66037 (19.37MB)

handleiding
voor de uitvoering
van bitumineuze
Z5631
gverhardingen
CD
BIBLIOTHEEK BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT
[MR
^A3.l
S.D.U
#BUOTHEEK
•-Bouwdienst Rijkswatcmaa
- V Postbus 20.000
ttn?U Uuulu
handleiding
voor de uitvoering van
bitumineuze wegverhardingen
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Zandbaan - Fundering
5
3.
Materieel
4.
Gereedschap
5.
Maatregelen voor de start
8
'3
15
6.
Aanvoerwegen
20
7.
Asfalt-aanvoer
25
8.
Asfalt-afwerkmachine
27
Asfalt-dagproduktie
39
9.
10.
Wals
41
11.
Afstrooien
53
12.
Oppervlakbehandeling
55
13.
Bedrijfscontrole
61
14.
Toezicht
65
15.
Algemeen
69
2
Inleiding
Bij de opzet van deze handleiding is de fabricage-periode van
het asfaltprodukt bewust buiten beschouwing gelaten.
Het vooronderzoek, de begeleidingscontrole en de eindcontrole
is het werk van de laborant van de aannemer in samenwerking
met de technoloog van de directie.
Deze handleiding dient om de asfaltopzichter, die dagelijks de
verwerking van de astaltprodukten begeleidt, die kennis te verschaffen, die voor een verantwoorde taakvervulling noodzakelijk
is.
Naast deze handleiding dient hij in het bezit te zijn van:
.
Algemene voorwaarden voor de uitvoering van werken 1968
(A.V.W. 1968)
.
Eisen voor de bouwstoffen in de wegenbouw 1978 (Eisen
1978)
.
Voorschriften voor uitvoering en controle van wegverhardingen 1978 (V.U.C.W. 1978)
.
Aanbevelingen voor
(A.B.C.W.).
bedrijfscontrole
in
de
wegenbouw
Voor een verdieping van de kennis over het asfaltprodukt en zijn
verwerking kunnen de volgende naslagwerken worden geraadpleegd:
Asfalt
(uitgave V.B.W.)
Asfalt onderzoek
(uitgave V.B.W.)
Afwerkmachines
(uitgave V.B.W.)
Afwerkmachines '81
(uitgave V.B.W.)
Tijdschrift ,,Asfalt"
(uitgave V.B.W.)
De asfaltspreid- en afwerkmachine
(uitgave V.B.W.)
Schuif- en scheurvorming in
(uitgave V.B.W.)
asfaltlagen
Aanbevelingen ter voorkoming
(uitgave V.B.W.)
van winterschade aan bitumineuze
wegverhardingen
Asfalt
(uitgave S.B.W.)
Onder de wals
(uitgave S.C.W.)
Werken op niveau
(uitgave S.C.W.)
Van walsen weten
(uitgave Esso)
Bitumen
(uitgave Cindu)
Rapport Stabilisatieconstructies
(uitgave S A G . )
in de wegenbouw
Mededelingen van de S.C.W.
(uitgave S.C.W.)
Alle leden van de ,,begeleidingsgroep Asfalt", directie NoordHolland, die bij het tot stand komen van deze handleiding hun bijdrage hebben geleverd, vanaf deze plaats hartelijk dank.
Tevens gaat mijn dank uit naar de S.B.W. voor haar redactionele
en fotografische bijdrage en de V.B.W. voor het door haar ter beschikking gestelde fotomateriaal.
Naarden
4
Ing. H.G. Leeftink
2.
2.1
Zandbaan - fundering
In de periode die vooraf gaat aan de asfaltverwerking, heeft de
aannemer, onder controle van de opzichter, de zandbanen onder profiel en op de juiste hoogte gebracht en verdicht.
5
2.2
Indien de zandlaag (bij aanbrengen van de eerste grindasfaltbetonlaag direct op het zandbed) of de funderingslaag over voldoende lengte gereed is en goedgekeurd door de opzichter,
geeft de directie de aannemer toestemming om de eerste laag
van de asfaltconstructies aan te brengen.
Nemen zandmonster met
ring voor
bepaling proctor
dichtheid.
6
2.3
Indien het bestek dit voorschrijft, wordt op de zandbaan de funderingsconstructie aangebracht.
We onderscheiden twee typen funderingen:
a. Gebonden funderingen:
.
Zand-cement stabilisatie
.
Schrale beton
.
Zand-asfalt
.
Regeneratie asfalt
De laatste twee funderingen behoren tot de flexibele funderingen, de eerste twee tot de stijve funderingen;
b. Ongebonden funderingen:
.
Lavasteen
.
Silex-zand
.
Mijnsteen
.
Betonkorrel
.
Hoogovenslakken
.
Puin
Al deze funderingen behoren tot de flexibele funderingen.
2.4
De verdichting en vlakheid van de funderingsconstructie is van
groot belang voor de verwerking en de kwaliteit van de verdere
verhardingsconstructie.
Bij onvoldoende verdichting en vlakheid zullen extra tonnen
grindasfaltbeton in de eerste lagen moeten worden verwerkt, om
uiteindelijk een vlakke dek- of toplaag te verkrijgen.
7
3.
Materieei
Alvorens het asfalt wordt aangebracht, dient de opzichter, liefst
daags te voren, het volgende na te gaan:
3.1
Is of zijn de asfaltwerkmachine(s) op het werk aanwezig?
Stel als opzichter vast:
.
Welk merk of fabrikaat en type
.
Minimale en maximale verwerkingsbreedte
.
Installing laagdikte (handbediening of automatische hoogteregeling)
.
Vlakheid afstrijkplaat (bekijk deze door de plaat omhoog te laten brengen).
Asfalt.
afwerkmachine
3.2
Zijn de, voor de te verkrijgen verdichting en vlakheid benodigde
walsen op het werk aanwezig?
Stel ook hierbij als opzichter vast:
.
8
Welke merken of fabrikaten
.
.
Welke typen:
-
Statische wals
-
Trilwals
•
Tandemwals
-
Duowals
-
Bandenwals
Wat is het gewicht in tonnen
Informatie over de statische wiel- of roldruk in kg/cm2, en de minimale en maximale trilfrequentie is noodzakelijk.
Statische
driewiel-wals
3.3
Is de waterwagen voor de walsen aanwezig?
Controleer of deze gevuld is!
3.4
Is de splitstrooier op het werk aanwezig?
Bij het aanbrengen van toplagen of andere asfaltlagen, die voor
het verkeer moeten worden opengesteld, is een splitstrooier vereist (V.U.C.W. 2 - 3 - 41).
9
Wals met
met waterwagen
Splitstrooier
10
3.5
Is vakkundig personeel voor de diverse machines aanwezig?
Het even J n z e t t e n " van een ,,harker" of ,,grondwerker" op een
plaats waar vakmanschap is vereist, behoeft de opzichter niet te
aanvaarden.
Kleine
asfaltwagen
met dekzeil
3.6
De walsen moeten starten met een voile watertank. De uitvoerder moet hier op letten, maar er zijn machinisten, die bij de aanvang van de asfalteringswerkzaamheden starten, zonder de
tank bij te vullen.
Als opzichter moet hier aanmerking op worden gemaakt.
3.7
Zodra de eerste asfaltwagens op het werk zijn gearriveerd, deze
transportmiddelen controleren op de volgende punten:
.
Op welke wijze wordt de lading in het transportmiddel afgedekt
.
Zijn de laadvakken wel of niet geTsoleerd? (dit kan in bepaalde jaargetijden noodzakelijk zijn)
11
.
Is de mogelijkheid aanwezig de geisoleerde laadbakken elektrisch te verwarmen?
.
.
Lekken de asfaltwagens geen olie?
Is het aantal transportmiddelen in overeenstemming met de
geplande produktie? (Te lage aanvoercapaciteit geeft veel
,,stops"; te groot aantal transportwagens geeft lange wachttijden, waarbij moet worden gelet op afkoeling van het materiaal.)
.
In het bestek kunnen eisen zijn opgenomen, waardoor problemen kunnen worden voorkomen.
Wordt de hoogteregeling van de spreidmachine niet automatisch geregeld, dan moet de opzichter deze wijze van uitvoering
niet accepteren (V.U.C.W. 1978 - 2 -3 - 31).
Alleen bij het aanbrengen van uitvullagen is handbediening door
de ,,balkman" toegestaan.
Ook bij het aanbrengen van de toplaag is het toegestaan, zonder
automatische regeling te werken, indien de voorlaatste laag een
aan de eisen voldoende vlakheid bezit.
4.
4.1
Gereedschap
Is een stalen rei bij de afwerkmachine aanwezig voor het controleren van de vlakheid over korte afstand in langs- en dwarsrichting, speciaal ter plaatse van langs- en dwarsnaden? (V.U.C.W.
2 - 3 - 35).
4.2
Is een klos ,,metseldraad" voor het controleren van de vlakheid
over grotere afstand aanwezig?
Infra-rood
thermometer
13
4.3
Beschikt de opzichter over een goede asfaltthermometer?
Controleer deze regelmatig.
Op de meeste werken stelt de aannemer deze ter beschikking.
14
5.
5.1
Maatregelen voor start
Is de hoogteligging van de eventueel gestelde geleidedraad gecontroleerd?
Pas als opzichter deze controle ruim van te voren toe, opdat correctie kan plaatsvinden, voordat met het asfalteren wordt begonnen.
Hoogteregeling
(draad op in de
hoogte en
breedte verstelbare piketten)
15
5.2
Zijn de plaatsen van de langsnaden vastgesteld?
Overhandig de uitvoerder
een dwarsdoorsnede, waarop de
plaats van de langsnaden staat aangegeven.
Controleer de ingestelde werkbreedte van de afwerkmachine op
dit punt, voordat wordt gestart.
5.3
Zijn alle verkeersmaatregelen getroffen?
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de maatregelen bij:
a. Aanleg van nieuwe wegen;
b. Reconstructie van bestaande wegen;
c. Onderhoudswerkzaamheden.
Tenminste 24 uur van te voren moet de opzichter met de
beheers- en onderhoudsdienst alle te nemen verkeersmaatregelen bespreken en in overleg met de aannemer de belangrijke
tijdstippen vastleggen.
Controle van de aangebrachte verkeersvoorzieningen moet op
gezette tijden plaatsvinden, ook in de weekeinden.
Bij onderhoudswerk moet de opzichter van de dienstkring van te
voren de situatie opnemen, zonodig in tekening brengen en in
overleg met de aannemer die maatregelen treffen, die voor een
verantwoorde en veilige uitvoering vereist en noodzakelijk zijn.
De verkeersmaatregelen zijn een belangrijk onderdeel van de
uitvoering!
Steeds opnieuw moet worden nagegaan of de geplaatste of te
plaatsen afzettingen, verlichting, bewegwijzering en belijning
nog voldoen aan de eisen in de situatie van die dag of nacht.
Zeker bij reconstructiewerkzaamheden, waarbij het verkeer
steeds voortgang moet vinden, zullen de verkeersmaatregelen
aan de hoogste eisen moeten voldoen.
16
5.4
Kennis van het weerbericht de dag voor en zonodig de ochtend
van de dag waarop asfalt zal worden aangebracht, kan belangrijk zijn (KNMI weerkamer 030-766911 T 568).
Het door de opzichter stopzetten van de werkzaamheden als gevolg van slechte weersomstandigheden is altijd een ,,vervelend e " zaak, zowel voor de directie, als voor de aannemer.
Zorg altijd voor een goed gefundeerde beslissing en meldt deze
zo spoedig mogelijk aan de directe chef.
5.5
Het afstellen van de automaat met indirecte wegreferentie
(taster op ski), directe wegreferentie (sleepschoentaster of
,,slof,,) of externe referentie (taster op draad) in het begin, is belangrijk.
De opzichter informeert bij de asfaltuitvoerder of bij de balkman,
die de apparatuur heeft ingesteld, waar hij van is uitgegaan en
wat hij heeft ingesteld (laagdikte en verkantingspercentage).
Het ter plaatse geldende verkantingspercentage en/of de dikte
van de laag die moet worden aangebracht, dienen op het asfalt
te worden vermeld met krijt of verf.
Hoogteregeling
instellen op
metalen slot
18
Hoogteregeling
taster op draad
5.6
i f f i t
Zowel bij indirecte als directe wegreferentie er voor zorgen, dat
de ondergrond voldoende schoon is en vrijgemaakt is van losse
stenen of asfaltresten.
Bij externe referentie in overleg met de balkman controleren of
de staaldraad op de goede hoogte is afgesteld en goed op spanning staat.
Bij het werken met grotere aanlegbreedtes (bijv. 5,00 meter) is
het aan te bevelen, indien de machine hierop is ingericht, aan
beide zijden van de machine met een taster te werken.
Hoogteregeling
met behulp van
multi-ski
19
6.
6.1
Aanvoerwegen
De aanvoer van het asfalt over de zandbaan.
Om spoorvorming te voorkomen, kunnen stalen rijplaten worden
gelegd. Deze methode is vrij arbeidsintensief door het onderhoud van de rijstralen en herstel van de gevormde rijsporen.
Het toepassen van asfaltwagens met extra brede banden (z.g.
ballonbanden) geeft meestal minder spoorvorming.
Bij het aanleggen van een autosnelweg kan in sommige gevallen
de zandbaan van de naastliggende rijbaan als aanvoerroute
worden benut.
Indien ruimte aanwezig, kan ook de berm als aanvoerroute worden gebruikt.
Aanvoer zonder
rijplaten
Een andere mogelijkheid is het plaatsen van een container op
een zodanige plaats, dat de asfaltwagens veilig voor het overige
verkeer hun lading kunnen lossen en de laadschop, die het ,,as-
20
fait" naar de afwerkmachine transporteert een zo kort mogelijke
afstand over de zandbaan behoeft te rijden.
Aanvoer over
rijplaten
6.3
Aanvoer van het asfalt over de funderingslagen.
Het transport over zandcement- of schrale
betonfunderingen
kan eerst plaatsvinden, nadat voldoende verharding van de fundering heeft plaatsgevonden.
Attent zijn op het beschadigen van aangebrachte kleeflagen zonodig de beschadigde plekken vooraf bijwerken.
Indien de directie heeft toegestaan, dat grond- en zandtransporten over reeds aangebrachte funderingslagen mochten plaatsvinden, voor het aanbrengen van de eerste asfaltlaag, de gemorste hoeveelheden grond en zand door de aannemer op zijn
kosten laten verwijderen, en eventuele beschadigingen herstellen.
6.4
Lange transportafstanden
over een fundering van lava-steen
moet niet worden toegestaan, zeker niet met voile vrachten.
21
Container met
laadschop
,,Verpulveren" en verbrijzelen van de sienen aan de oppervlakte
is hiervan het gevolg.
Indien hier toch overheen moet worden gereden, is regelmatig
,,versporen" vereist, om verbrijzeling en spoorvorming zoveel
mogelijk tegen te gaan.
Laden container
met vrachtwagen
22
6.5
Andere transporten tijdens de uitvoering, zoals zwaar- en vuiltransport (bagger en grond) moeten niet worden toegestaan.
Afwerking en herstel van de lava-fundering is vaak moeilijk,
tijdrovend en kostbaar en geeft vaak meningsverschil tussen de
dagelijkse directie en de aannemer. Zorg dat er voldoende tijd
beschikbaar is om herstel en afwerking van de funderingslaag te
kunnen uitvoeren.
6.6
Een Silex-funderingsconstructie is minder kwetsbaar voor verbrijzelen. Maar door ontmenging komen nogal eens open plekken voor, welke zeer kwetsbaar zijn voor spoorvorming en opzij
drukken van de losse silex. Versporen is ook hier noodzakelijk.
Na de transportperiode het silex-oppervlak herstellen door egaliseren, instrooien met zand of ander fijn mineraal en afwalsen.
6.7
Bij steenslag, betonkorrels, puin en andere ongebonden steenfunderingen kunnen, afhankelijk van het funderingsmateriaal dat
wordt toegepast, de eisen worden aangehouden zoals omschreven voor lava-steen.
6.8
In- en uitrijplaatsen.
Het kan wenselijk zijn bij reconstructie van een bestaande weg,
een vaste plaats aan te wijzen, waar de asfaltwagens de ,,baan"
in en/of uit moeten rijden.
Deze plaatsen moeten voor het overige verkeer herkenbaar worden gemaakt door middel van borden. O p de in- en uitrijplaatsen
moeten naast de verkeersmaatregelen ook in de baan maatregelen worden getroffen voor het op- en afrijden van de fundering.
Herstel door bijvullen, onder profiel brengen en afwalsen van deze toegangen, voordat ter plaatse asfalt wordt aangebracht, is
een vereiste.
23
In het algemeen wordt spoorvorming in ongebonden funderingen, vooral op ,,draaiplaatsen", alleen maar hersteld, door harken van het losse materiaal.
De opzichter kan eisen, dat door trillen, walsen en afreien het
beschadigde oppervlak weer in de toestand wordt gebracht,
waarop het is goedgekeurd voordat met het asfalttransport werd
begonnen.
6.9
Indien blijkt, dat de wijze van beladen van afwerkmachine direct
vanuit het transportmiddel problemen geeft, kan door de opzichter aan de uitvoerder worden voorgesteld, om voor grindasfalt
en open asfaltbeton (,.binder"), de werkwijze met container- en
laadschop toe te passen. Bij deze wijze van uitvoering attent zijn
op de plaats van container, zodat het lossen van de asfaltwagens en het rijden van de laadschop geen gevaar voor het overige verkeer opleveren.
Beladen
afwerkmachine
24
7.
7.1
Asfaltaanvoer
Na de controle van de asfaltwagen de lading asfalt temperaturen, voordat deze in de stortbak of hopper van de afwerkmachine wordt gestort (hierbij niet alleen in het midden van de lading
de temperatuur meten, maar ook aan de zij-, voor- en achterkant
in de laadbak).
Al deze controles zodanig uitvoeren, dat de voortgang van het
werk zo min mogelijk wordt gestagneerd.
a. Te hoge temperaturen: niet verwerken (zie V.U.C.W. 1978
2 - 3 - 27);
b. Te lage temperaturen: niet verwerken (zie V.U.C.W. 1978
2 - 3 - 14).
7.2
Controleer de lading tijdens het temperaturen en bij het lossen
op eventuele ontmenging (visueel).
7.3
Na goedkeuring kan de vracht in de stortbak van de afwerkmachine worden gestort of in de container, waarna de opzichter de
weegbon in ontvangst kan nemen.
Indien de laadbak bijna is geleegd, controleer deze dan op achtergebleven resten koude asfalt.
7.4
De opzichter moet er in samenwerking met de asfaltuitvoerder,
mede op letten, dat aanvoer en verwerking met elkaar in overeenstemming zijn, zodat stagnatie tot een minimum wordt beperkt.
Een goede uitvoerder zorgt voor continuiteit in de aanvoer van
de voile en afvoer van de lege asfaltwagens bij de afwerkmachine(s).
25
7.5
Het controleren van de asfaltwagens en het temperaturen van
het asfalt van elke volgende vracht moet zijn verricht, voordat de
stortbak van de afwerkmachine leeg is gedraaid, opdat om deze
redenen geen stops behoeven te worden gemaakt.
7.6
Indien de asfaltwagen een gedeelte van de lading in de stortbak
van de afwerkmachine heeft gelost, vereist het op eigen kracht
meerijden van de asfaltwagens veel vakbekwaamheid van de
chauffeur.
Het laden van de stortbak moet zo mogelijk rijdend gebeuren. Elke stilstand van de afwerkmachine geeft cncffenheden.
Vooral de grotere combinaties (truck met oplegger) kunnen problemen geven, omdat de communicatie tussen de chauffeur en
de machinist van de afwerkmachine moeilijker is.
Een afwerkmachine, die te vaak via de duwrollen contact heeft
met de wielen van de vrachtwagens en deze zelf voort moet duwen, komt regelmatig vooruit, wat onvlakheid van de aan te leggen asfaltlaag met zich mee brengt.
Indien de transportcombinatie echter te ver voor de afwerkmachine uitloopt, kan het contact met deze laatste regelmatig verloren gaan, waardoor asfalt tussen de achterkant van de vrachtwagen en de stortbak terecht komt.
Dit laatste heeft tot gevolg, dat onvlakheid kan ontstaan, vooral
wanneer dit gemorste asfalt voor de rupsen van de afwerkmachine of de ,,ski" terecht komt.
26
8.
Asfalt-afwerkmachine
8.1
Onderdelen asfalt afwerkmachine.
Stortbak
Trekpunt
8.2
Laagdikteregehng
Effemngsarrn
Stampmes
Bij de moderne afwerkmachine zijn voor de bediening altijd twee
man aanwezig.
1 . De man voor het tractorgedeelte, de machinist
e
2 . De man voor het afwerkdeel, de balkman.
e
Beiden moeten goed op elkaar zijn ingespeeld, en zonodig elkaar kunnen vervangen.
8.3
Indien er wa1 mis gaat, moet de opzichter zich in eerste instantie
altijd verstaan met de asfaltuitvoerder of indien deze afwezig is,
met de voorman van de asfaltploeg.
Alleen in noodgevallen, wanneer direct moet worden ingegrepen, kan de opzichter zich wenden tot de machinist of de balkman.
27
Machinist,
balkman en
harkers
Werk in
28
De plaats, waar de afwerkmachine moet starten, wordt in overleg met de asfaltuitvoerder bepaald.
a. De laagst gelegen baan wordt het eerst aangelegd;
b. De lengte voor de afwerkmachine moet voldoende lang zijn,
om te veel dwarsnaden te voorkomen;
c. Bij ingebruik zijnde wegen altijd werken in de rijrichting van
de betreffende aan te leggen rijstrook.
Zodra de afwerkmachine is gestart, is het zaak, de ,,stops,, zo
veel mogelijk te beperken (zie V.U.C.W. 1978 2 - 3 -32).
Indien toch, om gegronde redenen, moet worden gestopt (ook
zonder redenen komen ,,stops" vaak voor), deze ,,stops" zo kort
mogelijk houden en extra aandacht besteden aan de hoogteligging (bovenvlak)ter plaatse van deze ,.stops" dit met behulp van
o.a. de stalen rei controleren.
Herstel van eventuele oneffenheden moet geschieden, voordat
de wals ter plaatse arriveert.
Voor en direct na de start van de afwerkmachine de asfalthoogte
en laagdikte controleren, speciaal t.p.v. de langs- en dwarsnaden.
Bij afwijkingen, afhankelijk van de aard van de afwijkingen, zolang de temperatuur van het asfalt nog niet te laag is ( < 100°C)
die maatregelen nemen om de zaak te herstellen of te verbeteren.
Dit kan geschieden door:
Wegharken van te hoge gedeelten
Bijvullen van gaten of te lage gedeelten met materiaal uit de
,,hopper" en uitharken
Extra gericht walsen.
In een later stadium, wanneer alles is afgekoeld, kan alleen koud
of warm frezen nog uitkomst brengen.
Harken
langsnaad
30
8.7
De opzichter kan de ingestelde laagdikte controleren door een
stalen duimstok (hout en kunststof verdragen de temperatuur
niet) direct achter de balk verticaal in de vers aangebrachte laag
te ,,prikken", zowel aan de „linker" kant als aan de ,,rechter"
kant.
8.8
Regelmatig met de stalen rei, zowel in langs- als in dwarsrichting, de vlakheid over korte afstand controleren.
8.9
Voor het meten van de vlakheid over grotere afstand, kan gebruik worden gemaakt van een metseldraad, welke door 2 man
over een duimstok wordt strak getrokken.
Deze meting niet alleen in langs- of dwarsrichting, maar ook diagonaal over de baan uitvoeren.
8.10
Indien een asfaltlaag wordt aangebracht met behulp van een
taster of ski (indirecte wegreferentie) en tegelijkertijd grotere oneffenheden in de voorgaande laag moeten worden gecorrigeerd,
dan kunnen onder ski in dwarsrichting korte latjes (hardhout) van
diverse diktes worden gelegd op die plaatsen
waar zich de
J a a g t e n " bevinden, zodat de ski niet kan duikon.
Om vast te stellen, op welke plaatsen en met welke dikten moet
worden uitgevuld, moet de opzichter van te voren een lengtewaterpassing over het gehele wegvak uitvoeren.
Met oliekrijt worden de gemeten uitvuldiktes op het wegdek genoteerd.
8.11
Aan de langsnaad moet speciale aandacht worden besteed
(V.U.C.W. 1978 2 - 3 - 34).
Het
asfalt
van
de
overlap
moet
zorgvuldig
met
de
,,omgekeerde" hark worden teruggeduwd, maar zodanig, dat de
naad niet wordt opengeduwd.
31
De breedte van de overlap bedraagt minimaal 0,10 m.
Bij het voorverwarmen van de naad attent zijn op het verbranden van het asfalt.
Bij het kleven moet worden voorkomen dat te veel kleefmiddel
langs de naad wordt gespoten.
Het inzetten van twee afwerkmachines, die in combinatie op
maximaal 15 meter achter elkaar werken, voorkomt de meeste
problemen, die bij koude naden kunnen voorkomen.
8.12
Ter plaatse van de langs- en dwarsnaden moet het nieuw aan te
brengen nog niet gewalste asfalt hoger liggen, dan de eerder
aangebrachte gewalste naastliggende laag.
Hoeveel hoger, hangt af van het soort asfalt, de mate van voorverdichting door de afwerkmachine en de laagdikte.
Overleg tussen opzichter en de balkman is hier, voor de aanvang
van de werkzaamheden, noodzakelijk, de asfaltuitvoerder dient
hierbij aanwezig te zijn.
32
8.13
Aanbevolen referentie type bij een meerlagenconstructie.
O
A
V
Draadfrequentie
Ski
Sleepschoen
De laagopbouw in bovenstaande figuur is als volgt:
1 .
2 lagen grindasfaltbeton 1 - 2 en 3 - 4
2 .
1 laag open asfaltbeton (binder) 5 - 6
3 .
1 laag dicht asfaltbeton (toplaag) 7.
e
e
e
In de lagen 1 t/m 6 de langsnaden laten verspringen (V.U.C.W. lid
2 - 3 - 33).
In laag 7 zo mogelijk met twee afwerkmachines werken, om een
,,warme" langsnaad te verkrijgen. Bij voldoende vlakheid van de
laag 5 - 6, geen referentie toepassen voor laag 7.
8.14
De op de voorgaande asfaltlaag achtergebleven losse en aangekoekte asfaltresten, verwijderen door ze niet in de berm, maar in
een kruiwagen te laten scheppen en centraal te deponeren.
Aan het einde van de werkdag of werkweek deze restanten verzamelen en van het werk af laten voeren.
33
8.15
Losse steenslag, asfaltresten of ander ongewenst materiaal in
de langs- en dwarsnaden, eveneens verwijderen (V.U.C.W. 1978
2 - 3 - 34).
Voor het reinigen van de naden kan het gebruik van een compressor met spuitlans goede diensten bewijzen.
Schone
langsdraad
(lipas)
8.16
Voor het aanbrengen van een volgende laag asfalt op de voorgaande laag een kleeflaag aanbrengen.
Let hierbij op het type kleefmiddel (emulsie of asfaltkleefmiddel).
Bij het toepassen van emulsies de ,,breektijd" in de gaten houden en eerst als de emulsie gebroken is asfalteren.
Men kan de ,,breektijd" gunstig bei'nvloeden door de emulsie
verwarmd op te brengen, hetgeen bij kouder weer voordeel kan
opleveren.
Beschadiging van de kleeflaag herstellen. Wordt ook hiervoor
een emulsie gebruikt, dan kan dit niet vlak voor de afwerkmachine gebeuren, aangezien deze dan zal moeten wachten tot de
emulsie is gebroken.
34
Toepassing van een asfaltkleefmiddel is hier dan de oplossing
(V.U.C.W. 1978 2 - 3 - 22, 2 - 3 - 23 en 2 - 3 - 24).
Kleeflaag
sproeien met de
hand
8.17
Speciale aandacht besteden aan de verontreiniging van weggedeelten, welke gedurende de uitvoering als transportroute speciaal grondtransporten zijn gebruikt.
Voor het aanbrengen van de kleeflaag het wegdek controleren
en zonodig goed laten reinigen.
Naast het gebruik van een rolbezem is een hogedrukspuit een
goed hulpmiddel.
Zorg er wel voor, dat deze werkzaamheden ruim voordat met
kleven wordt begonnen zijn uitgevoerd, anders wordt het of nagelaten of minder correct uitgevoerd, terwijl na het schoon spuiten van het wegdek dit geen kans krijgt op te drogen.
35
8.18
Achter de afwerkmachine kan een aantal gebreken in de aangebrachte asfaltlaag ontstaan, te weten:
8.19
.
Ruwe plekken
.
Gladde plekken
.
Het oppervlak ,,stroopt,,
.
Open gaten
.
Scheurvorming
.
Schuiven.
De oorzaak van het ontstaan van ruwe plekken achter de afwerkmachine kan liggen in het werken met een te koude strijkpiaat.
Ook aan de samenstelling van het asfaltprodukt kan iets mankeren.
Een onderzoek van het mengsel in samenwerking met de laborant van de aannemer is gewenst.
De plekken uitvullen en bijharken met uitgezeefd materiaal voor
de eerste walsgangen.
8.20
Gladde of vette plekken achter de afwerkmachine kunnen ontstaan door plaatselijk een teveel aan bitumen (onvoldoende
menging of ontmenging) of te weinig vulstof (onjuiste gradering).
De behandeling door middel van instrooien met brekerzand of
split voor de walsgangen kan een redelijk resultaat geven.
In ernstiger gevallen de bewuste plekken uitscheppen en zorgvuldig (let op de dikte en hoeveelheid van de aanvulling) herstellen.
Ook ontmenging kan de oorzaak zijn. Deze is niet altijd te
constateren, aangezien de ontmengde mengsels zich onderin
de lading kunnen bevinden. Wees echter extra attent bij korte
chargetijden en lange aanvoerafstanden.
36
Bij de hiervoor beschreven gebreken in de dek- en toplaag moet
zeker herstel plaatsvinden.
In funderingslagen van zandasfalt of grindasfaltbeton, waarop
nog open asfaltbeton of dicht asfaltbeton moet worden aangebracht, kan afhankelijk van de aard van de vette plekken, herstel
achterwege blijven of kan bijstrooien met brekerzand voldoende
zijn.
8.21
Het ,,stropen" van het asfalt achter de afwerkmachine kan zijn
oorzaak vinden in:
.
slijtage van de strijkplaat en stampbalk
.
een te koude strijkplaat
•
de samenstelling van het mengsel.
Controleer de strijkplaat en stampbalk en neem vervolgens een
monster van het verwerkte asfaltmengsel en laat dit onderzoeken.
Het „ s t r o p e n " van het asfalt komt meer voor bij dunne dek- of
toplagen dan bij grindasfaltbeton- of open asfaltbetonlagen.
Herstellen door instrooien met warm gezeefd asfalt of met warm
asfalt waaruit het grove materiaal wordt weggeharkt, kan een
oplossing zijn, maar dan snel handelen, voor de eerste walsgang.
Bijstellen van het mengsel na onderzoek van het genomen
monster, is een tweede mogelijkheid.
8.22
Gaten in de aangebrachte laag kunnen het gevolg zijn van:
.
Een onvoldoende aanvoer vanuit de stortbak (te weinig materiaal voor de spreidwormen).
De machinist van de spreidmachine moet er op attent gemaakt worden, langzamer te rijden en meer asfalt voor de
balk te brengen
.
37
Mechanisch defect aan de afwerkmachine.
Het euvel moet worden opgezocht, waarbij meestal een monteur zal worden ingeschakeld en zonodig het defecte onderdeel vervangen
.
Losse koude resten asfalt voor de strijkplaat. De brokken afgekoelde asfalt losmaken en deze lagen verwijderen.
Indien deze koude stukken toch in de aan te brengen laag terecht komen en worden meegewalst, kunnen ruwe poreuze
plekken ontstaan, waardoor ter plaatse een grotere holle
ruimte indringen van neerslag bevorderd, hetgeen vooral
voor dek- of toplagen op den duur funest kan zijn
Het kantelen of opzij drukken van te grove fractie van ongebonden steenfunderingsmateriaal bijv. silex, welke ter plaatse niet voldoende is bijgestrooid.
Instrooien en afwalsen van te open oppervlakken, zeker bij
silex-zandmengsels is een noodzakelijkheid, om de hier genoemde schade te herstellen.
Verwijderen van de uitgedrukte steenslagfractie en opvullen
met asfaltmateriaal is hier dan de oplossing.
Ook in dit geval herstellen, voor de eerste walsgang.
8.23
Scheurvorming en schuiven van het asfalt, zeker bij ,,dunne,,
deklagen van dicht asfaltbeton, komt de laatste tijd nogal eens
voor.
Zowel direct achter de strijkplaat, als tijdens het walsen. Een onderzoek van het asfaltmonster kan misschien de oplossing geven.
38
Asfalt dagproduktie
De tijdvakken waarin asfaltverhardingen moeten worden aangebracht zijn in het, bij de aanvang van het werk door de aannemer
ingediende en door de directie goedgekeurde, werkplan opgenomen.
De aannemer moet van elke dagproduktie monsters astalt
nemen en deze zo snel mogelijk laten onderzoeken.
De opzichter
houdt
controle
op het
nemen van deze
monsters.
Op een situatietekening van het werk houdt de opzichter de
dagelijkse produktie bij.
Dit kan geschieden door gekleurde vakken, corresponderend
met lengte en breedte van het op de weg aangebrachte vak,
waarin tevens datum, soort en hoeveelheid verwerkt asfalt
wordt vermeld. Noteren van soort, hoeveelheid en plaats in
het dagboek blijft noodzakelijk.
Bij eventuele afkeuring van het monster is de tekening een
goed hulpmiddel om na te gaan, waar het asfalt corresponderend met het afgekeurde monster, is verwerkt.
Aan het einde van elke werkdag dienen aan de directie in staatvorm de door opmeting vastgestelde oppervlakkenverharding (in
m2), welke vallen binnen het voorgeschreven profiel, en in de
vereiste laagdikten zijn aangebracht, te worden opgegeven.
De verwerkte hoeveelheden dienen te worden bepaald per laag,
per plaats van verwerking (kilometrering) en per soort asfalt.
De bepaling van de verwerkte hoeveelheden asfalt geschiedt
aan de hand van de tijdens de verwerking aan de directie af te
geven weegbonnen.
Het tussentijds controleren, of met de aangevoerde tonnen asfalt de gewenste m2 oppervlak zijn gemaakt, berust bij de aannemer, maar ook de opzichter kan deze controle uitvoeren en
zodoende, indien noodzakelijk, bijsturen van de laagdikte.
9.4
De opzichter moet aan het eind van een dagproduktie de ontvangen gegevens controleren, de te verrekenen hoeveelheid in het
dagrapport vastleggen, waarna de uitvoerder bij akkoordbevinding, het dagrapport tekent.
9.5
Indien de opzichter geen akkoord bereikt met de uitvoerder over
de te verrekenen hoeveelheid, direct de projectleider inschakelen.
Het is gewenst het meningsverschil zo snel mogelijk op te lossen.
Stel dit niet uit naar een latere datum.
Een aantal facetten waarover verschil van mening bestaat, zijn
dezelfde dag nog na te gaan, vaak is dat in een latere fase veel
moeilijker zo niet onmogelijk geworden.
9.6
Indien alle aangevoerde tonnen asfalt verrekenbaar zijn (zoals
bij uitvullagen, doorsteken, herstelwerkzaamheden, enz.) dan attent zijn op niet verwerkte hoeveelheden.
Het verwerken van asfalt op een andere plaats, kan uitsluitend
tegen de verrekenprijs, die voor de desbetreffende laag staat
vermeld.
40
10.
10.1
Wals
Zodra de afwerkmachine voldoende is gevorderd, moet met het
walsen worden begonnen.
10.2
Bij het aanbrengen van een funderingslaag van zandasfalt direct
op de zandbaan, hebben de walsmachinisten nog al eens de neiging, te lang te wachten, voordat met het walsen van die laag
wordt gestart.
Een zware wals zal het risico hebben, door de zandasfaltlaag
heen te zakken.
De opzichter kan dan met een lichtere wals de laag voor laten
walsen en daarna de zwaardere wals inzetten voor de eindverdichting of met walsen te wachten tot de laag zandasfalt is afgekoeld.
Hier ligt echter het risico, dat de laag te veel in temperatuur zakt,
Bandsnwals
41
zodat de vereiste verdichting niet meer kan worden bereikt,
doch alleen nog een goede vlakheid.
Als dan in een later stadium naverdichting optreedt onder invloed van het verkeer, heeft dit spoorvorming tot gevolg.
Sporen
bandenwals
Walsen
dwarsnaad
42
10.3
Bij het walsen van grindasfalt, open en dicht asfaltbetonlagen
kan en moet de wals vrijwel direct tot achter de afwerkmachine
werken.
10.4
Aan het walsen van de naad extra aandacht besteden. Wanneer
een laag wordt aangebracht tegen een reeds eerder aangebrachte en reeds afgekoelde laag, dan zo snel mogelijk ,,voorw a l s e n " door op deze ,,koude" laag te rijden met een overlap
van 15 a 20 c m op de warme laag we noemen dit voorsnijden.
Bij het walsen van de dwarsnaad hetzelfde systeem toepassen,
waarbij de wals haaks op de wegas wordt geplaatst.
10.5
Na het voorwalsen van de langsnaad, de volgende walsgangen
beginnen aan de buitenkant van de verharding en daarna werken in de richting van de langsnaad.
10.6
Voor deklagen of die lagen, waarbij met twee of meer afwerkmachines gelijktijdig wordt gewerkt, behoeft de langsnaad niet te
worden ,,voorgesneden", maar wordt met walsen gestart vanaf
de buitenzijden naar het midden toe.
10.7
Een regelmatig walspatroon over de voile breedte van de aan te
leggen laag is vereist voor een regelmatige en goede verdichting
en vlakheid.
10.8
Wanneer de machinist moet bijtanken, moet de opzichter er op
letten, dat het walsschema gehandhaafd blijft.
Indien noodzakelijk, hiertoe aanwijzingen geven aan de uitvoerder.
De mogelijkheid bestaat, dat de afwerkmachine te ver ,,wegloopt", zodat zeker bij koud, winderig weer, het asfalt te veel kan
afkoelen.
43
In dit geval de afwerkmachine laten stoppen en de aangebrachte laag laten walsen tot een verantwoorde afstand achter de afwerkmachine.
Deze beslissing kan protesten van de aannemer uitlokken en
daarom is een goed bijhouden van het w a l s s c h e m a en het temperaturen van de aangelegde asfaltlaag vereist.
Driewielwals
10.9
Het bijtanken van de walsen met water, zowel als met brandstof,
moet altijd plaatsvinden buiten de asfaltlagen, die dezelfde dag
zijn aangebracht.
10.10
Nooit een wals of watergangen voor kortere of langere duur op
het nog ,,warme asfalt" laten stilstaan (parkeren).
De ,,zakken" die dan door de wielindrukken ontstaan, krijgt men
niet meer weggewalst.
10.11
De temperatuur van de laag kan met een metalen ,,naald" thermometer worden gemeten.
44
De gemeten resultaten geven een indicatie of ter plaatse nog
kan worden verdicht (warmer dan 100 C) of dat alleen nog maar
vlak kan worden gewalst (beneden 100 C).
45
10.12
De walsgangen altijd ,,overlappend" laten uitvoeren.
In eerste instantie moet het aangedreven wiel voorop lopen.
10.13
Tijdens het walsen de vlakheid regelmatig controleren, zowel in
langs- als in dwarsrichting. Hierbij speciale aandacht besteden
aan de koude lassen en aan de ,,stops".
Zodra oneffenheden worden geconstateerd, deze direct laten
herstellen.
Wals
J n hondegang"
10.14
Niet alleen de walsmachinist, maar ook de opzichter moet attent
blijven op het constant nathouden van de stalen wielen en rollen
(uitgezonderd de bandenwals bij de zogenaamde ,,hot en dry"
methoden).
Zijn deze te droog, dan hecht zich warm asfalt aan de oppervlakken van de wielen, waardoor een ruw, pokdalig, oneffen oppervlak van de aangebrachte asfaltlaag ontstaat.
Direct ingrijpen is vereist en de wals mag eerst weer starten, nadat de wielen zijn schoongemaakt.
46
Het nathouden van de wielen bij het walsen van een oppervlakbehandeling (splitten) is niet nodig.
10.15
Indien tijdens het walsen, speciaal tijdens het aanbrengen van
dunnere deklagen, ernstige scheurvorming optreedt, dan moet
het werk worden gestopt en worden nagegaan.
.
Welk asfaltmengsel wordt aangebracht?
.
Welk bindmiddel is toegepast?
.
Welke soort vulstot is toegevoegd (zwak, middel, type)?
.
Welke zandsoorten zijn verwerkt?
Vervang het fijne zand gedeeltelijk door grover zand.
Deze wijziging altijd in overleg met de laborant van de aannemer, waarbij eventuele financiele consequenties onder ogen
moeten worden gezien
.
Welke soort en hoeveelheid kleeflaag per m2 is aangebracht?
Laat de ,,kleefkracht" van de toegepaste bitumenkleeflaag of
emulsie op het laboratorium onderzoeken
.
Wat is de aangebrachte laagdikte?
.
Welke temperatuur heeft het mengsel tijdens het walsen?
.
Welke typen walsen worden gebruikt?
De eerste vier controle punten, moeten worden onderzocht in
het laboratorium, dus in samenwerking met de laborant van de
aannemer en/of de opzichter/collega, die de technologie van het
asfalt behartigt.
De analyse-rapporten van het verwerkte produkt geven in eerste
instantie hierover misschien reeds ,,inzicht" in de oorzaak van
de scheurvorming.
10.16
47
Scheurvorming kan worden voorkomen door:
.
.
.
de eerste walsgangen met een lichtere wals uit te voeren
de eerste walsgangen, bij gebruik van een trilwals, statisch
uitvoeren
pas met walsen te beginnen als de temperatuur van de aangebrachte deklaag is afgekoeld tot 110 a 125 C
.
.
de hoeveelheid kleeflaag per m2 te verminderen
er voor te zorgen, dat bij toepassing van emulsie-kleeflaag,
deze volledig is ,,gebroken", voordat met asfalteren wordt
gestart
.
indien blijkt dat (neerslag) water op de kleeflaag aanwezig is,
dit water eerst volledig te laten verwijderen
.
.
de verdichtingsintensiteit van de afwerkmachine te verminderen
verminder in het begin het aantal walsgangen, maar blijf temperaturen en blijf attent op de dichtheid van het mengsel.
Deze maatregel mag nooit leiden tot het ontstaan van een te
grote nolle ruimte
.
de oppervlakte, waarop de laag die schuift of scheurt wordt
aangebracht, op verontreinigingen te inspecteren.
Zorg er echter voor, dat, indien aan de samenstelling van het
mengsel wordt ,,gesleuteld", de mengselaanpassingen binnen
de geldende marges van het voor-onderzoek blijven en de gewenste eigenschappen van het asfaltmengsel met betrekking tot
de mechanische eigenschappen, holle ruimte en vullingsgraad
blijven gehandhaafd.
Bijna altijd in dit geval de W.B.D. inschakelen.
Harken asfalt
49
10.17
Het lopen over de aangebrachte warme en niet gewalste asfaltlagen vlak achter de balk moet worden vermeden, uitgezonderd
in die gevallen, waarbij een asfaltman gaten moet uitvullen of andere reparaties moet uitvoeren.
10.18
Na afloop van de dagelijkse werkzaamheden, de walsen en waterwagen, evenals de afwerkmachine(s), buiten de verhardingen
,,parkeren".
De walsen en waterwagen zullen indrukken (moeten) in het asfalt achterlaten, vooral bij asfaltlagen die dezelfde dag nog zijn
aangebracht.
De afwerkmachine(s) wordt na afloop der werkzaamheden met
gasolie schoongemaakt, waardoor, indien dit op de verhardingen zou gebeuren, schade aan het oppervlak kan ontstaan.
Deze schade kan zodanig zijn, dat uitfraisen van de bovenste
laag noodzakelijk is, welke dan door nieuw asfalt moet worden
vervangen.
Schoonmaken
stortbak
50
Indien na afloop van de werkzaamheden de aangelegde verharding voor het verkeer wordt opengesteld, het materieel (walsen,
waterwagen, splitstrooier, afwerkmachine) op een zodanige
plaats ,,parkeren", dat geen gevaar voor de weggebruiker kan
optreden.
Zodanig een verlichting aanbrengen ter markering van het
obstakel.
10.19
Indien het verkeer tijdens de uitvoering van de reconstructie van
een weg, na het verwijderen van de afwerkmachine en het afwerken van de dwarsnaad, over de aangebrachte asfaltlaag
moet worden geleid, besteedt dan extra aandacht aan de volgende punten:
.
zorg dat de temperatuur van de aangebrachte laag is gedaald tot beneden 65 C alvorens het verkeer toe te laten
.
maak de ,.afloop" naar de naad met een flauwe helling om
het ,,stooteffect" tot een minimum te beperken
.
markeer zonodig (zeker bij onderhoudswerken) deze plaats
met bord model 65 (uitholling overdwars)
.
overleg met plaatselijke politie, zowel in de voorbereiding als
tijdens de uitvoering, is onontbeerlijk. Zorg voor een goede
verstandhouding.
51
Handstrooien
52
11.
11.1
Afstrooien
De dek- of toplagen moeten worden afgestrooid met kiezelslag
2/6 (V.U.C.W. 2 - 3 - 41). Ook die lagen, die voor korte of langere
tijd voor het verkeer worden opengesteld, afstrooien.
11.2
Handstrooien mag slechts worden toegepast in speciale gevallen.
11.3
De mechanische splitstrooier mag slechts in lengterichting, na
de eerste walsgangen rijden en niet zijdelings wegdraaien vanaf
nog niet of slechts enkele malen afgewalste oppervlakken.
11.4
11.5
De opzichter moet het tijdstip van strooien controleren.
Na het inwalsen van het split, doch in elk geval voor het aanbrengen van de belijning, de met kiezelslag behandelde oppervlakken vegen, opdat geen overmatige steenslag tussen verf- of
harsmassa en het wegdek wordt opgesloten.
53
Sproeien
kleeflaag
(handwerk)
54
12.
Oppervlakbehandeling
12.1
Onder ,.oppervlakbehandeling" verstaat men het sproeien van
een dunne bindmiddellaag (kleeflaag) op het wegoppervlak, gevolgd door het strooien van een afdeklaag van korrelig steenmateriaal, dat door licht walsen wordt vastgedrukt.
12.2
Het doel van een oppervlakbehandeling is:
1
Een beschermende, waterafsluitende laag tegen weersin
e
vloeden verkrijgen
12.3
12.4
2
e
3
e
Een stroef wegoppervlak
Een oppervlak met grotere slijtweerstand
4©
Een afwijkend contrasterend gekleurd oppervlak
5
Een oppervlak, beter bestand tegen olie en vet.
e
De bindmiddelen kunnen zijn:
16
Vloeibitumen
2
e
Wegenteer
3
e
Teer-asfaltbitumen
4
e
Asfalt-bitumenemulsie.
heet verwerken
Vloeibitumen niet bij vochtig wegdek of slechte weersomstandigheden verwerken.
12.5
De juiste hoeveelheid bindmiddel is afhankelijk van:
16
De hoedanigheid van het wegdek;
2
e
De afmeting van het steenslag;
3
e
De verkeersintensiteit;
4
e
5^
55
De ligging van de weg;
Het seizoen, waarin wordt gewerkt.
De hoeveelheid bindmiddel wordt gemeten, door voor en na het
spuiten de inhoud van de tank van de sproeiwagen te meten.
Met een asfaltrekenschuif kan de hoeveelheid bindmiddel in kg
worden bepaald en kan worden gecontroleerd of de in het
bestek voorgeschreven hoeveelheid is verwerkt.
Een controle na afloop, door vergelijking van de totaal verwerkte
kilo's en de aangebrachte m2, geeft een indicatie van de hoeveelheid verwerkte kilo's per m2, tijdens het werk controleren
geeft de mogelijkheid zonodig bij te stellen.
Het meten van de temperatuur moet voor de aanvang worden
gecontroleerd.
Indien de temperatuur te laag is, moet de opzichter opdracht geven de ketel op te warmen.
Aanbrengen
slijtlaag
machinaal
56
12.10
De te strooien hoeveelheid steenslag, mineraal of grind kan worden gemeten door een blad papier van een bepaalde grootte
(1/2 of 1/4 m2) op het wegdek te leggen.
De strooiopeningen van de strooiwagen afstellen op de gewenste hoeveelheid, het stuk papier aldus te bestrooien en na
het strooien, het gewicht van de gestrooide hoeveelheid materiaal te meten, dat op het blad papier is terecht gekomen.
12.11
Indien in het bestek wordt voorgeschreven dat de steenslag of
het grind (mineraal) verwarmd moet worden aangebracht, dan
na verwarming de steenslag zo volledig mogelijk ontstoffen. Indien dit onvoldoende gebeurt, dan slaat de kleeflaag dicht en
kan beter droog en onverwarmd split of grind worden verwerkt.
12.12
De maximale korrelafmeting liefst ten hoogste 2x de minimum
korrelafmeting houden dus 4/8 of 3/6.
Splitstrooien
vanuit de
laadbak
57
12.13
12.14
Het steenslag visueel controleren op verontreinigingen.
Vochtig steenslag met als bindmiddel teerbitumenmengsel of
wegenteer mag worden toegepast, mits de steenslag, voor het
toelaten van het verkeer, de gelegenheid krijgt te drogen.
12.15
Tracht een dicht mozai'k van steentjes te verkrijgen.
Zowel te weinig als teveel steenslag is nadelig voor de oppervlakbehandeling.
12.16
Het te behandelen wegvak van te voren goed laten reinigen door
vegen, zonodig met. gebruik van water of lucht. Indien water
wordt gebruikt, het wegdek volledig laten opdrogen.
12.17
Profielcorrecties en -reparaties van het wegdek tijdig van te voren laten uitvoeren.
12.18
Zowel het sproeien van het bindmiddel als het spreiden van het
mineraal, mechanisch laten uitvoeren.
12.19
Voor
wegenteer
een
sproeitemperatuur
aanhouden
van
130 - 1 4 0 ° C .
12.20
Na het aanbrengen van het bindmiddel zo snel mogelijk het afstrooien starten.
Op deze wijze wordt vervuiling van de bindmiddelfilm voorkomen en bij gebruik van warme kleefmiddelen afkoeling tegengegaan.
12.21
Afwalsen van het steenslag mineraal met een lichte statische
wals of bandenwals.
Een enkele walsgang is voldoende.
58
12.22
Van april tot September is de gunstigste periode voor het aanbrengen van oppervlakbehandeling.
Ook in de herfstmaanden kan oppervlakbehandeling worden
aangebracht, onder voorwaarde dat 's middags op tijd wordt
gestopt, om de steenslag gelegenheid te geven wat op te drogen.
12.23
Bij het aanbrengen van oppervlakbehandeling op vluchtstroken
kan een strakke kant langs de witte streep worden verkregen,
door van te voren op de vereiste afstand uit deze streep een
plakband op het wegdek aan te brengen.
12.24
Deze papieren band, indien zelfklevend, na het aanbrengen van
het bindmiddel, verwijderen.
12.25
De band kan ook na het strooien van het split of grind worden
verwijderd, maar altijd voordat het minerale materiaal wordt ingewalst. N a het walsen is de papierband nl. zodanig geperforeerd, dat verwijderen niet meer of zeer moeilijk kan worden uitgevoerd.
12.26
Overtollig split, zowel op de vluchtstroken, als op de overige behandelde oppervlakken voor de openstelling verwijderen.
12.27
Bij oppervlakbehandeling op rijbanen kan, om opspatten van
split tegen te gaan, met teer vooromhuld split worden toegepast.
12.28
Het inzetten van vertragingsauto's werkt effectief.
Het langzaam rijdend verkeer werkt dan als ,,wals". De vertragingsauto's zoveel mogelijk over de voile breedte laten versporen.
59
12.29
Duidelijk markeren van het behandelde wegvak is vereist.
Plaatsing van verkeersbord ,.model 8 5 " opspattende stenen is
noodzakelijk.
12.30
Bij toepassing van vertragingsauto's eerst na 24 uur het overtollig steenmateriaal verwijderen.
60
13.
Bedrijfscontrole
13.1
De verantwoordelijkheid voor de bedrijfscontrole ligt bij de aannemer.
13.2
Na afloop van een of meerdere dagprodukties, in overleg met de
aannemer, zo spoedig mogelijk cilinders laten boren en beproeven, om de mechanische eigenschappen van het geleverde produkt te kunnen bepalen.
Grindasfaltbeton
f links)
Zandasfalt
(rechts)
Dicht
asfaltbeton
(links)
asfaltbeton
(rechts)
61
13.3
De situatie van alle boorgaten op een tekening aangeven, opdat,
bij eventuele afkeuring, kan worden nagegaan, wat er destijds is
tout gegaan.
13.4
Een snelle uitslag van elk onderzoek is gewenst.
Bij nalatigheid of nonchalance van aannemerszijde, hem attenderen op het belang van dit onderzoek. Bij een ,,goede" aannemer geeft dit geen enkel probleem.
13.5
Hoe eerder het resultaat bekend, hoe sneller, zelfs voor de volgende dagproduktie, het mengsel kan worden veranderd, indien
hieraan iets niet goed zou zijn.
Een tweede cilinder ter plaatse van de afgekeurde, kan in eerste
instantie worden geboord voor een nieuw onderzoek.
13.6
De controle van de vlakheid en de stroefheid geschiedt voor
openstelling van het betreffende wegvak, doch uiterlijk binnen
vier weken na openstelling voor het verkeer.
Tracht van de meetploeg een voorlopige uitslag aan de weet te
komen.
De officiele resultaten kunnen nog al lang op zich laten wachten.
13.7
Indien de resultaten van de stroefheidsmeting niet voldoen, dan
maatregelen nemen ter verbetering zoals:
13.8
62
1
e
2
e
,,Ruwen" van het oppervlak
Terpentine-behandeling van het oppervlak
3
e
Het frezen van de te gladde laag
4
e
Het aanbrengen van een slemlaag of oppervlakbehandeling.
De vlakheidsmeting kan zowel voor als na openstelling plaatsvinden, maar in elk geval binnen vier weken nadat het verkeer is
toegelaten.
Afhankelijk van de resultaten, kunnen eveneens de volgende
maatregelen worden genomen:
1
e
Frezen van de hoge gedeelten
2
e
Uitvullen van de laagten
3
e
Opnieuw aanbrengen van een toplaag, nadat eerst een
lengte waterpassing heeft plaatsgevonden.
13.9
Een wegvak mag niet worden opengesteld, indien geen belijning
is aangebracht.
In ,,noodsituaties" (welke kunnen voorkomen bij reconstructie
van bestaande wegen en onderhoudswerken) in elk geval met
,,grote" stippen de plaats van belijning aangeven.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten, de belijning aanbrengen.
Nucleaire
dichtheidsmeting (Toxler)
63
13.10
De boorgaten, zo snel mogelijk vullen. Het gat grotendeels vullen met een cementprodukt en afdekken met een bitumenmengsel geeft een beter resultaat dan het gat over de voile hoogte vullen met asfaltbeton (zie V.U.C.W. 1978 2 - 3 - 34).
64
14.
Toezicht
14.1
Voor het toezicht en begeleiding bij het verwerken van de asfaltprodukten, voor elk asfaltbestek ten minste twee asfaltopzichters inzetten, waarvan een van beiden een ruime ervaring en
theoretische kennis van asfaltwerken moet bezitten.
14.2
Te alien tijde moet tijdens het aanbrengen van asfaltlagen, ten
minste een van de opzichters ter plaatse aanwezig zijn.
Beide opzichters moeten in goed teamverband samenwerken.
14.3
Geef als opzichter, zonder voorkennis aan de uitvoerder, geen
opdrachten aan personeel van de aannemer.
Uitgezonderd in ,,noodgevallen", d.w.z. waar het op een gegeven ogenblik tout dreigt te gaan en geen uitvoerder op dat moment bereikbaar is.
14.4
Een eenmaal genomen beslissing door een opzichter, kan alleen
in uiterste geval door zijn directe chef of projectleider ongedaan
worden gemaakt.
Dit moet echter zeer zorgvuldig worden behandeld en zo mogelijk alleen maar in het geval de chef of projectleider over een informatie beschikt, waarvan de desbetreffende opzichter niet op
de hoogte was of kon zijn.
In dit geval moet de opzichter het wel van zijn ,,baas" te horen
krijgen en niet van de uitvoerder, machinist of ,,balkman".
Overleg over deze gewijzigde opstelling, in aanwezigheid van alle partijen, is hierna op zijn plaats.
14.5
Duidelijkheid en consequent optreden van de opzichter is een
eerste vereiste voor een goed functioneren. Kennis van zaken is
hierbij vereist.
65
Een projectleider moet in principe een opzichter niet het toezicht laten houden bij een onderdeel van het werk, waar deze
opzichter geen ervaring mee heeft.
Een opzichter, die nog nooit een „asfaltbestek" heeft meegemaakt, kan en mag geen verantwoordelijkheid worden opgedragen voor zo'n onderdeel van het werk.
Hij moet dan als ,,2® m a n " mee gaan lopen.
De uitvoerder en zijn mensen hebben zo'n situatie direct in de
gaten, indien dit toch gebeurt.
De opzichter voelt zich ,,dood ongelukkig" en de uitvoerder zou
hier ,,misbruik" van kunnen maken.
14.7
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, zowel bij onderhoudsbestekken als bij reconstructie van bestaande wegen,
moeten alle werknemers, zowel van directie- als van aannemerszijde, de voorgeschreven veiligheidskleding dragen.
De verantwoordelijke opzichter moet, bij het in gebreke blijven,
de desbetreffende persoon attenderen op de risico's die hij
loopt.
Bij herhaling zonodig de man van het werk verwijderen.
14.8
Afgekeurde asfaltprodukten moeten op eerste aanwijzing door
de aannemer van het werk worden afgevoerd.
De opzichter moet ook deze beslissing ,,terugkoppelen" naar
zijn directe chef of de projectleider.
Vaak ontstaat over zo'n beslissing een discussie tussen opzichter en uitvoerder.
Van directiezijde moet deze discussie altijd door twee man worden gevoerd (of de opzichter met zijn assistent of collega, liefst
in bijzijn van de directe chef, zeker wanneer er financiele consequenties aan verbonden zijn).
66
14.9
Indien door weersomstandigheden geen asfalt kan worden „ged r a a i d " , moet de opzichter, zo mogelijk na overleg met zijn directe chef of projectleider, dit zo snel mogelijk aan de uitvoerder
mededelen.
Indien de mogelijkheid van vooroverleg met zijn chef of projectleider niet aanwezig is, neemt hij zelfstandig deze beslissing,
maar deelt hem, zodra de mogelijkheid er is, mede aan zijn chef.
14.10
Indien er bij de start van het asfalteren, neerslag valt, zware
neerslag in aantocht is, of op de baan piassen water staan, dan
moet de opzichter aan de uitvoerder opdracht geven, met het
verwerken van het asfalt te wachten.
Voor dergelijke situaties zijn ge'fsoleerde laadbakken noodzakelijk (zie V.U.C.W. 1978 2 - 3 - 25).
Wanneer het regent, moet met het verwerken van het asfalt worden gewacht tot de regen ophoudt.
Op een steenfundering kan hierna meestal vrij snel met het asfalteren worden gestart.
14.11
Bij onverwacht grote neerslag (een stort- of onweersbui) direct
stoppen, niet verwerkt asfalt afdekken (stortbak, container) en
verwerkte asfalt zo snel mogelijk afwalsen.
Op een voorgaande laag asfalt, direct na afloop van de bui het
aanwezige water op de baan en tegen de langs- en dwarsnaden
verwijderen door bezemen en/of dweilen, eventueel blazen met
behulp van een compressor, waarna opnieuw kan worden
gestart.
Indien de kleeflaag plaatselijk is verdwenen (met van te voren
aangebrachte asfaltemulsie-kleeflaag) moet deze na droging opnieuw worden aangebracht.
67
Wanneer water en piassen op de baan staan deze behandelen
zoals hiervoor omschreven is.
Vooral het water in de langsnaden volledig opnemen, hierna de
naden schoonblazen en verwarmen.
Met het opnieuw aanbrengen van een kleeflaag ter plaatse van
de naad voorzichtig zijn, aangezien te veel kleeflaag een zichtbare vette streep nalaat, dit is vooral ongewenst in de toplaag.
14.12
Indien op korte termijn (via het weerbericht of door plaatselijke
waarneming) regen wordt verwacht, in overleg met de uitvoerder, het asfalteren uitstellen.
Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat toch moet worden gestart (bijv. bij reconstructie van een bepaald weggedeelte, waarbij de aansluiting voor de avondspits moet worden gemaakt).
In zo'n geval moet toch, onder de gegeven omstandigheden,
naar een zo goed mogelijke verwerking met optimale kwaliteit
worden gestreefd.
In het bestek kan zijn opgenomen, dat de aannemer hiervoor het
verlangde materieel ter beschikking stelt, zoals, compressor, bezems, dweilen, infrarood branders enz..
14.13
De opzichter zal een beslissing om te stoppen zo snel mogelijk
terug moeten koppelen naar zijn projectleider of directe chef,
welke zonder meer zijn beslissing zal moeten ,,dekken".
Bij langdurige neerslag de afwerkmachine leegdraaien, verwijderen en een dwarsnaad afwerken, zoals genoemd in de
V.U.C.W. 1978 2 - 3 - 32 en 2 - 3 - 34.
68
15.
Algemeen
15.1
De projectleider is verantwoordelijk voor het gehele werk als
hoofd van de dagelijkse directie.
15.2
De opzichter verzamelt de primaire gegevens en verwerkt deze
in zijn dagrapport.
Het dagrapport is de basis voor het samenstellen van de
weekrapporten en de termijnstaten.
Het dagrapport of dagboek moet worden getekend door de uitvoerder.
Naast de primaire gegevens ook alle zaken, die van belang zijn
voor een goede uitvoering, in het dagboek vermelden.
Bij meningsverschillen tijdens de eindafrekening, moet het dagboek van de opzichter opheldering kunnen geven.
15.3
De begeleiding en het toezicht door de opzichter in de voorbereidingsperiode, moet zeer zorgvuldig en intensief zijn. Een goed
samenspel met de uitvoerder en zijn mensen is een eerste vereiste.
Zodra de opzichter vindt, dat het ergens niet goed gaat, dient hij
dit direct aan de uitvoerder mede te delen.
Nooit een onderdeel door laten gaan en achteraf bedenkingen
hebben tegen het afgeleverde werk, indien dit in de uitvoeringsfase had kunnen worden voorkomen.
Meningsverschillen zo snel mogelijk terugkoppelen naar de directe chef of de projectleider.
Een goede samenwerking en communicatie tussen de opzichter, die verantwoordelijk is voor de ,,onderbouw" (zandbaan en
fundering) en de asfaltopzichter is onontbeerlijk.
De deskundigheid en tact van de opzichter, waarvoor deze
69
handleiding is geschreven, bepaalt in sterke mate de goede
gang van zaken op een werk in uitvoering.
70