Bijlage 2: Gewijzigde toelichting ASV mei 2014

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
1
Algemeen
1.1
Aanleiding nieuwe subsidieverordening
Het coalitieakkoord Eindhoven 2010-2014 "Werken aan morgen" laat zien dat door
gezamenlijke inspanning van bewoners, verenigingen en instellingen Eindhoven de
stad kan zijn en worden waarin het prettig wonen en verblijven is. We vinden het
belangrijk dat we nog meer dan nu gebruik maken van de kennis, kracht en kunde
van bewoners, verenigingen en instellingen in de stad. Het is aan de gemeente om
deze mensen en instellingen hierbij goed te faciliteren, uiteraard binnen een aantal
kaders (spelregels).
In mei 2009 heeft de commissie Maatschappelijke Zorg, Financiën, Personeel en
Organisatie het college de opdracht gegeven een herzieningsvoorstel voor de
subsidieverordening te formuleren waarmee een vereenvoudiging van
subsidieprocessen, administratieve lastenverlichting, deregulering en
tegemoetkoming aan het duale stelsel worden gerealiseerd. In het Coalitieakkoord is
opgenomen dat het college regelgeving en administratieve lasten vermindert en
gaat sturen op efficiencywinst bij gesubsidieerde instellingen.
Voorgaande sluit ook aan bij landelijke ontwikkelingen. Zo heeft het Ministerie van
Financiën in 2009 een rijksbreed subsidiekader opgesteld ter vereenvoudiging en
uniformering van rijkssubsidies en heeft de VNG in hetzelfde jaar, met gebruikmaking
van het rijksbrede subsidiekader, een model subsidieverordening ontwikkeld. Het
rijksbrede kader en de model subsidieverordening VNG zijn weer als onderlegger
voor de subsidieverordening van de gemeente Eindhoven gebruikt. Allen gaan uit
van hetzelfde systeem.
Een gemeentebrede projectgroep is ingericht, 'gebruikers' van de huidige
subsidieverordening zijn geënquêteerd over de huidige gang van zaken en
rondetafelgesprekken zijn gevoerd met 'gebruikers' en andere betrokkenen. Daar
waar mogelijk, zijn de aangevoerde verbeterpunten verwerkt in deze verordening.
In de eerste helft van 2014 is de verordening geëvalueerd, intern en extern. De
evaluatieresultaten, de wijziging van de subsidieverordening van de VNG en politiekbestuurlijke wensen hebben geleid tot een paar wijzigingen van de verordening. De
wijzigingen zijn verwerkt in deze toelichting.
1
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
2
Wettelijk kader
2.1
Wettelijke grondslag
In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk
voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid
van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee
wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd.
Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of
nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van
een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een
bestuursorgaan.
Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op
een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de
essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een
omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor
het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf.
Volgens de Memorie van Toelichting bij de Awb1 (MvT) moet een wettelijk
voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen
voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet
een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden
verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het
bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag
niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb).
Uitzonderingen wettelijke grondslag
Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke
grondslag bestaan voor de gemeente, op grond van het derde lid van artikel 4:23
Awb, twee uitzonderingen:
1.
de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;
2.
de incidentele subsidieverstrekking.
Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost
In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een verordening, maar
op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid,
onder c Awb bepaalt hierover dat er geen verordening is vereist, indien de begroting
de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden
vastgesteld, vermeldt. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens
ook in de toelichting bij de begroting worden gedaan.
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21221, nr. 3
2
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost is vooral bedoeld voor
subsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden
verstrekt. Door in de begroting of de toelichting de subsidieontvanger en het bedrag
te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling
achterwege blijven.
Incidentele subsidies
Strikt genomen is voor incidentele subsidies geen wettelijk voorschrift nodig. In
artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen
kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk
voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er geen
beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin
sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.
Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal
subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Een subsidie voor
maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus al niet meer
incidenteel. Evenmin is een eenmalige subsidie voor alle scholen in het
basisonderwijs een incidentele subsidie volgens artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d
Awb.
2.2
Wat is subsidie?
Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat
helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en
wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan
de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie.
Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende
kenmerken voldoen:
a.
het betreft een aanspraak op financiële middelen;
b.
die door een bestuursorgaan worden verstrekt;
c.
met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;
d.
anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of
diensten.
In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals
bijdrage, uitkering, garantie, lening of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie
betreft. De gekozen benaming is voor het zijn van de toepasselijkheid van de
subsidietitel niet van belang, ze is gewoon van toepassing als aan de voorwaarden is
voldaan.
3
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
a.
Een aanspraak op financiële middelen
Het woord 'aanspraak' geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van
het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Het besluit
van de gemeente dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd geeft de
toezegging en daarmee de aanspraak op het bedrag. De gemeente is vervolgens
verplicht na uitvoering van de activiteiten en nakoming van overige opgelegde
verplichtingen, tot betaling over te gaan.
Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Indien er geen
financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, dan is er geen sprake van
subsidie.
b.
Verstrekt door een bestuursorgaan
Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan
in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van
particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk
worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen
particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Awb.
c.
Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager
Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten.
De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk
omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen
moet dus duidelijk zijn.
Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer
'subsidie'. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van
het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het
betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond
van de Wet werk en bijstand (WWB).
d.
Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde
goederen of diensten
Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van
subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte
goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren
van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of
diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat
aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt
alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat
redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken
2.3
Onderscheid tussen subsidie en opdracht
Wanneer is er sprake van subsidie en wanneer van opdracht?
4
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Bij subsidie wordt een financiële bijdrage gegeven voor activiteiten die "om redenen
van het algemeen belang wenselijk worden geacht". Het is dus overheidssteun voor
maatschappelijke doelen. De subsidie wordt verstrekt via een besluit van het
bestuursorgaan (géén tweezijdige overeenkomst) waarop het bestuursrecht van
toepassing is.
Bij opdracht worden goederen, diensten of werken aan de gemeente geleverd.
Hierbij opereert de gemeente als "gewone"marktpartij. Er wordt een bindende
overeenkomst gesloten (mbt rechten en plichten) waarop het privaatrecht van
toepassing is.
Een ander verschil is dat ondernemers over hun inkomsten uit opdrachten BTW
moeten betalen, terwijl zij dat over subsidiegelden niet hoeven. En mochten er zich
problemen voordoen, dan kan men in het geval van een subsidie naar de
bestuursrechter stappen, terwijl men bij een opdracht bij de burgerlijke rechter moet
zijn. Tenslotte heeft de overheid te maken met de regels over aanbesteding (bij een
opdracht) of staatssteun (bij subsidie). Dit betekent dat bij opdracht- of
subsidieverstrekking een voorgeschreven procedure moet worden gevolgd.
2.4
Subsidie en Europese staatssteunregels
Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing, indien de
subsidie aan burgers wordt verstrekt. Ook is geen sprake van staatssteun als de
activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten
zijn. Als de gesubsidieerde activiteiten wel als onderneming kunnen worden
aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle
ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief
voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun.
Niet alle staatssteun is verboden. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een
van de vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels. Zo is er een dé
minimis vrijstellingsverordening, die bijdragen aan een onderneming tot 200.000
euro in de drie jaar vrij stelt. Valt de subsidie niet binnen de reikwijdte van één van de
vrijstellingsverordeningen voor staatssteun, dan is hiervoor eerst toestemming van
de Europese Commissie nodig. De steunverlening moet dan vooraf door de Europese
Commissie worden genotificeerd.
2.5
Opzet en structuur Algemene
subsidieverordening
De opzet van de Algemene Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2012 is
dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de ASV zijn
5
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein
worden in nadere regels (deelverordeningen, vastgesteld door het college)
uitgewerkt.
Voor het vaststellen van nadere regels wordt een model gehanteerd. Dit model bevat
onder meer de volgende regels:
b
b
b
b
b
b
b
b
b
b
b
b
b
b
begripsomschrijvingen;
doelgroepen;
subsidieaanvragers;
de te subsidiëren activiteiten;
de verdeling van de subsidie/subsidieplafond;
bij aanvraag in te dienen gegevens;
aanvraagtermijn;
beslistermijn;
verplichtingen;
bevoorschotting;
vaststelling subsidie;
ontheffingen ten opzichte van de ASV;
overgangsbepaling;
inwerkingtreding.
3
Hoofdlijnen Algemene
subsidieverordening gemeente
Eindhoven
3.1
Uitgangspunten nieuwe subsidieverordening
Deze subsidieverordening is gebaseerd op vier uitgangspunten:
b
Proportionaliteit;
b
Sturing op prestaties en hoofdlijnen;
b
Uniformering en vereenvoudiging;
b
Verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie.
Proportionaliteit
Om proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de lasten die met de subsidie
gepaard gaan te realiseren worden drie standaard verantwoordingsarrangementen
ingevoerd. De arrangementen onderscheiden zich van elkaar door de voorwaarden
en verplichtingen die worden gesteld aan de uitvoering en verantwoording van de
6
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
subsidie. Voor de toepassing van de arrangementen wordt het subsidiebedrag als
uitgangspunt genomen. Hoe lager het subsidiebedrag, hoe minder
verantwoordingseisen en hoe eenvoudiger de uitvoering. De arrangementen en de
subsidiebedragen zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
Hoogte subsidiebedrag
Tot en met €5.000
Arrangement
- direct vaststellen of,
- ambtshalve vaststelling met
desgevraagd verantwoording over
prestatie
Meer dan €5.000 tot en met €50.000
Meer dan €50.000
Verantwoording over prestatie
Verantwoording over kosten en prestatie
(beoordelingsverklaring tot €100.000,
accountantsverklaring vanaf €100.000).
Sturing op prestaties en hoofdlijnen
In het huidige subsidiekader is de verantwoording van de meeste subsidies gericht
op een verantwoording over de kosten. Hierbij wordt vaak zekerheid gezocht in
complexe administratieve verplichtingen met hoge administratieve en
uitvoeringslasten. Het nieuwe subsidiekader gaat, vooral voor de kleine subsidies, uit
van prestatiesubsidiëring in plaats van subsidiering op basis van werkelijke kosten.
Prestatiesubsidiëring betekent dat er een vast subsidiebedrag wordt verstrekt voor
een vooraf overeengekomen activiteit/prestatie. Het afrekenen op basis van
prestaties en het vervallen van een gedetailleerde financiële verantwoording bij
kleine subsidies leidt tot een forse vermindering van administratieve en
uitvoeringslasten. Bovendien wordt subsidieontvanger met het verstrekken van een
vast bedrag voor een activiteit/prestatie geprikkeld om de subsidie efficiënt te
besteden. De nadruk bij subsidieverlening komt meer te liggen op het vooraf
vaststellen en definiëren van de activiteit/prestatie waarvoor de subsidie wordt
verstrekt tegen een vooraf overeengekomen prijs.
Uniformering en vereenvoudiging
In de subsidieparagrafen van de huidige subsidieverordening is veel diversiteit in
begrippen en (verantwoordings)regels. Deze diversiteit maakt het voor zowel
gemeente als subsidieontvangers onnodig gecompliceerd. Het nieuwe subsidiekader
bevat uniforme en vereenvoudigde regels voor het financiële beheer van subsidies
(aanvraag, uitvoering en verantwoording), onder meer ten aanzien van termijnen,
kostenbegrippen en voorschotten.
Verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie
Het nieuwe subsidiekader gaat uit van vertrouwen en meer verantwoordelijkheid van
subsidieontvanger . Zo zal de subsidieontvanger bijvoorbeeld direct moeten melden
7
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
wanneer de gesubsidieerde activiteiten niet zullen worden verricht. Een zeker risico
wordt geaccepteerd. Hier staat tegenover dat de gemeente bij geschaad vertrouwen
consequent moet optreden door onder meer subsidiebedragen en wettelijke rente
terug te vorderen.
3.2
De drie standaard uitvoerings- en
verantwoordingsarrangementen
In het nieuwe subsidiekader zijn de drie arrangementen als volgt verwerkt.
Subsidies
Tot en met
€5.000
Meer dan €5.000 tot
en met €50.000
Meer dan €50.000
Verlenen/vaststellen
Direct vaststellen en
Verlenen en vaststellen op
Verlenen en vaststellen
ambtshalve
aanvraag (tenzij vallend
(tenzij vallend binnen
vaststellen
binnen een aangewezen
een aangewezen
Artikel 14
categorie waarvoor
categorie waarvoor
ambtshalve vaststelling
ambtshalve vaststelling
geldt)
geldt)
Artikel 15 en 17
Artikel 16 en 17
Steekproefsgewijze
Prestatieverantwoording
Uitgebreide
verantwoording
Artikel 15
verantwoording
Verantwoording
Artikel 14
Artikel 16
Bevoorschotting en
Betaling gehele
Ambtshalve
Ambtshalve
betaling
subsidiebedrag in één
bevoorschotting
bevoorschotting
bedrag of 100%
Artikel 10
Artikel 10
Vast bedrag
Vast bedrag
Op basis van
Artikel 14
Artikel 15
gerealiseerde kosten
bevoorschotting
Artikel 10
Hoogte subsidie
Artikel 16
4
Artikelsgewijze toelichting
A r t ikel 1 Begr ip somschr ij vingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt
gehanteerd.
8
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Er is een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van subsidie. De
jaarlijkse subsidie heeft veelal betrekking op voortdurende activiteiten van een
instelling. Voorbeelden zijn exploitatiesubsidies en subsidies in de loonkosten. Deze
subsidie kan voor ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Daarna kan opnieuw
besloten worden om een jaarlijks subsidie te verstrekken. Als deze subsidie voor
langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van
dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel
4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een
redelijke termijn in acht te worden genomen.
Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit of voor een
activiteit, waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van
maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen. Te denken valt aan een subsidie ten behoeve
van het doorgang doen vinden van de gebruikelijke activiteiten van de
subsidieontvanger, terwijl die doorgang door bijzondere, incidentele
omstandigheden anders niet gewaarborgd zou zijn. Of aan projectsubsidies die
worden gegeven voor door de subsidieontvanger te realiseren bijzondere
projecten. een voorbeeld is de projectsubsidie. Eenmalige subsidies hebben een
looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden
dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.
Een bijzondere vorm van eenmalige subsidies zijn de waarderingssubsidies. Dit zijn
subsidies die verstrekt worden om waardering voor de activiteiten van de
ontvanger uit te drukken. Deze subsidies mogen naar eigen wens van de ontvanger
worden besteed en kunnen dus zowel worden gestoken in de reguliere activiteiten
als in extra activiteiten. Om deze reden wordt geen verantwoording over de
besteding geëist en is geregeld dat het moment van verlening van de subsidie tevens
dat van de vaststelling daarvan is. Hiermee worden onnodige administratieve en
bestuurlijke procedures voorkomen.
De 'de minimisverklaring' houdt verband met staatssteun. Als de gesubsidieerde
activiteiten als onderneming kunnen worden aangemerkt, is er sprake van
staatssteun als de subsidie niet openstaat voor alle ondernemingen, die deze
activiteit uitoefenen. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de
vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels. Zo is er een 'de
minimis vrijstellingsverordening', die bijdragen aan een onderneming tot het
drempelbedrag van €200.000,-- in de drie jaar vrij stelt. Bij overschrijding van het
drempelbedrag moet de subsidie worden aangemeld bij de Europese Commissie.
Deze 'de minimis regeling' werkt cumulatief. Alle steun,van welke overheidsorgaan
en in welke vorm dan ook, telt mee.
A r t ikel 2
Reikwij dt e ver or dening
9
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
De verordening is van toepassing op alle subsidies die de gemeente verstrekt. Deze
subsidies laten zich onderscheiden in de subsidies op basis van een wettelijke
grondslag (nadere regels als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid van de Awb) en
subsidies zonder wettelijke grondslag (begrotingssubsidies respectievelijk
incidentele subsidies als bedoeld in artikel 4:23 onderdeel c respectievelijk onderdeel
d van de Awb).
In het tweede lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies
kunnen worden verstrekt. De opsomming van de beleidsterreinen sluit aan bij de
indeling van de programmabegroting.
Uitgangspunt is dat alleen rechtspersonen in aanmerking komen voor subsidies.
Gezien de brede reikwijdte van de verordening is in het derde lid opgenomen dat
het college kan bepalen dat ook natuurlijke personen in aanmerking kunnen
komen voor een subsidie. Voorbeelden zijn subsidie voor particuliere initiatieven
voor buurtactiviteiten, de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang of
subsidie voor het treffen van energiebesparende maatregelen aan de woning.
Overigens komt ook een rechtspersoon in oprichting in aanmerking voor subsidie.
Wel wordt in die gevallen subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat
het inschrijvingsbewijs KvK wordt overgelegd en dat bevoorschotting pas plaatsvindt
na ontvangst van dit bewijs. Van belang om te vermelden is dat aansprakelijkheid van
de bestuurders van de rechtspersoon ontstaat als de rechtspersoon niet is
ingeschreven in het Handelsregister. Zolang de eerste inschrijving niet heeft
plaatsgevonden, is iedere bestuurder, naast de rechtspersoon, hoofdelijk
aansprakelijk voor rechtshandelingen waarvoor hij de rechtspersoon verbindt.
A r t ikel 3
Subsidier egelingen
Ingevolge het eerste lid kan het college geen subsidies verlenen, die niet stroken met
de door de raad vastgestelde beleidskaders en financiële kaders.
In het tweede lid is bepaald dat het college bij het verstrekken van subsidies aan de
begroting is gebonden. Als de begroting nog niet formeel is vastgesteld, wordt de
subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld
beschikbaar stelt, het zogenaamde begrotingsvoorbehoud. Dit moet uitdrukkelijk in
de verleningsbeschikking worden opgenomen (artikel 4:34 Awb). Zonder dit
begrotingsvoorbehoud kan de subsidie niet na vaststelling van de begroting alsnog
worden geweigerd met het argument dat er onvoldoende geld is. De gemeente moet
binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring het begrotingsvoorbehoud
inroepen. Daarna vervalt de voorwaarde. Wordt de voorwaarde ingeroepen, dan
moet de subsidiebeschikking ingetrokken worden. Bij jaarlijkse subsidies voor een
bepaald aantal kalenderjaren kan de gemeente alleen met inachtneming van een
redelijke termijn het begrotingsvoorbehoud inroepen. Overigens kan een
begrotingsvoorbehoud in de subsidiebeschikking als een opschortende of
10
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
ontbindende voorwaarde worden opgenomen. Moet er voor de goedkeuring of
vaststelling van de begroting al worden bevoorschot, dan als ontbindende
voorwaarde. In het andere geval als een opschortende voorwaarde.
In het derde lid is bepaald dat het college op grond van het eerste lid bevoegd is te
besluiten over het gehele subsidieproces (ook het bevoorschotten, lager vaststellen,
terugvorderen e.d.) en hiertoe een subsidieregeling vast kan stellen. In deze
subsidieregeling kan het college onder meer bepalen op welke wijze wordt
omgegaan met te laat ingediende aanvragen om (vaststelling van de) subsidie,
overschrijdingen van de norm voor bezoldiging die op grond van de Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) geldt en het
overleggen van accountantsverklaringen.
In het vierde lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de
subsidie te verbinden. Zie hiervoor artikel 4:33 en 4:37 Awb. Voorwaarden moeten
niet worden verward met verplichtingen. Zo kan de subsidie worden verleend onder
de voorwaarde dat subsidieontvanger en gemeente een uitvoeringsovereenkomst
sluiten of de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een
handeling van de gemeente of de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden. Of
onder de voorwaarde dat het gesubsidieerde project mede door derden wordt
gefinancierd (koppelsubsidie) en dat hiervoor de nodige bewijsstukken worden
aangeleverd. Voorwaarden moeten expliciet in de subsidiebeschikking zijn
opgenomen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen opschortende en
ontbindende voorwaarden. Bij opschortende voorwaarden wordt de subsidie slechts
verleend, indien een onzekere toekomstige gebeurtenis intreedt. Bij een
ontbindende voorwaarde vervalt de subsidieverlening indien een onzekere
toekomstige gebeurtenis intreedt.
In het vijfde lid is bepaald dat het college standaardformulieren kan vaststellen die
door subsidieontvanger verplicht moeten worden gehanteerd, bijvoorbeeld voor het
indienen van aanvragen om (vaststelling van de) subsidie. Door het gebruik van een
standaardformulier wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de
aanvrager is het meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Wel is
het van belang dat op de standaardformulieren alleen die gegevens worden
uitgevraagd die ook daadwerkelijk nodig zijn. Overigens kan met een
aanvraagformulier ook de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de
verschillende beleidsterreinen worden bevorderd.
A r t ikel 4 Subsidiep la fond
De Awb (artikelen 4:25 tot en met 4:28) bevat bepalingen over het subsidieplafond.
Op grond van artikel 4 van deze verordening is het college bevoegd om na
vaststelling van de begroting de subsidieplafonds vast te stellen. Dit past in de opzet
11
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
dat de raad de kaders via de begroting en deze verordening stelt en het college dit
per beleidsveld kan uitwerken.
Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend
wordt gemaakt, voordat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat.
Subsidieaanvragen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het
moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare
bedrag enkel op de begroting vermeld staat en het college deze bedragen niet als
zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen
niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.
Het college kan bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de beschikbare
middelen bepalen. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. De meest eenvoudige vorm is
een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, 'wie het eerst komt wie het
eerst maalt', waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag
worden behandeld.
Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt
verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking
van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen.
Het moet helder zijn voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen
worden getoetst en in rangorde worden gezet. Bijvoorbeeld door gebruik van
rangschikking met behulp van puntentelling. De criteria moeten zo veel mogelijk
eenduidig zijn en mogen niet leiden tot willekeur.
A r t ikel 5
Bij a a nvr a a g in t e dienen gegevens
Op grond van artikel 4:29 van de Awb begint het subsidieproces met een aanvraag
om subsidie. De vereisten voor een aanvraag staan in afdeling 4.1.1. van de Awb.
Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag om subsidie.
Zo is in het eerste lid bepaald dat een aanvraag om subsidie schriftelijk dient te
worden gedaan. Schriftelijk omvat zowel op papier geschreven als digitaal. Digitale
aanvragen worden ingeboekt als brief, met daarop de datum waarop de aanvraag
digitaal is ontvangen.
In het tweede lid, onderdeel c, wordt een begroting en dekkingsplan gevraagd.
Indien blijkt dat de kosten lager zijn, volgt hierop een (deel) weigering met daaraan
voorafgaand een zienswijzeprocedure.
In het tweede lid, onderdeel e wordt een vermelding van het bestaan van relaties
tussen subsidieontvanger gevraagd. Het gaat hierbij vooral om de uitvraag van
gegevens om inzicht te krijgen in de organisatie van de instelling en om aan de
12
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
voorkant te kunnen toetsen op integriteit. Dit ter voorkoming van misbruik van
subsidiegelden. De melding kan aanleiding zijn voor de gemeente om in overleg te
treden met aanvrager.
In het tweede lid, onderdeel f wordt een opgave van eventuele
samenwerkingspartners verlangd.
In artikel 5, derde lid, worden meer formele eisen gesteld aan instellingen die voor de
eerste keer subsidie aanvragen. Indien sprake is van een organisatie in oprichting,
wordt bij de subsidieverlening als voorwaarde opgenomen dat bevoorschotting
uitgesteld wordt tot het moment waarop de inschrijvingsakte is overgelegd.
In artikel 5, vierde lid, is de bevoegdheid van het college opgenomen om ten aanzien
van de te overleggen gegevens nadere regels te stellen of per geval te regelen welke
gegevens dienen te worden verstrekt. Ook hier is het uitgangspunt de
administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te
houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor duidelijk bepaalde
categorieën subsidies met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij de
aanvraag van een subsidie kan worden volstaan.
A r t ikel 6 A a nvr a a gt er mij n
Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te
zijn ingediend bij het college. In dit artikel is een uiterste indiendatum van 1 oktober
genoemd voor alle jaarlijkse subsidies. Deze termijn komt overeen met de termijn die
in afdeling 4.2.8. Awb is opgenomen voor per boekjaar verstrekte subsidies. De
termijn van 1 oktober geeft de gemeente een redelijke periode om te beslissen op de
aanvraag en waarborgt anderzijds dat de beslissing op de aanvraag voor aanvang van
het subsidiejaar kan worden genomen.
Voor eenmalige subsidies is het uitgangspunt dat deze 13 weken vóór aanvang van
de activiteiten worden ingediend. Voor aanvragen om eenmalige subsidies tot en
met €5.000,-- als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d van de Awb is het
uitgangspunt dat deze 6 weken vóór aanvang van de activiteiten worden ingediend.
Het gaat dan om incidentele subsidies die niet kunnen worden afgehandeld op basis
van een subsidieregeling. Met deze versoepeling van de aanvraagtermijn kunnen
subsidies voor spontane en goede initiatieven toch in behandeling worden genomen
en worden gehonoreerd.
Ingevolge het vierde lid kan het college in een subsidieregeling afwijkende
indiendata voor eenmalige subsidies bepalen.
A r t ikel 7 Beslist er mij n
Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college moet beslissen op een
aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een
subsidieaanvraag. In de regel wordt een termijn van 8 tot 13 weken redelijk geacht.
13
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Indien deskundigen of een commissie moeten worden geraadpleegd over de
kwaliteit van subsidieaanvragen, wordt de beslistermijn tot 22 weken verlengd. In die
gevallen waarin sprake is van de verdeling van subsidiegelden aan de hand van een
tendersysteem, wordt in nadere regels de beslistermijn afhankelijk gesteld van de
uiterste aanvraagtermijn. De grondslag daarvoor is opgenomen in het derde lid.
Gelet op de Wet Dwangsom is het van belang om in gevallen, waarin de behandeling
van subsidieaanvragen meer tijd zal vergen, een voorzienbare lange beslistermijn in
nadere regels vast te leggen. Op grond van het bepaalde in de Wet Dwangsom kan
de gemeente namelijk een dwangsom opgelegd krijgen (van ten hoogste €1.260)
indien een beschikking op een aanvraag niet op tijd is gegeven. Bovendien kunnen
termijnoverschrijdingen leiden tot fouten in het financiële beheer.
De beslistermijn van 31 december voor jaarlijkse subsidies waarborgt dat aanvrager
voor aanvang van het subsidiejaar duidelijkheid heeft. Mits de aanvraag volledig is
ingediend.
De beslistermijn van 8 weken voor eenmalige subsidies biedt aanvrager in relatie tot
de aanvraagtermijn van 13 weken voor aanvang van de activiteiten, duidelijkheid
vóór aanvang van de activiteiten. Ook indien er in eerste instantie sprake is van een
onvolledige aanvraag.
Bij eenmalige subsidies tot en met €5.000 als bedoeld in artikel 4:23, derde lid,
onderdeel c Awb geldt een beslistermijn van 3 weken. Op deze wijze krijgen
spontane en goede initiatieven snel duidelijkheid. Het gaat dan om incidentele
subsidies tot en met €5.000,-- die niet kunnen worden afgehandeld op basis van een
nadere regel (subsidieregeling). Besluitvorming loopt in deze gevallen via een Pdossier, met dien verstande dat besluitvorming boven de €5.000 via een
collegedossier loopt.
Overigens kan, indien sprake is van een onvolledige aanvraag, subsidieaanvrager op
grond van artikel 4:5 Awb worden uitgenodigd om binnen een bepaalde termijn de
aanvraag aan te vullen. Ingevolge artikel 4:15 Awb wordt de termijn voor het geven
van een beschikking hiermee opgeschort. De aanvraagtermijn begint weer te lopen
op de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn voor het aanvullen van de
aanvraag ongebruikt is verstreken.
A r t ikel 8 Weiger ings- int r ekkings- en t er ugvor der ings gr onden
Artikel 4:25 Awb noemt als weigeringsgrond het overschrijden van het
subsidieplafond.
En in artikel 4:35 Awb zijn algemeen geldende weigeringsgronden opgenomen. Zo
kan de subsidie worden geweigerd indien:
14
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
-
gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet
geheel zullen plaatsvinden;
gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet zal
voldoen aan de aan de subsidieverbonden verplichtingen;
gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op een
behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen;
onjuiste inlichtingen zijn verstrekt;
sprake is van faillissement;
onjuiste inlichtingen zijn verstrekt.
In artikel 8 zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen.
De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel a betreft aanvragen voor activiteiten
die al op grond van de gemeente zijn gesubsidieerd.
De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel b ziet op de situatie waarin de te
subsidiëren activiteiten als een onderneming kunnen worden aangemerkt en de
subsidie niet binnen de reikwijdte van een van de vrijstellingsverordeningen voor
staatssteun valt. In dat geval is voor de subsidie toestemming van de Europese
Commissie nodig. Daartoe dient de voorgenomen subsidie te worden aangemeld bij
de Europese Commissie. Overigens kan de aanvraag ook, in samenspraak met
betrokkenen, worden aangehouden in afwachting van goedkeuring van de Europese
Commissie.
In het tweede lid is een aantal facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het gaat
om situaties waarin de subsidie kan worden geweigerd. Een belangenafweging is
nodig.
De weigeringsgrond in het tweede lid, onderdeel b is bedoeld voor situaties waarin
de activiteiten zonder de subsidie gerealiseerd kunnen worden.
Met de weigeringsgrond in het tweede lid, onderdeel c, worden ongewenste
verhoudingen binnen gesubsidieerde instellingen tegengegaan. De
weigeringsgrond dient ter bevordering van de integriteit en voorkoming van fraude.
De ongewenste verhoudingen kunnen worden afgeleid uit de melding op grond van
artikel 5, tweede lid, onderdeel c. Lijkt er sprake van dergelijke verhoudingen, dan is
een overleg met de aanvrager wenselijk voor verdere besluitvorming.
NB. Wanneer het college voornemen is een subsidie te weigeren, hoeft aanvrager
ingevolge artikel 4:12 Awb niet vooraf in de gelegenheid te worden gesteld zijn
zienswijze naar voren te brengen. Een hoorplicht bestaat wel indien het college
voornemens is:
b de subsidie te weigeren wegens een van de in artikel 4:35 Awb opgenomen
15
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
b
weigeringsgronden of
de subsidie wegens veranderde omstandigheden of gewijzigde
inzichten wil stopzetten of verlagen na een aanvraag om subsidie,
terwijl er gedurende drie
jaar of langer subsidie is verstrekt (artikel 4:51 Awb).
Bovenstaande weigeringsgronden gelden voor alle aanvragen. Daarnaast kunnen in
nadere regels weigeringsgronden voor bepaalde beleidsterreinen worden
opgenomen (artikel 2, tweede lid en artikel 3, derde lid).
Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in het derde lid. Het betreft het geval
dat een subsidieaanvrager de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. De Wet
Bibob stelt het college in staat om te screenen of de subsidieaanvragers dan welontvangers in relatie staan tot strafbare feiten. Hierdoor wordt voorkomen dat een
bestuursorgaan onbedoeld strafbare feiten faciliteert door het verlenen van een
subsidie. Bij deze weigerings- en intrekkingsgrond is niet van belang of de
activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf subsidiabel zijn. Het gaat
hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de
aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te
verlenen.
De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college
reeds ter beschikking heeft. De algemene weigeringsgronden uit de Awb en
subsidieverordening zelf hebben voorrang boven de Wet Bibob.
De Wet Bibob kan in beginsel op alle subsidiebeschikkingen worden toegepast. Met
de wijziging van de Wet Bibob (per 1 juli 2013) is de verplichting losgelaten dat het
toepassen van de Wet Bibob in de specifieke subsidieregeling of –verordening
vastgelegd moet worden. Dit betekent dat de Wet Bibob toegepast kan worden op
alle beschikkingen voor een subsidie. Ook is de verplichting losgelaten dat de
subsidieverordening ter goedkeuring voorgelegd moet worden aan de Minister.
A r t ikel 9
T ussent ij dse r a p p or t a ge
Voor subsidies van meer dan €50.000 wordt een halfjaarrapportage verlangd. In het
geval de halfjaarrapportage aanleiding geeft om inhoudelijke of financiële
aanpassingen te doen, vragen wij vanuit een beheerssystematiek de
subsidieontvanger ons over deze aanpassingen uiterlijk 1 oktober te rapporteren. En
in individuele gevallen kan om twee tussenrapportages worden gevraagd. Overigens
zijn subsidieontvangers al op basis van de subsidieverordening verplicht om de
gemeente te melden als de subsidie niet wordt (of niet kan worden) uitgevoerd.
A r t ikel 10
Bet a ling en bevoor schot t ing
De bevoorschottingsbeschikking met hoogte en ritme wordt ambtshalve
(automatisch) gegeven in de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft
geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten
van prestaties of uitgaven te overleggen.
16
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren
activiteit worden het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten in de
verleningsbeschikking gemeld.
Bij subsidies tot en met €5.000 wordt het gehele subsidiebedrag ofwel in één keer
uitbetaald ofwel in één termijn voor 100% bevoorschot.
De subsidieontvanger is volgens artikel 12 verplicht te melden, indien er
omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag.
Het college kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de
verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten
aanpassen.
Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het
voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie
artikel 4:87, eerste lid, Awb.
A r t ikel 11
BT W en niet subsidia bele kost en
Afhankelijk van de fiscale status van de subsidie-aanvrager, werkt de btw op kosten
die de aanvrager maakt voor diens bedrijfsvoering al dan niet kostenverhogend. Een
aanvrager die kwalificeert als belast ondernemer voor omzetbelastingdoeleinden,
kan doorgaans de btw op gemaakte kosten terugvragen bij de belastingdienst. Een
(ander) overheidslichaam kan in voorkomende gevallen de btw claimen bij het BTWCompensatiefonds (en soms ook terugvragen bij de belastingdienst). Een vrijgesteld
ondernemer kan de btw op gemaakte kosten niet terugvragen bij de belastingdienst.
Btw die kan worden teruggevraagd/gecompenseerd, werkt niet kostenverhogend bij
de aanvrager. Deze btw komt dan ook niet voor subsidie in aanmerking en dient niet
meegenomen te worden in de berekening van de hoogte van de subsidie. Btw die
wel kostenverhogend werkt (doorgaans het geval bij vrijgestelde ondernemers) komt
wel voor subsidie in aanmerking en dient in de berekening van de hoogte van de aan
te vragen subsidie meegenomen te worden. Wel moet bedacht worden dat een
belast ondernemer ook vrijgestelde prestaties kan verrichten en andersom. Het is dan
ook de prestatie die bepaalt of de btw op kosten die met die prestatie samenhangen
kostenverhogend werkt of niet, niet de fiscale kwalificatie van de ondernemer als
zodanig. Per subsidie aanvraag zal dan ook bezien moeten worden of de specifieke
prestaties die verricht worden in het kader van de subsidiabele activiteiten belast,
vrijgesteld of 'zonder btw' zijn.
Voorts is van belang te weten dat het verstrekken van een subsidie gevolgen kan
hebben voor de mate waarin de aanvrager de btw op gemaakte kosten kan
terugvragen/compenseren. Indien onbelaste subsidies een te groot deel van de
inkomsten van de aanvrager (voor een specifieke prestatie) vormen, kan de status
17
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
van belast ondernemer (voor die prestatie) worden aangetast, hetgeen gevolgen
heeft voor de mate waarin de btw kan worden teruggevraagd.
A r t ikel 12 A lgemene ver p licht ingen
De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in
de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies
tot en met €5.000,-- en automatische bevoorschotting.
Op basis van het eerste lid is de subsidieontvanger verplicht tijdig te melden bij de
gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet
geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. De
subsidie zal dan lager of op nihil worden vastgesteld of er worden nadere afspraken
gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer
tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze
meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel
4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger
wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de
subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval
proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het
gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan deze subsidieverordening.
De meldingplicht geldt niet na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op
verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is
verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidieverlening
uit te voeren.
In het tweede lid is de plicht opgenomen om belangrijke wijzigingen te melden aan
het college. Een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. De gemeente kan bij
twijfel direct contact opnemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken
vragen.
A r t ikel 13
Bijzonder e ver p licht ingen
Artikel 4:41 noemt de gevallen waarin de subsidieontvanger kan worden verplicht
om de gemeente een vergoeding te betalen als de subsidie heeft geleid tot
vermogensvorming. Het gaat bijvoorbeeld om het geval waarin de
subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte en bestemde
goederen vervreemdt of een schadevergoeding ontvangt voor verlies of
beschadiging van deze goederen.
Zo'n vergoedingsplicht moet op grond van artikel 4:41 Awb in een verordening
worden geregeld. In deze bepaling is hieraan invulling gegeven.
Uit de toelichting op artikel 4:41 Awb blijkt dat er wel sprake moet zijn van een
causaal verband tussen de subsidieverlening en de vermogensvorming. Verder moet
18
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
de vergoedingsplicht en de hoogte van de vergoeding bij verordening of nadere
regels zijn geregeld. Ook hieraan wordt met het artikel in de verordening voldaan.
Bij het niet voldoen aan verplichtingen kunnen op grond van de Awb, afhankelijk van
het concrete geval, verschillende instrumenten worden ingezet. Zo kan de subsidie
lager worden vastgesteld, worden ingetrokken of kan de subsidierelatie worden
beëindigd door het weigeren van de subsidie voor het volgende tijdvak.
Het vierde lid bepaalt dat de beloning van de medewerkers van de gesubsidieerde
instelling niet hoger mag zijn dan €155.000, vermeerderd met de opslagen, genoemd
in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector. De bedoeling van dit voorschrift is om te voorkomen dat er met de ontvangen
subsidiegelden hogere salarissen worden uitbetaald dan in de publieke sector
maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Uitbetaling van te hoge salarissen
vinden wij geen doelmatige besteding van de verleende subsidie.
Door beperking van de beloning zal er van de verleende subsidie een relatief groter
deel overblijven ter besteding aan het doel waarvoor de subsidie werd verleend. Het
voorschrift dient dus tot een doelmatige besteding van de subsidiegelden. Het artikel
is een doelgebonden voorschrift (art. 4: 38, eerste lid Awb).
Daar waar sprake is van het doorzetten van rijks-, provinciale en Europese subsidies,
kunnen evt op grond van deze subsidies geldende (verdergaande) verplichtingen op
grond van artikel 4:37 Awb worden doorvertaald.
Vanuit de bestuurlijke wens om het beleid inzake social return breder te trekken dan
alleen via het inkoopbeleid, kunnen bepaalde subsidieontvangers op basis van het
zesde lid worden verplicht om een certificering PSO te behalen.
A r t ikel 14
V er a nt woor ding subsidies t ot en m et €5.000
Het subsidiebedrag is een vast bedrag (lump sum) dat in de subsidieregeling wordt
vastgesteld of wordt bepaald op basis van een ingediende begroting. De
subsidieontvanger hoeft achteraf niet standaard te verantwoorden. Dit betekent een
lastenbesparing voor zowel subsidieontvanger als gemeente.
In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) wordt de subsidie
afgehandeld op basis van de aanvraag en vindt er achteraf geen verantwoording
plaats. De toepassing van deze verantwoordingsmethodiek is onder meer afhankelijk
van de aard van de subsidies (bijvoorbeeld een waarderingssubsidie) en
risicoafweging van het college.
Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar kan alleen in
bijzondere gevallen (zoals fraude) tot terugvordering leiden.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid,
onderdeel b) , wordt in de subsidiebeschikking altijd vermeld wanneer (datum) de
19
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens
binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht,
ambtshalve vastgesteld door het college. Binnen deze termijn vraagt het college
steekproefsgewijs aan de subsidieontvanger verantwoording af te leggen en/of
controleert (fysiek of administratief) of voldaan is aan de subsidieverplichtingen.
Deze steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij
rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de
doelgroep. De omvang en wijze van de steekproef hangt af van de specifieke
subsidieregeling (nadere regels). Vooraf wordt ingevolge artikel 10 in de
subsidiebeschikking vermeld welke bewijsstukken de subsidieontvanger in zijn eigen
administratie moet bewaren. Voorbeelden daarvan zijn een publicatie, verslag,
deskundigenverklaring, foto's of deelnemerslijst.
Bij het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op
te treden, indien de gemeente merkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De
subsidie is namelijk nog niet vastgesteld.
A r t ikel 15
V er a nt woor ding subsidies va n meer da n €5.000
t ot en met €50.000
Ingevolge het eerste lid geldt voor deze subsidies één termijn, namelijk 1 mei, voor
het indienen van aanvragen op vaststelling. Reden hiervoor is om subsidieontvangers
van meerdere subsidies van de gemeente Eindhoven in de gelegenheid te stellen een
integrale verantwoording in te dienen. Subsidieontvangers die eerder willen
verantwoorden (bijvoorbeeld vanwege de uitbetaling van een eventueel van de
subsidie die pas na vaststelling van de subsidie kan plaatsvinden, kunnen ook eerder
verantwoorden. 1 mei is namelijk een uiterlijke termijn.
Het subsidiebedrag is een vast bedrag of een vast bedrag voor een nog te leveren
prestatie-eenhe(i)d(en). Er wordt standaard verantwoording afgelegd. De
verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een concert) of over een
vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld aantal
bezoekers).
Prestatieverantwoording
Bij prestatieverantwoording wordt vooraf in de specifieke subsidieregeling (nadere
regels) of de subsidiebeschikking aangegeven welke verantwoordingsinstrumenten
kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld bestuurs- en activiteitenverslagen,
managementverklaring, deskundigenverklaring of andere bewijsstukken
(bijvoorbeeld een publicatie). Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende
informatie te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht. Er wordt
geen financiële verantwoording over de werkelijke kosten en geen
accountantsverklaring gevraagd. Zijn de activiteiten uitgevoerd, maar vallen de
kosten lager uit dan begroot, dan wordt de subsidie niet lager vastgesteld. Indien de
20
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
prestatie niet of niet geheel conform de verleningsbeschikking wordt uitgevoerd, kan
het subsidiebedrag wel lager worden vastgesteld.
Verantwoording op basis van opgave totale kosten
Indien het niet mogelijk is om de prestatie(-eenheid) vooraf te definiëren en daaraan
een subsidiebedrag te koppelen, wordt verantwoord op basis van een opgave van de
totale kosten. Dit wordt bij de subsidieverlening bepaald (zie artikel 10). De
verantwoording vindt plaats op basis van een (bestuurs-)verklaring van de
subsidieontvanger over het totaal van kosten en baten van de prestatie. Hiervoor
wordt gebruikgemaakt van een verplicht format. In deze verklaring geeft
subsidieontvanger uitsluitend aan:
of de activiteiten zijn verricht/prestaties zijn geleverd (ja/nee+korte toelichting);
wat het totaal van de gerealiseerde subsidiabele kosten is (€....); en
wat het totaal van de gerealiseerde baten is (€....). Hierbij gaat het om gerealiseerde
eigen bijdragen en/of eigen bijdragen van derden.
De opgave van de gerealiseerde baten en lasten leidt tot het totale subsidiebedrag.
Hierdoor worden detaildiscussies over onderliggende financiële posten voorkomen.
Zijn de kosten lager dan begroot, dan wordt de subsidie lager vastgesteld. Zijn de
kosten hoger dan begroot, dan wordt ten hoogste het maximaal verleende
subsidiebedrag uitgekeerd. Als de activiteiten niet volledig zijn uitgevoerd maar het
bedrag wel is besteed, kan besloten worden het hele subsidiebedrag uit te keren.
Tot slot kan het college ingevolge het derde lid bepalen dat het voor de
verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit
hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden
opgesteld. Bijvoorbeeld verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al
dienen op te stellen. Zo kan uit een jaarverslag voldoende blijken dat de subsidie is
aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verleend. En voor kleinere
subsidies (bijvoorbeeld een speeltoestel) zou bijvoorbeeld volstaan kunnen worden
met het overleggen van een foto ervan.
A r t ikel 16
V er a nt woor ding subsidies va n meer da n €50.000,Ook hier geldt op basis van het eerste lid één termijn, namelijk 1 mei, voor het
indienen van aanvragen om vaststelling.
Bij subsidies van meer dan €50.000,-- wordt uitgegaan van de traditionele afrekening
van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling
van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording
(gerealiseerde kosten). Bij de financiële verantwoording mag de gemeente een
accountantsverklaring eisen. Dat gebeurt voor subsidies tot en met €200.000 aan de
hand van een beoordelingsverklaring. Op basis van het derde lid kan het college bij
21
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
subsidieregeling of in individuele verleningsbeschikkingen ook onder €200.000 een
beoordelingsverklaring verlangen.
A r t ikel 17
V a st st elling subsidie
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college de subsidie uiterlijk
vaststelt.
Ingevolge het tweede lid kan het college, naast deze Algemene subsidieverordening,
categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie
wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet
worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel gemeente als
subsidieontvanger worden bespaard.
A r t ikel 18
Reser ves en voor zieningen
Reserves maken onderdeel uit van het eigen vermogen van een instelling. De
instelling heeft de vrijheid hierover te beschikken. Ze worden gevormd uit de
exploitatieoverschotten die zich in enig jaar kunnen voordoen. Voor
bestemmingsreserves en voorzieningen geldt dat ze expliciet in een financieel plan
moeten zijn vastgelegd. Een bestemmingsreserve is een specifieke reserve voor een
te voren benoemde bestemming. Een voorziening wordt gevormd met het oog op
toekomstige verplichtingen. Met voorzieningen worden toekomstige risico's
afgedekt zoals reorganisatiekosten, belastingverplichtingen, schadeclaims. Voor
zover reëel, is het vormen van bestemmingsreserves en voorzieningen toegestaan.
Algemene reserves zijn vrij besteedbaar en kunnen gebruikt worden om eventuele
(onvoorziene) bedrijfsrisico's op te nemen. Algemene reserves horen ook tot het
eigen vermogen van de instelling. Voor het vormen van algemene reserves zijn geen
regels opgenomen. Wel moet worden voorkomen dat instellingen de kans krijgen
gemeenschapsgelden te gaan gebruiken voor bovenmatige reservevorming (eigen
vermogen). Of sprake is van een bovenmatige reservevorming, moet per geval
worden beoordeeld. Is sprake van bovenmatigheid, dan kan de subsidie worden
afgewezen op grond van het bepaalde in het tweede lid.
A r t ikel19 Ha r dheidscla usule
In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk aangegeven op welke
onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen
voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de
doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule
dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Voor gebruikmaking van dit artikel
is een collegedossier vereist.
A r t ikel 20 Int r ekking
In dit artikel is bepaald dat de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008 bij
inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening moet worden ingetrokken.
22
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven en 3 e Wijziging Algemene subsidieverordening
gemeente Eindhoven
Intrekking van een verordening heeft tot gevolg dat de nadere regels, die op basis
van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008 zijn vastgesteld, ook niet
meer gelden.
A r t ikel 21 Over ga ngsbep a lingen
In dit artikel is het overgangsrecht opgenomen. Aanvragen die worden ingediend
voor activiteiten in 2011, worden volgens de oude regeling behandeld. Aanvragen
die worden ingediend voor activiteiten vanaf 2012, worden volgens de nieuwe
regeling behandeld.
A r t ikel 22 Inwer kingt r eding
De Algemene subsidieverordening gaat gelden de dag na publicatie in het
gemeenteblad.
A r t ikel 26 Cit eer t it el
Deze verordening geeft als citeertitel: ASV Eindhoven
23