De wijkraad als geluksfabriekje - Vereniging van Nederlandse

­De wijkraad als geluksfabriekje
2014
­De wijkraad als geluksfabriekje
Door Tom, Lex en Guus Pauka en Ard van Rijn
Inhoudsopgave
1.Inleiding
5
Tom Pauka
2. Geluk, daar gaat het om
7
Tom Pauka
3. De wijkraad aan het werk
17
Lex Pauka
4. De rol van de gemeente
37
Ard van Rijn
5. ‘…en wat ga je zelf doen?’
Tom Pauka
45
1. Inleiding
(Tom Pauka)
Mijn twee broers en ik hebben alle drie een totaal verschillende loopbaan gehad. Guus,
de jongste, was eigenaar van een drukkerij in Amsterdam en is een tweede leven begonnen als fotograaf. Lex, de middelste, had een reclamebureau met klanten tot in China
en werd uiteindelijk bedenker, ontwikkelaar en beschermer van merknamen. Ikzelf was
sporttrainer, journalist en daarna politiek adviseur van achtereenvolgens Joop, Wim en
Wouter, u weet wel, de partijleiders van de PvdA. Ik ben veertien jaar ouder dan Guus en
acht jaar ouder dan Lex, maar de laatste jaren zijn het toch min of meer volwassen mannen geworden en lukt het me om ze serieus te nemen. Nee zonder gekheid, wij broertjes
Pauka hebben een hechte band.
Dit boekje is de vrucht van de antwoorden die Lex gaf op de openingsvraag die bij ons
drieën onveranderlijk luidt: Waar ben jij op het ogenblik mee bezig? Wij doen alle drie
vaak onverwachte dingen, maar Lex spant op dit moment de kroon. Hij is voorzitter van
een wijkraad. Hij vertelt er graag over. Als we dan krom liggen van het lachen, zeggen
Guus of ik af en toe, tjee man wat een gezeik! Maar dan wordt Lex opeens serieus. ‘Nee
nee,’ zeg hij. ‘Als ik dat gezeik zou vinden zou ik dit werk niet kunnen doen.’
Lex, de wereldwijze zakenman, de adviseur van multinationals, telg van de jetset-generatie, heeft besloten om de onderwerpen die aangedragen worden ter behandeling in
de wijkraad, geen gezeik te vinden. Ik zeg ’t eerlijk, ik voel me terechtgewezen. Zo zou
ik ook willen kunnen denken. Als mij dat zou lukken, zou ik misschien ook weten wat
we moeten doen tegen het overal borrelende en knetterende onbehagen tussen bestuur
en burgers in de samenleving. Dat is bij Joop, Wim en Wouter altijd de centrale vraag
geweest.
Want gezeik of niet, het gaat al een hele poos niet erg goed met de democratie. ‘Ik
maak me grote zorgen over de vertegenwoordigende democratie,’ zegt Jacques Wallage
van de Raad voor het Openbaar Bestuur in april 2013. ‘We moeten toe naar een meer
participatieve democratie.’ Politieke partijen hebben nog maar net genoeg leden om alle
vertegenwoordigingen te vullen. ‘De goed opgeleide burger’ kan zijn eigen woordje wel
doen en daar moeten we ruimte voor maken, zegt Wallage op een congres in april 2013.
Drie Raadsgriffiers, van Amersfoort, Rotterdam en Almere, beschrijven in het essay
Gemeenteraadsleden, vertegenwoordig meer! dat op gemeenteniveau een nieuw samenspel ontstaat tussen de overheid en burgers. “Daar gaan mondige, goed opgeleide
5
inwoners zelf aan de knoppen zitten zodra het henzelf raakt. Soms is dat om iets in
gang te zetten, en evenzogoed ook om zaken tegen te houden. Zij zoeken zelf allianties
waarmee ze maatschappelijke problemen te lijf gaan. Deze herleving van ‘civil society’,
is een ontwikkeling die in onze ogen leidt tot ‘een eeuw van burgerschap’. De overheid
– laten we het, gezien onze rol, beperken tot de lokale overheid – heeft daar (nog) geen
antwoord op.”
Soms werken deze mondige burgers samen met de lokale overheid maar vaker staan
ze onwennig tegenover elkaar. In het Brabantse dorp Meeuwen klagen inwoners bij de
gemeente dat ze met hun rollator vastlopen in het gras dat tussen de straatstenen groeit.
De verantwoordelijke wethouder wijst ze op het nabijgelegen dorp Genderen waar de inwoners zelf de schoffel ter hand nemen. Hij zegt dan dat de gemeente verantwoordelijk
blijft voor de onkruidbestrijding, maar ‘we moeten echt af van het idee dat de gemeente
alles oplost, alles afschuiven is niet meer van deze tijd.’
Goed.
Maar zelfredzaamheid vereist ook organisatie. In Genderen moet er iemand zijn die zorgt
dat de vrijwilligers op zaterdagmorgen om half tien met hun schoffels klaar staan op het
kerkplein.
Is de wijkraad hét orgaan voor de zelfredzame burger? Wat de wijkraad kan, is wensen
kanaliseren, onvrede bundelen, en het omzetten tot betrokkenheid en zelfdoen. Hoe dat
gaat is te lezen in de verhalen van Lex in het derde hoofdstuk. Het is een beschrijving
van het werken van de wijkraad van binnenuit. Ik heb hem vier keer geïnterviewd en wat
hij zei letterlijk uitgetikt. Zie het als mijn boete voor het giechelen en het gebruik van het
woord gezeik.
Een ode aan de Lexfactor.
Want al is de wijkraad niet de oplossing voor de vervreemding en het cynisme in de democratie, de Lexfactor is misschien wel de richting waarin we moeten zoeken.
Op Oudejaarsavond 2012 spraken we weer eens over de wijkraad. Toen realiseerden wij
ons dat we een deskundige in het gezelschap hadden, Ard van Rijn, een ondernemer
(Dialoogproducties is van hem, videoproducties voor non-profit instellingen) een doorgewinterde lokale actievoerder die op een goeie dag ambtenaar werd. Zijn stad: Den Haag.
“Jij weet hoe je de wijkraad aan de gemeentelijke organisatie moet verbinden”, zeiden
wij drieën, met de stelligheid die er is in de kleine uurtjes. “Ja,” zei Ard, zonder precies te
weten wat hij bevestigde. Of hij het waar kan maken ziet u in hoofdstuk 4.
6
2. Geluk, daar gaat het om
(Tom Pauka)
Herman van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad, bijgenaamd De President van
Europa, geeft bij ieder interview en bij ieder staatsbezoek een boek cadeau, Geluk, the
World Book of Happiness, van Leo Bormans. Om er zeker van te zijn dat er uiteindelijk
geen enkele bobo zonder zo’n boek zit, heeft Van Rompuy het ook nog eens als nieuwjaarsgeschenk gestuurd aan alle wereldleiders. Met een briefje: ‘Ik vraag u om geluk en
het welbevinden van de mensen bovenaan de politieke agenda te zetten.’
Ik heb het boek zelf ook, maar ik heb het moeten kopen.
Dit verhaal moet gaan over de wijkraad, en het lijkt een hele stap, van geluk naar wijkraad, maar u zult zien dat het meevalt.
Vier dingen waar mensen in de hele wereld ongelukkig door worden:
* niet genoeg geld om voor jezelf en je gezin te zorgen,
* ontwikkelingen of situaties in je leven waar je geen vat op hebt,
*corruptie,
*eenzaamheid.
Vier dingen waar mensen in de hele wereld gelukkig door worden:
* één of meer goeie vrienden waar je mee kan kletsen,
* een stabiele liefdesrelatie,
* goed contact met je familie,
* werk of andere zinvolle activiteiten.
Van Rompuy wil dus dat geluk erkend wordt als een politieke doelstelling. Overheden
zouden afgerekend moeten worden op de vraag of ze het geluk van hun burgers bevorderen. Dat kan omdat geluk meetbaar is geworden. We kunnen tegenwoordig nagaan of
het doen en laten van een overheid leidt tot het stijgen of dalen van geluk. Geluk is niet
meer alleen het domein van filosofen en verliefden, het zou nu ook politiek kunnen zijn.
De wetenschap van het geluk is nog jong en bloeit vooral in de Verenigde Staten en in
Engeland, waar Tony Blair in 1997 al begon om geluk tot een politieke doelstelling te
maken. Zijn economisch adviseur Richard Layard schreef er een boek over. De huidige
Britse regering (van andere politieke signatuur) gaat verder waar Blair moest stoppen.
7
Sarkozy liet een nationaal onderzoek doen naar de stand van het onderzoek naar geluk
in Frankrijk. Angela Merkel zet zich persoonlijk in voor het geluksonderzoek in Duitsland.
De algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft in een resolutie uitgesproken
dat overheden het geluk van hun burgers moeten proberen te vergroten.
In Nederland doet de landelijke politiek een beetje cynisch over geluk als politiek doel.
Maar we hebben in ons land een wereldberoemde kenner van het geluk in Ruut Veenhoven, emeritus-hoogleraar ‘social conditions for human happiness’ aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Er wordt in Nederland veel geluksbeleid gevoerd maar het woord
geluk wordt daarbij zelden gebruikt. Een uitzondering is de gemeente Almelo met het
geluksbudget. Wie een AWBZ-uitkering krijgt en een bepaald soort klachten heeft, kan
in aanmerking komen voor een budget dat de betrokkene zelf kan besteden aan het verbeteren van de eigen situatie. Wil zo iemand meer mensen ontmoeten, dan kan hij of zij
bij voorbeeld lid worden van een vereniging. Onderzoeker Ad Bergsma van de Erasmus
Universiteit heeft het Almelose initiatief bekeken en zegt dat dit geluksbudget spectaculaire resultaten oplevert. “Als je ze vijfhonderd euro geeft, doen deze mensen gemiddeld
voor tweeduizend euro minder een beroep op sociale voorzieningen.”
Zoals gezegd, op regeringsniveau is geluksbeleid bij ons niet populair. Premier Rutte zei
bij zijn aantreden: “De overheid is geen geluksmachine.” Het is voor een regering vaak
aantrekkelijker om streng te zijn en eisen te stellen. Dat laat Richard Layard in zijn boek
‘Happiness’ zien aan de hand van het volgende voorbeeld. Als in de ene provincie werkloosheid heerst en in de andere provincie worden mensen gevraagd, dan zal de overheid
geneigd zijn om de arbeiders te stimuleren (of te dwingen) om naar het werk toe te
verhuizen. Daardoor wordt bespaard op uitkeringen. Nu toont geluksonderzoek aan, dat
het gedwongen verplaatsen van mensen ongeluk veroorzaakt. Echtscheiding, geweld en
criminaliteit nemen toe net als kindermishandeling, ontsporing van jongeren, en de kosten van medische zorg. Natuurlijk, werkloosheid levert ook ongelukkigheid op, maar de
schade is minder. Even ijskoud boekhouden: het financiële voordeel van minder werkloosheidsuitkeringen gaat in rook op bij een gedwongen verhuizing. En bovendien voelen de
betrokkenen zich extra beroerd. Layards voorbeeld is overbekend en er valt niet veel op
af te dingen. Maar niettemin vinden overheden het moeilijk om er naar te handelen. In
een Kamerdebat in 2011 zei Henk Kamp, toen minister van sociale zaken, dat hij werkzoekenden met strafkortingen zou gaan dwingen om te verhuizen richting werk.
Nog even een definitie: geluk wordt ook wel duurzaam welbevinden genoemd. Of ook
wel levensvoldoening, dat wil zeggen de mate waarin een individu voldoening schept
in zijn leven als geheel. In Nederland heb je zo’n definitie nodig want onze taal heeft
de eigenaardigheid, dat we ’t ook geluk noemen als je iPhone uit je broekzak valt vlak
voordat je je broek in de wasmachine wilde doen.
8
Onze rijksoverheid hoor je er dus niet over, maar op lokaal niveau komen we ook in
Nederland welbewust geluksbeleid tegen. In november 2011 hield het Sociaal en Cultureel Planbureau een conferentie waarin allerlei geluksbevorderende initiatieven werden
besproken in gemeentebeleid, gezondheidszorg, werk en onderwijs. Zo’n geluksbevorderende maatregel is dat burgers in bepaalde gevallen kunnen meedoen aan de besluitvorming. Immers, mensen worden ongelukkig door veranderingen waar ze zelf geen vat op
hebben. Nog mooier is het als een gemeente de burgers daadwerkelijk laat meewerken
aan de verandering waar die burgers zelf voor gekozen hebben. Dan doen deze burgers
zinvol werk, ook al is het onbetaald.
En van een zinvolle activiteit word je gelukkig.
Maar hoe organiseer je dat meedenken en meedoen?
Als je in jouw gemeente iets wilt, of als je iets juist niet wilt, kun je tegenwoordig onderwerpen op de agenda van de gemeenteraadsvergadering laten plaatsen. Mits er langer
dan 2 jaar is verlopen sinds de raad over ditzelfde onderwerp iets heeft besloten. En zo
lang je onderwerp niet indruist tegen hogere wet- of regelgeving. Of het besluit van
een hoger bestuursorgaan betreft, dan wel gaat over privébelangen. Ook vragen over
het gemeentelijk beleid zijn niet toegestaan, evenals het spreken over handelingen van
een ambtsdrager waarover een klacht zou kunnen worden ingediend. Ook het spreken
over bezwaarschiften of fiscale aangelegenheden mag niet evenals het bespreken van de
bedrijfsvoering van de gemeente, of de benoeming van personen.
De bedoeling is, dat de lokale politiek en de burgers door dit burgerinitiatief dichter bij
elkaar komen. Minder vervreemding = meer geluk. Heel mooi bedacht. Maar je voelt bij
die maatregelen de angst van de wetgever voor chaos. De burger mag meepraten maar
hij moet het niet te dol maken. De mogelijkheid is drie jaar geleden ingevoerd dus misschien moeten de burgers er nog aan wennen, maar voorlopig is dit geen groot succes.
Dan de wijkraad. Niet te vergelijken met het burgerinitiatief, omdat het een instrument
is dat een beetje los staat van de organen van de rechtsstaat, want formeel is er meestal
geen sprake van een democratische vertegenwoordiging. Leden van de wijkraad worden
in de meeste gemeenten niet gekozen. Toch wordt van hen verwacht dat ze handelen
naar wat er in hun wijk speelt. Ze vormen een schakel tussen de burgers en het gekozen
bestuur. Ze staan los van de politiek. De burgers kunnen de wijkraad niets dwingend
opdragen, en de wijkraad kan op geen enkele manier zijn wil opleggen aan het gemeentebestuur. Als een wijkraad gezag heeft, is dat gezag informeel.
Dit nu, is de ideale vorm om geluk te bevorderen.
De belangrijkste bestaansreden voor een wijkraad is de bevordering van geluk.
Hallo meneer Van Rompuy: onze premier, de heer Rutte, heeft uw boek nog niet openge-
9
slagen. Maar de wijkraad leest ’t met rooie oortjes. De wijkraad is een geluksfabriekje.
De robuuste gemeente
In 1998 vond Bram Peper, Minister van Binnenlandse Zaken, dat een gemeente minstens
20.000 inwoners moest hebben om levensvatbaar te zijn. De term robuuste gemeente
is van hem. Vijftien jaar later vindt Ronald Plasterk dat een gemeente 100.000 inwoners
moet hebben om de taken aan te kunnen. Dat heeft te maken met drie gevoelige zorgtaken die tot nu toe door rijksdiensten werden gedaan en binnenkort door gemeenten
uitgevoerd gaan worden. De gemeenten moeten groot genoeg zijn om die taken aan te
kunnen. Opnieuw wordt de term robuuste gemeente gebruikt, maar nu is hij vijf maal zo
groot als (nog maar) vijftien jaar geleden.
Dat gemeenten groter moeten zijn is vanwege de decentralisatie van rijkstaken niet
onlogisch. Maar hoe zit het met de relatie van de burger tot zijn gemeentebestuur?
De gemeente krijgt een beperkte speelruimte bij de uitvoering, want er moet natuurlijk rechtsgelijkheid zijn in Nederland. Jantine Kriens, voorheen wethouder en eerste
locoburgemeester in Rotterdam, en sinds kort hoofddirecteur van de Vereniging van
Nederlandse gemeenten: ‘In gesprekken met hoge ambtenaren van departementen is
me afgelopen weken opgevallen dat in hun hoofden de gedachte leeft dat gemeenten
uitvoeringskantoren zijn van het Rijk. Pas als ik er expliciet naar vraag, erkennen ze dat
dit niet de bedoeling is.’ Gemeenten moeten volgens haar maatwerk kunnen leveren. ‘Als
er voor de drie decentralisaties tóch complexe wetgeving komt, die van gemeenten de
facto uitvoeringskantoren maakt, dan adviseer ik gemeenten te zeggen dat ze het niet
waar kunnen maken.’ Jantine Kriens denkt dat de rijksoverheid wel wijzer zal zijn en dat
het allemaal goed komt. Zij heeft een droom. Ze zag een filmpje op YouTube over vrijwilligers in Canada die brandkranen sneeuwvrij houden, waarmee ze gemeenten veel werk
besparen. ‘Mensen voelen zich daardoor mede-eigenaar van de publieke ruimte. Die kant
gaat het bij ons ook op. Niet alleen in de publieke ruimte, maar ook in de zorg. Bouwen
op de kracht van burgers. Ik kreeg een brief over een zorgcoöperatie op dorpsniveau in
Deurne. Fantastisch! Aan dat soort initiatieven moeten we zuurstof geven. Onderdruk de
neiging om alle taken weer te institutionaliseren. De rol van gemeenten wordt schakelen
tussen schaalniveaus en verbinden. Een terugkeer naar de middeleeuwse marktplaats,
maar dan met moderne technologie.’ (Bron: VNG Magazine mei 2013)
Goed, geen knellende regels dus als Jantine Kriens gelijk krijgt. Burgers die samen de
problemen in hun woonomgeving oplossen. De zorgcoöperatie waar ze een brief over
kreeg is opgericht in Helenaveen, een kleine kern in de gemeente Deurne. De aanleiding
was dat het kloostercomplex in Helenaveen door het bisdom te koop werd aangeboden.
Een paar inwoners vroegen zich af of het gebouw voor de dorpsgemeenschap behouden
kon blijven en ze begonnen te denken over zorgvoorzieningen die vooral van belang
konden zijn voor de groeiende groep ouderen in Helenaveen. Met een beetje steun van
10
de provincie kwam een voorlopig plan tot stand om te gaan zorgen voor zorgwoningen,
dagbesteding, een zorginformatiepunt en een klussendienst. Het lidmaatschap van de
coöperatie werd vastgesteld op 22 euro per jaar.
De zorgcoöperatie in Helenaveen is een van de zes zorgcoöperaties in Brabant die nu in
oprichting zijn of al draaien. Er zijn veel meer van die kleine initiatieven. In het volgende
hoofdstuk zien we hoe gesprekken tussen bewoners in een eco-winkel kunnen leiden tot
de vraag of er misschien een klussendienst moet komen. Op die manier ontstaan initiatieven om zaken te regelen waarvoor mensen vroeger naar de overheid keken. Een paar
willekeurig gekozen initiatieven om te verduidelijken waar het om kan gaan:
* De gemeente Bronckhorst wilde de basisschool in het dorp Laag Keppel sluiten en
bouwde alvast een nieuw stuk aan de school in het nabijgelegen dorp Hummelo. Maar
de ouders van de schoolgaande kinderen in Laag Keppel waren het niet eens met de
opheffing van de school. Ze kochten het schoolgebouw van de gemeente en zorgden
zelf voor een opknapbeurt en een verbouwing die 130.000 euro kostte. De helft wisten ze te krijgen uit een Europees potje en de andere helft brachten de inwoners zelf
op. De school in Laag Keppel draait weer. De volgende stap wordt de overname van
het gemeentelijk zwembad en de sporthal. Dat willen de bewoners financieren met de
bouw van woningen. Als dat project rond is, gaat de bewonersgroep misschien over
tot de aankoop van de verlaten voetbalvelden in Laag Keppel om die in te richten tot
een multifunctioneel park.
* Berichten over de ophanden zijnde sluiting van het verzorgingshuis Warfheem in het
Groningse dorp Warffum leidden tot het project GoudOud in Warffum. Doel is een
voorziening in stand te houden die iedere inwoner van Warffum in staat moet stellen
om tot het levenseinde in Warffum te blijven wonen en zo “Goud oud” te worden.
Mensen die een beschermde woonomgeving nodig hebben moeten in Warffum kunnen blijven wonen. Ook tijdelijke opvang bij ziekte of na ziekenhuisopname moet in
Warffum mogelijk blijven. De initiatiefnemers hebben de eigenaar van het gebouw, de
zorgaanbieder en Zorgkantoor Menzis bij het project betrokken.
* In veel kleine dorpen in Spanje zorgen eigenaren van particuliere woningen voor de
inrichting en onderhoud van de openbare ruimte. In sommige dorpen in Frankrijk
verenigen woningeigenaren zich om te voorkomen dat leegstaande woningen verloederen. Een woning in een verloederd dorp is minder waard, zo eenvoudig is dat. Dit
principe wordt sinds kort ook toegepast in de Achterhoek, waar woningeigenaren de
zorg op zich nemen voor de publieke ruimte in de dorpen. De bedoeling is dat hun
huizen niet (te veel) in waarde dalen. Zo’n vereniging heet ‘vastgoedbuurtschap’. De
gemeente kan er bij betrokken zijn.
11
* Sterk in opkomst: de buurt-website of buurtblog. Vooral geschikt voor nieuwe wijken
waarin mensen die actief willen worden in de buurt, elkaar op die manier kunnen
vinden. De inhoud: een feest, een wegomlegging, een bijzondere aanbieding van
een winkelier. De redactie wordt meestal gevormd door vrijwilligers uit de categorie
tweeverdieners die op die manier meehelpen aan de gemeenschapsopbouw van hun
woonbuurt. De Amsterdamse krant Het Parool geeft (20 aug. 2013) een overzicht van
buurtblogs in Amsterdam: ilovenoord.nl voor Amsterdam-noord, Boloboost.nl,
SpaarndammerBuren.nl voor Bos en Lommer, Nicenieuwwest.nl voor Nieuw West,
Geefomdejaneef.nl voor de Jan Evertsenstraat en omstreken en mikinoost.nl voor
Amsterdam-oost.
* In Vertrouwen in burgers beschrijft Pieter Winsemius een conflict tussen burgers en
een stadsdeelbestuur in Amsterdam. De burgers zijn regelmatige bezoekers van een
café aan de Noordermarkt. In het café mogen ze niet roken, dus dat doen ze buiten.
Maar als ze een glas bier mee naar buiten nemen, zijn ze in overtreding, want er mag
staande op het trottoir geen bier worden gedronken. Het stadsdeelbestuur stelt vast
dat het verbod op staand bierdrinken met voeten wordt getreden. De cafébaas dreigt
zijn vergunning kwijt te raken. Dan komen de bierdrinkers in actie. Via sociale media
roepen ze sympathisanten op om op de avond van de tiende juli 2009 naar de Noordermarkt te komen en daar demonstratief bier te drinken, verstrekt door een rijdende
biertap. Op die avond ziet de Noordermarkt zwart van de bierdrinkers. Het stadsdeelbestuur vraagt de burgemeester om de politie in te zetten, maar de burgemeester
weigert dat. De avond verloopt rustig. Enige tijd later wordt het verbod op staand
bierdrinken opgeheven.
Mooi?
Jawel, het is natuurlijk aantrekkelijk als mensen zich verenigen om problemen op te
lossen. Het is ook wat de overheid wil: minder zwaar leunen op de voorzieningen. Maar
er zijn ook bedenkingen. Burgers die geld hebben en relaties en vaardigheden (zoals in
Laag Keppel) zullen beter in staat zijn om hun zin te krijgen dan mensen met een modaal
inkomen en een bescheiden opleiding.
Een andere bedenking is dat er vaak geen relatie is tussen de actie en een groter belang.
Bij voorbeeld: het idee om in Laag Keppel het openhouden van het zwembad en de
sporthal te financieren met de bouw van woningen, botst met de regionaal gemaakte
afspraak om het aantal nieuw te bouwen woningen in de regio fors terug te dringen.
En dan blijft er vaak ook nog een vraag van bestuurlijke zuiverheid. Neem bij voorbeeld
de Amsterdamse bierdrinkers. Je kunt het leuk vinden dat ze gewonnen hebben en dat
een ridicuul lijkende verbodsbepaling is geschrapt. Maar er waren ook buurtbewoners die
minder positief dachten over het staand bierdrinken. Een actiegroep van buurtbewoners
12
had een lange weg van klachtprocedures en processen afgelegd. Die mensen waren het
zat dat de bierdrinkers hun portieken gebruikten als urinoir. Uiteindelijk kregen ze van
de bestuursrechter gelijk: de lokale overheid werd verplicht om het verbod te handhaven.
Maar voor het zover was werd het 10 juli, en veegden de bierdrinkers met hun ludieke
actie alle rechterlijke uitspraken van tafel. En daarmee ook de overwegingen van bestuurlijke zuiverheid.
Er is dus iets voor te zeggen dat de daadkracht van burgers verbonden blijft aan de gemeentelijke bestuursvormen. De gemeente kan daar zelf aan bijdragen door wenselijke
ontwikkelingen te stimuleren. Zoals in Utrecht, waar de gemeente de oprichting van een
coöperatie van prostituees met geld en goede raad ondersteunde.
Maar de vraag blijft: hoe kleinschalig en hoe dicht bij de burger kan een gemeentelijke
bestuursvorm zijn.
Eenmaal per vier jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen en dan kunnen burgers bepalen
welk beleid ze willen voor hun gemeente. Zo zit het formeel. Gemeenteraadsleden mogen zich om die reden gelegitimeerd voelen. Ze zijn volksvertegenwoordigers. Als zij in
een raadszitting een stem uitbrengen, doen ze dat namens de mensen die op hen hebben
gestemd.
Maar…
In grote gemeenten is nu al de afstand tussen het gemeentebestuur en de burger groot.
Veel burgers kunnen zich maar moeilijk een beeld vormen van de verschillen tussen de
politieke partijen. In grote gemeenten stemmen burgers bij gemeenteraadsverkiezingen
(als ze al stemmen) overwegend op een politieke partij waar ze bij Kamerverkiezingen
ook op zouden stemmen.
Een politieke partij die er in de landelijke peilingen slecht voorstaat, moet er op verlies
rekenen bij gemeenteraadsverkiezingen. Ook al hebben de raadsleden van die partij het
in de gemeente prima gedaan.
In veel kleine gemeenten doen naast de landelijke partijen ook lokale lijsten mee. Dat
zijn politieke partijen die alleen in één gemeente voorkomen. Soms heten ze kortweg
‘Gemeentebelangen’, ‘Leefbaar Hilversum’ of ze gaan voluit voor ‘Burger en Ondernemersbelangen Bergen, Egmond, Schoorl kortweg Bobbes’, of ze zijn genoemd naar een
plaatselijke zonderling (‘Lijst Hilbrand Nawijn’).
De lokale politieke partijen hebben uiteraard altijd een partijprogramma dat gericht is op
een of meer specifieke plaatselijk doelen.
Bij voorbeeld: De verkeersveiligheid vereist de afsluiting van de Kerkstraat voor doorgaand verkeer. Of: het laatste stukje bos in onze gemeente mag niet opgeofferd worden
aan woningbouw.
13
Als zo’n lokale partij voldoende stemmen krijgt, kan het politieke doel gerealiseerd worden. Raadsleden van lokale politieke partijen voelen zich sterk gelegitimeerd. Dat burgers
zo’n nabije lokale politiek waarderen, blijkt uit het feit dat lokale politieke partijen bij
elkaar geteld bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 – met vierentwintig procent
van de stemmen en zes en dertig procent van de zetels – ‘de grootste partij’ vormden. Ze
zouden landelijk bijna veertig Kamerzetels bezetten en de grootste partij in de Tweede
Kamer zijn.
Pieter Winsemius heeft voor Vertrouwen in Burgers aan leiders van lokale politieke
partijen gevraagd hoe zij op de hoogte blijven van wat hun electoraat wil. Het antwoord
luidde: kerk, kroeg, kapper en kantine. De lokale partij weet wat er leeft, maakt zichzelf benaderbaar. In onze kleine gemeenten, zegt Winsemius, is behalve de 4K’s ook het
schoolhek een belangrijk ontmoetingspunt: je hebt er even de tijd. Dus je kunt gesprekken hebben over de kleine en grote dingen des levens.
Bij gemeenteraadsverkiezingen is de opkomst in kleine gemeenten hoger dan in grote
steden.
In 2010 was bij de gemeenteraadsverkiezingen de opkomst voor heel Nederland net iets
boven de 50%. In grote gemeenten stemde vaak minder dan de helft van de burgers. De
laagste opkomst hadden Eindhoven en Schiedam met 43%. De hoogste Schiermonnikoog
met 82%.
Er zijn nu nog 700 lokale partijen in Nederland. Als gemeenten groeien naar 100.000
inwoners, zullen lokale politieke partijen, die nu dus zo’n kwart van alle kiezers vertegenwoordigen, een groot deel verdwijnen of verschrompelen. Alleen uitzonderlijke strategen of mensen met een bijzonder charisma krijgen in een stad met meer dan 100.000
inwoners een lokale lijst van de grond die een vuist kan maken en in het college komt.
De bekende voorbeelden zijn: Pim Fortuyn met Leefbaar Rotterdam en Jan Nagel met
Leefbaar Hilversum.
Er zal dus een onzichtbare kiesdrempel ontstaan.
Misschien wordt dat door de landelijke partijen wel een wenselijke ontwikkeling gevonden, maar het levert een democratisch tekort op. Wat dreigt is dat er straks wensen leven
onder de burgers die niet meer langs de koninklijke weg van de lokale democratie aan de
oppervlakte komen.
Nu zijn er in Nederland nog ruim negen duizend raadsleden. Als het samenvoegen lukt
zoals de regering dat graag wil, zullen het er uiteindelijk niet veel meer zijn dan drieduizend. En dan zal men misschien met weemoed terugdenken aan de tijd waarin burgers
zomaar bij hun raadsleden of wethouders konden binnenlopen of ze konden aanspreken
in het café.
14
Die samenvoeging tot grotere gemeenten komt er. Misschien wordt de ondergrens niet
helemaal 100.000, maar gemeenten worden aanmerkelijk groter, dat is wel zeker. Er
zullen dus gemeentebestuurders komen die het druk hebben omdat ze over meer zaken
gaan. En ze zullen omringd zijn door meer ambtenaren. Moeilijker persoonlijk bereikbaar
voor de burger.
In ‘Vertrouwen in burgers’ zegt een veteraan van de kerkelijke diaconie dat hij vroeger
goed kon overleggen met de wethouder zelf, “maar na de gemeentelijke samenvoeging
strandt ieder contact in de enorme laag beleidsambtenaren die er rondom de man staat.”
De wijkraad is voor dit soort problemen niet de uiteindelijke oplossing. Maar als een
wijkraad goed functioneert, kan hij wel het gevoel van vervreemding verzachten.
De wijk heeft de toekomst.
De kleine eenheid – het kerndorp, de buurt, de wijk – wordt belangrijker. Dat is onvermijdelijk. Er gaat een overgang plaatsvinden van centraal gestuurde zorg naar zorg op
buurt- en wijkniveau. Dat is een avontuur, zegt Jantine Kriens, want “je weet wat je loslaat, maar nog niet wat je krijgt. Tachtig procent van de mensen heeft voldoende aan een
goede basiszorg, maar voor twintig procent ligt het ingewikkelder en voor vijf procent
hiervan zo problematisch dat je er geen enkel systeem op kunt zetten.”
15
Ingelast wijkraadoverleg over de besteding van het wijkbudget, dat bedoeld is om de wijk, waarover de
bewoners behoorlijk tevreden zijn, zo te houden en de sociale samenhang te bevorderen.
Anneke, het wijkraadslid dat zich vooral
bekommert over het Robsonparkje, de
ondernemers en de kunstenaars in de wijk.
Dédé, de notulist die in 2014 het
secretariaat op zich neemt.
16
3. De wijkraad aan het werk
(Lex Pauka)
Dit zijn de mensen.
Ik was 64 en ik was bevriend met de directeur en eigenaar van de Hollandia Matzesfabriek die bij ons in de wijk staat, en die polste mij of ik hem wou opvolgen. Hij was toen
voorzitter. Hij zei: Ik ga de secretarisrol op mij nemen, Geert wordt voorzitter, maar ik
weet niet of dat een goeie combinatie is want ik ben heel lang voorzitter geweest en dan
ga ik hem misschien dwars zitten.
Ik zei nee, dat is niks voor mij. Ik heb hekel aan vergaderen.
Maar hij kwam er af en toe op terug. Kom eens kijken Lex hoe het gaat, het is echt leuk.
Toen zei ik: oké, ik wil wel stage lopen. Ik begreep eigenlijk niet goed waar het over ging.
De wijkraad is geen gekozen orgaan. Als wij iemand nodig hebben, zoals nu om de secretaris te vervangen als die ziek is of met vakantie, dan maken we dat bekend. En we kijken
allemaal in onze eigen omgeving. Iedereen begint bij ons met een stage, dan kunnen
beide partijen bekijken of het bevalt. Je moet er nogal wat tijd in steken. Deze week ben
ik drie avonden bezig, plus ook nog een paar uur overdag. Je moet veel op pad om te
overleggen want je bereikt alleen iets als je je relaties onderhoudt. En je moet een maag
hebben die bestand is tegen automaatkoffie.
De mensen die nu de wijkraad vormen zijn allemaal professioneel en hartstikke goed.
Alleen… de meesten zijn een beetje oud. Krijgen af en toe eens een tia, een soort kleine
beroerte weet je wel. Moeten opeens naar het ziekenhuis. Komen gelukkig wel steeds
weer terug hoor. De jongste is een landschapsarchitecte, die heeft de kunstenaars in de
wijk onder haar hoede.
Hans, onze secretaris, is een doorgewinterde verenigingsman, uiteraard gepensioneerd,
zoals de meesten van ons. Hij archiveert in zijn vrije tijd de vlindercollectie van het gemeentemuseum.
Jan is onze penningmeester, heeft zijn hele leven in de cijfers gezeten. Moet om gezondheidsredenen veel wandelen, dus loopt elke dag door de wijk en heeft een goeie camera
gekregen van de wijkraad, daar fotografeert hij alle misstanden maar ook leuke dingen
en die mailt hij na de wandeling naar ons allemaal, schrijft daar een commentaartje bij,
17
en dan gaat het naar de webmaster. Dus wij hebben een website waar wat op gebeurt en
altijd wat nieuws te zien is.
Geert, tweede voorzitter. Is machinist bij de NS, werkt nog maar 2 dagen in de week.
Geert is 7 jaar voorzitter geweest van de wijkraad. Vakbondsman. Sociaal bewogen. Weet
van ieder straatje hoeveel procent studenten er mogen wonen, en als er een huisjesmelker actief is dan gaat Geert daar mee praten.. Doet alles wat met de nieuwbouw en
herinrichting van de wijk te maken heeft.
Anneke, landschapsarchitecte. Die heeft zich met de kunstenaars in de wijk beziggehouden en is nu druk met het Robsonpark, kom ik nog op terug. Alles wat te maken heeft
met cultuur en ondernemerschap heeft haar warme belangstelling.
De start
Deze wijk dateert uit de tijd van de textielindustrie. De fabrieken waren omgeven door
de huizen van de werknemers want iedereen moest lopend naar z’n werk kunnen. Er was
hier in de wijk een weverij, een fabriek waar pyjama’s gemaakt werden, een overhemdenfabriek, stropdassen, noem maar op. Maar we hadden ook kleine metaalbedrijven.
Toelevering, onderhoud. Want die textielfabrieken hadden machines en dus er moesten
tandwieltjes gegoten worden. Het was een wijk, hoe klein íe ook is – want het is toch
maar 3000 voordeuren – de wijk was zeer bedrijvig… O ja! Wij hadden ook een eigen
destilleerderij. En een grote stomerij en ververij. Ik heb dat eigenlijk meegemaakt in de
halve eeuw dat ik hier woon, dat de opvatting werd: geen industrie tussen de bewoning.
De industrie naar de buitenwijken! Verkeersoverlast, vervuiling van de grond, allemaal
goeie redenen om die ondernemingen uit de wijk te verdrijven. Maar dat heeft natuurlijk
ook invloed op de sfeer in de wijk. De wijk werd een beetje slaperig. En lelijk. Met leegstaande fabrieken. En als die gesloopt werden, met braakliggende grond.
Het vorige bestuur heeft in 2007 een Wijkscan laten maken. Dat is een onderzoek naar
tien factoren die in een wijk een rol kunnen spelen. Aangezwengeld dus in 2007. Als je
het verslag van die scan leest denk je: Nou, dat is een wijk zonder grote problemen. Wel
een wijk met veel lege plekken. Door het vertrek van de grote fabrieken waren er gaten
gevallen, want zo’n bedrijf gaat weg en het gebouw wordt afgebroken (als je geluk
hebt) en dan is er nog niet meteen een invulling. Na 2007 zijn veel van die lege plekken
op een zinvolle manier ingevuld, de wijk is veel groener geworden, maar wat vonden de
bewoners daar nu van, dat wist niemand. Dus toen ik bij de wijkraad kwam, in 2010, zei
ik, er is van alles onderzocht, maar op de manier van ja nee geen mening, en dat leert ons
eigenlijk niet hoe de mensen zich hier nu voelen. We moesten eigenlijk eens een praatje
gaan maken met de bewoners.
Goed idee!
18
Honden van de wijkbewoners mogen vijf
jaar lang genieten van de hondenrenplek
in het Robsonparkje. Na 2018 krijgt het
gebied wellicht een woonbestemming.
Het Robsonpand, een stadsmonument,
is inmiddels opgeknapt door Domijn. De
eerste ondernemers en kunstenaars hebben
het in gebruik genomen.
Stadstuinbouw in het Robsonparkje, dat
geheel door de bewoners wordt ingericht,
heeft ook z’n problemen: wat te doen met
de overvloedige oogst?
In het Robsonparkje leven de wijkbewoners
zich uit als stadstuiniers. Er is een wachtlijst.
We maken een groter deel van het park
geschikt voor stadstuinbouw.
19
De gemeente zag het ook helemaal zitten. Dit nieuwe onderzoek zou moeten leiden tot
een wijkvisie. We kregen een potje van 40.000 euro in eigen beheer. We moesten wel
even een stichting worden om zo’n bedrag in ontvangst te kunnen nemen, maar dat
werd geregeld. En nu dan aan de slag.
Maar…
Er was in die tijd bij de gemeente nog een gedwongen winkelnering bij een welzijnsinstelling Als je een onderzoek onder de bevolking wilde, dan ging je daar heen. Dus wij
legden aan ze uit wat we wilden: nu echt weten wat mensen vinden van wonen in deze
wijk, want er zijn enquêtes gehouden en we hebben een heleboel cijfermateriaal, we
weten hoeveel werklozen er zijn enzovoort, maar dat materiaal zegt zo weinig over hoe
mensen zich voelen en wat voor serieuze verbeteringen ze zouden willen. Nou, de instelling aan de slag, gesprekken met bewoners, dat leek ze wel wat. Tot hun voorstel kwam.
En dat was: weer een enquête. Nee sorry, misverstand, dat wilden wij niet. Wij willen dat
jullie gesprekken gaan voeren. O ja. En even later, verdomd als het niet waar is, weer een
enquête. Daar gaat allemaal… wij hadden een budget van 40.000 euro en we hebben
10.000 euro uitgegeven aan overleg. Ze hebben uiteindelijk wel een paar gesprekken met
bewoners gevoerd, aan de deur, vijf volstrekt onbruikbare verslagen. Bovendien hadden
ze een persoon gestationeerd in het Rode Kruisgebouw die daar spreekuur hield in het
kader van het onderzoek. Die meneer was niet te vinden voor iemand die niet wist dat hij
daar zat. Hij kon na een tijdje concluderen dat er geen behoefte was aan een spreekuur,
want er was nog nooit iemand verschenen. Maar je begrijpt, hij declareerde wel iedere
week vier werkuren, dus zo werd het budget opgestookt. Toen heb ik tegen de gemeente gezegd: jongens dit gaat ‘m niet worden, we willen het zelf doen. Hier in de wijk een
mevrouw gevonden die het heeft georganiseerd zoals wij het graag wilden. Ze ging naar
de mensen toe en zei: we willen graag een keer komen praten over de wijk, hoe het is
om hier te wonen en wat je eventueel anders zou willen hebben. Het zou leuk zijn als je
dan een paar buren er bij vraagt en dan komen wij koffie bij je drinken, hier is 25 euro
voor de onkosten. Met die mevrouw als notulist heb ik zelf een paar van die keukentafelgesprekken gedaan. Een collega van mij uit de wijkraad ook. En toen hebben we haar
losgelaten, ze snapte hoe wij het wilden, en het loopt. Het loopt fantastisch. We hebben
net een tussenrapportage gemaakt, en er komt ook een eindrapportage. Maar intussen
zijn we tot de conclusie gekomen dat we hier eeuwig mee door moeten gaan. Want dingen veranderen in de wijk. Nu maken alle mensen in de wijk zich zorgen over verkeersveiligheid en parkeeroverlast, die mensen voor een deel oplossen door hun auto’s op de
stoep te parkeren. Je kan je zomaar voorstellen dat je hele vergaande maatregelen zou
nemen waarvan je over vijf jaar zegt: Tja! Nu wonen er alleen nog maar bejaarden! Wat
je dan nodig hebt zijn strakke trottoirs zonder hindernissen, waar je veilig met je rollator
kan lopen. Begrijp je? Het gaat om de dynamiek. Die moet je in de gaten houden. Als
je het hebt over een visie op de wijk, kan je beter de tijdshorizon niet zo ver naar voren
20
leggen. Wat wil je dat er volgend jaar en het jaar daarop aan verbeteringen gerealiseerd
is, en kan dat.
Het is de bedoeling dat we medio 2013 met een eindrapportage komen. Met eind dan
tussen aanhalingstekens. We hebben geen nieuw geld van de gemeente nodig, want
omdat we het onderzoek zelf hebben gedaan, is er na die tien mille voor de welzijnsclub
weinig geld meer uitgegeven. De mevrouw die we hadden aangetrokken is zuinig met
haar uren. Op het stadhuis heb ik gevraagd, zouden jullie het erg vinden als we het budget niet opmaken? Moeten we de rest teruggeven? Nee nee geen sprake van, liever niet.
Nou zei ik, dat gaan we door met die gesprekken, niet meer in het zelfde tempo, maar bij
voorbeeld twee in het voorjaar en twee in het najaar. Dat we even die voeling houden.
En ook omdat in die keukentafelgesprekken ook dingen naar voren komen waarvan wij
zeggen: ja, als je dat wilt, dan moet je een aanvraag indienen voor een wijkbudget. Wij
hebben naast een onderzoekbudget ook een wijkbudget. Een wijkbudget is bedoeld voor
het financieren van verbeteringen.
De activiteiten
Na mijn stage van een half jaar zei ik, ik wil het wel proberen. Maar ik wil dat we ons
beperken. Als je hier een steen optilt, dan zit er altijd iets van de wijkraad onder. We
moeten besluiten waar we ons wel en waar niet mee gaan bemoeien.
Leuk bedacht.
Maar het blijkt niet te werken. Omdat namelijk de bewoners zo niet denken. Die zeggen: jij moet naar de politie omdat ik mijn auto honderd meter van mijn voordeur moet
parkeren.
Nou ja er zijn wel hoofdpunten maar die dringen zich op, die hebben wij niet gekozen.
Robsongebouw, Robsonterrein, een ander braakliggend terrein waarvoor nu een goed
plan ligt om dat te gaan invullen, dat vinden we belangrijk. Een gebouw van de RIBW
wat op een lege plek komt. Rijksinstituut Begeleid Wonen. Bij dat onderwerp moet je
zorgvuldig met de bewoners omgaan. Na de bouwvak gaan ze daar bouwen en dat
hebben we goed met de bewoners voorbereid. Meegenomen naar andere RIBW-locaties.
Want die mensen denken, daar komen alleen maar gekken wonen. We hebben een
avond georganiseerd met film over ribw waar de ribw-bewoners koffie inschonken. Een
avond alleen voor de mensen die direct met het pand te maken krijgen. Trouwens, voor
het Robson-pand zou het fantastisch zijn want die RIBW-mensen zouden daar kunnen
schoonmaken en zo, daar ligt het vlakbij…. Ja, het is zo’n beetje grenzeloos waar wij over
gaan.
De wijkraad vergadert
Er is vier keer per jaar een openbare vergadering en wij komen wel tien keer per jaar bij
elkaar, dus zes van de tien vergaderingen zijn besloten. Maar bij praktisch alle besloten
21
vergaderingen nodigen wij iemand uit. Bij voorbeeld, iemand heeft mij een woedende
mail gestuurd over parkeeroverlast bij hem in de straat, en Lex Je Moet Nu Naar De
Politie! In dat soort gevallen, als de nood hoog is opgelopen, dan nodigen we die meneer
of mevrouw uit voor de eerstvolgende vergadering, als gast, om even een toelichting te
geven. Want zo’n mailtje is vaak geschreven in een emotionele opwelling, bijvoorbeeld
omdat ze hun auto honderd meter van hun voordeur hebben moeten parkeren. Zo iemand nodigen wij uit. Ook al om mensen het terechte gevoel te geven dat we hun klacht
serieus nemen. We zetten het onderwerp ook op de lijst voor de wijkschouw, om te kijken hoe erg het is. Soms vragen we bij een volgende vergadering dan de verkeerskundige
van de gemeente en dan nodigen wij de klager ook weer uit. En liefst ook zijn buren.
Op de besloten vergaderingen zitten we meestal met acht mensen aan tafel, Jan, Anneke, Hans, Geert, Adrie, twee toegevoegden en ik, Lex. En als we een onderwerp hebben
waarvan we weten dat het bij de gemeente ook speelt, dan nodig we de desbetreffende
figuur van de gemeente uit. Om die lijnen kort te houden. Soms dan wil je wat en denk
je, hoe moet ik dat nou weer voor elkaar krijgen, maar ambtenaren weten hoe de hazen
lopen en die zeggen, dat regel ik wel even voor je.
Bij de openbare vergaderingen is iedereen welkom, maar wat je ziet is dat de mensen
komen die wat aangevraagd hebben. En die hebben zich voorzien van zoveel mogelijk
draagvlak. Wat natuurlijk ook heel leuk is. Het waren vroeger een beetje zwaarwichtige
vergaderingen maar ze zijn nu luchtiger geworden want we hebben al het vergadertechnische er uit gegooid. Notulen worden niet voorgelezen en goedgekeurd want op de
vorige vergadering ging er over totaal iets anders en daar waren dus ook andere mensen
bij. We doen het nu zo: iedereen krijgt één minuut om te vertellen waarom hij hier is
gekomen. Dan weten we ook meteen, aha, dat is draagvlak leilinden, dat is verkeersdrempel, dat is fietsoverlast.
De wijkraad verbindt
Op een gegeven moment zijn we gaan kijken: hoe zit het nu eigenlijk met de bedrijvigheid in deze wijk. Je weet, dit is vroeger een industriële wijk geweest en nu is het een
woonwijk, met het risico dat het afglijdt naar een slaapwijk. We zijn naar de Kamer van
Koophandel gegaan met de vraag: hoeveel bedrijven zijn er hier eigenlijk. Nou, er zitten
niet minder dan 400 ondernemingen in deze wijk! Het merendeel is onzichtbaar. We
schatten dat zo’n 300 van de 400 ondernemers zzp-ers zijn, zelfstandigen zonder personeel. Van de meest uiteenlopende pluimage. Van sjieke adviseurs tot tegelzetters. Toen
we dat wisten dachten we, het is misschien wel eens leuk om die ondernemers met elkaar
kennis te laten maken, want als wij ze niet zien, dan zien ze elkaar ook niet. Dus we organiseerden een ondernemerscafé. Dat was een behoorlijk succes. Per keer kwam er toch
22
wel 10% van alle ondernemers opdagen. We hebben denk ik de helft van alle ondernemers een keer in dat café gezien. Mensen die daar kwamen kregen drie minuten de tijd
– als ze dat wilden – om te vertellen wat hun business is, wat ze in de aanbieding hebben.
En ook wat ze zoeken. “Ik heb nou een boekhouder in Hengelo, maar ik wist niet dat er
om de hoek ook een woonde.” Dat heeft goed gewerkt. We hebben inmiddels binnen
de wijkraad een werkgroep ondernemers. Die organiseren dit.
En toen zei iemand: jawel, maar op die manier worden de ondernemers niet beter zichtbaar voor de bewoners. Zo ontstond het idee om het grootser aan te pakken. In het voorjaar geven de we ondernemers die dat willen een tent in het Volkspark, stroom en water
moeten ze zelf betalen, de tent betaalt de wijkraad, en dan kunnen ze aan de bewoners
laten zien wat ze in de aanbieding hebben. Er komen een stuk of dertig ondernemers.
We willen dat ze iets met de bewoners gaan doen. Ik zal je even laten zien wat ze bedacht hebben, dan zie je wat een variëteit we hier hebben. Bij voorbeeld de pasta-brigade, dat is iemand die heeft een café gehad, is failliet gegaan, nu krabbelt hij weer op, hij
brengt pasta aan huis. In zijn kraam kan je een hapje pasta proeven. Er is een ecologisch
centrum hier dat ecologische snacks gaat maken. Dan hebben we Harry Heck, die doet in
tweedehands rollators en andere hulpmiddelen, die gaat een rolstoelrace organiseren.
Dat zette ik op onze website en toen belde ‘ie dat het toch een beetje een waanzinnig
idee was bij nader inzien, maar zei hij, ik kan misschien wel iets doen met po-stoelen. Er is
een kunstenares die gaat laten zien hoe leuk het is om een schilderij van je hond te laten
maken. Een meneer die een drukkerij heeft voor familiedrukwerk, als je daar trouwkaarten bestelt probeert hij je ook in zijn trouwauto te moffelen, dus die auto die komt daar
ook. Er is een fotograaf die komt tips geven. Iemand komt met elektrische scooters. Ben
je zwanger en wil je weten wat kinesiotapen voor je kan betekenen, Yolanda laat het
zien, en als je wil kan je ook een stoelmassage krijgen. Paul Mik van de Letterconcurrent
maakt een Uniek Huisnummer voor je en Bert Oosting laat zien wat er allemaal kan met
natuurlijke bouwmaterialen. Zijn firma heet Tuulk. Je kunt hier in de buurt je vaarbewijs
halen, ja vreemd, geen water in de buurt maar toch, van de firma Neptunamor komt
iemand met de kinderen zeemansknopen maken. Er is een fysiotherapiepraktijk waar
je je fitheid kan laten testen, en als er wat is met je gewrichten kan je een echo van dat
gewricht laten maken. Marijke Weeink komt vertellen over de buurtbalie, in haar winkel
komen steeds meer mensen die zichzelf niet helemaal goed kunnen redden. Met boodschappen doen en zo. Dus er zou in de buurt eigenlijk een punt moeten zijn waar mensen
met dit soort kleine dingen terecht kunnen voor een beetje hulp. Anne Lamers nodigt je
uit om je sollicitatiebrief mee te nemen en je cv, want zij weet hoe je aantrekkelijk wordt
voor een werkgever, er komt een loterij met voedsel rondom de vraag: wat denk je dat
daar in zit. En denk je dat er misschien een popstar in jou zit? Want dan kun je terecht
bij Siebrecht van Heel want die kan je vertellen hoe het zit met je zangtalent. En wil je
23
jezelf of je medewerkers professionaliseren, dan kun je voor niks een kwartier speedsparren met Mariël Rondeel. Nou er komt nog veel meer maar dit zijn de mensen die zich nu
verbonden hebben aan het project. Je kunt je voorstellen dat ik dit leuk vind. Er zit veel
werk aan. Want daar komen 25 tentjes te staan en de brandweer moet weten waar die
staan, en de politie moet verkeersmaatregelen nemen, er is EHBO, de verzekering, je kan
het zo gek niet bedenken of het heeft er mee te maken. Ik zit er nu tot over mijn oren in,
kijk maar wat een dik pak papier. De gemeente vraagt dan of het Volkspark al toestemming heeft gegeven maar het bestuur van het Volkspark zegt dat het daar niet over gaat,
dus kennelijk is er een discussie over wie het nou eigenlijk voor het zeggen heeft in het
Volkspark, maar goed, nou ja, het is mij hedenmorgen gelukt om de vergunningaanvraag
bij de gemeente neer te leggen. En dat is nog maar net op tijd want dat moet minimaal
vijf weken van te voren.
Gelukkig hebben wij als Wijkraad een beetje geld. Wij kunnen zeggen: als je mee doet
krijg je de tent van ons. De rest moet je zelf betalen. En… daar sta je van te kijken hoor,
al die ondernemertjes willen weten: wat kost dat dan? En dan zeg ik, water en electra,
nou denk maar aan iets van 125 euro. En daar moet dan over nagedacht worden. Nou
goed. Maar ik hoop dat de ondernemers zich er van bewust worden dat ze het niet altijd
zo ver hoeven te zoeken, en de bewoners eigenlijk het zelfde. Dat is ’t idee.
De wijkraad en de gepiepelden
Naast het verlaten pand van de pyjamafabriek Robson stonden nog wat industriële
gebouwen. En er tegenover waren leuke huisjes gebouwd, een soort trapgevelhuisjes.
Die zijn daar vijf jaar geleden neergezet. De gemeente had aan de bewoners beloofd dat
die ouwe zooi aan de overkant weg zou gaan. Niet de Robsonfabriek zelf, want dat is
een stadsmonument, maar wel de aanbouwsels aan de zijkant, rommelige lelijke panden.
Daar gaan we iets leuks bouwen, zei de gemeente. Maar inmiddels is er tot 2018 een
bouwstop. Tja, de crisis weet je wel.
Ik heb de keukentafelgesprekken gevoerd met de mensen die in die leuke geveltjes wonen en die zeggen, Lex, we zijn wel een beetje gepiepeld! Want ons is toegezegd dat…
Ja, dat is waar, wij gaan daar werk van naken.
Wij in gesprek met de gemeente. Dat Robson-gebouw moet blijven staan, maar die zooi
er naast die moet weg. Wat ik nu vertel in een paar woorden, dat heeft twee jaar geduurd hoor. Maar inderdaad, na twee jaar jawel, aanbouwsels gesloopt, puin afgevoerd,
en de gemeente heeft ’t ook nog voor elkaar gekregen dat daar een tijdelijk park komt
met een tijdelijk monument. Er is 50.000 euro subsidie van de provincie om het park in
te richten. En dat is wel de verdienste van de gemeente. Dat is niet zo makkelijk hoor,
wil je even over de brug komen met een halve ton voor een braakliggend terreintje. Dat
verdient respect.
Dan zie je dat mensen in actie komen. In de wijkkrant vertellen wij het verhaal. Die foei-
24
Het PET-paviljoen, ontworpen door Filip
Jonker en Michiel de Wit, ontwikkelt zich
tot de huiskamer van de buurt.
Tijdelijk monument, het PET-paviljoen, is
gebouwd van materialen die hergebruikt
kunnen worden. Na 2018 wordt het
afgebroken en elders opgebouwd.
lelijke bebouwing gaat gesloopt worden, daar komt een mooi terrein beschikbaar en de
provincie heeft geld gegeven om het in te richten. Je kan met dat parkje van alles doen,
dus bewoners, kom met ideeën, wat zouden jullie daar willen. Nou, dan gaat er van alles
gebeuren. Mensen gaan elkaar bellen. Stadstuinbouw zou leuk zijn, de grond is vervuild,
dus wat denk je van tafels met daarop aarde in kisten. Daar kunnen we worteltjes en sla
in telen. Voor hondenbezitters en plek waar honden los kunnen lopen, zou ook wel fijn
zijn. Er komt een pet-paviljoen, een samenwerking van een kunstenaar en een architect
die samen de stichting Loos vormen, stichting voor tijdelijke monumenten, moet je niet te
min over denken, die stichting gaat het Colosseum bouwen op de designtentoonstelling
in Londen van enorme legoblokken, eh… de stichting bouwt daar dus het pet-paviljoen
van geperste pet-flessen, daar kun je straks je hark opbergen en stroom en water vandaan halen. En er komt een natuurlijke speelplaats voor kinderen. Voor al die onderdelen
van dat park heb je mensen nodig die dat gaan doen, vrijwilligers. Maar die zijn er wel
hoor. Die zijn er. Er is altijd wel iemand die zegt: ik wil wel de baas zijn van de hondenuitlaatplek, maar dat kan ik niet alleen. Nou zeggen wij dan, zoek er iemand bij. Dat moet
jij ook zelf doen, anders heb je straks iemand met wie je niet goed kan opschieten. Heel
informeel vormt zich dan een groep mensen. Als die bij elkaar komen zorgen wij altijd
dat iemand van de wijkraad daar bij is. Het is bij mij om de hoek dus vaak ga ik zelf even.
Het is meer luisteren, we doen er zelf niet zo veel meer aan. Op den duur zal het wel
25
zoiets worden als Stichting Robsonparkje omdat mensen verantwoordelijkheden moeten
nemen, maar dat wil ik dan niet bij de wijkraad houden.
Simpel maar onoplosbaar
We hebben een straat waar zich een verkeersprobleem voordoet. Dat straatje is destijds
helemaal ingericht in overleg met de bewoners. Bewoners, verkeerskundige en gemeente
hebben bij elkaar gezeten en de inrichting van het straatje veranderd. Is daardoor éénrichtingverkeer geworden. Bewoners zeggen: niemand trekt zich daar wat van aan. Er
wordt tegen de rijrichting in gereden. Er wordt te hard gereden, en de fietsers rijden over
de stoep. Nou wij als wijkraad, wij zijn daar gaan kijken. Ons viel het op dat er zoveel
auto’s op de stoep geparkeerd staan. We zeiden: dat is vreemd, daar horen wij jullie niet
over. Nee, zeiden de bewoners, wij zetten onze auto’s op de stoep omdat anders de rijweg nog smaller wordt. De bewoners hebben veelal meer dan één auto. Destijds, bij het
opnieuw inrichten van de straat, is er rekening mee gehouden dat ieder huishouden in
die straat een auto heeft. Eén auto. Maar nu zijn er mensen die hebben er meer. Er is een
bedrijfje met wat busjes. En er is een schilder die een personenauto heeft en een busje.
En die auto’s die moeten allemaal voor de deur staan. Dus de bewoners zeggen nu: tja
het is allemaal veranderd, maar het is helemaal niet goed. Helemaal niet goed!
Wij hebben metingen laten doen over het tegen de rijrichting in rijden, kastje neergezet,
en ja, inderdaad, in ongeveer 1% van de gevallen rijdt een auto tegen de richting in en
meestal is het een bewoner. Die heeft dan geen zin om helemaal om te rijden. Met een
afvaardiging van de bewoners zijn we blijven zoeken naar een oplossing, en uiteindelijk
kwam er uit: een verkeersdrempel. Maar die kost geld, en de gemeente heeft geen geld.
Nou ja, wij wel. Wat kost dat dan? Nou, vierduizend euro. Kan het niet goedkoper? Nou
ja vooruit. Voor jou voor 3400. Oké, zeiden wij als wijkraad, als met die 3400 euro het
probleem uit de wereld geholpen kan worden, dan moet het maar. Maar wel een beetje
op de toon van: dan moeten jullie niet meteen weer komen zeuren want jullie maken er
zelf ook een potje van, met je auto’s op de stoep en zo. Goed.
Maar als je nu denkt dat die verkeersdrempel er komt, dan vergis je je. Want bij de
besluitvormende vergadering waarbij alle bewoners uit die straat waren, bleek dat
die drempel niet door de meerderheid van de bewoners wordt gewenst. Geen draagvlak, geen verkeersdrempel. Dus nu begint het hele circus weer van voren af aan. Want
niemand is tevreden. Ze zijn het onderling niet eens. En dat is ook best moeilijk in zo’n
straatje met een gemengde bevolking.
Een gevaarlijke verkeerssituatie omdat mensen een sluiproute nemen, die gaat met
twee haakse bochten langs een kinderspeelplaats. Er zijn natuurlijk mensen die zeggen:
gewoon afsluiten, dan ben je van het gezeik af. Maar altijd als je denkt, we nemen een
rigoureuze maatregel… fout! Dat willen ze uiteindelijk nooit. Ik heb nog nooit meege-
26
maakt dat mensen zo’n radicale oplossing accepteerden. We werken nu veel met tijdelijke oplossingen. ‘Laten we eens een tijdelijke afsluiting maken met een verplaatsbaar
hek, kijken hoe dat werkt.’
Dat hele gedoe over parkeren in de wijk is heel gemakkelijk op te lossen. Maak de hele
stad betaald parkeren. Je geeft een vergunning uit aan de bewoners, die moeten 65 euro
per jaar betalen plus 65 euro per jaar voor een bezoekerskaart. Wat we nu hebben is
betaald parkeren in straten waar de bewoners dat in meerderheid willen. Twee straten
verderop staat het helemaal vol met auto’s want daar hoef je niet te betalen. Dus de bewoners kunnen daar hun auto niet kwijt. Mensen die werken op de hogeschool of in het
ziekenhuis, die zetten daar hun auto neer, doen het achterklepje open, halen de vouwfiets er uit en fietsen naar hun werk.
Van klagen naar meedoen
Wij willen geen klachtenloket zijn. Tegen mensen die met een klacht komen zeg ik: ik
neem dit serieus en bovendien nodig ik u van harte uit om te bedenken wat een goeie
oplossing zou zijn. Kijk, ik zou de klachten van de mensen wel kunnen aanhoren en
meenemen naar de gemeente, maar dat doe ik niet. Ik moet zeggen dat de andere
wijkraadsleden dit helemaal onderschrijven. Als je klachten hebt, prima, maar denk even
mee. Wij hebben van die leuke kaartjes bij alle winkels in de buurt, daar kan je een suggestie op schrijven. En dat doen mensen. “Ik zou wel wat meer groen om de bomen in
de Bisschopsstraat willen hebben.” Nou dan neem ik contact op met zo iemand: “Vertel
er iets meer over, kom naar de volgende vergadering en vertel wat je daarbij voor ogen
staat. En zorg dan dat je weet wat ’t kost. En niet alleen om het aan te leggen maar denk
ook aan het onderhoud. Ik zeg je bij voorbaat: als je niet zelf wilt meewerken aan het
onderhoud, dan gaan we het niet doen. We gaan niet zeggen: plantsoenendienst, zet
daar eens wat plantjes neer en ga voor de komende honderd jaar even het onderhoud
daar verzorgen. Wij zeggen altijd: Hoe graag wil je het, en wat ga je zelf doen. We hadden een toestand over een klimrek. Bewoners hebben een soort binnenpleintje met een
speelplaatsje. Ooit ingericht door de bewoners in samenspraak met de gemeente. Prima.
Maar die kinderen worden groter en die willen meer dan het kleine glijbaantje, die willen wat groters, en dan komt het klimrek in beeld. Tja, je zou het niet zeggen, maar het
is heel gewoon om tienduizend euro uit te geven aan een klimrek. Alle speeltoestellen
worden twee keer per jaar geaudit. Speciale klimrek-audiciens denk ik. Dat kost geld;
die dingen moeten gecertificeerd zijn, twee keer per jaar controle dus, een keer door
een onafhankelijke instantie, een keer door de gemeente. Goed, dus wij in gesprek met
de mensen van dat buurtje. Ja verdorie, vijf jaar geleden hebben jullie zelf… moeten we
straks een tweedehands F16 daar neerzetten als de kinderen nog wat groter zijn? Her-
27
Leilinden in de Jan Harm Boschstraat. Het
project dat de bewoners met steun van
de gemeente sen de wijkraad hebben
gerealiseerd.
haaldelijk met die mensen gesproken, en uiteindelijk gezegd: goed, klimrek. We gaan er
voor. Maar niet voor 10.000 euro. Want het wijkbudget, dat is iets wat we met z’n allen
hebben in deze wijk, daar moet je net zo mee omgaan als met je huishoudportemonnee. Dus we gaan kijken, waar komen die kosten vandaan. Vanwaar die 10.000 euro. Dan
blijkt: dat auditen kan goedkoper. Veel goedkoper. Was achthonderd, werd vijfhonderd,
kost nu nog maar 250 euro per jaar. Hoe hebben we dat omlaag gekregen? Nou, als er
ergens een schroef los zit moet er iemand uit Almelo komen om hem vast te draaien, dat
gebeurt nu door iemand uit de wijk. Scheelt manuren en voorrijkosten. Vervuiling: als we
de gemeente de schoonmaak laten doen, kost dat geld. Geen enkel probleem zeggen de
bewoners, wij zitten hier toch, even dat papiertje oprapen en in een zakje doen. Zo is dat
gegaan. Ook een andere leverancier gezocht, want de leverancier van alle speeltoestellen in de gemeente, die gaat niet omlaag met zijn prijs. Dus we zeiden, ga eens kijken bij
een ander. De buurt ging kijken bij een ander en die was wel goedkoper maar toch nog
te duur, want die had een klimrek met een dak er op. Dus de vraag werd of er wel een
dak nodig was op het klimrek. Dat dak was vrij duur. Maar zouden kinderen daar in de
regen gaan spelen? Nou nee. Dak er af… Prijs tenslotte: vijfduizend euro. Kijk dat vind ik
leuk. Dus als dat ding wordt neergezet, dan maken we een film van de eerste kinderen
die er op spelen. Het is ook heel leuk voor de samenhang van dat buurtje, daar gaat het
altijd om. Je moet je voorstellen, zo’n hoefijzervormig binnenplein, de mensen hebben
allemaal hun achtertuintjes daar naar toe, en daar spelen de kinderen.
Ook zo’n verhaal: de leilinden in de Jan Harm Bosstraat. Een vijftigerjaren-straat met een
beetje goedkope laagbouw, maar die huizen zijn van binnen inmiddels al vijftig keer verbouwd en heel mooi geworden. De bewoners hebben er veel aan gedaan om het straatje
een beetje gezellig te maken. Bijvoorbeeld tegels uit de stoep gehaald en daar plantjes in
gezet. En nu komen ze tot de conclusie: echt leuk wordt het pas als er ook nog leilinden
komen. Leilinden zijn van die platte opgebonden bomen weet je wel.
Nou, zeiden wij, ga eens kijken wat dat kost.
Dat gingen ze uitrekenen, kostte tienduizend euro.
28
Tja dit soort dingen is crazy duur. De straat moet opengebroken worden, aarde ingebracht, bomen er in, gat weer dicht, meteen ook de parkeerplaatsen aanpassen, tienduizend euro.
Wij hebben twee soorten wijkvergaderingen, de openbare en de besloten. Voor een
openbare wijkvergadering worden alle bewoners van de wijk uitgenodigd en daar
bespreken we de aanvragen voor de besteding van het wijkbudget. “Mensen we zijn vandaag bij elkaar om te bekijken welke verzoeken binnen zijn gekomen en of er een goeie
verhouding is tussen wat het kost en wat het opbrengt. En wat de leilinden betreft, jullie
hebben het hartstikke goed voorbereid, met foto’s van de straat waar de leilinden op zijn
ingetekend, helemaal leuk. Maar moet je luisteren. We hebben dit jaar een budget van
dertigduizend euro. Dat is voor de hele wijk. En nou willen jullie een derde deel daarvoor
voor zo’n héél klein stukje van de wijk. Dat is een lastige afweging, vind ik. Want meer
dan alleen de mensen in de Jan Harm Bosstraat, en dan nog in een klein stukje van de Jan
Harm Bosstraat, die profiteren hier niet van. Ik zelf heb het idee dat dit een beetje scheef
is. Hoe graag willen jullie het eigenlijk?”
Hoe bedoel je Lex?
“Nou ik zou me ook kunnen voorstellen dat je zegt, er wonen twintig gezinnen in dat
stukje straat, en de wijkraad stelt vijfduizend euro beschikbaar maar die andere vijfduizend die moeten jullie met zijn twintigen bij elkaar zien te schrapen. Mensen die geld
hebben kunnen dat met geld doen. Mensen die geen geld hebben maar wel tijd en
werkkracht, die zouden dat op een andere manier kunnen doen. Dat kan je ook vertalen
in geld. Het kan me eigenlijk niet zoveel schelen hoe je dat doet, maar ik denk dat we
de handen op elkaar krijgen in de hele wijk als dit voor vijfduizend euro uit het budget
gerealiseerd kan worden.”
De leider van het Jan Harm Bosstraatproject staat op en zegt: “Dat gaan we doen. Dat
ga ik regelen.” Ik zeg, mooi, hou je ons dan op de hoogte? Hij zegt dat komt helemaal
dik voor mekaar jongen! En inderdaad op de volgende wijkraadvergadering komt hij
vertellen dat het rond is, hij is eerst maar eens even bij de gemeente gaan shoppen om
te kijken waar nog ergens een potje was, dus alles bij elkaar hebben die bewoners per
huisdeur denk ik iets van honderd euro betaald. En ze hebben het met een knallend feest
afgesloten en er is een filmpje van, want we hebben een filmclub in de wijk. Klaar. Dat is
ook zoiets, als het budget eenmaal toegekend is, dan hoeven ze ook niks meer te administreren. De terugrapportage is: een film, een stukje voor de wijkkrant, een fotoreportage. De afrekening die de gemeente wil zien, die maak ik dan wel.
Representativiteit
Onze wijk bestaat uit een villa-gedeelte, een middenstandsdeel en een arbeiderswijk
die een beetje apart ligt. Pathmos Binnen De Singel heet dat wijkje. Er is ook een grote
29
Het tunneltje, karakteristiek deel van ‘Pathmos binnen de Singel’, waarover in de wijkraad heel wat te doen
is geweest.
arbeiderswijk Pathmos, met een eigen wijkraad, en je zou zeggen dat Pathmos Binnen De
Singel meer bij de grote wijk Pathmos hoort dan bij ons, maar die grens is nu eenmaal zo
getrokken. En de ambtenaren worden psychotisch als je voorstelt om de wijkgrenzen te
veranderen.
Onze wijkraadsleden komen in meerderheid uit de twee eerste subwijken. Het is mij pas
kort geleden gelukt om er iemand bij te krijgen die afkomstig is uit de arbeiderswijk. We
hadden tot dan toe wel een medewerkster van een welzijnsstichting die geregeld in de
wijkraad kwam vertellen wat de wensen en problemen van de mensen daar zijn, maar
dat was toch uit de tweede hand. Er zijn ook taalproblemen. Veel mensen in die wijk
spreken geen Nederlands.
Een veelzeggend incident. Brigitta, een goeie vrouw die in Pathmos Binnen De Singel
woont en zich inzet voor de buurt, was bij ons in de vergadering voor een toelichting
op een aanvraag voor subsidie. Toen begonnen twee van mijn wijkraadsleden grapjes te
maken. Ze vroegen zich af of dit misschien weer zo’n typisch project was van Het Tunneltje. Zo heet die wijk in de volksmond. Ooit heeft Het Tunneltje geld gekregen voor
het project Buurt in Actie en daar is toen een wietplantage van aangelegd. Alleen al
het gebruik van het woord Tunneltje was voor Brigitta aanleiding om huilend weg te
lopen. Ja… het is moeilijk voor ons om dat buurtje goed te vertegenwoordigen. Er wordt
vreemd tegen die mensen aangekeken. Er zijn tendentieuze verhalen. Afgelopen zomer
had Pathmos Binnen De Singel iets voor kinderen georganiseerd en kinderen van twee
straten verder weg, uit Veldkamp, die zouden zijn weggestuurd want die hoorden er
niet bij. Ja… als dat waar is, dan is het wel een gesloten clubje. Soms doen ze hartstikke
goeie dingen. Diezelfde Brigitta, die heeft in 2012 de prijs voor De Groenste Straat van
Nederland gewonnen. Met alle buren bij elkaar gaan zitten en afgesproken: wasdroger
mag alleen in noodgevallen aan. Allerlei van dat soort maatregelen genomen. Wat je dan
moet afspreken, dat zijn echt geen kleinigheden.
30
Wij moeten als wijkraad altijd alert zijn om ze er bij te betrekken.
Relatie met de politiek
De gemeenteraad daar merk je weinig van. Behalve als het om geld gaat, dan wordt
altijd de vraag gesteld: ja dat willen jullie nou wel, maar hoe zit het met het draagvlak?
Gemeenteraadsleden willen altijd weten of er draagvlak is. Dus wij zorgen altijd dat dat
er is en dat wij dat kunnen aantonen. De gemeenteraad wil altijd horen dat iedereen het
wou. Nou… dat iedereen het zelfde wil, dat is natuurlijk onmogelijk. Als ik hier andere
bomen in de straat wil, dan zal ze dat tweehonderd meter verderop een rotzorg zijn.
Nee, we verwachten niet veel van de politiek. Ze willen wel graag beter weten wat er
speelt onder de bevolking, maar dat doen ze door ons uit te nodigen op hun vergaderingen. Ik kreeg net weer een uitnodiging van het CDA. Maar daar kunnen we niet aan
beginnen. Er zitten acht partijen in de raad. Dan hebben we dagwerk. Bovendien… als ze
contact willen omdat ze geïnformeerd willen worden, laten ze dan naar ons toe komen,
dat lijkt me logischer.
Bij een wijkschouw loopt wel eens een politicus mee. Bij een wijkschouw ga je met
woningcorporaties en scholen en bewoners kijken naar de punten waar het moeilijk is
of waar iets moet gaan gebeuren. Soms loopt daar dan dus opeens iemand uit de politiek mee. Het Robson-pand. Oude pyjamafabriek. Wij hebben uit het wijkbudget 15.000
euro gereserveerd voor de ontwikkeling van dat pand tot een ontmoetingsplek voor de
wijk, maar goed, dan loopt er zo’n raadslid van Groenlinks mee. En ik vertel: we zijn in
gesprek met de eigenaar van ‘t gebouw, en de eigenaar van de grond, we zijn bezig om
ondernemers te interesseren, want er zijn zzp-ers die het prettig zouden vinden om niet
altijd op hun slaapkamertje te hoeven zitten, en die jongen van Groenlinks die zegt dan:
je denkt toch zeker niet dat wij dat gaan betalen. Ik zeg: Pardon? Hij zegt: Wij zijn bezig
om overal buurthuizen te sluiten. Ik zeg, dat kan wel zijn, maar wat heeft dat hiermee te
maken? Ik vertel je net dat we proberen om van dit leegstaande gebouw een bedrijfsverzamelgebouw te maken. Weet je wat, ga jij lekker terug naar de gemeenteraad en leg
daar je eitje.
De wethouders, daar is veel beter mee te praten. De wethouders van economische zaken,
cultuur, de wijk, ik merk dat er geluisterd wordt. En ik luister ook naar hen. De wethouders hebben ieder een wijk toegewezen gekregen, mijn wethouder is Marijke van Hees
en die is actief en behulpzaam en toegankelijk. Dus daar heb ik een prima relatie mee. En
dat helpt natuurlijk ook om deuren open te krijgen bij de ambtenaren.
Relatie met de ambtenaren
Je moet bij de gemeente mensen kennen wil je wat voor elkaar krijgen. In de eerste
plaats ambtenaren. Ambtenaren zijn voor ons het belangrijkst. Ik ben positief over onze
ambtenaren hier. De relatie met de ambtelijke organisatie is voor de wijkraad enorm
31
belangrijk. De ambtenaren die contact hebben met de wijkraad moeten een open en
oplossingsgerichte instelling hebben, en tegenwoordig kom je dat gelukkig veel tegen.
Toen ik net voorzitter was hadden we hier een verkeerskundige die bij ieder contact de
leden van de wijkraad beledigde en vernederde. Tegen hem moest ik op een gegeven
moment zeggen dat ik hem niet meer bij de vergaderingen wilde. “Gelukkig toeval,” zei
hij. “Ik ga met pensioen.” Zijn opvolger is een prima jonge vent waar we mee kunnen
lezen en schrijven.
Als wij de gemeente benaderen, dan bij voorkeur niet alleen met een klacht. Ook met
een verhaal: we hebben er in de wijkraad over gepraat en we hebben met de betrokkenen gepraat, en we denken da dit wel eens een goeie oplossing zou kunnen zijn.
Dan geef je het ambtelijk apparaat ook handvatten om iets te gaan doen. Als je het zo
aanpakt, dan komt de ambtelijke organisatie ook makkelijker in beweging. Als ze alleen de klacht hebben, dan zijn ze geneigd om met elkaar te gaan praten. Ambtenaren
onderling. En dan komen ze er vaak niet uit. Of ze komen met een oplossing waarvan de
bewoners zeggen: hoe heb je dat nou kunnen bedenken! Wat wij doen zou de gemeente
zelf ook best kunnen doen, maar… onze positie is natuurlijk wezenlijk anders. Wij hebben geen superieur die ons kan berispen vanwege de soort van oplossing die we gevonden hebben. Wij hebben een vrije rol.
Het aanspreekpunt van onze wijkraad bij de gemeente is een ambtenaar, ene Niels. Niels
is mijn contactpersoon. Onder de vorige voorzitter heeft de wijkraad hard gewerkt aan
een wantrouwensrelatie met de gemeente en dat heb ik in het eerste jaar wel wat weten
te keren, en nu is het gewoon zo: we hebben daar iemand zitten. Maar soms borrelt het
weer op, dan zegt een wijkraadlid: Lex ik vertrouw het niet, ik heb al twee keer gezegd
dat iets betaald moet worden en er komt maar geen geld. Dan volgt een discussie over de
gemeente die bezuinigt en ons kennelijk piepelt, dan zeg ik, weet je wat, ik ga Niels bellen. Niels vindt het altijd prettig om even bij mij koffie te komen drinken, en dan zeg ik,
Niels er liggen twee rekeningen die maar steeds niet betaald zijn. Dat meen je niet, zegt
Niels, en binnen 24 uur staat het geld op de rekening van de penningmeester.
Relaties met instellingen
De Robsonfabriek is eigendom van de woningcorporatie Domein. Die is trouwens ook
eigenaar van de grond er naast waar het park komt, maar daar laten ze ons onze gang
gaan. Ik kan héél goed opschieten met Domein. Van de winter was de grond naast de fabriek helemaal ondergelopen en dan mailt iemand mij: daar zouden we even een mooie
schaatsbaan van kunnen maken. Dat geef ik dan aan de mensen van ‘t parkje even door
en dan mailt Marga, de baas van Domein mij: Ik draag vijftig liter erwtensoep bij. Over de
fabriek vindt Domein: die moet een voor de wijk zinvolle bestemming krijgen. Intussen
hebben ze, zoals veel woningcorporaties, niet veel geld meer, en het pand moet eigenlijk
32
Het Bleekveld ligt er woest en ledig bij.
In 2014 wordt deze pijnplek in de wijk
na tien jaar worstelen met architecten,
de woningcorporatie, de gemeente,
projectontwikkelaars, omwonenden en de
wijkraad schitterend bebouwd.
opgeknapt worden. De wijkraad heeft Domein aangeboden om te onderzoeken of je er
een multifunctioneel gebouw van kan maken. Een bedrijfsverzamelgebouw maar dan
echt gericht op de zzp-ers bij ons in de wijk. Dat leverde een lijst op van mensen die wel
wat willen. Dan zie je dat zo’n corporatie ook echt aan het worstelen is met haar rol. Kijk
de mensen die daar gaan zitten moeten een stichting vormen. We hadden twee mensen
die het zouden gaan leiden, en toen kreeg ik de stukken onder ogen en ik dacht nee, die
mensen worden opgezadeld met de taak van verhuurder. Dus ik terug naar de corporatie: jongens, als je het zo wilt aanpakken, dan moet je een koper zoeken. En zo val ik
in de armen van Francisco. Francisco heeft een succesvolle dansschool, een van de snelst
groeiende van Nederland, en die zegt: Lex als jij mij helpt om het te kopen, dan mag jij er
met je wijkraad voor niks in. Ja ja, lachen. Dus ik zeg, Francisco ik heb er niks over te vertellen, je moet met de corporatie gaan praten. Hij droomt over een groot gebouw waar
hij ook uitvoeringen kan geven en daar is het geschikt voor. Als het dak eenmaal dicht is
en de verwarming het weer doet, en de puinzooi is opgeruimd. Maar… we zijn nu twee
jaar bezig en er is nog geen licht aan het eind van de tunnel. Iedere zes weken zie ik de
mensen van Domein en dan vraag ik: Waar wachten we nou eigenlijk op? Ja… Francisco
moet zijn businessplan klaar hebben. En dan neem ik contact op met Francisco en zeg ik,
als jij de cijfers hebt, dan kan ik er wel een leuk verhaal van maken. Tja dit is een van de
dingen die maar voortrolt.
Een gewone wijkraadsvergadering
Een gewone niet-openbare wijkraadvergadering. Aanvang half acht, einde half elf. Op de
agenda staan veertien agendapunten. De belangrijkste:
* De eigenaar van een leegstaande villa schijnt een vergunning te hebben gekregen
voor verhuur aan studenten. Maar in de betreffende straat is het maximum van de
door de gemeente vastgestelde studentenhuisvesting al bereikt. Normaal wordt in
zo’n geval vooraf overlegd met de wijkraad. Dat is nu niet gebeurd. Kan een vergissing zijn van de afdeling vergunningen, want de villa ligt op de hoek van twee straten,
33
en in de ene straat is het maximum al overschreden, in de andere straat niet. In ieder
geval gaat de wijkraad nu officieel in beroep. Wijkraadsleden zeggen tegen mij: Lex,
nou zal je toch hard moeten optreden, nou helpt koffiedrinken niet meer.
* De gemeente vraagt naar het bestedingsplan voor volgend jaar. De contactambtenaar van deze wijk, de stadsdeelmanager, woont dit deel van de vergadering bij. In
een bestedingsplan wordt aangegeven wat er in het betreffende jaar in de wijk moet
gebeuren aan onderhoud en verbeteringen. De wijkraad zegt tegen de stadsdeelmanager dat met het maken van zo’n plan min of meer het werk van de gemeente wordt
gedaan. “Het is wel een beetje gemakzuchtig van de gemeente om ons om zo’n plan
te vragen.” Niettemin zal de wijkraad weer zo’n plan maken, maar dan moet de gemeente daar niet in gaan shoppen. Dus niet sommige van de gevraagde verbeteringen
uitvoeren en andere zomaar verplaatsen naar een volgend jaar.
* De kosten van de wijkkrant. De wijkraad is advertenties gaan werven om een mooiere
(kleur) en dikkere wijkkrant te kunnen maken voor minder geld, maar wat blijkt, de
wijkkrant is duurder geworden in plaats van goedkoper. Men besluit om een grens te
stellen aan de kosten die gemaakt mogen worden. Als die grens bereikt wordt moet
de wijkraad misschien volstaan met vijf in plaats van zes kranten per jaar.
* Het Bleekveldje. Plan voor de bebouwing van het braakliggende terrein is klaar. Prachtig plan, helemaal gemaakt in samenspraak met de bewoners. De architect vraag om
nog één bijeenkomst van de bewoners, dan kan de bouwvergunning worden aangevraagd. Datum wordt vastgesteld.
* Aanvragen voor subsidie van buurtfeestjes. Voorheen kreeg men subsidie van de
wijkraad, woningcorporatie en gemeente. Maar corporaties en gemeenten moeten
bezuinigen, dus alleen de wijkraad subsidieert nog. Er wordt een vast bedrag bepaald:
175 euro per feestje. Verantwoording door middel van een foto of een filmpje.
* Subsidiëren van een expositie. Een middenstander in de wijk heeft een winkelpand,
maar gebruikt daarvan alleen het inpandige deel. De winkel heeft hij ingericht als expositieruimte. Daar vroeg hij subsidie voor maar de wijkraad wees dat verzoek af. Nu
heeft hij een tentoonstelling ingericht over de Albatros, een grote zeevogel, die last
heeft van de vervuiling van de oceanen. Samen met het onderwijs in de buurt is er een
educatief project opgezet. Deze expositie subsidieert de wijkraad wel.
* De kosten van het plaatsen van het klimrek dreigen uit de hand te lopen. De wijkraad
heeft 5000 euro toegezegd en dat leek voldoende, maar nu komt de fabrikant vertellen dat er grondwerk verricht moet worden en dat het aparte zachte plaveisel niet is
34
meegerekend dus dat het totaal 9000 euro gaat kosten. De wijkraad houdt voet bij
stuk: 5000 euro. De bewoners zeggen dat ze zelf het grondwerk wel kunnen doen en
iemand van de gemeente komt vertellen dat men ergens nog wel wat zacht plaveisel
heeft liggen, dus misschien komt alles nog goed. Intussen is de wijkraad nu acht maanden met dat klimrek bezig.
* De buurtbalie vraagt waar de toegezegde 2500 euro blijft. De buurtbalie is een initiatief van de eco-winkel. Daar ontmoeten mensen elkaar en vertellen soms over kleine
problemen, zoals dat ze geholpen zouden willen worden met het doen van boodschappen. Zou dat niet uitgebouwd kunnen worden tot een reguliere uitwisseling van
vraag en aanbod aangaande kleine klussen? Daarop antwoordde de wijkraad positief,
en als er plannen waren die geld kostten, zou daar maximaal 2500 euro voor beschikbaar zijn. Maar het potje staat bij de wijkraad en niet bij de Eco-winkel.
*De Lentefair. Michael van het restaurant in het Volkspark heeft gehoord van de plannen om in het Volkspark de presentatie te houden van de ondernemers in de wijk,
en vraagt zich af waarom het restaurant er niet bij betrokken is. Lex is bij hem gaan
koffiedrinken. Het blijkt dat de tentjes zonder problemen op het eigen terrein van
het restaurant zouden kunnen staan, dus er is dan helemaal geen vergunning van de
gemeente nodig. Michael wil graag gastheer zijn en zorgen voor water en electra.
*De Lentefair kan ook gebruikt worden om te zorgen dat burgers met wensen en plannen komen.
* Wethouder Marijke van Hees zal de Lentefair openen. Het idee ontstaat om daarna
met haar een wandeling door de wijk te maken, want zij is de wethouder die deze
wijk onder haar hoede heeft. Men weet dat zij vindt dat ze niet zichtbaar genoeg is als
wijkwethouder en daar gaat de wijkraad in de toekomst rekening mee houden door
haar vaker uit te nodigen.
* Er komt een nieuwe gemeentelijke nota over verkeer en parkeren. Tot die nota er is
gaat de wijkraad niet met individuele parkeerproblemen van bewoners naar de gemeente of de politie.
* Het Robson-gebouw, voorheen pyjamafabriek. Een kunstenaar die in het gebouw zijn
atelier heeft, heeft te horen gekregen dat hij er uit moet. “Omdat het Robsongebouw
een dansschool wordt,” zou er gezegd zijn. De afspraak is dat de wijkraad van alle
ontwikkelingen op de hoogte wordt gehouden, dus wat is hier aan de hand, dat is de
vraag. We gaan hier achter aan.
35
* Kan de wijkschouw nieuw leven worden ingeblazen? Het is nu een verplicht fietstochtje voor de bobo’s van de wijk, maar het zou veel zinvoller worden als er eerst werd
geïnventariseerd waar mensen klachten of wensen over hebben. Dan zou men van
adres naar adres kunnen gaan en telkens op straat een gesprek kunnen voeren met
bewoners over wat het probleem is en wat de oplossing.
* De club die op het Robson-terrein een tijdelijk paviljoen wil bouwen van petflessen,
ondervindt moeilijkheden bij het verkrijgen van een vergunning van de bouwdienst.
Deze is bang dat bewoners van huizen in de omgeving het ding lelijk gaan vinden.
De wijkraad heeft dit onderzocht en op één persoon na weet men van alle bewoners
dat ze vóór zijn. De wijkraad zal de bouwdienst meedelen dat er geen reden is om het
verzoek te weigeren.
* Invulling van de wijkraad-secretariaatsfunctie. De secretaris is af en toe niet beschikbaar
vanwege gezondheidsproblemen. Er wordt nu iemand gezocht die kan helpen bij het
samenstellen van de wijkkrant en die in geval van nood tijdelijk de rol van tweede secretaris op zich kan nemen. Er zal een oproep worden gedaan. Als zich iemand meldt, zal
die eerst een half jaar stage lopen, zodat beide partijen kunnen bekijken of het bevalt.
Persoonlijke voldoening
Wat brengt het mij… Er liggen een paar projecten die ik graag tot een goed einde wil
brengen. De invulling van de lege plekken.. Intussen zijn er een aantal op een goeie
manier ingevuld, en als ik wegga als voorzitter dan zou ik het wel leuk vinden als dat
voor alle plekken geldt. Dat het er goed uitziet. En… als ik nu door de wijk fiets zijn er
overal mensen die mij toe knikken, dat is ook wel leuk. En wat ik heel erg leuk vind is
dat je mensen in beweging brengt. Nou ja, hun belangstelling mag dan wel eindigen bij
de hoek van de straat, maar daarbinnen brengen ze toch dingen tot stand die de wijk
mooier, gezonder, groener, sportiever maken. En persoonlijk… een wisselwerking tussen
de ondernemers en de mensen die er wonen, dat is mijn streven. Ik denk dat je na vier
jaar moet zeggen jongens… het is trouwens een voortdurend proces, want we hebben in
de laatste wijkvergadering besloten dat we mensen weer gaan vragen om een deel van
de taken te komen invullen. Onze goeie notulist is zojuist boos weggelopen. De man die
de wijkkrant verzorgt heeft zich onheus gedragen tegenover onze notulist die tevens
onze webmaster is. Dus de notulist diende zijn ontslag in. Nou, ik ga nog kijken of dat
reparabel is, maar waarschijnlijk hebben we nu een echt probleem, geen notulist en geen
webmaster. We moeten wel weer versterking hebben. Zo kan je op een gegeven moment
ook weer aan een opvolger voor mijzelf komen. Eigenlijk denk ik, vier jaar is mooi. Misschien dat ik toch wel in de wijkraad blijf maar dan alleen voor de ondernemers of de
kunstenaars.
36
4. De rol van de gemeente
(Ard van Rijn)
Ik ben gevraagd om iets te zeggen over hoe een gemeentelijke organisatie kan helpen
om de wijkraad tot een succes te maken. Dat klinkt alsof ik een ervaren gemeenteman
ben, maar in werkelijkheid heb ik meer dienstjaren in het actiewezen dan in de ambtenarij.
Op de middelbare school in Voorburg was ik al actief als voorzitter van de leerlingenvereniging. Ik kan me herinneren dat we een Vietnamdemonstratie organiseerden op school
en dat we daar vrij voor kregen. Dus zover gaat dat al terug. Toen ben ik in de verpleegkunde-opleiding gegaan en daar zat ik ook in een leerlingenvertegenwoordiging. Uiteindelijk ben ik daar gestrand op het autoritaire systeem en ben ik gaan omkijken naar een
alternatief. Dat werd de Sociale Academie in Den Haag. Die was net het jaar voordat ik
er op kwam bezet door de studenten, zo ging dat toen overal in het land. In Den Haag
bestond de directie en het bestuur nog maar uit één iemand. Die werd min of meer getolereerd. Maar het onderwijs, dat moesten wij als studenten zelf van de grond krijgen.
Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Het was een situatie waarin actieve mensen
floreerden, maar mensen die gehoopt hadden dat er een gestructureerd programma
werd aangeboden, die raakten tussen wal en schip. Daar heb ik van geleerd dat je niet
iedereen in een zelfsturende situatie kan plaatsen.
Ik heb me daar heel erg op mijn gemak gevoeld, omdat we al heel snel projecten gingen
doen die meteen ergens in de samenleving effect moesten hebben. Ik koos de richting
buurtopbouwwerk. In het eerste jaar gingen we met tien studenten naar de Molenwijk
hier in Den Haag, om in straten die er slecht aan toe waren en waar de gemeente al niet
meer binnen kwam, met mensen in gesprek te gaan. Dat was een buurt met hofjes, waar
de politie alleen met zes man tegelijk opereerde. Waar niemand werkte. Wij gingen, een
beetje naïef, die straten in, en de mensen vroegen zich af wat wij daar kwamen doen.
Dus er ontstonden gesprekken, en daarbij namen wij die mensen serieus. En dat was
een enorme verandering, een doorbraak. Dat hadden ze al die tijd niet meegemaakt. Er
waren al veel mensen langs geweest, maar die kwamen altijd een boodschap brengen.
Uiteindelijk leidde dat er toe dat er weer een overleg op gang kwam tussen die mensen
van de hofjes en de gemeente. Dat hebben wij begeleid. We staken vooral veel moeite
in de ambtelijke kant van de tafel. Niet alleen met een boodschap komen, maar ook
eens naar de mensen luisteren. Wij hebben daar een half jaar gezeten en dan gingen we
weer een ander project doen. In 1980 ben ik afgestudeerd. Met een theaterprogramma
37
dat we deden met z’n zessen. 1980 net als nu: nul werkgelegenheid. We wisten dat we
niet moesten gaan zitten wachten tot zich een baan aandiende, dus we hebben met zes
afgestudeerden een theaterprogramma gemaakt voor buurtorganisaties. Ouderwets vormingstoneel, discussies met de zaal, liedjes en toneelspel. We deden ook nazorg en dat
kon uitgroeien tot echt opbouwwerk. Uiteindelijk blijft dat wel een soort liefde. Omdat
je hebt gezien dat dat goeie resultaten voor mensen teweegbrengt. Hoe mensen zich
daarin enorm kunnen ontwikkelen. Hoeft niet een wijk te zijn, kan ook een belangenorganisatie zijn voor mensen in de bijstand, dat is allemaal vergelijkbaar wat mij betreft.
Wij zijn uiteindelijk dus met die theatergroep verder gegaan. We hadden allemaal een
bijstandsuitkering, en als je daar iets nuttigs mee deed kreeg je een ontheffing om te
solliciteren. Mijn compagnon bij Dialoogproducties, Jan, zat ook al in die theatergroep.
Intussen belandden wij in een kraakpand en in de kraakbeweging, een actieve club die
ook banden had met de anti-kernwapenbeweging, dus je raakte gewend aan actievoerders van allerlei stijlen. Doodewaard, Woensdrecht… er ging in die tijd ook veel energie
zitten in demonstreren. Maar ik was inmiddels ook voorzitter geworden van een theater
in Den Haag (Corso, een gekraakte bioscoop) en ik had ook veel contacten met de lokale
politiek. Na de gemeenteraadsverkiezingen van ’98 werd Jetta Klijnsma wethouder en die
vroeg me om bij haar te komen werken als persoonlijk assistent. Zo kwam ik terecht in de
wereld van de gemeentelijke politiek en ambtenarij.
Het contact tussen gemeente en wijkraad moet aan de kant van de gemeente onderhouden worden door ambtenaren die in staat zijn om de toegenomen deskundigheid
van burgers te erkennen. Frans Evers, voormalig topambtenaar bij VROM, viel het op dat
soms “de insprekers meer kennis inbrengen dan de ambtenaren die het aan het voorbereiden zijn”. Daar moet je als ambtenaar tegen kunnen, of beter nog, gebruik van
kunnen maken.
Ja. Ambtenaren moeten er heel erg van doordrongen zijn dat zij er zitten voor de stad en
dat de stad er niet is voor hun. In zo’n grote organisatie die ook nog van allerlei hiërarchische structuren aan elkaar hangt, is er heel snel de neiging om te denken: dit stadhuis
hier is het centrum en de rest van de stad is hier zo’n beetje omheen gebouwd.
Er zijn ambtenaren die het goed doen en er zijn er die het in precies dezelfde structuur
heel slecht doen.
Openheid en de mensen serieus nemen. Geloof de mensen. Hoor wat ze te zeggen hebben.
Er wordt vaak in het eerste contact al ontkend.
Wij hebben last van dit en dat. Nou, dat vast wel mee.
Er is hier heel veel zwerfvuil. Nou nee, we hebben dat systematisch gemonitord en dat is
helemaal niet zo.
38
Ja, dan ben je al gauw uitgepraat. Helaas, dat zit van hoog tot laag. Jetta was het type
bestuurder dat daar de ambtenaren op aansprak. Zij deed ook de bewonersorganisaties
en welzijn en zorg.
Kijk, als een ambtenaar van de hoogste baas te horen krijgt dat luisteren naar bewoners
belangrijk is, dan helpt dat enorm. Maar ook dan nog blijven er altijd mensen die er niet
voor in de wieg gelegd zijn.
De gemeente moet zorgvuldig zijn in het kiezen van ambtenaren die met een wijkraad
te maken hebben. Een kwart tot een derde van de ambtenaren staat wantrouwend of
anderszins negatief tegenover burgers. De meest gehoorde opvattingen van de negatieve
ambtenaren waren: publiek is slecht op de hoogte waar de overheid over gaat, kan publieke vraagstukken niet goed beoordelen, is niet constructief, communiceert niet helder
en probeert niet eerst zelf het probleem op te lossen. (onderzoek van Emilie Roëll van
Nationale Ombudsman) Dit deel van het ambtenarenkorps moet indien mogelijk uit de
buurt van de wijkraad gehouden worden.
Ja, akkoord, ambtenaren die niet met burgers kunnen omgaan, die moet je natuurlijk
weg houden van contacten met burgers. Maar vaak zijn dat soort ambtenaren in de eerste plaats onzeker. En dat heeft ook te maken met hoe ze worden aangestuurd. Je zit als
ambtenaar in een projectgroep en dan kom je terug bij je chef met het verhaal dat het
geen parkeerplaatsen worden, zoals de chef gewild had. “Ja baas, eh…in de projectgroep
is toch afgesproken dat er gras in gaat.”
Tja, en dan krijgt je de mantel uitgeveegd.
Er is in Den Haag nu een wethouder die iedere vergadering met zijn ambtenaren begint
met eerst drie man terecht te wijzen en op hun nummer te zetten. Dan gaan mensen dus
niet meer bewegen.
Ik had destijds als ambtenaar een keer te maken met de accountantsdienst. Technisch een
hele goeie club. Nou hadden wij subsidies waar een hele lichte afrekenstructuur op zat.
Bij voorbeeld een voormalige veegpost in het Laakkwartier, een gebouw dat helemaal
gerund werd door bewoners. Tien dagdelen in de week waren daar activiteiten. Kinderopvang, linedancing, darten, iets voor ouderen, de moedermavo, enzovoort. Die club
kreeg tienduizend gulden per jaar. Het voorstel van de accountantsdienst was om die subsidie in te trekken, omdat onvoldoende duidelijk was hoe het geld werd besteed.
Die intrekking werd tegengehouden door het college.
Nou goed, zei de accountantsdienst, maar dan moet er wel een afrekenstructuur komen.
Ik dacht: afrekenstructuur?
Jetta was met vakantie dus dit moest ik alleen oplossen. Ik ben toen gaan praten met die
accountantsdienst. Ik zei: ‘Mannen, wat denken jullie dat we willen bereiken in het Laak-
39
kwartier?’ Stilte. Ik zeg: ‘Nou? Waar gaat het om in het gemeentelijk beleid. Wat willen
we eigenlijk in zo’n buurt als het Laakkwartier?’
Tja. Dan merk je dat de mensen in zo’n accountantsdienst daar helemaal niet mee bezig
zijn. Ze hebben een eigen winkel. Ze zijn bezig met: Als overal maar een bonnetje van
is. Of er wel scheiding is tussen kas en controle. Maar, ik vind, als er iets in het Laakkwartier tien dagdelen per week draait, en het kost tienduizend gulden per jaar, dan moet je
helemaal niet meer zeuren. Ik snap die accountants wel, want ze zijn op iets heel anders
aangesteld, maar het zou wel enorm helpen als ook op die plekken mensen zitten die
een idee hebben waar het eigenlijk om gaat.
Uiteindelijk is de situatie met dat buurthuis ongewijzigd gebleven. Die mensen bleven
een overzichtje maken van hun uitgaven, en daar bleven wij genoegen mee nemen. Je
moet er van uit gaan dat zulke mensen heus wel zorgvuldig zijn met ‘t geld, het wordt
echt niet verbrast.
Tja, ik denk, je moet mensen wel een beetje vertrouwen.
Ik was voorzitter van een buurthuis hier, dat ging op in een grote fusie. En toen was er
wat kapitaal over. Honderdduizend gulden en daar kwam ieder jaar wat rente bij. Daar
hebben we een fonds van gevormd. Wij steunen daarmee sociaal-culturele initiatieven in
deze buurt. Het fonds heeft een lichte structuur. Mensen kunnen gewoon bellen met een
leuk idee. Of ze komen langs om er over te praten. Kijk, als zo iemand zegt, we hebben
een koor en daar moeten we een bus voor huren, kost driehonderd euro, dan zeg ik:
prima. Dat zal wel. Driehonderd euro klinkt niet gek, dus prima, doen we. Het hoeft niet
allemaal op papier.
En als afrekening: maak een paar foto’s.
Toen dat buurthuis nog van een wijkbestuur was, hadden een heleboel mensen een sleutel. Er zat judo in en pottenbakken en kinderopvang en dat liep goed. Wie het buurthuis
gebruikt had sloot af en zette het alarm aan. Ja, dat werd wel eens vergeten. In al die
jaren is er een keer een televisie en een videorecorder weggeraakt. En er zullen wel wat
Marsen en rollen drop niet zijn afgerekend, maar dat is het eigenlijk. Maar toen kwam
er zo’n formele welzijnsorganisatie en die zei: het buurthuis gaat alleen nog open als er
een beheerder is. Dus… de helft van die activiteiten kon niet meer doorgaan. Want die
beheerder moest natuurlijk wel betaald worden. Dat ging eerst uit subsidie. Maar op een
gegeven moment zei de gemeente: volwassenen-activiteiten, daar gaan we geen subsidie
meer aan geven. Tja, dat hoefde ook helemaal niet, eigenlijk.
Maar het gevolg was dat die groepen gewoon het buurthuis uit gejaagd werden.
Personen die geschikt lijken om tot een wijkraad toe te treden, moeten worden gevraagd.
Uit alle praktijkvoorbeelden blijkt, dat mensen eerder geneigd zijn om mee te doen als ze
40
persoonlijk worden uitgenodigd. Vaak zal men een openbare mededeling doen over een
vacante functie en tegelijk personen die geschikt lijken actief benaderen. (Uit: Vertrouwen in burgers.)
Als het goed functioneert, dan houdt het zich op die manier in stand. Maar als het niet
goed functioneert, dan worden op die manier de verkeerde mensen aangezocht. Je hebt
het over de goed functionerende wijkraad en uit welk type mensen die moet bestaan. Ja
oké. Maar de ervaring leert dat er vaak ook een contingent zeurpieten aanschuift. Kankeraars. Mijn ervaring is dat als die de overhand krijgen, dan loopt het in de soep. Want
dan gaan die ook de nieuwe leden werven. Als je mensen alleen op onvrede selecteert,
dan wordt de wijkraad een vrij treurig orgaan. Ik heb dat ook wel meegemaakt hier in de
buurt. Het is nu ook heel slecht, hier in mijn wijk. Er zitten hier vier of vijf mensen in het
bestuur met alleen maar sombermans verhalen. Hoe alles achteruit gaat, en de gemeente
wil niks, en we zijn tegen alle junks… Er is daar niemand die zegt, hé jongens wacht eens
even, wij zijn gewoon een buurt met alle variëteit die er in hoort. Maar ja, ze worden
gedreven door de prijs van de huizen. Dat is echt niet fijn, want dan is alles een bedreiging. De gemeente wilde een opvangpand voor drugsverslaafden vestigen, en dan komt
een bepaald soort mensen in het geweer. Ze beginnen met te zeggen: die mensen stelen
enzovoort, maar aan het eind zeggen ze: … en mijn pand wordt minder waard. Daar
komt het uiteindelijk op neer. Dat type mensen kom je in elke wijkraad wel tegen. Het
geeft niet als je er een of twee hebt, maar als het er te veel worden ontstaat er een heel
andere sfeer.
De zeurders, dat vind ik een groot probleem. Die mensen horen wel een plek te hebben,
maar hoe voorkom je dat ze de overhand krijgen en je hele organisatie verlammen.
Waarom lukt het ene burgerinitiatief wel en het andere niet? Waarom loopt de ene
wijkraad vast in ruzies (intern, of met de gemeente, of met de woningcorporatie, of met
allemaal tegelijk) en heeft een andere wijkraad herhaaldelijk succesjes te vieren?
Een Canadese wetenschapsjournalist, Malcolm Gladwell, schreef een boek over factoren
die bepalen of een idee aanslaat. Belangrijker dan de kwaliteit van het idee zelf, is de
kwaliteit van de mensen die het naar voren brengen. Om een omslagpunt (tipping point)
te bereiken is een groep mensen nodig waarin drie typen vertegenwoordigd zijn: de
verbinders, de kenners en de trekkers. Winsemius zegt over de verbinders dat je ze kunt
vergelijken met tweetaligen. “Ze kunnen zich bewegen in verschillende netwerken, kunnen de brug slaan tussen groepen burgers aan de ene en beleidsmakers of bestuurders
aan de andere kant. Ze kunnen ervoor zorgen dat mensen bij de juiste personen terechtkomen, dat twee groepen met verschillende achtergronden en culturen toch samen
kunnen werken en dat mensen voor wie ‘de overheid’ ver weg lijkt, ‘via via’ een ingang
hebben.” (Vertrouwen in burgers). Het tweede type, de kenners (mavers bij Gladwell) zijn
mensen die veel weten over de kwesties die aan de orde zijn, maar die ook de context, de
41
achtergronden en de historie er van kennen. De trekkers tenslotte, weten mensen warm
te maken voor een onderwerp en geven het voorbeeld; ze zijn enthousiast en betrokken.
De valkuil voor trekkers is dat die vaak gehaast zijn, zegt Winsemius. “De kortetermijnoriëntatie van gehaaste beleidsmakers, of juist haastige burgers, veroorzaakt hoge drempels
voor burgerbetrokkenheid”. Het verhaal van Lex illustreert dat: maandenlang praten
over een verkeersdrempel of een klimrek, daar moet een wijkraadslid geen moeite mee
hebben. Het is niet alleen het behalen van het resultaat dat telt, het gaat ook om de weg
die men samen aflegt. Een proces van burgerbetrokkenheid kan waardevol zijn, ook als
het geen praktisch resultaat oplevert.
Ja ik weet niet… Als je dingen snel kan realiseren, dan vergroot dat wel de betrokkenheid.
“Wanneer ze het gevoel hebben te worden overvraagd, haken ze af,” zegt Winsemius.
Dus wat de overheid van een wijkraad verwacht, moet in overeenstemming zijn met wat
een wijkraad aan tijd, deskundigheid en energie kan leveren. In het verhaal van Lex wil
de woningcorporatie een taak toebedelen aan twee vrijwilligers, die bereid zijn om zich
met het bedrijfsverzamelgebouw te gaan bemoeien. Lex stuurt het voorstel terug omdat
de vrijwilligers opgezadeld worden met de rol van verhuurders. Die opdracht vindt hij te
zwaar.
Ja, het is waar dat een vrijwilligersorganisatie gemakkelijk overbelast kan raken, dus dat
was wel een goeie beslissing van Lex. Maar het is natuurlijk ook wel een gemiste kans.
Het is jammer als je behalve de vrijwilligersorganisatie niets hebt waarin je een activiteit
kan onderbrengen die een beetje meer beheerscapaciteit vraagt.
Je moet eens nadenken over een vorm waarin je de wijkraad combineert met een buurtbeheerbedrijf.
Dat hebben wij hier in Den Haag. Het buurtbeheerbedrijf is een soort mini-uitvoeringsorganisatie. Opgericht in de tijd van de melkertbanen. Wethouder Peter Noordanus heeft
toen acht van die organisaties uit de grond gestampt met het idee dat die de werkgever
zouden zijn van de mensen met een gesubsidieerde baan. Wijken konden aangeven of
ze dat wilden gaan organiseren, gesubsidieerd werk inzetten voor het schoonhouden en
onderhoud van de wijk. Als mensen melden dat er een paaltje scheef staat, of de stoep is
verzakt, dan komt er de volgende dag een autootje met een kruiwagen zand en een paar
tegels. Dat helpt enorm. Niks aanmelden bij de gemeente en een formulier invullen en
een paar maanden wachten tot er iets gebeurt wat dan vaak ook nog iets anders is dan
wat je had gevraagd.
Zo’n buurtbeheerorganisatie is een goeie formule. Een professionele club met mensen in
dienst. Dus elke keer als er een dilemma is… er komt bij voorbeeld kinderopvang en daar
42
is een leidster bij. Dan steken wij onze vinger op: ze kan bij ons op de loonlijst want wij
hebben al een personeelsadministratie. Zoals dat verhuren van dat Robson-pand van Lex,
dat zouden wij kunnen doen. Een buurtbeheerorganisatie is iets professioneler georganiseerd, daar gaat wat meer geld rond. Ik vind dat wel een goeie vorm. Het is hier in deze
wijk allemaal door woelige baren gegaan want dat gesubsidieerde werk is afgeschaft,
maar het geïntegreerde beheer van de openbare ruimte door de wijkbeheersorganisatie,
dat bestaat nog steeds. Wij werken nu met taakgestraften en mensen die inlooptrajecten
doen van de sociale dienst en re-integratie en noem maar op. We hadden natuurlijk ook
kunnen denken, het gesubsidieerde werk wordt afgeschaft dus we kappen er mee, maar
ik vind het belangrijk dat er voor de wijk een club blijft bestaan die bij ingewikkelde
dingen kan zeggen, nou weet je wat, wij nemen dat voor onze rekening. Wij hebben
hier bij voorbeeld in de wijk een kinderboerderij. Die werd gesloten. Toen hebben wij dat
beheer overgenomen. Daar zit één gediplomeerde dierenverzorger en twee krachten met
behoud van uitkering. Stallen, lesruimte, er wordt een pand beheerd, er wordt samengewerkt met een kinderopvangorganisatie. Ik denk, als je dit in een pure vrijwilligersorganisatie belegt, dan wordt dat te gek. Dat leidt tot overbelasting.
Dus ik zou er over nadenken als ik Lex was: als dit soort dingen als het Robson-pand zich
vaker aandient, moet zijn wijkraad daar niet iets voor oprichten.
Wel decentraal houden!
Als je dat centraal laat aansturen door de gemeente, dan is het in no time weer een gemeenteambtenaar, en die is dan bezig met dingen die op het stadhuis verzonnen zijn.
Tot slot een commentaar op Lex z’n verhaal over de Lentefair.
Zo’n initiatief heeft het voordeel dat je ‘t als wijkraad of wijkorganisatie helemaal zelf in
de hand hebt. Het wijkraadswerk moet niet alleen maar gericht zijn op de vragen van de
gemeente of de bewoners. Verzin ook iets wat je helemaal zelf kan uitvoeren. Het mooie
van het wijkraadswerk is dat je daarin ook heel slim je eigen initiatieven kan organiseren.
Die lopen gewoon door.
En je ziet wat een plezier Lex er in heeft.
Wij zijn hier in 1980 of ’81 begonnen met een wijkfeest, omdat we merkten dat we veel
muzikanten in de wijk hadden. Winkeliers deden mee. Een soort open podium. Inmiddels
is dat een vierdaags festival dat nog steeds bestaat en volledig georganiseerd wordt door
vrijwilligers, wijkbewoners. En dat gaat altijd door, of de gemeente nou rijk is of arm,
of de organisatie bestaat uit mopperaars of constructieve types, die festivalclub komt
gewoon elk jaar weer tot leven en organiseert zo’n festival. Ik bedoel, het is belangrijk
dat je ook dingen hebt waarbij je niet afhankelijk bent van derden en waar je energie en
lol uit haalt.
43
Jan, de penningmeester, die op zijn
dagelijkse wandeling door de wijk
bijzondere plekken en gebeurtenissen
fotografeert. De foto’s voorziet hij van
commentaar en dat verschijnt op de website
van de wijk.
Michiel de architect van het PETpaviljoen. Dankzij steun van de provincie,
ondernemers die vaak belangeloos te hulp
schoten, Domijn en de wijkraad kon hij het
met beeldend kunstenaar en vriend Filip
bouwen.
Daan (r) vertegenwoordigt ‘Pathmos binnen
de Singel’ in de wijkraad. Hier in gesprek
met voorzitter Lex op de speelplaats bij het
Tunneltje.
Secretaris Hans op het speeltoestel dat
hard aan vervanging toe is. Wijkraad en
bewoners zijn op zoek naar een duurzame
en betaalbare oplossing.
44
5. ‘…en wat ga je zelf doen?’
(Tom Pauka)
Iedereen kan het zien. Er groeit een kloof tussen mensen die hoog of hoger opgeleid zijn,
aardig verdienen en goed voor zichzelf kunnen opkomen, en mensen die het moeten
doen met een bescheiden scholing en met beperkte toekomstmogelijkheden. Zie in het
verhaal van Lex hoe hij worstelt met de vertegenwoordiging uit het buurtje Patmos binnen de Singel. Die kloof is er altijd geweest, maar in de bloeitijd van de zuilen hadden
hoog- en laagopgeleiden binnen hun zuil contact met elkaar. Dat contact was vaak wel
een beetje bevoogdend, maar het wás er in ieder geval.
Nu leven laag- en hoogopgeleiden elk in hun eigen wereld. David van Reybrouck heeft
meesterlijk beschreven (in Pleidooi voor populisme, 2008) hoe de twee bevolkingsgroepen hun vrije tijd verschillend besteden, verschillende dingen eten, naar andere tvprogramma’s kijken, doodgaan op een ander leeftijd, risico’s anders inschatten, vakantie
houden op andere bestemmingen, en zo voort. Ze krijgen ook andere ziektes en worden
anders oud. Uit nieuw onderzoek in de VS en in Denemarken (The Lancet juni 2013) blijkt
dat Alzheimer nu in snel tempo een ziekte van de lagere standen wordt. Beter opgeleide
mensen eten gezonder en houden hun bloeddruk beter in de gaten. Daarmee kun je
blijkbaar dementie voorkomen.
De kloof bestaat ook in de hoofden van de betrokkenen.
De hoogopgeleiden zijn optimistisch over hun toekomst en vaker tevreden met hun
leven. De laagopgeleiden zijn vaker ontevreden en denken niet dat het inde toekomst
beter zal gaan. Ze kunnen de dingen niet kopen die ze volgens de televisie nodig hebben voor een vervuld bestaan. De televisie is voor hen een venster op een droomwereld
waarin de anderen wonen, mensen die mooi, rijk, talentvol en beroemd zijn.
Ze weten dat de hoogopgeleiden een beetje neerkijken op hun stijl van leven, hun kleding, hun capaciteiten en hun smaak.
De laag- en de hoogopgeleiden maken op het ogenblik elk ongeveer de helft van de
bevolking uit. Er zijn geen tekenen dat de twee helften zich naar elkaar toe bewegen.
In dorpen en steden (maar vooral in steden) wordt het in toenemende mate een taak
van de overheid om voorwaarden te scheppen voor de bloei van een sociaal leven. Het
uiteenvallen van de bevolking in een nieuw soort standenmaatschappij is verpestend voor
het leefklimaat. Maar de overheid kan het sociale leven niet organiseren. Dat moeten de
burgers zelf doen.
45
Gülçin, wijkondersteuner namens Alifa en
de gemeente, overlegt met penningmeester
Jan.
Tom Pauka, Lex Pauka, Ard van Rijn,
Guus Pauka (van links naar rechts)
De overheid kan alleen stimuleren en faciliteren. Dat doet de overheid ook. Mede dankzij
overheidssteun bloeit het verenigingsleven nergens ter wereld zoals in Nederland.
De overheid zorgt verder ook voor materiele faciliteiten voor het sociale leven, zoals
speelfonteinen, zandbakken en gebruiksgroen.
Maar dan zijn we nog niet in de haarvaten van het gemeenschapsleven.
Als je daar ook bemoeienis mee wilt hebben als lokale overheid, dan moet je op detailniveau weten wat burgers willen.
Vraag één: hoe kom je in een stad met 160.000 inwoners te weten dat de kinderen op
een bepaald pleintje te groot zijn geworden voor de wipkip en dat ze daarom nu een
klimrek willen?
Vraag twee: hoe krijg je voor elkaar dat de bewoners van dat pleintje zich rondom hun
vraag gaan organiseren, en hoe stimuleer je dat ze zelf aan de realisering gaan bijdragen?
“Hoe graag willen jullie het en wat ga je zelf doen?”
Dat is de standaardvraag waarmee voorzitter Lex het proces in gang zet van beraadsla-
46
gingen over werkverdeling, samenwerking, lobbyen, en vaak letterlijk de-handen-uit-demouwen.
Dat proces van kleine sociale verbanden, van kleine acties en kleine sociale successen, dat
is waar het de wijkraad uiteindelijk om gaat.
En dat was ook het echte thema van dit boekje.
47