of materiële schade (overstromingen, schade door wind...), maar ook indirect (bevoorradingsproblemen, schaarste enz.). De belangrijkste domeinen waarin bedrijven mogelijk last ondervinden van de klimaatverandering zijn: ƒ verstoring van de logistieke keten; ƒ adaptatie van de ligging van de bedrijven; ƒ impact op de werknemers; ƒ adaptatie van de productieprocessen. Het is echter mogelijk dat de klimaatverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de economie. Er kunnen zich namelijk nieuwe kansen voordoen: de klimaatverandering kan een invloed hebben op de vraag naar bepaalde producten en diensten (toename van de vraag naar producten en diensten die helpen om beter weerstand te bieden tegen de klimaatverandering en minder vraag naar producten en diensten die hier niet aan zijn aangepast). Voor de industrie zullen de risico's van de klimaatverandering voornamelijk verband houden met energiekwesties, vooral door de toename van de temperatuur (problemen met de koeling van elektriciteitscentrales en impact op verschillende industriële processen). Wat betreft de verzekeringssector zijn de effecten van de klimaatverandering op korte termijn waarschijnlijk niet erg groot. Op lange termijn kan de klimaatverandering echter een probleem vormen voor de beschikbaarheid van verzekeringsdiensten tegen een betaalbare prijs, vooral in de sectoren of de zones waarin het niet gebruikelijk is om zich te verzekeren. Federalebevoegdheden
Wat betreft de adaptatie van de logistieke keten, is het voornamelijk in het kader van de beperkte bevoegdheden op het gebied van vervoer dat de federale overheid ertoe kan worden aangezet om in te grijpen (zie hoofdstuk 'Vervoer'). Wat betreft de adaptatie van de productieprocessen aan de klimaatverandering kunnen de bevoegdheden van de federale overheid voor het vaststellen van algemene regels op het gebied van de organisatie van de economie en steunplafonds voor de bedrijven inzake economische expansie5 op een nuttige manier worden aangewend om de adaptatie van de productieprocessen te vergemakkelijken. De bevoegdheden van de federale overheid op het gebied van onderzoek kunnen de adaptatie van de productieprocessen aan de klimaatverandering tevens vlotter doen verlopen. In het geval van nieuwe producten en diensten beschikt de federale overheid over meerdere economische hefbomen, zoals de vaststelling van steunplafonds voor bedrijven, de normen voor producten6, het 5
6
Artikel 6, par.1, VI, al.5, 3° en 4°, BWHI
Artikel 6, par. 1e, II, al; 2, 1°, BWHI
12 prijsbeleid7, de bescherming van de consument, het recht van de handelspraktijken8 enz. Bovendien moeten de bevoegdheden van de federale overheid op het gebied van onderzoek er ook toe bijdragen dat dergelijke producten en diensten op de markt komen.9 Tevens is de federale overheid bevoegd voor het verstrekken van waarborgen tegen export‐, import‐ en investeringsrisico's. De federale overheid heeft daarnaast een bevoegdheid die van nut kan zijn bij het nemen van maatregelen tegen de effecten van klimaatverandering op de arbeidsbescherming. De BWHI geeft de federale overheid namelijk de bevoegdheid om de maatregelen van de interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming goed te keuren10. Wat betreft financiering blijft de federale overheid bevoegd voor het vaststellen van de algemene regels op het gebied van overheidsopdrachten11. Tevens is ze bevoegd om de steunplafonds voor de bedrijven vast te stellen op het gebied van economische expansie12. Op die manier beschikt de federale overheid over twee belangrijke hefbomen om de financiering van bepaalde activiteiten, productie of levering van goederen en diensten zo te regelen dat er rekening wordt gehouden met de adaptatie ervan aan de klimaatverandering. Met betrekking tot verzekeringen blijkt uit de rechtspraak van het Hof inzake verzekeringen dat de federale overheid bevoegd blijft om de algemene voorschriften ter zake vast te stellen. Daar ligt dus een bevoegdheid die kan worden gebruikt om de verzekeringsproducten en ‐diensten aan te passen binnen de context van een klimaat dat aan grote veranderingen onderhevig is. [9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
In het algemeen moet alles wat de overheid op het gebied van economie doet, een klimaat creëren waarin de markt voor goederen en diensten op een concurrerende, duurzame en evenwichtige manier werkt. Tal van maatregelen zijn oorspronkelijk misschien niet speciaal ontworpen met het oog op adaptatie aan de klimaatverandering, maar maken het toch mogelijk om de klimaatbestendigheid te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is de afschrikkende werking van de wetgeving betreffende verzekeringen voor woningen in zones met een verhoogd overstromingsrisico. Sinds 1 maart 2007 moeten alle opstal‐ en inboedelverzekeringen verplicht dekking bieden tegen de meeste natuurrampen (overstromingen, aardbevingen, het overlopen van openbare riolen en aardverschuivingen/verzakkingen). In het koninklijk besluit van 28 februari 2007 werd op basis van kaarten die door de gewesten zijn ontwikkeld, vastgesteld welke gebieden een verhoogd risico hebben13. Als een constructie zich in een gebied met een verhoogd risico bevindt, is de verzekeraar niet verplicht de schade die door de overstromingen is veroorzaakt te vergoeden14. Voor de bestaande gebouwen die zich in gebieden met een verhoogd risico bevinden is er een solidariteitsmechanisme opgesteld. 7
Artikels 108 en volgende van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, M.B., p.
31878.
Artikel 6, par. 1e, VI, BWHI.
9
Artikel 6 bis, par. 2, BWHI.
10
Artikel 6, par. 1e, VI, BWHI.
11
Artikel 6, par. 1e, VI, al. 4, 1°, BWHI
12
Ibid, 4°.
8
13
Waals Gewest: http://geoportail.wallonie.be/cms/fr/sites/geoportail/home.html, Vlaams Gewest: http://geovlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/watertoets2012/ 14
Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gewijzigd door de wet van 17 september 2005 13 Bijkomendemaatregelen
Op federaal niveau werden verschillende adaptatiemaatregelen klimaatbestendigheid van de economische sector te verbeteren. 1.
geïdentificeerd om de Deprioritaireeconomischesectorenidentificerenvoordeadaptatieaande
klimaatverandering
De bedrijven zijn niet altijd goed op de hoogte van de mogelijke gevolgen (en kansen) van de klimaatverandering op hun activiteiten. De federale en regionale overheden kunnen een faciliterende rol spelen door gerichte informatie te verschaffen en goede praktijken te verspreiden. In dat kader moet de nadruk in de eerste plaats worden gelegd op de prioritaire sectoren die bijzonder kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering. Hiervoor moet eerst onderzoek worden gedaan om de economische sectoren te identificeren die zich prioritair moeten aanpassen aan de verwachte gevolgen van de klimaatverandering. Dit moet gebeuren op basis van een analyse van de impact en kwetsbaarheden. Gezien de zeer sterke onderlinge verbanden en synergie tussen de economische en de energiesector, moet er bij dat onderzoek ook rekening worden gehouden met de energiesector. Daarna kunnen er specifieke maatregelen worden genomen om de betreffende sectoren bewust te maken van de gevolgen (zowel positief als negatief) van de klimaatverandering op hun activiteiten, van de uitdagingen die hen te wachten staan en de acties die zij kunnen ondernemen. De regionale en federale overheden kunnen samen een evenement organiseren in de vorm van een nationaal colloquium voor de sectoren die als prioritair zijn geïdentificeerd. 2.
Verantwoordelijke overheidsdienst: FOD Economie (in samenwerking met de sectoren) Betrokken overheidsdiensten: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, gewesten Timing voor de uitvoering: 2014‐2015 Bedrijvenbegeleidenbijdeadaptatieaandeklimaatverandering
Op basis van de resultaten van de analyse van de prioritaire sectoren (maatregel 1) zal worden geanalyseerd of er beslissingsondersteunende instrumenten voor bedrijven kunnen worden ontwikkeld om hen te helpen zich aan te passen aan de verwachte gevolgen van de klimaatverandering in België. Bij die analyse zal ook rekening worden gehouden met de ervaring die de andere lidstaten hebben opgedaan (bijvoorbeeld: mini guide UK voor KMO's en organisaties15). Dergelijke beslissingsondersteunende instrumenten zijn gestoeld op klimaatscenario's (zie het hoofdstuk 'Onderzoek') en moeten het voor de bedrijven mogelijk maken om zelf te beoordelen in hoeverre ze gevoelig zijn voor de klimaatverandering (identificatie van de verwachte gevolgen, van de kwetsbaarheid van het bedrijf, suggesties voor adaptatiemaatregelen). Er zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan KMO's. Verantwoordelijke overheidsdienst: FOD Economie (in samenwerking met de sectoren: VBO, Kamers van koophandel, VOKA, UNIZO, UCM, sectorale federaties enz.) Betrokken overheidsdiensten: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, BELSPO, gewesten Timing voor de uitvoering: vanaf 2016 (identificatie prioritaire sectoren, Belgische scenario's beschikbaar) 15
http://www.environment‐agency.gov.uk/research/policy/132329.aspx
14 3.
Aanmoedigendaterrekeningwordtgehoudenmetdeklimaatrisico'sinde
verzekeringswereld
Als de kosten door klimaatrampen (zelfs lokale) niet op een juiste manier door verzekeringen worden gedekt, moet de staat mogelijk grote budgettaire lasten dragen. Door de klimaatverandering zullen er steeds vaker rampen plaatsvinden die ook steeds omvangrijker worden. Daarom moet dit door de verzekeringsdiensten worden gedekt. De verzekeringsmaatschappijen kunnen helpen de economische impact van de klimaatverandering te beperken door het herstel te vergemakkelijken. Ook kunnen ze als stimulans dienen om risicogedrag te ontmoedigen (en te veranderen). Het gebruik van de verzekeringsdiensten als instrument voor het beheer van klimaatrampen zal worden aangemoedigd. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan Credendo16, zowel wat betreft de functies ervan op overheidsniveau (staatsgarantie voor kredieten op lange termijn) als op particulier niveau (dekking van de risico's op korte termijn). Verantwoordelijke overheidsdienst: FOD Economie Betrokken overheidsdiensten: Assuralia/Credendo Timing voor de uitvoering: 2014 16
Kredietverzekeraar, de vroegere Nationale Delcrederedienst 15 3. Energie
De productie, het transport en het verbruik van energie worden beïnvloed door het klimaat en moeten worden aangepast aan de verwachte effecten van de klimaatverandering. De temperatuur is een van de belangrijkste factoren voor de vraag naar energie voor de residentiële en tertiaire sector omdat die invloed heeft op het gebruik van airconditioning in de zomer en verwarming in de winter. Voor de energiesector, die verantwoordelijk is voor een groot deel van de uitstoot van antropogene broeikasgassen (EEA, 2012), is het een grote uitdaging om tegelijk te werken aan de adaptatie aan de klimaatverandering en aan de mitigatie ervan. De klimaatverandering stelt de energiesector voor grote uitdagingen die een impact hebben op de hele Belgische economie en de hele bevolking. Impactenkwetsbaarheden
De kwetsbaarheden op het gebied van energie hebben te maken met de variabiliteit van de vraag en het aanbod en met de energie‐infrastructuren. Op het gebied van energieverbruik zorgen kleine veranderingen in temperatuur of hoeveelheid neerslag voor een aanzienlijke verandering van de vraag van de consument naar energie. Door de klimaatopwarming moet de behoefte aan koeling in de zomer groter worden en de behoefte aan verwarming in de winter kleiner (globaal gezien zou het energieverbruik dus moeten afnemen). Daar koeling bijna uitsluitend door elektriciteit gebeurt, zullen die veranderingen in de vraag een rechtstreekse invloed hebben op de vraag naar elektriciteit. Wat de productie betreft zullen zowel conventionele als duurzame systemen gevolgen ondervinden van de klimaatverandering. Door hogere temperaturen kan de koeling van de elektriciteitscentrales moeilijker worden en de efficiëntie van de thermische centrales (met fossiele brandstoffen en kernenergie) dalen. Bij langere periodes van droogte zal er minder koelwater beschikbaar zijn voor de elektriciteitscentrales, wat het risico vergroot dat ze tijdelijk moeten worden gesloten. De klimaatverandering zal gevolgen hebben voor het aanbod van duurzame energie, dat afhangt van de wind, de zon, de waterstroom en de groei van biomassa. Op het niveau van de infrastructuren zal het netwerk gevoelig zijn voor extreme omstandigheden zoals hitte (elektriciteitsnetten, netwerken voor het vervoer van brandstof, windmolens enz.). De toename van overstromingen kan negatieve gevolgen hebben voor de elektriciteitscentrales en technische apparatuur. Federalebevoegdheden
De federale overheid is bevoegd voor zaken waarvan de technische en economische ondeelbaarheid een homogene aanpak op nationaal niveau vereist, namelijk: ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
het nationaal uitrustingsplan voor de elektriciteitssector; de cyclus van de kernbrandstof; de grote infrastructuren van opslag, vervoer en productie van energie; de tarieven17. Ook hier ziet men dat de BWHI een samenwerking tussen de federale overheid en de federale entiteiten vereist voor de meeste aspecten van de energiesector18.[9] 17
18
In het kader van de zesde staatshervorming vallen de tarieven voor distributie onder de bevoegdheid van de gewesten. Artikel 6, par. 3, BWHI. 16 Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Sommige maatregelen werden oorspronkelijk misschien niet speciaal ontworpen met het oog op adaptatie aan de klimaatverandering, maar maken het toch mogelijk om de klimaatbestendigheid te vergroten. Er zijn speciale maatregelen genomen om de veiligheid van de energiebevoorrading in België te waarborgen en eventuele tekorten aan te pakken, met name: ‐
‐
Voor gas: het federale noodplan19 (in samenwerking met Fluxys, dat verantwoordelijk is voor het aardgastransmissienet); Voor elektriciteit: in het noodplan, dat in de wet is opgenomen en wordt uitgevoerd in samenwerking met Elia, dat verantwoordelijk is voor het transmissienet, wordt een onderscheid gemaakt tussen: o de bescherming van het elektriciteitssysteem tegen onevenwichtigheden20 21, waarbij specifieke procedures zijn vastgesteld voor: ƒ de bescherming van het net tegen plotse verschijnselen (bijvoorbeeld in verband met uitzonderlijke weersomstandigheden); ƒ de bescherming van het net tegen een verwacht tekort o de coördinatie of het beheer van crisissituaties en ‐gebeurtenissen op nationaal niveau, indien de gevolgen van een verwacht tekort of plotseling verschijnsel tot een noodsituatie leiden. Die maatregel, die in de wet is vastgelegd22, voorziet in een gecoördineerd beheer op gemeentelijk, provinciaal of nationaal niveau, waarbij rekening wordt gehouden met een aantal criteria. Bijkomendemaatregel
1.
Onderzoeknaardeopslagvanelektriciteitbevorderen
Het is belangrijk om te anticiperen op elektriciteitstekorten (dat aspect is bijvoorbeeld van essentieel belang voor de spoorwegen, zie hoofdstuk 'Transport'). Een van de manieren om om te gaan met die risico’s bestaat erin de opslagmogelijkheden van elektriciteit te vergroten. Er zal een onderzoeksproject worden opgestart om na te gaan wat de behoeften aan elektriciteitsopslag zijn om uit te maken welke rol die opslag kan spelen in het globale energiesysteem, als oplossing naast smart metering, demand‐side management (DSM), smart grids, super grids, enz. waarmee met name het energieaanbod en de energievraag op elkaar worden afgestemd. De bedoeling is om een oplossing voor te stellen waarmee het netwerk beter beheerd kan worden en met name de tekorten beter kunnen worden opgevangen. Verantwoordelijke overheidsdienst: FOD Economie (Energie) Betrokken overheidsdiensten: BELSPO / Elia / overleg met de gewesten Timing voor de uitvoering: vanaf 2015 19
Op grond van artikel 15/13, § 6 van de wet van 12 april 1965 met betrekking tot het vervoer van gasvormige en andere producten via leidingen. 20
Zie met name artikel 312 van het koninklijk besluit van 19 december 2002 tot vaststelling van een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet voor elektriciteit en de toegang hiertoe. 21
Ministerieel besluit van 3 juni 2005 tot vaststelling van het afschakelplan voor het transmissienet voor elektriciteit
22
Koninklijk besluit van 31 januari 2013 tot vaststelling van het noodplan voor crisisgebeurtenissen en ‐situaties waarvoor een coördinatie of beheer op nationaal niveau vereist is. 17 4. Marienemilieu
De klimaatverandering heeft door de impact ervan op de frequentie van stormen, temperatuur, zeespiegel en oceaanverzuring een invloed op de verschillende niveaus van de voedselketen, de beschikbaarheid van voedsel, de verdeling en de levenscyclus van verschillende soorten. Dat leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en het volledige mariene ecosysteem, dat toch al was verzwakt. Die veranderingen hebben gevolgen voor de biodiversiteit, de scheepvaart en de mariene en maritieme economie. Impactenkwetsbaarheden
Verwacht wordt dat de klimaatverandering een toename van de frequentie en intensiteit van stormen met zich meebrengt [3]. De klimaatverandering leidt ook tot een aantal abiotische (temperatuur, zeespiegel, oceaanverzuring enz.) en biotische veranderingen (primaire productie, voedselwebben enz.). De temperatuur van het water van de Noordzee neemt momenteel toe met een snelheid tussen de 0,023 °C per jaar in het noordelijk deel van de Noordzee en 0,053 °C per jaar in het middelste en zuidelijke deel van de Noordzee (Van den Eynde et al 2009). Naargelang het scenario wordt er voor de Belgische Noordzee een stijging van de zeewatertemperatuur van 2,5 °C tot 3,5 °C verwacht tussen nu en 2100 (CLIMAR 2008a). Door die temperatuurstijging verspreiden steeds meer mariene organismen zich op een andere manier. Men vindt steeds meer warmwatersoorten in onze wateren (sardines, ansjovis enz.). Soorten die aanwezig zijn in koudere wateren (kabeljauw, schelvis, heilbot, grijze garnalen enz.) migreren op hun beurt verder naar het noorden (CLIMAR 2008). De stijging van de temperatuur heeft ook als gevolg dat de seizoenscyclus van bepaalde mariene organismen verschuift, waardoor ze eerder in de Europese zeeën aankomen. Sommige planktonsoorten hebben zo in de laatste decennia hun seizoenscyclus met 4 tot 6 weken vervroegd. Die veranderingen in de fenologie van plankton hebben belangrijke gevolgen voor de structuur van de mariene voedselwebben. De kwetsbaarheid van kabeljauw in de Noordzee wordt er bijvoorbeeld door vergroot [29, 4]. De temperatuurstijging zal leiden tot de proliferatie van algensoorten die mogelijk schadelijk zijn voor de mariene organismen en de gezondheid van de mens (CLIMAR 2008b). Een deel van de CO2 die door de menselijke activiteit in de atmosfeer terechtkomt, zal door de oceaan worden opgenomen waardoor de verzuring ervan toeneemt23. Die verzuring heeft een negatief effect op vele mariene organismen (in het bijzonder op de organismen die calciumcarbonaat gebruiken, zoals schelpen), de mariene ecosystemen en de visserij. Federalebevoegdheden
De federale overheid beschikt over residuaire bevoegdheden24 op het vlak van de bescherming van de mariene biodiversiteit in de zeegebieden die onder de rechtsbevoegdheid van België vallen en de organisatie en ruimtelijke ordening van die zeegebieden. 23
Uit waarnemingen van de afgelopen 25 jaar blijkt dat er een constante tendens tot toename van de verzuring van het oppervlaktewater bestaat. De pH‐waarde van het oppervlaktewater is sinds het begin van de industriële revolutie met 0,1 gedaald, wat gelijkstaat aan een toename van de zuurtegraad met 30%. Volgens het laatste rapport van het IPCC zou de zuurtegraad in de oceanen tegen het einde van de 21e eeuw van 0,065 tot 0,30 zijn gedaald. 24
Zie met name de wet van 20 juli 2012 tot wijziging van de wet van 20 januari 1999 inzake de bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden die onder de rechtsbevoegdheid van België vallen, wat betreft de organisatie van de ruimtelijke ordening van de zeegebieden, M.B., p. 56954 18 Voor offshore windmolens, zie de bevoegdheden van de federale overheid op het gebied van energie (hoofdstuk 'Energie'). [9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
De bedreigde soorten en leefgebieden in de Noordzee worden bewaakt en beschermd. Dat gebeurt voornamelijk door een netwerk van beschermde zeegebieden te creëren. Vijf beschermde mariene gebieden werden aangeduid binnen het Natura 2000‐netwerk en één marien reservaat in de Baai van Heist. Het beheer en het efficiënte herstel van gebieden die onder Natura 2000 vallen, vermindert de niet‐
klimaatgerelateerde druk en vergroot de klimaatbestendigheid ervan. De bescherming gebeurt ook door kunstriffen te creëren die op de windmolenparken een schuilplaats bieden aan mariene organismen (in het kader van het 'Actieplan zeehond, van defensief naar offensief milieubeleid in de Noordzee'). Het marien ruimtelijk plan voor de Belgische zeegebieden draagt een langetermijnvisie uit, waarbij er in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de adaptatie van de kust aan de klimaatverandering. Het beleid hiervoor valt in de eerste plaats onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest. In het marien ruimtelijk plan voor de zeegebieden wordt er veel belang gehecht aan de doelen en maatregelen van het 'Masterplan Kustveiligheid', dat is aangenomen door het Vlaams Gewest en waarin de bescherming van de kust tegen de effecten van de klimaatverandering wordt behandeld. Bijkomendemaatregelen
1.
Rekeninghoudenmetdeklimaatveranderingbijdestrategievoorhetmarienemilieu
In het kader van de Europese richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie), wordt er op basis van 11 kwalitatief beschrijvende elementen een definitie ontwikkeld van de goede milieutoestand van de mariene wateren. Vervolgens worden er doelen vastgesteld om die goede milieutoestand te bereiken en wordt er een bestrijdingsprogramma ontwikkeld. In dat kader moet er nadrukkelijk rekening worden gehouden met de klimaatverandering. Er zal vooral bijzondere aandacht worden besteed aan de klimaatverandering bij de ontwikkeling van een maatregelenprogramma (verplicht voor 2015 of later) dat bedoeld is om een goede milieutoestand te bereiken. Op die manier zal er rekening worden gehouden met de effecten van de klimaatverandering bij het beheer van de beschermde mariene gebieden. 2.
Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, dienst Marien Milieu Betrokkenen: BELSPO (mogelijke samenwerking in het kader van de toekomstige samenwerking met het Europees systeem ICOS ‐ Integrated carbon observation system) Timing: voor 2015 Rekeninghoudenmetdeklimaatveranderingbijhetvergunningsbeleidopzee
De wet van 20 januari 1999 inzake de bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden die onder de rechtsbevoegdheid van België vallen (gewijzigd door de wet van 17 september 2005), verschaft de juridische basis om het Belgische gedeelte van de Noordzee te beschermen tegen vervuiling en om acties te ondernemen voor het behoud en herstel van het mariene milieu. In die wet wordt tevens vermeld dat de activiteiten waarvoor een voorafgaande toestemming is vereist, moeten worden onderworpen aan een voorafgaand onderzoek naar de milieueffecten (uitgevoerd op initiatief van de aanvrager) en aan een beoordeling van de impact op het milieu. 19 In het koninklijk besluit van 7 september 2003 is de procedure vastgelegd voor het toekennen van vergunningen en goedkeuringen die vereist zijn voor bepaalde activiteiten in de zeegebieden die onder de rechtsbevoegdheid van België vallen. De adaptatie aan de klimaatverandering zal nadrukkelijk worden vermeld in de regelgeving betreffende de vergunningen en de beoordelingen van de impact op het milieu in de Noordzee. In dat kader zullen de richtlijnen worden aangewend die op Europees niveau zijn ontwikkeld om de biodiversiteit en de klimaatverandering op te nemen in de onderzoeken naar de impact op het milieu25. Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, dienst Marien Milieu Timing: 2014 25
Guidance on Integrating Climate Change and Biodiversity into Environmental Impact Assessment, 04/04/2013 http://ec.europa.eu/environment/eia/ 20 5. Onderzoek
De kennis over adaptatie die we nodig hebben bij het nemen van beslissingen verbetert voortdurend en er zijn steeds meer klimaatgegevens, ‐diensten en ‐webportalen beschikbaar. Zoals aangegeven in de Europese strategie voor adaptatie aan de klimaatverandering (april 2013), moeten echter nog belangrijke kennislacunes worden opgevuld. Het EU‐programma voor onderzoek en innovatie, Horizon 2020 (2014‐2020), beschouwt de adaptatie aan de klimaatverandering als een maatschappelijke uitdaging. Een stevige basiskennis is essentieel om vooruitgang te kunnen boeken op het vlak van innovatie en ondersteuning van de sectorale adaptatiemaatregelen voor de klimaatverandering. Het adaptatiebeleid moet de onderzoeksresultaten maximaal benutten. Daarvoor is een betere samenwerking tussen de wetenschappelijke wereld en de politiek nodig. Inspanningen blijven nodig om de klimaatvoorspellingen op verschillende ruimte‐ en tijdschalen te verbeteren en ze beschikbaar te stellen van gebruikers om een ‘klimaatbestendig’ beleid te ontwikkelen. Impactenkwetsbaarheden
De klimaatverandering vergt een speciale inspanning op het vlak van onderzoek. Klimaatverandering is onvermijdelijk en de adaptatie eraan zal de komende jaren een steeds belangrijkere uitdaging worden voor het onderzoek. Het gaat daarbij om een beter begrip van het fenomeen wat toekomstige risico’s betreft (klimaatscenario’s) enerzijds en inzake kwetsbaarheid en adaptatie aan/antwoord op die risico’s in verschillende kennisgebieden (gezondheid, energie, economie, transport, biodiversiteit, …) anderzijds. De versterking van de internationale/Europese samenwerking op het vlak van klimaatkennis en onderzoek en ontwikkeling is eveneens cruciaal voor de adaptatie. Federalebevoegdheden
De tekst van artikel 6bis BWHI kent de federale overheid een reeks bevoegdheden toe op het vlak van onderzoek, waarvoor ze soms met de gewesten moet samenwerken volgens variabele en complexe modaliteiten26. Zo is de federale overheid krachtens artikel 6bis, par. 2, BWHI bevoegd voor: ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
het wetenschappelijk onderzoek dat nodig is voor de uitoefening van haar eigen bevoegdheden, met inbegrip van wetenschappelijk onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten de uitvoering en de organisatie van netwerken voor gegevensuitwisseling tussen wetenschappelijke instellingen op nationaal en internationaal vlak het ruimtevaartonderzoek in het kader van internationale of supranationale instellingen, overeenkomsten of akten de federale wetenschappelijke en culturele instellingen, met inbegrip van hun onderzoeksactiviteiten en activiteiten van openbare dienstverlening. De Koning wijst deze instellingen bij in Ministerraad overlegd besluit aan. Het eensluidend advies van de gemeenschaps‐ en gewestregeringen is vereist voor elke latere wijziging van dat besluit de programma’s en acties die een homogene uitvoering vereisen op nationaal of internationaal vlak volgens door samenwerkingsakkoorden met de deelgebieden (tussen de federale entiteiten of tussen die entiteiten en de federale overheid) vastgestelde regels 26
Zie, in dit verband, PÂQUES, ‘Réforme de l’Etat et politique scientifique’, A.P.T. 1994, pag. 97 e.v. 21 ƒ
ƒ
het bijhouden van een permanente inventaris van het wetenschappelijk potentieel van het land volgens door een samenwerkingsakkoord met de deelgebieden (tussen de federale entiteiten of tussen die entiteiten en de federale overheid) vastgestelde regels de Belgische medewerking aan activiteiten van internationale onderzoeksorganen volgens door samenwerkingsakkoorden met de deelgebieden (tussen de federale entiteiten of tussen die entiteiten en de federale overheid) vastgestelde regels Artikel 6bis, par. 3, BWHI wijst er voorts op dat, ongeacht [de bevoegdheden van de federale entiteiten], de nationale overheid initiatieven kan nemen, structuren kan opzetten en in financiële middelen kan voorzien voor het wetenschappelijk onderzoek in de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gemeenschappen of de gewesten behoren, en dat bovendien ofwel het voorwerp uitmaakt van internationale of supranationale overeenkomsten of akten waarbij België verdragspartner is of als zodanig wordt beschouwd; ofwel betrekking heeft op acties en programma’s die de belangen van een gemeenschap of een gewest overschrijden. In dat geval legt de federale overheid, voorafgaand aan haar beslissing, een voorstel tot samenwerking voor aan de gemeenschappen en/of gewesten (op advies van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid). [9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Op het vlak van onderzoek leveren verschillende programma’s een bijdrage aan de versterking van de basiskennis over de adaptatie aan klimaatverandering op federaal niveau: ™ Onderzoeksprogramma ‘Science for Sustainable Development’27 (2005‐2009 verlengd) Het SSD‐programma resulteerde in een reeks projecten die verband houden met klimaatkennis en onderliggende processen (AGACC28, BIOSOL, IBOOT, PEACE29, HOLANT30, …), de modellering van klimaatsystemen (ASTER, PREDANTAR,...), de impact van klimaatverandering (CLIMAR ‘Evaluation of climate change impacts and adaptation responses for marine activities’, CC‐HYDR, …) en projecten die steun bieden aan het adaptatiebeleid (ADAPT ‘Towards an Integrated Decision Tool for Adaptation Measures – Case Study: Floods’, …). Het SSD‐programma werd verlengd door twee oproepen: 1. De eerste oproep hield verband met wetenschappelijk onderzoek ter verbetering van de voorspellingen van klimaatverandering op korte termijn en op regionale schaal (in Europa en Afrika). De gekozen projecten waren gebaseerd op het onderzoek van biogeochemische cycli (BIGSOUTH ‘BIoGeochemical cycles in the SOUTHern Ocean: Role within the Earth System’), de ontwikkeling van regionale klimaatmodellen voor België (MACCBET‐ Modelling atmospheric composition and climate for the Belgian territory) en de ontwikkeling van een model voor betere weers‐ en zeespiegelvoorspellingen voor deze eeuw en voor het volgende millennium (iCLIPS ‐ Constraining long‐term climate and sea‐level projections using the Last Interglacial). 2. De tweede oproep ging over het beheer van natuurrisico’s in België en Centraal‐Afrika en resulteerde in beleidsondersteunende projecten voor de analyse van de risico’s van extreme klimaatverandering voor bosecosystemen (ECORISK31), het omschrijven van extreme meteorologische fenomenen en de evaluatie van de impact ervan op de Belgische agro‐
27
SSD (www.belspo.be/ssd/) 28
Advanced exploitation of Ground-based measurements for Atmospheric Chemistry and Climate applications
Role of PElagic cAldification and export of CarbonatE production in climate change
30
Holocene climate variability and ecosystem change in coastal East and Maritime Antarctica
29
31
ECORISK ‘Een beleidsondersteunend beslissingssysteem voor het beheer van de risico’s van klimaatveranderingen voor bosecosystemen’ (2012‐2016). 22 ecosystemen (MERINOVA32), de evaluatie van de impact van de droogte op ondergrondse wateren (GroWaDRrisk) of zelfs de modellering van de overstromingsrisico’s (PLURISK). ™ Onderzoeksprogramma BRAIN‐be voor onderzoek en innovatie (Belgian Research Action through Interdisciplinary Networks33) Dit onderzoeksprogramma, dat in oktober 2012 is gelanceerd, is opgebouwd rond 6 thematische pijlers: ƒ Pijler 1: ecosystemen, biodiversiteit, evolutie ƒ Pijler 2: geosystemen, heelal en klimaat ƒ Pijler 3: cultureel, historisch en wetenschappelijk erfgoed ƒ Pijler 4: strategieën van de federale overheid ƒ Pijler 5: belangrijke maatschappelijke uitdagingen ƒ Pijler 6: collectiebeheer Dit programma beoogt zowel tegemoet te komen aan de kennisbehoeften van de federale overheden als het wetenschappelijk potentieel van de federale wetenschappelijke instellingen te ondersteunen. Verschillende relevante onderzoeksaspecten voor de adaptatie aan klimaatverandering kunnen aan bod komen in de verschillende pijlers (het begrip en de klimaatmodellen worden meer specifiek aangekaart in pijler 2, de ontwikkeling van beslissingsondersteunende sectorale instrumenten voor een onderneming en ecosystemen bestand tegen klimaatverandering kunnen vallen onder pijler 1, 2 of 5, afhankelijk van de invalshoek). Het Federaal Wetenschapsbeleid introduceerde in 2013 de eerste oproep voor pijlers 2, 3 en 5 (2012‐
2017), wat geleid heeft tot de lancering van de 3 projecten, die op de een of andere manier verband houden met de adaptatie: ƒ PAMAXEA streeft naar een beter begrip van de klimaatevolutie, de extreme klimaatgebeurtenissen en de impact ervan op de waterbeschikbaarheid in Oost‐Afrika ƒ STOCHCLIM streeft naar een beter begrip en een betere beschrijving van de belangrijkste fysische processen in de klimaatmodellen (in het bijzonder de watercyclus) ƒ MASC onderzoekt de relatie tussen klimaatverandering en veranderingen van de ruimtelijke ordening om de regionale klimaatmodellen voor België en West‐Europa te verbeteren ™ Deelname via BRAIN‐be aan JPI (Joint Programming Initiative) ‘Climate’ (transnationale samenwerkingsverbanden). Dit programma wil de onderzoeksprioriteiten van de lidstaten op elkaar afstemmen, de coördinatie en de samenwerking tussen landen te bewerkstelligen en de versnippering en overlapping van de inspanningen beperken. Dit onderzoeksprogramma omvat 4 ontwikkelingspijlers: 1.
2.
3.
4.
tienjaarlijkse weersvoorspellingen verbeteren klimaatdiensten duurzame transformatie van de maatschappij in de context van klimaatverandering beleidsondersteunende instrumenten ™ Onderzoeksprogramma’s en activiteiten inzake teledetectie Verschillende klimatologische projecten worden gefinancierd in het kader van het programma STEREOII34 (programma voor de observatie van de aarde per satelliet), zoalsADASCIS35 (project gericht op de 32
33
Merinova ‘Meteorologische risico's als drijfveer voor milieukundige innovatie in agro‐ecosysteembeheer’ (2012‐2016). http://www.belspo.be/brain‐be/
34
http://www.belspo.be/belspo/space/telsat_nl.stm ‘Earth Observation to support Agricultural Damages Assessment System in Crop Insurance Schemes’ http://www.belspo.be/belspo/fedra/proj.asp?l=fr&COD=SR/00/127 35
23 ontwikkeling van een informatie‐ en evaluatiesysteem voor landbouwschade, dat gebaseerd is op teledetectie en agrometeorologische modelvorming tot steun van het beheer van het landbouwrampenfonds. In de bredere context van landbouwverzekeringen kan het systeem gebruikt worden door regionale overheden, landbouworganisaties en de verzekeringssector om landbouwverzekeringsproducten te ontwikkelen) of FLOODMOIST36 (spin‐offproject dat bestudeert hoe de radarobservaties van de bodemvochtigheid en de uitgestrektheid van overstromingen kunnen worden geïntegreerd in de voorspellingssystemen voor overstromingen). De federale wetenschappelijke instellingen voeren bovendien wetenschappelijk onderzoek uit en voorzien daarnaast in andere diensten zoals gegevensverstrekking en het verschaffen van producten: ƒ de Operationele Directie Natuur van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN): verzamelt talrijke gegevens, in het bijzonder m.b.t. de ecologische koolstofbalans en de zuurtegraad van de zeewateren ƒ het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) is belast met de diagnose, het verzamelen van gegevens en het wetenschappelijk onderzoek inzake nieuwe besmettelijke ziektes ƒ het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) neemt deel aan kweekprogramma’s om het verdwijnen van soorten te voorkomen en beschikt over kennis i.v.m. de impact van klimaatverandering op de biodiversiteit ƒ het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie ‐ Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie: voert trendanalyses uit in alle domeinen die een impact kunnen hebben op militaire conflicten ƒ het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België (KMI) beschikt over een enorme knowhow op het vlak van meteorologie en klimatologie (observaties, voorspellingen, statistische analyse enz.), en ontwikkelt samen met de KULeuven, de UCL en het VITO een regionaal model en klimaatscenario’s voor België ƒ het Belgisch Instituut voor Ruimte‐Aeronomie voert onderzoek op het vlak van ruimte‐aeronomie, observeert essentiële klimaatvariabelen (broeikasgassen, aerosolen) en ontwikkelt modellen m.b.t. de samenstelling en de chemie van de atmosfeer ƒ het Energieobservatorium voert onder meer prospectieve studies uit om de veranderingen en de verdeling van de elektriciteitsvraag te analyseren ƒ de Koninklijke Sterrenwacht van België bestudeert onder meer de zonneactiviteit 36
Flood mapping and soil moisture retrieval for improved water management
24 Bijkomendemaatregelen
1.
Ontwikkelingvanhoge‐resolutieklimaatscenario’svoorBelgiëenvan
beleidsondersteunendeinstrumentenvoordeadaptatie
Klimaatscenario’s spelen een sleutelrol in een adaptatiebeleid inzake klimaatverandering. De omvang van de klimaatverandering in België zal streek‐ en seizoensgebonden zijn en hangt af van de toekomstige uitstoot van broeikasgassen wereldwijd. De overheden, privésector enz. worden vaak niet ingelicht over de gevolgen van de klimaatwijzigingen voor onze regio’s en over de noodzaak/urgentie om zich daaraan aan te passen. Om beter te kunnen anticiperen op de toekomstige gevolgen van de klimaatverandering en de risico’s voor de verschillende sectoren beter te kunnen inschatten, moet men beschikken over coherente hoge‐
resolutie‐klimaatscenario’s voor ons land, die aangepast zijn aan de behoeften van de verschillende sectoren, en met verschillende tijdschalen. Voor de gebruikers is het belangrijk dat onzekerheden worden gekwantificeerd. In België zijn er momenteel drie soorten klimaatscenario’s: ƒ scenario’s uitgewerkt door het KMI (hoge‐resolutiemodel Aladin) ƒ scenario’s ontwikkeld in het kader van het CCHydro‐project (SSD‐programma) met de RCMs‐
scenario’s (regional climate model) van het Europese project PRUDENCE ƒ scenario’s ontwikkeld in het kader van het MACCBET‐project (COSMO‐ClimateLimited‐
areaModelling CCLM) (SSD‐programma) De scenario’s die tot hiertoe werden uitgevoerd, houden nog geen rekening met de nieuwe scenario’s van concentratie van broeikasgassen die werden gehanteerd in het 5de evaluatierapport van het IPCC (namelijk de RCP ‐ Representative Concentration Pathways) en de integratie ervan in een internationale context zoals Cordex en ISI‐MIP‐2. Op basis van de ontwikkelde RCPs op internationaal niveau (zie 5de rapport van het IPCC) zullen de klimaatscenario’s specifiek voor België worden vastgelegd, vertrekkende van modelresultaten met een hoge ruimtelijke en temporele resolutie. Daarna moeten die scenario’s worden bekrachtigd door casestudy’s. Daartoe kan een projectoproep gelanceerd worden (in het kader van het programma BRAIN‐be) die, door de toepassing van deze scenario’s en modellen, tot doel heeft de impact van klimaatverandering en de kwetsbaarheid van de belangrijkste sectoren (voornamelijk onder federale bevoegdheid) zoals energie, bedrijven, vervoer, gezondheid enz. te evalueren. Het onderzoek zal van interdisciplinaire aard zijn en zal de ‘gebruikers’ van de betreffende kennis er nauw bij betrekken. Dat moet gebeuren op een manier waarbij de best mogelijke beslissingsondersteunende instrumenten voor adaptatie kunnen worden gegenereerd, steunend op de geïntegreerde kennis van ecologische, economische en maatschappelijke gevolgen en risico’s van de klimaatverandering op de verschillende sectoren, en waarbij ook een evaluatie gemaakt wordt van de kosten van adaptatie, de kosten van residuele gevolgen (na adaptatie) en de kosten van niet‐actie. De 'Strategic Research Programming White Paper on Economics of the cost and benefits of climate change impacts and adaptation’ in het bijzonder en de strategische agenda van het JPI Climate (module 3 en 4) kunnen dienen als leidraad voor de ontwikkeling van die beslissingsondersteunende instrumenten. Verantwoordelijk: BELSPO Betrokkenen: wetenschappelijke instellingen, FOD, gewesten Timing: 2014 – 2018 25 2. Ontwikkelingvaneenfederaalreferentiecentrumvoorklimaatexpertise
Het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België (KMI), het Belgisch Instituut voor Ruimte‐Aeronomie
(BIRA), de Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB), het Koninklijk Museum voor Midden‐Afrika (KMMA) en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) hebben een aanzienlijke expertise in onderzoek en diensten die verband houden met het klimaat, in verleden, heden en toekomst. Die expertise is voornamelijk gebaseerd op de observaties en modellering van meteorologische en klimatologische variabelen, de chemie van de atmosfeer, de oceaan en de zon. Dankzij de internationale netwerken waartoe ze behoren, beschikken die instellingen bovendien over talrijke klimatologische waarnemingen en dit niet alleen in België, maar ook in de rest van de wereld. De nieuwe diensten die de klimaatverandering met zich meebrengen, vormen een haalbare uitdaging voor de vijf instellingen. Hun expertise is echter nog te fragmentarisch. Om de kenniskloof te dichten is het van belang de klimaatkennis aan te scherpen en het wetenschappelijk onderzoek over klimaatadaptatie te stimuleren. Om de maatschappij te helpen zich voor te bereiden op de klimaatverandering is het ook erg belangrijk om de resultaten van het onderzoek te valoriseren door ze toegankelijk te maken voor elke mogelijke gebruiker. De bestuursovereenkomst van het Federaal Wetenschapsbeleid voorziet in de hergroepering en de valorisatie van de verschillende klimatologische onderzoeken/kennisdomeinen (die momenteel verspreid zijn omwille van technische, geografische of bestuurlijke redenen) via de oprichting van een unieke referentiestructuur. Dit federaal referentiecentrum voor klimaatexpertise zal dus vijf federale wetenschappelijke instellingen samenbrengen: KMI, BIRA, KSB, KBIN en KMMA. Dankzij die hergroepering wordt een gestructureerde coördinatie en samenwerking in de klimaatthematiek mogelijk op het vlak van onderzoek en dienstverlening. In de eerste fase werd al begonnen met het analyseren van de behoeften van de gebruikers. De in kaart gebrachte gebruikers vertegenwoordigen de hele maatschappij. De hoofdtaak van het centrum zal er vooral in bestaan duidelijke en toegankelijke informatie te verschaffen aan alle geledingen van de maatschappij en besluitvorming mogelijk te maken. In de operationele fase zullen de gebruikers worden betrokken bij de nauwkeurige identificatie van al hun behoeften. Het klimaatonderzoekscentrum wil ook een belangrijke hefboom zijn om het Belgisch wetenschappelijk klimaatonderzoek op een efficiënte manier te gebruiken bij het nemen van eender welke beslissing inzake adaptatie, mitigatie en beperking van het klimaatrisico. Het initiatief streeft er ook naar de federale instellingen een internationale sleutelrol toe te bedelen op het vlak van klimatologisch onderzoek en ecosysteemdiensten. Het gebruik van de synergieën tussen de vijf instellingen is essentieel om onze bijdrage aan de kennis van dat systeem te versterken en beter te kunnen antwoorden op de uitdrukkelijke vragen van de maatschappij over de problematiek rond klimaatverandering. De ontwikkeling van een dergelijk referentiecentrum is complementair aan andere klimaatrelevante activiteiten van BELSPO, zoals de financiering van het klimaatonderzoek d.m.v. onderzoeksprogramma’s, de ondersteuning van de werkzaamheden van het IPCC, het beheer van de Prinses Elisabethbasis op Antarctica, de ondersteuning van ruimtevaartactiviteiten, enz. De ontwikkeling van dit initiatief houdt ook rekening met de bestaande expertise buiten de FWIs, in het bijzonder in universiteiten, onderzoekscentra en bij andere dienstenleveranciers. Het centrum zal zich zowel op onderzoek als op de verlening van klimaatdiensten richten. Het initiatief is bovendien een belangrijke drijfveer voor sociaal‐economische vernieuwingen. Om de ontwikkeling van het federaal referentiecentrum voor klimaatexpertise te ondersteunen, zal een voorbereidende studie worden uitgevoerd. Die studie zal de basis vormen voor voorstellen voor de mogelijke structuur en werking van dit centrum, en zal helpen om een roadmap opstellen voor de implementatie ervan. 26 3.
Verantwoordelijk:KMI, BIRA, KSB, KBIN, KMMA en BELSPO Betrokkenen: FWI, universiteiten, alle FOD’s, enz. Timing: behoefteanalyse van de gebruikers (analyse afgesloten voorstudie (start 2014), oprichting van het referentiecentrum: 2015
midden 2014), Deintegratievandeklimaatveranderinginallewetenschappelijkeactiviteitenopeen
coherentemanierbevorderen
De adaptatie van de maatschappij en de ecosystemen aan de klimaatverandering vereist kennis (klimaatscenario’s, analyse van de effecten en kwetsbaarheden), bewustmaking en beslissingsondersteunende instrumenten. Er is een grote vraag naar onderzoek (informatie en lokale klimaatscenario’s, evaluatie van de onzekerheden in de scenario’s, modellen op tienjaarlijkse tijdschaal, betere kennis van de effecten enz.). De klimaatverandering zal een grote uitdaging zijn voor het onderzoek in de komende jaren. Het onderzoek moet worden uitgevoerd op verschillende ruimte‐ en tijdschalen, beter geïntegreerd worden, waarbij tal van disciplines die toebehoren aan de humane en milieuwetenschappen worden ingezet en de betrokkenheid versterken van de mogelijke ‘kennisgebruikers’ bij de opvolging en omschrijving van projecten. Daarom zal een beroep gedaan worden op verschillende onderzoeksprogramma’s en ‐activiteiten van BELSPO, zoals STEREO, BRAIN.BE, internationale samenwerkingsactiviteiten (JPI‐Climate, ...). In het teken van samenhang en efficiëntie zal het onderzoek worden opgenomen in en aangepast aan de Europese en internationale onderzoeksagenda (zoals JPI Climate strategic research agenda, H2020, Future Earth...). Het zal op een gepaste manier gebruikmaken van nationale, Europese en internationale wetenschapsinfrastructuren van gegevens en observaties waaraan BELSPO bijdraagt (Belgica, Prinses Elisabethbasis, ICOS37,...). De verworven kennisoverdracht zal worden versterkt, voornamelijk door de ontwikkeling van synergieën tussen alle wetenschappelijk ondersteunende instrumenten van BELSPO en een federaal referentiecentrum voor klimaatexpertise (zie maatregel 2). Het onderzoek kadert binnen een perspectief van ontwikkeling van klimaatdiensten (o.a. toegang tot betrouwbare wetenschappelijke klimaatinformatie ter ondersteuning van de besluitvorming). Om kwaliteitsvolle klimaatdiensten te kunnen ontwikkelen en leveren, moeten we niet alleen meer wetenschappelijke kennis vergaren over de risico’s die verbonden zijn aan de klimaatverandering en over de adaptatieopties, maar moeten we die kennis ook linken aan het besluitvormingsproces door meer inzicht te krijgen in de behoeften van de gebruikers en de maatschappij. Verantwoordelijk: BELSPO Betrokkenen: FOD, FWI enz. Timing: continu 37
Integrated Carbon Observatory System
27 6. Gezondheid
Ons land moet zich voorbereiden op de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van klimaatverandering op de gezondheid. Daarom is het belangrijk om speciale aandacht te besteden aan de verzameling van informatie, bewakingssystemen en preventieve maatregelen om de gezondheidsrisico’s die de klimaatverandering met zich meebrengt te beperken. Daarnaast moet in de klimaatstrategieën en de gezondheidsplannen op lange termijn op een meer systematische manier rekening gehouden worden met de klimaatverandering. Impactenkwetsbaarheid
De klimaatverandering heeft een rechtstreekse (hittegolf, extreme klimaatverschijnselen enz.) en onrechtstreekse (gedwongen migratie, meer tijd buiten doorbrengen, toenemend gebruik van koelsystemen, enz.) invloed op de gezondheid van de mens. Ze zullen de milieuproblemen doen toenemen: droogte, hittegolven, overstromingen, stormen, bosbranden, die op hun beurt nieuwe of meer virulente ziektevormen (bij mens, dier of plant) in de hand werken. Aangezien gezondheid en welzijn ook sterk verband houden met sociaal‐economische factoren (inkomen, huisvesting, werk, opleiding, levensstijl enz.), zullen de gevolgen van de klimaatverandering de ongelijkheden op het vlak van gezondheid tussen en binnen landen doen toenemen en de kwetsbaarheid verhogen van groepen met lagere inkomens zoals kinderen, personen die in de openlucht werken, ouderen of personen die al ziek zijn. Toename van het sterftecijfer door een verhoogde frequentie en omvang van hittegolven Hittegolven hebben significant ongunstige effecten op de gezondheid: uitdroging, hitteberoerte, uitputting. Ze zorgen voor een toename van het sterfte‐ en ziektecijfer, in het bijzonder bij kwetsbare groepen (zuigelingen en jonge kinderen, bejaarden en topsporters). De extreme temperaturen zorgen ook voor grotere blootstellingen aan andere vervuilende stoffen zoals troposferische ozon en fijn stof. Opmerking: het toegenomen gebruik van koelsystemen kan ook de ontwikkeling van ziektes zoals Legionella sp. bevorderen. Daling van het sterftecijfer door koudegolven Koudegolven veroorzaken bepaalde winterziektes (cardiovasculaire aandoeningen, onderkoeling). Men verwacht dat de temperatuurstijging een afname van de prevalentie van bepaalde winterziektes zal veroorzaken, ook al is er voor België geen enkele gedetailleerde studie over die kwestie beschikbaar. Het IPCC geeft aan dat het zo goed als zeker is dat bijna overal ter wereld minder extreem koude temperaturen zullen voorkomen als gevolg van de stijging van de gemiddelde temperatuur. De winters zullen zachter worden. De voorspelde temperatuurstijging brengt mogelijk een vermindering van de prevalentie van bepaalde winterziektes teweeg. Fysieke en psychische stoornissen tengevolgevanextreme omstandigheden Klimaatverandering kan een rechtstreekse invloed uitoefenen op de gezondheid (psychische stoornissen, blessures, sterfgevallen, besmetting enz.) vanwege de verwachte toename van extreme klimaatgebeurtenissen zoals overstromingen, stormen, branden en droogtes. Het IPCC meldt een mogelijke toename (zeer waarschijnlijk) van het aantal hevige neerslagepisodes (IPCC, 2013). Er zijn sterke streek‐ en seizoensgebonden variaties. 28 Het aantal winteroverstromingen in het noordwesten van Europa zal toenemen en de hele Europese Unie zal te maken krijgen met een stijging van het waterpeil. De overstromingen aan de kust kunnen jaarlijks tot 1,6 miljoen personen binnen de Europese Unie in gevaar brengen. Toename van de ozonconcentratie (ademhalingsmoeilijkheden) / Gezondheidsrisico’s door een slechtere luchtkwaliteit De epidemiologische studies die gepubliceerd werden door het project Climate‐trap toonden de effecten aan van de troposferische ozon op de gezondheid (toename van het dagelijkse ziekte‐ en sterftecijfer). De klimaatverandering zal het ziekte‐ en sterftecijfer dat verband houdt met de luchtvervuiling (ademhalings‐ en cardiovasculaire ziektes) beïnvloeden. De klimaatverandering zal namelijk een toename van de troposferische ozonconcentratie veroorzaken waardoor ziekenhuisopnames voor ademhalingsmoeilijkheden toenemen en ook het sterftecijfer stijgt. In België zal die toename aanzienlijk zijn. Risico’s ten gevolge van de slechtere waterkwaliteit en van voedselvergiftiging Vele ziektes worden opgelopen door besmet voedsel of verontreinigd water. Hogere watertemperaturen kunnen de ontwikkeling bevorderen van bacteriën en algen die verantwoordelijk zijn voor voedselvergiftiging. Hevige neerslag kan zorgen voor het mobiliseren van ziekteverwekkers of waterbesmetting door overstromende rioleringsstelsels. Een verminderde watertoevoer in de zomer kan het risico op bacteriële en chemische besmetting vergroten.
Temperatuurgevoelige infectieziektes, zoals door voedsel overgedragen ziektes (Salmonella sp. en andere), zullen waarschijnlijk toenemen. Toename van de ziektedragers van vectoriële ziektes (nieuwe of bestaande) Vectoroverdraagbare ziektes worden overgedragen door organismen zoals teken, muggen of zandvliegjes. De klimaatverandering (warmere zomers, zachtere winters, verhoging van de jaarlijkse neerslag) kan ervoor zorgen dat die koudbloedige organismen hun habitat verplaatsen, waardoor vectoriële ziektes kunnen ontstaan. De gewijzigde seizoenslengte, neerslag, vochtigheid en temperatuur kunnen een invloed hebben op de verspreiding en overlevingskansen van ziekteoverbrengers en ziekteverwekkers. De klimaatverandering zal de draagwijdte van bepaalde besmettelijke ziekteoverbrengers dan ook op een onrechtstreekse manier veranderen. Toename van allergische aandoeningen De klimaatverandering heeft een impact op allergische aandoeningen (effect op de pollenhoeveelheid, het allergeen karakter, het pollenseizoen enz.). De temperatuurstijging zal leiden tot een verlenging van de bestuivingsperiode of zal de ontwikkeling van bepaalde allergieverwekkende (en invasieve) planten zoals ambrozijn bevorderen. De temperatuurstijging en daling van de neerslag op het moment van de pollenverspreiding kunnen zorgen voor een hogere pollenconcentratie in de lucht tijdens het hoogseizoen. Volgens de Europese Academie voor Allergie en Klinische Immunologie zal naar schatting 40 % van de Europese bevolking tegen 2040 een allergische aanleg vertonen. Federalebevoegdheden
De BWHI kent aan de federale overheid de bevoegdheid toe om nationale maatregelen inzake profylaxis te nemen. Het Arbitragehof had reeds de gelegenheid om zich uit te spreken over de omvang van die 29 bevoegdheid. Zo kreeg het Hof de vraag of een regionaal decreet dat voorzag in de toediening van bepaalde preventieve inentingen en vaccinaties aan minderjarigen geen inbreuk vormt op de federale bevoegdheid. Het Hof oordeelde in eerste instantie dat op basis van de voorbereidende werkzaamheden van de BWHI, de wettelijk verplichte inentingen onder de nationale profylactische maatregelen vallen. Daarnaast hield het Hof rekening met het feit dat er naast de wettelijk verplichte inentingen talrijke facultatieve inentingen of vaccinaties bestaan in het kader van de preventieve gezondheidszorg. Het Hof besloot ten slotte dat, voor zover de facultatieve vaccinaties op geen enkele wijze de toediening van verplichte vaccinaties in het gedrang brengen, er geen schending van bevoegdheid is38. In het licht van die rechtspraak wordt ermee ingestemd dat de bevoegdheid inzake profylaxis niet alle preventieprocedés omvat, maar enkel de wettelijk verplichte vaccinaties. De federale overheid is op grond van artikel 5, par. 1, I, BWHI alleen bevoegd om een antwoord te bieden met betrekking tot de hierboven vermelde risico’s. Verder heeft het Arbitragehof reeds geoordeeld dat, bij de overheveling door de BWHI van het gezondheidsbeleid naar de gemeenschappen, de bijzondere wetgever de reglementering m.b.t. voedingsmiddelen uit voornoemde overheveling heeft uitgesloten, benaming die het onderwerp uitmaakte van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten 39. Bovendien heeft de federale overheid, krachtens artikel 6, par. 1, V van de BWHI, de bevoegdheid regels uit te vaardigen en te doen toepassen betreffende de kwaliteit van grondstoffen en plantaardige producten, met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedselketen. De federale overheid beschikt bijgevolg over de bevoegdheid om bepaalde substantiële aspecten van de gezondheidssector te regelen. Ten slotte blijft de federale overheid bevoegd om organieke en financiële wetten betreffende de ziekte‐ en invaliditeitsverzekering goed te keuren. [9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Het behoud van een goed werkend gezondheidssysteem en de ondersteuning van kwetsbare personen en mensen die in hachelijke omstandigheden verkeren (efficiënte thuisdiensten voor isolementbestrijding, noodopvang in het ziekenhuis, toegang tot zorgverlening, toegang tot schuilplaatsen zoals groenvoorzieningen, bos enz.) verhogen de weerstand van de sector tegen de klimaatverandering. Bovendien dragen verschillende specifieke maatregelen (hoewel ze aanvankelijk niet in het adaptatieperspectief werden opgenomen) bij tot de adaptatie aan de klimaatverandering, namelijk: ƒ om de hittegolven en de eraan verbonden risico’s voor het volledige Belgische grondgebied tegen te gaan, heeft de federale overheid samen met de gewesten en de gemeenschappen ‘een hittegolf‐ en ozonpiekenplan’ uitgewerkt in het kader van het nationale actieplan voor milieu en gezondheid (NEHAP) ƒ de studie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) die gericht is op de invoering van een controlesysteem van de mogelijke effecten van de klimaatverandering op de gezondheid40 ƒ versterking van de veiligheid van de voedselketen: onderzoek (CODA/CERVA) en controles (AFSCA) ƒ identificatie van en toezicht op de gezondheidsrisicofactoren die beïnvloed worden door de klimaatverandering: o Belgisch aerobiologisch surveillancenetwerk41 (monitoring van pollen en schimmelsporen) (WIV) 38
Arbitragehof, nr. 40/91 van 19 december 1991, 7.B
39
Arbitragehof, nr.102/99, van 30 september 1999, B.7.1.
40
CLIMATE CHANGE AND HEALTH, SET‐UP OF MONITORING OF POTENTIAL EFFECTS OF CLIMATE CHANGE ON HUMAN HEALTH AND ON THE HEALTH OF ANIMALS IN BELGIUM, 2009 30 o verplichte verklaring door dokters in het geval van nieuwe besmettelijke en vectoriële ziektes (WIV) o MODIRISK‐programma (2007‐2011) dat streeft naar de inventarisering van endemische en exotische muggen in België42. In navolging op dit project besloot de Interministeriële Conferentie Leefmilieu op 30 maart 2012 een pilootproject voor toezicht op exotische muggen in België te financieren. Dat pilootproject ligt in de lijn van een initiatief van het Europees centrum voor ziektepreventie en ‐bestrijding (ECDC). In juni 2012 werd een groep ‘gezondheid muggen’ opgericht om het luik ‘menselijke gezondheid’ van het ‘controle’‐plan op touw te zetten: monitoring en controle. ƒ uitroeiing van de nieuwe vectorziektes: o Het MODIRISK‐programma bracht aan het licht dat er in België twee soorten exotische muggen aanwezig zijn (waaronder de Aedes japonicus, een exotische muggensoort die tropische ziektes kan overbrengen, zoals het West‐Nijlvirus en andere soorten van virale hersenontsteking). Na die bevestiging zorgde de FOD Volksgezondheid mee voor de financiering van de uitroeiing van de Aedes japonicus. Bijkomendemaatregelen
Er werden verschillende federale adaptatiemaatregelen genomen om de weerstand van de gezondheidssector tegen de klimaatverandering te verhogen. 1.
Rekeninghoudenmetdeimpactvandeklimaatveranderingendeadaptatiebehoeftenin
hetkadervanhetvolgendenationaleactieplanvoormilieuengezondheid(NEHAP)
De federale overheid draagt bij aan het nationaal actieplan voor milieu en gezondheid en zal erop toezien dat er, met het oog op adaptatie, rekening gehouden wordt met de interrelatie tussen gezondheid en klimaatverandering. Die maatregel zal zich baseren op de bestaande literatuur over klimaatverandering en gezondheid (rapporten van het IPCC, werkzaamheden in het kader van de WGO, klimaatscenario’s, studies, risico‐evaluaties enz.). Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Dienst Coördinatie Leefmilieu en Gezondheid) Betrokkenen: gewesten, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Dienst Klimaatverandering) Timing: voorbereidend werk en evaluatie van het huidige NEHAP: 2014; goedkeuring van het volgende NEHAP: 2015 2.
Degezondheidswerkersbewustmakenvoordegevolgenvandeklimaatveranderingen
henvormen
De impact van de klimaatverandering op de gezondheid zal moeten geïntegreerd worden in de opleidingen (basisopleidingen, specialisaties en voortgezette opleidingen) inzake milieu en gezondheid (“Practitioners in environment and health”) die zich richten tot professionals uit de gezondheidssector, inclusief de nieuwe studenten en de al gediplomeerde beroepsbeoefenaars. 41
https://airallergy.wiv‐isp.be/sites/airallergy/fr/default.aspx Programma gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid en gecoördineerd door het Instituut voor Tropische Geneeskunde te Antwerpen, in samenwerking met de Katholieke Universiteit van Louvain‐la‐Neuve, de Universiteit van Wageningen, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de consultant AVIA‐GIS (Agriculture and Veterinary Information and Analysis)
42
31 Een specifieke module over de impact van klimaatverandering op de gezondheid moet in deze basisopleidingen opgenomen worden. 3.
Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Dienst Coördinatie Leefmilieu‐Gezondheid en nationale Cel Leefmilieu‐ Gezondheid) Betrokken en medeverantwoordelijk: gemeenschappen, universiteiten, hogescholen, RIZIV Timing: 2014‐2015 Opvolgingvandebattenoverklimaatverandering‐gezondheidsindeWGOEuropa
Verschillende internationale fora behandelen vragen over de impact van de klimaatverandering op de gezondheid (WGO, EU‐project climate‐trap enz.). De WGO werkt al meer dan 20 jaar rond gezondheid en klimaatverandering en helpt landen o.a. de weerstand van hun gezondheidssystemen te verhogen, om zo de gezondheidsrisico’s door de klimaatverandering te verminderen. Milieu‐ en gezondheidsexperts zullen samen de lopende werkzaamheden van de werkgroep ‘Climate Change and its impacts on health’ van de WGO opvolgen om een optimale sectorale controle en integratie te waarborgen. Verantwoordelijk: Betrokkenen: Timing: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu: Diensten ‘Milieu‐Gezondheid’, ‘Internationale betrekkingen’ en ‘Leefmilieu’ NHAP‐partners vanaf 2014 (1 jaarlijkse bijeenkomst) 32 7. Ontwikkelingssamenwerking
De adaptatie beoogt de mogelijkheid te bieden aan de gemeenschappen, landen en regio's om de strijd aan te binden tegen de gevolgen van klimaatopwarming, zoals droogte, stijging van het niveau van de oceanen, overstromingen, enz. Voor heel wat ontwikkelingslanden is het aanpakken van de nefaste effecten van de klimaatverandering een dringende zaak geworden. Het zijn immers die landen die er het ergst door getroffen worden en die over de minste middelen en mogelijkheden beschikken om de problemen aan te pakken. De economie van ontwikkelingslanden is doorgaans overigens gebaseerd op natuurlijke bronnen (landbouw, bosbouw, visserij), wat bijdraagt tot de kwetsbaarheid ervan. Vanaf de oprichting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) werd de nauwe band tussen ontwikkeling en klimaatverandering benadrukt. De ontwikkelingskeuzen die vandaag worden gemaakt zullen niet enkel een invloed hebben op het adaptatievermogen van onze maatschappij, maar zullen ook bepalend zijn voor de toekomstige uitstoot van broeikasgassen. Bovendien wordt de toenemende impact van de klimaatverandering steeds belangrijker binnen de context van de ontwikkelingsagenda post‐2015. Impact
De gevolgen van klimaatverandering in het Zuiden kunnen een grote bron van instabiliteit vormen inzake voedselveiligheid, degradatie van de biodiversiteit, migratie, gezondheid, spanningen (lees conflicten). De rapporten van Werkgroep II van het IPCC (IPCC, klimaatverandering 2007: Syntheseverslag43) identificeren de belangrijkste gevolgen van de klimaatverandering voor Afrika, Azië, Latijns‐Amerika en de kleine eilandstaten: Afrika: ƒ Het aantal mensen dat is blootgesteld aan waterschaarste zal aanzienlijk toenemen (Zuidelijk Afrika, Sahara) ƒ De voedselonzekerheid zal toenemen door de afname van de voor landbouw geschikte gebieden en de daling van het rendement, in het bijzonder in de zones aan de rand van de woestijnen en de aride zones. In sommige landen daalt de niet‐geïrrigeerde productie tegen 2020 mogelijk met meer dan 50%. ƒ De plaatselijke voedselproductie zal negatief worden beïnvloed door de afname van de visvangst in de grote meren door de hogere watertemperatuur, een afname die nog kan worden verergerd door overbevissing. ƒ De stijging van het zeeniveau zal een invloed hebben op de grote delta's met een hoge bevolkingsdichtheid en grote steden (Niger, Nijl) Azië: ƒ De smeltende gletsjers van de Himalaya zullen in de eerste helft van de 21ste eeuw het gevaar voor overstromingen, lawines en grondverschuivingen doen toenemen en de waterreserves verstoren. Op langere termijn zal de verdwijning van de gletsjers een vermindering van het debiet van de rivieren tot gevolg hebben. ƒ De kustzones en de dichtbevolkte megadelta's van Zuidoost‐Azië in het bijzonder, zullen het sterkst worden blootgesteld aan een toenemend overstromingsrisico door de zee of de rivieren. In combinatie met de economische en demografische groei kan de klimaatverandering de ontwikkeling van die regio’s afremmen. ƒ In Zuid‐, Oost‐ en Zuidoost‐Azië mag worden verwacht dat de klimaatverandering in combinatie met de snelle economische en demografische groei en de migratie van landbouwzones naar verstedelijkte zones, negatieve effecten zal hebben op de ontwikkeling. 43
Het volgend rapport van Werkgroep II wordt verwacht tegen maart 2014 33 ƒ De afname van de landbouwproductiviteit (‐30% in 2050) veroorzaakt door de opwarming en wijziging van het neerslagregime zal het risico op voedseltekorten doen toenemen (in het bijzonder in de ontwikkelingslanden). Latijns‐Amerika: ƒ Tal van zones in tropisch Latijns‐Amerika worden bedreigd door een verlies aan biodiversiteit. Tegen het midden van de eeuw zullen de uitdroging van de grond in combinatie met de opwarming geleidelijk resulteren in de vervanging van het tropisch regenwoud door savanne in het oosten van het Amazonegebied. Andere semi‐aride regio's (noordoosten van Brazilië, het noorden van Mexico) zullen aride worden. ƒ In de meest aride zones kan de klimaatverandering een progressieve verzilting en een desertificatie van de landbouwproductiezones veroorzaken, met aanzienlijke gevolgen voor de voedselveiligheid. ƒ De stijging van het zeeniveau zal talrijke laaggelegen gebieden bedreigen in meerdere landen. Kleine eilanden: ƒ De vitale infrastructuur voor eilandgemeenschappen wordt bedreigd door de stijging van het zeeniveau, stormen, erosie,... ƒ Op tal van eilanden zullen de beschikbare drinkwaterreserves verminderen, meer bepaald in de Caraïben en de Stille Oceaan. ƒ De beschadiging van de kustsystemen (erosie, verbleken van de koraalriffen, enz.) zal de toeristische aantrekkelijkheid doen afnemen. Federalebevoegdheden
De federale overheid is bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking stricto sensu, via residuaire bevoegdheden en parallelle bevoegdheden. Zij beschikt dus over de vereiste bevoegdheid om de ontwikkelingssamenwerking aan te passen teneinde beter rekening te houden met een wijziging van het klimaat. [9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
De klimaatverandering is vanaf 2008 uitdrukkelijk als prioriteit in het Belgische beleid voor ontwikkelingssamenwerking opgenomen. De nieuwe wet op ontwikkelingssamenwerking (gepubliceerd op 19 maart 2013) voorziet in de transversale integratie van de bescherming van het leefmilieu en de natuurlijke hulpbronnen in alle interventies, met inbegrip van de strijd tegen klimaatverandering, droogte en wereldwijde ontbossing. Om de integratie van de klimaatverandering te vergemakkelijken, werd een onderzoeksplatform (‘KLIMOS44’) gecreëerd. Dat platform, een consortium van verschillende Belgische universiteiten die samenwerken met een netwerk van universiteiten in het Zuiden, helpt de capaciteit van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en haar partners uit het Zuiden op het vlak van klimaatverandering verder uit te bouwen, zowel wat mitigatie als wat adaptatie betreft. 44
http://www.biw.kuleuven.be/lbh/lbnl/forecoman/klimos/klimosfrontpage.html
34 KLIMOS heeft zich onder andere toegelegd op: ƒ de uitwerking van een toolkit om de integratie van het milieu in de activiteiten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking te bevorderen; ƒ de ontwikkeling en verspreiding van een stevige kennisbank betreffende de impact van de klimaatverandering in het Zuiden. De Belgische ontwikkelingssamenwerking heeft bovendien verschillende acties gevoerd om de capaciteit verder uit te bouwen, waaronder twee regionale workshops over de adaptatie aan klimaatverandering en ontwikkeling die in 2011 in West‐ en Oost‐Afrika georganiseerd werden. De inspanningen van DGOS om de klimaatadaptatie te integreren in de verschillende pijlers van de Belgische ontwikkelingssamenwerking kunnen in verschillende categorieën worden onderverdeeld: ‐
Bilaterale samenwerking De prioritaire sectoren van de Belgische bilaterale samenwerking (waarin klimaatverandering geïntegreerd moet worden) zijn bij wet vastgelegd: landbouw, infrastructuur, opleiding en vorming, en gezondheidszorg. Zo steunt bijvoorbeeld België, in samenwerking met Denemarken, een programma om de landbouw in Oeganda op te waarderen. Daarin wordt klimaatverandering specifiek geïdentificeerd als een risico waar rekening mee moet worden gehouden. Op soortgelijke wijze bevordert de Belgische ontwikkelingsamenwerking de uitvoering van het Nationaal Adaptatie Actieplan van Burundi door de ondersteuning van inspanningen van het Instituut voor Agronomische Wetenschappen van Burundi inzake de versterking van de kwaliteit en kwantiteit van de nationale landbouwproductie. ‐
Multilaterale samenwerking België levert (voornamelijk financiële) steun aan talrijke multilaterale partnerorganisaties die de strijd tegen de klimaatverandering als een van hun prioriteiten beschouwen. Zo steunt België bijvoorbeeld het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP): een van de zes strategische prioriteiten daarvan is de strijd tegen klimaatverandering. Ons land levert ook belangrijke steun aan het Global Environment Facility (GEF), en dit niet alleen via de verplichte bijdrage aan het algemene fonds daarvan maar ook door bij te dragen aan de fondsen die specifiek aan de klimaatverandering zijn gewijd. Daarnaast speelt de federale overheid ook een belangrijke rol in het kader van de Belgische doelstellingen inzake klimaatfinanciering. Haar bijdragen waren namelijk goed voor het leeuwendeel van de doelstellingen van ‘Fast Start’‐financiering (2010‐2012) en van de internationale klimaatfinanciering na 2012 van België. Zo heeft de federale overheid van 2010 tot 2012 78 miljoen euro financiële steun gegeven aan de strijd tegen de klimaatverandering in ontwikkelingslanden. Een deel van die som (25 miljoen euro) is gegaan naar het Fonds voor de minst ontwikkelde landen van het GEF, dat specifiek adaptatieactiviteiten financiert. Ook werd 10 miljoen euro toegekend aan het Special Climate Change Fund (SCCF), waarmee activiteiten inzake de overdracht van technologie op het vlak van mitigatie en adaptatie worden gefinancierd. In dezelfde periode werden zes projecten rond de beperking van het risico op rampen voor in totaal 4,1 miljoen euro gefinancierd in Mali, Cuba, de Dominicaanse Republiek, het Grote‐Merengebied en de Andes en de Caraïben. In 2013 heeft België voor 3,25 miljoen euro45 financiële steun verleend aan de activiteiten van het Adaptatiefonds van de Verenigde Naties, 12 miljoen euro geschonken aan zowel het SCCF als het Fonds voor de minst ontwikkelde landen, en financiële steun verleend aan het “Adaptation for Smallholder Agriculture Programme” van het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD). ‐
Indirecte hulp 45
Op de Conferentie van Warschau (november 2013) hebben de 3 gewesten (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) en de
federale overheid een gezamenlijke bijdrage van 3.250.000 euro geleverd.
35 Door niet‐gouvernementele organisaties en wetenschappelijke instellingen te steunen, zowel in het Noorden als in het Zuiden, draagt België bij aan verschillende projecten en programma’s rond onder meer de adaptatie aan de klimaatverandering. Ons land steunt bijvoorbeeld het Rode Kruis bij programma’s rond capaciteitsopbouw in Burkina Faso, Burundi, DR Congo en Rwanda. Ten slotte zal de recente oprichting van een interministeriële conferentie rond de coherentie van beleidslijnen ter bevordering van ontwikkeling, een Interdepartementale Commissie rond de coherentie van beleidslijnen ter bevordering van ontwikkeling en een Raad voor coherentie van beleidslijnen ter bevordering van ontwikkeling ervoor zorgen dat de beleidslijnen ten dienste van de ontwikkeling coherent zijn. De beleidslijnen inzake klimaatverandering (mitigatie en adaptatie) zijn daarbij een van de prioritaire actiedomeinen. Bijkomendemaatregel
1.
Hetgebruikvandetoolkit'KLIMOS'bevorderen
Rekening houdend met de inzet veroorzaakt door de klimaatverandering, is een betere kennis noodzakelijk en moet beter rekening worden gehouden met de risico's die klimaatverandering met zich meebrengt. Om de ontwikkeling van het leefmilieubeleid van de Ontwikkelingssamenwerking te steunen, heeft het onderzoeksplatform Klimos een toolkit voor milieu‐integratie ontwikkeld, gericht op de praktijk en op het beleid. De integratie van de verschillende milieuaspecten (waaronder de adaptatie aan de klimaatverandering) in de programma's/het beleid kan op die manier worden geëvalueerd en toegepast. Het systematisch gebruik van de toolkit zal worden aangemoedigd. Verantwoordelijk: FOD Buitenlandse Zaken ‐ ontwikkelingssamenwerking Betrokkenen: BELSPO (samenwerking/te ontwikkelen synergiën) Timing: 2014 36 8. Internationaleveiligheid
Verschillende regio’s op aarde zullen mogelijk grote moeilijkheden hebben met het opvangen van de gevolgen die de klimaatverandering op de veiligheid van de mens in lokale bevolkingsgroepen. Ten eerste zijn er de problematieken van het aspect ‘freedom from want’ (vrijwaring van gebrek) van de menselijke veiligheid, zoals voedselveiligheid, continuïteit van de energievoorziening, toegang tot water, gezondheid, het gebrek aan capaciteit om de gevolgen van een extremer klimaat te kunnen opvangen, enz.46). Die problematieken hangen vaak samen met de problematieken van het aspect ‘freedom from fear’ (vrijwaring van vrees) van de menselijke veiligheid, nl. fysiek geweld of de dreiging van fysiek geweld. Een verergering van de lokale ‘freedom from want’‐problemen door de klimaatverandering kan bestaande spanningen in een bevolking versterken en leiden tot geweld en dus de dimensie ‘freedom from fear’ van de menselijke veiligheid bedreigen47. Onze nationale capaciteiten zijn al ingezet om de internationale veiligheid te maximaliseren, niet alleen vanuit de globale verantwoordelijkheid in een humanistisch kader (volgens de waarden waar we achter staan) maar ook als bijdrage aan de multilaterale inspanning om de effecten van de internationale onveiligheid op ons land, onze burgers, onze waarden en belangen en onze partners tegen te houden. De verergering van de internationale problemen inzake menselijke veiligheid door de klimaatverandering is dus ook belangrijk voor de Belgische capaciteiten die al ingezet zijn voor de internationale veiligheid. Er zijn twee aanpakken mogelijk om de internationale veiligheid te verbeteren: een preventieve aanpak en een reactieve aanpak. Uiteraard is de preventieve aanpak te verkiezen. Die aanpak focust zich op de verdere uitbouw van de lokale capaciteiten. Die inspanning is al behandeld in het hoofdstuk ‘Ontwikkelingssamenwerking’ voor de ‘freedom from want’ maar er kunnen ook preventieve acties worden ondernomen op het vlak van ‘freedom from fear’, door de oprichting van een rechtsstaat te ondersteunen. Jammer genoeg zullen de crisissen niet allemaal kunnen worden vermeden, wat een reactieve aanpak met aangepaste nationale capaciteiten onontbeerlijk maakt. Die reactieve aanpak heeft een dimensie die gefocust is op ‘freedom from want’ (humanitaire interventies en interventies in het kader van crisisbeheer bij internationale natuurrampen, zie volgend hoofdstuk ‘Crisisbeheer bij natuurrampen’). De aanpak heeft ook een dimensie die gefocust is op ‘freedom from fear’ met civiele interventies, civiel‐militaire interventies en militaire operaties die bedoeld zijn om een crisis die kan leiden tot geweld tegen burgers te voorkomen of om bestaand geweld te stoppen. De kwetsbaarste landen zijn landen waar al ernstige spanningen heersen op het vlak van binnenlandse veiligheid, waar de lokale hulpbronnen al beperkt zijn, waar al politieke instabiliteit heerst, enz. Veel van die landen liggen in de periferie van Europa (Noord‐Afrika, het Midden‐Oosten, de landen van de Sahel van West‐Afrika tot aan de Hoorn van Afrika) en lokale veiligheidsproblemen in die landen kunnen een directe impact hebben op de Europese landen (o.a. toename van het aantal vluchtelingen) en op de veiligheid in de Europese landen (internationale criminaliteit zoals drugs‐ en wapenhandel, extremisme dat aanzet tot terrorisme tegen Europese landen, Europese burgers of Europese belangen).48 Die dynamiek is al merkbaar in de landen van de Sahel. 46
Volgens de originele bron bestaat human security uit de volgende elementen: economic security, food security, health
security, environmental security, personal security, community security en political security. De elementen die vooral
met freedom from want geassocieerd worden, zijn: economic security, food security, health security en environmental
security. Freedom from fear is verbonden met het geweld dat men kan terugvinden in de volgende domeinen van
human security: personal security (m.a.w. fysiek geweld), community security (met het element geweld in de
gemeenschap) en political security (met het element van de schending van de rechten van de mens door de regering).
(UNDP. Human Development Report 1994. New York & Oxford: Oxford University Press, 1994, p.24-33.
(http://hdr.undp.org/sites/default/files/reports/255/hdr_1994_en_complete_nostats.pdf?bcsi_scan_992089a424b9f4bc=0
&bcsi_scan_filename=hdr_1994_en_complete_nostats.pdf))
47
Ook vermeld in: NATO. Strategic Foresight Analysis: 2013 report. Nortfolk: NATO ACT, September 2013, p. 31
48
Solana, Javier. Climate change and international security. Brussels, 14 March 2008, p.2.
(http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/reports/99387.pdf); Stefan Deconinck legt
hetzelfde verband in zijn werk dat al eerder vermeld werd. De studie van het Europees Defensieagentschap “EU
37 Impact
De klimaatverandering zou wel eens kunnen leiden tot een toename van de humanitaire hulpverlening en van de civiele, civiel‐militaire en militaire missies en operaties in het kader van het crisisbeheer die focussen op de ‘freedom from fear’. In dit laatste domein zijn de Europese defensies reeds betrokken bij crisisbeheeroperaties (Crisis Response Operations‐CRO) in de zuidelijke periferie van Europa, maar ze werken ook samen met civiele terreinactoren en bij civiel‐militaire crisisbeheermissies, vaak in het kader van de geïntegreerde aanpak van het Gemeenschappelijk Veiligheids‐ en Defensiebeleid (GVDB) van de EU49. De Europese betrokkenheid zal voornamelijk toenemen in de zuidelijke periferie van Europa, een tendens die nu reeds merkbaar lijkt. Crisis Response Operations, of crisisbeheeroperaties in het Nederlands, zijn alle militaire operaties die geen militaire operaties zijn tegen een militaire aanval van het nationaal grondgebied of van het collectieve grondgebied (in geval van collectieve defensie)zijn. Een andere naam voor CRO is vredesondersteunende operaties (Peace Support Operations) die peacekeeping, peace enforcement, conflict prevention, peace making, peace building, humanitarian operations en disaster operations omvatten. Volgens de NAVO‐
definitie kan CRO dus ook een militaire operatie in het kader van humanitaire hulpverlening of in het kader van crisisbeheer bij natuurrampen zijn.50 De civiele capaciteiten van de verschillende Europese landen leveren een steeds toenemende en noodzakelijke bijdrage bij internationale crisissen in het kader van ‘freedom from fear’ ofwel via een civiele operatie, ofwel in samenwerking met defensie in een geïntegreerde aanpak. De militaire operaties in ditzelfde kader liggen in de lijn van het ganse geweldspectrum gaande van het heropbouwen van de strijdkrachten (SSR ‐ Security Sector Reform) na een conflict (bv. Mali, Somalië), tussenkomsten ter preventie van een burgeroorlog (Frankrijk in de Centraal‐Afrikaanse Republiek), tot interventies bij burgeroorlogen ter bescherming van de bevolking (bv. Libië) of om te voorkomen dat extremisten die de lokale en Europese belangen zouden kunnen schaden, aan invloed winnen (bv. Mali). Binnen de verschillende mogelijke CRO’s, komt de focus wel meer te liggen op SSR die een nauwe coördinatie vereist met de andere civiele capaciteiten. Federalebevoegdheden
Naast het reeds vermelde preventieve aspect en het reactieaspect van het crisisbeheer bij internationale natuurrampen dat aan bod komt in het volgende hoofdstuk, gaat het om humanitaire hulpverlening en om civiele/civiel‐militaire interventies en militaire crisisbeheeroperaties in het kader van ‘freedom from fear’. Voor deze domeinen is de Federale Overheid bevoegd zowel uit hoofde van de restbevoegdheden als van de parallelle bevoegdheden. Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
De Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken is de algemene autoriteit op het vlak van het internationale veiligheidsbeleid en beschikt over middelen om dit beleid waar te maken: de diplomatie en Capability Development Plan Strand B - Long Term Work” spreekt over klimaatverandering als een factor die mee
aanzet tot conflicten die ontstaan door andere trends op het vlak van bv. energie, cultuur of demografie (European
Defence Agency. EU Capability Development Plan (CDP) Strand B - Long Term Work. Brussels: EDA, November
2013, p. 4)
49
Ook de NAVO werkt momenteel aan een meer geïntegreerde aanpak van de militaire en civiele reacties op een crisis
door de lidstaten.
50
NATO. « Crisis management », nato.int, 16 november 2011. (http://www.nato.int/cps/en/natolive/topics_49192.htm)
38 de ontwikkelingssamenwerking (preventie). De acties van DGO op het vlak van ontwikkelings‐
samenwerking (zie hoofdstuk ‘ontwikkelingssamenwerking’) zijn preventieve acties in het kader van de humanitaire veiligheid. Defensie kan slechts beperkt bijdragen aan een preventieve versterking van het veiligheidsapparaat51 in het kader van grotendeels civiel geleide initiatieven voor het versterken van de weerbaarheid van het overheidsapparaat (state building) tegen de gevolgen van klimaatverandering. Defensie, de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Justitie dragen bij tot de internationale veiligheid via de civiele, civiel‐militaire of militaire operaties in het buitenland. De Belgische Defensie ondersteunt de Belgische ontwikkelingssamenwerking op het vlak van humanitaire hulpverlening, voornamelijk voor het transport van hulpmateriaal (luchttransportcapaciteit). Defensie beschikt over de nodige capaciteit om bij te dragen binnen het kader van het volledige spectrum van de verschillende CRO, zowel op bilateraal niveau als in het kader van de VN, de NAVO of de EU. De klimaatverandering zou wel eens kunnen leiden tot een potentieel toenemende duurzame ontplooiing in dit kader, in het bijzonder in de zuidelijke periferie van Europa, waar de Belgische Defensie reeds actief is. Bijkomendemaatregelen
1.
Rekeninghoudenmetdeklimaatveranderingbijactiesenmiddelenvoorhumanitaire
hulp
Aangezien klimaatverandering tot humanitaire rampen kan leiden, is het noodzakelijk om de humanitaire hulp te herbekijken met bijzondere aandacht voor klimaatverandering. De reglementering met betrekking tot humanitaire noodhulp en de rehabilitatie ten voordele van de ontwikkelingslanden52 moet aangepast zijn (rampenpreventie en herstel). De kwaliteit en de snelheid van de hulp zijn bepalend. Ook de versterking van de plaatselijke capaciteit in geval van rampen moet deel uitmaken van de integratie van de adaptatie in humanitaire hulp. In de voorbereiding van de meerjarenprogramma's met de partnerlanden die het kwetsbaarst zijn voor de negatieve effecten van de klimaatverandering, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de risicovermindering en de politieke dialoog met de partnerlanden. Verantwoordelijk: FOD Buitenlandse Zaken ‐ ontwikkelingssamenwerking Timing: 2014 (herziening van het KB) 2.
RekeninghoudenmetdeklimaatveranderingbijdeactiviteitenvanDefensieinhetkader
vandeinternationaleveiligheid
Een officiële visie over de gevolgen van de klimaatverandering en de rol van Defensie inzake internationale veiligheid zal in 2014 worden uitgewerkt voor de 3 volgende aspecten: ƒ preventieve opbouw van de veiligheidscapaciteit van landen met beperkte eigen middelen; ƒ humanitaire hulpverleningsoperaties ter ondersteuning van de civiele autoriteiten en ter versterking van de civiele middelen; ƒ crisisbeheeroperaties (CRO) en militaire bijdrage aan de civiele en civiel‐militaire interventies in het kader van ‘freedom from fear’. 51
De Belgische defensie heeft reeds een dergelijk programma met de Democratische Republiek Congo, maar dit
programma heeft niets te maken met de klimaatverandering. « MPP in de Democratische Republiek Congo (DRC) »,
mil.be, gedownload op 9 januari 2014. (http://www.mil.be/opstrg/subject/index.asp?LAN=fr&FILE=&ID=907&MENU=1637&PAGE=1)
52
19 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit betreffende noodhulp en hulp voor rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de
ontwikkelingslanden 39 Er zal rekening worden gehouden met de klimaatverandering bij het evalueren van de eigen capaciteit van Defensie en van de nieuwe behoeften om zijn taken te kunnen voeren (zowel op nationaal niveau als in het buitenland). Het militaire materiaal53 moet worden aangepast aan de droogte, aan stoffige omgevingen, aan de hitte, enz. in de mogelijke interventiegebieden. Tegelijkertijd moet er rekening worden gehouden met de mogelijke invloeden op het materiaal van extreme weersomstandigheden zoals rukwinden of overvloedige neerslag. Deze factoren gelden nu reeds, maar het belang ervan zal toenemen met de klimaatverandering54. De Europese (en dus ook de Belgische) troepen zullen hun capaciteit beter moeten afstemmen met de toekomstige behoeften aan water, voedsel, enz. Vandaar het belang van een uitbreiding van de bevoorradingslogistiek55. Het verwerven van militaire capaciteit (ook bruikbaar bij meer civiele ontplooiingen) ligt in de lijn van een samenwerkingsperspectief zowel op bilateraal, regionaal, Europees en Trans‐Atlantisch niveau opdat de dalende defensiebudgetten zo efficiënt mogelijk zouden kunnen worden aangewend. Dit is noodzakelijk om voldoende defensiecapaciteit op Europees niveau te handhaven, om het hoofd te kunnen bieden aan de vele veiligheidsproblemen, waaronder de klimaatverandering, en om een duurzaam CRO‐engagement te garanderen. Daarnaast moet er voldoende militaire autonomie zijn op Europees niveau, gelet op het feit dat Europa autonomer zal moeten worden in haar eigen periferie, aangezien de Verenigde Staten steeds meer en meer het accent leggen op Oost‐Azië56 (geopolitieke veranderingen). Deze Amerikaanse gerichtheid op de Aziatisch‐Pacifische regio creëert een extra behoefte aan strategic enablers57 waarvoor samenwerkingsinitiatieven zullen worden opgezet. Bovendien wordt de noodzaak om de samenwerking binnen een civiel‐militair kader te versterken groter, zowel op nationaal niveau voor het crisisbeheer bij natuurrampen, als in het buitenland (internationaal) in het kader van de humanitaire hulpverlening en van de (bij voorkeur preventieve) oprichting van Staatsstructuren die de bescherming van de bevolking kunnen garanderen. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat het enkel mogelijk is om aan preventieve security sector‐opbouw of ‐hervorming (SSR) te doen als men zelf nationaal blijft beschikken over de nodige expertise voor de verschillende ontwikkelingslijnen van een capaciteit. Verantwoordelijk: Defensie Betrokken: Defensie en de andere Belgische actoren betrokken bij de internationale veiligheid (de FOD’s Buitenlandse Zaken, Binnen‐ landse Zaken en Justitie) maar ook de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu als nationale coördinator op het vlak van adaptatie aan de klimaatverandering Timing: vanaf 2014 9. Crisisbeheerbijnatuurrampen
Klimaatverandering leidt tot wijzigingen in frequentie, intensiteit, omvang, duur en periode van extreme meteorologische en klimatologische gebeurtenissen en kan ongeziene extreme meteorologische en klimatologische fenomenen veroorzaken (IPCC‐SREX).
53
Dit punt geldt eveneens voor alle acties waarbij Defensie vermeld is als een van de actoren
European Defence Agency. o.c., p.5.
55
European Defence Agency. o.c., p.5.
56
Department of Defense. Sustaining U.S. Global Leadership: Priorities for 21st Century Defense. January 2012, p.2-3.
(http://www.defense.gov/news/defense_strategic_guidance.pdf)
57
ISR (Intelligence, Surveillance and Reconnaissance)-capaciteiten zoals drones/RPAS (Remotely Piloted Air
Systems), satellietcommunicatie, Special Operations Forces; tankvliegtuigen, doelaanduidingscapaciteiten, capaciteiten
voor precisiebombardementen op lange afstand, strategisch luchttransport, maritiem transport en maritieme logistiek,…
54
40 Om een antwoord te bieden op de risico's veroorzaakt door de klimaatverandering is een optimaal rampen‐ en crisesbeheer noodzakelijk. Een goede voorbereiding van het risico maakt een geschikte reactie mogelijk om de veiligheid van de betrokken personen zo snel mogelijk te waarborgen. Om dat te doen, moet nu reeds worden geanticipeerd op de toekomstige impact van de klimaatverandering. In dit document dient crisisbeheer te worden opgevat als het beheer van de natuurrisico’s die, omwille van hun aard of hun gevolgen, de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigen, dringende beslissingen vereisen en ook een coördinatie tussen de verschillende departementen en organismen vereisen. Impactenkwetsbaarheden
Klimaatverandering kan leiden tot steeds meer druk op de kustzones, toenemende overstromingsrisico's, stormen, bosbranden en een stijging van de risico's op grondverschuivingen. De klimaatverandering zal in ons land gevolgen hebben op diverse veiligheidsaspecten. Globaal omvatten die de waterkwaliteit (drinkwaterschaarste en overstromingen), energieveiligheid (gebrek aan koelwater, energieschaarste), ecologische veiligheid (schadelijke soorten en ziekten, branden) en menselijke veiligheid (gezondheid, fysieke veiligheid, branden) 58. De gevolgen in termen van fysieke veiligheid die voortvloeien uit de klimaatverandering houden nauw verband met de evolutie van andere factoren zoals de geopolitiek, de demografie, de technologie, de economie, de internationale veiligheid, enz. De klimaatverandering zou kunnen leiden tot een toename van nationale en internationale hulp‐ en crisisbeheerinterventies (meer frequente en meer intense). Federalebevoegdheden
Het crisisbeheer bij natuurrampen is een residuaire bevoegdheid van de federale overheid. In dit opzicht kan worden vermeld dat het Arbitragehof al geoordeeld heeft dat de bevoegdheid voor civiele bescherming een residuaire bevoegdheid blijft van de federale staat59. Die bevoegdheid blijkt uit meerdere bepalingen die werden aangenomen door het federale niveau. Dat blijkt onder meer uit de bepalingen die de civiele bescherming regelen60, de bepalingen ter oprichting van het Coördinatie‐ en Crisiscentrum van de Regering61 en de wet betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren62. Hoewel het beheer van natuurrampen een federale bevoegdheid is, geldt dat niet noodzakelijk voor preventie en rehabilitatie (bv. waterwegen,...).[9] Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Noodplanning en crisisbeheer Verschillende bestaande maatregelen en procedures dragen bij tot een beleid dat is aangepast aan de klimaatverandering, zoals: ƒ het algemene systeem van noodplanning treedt in werking op gemeentelijk, provinciaal of federaal niveau zodra zich een ramp voordoet ƒ er bestaan noodplannen en specifieke actieplannen voor bosbranden, overstromingen 58
DECONINCK 2010 Klimaatverandering en veiligheid: het Belgische en Europese beleid – Stefan Deconinck,
juni 2010, Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, studiecentrum voor veiligheid en Defensie
Arbitragehof, nr. 197/2004, van 8 december 2004, B.4.
60
Wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, B.S. 16 januari 1964, en de latere amendementen
59
61
Koninklijk Besluit van 18 april 1988 tot oprichting van het coördinatie- en Crisiscentrum van de regering.
62
Wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren, B.S., p. 42320
41 ƒ het verzamelen van informatie/ervaringen na interventies/incidenten ƒ het systematisch verzamelen van gegevens over natuurrampen (bv. EM‐DAT database in geval van rampen, opgesteld door het Centrum voor Onderzoek van de Epidemiologie bij Rampen) ƒ het crisiscentrum beheert de noodhulp op federaal niveau, evenals het opstarten van de federale noodplannen ƒ bescherming van de kritieke infrastructuur: coördinatie, deelname aan de hervorming van het Europees programma voor de bescherming van de kritieke infrastructuur, het Early Warning‐systeem met het VBO, enz. ƒ BE‐Alert: waarschuwingskanalen voor de bevolking in geval van crisis ƒ informatiebeheer tussen de verschillende partijen betrokken bij de noodplanning en het crisisbeheer, zowel op gemeentelijk, provinciaal als op nationaal en gewestelijk niveau Defensie (ondersteuning crisisbeheer bij natuurrampen) Defensie komt tussenbeide in het nationaal crisisbeheer bij natuurrampen ter versterking van de civiele capaciteit (brandweer, civiele bescherming, politie, medische spoeddiensten). Wanneer de civiele capaciteit ontoereikend is bij een crisis of ramp op het nationale grondgebied kan de hulp worden ingeroepen van defensie via de provinciale en/of federale overheid belast met het crisisbeheer. Defensie is echter geen structurele partner voor het crisisbeheer bij natuurrampen, aangezien zij nagenoeg exclusief ad‐hoc tussenbeide komt met de beschikbare capaciteit63 (bv. Gellingen, Wetteren, overstromingen, maritieme rampen) en zonder een strategisch veiligheidskader op federaal niveau. Defensie (ondersteuning crisisbeheer bij internationale natuurrampen) België beschikt reeds over het B‐FAST‐team (Belgian First Aid & Support Team) dat deels ten laste wordt genomen door Defensie voor snelle dringende hulpverlening in geval van een humanitaire crisis of ramp in het buitenland. De Belgische Defensiecapaciteit werd herhaaldelijk aangewend voor het verlenen van hulp in het kader van het crisisbeheer bij natuurrampen in het buitenland64. 63
Een performante autonome commando- en aansturingscapaciteit voor operaties gebaseerd op eigen autonome
communicatiemiddelen; algemene medische ondersteuningscapaciteiten naast gespecialiseerde medische diensten zoals
een brandwondencentrum en hyper- en hypobare geneeskunde; verschillende mogelijkheden voor logistieke steun via
transport op de weg, in de lucht (zowel transportvliegtuigen als transporthelikopters) en op zee met transportmiddelen
die vaak aangepast zijn aan moeilijke omstandigheden; geniemiddelen voor het herstellen van wegen, bruggen en
gebouwen; CBRN-middelen om chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen of incidenten aan te
kunnen; een beperkte militaire politie maar ook een meer doorgedreven training van gevechtstroepen voor inzet in een
civiel kader met niet-letale ordehandhavingsmiddelen; verschillende middelen om aan inlichtingenvergaring te doen;
een beperkte bootcapaciteit voor inzet op rivieren en overstroomd gebied; drones (RPAS: Remotely Piloted Air
Systems) om beeldinformatie te verzamelen; patrouilleschepen (aangevuld door andere capaciteiten van de
Marinecomponent indien nodig) en een maritieme commandoketen om crisissen en rampen op zee te managen;
mankracht die centraal kan aangestuurd en gecoördineerd worden via een hiërarchische structuur; …
64
Bv. Operatie Marianne begin 2000 waar de Belgische genie (naast Belgische brandweermannen) steun leverde aan de
Franse Defensie voor het opruimen van omgewaaide bomen na een grote storm (“Operatie Marianne 2000”, VOX, 14
februari 2000.
(http://www.mil.be/vox/subject/index.asp?LAN=nl&ID=403&MENU=281&PAGE=3)) en de steun van de Belgische
genie aan Sri Lanka na een tsunami in 2005 (“Sri Lanka: het laatste detachement van Tsunami Soldarity ter plaatse”,
mil.be, 13 april 2005. (http://www.mil.be/def/news/index.asp?LAN=nl&ID=176)
42 Bijkomendemaatregelen
1.
Rekeninghoudenmetdeverwachtegevolgenvandeklimaatveranderinginderisico‐en
impactanalyses
Op Europees niveau worden momenteel richtlijnen voorbereid, gebaseerd op de beste praktijk op het vlak van ramppreventie65. Bij de uitvoering van het koninklijk besluit van 16.02.2006 betreffende de nood‐ en interventieplannen werden risicoanalyses uitgevoerd om risico's zoals natuurrampen te prioriteren. In de risico‐ en impactanalyse kan rekening worden gehouden met de verwachtte effecten van de klimaatverandering. In de praktijk zou de analyse in 2 fasen kunnen verlopen: ƒ
ƒ
Fase 1: risicoanalyse op basis van de huidige gegevens Fase 2: analyse van de toekomstige risico's, rekening houdend met de toekomstige impact van de klimaatverandering (op basis van nationale klimaatscenario's) en de kwetsbaarheden Afhankelijk van de resultaten van die risico‐ en impactanalyse kan een nieuw luik worden ontwikkeld binnen het kader van een specifiek noodplan ‘natuurrampen’ (bijvoorbeeld bij grote warmte). Verantwoordelijk: FOD Binnenlandse Zaken (AD Crisiscentrum) Betrokken: Betrokken FOD (energie, mobiliteit, enz.), BELSPO, KMI, gewesten, provincies en gemeenten Uitvoering: fase 1: 2014‐2015, fase 2: 2016 (zodra de nationale klimaatscenario's beschikbaar zijn) 2.
Rekeninghoudenmetdeverwachtegevolgenvandeklimaatveranderingbijdeactiviteiten
vanDefensieopnationaalniveaumetbetrekkingtothetcrisisbeheerbijnatuurrampen
De klimaatverandering zou kunnen leiden tot een toename van de bijdrage van Defensie op het nationaal grondgebied bij het crisisbeheer in geval van natuurrampen. Een denkoefening over de bijdrage van Defensie in crisisbeheer bij natuurrampen op het nationaal grondgebied werd gestart eind 2013. Er zal een officiële visie over de gevolgen van de klimaatopwarming en over de rol en de capaciteit van Defensie worden uitgewerkt. De ondersteunende rol van Defensie in het kader van de civiele veiligheid voor het leveren van helikopters voor het blussen van bos‐ en heidebranden (die moeilijk bereikbaar zijn) werd reeds geanalyseerd in het licht van de klimaatverandering (toenemend risico op branden). Een samenwerkingsprotocolakkoord wordt momenteel afgesloten voor de levering door Defensie van NH90 helikopters voor het gebruik van blussystemen aangekocht door de civiele veiligheid. 3.
Verantwoordelijk: Betrokken: Uitvoering : Defensie, FOD Binnenlandse Zaken Luchtcomponent, stafdepartement ACOS Operaties & Directoraat‐generaal Material Resources, Civiele Veiligheid samenwerkingsprotocolakkoord in 2014, operationeel in 2016 Training, Versterktesamenwerkingtussenlidstatenvoorhetcrisisbeheerbijnatuurrampen
Risico‐evaluaties zijn noodzakelijk om de voorbereidende activiteiten voor ramppreventie te versterken en bij te dragen tot de planning en versterking van de capaciteiten. De Europese Commissie heeft richtlijnen 65
zie onderzoek uitgevoerd voor de Europese Commissie: ‘Good practices in disaster prevention, Final Report,
Rotterdam, 29 January 2013’ http://climate-adapt.eea.europa.eu/c/document_library/get_file?uuid=eb81d8dd-0836-4bb8-9bd6-
624d05ed4233&groupId=18
43 gepubliceerd met betrekking tot de risico‐evaluatie66. Die houden rekening met de klimaatverandering. Het hoofddoel van voorgemelde richtlijnen is de verbetering van de coherentie tussen de risico‐evaluatie van de EU‐lidstaten op nationaal niveau in de stadia preventie, voorbereiding en planning. Ook in het internationaal actieplan (Hyogo framework for action 2005‐201567) van de UNISDR (United Nations International Strategy for Disaster Reduction), een programma dat de risico's op rampen aanzienlijk wil verminderen, wordt rekening gehouden met klimaatverandering. Het programma bevordert meer bepaald de integratie van risico's in verband met toekomstige klimaatverandering in de strategieën om risico op rampen te verminderen. Het wordt momenteel gereviseerd met het oog op een nieuwe strategie 2015‐2020 die de impact van de klimaatverandering, het ontwikkelingsbeleid, de band met het wereldvoedselprogramma,... dekt, naast de noodplanning en de risicoanalyse. Binnen het kader van de herziening van de Europese wetgeving betreffende de civiele bescherming zal de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten worden versterkt op het vlak van reddingswerken, rampenbeheer en preventie. Dat kan een antwoord bieden op problemen in verband met klimaatverandering. Bij klimaatrampen zijn heel wat bronnen en personeel betrokken. België zoekt actief partners binnen de EU voor groepsaankopen en het opzetten van een uitwisselingsprogramma van opgeleid personeel. Het mechanisme van Europese civiele bescherming, gebaseerd op het solidariteitsprincipe tussen lidstaten, zal ooit op zijn grenzen botsen, meer bepaald financieel en operationeel. Vanuit operationeel oogpunt is het waarschijnlijk dat men in zekere mate op zichzelf zal terugplooien bij gebrek aan middelen wanneer meerdere lidstaten tegelijkertijd worden getroffen door natuurrampen met grote intensiteit (overstromingen, bosbranden). Het Verdrag van Lissabon introduceerde de solidarity clause, die stelt dat militaire middelen van de EU‐
lidstaten kunnen ingezet worden in het kader van catastrofes op het grondgebied van de EU‐lidstaten68. De mogelijke rol van Defensie op het nationale grondgebied voor ramp‐ en crisisbeheersing kan via de uitwerking van de clausule eveneens een Europese dimensie krijgen. Bijkomend zorgt de EU ook steeds meer voor een gecoördineerde Europese aanpak voor de steun aan civiele catastrofes buiten Europa. Een stijging van het aantal interne crisissen en rampen veroorzaakt door extreem weer zal mogelijk ook leiden tot een verdere versterking van de Europese aanpak inzake ramp‐ en crisisbestrijding binnen Europa69 en mogelijk ook een versterking van de rol van de Belgische capaciteiten voor ramp‐ en crisisbeheersing, waaronder deze van Defensie, binnen dit kader. Verantwoordelijk: FOD Binnenlandse Zaken (AD Crisiscentrum en AD Civiele Bescher‐ ming) voor de risico‐evaluatie en het Europees mechanisme voor civiele bescherming. FOD Buitenlandse Zaken voor de UNISDR‐ strategie (gezien de omvang van de betrokken onderwerpen). Betrokken: Defensie, FOD Volksgezondheid Timing: vanaf 2014 66
Staff Working Paper on Risk Assessment and Mapping Guidelines for Disaster Management http://ec.europa.eu/echo/civil_protection/civil/pdfdocs/prevention/COMM_PDF_SEC_2010_1626_F_staff_working_document_en
.pdf 67
Hyogo framework for action ‐ Building the Resilience of Nations and Communities to Disasters http://www.unisdr.org/files/1037_hyogoframeworkforactionenglish.pdf
68
EU. “Solidarity clause Article 222”, Treaty on the Functioning of the EU, Official Journal of the European Union, 9
mei 2008, p.C115. (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2008:115:0047:0199:en:PDF)
69
European Defence Agency. EU Capability Development Plan (CDP) Strand B - Long Term Work. Brussels: EDA,
November 2013, p.4.
44 4.
Langetermijnanalysevandebehoefteaanextracapaciteitomzichvoortebereidenop
crisisbeheerbijnatuurrampen
Eind 2013 werd een denkoefening gestart over de bijdrage van Defensie aan het crisisbeheer bij natuurrampen op het nationaal grondgebied en op internationaal niveau. Een officiële visie over de gevolgen van de klimaatverandering op de rol en de capaciteit van Defensie zal worden uitgewerkt. De Civiele Bescherming (brandweer, hulpverleningszones en Eenheden van de Civiele Bescherming) beschikt over middelen om de bevolking ter hulp te komen bij zogenoemde klassieke natuurrampen of humane rampen. De herziening van de natuurlijke risico's zal aantonen of de huidige middelen al dan niet moeten worden herbekeken. Men kan reeds stellen dat de kwantiteit en kwaliteit van de middelen waarschijnlijk niet zullen voldoen. De bestaande middelen van de hulpdiensten zullen in het algemeen moeten worden aangevuld met meer middelen en nieuw materiaal. Die risicoherziening moet aangeven welke de natuurlijke risico's zijn voor België en zijn buurlanden en wat de gevolgen zijn voor de bevolking en meer bepaald wat de impact is op de veiligheid van risicovolle ondernemingen, met name SEVESO‐ en nucleaire inrichtingen. Verantwoordelijk: Uitvoering: Defensie, FOD Binnenlandse Zaken 2014 45 10. Landbouw
De landbouwsector is rechtstreeks afhankelijk van de meteorologische en klimatologische omstandigheden. Die hebben een impact op de gezondheid van dieren en. De systemen voor risicopreventie en ‐beheer voor de sector moeten de factor ‘klimaatverandering’ zo goed mogelijk integreren. Impactenkwetsbaarheden
De landbouwsector is bijzonder gevoelig voor de effecten van klimaatverandering. Temperatuurschommelingen, de neerslagverspreiding over de seizoenen, toenemende wisselvalligheid en ‘extreme’ gebeurtenissen (hittegolven, droogte) kunnen directe gevolgen hebben voor de productie. Bovendien kan de klimaatverandering grote storingen veroorzaken in de ecosystemen die ook een invloed kunnen hebben op de productie (ontwikkeling van ziekteverwekkers, proliferatie van invasieve soorten, breuk van het evenwicht tussen vernielers en hun natuurlijke vijanden, verschil tussen de levenscyclus van bestuivers en bijhorende plantensoorten, enz.). De voornaamste kwetsbaarheid bij klimaatverandering schuilt in de thermische belasting, waterschaarste en landdegradatie, het gevaar voor een toename van parasieten70, vectorziekten en onkruid. Het is niet uitgesloten dat klimaatverandering de teelt van nieuwe variëteiten mogelijk maakt. Hoewel een toename van CO2‐concentratie in de atmosfeer de plantengroei kan bevorderen, mag dit voordeel niet worden overschat, want de belangrijkste beperkende factor is de beschikbaarheid van water. De klimaatverandering zal tevens een directe en indirecte invloed hebben op de gezondheid en het welzijn van dieren. De directe impact vloeit voort uit de temperatuurstijging, toegenomen risico's op overstromingen en droogte. De indirecte impact komt voort uit de beperkte beschikbaarheid van water en voedsel en de verspreiding van ziekten (de opkomst of het opnieuw opduiken van infectieziekten, overgebracht door vectoren, zijn sterk afhankelijk van de klimaatomstandigheden). De wijzigingen in de distributie en de prevalentie van dierlijke vectorziekten zijn misschien wel het belangrijkste effect van de klimaatverandering (blauwtongziekte, riftdalkoorts, enz.). Federalebevoegdheden
De federale overheid heeft ook bevoegdheden inzake het landbouwbeleid. Zo is ze meer bepaald bevoegd voor: 1. de normen met betrekking tot de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige producten, en de controle van die normen met het oog op de veiligheid van de voedselketen71 2. de normen met betrekking tot de gezondheid evenals de kwaliteit van dierlijke producten, en de controle van die normen met het oog op de veiligheid van de voedselketen 3. inkomensvervangende maatregelen bij vervroegde uittreding van oudere landbouwers In de mate dat een gemiddelde temperatuurstijging in onze streken de cultuur mogelijk maakt van nieuwe, niet‐inheemse soorten, is de federale overheid bevoegd om de import van die plantaardige variëteiten te reguleren vanuit de bevoegdheid die haar wordt toegekend door artikel 6 par.1, III, 2° van de BWHI. Tot slot is de federale overheid bevoegd voor het herstel van bepaalde vormen van schade aan private goederen door natuurrampen en meer in het bijzonder in het geval van landbouwrampen72.[9] 70
Hogere temperaturen begunstigen de ontwikkeling van parasieten (mogelijkheid van meerdere ontwikkelingscycli per jaar in plaats van één). 71
Die controle van de kwaliteit van plantaardige producten omvat onder meer de fytosanitaire bescherming (douanecontroles, quarantainemaatregelen, uitroeiing, afzonderingsmaatregelen, enz.) 72
Zie artikels 2, 5, 10, 36 en 38 van de Wet van 1 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, B.S., p. 10149.
46 Adaptatiemaatregelen
Bestaandemaatregelen
Het gezondheidsbeleid (voor dieren en planten) beoogt het vermijden van het (opnieuw) opkomen van dierenziekten, door preventie, associatie en saneringsprogramma's. Het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten (‘Sanitair Fonds’) is de sluitsteen van het gezondheidsbeleid voor de financiering van specifieke programma's tegen gereglementeerde ziekten en de schadeloosstelling van de eigenaars van vernietigde dieren en producten. Het Sanitair Fonds wordt beheerd volgens de principes van inspraak, overleg en mede‐
verantwoordelijkheid. Bijkomendemaatregelen
1.
RekeninghoudendmetdeklimaatveranderingbinnenhetkadervandeEuropese
fytosanitaireverordening
Door de toename van internationale uitwisselingen, klimaatverandering en de toenemende mobiliteit van mensen en goederen is uiterste waakzaamheid geboden voor het (opnieuw) opkomen van schadelijke organismen voor gewassen. Het federale fytosanitair beleid beoogt de bescherming van inlandse soorten tegen schadelijke organismen (insecten, virussen, bacteriën, mossen, enz.) die niet natuurlijk aanwezig zijn in onze streken en die aanzienlijke schade kunnen toebrengen. Die ‘quarantaineorganismen’ moeten zo snel mogelijk worden bestreden. Het beleid ter zake wordt in grote mate bepaald op internationaal en Europees niveau. Een actieve deelname op EU‐niveau is dus belangrijk om te garanderen dat er rekening wordt gehouden met de risico's door klimaatverandering. De Europese Commissie heeft in mei 2013 een nieuwe fytosanitaire verordening voorgesteld73. Het voorstel werd voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad (inspraakprocedure). Binnen het kader van die herziening zal België bijzondere aandacht besteden aan de impact van klimaatverandering, in het bijzonder op schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten. De volgende acties zijn gepland: ƒ
ƒ
ƒ
actieve samenwerking aan de herziening van de fytosanitaire verordening. pleiten voor een frequentere evaluatie/herziening van de risicoanalyse (< 10 jaar) pleiten voor een aanpassing van de lijst van quarantaineorganismen op basis van de huidige kennis betreffende de impact van de klimaatverandering Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Timing: 2013‐2014 2.
Hetsanitairfondsvoordierenenplantenevalueren
Het dierengezondheidsfonds en het plantenfonds werden in het leven geroepen in de optiek van solidariteit, om vergoedingen te betalen in het geval van het verplicht doden of slachten van dieren en om tussen te komen in de financiering van subsidies, voorschotten, prestaties en schadeloosstellingen inzake de kwaliteit van planten en plantaardige producten, de fytosanitaire situatie van planten en plantaardige producten en de opsporing en strijd tegen schadelijke organismen. De lijst met dieren‐ en plantenziekten die in aanmerking komen voor een schadevergoeding via het fonds kan worden herzien om rekening te houden met de klimaatverandering. 73
http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm
47 Als er door de klimaatverandering (nieuwe) dieren‐ en plantenziekten opduiken; kunnen de landbouwers worden vergoed voor de veroorzaakte schade. Wat betreft dierenziekten impliceert de maatregel dat de (nieuwe) ziekten die het gevolg zijn van de klimaatverandering, opgenomen worden in de lijst van de dierengezondheidswet74 (hoofdstuk III) om in voorkomend geval te worden bestreden en om schadevergoedingen te kunnen uitkeren via het dierengezondheidsfonds. Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu / FAVV Betrokken: landbouwsector, gewesten Timing: vanaf 2015 74
Koninklijk besluit tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 48 11. Transversalemaatregelen
1.
Rekeninghoudenmetdeadaptatieaandeklimaatveranderingbijhetuitwerkenvanhet
federalebeleid
Een adaptatiebeleid moet ook vermijden dat er een beleid wordt opgesteld dat door de klimaatverandering op middellange of lange termijn niet vol te houden is. Daarvoor moet er bij het opstellen van de programma's/plannen/regels/projecten rekening worden gehouden met de verwachte gevolgen van de klimaatverandering, indien mogelijk al vanaf de planningsfase. Dat is mogelijk via: 1. de RegelgevingsImpactAnalyse (RIA) 2. strategische milieubeoordelingen (SMB) Dit wordt bereikt door het thema klimaatverandering (verwachte impact, concept van adaptatie, enz.) op te nemen in de handleidingen (SMB‐, RIA‐scoping), in een praktische vorm die eenvoudig te gebruiken is door niet‐specialisten (gidsen, checklist). De informatie zal regelmatig worden bijgewerkt om rekening te houden met de evolutie van de kennis. Om de richtlijnen op te volgen die beschreven zijn in het 'Guidance document on integrating climate change and biodiversity into SEA & EIA' van de Europese Commissie, zullen de aspecten met betrekking tot de klimaatverandering worden opgenomen in de strategische milieubeoordelingen in het kader van de herziening van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu, om deze eenvoudiger, actueler, efficiënter en pragmatischer te maken. Verantwoordelijk: Betrokkenen: Timing: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu/ Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO) ICDO, alle FOD's 2014 2.
RekeninghoudenmetdeklimaatadaptatiebijhetevaluerenvandePassende
mitigatieactiesopnationaalniveau(NationallyAppropriateMitigationActions–NAMA’s)
enCDM‐projecten(CleanDevelopmentMechanism‐Mechanismevoorschone
ontwikkeling)
In het kader van de ondersteuning van projecten gericht op het uitwerken van NAMA’s en de eventuele aankopen van koolstofkredieten in het kader van CDM‐projecten, zullen de verwachte gevolgen van de klimaatverandering, net als de mogelijke positieve of negatieve impact van deze projecten op de capaciteit van het gastland om zich aan te passen aan de verwachte gevolgen van de klimaatverandering, beschouwd worden als een evaluatiecriterium. Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Klimaatverandering Betrokken: / Timing: 2015 49 3.
Organisatievansectoraleinformatiesessiesoverdeadaptatieaandeklimaatverandering
Om een coherent en efficiënt adaptatiebeleid te waarborgen en ervoor te zorgen dat de verschillende sectoren er rekening mee houden, moeten ze op de hoogte zijn van de klimaatverandering, de verwachtingen, de impact, het van kracht zijnde adaptatiebeleid, de ‘success stories’ enz. Om de sectoren te laten inzien hoe belangrijk het is dat ze zich aanpassen aan de klimaatverandering, zullen er infosessies worden georganiseerd. Die sessies zullen specifiek worden aangepast aan elke sector. De klimaatscenario's (zie hoofdstuk 'Onderzoek') zullen er worden gepresenteerd. Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu – Dienst Klimaatverandering Betrokkenen: BELSPO, andere FOD's. Timing: 2015 Opmerking: de FOD Binnenlandse Zaken ‐ crisisbeheersing kan door zijn transversale contacten en zijn betrokkenheid bij het beheer van crisissituaties op federaal niveau een faciliterende rol kan spelen bij de bewustmaking van de overheden voor klimaatverandering op basis van klimaatscenario's. 4.
Dehuidigewerkzaamhedenondersteunenomrekeningtehoudenmetde
klimaatadaptatievanhetEuropeescomitévoorNormalisatie(CEN)
Het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) vertegenwoordigt België in de technische comités van het CEN en CEN SABE75 die nieuwe normen uitwerken en de bestaande normen herzien. In aansluiting op de publicatie van de Europese strategie voor 'de adaptatie aan de klimaatverandering' heeft het CEN opdracht gekregen om: ƒ
ƒ
de bestaande normen te 'screenen' en zo een inventaris op te maken van de bestaande Europese normen die moeten worden herzien om rekening te houden met de verwachte effecten van de klimaatverandering, en om deze normen te herzien richtsnoeren op te stellen om ervoor te zorgen dat er bij het normalisatieproces rekening wordt gehouden met de klimaatadaptatie. Die gids wordt een aanvulling op Handleiding 4 die over milieukwesties in de normen gaat. De werkzaamheden concentreren zich op 3 sectoren: vervoersinfrastructuur, energie en bouw. Om deze normen te herzien, is een deelname in de technische comités van het CEN sterk aan te bevelen. De experts worden door het NBN76 aangesteld. Om de activiteiten van het CEN op een actieve en efficiënte manier te volgen, zal er bij het CEN/SABE een verantwoordelijke worden aangewezen om de werkzaamheden met betrekking tot de klimaatadaptatie te volgen. De overheden, industrieën enz. zullen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de werkzaamheden hieromtrent van de technische comités van het CEN. Verantwoordelijk: FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu – Klimaatverandering Betrokken: BIN, FOD Economie, belanghebbenden Timing: 2014 Dienst 75
76
Strategic Advisory Board for the Environment
Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België
50 5.
Decoördinatieendeefficiëntievandefinanciëlesteunaandeontwikkelingslanden
verbeterenbijhuninspanningenomhethoofdtebiedenaandeklimaatverandering
Naast de integratie van de problematiek van de klimaatverandering in de ontwikkelingssamenwerking en een betere samenwerking tussen de verschillende federale overheden op dit gebied, is het ook belangrijk om de inspanningen voor de klimaatadaptatie die de ontwikkelingslanden leveren, te ondersteunen door de beloften van België op het gebied van internationale klimaatfinanciering na te komen. In het akkoord van Kopenhagen (2009) beloofden de ontwikkelde landen om van 2010 tot 2012 30 miljard USD vrij te maken voor klimaatfinanciering voor de ontwikkelingslanden, en vanaf 2020 wordt dit bedrag opgetrokken tot 100 miljard USD per jaar uit verschillende bronnen. Behalve dat het om nieuwe en extra middelen moet gaan, werd ook vastgelegd dat ze gelijkmatig verdeeld moeten worden tussen de adaptatie aan de klimaatverandering en de mitigatie ervan. Ook al is er voor de periode 2013‐2020 op internationaal niveau geen tussentijds streefcijfer vastgesteld, de partijen zijn met elkaar overeengekomen dat de financiële steun die de ontwikkelde landen tijdens de betreffende periode aan de ontwikkelingslanden geven, ten minste niet mag afnemen. Een onderzoek dat is uitgevoerd door de Dienst Klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu kon aantonen dat de billijke bijdrage van ons land in 2020 zou oplopen tot 126‐
542 miljoen euro per jaar. Hoewel de klimaatfinanciering een gedeelde bevoegdheid is van de federale staat en de gewesten, is het nakomen van de internationale beloften die door België zijn gedaan dus een belangrijk middel dat het mogelijk maakt om adaptatiemaatregelen in de ontwikkelingslanden te steunen. Om mede het financieringstekort aan te vullen waarmee het Adaptation Fund te kampen had, spraken de federale regering en de drie gewesten met elkaar af dat hier in 2013 3,25 miljoen euro naartoe ging. Dit soort financiële steun maakt het mogelijk om adaptatieprojecten in de ontwikkelingslanden te steunen en wordt als klimaatfinanciering beschouwd. In deze context – en zoals de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) voorstelt in zijn advies over 'Klimaat en Ontwikkelingssamenwerking' – is het belangrijk om een gezamenlijke visie en een efficiënte coördinatie te garanderen tussen de verschillende politieke instanties die verantwoordelijk zijn voor klimaatbeleid en ontwikkelingshulp. Daarom is het vooral belangrijk dat er een politieke werkgroep wordt opgericht die bestaat uit medewerkers van de DGD en de Dienst Klimaatverandering. Op die manier kan de synergie tussen de projecten en geldstromen die van beide overheidsdiensten afkomstig zijn, worden verbeterd. De efficiëntie van de samenwerking tussen de twee overheidsdiensten kan ook sterk worden verbeterd als de BTC en BIO bij een dergelijke werkgroep worden betrokken. Zoals de FRDO benadrukt, vormt een nauwe samenwerking tussen de Dienst Klimaatverandering en de DGD een meerwaarde tijdens de implementatie van nationale adaptatieprogramma’s (National Adaptation Programmes – NAPs), nationale actieprogramma’s voor adaptatie (National Adaptation Programmes of Action ‐ NAPAs) en Passende mitigatieacties op nationaal niveau (Nationally Appropriate Mitigation Actions ‐ NAMAs) in de zuidelijke landen. Verantwoordelijke: DGD, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Betrokken: BIO, BTC Timing: vanaf 2015 51 Opvolgingenevaluatie
Het plan bestrijkt een periode van 6 jaar. In 2017 zal er een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd. Zo kan worden nagegaan in hoeverre het toekomstige nationale plan ter adaptatie aan de klimaatverandering en de federale acties op elkaar zijn afgestemd. Uit die evaluatie zal blijken welke vooruitgang er werd geboekt bij de uitvoering van het plan. Indien nodig zullen onlangs verworven kennis over de effecten van de klimaatverandering en klimaatscenario's worden toegevoegd. Dankzij de evaluatie kunnen de sterke en zwakke punten van de uitvoering van het plan worden geïdentificeerd en eventuele tekortkomingen worden verholpen. Het DG Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid zal een comité voor de evaluatie van het plan samenstellen dat zal bestaan uit vertegenwoordigers van de overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het plan. In 2020 zal er een eindevaluatie plaatsvinden. Het eindresultaat zal openbaar worden gemaakt. 52 Referenties
1. IPCC, 5de Evaluatierapport – Werkgroep I, Wetenschappelijke elementen, AR5‐deel 1, oktober 2013 2. IPCC, 4de Evaluatierapport – Werkgroep II, Klimaatverandering in 2007: Gevolgen, adaptatie en kwetsbaarheid, 2007 3. Managing the risks of extreme events and disasters to advance climate change adaptation, special rapport van het Intergouvernementeel panel inzake klimaatverandering (SREX), IPCC, 2012 4. EEA, 2012. Climate change, impacts and vulnerability in Europe‐ An indicator‐based report, Report No 12/2012 http://www.eea.europa.eu/publications/climate‐impacts‐and‐vulnerability‐2012 5. ECORES, TEC, 2011. L’adaptation au changement climatique en Région wallonne. Definitief rapport 6. FACTOR X, ECORES, TEC, 2012. L’adaptation au changement climatique en Région de Bruxelles‐
Capitale: Élaboration d’une étude préalable à la rédaction d’un plan régional d’adaptation. Definitief rapport 7. VMM, 2009: Flanders environment report 2009, http://www.environmentflanders.be/ 8. Vlaamse overheid, 2010: Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen, http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/adaptatie/studies‐en‐onderzoek/eindrapport‐
bouwstenen‐adaptatieplan 9. Technum, ClimAct, IMDC, 2013. Verkenning van de federale bijdrage aan een coherent beleid inzake klimaatadaptatie, Eindrapport 10. KUL, RMI, Belspo, Climate change impact on hydrological extremes along rivers and urban drainage systems in Belgium, CCI‐Hydr (http://www.kuleuven.be/hydr/CCI‐HYDR.htm) 11. Ntegeka V., Willems P., 2009. 'CCI‐HYDR Perturbation Tool: a climate change tool for generating perturbed time series for the Belgian climate', Manual version January 2009, K.U.Leuven – hydraulics Section & Royal Meteorological Institute of Belgium, 7 p. (http://www.kuleuven.be/hydr/cci/reports/CCI‐HYDR%20Perturbation%20Tool.pdf) 12. Brouwers, J., Peeters, B., Willems, P., Deckers, P., De Maeyer, Ph., De Sutter, R., en Vanneuville, W. (2009), ‘Klimaatverandering en Waterhuishouding’, pp. 283‐304 in: Van Steertegem, M. (red.), Milieuverkenning 2030. Vlaamse Milieumaatschappij. 13. VMM, 2009: Flanders environment report 2009, http://www.environmentflanders.be/ 14. De Nationale Klimaatcommissie, 2013. Zesde Nationale Mededeling onder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, december 2013 15. Stern, N. (2006). Stern‐rapport over de economische effecten van klimaatverandering. HM Treasury 16. Impact van de klimaatverandering in België, rapport opgemaakt op vraag van Greenpeace en onder leiding van P Marbaix en J‐P van Ypersele, Katholieke Universiteit Leuven, België, juli 2004 17. Werkdocument van de Commissie ‘Adapting infrastructure to climate change’, SWD(2013) 137 definitief 18. EU‐strategie voor adaptatie aan de klimaatverandering, Europese Commissie, 2013 19. Belgisch plan voor de veiligheid van het luchtvervoer 2010‐2014, Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 20. Adaptation of Railway Infrastructure to Climate Change http://www.ariscc.org 21. EEA, 2013. Adaptation in Europe: Addressing risks and opportunities from climate change in the context of socio‐economic developments. ISSN 1725‐9177 22. De Nationale Klimaatcommissie, 2010. Belgische Nationale Adaptatie Strategie. Brussel. 23. Ministerie van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling, Vervoer en Huisvesting, 2011. Nationaal Plan ‐ Adaptatie aan de Klimaatverandering. Parijs. 53 24. Vlaamse overheid, 2013 Vlaams klimaatbeleidsplan deel Vlaams Adaptatieplan 25. http://climate‐adapt.eea.europa.eu/ 26. Europese Commissie, 2013 Climate change adaptation: marine and coastal issues, SWD(2013) 133 definitief 27. Energy, The impacts and economic costs of climate change on energy in the European Union, summary of sector results from the climate cost project, Technical policy briefing note 4. Gefinancierd door het 7e kaderprogramma van de Europese Gemeenschap 28. Europese Commissie, 2013 Groenboek betreffende de verzekering tegen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (COM(2013) 2013 definitief) 29. http://www.eea.europa.eu/data‐and‐maps/indicators/marine‐phenology‐1/assessment 30. Europese Commissie, 2013 Guidance on Integrating Climate Change and Biodiversity into Environmental Impact Assessment, 04/04/2013 http://ec.europa.eu/environment/eia/ http://ec.europa.eu/environment/eia/home.htm 31. JPI Climate Strategic Research Agenda http://jpi.ipsum35.emmaportal.nl/publications/documents/10826597/JPI‐Climate‐Strategic‐
Research‐Agenda 32. Wereldgezondheidsorganisatie, 2013. WHO guidance to protect health from climate change through health adaptation planning 33. FRDO, 2005. Advies over de gevolgen in België van klimaatverandering op de gezondheid 34. Cel Leefmilieu en Gezondheid van de FOD Volksgezondheid, 2009 Climate change and health: set‐
up of monitoring of potential effects of climate change on human health and on animals in Belgium, Brussel, België. 35. Wereldgezondheidsorganisatie, 2013. Climate change and health – a tool to estimate health and adaptation costs 36. Jean‐Pascal van Ypersele, 2008. Klimaatverandering en het Belgische beleid van ontwikkelingssamenwerking: uitdagingen en mogelijkheden, rapport dat gerealiseerd is op vraag van Dhr. Charles Michel, Minister van Ontwikkelingssamenwerking 37. Dimensie 3: Klimaatveranderingen en duurzame ontwikkeling: de basispijlers van een mondiale bewustwording http://diplomatie.belgium.be/fr/binaries/dossier_climat_developpement_tcm313‐108956.pdf 38. Europese Commissie, 2013 'De effecten van de klimaatverandering op de gezondheid van mensen, dieren en planten', Werkdocument van de diensten van de Commissie, Begeleidend document bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Gewesten. SWD(2013) 136 definitief 39. FRDO, 2013 'Advies over klimaat en ontwikkelingssamenwerking', op vraag van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Leefmilieu 40. Europese Commissie, 2013. Commission Staff Working Document: Impact Assessment ‐ Part 1 Accompanying the document ‘Communication from the Commission to the European 54