FARN*NIC 2015 GENEESMIDDELENREPERTORIUM VOOR N* en NIC DIENSTEN Versie 02 januari 2015 Redactionele nota “Nil prodest, quod non laedere possit idem” Ovidius, Tristia 2, 266 In farmaceutische compendia wordt bij vele medicijnen - meestal bij gebrek aan enig gecontroleerd onderzoek - vermeld hen niet te gebruiken voor kinderen jonger dan 6 jaar. De schaarse buitenlandse - neonatologisch georiënteerde compendia (vb. Neofax©, Neonatal Formulary© BMJ) vermelden vaak andere merknamen of de afleveringsvorm is geregeld verschillend van wat beschikbaar is in ons land. De belangrijkste informatiebron bij het repertoriëren van ‘bruikbare’ farmaca voor de pasgeborene zijn actueel de wetenschappelijke tijdschriften. Het is een snel wijzigende materie waar empirie stilaan plaats maakt voor meer wetenschappelijke evidentie. Meer dan 40 % van de farmaca die vandaag de dag gebruikt worden op de neonatale diensten hadden geen neonataal indicatiegebied vòòr 1980. Meer dan 80 procent van de referenties die voor dit formularium werden geraadpleegd dateren van nà 1990. Een bijkomende motivatie om dit compendium te realiseren was het verstrekken van praktische richtlijnen bij de toediening van een farmacon: “het correct toedienen is immers even belangrijk als het voorschrijven ervan”. Iatrogene accidenten zijn inderdaad niet uit de lucht (Arch Dis Child 1998; 79: 56). Items die rechtstreeks de arts aanbelangen bij het voorschrijven (dosis en bijwerkingen) werden in een kader geplaatst; items die voor de verpleegkundige prioritair belangrijk zijn bij het toedienen van het farmacon werden gearceerd (afleveringsvorm, toedieningsweg, monitoring, bijzondere voorzorg, incompatibiliteit en specifieke bereiding). Er wordt in dit compendium geen waardeoordeel of rangorde geformuleerd. De praktizerende kinderarts zal zelf oordelen welk medicijn het meest geschikt is voor de klinische toestand van de zieke pasgeborene waarvoor een hulpmiddel wordt gezocht. De redactie heeft in overeenstemming met de beschikbare wetenschappelijke gegevens alle aandacht prioritair besteed aan de nauwkeurigheid van de gegeven informatie, meer in het bijzonder wat betreft dosering en toedieningswegen van de gerepertorieerde geneesmiddelen. Zij kan echter niet verantwoordelijk worden gesteld voor typografische of andere fouten die in dit compendium worden gevonden. FarN*NIC is in zijn meest recente update in pdf-formaat opnieuw online beschikbaar voor de Vlaamse kinderarts op de nieuwe webstek www.neonatologie.UGent.be onder de rubriek “N*/NIC protocols” en te openen met paswoord = nicuzg. De datum van de recentste editie staat vermeld op de link. Wij hopen van harte dat dit praktijkgericht werkinstrument zijn nut zal bewijzen in de Vlaamse neonatale dienst. Met de inbreng van eenieder zal het verder verfijnd worden. met vriendelijke groeten, de FarN*NIC redactie 1 ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET NEONATAAL VOORSCHRIJVEN 1. Definities, afkortingen en eenheden ° Postconceptionele leeftijd (PCL) = totale leeftijd vanaf de conceptie = zwangerschapsleeftijd (ZL) + postnatale leeftijd (PNL). NB. De farmacokinetiek van de antibiotica wordt in de eerste dagen van de neonatale periode voornamelijk beïnvloed door de postconceptionele leeftijd (PCL), daarna is de postnatale leeftijd van groter belang (PNL). De meeste antibiotica worden daarom gedoseerd niet alleen naar lichaamsgewicht, maar ook in functie van deze 2 leeftijden telkens wanneer voldoende farmacokinetische gegevens beschikbaar zijn. ° Eenheden 1 gram (g) = 1.000 milligram 1 milligram (mg) = 1.000 microgram 1 microgram (mcg) = 1.000 nanogram 1 nanogram (ng) = 1.000 picogram NB. Om verwarring tussen het cijfer “1” en de letter “l” te vermijden werd milliliter altijd afgekort als “mL” en niet als ml; microgram werd afgekort als ”mcg”. Mcg en ng worden best voluit als microgram of nanogram genoteerd bij het medisch ‘handgeschreven’ voorschrift. Een 1 % (gewicht voor volume) oplossing bevat 1 gram per 100 milliliter 1:100 (1 %) oplossing bevat 10 mg/mL 1:1.000 (1 ‰) oplossing bevat 1 mg/mL 1:10.000 oplossing bevat 100 microgram/mL ° Vaker gebruikte afkortingen zijn: ‘nvt’ = niet van toepassing en ‘gb’ = geen bekend. ° In dit compendium werden alleen die afleveringsvormen vermeld die voor de pasgeborene relevant (of het minst irrelevant) zijn. 2. Stockeren van medicatie ° Frequent gebruikte farmaca die in koelkast moeten bewaard worden bij 2 - 8 °C zijn: amphotericine B, atracurium, dinoprostone en alprostadil (PGE2 en PGE1), insuline, lorazepam, pancuronium, surfactant. ° Glazen of plastiek ampullen worden onmiddellijk weggeworpen na eenmalig gebruik; flacons kunnen, tenzij anders aangegeven bij het specifieke medicijn, mits strikt aseptische afnametechniek koel (± 4 °C) bewaard worden tot maximaal 24 uur. Zeer dure farmaca kunnen eventueel in de apotheek onder gecontroleerde omstandigheden van asepsie afgevuld worden in kleinere spuitvolumes. 2 3. Toedienen van medicatie neonataal ° Vermijd het voorschrijven van “absurd preciese” doseringen die niet afmeetbaar zijn: volumes minder dan 0,05 mL zijn zelfs met een 1 mL spuit niet meer correct meetbaar; voorafgaandelijk dient nagedacht te worden over de nodige dilutie; deze wordt voorgesteld bij elk farmacon indien noodzakelijk. ° Vele medicaties aan de pasgeborene toegediend hebben een relatief lange serum halfwaardetijd (= de tijd nodig om de serumconcentratie te zien halveren): geef ze daarom telkens wanneer mogelijk in één of twee giften per dag; de parentale ‘compliance’ na ontslag zal er eveneens goed bij varen. ° Tijdig stoppen van een farmacon is minstens zo belangrijk als ermee beginnen. “De helft van de moeders die anti-epileptica nemen doen dit vooral omdat niemand hen ooit heeft verteld dat zij ermee konden ophouden" (sic Neonatal Formulary 4th ed. 2003). Het is bijzonder nuttig gebleken een “geplande einddatum” in te schrijven op je voorschriftenformularium telkens wanneer je deze – zoals vaak - kunt voorspellen. 4. Dilutie van medicatie ° De voorkeur gaat naar glucose 5 % als diluens daar waar mogelijk. Voordelen zijn o.a. geen extra zoutbelasting en extra calorieënaanbod (vaak onder omstandigheden van volumebeperking). Bij elk farmacon wordt aangegeven welk diluens kan gebruikt worden. ° Belangrijke fouten kunnen gemaakt worden bij het dilueren indien geen rekening wordt gehouden met de dode ruimte van bv. een 1 mL spuit: indien een farmacon opgetrokken wordt in een 1 mL spuit tot de 0,05 mL markering zal de spuit in werkelijkheid (afhankelijk van de producent) tussen 0,14 en 0,18 mL van het farmacon bevatten; wanneer de spuit dan verder opgevuld wordt met een diluens tot 1 mL zal zij driemaal zoveel medicatie bevatten als oorspronkelijk gepland. Om de medicatie veilig en correct te verdunnen wordt best eerst een hoeveelheid oplosmiddel opgetrokken en nadien het actief product: de afstand tussen 2 spuitmarkeringen laat nu toe de gewenste hoeveelheid actief farmacon precies af te meten. ° Bij dilutie meer dan 1/10 is bovenstaande methode niet meer adequaat: gebruik dan de techniek van een kleine spuit verbonden via een driewegkraan met een grote spuit: optrekken van het farmacon in de aangepaste kleine spuit, doorspuiten via drieweg naar de grote spuit en na afsluiten de gewenste hoeveelheid verdunner optrekken in de hoofdspuit. Bij elk farmacon afzonderlijk wordt precies aangegeven hoe een eventuele verdunning dient toegepast te worden. 3 5. Toedieningswijze van medicatie ° De meeste IV medicatie in bolus wordt tenzij anders aangegeven traag IV ingespoten over een 5 tal seconden. Dit gebeurt best met een ‘dode ruimte’ ten opzichte van de patiënt van ± 2 mL; op die wijze bereikt de medicatie de patiënt over 5 tot 20 minuten; er wordt niet nagespoeld en het basisinfuus wordt nooit tijdelijk versneld. Alleen wanneer de medicatie zeer snel de patiënt moet bereiken (bv. adenosine = Adenocor®) wordt ‘nagespoeld’ met 2 mL NaCl 0,9 % bij middel van een tweede spuit. 6. Toedieningsweg van medicatie ° Intramusculaire injecties worden - zo niet vermijdbaar - bij de pasgeborene best uitsluitend toegediend ter hoogte van de dij in het voorste deel van de musculus quadriceps. ° Elke medicatie die intraveneus mag toegediend worden kan ook intra-osseus gegeven worden bij urgentie. Gebruik hiervoor een 21-G lumbaal punctie naald of een brede ‘butterfly’-naald thv de mediale zijde van de tibia juist onder de tuberositas tibiae. ° Kunnen endotracheaal gegeven worden: tolazoline, epoprostenol (prostacycline), adrenaline, atropine, diazepam, lignocaine, midazolam, naloxone, propanolol. Zie bij de afzonderlijke records. Liefst naflushen met 2 mL NaCl 0,9 %. 7. Excipiëntia en compatibiliteit ° Benzyl alcohol als excipiëns kan oorzaak zijn van het neonataal "gasping syndrome" indien de dagelijkse inname 100 mg/kg overtreft (N Engl J Med 1982; 307: 1384). Propyleenglycol als solvens kan de oorzaak zijn van convulsies indien inname meer dan 2 g/kg per dag bedraagt (Pediatrics 1987; 79: 622). ° Een medicatie dient ongeveer gedurende 4 “halfleeftijden” gegeven te zijn vooraleer de bloedconcentratie stabiliseert (en dus zinvol meetbaar wordt), tenzij een ladingsdosis wordt toegediend. ° Tenzij anders aangegeven kunnen alle medicaties in dit repertorium direct of retrograad ingespoten worden in een IV-lijn die NaCl 0,9 % of glucose 5/10 % (of beide) bevat. Belangrijke uitzonderingen zijn amphotericine B, phenytoïne en erythromycine. ° Voeg nooit medicatie toe aan een IV-lijn die bloed of bloedproducten bevat. Zo meerdere incompatiebele medicaties noodgedwongen langs een IV-lijn moeten toegediend worden, wordt ofwel minstens 10 minuten gewacht tussen de giften of zonodig wordt tussenin 1 mL NaCl 0,9 % traag ingespoten over minstens 2 minuten. _________________________________________________________________________ update 28-03-2012 N° 46 85 9 97 139 187 129 5 62 6 176 120 197 113 10 123 74 75 3 99 12 20 40 66 181 130 23 41 24 59 25 108 27 195 61 28 190 11 126 79 150 124 37 44 168 196 1 67 90 65 73 49 53 147 55 155 58 125 Merkna(a)m(en) Aacidexam® Act-Hib®, Tetract-HIB® Actilyse® Actrapid® HM, Humuline® Regular Adalat®, Aprical Addex®THAM Addiphos® Adenocor® Adrenaline®, Adrenaline Stella® Albumine® 20%, Alburex 5%, Albuman® Aldactone®, Spironolactone G Aldomet® Alfa-Tocopheroli Acetas®, Ephynal® Ambisome® Amukin®, Amikacine G Anaeromet®, Flagyl®, Metronidazole G Ancobon® Anexate® Aspegic® Atrovent® Augmentin P 500®, Augmentin®, Amoxiclav® Azactam® Bactrim®, Eusaprim® Berotec® Bricanyl® Brietal® Sodique Burinex® Cafeïne® 25 mg Aqua ad 2 mL (Sterop) Calcium - Sandoz® Camsilon® Capoten®, CaptoprilG Carnitene sigma-tau® Cefazoline® Sandoz Cenol® Clexane® Claforan® Convulex®, Depakine® Cordarone®, AmiodaroneG Corotrope® Cymevene® Dafalgan®, Efferalgan®, Perdolan® Mono Daktarin® Dalacin C® Dantrium®, Dantrium® Intraveneus Daraprim® D-cure® Diamox® Dibenyline® Dichlotride® Dicynone® Diflucan® Digitalis Antidot® Diphantoine® Ditropan® Dobutamine EG® 12,5 mg/mL Dolantine® Dopram® Dormicum® Generische naam Dexamethason Haemophilus infl. type B vaccin Alteplase Insuline (standaard) Nifedipine Tromethamine = trometamol, THAM Natrium-kalium-phosphaat Adenosine Epinephrine = adrenaline Albumine, menselijk Spironolactone Methyldopa Vitamine E = DL-alfa-tocopherolacetaat liposomaal amphotericine B Amikacine Metronidazole Flucytosine = 5-fluorocytosine Flumazenil Acetylsalicylzuur Ipratropium-bromide Amoxicilline-clavulaanzuur Aztreonam Co-trimoxazole Fenoterol-hydrobromide Terbutalinesulfaat Natrium-methohexital Bumetanide Coffeïne, CAFEÏNE Calciumglubionaat Edrophonium-chloride Captopril L-carnitine = levocarnitine Cefazoline Vitamine C = ascorbinezuur Enoxaparine Cefotaxime Valproaat Amiodaron Milrinone Ganciclovir paracetamol, acetaminopheen PO/PR Miconazole Clindamycine Dantroleen-natrium Pyrimethamine Vitamine D3 Acetazolamide Fenoxybenzamine-HCl Hydrochlorothiazide Etamsylaat Fluconazole Digoxin immuun Fab Diphenylhydantoïne = phenytoïne Oxybutyninehydrochloride Dobutamine Pethidine-HCl = meperidine Doxapram Midazolam N° 46 85 9 97 139 187 129 5 62 6 176 120 197 113 10 123 74 75 3 99 12 20 40 66 181 130 23 41 24 59 25 108 27 195 61 28 190 11 126 79 150 124 37 44 168 196 1 67 90 65 73 49 53 147 55 155 58 125 update 28-03-2012 109 57 111 87 110 63 183 68 93 164 72 43 13 80 29 81 82 86 15 89 114 162 95 88 98 100 92 115 102 103 132 105 197 50 32 16 78 76 142 112 145 104 156 2 117 118 122 119 121 45 127 56 160 131 128 133 134 135 154 Duphalac® Dynatra® 50, Dynatra® 200 Elthyrone®, Euthyrox®, L-Thyroxine® Engerix B® Junior, Hbvaxpro® Junior Epivir® Erythrocine® Euphyllin®, Theolair® Fentanyl® Fer-in-sol®, Ferumat®, Spartocine® Flolan® Floxapen®, Staphycid® Fragmin® Fungizone® Ad Perfusionem Geomycine® Glazidim®, Kefadim® Glucagen® Hypokit Glucose 10 %, Glucose 20 % Heparine Leo®, Heparine Na+ Braun ® Hepuman® Berna, Immunoglobulines anti-HBS® Hyalase® Imodium® Inderal® Indocid® Infanrix Hexa® Intron A® Isuprel® Junifen®, Malafene® Kaletra® Kalii Phosphas B. Braun Kaliumchloride® Braun Kayexalate Na® Ketalar® Konakion®, Konakion® paediatric, Vitamon K® Lanoxin® P. G. elixir, Lanoxin® Largactil® L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun® Lasix®, FurosemideG Ledervorin® Calcium Levophed® Linisol 1%® Losec® Lugol-oplossing Luminal® Injektionslösung Lysomucil® Magnesiumsulfaat Sterop® 50 % Mannitol® 15 % Medrol®, Solu-medrol® S.A.B, Solupred® Meronem® Methyleenblauw 1 %® Minirin® Morfinehydrochloride® Denolin, Stellorphine® SC Motilium® Mysoline® Na-fosfaat P100® Narcan® Natriumbenzoaat® Natriumbicarbonaat® 8,4 % Sterop Natriumchloride 10 %, 20 %, 30 %. Nembutal® Lactulose Dopamine Levothyroxine = thyroxine = T4 Hepatitis B vaccin Lamivudine = 3-TC Erythromycine Theophylline Fentanyl Ijzer Prostacycline = Epoprostenol Flucloxacilline = floxacilline Dalteparine Amphotericine B Gentamycine Ceftazidime Glucagon Glucose (dextrose), hypertoon Heparine Anti-Hepatitis-B Immunoglobulines Hyaluronidase Loperamide Propranolol Indomethacine Hexavalent vaccin Interferon alfa Isoprenaline = isoproterenol Ibuprofen-lysine Lopinavir 400 + Ritonavir 100 Kalium-phosphaat Kaliumchloride Natrium-polystyreensulfonaat Ketamine Vitamine K1 = phytomenadion Digoxine Chloorpromazine Arginine Furosemide Folinezuur = leucovorine Noradrenaline = Norepinephrine Lidocaine = lignocaine Omeprazol Kaliumjodide Phenobarbital-Natrium Acetylcysteïne Magnesiumsulfaat Mannitol Methylprednisolon-Na+succinaat Meropenem-trihydraat Methyleenblauw Desmopressine-acetaat = DDAVP Morphine Domperidone Primidon Natrium-phosphaat Naloxone Natriumbenzoaat Natriumbicarbonaat Natriumchloride, hypertoon Pentobarbital 109 57 111 87 110 63 183 68 93 164 72 43 13 80 29 81 82 86 15 89 114 162 95 88 98 100 92 115 102 103 132 105 197 50 32 16 78 76 142 112 145 104 156 2 117 118 122 119 121 45 127 56 160 131 128 133 134 135 154 update 28-03-2012 42 64 51 137 70 141 106 193 143 200 39 149 14 153 151 54 83 157 36 48 161 163 136 165 166 22 167 34 69 60 199 172 170 38 30 175 194 101 144 140 91 122 174 19 177 179 182 148 35 71 180 116 17 94 52 184 185 186 18 Neoral - Sandimmun®, Sandimmun® NeoRecormon® Nepresol® Netromycine® Neupogen® 30 Mio U, Neupogen® 48 Mio U Nitropress® Nizoral® Oraal Norcuron® Nystatine Labaz® Ophtadose Zilvernitraat® Orbenin®, Penstapho N® Pavulon® Penbritin®, Pentrexyl® Penicilline® Perfusalgan® Persantin®, DipyramidoleG Phocytan® Pipcil® Prepulsid® Proglicem® Pronestyl® Propylthiouracile® Prostigmine® Prostin® VR Protamine 1.000®, Protamine Sulfate® Pulmicort® Pyridoxine® Questran® Regitine® Renitec®, EnalaprilG Retrovir® oplossing, Retrovir® i. v. Revatio® Rifadine® Rivotril® Rocephine® Rovamycine® Sabril® Sandoglobuline® IV, Multigam® Sandostatine® Solinitrina®, Lenitral® 2 % zalf Solu-Cortef® Act - O - Vial Solu-medrol® Sotalex®, SotalolG Stellatropine® Sufenta®, Sufenta® Forte Survanta®, Curosurf® Synacthen®, Synacthen® Dépôt Synagis® Tagamet®, CimetidineG Tambocor® Targocid® Temesta® Tenormin® Tienam® Tildiem®, DiltiazemG Tobramycine, Obracin® Tolazoline, (Priscol) Topamax® Tracrium® Cyclosporine A Erythropoietine = Epoëtine-beta Dihydralazine Netilmicine Filgrastim = recombinant G-CSF Nitroprusside-Natrium Ketoconazole Vecuronium Nystatine Zilvernitraat 1 % Cloxacilline Pancuronium-bromide Ampicilline Penicilline G = na-benzylpenicilline Paracetamol-HCL IV Dipyridamole Glucose-phosphaat Piperacilline Cisapride Diazoxide Procainamide Propylthiouracil Neostigmine-methylsulfaat Prostaglandine E1 = alprostadil Protamine Budesonide Pyridoxine = vitamine B6 Cholestyramine Fentolamine Enalapril Zidovudine = azidothymidine, AZT Sildenafil-citraat Rifampicine Clonazepam ceftriaxone Spiramycine Vigabatrine IV immunoglobulinen = IVIG Octreotide-acetaat Nitroglycerine = Glyceryltrinitraat Hydrocortisone-Natriumsuccinaat Methylprednisolon-Na+succinaat Sotalol Atropinesulfaat Sufentanyl Surfactant Tetracosactide = cosyntropin Palivizumab Cimetidine Flecaïnide Teicoplanine Lorazepam Atenolol Imipenem-Cilastatine Diltiazem Tobramycine Tolazoline-Hydrochloridum Topiramaat Atracurium 42 64 51 137 70 141 106 193 143 200 39 149 14 153 151 54 83 157 36 48 161 163 136 165 166 22 167 34 69 60 199 172 170 38 30 175 194 101 144 140 91 122 174 19 177 179 182 148 35 71 180 116 17 94 52 184 185 186 18 update 28-03-2012 188 189 47 190 192 9 171 138 112 169 31 146 4 7 21 26 33 77 84 96 107 152 158 159 173 Ursochol®, Ursofalk® Valcyte® Valium® Vancocin® Intraveneus Varicella Zoster Immunoglobuline® Vectarion® Ventolin® Viramune® Xylocaine® 1% Inspuitbaar Zantac®, RanitidineG Zinacef® Zofran® Zovirax® Intraveneus Zyloric® Ursodeoxycholzuur Valganciclovir Diazepam Vancomycine Varicella zoster immunoglob. Almitrine-dimesylaat Salbutamol Nevirapine Lidocaine = lignocaine Ranitidine Cefuroxime Ondansetron Aciclovir = acyclovir Allopurinol Bloed Cardioversie = defibrillatie Chloraalhydraat Foliumzuur Granulocytentransfusie iNO = inhaled nitric oxide Kinidinesulfaat Paraldehyde Plaatjes Plasma, vers bevroren = FFP-SD SOPP 188 189 47 190 192 9 171 138 112 169 31 146 4 7 21 26 33 77 84 96 107 152 158 159 173 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ACETAZOLAMIDE Diamox® ° compr. 250 mg voor magistrale bereiding (bv. orale suspensie) (PO) ° poederflacon 500 mg (IV, IM) (kan na reconstitutie ook gebruikt worden voor PO). indicatie ° (tijdelijke) behandeling van progressieve (posthemorrhagische) hydrocefalie; ° renale tubulaire acidose (RTA); ° refractaire neonatale convulsies (petit mal, complexe partiële convulsies); ° congenitaal glaucoom; ° slaap-apnoe syndroom. dosis ° hydrocefalie: initieel 5 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV of PO; progressief opdrijven tot 25 mg/kg/dosis om de 6 uur (vaak in associatie met furosemide 1 mg/kg/dag in 2 doses). ° RTA of alkalinisatie urine: 5 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur. ° anticonvulsivum, anti-glaucoom: 8 - 30 mg/kg/24 u PO verdeeld over 3 - 4 doses. toedieningsweg IV, PO, (IM mogelijk). pH en bloedgassen, kalium. monitoring farmacologie niet-bacteriostatisch sulfonamide; koolzuuranhydraseremmer; renale eliminatie zonder metabolisatie: zwak diuretisch; serumhalfleeftijd = 4 - 10 u. bijwerking GI-intolerantie (braken, diarree), sedatie, soms stupor of convulsies, hyperchloremische metabole acidose (obligaat renaal bicarbonaatverlies), hypokaliëmie, hyperuricemie, agranulocytose, trombocytopenie, aplastische anemie, polyurie, cristallurie en nefrolithiase. tegenaanwijzing allergie voor sulfonamiden; leverfalen. toxiciteit bijzondere voorzorg ° bicarbonaat- en kaliumsuppletie (± 1 mEq/kg/d KCl peroraal) meestal noodzakelijk; ° beter niet IM toedienen (pijnlijk!); ° oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast en 12 uur bij kamertemperatuur; ° maximale concentratie bedraagt 100 mg/mL. incompatibiliteit gb (geen bekend). specifieke bereiding voor IV toediening: los één poederflacon Diamox® (= 500 mg) op met 10 mL aqua pro inj. : concentratie = 50 mg/mL. referentie J Pediatr 1985; 107: 31; Acta Paediatr 1994; 83: 1319; Volpe JJ ed. 3: Neurology of the Newborn 1995: 447. editie 1/07/2014 1 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ACETYLCYSTEÏNE Lysomucil® ° 3 mL ampul 10 % à 100 mg/mL (IV, IM, lokaal gebruik); ° 150 mL siroop à 200 mg per 5 mL (PO). indicatie ° meconiumileus; ° mucolyticum (meer dan placebo-effect ?); ° antidoot bij paracetamolintoxicatie. dosis ° meconiumileus: 5 - 10 mL PR (clysma) van 10% oplossing of PO tot 4 maal daags; ° mucolytisch: verstuiving van 2 - 4 mL van 10 % oplossing 3 - 4 maal daags; instillatie endotracheaal: niet aan te raden (cfr.referentie); ° antidoot bij paracetamolintoxicatie: 150 mg/kg PO of IV, gevolgd door 17 doses van 50 mg/kg om de 4 u. (herhaal dosis bij braken binnen uur zo PO toediening of schakel over op IV toediening). toedieningsweg PO, PR, per inhalatie, IV infusie. leverfunctietesten. monitoring farmacologie N-acetyl-L-cysteïne; viscositeitsverlaging van mucoproteïnen door opening van disulfidebindingen; deacetylatie tot cysteïne in de lever en urinaire excretie vnl. als anorganisch sulfaat. bijwerking nausea/braken, zelden urticaria, bij inhalatie bronchospasme, stomatitis, rhinorrhoe, hemoptyse. tegenaanwijzing ernstige leverdysfunctie. toxiciteit levertoxiciteit bij langdurig gebruik. bijzondere voorzorg ° zonodig verdunnen tot 5 % oplossing met NaCl 0,9 % of aqua pro inj.; ° goede hydratatietoestand verzekeren vòòr herhaald clysma bij meconiumileus; ° bij antidoot indicatie: liefst binnen de 10 uur na paracetamolinname en ten laaste na 36 uur. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Acta Paediatr 1992; 81: 335; Pediatrics 1993; 91: 1021; J Pediatr 1998; 132: 149. 1/07/2014 2 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm ACETYLSALICYLZUUR Aspegic® ° Aspegic 500®: poederflacon à 900 mg lysine-acetylsalicylaat + 5 mL solvens (aque pro inj.) (IV, IM); ° Aspegic 100®: poeder à 180 mg (= 100 mg acetylsalicylzuur = ASZ) (PO). indicatie ° antipyreticum-analgeticum (kortstondig); ° anticoagulans (vnl. post cardiochirurgie); ° farmacologische ductussluiting (beperkte wetenschappelijke ondersteuning). dosis ° antipyretisch: 50 - 80 mg/kg/dag ASZ PO verdeeld over 3 - 4 doses; ° anti-aggregatie: oplaad: 5 mg/kg ASZ IV gevolgd door onderhoud: 15 - 30 mg/dag ASZ in 1 dosis IV/PO; ° ductussluiting: 15 mg/kg/dosis ASZ IV 4 maal per dag (= 0,15 mL/kg/dosis van met 5 mL solvens hersamengestelde flacon) gedurende 48 uur (= totaal 8 doses) (efficiëntie ?). toedieningsweg monitoring PO, IV in bolus. therapeutische spiegel: analgetisch: 30 - 50 mcg/mL; anti-inflammatoir: 150 - 300 mcg/mL. farmacologie dosis aanpassen bij nierdysfunctie. bijwerking irreversiebele inhibitie van plaatjesaggregatie, verlenging van aPTT en bloedingstijd met toename van bloedingsneiging (ook cerebraal), GI-intolerantie. tegenaanwijzing stollingsafwijkingen, hyperbilirubinemie, best niet bij geplande of uitgevoerde chirurgische ingreep. toxiciteit hepatotoxisch (Reye syndroom), bloeding, deshydratie, metabole acidose, hypoglycemie. bijzondere voorzorg ° 900 mg (5 mL) Aspegic® (= “zoutverbinding” lysine-acetylsalicylaat) bevat 500 mg acetylsalicylzuur (ASZ): 50 mg/kg/dag ASZ = 0,5 mL/kg/dag (cave onderdosering zo geen rekening gehouden wordt met deze farmacologische wetmatigheid!); ° opgeloste flacon is niet houdbaar. incompatibiliteit difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen® Hypokit). specifieke bereiding voeg 5 mL bijgeleverd solvens bij 900 mg poederflacon Aspegic®: eindconcentratie van acetylsalicylzuur (ASZ) = 100 mg/mL. STANDAARDEN (ASPIRINE) = 20 - 50 MG referentie editie NEJM 1976; 295: 530; Paediatrician 1978; 7: 3; Ped Res 1995; 38: 886. 1/07/2014 3 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ACICLOVIR = ACYCLOVIR Zovirax® Intraveneus poederflacon à 250 mg (IV). indicatie ° systemische neonatale herpes simplex (HSV-1 & 2); ° ernstige (bv. CZS of longaantasting) varicella zoster infecties. dosis ° PCL < 34 w: 10 mg/kg traag IV over 1 uur om de 12 uur gedurende 10 - 15 dagen; ° PCL >= 34 w: 15 mg/kg traag IV over 1 uur om de 8 uur (interval verlengen tot 12 uur bij kreatinine >= 0,8 mg/dL of leverdysfunctie) gedurende 14 dagen; bij gedissemineerde ziekte of CNS-ziekte wordt de voorkeur gegeven aan een hogere dosis gedurende langere tijd wegens recidiefrisico: 60 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses gedurende 21 dagen. toedieningsweg IV perfusie over minstens 1 uur. nier- en leverfunctie, bloedbeeld (cfr. neutropenie). monitoring farmacologie inhibeert virale DNA-synthese als synthetisch nucleoside-analoog (guanine) door negatieve interferentie met transcriptie; aciclovir-triphosphaat is farmacologisch actief metaboliet (DNA-polymerase inhibitor); beperkte eiwitbinding (10 - 30 %); goede CSV en oculaire penetratie; uitsluitend renale excretie; serum halfwaardetijd 3 tot 5 uur. bijwerking flebitis (pH 11!) (R/ Hyalase®), transiënte renale dysfunctie (kristalnefropathie te voorkomen door voldoende hydratie en trage IV perfusie), zeldzaam rash/urticaria, ‘drugfever’, neurotoxisch (agitatie tot convulsies) bij langdurig gebruik, trombocytose, ernstige neutropenie (20%). tegenaanwijzing overgevoeligheid voor aciclovir. toxiciteit nierdysfunctie (aciclovir is dialyseerbaar). bijzondere voorzorg ° dosis aanpassen bij nierdysfunctie; ° perfusie-oplossing altijd dilueren tot concentratie < 7 mg/mL; ° niet dilueren met water voor injectie; ° niet invriezen; oplossing 12 uur houdbaar bij kamertemperatuur. incompatibiliteit alle biologische of colloïdale oplossingen (= bloed en -derivaten, eiwit- en vetoplossingen); aztreonam (Azactam®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), morfine; afzonderlijk toedienen wordt aangeraden. specifieke bereiding los 1 flacon Zovirax® à 250 mg op met 50 mL NaCl 0,9 % of NaCl 0,45 %: eindconcentratie = 5 mg/mL. referentie Am J Ped 1982; 73 (suppl): 210; J Pediatr 1991; 119: 129; Semin Pediatr Inf Dis 1991; 2: 59; Obstet Gynecol 1996; 87: 69; Clin Perinatol 1997; 24: 129. editie 1/07/2014 4 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ADENOSINE DC Adenocor® 2 mL flacon à 3 mg/mL (IV). (pas op: andere in België niet geregistreerde ampullen met verschillende concentratie in omloop bv. Striadyne 2 mL ampul à 10 mg/mL) . indicatie ° voorkeurspreparaat voor acute medicamenteuse behandeling van (nietlevensbedreigende) neonatale paroxysmale supraventriculaire tachycardie (PSVT > 220/’) (na falen van vagale stimulatie); ° persisterende pulmonale hypertensie (PPH) (speculatief). dosis ° PSVT: 100 - 200 microgram/kg (= 0,1 - 0,2 mL/kg van 1/3 dilutie) zeer snel IV (= over 1 -2’’ !), verhoog de dosis met 50 mcg/kg om de 15 - 30 seconden tot terugkeer van sinusaal ritme of tot maximale dosis van 350 mcg/kg/bolus wordt bereikt; ° PPH: 50 microgram/kg/min in continu IV infuus (beperkte ervaring). toedieningsweg zeer snel IV liefst via perifere vene dicht bij het hart onder continu ECG-monitoring. ECG (met recorder) en bloeddruk. monitoring farmacologie kortwerkend purine-nucleoside; actief metaboliet van ATP; onderdrukt tijdelijk sinusknoopautomaticiteit en AV-nodus conductie (preventie van re-entry fenomeen); geen negatieve inotrope effecten; serum halfleeftijd bedraagt ongeveer 10 seconden. bijwerking kortdurende aritmie/bradycardie door ‘nodale escape’ (meestal < 1 minuut) mogelijk, transiënte ‘flushing’, zelden apnoe/bronchospasme, prikkelbaarheid. tegenaanwijzing 2de en 3de graad AV-blok; “sick-sinus” syndroom; BPD/hyperreactieve luchtwegen. toxiciteit dipyramidole potentialiseert effect van adenosine: start met lagere dosis; bij ernstige bradycardie: antidoot R/ theophylline 5 mg/kg IV over 5 minuten. bijzondere voorzorg ° zeer snel (= over 1 - 2 sec) IV zonder dode ruimte en na-’flushen’ met 2 mL NaCl 0,9 %; kan ook intra-osseus toegediend worden; ° bij levensbedreigende situatie heeft electrische cardioversie (QRS-synchroon) de voorkeur: 0,5 - 4 joule/kg (cfr. record “cardioversie”); ° overweeg flecaïnide en amiodaron bij resistentie en/of recurrentie in overleg met kindercardioloog. incompatibiliteit theophylline (Euphyllin®) en coffeïne = competitieve antagonisten: gebruik van adenosine is dan vaak ineffectief. specifieke bereiding voeg 2 mL Adenocor® (= 6 mg) bij 4 mL NaCl 0,9 % (= 1/3 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. referentie Arch Dis Child 1990; 65: 127; Eur J Pediatr 1994; 153: 668; Am J Perinatol 1996; 13: 343; J Pediatr 1996; 129: 324; Pediatrics 1996; 97: 295 (PPH); Ann Emerg Med 1996; 28: 356; Pediatr Cardiol 1997; 10: 118; Pediatrics 1998; 101: 13. editie 1/07/2014 5 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm ALBUMINE, MENSELIJK Albumine® 20%, Alburex 5%, Albuman® Berna ° Albumine® 20 % C.A.F.: 10 mL flacon (IV) en 100 mL flacon (IV); ° Alburex 5% iso-oncotische oplossing: 100 mL à 5 g/100 mL (ZLB Behring); ° alternatief: Albuman® Berna: 100 mL flacon à 20 g/100 mL (IV). indicatie - Albumine 20% oplossing: ° vnl. hypoalbuminemie (bij leverfalen, GI- of renaal verlies); ° voorbereiding tot wisseltransfusie voor hyperbilirubinemie (facultatief). - Albumine 5% oplossing: ° herstel van hypovolemie; ° partiële wisseltransfusie bij ernstige neonatale polycythemie (symptomatisch of veneus Hct > 75 %) dosis ° hypoalbuminemie: 1 gram/kg/dosis = 5 mL/kg/dosis Albumine 20 % traag per continu IV infuus over 1 tot 2 uur (zonodig halfweg Lasix® 1 mg/kg IV). ° pre-exsanguino: 0,5 - 2 mL/kg Albumine 20 % 30 min. vòòr WT traag IV over 30 minuten. ° hypovolemie: 10 - 30 mL/kg Alburex 5% IV aan 10 mL/kg/uur (bij acute shock 1ste 10 mL/kg snel IV over bv. 10 minuten); herhaal zo nodig (max. 6 g/kg/dag). ° partiele WT bij polycythemie: bv. gefractioneerd wisselen van 20 mL/kg Alburex 5% voor 20 mL bloed. toedieningsweg monitoring IV, IA. hartfrequentie en bloeddruk. farmacologie behoud van colloïdale oncotische druk in plasma; shift van interstitieel vocht naar circulatie: 1 mL albumine 20 % bindt oncotisch ongeveer 3,5 mL vocht (weinig efficiënt bij capillair lek ten gevolge van asfyxie of septische shock); albumine heeft een intrinsieke buffercapaciteit onafhankelijk van zijn anti-hypotensief effect. bijwerking acute intravasculaire volumeoverbelasting bij te snelle infusie; overgevoeligheidsreacties (koorts, urticaria, hypotensie); hypernatriëmie bij herhaalde toediening. tegenaanwijzing ernstige anemie of acuut congestief hartfalen, hypervolemie. toxiciteit longoedeem of circulatoire overlast bij te snelle toediening. bijzondere voorzorg ° bewaar bij kamertemperatuur; ° terugbetaling beperkt = medisch attest nodig; ° niet verdunnen met aqua pro inj.; ° terminale coïnfusie met glucose/aminozuuroplossing mag (distaal van ev. filter). incompatibiliteit niet samen met andere geneesmiddelen of bloedproducten toedienen. specifieke bereiding Albumine 20% wordt onverdund traag IV toegediend, tenzij anders voorgeschreven; concentratie = 200 mg/mL. NB. Albumine 20% kan zonodig (vb. niet beschikbaar zijn van 5% oplossing) 1/4 verdund worden met NaCl 0,9% of glucose 5% (zo zoutbeperking gewenst): bv. voeg 10 mL albumine 20% bij 30 mL NaCl 0,9%; eindconcentratie = 50 mg/mL. referentie editie Early Hum Dev 1990; 22: 81; Arch Dis Child 1993; 69: 284; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1997; 77: 115; Eur J Pediatr 1998; 157: 699. 1/07/2014 6 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ALLOPURINOL Zyloric® tabl. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding. indicatie ° hyperuricemie (bv. nierinsufficiëntie, cyanogeen congenitaal hartgebrek); ° aangeboren stofwisselingsziekte: o.a. sommige glycogenosen, Lesch-Nyhan syndroom; ° tumor lysis syndroom (vnl. na chemotherapie bij leucemie); ° “oxygen radical scavenger” bij hypoxie/re-oxygenatie schade (experimenteel). dosis 10 - 20 mg/kg/dag in 3 - 4 doses PO; pas na 48 uur dosis aan volgens uricemie. toedieningsweg PO. uricemie, leverfunctietesten, oogonderzoek. monitoring farmacologie xanthine-oxidaseremmer: remming van urinezuursynthese vnl. door xanthine-oxydase inhibitie. bijwerking rash (staak onmiddellijk de behandeling: huidreactie kan begin zijn van een fulminante allergie), neuritis, leverdysfunctie (granulomateuse hepatitis), GI-intolerantie, aplastische anemie, trombocytopenie, leucopenie/leucocytose, eosinofilie, koorts (zelden), cataract. tegenaanwijzing leverinsufficiëntie; overgevoeligheid voor allopurinol. toxiciteit bijzondere voorzorg dosis verminderen bij gedaalde creatinineklaring; alkaliniseren van urine kan belangrijk zijn. incompatibiliteit best niet samen met ampicilline (hogere kans op rash); niet samen met ijzersupplementen. specifieke bereiding magistrale bereiding. referentie Pediatr Res 1990; 27: 332; Arch Dis Child (F/N edition) 1995; 73: 27; Pediatrics 1996; 98: 103. editie 1/07/2014 7 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ALMITRINE-DIMESYLAAT Vectarion® tabl. 50 mg (PO) voor magistrale bereiding. indicatie ° hypoxemie tgv. chronisch obstructief longlijden bv. BPD; ° prematuriteitsapnoe (experimenteel). dosis 1,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO. toedieningsweg PO. ademhaling, O2-saturatie en bloedgassen. monitoring farmacologie stimulatie van ademhaling tgv. effect op perifere arteriële chemoreceptoren; verbetering van hypoxemie door correctie van ventilatie/perfusie ‘mismatch’ en betere hypoxemische respons; snelle intestinale absorptie; overwegend levermetabolisatie; hoge eiwitbinding (99 %); maximaal effect 2 tot 3 uur na toediening. bijwerking polypnoe, GI-intolerantie, prikkelbaarheid, perifere neuropathie met gevoelsstoornissen (bij volwassenen na chronisch gebruik > 2 maanden), gewichtsverlies. tegenaanwijzing ernstig leverlijden. toxiciteit hypocapnie en alkalose bij accidentele overdosering bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding magistrale bereiding. referentie Dev Pharmacol Ther 1987; 10: 369; J Am Osteopath Assoc 1990; 90: 602. editie 1/07/2014 8 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ALTEPLASE DC Actilyse® ° poederflacon à 20 mg + 20 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV) (8.475 Bfr); ° poederflacon à 50 mg + 50 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV) (20.572 Bfr). indicatie ° trombolytische (fibrinolytische) behandeling van systemische arteriële en/of veneuse trombose vaak in associatie met heparine of (beter) LMGH-behandeling die reeds voorafgaandelijk was gestart (alternatief voor streptokinase). ° “ontstoppen” van centraal veneuse catheter (cfr. J Ped 2001; 139: 152). dosis ° ladingsdosis: 0,5 mg/kg traag IV over 10 minuten, gevolgd door ° onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg/uur in continu IV infuus; zo geen effect na 12 uur om de 6 uur dosis opdrijven met 0,1 mg/kg/uur tot een maximale dosis 0,5 mg/kg/uur (maximale cumulatieve dosis = 75 mg); behandeling zal niet langer duren dan 36 - 48 uren; bij leverlijden: geen lading en dosering opklimmen met slechts 0,05 mg/kg/uur in plaats van 0,1 mg/kg/uur. toedieningsweg IV of IA (zo dicht mogelijk bij trombus). echografische monitoring van trombus, fibrinogeen (>= 100 mg/dL houden), cardiorespiratoir en bloeddruk. monitoring farmacologie t-PA = trombolyticum = glycoproteïne; t-PA activeert rechtstreeks de omzetting van plasminogeen in plasmine dat op zijn beurt fibrine afbreekt resulterend in klonterlyse; korte halfwaardetijd = 3 - 9 minuten: na 20 minuten is slechts nog 10 % van oorspronkelijke plasmagehalte aanwezig; snelle hepatische klaring via specifieke klaringsreceptoren voor tPA; vandaar beperkt bloedingsrisico dat meestal snel te controleren valt alleen door het staken van de behandeling. bijwerking mucosale, cutane of inwendige bloedingen, overprikkelbaarheid. tegenaanwijzing voorafbestaande intracraniële haemorrhagie > graad I (classificatie volgens Papile). toxiciteit niet gekend. bijzondere voorzorg ° oplossing uitsluitend verdunnen met NaCl 0,9 %; ° einddilutie gebruiken binnen de 24 uur zelfs bij bewaring in koelkast; ° geen SC/IM injectie, geen rectale t°-meting, alleen oppervlakkige venepunctie (lang nadrukken!), geen hielprik, geen tapottage, geen blaasdruk. incompatibiliteit onbekend: best toedienen via afzonderlijke infuuslijn; niet verder verdunnen in infuus met glucose 5 % of aqua dest. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: voeg 20 mL bijgeleverd solvens bij de 20 mg poederflacon Actilyse®; stap 2: voeg de 20 mL hersamengestelde oplossing bij 20 mL NaCl 0,9 % (= 1/2 dilutie): eindconcentratie = 0,5 mg/mL. NB: eindconcentratie mag niet lager zijn dan 0,2 mg/mL. referentie editie J Pediatr 1990; 116: 798; Arch Dis Child 1992; 67: 443; Acta Paediatr 1994; 83; 1215; Am J Perinatol 1996; 13: 217; Arch Pediatr 1997; 4: 343. 1/07/2014 9 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm AMIKACINE Amukin®, AmikacineG 2 mL flacon à 50 mg/mL (IV, IM). indicatie “reserve” antibioticum voor behandeling van infecties veroorzaakt door gram-negatieve kiemen (bv. Coliformen) resistent aan andere aminoglycosiden; kan voorkeursaminoglycoside zijn voor empirische behandeling wanneer pasgeborene reeds één of meerdere aminoglycosidenkuren heeft gekregen; niet actief tegen anaërobe organismen. dosis oplaaddosis: 12 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM, gevolgd door onderhoudsdosis afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w (*): PNL 0 - 28 d: 7,5 mg/kg om de 24 u; PNL > 28 d: 10 mg/kg om de 24 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: 10 mg/kg om de 24 u; PNL > 14 d: 7,5 mg/kg om de 12 u; ° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: 7,5 mg/kg om de 12 u; PNL > 7 d: 7,5 mg/kg om de 8 uur. (*) of belangrijke asfyxie. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of IM (variabele absorptie). monitoring serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 8 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 3); piek (facultatief): 20 - 30 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.). farmacologie semi-synthetisch aminoglycoside; bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; verlengd halfleven (7 - 14 uur ipv 4 - 7 uur) bij pretermen en na asfyxie. bijwerking transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies, ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie, rash. tegenaanwijzing ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit ototoxisch (cochleair > vestibulair): vnl. zo piek > 35 mcg/mL; nefrotoxisch: vnl. zo dal > 10 mcg/mL: dosisinterval aanpassen bij nierdysfunctie (bv. interval verdubbelen). bijzondere voorzorg ° niet mengen met antibioticum van penicilline-groep in zelfde infuuslijn (bv. 1 uur interval toepassen); ° ‘loop’diuretica (bv. furosemide) potentialiseren ototoxiciteit; ° verdunning is 24 uur stabiel bij kamertemperatuur. incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), carbenicilline, heparine (heparineslot spoelen met NaCl 0,9 %), lipidenemulsie, methicilline, difenylhydantoïne (Diphantoine®), thiopental, ticarcilline/clavulaanzuur. specifieke bereiding voeg één 2 mL (= 100 mg) flacon Amukin® bij 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. NB. alternatief doseringsprotocol “amikacin once a day”: 15 mg/kg/dosis IV/IM om de 24 uur; dosisinterval verlengen tot 36 uur indien serum dalspiegel > 5 mcg/mL bedraagt na 3de dosis. referentie editie J Pediatr 1981; 98: 636; Antimicrob Agents Chemother 1990; 34: 265; Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 220; Pediatr Nephrol 1995; 9: 163; Biol Neonate 1998; 74: 351. 1/07/2014 10 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm indicatie AMIODARON Cordarone®, AmiodaroneG Amiodarone®: compr. à 200 mg voor magistrale bereiding cfr. infra (PO); Cordarone®: compr. à 200 mg voor magistrale bereiding cfr. infra (PO); 3 mL ampul à 50 mg/mL (IV). anti-aritmicum voor ritmestoornissen van vnl. supraventriculaire oorsprong: atriale flutter of fibrillatie, WPW-syndroom, therapieresistente PSVT (overleg met kindercardioloog voor IV gebruik). NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1ste keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345). dosis ° PO: eerst lading: 5 mg/kg/dosis tweemaal per dag gedurende 10 dagen (eventueel opdrijven tot max. 20 mg/kg/dag zo geen effect na 5 - 7 dagen); nadien onderhoud: 5 - 7,5 mg/kg/dag in 1 dosis (max. 600 mg/dag). ° IV bij “levensbedreigende” refractaire ventrikeltachycardie: start: 5 mg/kg over 1 - 2 uur (= 1 mL/kg van 1/10 dilutie; onderhoud: continu IV infuus à 10 - 20 mg/kg/dag (= 2 - 4 mL/kg/dag van 1/10 dilutie) gedurende 24 - 48 uur, nadien zonodig PO onderhoud. toedieningsweg PO, traag IV over minstens 1 uur . schildklier- en leverfunctie, oftalmologische follow-up (spleetlamponderzoek), ther. serumspiegel: 0,5 - 2,5 mcg/mL (facultatief). monitoring farmacologie anti-aritmicum Vaughan-Williams klasse III; vertraging van atrioventriculaire nodale conductie en verlenging van atriale, nodale en ventriculaire refractaire periode (= preventie van re-entry fenomeen); bijzonder lange half-leeftijd: 40 - 55 dagen; perorale behandeling dient meerdere dagen (5 - 7) gegeven te worden vòòr een therapeutisch effect mag verwacht worden. bijwerking frequent ernstig (maar reversiebel): schildklierdysfunctie, fotosensitiviteit, huidverkleuring, interstitiële pneumonitis, leverdysfunctie (met of zonder icterus), corneale microneerslagen (transiënt), perifere neuropathie. tegenaanwijzing schildklierdysfunctie, sinusale bradycardie. toxiciteit verminder digoxine (met 50 %!) en difenylhydantoïnedosis bij simultaan gebruik met amiodarone. bijzondere voorzorg ° niet verdunnen met NaCl 0,9 %; ° tijdens of direct nà de voeding toedienen; ° één compr. bevat 75 mg iodide (vandaar schildklierdysfunctie als bijwerking); ° parenterale oplossing maximaal 12 uur houdbaar. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg één 3 mL ampul Cordarone® (= 150 mg) bij 27 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 5 mg/mL. NB. Bij orale onderhoudsbehandeling: magistrale bereiding van orale suspensie à 20 mg/mL ( 14 dagen houdbaar, lichtprotectie). referentie editie Prenat Diagn 1994; 14: 762; Clin Perinatol 1994; 21: 543; Pediatr Cardiol 1994; 22: 95; Am J Cardiol 1994; 74: 573; Pediatr Cardiol 1995; 16: 16; J Am Coll Cardiol 1995; 25: 1195; Pediatr Cardiol 1996; 17: 112; Drug-Saf 1998; 18: 345. 1/07/2014 11 update 2/01/2015 merknaam afleveringsvorm AMOXICILLINE-CLAVULAANZUUR Augmentin® 1000mg/200mg; Augmentin® 125mg/31,25mg/5ml ° Augmentin 1000mg/200mg: poeder voor oplossing voor injectie of IV perfusie: elk injectieflacon bevat 1000 mg amoxicilline en 200 mg clavulaanzuur onder hun respektievelijke zoutvorm (62,9 mg = 2,7 mmol Na; 39,3 mg = 1 mmol K). ° Augmentin 125 poeder voor orale suspensie: na bereiding van 80 mL orale suspensie bevat 5 ml het equivalent van 125 mg amoxicilline en 31,25 mg clavulaanzuur. indicatie ° Vooral bij vermoeden of indicatie van bacteriële infecties door stammen resistent aan amoxicilline door productie van beta-lactamasen zoals Staph. Aureus of Epidermidis (niet MRSA!), Pneumococcus, Haemophilus influenzae, Klebsiella, Moraxella catarrhalis, Streptococcus pyogenes; geen eerste keuze bij zuigeling met belangrijke luchtwegeninfectie , enkel bij geen verbetering na 2-3 dagen ampicilline of amoxicilline ° honden- en kattenbeten dosis Dosering wordt telkens uitgedrukt op basis van amoxicilline component. ° PO: 15 - 20 mg/kg/dosis 2 x per dag (gebruik suspensie à 125 mg/5 ml) gedurende 5 - 10 dagen. ° IV: 25 tot maximaal 50 mg/kg/dosis 2 x per dag traag IV of IV perfusie over 30’. toedieningsweg monitoring traag IV over 2 à 4 minuten of IV perfusie over 30’ basaal serum creatinine; controleer bij langdurig gebruik PBO en leverfunctie. farmacologie zie ampicilline voor amoxicilline component; clavulaanzuur (betalactamase-inhibitor) wordt voor 35-45% ongewijzigd urinair uitgescheiden; bactericide werking (inhibitie van celwandmucopeptide synthese); inhibitie van beta-lactamases. bijwerking Frequent diarree en andere GI-verschijnselen; erytheem (2%); variabele dermatosen incl. StevensJohnson syndroom en erythema multiforme; verstoring glucosemeting bij IV; risico op erytheem bij simultane toediening van allopurinol; interstitiële nefritis; anafylactische shock (R/ adrenaline 1‰ SC+ Solucortef IV); ernstige colitis; hepatitis en/of cholestase (clavulaan?); (reversiebele) hematologische bijwerkingen oa. stollingsstoornis (verlenging bloedingstijd en PT); convulsies (bij hoge doses). tegenaanwijzing overgevoeligheid voor betalactam-antibiotica (kruisallergie penicillines:cefalosporines); EBV-infectie en acute lymfatische leukemie toxiciteit ° dosis aanpassen bij renale dysfunctie; ° bij IV overdosis zorgen voor goede hydratie en diurese (haemodialyseerbaar). bijzondere voorzorg ° geef tijdens de voeding om GI-intolerantie te verminderen; orale suspensie in koelkast bewaren; ° Augmentin® wordt vaak verward met Clamoxyl® (amoxicilline); ° 15 ml orale suspensie à 125 mg bevat 19 mg fenylalanine: cave PKU! ° niet oplossen in glucose oplossingen. incompatibiliteit niet samenbrengen met een aminoside in eenzelfde flacon. specifieke bereiding ° Bij 1 poederflacon Augmentin 1000mg/200mg voeg je 20 mL aqua pro inject.: de eindconcentratie bedraagt 50 mg amoxicilline per 1 milliliter (oplossing is 1 uur houdbaar). referentie editie 1/07/2014 12 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm AMPHOTERICINE B Fungizone® Ad Perfusionem ‘conventioneel’ amphotericine B: gelyofyliseerd poederflacon à 50 mg (IV infusie) (bewaren in koelkast 4° C). indicatie ernstige en systemische infecties veroorzaakt door gevoelige schimmels of gisten (vaak gebruikt in associatie met flucytosine). dosis oplaaddosis: 0,25 - 0,5 mg/kg IV infusie over 2 tot 6 uur, gevolgd door onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg éénmaal per dag over 1 uur IV; dagelijks opklimmen tot 0,5 mg/kg/dag IV te infunderen over 4 - 6 uur; cumulatieve totaaldosis bedraagt 15 tot 30 mg/kg: d.i. een totale therapieduur van minstens 4 tot maximaal 6 weken (zie ook onder); (NB. volgens “Neonatal Formulary BMJ 1998” is het opklimmend onderhoud onnodig en kan onmiddellijk met 0,5 mg/kg/dag gestart worden). toedieningsweg IV infusie. perifeer bloedbeeldonderzoek (anemie, trombocytopenie), ionogram (vnl. K+ en Mg++) en creatinine om de 48 - 72 uur; transaminasen wekelijks; observeer voor flebitis. monitoring farmacologie antifungaal antibioticum geproduceerd door Streptomyces nodosum; bindt specifiek met ergosterol aanwezig in de celmembraan van sommige fungi; hierdoor wordt de celmembraanpermeabiliteit verhoogd leidend tot celdood; meer dan 90 % eiwitgebonden; biliaire excretie; (onvoorspelbare) serum halfwaardetijd: gemiddeld 15 dagen; nefrotoxiciteit is dosisafhankelijk en komt bij neonati minder voor dan bij volwassenen. bijwerking oligurische nierinsufficiëntie en tubulopathie met hyperkaliurie, tubulaire acidose, nefrocalcinose, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie; nausea/braken en koorts bij (te) snelle infusie, anemie (frequent), leucopenie/trombocytopenie, bloeddrukwijzigingen, zelden perifere neuropathie, convulsies, acute levernecrose, flebitis. tegenaanwijzing creatinine > 3 mg/dL en/of ureum > 40 mg/dL; leverdysfunctie. toxiciteit hartstilstand bij 10-voudige overdosis; bijwerkingen (o.a. nefrotoxiciteit) lijkt geringer bij infusie over 24 uur ipv over 4 uur (BMJ 2001). bijzondere voorzorg ° niet oplossen in NaCl 0,9 % (precipitatie) (wel zonodig in aqua pro inj.); ° niet via filter mengen (tenzij porusdiameter > 1 micron); ° oplossing 24 uur houdbaar bij kamert° en 7 dagen in koelkast; ° bewaarde oplossing beschermen tegen licht (niet geïnfundeerde zo infusie over < 8 uur). incompatibiliteit niet mengen met andere IV medicatie wegens uitgebreide onverenigbaarheid: TPN, NaCl 0,9 %, amikacine (Amukin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), gentamycine (Geomycine®), dopamine (Dynatra®), penicilline, filgastrim (Neupogen®), fluconazole (Diflucan®), chloorpromazine (Largactil®), cimetidine (Tagamet®), ranitidine (Zantac®), calciumoplossingen, aztreonam (Azactam®), Mg-sulfaat. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: voeg 10 mL glucose 5 % bij één poederflacon Fungizone® (= 50 mg); stap 2: voeg 1 mL (= 5 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 49 mL glucose 5 %: eindconcentratie = 0,1 mg/mL. NB1. maximale concentratie voor perifere IV infusie = 0,1 mg/mL. NB2. gezien lange therapieduur kan het ‘handig’ zijn om na 1 week over te schakelen op dubbele dagdosis om de 48 uur, d.i. 1 mg/kg/dag IV over 4 - 6 u om de 48 uur. referentie editie J Infect Dis 1987; 155: 766; J Pediatr 1990; 116: 791; Pediatr Infect Dis J 1997; 16: 1002; Eur J Ped 1997; 156: 421; BMJ 2001; 322: 579; Curr Opin Pediatr 2003; 15: 97. 1/07/2014 13 update 6/05/2009 merknaam afleveringsvorm AMPICILLINE Pentrexyl® poederflacon à 250 mg (IM, IV). NB. 500 mg flacon niet meer beschikbaar (IM,IV) (info apotheek 5 mei 2009). indicatie breedspectrum antibioticum actief tegen o.a. Groep B Streptococcus, Listeria monocytogenes, niet-β-lactamase-producerende stammen van E. Coli en Enterococcus sp.; meestal gebruikt in associatie met aminoglycoside ter (empirische) behandeling van neonatale bacteriële sepsis. dosis ° PCL < 32 w: PNL < 1 wk: 25 mg/kg om de 12 uur; PNL > 1 wk: 25 mg/kg om de 8 uur; ° PCL >= 32 w: PNL < 1 wk: 50 mg/kg om de 8 uur; PNL > 1 wk: 50 mg/kg om de 6 uur; (NB. dosis verdubbelen bij GBS-sepsis of bacteriële meningitis). toedieningsweg monitoring IV als bolus, IM. nvt. farmacologie semisynthetisch breedspectrum aminopenicilline; inhibeert de late stadia van bacteriële celwandsynthese; vnl. renale eliminatie omgekeerd evenredig met PNL: dosis aanpassen bij renale dysfunctie; serum halfwaardetijd bedraagt ongeveer 4 uur bij voldragen neonati < 7 dagen oud; bevat 3 mEq Na+ per gram. bijwerking zelden bij pasgeborene: allergie (laattijdige maculo-papulaire rash, koorts, eosinofilie), anafylaxie; braken/diarree; bij zeer hoge doses agitatie tot convulsies; uitzonderlijk interstitiële nephritis; predispositie tot oppervlakkige candida-infecties; hemolytische anemie; zeer zelden trombocytopenie, agranulocytose. tegenaanwijzing hypersensitiviteit, voorzichtig bij EBV en CMV infecties. toxiciteit dosis aanpassen bij renale dysfunctie. bijzondere voorzorg ° In aqua pro inj. bereide IV oplossingen onmiddellijk gebruiken: slechts 1 uur houdbaar; ° indien oraal aminopenicilline gewenst geef voorkeur aan amoxicilline omwille van betere darmresorptie en minder diarree (bv. R/ Clamoxyl® of AmoxicillineG 80 mL siroop à 25 mg/mL; S/ 25 mg/kg/dosis (= 1 mL/kg) 3 - 4 doses/dag (*). incompatibiliteit lipidenemulsie, TPN (terminale co-infusie mag wel), aminoglycosiden (Netromycine®, ...), fluconazole (Diflucan®), hydralazine (Nepresol®), metoclopramide (Primperan®), midazolam (Dormicum®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 5 mL aqua pro inj. bij 1 flacon ampicilline à 250 mg: eindconcentratie = 50 mg/mL. (*) er is weinig plaats voor orale ampicillinetherapie bij neonatus: bij bv. otitis media op leeftijd < 6 - 12 weken wordt zonodig de voorkeur gegeven aan amoxicilline/clavulaanzuur (bv. Augmentin® of AmoxiclavG siroop à 25 mg amoxicilline/mL: 1 mL/kg/dosis 3 - 4 doses/dag) omdat vaak β-lactamase producerende Staphylococcus aureus of resistente gramnegatieve kiemen de oorzaak kunnen zijn (Pediatrics 1977; 59: 827). referentie editie J Pediatr 1974; 84: 571; BMJ 1993; 306: 411. 1/07/2014 14 update 14/01/2011 merknaam afleveringsvorm ANTI-HEPATITIS-B IMMUNOGLOBULINES HepBQuin®, Hepuman® Berna ° HepBQuin® (Sanquin, Amsterdam): flacon van 1,5 ml à 150 I.E. [13.1.2011: tijdelijk (?) niet beschikbaar] of flacon van 5 mL à 500 I.E.; ° Immunoglobulines anti-HBS (Rode Kruis): 1 - 1,5 mL ampul à 300 IE (IM) (stockbeuk 05.11.2007) ° Hepuman® (Berna/Novartis): 1 mL of 2 mL ampul à 200 IE/mL (IM) (bevat thiomersal). indicatie preventie van verticale transmissie van hepatitis B bij 1. kinderen van HBs-Ag en/of HBe-Ag-positieve moeders, 2. moeders met acute hepatitis B in 3de trimester, 3. moeders uit endemisch gebied met onbekende serologische status (Afrika [Sub-Sahara], O-Europa, Z0-Azië, Midden-Oosten, Z- en CAmerika, Caraïben, Haiti, China en Alaska) en 4. moeders uit risicogroep met onbekende serologische status (IV drugs, HIV, multipele transfusie, hemodialyse, geïnstitutionaliseerde gehandicapte en huisgenoot of gezondheidswerkster bij deze twee laatste). dosis 150 I.E. (of 50 I.E./kg lichaamsgewicht) intramusculair direct postpartum, liefst binnen de 2 uur en ten laatste 12 uur na de geboorte, gevolgd door vaccinatie (zie aldaar). Flacon laten opwarmen tot lichaamstemperatuur voor toediening. toedieningsweg diep IM (ter hoogte van anterolaterale zijde van de dij). nihil, tenzij 20 minuten observatie na injectie. monitoring farmacologie passieve immunisatie als brug naar definitieve protectie (95 %) door actieve immunisatie; bekomen bij middel van gefractioneerde precipitatie volgens Cohn vanuit humaan plasma. bijwerking zelzaam rash, koorts, urticaria, zeer zelden anafylactische reactie. tegenaanwijzing congenitale a- of hypogammaglobulinemie of hereditaire IgA deficiëntie. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° HBIG is duur (Hepuman Berna 1 mL = 1.755 Bfr; Immunoglobulines anti-HBS (Rode Kruis) 300 IE = 2.950 Bfr); ° bewaren in koelkast bij 2 - 8 °C (lichte troebeling of beperkte neerslag tijdens bewaarperiode mag) ; ° niet intraveneus toedienen! incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen in de zelfde spuit. specifieke bereiding referentie editie BMJ 1995; 311: 1178; Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 535; Clin Perinatol 1997; 24: 181. 1/07/2014 15 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ARGININE L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun® 20 mL ampul à 210 mg/mL (IV) (= L-arginine 1 mmol/mL). indicatie ° acute (al dan niet transiënte) hyperammoniëmie (vnl. ureumcyclusstoornis zoals ornithinecarbamyltransferase (OTC) en carbamyl-phospaatsynthetase (CPS) deficiëntie, citrullinemie en argininosuccinaat-acidurie exclusief hyperargininemie); ° groeihormoonsecretietest (cfr. kinderarts-endocrinoloog); ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN). dosis ° ureumcyclusstoornis: 300 - 400 mg/kg per 24 uur in continu IV infuus of gefractioneerd in 6 doses traag IV telkens over 15 minuten; nadien zonodig gevolgd door 25 - 175 mg/kg/dosis PO viermaal per dag; ° PPHN: L-arginine 500 mg/kg traag IV over 30 minuten (experimenteel cfr. ref). toedieningsweg monitoring traag IV of continu IV infuus, PO. glycemie; behoud arginine plasmaspiegel tussen 50 en 200 micromol/L, pH en chloremie. farmacologie arginine is een natuurlijk aminozuur gesynthetiseerd in de ureumcyclus. bijwerking braken, hyperchloremische acidose (R/ bicarbonaat), hyperglycemie, trombocytopenie. tegenaanwijzing nier- of leverfalen. toxiciteit bijzondere voorzorg ° mag ook verdund worden met glucose 10 %; ° magistrale bereiding voor perorale therapie. incompatibiliteit thiopental. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 11 mL glucose 5 % bij 10 mL (= halve ampul = 2.100 mg) Larginin-hydrochlorid 21 % Braun® : eindconcentratie = 100 mg/mL. referentie The metabolic and molecular bases of inherited disease (Scriver & Beaudet Eds.) 7th ed. 1995; 1187; Biol Neonate 1995; 67: 240. editie 1/07/2014 16 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ATENOLOL DC Tenormin® ° compr. 100 mg (PO); ° 10 mL ampul à 0,5 mg/mL (IV). indicatie ° antihypertensivum (bv. in associatie met dihydralazine en diureticum); ° anti-aritmicum (o.a. PSVT, atriale flutter of fibrillatie) (in overleg met kindercardioloog). dosis ° PO: 0,8 - 1,5 mg/kg/dag in één dosis (max. 2 mg/kg/dag); ° IV: 0,1 - 0,15 mg/kg traag IV over minstens 30 minuten (beperkte ervaring). toedieningsweg monitoring PO, traag IV over minstens 30 minuten. ECG, bloeddruk. farmacologie cardioselectieve beta1-blokker; halfleeftijd: gemiddeld 16 uur; renale eliminatie. bijwerking bradycardie, hypotensie, hartblok (gr. II/III), negatief inotroop, bronchospasme, lethargie. tegenaanwijzing longoedeem, sinusale bradycardie, hartblok, chronisch longlijden. toxiciteit excessieve bradycardie en levensbedreigende shock (R/ atropine IV 100 mcg + glucagon 1 mg traag IV of dobutamine IV infusie). bijzondere voorzorg ° mag zo gewenst verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %; ° traag afbouwen over 2 weken; ° dosis verlagen bij renale dysfunctie. incompatibiliteit niet samen met verapamil (Isoptine®) gebruiken. specifieke bereiding kan onverdund toegediend worden bij de neonatus. referentie Am J Cardiol 1989; 64: 233; Tijdschr Kindergeneeskd 1992; 60: 44. editie 1/07/2014 17 update 10/05/2005 ATRACURIUM DC Tracrium® merknaam afleveringsvorm 2,5 mL ampul à 10 mg/mL (IV) (ampul bewaren bij 2 - 8 °C) indicatie spierrelaxatie bij intubatie, chirurgie of mechanische ventilatie. dosis lading IV: 500 microgram/kg in IV bolus (= volledige musculaire relaxatie gedurende 15 35 minuten), zonodig indien behoud van neuromusculair blok gewenst (bv. bij langdurige chirurgische ingrepen) gevolgd ofwel door individuele doses van 100 - 200 microgram/kg IV ofwel gevolgd door een continu IV infuus à rato van 5 - 10 microgram/kg/minuut (= 300 - 600 microgram/kg/uur); NB. altijd associëren aan sederende medicatie. toedieningsweg IV, continu IV infuus, niet IM (!). ademhaling en hartfrequentie. monitoring farmacologie atracurium-besylaat is een kortwerkend alternatief voor pancuronium; competitieve neuromusculaire blokker; effect binnen 2 minuten, werkingsduur 15 - 35 minuten (enkele dosis); werkingsduur is verlengd bij simultaan gebruik van aminoglycosiden en gasanesthetica zoals isofluraan; geen vagolytische of sympatholytische werking; nietenzymatische Hofmann-degradatie. bijwerking beperkte histamine-release, bradycardie (alleen bij snel toedienen van hoge doses), voorbijgaande hypotensie. tegenaanwijzing overgevoeligheid voor atracurium. toxiciteit reversie door 1 of 2 doses neostigmine à 0,04 mg/kg IV voorafgegaan door toediening van atropine 0,02 mg/kg IV (zie aldaar). bijzondere voorzorg ° Hofmann-degradatie: geen dosisaanpassing nodig bij nier- of leverdysfunctie; ° oplossing 24 uur houdbaar bij dilutie met NaCl 0,9 % (8 uur zo glucose 5 %); ° mag terminaal in IV-lijn gegeven worden waarop adrenaline, dobu/dopa, fentanyl, heparine, isoprenaline, midazolam, morphine, nitroprusside of ranitidine loopt. incompatibiliteit alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...), thiopental. specifieke bereiding ° voor bolus IV: voeg 1 mL Tracrium® (= 10 mg) bij 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL; ° voor continu IV infuus: voeg één ampul (= 2,5 mL = 25 mg) Tracrium® bij 22,5 mL NaCl 0,9 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. referentie editie Br J Anaesth 1988; 60: 171; Intensive Care Med 1993; 19: 401. 1/07/2014 18 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ATROPINESULFAAT DC Stellatropine® ° 1 mL ampul à 0,25 mg/mL of 250 microgram/mL (SC, IM, IV). ° 60 mL flacon à 25 microgram/mL (PO). indicatie ° ernstige sinusale (reflex-)bradycardie; ° onderdrukking van muscarine-effect van neostigmine bij opheffen van neuromusculair blok (NMB); ° premedicatie (preventie van sialorrhee, bradycardie en hypotensie) vlg. advies van anesthesioloog. dosis ° reanimatie: IV: 20 microgram/kg/dosis IV over 1 min. met minimale dosis van 100 mcg/dosis (= 0,4 mL); naflushen met 1 - 2 mL NaCl 0,9 %; zonodig herhalen na 5 minuten (max. totaal dosis van 0,5 mg); ET: 0,4 - 0,8 mL ET, eventueel verdund in 1 - 2 mL NaCl 0,9 %; ° reversie NMB: 10 - 40 mcg/kg (= 0,1 - 0,4 mL/kg van 1/2,5 dilutie) IV 30 sec. vòòr neostigmine; ° premedicatie: 10 - 20 mcg/kg SC/IM 30 - 60 min. vòòr ingreep of 20 - 40 mcg/kg PO (zo normale darmmotiliteit) 1 uur vòòr ingreep (bv. scopie). toedieningsweg monitoring IV, ET,( IM), SC, PO. hartfrequentie. farmacologie natuurlijk (“herba bell donna”) anticholinergicum afkomstig van Solanaceae (o.a. bilzekruid); atropine blokkeert muscarine effecten van acetylcholine thv. de postganglionaire autonome zenuwvezels: vagale blok, verminderde bronchiale secretie en GI-motiliteit; renale excretie; maximaal effect binnen de halve minuut bij IV en na 30 - 60 minuten bij SC of IM toediening. bijwerking tachycardie (paradoxale bradycardie bij te lage dosis), aritmie (transiënte A-V dissociatie), koorts, abdominale opzetting/constipatie, GER, xerostomie, mydriase, cycloplegie, urineretentie. tegenaanwijzing thyreotoxicose, obstructief darmlijden, obstructieve uropathie, tachycardie bij hartfalen, glaucoom. toxiciteit cardiale aritmie, hypotensie, ademhalingsdepressie, hyperpyrexie. bijzondere voorzorg ° overdosis = zeer gevaarlijk: controleer dosis zorgvuldig en in duplo; ° antidoot = Fysostigmine (Anticholium®) 0,02 mg/kg/dosis traag IV te herhalen om de 5 minuten; zonodig opnieuw om de 30 min. à 2 u. (stop bij hypersalivatie, ...). incompatibiliteit tromethamine (Thamacetat®). specifieke bereiding andere toepassingen dan reanimatie (bv. reversie NMB): voeg 1 mL (= 0,25 mg) atropinesulfaat bij 1,5 mL NaCl 0,9 %: eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. pas op: er zijn ampullen met zeer verschillende concentratie atropine beschikbaar ! referentie editie J Pediatr Gastroenterol Nutr 1989; 9: 532; Crit Care Med 1990; 18: 1307; Can J Anesth 1995; 42: 8. 1/07/2014 19 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm AZTREONAM Azactam® poederflacon à 500 mg (IV, IM); (ook 1.000 en 2.000 mg poederflacon beschikbaar). indicatie antibioticum enkel actief tegen aërobe gramnegatieve kiemen (E. Coli, H. Influenzae, Klebsiella, Serratia sp.) met inbegrip van Pseudomonas sp.; wordt vaak toegediend in combinatie met ampicilline (empirische therapie) of met aminoglycoside (in vitro synergie tegen Pseudomonas of Enterobacteriaceae). dosis individuele dosis: 30 mg/kg/dosis traag IV over 5 tot 10 minuten of IM; het tijdsinterval is afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg traag IV over 5 - 10 minuten, IM. glucose-striptest 1 uur na toediening. monitoring farmacologie synthetisch smalspectrum monocyclisch beta-lactam antibioticum; induceert geen betalactamase activiteit; bactericied: inhibeert mucopeptidesynthese in bacteriële celwand; niet actief tegen grampositieve kiemen en tegen anaëroben (weinig invloed op darmflora); goede CSV penetratie; vnl. renale ongewijzigde eliminatie (80 % binnen de 24 u); serum halfleeftijd bedraagt 3 tot 9 uur bij neonatus (bij volwassene 1,7 uur); geen interferentie met bilirubine-albumine binding; goede absorptie bij IM toediening. bijwerking diarree/braken; rash/urticaria; verlenging van prothrombinetijd; zelden eosinofilie, leucopenie/neutropenie, trombocytopenie, transaminasenstijging, convulsies, hypotensie, flebitis; (theoretische) mogelijkheid van arginine-geïnduceerde hypoglycemie (te voorkomen door glucose-infusie aan minstens 5 mg/kg/minuut). tegenaanwijzing hypoglycemie. toxiciteit hepatotoxisch; niet oto- of nefrotoxisch. bijzondere voorzorg ° bevat 780 mg L-arginine per gram: geef voldoende glucose ter preventie van hypoglycemie; ° oplossing 48 uren stabiel bij kamert° en 7 dagen in koelkast; ° dosisinterval aanpassen bij nierdysfunctie (kreatinine > 1,5 mg/dL). incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), chloorpromazine (Largactil®), ganciclovir (Cymevene®), lorazepam (Temesta®), metronidazole (Flagyl®, ...), miconazole (Daktarin®), nafcilline, vancomycine (Vancocin®). specifieke bereiding los 500 mg poederflacon op in 9,4 mL aqua pro inj. (onmiddellijk en goed schudden!): eindconcentratie = 50 mg/mL. referentie Antimicrob Agents Chemother 1987; 31: 81; Pediatr Infect Dis J 1990; 9: 175; J Pediatr 1991;118: 965; Antimicrob Agents Chemother 1991; 35: 1726. editie 1/07/2014 20 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm BLOED ° VOL BLOED (Hct 35 - 45 %) = 450 mL donorbloed + 63 mL anticoagulans (CPD = citraat phosphaat dextrose) (tot 35 dagen houdbaar in bloedbank); ° PACKED CELLS (Hct 55 - 75%) (maximaal 5 dagen oud + Kell negatief + gedeleukocyteerd + bestraald < 24 u vooraf + CMV negatief): beschikbaar o.v. v. baby-unit < 50 mL (richtlijnen per 01.10.2002); uitzondering: NIET BESTRAALD BLOED VOOR KUNSTHARTOPERATIE TENZIJ OP VRAAG VAN DE ARTS (UNITS > 50 ML) ! indicatie 1. vol bloed: wisseltransfusie (CPD-bloed, geen SAG-M !); 2. packed cells (pc): correctie chronische anemie (vnl. bij GG < 1250 g); globale richtlijnen: ° zo Hct < 36 - 40 % of Hb < 13 g/dL bij IPPV of FiO2 >= 40 % of cyanogeen hartgebrek; ° zo Hct < 28 - 30 % of Hb < 10 g/dL bij O2-nood FiO2 < 40 % of "symptomatisch" (apnoe, tachycardie, slechte gewichtstoename (< 10 g/kg/d over 1 wk) onder voldoende intake); ° zo Hct < 20 - 25 % of Hb < 7 g/dL: transfusie obligaat. dosis ° ‘vol bloed’ bij hypovolemische shock: 10 - 20 mL/kg IV (1/3 SOPP + 2/3 ‘packed cells’) over 30’ tot 1 u. als start; wacht niet tot bloed ter beschikking is, correctie van circulerend volume is initieel meest kritisch: geef voorlopig alleen SOPP, albumine 5 % of zelfs NaCl 0,9 % (fysiologisch) als u alleen die oplossing ‘bij de hand’ heeft. ° ‘packed cells’: 15 mL/kg traag IV à 3 - 4 mL/kg/uur of aantal mL toe te dienen ‘packed cells’ = [gewenst hemoglobine (Hb) - geobserveerd Hb (g/dL)] x 3 x gewicht (kg). toedieningsweg IV toedienen (liefst) via afzonderlijke perifere infuuslijn (niet samen met TPN). Bloedgroepbepaling (liefst in duplo) vòòr de eerste transfusie; voorafgaande kruisproef (bij voorkeur op serumstaal moederlijk bloed gedurende de eerste 8 weken). monitoring farmacologie ° bloed ouder dan 5 dagen wordt best niet gebruikt bij neonatus: hogere kalium- en zuurbelasting, meer micro-aggregaten, minder zuurstofdragend vermogen door afnemende 2,3-di-P-glyceraatconcentratie in rode bloedcellen, sterk dalende factor V/VIII concentratie; ° SAG-M bloed (= Sodiumchloride Adenine Glucose-Mannitol) mag niet gebruikt worden voor belangrijke transfusies (bv. peroperatief of bij wisseltransfusie). bijwerking volumeoverlast bij hartfalen: traag IV à rato van 5 mL/kg/uur; bij wisseltransfusie met CPDbloed kan hypocalcemie ontstaan (vnl. bij GG < 1500 g: R/ 1 mL Ca-glubionaat/100 mL traag IV over 10’); rebound hypoglycemie en trombocytopenie nà WT; zelden urticaria. tegenaanwijzing bloedgroepincompatibiliteit: sommige transfusiecentra (o.a. UZG) verkiezen uitsluitend rhesus D compatiebel bloed van bloedgroep O voor te behouden voor neonati en zuigelingen tot < 2 maand oud. toxiciteit ABO-incompatibiliteit met acute hemolyse: flushing, dyspnoe, koorts, hypotensie, oligurie, hemoglobinurie, hyperkaliëmie, coagulopathie en hyperbilirubinemie; acute haemolyse door Tcryptantigen activatie bij NEC (steeds T-Ag screening bij transfusie van NEC-patiënt). bijzondere voorzorg ° terminale co-infusie met IV glucose/aminozuurlijn is veilig (geen meetbare hemolyse) (*); ° controleer zorgvuldig kruisproeven en patiëntennaam vòòr start van transfusie; ° bloed kan lokaal max. 72 u. bewaard worden in koelkast (4 °C) zolang niet geopend; zo geopend max. 6 uur bewaren. incompatibiliteit ideaal wordt gezorgd voor maternaal bloedstaal (EDTA-bloed) bij kruisproeven: dit kan gelden voor minstens de eerste 8 levensweken; spreek af met bloedbank voor ‘unieke donor protocol’ bij neonati < 28 w of ‘SGA’ < 31 w (= anticipatie op multipele transfusies). specifieke bereiding ° kruisbloed = minstens 200 µL (= 2 dikke druppels); neem reserve kruisbloed af bij vermoeden van herhaalde transfusies: stockeer in koelkast gedurende 2 - 3 dagen; maternaal bloedstaal is nog beter (cfr. supra)! ° vol bloed voor WT: bloedtransfusiecentrum zorgt zelf voor menging van ‘packed cells’ en (vers bevroren) (AB-)plasma: vraag eenheid (150 mL/kg) met Hct 50 %: pc-volume = totaal wisselvolume x 0,5 / 0,7; plasma-volume = totaal wisselvolume minus pc-volume; ° voeding tijdens transfusie kan doorgaan; ° gebruik altijd bloedfilter (porus minimaal 40 µm en maximaal 170 µm). referentie J Pediatr 1993; 123: 783; J Pediatr 1994; 125: 92; J Pediatr 1995; 126: 280; Clinics in Perinatology 1995; 22: 641 en 657; Transfusion 1996; 36: 873; Arch Dis Child (F/N) 1995 ; 72: 29; J Paediatr Child Health 1997; 33: 250 (*); Eur J Pediatr 1998; 157: 579;J Pediatr 2000; 136: 220; Arch Dis Child (F/N) 2001; 84: 96; Clin Perinatol 2000; 27: 733; ISBN 92-871-3804-4 Guide to the preparation, use and quality assurance of blood components 6th Ed; Council of Europe Publishing. editie 1/07/2014 21 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm BUDESONIDE Pulmicort® ° Pulmicort® suspensie voor verstuiving: eenheidsdosis van 2 mL à 250 mcg/mL (orale inhalatie); ° Pulmicort® 200 doseeraërosol: 100 doses à 200 mcg/dosis (orale inhalatie). indicatie ° bronchopulmonale dysplasie (BPD) (speculatief); ° niet-neonatale indicatie: infantiele kroep. dosis ° niet ventilator-dependente neonatus: verstuiving van 2 mL (= 500 mcg) suspensie opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % via gelaatsmasker of onder ‘oxyhood’; inhalatie tweemaal per dag (flow van 8 L/min); ° ventilator-dependente neonatus: 2 puffs à 200 mcg/kg tweemaal per dag via spacer aangesloten op ET-tube: bv. 11 x 4 cm spacer MV15 Aerochamber (Trudell Medical, Canada). toedieningsweg per inhalatie. longfunctie, ventilatie en/of zuurstofbehoefte. monitoring farmacologie niet-gehalogeneerd glucocorticoïd; 10 % van toegediende dosis wordt in de longen afgezet; budesonide wordt in de lever omgezet tot inactieve metabolieten: 6-beta-OH-budesonide en 16-alfa-OH-prednisolone; biologische beschikbaarheid na metabolisatie bedraagt 10 %. bijwerking tonghypertrofie, orofaryngeale candidiase, zeldzaam bronchospasme, heesheid, hoesten, systemische effecten bij langdurig gebruik: groeivertraging, bijnieronderdrukking, cataract. tegenaanwijzing virale of fungale infecties van de luchtwegen. toxiciteit bijzondere voorzorg ° (beperkt) direct effect te verwachten pas na 7 à 10 dagen; ° actueel geen evidentie dat deze behandeling de incidentie of ernst van chronisch longlijden bij pretermen wijzigt, noch naar mortaliteit, noch naar lange termijn prognose (zie ref.) (multicentrische studies bezig oa. “OSECT”) incompatibiliteit specifieke bereiding NB. menging kan met oplossing voor verstuiving van terbutaline, salbutamol of ipratropiumbromide, waarbij een totaal volume van 5 mL niet wordt overschreden. referentie Pediatr Pulmonol 1992; 13: 172; J Pediatr 1995; 127: 651; Pediatr Pulmonol 1996; 21: 231; Pediatrics 1996; 98: 204; Pediatr Res 1996; 39: 337A; Eur J Pediatr 1997; 156: 51; New Engl J Med 1997; 337: 8; Eur J Pediatr 1998; 157: S31; Lancet 1998; 352: 461. editie 1/07/2014 22 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm BUMETANIDE Burinex® ° compr. 1 mg (PO); ° 4 mL flacon à 0,5 mg/mL (IV, IM). indicatie ° lisdiureticum voor patiënt met nierinsufficiëntie; ° congestief hartfalen of uitgesproken oedeem refractair voor furosemide. dosis ° individuele dosis: 5 - 50 microgram/kg/dosis (0,125 - 1,25 mL/kg/dosis van een 1/50 dilutie) om de 6 uur traag IV over 1 - 2 minuten of IM of PO; ° continu IV infuus: 7 microgram/kg/uur (= 0,175 mL/kg/uur van een 1/50 dilutie) (niet opdrijven: maximaal diuretisch effect is bereikt bij 7 mcg/kg/uur). toedieningsweg monitoring PO, traag IV, continu IV infusie, IM. ionogram, diurese. farmacologie lisdiureticum 40 x krachtiger dan furosemide (gelijkaardig werkingsmechanisme: inhibitie van actief chloridetransport ter hoogte van lis van Henle); serum halfleeftijd is 2 - 6 uur bij pasgeborene; forse eiwitbinding (> 97 %); sterke toename van renale bloedflow. bijwerking frequent electrolietstoornissen: hyponatriëmie, hypokaliëmie en hypochloremische alkalose; hypomagnesiëmie; hypotensie; hyperglycemie; potentieel ototoxisch (minder dan furosemide); braken/diarree of constipatie; competitieve inhibitie voor bilirubinealbuminebinding. tegenaanwijzing niet gecorrigeerd ionogram; hepatische encefalopathie. toxiciteit cfr. furosemide. bijzondere voorzorg ° excellente biologische beschikbaarheid: orale dosis is gelijk aan intraveneuse dosis; ° verkleurt bij lichtexpositie: protectie tijdens toediening: speciale bruine spuit gebruiken; ° verdunde oplossing 24 u houdbaar. incompatibiliteit dobutamine (Dobutrex®), indomethacine (Indocid®), midazolam (Dormicum®). specifieke bereiding ° mag onverdund gebruikt worden; ° indien verdunning gewenst voor IV of IV infusie: voeg één 4 mL ampul à 2 mg bumetanide bij 46 mL glucose 5% (1/50 dilutie): eindconcentratie bumetanide = 40 microgram/mL referentie J Pediatr 1992; 121: 974; Pediatr Nephrol 1995; 9: 159; Clin Pharmacol Ther 1996; 60: 424; Biol Neonate 1997; 72: 265. editie 1/07/2014 23 update 11/04/2007 merknaam afleveringsvorm CALCIUMGLUBIONAAT DC Calcium - Sandoz® 10 mL ampul à 137,5 mg Ca-glubionaat per mL (= 9 mg elementair Ca++ per mL of 0,448 mEq/mL) (IV) (ook bruikbaar voor orale suppletie). 09.04.2001: Calcium-Sandoz® wordt tijdelijkvervangen door Calcium® Sterop 10 mL ampul: gehalte aan elementair Ca++ = 8,92 mg/mL; beide ampullen kunnen onder de zelfde dosering gebruikt worden. indicatie ° (vroegtijdige) neonatale hypocalcemie (< 7 mg/dL); ° controle van cardiale hyperexitabiliteit bij ernstige hyperkaliëmie (> 7 mEq/L); ° hartstilstand (efficiëntie controversieel). dosis ° hypocalcemie: IV: 1 mL/uur in continu IV infuus gedurende 6 - 8 uur (pretermen 0,5 mL/uur gedurende 6 - 8 uur); (liefst) PO: 2 - 4 mL/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses; ° hyperkaliëmie: 0,5 - 1 mL/kg IV over 5 - 10 minuten; ° hartstilstand: 0,2 - 0,5 mL/kg traag IV over 5 - 10 minuten (of uitz. IC). toedieningsweg traag IV, PO (niet intra-arterieel, niet IM, niet via navelcatheter). ECG bij IV toediening, IV insteekplaats observeren. monitoring farmacologie behandeling van asymptomatische vroegtijdige hypocalcemie wordt in vraag gesteld; denk aan parathyroïdstoornissen bij moeder en/of kind bij persisteren van het probleem zonder evidente predisponerende factoren. bijwerking diarree (hoge osmolaire ‘load’), hypotensie, cardiovasculaire collaps bij te snelle IV toediening (< 3 minuten), hypercalcemie, ernstige weefselnecrose bij extravasatie (R/ hyaluronidase SC). tegenaanwijzing NEC, hypercalcemie, hypercalciurie, nierfalen, digitalistherapie (relatieve contra-indicatie). toxiciteit bijzondere voorzorg ° bij PO: toedienen vòòr voeding voor optimale absorptie; ° inspuitbare vorm kan ook PO toegediend worden; ° vermijd skalpvene; ° bij continu infuus toedienen met 1 mL spuit ter preventie van zg. “spuitaccidenten”. incompatibiliteit natriumbicarbonaat, tham, alle phosphaat - of sulfaatoplossingen, TPN (mag wel terminaal geco-infundeerd worden met TPN), amphotericine B (Fungizone®), pentothal. specifieke bereiding onverdund traag IV toe te dienen à 1 mL/uur. NB: bij reanimatie niet sneller toedienen dan 0,25 mL per minuut ! referentie editie Neonatal Formulary 1998 Edition (NNN BMJ: ISBN 0 7279 1238 0); blz. 67. 1/07/2014 24 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm CAPTOPRIL Capoten®, CaptoprilG compr. 25 mg (PO). indicatie ° neonatale (renovasculaire) hypertensie (experimenteel); ° congestief hartfalen (‘afterload’-reductie). dosis startdosis = 0,01 mg/kg/dosis = 10 microgram/kg/dosis PO om de 8 uur; maximaal 50 microgram/kg/dosis om de 8 uur bij neonatus: start met laagste dosis en titreer volgens noodzaak; NB. maximale dagdosis bij zuigeling ouder dan 1 maand = 2 mg/kg/dag. toedieningsweg PO. bloeddruk, bloedbeeld (WBC). monitoring farmacologie 1-[(2S)-3-mercapto-2-methylpropionyl]-L-proline; angiotensine ‘converting enzyme’ (ACE)inhibitor; vnl. renale excretie; piekeffekt binnen 1 - 2 uur. bijwerking rash, (ernstige) hypotensie, tachycardie, apnoe, convulsies, nierdysfunctie zelfs in afwezigheid van renale arteriële stenose/proteïnurie, secundair hypo-aldosteronisme (metabole acidose, hyperkaliëmie), neutropenie/agranulocytose, eosinofilie. tegenaanwijzing ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit acute nierinsufficiëntie, convulsies, apnoe. bijzondere voorzorg ° dosis verminderen bij nierinsufficiëntie; ° minstens 1 uur vòòr de voeding toedienen (betere absorptie); ° voorzichtig bij preterm baby: meer renale en cerebrale bijwerkingen + onvoldoende ervaring. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding STANDAARDEN (CAPTOPRIL) = 10 - 20 - 50 MG referentie editie Pediatrics 1989; 83: 47; Clin Perinatol 1992; 19: 121; J Pediatr 1995; 126: 140; Semin Neonatol 1998; 3: 149. 1/07/2014 25 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CARDIOVERSIE = DEFIBRILLATIE “afleveringsvorm”: 1 joule = 1 watt.seconde. indicatie symptomatische patiënt met supraventriculaire (synchrone cardioversie) of ventriculaire tachycardie/fibrillatie (asynchrone cardioversie) met slechte perfusie, hypotensie of hartfalen. dosis startdosis neonataal: 0,5 joule/kg, zonodig telkens energie verdubbelen tot maximaal 4 joule/kg. toedieningsweg percutaan. monitoring farmacologie nvt. bijwerking tegenaanwijzing toxiciteit nvt. bijzondere voorzorg ° eerst hypoxie, acidose, hypoglycemie, hypothermie corrigeren; ° zo mogelijk vooraf sedatie toepassen met bv. diazepam (Valium®). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding 1 electrode aan de rechter bovenzijde van de thorax, de andere ter hoogte van de apex links van de linker tepel; electrodengel aanbrengen. referentie Semin Perinatol 1993; 17: 135; Am Heart J: 1995; 130: 323. editie 1/07/2014 26 update 20/01/2007 merknaam afleveringsvorm CEFAZOLINE Cefazoline® Sandoz, Cefacidal® poederflacon à 1.000 mg (IV, IM) [(ook beschikbaar als 2 gram poederflacon (IV, IM)]. indicatie ° vnl. als peri-operatieve infectieprofylaxie (eerste dosis bij inductie van narcose), eventueel gevolgd door 1 of 2 doses binnen de 24 uur postoperatief; ° behandeling volgens antibiogram van bv. urineweg- of cutane/weke weefselinfecties veroorzaakt door penicillinase producerende Staphylococcus, Klebsiella of Proteus sp.; niet actief tegen enterococcen. dosis individuele dosis: 25 mg/kg/dosis (= 0,25 mL/kg/dosis van een met 10 mL solvens hersamengestelde 1.000 mg flacon) traag IV of IM, te herhalen afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg traag IV of IM of per IV infusie. niet noodzakelijk. monitoring farmacologie eerste generatie bactericied cefalosporine; inhibeert de bacteriële celwandsynthese; inactivatie door beta-lactamase producerende kiemen; slechte CSV-penetratie (niet gebruiken bij meningitis); ongewijzigde renale excretie (80 - 100 % binnen de 24 u); halfwaardetijd bij neonatus bedraagt 3 tot 5 uur. bijwerking zeldzaam: flebitis, kruisallergie met penicillines (‘drugfever’, rash/urticaria, eosinofilie, anafylactische shock), leucopenie, trombocytopenie, stijging leverenzymen, positieve Coombs test; convulsies zo hoge doses bij nierinsufficiëntie. tegenaanwijzing bekende allergie voor cefalosporinen of penicillines. toxiciteit bijzondere voorzorg ° mag zonodig verder verdund worden met glucose 5 %; ° dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie; bevat 2 mEq Na+ per gram; ° veroorzaakt vals positieve glucosurie-reductietest (bv. Clinitest®); ° 24 uur houdbaar bij kamert° en 96 uur in koelkast. incompatibiliteit amikacine (Amukin®), atracurium (Tracrium®), calciumgluconaat (Calcium-Sandoz®), cimetidine (Tagamet®), erythromycine (Erythrocine®), lidocaine (Xylocaine®), pentobarbital (Nembutal®). specifieke bereiding los 1.000 mg poederflacon Cefazoline SA op met 10 mL aqua pro injectione (of NaCl 0,9%): eindconcentratie = 100 mg/mL. referentie editie 1/07/2014 27 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CEFOTAXIME Claforan® poederflacon à 1 gram + 4 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV, IM) (lichtprotectie). indicatie behandeling van gramnegatieve (Enterobacteriaceae inclusief Serratia) sepsis en meningitis; niet alleen gebruiken bij empirische behandeling van vermoedelijke neonatale sepsis: combinatie met ampicilline voor spectrumuitbreiding naar Listeria en enterococcen noodzakelijk; alternatief voor empirische ampicilline-aminoglycoside combinatie. dosis individuele dosis: 50 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van 1/10 dilutie) traag IV over 3 - 4 minuten of infuus over 20 - 30 minuten of IM; dosisinterval afh. van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg traag IV of IV infusie of IM. perifeer bloedbeeldonderzoek. monitoring farmacologie 3de generatie cefalosporine; werking via disruptie van bacteriële celwand; beperkte eiwitbinding (13 - 38 %); levermetabolisatie (actieve metaboliet: desacetylcefotaxime) en renale excretie: dosisreductie bij nierinsufficiëntie; goede weefseldistributie o.a. ook in CSV; serum halfleeftijd van 2 - 6 uur; wellicht verhoogd risico voor inductie van resistentie (o.a. multiresistente Enterobacter cloacae) bij gebruik van 3de generatie cefalosporines als eerste lijn bij behandeling van neonatale sepsis. bijwerking zeldzaam: rash, anafylaxie, flebitis, diarree, leucopenie, neutropenie en eosinofilie; positieve directe Coombs reactie mogelijk; vals positieve glucosurietest bij reductiebepaling (bv. positieve Clinitest® met negatieve Clinistix®); zeldzaam stijging creatinine en leverenzymen. tegenaanwijzing penicilline-allergie, ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° hersamengestelde oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 5 dagen in koelkast; ° bevat 2,2 mEq Na+ per gram; ° dosisinterval aanpassen bij renale dysfunctie (kreatinine > 1,5 mg/dL). incompatibiliteit co-trimoxazole (Bactrim®, Eusaprim®), acetazolamide (Diamox®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), furosemide (Lasix®), theophylline (Euphyllin®), fluconazole (Diflucan®), heparine, natriumbicarbonaat, tromethamine (Thamacetat®), vancomycine (Vancocin®). specifieke bereiding bijgeleverd solvens wordt niet gebruikt; voeg 10 mL glucose 5 % bij één poederflacon (= 1 gram) Claforan®: eindconcentratie = 100 mg/mL. referentie Pediatrics 1988; 81: 904; J Pediatr 1989; 114: 461; Pediatr Infect Dis J 1990; 9: 92. editie 1/07/2014 28 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CEFTAZIDIME Glazidim®, Kefadim® poederflacon à 500 mg (IM, IV); NB: ook beschikbaar als 1 gram poederflacon (IM, IV). indicatie voorbehouden voor de gerichte behandeling van neonatale meningitis en sepsis veroorzaakt door gevoelige gramnegatieve kiemen (bv. E. Coli, H. Influenzae, Neisseria, Klebsiella, Proteus sp.), meer in het bijzonder Pseudomonas aeruginosa. dosis individuele dosis: 30 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM; dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 uur; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 uur; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 uur; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 8 uur. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of IM. nvt. monitoring farmacologie 3de generatie cefalosporine; inhibeert bacteriële celwandsynthese; goede weefselverdeling ook in cerebrospinaal vocht (CSV); lage eiwitbinding (± 10 %); 70 - 90 % onveranderd uitgescheiden in urine; synergisme met aminoglycosiden; serum halfleeftijd bedraagt 3 tot 12 uur bij neonatus; niet werkzaam tegenover enterococci, Listeria, Helicobacter en Clostridium difficile. bijwerking rash/urticaria, ‘drugfever’, diarree, transaminasenstijging, eosinofilie, vals-positieve Coombs reactie (5 %), zelden trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, lymfocytose, uitzonderlijk hemostaseproblemen door o.a. inhibitie van ADP-geïnduceerde plaatjesaggregatie of hypoprothrombinemie (via interferentie met vitamine K metabolisme). tegenaanwijzing overgevoeligheid voor cefalosporines. toxiciteit potentieel nefrotoxisch: dosisinterval aanpassing nodig bij nierinsufficiëntie. bijzondere voorzorg incompatibiliteit ° opgeloste flacon 24 uur houdbaar bij kamert° en 7 dagen in koelkast; ° bevat 2,3 mEq Na+ per gram; ° opbruising door gasvorming bij oplossen (CO2 vrijstelling vanuit bijgevoegd Nacarbonaat); ° niet simultaan met vancomycine of een aminoglycoside toedienen. fluconazole (Diflucan®), midazolam (Dormicum®), vancomycine (Vancocin®). specifieke bereiding ° IV toediening: los 1 poederflacon (= 500 mg) op in 5 mL glucose 5 %: eindconcentratie = 100 mg/mL. ° IM toediening: los 1 poederflacon (= 500 mg) op in 2 mL aqua pro inj. : eindconcentratie = 250 mg/mL. referentie editie Pediatr Infect Dis 1987; 6: 371; Eur J Pediatr 1988; 147: 405; Eur J Pediatr 1991; 151: 876; Clin Pharmacol Ther 1995; 58: 650. 1/07/2014 29 update 22/10/2007 merknaam afleveringsvorm CEFTRIAXONE Rocephine® 1 g poederflacon + 10 mL oplosmiddel (= aqua pro inj.) (IV); 1 g poederflacon + 3,5 mL oplosmiddel [= aqua pro inj. + 35 mg (= 1 %) lidocaine-HCl] (IM). indicatie ° sepsis en/of meningitis veroorzaakt door gevoelige gram-negatieve organismen (bv. E. Coli, Klebsiella, H. Influenzae) (Enterococcen en Listeria sp. meestal resistent); ° gonococcenophthalmie en gedissemineerde gonococceninfectie. dosis * individuele dosis = 50 mg/kg/dosis (75 mg/kg/dosis zo meningitis); interval afh. van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 24 uur; PNL > 28 d: om de 12 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 24 uur; PNL > 14 d: om de 12 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 24 uur; PNL > 7 d: om de 12 u; ° PCL >= 45 w: om de 12 uur. * onverwikkelde gonococcenophthalmie: 125 mg eenmalig IM of IV (prematuren 50 mg/kg). toedieningsweg traag IV over 30 minuten, IM. perifeer bloedbeeldonderzoek; lever- en nierfunctietesten, overweeg abdominale ultrasonografie (cfr. galblaas ’sludge’), protrombinetijd. monitoring farmacologie beta-lactamaseresistent 3de generatie cefalosporine; inhibeert bacteriële celwandsynthese; goede penetratie in cerebrospinaal vocht (zelfs bij afwezigheid van inflammatie), gal, bronchiale secreties, longen en ascitesvocht; ongewijzigde eliminatie zowel biliair (± 40 %) als renaal (± 60 %); serum halfwaardetijd bij preterm baby ’s bedraagt 5 tot 16 uren; ceftriaxone verdringt bilirubine van zijn plasma-albumine bindingsplaatsen. bijwerking diarree/braken; eosinofilie, trombocytose, leucopenie, zeldzame gevallen van agranulocytose; stijging van creatinine en transaminasen mogelijk; huiduitslag; (transiënte) galblaasprecipitatie van ceftriaxonecalciumzout soms gepaard met “kolieken”; zeldzaam laattijdige ernstige hemolyse; zelden stollingsstoornis (verlengde protrombinetijd: R/ vit. K). tegenaanwijzing belangrijke indirecte hyperbilirubinemie, gekende overgevoeligheid voor cefalosporines of kruisallergie met penicilline, lidocaine-overgevoeligheid bij IM injectie. toxiciteit verhoogd risico voor bilirubine-encefalopathie bij forse indirecte hyperbilirubinemie; dosisaanpassing alleen nodig bij gecombineerde nier- en leverdysfunctie. bijzondere voorzorg ° 1 gram Rocephine® bevat ongeveer 83 mg NaCl (= 3,6 mEq); ° oplossing (zowel IV als IM) minstens 24 uur stabiel in koelkast; ° vals positieve directe Coombs-test mogelijk; vals positieve glucosurietest bij reductie (bv. positieve Clinitest® met negatieve Clinistix®); ° pas op: lidocainebevattende oplossing voor IM nooit IV toedienen! incompatibiliteit theophylline (Euphyllin®), fluconazole (Diflucan®), vancomycine (Vancocin®); niet mengen met oplossingen die andere antibiotica (vooral aminoglycosiden) bevatten. Ceftriaxone mag niet gemengd worden met calciumhoudende oplossingen (bv. Ringer, Hartmann) en niet toegediend worden in dezelfde of een andere infuuslijn binnen de 48 uur. specifieke bereiding ° IV toediening: los 1 poederflacon (= 1.000 mg) ceftriaxone op in 10 mL meegeleverde solvens (= aqua pro inj.): eindconcentratie = 100 mg/mL. ° IM toediening: los 1 poederflacon (= 1.000 mg) ceftriaxone op in 3,5 mL meegeleverd solvens (= aqua + 1 % lidocaine): eindconcentratie = 250 mg/mL. referentie editie J Pediatr 1984; 105: 475; N Engl J Med 1986; 315: 1382; Eur J Pediatr 1986; 144: 179; Pediatrics 1987; 80: 873; N Engl J Med 1990; 332: 141; Folia Pharmacotherapeutica. 34 oktober 2007, p.9. 1/07/2014 30 update 20/01/2007 merknaam afleveringsvorm CEFUROXIME Zinacef® Zinacef®: 750 mg poederflacon voor IV/IM; (PS. 250 mg poederflacon voor IV / IM eveneens beschikbaar); (Zinnat® (cefuroxime-siroop): 100 mL siroop à 250 mg per 5 mL). indicatie ° meeste gram+ en vele gram- infecties: vb. osteitis (niet bij meningitis!); ° ziekte van Lyme (Borrelia burgdorferi): foetale infectie; ° otitis media/pharyngitis (alternatief voor co-amoxiclav): Axetine® 20 mg/kg PO om de 12 uur gedurende 5 dagen (geen ervaring bij baby’s < 3 maand oud). dosis ° 25 mg/kg (= 0,25 mL/kg van de oplossing: zie onderaan) om de 12 uur in de eerste levensweek, om de 8 uur bij baby’s 1 - 3 weken oud en om de 6 uur bij oudere baby’s. ° dosis verdubbelen bij congenitale Lyme ziekte en toedienen gedurende 2 tot 4 weken (NB. de moeder wordt behandeld met 2 g cefuroxime IV om de 8 uur gedurende 2 - 4 weken). toedieningsweg monitoring traag IV (over enkele minuten). nierfunctie. farmacologie ß-lactamase resistente 2de generatie cefalosporine actief tegen meeste grampositieve organismen (incl. GBS en penicilline-resistente staphylococcen) en brede waaier gramnegatieven; niet actief tegen Listeria, Enterococci, Bacteroides en Pseudomonas species; vnl. renale excretie; slechte CSF penetratie; cefuroxime wordt bijna niet opgenomen bij orale toediening; de lipofiele acetoxyethyl-ester cefuroxime-axetil wordt wel (± 30%) opgenomen bij orale toedinening (cfr. Axetine®); plasmahalfleven bedraagt 6 uur bij geboorte, maar bereikt volwassen waarde bij 1 maand (= 1 uur). bijwerking weinig toxisch cefalosporine; nausea en braken bij orale toediening; pseudomembraneuse colitis gerapporteerd bij orale toediening. tegenaanwijzing meningitis. toxiciteit nvt. bijzondere voorzorg ° dosisinterval verlengen bij ernstige nierinsufficiëntie; ° oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 72 uur in de koelkast. incompatibiliteit nvt specifieke bereiding Bereiding voor IV toediening: voeg 7 mL steriel water (aqua pro inj.) bij 1 poederflacon van 750 mg: de eindconcentratie = ± 100 mg/mL (informatie GlaxoSmithKline december 2006). referentie Pediatr Inf Dis J 1996; 15: 157; Arch Dis Child 1982; 57: 59; Remington & Klein Ed. Infectious diseases in the fetus and newborn infant, 5th Ed. 2001: 519-641. editie 1/07/2014 31 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CHLOORPROMAZINE Largactil® ° compr. 25 mg (PO); ° 30 mL druppelflesje à 40 mg/mL (1 mL = 40 druppels) (PO); ° 5 mL ampul à 5 mg/mL (IM, IV). indicatie ° sedatie bij abstinentiesyndroom door moederlijke drugaddictie (niet 1ste keuze); ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN/PFC). dosis ° sedatie: 0,5 - 0,7 mg/kg/dosis om de 4 - 6 uur PO of IM gedurende 2 - 3 weken (maximale totale dagdosis = 6 mg/kg). ° PPHN: lading: 0,15 - 0,8 mg/kg (= 0,15 - 0,8 mL/kg van 1/5 dilutie) traag IV over 1 uur; onderhoud: 0,03 - 0,2 mg/kg/uur (= 0,03 - 0,2 mL/kg/uur van 1/5 dilutie) in continu IV infusie. toedieningsweg monitoring PO, IV, continu IV infuus, IM, IA. bloeddruk. farmacologie phenothiazinederivaat; perifere alfa-blokker; hoge eiwitbinding (> 95 %); levermetabolisatie en biliaire/renale excretie. bijwerking hypothermie, (voorbijgaande) hypotensie, ileus, aritmie/tachycardie, cholestase, leucopenie, trombocytopenie, pancytopenie, slaperigheid (1ste 24 u), slaapapnoe, globus, verlaging van convulsieve drempel. tegenaanwijzing leverlijden, congenitaal glaucoom, urinewegenobstructie (cfr. anti-cholinergische werking). toxiciteit extrapyramidale tekens bij dosis > 3 mg/kg/dag (> 0,125 mg/kg/u) (= blok van dopaminereceptoren) bijzondere voorzorg ° potentialisatie van hypnotica-narcotica: respiratoire depressie tot ademhalingsstilstand bij simultaan toediening van pethidine (Dolantine®) of promethazine; ° lichtprotectie tijdens IV infusie. incompatibiliteit atropinesulfaat, fentanyl (Fentanyl®), KCl, metoclopramide (Primperan®), morfine, ranitidine (Zantac®), alle oplossingen met alkalische pH (o.a. Na-bic, tromethamine). specifieke bereiding voeg één 5 mL ampul Largactil® (= 25 mg) bij 20 mL NaCl 0,9 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Acta Paediatr Scand 1982; 71: 399; Clin Perinatol 1984; 11: 693; Biol Neonate 1997; 71: 345. editie 1/07/2014 32 update 18/07/2005 merknaam afleveringsvorm CHLORALHYDRAAT DC ° siroopvorm (PO) = apotheekbereiding: bv. 20 mL siroop à 50 mg/mL (UZG) of 100 mL siroop à 62,5 mg/mL (UZA); ° clysma: magistrale bereiding à 20 mg/mL (PR) of suppositoria à 125 of 250 mg. indicatie sedativum/hypnoticum uitsluitend voor korte termijn gebruik (liefst eenmalig) (geen analgetische eigenschappen!) bv. CT, MR, BERA. dosis PO: 50 - 75 mg/kg/dosis (best hoogste dosis bij voldragen baby) of PR: 75 - 100 mg/kg/dosis: max. 2 gram/dosis; bij ex-pretermen kunnen zich ongeacht de postmenstruele leeftijd (tot PML van ± 44 w) belangrijke bradycardieën voordoen vermoedelijk op basis van obstructieve apnoe, zelfs bij éénmalige PO dosis van 30 mg/kg (cfr. studie K. Allegaert et al. 2005). zonodig halve dosis herhalen na 30 minuten; gebruik laagste dosis bij pretermen. toedieningsweg PO, PR. sedatiedrempel, ademhaling, hartfrequentie en O2-saturatie gedurende 24 uur na toediening. snelle gastrische absorptie; begin van werking na 10 - 15 minuten en duurt 1 tot 2 uur; hepatische metabolisatie: accumulatie van toxische hypnotische metabolieten (o.a. trichloorethanol,TCE) bij herhaalde doses of langdurig gebruik. monitoring farmacologie bijwerking maagirritatie/nausea/braken, paradoxale excitatie (vnl. bij pijn), milde hypoxemie mogelijk, bradycardie bij langdurig gebruik. tegenaanwijzing belangrijke lever- of nierfunctiestoornis. toxiciteit respiratoire depressie (vnl. zo samen met opiaten of barbituraten), hypotensie en cardiale aritmie bij overdosering. bijzondere voorzorg ° best nà de voeding geven (minder maagirritatie); ° bewaar in donkere fles op kamertemperatuur; ° niet als chronisch sedativum gebruiken. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1993; 92: 471; J Pediatr 1996; 128: 573; Eur J Pediatr 2005; 164: 403. 1/07/2014 33 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CHOLESTYRAMINE Questran® zakjes 4,5 gram resinepoeder waarin 4 gram cholestyramine (PO). indicatie ° exsudatieve enteropathie en diarree secundair aan belangrijke ileale resectie (niet bij ileostomie of afwezigheid van colon !); ° pruritus bij partiële galwegenobstructie; ° familiale hypercholesterolemie (in overleg) (zie Pediatrics 1992). dosis 250 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 doses (er zijn tot nu toe geen studies voorhanden die de juiste dosis bij kinderen of pasgeborenen hebben vastgelegd) (intestinale impactie vermijden door juist vòòr toediening het poeder uit te strooien op de oppervlakte van een in te nemen vloeistof, 2 minuten laten hydrateren zonder roeren en nadien traag mengen in de voeding of water tot bv. een suspensie van minimaal ± 60 mL). toedieningsweg PO. spiegels van vetoplosbare vitaminen (vit. A, D, E en K) en foliumzuur. monitoring farmacologie chloridevorm van een quaternair NH3- ionenwisselend resine; absorptie van intestinale galzuren (preventie van enterohepatische recirculatie van galzouten); antilipemisch; geen gastro-intestinale absorptie. bijwerking constipatie (20 % van de patiënten) tot faecale impactie , zeldzamer diarree/steatorree, braken, hikken, rash, vitaminedeficiënties (ADEK), hyperchloremische acidose en hypercalciurie na langdurig gebruik; bloedingsneiging secundair aan vitamine K tekort. tegenaanwijzing totale galwegenobstructie; steatorree; gevaar voor renale acidose bij verminderde nierfunctie. toxiciteit GI obstructie bij overdosis. bijzondere voorzorg geef andere orale medicatie - in het bijzonder de vetoplosbare vitaminen! - 1 uur vòòr of 4 uur na cholestyraminetoediening (preventie van absorptie). incompatibiliteit hydrofiel, maar niet oplosbaar in water. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1977; 59: 433; J Pediatr 1978; 93: 684; Pediatrics 1992; 90: 469; Drug Information Fulltext (DIF)(20-03-2000) 1/07/2014 34 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CIMETIDINE Tagamet®, CimetidineG ° compr. à 200 en 400 mg (PO); ° 2 mL ampul à 100 mg/mL (IV, IM). indicatie preventie/behandeling van duodenale of gastrische stressulcera en GI-bloeding (evidentie van onbetwistbare efficiëntie ontbreekt). dosis 2,5 - 5 mg/kg/dosis om de 6 uur PO of traag IV over 15 - 30 minuten (laagste dosis bij prematuren). toedieningsweg PO, IV. ev. maag-pH; observeer bewustzijn en spontane beweeglijkheid. monitoring farmacologie histamine H2-receptor antagonist; verlengde halfleeftijd bij lever- of nierdysfunctie; snelle intestinale absorptie; geen simultane toediening van antacida (absorptie-interferentie). bijwerking stuipen, lever/nierdysfunctie, bradycardie/hypotensie, diarree, rash, neutropenie, gynecomastie. tegenaanwijzing patiënt die cisapride krijgt (cfr. levensbedreigende aritmie); niet bij tolazoline-geïnduceerde GI-bloeding (cfr. histamine-receptorstimulatie valt weg). toxiciteit nierinsufficiëntie. bijzondere voorzorg ° halveer theophyllinedosis bij simultaan gebruik (cfr. cytochroom P-450 oxidase inhibitie); ° geen “routinematig” gebruik bij de neonaat; ° dosis reduceren bij nierdysfunctie. incompatibiliteit ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), amphotericine B (Fungizone®), gentamycine (Geomycine®), theophylline (Euphyllin®), natriumnitroprusside (Nitriate®), dipyridamole (Persantin®), barbituraten (Luminal®, ...), cefalosporines (Claforan®, ...), lipiden-emulsies. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg bij 1 mL (= 100 mg) Tagamet® 9 mL NaCl 0,9 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. NB. deze verdunning à 10 mg/mL voor IV kan ook gebruikt worden voor perorale toediening. referentie editie Am J Perinatol 1987; 4: 131; Am J Perinatol 1996; 13: 301. 1/07/2014 35 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CISAPRIDE Prepulsid® Prepulsid®: drinkbare vloeistof “pediatrie” 100 mL oplossing à 1 mg/mL met doseerpipet (PO): enkel toe te passen in ziekenhuisomgeving onder monitoring, patiëntenregistratie en schriftelijke informatie aan de ouders (KB 05.11.2002; SB 22.11.2002 + KB 27.12.2004; SB 07.01.2005). indicatie ° medicamenteuse behandeling van gastro-oesofagale reflux bij falen van houding- en dieetmaatregelen; ° peptische oesofagitis; ° verkorting van postoperatieve ileus na majeure abdominale chirurgie (bv. gastroschizis, malrotatie) (PR toepassing). dosis ° PO: 0,2 mg/kg/dosis (= 0,2 mL/kg/dosis) om de 6 - 8 uur telkens 15 - 30 minuten vòòr de voeding (maximale perorale dosis = 0,8 mg/kg/dag); ° PR: 0,4 - 0,6 mg/kg/dosis om de 8 uur (biologische beschikbaarheid bij PR = 40 %). toedieningsweg monitoring PO, PR. observeer voor diarree; ECG-monitoring bij lever- of nierlijden; transaminasen om de 14 dagen. farmacologie gastroprokineticum (drukverhoging ter hoogte van gastro-oesofageale sfincter en versnelde maaglediging); forse eiwitbinding (> 97 %); stimuleert acetylcholineloslating door de myenterische plexus (Auerbach); geen antidopaminerge effecten (dwz. geen extrapyramydale symptomen of prolactineloslating zoals gezien bij domperidone (Motilium®) en (nog meer) bij metoclopramide (Primperan®). bijwerking diarree (dosisafhankelijk), “kolieken”, tachycardie, syncope door “long QTc”-syndroom vnl. bij preterme baby ‘s (< 34 w) en bij hoge dosering (> 1 mg/kg/dag) (normaal QTc < 450 msec), convulsies, extra-pyramidale symptomen (uitz.), leverdysfunctie (zelden). tegenaanwijzing niet toedienen aan patiënt die clarithromycine, erythromycine, fluconazole, miconazole of andere ‘azole’-fungistatica krijgt toegediend (ernstige aritmie met QT-verlenging). toxiciteit levensbedreigende (ventriculaire) aritmie met syncope (zg. ‘torsades de pointes’). bijzondere voorzorg ° niet gebruiken bij voorafbestaande aritmie of bij associatie met “cytochroom P450inhibitoren” (macroliden en ‘azole’-fungistatica); ° voorzichtig bij preterme baby: cardiotoxiciteit van ranitidine (o.a. bradycardie) zou additief ‘kunnen’ zijn aan cardiotoxiciteit van cisapride (?). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding bij baby ’s-met-zeer-laag-geboortegewicht (< 1500 g) wordt - “met positieve ervaring” - de toediening van cisapride soms meer gespreid: 8 maal daags à 0,1 mg/kg/dosis PO toegediend telkens 15 minuten vòòr de voeding (dagdosis = 0,8 mg/kg/dag); farmacokinetische gegevens die deze empirische vaststelling ondersteunen zijn niet voorhanden; cisapride zal wellicht best met grote omzichtigheid gebruikt worden bij (preterme) baby ’s: profylactische of “protocolmatige” toediening is af te raden. referentie Clin Ther 1989; 11: 669; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1990; 11: 420; J Pediatr 1996; 128: 279; Arch Pédiatr 1997; 4: 509 en 535; Arch Dis Child (F/N ed) 1997; 77: 119; Neonatal Netw 1997; 16: 17; J Pediatr 1997; 130: 164 en 679; Eur J Pediatr 1997; 15: 343; Arch Dis Child 1998; 79: 469. editie 1/07/2014 36 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CLINDAMYCINE Dalacin C® ° 2 mL of 4 mL ampul à 150 mg/mL (IV, IM); ° 80 mL siroop à 15 mg/mL na oplossen: voeg 74 mL water bij het granulaat (PO). indicatie voorbehouden voor behandeling van vooral infecties veroorzaakt door anaërobe bacteriën, inclusief de zeldzame Bacteroides fragilis infecties bij de neonatus (als alternatief voor metronidazole dat de voorkeur geniet boven clindamycine). dosis individuele dosis: 5 mg/kg/dosis traag IV over 10 - 30 minuten; dosisinterval volgens PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 8 u; PNL > 7 d: om de 6 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg traag IV perfusie over minstens 10 minuten of PO. leverfunctie. monitoring farmacologie semi-synthetisch derivaat van lincomycine, een natuurlijk antibioticum geproduceerd door Streptomyces lincolnensis; inhibitie van bacteriële eiwitsynthese; bacteriostatisch; snelle en volledige (90 %) resorptie bij (neonataal niet te verkiezen) perorale toediening; slechte CSV penetratie; sterke eiwitbinding; vnl. levermetabolisatie en galexcretie; lang serum halfleven van 3 tot 15 uur bij preterm baby; bezit neuromusculair blokkerende eigenschappen (cave potentialisatie). bijwerking levensbedreigende pseudomembraneuse colitis met bloederige diarree en koorts (staak clindamycine onmiddellijk en behandel met R/ voedingsstop, TPN en metronidazole of vancomycine 15 mg/kg om de 8 uur PO); rash, glossitis, leverfunctiestoornis/icterus, anafylaxie, granulocytopenie, trombocytopenie. tegenaanwijzing meningitis, necrotiserende enterocolitis. toxiciteit bijzondere voorzorg ° dosisinterval verlengen bij leverdysfunctie; ° siroop 2 weken houdbaar bij kamert°, niet in koelkast plaatsen; ° inspuitbare vorm bevat 9 mg/mL benzylalcohol: vermijd bij preterme baby < 1 maand oud; ° houdbaar bij kamert° gedurende ≥ 1 week. incompatibiliteit theophylline (Euphyllin®), barbituraten, calciumgluconaat, fluconazole (Diflucan®), magnesiumsulfaat, difenylhydantoïne (Diphantoine®), tobramycine (Obracin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 1 mL (= 150 mg) Dalacin C® bij 14 mL glucose 5 % (= 1/15 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie J Pediatr 1984; 105: 482; Pediatr Pharmacol 1986; 5: 287; J Pediatr 1988; 112: 271; Lancet 1992; 339: 1292. editie 1/07/2014 37 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm CLONAZEPAM Rivotril® ° 10 mL druppelflacon à 2,5 mg/mL (1 mL = 25 druppels; 1 druppel = 0,1 mg) (PO); ° IV ampul: 1 mL ampul à 1 mg/mL te verdunnen met 1 mL oplosmiddel (aqua pro inj.) juist voor IV toediening (zo IM onverdund gebruiken a.u.b.) NB. Rivotril® ampul IV sinds1998 niet meer geregistreerd in België. indicatie ° neonatale convulsies refractair aan phenobarbital / difenylhydantoïne / midazolam / pyridoxine; ° myoclonieën; ° hyperekplexia (“Stiff Baby” syndroom). dosis PO: startdosis: 0,01 - 0,05 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses; opklimmen om de 3 dagen tot maximale onderhoudsdosis van 0,1 - 0,2 mg/kg/dag (= 1 - 2 druppels/kg/dag). IV: oplaaddosis 0,1 mg/kg en onderhoudsdosis 0,1 - 0,5 mg/kg/dag in 1 dosis om de 24 u gedurende 2 tot 3 dagen bij convulsies resistent aan de routine anticonvulsieve behandeling (cfr. protocol). toedieningsweg monitoring PO, traag IV of IM. therapeutische serumspiegel = 20 - 80 nanogram/mL (NB. 1 ng/mL = 3,16 nmol/L) (facultatief). farmacologie snelle en volledige intestinale absorptie; snel tolerantie; serum halfwaardetijd = 24 - 48 uur bij neonatus. De IV ampul bevat 20 % alcohol of 159 mg alcohol per ampul van 1 mg/mL bijwerking frequent: sufheid, ataxie, hypotonie, bronchiale hypersecretie en hypersalivatie, leucopenie, trombocytopenie, hypotensie, nystagmus. tegenaanwijzing leverlijden. toxiciteit antidoot = Anexate® 0,01 mg/kg IV, zonodig na 1 minuut herhalen (cave: stuipen kan hernemen bij anticonvulsieve behandeling met benzodiazepine). bijzondere voorzorg behandeling geleidelijk afbouwen over 3 tot 6 weken zo beslist werd tot chronische therapie (cfr. abstinentie ++). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding 1 mL ampul à 1 mg/mL te verdunnen met 1 mL oplosmiddel (aqua pro inj.) juist voor IV toediening (max. 12 uur houdbaar) (zo IM onverdund gebruiken a.u.b.). referentie Eur J Clin Pharmacol 1991; 40: 193; Arch Pédiatr 1995; 2: 469; Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 1557; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1998; 78: 70. editie 1/07/2014 38 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm CLOXACILLINE Orbenin®, Penstapho N® ° injectieflesje à 250 mg (IV, IM) (NB. ook beschikbaar als 500 mg injectieflesje); ° 60 mL siroop à 25 mg/mL (PO). indicatie behandeling van infecties veroorzaakt door penicillinase-producerende staphylococcen. dosis individuele dosis: 25 mg/kg/dosis IV in bolus of IM/PO; dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg IV in bolus, (IM) of PO. perifeer bloedbeeldonderzoek, urinestix (albumine, bloed). monitoring farmacologie inhibitie van bacteriële celwandsynthese; hoge eiwitbinding (> 90 %); snelle renale excretie; zwakke CSV penetratie; betere intestinale resorptie bij lege maag. bijwerking zelden interstitiële nephritis (albuminurie, hematurie); beenmergdepressie (neutropenie); eosinofilie; rash; caustisch bij paraveneuse extravasatie. tegenaanwijzing β-lactamine allergie. toxiciteit beenmerg en nier. bijzondere voorzorg ° posologie aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie; ° bevat 2,1 mEq Na+ per gram; ° niet gebruiken bij belangrijke indir. hyperbilirubinemie (competitie bili-albumine binding); ° IV oplossing 2 u houdbaar bij kamert° en 24 u in koelkast. incompatibiliteit amikacine (Amukin®), gentamycine (Geomycine®), methadone, morphine, natriumbicarbonaat, tobramycine (Obracin®), vancomycine (Vancocin®); niet toedienen opgelost in eiwithydrolysaten of vetemulsies. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 1 flacon Orbenin® of Penstapho N® (= 250 mg) bij 2,5 mL aqua pro inj.: eindconcentratie = 100 mg/mL. referentie Pediatrics 1967; 39: 194. editie 1/07/2014 39 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm CO-TRIMOXAZOLE = SULFAMETHOXAZOLE + TRIMETHOPRIM Bactrim®, Cotrim-ratiopharm® ° 100 mL siroop à 40 mg sulfamethoxazole/mL + 8 mg trimethoprim/mL (PO); ° 5 mL ampul à 80 mg sulfamethoxazole/mL + 16 mg trimethoprim/mL (IV infusie, mag ook gebruikt worden voor PO toediening). indicatie ° (empirische) behandeling van bronchopulmonale infecties bij ex-pretermen met chronisch longlijden (bv. alternerend met erythromycine); ° Pneumocystis carinii pneumonie (behandeling en profylaxie bij HIV); ° ernstige urologische, NKO- of botinfecties volgens antibiogram. dosis PO: 40 mg SMZ- 8 mg TMP/kg/dosis (= 1 mL/kg/dosis van siroop of 0,5 mL/kg/dosis van onverdunde IV ampuloplossing) tweemaal per dag PO; IV: 16 mg SMZ- 3,2 mg TMP/kg/dosis (= 2 mL/kg van 1/10 dilutie: zie onderaan) traag IV over 60 - 90 minuten tweemaal per dag. toedieningsweg monitoring PO, IV infusie over 60 - 90 minuten (altijd eerst verdunnen indien IV!) perifeer bloedbeeldonderzoek; lever- en nierfunctie. farmacologie bactericied chemotherapeuticum bestaande uit sulfamethoxazole (SMZ) en trimethoprim (TMP) in een 5:1 verhouding; synergistische foliumzuurantagonist; vertraging van difenylhydantoïneklaring; zeer goede weefselpenetratie thv. longen, nier en CSV; trimethoprim kan best afzonderlijk gebruikt worden als profylacticum van urinaire infecties bij congenitale uropathie [R/ Trimethoprimum 2 mg/kg/dosis ‘s avonds om de 24 uur: zie standaarden onderaan). bijwerking rash, braken/diarree, zeldzaam Lyell of Stevens-Johnson syndroom, sulfonamide-allergie, trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, megaloblastaire anemie bij langdurig gebruik (foliumzuurtekort R/ folinezuur), hyperkaliëmie, hypoglycemie. tegenaanwijzing belangrijke indirecte hyperbilirubinemie (m.a.w best vermijden in de eerste 2 - 3 levensweken); ernstige leverdysfunctie; G-6-PD-deficiëntie (hemolytische anemie). toxiciteit lever- en niertoxiciteit. bijzondere voorzorg ° houdbaarheid van IV oplossing slechts 6 uur: gezien dosistijdsinterval van 12 uur moet voor elke individuele dosis een nieuwe verdunning klaargemaakt worden; ° dosis aanpassen bij nierinsufficiëntie; ° TMP interfereert met Guthrietest voor PKU. incompatibiliteit niet oplossen in bicarbonaathoudende oplosmiddelen; niet samen met andere geneesmiddelen IV toedienen; mag wel terminaal samenlopen met TPN. specifieke bereiding voor IV infusie: voeg één ampul van 5 mL (= 400 mg SMZ en 80 mg TMP) Bactrim® of Eusaprim® bij 45 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 8 mg SMZ/mL en 1,6 mg TMP/mL. STANDAARDEN (TRIMETHOPRIM) = 4 - 8 MG referentie editie Pediatr Nephrol 1988; 2: 12; Arch Dis Child 1989; 64; 343; Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 165. 1/07/2014 40 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm COFFEÏNE, CAFEÏNE DC (oplaaddosis) Cafeïne® 25 mg.aqua ad 2 mL (Sterop) cafeïne (Laboratoria STEROP tel 02 / 524 39 66): 2 mL ampul à 12,5 mg coffeine per mL (PO, IV, IM) (het is de zuivere base en bevat dus geen natriumbenzoaat, noch citraat) (gewijzigd vanaf 03.11.2003) indicatie ° voorkeurspreparaat bij behandeling van recurrente zg. idiopathische prematuriteitsapnoe bij zwangerschapsleeftijd < 34 weken (d.i. na exclusie van andere oorzaken zoals bv. convulsieve apnoe, sepsis, hypoglycemie, respiratoire insufficïentie tgv. RDS, etc. ...; ° adjuvans bij versnelde extubatie of ter ondersteuning van triggerventilatie (sIMV); ° bronchopulmonale dysplasie (BPD); ° (RSV-)bronchiolitis geassocieerde apnoe (of alternatief doxapram ladingsdosis). dosis ° ladingsdosis: 10 mg/kg coffeïne PO of IV of IM (volgens beschikbare apotheekbereiding); ° onderhoud (start 24 u na ladingsdosis): 2,5 mg/kg/dag coffeïne in 1 dosis PO/IV; dosis mag zonodig verdubbeld worden; symptomatische behandeling kan gestopt worden zo bv. 48 - 72 uur apnoevrij of bij spiegel < 7 mcg/mL. toedieningsweg PO (telkens wanneer mogelijk), IV of IM (afhankelijk van apotheekbereiding). therapeutische dalspiegel (facultatief) best 2 uur na onderhoudsdosis op dag 5 - 6: 8 - 20 mcg/mL (> 50 mcg/mL = toxisch) (NB. 1 mcg/mL = 5,14 µmol/L). monitoring farmacologie centraal-neurogene stimulans: o.a. toename van gevoeligheid van centrale CO2chemoreceptoren; serum halfwaardetijd 16 maal langer dan bij volwassene: 60 - 140 uren; verlengde halfwaardetijd bij cholestase; vnl. ongewijzigde renale excretie gedurende eerste levensmaand; goede intestinale absorptie bij perorale toediening. bijwerking zeldzaam: prikkelbaarheid, braken, cardiale symptomen (tachycardie is eerste teken van toxiciteit). tegenaanwijzing coffeïne-natriumbenzoaat niet gebruiken bij neonaat; tachycardie > 180/min. toxiciteit tachycardie/aritmie, tonisch-clonische convulsies, hypotensie tot circulatoire collaps. bijzondere voorzorg ° niet invriezen; ° houdbaar gedurende 24 uur bij kamertemperatuur; incompatibiliteit kan gemengd worden met zeer variabele parenterale oplossingen zonder verlies van activiteit. specifieke bereiding cafeine (STEROP) wordt ook voor IV toediening onverdund gebruikt: concentratie = 12,5 mg/mL. NB: bij gebruik van zoutverbinding zoals coffeïnecitraat wordt de coffeïnedosis best uitgedrukt als “base” (concreet vb: 20 mg coffeïnecitraat = 10 mg coffeïne base). referentie editie Pediatrics 1985; 76: 834; DICP 1989; 23: 466; Arch Dis Child 1992; 67: 425; South Med J 2000; 93: 294; Arch Dis Childh 2005; 90: 438. 1/07/2014 41 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm CYCLOSPORINE A Neoral - Sandimmun®, Sandimmun® Neoral Sandimmun® (= verbeterde galenische bio-equivalente vorm van Sandimmun®): 50 mL flacon met maatpipet à 100 mg/mL (PO); Sandimmun®: 5 mL ampul à 50 mg/mL (IV). indicatie immunosuppressie bij transplantatie. dosis ° PO: 15 mg/kg/dag als éénmalige dosis 4 - 12 uur pré-transplant; nadien zelfde dagdosis 1 - 2 weken post-transplant; daarna reductie met 5 % per week tot 5 - 10 mg/kg/dag PO; ° IV: 5 - 6 mg/kg als éénmalige dosis pré-transplant traag IV over 2 - 6 uur; geef dezelfde dagdosis post-transplant tot patiënt de orale oplossing kan innemen. toedieningsweg PO, traag IV. aanbevolen dalspiegel in bloed = 80 - 250 ng/mL (= 0,07 - 0,21 nmol/L) (RIA) of 100 - 400 ng/mL (HPLC) (= labo-afhankelijk). monitoring farmacologie uit 11 aminozuren bestaand cyclisch polypeptide; inhibitie van synthese en loslating van interleukine II + inhibitie van IL-2 gemedieerde T-lymfocytenactivatie; piekspiegel ongeveer 4 uur na orale dosis; hoge eiwitbinding; halfwaardetijd 5 - 40 uur. bijwerking nefro- en hepatotoxisch, hypomagnesiëmie, hyperkaliëmie, hyperuricemie, hyper- of hypotensie, tachycardie, flushing, hirsutisme, tandvleeshyperplasie, GI-intolerantie, tremoren, stuipen, leucopenie, myositis, RDS. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° dosis aanpassen bij lever- of nierdysfunctie; ° orale oplossing niet in koelkast; ° IV preparaat best verdunnen met glucose 5 % (24 u. stabiel in glascontainer of PVC). incompatibiliteit gb. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg bij één 5 mL ampul (= 250 mg ) Sandimmun® 95 mL glucose 5 % (= 1/20 dilutie): eindconcentratie = 2,5 mg/mL. referentie J Pediatr Gastroenterol Nutr 1990; 10: 257; Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 180. editie 1/07/2014 42 update 5/07/2006 merknaam afleveringsvorm DALTEPARINE Fragmin® 0,2 mL spuitampul SC à 25 mg of 2.500 IE Axa (SC): dosis wordt vaak uitgedrukt in antifactor Xa internationale eenheden (IE Axa) (100 IE Axa = 1 mg). indicatie ° preventie of behandeling van (diepe) veneuse of coronaire trombose (bv. postchirurgie of postcatheterisatie); LMGH geniet principieel voorkeur boven heparine omwille van beter voorspelbare farmacokinetiek (= minder monitoring, minstens gelijkwaardige effectiviteit, minder bloedingen, eenvoudige subcutane toedieningswijze); ° homozygote proteïne C of S deficiëntie. dosis behandeling van trombose: start bij neonatus met 1 mg/kg (100 IE Axa/kg) om de 12 uur SC; dosis aanpassen om een 4 - 6 uur postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden tussen 0,5 en 1,0 E/mL; neonati hebben hiervoor gemiddeld 1,6 mg/kg/dosis nodig; overschakeling op eenmalige dagdosis mogelijk bij chronisch-ambulante behandeling. toedieningsweg SC injectie. plasma anti-Xa activiteit 0,5 - 1 E/mL bij behandeling van ingestelde trombose (niet routinematig; bij pretermen 1 maal per week; bloedbeeld en plaatjes. monitoring farmacologie Laag Moleculair Gewicht Heparinen (LMGH ’s) zijn fragmenten van heparine met inhiberende activiteit t.o.v. factor Xa en bevordering van loslating van antitrombotische factoren (bv. t-PA), maar significant minder inhiberend tegenover factor IIa in vergelijking met heparine; d.i. antitrombotische werking met geringer antistollingseffect: risico op bloeding is hierdoor geringer; lange halfwaardetijd: 180 - 300 minuten; MG = 5.000; anti-Xa: anti-IIa ratio = 2:1. bijwerking minder bloedingen dan na heparine, zelden trombocytopenie, pijn/erytheem op injectieplaats, allergie/anafylaxie, transiënte stijging van transaminasen. tegenaanwijzing hersenbloeding. toxiciteit 1 mg protamine voor iedere 100 E toegediende dalteparine, zonodig de helft van die dosis herhalen; bloedtransfusie kan nodig blijven. bijzondere voorzorg cave: LMGH ‘s zijn niet zomaar onderling uitwisselbaar: hun farmacologische activiteit/kinetiek is sterk verschillend; LMGH ‘s hebben weinig invloed op aPTT: deze test niet gebruiken als leiddraad voor dosisaanpassing (cave overdosering!). incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Lancet 1995; 346: 1487; J Pediatr 1996; 128: 313; Thromb Res 1996; (S)81: 61; Semin Thromb Hemost 1997; 23: 303; Thromb Haemost 1995; 73: 939; http://www.medscape.com/UVA/PedPharm/1997/v03.n06/pp0306.html. 1/07/2014 43 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DANTROLEEN-NATRIUM Dantrium®, Dantrium® Intraveneus ° caps. à 25 mg (PO); ° injectieflacon à 20 mg gelyofiliseerd dantroleennatrium (gelig poeder; bevat 3 gram mannitol): vòòr gebruik 60 mL water voor injectie toevoegen en krachtig schudden (IV): eindconcentratie = 1 mg per 3 mL. indicatie ° skeletspierrelaxans bij chronische spasticiteit van spinale of centrale oorsprong; ° maligne hyperthermie (cfr. spierrigiditeit, tachycardie, niet corrigeerbare cyanose, hypercapnie, lactaatcidose, snelle t°stijging, ...). dosis ° anti-spasmodisch: 1 mg/kg/dag in 1 dosis PO, zonodig wekelijks verhogen tot 8 mg/kg/dag in 4 doses (max. 400 mg/dag): staak behandeling zo geen gunstig effect binnen 45 dagen. ° maligne hyperthermie: 1 mg/kg/dosis IV (= 3 mL/kg/dosis), zonodig snel herhalen tot cumulatieve dosis van max. 10 mg/kg (gemiddelde effectieve dosis = 2,5 mg/kg); nadien verder 4 - 8 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 doses gedurende 3 dagen (postcrisis). toedieningsweg PO, IV. leverfunctietesten (SGOT/PT, gamma-GT, alk.fosf., bilirubine) om de 2 maanden bij chronische perorale therapie. monitoring farmacologie perifeer werkend spierrelaxans; intramusculair postsynaptisch aangrijpingspunt: inhibitie van Ca++-ionenvrijstelling vanuit het sarcoplasmatisch reticulum; gemiddelde biologische halfwaardetijd = 5 uur na IV injectie; levermetabolisatie. bijwerking (tijdelijk) sufheid/spierzwakte, soms diarree, levertoxiciteit (soms pas laattijdig) bij langdurig gebruik. tegenaanwijzing actief leverlijden. toxiciteit bijzondere voorzorg ° andere maatregelen bij maligne hyperthermie = onmiddellijk staken van alle anaesthetica, hyperventilatie, correctie metabole acidose, koeling, e.a.; ° sterk alkalisch (pH 9,5): oppassen voor extravasatie; ° flacon afschermen van direct licht; binnen de 6 uur gebruiken. incompatibiliteit niet combineren met calciumantagonisten (vb. verapamil (Isoptine®), e.a.). specifieke bereiding referentie editie Acta Anaesthesiol Scand 1982; 26: 435; Anesth Analg 1993; 77: 297. 1/07/2014 44 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DESMOPRESSINE-ACETAAT = DDAVP Minirin® ° oplossing voor endonasaal gebruik: 2,5 mL druppelfles à 0,1 mg/mL (intranasaal); ° injecteerbare oplossing: 1 mL ampul à 4 microgram desmopressine-acetaat per 1 mL (IV, IM, SC) [= equivalent aan 3,56 microgram desmopressine (vrije base)]. indicatie ° centrale diabetes insipidus (bv. congenitaal, postinfectieus, postoperatief); ° preventie van ernstige bloedingen bij patiënt met milde vorm van hemofilie A of ziekte van “von Willebrand” (exclusief type IIb): bv. pre-operatief; ° evaluatie van renaal concentratievermogen. dosis ° diabetes insipidus: * intranasaal: 5 - 30 microgram/dag (= 0,05 - 0,3 mL) verdeeld over 1 of 2 doses; * IV of IM: 400 nanogram/dag (= 0,1 mL) verdeeld over 2 doses IV/ IM (of SC); ° hemofilie A of ziekte van “von Willebrand” (exclusief type IIb) pre-operatief: 0,3 - 0,4 microgram/kg verdund in 50 mL NaCl 0,9 % traag IV infuus 30 minuten pre-operatief, zonodig te herhalen (overleg met kinderarts-haematoloog); ° renale concentratievermogentest: eenmalig 0,4 mcg SC. toedieningsweg intranasaal, IM, IV, SC. diurese, plasma- en urine-osmolaliteit, natriëmie, lichaamsgewicht. monitoring farmacologie 1-Desamino-8-D-Arginine VasoPressine (DDAVP) = synthetisch structuuranaloog van het natuurlijk humaan arginine-vasopressine met een langere antidiuretische activiteit en beperkt pressor-effekt; werking berust hoofdzakelijk op een verhoogde terugresorptie van water ter hoogte van de tubuli colligentes; plasma halfwaardetijd bedraagt ongeveer 2 uur. bijwerking zelden hypotensie/reflectoire tachycardie, hyponatriëmie, hemodilutie (“watervergiftiging”), ‘flushing’. tegenaanwijzing hartfalen, hypertensie, ziekte van “von Willebrand” type IIb. toxiciteit waterintoxicatie [R/ vochtbeperking, Minirin® (tijdelijk) staken en eventueel furosemide toedienen]. bijzondere voorzorg ° indomethacine, paracetamol verhogen de werking van Minirin®; ° Minirin® bewaren in koelkast (2 - 8 °C). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding Minirin® mag niet verdund worden voor SC/IV/IM toediening: gebruik een insulinespuit voor parenterale doses lager dan 4 microgram (= lager dan 0,1 mL). referentie J Pediatr 1993; 122: 911; Arch Dis Child 1994; 70: 51. editie 1/07/2014 45 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm DEXAMETHASON Aacidexam® ° Aacidexam®: 1 mL flacon à 5 mg/mL dexamethasonnatriumfosfaat (= 4 mg dexamethasonbase) (IV, IM, SC) (1 mg base = 1,25 mg dexamethasonnatriumfosfaat); PO = magistrale bereiding of verdunde flacon voor IV gebruik (zie onder); dosis wordt hieronder altijd uitgedrukt als base. indicatie ° BPD (vnl. voorbehouden voor ventilator-dependente neonatus met chronisch longlijden); ° laryngotracheaal oedeem na extubatie; ° resistente neonatale hypoglycemie; ° hypotensie (refractair voor vasopressoren). dosis BPD (*) : ‘standaard’: 0,15 - 0,25 mg/kg/dosis om de 12 u IV/PO gedurende 3 dagen, nadien met 50 % verminderen om de 3 dagen (0,1 - 0,05 - 1 dagdosis - stop): kies initieel voor lage startdosis; ‘pulse’: 0,3 mg/kg/dosis om de 12 u gedurende 3 dagen, nadien kuur herhalen met 10 dagen interval tot PCL 36 w of tot O2 vrij; larynxoedeem: 0,25 mg/kg/dosis om de 6 u, 3 à 6 doses (bij extubatie 1/2 van doses vooraf); hypoglycemie: 0,25 mg/kg/dosis IV/PO zonodig om de 12 u ; hypotensie: 0,25 mg/kg/dosis IV zonodig om de 12 u (max. 72 u) (lagere startdosis bij ELBW’s: 0,03 mg/dosis/12 u). toedieningsweg IV, PO, (IM). glycemie 2/d 1ste 3 d, bloeddruk 1/d, echocardiogram zo > 7 d. monitoring farmacologie systemische corticoïden ter preventie/behandeling van BPD veroorzaken snelle verbetering in longmechanica en gasuitwisseling, sneller deventileren en vermoedelijk ook verkorting van termijn voor chronische O2-therapie; er is echter geen evidentie voor kortere hospitalisatie, noch voor gedaalde sterfte; de neurologische prognose verbetert niet, mogelijks wordt zij negatief beïnvloed; daarom wordt deze behandeling nog als “experimenteel” beschouwd. bijwerking hyperglycemie/glucosurie, hypertensie, gastro-intestinale perforatie/bloeding, leucocytose, negatieve eiwitbalans, botdemineralisatie/hypercalciurie/groeistop, transiënte hypertrofische cardiomyopathie, cataract, prikkelbaarheid/convulsies, myopathie, transiënte bijnierinsufficiëntie, verhoogd ROP-risico bij ELBW-baby (?). tegenaanwijzing indien geen enkel gunstig effect binnen de 72 uur kan corticotherapie beter onderbroken worden bij BPD als indicatie. toxiciteit zie bijwerkingen. bijzondere voorzorg ° recente literatuurgegevens wijzen op beter vroegtijdig (< 7 - 10 dagen oud) en kortdurend (± 10 dagen in dalende dosis) starten bij predictie van hoog risico voor latere BPD in plaats van laattijdige lange (> 21 d) kuren; ° minder bijwerkingen bij ‘pulse’therapie, maar mogelijk minder ‘efficiënt’ (?); ° aangebroken flacon is niet houdbaar. incompatibiliteit midazolam (Dormicum®), vancomycine (Vancocin®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen Hypokit®). specifieke bereiding ° voeg 0,25 mL Aacidexam® (= 1 mg dexa-base !) bij 0,75 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL dexamethasonebase (!) (24 uur houdbaar); NB. deze oplossing kan zo gewenst ook peroraal toegepast worden. (*) nvdr1: het aantal behandelingsprotocols voor corticoïdentherapie bij BPD is even groot als het aantal neonatale diensten; hier stellen we het Canadese behandelingsprotocol voor zoals recent besproken door P.W. Blanchard (NICU Sherbrooke, Québec) op 22.05.98 tijdens de “Journées Nationales de Néonatologie” Paris (cfr. ref); nvdr2: bronchiaal secreet voor cytologisch onderzoek op dag 4-5 bij elke (nog) geventileerde VLBW-baby (< 1.500 g) kan helpen bij de indicatiestelling. referentie Pediatrics 1992; 90: 534; Eur J Ped 1993; 152: 354; Eur J Ped 1994; 153: 211; Pediatrics 1995; 96: 897; J Pediatr 1995; 126: 769; Ped. Res 1996; 39: 236A; Pediatrics 1996; 98: 204; Pediatrics 1997; 100: 4; Ped. Res 1997; 41: 188A; Prenat Neon. Med 1997; 2: 237; Eur J Ped 1998; 157: S31; Progrès en Néonat. 1998; 18: 56; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1998; 79: 26; J Pediatr 1998; 133: 395. editie 1/07/2014 46 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DIAZEPAM DC Valium® ° 2 mL ampul à 5 mg/mL (IM, IV, infusie, PR); ° PO = magistrale bereiding (bv. 100 mL siroop à 2 mg/5mL). indicatie ° status epilepticus (geen voorkeurspreparaat); ° neonatale tetanos; ° anticonvulsivum bij ‘caine’-intoxicatie; ° sedativum/spierrelaxans. dosis ° IV: 0,1 - 0,5 mg/kg/dosis traag IV over 5 minuten; mag herhaald worden om de 15 - 30 minuten voor 2 - 3 doses (bv. bij neonatale tetanos); eventueel (kortdurend) gevolgd door continu IV infusie à 100 - 200 mcg/kg/uur (= 0,4 - 0,8 mL/kg/u van 1/20 dilutie: zie onderaan); ° PR: 0,4 mg/kg/dosis zonodig te herhalen na 10 minuten (bv. thuis of zo geen IV lijn); ° PO: 0,12 - 0,8 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses. toedieningsweg traag IV over 5 minuten, continu infusie, PO, PR, beter niet IM (slechte resorptie). ademhaling. monitoring farmacologie benzodiazepine; versterkt de neuronale inhibitie van de neurotransmitter gammaaminoboterzuur (GABA);hoge plasma-eiwitbinding (98 %); accumulatie van actieve metabolieten (o.a. N-desmethyl diazepam) met lange halfwaardetijd (> 60 uur) mogelijk bij herhaald gebruik of langdurige IV infusie; vnl. hepato-biliaire excretie van glycuronconjugaten van verscheidene metabolieten. bijwerking apnoe (vnl. bij te snelle injectie + wanneer ook phenobarbital toegediend wordt), rash, hypotensie. tegenaanwijzing significante hyperbilirubinemie. toxiciteit specifiek antidoot = flumazenil (Anexate®) (5 mL ampul à 0,1 mg/mL): R/ 0,01 mg/kg IV, zonodig na 1 minuut herhalen. bijzondere voorzorg ° ademhalingsondersteuning moet beschikbaar zijn; ° houdbaarheid bij verdunning bedraagt slechts 6 uur; ° terminale co-infusie op TPN-lijn mag; ° mag zonodig ook verdund worden met NaCl 0,9 % (minstens 1/20 noodzakelijk). incompatibiliteit niet samen met andere farmaca IV toedienen (cfr. melkachtig witte neerslag van actief product door aanwezigheid van propyleenglycol); vermijd PVC-spuiten bij continu infusie (cfr. sterke adsorptie aan plastiek): gebruik polypropyleenspuiten (PP). specifieke bereiding voor continu IV infuus: voeg 0,5 mL van een Valium® ampul (= 2,5 mg) bij 9,5 mL glucose 5 % (= 1/20 dilutie): eindconcentratie = 0,25 mg/mL of 250 microgram/mL. referentie Biol Neonate 1997; 71: 345. editie 1/07/2014 47 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DIAZOXIDE Proglicem® caps. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding. indicatie refractaire hypoglycemie ten gevolge van (persisterend) hyperinsulinisme (neonatus met persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie die niet zonder IV glucose kan onder maximale diazoxidebehandeling zal - na overleg met kinderarts-endocrinoloog - wellicht een subtotale pancreatectomie nodig hebben na eventuele voorbereiding met octreotideacetaat: zie aldaar). dosis 10 - 15 mg/kg/dag PO verdeeld over 2 - 3 doses (NB. start best met maximale dosis om later - bij gunstig antwoord - te verminderen tot het effectieve minimum; dosis hoger dan 15 mg/kg/dag is zinloos); een gunstig antwoord kan meestal vastgesteld worden binnen de eerste 48 uur van de behandeling. toedieningsweg PO. glycemie, urinezuurspiegel, perifeer bloedbeeldonderzoek. monitoring farmacologie perifere arteriolaire vasodilator; niet-diuretisch thiazide; inhibitor van insulinesecretie door opening van ATP-sensitieve kaliumkanalen; goede PO absorptie; lange halfwaardetijd van 10 - 20 uren: d.w.z. volg voor recidief van hypoglycemie tot 5 dagen na stoppen van diazoxide; diazoxide blijft hoeksteen bij behandeling van persisterende hyperinsulinemische (> 8 mU/L) hypoglycemie, maar de neonatale gevallen zijn vaak ‘nonresponders’; de IV vorm Hyperstat® is niet meer verkrijgbaar. bijwerking GI-intolerantie, aritmie, hyperglycemie/diabetische keto-acidose bij stress, hyponatriëmie, zout/H2O retentie (= anti-diuretisch effect), hyperuricemie, leucopenie/neutropenie, trombocytopenie, hirsutisme/hypertrichose (bij chronische behandeling), rash, koorts, zeldzaam extrapyamidaal syndroom. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° potentialisatie van hyperglycemiërend effect door combinatie met hydrochlorothiazide (Dichlotride®), terzelfdertijd wordt anti-diuretisch effect van diazoxide gecompenseerd; ° andere therapeutica bij persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie: glucagon, octreotide, nifedipine, glucocorticoïden (zie aldaar). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding magistrale bereiding: bv. 100 mL suikervrije orale suspensie à 10 mg/mL. N.B.: recent overzichtsartikel over “neonataal hyperinsulinisme” in ‘Clinics in Perinatology’ volume 25, N° 4 december 1998: blz 1.015 - 1.038. NB. Hyperinsulinisme = verhouding glucose (mg/dL) op insuline (µU/mL) in het bloed bedraagt minder dan 4. referentie editie J Pediatr Surg 1997; 32: 342; N Engl J Med 1997; 336: 703; Pediatr Clin North Am 1997; 44: 363; Eur J Pediatr 1998; 157: 628; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4): 1015. 1/07/2014 48 update 10/05/2005 DIGOXIN IMMUUN FAB DC Digitalis Antidot® merknaam afleveringsvorm poedervial à 80 mg Fab antidigoxine antilichamen van schapenoorsprong (IV) per vial. indicatie ernstige potentieel dodelijke digitalisintoxicatie (digoxine en derivaten of digitoxine). dosis dosis Fab in mg = [digoxin serumspiegel (ng/mL) x 5,6 x LG (kg) : 1000] x 64 of aantal mg ingenomen digoxine x 0,8 x 64; toedienen over 30 minuten IV via 0,22 micron filter (in bolus bij extreme urgentie); de aritmieën verminderen gewoonlijk binnen de twee uur na begin van de perfusie; indien na 10 uren opnieuw ritmestoornissen optreden een tweede ‘Fab’perfusie overwegen. toedieningsweg IV over 30 minuten of in bolus bij extreme urgentie. monitoring farmacologie Fab-specifieke antilichamen verkregen uit serum van geïmmuniseerde schapen; neutralisatie door vorming van Al-Ag complex. bijwerking geen, tenzij sensibilisatie voor schapeneiwitten. tegenaanwijzing allergie voor schapenglobulinen. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° 80 mg Fab-fragmenten (1 flacon) binden 1 mg digoxine; ° bloedstaal voor digoxinespiegel afnemen vòòr Fab-toediening (interferentie); ° bewaren in koelkast. incompatibiliteit afzonderlijk toedienen. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: voeg 8 mL aqua pro inj. bij één poedervial (= 80 mg) (zacht mengen); stap 2: voeg de 8 mL hersamengestelde oplossing bij 32 mL NaCl 0,9 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 2 mg/mL. NB: product altijd beschikbaar in antigifcentrum: tel: 070 / 245 245 of bij Boehringer Mannheim Belgium: tel: 02 / 2474747 (8u30 - 17 u); nvdr. beschikbaar op spoedgevallendienst. referentie editie N Engl J Med 1992; 326: 1739. 1/07/2014 49 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm DIGOXINE DC Lanoxin® P. G. Elixir, Lanoxin® ° Lanoxin PG® elixir: 60 mL elixir à 50 mcg/mL (PO); ° Lanoxin®: 2 mL ampul à 0,25 mg/mL (= 250 microgram/mL) (IV, IM). indicatie ° hartfalen door verminderde myocardcontractiliteit; ° supraventriculaire aritmieën (SVT, atriale flutter of atriale fibrillatie) (overleg met kindercardioloog); dosis ° lading PO/IV: alleen toepassen bij behandeling van aritmie of acute decompensatie: 20 - 30 microgram/kg/24 u te verdelen over 3 doses (50 %-25 %-25%) met tussenpozen van 8 - 12 uur; gebruik laagste dosis (= 20 mcg/kg/24 u) bij pretermen en/of IV toediening. ° onderhoud PO/IV: (start 12 uur na vervollediging van eventuele ladingsdosis) 3 - 5 microgram/kg/dosis om de 12 uur; gebruik de laagste dosis bij intraveneuse toediening; bij pretermen slechts om de 24 uur toedienen(*). toedieningsweg PO, traag IV over 5 - 10 minuten; niet IM (lokale weefselnecrose). monitoring hartfrequentiemonitor met scoop bij IV toediening; therapeutische plasmaspiegel 1 - 2 ng/mL (afname ten minste 6 - 8 uur nà toediening, bij voorkeur vlak voor volgende dosis); toxiciteit bij spiegel > 3,5 ng/mL (1 mcg/L = 1,28 nanomol/L). farmacologie bijzonder nauwe therapeutische marge; biologische beschikbaarheid bij PO toediening = 85 %; serum halfwaardetijd bij neonati < 1 maand = 40 - 70 uren; + inotroop en chronotroop effect; voornamelijk renale eliminatie; hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypercalcemie predisponeren tot digoxinetoxiciteit; houd rekening met vals hoge digoxinespiegel door bv. (moederlijke) ‘digoxin-like’ substanties (ideaal = spiegel reeds vòòr start). bijwerking frequent bij pretermen: braken, diarree, lethargie, kort QTc en vermindering van T-golf amplitude; zeldzaam gynecomastie, urticaria, eosinofilie, trombocytopenie. tegenaanwijzing hypokaliëmie, ventriculaire dysritmieën, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie, WPW-syndroom. toxiciteit braken, sinusbradycardie (PR-interval > 0,16 ”) (R/ atropine), ventriculaire aritmie (bv. extrasystolen, bigeminie, AV-blok, ...) (R/ lidocaïne, phenytoïne); bij levensbedreigende intoxicatie: R/ digoxin immuun Fab IV. bijzondere voorzorg ° spironolactone (Aldactone®) interfereert met digoxine-RIA; ° verlaag dosis bij gedaalde creatinineklaring; ° schrijf voor in mg én in mL en controleer met 2 artsen/verpleegkundigen! ° verdunning 24 u. houdbaar in koelkast. incompatibiliteit niet mengen met andere injectievloeistoffen of geneesmiddelen; risico voor digitalistoxiciteit kan toenemen bij simultaan gebruik van amphotericine B (Fungizone®) of erythromycine (Erythrocine®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg één 2 mL ampul Lanoxin® (= 500 microgram) bij 18 mL NaCl 0,9 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 0,025 mg/mL of 25 microgram/mL. (*) nvdr: verschillende (vaak ingewikkelde) therapieschemata voorhanden; hier werd geopteerd voor veiligheid en (relatieve) eenvoud; vermijd intraveneuse toediening bij de pasgeborene; er zijn veiliger cardiotonica voorhanden voor parenterale toepassing (bv. dobutamine). referentie editie Pediatrics 1982; 69: 463; J Pediatr 1986; 108: 871; J Pediatr 1992; 121: 608. 1/07/2014 50 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm DIHYDRALAZINE Nepresol® ° poederampul à 25 mg + 2 ml solvens (IV); (NB. IV vorm niet geregistreerd in België). ° compr. 25 mg (PO); indicatie ° milde tot matige neonatale hypertensie; ° ‘afterload’-reductie bij congestief hartfalen. dosis ° IV: start met 0,1 tot 0,5 mg/kg/dosis (= 0,1 - 0,5 mL/kg/dosis van 1/12,5 dilutie) traag IV om de 6 - 8 uur; dosis kan volgens antwoord opgedreven worden tot max. 2 mg/kg/dosis om de 6 uur. ° PO: 0,25 - 1 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur of - bij overschakeling - ongeveer tweemaal de nodige IV dosering. toedieningsweg monitoring traag IV over 1 - 2 minuten, PO. bloeddruk en hartfrequentie, bloedbeeldonderzoek. farmacologie perifere arteriolaire vasodilator (‘cardiac output’ neemt toe); reflextachycardie kan voorkomen worden door associatie met beta-blokker (type Inderal®) en dihydralazinedosis kan hierdoor lager gehouden worden tot minder dan 0,15 mg/kg/dosis; vlotte intestinale absorptie, maar uitgesproken ‘first-pass’ metabolisme in de lever; werking 30 - 60 minuten na orale toediening en 5 - 10 minuten na IV toepassing; serum halfwaardetijd bedraagt 2 8 uur. bijwerking vnl. reflectoire tachycardie, ‘flushing’, vocht- en zoutretentie, diarree/braken, transiënte agranulocytose, trombocytopenie, hepatitis, paralytische ileus na langdurig gebruik. tegenaanwijzing toxiciteit ‘lupus-like’ syndroom vnl. bij volwassenen en oudere kinderen (trage acetylators). bijzondere voorzorg ° bij perorale toediening best met de voeding geven (betere absorptie); ° niet verdunnen met glucose 5 %; ° oplossing dient onmiddellijk gebruikt te worden; ° best toedienen samen met diureticum (cfr. vocht- en zoutretinerend effect). incompatibiliteit theophylline (Euphyllin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), furosemide (Lasix®), phenobarbital (Luminal®), glucose, heparine, hydrocortisone (Solucortef®), diphenylhydantoïne (Diphantoine®), fentanyl (Fentanyl®), amphotericine B (Fungizone®). specifieke bereiding voor IV toediening bereiding in 2 stappen: stap 1: los één poederampul dihydralazine (= 25 mg) op in 2 mL bijgeleverd solvens; stap 2: voeg bij de 2 mL hersamengestelde oplossing 23 mL NaCl 0,9 % (= 1/12,5 dilutie) eindconcentratie = 1 mg/mL. NB. bovenstaande verdunning voor IV kan ook gebruikt worden voor PO toediening. referentie editie J Pediatr 1980; 97: 1009; Clin Perinatol 1988; 15: 567. 1/07/2014 51 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DILTIAZEM Tildiem®, DiltiazemG compr. 60 mg (PO). indicatie ° acute exacerbaties van pulmonale hypertensie bij ernstige chronische longziekte (BPD) (experimenteel); ° arteriële hypertensie (voornamelijk volwassenen). dosis 1 - 1,5 mg/kg/dag verdeeld over 4 doses PO. toedieningsweg PO. monitoring farmacologie calciumkanaal-antagonist (WGO-classificatie klasse III): diltiazem remt influx van calcium in de trage calciumkanalen van de myocardvezels en de gladde spiervezels van de bloedvaten af met daling van het intracellulair calcium ter hoogte van de contractiele eiwitten; ‘afterload’- reductie; klasse-IV-anti-aritmicum (bij volwassenen gebruikt als therapie bij supraventriculaire aritmieën); hoge intestinale absorptie (> 90 %) maar lage biologische beschikbaarheid (± 40 %) door “first pass” effect; biliaire (65 %) en renale (35 %) eliminatie. bijwerking oedemen (onderste ledematen), urticariële rash, AV- of sino-atriale blok, sinusale bradycardie. tegenaanwijzing “sick sinus” syndroom, AV-blok (gr II/III), hypotensie, linker kamerinsufficiëntie met longoedeem. toxiciteit hypotensie en acute collaps eventueel samen met geleidingsstoornissen (antidota R/ atropine, adrenaline, glucagon, calciumgluconaat). bijzondere voorzorg ° interferentie met beta-blokkers, amiodaron, digitalis en theophylline vermijden; ° O2 therapie blijft de veiligste en meest specifieke pulmonale vasodilator bij BPD-kinderen. incompatibiliteit dantroleen (Dantrium®) (kan leiden tot ventrikelfibrillatie). specifieke bereiding referentie editie Can J Cardiol 1988; 4: 181; Am J Cardiol 1997; 79: 1570. 1/07/2014 52 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DIPHENYLHYDANTOÏNE = PHENYTOÏNE DC Diphantoine® ° compr. 100 mg (PO); ° 5 ml ampul à 50 mg/mL (IV). indicatie ° anticonvulsivum vnl. bij neonataal stuipen refractair aan phenobarbital; ° anti-aritmicum (vnl. bij digitalisintoxicatie). dosis ° anticonvulsief: lading: 20 mg/kg traag IV over minstens 30 minuten; onderhoud: 5 - 8 mg/kg/dag traag IV over 15 - 30 minuten of PO verdeeld over 2 doses; ° anti-aritmisch: lading: 1,25 mg/kg IV over 5 minuten onder ECG monitoring tot maximaal 15 mg/kg (= 12 doses); onderhoud: 2 - 5 mg/kg/dag IV of PO verdeeld over 2 doses. toedieningsweg monitoring traag IV of PO (variabele absorptie); niet IM ! ECG; therapeutische serum dalspiegel (facultatief) = 10 - 20 mcg/mL; bepaal dalspiegel 48 à 72 uur na ladingsdosis en juist vòòr volgende toediening (NB. 1 mcg/mL = 3,96 mmol/L). farmacologie levermetabolisatie (glucuronidatie); hoge eiwitbinding (90 %); onvoorspelbare en beperkte biologische beschikbaarheid bij neonatus na orale toediening: daarom wordt dit farmacon vaak niet (meer) gebruikt als onderhoudsbehandeling. bijwerking hartritmestoornissen (vnl. brady-aritmieën) en hypotensie bij (te) snelle IV toediening, phlebitis (cfr. alkalische pH 12 = sterk veneprikkelend), rachitis, hyperglycemie, gingivitis (later tandvleeshypertrofie). tegenaanwijzing hartblok, sinusale bradycardie. toxiciteit ataxie, nystagmus, convulsies, hartritmestoornissen. bijzondere voorzorg ° obligaat voor- en na-’flushen’ met NaCl 0,9 % (= preventie van kristalvorming); ° niet toedienen via centrale lijn (precipitatiegevaar); ° niet verdunnen met glucose-oplossing; ° niet samen met lidocaïne (Xylocaine®) gebruiken (ernstige hartritmestoornissen!) incompatibiliteit amikacine (Amukin®), dubutamine (Dobutrex®), lidocaïne (Xylocaine®), morphine, KCl en ... nog zeer veel andere farmaca: daarom liefst niet mengen met andere geneesmiddelen. specifieke bereiding voeg 2 mL (= 100 mg) Diphantoine® bij 8 mL NaCl 0,9 % juist vòòr toediening (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie Neurology 1983; 33: 173; Volpe JJ: Neurology of the Newborn 3th Edition 1995, p 198; Arch Dis Child 1998 (F/N); 78: 70. editie 1/07/2014 53 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DIPYRIDAMOLE Persantin®, DipyramidoleG ° compr. 75 mg (PO); °10 mL ampul à 5 mg/mL (IV infusie), (2 mL ampul à 5 mg/mL uit de handel vanaf 01.07.2002). indicatie ° preventie van trombo-embolische verwikkelingen vnl. na palliatieve shuntoperaties of cardiale klepprothese (meestal in associatie met acetylsalicylzuur 15 - 30 mg/dag PO); ° adjuvans bij behandeling van trombotische micro-angiopathieën. dosis ° PO: 5 - 10 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses; ° continu IV infusie: 0,2 - 0,4 mg/kg/uur (= 0,2 - 0,4 mL/kg/uur van 1/5 dilutie). toedieningsweg monitoring PO, IV infuus (altijd verdund). bloeddruk, hartfrequentie. farmacologie inhibitor van plaatjesaggregatie door fosfodiësterase-inhibitie en stijging van intratrombocytair cAMP; stimulus van endogene prostacyclinesynthese; perifere en coronaire vasodilatatie; eiwitbinding bedraagt 97 %; hepatische metabolisatie. bijwerking bradycardie, flushing, syncope, hypotensie, rash, pruritus, GI-intolerantie (braken, diarree), congestie neusmucosa. tegenaanwijzing shock, collaps. toxiciteit hypotensie, tachycardie, nervositas (antidoot R/ theophylline traag IV over 1 à 2 minuten). bijzondere voorzorg ampul voor IV altijd verdunnen: kan ook met NaCl 0,9 %. incompatibiliteit niet met andere geneesmiddelen in het zelfde infuus toedienen. specifieke bereiding voor continu IV infuus: voeg één 2 mL ampul Persantin® (= 10 mg) bij 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Scand J Thorac Cardiovasc Surg 1990; 24: 191. editie 1/07/2014 54 update 12/04/2007 merknaam afleveringsvorm DOBUTAMINE DC Dobutamine EG® 12,5 mg/mL WIJZIGING VANAF 12.04.2007! Dobutamine 250 mg/20 mL of 12,5 mg/mL concentraat voor oplossing voor intraveneuse infusie = 20 mL ampul (= 250 mg) (Eurogenerics NV) (bewaren beschermd tegen licht). indicatie ° bloeddrukondersteuning bij vnl. cardiogene (al dan niet septische) shock; ° acute hartdecompensatie; ° persisterende foetale circulatie (PFC) (vnl. linker kamer ondersteuning). dosis 2 - 25 mcg/kg/minuut (maximum = 40 mcg/kg/minuut) in continu IV infuus; startdosis meestal 8 - 10 mcg/kg/minuut (= 0,096 - 0,12 mL/kg/uur van 1/2,5 dilutie bij gebruik van Dobutamine® 12,5 mg/mL concentraat), vaak geassocieerd aan dopamine aan 8 - 12 mcg/kg/minuut. PS. doses > 15 mcg/kg best vermijden bij neonatus (cfr. daling van hartcompliantie met minder hartvulling als gevolg). toedieningsweg IV in continu infuus. hartfrequentie en (liefst) invasieve bloeddrukmonitoring. monitoring farmacologie synthetisch inotroop catecholamine met vnl. beta1-adrenergische activiteit; bijna zuiver inotropicum; levermetabolisatie; korte halfwaardetijd (2 minuten). bijwerking hypotensie bij hypovolemische patiënt (best altijd vooraf ‘volumeload’); tachycardie, aritmie (ventriculaire ectopie) bij hoge dosis (> 20 mcg/kg/min); soms tolerantie na langdurig (> 3 dagen) gebruik. tegenaanwijzing atriale fibrillatie, idiopathische subaortische stenose, hypertrofische cardiomyopathie toxiciteit hypertensie, tachycardie, ventriculaire ectopieën. bijzondere voorzorg ° Dobutamine® concentraat NIET onverdund toedienen; ° verdunde oplossing 12 u houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast; ° Dobutamine® kan ook verdund worden in glucose 10 % of NaCl 0,9 %; ° altijd eerst hypovolemie corrigeren vòòr dobutaminegebruik. incompatibiliteit digoxin (Lanoxin®), acyclovir (Zovirax®), diazepam (Valium®), furosemide (Lasix®), indomethacin (Indocid®), midazolam (Dormicum®), phenytoine (Diphantoine®), Na-bicarbonaat, heparine, alteplase (Actilyse®), spironolactone (Aldactone®), morfine, atropine, protamine, KCl, foliumzuur, paracetamol (Pro-Dafalgan®). specifieke bereiding ° Dobutamine® concentraat: voeg één 20 mL ampul Dobutamine EG® (= 250 mg) bij 30 mL glucose 5 % (= 1/2,5 dilutie): eindconcentratie = 5 mg/mL of 5.000 microgram/mL. (NB. zie aangepaste lijsten voor gebruik met Graseby-infusiepomp en specifieke spuit) NB1: liefst klein spuitvolume ter preventie van “spuitaccidenten”; NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie Crit Care Med 1989; 17: 1166; Pediatrics 1992; 89: 47; Eur J Pediatr 1993; 152: 925. 1/07/2014 55 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm DOMPERIDONE Motilium® ° drinkbare vloeistof “pediatrie”: 100 mL oplossing à 1 mg/mL met doseerpipet volgens gewicht (PO); ° zetpil “baby” 10 mg (PR). indicatie ° gastroprokineticum, postoperatief anti-emeticum; ° 2de keus na cisapride bij medicamenteuse behandeling van gastro-oesofagale reflux. dosis ° PO: 0,25 mg/kg/dosis (= 0,25 mL/kg/dosis) 3 tot max. 4 maal daags telkens 15 tot 30 minuten vòòr de voeding; ° PR: 2 tot 4 suppositoria “baby” per dag. toedieningsweg PO, PR. monitoring farmacologie perifere gastroïntestinale antidopaminewerking: versnelde maaglediging, anti-emetische werking. bijwerking hyperprolactinemie (zeldzaam), extrapyramidale symptomen, uitzonderlijk rash, urticaria. tegenaanwijzing ernstige leverdysfunctie, GI-bloeding, darmobstructie en/of perforatie. toxiciteit minder extra-pyramidale bijwerkingen dan metoclopramide (Primperan®). bijzondere voorzorg best vòòr de voeding toedienen. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie J Physiol Pharmacol 1997; 48: 185. 1/07/2014 56 update 22/03/2010 merknaam afleveringsvorm DOPAMINE Dynatra® 50, Dynatra® 200 Dynatra® 50: 1,25 mL ampul à 40 mg/mL (IV infusie); [NB. ook beschikbaar = Dynatra® 200: 5 mL ampul à 40 mg/mL (IV infusie)]. indicatie ondersteuning van cardiaal debiet, bloeddruk en diurese bij kritisch zieke patiënten met hypotensie/shock (meestal na gebruik van volume-expander): bv. IRDS + hypotensie en oligurie, hypotensie door tolazoline, hypotensie na asfyxie door linker hartfalen, enz. ... . dosis ° bloeddrukondersteuning: 1 - 20 mcg/kg/min continu IV (max. 30 mcg/kg/min): startdosis bedraagt gewoonlijk 5 - 10 mcg/kg/min (= 0,075 - 0,15 mL/kg/uur van 1/10 verdunning); ° verbetering van splanchnische perfusie (= betere darm/nierdoorbloeding): 2 - 3 mcg/kg/min (= 0,03 - 0,045 mL/kg/uur van 1/10 verdunning) (eventueel gecombineerd met furosemide 0,05 mg/kg/uur in continu IV infuus: synergistisch effect). toedieningsweg continu IV infusie (liefst diepveneus) steeds na verdunning, niet via AUC. hartfrequentie en (liefst) invasieve bloeddruk, urinedebiet, perifere perfusie en observatie infusieplaats voor extravasatie. monitoring farmacologie natuurlijke precursorcatecholamine; snelle metabolisatie (t 1/2 = 1 - 5 min.); vertraagde klaring bij belangrijke lever- of nierdysfunctie; lage dosis 1 - 5 mcg/kg/min: toename van GFR, urineproductie en Na+-excretie (delta); medium dosis 5 - 10: positief inotroop en chronotroop effect (vooral beta-receptor effect); hoge dosis > 10: toename van systemische en pulmonale vaatweerstand (vooral alfa). bijwerking tachycardie (> 5 gamma), aritmie (supra- en ventric. extrasystolen), perifere en pulmonale hypertensie (> 10 gamma), (onverklaarde) metabole acidose, thyrotropine- en prolactinesuppressie, huidnecrose (R/ fentolamine ± nitroglycerinezalf: zie aldaar), lidmaatischemie ook zonder extravasatie, hypotensie bij vermindering perfusiesnelheid. tegenaanwijzing geen hoge (> 6 mcg/kg/min) doses bij PFC (PPHN); feochromocytoom; tachy-aritmie; ejectiebelemmering (bv. subvalvulaire aortastenose). toxiciteit difenylhydantoïne IV toediening aan patiënt onder dopamine-infusie kan leiden tot acute hypotensie en bradycardie. bijzondere voorzorg ° terminaal IV toedienen samen met TPN-lijn mag; ° aangebroken ampul 12 uur houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast; ° associatie met dobutamine of adrenaline continu IV te verkiezen boven dopamine >15 mcg/kg/min (cfr. afname van linker ventrikel ‘output’ bij hogere dopaminedosis). incompatibiliteit acyclovir (Zovirax®), amphotericine B (Fungizone®), indomethacin (Indocid®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), benzylpenicilline, furosemide (Lasix®), gentamycine (Geomycine®), tobramycine (Obracin®), metronidazole (Flagyl®, ...), alteplase (Actilyse®); dopamine wordt geïnactiveerd door Na+bicarbonaat en ieder andere alkali-oplossing. specifieke bereiding ° ziekenhuisapotheek (oa. UZG) kan bij veelvuldig gebruik in NIC-dienst een 10 mL flacon met een 1/10 verdunde oplossing ter beschikking stellen; ° of maak zelf een 1/10 dilutie: voeg 1 mL Dynatra® (= 40 mg) bij 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 4 mg/mL of 4.000 microgram/mL. NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie J Perinatol 1986; 6: 82; Arch Dis Child 1993; 69: 59; J Pediatr 1995; 126: 333. 1/07/2014 57 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm DOXAPRAM Dopram® 5 mL ampul à 20 mg/mL (IV, kan ook enteraal). indicatie ° idiopathische prematuriteitsapnoe refractair voor methylxanthines; ° postoperatieve apnoe bij (ex-)preterm baby (éénmalige dosis doxapram à 1 mg/kg meestal voldoende). dosis ° ladingsdosis: 2,5 - 3 mg/kg traag IV over 15 - 30 minuten, gevolgd door ° onderhoudsdosis: 0,5 - 2,5 mg/kg/uur (= 0,025 - 0,125 mL/kg/uur van onverdund farmacon) in continu IV infuus of enteraal via continue gastrische drip à 2 tot 4 mg/kg/uur of 6 mg/kg/dosis PO om de 6 u: gebruik hiervoor de IV ampul verdund met kleine hoeveelheid glucose 5 % (zie onder); geef indien mogelijk eerst een IV ladingsdosis; ‘titreer’ altijd naar laagst mogelijke dosis. toedieningsweg traag IV, continu IV infuus of (experimenteel) continu enteraal. therapeutische serumspiegel: 1,5 - 5 mcg/mL. monitoring farmacologie 1-ethyl-3,3-difenyl-4-(2-morfolino-ethyl)-2-pyrrolidinon; analepticum; halfwaardetijd 6 - 12 uur bij neonatus; biologische beschikbaarheid bij enterale toediening bedraagt 40 - 65 %; levermetabolisatie en urinaire excretie; transiënte reductie van de maximale cerebrale bloedflow. bijwerking prikkelbaarheid, tremoren en onwillekeurige bewegingen (jargon ‘dopramitis’), tachycardie, hypertensie bij dosis > 1,5 mg/kg/u, buikopzetting, maagresidu, braken, laryngospasme, mydriase, urineretentie, hyperglycemie/glucosurie, leucopenie, huidnecrose bij extravasatie, rebound hypoventilatie, verhoogd risico voor NEC bij enterale toediening (?). tegenaanwijzing voorafgaande convulsies, hypertensie. toxiciteit hypertensie, stuipen. bijzondere voorzorg ° kans op bijwerkingen stijgt bij dosis > 1,5 mg/kg/u zo langer dan 36 - 48 uur toegediend; ° accumulatiegevaar bij renale of hepatische dysfunctie: dosis verlagen; ° 24 uur houdbaar bij kamert°, niet in koelkast bewaren; ° mag IV terminaal samen op TPN-lijn. incompatibiliteit dexamethasone (Decadron®), digoxine (Lanoxin®), dobutamine (Dobutrex®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), furosemide (Lasix®), hydrocortisone (Solucortef®), methylprednisolone (Medrol®), theophylline (Euphyllin®), cefalosporinen, thiopental. specifieke bereiding ° voor IV toediening: mag onverdund gebruikt worden: concentratie = 20 mg/mL; ° voor PO toediening: voeg 0,5 mL (= 10 mg) Dopram® bij 0,5 mL glucose 5 % (=1/2 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie editie J Pediatr 1986; 108: 124; J Pediatr 1990; 116: 648; Biol Neonate 1991; 59: 190; Am J Perinatol 1991; 8: 110; Acta Paediatr Scand 1991; 80: 786; Pediatr Med Chir 1995; 17: 123; ICMED 1996; 22: (S2)183; Eur J Clin Pharmacol 1996; 50: 191; Neuropediatrics. 2004; 35:126. 1/07/2014 58 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm EDROPHONIUM-CHLORIDE Camsilon® 1 mL ampul à 10 mg/mL (niet geregistreerd in België) (IV, IM). indicatie ° myasthenietest bij pasgeborene (bv. moeder met myasthenia gravis); ° antidoot bij neuromusculaire blokkade (geen voorkeurspreparaat). dosis myasthenietest: 0,1 mg/kg als éénmalige dosis traag IV over 1 - 2 minuten of IM (in aanwezigheid van de voorschrijvende arts). toedieningsweg monitoring IV, IM. ademhaling. farmacologie kortwerkende (d.i. minuten) cholinesterase-inhibitor. bijwerking precipitatie van cholinergische crisis mogelijk, bronchospasme, brady-aritmie. tegenaanwijzing gastro-intestinale of urologische obstructie, aritmie. toxiciteit spierzwakte, spierfasciculaties, hypersalivatie, bradycardie; antidoot = R/ atropine 0,01 0,04 mg/kg/dosis IV. bijzondere voorzorg steeds atropine bij de hand “klaar in de spuit” ! incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Pediatr Neurol 1988; 4: 245; Arch Pediatr 1995; 2: 1223. 1/07/2014 59 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ENALAPRIL Renitec®, EnalaprilG ° Renitec®: compr. à 2,5 mg (PO); 1 mL ampul à 1 mg/mL (IV); ° EnalaprilG: compr. à 5 mg. indicatie ° hypertensie (zo geen orale medicatie kan toegepast worden); ° ernstig hartfalen refractair voor conventionele diuretische therapie (‘afterload’-reductie). dosis ° hypertensie: 5 - 10 microgram/kg/dosis traag IV over 5 minuten om de 8 - 24 uur (start met laagste dosis); ° hartfalen: 100 microgram/kg/dag in 1 dosis PO, zonodig op te drijven tot max. 500 microgram/kg/dag bij de oudere (> 1 maand) zuigeling. toedieningsweg monitoring PO, traag IV. nierfunctie. farmacologie ACE-remmer; renale excretie; bevat geen sulfhydrylgroep zoals captopril die verantwoordelijk zou zijn voor de bijwerkingen; het is een “pro-drug” die in de lever moet geconverteerd worden tot zijn actief metaboliet, enalaprilaat; werkingsduur 8 tot 24 uur, serum halfwaardetijd bedraagt gemiddeld 8 uur. bijwerking diarree, hypotensie, apnoe, convulsies, oligurie/nierfalen bij voorafbestaande nierdysfunctie, hyperkaliëmie, (reversiebel) exantheem, angioneurotisch oedeem, hoest. tegenaanwijzing toxiciteit langdurige hypotensie. bijzondere voorzorg ° alleen toedienen bij voldoende hydratie (diuretica best vooraf stoppen); ° reduceer dosis bij nierlijden; ° dosering traag progressief afbouwen. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Arch Dis Child 1989; 64: 219; J Pediatr 1990; 117: 664; Am J Perinatol 1992; 9: 254; Arch Dis Child 1994; 70: 35; Acta Paediatr 1995; 84: 1426. 1/07/2014 60 update 25/03/2014 merknaam afleveringsvorm ENOXAPARINE Clexane® 0,2 mL voorgevulde spuit SC à 20 mg/0,2 mL (SC) of 2.000 IE Axa: dosis wordt vaak uitgedrukt in anti-factor Xa internationale eenheden (IE Axa) (100 IE Axa = 1 mg). NB. Bereiding à 50 mg/mL voor SC toediening wordt door apotheek UZG bereid en in tuberculinespuitje afgevuld à 40 mg/0,8 mL; schrijf voor via individueel (groen) voorschrift; bij opstart tel. overleg overdag via 22970 (PS. verdunning buiten openingsuren beschikbaar in UZG spoedkast). indicatie ° preventie of behandeling van (diepe) veneuse of coronaire trombose (bv. postchirurgie of postcatheterisatie; incidentie 2/1.000 NICU opnamen); LMGH geniet principieel voorkeur boven heparine omwille van beter voorspelbare farmacokinetiek (= minder monitoring, minstens gelijkwaardige effectiviteit, minder bloedingen, eenvoudige subcutane toedieningswijze); ° homozygote proteïne C of S deficiëntie. dosis ° Behandeling van trombose: start bij neonatus met 1,5 mg/kg/dosis (150 IE Axa/kg) om de 12 uur SC; dosis aanpassen om een 4 - 6 u postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden tussen 0,5 en 1,0 E/mL; dit zal meerdere dagen duren; bij pretermen kan een hogere dosis nodig zijn om de target antiXa plasmaspiegel te bekomen (gemiddeld 2,3 mg/kg/dosis met range 2,0 - 3,5 mg/kg/dosis). ° Risico profylaxie: 0,75 mg/kg/dosis SC om de 12 uur (zuigeling > 3 maand oud = 0,5 mg/kg/dosis om de 12 u); dosis aanpassen om een 4 - 6 uur postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden tussen 0,1 en 0,4 E/mL. toedieningsweg Subcutane (SC) injectie thv dijbeen of buikwand. monitoring meet 4 u na dosis plasma anti-Xa activiteit (0,5 - 1 E/mL) bij behandeling van ingestelde trombose tot stabiele waarde bekomen wordt (verder niet routinematig); bij pretermen wordt anti-Xa activiteit best 1/wk gevolgd; PBO + plaatjes. farmacologie Laag Moleculair Gewicht Heparinen (LMGH ’s) zijn fragmenten van heparine met inhiberende activiteit t.o.v. factor Xa en bevordering van loslating van antitrombotische factoren (bv. t-PA), maar significant minder inhiberend tegenover factor IIa in vergelijking met heparine; d.i. antitrombotische werking met geringer antistollingseffect: risico op bloeding is hierdoor geringer; lange halfwaardetijd: 4 - 5 uren. bijwerking minder bloedingen dan na heparine, zelden trombocytopenie, pijn/erytheem op injectieplaats, allergie/anafylaxie, transiënte stijging van transaminasen. tegenaanwijzing hersenbloeding. toxiciteit 1 mg protamine voor iedere 100 E enoxaparine, zonodig de helft van die dosis herhalen; bloedtransfusie kan nodig blijven. bijzondere voorzorg ° bewaren in koelkast; 14 dagen stabiel in koelkast. ° overschakeling op eenmalige dagdosis mogelijk bij chronisch-ambulante behandeling; ° LMGH ‘s zijn niet zomaar onderling uitwisselbaar: hun farmacologische activiteit/kinetiek is sterk verschillend; LMGH ‘s hebben weinig invloed op aPTT: deze test niet gebruiken als leiddraad voor dosisaanpassing (cave overdosering!). incompatibiliteit gb. specifieke bereiding ° UZG bereiding: gebruik bereide 1/1 verdunning à 40 mg/0,8 mL: 1. purgeer steeds de bijgeleverde tubeculinenaald; 2. meet steeds de juiste fractie voor toediening af; 3. dit is een bereiding voor éénmalige SC toediening; 4. te bewaren in koelkast. ° Zo geen UZG bereiding beschikbaar mag standaard Clexane® spuit verdund worden met NaCl 0,9% of aqua pro injectione: vb. 0,2 mL spuit Clexane® (20 mg) toevoegen aan 0,2 mL fysiologisch (1/1 dilutie): deze verdunning bevat 5 mg Clexane® per 0,1 milliliter (of 50 mg/mL) (vb. pasgeborene van 3 kg: geef 4,5 mg per dosis of 0,09 mL van een 1:1 dilutie) referentie editie Arch Dis Child (F/N) 2003; 88: 365; Pediatrics 2004; 114: 702; Clin Pharmacokinet 2003; 42: 1043. 1/07/2014 61 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm DC EPINEPHRINE = ADRENALINE Adrenaline®, Adrenaline Stella® 1 mL ampul à 1mg/mL (= d.i. 1:1.000 oplossing) (IV, SC, ET) (lichtprotectie). (Parke-Davis, Stella) indicatie ° bradycardie/asystolie (reanimatie) onder ventilatie met 100 % O2 + hartmassage; ° acute hartdecompensatie (lage dosis continu IV); ° refractaire hypotensie niet dopa/dobutamine-responsief (hoge dosis continu IV); ° bronchodilatatie bij acuut bronchospasme; ° anafylactische shock. dosis ° cardiovasculaire collaps: 0,1 - 0,3 mL/kg van 1/10 verdunning (= 10 - 30 mcg/kg) IV of uitz. IC; ook ET: verdubbel IV dosis opgelost in 1 - 2 mL NaCl 0,9 %; herhaal zonodig om de 3 - 5 minuten. ° continu IV infuus: positief ino- en chronotroop effekt: 0,05 - 0,1 mcg/kg/min (= 0,15 - 0,3 mL/kg/uur van 1/50 dilutie); vasoconstrictie: 0,2 - 1,0 mcg/kg/min (= 0,6 - 3 mL/kg/uur van 1/50 dilutie). ° verstuiving: 0,5 mL/kg (max. 2 mL) van 1/1000 oplossing verdund in 3 mL NaCl 0,9 %. toedieningsweg IV (bij voorkeur diepveneus), ET, uitz. IC (IC te ontraden), intra-osseus, niet intra-arterieel. hartfrequentie en (invasieve) bloeddruk. monitoring farmacologie positief inotroop en chronotroop (beta1); toename van perifere weerstand (alfa1); toename van bloedflow naar skeletspier, hersenen, lever en myocard; afname van nierdoorbloeding; bronchodilatatie (beta2); serum halfleeftijd bedraagt minder dan 5 minuten. bijwerking tachy-aritmie (ventrikelextrasystolen en kamertachycardie) vnl. bij > 0,5 mcg/kg/min, hypokaliemie, hypertensie, hyperglycemie, braken, tremoren, weefselischemie/necrose. tegenaanwijzing niet langs AUC toedienen; hyperthyreoïdie, hypertensie. toxiciteit ventriculaire aritmie, acuut longoedeem, hersenoedeem (antidoot R/ eerst alfa-blokker bv. fentolamine IM, nadien beta-blokker bv. propranolol IV). bijzondere voorzorg ° na-’flushen’ met 1 - 2 mL NaCl 0,9 % bij acute IV toediening; ° vooraf metabole acidose corrigeren; meer dan 24 uur stabiel in oplossing; ° mag terminaal op een IV-lijn toegepast waarop dobutamine/dopamine, doxapram, fentanyl, heparine, ranitidine of TPN (zonder lipiden) loopt. incompatibiliteit ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), phenobarbital (Luminal®), Na-bicarbonaat, hyaluronidase (Hyalase®), furosemide (Lasix®), tromethamine (Thamacetat®), heparine (hoge concentratie), theophylline (Euphyllin®). specifieke bereiding ° bij cardiovasculaire collaps: voeg 0,2 mL adrenaline 1/1.000 bij 1,8 mL NaCl 0,9 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL (zie ook resuscitatiekaart). ° bij continu IV infusie: voeg één 1 mL ampul adrenaline (= 1 mg) bij 49 mL glucose 5% (= 1/50 dilutie): eindconcentratie = 0,02 mg/mL of 20 microgram/mL. NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie JAMA 1992; 268: 2276; Arch Dis Child 1994; 70: F213; Arch Dis Child 1994; 70: F3. 1/07/2014 62 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ERYTHROMYCINE Erythrocine® ° Erythrocine® oraal (- ethylsuccinaat): 80 mL flacon orale suspensie à 50 mg/mL na oplossen (PO); ° Erythrocine® I.V. (- lactobionaat): flacon à 1 gram (uitsluitend voor IV gebruik). indicatie ° behandeling van neonatale infecties veroorzaakt door Chlamydia trachomatis (conjunctivitis en pneumonitis), Mycoplasma, Ureaplasma urealyticum; ° alternatief voor penicilline (bv. bij penicilline-allergie of -resistentie) bij behandeling van infecties veroorzaakt door grampositieve kiemen; niet actief tegen enterococcen; ° gastro-intestinaal prokineticum bij neonatale darmdysmotiliteitsstoornis (experimenteel). dosis ° PO: 15 mg/kg/dosis (= 0,3 mL/kg/dosis van orale suspensie) om de 8 uur PO (samen met of juist vòòr de voeding geven); ° IV (zelden nodig): 5 - 10 mg/kg/dosis traag IV over minstens 60 minuten, te herhalen om de 6 uur. NB. bij neonatale darmdysmotiliteit: 2 mg/kg/dosis PO om de 8 uur (in onderzoek). toedieningsweg PO, traag IV over minstens 60 minuten, nooit IM. leverfunctie; hartfrequentie en bloeddruk tijdens IV toediening; observeer voor extravasatie; perifeer bloedbeeldonderzoek (eosinofilie). monitoring farmacologie bacteriostatisch macrolide; interferentie met bacteriële eiwitsynthese door binding met ribosomen en translocatie-inhibitie; korte serum halfwaardetijd: 2 - 4 uur; zwakke CSV penetratie; goede intestinale absorptie; vnl. galexcretie; motiline receptor-agonist: stimulatie van GI-motiliteit (zie ook indicaties); vertraging van serumklaring van midazolam (50 %), theophylline, carbamazepine, cyclosporine en digoxine. bijwerking zeldzaam ernstige bradycardie/hypotensie bij IV toediening; intrahepatische cholestase (pas na 10-tal dagen), braken/diarree, ernstige veneuse irritatie/flebitis (overweeg R/ Hyalase® bij extravasatie), stomatitis, hypertrofische pylorusstenose, pseudomembraneuse colitis. tegenaanwijzing patiënt onder cisapride-behandeling (cfr. levensbedreigende hartritmestoornis: ‘torsades de pointes’); (congenitaal) long QT-syndroom; leverdysfunctie. toxiciteit transiënte ototoxiciteit bij hoge doses (?); hepato- en cardiotoxisch. bijzondere voorzorg ° uitsluitend aqua pro inj. gebruiken bij 1ste stap van reconstitutie; ° vermijd venenirritatie door trage injectie; ° IV oplossing 8 uur houdbaar; siroop kan bewaard worden bij kamert° ged. 10 dagen; ° vals verhoogde catecholaminendosage in urine. incompatibiliteit fluconazole (Diflucan®), furosemide (Lasix®), heparine, metoclopramide (Primperan®), glucose-oplossingen. specifieke bereiding voor IV toediening bereiding in 2 stappen: stap 1: los één flacon (= 1 gram) Erythrocine® op in 20 mL aqua pro inj.; stap 2: voeg de 20 mL (= 1 gram) hersamengestelde oplossing bij 80 mL NaCl 0,9 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie Pediatr Infect Dis 1993; 12: 688; Pediatr Infect Dis 1994; 13: 287; J Paediatr Child Health 1997; 33: 148. editie 1/07/2014 63 update 6/02/2013 merknaam afleveringsvorm ERYTHROPOIETINE = EPOËTINE-BETA Eprex® , Neorecormon®, ° Eprex® spuitamp. SC 1.000 IE in 0,5 mL oplossing (epoëtine-alfa). ° NeoRecormon® 500 IE (epoëtine-bèta of rHuEpo ß) oplossing voor injectie in voorgevulde spuit (0,3 mL) (SC) (niet in UZG formularium); indicatie ° anemie bij terminale nierinsufficiëntie; ° preventie van (vnl. laattijdige) prematuriteitsanemie bij baby‘s met GG < 1.000 gram en/of met ZL van hoogstens 27 weken. dosis ° nierinsufficiëntie: SC/IV 30 - 50 I.E./kg 3 x per week, nadien afbouwen met 10 I.E. per 1 - 2 weken tot 10 I.E./kg 3 x per week (streef hematocriet: 30 - 35 %) ( in overleg met kinderarts-nefroloog); ° prematuriteitsanemie: vanaf eerste levensweek (liefst vòòr 3de levensdag) 250 I.E. /kg/dosis bij voorkeur SC (of zonodig trage IV infusie over 1 - 2 minuten) driemaal per week (ma, woe en vr) gedurende 6 weken (of tot ontslag). toedieningsweg bij voorkeur SC (of langzame IV infusie [cfr. Ohls J Pediatr 2002; 141: 3]). bloeddruk, serum-Fe++, serumferritine na 14 d en bij einde behandeling (normaal 100 - 150 mcg/L), bloedplaatjes (rond dag 12-14) en reticulocytose, serum K+ en iP. natuurlijk glycoproteïne vnl. geproduceerd ter hoogte van de nieren (NB. foetaal vnl. thv de lever): stimuleert rode bloedcelaanmaak vooral bij relatieve weefselhypoxie; alfa en bètaepoëtine zijn 2 commerciële versies door recombinant DNA-techniek gesynthetiseerd r-HuEPO: hun aminozuursequentie is identisch, zij verschillen alleen in glycosylatiepatroon (mogelijk oorzaak van immunogeniciteit) ; piekeffekt te verwachten na 2 - 3 weken. monitoring farmacologie bijwerking oedeem, reversiebele neutropenie, zelden trombocytose (einde 2de levensweek), transiënte toename serum-K+ en iP, hypertensie en convulsies bij hypertensieve crisis bij volwassenen, zelden anafylactoïde reactie (1ste injectie wordt daarom toegediend onder medische supervisie), Fe-gebrek en daling serumferritine (< 100 mg/L). tegenaanwijzing ernstige hypertensie, epilepsie, leverinsufficiëntie, refractaire anemie met een overmaat aan blasten in transformatie; spuit bevat max. 0,3 mg fenylalanine (cfr. PKU-patiënt). toxiciteit Eerder nog onzekerheid over ‘lange termijn’ effecten (o.a. vasculair, neuronaal); nog geen gevallen van “pure red cell aplasie” beschreven bij pretermen zoals bij volwassenen na chronisch gebruik van rHuEpo-alfa (kans 1/10.000). bijzondere voorzorg ° geef altijd ijzersupplement PO vanaf 1ste of 2de week 6 mg/kg/dag PO elementair Fe++ (bv. Fer-insol® 0,3 mL PO 2 x per dag); bij ferritinespiegel <100 µg/L ijzerdosis verdubbelen tot 12 mg/kg/dag (Fer-in-sol® 0,6 mL PO 2 x per dag); ° ampul bewaren in koelkast (2 - 8 °C), houdbaarheid 72 u. bij kamertemperatuur (éénmalig) ° niet schudden, noch invriezen, beschermen tegen licht. incompatibiliteit best niet samen met ander geneesmiddelen in infuus. specifieke bereiding rechtstreeks toe te dienen vanuit de voorgevulde spuit; NB. Gebruik van EPO controversieel bij GG > 1000 g en/of ZL > 27 w: vermijden van “placentaal verlies” en ‘protocolmatige’ bloedafnamen + restrictieve transfusiepolitiek kan even ‘efficiënt’ zijn bij de reductie van “top-up” transfusies. De meest effectieve maatregel ter preventie van laattijdige anemie bij VLBW-baby blijft beperking van bloedverlies door reductie van (routine) bloedafnamen (bv. 1 x per 10 - 14 d ipv 1 of 2 x per w bij de stabiele ex-preterm baby onder partiële parenterale nutritie). NB. Houding NIC UZG (na overleg met literatuur op 09.01.2003): voorlopig geen profylactisch rHU-EPO ß gebruik tot eventueel meer evidentie beschikbaar is. referentie Pediatrics 1995; 95: 1; J Pediatr 1996; 129: 258; Arch Dis Child (F/N Ed.)1996; 75: 65; J Perinatol 1997; 17: 276; Semin Perinatol 1997; 1: 20; J Pediatr 1997; 131: 653 en 661; Progrès en Néonatologie (Paris) 1998, 18: 226; J Pediatr 1998; 132: 866; Semin Neonatol 1998; 3: 163; Pediatrics 1998; 101: 194; J Perinatol 2001; 21: 215; Pediatrics 2001; 108: 934; J Perinatol 2002; 22 (2): 108; J Pediatr 2002; 141: 3 en 8; Arch Dis Child 2003; 88: F41. editie 1/07/2014 64 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ETAMSYLAAT Dicynone® ° 2 mL ampul à 125 mg/mL (IV/PO); ° tabl. 250 mg (PO). indicatie ° preventie van ICH bij preterme neonati (< 32 w en/of < 1500 g) (controversieel, ineffectief ? cfr. dubbel-blind studie); ° farmacologische sluiting van PDA (experimenteel bijproduct van studies rond ICH!). dosis 12,5 mg/kg/dosis (= 0,1 mL/kg) traag IV of IM 1 - 2 uur na geboorte, te herhalen om de 6 uur gedurende 4 opeenvolgende dagen (d.i. een totale dosis van 200 mg/kg over 4 dagen). toedieningsweg traag IV of IM. ECG, bloeddruk. monitoring farmacologie etamsylaat = diethylammonium-2,5-dihydroxybenzeensulphonaat; inhibitor van prostaglandinesynthese; verkort bloedingstijd door behoud van capillaire integriteit vermoedelijk door stimulatie van de polymerisatie van mucopolysacchariden in de vaatwand; voornamelijk ongewijzigde renale excretie. bijwerking tegenaanwijzing verhoogd stollingsvermogen (trombocytose, polycythemie, trombose, ...). toxiciteit geen bekend. bijzondere voorzorg incompatibiliteit gb. specifieke bereiding kan onverdund gebruikt worden bij de neonatus. referentie Lancet 1986; 2: 1297; Acta Paediatr 1992; 81: 351 (PDA); J Formos Med Assoc 1993; 92: 889; J Perinatol 1993; 13: 2 (PDA); Arch Dis Child (F/N Ed.) 1994; 70: 201; Arch Pediatr Adolesc Med 1994; 148: 1103 (PDA). editie 1/07/2014 65 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm FENOTEROL-HYDROBROMIDE Berotec® 20 mL oplossing voor verstuiving à 5 mg/mL (per inhalatie): (1 mL = 20 druppels; 1 dr. = 250 mcg). indicatie ° bronchopulmonale dysplasie (zie ook bij salbutamol); ° bronchospasme. dosis ° 1 druppel (= 250 mcg) verdunnen in 1,5 - 2 mL NaCl 0,9 %: inhalatie over 10 - 15 minuten met flow van 8 L/minuut; te herhalen 3 à 4 maal per dag; ° verstuivingsdosis fenoterol bedraagt 500 mcg (= 2 dr.) bij lichaamsgewicht 6 - 10 kg. ° combinatie met ipratropium (Atrovent®) 0,1 - 0,2 mL/kg opgelost in de zelfde verdunning is mogelijk. toedieningsweg monitoring per inhalatie. serum-kalium. farmacologie selectief beta2-sympaticomimeticum. bijwerking tremoren, tachycardie, prikkelbaarheid, hypertensie, hypokaliëmie. tegenaanwijzing tachycardie (> 180/’), hyperfunctie van de schildklier, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie. toxiciteit bloeddrukdaling, tachyaritmie, tremoren (zonodig R/ cardioselectieve beta-blokker). bijzondere voorzorg controleer tijdig de kaliëmie bij gebruik van diuretica in combinatie met fenoterol. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Clin Perinatol 1992; 19: 649; J Pediatr 1992; 120: 974; Pediatr Pulmonol 1997; 23: 442; Eur J Pediatr 1998; 157: 75. 1/07/2014 66 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm FENOXYBENZAMINE-HCL Dibenyline® ° kapsule 10 mg (PO); ° 2 mL ampul à 50 mg/mL (IV) (niet geregistreerd in België). indicatie ° anti-hypertensivum bij feochromocytoom; ° IV behandeling van (postoperatieve) pulmonale hypertensie (experimenteel). dosis ° PO: start met 0,2 mg/kg éénmaal per dag PO; zonodig opklimmen met 0,2 mg/kg/dag; onderhoudsdosis 0,4 - 1,2 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses (max. 4 mg/kg/dag). ° IV: 0,5 - 1 mg/kg zeer traag IV over 30 minuten om de 8 - 12 uur (beperkte ervaring). ° continu IV infusie: 0,1 - 5 mcg/kg/min (beperkte ervaring). toedieningsweg monitoring PO, IV of continu IV infusie. bloeddruk en hartfrequentie. farmacologie N-(2-chloor-ethyl)-N-(2-fenoxy-ethyl-1-methyl)-benzylamine; alfa-receptorblokker (alfa1 > alfa2); geringe en variabele intestinale absorptie; levermetabolisatie; lange halfwaardetijd. bijwerking (ernstige) hypotensie, tachycardie, neuscongestie, lethargie, GI-intolerantie, miosis. tegenaanwijzing shock. toxiciteit hypotensie (zonodig R/ noradrenaline, geen adrenaline!), mutageen effect bij chronische behandeling (dierenproeven). bijzondere voorzorg voorzichtig bij hartdecompensatie en nierinsufficiëntie. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Child Nephr Urol 1992; 12: 154. 1/07/2014 67 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm FENTANYL DC Fentanyl® 2 mL ampul à 50 microgram/mL (IV); NB. ook beschikbaar 10 mL ampul à 50 microgram/mL (IV). indicatie ° korte termijn analgesie/sedatie; ° chronische (d.i. ongeveer 72 uur) sedatie bij bv. IRDS-baby ‘s onder endotracheale ventilatie (tijdig afbouwen 24 uur vòòr verwachte datum van extubatie); ° anesthesie. dosis ° sedatie/analgesie: 1 - 4 mcg/kg/dosis traag (!) IV over 3 - 5 minuten, herhaal zonodig om de 2 - 4 uur; ° continu IV infusie: 0,5 - 2 mcg/kg/uur (snel tolerantie: zonodig met 10 % verhogen per 24 à 48 uur); onderhoudsinfuus verminderen met maximaal 10 % per 6 - 8 uur zo langer dan 24 uur gegeven ter preventie van abstinentiesyndroom. ° anesthesie: 5 - 50 mcg/kg/dosis (majeure chirurgie: 30 - 50 mcg/kg/dosis). toedieningsweg traag IV over minstens 3 - 5 minuten, continu IV infuus. hart en ademhaling, observeer voor buikopzetting/ileus, spierrigiditeit, urinedebiet. monitoring farmacologie synthetisch vetoplosbaar narcotisch analgeticum 100 maal sterker dan morphine; verlengde halfwaardetijd bij leverlijden. bijwerking ademhalingsdepressie bij anesthetische dosis (> 5 mcg/kg); tolerantie en abstinentie na langdurig (> 5 dagen) gebruik: extreme prikkelbaarheid, tremor, myoclonus, ataxie en choreoathetose; spierrigiditeit (zg. “Wooden Chest” syndroom), stuipen, hypotensie, bradycardie (R/ atropine), ileus, blaasretentie, miosis. tegenaanwijzing hypothyroïdie, adrenocorticale insufficiëntie, porphyrie. toxiciteit methemoglobinemie (?); antidoot = naloxone (Narcan®); bijzondere voorzorg ° langdurig continu IV beter te vermijden; ° bij thoraxrigiditeit: curarisatie (R/ Pavulon® 0,1 mg/kg IV) en/of zo mogelijk opheffen van analgesie (R/ naloxone 0,1 mg/kg IV); thoraxrigiditeit bij (preterme) pasgeborene recent ook beschreven na toediening van fentanyl aan moeder tijdens sectio caesarea; ° verdunde oplossing is 12 uur houdbaar. incompatibiliteit heparine, pentobarbital (Nembutal®), thiopental, midazolam (Dormicum®), glucagon (Glucagen® Hypokit, isoprenaline-HCl (Isuprel®), pancuronium-bromide (Pavulon®). specifieke bereiding voor continu IV infuus: voeg bij één 2 mL ampul Fentanyl® (= 100 microgram) 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie bedraagt 0,01 mg/mL of 10 microgram/mL. referentie J Pediatr 1991; 119: 639; J Pediatr 1996; 129: 140; Eur J Pediatr 1996; 155: 1067; Clin Pharmacokinet 1996; 31: 423; J Pediatr Surg 1996; 31: 1616; J Perinatol 1997; 17: 135; Arch Dis Child (F/N Ed) 1998, 79: 161; Eur J Pediatr 1998; 157: 1012. editie 1/07/2014 68 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm FENTOLAMINE Regitine® 1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM). indicatie preventie van huidnecrose bij accidentele extravasatie van vasopressoren (bv. dopamine, noradrenaline) of calciuminfusie. dosis injecteer een met NaCl 0,9 % 1/10 verdunde oplossing van fentolamine (= 1 mg/mL) gefractioneerd subcutaan in het aangetast gebied; meestal 1 tot 5 mL nodig; herhaal eenmalig zonodig: resultaat wordt onmiddellijk verwacht . toedieningsweg monitoring SC. bloeddruk; huid nazien voor omkering van ischemie. farmacologie alfa-blokker (perifere vasodilatatie); halfwaardetijd minder dan 20 minuten. bijwerking hypotensie bij zeer hoge dosis; nausea/braken. tegenaanwijzing gb. toxiciteit hypotensie (R/ noradrenaline (Levophed®) traag IV infusie), hypoglycemie. bijzondere voorzorg ° aangebroken ampul is niet houdbaar; ° gebruik eventueel ook nitroglycerinezalf 2 % (Lenitral® zalf) indien het aangetast lidmaat ernstig gezwollen is (zie aldaar). incompatibiliteit niet van toepassing onder genoemde indicatie. specifieke bereiding referentie editie Plast Reconstr Surg 1987; 80: 610; Anaesthesia 1990; 45: 600; Pediatr Nurs 1993; 19: 355. 1/07/2014 69 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm FILGRASTIM = RECOMBINANT HUMAAN G-CSF DC Neupogen® 30 Mio U, Neupogen® 48 Mio U Neupogen® 30 Mio U: 2 farmaceutische vormen (beschikbaar vanaf 01.01.2003): ° 0,5 mL in VOORGEVULDE SPUIT à 600 microgram/mL (10 mcg = 0,016 mL) (IV, SC) of ° 1 mL in INJECTIEFLACON à 300 microgram/mL (10 mcg = 0,03 mL) (IV, SC) NB: ook beschikbaar als Neupogen® 48 Mio U 0,5 mL voorgevulde spuit à 960 mcg/mL of 1,6 mL injectieflacon à 300 microgram/mL (IV, SC). indicatie ° ernstige (< 500 neutrofielen/mm3) congenitale (al of niet cyclische) neutropenie (o.a. Kostmann syndroom, Shwachman syndroom, glycogenose type Ib); ° verworven neutropenie na beenmergtransplantatie (BMT) en/of chemotherapie (niet vroeger dan 24 uur na chemotherapie of BMT; in overleg met KA-hematoloog); ° neonatale allo-immuun neutropenie (effectiever dan IVIG); ° ernstige neutropenie bij sepsis (vnl. GBS, ook Gr-sepsis) (nog ter studie). dosis ° congenitale neutropenie: gemiddeld 15 microgram/kg/dosis eenmaal/dag SC/IV; cyclische neutropenie (zo symptomatisch): gemiddeld 3 mcg/kg/dosis eenmaal/dag en (later) afdalend tot driemaal/week; ° verworven of allo-immuun neutropenie: 2 - 10 microgram/kg/dag in 1 x traag IV of SC tot > 1.500 neutrofielen/mm3 of gedurende 5 doses (gemiddelde startdosis = 5 mcg/kg/dag); ° sepsis + neutropenie: 10 microgram/kg/dag traag IV over 1 uur gedurende 3 opeenvolgende dagen (= experimenteel, voorlopig (d.i. nov. 2000) enkele humane rapporten, 1 gecontroleerde studie). toedieningsweg SC, traag IV over minstens 60 minuten. bloedbeeld, reticulocyten, gamma-GT, Alk.Pase, OT/PT, LDH, urinezuur, glucosestriptest op einde van toediening. monitoring farmacologie hematopoietische groeifactor: granulocyte colony stimulating factor; binnen de 24 uur significante stijging van het aantal neutrofielen in het perifere bloed (ook bij septischneutropenische neonatus); NB. 1 microgram = 0,1 x 106 Eenheden. PS. Dierenproeven en de eerste publicaties over toediening van rG-CSF bij de neonatus met neutropenie en sepsis wijzen op de zin van deze behandeling. De eerste placebo-gecontroleerde dubbelblindstudie (*) toont evenwel geen prognostisch voordeel aan. Het blijft dus voorlopig een behandeling die niet tot de routine behoort. bijwerking koorts, rash, milde anemie en trombocytopenie (zelden, soms laattijdig), hematurie/proteïnurie, dysurie, osteopenie/botpijn, matige splenomegalie, hypoglycemie; internationaal register van ernstige chronische neutropenie: contacteer Mevr. A. Pauwels (bedrijf Amgen) 02 / 775.27.11 of Dr. C. Vermylen (ped. hematologie UCL) 02 / 764.25.50) tegenaanwijzing ernstige congenitale neutropenie (Kostmann S.) bij patiënt met cytogenetische afwijkingen (jaarlijks beenmergonderzoek) wegens risico op leukemische transformatie. toxiciteit verhoogd risico op maligne myeloïde transformatie en leucemie (niet bewezen) bij congenitale neutropenieën? (“treatment-related” of pre-leukemische conditie?) bijzondere voorzorg ° 1 ampul/voorgevulde spuit kost > 100 Euro: spreek af met dienst hematologie-oncologie; ° (steriel) aangeprikt flacon kan max. 1 week bewaard worden in koelkast (2 - 8 °C); niet invriezen; ° bijzondere terugbetalingsmodaliteiten sinds dd. 1/4/97; ° “compassionate use” mogelijk via Amgen N.V.: contacteer a.u.b. De Heer Jan De Rijck tel: 02 / 775.27.15 of GSM 0475 / 43.29.42. incompatibiliteit niet verdunnen in zoutoplossingen, indien nodig wel met glucose 5 %. specifieke bereiding PAS OP! ER ZIJN MEERDERE FARMACEUTISCHE VORMEN! referentie Blood 1993; 81: 2496; Blood 1994; 84: 1427; J Pediatr 1995; 126: 457; J Pediatr 1996; 129: 72; J Pediatr 1996; 129: 135; Pediatr Res 1996; 39: 291; J Clin Oncol 1997; 15: 1163; Pediatrics 1997; 100: E6; Eur J Pediatr 1997; 156: 643; Curr Op Hematol 1997; 4: 217; Eur J Pediatr 1998; 157: 955; Pediatrics 1998; 102: 6 (*). editie voor IV toediening: 1. voeg 0,5 mL Neupogen® 30 Mio U voorgevulde spuit (= 300 microgram) bij 29,5 mL glucose 5 % (= 1/30 dilutie): eindconcentratie =10 microgram/mL OF 2. voeg 1 mL Neupogen® 30 Mio U injectieflacon (= 300 microgram) bij 29 mL glucose 5 % (= 1/30 dilutie): eindconcentratie = 10 microgram/mL 1/07/2014 70 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm indicatie FLECAÏNIDE Tambocor® ° compr. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding; ° 15 mL ampul à 10 mg/mL (IV). ° anti-aritmicum: o.a. PSVT met of zonder WPW-syndroom, behoud van sinusaal ritme na atriale fibrillatie, ventriculaire tachycardie (in overleg met kinderarts-cardioloog); NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1ste keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345). ° “maternale” behandeling van foetale PSVT zo geen conversie-effect na (adequate) maternale digitalisatie. dosis 1,5 - 3 mg/kg/dosis PO om de 8 - 12 uur; “IV cardioversie”: 0,5 - 2 mg/kg langzaam IV over minstens 10 min (onder supervisie van kindercardioloog). toedieningsweg monitoring PO, traag IV. EKG, therapeutische serum dalspiegel (bepalen na 4 dagen behandeling) = 0,2 - 1 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL flecaïnide-acetaat = 2,1 µmol/L). farmacologie gefluorineerde afgeleide van procaïnamide; anti-aritmicum klasse Ic werkzaam als Na+kanaal blokker; vertraging van atriale, nodale en infranodale conductie door verlenging van de atriale en ventriculaire refractaire periode (PR-interval en QRS-complex verlenging); goede enterale absorptie; levermetabolisatie en partiële renale excretie; halfwaardetijd bij neonatus = 11 - 14 uur. bijwerking prikkelbaarheid, hypotensie, AV-blok, bradycardie, breed QRS- of ventrikeltachycardie, paresthesieën, dyspnoe, leverdysfunctie/cholestase. tegenaanwijzing AV-blok II-III, bundeltakblok, ernstig leverlijden. toxiciteit bijzondere voorzorg ° voorbehouden voor levensbedreigende toestand; ° IV alleen bij lidocaïne-resistentie; ° dosering aanpassen bij lever- of nierdysfunctie; ° aangebroken ampul is niet houdbaar. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding magistrale bereiding: bv. suikervrije suspensie à 5 mg/mL (niet in koelkast bewaren!). referentie Am Heart J 1992; 124: 1614; Clin Perinatol 1994; 21: 543; J Am Coll Cardiol 1995; 26: 991; J Pediatr 1995; 126: 988; J Pediatr 1996; 129: 324; Drug-Saf 1998; 18: 345. editie 1/07/2014 71 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm FLUCLOXACILLINE = FLOXACILLINE Floxapen®, Staphycid® ° Floxapen® of Staphycid®: 80 mL siroop à 50 mg/mL na oplossen (PO); ° Floxapen®: flacon à 250 mg (IV, IM). indicatie behandeling van vnl. infecties veroorzaakt door penicillinase-producerende staphylococcen (niet actief tegen MRSA). dosis individuele dosis: 25 mg/kg/dosis traag IV of IM of PO; dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg traag IV in bolus, IM, PO. nier- en leverfunctie bij langdurige behandeling. monitoring farmacologie gehalogeneerd semi-synthetisch derivaat van oxacilline; bactericied smalspectrum antibioticum; biologische beschikbaarheid na perorale inname bedraagt ± 50 %; serum half-leeftijd ± 5 uur gedurende eerste levensweken; hoge eiwitbinding (95 %): competitieve inhibitie van albumine-bilirubinebinding; zwakke CSV penetratie; vnl. renale excretie. bijwerking transiënte diarree, zeldzame laattijdige cholestatische hepatitis, allergische reacties (zeer zeldzaam bij neonatus), interstitiële nephritis (proteïnurie, hematurie), trombocytopenie, neutropenie (reversiebel). tegenaanwijzing belangrijke indirecte hyperbilirubinemie. toxiciteit hepato- en nefrotoxisch. bijzondere voorzorg ° dosis aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie; ° siroop liefst 1 uur vòòr de voeding toedienen (betere intestinale resorptie); ° IV oplossing 24 uur houdbaar bij kamert° en 72 uur in koelkast. incompatibiliteit niet mengen in eiwithydrolysaten of vetemulsies; aminoglycosiden, amiodarone (Cordarone®), calciumgluconaat, chloorpromazine (Largactil®), diazepam (Valium®), dobutamine (Dobutrex®), erythromycine (Erythrocine®), methadone, morphine, natriumbicarbonaat, pethidine (Dolantine®), penicilline (Penicilline®), vancomycine (Vancocin®). specifieke bereiding ° voor IV toediening: voeg één flacon Floxapen® (= 250 mg) bij 2,3 mL aqua pro inj.: eindconcentratie = 100 mg/mL. ° voor IM toediening: voeg één flacon Floxapen® (= 250 mg) bij 1 mL aqua pro inj.: eindconcentratie = 250 mg/mL. referentie editie Eur J Clin Pharmacol 1987; 32: 403. 1/07/2014 72 update 2/05/2007 merknaam afleveringsvorm FLUCONAZOLE Diflucan® ° 100 mL flacon (viaflex) à 2 mg/mL (IV infusie). NB. Bestellen als steriele bereiding vanuit de apotheek (samen met TPN)! ° Poeder voor orale suspensie à 50 mg/5 mL (in de apotheek wordt 24 mL gezuiverd water toegevoegd): eindvolume = 35 mL met fluconazole à 10 mg/mL indicatie behandeling van systemische mycosen resistent voor amphotericine B (bv. sommige stammen van Candida glabrata en Candida krusei) of als (weinig toxisch en peroraal toepasbaar !) alternatief voor de ‘gouden standaard’ (amphotericine-B + flucytosine) liefst na species identificatie. dosis oplaaddosis: 12 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of PO, gevolgd door onderhoudsdosis: 6 mg/kg/dosis met dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 14 d: om de 72 u; PNL > 14 d: om de 48 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 48 u; PNL > 14 d: om de 24u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 48 u; PNL > 7 d: om de 24 u; ° PCL >= 45 w: om de 24 u. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of PO. nierfunctie; transaminasen bij langdurig gebruik; therapeutische serumspiegel = 5 - 15 microgram/mL (facultatief). monitoring farmacologie wateroplosbaar bis-triazole antimycoticum; inhibeert cytochroom P450 afhankelijke fungale ergosterolsynthese; vrijwel volledige intestinale absorptie (> 90 %) na PO toediening: vandaar equivalentie tussen IV en PO posologie; goede CSV penetratie zowel na PO als na IV toediening; serum halfwaardetijd bedraagt 30 tot 180 uur bij de zieke ‘VLBW’-baby gedurende de 1ste 14 levensdagen; vooral ongewijzigde renale excretie; combinatietherapie met amphotericine B wordt niet aangeraden. bijwerking nausea/braken/diarree, rash, stijging van transaminasen. tegenaanwijzing cisapridebehandeling (Prepulsid®) (levensbedreigende ritmestoornissen) (ook niet met sommige antihistaminica die geen indicatiegebied hebben bij neonatus). toxiciteit levertoxiciteit. bijzondere voorzorg ° interferentie met metabolisme van coffeïne, theophylline, barbituraten en difenylhydantoïne (ev. dosis verlagen); ° dosisinterval aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie; ° slechts 24 u houdbaar na openen: wordt als steriele bereiding bezorgd vanuit apotheek. incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, ...), calciumgluconaat, 3de generatie cefalosporinen (Claforan®, Glazidim®, ...), clindamycine (Dalacin C®), chlooramphenicol, diazepam (Valium®), digoxine (Lanoxin®), erythromycine (Erythrocine®), furosemide (Lasix®), imipenem-cilast. (Tienam®), piperacilline (Pipcil®), ticarcilline, trimethoprim-sulfamethoxazole (Bactrim®, Eusaprim®). specifieke bereiding ° IV toediening: 100 mL (= 200 mg) IV flacon kan onverdund gebruikt worden voor IV toediening bij pasgeborene: concentratie = 2 mg/mL. ° voor perorale toediening is een 35 mL suspensie à 10 mg/mL fluconazole beschikbaar (goed schudden; niet verder verdunnen; stabiel bij kamertemperatuur gedurende 14 dagen; niet diepvriezen). referentie editie Clin Pharmacol Ther 1993; 54: 269; Arch Dis Child (F/N Ed.)1994; 71: 130; Pediatr Inf Dis J 1996; 15: 1107; Pediatr Inf Dis J 1997; 16: 763; Eur J Pediatr 1998, 157: 661. 1/07/2014 73 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm FLUCYTOSINE = 5-FLUOROCYTOSINE Ancobon® capsules à 250 of 500 mg (PO) worden door de apotheek gebruikt voor de magistrale bereiding (ICN Pharmaceuticals, Inc. California , USA). indicatie behandeling van systemische infecties veroorzaakt door Candida species en Cryptococcus; steeds in associatie te gebruiken (bv. met amphotericine B of fluconazole). dosis 20 - 40 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 6 uur (gedurende 4 tot 6 weken). toedieningsweg PO. nier- en leverfunctie; perifeer bloedbeeldonderzoek 2 x/week; piek serumspiegel (vnl. zo nierdysfunctie): 40 - 80 mcg/mL (bepaal 60 minuten na 4de dosis) (1 mcg/mL = 7,75 µmol/L). gefluoreerd pyrimidine wordt in de funguscel gedesamineerd tot fluoro-uracil door fungusspecifieke cytosine-deaminase; fluoro-uracil interfereert met pyrimidine metabolisme door competitie met uracil; vlotte enterale resorptie (75 - 90 %); zeer goede CSV penetratie; 90 % ongewijzigde renale excretie; zeer variabele serum halfleeftijd 3 - 6 uur; synergisme met amphotericine B. monitoring farmacologie bijwerking rash, eosinofilie, braken/diarree, dosisafhankelijke leucopenie, anemie, trombocytopenie, zelden darmperforatie, gestoorde leverfunctietesten (reversiebel), toename ureum/kreatinine. tegenaanwijzing ernstige nierdysfunctie. toxiciteit serumspiegel > 100 mcg/mL: (fatale) beenmergdepressie, hepatitis en gastro-intestinale stoornissen (braken, diarree): bij overdosage is een snelle maagspoeling nuttig, naast optimalizering van de IV hydratatie; product is haemodyliseerbaar. bijzondere voorzorg ° nooit in monotherapie (resistentiegevaar); ° dosis aanpassen bij verminderde nierfunctie; ° cave valse verhoging van creatinine serumspiegel zo meetmethode berust op iminohydrolase-test (bv. Kodak Ektachem analyzer)(niet bij meting volgens Jaffe-reactie). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1984; 73: 138; Clin Infect Dis 1994; 19: 795. 1/07/2014 74 update 10/05/2005 FLUMAZENIL DC Anexate® merknaam afleveringsvorm 5 mL ampul à 0,1 mg/mL (IV). indicatie benzodiazepine-antagonist. dosis 0,01 - 0,02 mg/kg (= 0,1 - 0,2 mL/kg van onverdund product) traag IV, zonodig na 1 minuut herhalen (max. dosis = 0,125 mg). toedieningsweg traag IV. ademhaling, hartfrequentie. monitoring farmacologie effect binnen 1 - 3 minuten; duur < 1 uur (effect van antidoot kan korter zijn dan benzodiazepine-effect: observeer minstens 2 uren voor terugkeer van sedatie en ademhalingsdepressie); levereliminatie. bijwerking aritmie, braken, convulsies (vnl. bij fysieke dependentie voor benzodiazepinen). tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° niet gebruiken bij pasgeborene van drugverslaafde moeder (kan leiden tot levensbedreigend neonataal abstinentiesyndroom); ° mag zonodig verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %; ° aangebroken ampul is niet houdbaar. incompatibiliteit onverenigbaar met andere geneesmiddelen: afzonderlijk toedienen. specifieke bereiding kan onverdund gebruikt worden bij de neonatus: concentratie = 0,1 mg/mL. referentie Toxicol Clin Toxicol 1991; 29: 137. editie 1/07/2014 75 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm FOLINEZUUR = LEUCOVORINE Ledervorin® Calcium ° tablet à 15 mg (PO); ° 1 mL ampul à 3 mg/mL (IM, IV). indicatie ° antidoot voor methotrexaat (zie oncologie); ° suppletie bij chronische trimethoprimbehandeling of andere foliumzuurantagonist (bv. fenytoine, pyrimethamine) die de omzetting van foliumzuur naar folinezuur blokkeren door inhibitie van het dihydrofolaatreductase. dosis ° 5 mg/dag PO 2 maal per week gedurende pyrimethaminebehandeling (Toxoplasmose behandeling); ° megaloblastaire anemie door folaatdeficiëntie: 0,25 mg/kg/dag IM. toedieningsweg PO, IM. monitoring farmacologie formylderivaat en actieve metaboliet van foliumzuur. bijwerking rash, erytheem, koorts. tegenaanwijzing pernicieuse anemie t.g.v. vit. B12-deficiëntie; GI-intolerantie (braken, ileus, diarree): R/ niet PO toedienen. toxiciteit bijzondere voorzorg incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Antimicrob Agents Chemotherap 1995; 39: 137. 1/07/2014 76 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm FOLIUMZUUR ° magistrale bereiding: capsule à 100 mcg (PO); ° 1 mL ampul à 15 mg/mL (IV); indicatie ° preventie van foliumzuurdeficIëntie bij prematuriteit (controversieel); ° foliumzuurdeficiëntie (megaloblastaire anemie in afwezigheid van vitamine B12 deficiëntie). dosis ° preventief bij zwangerschapsleeftijd < 33 weken en/of geboortegewicht < 2000 gram vanaf D14 tot leeftijd van 3 maand: 50 microgram/kg/dag of 100 microgram/dag PO in 1 dosis; ° therapeutisch: 1 mg/dag PO, onderhoud 0,4 mg/dag. toedieningsweg PO. serumspiegel > 3 ng/mL; RBC-spiegel: 150 - 600 ng/mL. monitoring farmacologie foliumzuur = pteroylglutaminezuur; tetrahydrofolinezuur is metabool actieve vorm van foliumzuur. bijwerking prikkelbaarheid, buikopzetting, allergische reactie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg NB. Folavit 0,4® of Foliphar® zijn onder vorm van compr. à 0,4 mg beschikbaar voor periconceptionele toediening aan de zwangere (8 weken vòòr en 8 weken nà conceptie) als primaire preventie van neuraalbuisdefecten. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding STANDAARDEN (FOLIUMZUUR) = 0,1 MG referentie editie Arch Dis Child 1979; 54: 271; Clin Perinatol 1984; 11: 433; Eur J Pediatr 1984; 142: 78; Eur J Pediatr 1992; 151: 48. . 1/07/2014 77 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm FUROSEMIDE Lasix®, FurosemideG ° Lasix®: compr. 40 mg voor magistrale bereiding; 2 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM, per inhalatie). ° FurosemideG: compr. 40 mg voor magistrale bereiding. indicatie ° snelwerkend diureticum; ° verbetering van longfunctie bij BPD (vnl. compliance en minutenvolume): per inhalatie (cfr. ref. experimenteel). dosis ° incidenteel gebruik: start:1 mg/kg/dosis traag IV (over 5 min.) of IM of PO; zonodig opdrijven tot max. 2 mg/kg/dosis IV of 6 mg/kg/dosis PO: om de 24 u bij preterm < 30 weken, om de 12 uur bij à terme baby en om de 6 - 8 uur bij > 1 maand. ° continu IV infuus: 0,05 mg/kg/uur (max. 10 mg/kg/dag); ° per inhalatie: 1 mg/kg/dosis opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % vernevelen in inspiratoir been van beademingscircuit met “sideflow” van 2 L/min; herhaal zonodig om de 6 - 12 uur (gebruik IV ampul). toedieningsweg traag IV, IM, PO, per inhalatie. urinedebiet, ionogram (vnl. serum K+) en phosphor, renaal ultrason bij langdurig gebruik (nefrocalcinosis). monitoring farmacologie sulfonamide derivaat; belangrijke eiwitbinding in plasma; glomerulaire filtratie en actieve excretie ter hoogte van de proximale tubulus; diuretisch effect (inhibitie van Cl-reabsorptie) ter hoogte van opstijgend been van lis van Henle en distale tubulus: fors kali- en natriuretisch; hypercalciurie en hypermagnesiurie; werkingsduur na IV toediening bedraagt 4 - 6 uur bij neonatus; stimuleert renale PGE2-synthese (effect op ductus arteriosus persistentie?); direct positief effect op longfunctie. bijwerking vnl. electrolytenstoornissen: hyponatriëmie, hypokaliëmie en hypochloremische alkalose; forse hypercalciurie en nefrocalcinose, ototoxisch, cholelithiase (overweeg ‘alternate-day’ bij langdurig gebruik: bv. 1 mg/kg 2 x per dag op onpare dagen: minder electrolytenonevenwicht en nefrocalcinose (eventueel combineren met spironolactone). tegenaanwijzing liever niet chronisch gebruiken bij pasgeborene (cfr. botdemineralisatie, nefrocalcinose, ototoxiciteit,...). toxiciteit ototoxisch bij langdurig gebruik en te snelle IV injectie; hypotensie door hypovolemie vnl. bij combinatie met aminoglycosiden. bijzondere voorzorg ° sterk alkalische vloeistof: afzonderlijke lijn + lichtprotectie bij continu IV; ° mag verdund worden met NaCl 0,9 % of aqua pro inj., niet met glucose-oplossing; ° geef KCl supplement à 1 mEq/kg/dag PO bij (te vermijden) chronisch furosemide gebruik; ° IV ampul kan na verdunning zo gewenst gebruikt worden voor PO gebruik (zie onder). incompatibiliteit dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), gentamycine (Geomycine®), epinefrine (Adrenaline® ), metoclopramide (Primperan®), hydralazine (Nepresol®), isoproterenol (Isuprel®), midazolam (Dormicum®), morphine, noradrenaline (Levophed®), ascorbinezuur. specifieke bereiding Lasix® kan onverdund IV gebruikt worden bij pasgeborene: concentratie = 10 mg/mL. NB. IV ampul voor PO toediening: voeg 9 mL aqua bij 1 mL (= 10 mg) Lasix® (1/10 dilutie): concentratie = 1 mg/mL. STANDAARDEN (FUROSEMIDE) = 1 - 2 - 3 MG referentie editie J Pediatr 1988; 112: 653; J Pediatr 1990; 117: 112; J Pediatr 1994; 125: 976; Pediatrics 1997; 99: 71; Acta Paediatr 1997; 86: 656; Arch Dis Child (F/N) 1997; 77: 32; J Perinatol 1998; 18: 357. 1/07/2014 78 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm GANCICLOVIR Cymevene® poederflacon à 500 mg (IV). NB. UZG: De apotheek maakt bereiding van Cymevene® aseptisch klaar onder “laminar airflow” tot een eindvolume van 5 mL; de eindconcentratie bedraagt maximaal 5 mg/mL. indicatie ° ernstige neonataal verworven symptomatische cytomegalovirusinfecties (bv. CMV pneumonitis bij VLBW-baby); ° te overwegen bij bewezen (= positieve viruscultuur na dag 1, maar vòòr dag 14) ‘symptomatische’ congenitale CMV infectie (enkel na overleg gezien controversieel en ter studie cfr. VVK protocol 2007) (definitie symptomatische CMV: zie protocol ‘congenitale CMV’ in www.neonatologie.UGent.be onder rubriek N*/NIC protocols). dosis ° verworven CMV infectie: 5 - 6 mg/kg/dosis om de 12 uur traag IV gedurende 14 tot 21 dagen; ° bijzondere gevallen van congenitale CMV: 6 mg/kg/dosis IV om de 12 uur gedurende 6 weken (cfr. Kimberlin et al. 2003). toedieningsweg IV perfusie traag over minstens 1 uur, nooit IM of SC (cfr. pH 11)! monitoring PBO, leverfunctie (bili, OT/PT), urinezuur en kreatinine 2 x per week gedurende de 1ste 3 weken, dan 1 x per week; CMV viruskweek urine laatste week van de behandeling; Algo-test of BERA bij start en op het einde van de behandeling; nadien volgens NKO-flowchart.. farmacologie synthetisch nucleoside-analoog (guanine) dat replicatie van herpesvirussen inhibeert door o.a. competitieve inhibitie van inbouw van GTP in DNA door DNA-polymerase; renale excretie. bijwerking ganciclovir wordt blijkbaar beter verdragen in de neonatale periode (beperkte ervaring): zelden reversiebele neutropenie, trombocytopenie; leverfunctiestoornissen; zelden rash, koorts, anemie, braken/diarree. tegenaanwijzing Gehoorsdrempel bilateraal > 100 dB. toxiciteit permanente gonadale toxiciteit (?): cfr. azoöspermie bij proefdieren; potentieel mutageencarcinogeen: vermijd contact van farmacon met huid/mucosa (draag latexhandschoenen). bijzondere voorzorg ° hoge pH (11) van ganciclovir-oplossing: hoogst toelaatbare eindconcentratie = 10 mg/mL; ° oplossing niet invriezen; eindverdunning houdbaar bij kamert° gedurende max. 24 uur; ° dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie. ° therapie stoppen bij absolute neutropenie < 500 cellen/mm3 en hervatten zo > 750/mm3; dosis reductie tot 50 % bij recidief tot normalisatie; zo transaminasen verhogen tot > 3x de uitganswaarde: dosis halveren tot transen weer dalen. incompatibiliteit trimethoprim/sulfamethoxazole (Bactrim®, Eusaprim®), amphotericine B (Fungizone®). specifieke bereiding bereiding in 2 stappen (indien niet door de apotheek bereid): onverdund product is zeer caustisch: vermijd contact met huid/mucosa: gebruik masker, latexhandschoenen en beschermende bril bij hersamenstelling! stap 1: los 500 mg poederflacon op in 9,7 mL aqua pro inj. (nooit als dusdanig toedienen; oplossing moet homogeen helder zijn zonder partikels); stap 2: voeg 1 mL (= 50 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 5 mg/mL. referentie J Pediatr 1994; 124: 318; Pediatr Infect Dis J 1994; 13: 239; Acta Paediatr 1995; 84: 340; Arch Pédiatr 1996; 3: 609; Clin Infect Dis 1997; 24: 52; Clin Perinatol 1997; 24: 151; Presse Méd 1997; 26: 1000; J Infect Dis 1997; 175: 1080; J Pediatr 2003; 143: 16; Eur J Ped 2006; 165: 885. editie 1/07/2014 79 update 19/08/2013 merknaam afleveringsvorm GENTAMYCINE Geomycine ° 2 mL flacon à 40 mg/mL (IV, IM) (stockbreuk 19.08.13). indicatie behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gram-negatieve kiemen (o.a. E. Coli, Klebsiella, Pseudomonas sp.). dosis ladingsdosis: 4 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM gevolgd door onderhoudsdosis afhankelijk van PCL/PNL (start 1 tijdsinterval na lading): ° PCL <= 29 w (*) : PNL 0 - 28 d: 2,5 mg/kg om de 24 u; PNL > 28 d: 3 mg/kg om de 24 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: 3 mg/kg om de 24 u; PNL > 14 d: 2,5 mg/kg om de 12 u; ° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: 2,5 mg/kg om de 12 u; PNL > 7 d: 2,5 mg/kg om de 8 u; (*) of ernstige asfyxie. toedieningsweg traag IV over 30 minuten, IM (variabele absorptie). serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 2 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 3); piek (facultatief): 8 - 12 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.). monitoring farmacologie natuurlijke substantie bestaande uit meerder componenten; bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; verlengd halfleven bij pretermen en na asfyxie; renale excretie; beperkte CSV penetratie; serumhalfleven 4 - 8 uur. bijwerking transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies, ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie; maculaire rash. tegenaanwijzing ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit ototoxiciteit (vnl. vestibulair; potentialisatie door ‘loop’diuretica) bij te hoge piekspiegels en nefrotoxisch bij te hoge dalspiegels. bijzondere voorzorg ° niet mengen met antibioticum van de penicilline-groep (o.a. ampicilline) in zelfde infuuslijn; ° verdunning is 4 dagen houdbaar in de koelkast; ° dosisinterval verlengen bij dalspiegel > 2 mcg/mL (controleer 2 doses later). incompatibiliteit lipidenemulsie, amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), dopamine (Dynatra®), furosemide (Lasix®), heparine, indomethacine (Indocid®), methicilline, mezlocilline, nafcilline, oxacilline, penicilline G, ticarcilline/clavulaanzuur. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 1 mL (= 40 mg) Geomycine® bij 3 mL aqua pro inj. (= 1/4 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie Am J Perinatol 1990; 7: 254; Biol Neonate 1995; 67: 13; Clin Infect Dis 1997; 24: 797; J Perinatol 1997; 17: 42. editie 1/07/2014 80 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm GLUCAGON DC Glucagen® Hypokit poederflacon à 1 mg + 1 mL solvens (IV, IM, SC) (bewaar in koelkast). indicatie ° (acute) behandeling van refractaire hypoglycemie; ° antidoot: bij overdosis beta-blokker of ‘calciumchannel’-blokker (bv. pasgeborene met myocarddepressie bij moeder die labetalol kreeg toegediend wegens pre-eclampsie of bv. neonatale nifedipine/diltiazem/labetalol/atenolol-intoxicatie); ° hypoglycemie ten gevolge van insuline-overdosis. dosis ° hypoglycemie: - individuele dosis: 100 - 300 microgram/kg/dosis SC, IM of als IV bolus; herhaal zonodig 1 of 2 maal telkens na 20 minuten; maximum dosis = 1 mg; NB. 1 U (unit) = 1 mg; - continu IV infuus: 20 - 50 microgram/kg/uur (= 1 - 2,5 mL/kg/uur van 1/50 dilutie). ° antidoot: idem, zonodig gevolgd door onderhoudsinfuus IV à 70 microgram/kg/uur. toedieningsweg IV, IM, SC. glycemie; observeer voor ‘rebound’-hypoglycemie na 2 - 3 uur. monitoring farmacologie natuurlijk polypeptide hormoon geproduceerd door pancreas alfa-cellen; recombinant product commercieel beschikbaar; bevordert o.a. glycogenolyse en stimulatie van gluconeogenese voornamelijk ter hoogte van de lever; stimulus voor groeihormoon; nietselectieve beta-adrenerge agonist: nuttig bij pasgeborene met hartinsufficiëntie na maternale labetaloltherapie wegens pre-eclampsie; kort serum halfleven (± 5 minuten). bijwerking braken, tachycardie, ileus. tegenaanwijzing hypoglycemie bij IUGR; “glucagonoma”. toxiciteit bijzondere voorzorg ° niet als enig middel gebruiken bij symptomatische hypoglycemie: meer een urgentiemaatregel vooraleer een IV lijn met glucose kan geplaatst worden; ° ook zinvol als urgentiemaatregel bij persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie tijdens NICU-verblijf of ambulant of bv. pre-operatief. incompatibiliteit electrolytenoplossingen, wel met glucose-oplossingen; wordt best afzonderlijk toegediend. specifieke bereiding ° voeg 1 mL solvens bij één flacon (= 1 mg) Glucagen®; flacon reconstitueren met behulp van bijgeleverde spuit; het flesje schudden, zonder de spuit terug te trekken, tot het poeder volledig opgelost is: eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. ° zo continu IV infuus toediening: gebruik bovenstaande hersamengestelde oplossing en voeg bij 1 mL (= 1 mg) oplossing Glucagen® 49 mL glucose 10 % (= 1/50 dilutie): eindconcentratie = 20 microgram/mL. referentie editie Arch Dis Child 1987; 62: 924; Arch Dis Child 1988; 63: 1264; Arch Dis Child 1993; 68: 255; J Pediatr 1995; 127: 151; Am J Cardiol 1997; 79: 1570; Arch Dis Child (F/N) 1998; 79: 150. 1/07/2014 81 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm GLUCOSE (DEXTROSE), HYPERTOON Glucose 10 %, Glucose 20 % 10 of 20 mL ampul glucose 20 % (= 1 g/5 mL); 150 mL glucose 10 % perfusieoplossing (viaflex). indicatie ° hypoglycemie; ° hyperkaliëmie. dosis ° hypoglycemie: glucose 20 % 2 - 4 mL/kg traag IV over 2 - 4 minuten (lading alleen zo symptomatisch) gevolgd door IV glucose-infuus à 8 mg/kg/minuut (= 4,8 mL/kg/uur glucose 10 %); glucoseaanbod zonodig opdrijven tot 12 -14 mg/kg/min; zo ontoereikend eventueel corticoïden toevoegen (zie aldaar). ° hyperkaliëmie: 0,5 g glucose/kg (= 2,5 mL/kg glucose 20 %) + 0,1 - 0,2 E standaard insuline/kg traag IV over 2 uur (naast voorafgaandelijk calcium en bicarbonaat). toedieningsweg traag IV, continu IV infuus. glycemie zo glucosestriptest < 45 mg/dL of > 150 mg/dL, glucosurie, serum-K+. monitoring farmacologie dextrose = D-isomeer van glucose; een gezonde pasgeborene kan glucose tot 14 mg/kg/minuut metaboliseren. bijwerking hyperglycemie, osmotische diurese, huidnecrose. tegenaanwijzing toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° gebruik geen glucoseoplossing PO ter correctie van hypoglycemie, geef liever melkvoeding zo asymptomatisch; ° etiologisch onderzoek bij persistentie van de hypoglycemie na 12de levensuur. incompatibiliteit zie elders. specifieke bereiding mg/kg/min glucose = (% glucose in oplossing x 10) x (infusiesnelheid) : 60 x Gewicht (kg) referentie editie J Pediatr 1980; 97: 295; Arch Dis Child 1995; 73 (F/N Ed): 170. 1/07/2014 82 update 20/03/2014 merknaam afleveringsvorm GLUCOSE-PHOSPHAAT Phocytan® 10 mL Miniplasco (gewijzigd 25.02.2014 = P-concentratie verdubbeld!) (2,508 g dinatrium glucose-1-phosphaat, aqua ad 10 mL) = 0,66 mmol (= 2 mEq) phosphor/mL + 1,32 meq glucose/mL + 1,32 meq Na+/mL. indicatie hypophosphoremie bij de neonatus (percentiel3 = 4,5 mg/dL of 1,5 mmol/L)[vnl. bij ernstige nutritionele IUGR met (haemorrhagisch) longoedeem door linker myocarddysfunctie en diaphragma’moeheid’: beter profylactisch?]. dosis 0,15 - 0,3 mmol/kg/dosis (= 0,5 - 1 mL/kg/dosis van 1/2 verdunde oplossing) traag IV over 6 uur, zonodig te herhalen na 24 uur. toedieningsweg traag IV infusie over 6 uur. serum phosphorspiegel. monitoring farmacologie glucosum-1-phosphasdinatrii, 4H2O = ‘organische’ phosphorverbinding: relatief hogere oplosbaarheid in calciumhoudende TPN-oplossing in vergelijking met anorganische phosphorafgeleiden. bijwerking hypocalcemie, osmotische diurese (bij hyperphosphatemie). tegenaanwijzing hypercalcemie, hyperphosphoremie (> 8 mg/dL of > 2,6 mmol/L), nierinsufficiëntie. toxiciteit bijzondere voorzorg ° niet zuiver als bolus inspuiten. ° steriel aangeprikt flacon mag 24 uur bewaard worden. incompatibiliteit calcium(preparaten). specifieke bereiding best verdunnen 1/2 in NaCl 0,9% (fysiologisch serum): trek 10 mL Phocytan à 0,66 mmol P/mL op in een 20 mL spuit en vul aan met 10 mL NaCL 0,9% (fysiologisch): de eindoplossing 1/2 bevat 0,33 mmol phosphor per milliliter. referentie editie 1/07/2014 83 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm GRANULOCYTENTRANSFUSIE leucocytenconcentraat bekomen na leukaferese (≥ 10.1010 WBC/mm3) of zg. “buffy-coat” (2 à 3.109 WBC/mm3). indicatie neonatale sepsis met absolute neutropenie (< 500 - 1.000/mm3) en (ideaal) depletie van neutrofielen ‘storagepool’ (< 7 %) in beenmerg; indicatiegebied wellicht nauwer geworden dankzij beschikbaarheid van hematologische groeifactoren (zie Neupogen®): dit moet nog bevestigd worden. dosis 10 - 20 mL/kg van leucocytenconcentraat traag IV over 2 - 4 uur, ev. te herhalen na 12 - 24 uur. toedieningsweg IV infuus. pols, ademhaling, bloeddruk. monitoring farmacologie bijwerking graft-versus-host reactie (zeldzaam); infectierisico (?) van “kersverse” donor (hepatitis, CMV, HIV, syphilis); een gezinslid kan zonodig als donor fungeren bij absolute indicatie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg bereidingsprocedure neemt minstens 3 tot 4 uur in beslag; ernstige personeelsbelasting buiten de routine vnl. tijdens weekend. incompatibiliteit RBC-compatibiliteit moet gewaarborgd worden. specifieke bereiding referentie editie Pediatr Rev 1991; 10: 298; Hematol Oncol Clin North Am 1994; 8: 1159; Infect Dis Clin North Am 1996; 10: 327; J Clin Apheresis 1997; 12: 74. 1/07/2014 84 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm HAEMOPHILUS INFL. TYPE B VACCIN Act-HIB®, Tetract-HIB® Niet meer gratis beschikbaar als afzonderlijk vaccin vanaf 1 januari 2004! ° Act-HIB® spuitamp. 1 dosis + 0,5 mL solv. (IM); ° Combinatie DTP en HIB: Tetract-HIB® spuitamp. 1 dosis + 0,5 mL solv (IM). indicatie preventie van ernstige infecties door Haemophilus Influenzae type B bij de zuigeling en het zeer jonge kind (vooral meningitis en epiglottitis). dosis ° één dosis op de leeftijd van 2, 3 en 4 maanden + boostervaccinatie op leeftijd van 13 - 18 maand; vanaf 01.01.2004 via hexavalent vaccin zie Infanrix Hexa®; ° kinderen van 6 - 12 maand: 2 injecties volstaan met 1 à 2 maand interval (+ aanbevolen rappel); ° kinderen ouder dan 1 jaar: 1 injectie volstaat. toedieningsweg monitoring IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij). nihil. farmacologie bereid op basis van een capsulair polysaccharide van HI type b gekoppeld aan een eiwit. bijwerking lokale reactie, zelden koorts of huideruptie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° dit vaccin mag op dezelfde dag toegediend worden als DTP of de combinatie DTP-IPV; ° Act-HIB® mag in één zelfde spuit gecombineerd worden met het DTP-IPV tetravaccin Tetracoq® of Tetravac®: het solvens van Act-HIB® wordt dan vervangen door het tetravaccin. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie zie ook http://www.health.fgov.be (kies hoge gezondheidsraad); www.wvc.vlaanderen. be/vaccinatie. 1/07/2014 85 update 18/03/2014 merknaam afleveringsvorm HEPARINE DC Heparine Leo®, Heparine Na+ Braun ® ° Heparine Leo®: 10 mL flacon à 100 IE/mL (IV); ° Heparine Na+ Braun®: 5 mL flacon à 5.000 IE/mL (IV). PAS OP! 2 sterk verschillende concentraties!! indicatie ° profylactisch: openhouden centrale catheter (controversieel); ° heparinisatie: diepe veneuse (bv. vena renalis trombose: controversieel) of arteriële trombose, longembool, DIC (controversieel); ° heparineslot (zie voorstel onderaan). dosis ° open houden catheters (profylaxie): 0,5 - 1 E per mL IV vocht. ° anticoagulanstherapie: 50 - 75 E/kg IV over 15 min. gevolgd door 15 - 25 E/kg/uur in continu IV infuus; afbouwen of opbouwen met 5 E/kg/u volgens resultaten van stollingstesten [vnl. aPTT: 1,5 à 2,5 x normaalwaarde (zie FFP-SD), stollingstijd 20 - 30‘]; therapieduur meestal 10 - 14 dagen. toedieningsweg IV. stollingstests (oa. aPTT of zg. Quicktijd) 4 uur na start, nadien 1/dag + 4 uur na elke aanpassing; plaatjes. monitoring farmacologie heparine = een heterogeen mengsel van zure mucopolysacchariden; activeert antithrombine III en het heparine-ATIII complex inhibeert de enzymatische activiteit van o.a. factor II (trombine), IX, X, XI en XII; heparine induceert ook de loslating van andere endogene antitrombotische moleculen zoals bv. tissue plasminogeen activator; half-leeftijd = 1 - 3 uur. bijwerking bloeding (staken van heparinetherapie vaak voldoende, zonodig antidoot), osteoporose, heparine-geinduceerde trombocytopenie (1 % of meer). tegenaanwijzing intracraniële of gastro-intestinale bloeding, plaatjes < 50.000/mm3. toxiciteit antidoot = protamine: 1 mg voor elke 100 E heparine toegediend in laatste 4 u. (max. 50 mg) traag IV over 5 min.: meestal volstaat 1 mg/kg om aPTT terug te brengen tot ± 130 %. bijzondere voorzorg ° 1 mg heparine = 100 E; ° mag terminaal samen met TPN-lijn en vasopressoren en/of IV anesthetica; ° oplossing maximaal 24 uur houdbaar bij bewaring in koelkast; ° geen IM injecties bij gehepariniseerde patiënt. incompatibiliteit amiodarone (Cordarone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), diazepam (Valium®), erythromycine (Erythrocine®), hyaluronidase (Hyalase®), hydrocortisone (Solucortef®), methadone, phenytoine (Diphantoine®), vancomycine (Vancocin®), alteplase (Actilyse®). specifieke bereiding ° bereiding voor arteriële catheter: spuit 5 mL van Heparine Leo® oplossing (100 IE per mL) bij 500 mL NaCl 0,45 % oplossing; meng zak heel grondig; trek uit zak vervolgens 50 mL op per spuit: toedienen aan 0,5 mL/uur [excl. neonaat met GG < 1.000 g: R/ NaCl 0,22 % à 0,2 mL/uur: zelf te bereiden met 1/4de NaCl 0,9 % + 3/4de aqua pro inj. in 50 mL spuit die vooraf ‘even’ werd gehepariniseerd door het fors herhaaldelijk uitflushen van een kleine hoeveelheid opgetrokken heparine Braun® (formule blijft ongewijzigd tot verwijderen arter. lijn, zelfs indien ondertussen LG > 1.000 g)]. ° heparineslot vb: adapter (Luer Slip PRN adapter, Desert Medical, Inc., Sandy Utah) gevuld met gehepariniseerd (10 E/mL) NaCl 0,9 % wordt op de IV- catheter geplaatst; om de 6 uur en na medicatie-injectie wordt 0,5 mL gehepariniseerd fysiologisch serum ingespoten via het rubber aanzetstuk na ontsmetting. referentie editie Clin Pediatr 1989; 28: 237; BMJ 1992; 304: 619; Ped Res 1994; 35: 78; Semin Tromb Hemost 1997; 23: 303 (overzicht); J Pediatr 1998; 132: 575 (gids voor antitrombotische behandeling). 1/07/2014 86 update 20/01/2007 merknaam afleveringsvorm HEPATITIS B VACCIN HBVaxpro® Junior, Engerix B® Junior, ° Hbvaxpro® Junior: 0,5 mL ampul à 5 mcg/0,5 mL (IM) (Aventis Pasteur MSD); ° Engerix B® Junior: 0,5 mL ampul à 10 mcg/0,5 mL (IM) (GSK); Pas op! koel bewaren (2 - 8 °C), niet invriezen! indicatie ° vaccinatie van pasgeborene van HBs-Ag en/of HBe-Ag positieve moeder (naast passieve immunisatie: zie ook anti-hepatitis B Ig): 4 doses waarvan1ste binnen de 12 uur nà geboorte en volgende op 1, 2 en 12 maand; ° universele hepatitis B vaccinatie aanbevolen sinds sept. 1999 (ongeacht maternale immuunstatus): 3 doses op leeftijd van 2, 3, 4 + booster rond 15 maand (entstof gratis beschikbaar: nl. via hexavalent vaccin Infanrix Hexa®). dosis 5 - 10 mcg HBsAg IM per vaccinatie; vaccin bij geboorte bij HB+moeder binnen de eerste levensweek [liefst op dag 1 simultaan met anti-HB-immunoglobulinen (HBIG) bij middel van een afzonderlijke injectie in de contralaterale dij]; herhalingen (bv. op 2 en 12 à 15 maanden) mogen in combinatie met IPV-DTP-Hib-vaccinatie bij middel van het hexavalent vaccin (Infanrix Hexa®). toedieningsweg IM. > 90 % protectie na 3de injectie: ideaal = titer anti-HBs-antistoffen bepalen 1 tot 3 maanden na de laatste injectie (immuniteit betekent anti-HBs antistoffentiter >= 10 IE/L). vaccin bekomen door recombinant DNA-technologie (genetisch gemodificeerde “bakkersgist” die het oppervlakte-antigeen HBsAg synthetiseert); neonatus van HBe-Ag positieve moeder heeft hoogste risico voor moeder-kind transmissie van HBV en 2 à 3 % risico voor in utero infectie: deze laatste zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de falingen van de postnatale vaccinatie(s); bepaal daarom HBV-serumprofiel bij neonatus van HBe-Ag positieve moeder vòòr 1ste vaccinatie en HBIG. monitoring farmacologie bijwerking zeldzaam braken, koorts (4 - 7 %), rash, zeer uitzonderlijk anafylactische reactie. tegenaanwijzing overgevoeligheidsreactie. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° borstvoeding kan ongestoord doorgaan; ° preterme neonati kunnen eveneens routinematig volgens kalenderleeftijd vanaf 2 maand of bij maternaal dragerschap vanaf geboorte gevaccineerd worden (in het laatste geval is controle van immuunstatus tussen 12 - 24 maand aan te bevelen; zelden is 4de boostervaccin nodig). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding het vaccin mag uitzonderlijk subcutaan toegediend worden bij trombocytopenische patiënt of zuigeling met gekende verhoogde bloedingsneiging (bv. hemofilie); het vaccin mag zeker niet IV toegediend worden! referentie BMJ 1995; 311: 1178; Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 764; Clin Perinatol 1997; 24: 181; Arch Dis Child (F/N ed) 1997; 77: 47; Arch Dis Child (F/N ed) 1998; 79: 206; Tijdschr Geneeskd 1998; 54: 1489; J Pediatr 1998; 133: 374; Tijdschr Geneeskd 1999; 55: 344; Eur J Pediatr 1999; 158: 293. editie 1/07/2014 87 update 20/01/2007 merknaam afleveringsvorm HEXAVALENT VACCIN TEGEN POLIO (IPV), DTPa, H. INFLUENZAE TYPE B EN HEPATITIS B Infanrix Hexa® Vanaf 1 januari 2004 hexavalent vaccin (IPV-Di-Te-Pea-Hib-HepB) gratis beschikbaar via gezondheidsinspectie van Vlaamse Gemenschap (e-post = gezondheidsinspectie. [email protected] of andere provincienaam): spuitampul 1 dosis = 0,5 ml (IM). indicatie ° standaardvaccinatie van de zuigeling tegen polio, difterie, tetanus en pertussis, h. influenzae en hepatitis B op leeftijd van 2, 3 en 4 maand + booster op 13-18 maand (cfr. schema aanbevolen door Hoge Gezondheidsraad 2007); ° bij ‘gezonde’ ex-preterme baby ’s wordt aangeraden het “normale” vaccinatieschema volgens kalenderleeftijd te starten, ook zo nog opgenomen op NIC/N*-dienst (> 2.000 g, geen infuus, geen systemische steroïden): R/ Infanrix Hexa® 0,5 mL IM bij ± dag 60, 90 en 120 . dosis ° 1 dosis op de leeftijd van 2, 3 en 4 maand en een boosterinjectie tussen 13-18 maand (schema gewijzigd sinds 01.01.2004); ° het verder vaccinatiebeleid valt buiten het bestek van dit formularium voor de pasgeborene en jonge zuigeling: zie vaccinatieschema 2004 toedieningsweg monitoring IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij). nvt. farmacologie bijwerking lokale reactie (roodheid, pijn en zwelling), zelden koorts (vnl. pertussis componente) en huideruptie. Bij enkele kinderen gaat de inenting vaccin gepaard met ernstige hyperthermie of verandering van bewustzijn of spiertonus; indien dergelijke reactie optreedt na vaccinatie met het acellulair kinkhoestvaccin, mag de vaccinatie tegen kinkhoest niet worden verdergezet. tegenaanwijzing geen vaccinatie tegen pertussis bij ‘evolutieve’ neurologische afwijkingen (goed gecontroleerde en behandelde epilepsie is geen contra-indicatie). toxiciteit nvt. bijzondere voorzorg ° poliovaccinatie (3 doses vòòr 18 maand) is verplicht en moet door de ouders aan de gemeente gemeld worden via het wettelijk voorzien vaccinatiedocument; ° bij primovaccinatie boven de leeftijd van 12 maand wordt de pertussiscomponent weggelaten en vaccineert men met DT (Tedivax®). incompatibiliteit Tetracoq® en Tetravac® mogen in één spuit gecombineerd worden met Act-HIB®, maar niet met Hiberix® of Hibtiter®. specifieke bereiding vaccins te bestellen bij de provinciale dienst van de Vlaamse Gezondheidsinspectie: ° Antwerpen: Copernicusgebouw - Copernicuslaan 1 2018 Antwerpen 03 / 224 62 04; ° Limburg: Taxandriacentrum - Gouverneur Roppesingel 25 3500 Hasselt 011 / 26 42 42; ° Oost-VLaanderen: Elf Julistraat 45 9000 Gent 09 / 244 83 60; ° Vlaams-Brabant: Brouwersstraat 1 bus 4 3000 Leuven 016 / 29 38 58; ° West-VLaanderen: Spanjaardstraat 15 8000 Brugge 050 / 44 50 70. referentie editie zie ook http://www.health.fgov.be (kies HGR - hoge gezondheidsraad); Arch Dis Childh (F/N)1999; 80: 69. 1/07/2014 88 update 21/09/2007 merknaam afleveringsvorm HYALURONIDASE Hyalase® poederampul à 1.500 IE hyaluronidase op te lossen in 1 mL solvens (aqua dest.) (subcutane injectie); beschikbaar, maar (nog) niet geregistreerd in België (Europees producent: CP Pharmaceuticals Ltd, Ash Road North, Wrexham, Clwyd, LL13 9UF). indicatie preventie van weefselnecrose na extravasatie van hyperosmolaire/caustische IV medicatie zoals bv. aminophylline, amphotericine B, calciumpreparaat, diazepam, erythromycine, methicilline, oxacilline, phenytoine, KCl, natriumbicarbonaat, tham, vancomycine, TPN/hypertone (glucose)oplossingen (exclusief vasopressoren!). dosis zie onder specifieke bereiding aub. toedieningsweg SC of ID injectie (niet IV!). geen. monitoring farmacologie mucolytisch enzym met tijdelijke en omkeerbare depolymeriserende actie op het polysaccharide hyaluronzuur dat aanwezig is in de intercellulaire bindweefselmatrix en op die wijze de snelle weefseldispersie en resorptie van de extravasale (al dan niet caustische) vloeistof bevordert; vroeger vaak gebruikt voor de “optimalisatie” van subcutane infusies (zg. hypodermoclyse). bijwerking zelden urticaria, uitzonderlijk ernstige allergische reacties (anafylaxie). tegenaanwijzing niet IV toepassen! niet gebruiken bij extravasatie van adrenerge vasopressoren (bv. dopamine, adrenaline, etc...). toxiciteit geen. bijzondere voorzorg ° zo snel mogelijk na vaststelling van caustische extravasatie gebruiken (ten laatste na < 1 uur); ° niet gebruiken bij ernstige nierdysfunctie; ° opgelost poeder onmiddellijk gebruiken. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding Reinig beschadigde huid en infiltreer zonodig met Xylocaine® 1 % à 0,3 mL/kg SC; verdun opgelost poeder Hyalase® 1/10 met NaCl 0,9 % tot 150 IE/mL; injecteer van deze verdunning 1 mL (= 150 IE) gefractioneerd over 5 injecties van 0,2 mL (30 IE) SC of ID aan randen van extravasatieplaats; gebruik 25/26-G naalden en wissel deze bij elke injectie; bij brede extravasatie kunnen 4-tal kleine huidincisies gemaakt worden aan de rand langswaar via stompe naald ruim geïrrigeerd wordt met 4 x telkens 100 mL NaCl 0,9 %; plaats wordt nadien afgedekt met parafinnegaas gedurende 24 - 48 u. referentie J Perinatol 1990; 10: 146; Pediatr Nurs 1993; 19: 355; Arch Dis Child (F/N Edition) 1994; 70: 50; Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 418. editie 1/07/2014 89 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm HYDROCHLOROTHIAZIDE Dichlotride® tabl. 50 mg (PO). indicatie ° diureticum bij matig oedeem, milde hypertensie (potentialisatie bij combinatie met spironolactone); ° verbetering longfunctie bij patiënt met bronchopulmonale dysplasie. dosis 1 - 2,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; gebruik de laagste dosis bij preterme neonatus < 30 weken PCL. toedieningsweg PO. ionogram, Ca/P, glycemie, diurese en bloeddruk. monitoring farmacologie inhibitie van natrium en chloor reabsorptie in distale tubulus; 65 % eiwitbinding; verhoogde excretie van Na/K, Mg, Cl, P en bicarbonaat, verminderde calciurie; inhibitie van insulinesecretie; piefeffect na 4 tot 6 uur; serum halfwaardetijd = 2,5 uur. bijwerking hyponatriëmie, hypochloremie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hyperglycemie, hyperuricemie, urticaria (uitz.), braken/diarree. tegenaanwijzing patiënt met ernstige renale of hepatische dysfunctie. toxiciteit hypotensie, hypochloremische alkalose. bijzondere voorzorg ° niet verwarren met chlorothiazide ! ° veelal associatie met kaliumsparend diureticum (bv. Aldactone®); ° toedienen met de voeding. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding STANDAARDEN (HYDROCHLOROTHIAZIDUM) = 1 - 2 - 3 - 4 - 5 MG referentie editie J Pediatr 1989; 115: 615. 1/07/2014 90 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm HYDROCORTISONE-NATRIUMSUCCINAAT Solu - Cortef® Act - O - Vial poederflacon 100 mg + 2 mL solvens (Act-O-Vial) (IV, IM). indicatie ° cortisoldeficiëntie bij congenitale bijnierhyperplasie (CBH) (95 % 21-OH-ase of 11-OH-ase deficiëntie) (in overleg met kinderarts-endocrinoloog); ° bloeddrukondersteuning; ° adjuverende behandeling van hypoglycemie; ° preventie van CLD bij geventileerde ELBW-baby’s: cfr. studies Watterberg et al. (Pediatrics): hydrocortisone 1 mg/kg/dag gedurende 9 dagen en nadien 0,5 mg/kg/dag gedurende 3 dagen. dosis ° Addison crisis: 25 mg hydrocortisone IV, naast glucose, plasma, correctie hyper-K+, ...; ° onderhoudstherapie (CBH): 1 - 2 mg hydrocortisone om de 8 uur PO + 50 - 100 microgram fludrocortisone om de 24 uur (cfr. fysiologische dosis: 12 - 15 mg/m2/dag in 2 - 3 doses); ° acute hypotensie: 2,5 mg/kg/dosis IV om de 4 uur (gradueel afbouwen over 2 - 4 dagen); ° hypoglycemie: 5 mg/kg/dosis om de 12 uur IV of IM gedurende 5 - 7 dagen onder afbouw van IV glucose-aanbod. toedieningsweg traag IV, IM. bloeddruk, glycemie, bij vermoeden CBH: 17-OH-progesterone en 11-deoxycortisol. monitoring farmacologie belangrijkste bijniercorticoïd met vnl. glucocorticoïde effecten; serum halfwaardetijd = 8 - 12 uren. bijwerking hyperglycemie, hypertensie, water/zoutretentie, kaliumdepletie, candida infecties, verder cfr. dexamethasone bij langdurig gebruik. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° oplossing toedienen binnen de 12 uur, eventueel houdbaar in koelkast gedurende 24 uur; ° terminale co-infusie op TPN-lijn mag. incompatibiliteit diazepam (Valium®), erythromycine (Erythrocine®), heparine, Mg-sulfaat, barbituraten, phenytoïne (Diphantoïne®), vancomycine (Vancocin®), coffeïne, midazolam (Dormicum®), dopamine (Dynatra®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen®), isoprenaline (Isuprel®), naloxone (Narcan®), dihydralazine (Nepresol®), pancuronium-bromide (Pavulon®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®). specifieke bereiding onverdund te gebruiken: de “plastic dop” indrukken om het oplosmiddel in het onderste deel van de flacon te brengen; schudden tot volledige oplossing: concentratie = 50 mg/mL. NB: lichaamsoppervlakte (m2) = vierkantswortel van L (cm) x G (kg) : 3600. referentie editie Pediatr Res 1996; 39: 240A; Arch Dis Child (F/N Ed.)1997; 76: 174; Pediatrics 1999;104: 1258; Pediatrics 2000; 105: 320; Progrès en Néonatologie (XXXI Journées nationales de néonatologie) Versailles (ISBN 2-9515485-1-6) 2001; 21: 29. 1/07/2014 91 update 30/07/2013 merknaam afleveringsvorm indicatie IBUPROFEN Ibuprofen-lysine IV; PEDEA® (Orphan EUROPE SARL) ° UZ Gent (vanaf sept 2010): ibuprofen 2 mL ampulles à 10 mg/mL magistraal bereid in steriel labo onder lysine zoutvorm. ° Pedea® = ampul van 2 milliliter à 5 mg/mL oplossing voor inj. (IV) (www.emea.europa.eu);; ° PO preparaat: Junifen® of Malafene® 100 mL siroop à 100 mg per 5 mL. ° farmacologische ductussluiting bij pretermen < 34 weken ZL; ° anti-pyreticum/analgeticum (als alternatief voor paracetamol). dosis ° haemodynamisch significante PDA: 1ste dosis 10 mg/kg traag IV over 15 minuten gevolgd door 5 mg/kg traag IV na 24 en na 48 uur; een 2de identieke kuur van 3 doses kan overwogen worden bij niet sluiting 48 u na laatste dosis van 1ste kuur of bij heropening van de ductus. ° antipyretisch/analgetisch: 5 mg/kg (= 0,25 mL/kg Junifen® siroop) PO zonodig te herhalen na 6 uur. toedieningsweg Pedea uitsluitend IV infusie; PO urinedebiet, ionogram, serumcreatinine, bloedplaatjes monitoring farmacologie NSAID; niet selectieve remmer van cyclo-oxygenase leidend tot een verminderde prostaglandinesynthese; vnl. hepatische metabolisatie; albuminebinding > 90 %; zeer variabele serum halfwaardetijd 16 - 43 uur. bijwerking trombocytopenie, neutropenie; IVH en PVL; verhoogde incidentie van CLD bij 36 w (vergeleken met indomethacine), longbloeding ± hypoxemie; NEC en/of darmperforatie, GIbloeding; oligurie en soms acuut nierfalen (verhoging serumcreatinine, hyponatriëmie). tegenaanwijzing an-oligurie: volgende dosis uitstellen tot hervatten normale urineproductie; levensbedreigende infectie; actieve bloeding (cerebraal of GI); trombocytopenie; ernstig nierfalen; (pré)-NEC; significante hyperbilirubinemie. toxiciteit niet gemeld bij pretermen; supportieve behandeling bij overdosis. bijzondere voorzorg ° geen chloorhexidine gebruiken om de hals ampul te desinfecteren, wel een alcoholishe oplossing ° magistrale bereiding bewaren in koelkast, onmiddellijk toedienen na opening ampul; ° niet profylactisch gebruiken (leeftijd < 72 uur); ° niet simultaan gebruiken met diuretica, anticoagulantia, corticosteroïden, iNO, andere NSAID’s, aminoglycosiden (toenemende nefro- en ototoxiceit). incompatibiliteit niet toedienen samen met “zure” oplossingen (diuretica, antibiotica, ...). specifieke bereiding ° Bij voorkeur onverdund te gebruiken; dilutie met NaCl 0,9% of glucose 5% mag. ° de infuusleiding wordt na elke toediening van Pedea of ibuprofen-lysine IV nagespoeld met 1 à 2 mL NaCl 0,9% of glucose 5% vooraleer een zure oplossing (antibiotica, diuretica, ...) wordt geperfundeerd door dezelfde leiding. referentie editie Lancet 1995; 346: 255; JAMA 1996; 275: 539; Arch Dis Child 1996; 74: 164; Acta Paediatr 1997; 86: 289; Arch Dis Child (F/N edition) 1997; 76: 179; J Pediatr 1997; 131: 549; Cochrane Database Syst Rev. 2008;;(1):CD003522;; Pediatr Nephrol. 2010, 25:267. 1/07/2014 92 update 3/10/2013 merknaam afleveringsvorm IJZER Ferricure® orale oplossing ° Ferricure®: 60 mL orale oplossing à 217,4 mg ijzerpolysacharaat (= 100 mg trivalent nonionisch Fe) per 5 mL (NB. bevat 10 vol % ethanol = max. 420 mg per 5 mL; bevat ook sorbitol en sucrose); PS. druppelaar met luchtopening naar boven houden. ° Fer-in-sol®: 30 mL pipetflesje à 75 mg ijzersulfaat (= 15 mg elementair Fe) per 0,6 mL (verdwijnt uit de handel vanaf september 2012) indicatie ° preventie Fe-gebreksanemie bij pretermen <= 34 weken (voornamelijk zo uitsluitend met moedermelk gevoed); ° anemische neonatus (Hb < 12 g/dL) door chronisch foetaal bloedverlies (bv. chronische foetomaternale of foetofoetale transfusie, ...); ° behandeling van ferriprieve anemie. dosis ° preventie: 1-2 mg elementair Fe/kg/dag vanaf ± dag 60 tot 6 maand = 3 druppels Ferricure® orale oplossing 2 maal per dag PO (= 6 mg el. Fe/dag); NB. preventie bij rHu-EPO ß therapie: vanaf 1ste week 6 - 12 mg elementair Fe/kg/dag = 6 - 12 druppels/kg Ferricure® orale oplossing 3 maal per dag PO; ° behandeling: 3 - 6 mg elementair Fe/kg/dag in 3 doses gedurende minstens 3 maanden = 3 - 6 druppels/kg Ferricure® orale oplossing 3 maal per dag PO. toedieningsweg monitoring PO. serum-Fe++ en ijzerbindingsvermogen; serum ferritine < 10 ng/mL bij ijzergebreksanemie; serum transferrine en transferrine receptor concentratie. farmacologie beperkte enterale absorptie (10 - 20 %). bijwerking braken, diarree of constipatie, zwarte faeces, voorbijgaande tandverkleuring. tegenaanwijzing toxiciteit 3 gram ijzersulfaatingestie kan lethaal zijn voor zuigeling! ernstige gastro-intestinale bezwaren en shock: antidoot = desferrioxamine (Desferal®): start met 15 mg/kg/uur IV gedurende 5 u. bijzondere voorzorg ° eerst Vitamine E reserve aanvullen bij pretermen (vòòr 3de maand); ° niet samen met antacida; ° best 30’ vòòr de voeding toedienen. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Biol Neonate 1984; 45: 228; Acta Paediatr 1992; 81: 824; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1993; 16: 151; Acta Paediatr 1995; 84: 1035; J Pediatr 1996; 129: 258; Eur J Pediatr 1999; 158: 147; J Clin Pharmacol 2000; 40: 1447. 1/07/2014 93 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm IMIPENEM-CILASTATINE Tienam® poederflacon à 250 of 500 mg imipenem (+ resp. 250/500 mg cilastatine) (IV infusie). indicatie behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door zowel multiresistente Enterobacteriaceae (bv. Pseudomonas aeruginosa, Streptococcus faecalis, Enterobacter, Serratia sp.), aërobe grampositieve bacteriën (Streptococcen, Staphylococcen) en anaëroben zoals bv. Bacteroides fragilis, Clostridia (= reserve-antibioticum te gebruiken na overleg met microbioloog). dosis 20 mg/kg/dosis traag IV over minstens 30 minuten om de 12 uur gedurende de eerste levensweek; zelfde individuele dosis om de 8 uur bij neonati 1 - 3 weken oud en om de 6 uur bij neonati >= 4 weken oud. toedieningsweg IV over minstens 30 minuten. perifeer bloedbeeldonderzoek; transaminasen, observeer voor flebitis. monitoring farmacologie imipenem is een potentieel nefrotoxisch carbapenem beta-lactam antibioticum met een uitzonderlijk breed activiteitenspectrum: associatie in 1:1 verhouding met afbraakinhibitor cilastatine (dehydropeptidase-I inhibitor) heft dit nefrotoxisch effect op door o.a. de tubulaire secretie van imipenem te remmen; bactericidie door inhibitie van bacteriële celwandsynthese; resistent tegen afbraak door bacteriële beta-lactamasen; serum halfwaardetijd van imipenem bedraagt bij neonatus 2,5 uur. bijwerking diarree (soms als eerste teken van pseudomembraneuse colitis), braken, convulsieve activiteit (door GABA interferentie ?) bij slechte nierfunctie en voorafbestaande neuronale pathologie (bv. meningitis), hypotensie, trombocytose, venenirritatie/flebitis, eosinofilie, urticaria, transaminasenstijging. tegenaanwijzing meningitis. toxiciteit dosisinterval aanpassen bij zelfs milde nierinsufficiëntie. bijzondere voorzorg ° bevat 3,2 mEq Na+ per gram; ° geen lactaathoudend oplosmiddel (bv. Ringeroplossing) gebruiken; ° oplossing 8 u. houdbaar bij kamert° en 48 u. in koelkast zo NaCl 0,9 % als oplosmiddel; bij andere compatiebele oplosmiddelen (bv. gluc. 5 %) = houdbaarheid slechts de helft. incompatibiliteit fluconazole (Diflucan®), natriumbicarbonaat. specifieke bereiding los één poederflacon van 250 mg imipenem op in 25 mL NaCl 0,9 % (voorkeur); schudden tot een heldere oplossing ontstaat van kleurloos tot geel: eindconcentratie van imipenem = 10 mg/mL. referentie Scand J Infect Dis 1987; 2 (Suppl): 46; Antimicrob Agents Chemother 1990; 34: 1172; Pediatr Inf Dis J 1991; 10: 122; Pediatr Inf Dis J 1995; 14: 804. editie 1/07/2014 94 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm INDOMETHACINE DC Indocid® poederflacon à 1 mg (IV) (tot nader bericht wereldwijd niet beschikbaar juli 2010). indicatie ° farmacologische sluiting ductus Botalli; ° preventie van intraventriculaire haemorrhagie (IVH) (controversieel); ° reductie glom. filtratie: bv. bij congenitale nefrose: in overleg met kinderarts-nefroloog ° Bartter syndroom: K+-verlies beperken. dosis ° ductussluiting: 0,2 mg/kg/dosis traag IV over 15 - 30 min. om de 12 - 24 uur gedurende 3 doses; max. 2 kuren van 3 doses; alternatief protocol = “prolonged-low-dose”: 0,1 mg/kg/dosis om de 24 u gedurende 6 dagen IV of PO. ° preventie IVH: 0,1 mg/kg traag IV bij 6 tot 12 uur postnataal, te herhalen na 24 en 48 uur bij ventilator-dependente neonati met ZL < 32 weken (controversieel). toedieningsweg IV, (PO niet aanbevolen). urinedebiet, serum ionogram, creatinine en bloedplaatjes, echocardiogram (LA/Ao ≥ 1,5). monitoring farmacologie NSAID; prostaglandine-synthase inhibitor; daling van cerebrale, renale en gastroïntestinale doorbloeding; half-leeftijd bij neonatus 15 - 50 uur, eiwitbinding > 90 %. bijwerking oligurie tot anurie bij ELBW-baby, hyponatriëmie (vnl. SIADH), hyperkaliëmie, plaatjesdysfunctie, GI-bloeding en focale darmperforatie (vnl. maag/ileaal), cerebrale hypoperfusie bij (te) snelle IV toediening. tegenaanwijzing actieve bloeding (intracranieel of elders), trombocytopenie < 60.000/mm3, NEC, oligurie < 0,5 mL/kg/u > 8 u., creatinine > 1,6 mg/dL, cerebrale ischemie. toxiciteit bijzondere voorzorg ° hersamengestelde oplossing onmiddellijk gebruiken; ° terminale co-infusie met TPN-lijn mag; ° mag zo gewenst verder verdund worden met glucose 5 %; ° nooit snel IV (significante daling van cerebrale doorbloeding). incompatibiliteit TPN, hypertoon glucose 7,5 % of 10 %, calciumglubionaat (Calcium-Sandoz®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), gentamicine (Geomycine®), tobramycine (Obracin®), tolazoline (Priscol®). specifieke bereiding voeg één poederflacon Indocid® (= 1 mg) bij 2 mL aqua pro inj.: concentratie = 0,5 mg/mL. NB. deze oplossing kan zo gewenst ook PO toegediend worden. referentie editie Arch Dis Child 1990; 65: 55; Pediatrics 1994; 93: 543; J Pediatr 1996; 128: 601; Early Hum Dev 1996; 44: 1; J Paediatr Child Health 1997; 33: 38; Eur J Ped 1997; 156: 669 (neonataal Bartter S.). 1/07/2014 95 update 21/02/2013 merknaam afleveringsvorm iNO = INHALED NITRIC OXIDE afhankelijk van firma: bv. B20-flessen à 150 bar met medisch gasmengsel à 400, 800 of 1.000 ppm NO in 99,9 % N2 (1 ppm NO = 1,2 mg per m3) (B20-fles à 150 bar = waterinhoud van 20 liter x 150 = 3.000 liter gasmengsel). indicatie ° secundaire persisterende pulmonale hypertensie (PPHN) van (bijna) voldragen neonatus (>= 34 w) in het kader van o.a. MAS, pneumonie, IRDS/ARDS, longhypoplasie of congenitale hernia diaphragmatica (CHD); ° primaire PPHN. dosis startdosis = 20 ppm iNO; zo partieel of geen antwoord eventueel opklimmen tot 40 ppm (max. 80 ppm) iNO (hogere doses dan 20 ppm niet zinvol?); traag afbouwen is aangewezen (= preventie van ‘rebound’ PPHN) met reductie tot zeer lage doses (bv. 1 - 2 ppm) vooraleer volledig te stoppen; strenge observatie gedurende eerste 2 uur na iNO stop: bij recidiverende hypoxie wordt FiO2 snel opgebouwd en zonodig opnieuw iNO gestart. toedieningsweg per inhalatie. monitoring NO en NO2 (corrosief zo > 5 ppm: alarmgrens 0,5 ppm) monitoring in inspiratoir ventilatorcircuit zo dicht mogelijk bij patiënt; paO2 en oxygenatie-index (OI), methaemoglobinemie (R/ vit C IV). farmacologie selectieve pulmonale vasodilator zonder systemische effecten; equivalent aan “endothelium derived relaxing factor” (EDRF); NO-synthese vanuit L-arginine wordt enzymatisch gestuurd door NO-synthase (type I - III); NO activeert guanylaatcyclase met vorming van cyclisch GMP leidend tot relaxatie van gladde spiercellen; ventilatie/perfusie ‘matching’ verbetert na inhalatie (d.i. alleen geventileerde longsegmenten worden bereikt); NO inhibeert plaatjesaggregatie/adhesie (controversieel). bijwerking methaemoglobinemie (via binding van NO met Hb; bij doses > 20 ppm), verlenging van bloedingstijd, ‘rebound’ pulmonale hypertensie zelfs bij patiënten die geen significante beterschap vertoonden na start van iNO (oorzaak: ‘down’regulatie van endogeen NOsynthase door exogeen iNO of overmaat aan cGMP specifieke phosphodiesterase?). tegenaanwijzing congenitaal hartgebrek met ductusdependente systemische flow; (voorlopig?) relatieve tegenaanwijzing: preterme baby < 34 weken (tenzij in studieverband). toxiciteit stikstofdioxide (NO2) vorming voornamelijk bij hoge iNO-conc. (> 40 ppm) en hoge FiO2; peroxynitrietvorming leidt tot mogelijke (long)weefselschade en surfactantdegradatie (verhoogd risico op chronisch longlijden?). bijzondere voorzorg ° mogelijke inclusiecriteria: paO2 < 50 mmHg bij FiO2 100 % of OI 2 x consecutief > 25 bij HF-IPPV; ° initieel zeer lage startdosis (bv. 2 ppm) kan latere respons verzwakken; ° niet gebruiken bij preterme baby ‘s < 34 w tenzij in kader van gecontroleerde studie (cfr. risico ICH ?) ° voorafgaande HFOV (+ surfactant) voor ideale volumerecrutering “zou” gunstig effect van iNO kunnen versterken (nog te bewijzen). incompatibiliteit ° surfactant (?); ° de NO-concentratie van ‘perslucht’ varieert van 5 tot 150 ppb: deze “occulte” NOcontaminatie kan fysiologische effecten op de oxygenatie veroorzaken. specifieke bereiding ° iNO tijdens transport (bv. bij ECMO indicatie): zie Arch Dis Child 1995; 73: 480 en Pediatrics 1997; 95: 773. ° Debiet van rotameter (mL) = ventilatorflow (mL) x gewenste eindconcentratie iNO (ppm) : NO concentratie in de fles (ppm). ° Levensduur van NO-fles (uren) = [flesdruk (bar) x 20 x 1.000] : [rotameterflow (mL) x 60]. ° OI = oxygenatie-index = FiO2 (%) x MAP (cm H2O) : paO2 (mmHg). ° NINO-studie laat vermoeden dat CHD mogelijks geen goede (pré-ECMO) indicatie is voor toepassing van iNO: 80 % ECMO versus 54 % ECMO zo geen iNO. referentie Lancet 1993; 341: 1664; Pediatrics 1997; 99: 838 (NINO study group); Semin Perinatol 1997; 21: 418; J Pediatr 1997; 131: 55; Semin Neonatol 1998; 3: 127; J Pediatr 1998; 133: 613. editie 1/07/2014 96 update 5/12/2012 merknaam afleveringsvorm indicatie INSULINE (STANDAARD) DC Insuline Humuline® Regular 3 mL cartridge à 100 IE/mL (IM, IV, SC) (gewijzigd 15-04-2008 om vergissing met heparine Leo te vermijden). ° uitgesproken glucose-intolerantie vooral bij ELBW (< 1.000 g) en VLBW-baby’s (< 1.500 g) (= vnl. door niet inhibitie van gluconeogenese bij glucose-infusie: beter insuline starten met behoud van calorietoevoer ipv glucose te verminderen). ° (transiënte) neonatale diabetes (behandeling gedurende 4 - 6 weken nodig); ° adjuverende therapie bij ernstige hyperkaliëmie (> 7,5 mEq/L bij niet-hemolytisch staal). dosis ° continu IV infusie: 0,05 - 0,1 IE/kg/uur (= 0,05 - 0,1 mL/kg/uur van 1/100 dilutie); pas aan per 0,05 IE/kg/u en titreer op basis van striptest/uur tot stabiel in normale range, nadien controle per 2 tot 4 uur. ° intermittente dosering: 0,1 - 0,2 IE/kg/dosis om de 6 - 12 uur SC. ° hyperkaliëmie: eerst calciumgluconaat (50 mg/kg), nadien natriumbicarbonaat (1 mEq/kg) en glucose (500 mg/kg) IV, dan pas insuline 0,2 IE/kg/dosis traag IV. toedieningsweg IV, SC. monitoring normale range = 50 en 150 mg/dL; definitie hyperglycemie waarvoor insuline te starten bij ELBW’s = 2 x bloedglucosespiegel > 250 mg/dL gedurende minstens 4 u. farmacologie biosynthetisch humaan insuline geproduceerd bmv. ‘genetic engineering’. bijwerking hypoglycemie (zeer snel !), insulineresistentie, urticaria, anafylaxie. tegenaanwijzing hypoglycemie. toxiciteit bijzondere voorzorg ° IV leiding (facultatief) purgeren met de oplossing zelf om kunststofbindingsplaatsen vooraf te verzadigen: liefst terminale co-infusie op TPN-lijn; ° insulineflacon bewaren in koelkast, nooit invriezen ! flesje in gebruik kan 1 maand bewaard worden bij kamert°; verdunning houdbaar voor 24 uur. incompatibiliteit ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), theophylline (Euphyllin®), barbituraten (Luminal®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), furosemide (Lasix®), Na-bicarbonaat, tromethamine (Thamacetat®). specifieke bereiding ° bij dosis > 5 IE: onverdund gebruiken: concentratie = 100 IE/mL. ° bij dosis ≤ 5 IE: voeg 0,5 mL (= 50 IE) standaard insuline bij 49,5 mL NaCl 0,9 % (= 1/100 dilutie): eindconcentratie = 1 IE/mL. referentie editie Pediatrics 1986; 78: 625; J Pediatr 1991; 118: 121; J Pediatr 1996; 128: 268; Neonatal Network 2001; 20: 17; Biol Neonat 2005; 87: 269. 1/07/2014 97 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm INTERFERON ALFA Intron A® Intron A® (Schering-Plough) = interferon alfa-2b: poederflacon à 3.106 IE + 1 mL solvens (= aqua pro inj.) (SC, IM) (1.311 Bfr). (NB. ook beschikbaar als poederflacon van 3, 5, 10 en 30 miljoen IE recombinant interferon alfa-2b bestemd voor eenmalige toediening) indicatie ° inductie van vroegtijdige regressie van (levens)bedreigende cortisteroïdresistente infantiele haemangiomen d.w.z. bij visuele of luchtwegenobstructie, aangezichtsdistortie of trombocytopenie zoals bij Kasabach-Merritt syndroom (verbruikscoagulopathie en “high output” hartfalen); ° andere indicaties: o.a. haarcelleucemie, chronische actieve hepatitis B/C, ... dosis 3 miljoen eenheden per m2 lichaamsoppervlakte SC éénmaal daags (= ± 600.000 eenheden voor neonatus van 3 kg). NB. lichaamsoppervlakte bij 1 kg = 0,1 m2; bij 1,5 kg = 0,13 m2; bij 2 kg = 0,16 m2; bij 2,5 kg = 0,19 m2; bij 3 kg = 0,21 m2; bij 3,5 kg = 0,24 m2; bij 4 kg = 0,26 m2; bij 4,5 kg = 0,28 m2 en bij 5 kg = 0,3 m2. toedieningsweg SC. perifeer bloedbeeld onderzoek, leverfunctietesten, schildklierfunctie. monitoring farmacologie cytokine met antivirale, antiproliferatieve en immunomodulatorische eigenschappen; glycoproteine afkomstig van leucocyten; humaan alfa interferon wordt geproduceerd door bacteriën (E. Coli) bij middel van recombinant DNA-technologie; suppressie van endotheliale proliferatie (vastgesteld als neveneffect bij behandeling van Kaposi sarcoma); 1 mg interferon alfa-2b = 2.108 IE; metabolisme van xanthinederivaten kan vertraagd zijn (spiegels volgen). bijwerking koorts, grieppaal syndroom, nausea/braken/diarree, prikkelbaarheid of lethargie, rigor, hypotensie/tachycardie, hypertensie, stomatitis/rash, stollingsstoornissen, zelden schildklierdysfunctie; mogelijks laattijdige (soms irreversiebele!) spastische diplegie na IF alpha-2a (zie *). tegenaanwijzing acute overgevoeligheidsreacties (zelden). toxiciteit zeldzame (fatale) hepatotoxiciteit. bijzondere voorzorg ° vooraf zo mogelijk prednisolone (of prednisone) 3 mg/kg/dosis om de 24 uur gedurende 2 weken (1/3 responders): stop behandeling zo geen beginnend effect na 14 dagen; ° ongebruikte flacon bewaren in koelkast (maximaal 4 weken bij kamertemperatuur); ° hersamengestelde oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast (2 - 8 °C): niet invriezen. incompatibiliteit Intron A® mag met geen enkel ander farmacon gemengd worden. specifieke bereiding voor SC toediening: voeg 1 mL solvens (= aqua pro inj.) bij poederflacon van 3.106 IE Intron A: concentratie = 3.000.000 IE/mL. NB1: multi-dose 2 mL (6.408 Bfr per 2) of 5 mL (17.483 Bfr per 2) flacons voor injectie à 5.106 IE/mL is na eerste gebruik maximaal 4 weken houdbaar indienbewaard bij 2 - 8° C; NB2: Roferon®-A (Roche) = interferon alfa-2a: 1 mL ampul à 3.106 IE/mL (SC, IM) (1.311 Bfr) mag niet gebruikt worden bij pasgeborene wegens de aanwezigheid van benzylalcohol als excipiëns. referentie N Eng J Med 1992; 326: 1456; Pediatr Clin North Am 1993; 40: 1177; Ann Otol Rhinol Laryngol 1996; 105: 201; J Pediatr 1998; 132: 527 (*); Eur J Pediatr 1999; 158: 345 (*). editie 1/07/2014 98 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm IPRATROPIUM-BROMIDE Atrovent® 2 mL inhalatie-oplossing in monodosis à 0,0125 % (= 0,125 mg/mL) (1 mL = 20 druppels; 1 druppel = 6,25 mcg) = gewijzigde oplossing vanaf 12.01.2001! indicatie bronchodilatator (vnl. vroeg stadium van bronchopulmonale dysplasie). dosis 25 - 50 mcg/kg (= 0,2 - 0,4 mL/kg = 4 - 8 druppels/kg) verdund in 1,5 - 2 mL NaCl 0,9 % per inhalatie over 10 - 15 minuten (flow 8 L/min), te herhalen 2 tot 4 maal per dag; maximale individuele dosis bedraagt 80 mcg/kg/dosis. toedieningsweg per inhalatie. monitoring farmacologie anticholinergicum; effect na 1 - 3 minuten; duur: 4 - 6 uur; 15 % van de dosis bereikt lagere luchtwegen bij inhalatie. bijwerking extrasystolen, tachycardie, hyperprikkelbaarheid, rash, droge mond, hoest. tegenaanwijzing glaucoom. toxiciteit bijzondere voorzorg reinigen van verstuiver tussen elk gift is belangrijk ter preventie van overdosering. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Arch Dis Child 1984; 59: 54; Pediatr Pulmonol 1990; 8: 117; Eur J Pediatr 1991; 150: 854; Semin Neonat 1998; 3: 113. 1/07/2014 99 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm ISOPRENALINE = ISOPROTERENOL DC Isuprel® 5 mL ampul à 0,2 mg/mL (IV infuus) (ampul in koelkast bewaren en van licht beschermen tijdens stockeren). indicatie ° hypotensie, cardiogene shock; ° persisterende pulmonale hypertensie van neonatus (PPHN); ° AV-blok; ° inhalatie bij bronchospasme (BPD). dosis ° continu IV infusie: 0,05 - 0,3 mcg/kg/min (= 0,075 - 0,45 mL/kg/uur van 1/5 dilutie) in continu IV infuus; te titreren tot maximale hartfrequentie van 180/minuut (bij neonatus wordt 0,3 mcg/kg/min niet overschreden; max. dosis bij zuigeling > 1 maand = 2 mcg/kg/min). ° inhalatie: 0,5 -1 mL (0,1 - 0,2 mg) verdunnen in 1,5 mL NaCl 0,9 % voor verstuiving (gebruik IV ampul); te herhalen om de 4 tot 6 uur. toedieningsweg continu IV infuus (nooit IA !), per inhalatie. hartfrequentie, invasieve bloeddruk, zo mogelijk centraal veneuse drukmeting, glucosestriptest. monitoring farmacologie synthetisch beta-mimetisch sympathomimeticum; positief chrono- en inotroop (beta1-effect); ‘afterload’-reductie door perifere vasodilatatie en bronchodilatatie (beta2-effect); behoud van renale en splanchnische doorbloeding. bijwerking aritmie, tachycardie, gedaalde veneuse retour, systemische vasodilatatie, hypertensie, paradoxale hypoxie door toename van intrapulmonale shunt, hypoglycemie (door hyperinsulinisme). tegenaanwijzing hypertensie, hyperthyreoïdie, digitalisintoxicatie. toxiciteit maligne inotroop bij (over)dosis > 2 mcg/kg/min continu IV. bijzondere voorzorg ° corrigeer metabole acidose vooraf; ° niet simultaan met adrenaline toedienen; ° oplossing 24 uur houdbaar zo opgelost in glucose-oplossing; ° terminale co-infusie met TPN-lijn mag, ook met dobutamine, heparine of ranitidine. incompatibiliteit furosemide (Lasix®), Na-bicarbonaat, theophylline (Euphyllin®), acetazolamide (Diamox®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), erythromycine (Erythrocine®), amphotericine B (Fungizone®), digoxine (Lanoxin®), levothyroxine (Elthyrone®), ampicilline/penicilline, hydrocortisone (Solucortef®), tromethamine (Thamacetat®). specifieke bereiding voor continu IV infuus: voeg 1 mL (= 0,2 mg) Isuprel® bij 4 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 0,04 mg/mL of 40 microgram/mL. NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie Clin Perinatol 1987; 14: 931; Tijdschr Kindergeneeskd 1993; 61: 13; J Clin Pharmacol 1993; 33: 29. 1/07/2014 100 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm IV IMMUNOGLOBULINEN = IVIG Sandoglobuline® IV, Multigam® ° Sandoglobuline: 1 en 3 gram flacon met respektievelijk 33 mL en 100 mL solvens (= NaCl 0,9 %) (IV) (ZLB Bioplasma AG , meer info op “www.zlb.com”). ° Multigam (CAF Rode Kruis): infusieflesje met 20, 50 of 100 mL telkens à 5 gram/100 milliliter of 50 mg/mL (www.caf-dcf.redcross.be); indicatie ° behandeling van neonatale sepsis/septische shock; ° preventie van nosocomiale infecties = sterk controversieel, niet aan te raden; ° allo- of auto-immuun trombocytopenie; ° preventie van wisseltransfusie(s) bij Rh/ABO-iso-immunisatie (aanvraagformulier beschikbaar op secretariaat). ° zeldzame gevallen van congenitale immuundeficiënties. dosis ° sepsis: 500 mg/kg/dosis (max. 1 g) traag IV infusie over 30 - 60 minuten; ev. te herhalen om de 24 uur gedurende 5 - 6 dagen; ° ITP: 500 mg/kg/d gedurende 4 d of 1 gram/kg/dag gedurende 2 d (ev. + prednisolone 2 mg/kg/dosis PO om de 12 u gedurende 5 d); ° ABO/Rh-immunisatie: 500 mg/kg/dosis traag IV, zonodig herhalen na 12 en 24 u (soms 5 doses nodig): ‘compassionate use program’ bij Mevr. Anne Verheyen, ZLB Bioplasma via e-mail: medinfo@zlbbelgium. com of tel 016 / 38 80 80 of fax 016 / 38 80 89 toedieningsweg monitoring traag IV infusie over 30 - 60 minuten (max. 10 mL/kg/uur) hartfrequentie, bloeddruk; meer kans op nood aan laattijdige “top up” transfusie bij gebruik voor bloedgroepimmunisatie: steeds PBO 5 - 6 weken na ontslag! farmacologie humane immunoglobulinen bekomen door koud gefractioneerde alcoholprecipitatie en nanofiltratie van pool veneus plasma (> 90 % IgG mono- en dimeren); biologische halfwaardetijd gemiddeld 3 weken. bijwerking koorts, tachycardie, hypotensie, hypoglycemie, acute nierinsufficiëntie (1/6000 volwassenen meestal met onderliggende risikofactor), ‘flushing’, rash, uitz. anafylactische reactie; pas op voor volume-overbelasting: gebruik hoge concentratie (bv. 10 %: zie onderaan) bij risico-baby ’s. tegenaanwijzing allergie voor humane immunoglobulinen; anafylaxie vnl. bij patiënten met IgA-deficiëntie (< 0.05 g/L) én anti IgA antilichamen (1/40.000). toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° Sandoglobuline: bewaar bij kamert° en beschut tegen licht, oplossing 24 u houdbaar in koelkast; ° Multigam: bewaar in koelkast; ° eventuele diagnostische antilichamentiters vooraf bepalen; ° Sandoglobuline: oplossen kan ook met NaCl 0,9% of aqua pro inj. vlg. electrolyt/calor. behoefte; ° Wees geduldig bij het oplossen: dit kan vrij lang duren naar ervaring van de verpleegstaf! incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen; gebruik afzonderlijke perfusieleiding. specifieke bereiding ° Sandoglobuline®: bijgeleverde solventia worden niet gebruikt bij de neonatus; ideale verdunning voor neonati: los 1 gram flacon op in 10 mL glucose 5 % of los 3 gram flacon op in 30 mL glucose 5 %: eindconcentratie = 100 mg/mL voor beide oplossingen (eiwitconcentratie = ± 10 %) (NB: niet schudden: schuimvorming!); ° Multigam®: infusieflesjes telkens à 5 g/100 mL of dus 50 mg/mL kunnen onverdund gebruikt worden. referentie editie J Pediatr 1988, 5: 789; Pediatr Infect Dis J 1993; 12: 549; Vox Sang 1995; 69: 95; Brit J Haematol 1996; 95: 21; Acta Paediatr 1996; 85: 1351; Biol Neonate 1996; 70: 69; Pediatrics 1997; 99 (2): e2; J Pediatr 2000; 137: 595; Semin Perinatol 1998; 22: 50; Arch Dis Childh 2003; 88: F6; Tijdschr Kindergeneeskd 2003; 71: 149. 1/07/2014 101 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm KALIUM-PHOSPHAAT DC Kalii Phosphas B. Braun (miniplasco) 20 mL ampul (mini-plasco) à 0,544 g KH2PO4 en 1,394 g K2HPO3 (IV) (1 mL = 1 mEq K+ en 0,6 mmol anorganisch phosphor = iP). PAS OP! Recente wijziging (10.11.2000): zie onderaan indicatie ° additief voor TPN-oplossingen; ° neonatale hypophosphoremie (p3 = 4,5 mg/dL): zie ook natrium-phosphaat. dosis 0,15 - 0,3 mmol iP/kg/dosis of 4,65 - 9,3 mg iP/kg/dosis traag IV over 6 uur, zonodig herhalen: dit is 0,25 - 0,50 mL/kg/dosis Kalii Phosphas B. Braun toedieningsweg traag IV infuus. kaliëmie, calcemie. monitoring farmacologie bijwerking reactieve hypocalcemie bij (te) snelle toediening. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg conversie: 1 mmol iP = 31 mg iP en 1 mmol Ca = 40 mg Ca. incompatibiliteit calcium(preparaten) of TPN-oplossingen; alkalische oplossingen. specifieke bereiding voorheen werden K+fosfaat Sterop 10 mL ampullen (à 3 meq K/mL en 2 mmol iP/mL) gebruikt; wegens het reële risico tot verkeerdelijke omwisseling met ampullen glucose 20 % werd overgeschakeld naar 20 mL ampullen Kalii Phosphas B. Braun . referentie editie 1/07/2014 102 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm KALIUMCHLORIDE DC Kaliumchloride® Braun 20 mL ampul (7,5 % of 75 mg/mL) à 1 meq/mL (IV, PO). indicatie hypokaliëmie (< 3,5 meq/L) (bv. na chronische toediening van diuretica, chronische diarree). dosis ° PO: 0,5 - 2 meq/kg/dag verdeeld over n-aantal voedingen; ° acute IV behandeling van hypokaliëmie (voorzichtig: overdosis = snel fataal!): 0,5 - 1 meq/kg/dosis traag IV over 1 uur, nadien herevalueren (max. concentratie = 4 meq/100 mL voor perifeer infuus en 8 meq/100 mL voor centraal infuus); zonodig KCl verder IV toedienen aan infusiesnelheid van 0,1 tot maximaal 0,2 mEq/kg/uur. toedieningsweg monitoring traag IV in verdunde oplossing. EKG (hypokaliëmie: ST-segment depressie, lage T-golf voltage en U-golf), serum-K+. farmacologie basisbehoefte aan K+ = 2 - 3 mEq/kg/dag. bijwerking AV-blok, hartstilstand, trombophlebitis/weefselnecrose, GI-intolerantie (diarree, braken). tegenaanwijzing toxiciteit asystolie. bijzondere voorzorg ° 1 g KCl = 13,4 meq K+ en 1 meq K+ = 74,6 mg KCl; ° hyperosmolaire oplossing: nooit zuiver toedienen ! ° IV infusiesnelheid nooit hoger dan 1 mEq/kg/uur; ° aangebroken ampul niet houdbaar. incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), diazepam (Valium®), phenytoïne (Diphantoine®). specifieke bereiding wees bijzonder waakzaam: per vergissing gebruik van KCl in plaats van NaCl 0,9 % voor de hersamenstelling van IV medicatie heeft aan menig patiënt het leven gekost! referentie JAMA 1981; 245: 2446; Clin Perinatol 1992; 19: 223. editie 1/07/2014 103 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm KALIUMJODIDE Lugol-oplossing 10 %-ige KI-druppelvloeistof à 100 mg kaliumjodide/mL (= ± 8 mg jood/dr). indicatie ° thyreotoxicose; ° stralingsprofylaxie. dosis ° neonatale thryreotoxicose: 1 druppel /dosis PO om de 8 uur, zonodig dosis opdrijven met 25 % tot 100 % tot respons bereikt wordt; ° stralingsprofylaxie: 1 druppel/dosis om de 8 uur, start 2 dagen vòòr toediening van radiofarmacon tot 10 dagen erna (bv. MIBG-scan). toedieningsweg monitoring PO. schildklierfunctie. farmacologie 4,5 - 5,5 gram elementair jood/dL; 9,5 - 11 gram KI/dL. bijwerking bradycardie, hypoglycemie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg hoog geconcentreerde joodoplossing die voornamelijk aanleiding geeft tot onderdrukking van de schildklier. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie 1/07/2014 104 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm KETAMINE DC Ketalar® 10 mL flacon à 50 mg/mL (IV, IM); (NB: kan na verdunning ook gebruikt worden voor PO, intranasaal (IN) of PR toediening). indicatie analgesie/anesthesie met behoud van spontane ademhaling tijdens invasieve pijnlijke proceduren waarbij geen spierrelaxatie wordt gewenst (bv. vasculaire radiodiagnostiek, verband bij epidermolyse, etc. ...); eventueel te combineren met midazolam (IV, IN of PR) ter potentialisatie van sedatief effect en voor vermindering van cardiovasculaire effecten (zie aldaar). dosis ° IV: 2 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/50 dilutie) traag IV over minstens 60’’ (+ vooraf atropine 0,01 mg/kg IV) zorgt na ± 45’’ voor anesthesie van 10 - 20 minuten; zonodig halve of zelfde dosis herhalen zo verlenging (> 15’) anesthesie nodig of start continu IV infusie à 0,5 mg/kg/uur; ° IM: 10 mg/kg/dosis (+ in zelfde spuit atropine 0,02 mg/kg IM) zorgt na inductietijd van ± 5 minuten voor anesthesie van gemiddeld 25 minuten; ° PO of IN: 5 - 10 mg/kg/dosis; ° PR: 6 mg/kg/dosis. toedieningsweg traag IV over minstens 60 seconden, IM, PO, IN, PR. monitoring van hartfrequentie, ademhaling, bloeddruk tot 4 uur na toediening. monitoring farmacologie inductie van zg. ‘dissociatieve’ anesthesie of somatosensorische blokkade; snelle levermetabolisatie (o.a. tot actieve metabolieten als norketamine, dehydronorketamine); renale excretie; beperkte eiwitbinding (< 12 %); niet-competitieve N-methyl-D-aspartaatreceptor-blokker: verhindert binding van glycine met NMDA-receptor; vandaar (theoretisch) nut van perorale ketaminetherapie bij niet-ketotische hyperglycinemie. bijwerking hypertensie/tachycardie, soms hypotensie, toename longvatenweerstand mogelijk, ademhalingsdepressie/apnoe bij te snelle toediening, hypersalivatie/bronchorhoe (daarom best associatie met atropine), laryngospasme, zeldzaam klonische spierbewegingen tot convulsies, spierrigiditeit, agitatie na “ontwaken”, braken. tegenaanwijzing verhoogde intracraniële druk, hypertensie, hyperthyreoïdie, hartdecompensatie. toxiciteit ademhalingsstilstand. bijzondere voorzorg ° altijd reanimatie-uitrusting ‘stand-by’ naast operationeel beademingstoestel; ° nooit sneller toedienen dan in 60 seconden: best à rato van 0,5 mg/kg/minuut; ° volledig ‘herstel’ kan 2 tot 3 uren in beslag nemen. incompatibiliteit barbituraten (Luminal®, ...), doxapram (Dopram®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 1 mL Ketalar® (= 50 mg) bij 49 mL glucose 5 % (= 1/50 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Ann Emerg Med 1990; 19: 1033; Eur J Pediatr 1995; 154: 649; Pediatr Anaesth 1995; 5: 293; Pediatr Anaesth 1997; 7: 273; Pediatrics 1997; 99: 427; Am J Roentgenol 1997; 169: 1019. editie 1/07/2014 105 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm KETOCONAZOLE Nizoral® Oraal 100 mL orale suspensie à 20 mg/mL (+ zuigpipet van 5 mL) (PO). indicatie ° behandeling van systemische mycosen (in associatie met bv. flucytosine) zonder meningeale aantasting; ° behandeling van uitgesproken recidiverende mucocutane candidiase. dosis 3 mg/kg/dosis (0,15 mL/kg/dosis) PO te herhalen om de 8 uur en toe te dienen juist vòòr of tijdens de voeding. toedieningsweg PO. leverfunctietesten minstens om de 14 dagen. monitoring farmacologie imidazole-derivaat actief tegen dermatofyten en andere schimmels; inhibitie van het fungaal cytochroom P450 leidend tot celwanddisruptie; levermetabolisatie en galexcretie; zwakke CSV penetratie. bijwerking nausea/braken, rash/jeuk, ‘drugfever’, trombocytopenie; zeldzame maar ernstige toxische leveraantasting. tegenaanwijzing voorafbestaand leverlijden; mycotische meningitis. toxiciteit hepatotoxisch. bijzondere voorzorg ° niet gebruiken tijdens therapie met cisapride of bepaalde H1-antihistaminica (terfenadine, astemizole) die geen indicatiegebied hebben bij neonatus (hartritmestoornissen!); ° forse afname van cyclosporinemetabolisatie (dosis verlagen!). incompatibiliteit niet simultaan toedienen met antacida, anticholinergica of H2-inhibitoren [(cimetidine (Tagamet®), ranitidine (Zantac®)]: minstens 2 uur interval behouden tussen beide. specifieke bereiding referentie editie Mycoses 1989; 32: 312; Padiatr Padol 1989; 24: 289; S Afr Med J 1989; 75: 388. 1/07/2014 106 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm KINIDINESULFAAT apotheekbereiding: bv. kinidinesulfaatsuspensie à 10 mg/mL (PO). indicatie supraventriculaire (PSVT, atriale tachycardie, flutter of fibrillatie) en ventriculaire aritmieën (voornamelijk als perorale onderhoudstherapie) (in overleg met kinderarts-cardioloog). dosis 7,5 - 10 mg/kg/dosis uitgedrukt als sulfaat-zoutverbinding om de 6 uur PO. toedieningsweg PO. therapeutische plasmaspiegel = 2 - 4 mcg/mL (6 - 12 micromol/L) (> 7 mcg/mL = toxisch). monitoring farmacologie cardiale effecten vergelijkbaar met deze van procaïnamide; anti-aritmicum klasse 1A (Vaughan-Williams classificatie). bijwerking GI-intolerantie (braken, diarree), trombocytopenie, ventrikeltachycardie of ventrikelfibrillatie, lang QTc, ‘drugfever’, hypotensie (perifere vasodilatatie bij hoge dosis), allergie (R/ geef een kleine testdosis vooraf bv. 2 mg/kg PO). tegenaanwijzing AV nodale blok, lang QTc, “sick sinus” syndroom, digitalisintoxicatie, trombocytopenie, myocarditis. cinchonisme, ademhalingsdepressie bij overdosis. toxiciteit bijzondere voorzorg ° halveer digoxinedosis; ° gebruik kinidinesulfaat samen met digitalis bij refractaire SVT; ° zo QRS-interval > 0,1 sec. stop behandeling en overweeg dosisreductie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie J Pediatr 1996; 129: 324. 1/07/2014 107 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm L-CARNITINE = LEVOCARNITINE Carnitene Sigma-tau® ° Carnitene® drank: 10 mL flacon à 100 mg/mL (PO); ° Carnitene® injectievloeistof: 5 mL ampul à 200 mg/mL (IV). (niet geregistreerd in België, wel in Nederland). indicatie ° primaire carnitinedeficiëntie (denk er aan bij bv. acute episoden van encefalopathie geassocieerd aan leverfunctiestoornissen, progressief spierlijden of veralgemeende viscerale steatose); ° secundaire carnitinedeficiëntie bij vetzuuroxidatiedefecten (bv. MCAD-deficiëntie) of organische acidemieën (bv. IVA, MMA, PA en glutaryl-CoA-dehydrogenase deficiëntie). dosis ° urgente IV behandeling: ladingsdosis 100 mg/kg (= 5 mL/kg van 1/10 dilutie) traag IV over 4 - 6 uur gevolgd door continu infuus à 4 mg/kg/uur (= 0,2 mL/kg/uur van 1/10 dilutie) tijdens acute metabole compensatie; ° primair: PO: 100 - 150 mg/kg/dag of 1 gram/dag verdeeld over 2 of 3 doses; IV (zo perorale toediening niet mogelijk is): 30 mg/kg/dag traag IV over 2 - 3 minuten; ° secundair: 30 mg/kg/dag PO verdeeld over 2 of 3 doses. toedieningsweg PO, traag IV of continu infusie. plasmaspiegelbepaling bij verminderde nierfunctie. monitoring farmacologie carnitine = 3-OH, 4-N-triCH3-aminoboterzuur = kleine wateroplosbare molecule endogeen gesynthetiseerd vanuit lysine en methionine in lever en nier; biologisch actieve L-isomeer is essentieel voor intramitochondraal transport van lange vetzuurketens en ATP (energie) produktie; trage intestinale resorptie; biologische beschikbaarheid na orale inname is zeer beperkt en variabel (10 - 15 %); geringe metabolisatie en voornamelijk renale eliminatie. bijwerking diarree (voorbijgaand) bij orale inname van hoge doses, braken, allergische reactie, visgeur. tegenaanwijzing toxiciteit levocarnitine is als lichaamseigen stof niet toxisch in vermelde dosering. bijzondere voorzorg oplossing is 24 uur houdbaar bij kamertemperatuur. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding IV toediening: voeg 9 mL NaCl 0,9 % bij 1 mL (= 200 mg) Carnitene® (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 20 mg/mL. NB. de inhoud van IV ampul Carnitene® mag ook gebruikt worden voor PO toediening. referentie editie Am J Dis Child 1987; 141: 660; J Pediatr 1995; 127: 723; J Child Neurol 1995; 68: 211; Arch Dis Child 1996; 74: 475; Eur J Pediatr 1997; 156: 864. 1/07/2014 108 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm LACTULOSE Duphalac® ° 15 mL zakje à 667 mg lactulose per mL (PO); ° siroop 300 mL à 667 mg/mL (PO). indicatie ° hyperammoniëmie bij stofwisselingsziekte (vnl. ureumcyclusstoornis) of hepatisch coma; ° laxativum. dosis 0,5 - 1 mL/kg/dosis om de 6 - 8 uur PO. toedieningsweg PO. serum NH3. monitoring farmacologie osmotisch disaccharide dat door de darmflora wordt afgebroken tot laag moleculaire zuren; bacteriële degradatie van lactulose tot o.a. melkzuur resulteert in zure pH: NH3 converteert naar NH4+ = belemmering van intravasculaire diffusie van ammonium; bijna geen absorptie (< 3 %). bijwerking diarree, braken, buikopzetting. tegenaanwijzing patiënt met galactosemie (Duphalac® bevat galactose en lactose). toxiciteit diarree/deshydratie bij overdosering. bijzondere voorzorg incompatibiliteit geen. specifieke bereiding referentie editie J Hepatol 1994; 21: 1144; Dig Dis 1996; 14: 53. 1/07/2014 109 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm LAMIVUDINE = 3-TC Epivir® ° Epivir® drank: 240 mL oplossing à 10 mg/mL (prijs = 70,00 €); ° Epivir® tabletten: ‘gecoate’ tabletten à 150 mg (voor magistrale bereiding) (prijs 60 tabletten = 201,00 €). indicatie antiretroviraal middel te gebruiken in associatie met zidovudine (Retrovir®) en nevirapine (Viramune®) of lopinavir/ritonavir (Kelatra®) als “post exposure” profylaxie (PEP) bij voldragen (≥ 36w) pasgeborene van een HIV-geïnfecteerde moeder met een hoge (> 1.000 copies/mL) of onbekende virale lading. Recente - nog te bevestigen - farmacotoxische gegevens zouden er op wijzen dat combinatie van meerdere nucleoside-analogen (AZT + 3-TC) zou kunnen leiden tot zeldzame, maar ernstige mitochondriale toxiciteit. dosis 2 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; therapie 4 weken aanhouden, nadien in overleg met AIDS-referentiecentrum therapie richten volgens laboratoriumresultaten en kliniek. toedieningsweg PO. perifeer bloedbeeld onderzoek, serumamylase. monitoring farmacologie 2’-deoxy-3’-thiacytidine = reverse-transcriptase inhibitor = synthetisch nucleoside-analoog; hoge biologische beschikbaarheid na orale inname (> 80 %); beperkte plasma-eiwitbinding; voornamelijk renale excretie van onveranderd product; combinatie van AZT en 3-TC kan mogelijk leiden tot lethale verworven mitochondriopathie in geval van genetische predispositie (partiële cytochr. C deficiëntie)(5 gevallen geobserveerd in Frankrijk waarvan 1 na AZT alleen: S. Blanche Hôpital Necker, Paris, lezing BVK 19.03.99). bijwerking diarree/braken, pancreatitis (zeldzaam), hoesten, perifere neuropathie, neutropenie/anemie (zeer zeldzaam) (N.B. extrapolatie van beperkte gegevens afkomstig van behandelde volwassenen); zeldzaam neurodegeneratief proces ten gevolge van verworven mitochondriopathie bij combinatietherapie AZT + 3-TC (zie hoger). tegenaanwijzing overgevoeligheid voor farmacon of zijn hulpstoffen. toxiciteit dosis aanpassen bij nierdysfunctie (zeker bij simultane toediening van trimethoprim); product is dialyseerbaar. bijzondere voorzorg ° Epivir® wordt niet aanbevolen als monotherapie; ° Epivir® drank bevat 2 gram sucrose en 0,6 gram ethanol per 10 mL; ° simultane toediening van co-trimoxazole (bv. Bactrim®) resulteert in een 40 % toename van plasmaconcentratie van lamivudine (via trimethoprim component); ° tri-therapie wordt bij neonatus toegepast in overleg met het AIDS-referentiecentrum. nvt. incompatibiliteit specifieke bereiding referentie editie J Pediatr 1997; 130: 293. 1/07/2014 110 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm LEVOTHYROXINE = THYROXINE = T4 DC (indien iv) Elthyrone®, Euthyrox®, L-thyroxine® ° deelbare compr. à 0,025 mg (= 25 microgram) of 0,05 mg (= 50 microgram) (PO); ° apotheekbereiding voor IV toediening: 2 mL ampul à 5 microgram/mL (IV). indicatie ° congenitale (permanente) hypothyreoïdie (prevalentie 1air ± 1/4.000; 2air/3air ± 1/30.000); ° transiënte 1aire hypothyreoïdie (laag FT4 < 0,5 ng/dL en TSH > 20 mU/L) van preterme neonatus (vnl. bij baby’s met geboortegewicht < 1.500 g) (prevalentie 1air = ± 0,4 %); ° transiënte 2aire/3aire (hypothalame/pituïtaire) hypothyreoïdie (laag FT4 en normaal TSH < 20 mU/L) van preterme neonatus (prevalentie 2air/3air bij VLBW-baby ± 10 % ?) (behandeling transiënte 2aire/3aire hypothyreoïdie = controversieel). dosis ° permanente hypothyreoïdie: start PO: 10 - 15 mcg/kg/dosis om de 24 uur (bij preterm baby 8 - 12 mcg/kg/dosis); dosis afronden naar boven tot op 1/4de tablet (6,25 mcg); met interval van 4 weken aanpassen op geleide van kliniek en labo (FT4/TSH); start IV (50 - 75 % van orale dosis): 5 - 8 mcg/kg/dosis traag IV over 1 uur om de 24 u. ° transiënte (1- 3aire) hypothyreoïdie: 5 - 6 mcg/kg/dag PO of 4 - 5 mcg/kg/dag IV gedurende 6 weken. toedieningsweg PO, traag IV over 1 uur. streefdoel = FT4 hoog normaal: 2 - 4 ng/dL en TSH < 15 mU/L bij 3 maand. monitoring farmacologie orale dosis effectief na 3 - 5 dagen; IV dosis na 6 - 8 uur; N.B.: aanbevolen literatuur = review van D.A. Fisher in ‘Clinics of Perinatology’ vol 25 N° 4 blz.999 dec 1998: “Emerging concepts in Perinatal Endocrinology”. bijwerking premature craniosynostose en botleeftijdversnelling bij overdosering. tegenaanwijzing toxiciteit tekenen van overdosis: tremoren, hyperprikkelbaarheid, tachycardie, braken, koorts, gewichtsverlies. bijzondere voorzorg de injecteerbare vorm mag niet PO gegeven worden. incompatibiliteit cefotaxime (Claforan®), coffeïne, midazolam (Dormicum®), dopamine (Dynatra®), glucagon (Glucagen® Hypokit), isoprenaline-HCl (Isuprel®), digoxine (Lanoxin®), naloxone (Narcan®), pancuronium-bromide (Pavulon®), penicilline (Penicilline®). specifieke bereiding STANDAARDEN (LEVOTHYROXINUM NA) = 5 - 7 MG referentie editie Pediatrics 1993; 91: 1203; Acta Endocrinologica 1993; 129: 139; J Pediatr 1995; 126: 122; Eur J Pediatr 1996; 155: 211; N Engl J Med 1997; 336: 31; Eur J Ped 1997; 156: 94; J Clin Endocrinol Metab 82: 1701, 1997; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4): 999. 1/07/2014 111 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm LIDOCAINE = LIGNOCAINE Linisol 1%®, Xylocaïne® 1% Inspuitbaar ° Linisol 1% 10 mL flacon à 10 mg/mL lidocaïne hydrochloride monohydraat (IV, IM, SC); ° Xylocaïne® 1% 20 mL flacon à 10 mg/mL (IV, IM, SC). (uitsluitend oplossingen zonder vasoconstrictor!). indicatie ° acute behandeling van ventriculaire aritmieën (vnl. ventriculaire tachycardie/ fibrillatie), aritmieën bij digitalisintoxicatie (in overleg met kinderarts-cardioloog); ° anticonvulsivum (2de lijns anticonvulsivum indien geen Diphantoine® vooraf werd gegeven); ° lokaal anestheticum (0,3 mL/kg SC). dosis ° als anti-aritmicum: 0,5 - 1 mg/kg IV als bolus over 5 minuten; herhaal om de 10 min tot controle van aritmie; max. totaal dosis 5 mg/kg; onderhoud: 20 - 50 mcg/kg/min in continu IV infuus; intratracheaal: 1 mg/kg/dosis verdund met 1 - 2 mL NaCl 0,9 % IT. ° als anticonvulsivum: lading: 2 mg/kg traag IV; onderhoud IV infusie: 10 - 50 mcg/kg/min (= 0,2 - 1 mL/kg/uur van 3/10 dilutie), na 24 uur afbouwen tot nihil over de volgende 24 uur; bij pretermen de laagste dosering gebruiken. toedieningsweg monitoring traag IV of continu IV infusie of IT (intratracheaal) (ook SC/IM voor lokale verdoving). EKG, bloeddruk, bewustzijn, musculaire activiteit, therapeutische spiegel: 3 - 6 mcg/mL. farmacologie anti-aritmicum klasse Vaughan-Williams 1B; snelle werking (blok van snelle Na+- kanalen in Purkinjevezels); half-leeftijd bij neonatus = 3 uur. bijwerking hypotensie; neuronale toxiciteit: eerst agitatie, myoclonieën, later stuipen, bewustzijnsdaling, apnoe; abstinentiestuipen na (te) langdurige infusie. tegenaanwijzing hartdecompensatie, complete hartblok, brede QRS-tachycardie. toxiciteit spiegel > 5 mcg/mL; ernstige cardiale toxiciteit bij excessieve doses: bradycardie, hypotensie, hartblok. bijzondere voorzorg ° altijd lidocaine zonder adrenaline gebruiken ! ° dosisverlaging bij leverlijden; ° endotracheale toediening = intraveneuse dosis x 2; ° niet samen met difenylhydantoïne (Diphantoine®) gebruiken (ernstige hartritmestoornis!); ° houdbaarheid 24 uur. incompatibiliteit phenytoïne (Diphantoine®). specifieke bereiding voor continu IV infusie: voeg 6 mL Linisol 1% of 6 mL Xylocaine® 1 % (= 60 mg) bij 14 mL glucose 5 % (= 3/10 dilutie): eindconcentratie = 3 mg/mL of 3.000 microgram/mL. referentie Pediatrics 1975; 55: 59; Acta Paediatr Scand 1988; 77: 79; Eur J Clin Pharmacol 1989; 36: 583; Ther Drug Monit 1990; 124: 316; Acta Paediatr 1992; 81: 35; Pediatrics 1998; 111: 13. editie 1/07/2014 112 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm LIPOSOMAAL AMPHOTERICINE B Ambisome® “liposomaal” amphotericine B: gelyofyliseerd poederflacon à 50 mg (IV infusie) (bewaren in koelkast 4° C). indicatie voorbehouden als tweede lijn voor “invasieve” infecties (bv. meningitis, osteïtis) veroorzaakt door gevoelige schimmels of gisten die niet reageren op “conventioneel” amphotericine B of die hun ‘ampho B-kuur’ niet kunnen vervolledigen omwille van toenemende nefrotoxiciteit (beperkte literatuur voor neonatus). dosis startdosis = 1 mg/kg/dag trage IV infusie over 30 - 60 minuten; nadien wordt de dosering geleidelijk opgedreven tot 4 - 5 mg/kg/dag eenmaal daags IV over 30 tot 60 minuten. toedieningsweg IV infusie na obligate verdunning. perifeer bloedbeeldonderzoek (anemie, trombocytopenie), ionogram (vnl. K+ en Mg++) en creatinine om de 48 - 72 uur; transaminasen wekelijks. monitoring farmacologie liposomaal amphotericine werkt door binding van het liposoom aan de buitenwand van schimmels gevolgd door vrijgave van het medicament en binding met de membraanergosterolen; hogere efficiëntie door gewijzigde farmacokinetiek met een belangrijke toename van de oppervlakte onder de tijd- versus concentratiecurve in vergelijking met identieke dosis conventioneel amphotericine B (volwassenen). bijwerking cfr. Fungizone® maar veel minder uitgesproken:oligurische nierinsufficiëntie en tubulopathie met hyperkaliurie, tubulaire acidose, nefrocalcinose, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie; nausea/braken en koorts bij (te) snelle infusie, anemie (frequent), leucopenie/trombocytopenie, bloeddrukwijzigingen, zelden perifere neuropathie, convulsies, levernecrose. tegenaanwijzing allergie voor één van de componenten. toxiciteit niet dialyseerbaar. bijzondere voorzorg ° niet oplossen in zoutoplossingen! ° toedienen via afzonderlijke IV lijn of bestaande IV lijn eerst purgeren met glucose 5 %; ° poriëndiameter van eventueel gebruikte filters mag niet kleiner zijn dan 1 micron; ° flacon bevat 900 mg saccharose. incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen of electrolyten. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: voeg 12 mL aqua pro injectione bij 1 poederflacon (50 mg) Ambisome®: de concentratie bedraagt nu 4 mg/mL;goed schudden gedurende minstens 15 seconden; stap 2: voeg 5 mL (= 20 mg) van de hersamengestelde oplossing via de bijgeleverde 5micronfilter bij 35 mL glucose 5 % (gebruiken binnen de 6 uren): eindconcentratie = 0,5 mg/mL. referentie Pediatrics 1993; 91: 1217; Scand J Infect Dis 1995; 27: 419; Infection 1997; 25: 112; Pediatr Infect Dis J 1998; 17: 146; Pediatr Infect Dis J 1999; 18: 702; Arch Dis Childh 2001; 84: F131. editie 1/07/2014 113 update 11/05/2005 LOPERAMIDE Imodium® merknaam afleveringsvorm 100 mL drinkbare vloeistof à 0,2 mg/mL (PO). indicatie ‘short bowel’ syndroom (= vnl. reductie faecaal volume na ileostomie). dosis 0,05 - 0,1 mg/kg/dosis PO 2 - 3 maal per dag (max. dosis = 0,3 mg/kg/dag). toedieningsweg PO. darmperistaltiek. monitoring farmacologie opiaatderivaat; verlenging van transiettijd bevordert vocht- en nutriëntenabsorptie bij ‘short bowel’ syndroom; serumhalfleeftijd = 9 - 14 uur; exclusieve levermetabolisatie. bijwerking sedatie, rash, braken, constipatie, droge mond. tegenaanwijzing pseudomembraneuze colitis, toxisch megacolon, acute gastro-enteritis, GI-subobstructie. toxiciteit vnl. bij leverdysfunctie: hypertonie/dystonie, ademhalingsdepressie, miose, stupor; antidoot R/ naloxone 0,01 mg/kg IV, zonodig herhalen (cfr. korte werking). bijzondere voorzorg dosis verlagen bij leverdysfunctie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie 1/07/2014 114 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm LOPINAVIR 400 + RITONAVIR 100 Kaletra® ° Siroop (300 mL): 400 mg lopinavir + 100 mg ritonavir per 5mL (bevat 42,4% v/v alcohol;; 152,7 mg/mL propyleenglycol;; 59,6 mg/mL glycerol);; ° Tabletten: 200 mg lopinavir + 50 mg ritonavir. indicatie Antiretroviraal middel te gebruiken in associatie met zidovudine (Retrovir®) en lamivudine (Epivir®) als “post exposure” profylaxie (PEP) bij pasgeborene van een HIV-geïnfecteerde moeder onder volgende voorwaarden: 1. voldragen baby (ZL ≥ 36 w);; 2. maternale virale lading > 1000 copieën/ml en 3. moeder kreeg nevirapine (Viramune®) tijdens de zwangerschap. dosis Siroop = 16 mg lopinavir + 4 mg ritonavir/kg lichaamsgewicht per 12 uur p.o. gedurende 4 weken (equivalent aan 300 mg lopinavir + 75 mg ritonavir/m²);; (FDA registratie voor gebruik vanaf 14 dagen tot 6 maand). toedieningsweg PO: siroop met voeding in te nemen zie rubriek toxiciteit (vakje te klein). monitoring farmacologie ° Lopinavir behoort tot groep van protease-inhibitoren tegen HIV-1 en HIV-2: remming van virusproductie;; veroorzaken zo een daling van de plasma viral load en een stijging van het aantal CD4 cellen. ° Ritonavir dient in deze combinatie niet als antiviraal middel. Het inhibeert het CYP450 waardoor metabolisme van lopinavir geremd wordt zodat lagere doses kunnen gegeven worden. ° Biologische beschikbaarheid siroop: hoger bij inname van vetrijke maaltijd;; metabolisatie via CYP3A;; eliminatie ca. 80% via faeces, < 20% via urine;; Tmax ca. 4 uur;; T1/2 5-6 uur. bijwerking Diarree, hoofdpijn, nausea en braken, rash, asthenie en paresthesieën, lipidenafwijkingen, vetredistributie (minder voorkomend). Zeldzaam pancreatitis, hepatitis, hyperglycemie en ketoacidose. Bundeltakblok (vooral bij preterme baby). tegenaanwijzing Ernstig gestoorde lever- en nierfunctie. toxiciteit dalspiegel na 2 wk behandeling = ≥ 200 µL heparinebloed 8-12 u na toediening (UZG 1x/wk op do;; < 2 u na afname in lab centrifugeren). Gewenste dalspiegel: lopinavir > 1 mg/L;; ritonavir > 2,1 mg/L;; aanpassing dosis in overleg met Dr. J. Pelgrom (25315) of Dr. L. Vandekerckhove (23398). Bepaling kan simultaan met nevirapine. bijzondere voorzorg ° Geschreven toestemming van de ouders is vereist;; ° Siroop in de koelkast bewaren;; ° Bij start andere HIV-medicatie steeds geneesmiddelinteracties checken! incompatibiliteit Te mijden combinaties: Absoluut:concomittante therapie met cisapride, amiodarone, flecaïnide, rifampicine. Relatief (monitoring of dosisaanpassing): concomittante therapie met atenolol, clindamycine, clonazepam, cyclosporine, dexamethasone, diazepam, digoxine, diltiazem, domperidon, erythromycine, fenytoïne, furosemide, ketamine, ketoconazol, lidocaïne, loperamide, miconazol, nifedipine, pethidine, pyrimethamine, theofylline, methadone. specifieke bereiding Ter info: voornaamste hulpstoffen in de siroop die van betekenis kunnen zijn voor nevenwerkingen bij de neonaat: alcohol 42,4 %: 1,187 mL alcohol/kg/week wanneer deze dosis wordt toegediend = 950 mg/kg lichaamsgewicht/week (max. 3 mL alcohol/kg lichaamsgewicht /week) propyleenglycol 152,7 mg/mL: 61 mg/kg/dag wanneer deze dosis wordt toegediend (max. 25 mg/kg/dag);; Tabletten mogen niet verbrijzeld worden (cfr. bijsluiter), maar vertonen geen enterische omhulling of gecontroleerde vrijstelling: te overleggen met apotheker. referentie Guidelines for the Use of Antiretroviral Agents in Pediatric HIV Infection. Feb 23,2009; 1-139.(http: //aidsinfo.nih.gov/ContentFiles/PediatricGuidelines.pdf); http://www.hiv-druginteractions.org; FDA wetenschappelijke bijsluiter (10/12/09); Belgian Guidelines for management of HIV infection in pregnant women and prevention of mother-to-child transmission; Pediatr Infect Dis J 2009; 28: 215-9. editie 1/07/2014 115 update 21/05/2012 merknaam afleveringsvorm LORAZEPAM DC Tavor®, Temesta® ° compr. 1 mg (PO); ° Temesta Inspuitbaar® (STOCKBREUK!) 1 mL ampul à 4 mg/mL (IV, IM) (kan ook PR gebruikt worden) (NB. lichtprotectie en bewaren in koelkast) ° Tavor IV ampul 1 mL à 2 mg/mL indicatie ° acuut anticonvulsivum bij refractaire neonatale stuipen (bv. zo geen respons na 30 - 40 mg/kg phenobarbital en 20 mg/kg diphenylhydantoïne); ° premedicatie/sedatie. dosis ° anticonvulsief: start: 0,05 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van Tavor® 1/20 dilutie) traag IV over 2 - 5 minuten; herhaal zonodig tweemaal met 20 minuten interval; onderhoud: 0,05 mg/kg/dosis PO om de 6 - 24 uur (suggestie Neonatal Drug Formulary 1993: 224). ° premedicatie/sedatie: 0,05 mg/kg/dosis PO/PR of IM 1 - 2 uur vòòr ingreep. toedieningsweg IV, (niet intra-arterieel!), PO. ademhaling, injectieplaats observeren voor flebitis/extravasatie. monitoring farmacologie werking binnen de 5- 10 minuten; duur 3 - 24 uur; serum halfwaardetijd = 35 - 50 uur; conjugatie tot inactief glucuronide in de lever en renale eliminatie. bijwerking ademhalingsdepressie, ritmische myoclonieën beschreven zowel bij preterme als voldragen baby ’s (R/ Luminal®), hypotensie, bradycardie, hartstilstand. tegenaanwijzing toxiciteit minder accumulatierisico in vergelijking met diazepam; IV ampul bevat 2 % (= 20 mg/mL) benzylalcohol: daarom fors verdunnen (zie onderaan); flumazenil = specifiek antidoot. bijzondere voorzorg ° dosisreductie bij leverlijden; ° ampul voor injectie kan ook gebruikt worden voor intrarectale toediening; ° aangebroken ampul en verdunde oplossing is 24 u houdbaar in koelkast afgeschermd van licht; ° zo IM toepassing farmacon onverdund toedienen. incompatibiliteit aztreonam (Azactam®), imipenem/cilastatine (Tienam®), Omeprazole (Losec®), Flucloxacilline (Floxapen®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg één 1 mL ampul Tavor® (= 2 mg) bij 19 mL glucose 5 % (= 1/20 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. referentie J Child Neurol 1991; 6: 319; J Pediatr 1992;120: 479; Pediatrics 1992; 89: 1129; Biol Neonate 1994; 66: 311; J Perinatol 1995; 15: 146; Arch Pediatr Adolesc Med 1998; 152: 98. editie 1/07/2014 116 update 8/11/2006 merknaam afleveringsvorm MAGNESIUMSULFAAT DC Magnesiumsulfaat Sterop® 50 % 5 mL ampul à 500 mg/mL (50 %) (= 4,06 mEq/mL of 2,03 mmol/mL Mg2+ en 4,06 mEq/mL of 2,03 mmol/mL SO4-2). indicatie ° hypomagnesiëmie (< 1,5 mg/dL) en refractaire hypocalcemie; ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN); ° hersenprotectief na peripartale asfyxie (experimenteel). dosis ° hypomagnesiëmie/refractaire hypocalcemie: IM 0,1 - 0,2 mL/kg MgSO4 50 %; zelfde dosis (50 - 100 mg/kg MgSO4) kan ook PO gegeven worden (1/10 verdund met water = 1 - 2 mL/kg van verdunde oplossing); herhaal IM of PO zonodig om de 6 - 12 uur. ° PPHN: bolus 200 mg/kg traag IV over 20 minuten (= 0,4 mL/kg MgSO4 50 %); onderhoud: 20 - 50 mg/kg/u (= 0,04 - 0,1 mL/kg/uur MgSO4 50 %). toedieningsweg IM, PO, IV magnesiëmie, ECG. monitoring farmacologie 1 gram magnesiumsulfaat-heptahydraat (1 g MgSO4.7H2O) = 4,06 mmol Mg2+; conversie Mg2+: mg/dL x 0,0406 = mmol/L en mEq/L x 0,5 = mmol/L; verlaagt niet-selectief de pulmonale druk, spierrelaxans, bronchodilator, sedativum; werking als (NO-gemedieerde ?) Ca++-entry-blokker + verhoogde vrijstelling van PGI2 (?); NMDA-receptor blokker. bijwerking ademhalingsdepressie, hypotensie, areflexie, ileus, urineretentie, hypotonie, verlaging cardiac output en “fixe” bradycardie (NB. verlies van ‘CTG-variabiliteit’ bij foetale hypermagnesiëmie bij maternale pre-eclampsie onder magnesiumbehandeling). tegenaanwijzing systemische hypotensie, nierinsufficiëntie. toxiciteit verlenging QTc-interval en QRS, atrioventriculaire of sino-atriale blok, hartstilstand in diastole; antidoot bij cardiale toxiciteit = R/ calciumglubionaat IV. bijzondere voorzorg ° Mg-serumspiegel < 6 mg/dL houden bij chronische behandeling (PPHN); ° neuromusculaire blok bij hypermagnesiëmie wordt versterkt door aminoglycoside: cave apnoe ! incompatibiliteit calcium(preparaten), natriumbicarbonaat, hydrocortisone (Solucortef®). specifieke bereiding PS. Bij perorale toediening van MgSO4 50%: verdun 1/10 = voeg 45 mL water bij 1 ampul MgSO4 50% van 5 mL: 1 milliliter van 1/10 verdunde oplossing = 50 mg MgSO4 . referentie Arch Dis Child 1992; 67: 31 en 1994; 71: F151; Pediatrics 1995; 96: 472; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1995; 72: 184. editie 1/07/2014 117 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm MANNITOL Mannitol® 15 % 500 mL flacon à 150 mg/mL 15 % (IV). indicatie ° osmotisch diureticum; ° hersenoedeem, preventie van postasfyctische encefalopathie (?) (02-radicalen scavenger). dosis ° diureticum: 0,25 - 0,5 g/kg/dosis traag IV over 30 minuten (meestal als renale ‘perfusietest’); ° hersenoedeem: 1 g/kg IV over 30 minuten gevolgd door 0,25 g/kg traag IV over 30 min. om de 4 uur gedurende 2 - 3 dagen (effectiviteit = niet bewezen). toedieningsweg continu IV infuus. vochtbalans; diurese; serumosmolariteit. monitoring farmacologie hexahydrisch alcohol dat snel ongewijzigd urinair wordt uitgescheiden: osmotisch diureticum. bijwerking hypovolemie, electrolytenstoornissen. tegenaanwijzing preterm bij zwangerschapsleeftijd < 34 weken (risico ICH); gestoorde nierfunctie; congestief hartfalen. toxiciteit bijzondere voorzorg infusie onderbreken zo diurese niet toeneemt tot minstens 2 mL/kg/uur. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1990; 85: 961; Brain Dev 1990; 12: 349. 1/07/2014 118 update 6/02/2013 merknaam afleveringsvorm MEROPENEM-TRIHYDRAAT Meropenem Hospira®, Meronem® flacon à 500 mg meropenem poeder (IV voor injectie/infusie). indicatie breedspectrumantibioticum voorbehouden voor behandeling van ernstige infecties door verwekker resistent aan 3de generatie cefalosporines, de zg. extended spectrum ß- lactamase producerende kiemen (ESBL) of bij een polymicrobiële infectie (vb. peritonitis). Meticilline-resistente staphylococci, Enteroccoccus faecalis en Xanthomonas maltophilia zijn niet gevoelig voor meropenem. dosis ° neonatus: 15 mg/kg/dosis om de 12 uur traag IV of per infusie over 30 ‘ (= 3 mL/kg/dosis van een verdunning à 5 mg/mL om de 12 u); ° zuigeling 3 - 12 maanden: 10 - 20 mg/kg/dosis om de 8 uur traag IV of per infusie over 30’. toedieningsweg IV over 5 minuten of via infuus over 15 - 30 minuten. levertesten en bilirubine bij patiënten met bestaande leveraandoening. monitoring farmacologie meropenem behoort tot de groep van de carbapenems; heeft een bactericiede werking (verstoring van celwandsynthese) tegen een breed spectrum van gram-positieve, Gramnegatieve en anaërobe bacteriën; halfwaardetijd wordt niet beïnvloed door nierfunctie; lage eiwitbinding (2 %); renale klaring. bijwerking thrombophlebitis op plaats van injectie, huidreacties, gastro-intestinale problemen (braken, diarree), haematologische wijzigingen (trombocytose of thrombopenie, eosinofilie, leucopenie, positieve Coombs reactie), reversiebele leverfunctiestoornissen en hyperbilirubinemie, zelden convulsies, pseudomembraneuse colitis. tegenaanwijzing toxiciteit beenmerg en lever (reversiebel); haemodialyse kan helpen bij acute intoxicatie. bijzondere voorzorg opgelost max. 24 u in koelkast (2 - 8 °C) bewaren. incompatibiliteit ° verminderde werking indien in combinatie met bacteriostatisch antibioticum; ° specifieke gegevens over mogelijke interacties zijn niet beschikbaar. specifieke bereiding los 1 flacon Meroenem® Hospira à 500mg op met 10 mL aqua pro injectione; schud krachtig en ononderbroken gedurende 30''; zodra poeder volledig opgelost en schuim verdwenen is: voeg 3 mL (= 150 mg) van oplossing bij 27 mL glucose 5% of NaCl 0,9 %: eindconcentratie = 5 mg/mL. referentie Clin Infect Dis. 1997;24: S207; Ther. Drug Monit. 2001; 23(3):198. editie 1/07/2014 119 update 11/05/2005 METHYLDOPA Aldomet® merknaam afleveringsvorm compr. 250 mg. indicatie milde tot matige hypertensie. dosis 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 - 4 doses, zonodig aanpassen om de 3 - 5 dagen tot maximale dosis 60 mg/kg/dag. toedieningsweg PO. leverfunctie. monitoring farmacologie centrale werking + renine-verlagend; variabele enterale absorptie; renale eliminatie; serumhalf leeftijd 2 - 4 uur. bijwerking sedatie, oedeem (zoutretentie), positieve directe Coombstest (meestal zonder hemolyse), koorts, leucopenie, trombocytopenie, nasale obstructie. tegenaanwijzing actief leverlijden. toxiciteit bijzondere voorzorg ° steeds associëren met diureticum; ° traag afbouwen (cfr. rebound); ° interferentie met labtesten voor creatinine, urine-catecholaminen. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding nvt. referentie Pediatr Clin North Am 1978; 25: 137; Dev Pharmacol Ther 1989; 13: 190. editie 1/07/2014 120 update 1/07/2014 merknaam afleveringsvorm METHYLEENBLAUW Methyleenblauw 1 %® 1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, PO). indicatie ° verworven (bv. excessieve prilocaïnedosis SC, NO, etc ...) of hereditaire meth-Hb-emie; ° antidoot bij cyanide-intoxicatie; ° refractaire (d.i. resistent voor bv. inotropie/hydrocortisone) neonatale septische shock (experimenteel cfr. ref); ° kleurindicator voor fistelopsporing, PROM, ... . dosis ° verworven Meth-Hb: 1 - 2 mg/kg/dosis (= 1 - 2 mL/kg/dosis van 1/10 dilutie) traag IV over 30 minuten, zonodig herhalen na 1 uur; ° NADPH-MetHb-reductase deficiëntie: 1 - 1,5 mg/kg/dag PO om de 24 uur (samen met ascorbinezuur 5 - 8 mg/kg/dag PO in 3 - 4 doses). ° refractaire septische shock: 1 mg/kg traag IV over 1 uur, zonodig herhalen om de 8 - 12 uur (experimenteel). toedieningsweg traag IV over 30 - 60 minuten, PO. monitoring farmacologie MB inhibeert de activatie van guanylaatcyclase door NO (preventie van perifere vasodilatatie). bijwerking hypertensie, paradoxale hypotensie, koorts, braken/diarree, hemolyse (bij doses > 2 mg/kg), blauw-groene verkleuring van urine/faeces/traanvocht. tegenaanwijzing G-6-PD-deficiëntie, nierinsufficiëntie. toxiciteit overdosis kan leiden tot methemoglobinemlie (!), hemolyse en hyperbilirubinemie (verhoogd risico bij kind met G-6-PD deficiëntie). bijzondere voorzorg niet subcutaan toedienen (necrose!). incompatibiliteit gb. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg bij 1 mL (= 10 mg) methyleenblauw 1 % 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Acta Paediatr 1995; 84: 365; J Pediatr 1996; 129: 790 en 904. editie 1/07/2014 121 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm METHYLPREDNISOLON-NA+SUCCINAAT Solu-Medrol® S.A.B, Medrol®, Solupred® ° Medrol®: compr. 4 mg (PO); ° Solu-medrol® S.A.B.: 1 poedervial à 40 mg + 1 mL ampul oplosmiddel (aqua) (IV, IM); ° Magistrale bereiding prednisolone à 5mg/mL (zie onderaan). indicatie bronchodilatatie; anti-inflammatoir; shock. dosis ° anti-inflammatoir: 0,5 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 2 - 4 doses IV/IM of PO; ° anti-shock: 30 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV. toedieningsweg IV, IM, PO. bloeddruk, ionogram, serumglucose. monitoring farmacologie 4 mg methylprednisolone = equivalent aan 20 mg hydrocortisone; activiteit identiek aan prednisone. bijwerking ritmestoornissen, hypertensie, convulsies, pseudotumor cerebri, huidatrofie, cushing, groeistop, glucose-intolerantie, hypokaliëmie, alkalose, braken, GI-ulceratie/perforatie, spierzwakte, osteoporose, cardiomyopathie, cataract. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° oplossing is max. 24 uur houdbaar in koelkast; ° Solupred® (PO) bevat 7,5 gram sorbitol per flacon. incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen. specifieke bereiding ° Solu-medrol S.A.B.: voeg meegeleverd oplosmiddel (aqua) toe aan de vial met steriel poeder: concentratie = 40 mg/mL. Verdere verdunning mag met o.a. glucose 5%. ° Magistrale prednisolone bereiding à 5 mg/mL PO (“mixtura prednisoloni” 5mg / ml) (apotheek UZG)(houdbaar 12 maanden, bewaar bij kamertemperatuur): R/ prednisoloni natrii phosphas 3,65 g dinatrii phosphas dihydricus 4,73 g natrii dihydrogenophosphas dihydricus 1,05 g dinatrii edetas 0,50 g sorbitolum liquidum non cristallisabile 129,00 g aroma bananae naturale simile 20 druppels solutio aqua conservans NF V 1 1 ad 500 mL referentie editie 1/07/2014 122 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm METRONIDAZOLE Anaeromet®, Flagyl®, MetronidazoleG ° 100 mL viaflex à 5 mg/mL (IV infusie) (dit geldt voor 3 merknamen) (lichtprotectie); ° Flagyl®: compr. à 500 mg (PO) (zie magistrale bereiding onderaan). indicatie ° behandeling van ernstige infecties (meningitis, ventriculitis, endocarditis) veroorzaakt door Bacteroides fragilis en andere anaëroben resistent voor penicilline; ° behandeling van ernstige intra-abdominale infecties (bv. NEC, darmperforatie, ...); ° behandeling van Clostridium difficile colitis; ° behandeling van amoebiase, lambliase, ... . dosis oplaaddosis: 15 mg/kg/dosis traag IV over 60 minuten of PO, gevolgd door onderhoudsdosis: 7,5 mg/kg/dosis IV of PO met tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 48 u; PNL > 28 d: om de 24 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 24 u; PNL > 14 d: om de 12 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 24 u; PNL > 7 d: om de 12 u; ° PCL >= 45 w: om de 8 uur. toedieningsweg IV over minstens 60 minuten of PO. meet CSV-concentratie bij behandeling van infecties van CZS: dalconcentratie moet hoger zijn dan ‘minimum inhibitorische concentratie’ (MIC); perifeer bloedbeeldonderzoek. monitoring farmacologie 5-nitro-imidazolederivaat met antiprotozoaire eigenschappen en bactericied voor vele nietsporenvormende anaëroben; inhibitie van DNA-synthese van gevoelige kiemen of parasieten; goede orale absorptie en goede weefseldistributie; beperkte eiwitbinding (< 20 %); levermetabolisatie en vnl. renale excretie; serum halfwaardetijd is sterk afhankelijk van de zwangerschapsleeftijd. bijwerking braken, rash/pruritus, zeldzaam convulsies en sensoriële polyneuropathie; ambergekleurde urine, transiënte leucopenie/neutropenie, pancreatitis, diarree, flebitis; mutagene effecten kunnen niet uitgesloten worden. tegenaanwijzing voorafbestaande polyneuropathie. toxiciteit mutageen voor bacteriën en carcinogeen bij proefdieren (ratten). bijzondere voorzorg ° IV oplossing niet invriezen (kristalvorming); steriel aangeprikte flacon in koelkast bewaren gedurende 24 uur; ° potentialisatie van anticoagulantia; ° dosisinterval aanpassen bij leverdysfunctie; ° terminale co-infusie met TPN mag toegepast worden. incompatibiliteit aztreonam (Azactam®), dopamine (Dynatra®). specifieke bereiding ° bij IV toediening: gebruik onverdund voor toepassing bij de neonatus: concentratie = 5 mg/mL. ° PO toepassing: voorbeeld voor magistrale bereiding: 3 tabletten à 500 mg tot poeder (= 1.500 mg) verwerken en oplossen in 10 mL gezuiverd water; nadien suikerstroop toevoegen tot totaal volume van 100 mL: eindconcentratie van deze magistrale bereiding voor orale toediening bedraagt nu 15 mg/mL (onderhoud S/ 0,5 mL/dosis met tijdsinterval volgens PNL). referentie editie J Pediatr 1982; 100: 651; Arch Dis Child 1983; 58: 529. 1/07/2014 123 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm MICONAZOLE Daktarin® ° 40 gram orale gel à 20 mg miconazole per gram (maatlepeltje 5 mL = 124 mg); ° Daktarin® crème 2 %: tube met 30 gram crème à 20 mg miconazole per gram crème; NB. ampul voor IV infuus recent (1998) geschrapt. indicatie ° orale toepassing: candidiase van mond/keelholte en maag/darmkanaal (belangrijkste indicatiegebied); ° topisch: candida dermatitis. dosis ° PO: 1/4de maatlepeltje (= 31 mg) 4 maal per dag PO; behandeling aanhouden tot 1 week na verdwijnen van de symptomen; ° topisch: lokaal ± 1 cm crème tweemaal per dag minstens gedurende 7 dagen (ev. in associatie met PO nystatine ter eliminatie van GI-reservoir). toedieningsweg PO, topisch. serumlipidogram (facultatief), ionogram, leverfunctietesten. monitoring farmacologie synthetisch 1-fenethyl-imidazole-derivaat dat actief is tegen meeste pathogene schimmels en gisten; inhibeert o.a. de ergosterolsynthese in celwand van pathogeen organisme met stapeling van toxische precursoren en celdood als gevolg; snelle levermetabolisatie; renale excretie; hoge (± 90 %); slechte CSV penetratie; lage orale biologische beschikbaarheid door beperkte darmresorptie (25 %): orale toepassing is derhalve zinloos bij systemische mycosen. bijwerking zelden diarree/braken; anafylaxie, hypertriglyceridemie, hyponatriëmie; versterking anticoagulerende werking van coumarinen; vertraging van difenylhydantoinemetabolisatie. tegenaanwijzing actief leverlijden, allergie voor miconazole, simultane behandeling met cisapride (cfr. aritmierisico). toxiciteit cardiotoxiciteit. bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Arch Dis Child 1980; 55: 903; Pediatr Infect Dis 1986; 5: 486; Pediatr Infect Dis J 1992; 11: 713; Eur J Pediatr 1997; 156: 666. 1/07/2014 124 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm MIDAZOLAM DC Dormicum® ° 5 mL ampul à 1 mg/mL (IV, IM, PR) of 3 mL ampul à 5 mg/mL ( IV, IM) (ampul ook bruikbaar voor intranasaal); ° PO = magistrale bereiding (zie onderaan). indicatie ° sedativum/hypnoticum (niet analgetisch!) bij proceduren die niet pijnlijk zijn; ° anesthesie-inductie; ° refractaire neonatale convulsies (status epilepticus): meer gebruikt als 3de lijns anticonvulsivum na fenobarbital en lidocaine. dosis ° als sedativum: - 0,1 - 0,2 mg/kg traag IV over minstens 5 minuten of IM; herhaal zonodig om de 2 - 4 uur; - continu IV infuus: 0,01 - 0,06 mg/kg/uur (= 0,1 - 0,6 mL/kg/uur van 1/10 dilutie); ev. nood aan hogere dosis door tolerantie (max. 0,2 mg/kg/uur): vermijd langdurige (> 4 dagen) toepassing; - PO/PR: 0,3 - 0,5 mg/kg/dosis (max. 15 mg/dosis); - intranasaal: 0,2 - 0,3 mg/kg/dosis; ° als anticonvulsivum: oplaad 0,05 mg/kg traag IV en onderhoud 0,15 - 0,2 mg/kg/uur in continu IV infusie; 24 uur na stoppen convulsies afbouwen tot 0,1 mg/kg/uur en na 48 uur stop. toedieningsweg traag IV, continu IV infusie, IM, PO, PR, intranasaal. ademhaling en bloeddruk; leverfunctie; tolerantie/abstinentie na langdurig gebruik. monitoring farmacologie kortwerkend benzodiazepine (1 - 2 uur); halfwaardetijd bij volwassene = 2 uur; verlengde halfwaardetijd bij pasgeborene vnl. pretermen (> 12 uur) en bij leverdysfunctie; vlugge orale en nasale absorptie; recente Cochrane review (2003) vindt geen evidentie voor gebruik van midazolam als continu intraveneus sedativum in de NICU en waarschuwt voor potentiële nadelige effecten (dood, IVH gr 3-4 en PVL). bijwerking ademhalingsdepressie tot stilstand, hypotensie, bradycardie, myoclonieën [vnl. bij (te) snelle bolus en bij preterm baby], paradoxale exitatie; langdurig IV gebruik kan leiden tot ernstige en langdurige (> 1 week) encefalopathie (dystonie, choreoathetose) enkele dagen na stoppen van de behandeling. tegenaanwijzing relatieve contra-indicatie: preterme baby (niet universeel). toxiciteit antidoot = flumazenil (Anexate®) (5 mL ampul à 0,1 mg/mL): R/ 0,01 mg/kg IV, zonodig na 1 min. herhalen. bijzondere voorzorg ° traag IV toedienen! reanimatiefaciliteiten dienen voorhanden te zijn; ° zo analgesie gewenst bv. fentanyl of morphine terminaal toevoegen in zelfde IV-lijn; ° mag verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %: 12 u houdbaar op kamert° of 24 u in koelkast; ° infusie halveren na 24 u bij neonati < 33 w PML ter preventie van drugaccumulatie. incompatibiliteit ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), ceftazidime (Glazidim®), cefuroxime (Zinacef®), dexamethasone (Decadron®), dobutamine (Dobutrex®), furosemide (Lasix®), pentobarbital (Nembutal®), phenobarbital (Luminal®), ranitidine (Zantac®), natriumbicarbonaat. specifieke bereiding ° voor individuele IV dosis: gebruik onverdund product (1 mg/mL) bij de neonatus. ° voor continu IV infuus: voeg 5 mL (= 5 mg) Dormicum® bij 45 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. ° magistrale orale oplossing: bv. verdun injecteerbare vorm van midazolam (5 mg/mL) 1/1 met een basisstroop voor het bekomen van een eindconcentratie van 2,5 mg/mL (deze oplossing is minstens 8 weken stabiel). referentie editie J Pediatr 1991; 119: 644; Eur J Pediatr 1994; 153: 389; J Pediatr 1996; 129: 944; Clin Neuropharmacol 1996; 19: 165; Dev Med Child Neurol 1996; 38: 1037; Arch Pediatr Adolesc Med. 1999;153:331; Cochrane Database Syst Rev. 2003;(1):CD002052;J Pain Symptom Man 2004; 27: 471. 1/07/2014 125 update 1/07/2014 merknaam afleveringsvorm indicatie MILRINONE DC Corotrope® 10 mL ampul à 1 mg/mL (IV). ° korte termijn (< 72 uren) behandeling van “low cardiac ouptput” congestief hartfalen postcardiochirurgie of ten gevolge van septische shock (experimenteel); ° (postoperatieve) pulmonale hypertensie (experimenteel). dosis 0,5 tot maximaal 0,75 mcg/kg/min in continu IV infuus (= 0,3 - 0,45 mL/kg/uur van 1/10 dilutie) (NB. bij pretermen ZL < 30 w: 0,2 mcg/kg/min) NB. zorg voor een adequaat vasculair volume voor de start van Milrinone (in overleg met de kindercardioloog) toedieningsweg monitoring IV continu infuus. hartfrequentie, bloeddruk, ionogram en bloedplaatjes; therapeutische plasmaspiegel (facultatief): 100 - 300 ng/mL farmacologie phosphodiesterase III inhibitor (= inhibitie van cyclisch AMP degradatie); positief inotroop en perifeer vasodilaterend (zg. “inodilator”); myocard zuurstofverbruik wordt niet verhoogd in tegenstelling met catecholaminen; geringe chronotrope activiteit; daling van pulmonale vaatweerstand; vnl. renale eliminatie; halfleven bij zuigelingen ± 3 uren (brede variabiliteit). bijwerking (supra)ventriculaire aritmieën (vnl. ventriculaire tachycardie), (milde) hypotensie, hypokaliëmie, trombocytopenie. tegenaanwijzing toxiciteit circulatoire collaps met tachycardie en hypotensie. bijzondere voorzorg ° dosis verminderen bij renale dysfunctie; ° bewaren bij kamertemperatuur; ° oplossing 24 uur houdbaar. incompatibiliteit furosemide (Lasix®) (onmiddellijke precipitatie!), difenylhydantoïne (Diphantoine®), tromethamine (Thamacetat®); imipenem-cilastatine (Tienam®). specifieke bereiding voeg één 10 mL ampul Corotrope® (= 10 mg) bij 90 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL NB. NOOIT zuiver gebruiken: hoogst toegestane concentratie = 200 mcg/mL. referentie editie Crit Care Med 1995; 23: 1907; Ann Thorac Surg 1995; 59: 1435; Paediatr Anaesth 1996; 6: 342; Transplantation 1997; 63: 209; J Pediatrics 1998; 132: 329; Circulation 2003; 107: 996. 1/07/2014 126 update 23/10/2007 merknaam afleveringsvorm MORPHINE-HCL DC Morfine (STEROP) ° Morfine (STEROP): 1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM, SC); ° magistrale bereiding (PO: zie voorstel onderaan). indicatie ° analgeticum/sedativum: postoperatieve pijnbestrijding; ° anoxemische aanval (zg. ‘infundibular spasm’); ° opiaat abstinentiesyndroom. dosis ° individuele dosis: 0,05 - 0,2 mg/kg/dosis traag IV over minstens 5 minuten, ook IM/SC; herhaal zonodig om de 4 - 6 uur (bij niet geventileerde neonatus max. 0,1 mg/kg/dosis om de 8 -12 u). ° continu IV infuus: lading (facultatief): 50 - 100 mcg/kg over 1 u gevolgd door onderhoud van 5 - 15 microgram/kg/uur (max. 25 mcg/kg/uur). ° opiaatabstinentie: 0,03 - 0,15 mg/dosis om de 4 u PO; afbouw op geleide van Finneganscore door dagelijks dosis te verminderen met 15 % van hoogst bereikte tot minimale dosis, dan stop; ° perorale analgesie: 0,2 - 0,5 mg/kg/dosis PO om de 6 u. toedieningsweg traag IV, IV continu infuus, IM, SC, PO. ademhaling, observeer voor buikopzetting, ileus, globus en hypotensie. monitoring farmacologie belangrijkste opiumalkaloid; narcotisch analgeticum; maximaal effekt 45 à 90 minuten na IM/SC injectie; bij IV toediening wordt het hoogtepunt reeds bereikt na 3 à 6 minuten; goede intestinale absorptie, maar belangrijk “first pass” metabolisme in de lever met lage biologische beschikbaarheid (30 %) als gevolg; serum halfwaardetijd is zeer variabel (6 12 uur). bijwerking vertraagde maaglediging, globus, (uitgesproken) ademhalingsdepressie (verhoogd risico bij preterm baby), hypotensie, ileus, (zelden) convulsies/myoclonieën vnl. neonataal, toename intracraniële druk, jeuk, miosis, tolerantie en fysieke dependentie bij langdurig gebruik (> 2 weken). tegenaanwijzing voorafbestaande hypotensie. toxiciteit triade: coma, miosis en ademhalingsstilstand: R/ naloxone 0,1 - 0,2 mg/kg IV als antidoot (zie aldaar). bijzondere voorzorg ° bij ontwenningsverschijnselen na langdurig gebruik: dagdosis met 20 %/dag afbouwen; ° aangebroken ampul kan niet worden bewaard; gebruik oplossing binnen 24 uur; ° terminale co-infusie met TPN-lijn waarop vasopressoren, heparine, midazolam, ranitidine, vancomycine kan toegepast worden; ° ampullen worden op kamertemperatuur bewaard afgeschermd van licht. incompatibiliteit furosemide (Lasix®), phenobarbital (Luminal®), phenytoine (Diphantoine®), dobutamine (Dobutrex®), natriumbicarbonaat. specifieke bereiding ° bij individuele dosis IV: voeg 1 mL ampul (= 10 mg) bij 9 mL glucose 5% (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. ° voor continu IV infuus: voeg 0,5 mL ampul (= 5 mg) bij 49,5 mL gluc. 5 % (= 1/100 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. NB1: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. NB2: magistrale bereiding morphinesiroop à 1 mg/mL (houdbaar 3 maand; bewaar in koelkast 2 - 8°C): R/ morphini hydrochloridum 100 mg sirupus simplex conservans 59,70 g spiritus aurantii floris 16 druppels sol. conc. hydroxybenzoatis 0.55 g aqua destillata ad 100 mL S/ 2 mL (= 2 mg) om de 6 uur PO referentie editie Pediatr Clin North Am 1989; 36: 1146; Early Hum Dev 1992; 30: 241; Arch Dis Child 1993; 69: 55. Clin Pharmacokinetic 1995; 28: 385; Pediatrics 1996; 98: 925; Pediatrics 1998;101: 1079; Arch Dis Child F/N Ed 2004; 89: F300; Drug and Alcohol Dependence 2005; 77: 31. 1/07/2014 127 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm NALOXONE DC Narcan® 1 mL ampul à 0,4 mg/mL (IV, IM, ET). indicatie ° narcotica-antagonist bij ernstige ademhalingsdepressie of bij maternaal narcoticagebruik in laatste 4 uur vòòr partus; ° opiaatintoxicatie; ° ernstige prematuriteitsapnoe of postanesthesie-apnoe (lachgas, halothaan, ...); ° (ß-endophine-gemedieerde) septische shock (of shock door IRDS); dosis ° antidoot: 0,1 - 0,2 mg/kg bij voorkeur traag IV (= 0,25 - 0,5 mL/kg van Narcan “adult” onverdund) of ET, kan ook IM, SC; herhaal zonodig na 3 - 5 min. ° anti-apnoe: 0,01 mg/kg/uur (= 0,1 mL/kg/u van 1/4 dilutie) in continu IV infuus; ° septische shock: lading: 0,05 mg/kg/dosis traag IV, zo effectief gevolgd door onderhoud aan 0,05 - 0,1 mg/kg/uur (= 0,125 - 0,25 mL/kg/uur van onverdund farmacon) in continu IV infuus gedurende 48 - 72 uur. toedieningsweg traag IV over 1 - 2 minuten, ET, IM, SC. ademhaling en neurologische toestand; observeer voor ‘rebound’-effect. monitoring farmacologie werkingsduur 1 - 4 uur; werkingsduur van het narcoticum kan langer zijn: observeer minstens 2 uren voor laattijdig recidief van ademhalingsdepressie (zg. ‘renarcotisatie’). bijwerking geen korte termijn bijwerkingen, tenzij ernstige ‘withdrawal’ stuipen bij neonatus van opioïdverslaafde moeder (vermijden indien bekend); hyperalgesie, onrust; tensie-opstoot kan potentieel risico voor hersenbloeding verhogen bij preterm baby. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° traag injecteren; ° lichtprotectie bij continu IV infusie; ° oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast; incompatibiliteit sulfieten, alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...). specifieke bereiding ° bij reanimatie (als antidoot) of behandeling van septische shock: gebruik Narcan® onverdund zowel voor ladingsdosis als voor continu IV infusie: concentratie = 0,4 mg/mL of 400 microgram/mL. ° voor continu infuus als anti-apnoe behandeling: voeg bij één 1 mL ampul Narcan® (= 0,4 mg) 3 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. referentie editie J Pediatr 1985; 107: 823; Pediatrics 1990; 86: 484; Neonatal Netw 1990; 8: 29; Crit Care Med 1990; 18: 47; Pediatrics 1990; 86: 484; Pediatr Clin North Am 1994; 41: 893. 1/07/2014 128 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NATRIUM-KALIUM-PHOSPHAAT DC Addiphos® 20 mL flacon à 170,1 mg/mL KH2PO4 + 133,5 mg/mL Na2HPO4.2H2O + 14 mg/mL KOH + 1 mg/mL sorbitol (1 mL Addiphos® = 2 mmol HPO4-2, 1,5 mmol K+ en 1,5 mmol Na+) (IV). indicatie hypophosphoremie (NB. bij de neonatus is de p3-waarde voor het serum iP gelijk aan 4,5 mg/dL!). dosis 0,15 - 0,3 mmol fosfaat/kg/dosis traag IV over 6 uur (= 0,075 - 0,15 mL/kg/dosis). toedieningsweg monitoring traag IV. serum phosphor (iP), ionogram. farmacologie pH 6,35. bijwerking reactieve hypocalcemie bij (te) snelle toediening of overdosering. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° terminale co-infusie met TPN mag; ° 24 uur houdbaar in koelkast. incompatibiliteit calcium(preparaten), natriumbicarbonaat. specifieke bereiding Addiphos® kan toegevoegd worden aan glucose-oplossingen en bv. Vaminolact® tot 60 mL per 1.000 mL. referentie Arch Dis Child 1990; 65: 352. editie 1/07/2014 129 update 24/09/2013 merknaam afleveringsvorm NATRIUM-METHOHEXITAL DC Brevimytal® Hikma, Brietal® Sodique ° Brevimytal® Hikma: flacon à 500 mg methohexital-natrium onder poeder vorm (op te lossen bij voorkeur in aqua pro injectione) ° Brietal® Sodique: flacon à 500 mg poeder (op te lossen in aqua)(IV)(01.01.07 niet meer beschikbaar). NB: niet (meer) geregistreerd in België, wel in Nederland. indicatie zeer kortdurende (1 - 3 minuten) anesthesie-analgesie (bv. bij electieve intubatie). dosis 2,5 mg/kg/dosis IV (= 0,25 mL/kg/dosis van de met 50 mL solvens hersamengestelde oplossing). toedieningsweg IV in bolus, (nooit IA). bloeddruk, ECG en SaO2. monitoring farmacologie ultra-kortwerkend barbituraat; voldoende sedatie, relaxatie en slaap worden klinisch behouden gedurende 2 tot 3 minuten met volledig herstel na gemiddeld 10 minuten. bijwerking (transiënte) hypotensie, kortstondige myoclonieën tot uitzonderlijk stuipen, laryngospasme/hoest, hiccups, zelden apnoe, flebitis/huidnecrose bij extravasatie. tegenaanwijzing toxiciteit CZS depressie, ademhalingsdepressie, hypotensie, musculaire hyperactiviteit. bijzondere voorzorg ° zo IV toediening via perifeer infuus voorgeschreven dosis best verdunnen in 1 mL SMOFlipid® (minder irritatie/pijn bij perifere IV injectie) en na-’flushen’ met 1 mL NaCl 0,9 %; ° resuscitatiemateriaal ‘stand-by’; ° Oplossing (in aqua) 14 dagen houdbaar bij kamert°; in glucose 5% of NaCl 0,9% slechts 24 u. incompatibiliteit atropinesulfaat, chloorpromazine (Largactil®), cimetidine (Tagamet®), hydralazine (Nepresol®), isoprenaline (Isuprel®), lidocaïne (Xylocaine®), penicilline (Penicilline®). specifieke bereiding los 500 mg poederflacon op in 50 mL solvens (= aqua pro inj.): eindconcentratie = 10 mg/mL (= 1% oplossing). NB: verdere dilutie zonodig (tot bv. een 0,2 %-ige oplossing of 2 mg/mL) gebeurt best met glucose 5 % (of NaCl 0,9 %) om extreme hypotoniciteit te vermijden. referentie editie Anesthesiology 1992; 76: 917; Anesthesiology 1995; 83: 976; Arch Dis Child (F/N ed)1997; 77: 61. 1/07/2014 130 update 14/07/2009 merknaam afleveringsvorm NATRIUM-PHOSPHAAT Na-fosfaat P100® 10 mL ampul (IV) [1 mL = 0,59 meq Na+ en 0,3 mmol of 10 mg anorganisch phosphor (= iP)]. Niet (meer) beschikbaar in UZ Gent: alternatieven zijn Phocytan® en Kalium-fosfaat (zie aldaar) (14.07.09). indicatie ° preventie van prematuriteitsosteopenie bij VLBW-baby 6 - 12 weken postnataal: afname lengtegroei, “frontal bossing”, RDS ± ribfracturen (‘Rosier’), hoog alk.phosphatase (≥ 6 x adulte bovengrens), laag serum-P, hypophosphaturie en hypercalciurie. ° neonatale hypophosphoremie (iP < 4,5 mg/dL of < 1,45 mmol/L) (vnl. bij ernstige nutritionele IUGR); dosis PO: iP-supplement van 300 micromol/dosis om de 8 - 12 uur PO (tot serum-iP > 6 mg/dL en/of % TRP < 95 %) of zg. borstvoedings”fortifiers” als (duurder) alternatief. IV: 0,15 - 0,3 mmol iP/kg/dosis traag IV over 6 uur (= 5 - 10 mg iP/kg/dosis of 0,5 - 1 mL Na-fosfaat P100/kg/dosis). toedieningsweg monitoring traag IV. serum phosphor, tubulaire phosphaatreabsorptie (%TRP): stop P-suppletie zo %TRP daalt tot minder dan 95 % (*). farmacologie bijwerking hyperphosphoremie, hypocalcemie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg terminale co-infusie kan met TPN-lijn. incompatibiliteit calcium(preparaten), natriumbicarbonaat. specifieke bereiding 300 micromol iP PO = 1 mL van IV ampul Na-fosfaat P100® (alternatief = magistrale bereiding: voeg 94,5 g (Na)2HPO4-12 H2O en 41 g Na(H)2PO4-2 H2O bij 1 liter chloroformwater: deze orale oplossing bevat 520 micromol fosfaat/mL [cfr. (**)]. (*) % TRP = 1 - [Phosphor]U / [Kreatinine]U x [Kreatinine]P / [Phosphor]P x 100 referentie editie Tijdschr Kindergeneeskd 1987; 55: 65; Lancet 1990; 335: 697 (**); Pediatr Res 1994; 35: 125; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1996; 74: 145. 1/07/2014 131 update 11/04/2007 merknaam afleveringsvorm indicatie NATRIUM-POLYSTYREENSULFONAAT Kayexalate Na® Na-zout 450 g poeder (bevat ± 4,1 meq Na+/gram); apotheekbereiding: verpakking per 1 gram poeder. ernstige hyperkaliëmie (>= 7,5 mEq/L) na exclusie van een hemolytisch bloedstaal. NB. naast andere (efficiëntere) hulpmiddelen zoals Ca-gluconaat (tijdelijke controle van cardiale toxiciteit), Na-bicarbonaat, glucose, insuline, salbutamol IV, wisseltransfusie ... en peritoneale of hemo-dialyse zo nierinsufficiëntie en/of volumeoverlast. dosis 1 gram resine/kg/dosis per rectum als retentieclysma (= 4 mL/kg van resinesuspensie cfr. onderaan); herhaal zonodig om de 6 - 12 uur onder controle van ionogram; colonirrigatie best 6 tot 12 uur na elk resineclysma voor een zo volledig mogelijke evacuatie van het overblijvend resine (preventie van impactie); bij neonatus beter niet PO toedienen wegens reëel gevaar voor darmobstructie en GI-perforatie. toedieningsweg PR, (PO) (PO niet bij neonatus). ionogram. monitoring farmacologie cationenuitwisselaar: in vivo wissel van 1 mEq Kalium per gram resine; werking na 2 - 12 uur. bijwerking faecale impactie en GI-perforatie, (colorectale) darmnecrose vnl. bij orale toediening, hypokaliëmie, hypocalcemie, hypomagnesiëmie. tegenaanwijzing GI-bloeding, necrotiserende enterocolitis, abdominale chirurgie. toxiciteit bijzondere voorzorg ° bij hypernatriëmie of hypocalcemie kan calciumpolystyreensulfonaat (Kayexalate Ca®) gebruikt worden aan de zelfde dosis (iets minder effectief dan Na+-zout); ° denk ook aan congenitale bijnierhyperplasie zo associatie met hyponatrIëmie, hypoglycemie, icterus en/of hypotensie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding maak bv. een 25 %-ige resinesuspensie in water of in een 25 %-ige sorbitoloplossing: d.i. meng 5 gram Kayexalate® en 5 gram sorbitol in 20 mL water = 1 gram resine per 4 mL suspensie. referentie Eur J Pediatr 1987; 146: 571; J Pediatr 1991; 118: 121; Am J Perinatol 1996; 13: 167; editie 1/07/2014 132 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NATRIUMBENZOAAT Natriumbenzoaat® 5 mL ampul à 200 mg/mL (IV); magistrale bereiding voor PO. indicatie ° hyperammoniëmie (o.a.ureumcyclusstoornis) (in afwachting van bv. acute haemodialyse); ° niet-ketotische hyperglycinemie (NKG) (transiënte vorm ?) (naast dextromethorphaan en/of ... abstinentie). dosis ° acute hyper-NH3+: Start IV 250 mg/kg over 2 uur, gevolgd door 10 - 20 mg/kg/uur (= 0,5 1 mL/kg/uur van 1/10 dilutie) in continu IV infuus of gefractioneerd over 6 doses telkens over 30 minuten IV of PO (max. dosis = 750 mg/kg/dag IV of PO). ° onderhoudsbehandeling en NKG: 250 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 - 6 doses (vaak in associatie met natrium-phenylbutyraat aan zelfde dosering). toedieningsweg PO, IV. NH3 (normaal < 170 µmol/L), glycinespiegel in plasma (normaal = 85 - 325 µmol/L) en lumbaal vocht (normaal = 5 - 15 µmol/L); CSV/plasma glycine-ratio (normaal < 0,02). Na-benzoaat reduceert de plasmaglycineconcentratie tot normale waarden en in beperktere mate ook de CSV-glycinemie: Na-benzoaat wordt na conjugatie met glycine (= klaring van 1 N atoom) urinair uitgescheiden als hippuraat; Natrium-phenylbutyraat wordt vaak geassocieerd aan Na-benzoaat bij acute hyper-NH3: conjugatie met glutamine (bevat 2 N atomen) en urinaire excretie als phenylacetaat (dosis is identiek aan deze van Nabenzoaat). monitoring farmacologie bijwerking slechte smaak (mengen in melkvoeding), braken/gastritis (R/ antacidum en/of H2antagonist); bilirubine-albumine dissociatie (belangrijke indir. hyperbilirubinemie streng behandelen). tegenaanwijzing secundaire hyperammoniëmie bij organo-acidemie. toxiciteit bijzondere voorzorg pas op voor zoutoverbelasting: 500 mg Na-benzoaat bevat 3,5 mEq (mmol) natrium en 500 mg Na-phenylbutyraat bevat 2,7 mEq (mmol) natrium. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding voor continu IV infusie: voeg bij één 5 mL ampul (= 1.000 mg) Natriumbenzoaat® 45 mL glucose 5 % of 10 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 20 mg/mL. referentie J Pediatr 1992; 121: 131; Neuropediatrics 1994; 25: 274; Am J Med Genet 1995; 59: 444; Pediatrics 1996; 97: 924; J Pediatr 1998; 132: 709. editie 1/07/2014 133 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm NATRIUMBICARBONAAT DC Natriumbicarbonaat® 8,4 % Sterop 5 mL ampul à 1 meq/mL (= 84 mg NaHCO3/mL) . indicatie ° metabole acidose bij langdurige reanimatie nà instelling van effectieve beademing; ° behandeling van bicarbonaatdeficiet door renaal (bv. Diamox® therapie) of gastrointestinaal verlies; ° hyperkaliëmie. dosis ° reanimatie: 1 - 2 meq/kg traag IV aan maximaal 1 mL/kg/minuut; ° correctie metabole acidose: aantal meq HCO3 = BE X 0.3 x G (kg), geef helft van berekende dosis en herevalueer voor overige. ° hyperkaliëmie: 2 meq/kg IV over 5 - 10 minuten (naast andere maatregels). toedieningsweg monitoring zeer traag IV, continu infuus, PO. pH/bloedgassen; natriëmie bij herhaalde toepassing. farmacologie belangrijkste natuurlijke H+-ionenbuffer. bijwerking weefselnecrose (R/ hyaluronidase), hypocalcemie, hypernatriëmie (bij hoge doses), hypokaliëmie, hersenbloeding bij te snelle injectie vnl. bij preterm baby ‘s. tegenaanwijzing respiratoire acidose. toxiciteit bijzondere voorzorg ° oplossing bevat 1800 mosm/L ! maximale concentratie voor traag IV = 0,5 meq/mL: dwz. verdun altijd minstens 1/1 met aqua pro injectione tenzij expliciet anders voorgeschreven; ° vermijd toediening via ‘blind’ geplaatste vena umbilicalis catheter (hoog risico op portatrombose en latere portale hypertensie). incompatibiliteit calciumpreparaten, cefotaxime (Claforan®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), epinephrine (Adrenaline®), isoproterenol (Isuprel®), Mg-sulfaat, methadone, methicilline, midazolam (Dormicum®), norepinephrine (Levophed®), TPN-oplossing. specifieke bereiding bij snelle IV injectie over enkele minuten altijd verdunnen: voeg 5 mL aqua pro inj. bij één 5 mL ampul Nabic 8,4 % (= 1/1 dilutie): eindconcentratie = 0,5 mEq/mL. referentie Clin Perinatol 1987; 14: 807; Acta Paediatr 1997; 86: 96. editie 1/07/2014 134 update 10/05/2005 merknaam afleveringsvorm NATRIUMCHLORIDE, HYPERTOON DC(zo afzonderlijke zijlijn) Natriumchloride 10 %, 20 %, 30 %. ° 10 mL mini-plasco NaCl 10 % (Na+ 1,7 mEq/mL); ° 10 mL mini-plasco NaCl 20 % (Na+ 3,4 mEq/mL); ° 10 mL mini-plasco NaCl 30 % (Na+ 5,1 mEq/mL). indicatie behandeling van symptomatische of ernstige hyponatriëmie (serum-Na+ < 125 meq/L) berustend op deficiet in totaal lichaamsnatrium. dosis bereken de totale hoeveelheid natriumdeficiet: [Na+ (aantal mEq) = (Na+)gewenst - (Na+)vastgesteld x gewicht (kg) x 0,8] corrigeer de helft over de eerste 8 uur en de andere helft over de volgende 16 uur. NB. vergeet de onderhoudsbehoefte (2 - 3 meq/kg/dag of meer bij < 30 weken ZL) en de blijvende verliezen (vb. stoma, drains, ...) niet. toedieningsweg nà verdunning IV (nooit zuiver IV) of PO. ionogram. monitoring farmacologie bijwerking hartfalen, longoedeem, hypertensie, intraventriculaire bloeding bij te snelle toediening. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg vermijd elke verwarring tussen ampul NaCl 0,9 % (=fysiologisch) en hypertone NaClampul ! incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Arch Dis Child 1984; 59: 945. 1/07/2014 135 update 13/07/2006 merknaam afleveringsvorm indicatie NEOSTIGMINE-METHYLSULFAAT DC Prostigmine® ° 1 mL ampul à 0,5 mg/mL (IM, IV, SC); NB: ook beschikbaar als 5 mL ampul à 2,5 mg/mL (IM, IV, SC); ° Voor perorale onderhoudsbehandeling worden door de apotheek gelules (of een orale suspensie) bereid uitgaande van neostigminebromide. ° (transiënte) neonatale myasthenie (o.a. ± 15 % van neonati van moeders met myasthenia gravis): symptomen kunnen 3 tot 6 weken persisteren. ° omkering van neuromusculair blok (door curare-derivaten bv. Pavulon®). dosis ° myastheniebehandeling: 10 - 40 microgram/kg/dosis IM/SC (niet IV!), zonodig te herhalen om de 2 - 3 uur; later 2 mg/kg/dag PO verdeeld over 6 - 8 doses telkens 30 minuten tot 1 uur vòòr de voeding; nadien aanpassen volgens noodzaak. ° omkering neuromusculair blok: 40 - 80 microgram/kg IV + vooraf atropine 0,02 mg/kg IV. toedieningsweg monitoring IM/SC, PO; bij opheffen NMB traag IV. ademhaling en ECG. farmacologie vagomimeticum; cholinesterase-inhibitor thv. neuromusculaire junctie: dit leidt tot verlenging en intensifiëring van muscarine- en nicotine-achtige effecten: vasodilatatie, lacrimatie, salivatie, musculaire tonusverhoging; werkingsduur 2 - 4 uren. bijwerking pas op voor acute cholinergische crisis: spierzwakte, tremoren, bradycardie, hypotensie, ademhalingsdepressie, bronchospasme, diarree, hypersalivatie: atropine steeds bij de hand ! tegenaanwijzing darmobstructie of urologische obstructie, bradycardie, hypotensie. toxiciteit antidoot = R/ atropine IV 0,01 - 0,04 mg/kg/dosis. bijzondere voorzorg ° lichtprotectie; ° edrophonium geniet voorkeur als diagnostische “test” voor neonatale myasthenie (zie aldaar). incompatibiliteit difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen® Hypokit), alle alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...). specifieke bereiding voor IV/IM toediening: voeg bij1 mL (= 0,5 mg) Neostigmine® 4 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. referentie Am J Dis Child 1981; 135: 209; Anesthesiology 1983; 59: 220; Neurology 1988; 38: 138; Dev Med Child Neurol 1991; 33: 924. editie 1/07/2014 136 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NETILMICINE Netromycine® 1,5 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM). indicatie behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gramnegatieve kiemen (o.a. E. Coli, Klebsiella-Enterobacter-Serratia, Pseudomonas sp., Proteus sp.). dosis ladingsdosis: 3 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM, gevolgd door onderhoudsdosis: 2,5 mg/kg/dosis na tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL (start 1 tijdsinterval na lading): ° PCL <= 29 w : PNL 0 - 28 d: om de 24 u; PNL > 28 d: om de 18 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 18 u; PNL > 14 d: om de 12 u; ° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 uur. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of IM. serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 2 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 3); piek (facultatief): 6 - 12 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.). monitoring farmacologie bactericied door inhibitie van bacteriële eiwitsynthese; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; vnl. renale excretie; halfwaardetijd 4 - 8 uur: verlengd bij pretermen en na asfyxie. bijwerking nefrotoxisch met transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++verlies, beperkt ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie. tegenaanwijzing ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit ototoxiciteit (iets (?) minder dan andere aminosiden), nefrotoxisch. bijzondere voorzorg ° oplossing 72 uur houdbaar bij kamert° of koelkast; ° laat minstens 1 uur interval tussen toediening van aminoglycoside en penicilline- of penicillinederivaat (bv. ampicilline). incompatibiliteit allopurinol (Zyloric®), furosemide (Lasix®), heparine, fytomenadione (Konakion®), antibioticum van β-lactam-groep (= o.a. penicilline en derivaten). specifieke bereiding IV ampul kan onverdund gebruikt worden voor toepassing bij neonatus: concentratie = 10 mg/mL. NB. zo gewenst aan te lengen tot ‘purgeervolume’ met maximaal 4 mL glucose 5 % afhankelijk van de lokaal gebruikte toedieningswijze. referentie editie Clin Pharmacol Ther 1991; 50: 55; Int Care Med 1994; 20: 365; J Antimicrob Chemother 1996; 38: 499. 1/07/2014 137 update 29/02/2012 merknaam afleveringsvorm NEVIRAPINE Viramune® ° Suspensie 240 mL (50 mg/5 mL) (bevat 162 ml sorbitol;; 150 mg sucrose);; ° Tabletten à 200 mg. indicatie Antiretroviraal middel te gebruiken in associatie met zidovudine (Epivir®) en lamivudine (Retrovir®) als “post exposure” profylaxie (PEP) bij pasgeborene van een HIV- geïnfecteerde moeder onder volgende voorwaarden: 1. voldragen baby (ZL ≥ 36 w) 2. maternale virale lading > 1.000 copieën/mL of onbekend. dosis Post-exposure profylaxie na geboorte : ° moeder kreeg geen nevirapine: 2 mg/kg/dag in 1 toediening p.o. gedurende 14 dagen;; ° moeder kreeg monodosis nevirapine tijdens de arbeid: 2 mg/kg/dag in 1 toediening p.o. gedurende 14 dagen, pas te starten tussen 48 en 72 uur na de geboorte. toedieningsweg PO;; mag met melkvoeding toegediend worden. bloedspiegel na 14 dagen behandeling (UZ Gent: op donderdag; 45 € ten koste van patiënt; samen met bloedspiegel Kaletra®). monitoring farmacologie Nevirapine behoort tot groep van de niet-nucleoside reverse-transcriptaseremmers. Ze werken door een directe, niet-competitieve binding aan het reverse transcriptase en worden nooit in monotherapie gebruikt wegens snelle resistentieontwikkeling. Tmax = 4 uur;; uitgebreide metabolisering in de lever (vooral door CYP3A);; eliminatie > 80% als metabolieten en < 5% onveranderd met de urine;; bij chronisch gebruik: t½ (kinderen 2 mnd-1 jr) 32 uur, na eenmalige toediening van 2 mg/kg: t1/2 37 - 46 u. bijwerking Huiduitslag, koorts, nausea, hoofdpijn, levertoxiciteit;; zeldzaam: Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrose (TEN), granulocytopenie. tegenaanwijzing Nevirapine mag niet herstart worden zo bij eerdere toediening ernstige huiduitslag, uitslag met systemische symptomen (o.a. koorts, orale lesies, conjunctivitis, blaarvorming) of met abnormale transaminasen optrad. toxiciteit Ernstige levertoxiciteit (meestal binnen eerste 12 weken van de behandeling). bijzondere voorzorg ° Huiduitslag treedt meestal op in 1ste 28 dagen;; als de huiduitslag binnen de 14 dagen optreedt, mag dosis niet verhoogd worden. ° Hepatotoxiciteit treedt meestal op in 1ste 12 weken van behandeling;; stringente monitoring van de leverfunctie is noodzakelijk;; klinische symptomen van hepatitis: stop nevirapine. ° Bij starten van andere HIV-medicatie steeds geneesmiddelinteracties checken! incompatibiliteit Te vermijden geneesmiddelencombinaties: Absoluut: concomittante therapie met ketoconazol, rifampicine. Relatief (monitoring of dosisaanpassing nodig): concomittante therapie met cisapride, clonazepam, cyclosporine, dexamethasone, diazepam, digoxine, diltiazem, domperidon, erythromycine, fenytoïne, flecaïnide, furosemide, ketamine, lidocaïne, miconazol, midazolam, nifedipine, methadone. specifieke bereiding Suspensie goed schudden voor gebruik, bewaring bij kamertemperatuur. referentie Guidelines for the Use of Antiretroviral Agents in Pediatric HIV Infection. February 23, 2009;;1-139. (http://aidsinfo.nih;; gov/ContentFiles/PediatricGuidelines.pdf);; http://www.hiv-druginteractions.org;; FDA wetenschappelijke bijsluiter (10/12/09);; Belgian Guidelines for the management of HIV infection in pregnant women an the prevention of mother-to-child transmission of HIV. editie 1/07/2014 138 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NIFEDIPINE Adalat®, Aprical ° Adalat®: caps. 5 mg (PO); ° Aprical (niet geregistreerd in België): 30 mL druppeloplossing à 1 mg/druppel (PO). indicatie ° antihypertensivum; ° ‘after-load’-reductie, hypertrofische cardiomyopathie; ° pulmonale hypertensie bij bronchopulmonale dysplasie (BPD); ° hyperinsulinemische hypoglycemie refractair voor diazoxide, glucagon, octreotide en hydrocortisone (cfr. calciuminflux is noodzakelijk voor insulinesecretie) dosis ° hypertensie: 0,25 - 0,5 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur PO (max. 3 mg/kg/dag); ° hypertrofische cardiomyopathie: 0,5 - 1 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses PO; ° BPD: 0,5 mg/kg/dosis om de 6 uur PO (experimenteel); ° hyperinsulinemische hypoglycemie: 1 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses PO. toedieningsweg PO. ECG, bloeddruk, leverfunctietesten. monitoring farmacologie type II calcium-blokker met dihydropyridine nucleus: inhibitie van intracellulaire calciumflux; uitgesproken ‘first pass’ klaring; werking na 20 minuten en serum halfwaardetijd bedraagt 2 tot 6 uur; niet tegenaangewezen bij nierinsufficiëntie. bijwerking ernstige hypotensie, oedeem, flushing, tachycardie, cholestase. tegenaanwijzing cardiovasculaire shock, aortastenose. toxiciteit antidoot = R/ intraveneus calcium (bv. Ca-glubionaat) en R/ glucagon. bijzondere voorzorg voorzichtig doseren bij combinatie met beta-blokkers (levensbedreigende hypotensie!). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding NB. plasma insuline (µU/mL)/glucose (mg/dL) - ratio bedraagt normaal < 0,4. referentie Pediatr Res 1988; 24: 186; Pediatr Res 1991; 29: 500; Arch Dis Child 1996; 74: 373; Eur J Pediatr 1999; 158: 204; Arch Dis Child 2004; 89: 83. editie 1/07/2014 139 update 29/07/2005 merknaam afleveringsvorm NITROGLYCERINE = GLYCERYLTRINITRAAT Solinitrina®, Lenitral® 2 % Zalf ° Solinitrina®: 10 mL (absolute ethanol!) ampul à 5 mg nitroglycerine per mL (lichtprotectie); ° Lenitral® 2 % zalf: 80 gram zalf in tube à 2 g/100 g (2 %). Pas op! Nysconitrine® Inspuitbaar is niet meer beschikbaar in België sinds okt. 2004! indicatie ° “low output” hartfalen: patiënt met systemische of pulmonale veneuse congestie; vaak gebruikt in associatie met inotropicum (bv. dobutamine); ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN/PFC) (experimenteel); ° weefselischemie als verwikkeling van arteriële catheter of vasopressorengebruik (alternatief of adjuvans voor fentolamine-injecties). dosis ° systemisch: 1 - 4 microgram/kg/minuut (= 0,6 - 2,4 mL/kg/uur van 1/50 dilutie) in continu IV infuus (bij indicatie “afterloadreductie” is dosis van 1 µg/kg/min voldoende). ° topisch: aanbrengen van een “kleine” hoeveelheid (4 millimeter/kg) zalf op de cutane ischemiezone; zonodig eenmalig herhalen na 6 - 8 uur. toedieningsweg monitoring continu IV infusie (bij voorkeur diep veneus) of topisch cutaan. hartfrequentie, invasieve bloedrukmonitoring, ethanolserumspiegel zo langer dan 24 u gebruikt en bij doses > 2 mcg/kg/min (spiegel mag niet boven de 25 mg/dL uitstijgen). farmacologie serum halfwaardetijd bedraagt 1 - 4 minuten; lage dosis (1 - 4 mcg/kg/minuut): afname van ventriculaire vullingsdruk (preload-reductie door veneuse dilatatie), daling van arteriële longdruk en toename cardiac output; medium dosis (4 - 6 mcg/kg/minuut): pulmonale en systemische arteriolaire dilatatie; hoge dosis (6 - 10 mcg/kg/minuut): hypotensie en secundaire tachycardie. bijwerking ° systemische toepassing: hypotensie en reflectoire tachycardie; (zelden) methemoglobinemie, rash, toename van intracraniële druk. ° topische toepassing: snelle percutane resorptie met systemische invloed bij te hoge dosis: hypotensie, flushing. tegenaanwijzing hypovolemische shock, intracraniële hypertensie. toxiciteit methemoglobinemie (antidoot R/ methyleenblauw: zie aldaar); intoxicatie leidt tot metabole acidose, hypoxie en shock; maximale ethanol bloedspiegel = 25 mg/dl na één enkele dosis van een ethanolbevattende medicatie (cfr. AAP). bijzondere voorzorg ° geen PVC (cfr. absorptie), wel polyethyleen spuit/leiding gebruiken: bv. BD Plastipack® of Monoject®-spuit en Vygon Lectrocath® leiding. ° 1 ampul Solinitrina® bevat 10 ml absolute ethanol = 0,69 - 2,76 g ethanol/dag bij bovenstaand doseringsschema (PS. de minimale lethale dosis bij kinderen = 3 g/kg PO). incompatibiliteit niet samen met bloed in zelfde IV-lijn toedienen (hemolysegevaar); kan wel terminaal toegevoegd worden aan IV-lijn waarop atracurium (Tracrium®), dobutamine (Dobutrex®) en/of dopamine (Dynatra®), nitroprusside (Nitriate®) en ranitidine (Zantac®) loopt. specifieke bereiding voor continu IV infusie: voeg 1 mL (= 5 mg) Nysconitrine® bij 49 mL glucose 5 % (= 1/50 dilutie): eindconcentratie = 100 microgram/mL. referentie Am Heart J 1987; 113: 994; Acta Paediatr Jpn 1990; 32: 291; J Pediatr 1992; 121: 980; Neonatal Formulary 4; 2003 BMJ; 123; Ann Thorac Surg 2004; 77: 908; Chin Med J 2000; 113(4):328. editie 1/07/2014 140 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NITROPRUSSIDE-NATRIUM DC Nitropress® 2 ml flacon (fliptop vial) bevat 50 mg natrium-nitroprusside-dihydraat (NOOIT onverdund gebruiken!) PAS OP! gewijzigd wegens niet beschikbaarheid van Nitriate®!! indicatie ° acute behandeling van hypertensieve crisis; ° acute ‘afterload’-reductie bij refractair congestief hartfalen; ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN) of persisterende foetale circulatie (PFC). dosis ° start: 0,25 - 0,5 mcg/kg/min (= 15 - 30 mcg/kg/uur = 0,015 - 0,03 mL/kg/uur van 1/25 dilutie) in continu IV infusie; dosis opdrijven om de 20 minuten tot gewenste effect wordt bereikt (maximale dosis = 8 mcg/kg/min); ° onderhoud: meestal < 2 mcg/kg/min in continu IV infuus: bouw dosis af tot 0,5 mcg/kg/min met 15 - 25 % om de 6 à 12 uur zodra cardiorespiratoir evenwicht is bereikt; stop zo geen effect 2 - 4 uur na maximale dosis. toedieningsweg continu IV infuus (bij voorkeur diep veneus). bloeddruk (obligaat invasieve monitoring); thiocyanaatserumspiegel (zo > 48 u) 6 - 30 mcg/mL; nier/leverfunctie. monitoring farmacologie snelwerkende, niet-selectieve krachtige vasodilator; interactie met oxy-Hb: MetHb, cyanide en NO vorming; lage dosis veroorzaakt daling van systemische en pulmonale vasculaire weerstand en toename van cardiac output; hoge dosis kan ernstige systemische hypotensie veroorzaken; metabolisatie via cyanide tot thiocyanaat in lever en nier; kort halfleven (enkele minuten); toxische thiocyanaatspiegel > 50 mcg/mL. bijwerking ernstige hypotensie en tachycardie, weefselnecrose bij extravasatie, metabole acidose, methemoglobinemie, tachyfylaxie; hypothyreoïdie bij langdurig gebruik (cfr. thyocyanaat belemmert joodopname in schildklier). tegenaanwijzing nierinsufficiëntie; coarctatio; craniële hypertensie. toxiciteit cyanide-toxiciteit vnl. bij langdurige (> 3 d) behandeling en hoge dosering (> 3 mcg/kg/min); antidoot bij cyanide-intoxicatie = Na-thiosulfaat (Cyanokit®) naast ook methyleenblauw. bijzondere voorzorg ° lichtprotectie (bv. alu-folie): spuit/baxter afschermen, niet IV-lijn (24 u. stabiel); ° antidoot verkrijgbaar op spoedgevallendienst (navragen a.u.b.); ° terminale co-infusie kan op IV-lijn waarop atracurium (Tracrium®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), glyceryltrinitraat (Nysconitrine®)of ranitidine (Zantac®) loopt. incompatibiliteit alkalische oplossingen: Na-bicarbonaat, tromethamine (Thamacetat®); heparine. specifieke bereiding bereiding in 1 stap: voeg 2 mL flacon (= 50 mg) bij 48 mL glucose 5 % (= 1/25 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie J Pediatr 1985; 106: 102; J Perinatol 1996; 16: 443; Pediatrics 1998; 101: 13. 1/07/2014 141 update 31/08/2012 merknaam afleveringsvorm NORADRENALINE = NOREPINEPHRINE DC Noradrenaline®, Levophed® ° Noradrenaline® 4 mL ampul à 1 mg/mL (uitgedrukt als base) = 1 pro mille (1 ‰) (IV infusie) (lichtprotectie) (overschakeling UZ Gent vanaf 01.09.2012). ° Levophed® 4 mL ampul à 1 mg/mL (uitgedrukt als base) = 1 pro mille (1 ‰) (IV infusie) (lichtprotectie). indicatie shock na adequate vulling, ernstige hypotensie, cardiogene shock. dosis startdosis: Noradrenaline® 0,1 microgram/kg/minuut (= 0,15 mL/kg/uur van 1/25 dilutie); ‘titreer’ tot gewenst effect opklimmend tot 1 microgram/kg/minuut (= 1,5 mL/kg/uur van 1/25 dilutie) (maximale dosis = 1,5 mcg/kg/minuut). NB: altijd combineren met dopamine aan lage dosis (2 - 4 gamma) voor renaalsplanchnische protectie. toedieningsweg continu IV infuus (altijd verdund!)(liefst via centraal infuus). bloeddruk, hartfrequentie, urinedebiet en perifere perfusie. monitoring farmacologie natuurlijk sympathicomimeticum; belangrijkste postganglionaire neurotransmitter van het sympathisch zenuwstelsel; stimulatie van alfa-adrenerge en beta1-adrenerge receptoren = vnl. vasoconstrictie (alfa1) + positief ino- en chronotroop (beta1) effect. bijwerking aritmie, tachycardie, reflexbradycardie, hypertensie, bleekheid, braken, fotofobie, dyspnoe, weefselnecrose bij extravasatie (R/ fentolamine), orgaanischemie (vnl. nier en darm). tegenaanwijzing toxiciteit oplossing niet gebruiken bij bruinverkleuring. bijzondere voorzorg ° bloedvolumedepletie vooraf corrigeren; ° steeds verdund gebruiken; ° 24 u. houdbaar in koelkast en 12 uur bij kamert°; ° terminale co-infusie op TPN-lijn met dobutamine, heparine of ranitidine kan. incompatibiliteit ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), benzylpenicilline, fenobarbital (Luminal®), fenytoïne (Diphantoine®), natriumbicarbonaat, theophylline (Euphyllin®), thiopental, tromethamine (Thamacetat®). specifieke bereiding voeg 1 mL Noradrenaline® (= 1 mg noradrenalinebase) bij 24 mL glucose 5 % (= 1/25 dilutie): eindconcentratie = 0,04 mg/mL of 40 microgram/mL. NB1: Noradrenaline® moet altijd verdund worden: dit kan met glucose 5 %, maar niet met NaCl 0,9 %. NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie Arch Fr Pédiatr 1993; 50: 417; BMJ 1993; 307: 35; Clin Pharmacokinet 1994; 27: 345. 1/07/2014 142 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm NYSTATINE Nystatine Labaz® ° Nystatine Labaz® Lokaal: 15 gram huidcrème à 100.000 E/g of 15 gram huidzalf à 100.000 E/g; ° Nystatine Labaz® Orale Suspensie: 24 mL flacon met gegradueerde druppelteller à 100.000 E/mL. indicatie behandeling van mucocutane candidiase: spruw, peri-anale candidiase, intestinale moniliase. dosis ° topisch: zalf of crème aanbrengen om de 6 uur gedurende 10 tot 14 dagen en/of minstens tot 3 dagen na verdwijnen van de letsels; ° peroraal: preterme neonatus: 0,5 mL suspensie (50.000 E) in elke mondhoek om de 6 uur; voldragen boorling: 1 mL (100.000 E) in elke mondhoek om de 6 uur. toedieningsweg topisch én PO. monitoring farmacologie antifungisch contactantibioticum van familie der polyenen; bindt met schimmelcelwand leidend tot celdisruptie; vrijwel geen intestinale absorptie. bijwerking zeldzaam huidrash veroorzaakt door additief in crème of zalf; uitzonderlijk diarree bij orale toediening. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° orale suspensie goed schudden vòòr gebruik (bewaren bij kamert°); ° toedienen na de voeding; ° peri-anale candidabesmetting wordt bij de neonatus best topisch én peroraal (= eliminatie van mycotisch darmreservoir) behandeld. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie J Pediatr 1982; 101: 1022; Am J Perinatol 1988; 5: 33; Pediatrics 1989; 83: 101. 1/07/2014 143 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm OCTREOTIDE-ACETAAT Sandostatine® 1 mL ampul à 100 microgram/mL (SC, IV). indicatie ° persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie (PHIH) (bv. beta-cel hyperplasie, insulinoma) refractair voor diazoxide: meestal enkel ter stabilisatie van glycemie in voorbereiding tot subtotale pancreatectomie of bij patiënt met persisterend hyperinsulinisme postoperatief: overleg met kinderarts-endocrinoloog; ° “short bowel” syndroom, secretoire diarree: overleg met kinderarts-gastroënteroloog; ° persisterende (postoperatieve) chylothorax [zie referenties met ( *)]. dosis ° PHIH: start met 10 microgram/kg/dag SC/IV verdeeld over 3 - 4 doses tot maximaal 40 microgram/kg/dag (eventueel toedienen als continu subcutaan “infuus”) of alternatief begin met 0,1 microgram/kg/uur in continu IV infusie en titreer volgens effect. ° persisterende chyleuse effusie(s): 1 microgram/kg/dosis (verdund in 3 mL NaCl 0,9 %) tweemaal per dag telkens over 20 - 30 minuten IV en opklimmen met 1 microgram/kg elke dag tot een maximale dagdosis van 20 tot 40 microgram/kg/dag of alternatief 1 tot 5 microgram/kg/uur in continu IV infuus gedurende 3 tot 5 dagen. toedieningsweg SC, IV, traag IV, continu IV of “SC” infusie. glycemie. monitoring farmacologie langwerkend octapeptide; synthetisch somatostatine-analoog; inhibeert secretie van peptiden door gastro-intestinaal endocrien systeem, naast inhibitie van somatotroop hormoon, glucagon en insuline-vrijstelling; serum halfwaardetijd na subcutane injectie bedraagt ongeveer 100 minuten. bijwerking diarree/steatorrhoe/braken, abdominale opzetting tot beeld van subobstructie, (asymptomatische) cholelithiase, malabsorptie, glucose-intolerantie, groeivertraging bij chronische therapie (meestal ‘catch-up’ groei na staken van behandeling). tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° ampul in koelkast bewaren; ° bij dagelijks aanwenden op de dienst kunnen de ongebruikte ampullen gedurende 2 weken bij kamertemperatuur bewaard worden. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding mag zo gewenst verdund worden in glucose 5 % of NaCl 0,9 % (24 uur stabiel). referentie J Pediatr 1993; 123 : 637 en 644; Eur J Pediatr 1994; 153: 304; J Pediatr Surg 1997; 32: 342; Semin Pediatr Surg 1997; 6: 115; N Engl J Med 1997; 336: 703; Eur J Pediatr 1997; 156: 754; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4): 1028; Ann Thorac Surg 1998; 66: 253 (*); Am Surg 2000; 66: 1165; J Pediatr 2001; 139: 157 (*); Ann Thorac Surg 2004; 77: 2213 (*). editie 1/07/2014 144 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm OMEPRAZOL Losec® ° Losec-Mups® tabletten à 10, 20 of 40 mg (PO)(MUPS = “MULTI UNIT PELLET SYSTEM”); ° Losec® IV: flacon à 40 mg voor IV infuus (kan ook gebruikt worden voor bereiden van een orale oplossing na voorafgaandelijke buffering): apotheek UZG maakt 50 of 100 mL flacon orale suspensie à 2 mg/mL in Nabicarbonaat 8,4% indicatie ° refluxoesofagitis (gr. 3 - 4) resistent aan conventionele therapie (houding, dieet, H2receptor antagonist ± prokineticum); ernstige GOR-probleem na herstel slokdarmatresie; ° gastroduodenale ulceratie (± Helicobacter pylori infectie in associatie met antibiotica); ° gastroduodenale erosie/ulceratie ten gevolge van NSAID’s; ° syndroom van Zollinger-Ellison. dosis ° 0,7 - 1,4 mg/kg/dag in één dosis ‘s morgens PO gedurende 6 weken of IV infusie over 30’ (maximale dosis 3,5 mg/kg/dag liefst in 2 doses); onderhoudsdosering meestal de helft van de ‘helende’ aanvalsdosering; concrete dagdosis bij de start voor pasgeborene/zuigeling van 2.000 gram tot 5.000 gram = 5 mg (of 2,5 mL van de orale suspensie: zie bereiding). ° kinderen met een lichaamsgewicht van 10 tot 20 kg: dagdosis 10 mg (= 5 mL orale suspensie) en kinderen > 20 kg: dagdosis 20 mg (maximaal 40 mg/dag) (= 10 tot maximaal 20 mL orale suspensie). toedieningsweg PO of via sonde, trage IV infusie over 20 - 30 minuten. endoscopische controle door kindergastro-enteroloog; streefdoel = tijdsduur van zure reflux < 6 % van een 24-u intra-oesofagale pH-metrie. monitoring farmacologie zwakke base; specifieke protonpomp (H+, K+-ATPase enzym) inhibitor die de maagzuursecretie ter hoogte van de gastrische pariëtale cellen verlaagt; resorptie ter hoogte van de dunne darm; omeprazol degradeert zeer snel in zure oplossing: de granules zijn daarom bekleed met maagzuurresistente coating; systemische biologische beschikbaarheid 35 - 60 %; 95 % eiwitgebonden; volledige metabolisatie vooral hepatisch en renale excretie van de metabolieten; inductie van gastrine hypersecretie. bijwerking nog (relatief) beperkte ervaring bij zuigelingen; nausea/diarree; constipatie/flatulentie; huideruptie/urticaria. tegenaanwijzing geen bekend; dosis aanpassen bij leverinsufficiëntie. toxiciteit geen gegevens beschikbaar. bijzondere voorzorg ° De “MUPS” zijn gecoate granules samengekit tot een tablet die uiteenvalt in water; de granules mogen niet geplet worden omdat hierdoor de maagzuurresistente coating van de granules beschadigd wordt; ° bij voorkeur niet toedienen met melk, wel met fruitsap, yoghurt, confituur. incompatibiliteit ° vertraagde uitscheiding van o.a. warfarine, benzodiazepine, fenytoïne: dosis aanpassen; ° reversiebele verstoring van de bacteriële gastro-intestinale ecologie; ° inductie van carcinoïde tumoren bij lange termijn behandeling (?) (dierenexperimenteel). specifieke bereiding ° enterale toediening (PO of via sonde): apotheek UZG maakt een 50 of 100 mL flacon met orale suspensie van omeprazol aan 2 mg/mL in Natriumbicarbonaat 8,4%: eindconcentratie = 2 mg/mL; ° intraveneuse toediening: één flacon oplossen in 100 mL glucose 5 % (bewaartijd 6 u) of in 100 mL NaCl 0,9 % (bewaartijd 12 u): neem 5 mL van infuusoplossing en spuit deze in de flacon Losec® IV lyofilisaat, goed mengen en terugspuiten in de zak met infuusoplossing; herhalen om zeker te zijn dat alle omeprazol in de infuusoplossing terecht komt: eindconcentratie = 0,4 mg/mL. referentie Arch Dis Child 1993; 69: 655; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1997; 24: 528; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1998; 26: 547; J Pediatr 1998; 132: 1998; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1998; 27: 568; J Pediatr 2000; 137: 800 (multicentrische studie). editie 1/07/2014 145 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm ONDANSETRON Zofran® tablet à 8 mg (PO); 2 mL ampul à 2 mg/mL (IV) (ook beschikbaar als 4 mL ampul à 2 mg/mL). indicatie preventie en behandeling van nausea/braken door cytotoxische chemotherapie of radiotherapie (in overleg met kinderarts-hemato-oncoloog). dosis ° 5 mg/m2 lichaamsoppervlak gedurende 15 minuten in intraveneus infuus onmiddellijk vòòr chemotherapie; ° nadien (bij lichaamsoppervlakte < 0,6 m2) 2 mg PO om de 8 uur gedurende max. 5 dagen. NB: lichaamsoppervlakte (m2) = vierkantswortel van Lengte (cm) x Gewicht (kg) : 3600. toedieningsweg traag IV, IV infuus, PO. monitoring farmacologie selectieve serotonine-antagonist van de 5HT3-receptor (vermoedelijk perifeer en centraal); biologische beschikbaarheid bedraagt 60 - 90 % na orale inname; vnl. levermetabolisatie; serumhalfwaardetijd ± 3 - 5 uur; alternatieve gelijkwaardige 5HT3-receptorantagonist = tropisetron (Novaban®). bijwerking flushing, hik, soms transiënte verhoging van transaminasen, obstipatie/ileus, lokale venenirritatie; zeldzaam anafylactische reactie, onwillekeurige bewegingen/extrapyramidaal syndroom, (brady-)aritmie, hypotensie. tegenaanwijzing ernstig leverlijden, overgevoeligheid. toxiciteit weinig gegevens beschikbaar. bijzondere voorzorg ° voorzichtig gebruik bij subacute darmobstructie; ° borstvoeding wordt ontraden indien de moeder Zofran® krijgt toegediend. incompatibiliteit niet toedienen samen met andere geneesmiddelen; via een Y-stuk kan Zofran® simultaan toegediend worden samen met cisplatinum, 5-FU, carboplatine, etoposide, cyclofosfamide en doxorubicine. specifieke bereiding Zofran® mag verdund worden in glucose 5 % of NaCl 0,9 %. referentie Clin Oncol 1993; 5: 11; Int J Ped Hematol/oncol 1994; 1: 235; Med Ped Oncol 1995; 25: 457. editie 1/07/2014 146 update 13/07/2006 merknaam afleveringsvorm OXYBUTYNINEHYDROCHLORIDE Ditropan® siroop: fles van 473 mL à 1 mg per milliliter indicatie vroege proactieve behandeling van hoge druk, dyssynergische lage urinewegen bij kinderen met neurogene blaas secundair aan meningomyelocoele (best alleen te gebruiken op voorschrift van pediatrisch nefroloog). dosis ° minimale dosis: 0,2 mg/kg/dosis om de 12 uur; ° maximale dosis: 0,2 mg/kg/dosis om de 6 uur (steeds de laagst mogelijke dosis nastreven gezien frequente dosisgebonden bijwerkingen). toedieningsweg PO monitoring farmacologie muscarinereceptor-antagonist; anticholinergisch spasmolyticum; oefent direct spasmolytisch effect uit op de gladde musculatuur van de detrusorspier van de blaas; snel en volledige intestinale absorptie. bijwerking frequent dosisafhankelijke ongewenste effecten: droge mond, droge ogen, mydriasis, misselijkheid en braken, obstipatie, urineretentie, duizeligheid, slaperigheid, hallucinaties, agitatie, tachycardie, hartritmestoornissen, zelden convulsies, flushing, hyperpyrexie. tegenaanwijzing glaucoom; mictiestoornissen tgv. obstructie; stenosen van maagdarmkanaal; darmatonie; myasthenia gravis; toxisch megacolon; overgevoeligheid voor oxybutynine. toxiciteit maagspoeling, langzaam IV fysostigmine 30 microgram/kg lichaamsgewicht, zonodig herhalen tot maximaal 2 mg in totaal; diazepam IV bij convulsies en propranolol IV bij tachycardie. bijzondere voorzorg niet geregistreerd voor kinderen< 5 jaar! incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding geen referentie Eur Urol 1985;11:254; Drug Ther Bull. 2001; 39: 59; J Urol. 1999;162:1068; Ned Tijdschrift Geneesk 1998; 142: 590. editie 1/07/2014 147 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm PALIVIZUMAB Synagis® 50 mg (500€!) en 100 mg (1.000 €!) vials + 1 mL solvens te stockeren bij 2 - 8 ° Celsius (niet invriezen!); (product terugbetaald door RIZIV vanaf 1 oktober 2006 onder bepaalde voorwaarden: zie indicatie). De behandeling moet worden “geïnitieerd” door een kinderartsneonatoloog verbonden aan een NIC of voor kinderen met congenitale cardiopathie door een kindercardioloog verbonden aan een centrum met zorgprogramma cardiologie C/T. indicatie seizoengebonden (okt - maart) profylaxie voor ernstige RSV-infecties bij hoogrisico zuigelingen (vnl. CLD bij ex-pretermen of cong. hartgebrek). Indicatiecriteria voor RIZIV (*) (geldig vanaf 01.10.2006): 1. ZL < 28 w + < 12 maand oud bij begin RSV-seizoen (1 oktober); 2. ZL 28 - 316/7w + IPPV ≥ 48 u + < 6 maand oud bij begin RSV-seizoen (1 oktober); 3. Chron. resp. insufficiëntie (ongeacht ZL) met chron. O2 of beademing tijdens RSV-seizoen tot max. 2 jaar postnataal; 4. < 2 jaar oud + cong. cardiopathie in afwachting van cardiochirurgie + maand na ingreep + tijdens RSV-seizoen + minstens 1 van volgende criteria: congestief hartfalen, SaO2 < 90% of pulm. art. hypertensie. dosis 15 mg/kg (of 0,15 mL/kg van de hersamengestelde oplossing) IM maandelijks gedurende 3 tot maximaal 5 keer vanaf de start van de RSV “winterepidemie”. Lokale beslissing (UZG): alle patiënten binnen indicatiegebied die ontslagen worden naar huis tussen 1 oktober en 1 maart worden behandeld: d.w.z. de 1ste injectie Synagis® wordt toegediend (liefst enkele dagen) vòòr ontslag; de opvolg wordt door de perifere kinderarts verzekerd. toedieningsweg IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij). monitoring farmacologie monoclonale IgG1-antilichamen geproduceerd bij middel van recombinant DNA technologie die de RSV virusreplicatie inhiberen door binding met het F-protein van RSV. Halfleeftijd bedraagt 20 dagen bij kinderen minder dan 2 jaar oud. bijwerking zeldzaam pijn en zwelling thv de injectieplaats. tegenaanwijzing trombocytopenie of stollingsstoornis (cfr. IM injectie); gekende overgevoeligheid tegen andere monoclonale antilichamen. toxiciteit anafylactische reactie werd (nog) niet geobserveerd maar is altijd mogelijk tegen vreemde proteïnen (R/ epinephrine 1/1.000 0,1 - 0,3 mL/kg intraveneus). bijzondere voorzorg ° gebruik twee injectieplaatsen zo het injectievolume meer dan 1 mL bedraagt; ° niet invriezen; ° 2 baby’s behandelen met grootste volume kan kostenbesparend zijn; ° gebruik binnen de 3 uur na reconstitutie. ° “groen voorschrift” laten invullen + “attest” laten invullen (SV op naam tekent): beide documenten naar apotheek sturen (stock van 2 stuks voorhanden). incompatibiliteit geen bekend. specifieke bereiding ° steriel lyofilisaat van 50 mg hersamenstellen met 0,6 mL bijgeleverd solvens (= steriel water voor injectie); bij samenstelling de vial huin houden en 30 seconden roteren zonder schudden (vermijden van schuimvorming) en minstens 20 minuten op kamertemperatuur laten ‘opklaren’: eindconcentratie = 100 mg/mL. ° steriel lyofilisaat van 100 mg hersamenstellen met 1 mL bijgeleverd solvens (= steriel water voor injectie); bij samenstelling de vial 30 seconden roteren zonder schudden (vermijden van schuimvorming) en minstens 20 minuten op kamertemperatuur laten opklaren: eindconcentratie = 100 mg/mL. ° Voor patiënten met congenitaal hartgebrek (NIC/N* dienst UZG) die in aanmerking komen voor Synagis® behandeling wordt de medische en administratieve verantwoordelijkheid gedragen door de afdeling kindercardiologie. Lancet 1992; 340: 1079; Pediatrics 1998; 102: 1211; Pediatrics 1998;102: 531; Arch Pediatr Adolesc Med 2000; 154: 55; Eur J Ped 2000; 159: 391; Pediatrics 2000;106: 1168; Arch. Dis. Child. 2000 83: 87. referentie editie 1/07/2014 148 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PANCURONIUM-BROMIDE DC Pavulon® 2 mL ampul à 2 mg/mL (IV). indicatie skeletspierparalyse bij kunstmatig beademde neonatus (na exclusie van pijn, corrigeerbare hypoxie, respiratoire acidose of onaangepaste respiratoire ondersteuning). dosis 0,1 - 0,15 mg/kg/dosis (= 0,1 - 0,15 mL/kg/dosis van 1/2 dilutie) traag IV; zonodig te herhalen à 0,05 - 0,1 mg/kg/dosis IV om de 2 à 6 uur; bij preterme baby: 0,05 mg/kg/dosis. toedieningsweg traag IV over 1 - 2 minuten, IA. vitale tekens, bloedgas 20 - 30 minuten na (eerste) dosis, ooglubrificatie (!). monitoring farmacologie anticholinergicum; werkingsduur 40 - 60 minuten (langer bij meeste neonati); weinig invloed op gastro-intestinale motiliteit en blaasfunctie; gedeeltelijke hepatische metabolisatie en renale excretie. bijwerking hypoxie bij onaangepaste beademing, tachycardie, bloeddrukwijzigingen (vnl. hypertensie), hypersalivatie, oedeem, gewrichtscontracturen tot hardnekkige (tetra)parese na langdurig gebruik. tegenaanwijzing niet beademde patiënt. toxiciteit reversie door neostigmine 0,04 mg/kg IV voorafgegaan door toediening van atropine 0,02 mg/kg IV (zie aldaar). bijzondere voorzorg ° verdunning mag zo gewenst ook met NaCl 0,9 %; ° intacte gevoeligheid: R/ analgesie (bv. fentanyl) bij pijnlijke proceduren! ° bewaar liefst in koelkast (6 weken stabiel bij 25 °C); aangebroken ampul is niet houdbaar; ° gastrische voeding hoeft niet noodzakelijk onderbroken te worden. incompatibiliteit diazepam (Valium®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), fentanyl (Fentanyl®) amphotericine B (Fungizone®), furosemide (Lasix®), levothyroxine (Elthyrone®, ...), penicilline (Penicilline®), Na-bicarbonaat, hydrocortisone (Solucortef®). specifieke bereiding voeg bij één 2 mL ampul (= 4 mg) Pavulon® 2 mL glucose 5 % (= 1/2 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL. NB. zonodig eindconcentraat in gewenste hoeveelheid verder aanlengen voor trage IV toediening tot 1 mL met glucose 5 %. referentie editie Clin Perinatol 1987; 14: 965; Pediatrics 1988;81: 419; J Perinatol 1995; 15: 119; J Pediatr 1995; 127: 134. 1/07/2014 149 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm PARACETAMOL-HCL IV Perfusalgan® Perfusalgan® 500 mg: 50 mL injectieflacon voor intraveneuse perfusie à 10 mg paracetamol per mL (= 500 mg paracetamol per flacon) PAS OP: Andere formule! Pro-Dafalgan 1 g is uit de handel sinds september 2005. indicatie antipyreticum-analgeticum (wanneer perorale behandeling niet mogelijk is) aangewezen bij milde tot matige pijn, vnl. postoperatief of koorts (zelden geïndiceerd) (PS. “off-label” gebruik bij leeftijd < 1 jaar). dosis PML < 31 w: 10 mg/kg (= 1 mL/kg/dosis) traag IV over 15 minuten, zonodig te herhalen om de 12 u (geen ladingsdosis); PML 31 - 36 w: ladingsdosis van 15 mg/kg gevolgd door een onderhoud van 10 mg/kg om de 8 uur; PML > 36 w: ladingsdosis van 20 mg/kg gevolgd door een onderhoud van 10 mg/kg om de 6 uur; (PS. kortdurend gebruik! best toedieningsweg monitoring niet langer dan 3 dagen). traag IV over 15 minuten. pijn/temperatuur, leverfunctie, analgetisch “effectieve” plasmaspiegel = 12 - 24 mg/L (= facultatief). farmacologie beperkte eiwitbinding (20 - 50 %); levermetabolisatie - renale excretie onder vorm van glucuronide- (60 - 80 %) en sulfaatconjugaat (20 - 40 %); 500 mg Perfusalgan® bevat 1,9 gram mannitol (diuretisch effect!) en 2 mg Natrium. bijwerking rash (urticarieel), geneesmiddelenkoorts (!), trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, hemolytische anemie, hepatotoxiciteit (soms ernstig tot lethaal !) bij langdurig gebruik of doses hoger dan aanbevolen; contactallergie bij verzorger. tegenaanwijzing antecedenten van (contact)allergie voor farmacon; nier- of leverdysfunctie, G-6-PDdeficiëntie. toxiciteit hepatotoxisch bij (te) hoge doses, interstitiële nephritis; antidoot = R/ N-acetyl-cysteïne (Lysomucil®) PO of IV 150 mg/kg in 15 minuten, nadien 50 mg/kg/4 uur (zie aldaar). bijzondere voorzorg ° bewaren bij kamertemperatuur; ° na openen van de flacon binnen de 2 u te gebruiken (cave hydrolyse); ° verstoort glycemiebepaling (glucose-oxydasemetode) en urinezuurbepaling (fosfowolframaatreductiemethode); ° flacon die een duidelijke geelverkleurde vloeistof inhoudt mag niet gebruikt worden. incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen in de injectiespuit. specifieke bereiding Perfusalgan 500 mg is een gebruiksklare oplossing voor IV infusie die 10 mg paracetamol per mL bevat. referentie Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 129; J Pediatr 1998; 132: 22; Neonatal Formulary 4th edition (BMJ 2003); Eur J Clin Pharmacol. 2004; 60:191. editie 1/07/2014 150 update 27/09/2005 merknaam afleveringsvorm PARACETAMOL, ACETAMINOPHEEN PO/PR Dafalgan®, Efferalgan®, Perdolan® Mono, Tempra®... Dafalgan®: suppo “zuigeling” à 80 mg (PR) (ook beschikbaar suppo “kind” à 150 mg); Efferalgan®: 90 mL oplossing à 30 mg/mL (PO); Perdolan® Mono: 200 mL siroop à 32 mg/mL (PO), suppo 100 mg (PR); Tempra®: 30 mL oplossing à 100 mg/mL (1 pipet = 0,6 mL = 60 mg) (PO). indicatie ° antipyreticum (zinvol ?); ° analgeticum. dosis ° incidentele pijnstilling PO: 10 mg/kg/dosis (of 40 mg) zonodig herhalen om de 4 - 6 uur; ° acute postoperatieve pijn (maximum gedurende 3 dagen) - PO: PML < 31 w: 10 mg/kg/dosis om de 12 uur; PML 31 - 36 w: 10 mg/kg/dosis om de 8 uur (eerste gift 15 mg/kg); PML > 36 w: 10 mg/kg/dosis om de 6 uur (eerste gift 20 mg/kg) - PR: 20 - 25 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur toedieningsweg PO, PR. pijn, t°, leverfunctie, therapeutische (analgetisch) plasmaspiegel (facultatief) = 12 - 24 mcg/mL; toxische spiegel > 100 mcg/mL (1 mcg/mL = 6,62 mmol/L). monitoring farmacologie 4-acetylamino-fenol; niet-narcotisch analgeticum; geen anti-inflammatoire eigenschappen; actieve metaboliet van fenacetine; levermetabolisatie en renale excretie; onvolledige rectale absorptie met biologische beschikbaarheid ± 80 %; halfwaardetijd 2 - 5 uur bij neonatus; verlengde halfwaardetijd bij leverlijden. bijwerking rash (urticarieel), geneesmiddelenkoorts (!), trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, hemolytische anemie, hepatotoxiciteit bij langdurige toediening of doses hoger dan aanbevolen. tegenaanwijzing nier- of leverdysfunctie, G-6-PD-deficiëntie, beter niet gebruiken bij prematuren. toxiciteit hepatotoxisch (acute levernecrose) bij (te) hoge doses, interstitiële nephritis; antidoot = R/ N-acetyl-cysteïne (Lysomucil®) 150 mg/kg IV in 15 min., nadien 50 mg/kg/4 uur (zie aldaar). bijzondere voorzorg ° kortdurend gebruik: liefst niet langer dan ± 3 dagen; ° verstoort glycemiemetingen (glucose-oxydase methode) en urinezuurbepaling (fosfotungstaat-reductiemethode). incompatibiliteit nvt (niet van toepassing). specifieke bereiding referentie editie Arch Dis Child 1991; 65: 971; J Pediatr 1989; 114: 654; J Pediatr 1998; 132: 22; Tijdschr Belg Kinderarts 2004; 6: 221. 1/07/2014 151 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PARALDEHYDE paraldehyde (apotheekbereiding): 2 mL ampul à 1 gr/mL (IV) (= zuivere paraldehyde). indicatie voorbehouden voor refractaire neonatale convulsies (derde lijn anticonvulsivum na phenobarbital en phenytoine en alternatief voor bv. lorazepam en lidocaïne): voordeel = geen respiratoire depressie. dosis ° IV/IR: maak een 1/20 verdunning (1 mL paraldehyde + 19 mL glucose 5 %); geef 200 400 mg/kg (= 4 - 8 mL/kg van 1/20 dilutie) als lading traag IV of IR; zonodig éénmaal te herhalen na 6 - 12 uur of start onderhoud aan 15 - 150 mg/kg/uur (= 0,3 - 3 mL/kg/uur van 1/20 dilutie) in IV infuus tot controle van convulsies wordt bereikt; ° IM (onverdund): 0,1 - 0,2 mL/kg diep IM; zonodig herhalen na 3 uur. toedieningsweg monitoring IV bij voorkeur of IR, IM. minimale effektieve plasmaspiegel = 100 mcg/mL. farmacologie paraldehyde = polymeer van acetaldehyde; halfwaardetijd = 7 - 27 uur; eliminatie door levermetabolisatie (tot acetaldehyde en CO2) en pulmonaal transport, eliminatie niet beïnvloed door renale dysfunctie. bijwerking hypotensie, flebitis, GI-intolerantie, levernecrose. tegenaanwijzing ernstig longlijden. toxiciteit lipoïdpneumonitis, hemorrhagisch longoedeem (zeer zelden). bijzondere voorzorg ° ampul koel bewaren beschermd van licht; ° geen langdurig (≥ 10 minuten) contact met plastiek (PVC) of rubber: gebruik glazen spuiten van 1 en 10 mL of polypropyleen-spuit (BD-Plastipak®) + Vygon extensionset; ° verdunde oplossing kan wel in plastiek spuiten indien vervangen om de 12 uur. incompatibiliteit rubber en kunststoffen; best afzonderlijk toedienen. specifieke bereiding referentie editie J Pediatr 1984; 104: 291; Neurology 1986; 36: 108; Neonatal Formulary (Northern Neonatal Pharmacopoeia) BMJ Books 1998 Second Edition (ISBN 0 7279 1238 0) blz. 174. Indian Pediatrics 2001; 38: 209; J Child Neurol 2001; 16 (12): 915. 1/07/2014 152 update 29/07/2013 merknaam afleveringsvorm PENICILLINE G = NATRIUM-BENZYLPENICILLINE Penicilline® poederflacon à 1.000.000 IE (IV, IM, infusie) (Firma Wolfs). NB: ook beschikbaar als flacon à 5.000.000 IE (IV, IM, infusie). indicatie ° eerste lijns empirische behandeling in combinatie met aminoglycoside bij early-onset neonatale sepsis als “ecologisch” alternatief voor ampicilline; ° behandeling van infecties veroorzaakt door penicilline-gevoelige kiemen zoals groep B streptococ, pneumococ, meningococ, gonococ, clostridium species, e.a. (niet actief tegen streptococcus faecalis !); ° behandeling van congenitale syphilis (14 dagen behandelen). dosis individuele dosis: 50.000 IE/kg/dosis traag IV of IM (dosis verdubbelen bij meningitis of GBS sepsis), te herhalen na een tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg IV in bolus of IM. serum Na+ en K+; observeer voor extravasatie. monitoring farmacologie penicillinase-gevoelige penicilline; inhibeert bacteriële celwandsynthese; 60 % serumeiwitbinding; renale vnl. ongewijzigde excretie; slechte CSV penetratie, serum halfwaardetijd = 2 - 6 uren. bijwerking uitzonderlijk allergische reacties bij pasgeborene: koorts, rash, eosinofilie, anafylactische shock; hemolytische anemie en trombocytopenie; zeldzaam convulsies bij nierinsufficiëntie na snelle IV toediening van hoge dosis; flebitis (R/ Hyalase®). tegenaanwijzing gekende (kruis)allergie voor penicilline of cefalosporine. toxiciteit zeldzaam beenmergdepressie, granulocytopenie, hepatitis. bijzondere voorzorg ° combineer met aminoglycoside bij GBS (synergisme); ° 1 miljoen IE (= 600 mg) bevat 1,73 mEq Na+; ° oplossing is 4 dagen houdbaar in koelkast. incompatibiliteit lipidenemulsie, aminoglycosiden (Geomycine®, Netromycine®, ...), amphotericine B (Fungizone®), metoclopramide (Primperan®) en natriumbicarbonaat . specifieke bereiding bereiding in 2 stappen (gewijzigd 29.07.13!): stap 1: los één poederflacon Penicilline® (= 1.000.000 IE) op in 5 mL aqua pro inj.; stap 2: neem deze 5 mL hersamengestelde oplossing en voeg 5 mL aqua pro inj. toe: 10 mL oplossing met eindconcentratie = 100.000 IE/mL. referentie editie N Engl J Med 1983; 308: 1383; Pediatrics 1997; 99: 489. 1/07/2014 153 update 11/05/2005 PENTOBARBITAL Nembutal® merknaam afleveringsvorm Nembutal suppo 15 mg (apotheekbereiding). indicatie sedativum/hypnoticum bij proceduren. dosis PR: 2 - 6 mg/kg/dosis. toedieningsweg PR. ademhaling, bloeddruk, hartfunctie. monitoring farmacologie 5-ethyl-5-(1-methyl-butyl)-perhydropyrimidine-2,4,6-trion; kortwerkend barbituraat; volledige absorptie; werkingsduur 10 minuten tot 3 uur; levermetabolisatie; 50 % urinaire excretie als hydroxypentobarbital. bijwerking hypotensie, aritmie, hypothermie, ademhalingsdepressie. tegenaanwijzing leverfalen. toxiciteit apnoe. bijzondere voorzorg ° bewaking met monitor en SaO2-meter; ° geen analgetisch effect; zelfs hyperalgesie mogelijk. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Pediatr Neurol 1995; 13: 164 (refractaire status epilepticus). 1/07/2014 154 update 25/03/2014 merknaam afleveringsvorm PETHIDINE-HCL = MEPERIDINE DC Dolantine® 2 mL ampul à 50 mg/mL (IV, IM, SC). NB. Product is niet meer commercieel beschikbaar op de Belgische markt sinds maart 2014. indicatie narcotisch analgeticum. dosis 1 mg/kg/dosis (= 0,1 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) traag IV over 1 - 2 minuten of SC, IM; zonodig herhalen om de 8 - 12 uur (of om de 4 - 6 uur bij zuigeling > 3 maand oud). toedieningsweg traag IV over 1 - 2 minuten, IM of SC. ademhaling, bloeddruk. monitoring farmacologie narcotisch analgeticum: kortere (2 - 4 uur) werking dan morfine; 10 maal minder krachtige analgesie in vergelijking met morfine; serum halfleeftijd bedraagt gemiddeld 11 uur met grote variabiliteit bij neonatus (reikwijdte 3 - 60 uur). bijwerking vagotrope effecten vnl. na IV toediening: bradycardie/tachycardie, hypotensie, miosis, constipatie, braken, sedatie, convulsies (door accumulatie van convulsogene metaboliet normeperidine), ademhalingsdepressie, zelden anafylactische reacties. tegenaanwijzing hypovolemie en hypotensie. toxiciteit convulsies; anti-doot = R/ naloxone (Narcan®) 0,1 mg/kg/dosis IV/IM, zonodig te herhalen. bijzondere voorzorg ° mag ook verdund worden met NaCl 0,9 %; ° aangebroken ampul niet houdbaar. incompatibiliteit theophylline (Euphyllin®), heparine, methicilline, barbituraten (Luminal®, ...), phenytoïne (Diphantoïne®), sulfadiazine, morfine, tromethamine (Thamacetat®), Na-bicarbonaat. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 0,2 mL (= 10 mg) Dolantine® bij 0,8 mL glucose 10 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie Arch Dis Child 1987; 62: 1179; Clin Pharmacol Ther 1992; 52: 342; Pediatrics 1994; 93: 379; Acta Paediatr 1997; 86: 323. editie 1/07/2014 155 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm PHENOBARBITAL-NATRIUM DC Luminal® Injektionslösung ° 1 mL amp. à 219 mg/mL natrium-phenobarbital bevat 200 mg phenobarbital (IM, IV) (Duitse firma DESITIN ARZNEIMITTEL GMBH ;www.desitin.de); ° compr. 100 mg (Gardenal®) (PO) voor magistrale bereiding. indicatie ° 1ste lijnsanticonvulsivum voor de neonatus (duur ≥ 3 min of frequentie ≥ 3/uur); ° narcotisch abstinentiesyndroom; ° preventie van ICH (controversieel); ° adjuvans bij icterus (o.a. Dubin-Johnson syndroom, Crigler-Najjar type II). dosis anticonvulsief: lading: 20 mg/kg IV traag over 10 -15 min; ev. bij afwezigheid van lever- en nierdysfunctie te herhalen na difenylhydantoïne tot max. 40 mg/kg (‘success rate’ ± 70 %); onderhoud: 4 - 6 mg/kg/d in 1 of 2 doses IV/IM of PO (12 - 24 u na lading); abstinentie: lading 20 mg/kg, nadien 5 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses (gastro-intestinale symptomen blijven); hyperbilirubinemie: 5 mg/kg/dag verdeeld over 1 - 2 doses. toedieningsweg traag IV over 15 minuten, IM, PO, PR. therapeutische serumspiegel (facultatief) 15 - 40 mcg/mL (streefgetal 20 - 30 mcg/mL): afnametijdstip is willekeurig gezien lang halfleven (NB. 1 mcg/mL = 4,42 µmol/L). monitoring farmacologie levermetabolisatie en partiële renale excretie; halfwaardetijd is verhoogd tot 100 u gedurende de eerste 2 levensweken en bij leverlijden; bij chronisch gebruik zal ook door enzyminductie de halfleeftijd halveren; vrije radicaal ‘scavenger’. bijwerking (niet-dosisgebonden) paradoxale excitatie, ataxie, rash, sedatie bij spiegel > 40 mcg/mL; ademhalingsdepressie en relatieve bradycardie (< 100/minuut) bij spiegel > 60 mcg/mL. tegenaanwijzing toxiciteit ademhalingsdepressie, hyperactiviteit, ataxie. bijzondere voorzorg ° hoge osmolariteit; ° aangebroken ampul in oplossing houdbaar gedurende 5 uur (info firma DESITIN ARZNEIMITTEL GMBH dd.10-11-2004) incompatibiliteit morphine, vancomycine (Vancocin®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen® Hypokit). specifieke bereiding ° voor IV toediening: Natrium-phenobarbital® kan onverdund gebruikt worden bij de neonatus: concentratie = 200 mg phenobarbital per mL (PAS OP recent gewijzigd!); ° verdunning is zo gewenst mogelijk met glucose 5% of NaCl 0,9%: voeg 9 mL glucose 5% bij 1 mL ampul Natrium-phenobarbital à 200 mg phenobarbital (1/10 dilutie): eindconcentratie bedraagt 20 mg phenobarbital per milliliter. STANDAARDEN (PHENOBARBITALUM) = 2,5 - 5 - 10 MG referentie editie Pediatrics 1989; 83: 674; Arch Dis Child (F/N)1995; 72: 97; Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 1557; Pediatrics 1996; 98: 582; Clin Perinatol 1997; 24: 735; Arch Dis Child 1998; 78: F70; Pediatrics 2002; 109, 772; Arch Dis Child 2002; 86: F165. 1/07/2014 156 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PIPERACILLINE Pipcil® poederflacon à 2.000 mg (IV, IM, infusie); NB: ook beschikbaar als 4.000 mg flacon (IV, IM, infusie). indicatie behandeling van infecties (sepsis/meningitis/peritonitis) veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa en vele andere gevoelige gram-negatieve kiemen zoals Klebsiella, Serratia, E. Coli, Enterobacter, Citrobacter, Proteus. dosis individuele dosis: 50 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM te herhalen na een tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL: ° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u; ° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u; ° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u; ° PCL >= 45 w: om de 6 uur. toedieningsweg IV over 30 minuten of IM. gewenste piekspiegel: ± 150 mcg/mL; dalspiegel: 15 - 50 mcg/mL; observeer voor extravasatie. monitoring farmacologie semi-synthetisch breedspectrumpenicilline: piperazinederivaat van ampicilline; inhibitie van bacteriële celwandsynthese; eliminatie zonder metabolisatie langs urine en gal; niet βlactamase resistent; synergistische werking met aminoglycosiden; goede CSV penetratie; weinig invloed op plaatjesfunctie. bijwerking hyperbilirubinemie, leucopenie/neutropenie/eosinofilie, venenirritatie/flebitis (R/ Hyalase®), uitzonderlijk anafylactische reactie, convulsies/myoclonieën, koorts, hypokaliëmie, lever- en nierfunctiestoornissen. tegenaanwijzing allergie voor penicillines/cefalosporinen. toxiciteit hepato- en nefrotoxisch; neuromusculaire excitatie tot convulsies. bijzondere voorzorg ° bevat 1,96 mEq Na+/gram [= minder dan bv. carbenicilline (4,7) of ticarcilline (5,1 mEq/g)]; ° niet verdunnen in Ringer-lactaatoplossing; ° oplossing is 24 u. houdbaar bij kamertemperatuur en 7 dagen in koelkast. incompatibiliteit fluconazole (Diflucan®), natriumbicarbonaat, aminoglycosiden (bv. Geomycine®, Netromycine®, Amukin®, Obracin®, ...): toedienen met 1 uur interval tov piperacilline. specifieke bereiding voor IV toediening bereiding in 2 stappen: stap 1: los 2 gram (= 2.000 mg) flacon Pipcil® op in 10 mL aqua pro inj. (volume = 11,6 mL à ± 172 mg/mL); stap 2: voeg 2 mL (= ± 345 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 5 mL glucose 5 %: eindconcentratie = 50 mg/mL. referentie Pediatr Inf Dis J 1992; 11: 365. editie 1/07/2014 157 update 26/07/2005 merknaam afleveringsvorm PLAATJES 1 eenheid = ± 55.109 gedeleukocyteerde ‘single donor’ plaatjes in ± 40 - 60 mL plasma (variabel volume); indien de plasma-’load’ te belangrijk is kan aan het bloedtransfusiecentrum (BTC) gevraagd worden de helft van het supernatans te verwijderen juist vòòr gebruik (zg. supergeconcentreerde plaatjes). indicatie = sterk afhankelijk van etiologie: ° trombocytopenie (< 50.000/mm3) met bloeding; ° trombocytopenie (< 30.000/mm3) zonder bloeding; zo plaatjes niet stijgen met 75 - 100.000/mm3: denk aan oude (> 3d) eenheid, DIC, maternale ITP, iso-immuun trombocytopenie, splenomegalie, ... . dosis 10 - 15 mL/kg van plaatjesconcentraat à 10 mL/kg/uur of volgens vochttolerantie. toedieningsweg IV, niet IA ! (bloedfilter gebruiken). telling plaatjes (na 1 uur en) na 24 uur. monitoring farmacologie plaatjesconcentraten (in beweging) worden in BTC maximaal 5 dagen bewaard bij kamertemperatuur (20 - 24 °C); in vivo halfwaardetijd = 1 - 2 dagen (tenzij anti-plaatjes Al). bijwerking bacteriële contaminatie mogelijk (cfr. bewaring bij kamert°). tegenaanwijzing toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° nooit in koelkast plaatsen; ° zoveel mogelijk in beweging houden (ideaal = ‘shaker’); ° controleer naam van patiënt op plaatjeseenheid (compatibiliteitscontrole!) ° optrekken in 50 mL spuit via bloedfilter (170 µm) en zo kort mogelijk bij patiënt toedienen. incompatibiliteit donorplaatjes moeten (best) compatiebel zijn voor Rh-D en ABO! (vnl. bij Rh negatieve meisjes!); bij tekort aan Rh-negatieve donorplaatjes kan aan een D-negatieve acceptor toch D + plaatjes toegediend worden onder Rhogam profylaxie (60 microgram of 0,2 mL IM onmiddellijk na de plaatjestransfusie); steeds afzonderlijk toedienen. specifieke bereiding > 90 % van de gevallen van neonatale allo-immuun trombocytopenie houden verband met maternale anti-HPA-1a (vroeger PLA1) of anti-HPA-5a allo-antilichamen: zorg voor een EDTA-bloedstaal van beide ouders; Ag-negatieve specifieke plaatjes van Ag-negatieve donoren zijn verkrijgbaar in de bloedbank (procedure neemt ongeveer 4 tot 6 uur in beslag); bij urgentie kunnen gewassen moederlijke plaatjes aan de neonatus met alloimmuun trombocytopenie toegediend worden. referentie AJDC 1991; 145: 904; Clin Perinatol 1994; 21: 591; Arch Dis Child (F/N Ed.)1995; 72: 71; Transfusion 2004; 44: 747 (Rhogam en D + plaatjes!). editie 1/07/2014 158 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PLASMA, VERS BEVROREN = FFP-SD plastiek zak met 200 mL ingevroren (- 30 °C) SD (solvens-detergens)-behandeld plasma (zak van 200 mL bevat 9 à 12 g plasmaproteïnen, verkregen uit plasma van bloedgroep A, B, AB of O) (bereiding volgens ‘Octapharma’ technologie). indicatie ° actieve bloeding (onmiddellijke vervanging van stollingsfactoren); ° “zieke” VLBW-baby (< 1500 g) met PT of aPTT > 2 maal normaalwaarde; ° verbruikscoagulopathie (DIC); ° stollingsfactordeficiëntie waarvoor geen specif. concentraat beschikbaar (bv. F V - F XI); ° wisseltransfusie. dosis 10 mL/kg bloedgroepcompatiebel FFP-SD IV, zonodig herhalen om de 8 - 12 uur. toedieningsweg traag IV over 30 - 60 minuten. monitoring farmacologie 10 mL/kg doet de spiegel van de meeste stollingsfactoren stijgen met 15 - 20 %; normale waarde protrombinetijd PT (seconden) gedurende de eerste levensweek bij 28 - 31 weken = 10 - 16 en bij 35 - 41 weken = 12 - 14 sec. ; normale waarde aPTT (seconden) bij 28 - 31 weken = 27 - 80 en bij 35 - 41 weken = 38 - 48 sec. bijwerking volumeoverlast; enkel virusgeïnactiveerde preparaten waarvoor volgende testen negatief zijn worden vrijgegegeven: HBsAg, anti-HIV1/HIV2 en anti-HCV; alleen plasmadonaties met ‘transaminasen’ < 2 x de normale waarde worden weerhouden. tegenaanwijzing ‘opvulling’ van circulerend volume zonder stollingsstoornissen, hartdecompensatie, IgAdeficiëntie, allergie voor plasmaproteïnen. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° toepassing van FFD S.D. veronderstelt ABO bloedgroepcompatibiliteit; ° geen kruisproef nodig; filter niet noodzakelijk; ° ten laatste 6 uur na ontdooiing gebruiken (bij onvermijdbaar tijdelijk uitstel liefst in koelkast behouden). incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen; calciumhoudende oplossingen mogen niet worden toegediend via dezelfde intraveneuse lijn. specifieke bereiding onmiddellijk na ontdooiing (waterbad van 35° C gedurende ongeveer 25 minuten) IV toedienen via een perfusieset met (facultatieve) filter (t° van waterbad mag nooit hoger zijn dan 37° C ! niet schudden): meest ‘elegant’ en veiligst wordt de ontdooingsprocedure uitgevoerd in de bloedbank. referentie CAF Rode Kruis; BMJ 1993; 307: 395; Lancet 1996; 348: 229; Eur J Pediatr 1998; 157: 1032; (zie ook http://www.redcross.org/plasma) editie 1/07/2014 159 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm indicatie PRIMIDON Mysoline® compr. 250 mg (PO): magistrale bereiding. Beschikbaar in België tot eind 2005! ° refractaire neonatale convulsies; ° methylxanthine-resistente prematuriteitsapnoe (experimenteel). dosis ° convulsies: lading: 15 - 25 mg/kg PO; onderhoud: 10 - 20 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses PO; ° apnoe: 5 - 10 mg/kg/dag in 2 doses PO. toedieningsweg monitoring PO. therapeutische serumspiegel 6 - 12 mcg/mL (vòòr volgende dosis bepalen, facultatief). farmacologie enterale absorptie 60 - 80 %; serum halfwaardetijd = 10 - 12 uur; primidone wordt gemetaboliseerd tot o.a. phenobarbital en phenethylmalonamide (PEMA), die beide ook een anticonvulsieve activiteit vertonen. bijwerking slaperigheid, hypotensie, rash, leucopenie. tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° phenobarbitalspiegel neemt toe bij simultaan gebruik; ° dervingsverschijnselen bij plots staken: geleidelijke afbouw nodig. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie J Pediatr 1984; 105: 651; Am J Dis Child 1993; 147: 183 (apnoe) ; Arch Pediatr Adolesc Med 1994; 148: 332 (apnoe); Ned Tidschr voor Geneesk 2003; 147: 2325. 1/07/2014 160 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PROCAINAMIDE Pronestyl® ° compr. 250 mg (PO); ° 10 mL flacon à 100 mg/mL (IV). indicatie acuut anti-aritmicum (IV) of chronische profylaxie (PO) bij bv. paroxysmale supraventriculaire tachycardie (PSVT), atriale fibrillatie of ventrikeltachycardie (breed QRScomplex tachycardie). dosis ° IV: 1,5 - 2 mg/kg traag IV over 10 - 30 minuten; herhaal zonodig tot maximale totale ladingsdosis van 10 - 15 mg/kg; nadien continu IV infusie à 20 - 60 microgram/kg/minuut. ° PO: 1,5 - 3,5 mg/kg/dosis om de 4 - 6 uur. toedieningsweg monitoring PO, IV, continu infusie. therapeutische serumspiegel = 4 - 10 mcg/mL; ECG en bloeddruk; perifeer bloedbeeldonderzoek bij chronisch gebruik. farmacologie procaïnamide-hydrochloride = derivaat van procaïne = anti-aritmicum klasse 1A; vlotte intestinale absorptie; beperkte plasma-eiwitbinding: 15 -25 %; partiële (afhankelijk van genetisch bepaalde acetylatiesnelheid) omzetting in de lever tot N-acetylprocaïnamide, dat zelf ook anti-aritmische eigenschappen heeft. bijwerking hypotensie, rash, braken, “lupus-like” syndroom (ANF +), positieve Coombs-test, trombocytopenie/neutroponie/agranulocytose, aritmie (o.a. ‘torsades de pointes’), koorts, drug-hepatitis. tegenaanwijzing myasthenie, hartblok gr. II en III, digitalisintoxicatie, ernstige lever- of nierdysfunctie. toxiciteit bij snelle IV toediening: asystolie, ventrikelfibrillatie, shock (R/ phenylephrine IV); QT verlenging met > 35 % = dreigende overdosis. bijzondere voorzorg ° bestaande hypokaliëmie vooraf corrigeren; ° trimethoprim (Wellcoprim® ), cimetidine (Tagamet®) en amiodarone (Cordarone®) kunnen plasmaspiegel van procaïnamide verhogen. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Clin Pharmacol Ther 1982; 32: 607; DICP 1991; 25: 68. 1/07/2014 161 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm PROPRANOLOL DC Inderal® ° compr. 10 mg (PO) voor magistrale bereiding; ° 1 mL ampul à 1 mg/mL (IV) (AstraZeneca) indicatie ° (hoog renine) hypertensie; ° outflowobstructie (‘cyanotic spells’); ° tachy-aritmie (PSVT); ° “long QTc”-syndroom; ° neonatale thyreotoxicose (1 - 2 % van neonati van moeder met Graves’ ziekte). dosis ° PO (anti-aritmisch, anti-hypertensief): 0,25 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur, zonodig opklimmend tot maximaal 2 mg/kg/dosis om de 6 uur; ° IV als anti-aritmicum: start met 10 microgram/kg/dosis traag IV over minstens 10 minuten om de 6 uur (max. 0,2 mg/kg/dosis om de 6 uur); ° ‘cyanotic spells’’: 0,1 - 0,25 mg/kg/dosis traag (> 10’ !) IV, herhaal zonodig na 15 minuten; ° thyreotoxicose: 0,5 mg/kg/dosis PO 4 maal per dag (naast zonodig lugol, propylthiouracil). toedieningsweg PO, traag IV over minstens 10 minuten. ECG tijdens IV therapie, bloeddruk, glycemie; therapeutische serumspiegel (facultatief) = 30 - 100 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 3,86 µmol/L). monitoring farmacologie niet-selectieve beta-blokker; verlengde halfwaardetijd bij leverdysfunctie; anti-aritmicum klasse II; belangrijk ‘first-pass’ effect met tot 75 % hepatische extractie bij initiële passage na intestinale absorptie: vandaar belangrijk verschil tussen orale en intraveneuse dosering; dit geldt voor bijna alle beta-blokkers. bijwerking vnl. bij IV toediening: bradycardie (R/ atropine als antidoot) en bronchospasme, hypoglycemie, hypotensie, vochtretentie. tegenaanwijzing obstructief longlijden/BPD, verminderde myocardfunctie, hartblok, ernstig lever- of nierlijden. toxiciteit hartblok; IV toediening kan leiden tot ernstige bradycardie en cardiovasculaire collaps: ventriculaire pacing moet onmiddellijk beschikbaar en toepasbaar zijn. bijzondere voorzorg ° niet plots stoppen: abstinentiesyndroom (prikkelbaar, tachycardie, hypertensie, transpiratie); ° altijd samen met diuretica toedienen bij gebruik als chronisch antihypertensivum. incompatibiliteit niet simultaan met verapamil (Isoptine®) gebruiken. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg bij een 1 mL ampul (= 1 mg) Inderal® 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL. referentie J Pediatr 1992; 121: 472; Clin Perinatol 1992; 19: 121; J Pediatr 1996; 128: 264; Pediatrics 1998; 101: 13. editie 1/07/2014 162 update 11/05/2005 PROPYLTHIOURACIL Propylthiouracile® merknaam afleveringsvorm compr. 50 mg (PO). indicatie neonatale thyreotoxicose (in overleg met kinderarts-endocrinoloog). dosis 5 - 20 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses PO; bij fulminante hyperthyreoïdie is ook behandeling met Lugol-oplossing en beta-blokker (bv. Inderal®) noodzakelijk. toedieningsweg PO. thyreoïdfunctie, hemogram. monitoring farmacologie synthetisch thyreostaticum; remming van de organificatie van jodide en koppeling van joodtyrosinen tot schildklierhormoon; maximale werking na 2 - 3 uur. bijwerking GI-intolerantie, agranulocytose, transiënte neutropenie, koorts, myositis, rash, leverdysfunctie, schildklierhypertrofie. tegenaanwijzing (kruis)allergie tegen thyreostatica; antecedenten van agranulocytose. toxiciteit TSH-gemedieerde schildklierhypertrofie, hypothyreoïdie. bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Am J Dis Child 1987; 141: 1084. 1/07/2014 163 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm PROSTACYCLINE = EPOPROSTENOL DC Flolan® flacon 500 mcg (= 500.000 nanogram) + solvens 50 mL (IV) (= 10.000 nanogram/mL na reconstitutie). UZG (09.07.2003): STEEDS VERKRIJGBAAR IN DE CENTRALE SPOEDKAST VAN DE APOTHEEK OP -1K12 indicatie ° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (na overleg); ° after-load reductie (na volumerepletie). dosis ° IV: 5 - 30 nanogram/kg/min in continu IV infuus (= 0,06 - 0,36 mL/kg/uur van 1/2 dilutie: zie onderaan); geleidelijk op te drijven; maximale dosis = 100 nanogram/kg/min. ° inhalatie: 20 nanogram/kg/minuut via SPAG-2 aërosol generator = experimenteel cfr. referenties. toedieningsweg monitoring continu IV infusie of via arteria umbilicalis catheter of per inhalatie. invasieve bloeddrukmeting, EKG. farmacologie natuurlijk prostaglandine (PGI2); plaatjesaggregatie inhibitor; krachtige vasodilator; zeer kort halfleven: 2 - 3 minuten; een stabiel oraal actief PGI2-analoog (beraprost-Na+: Procyclin®) is actueel ter studie (ook bij kinderen) met o.a. pulmonale hypertensie als indicatie (cfr. Am J Cardiol 1997; 80: 662; J Cardiol 1997; 29: 217). bijwerking bradycardie/tachycardie, hypotensie, flushing, hyperglycemie, GI-intolerantie (braken, diarree), verlenging bloedingstijd (bij doses > 20 ng/kg/min). tegenaanwijzing toxiciteit hypotensie (R/ vnl. volume expansie én dosisaanpassing, naast dopamine). bijzondere voorzorg ° lichtprotectie; ° bewaren in koelkast maximaal 48 uur; ° geleidelijke dosisvermindering. incompatibiliteit niet verdunnen in glucose-oplossingen ! specifieke bereiding bereiding in 3 stappen: stap 1: trek 10 mL solvens op in een spuit en injecteer in het poederflacon Flolan® ; stap 2: spuit de volledig opgeloste Flolan® (= 500 mcg) bij de resterende 40 mL solvens; stap 3: voeg de 50 mL hersamengestelde oplossing (via bijgeleverde filter) bij 50 mL NaCl 0,9 % (= 1/2 dilutie): eindconcentratie = 5 microgram/mL of 5.000 nanogram/mL. NB1: verdere dilutie mag zonodig tot maximaal een 1/6 verhouding ! NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic. referentie editie J Pediatr 1985; 107: 951; Eur J Pediatr 1992; 151: 233; Arch Dis Child (F/N) 1994; 71: 214 (inhalatie); Anesthesiology 1995; 82: 1512 en 1996; 84: 242 (inhalatie); Am J Cardiol 1996; 77: 532; Pediatr Cardiol 1997; 18: 3. 1/07/2014 164 update 31/12/2013 merknaam afleveringsvorm PROSTAGLANDINE E2 = DINOPROSTONE DC Prostin® E2 ° Prostin® E2 (PGE2 = dinoprostone): 0,75 mL ampul à 1.000 microgram/mL (IV, IA) (veel goedkoper dan PGE1 voor zelfde efficiëntie: zie onderaan). ° Andere formule = Prostin® VR (PGE1 = alprostadil): 1 mL amp. à 500 microgram/mL. NB: BIJ TRANSPORT ENKEL TER PLAATSE OPLOSSEN AUB! indicatie ° tijdelijke palliatieve dilatatie van ductus Botalli bij kinderen met ductus-dependent hartgebrek: pulmonaal of tricuspied atresie, Fallot, aortabooginterruptie/coarctatio, transpositie van de grote vaten, etc ... ; ° GBS-geassocieerde persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN) (controversieel). dosis ° initieel: 0,025 - 0,1 microgram/kg/min (= 1,5 - 6 mcg/kg/uur of 0,15 - 0,6 mL/kg/uur van 1/50 dilutie) in continu IV infuus; titreer volgens antwoord; ° onderhoud: zo veel als mogelijk afbouwen tot 0,02 microgram/kg/min (= 20 nanogram/kg/min = 0,12 mL/kg/uur van 1/50 dilutie) of lager volgens respons. toedieningsweg monitoring continu IV infusie (of intra-arteriële infusie via arteria umbilicalis catheter). cardiorespiratoir, oxygenatie, temperatuur. farmacologie arteriolaire vasodilatatie, inhibitie van plaatjesaggregatie, stimulatie van GI-musculatuur; max. effect na 30 minuten bij CHG van cyanogeen type, soms meerdere uren bij acyanogeen hartgebrek; snelle metabolisatie. bijwerking apnoe, koorts, flushing, bradycardie; zelden stuipen, hypotensie, tachycardie, diarree, DIC, sepsis, bloeding, hypoglycemie, hypocalcemie, hypokaliëmie, bronchospasme; bij langdurige toediening (> 5 dagen): pylorus/antrale hypertrofie en later (pijnlijke) corticale hyperostose voornamelijk ter hoogte van handen en voeten. tegenaanwijzing toxiciteit zie bijwerkingen. bijzondere voorzorg ° mag zonodig ook opgelost worden in NaCl 0,9 %: verdunning is 24 uur houdbaar; ° ongebruikt ampul in koelkast bewaren; ° belangrijkste bijwerking = apnoe: altijd intubatie en beademing in ‘stand-by’. incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen; mag “zo absoluut noodzakelijk” terminaal toegediend worden in een IV-lijn met dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), heparine, midazolam (Dormicum®), morphine, ranitidine (Zantac®). specifieke bereiding voeg 0,50 mL van een Prostin® E2 ampul (= (= 2/3de of 500 microgram) bij 49,50 mL glucose 5 % (= 1/50 dilutie): eindconcentratie = 0,01 mg/mL of 10 microgram/mL. NB2: Prostin® E2 (PGE2 = dinoprostone) (0,75 mL ampul à 1mg/mL) wordt ook in de verloskunde gebruikt voor o.a. (pre)inductie van arbeid: PGE2 is bij identieke dosis even efficient om de ductus open te houden als PGE1 en is 8 maal goedkoper! (NB. PGE2 is onstabiel in oplossing en moet daarom altijd afzonderlijk toegediend worden) referentie editie Arch Dis Child 1985; 60: 1025; Eur J Pediatr 1987; 146: 279; AJDC 1989; 143: 343; N Engl J Med 1992; 327: 505; Neonat Pharmacol Q 1992; 1: 13; Cardiology of the Young 1995; 5: 202. 1/07/2014 165 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PROTAMINE DC Protamine 1.000®, Protamine Sulfate® ° Protamine 1.000® (= protaminehydrochloride Roche): 5 mL flacon à 1.000 E/mL (IV); ° Protamine Sulfate® (= protaminesulfaat Leo): 5 mL flacon à 10 mg/mL; NB: 1.000 E = 10 mg. indicatie heparine-antagonist. dosis 1 mg protaminesulfaat per 100 E heparine gegeven over de laatste 4 uur traag IV over 5 minuten. toedieningsweg traag IV, (IM). vitale tekens, stolling, bloeddruk. monitoring farmacologie 10 mg of 1.000 E protamine neutraliseert 1.000 E heparine; snelle werking na IV gebruik (5 minuten); werkingsduur ongeveer 2 uur (werkingsduur van heparine is langer: een tweede IV inspuiting protamine zal vaak nodig zijn). bijwerking hypotensie, bradycardie, dyspnoe, flushing. tegenaanwijzing toxiciteit paradox: overmatige dosering kan bloedingen veroorzaken ! bijzondere voorzorg ° koel bewaren; ° aangebroken ampul is niet houdbaar. incompatibiliteit amoxicilline (Clamoxyl®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), benzylpenicilline, cefotaxime (Claforan®), cefuroxime (Zinacef®), ceftazidime (Glazidim®), flucloxacilline (Floxapen®). specifieke bereiding kan onverdund gebruikt worden bij de pasgeborene: concentratie = 10 mg/mL of 1.000 E/mL. referentie J Reprod Med 1994; 39: 655. editie 1/07/2014 166 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm PYRIDOXINE = VITAMINE B6 DC Pyridoxine® ° compr. 250 mg (PO); ° 180 mL siroop à 10 mg/mL (PO); ° 2 mL ampul à 50 mg/mL (IM, IV). indicatie ° diagnose, behandeling van pyridoxine-dependente stuipen (PDS); ° profylaxie bij INH, penicillamine-therapie; ° stofwisselingsziekten (o.a. hyperoxalurie type I, homocystinurie); ° sideroblastische anemie (SA). dosis ° PDS: initiële ‘diagnostische’ dosis: 100 mg IV of IM (liefst onder EEG monitoring gedurende minstens 15 minuten); onderhoudsdosis: 10 - 15 mg/kg/dag PO; ° profylaxie: 10 mg/dag PO in 1 dosis (> 1 jaar: 20 mg/dag); ° Sideroblastische anemie: 50 - 200 mg/dag PO. toedieningsweg monitoring IV, IM, PO. EEG monitoring tijdens diagnostische dosis. farmacologie farmacologische dosis pyridoxine (vitamine B6) corrigeert GABA-deficiëntie (gammaaminoboterzuur). bijwerking risico op diepe sedatie en uitgesproken transiënte hypotonie met apnoe (cave: ademhalingsondersteuning kan nodig zijn!). tegenaanwijzing toxiciteit neurotoxisch bij hoge dosering: perifere neuropathie, encefalopathie. bijzondere voorzorg ° lichtprotectie; ° aangebroken ampul is niet houdbaar. incompatibiliteit alkalische oplossingen. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1992; 90: 221; Dev Med Child Neurol 1997; 39: 63; Dev Med Child Neurol 2001; 43: 416; J Paediatr Child Health 2001; 37: 592. 1/07/2014 167 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm PYRIMETHAMINE Daraprim® compr. à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding (zie onderaan). indicatie postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose in combinatie met een sulfonamide (bv. sulfadiazine). dosis ladingsdosis: 2 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 doses gedurende 2 dagen; nadien onderhoudsdosis: 1 mg/kg/dag driemaal per week gedurende 1 jaar. toedieningsweg PO. perifeer bloedbeeldonderzoek en plaatjes 2 x/week. monitoring farmacologie di-aminopyrimidine; selectief foliumzuur-antagonist voor plasmodium dihydrofolaatreductase; hoge eiwitbinding; vnL. renale excretie; serum halfwaardetijd: 4 dagen bij pasgeborene en ongeveer 60 uur bij zuigeling. bijwerking dosisgebonden beenmergdepressie: leukopenie, megaloblastaire anemie, trombocytopenie (R/ folinezuur), glossitis, convulsies, rash, braken, fotosensitiviteit, hyperfenylalaninemie, shock. tegenaanwijzing gb. toxiciteit bijzondere voorzorg ° altijd folinezuur-supplement (5 mg tweemaal per week; ev. 10 mg tweemaal per week zo persisterende beenmergdepressie) toedienen (zie aldaar); ° dosis verlagen bij leverdysfunctie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding voorbeeld voor magistrale bereiding (naar Remington & Klein Ed. 4 1995): R/ 25 mL orale suspensie in 2 % suikeroplossing à 2 mg pyrimethamine/mL S/ onderhoudsbehandeling = 0,5 mL/kg/dag in 1 dosis PO. referentie editie Clin Infect Dis 1994; 18: 38; Pediatrics 1995; 95: 11. 1/07/2014 168 update 13/07/2006 merknaam afleveringsvorm RANITIDINE DC (indien IV) Zantac®, RanitidineG ° compr. à 150 mg (PO); ° 280 mL siroop à 15 mg/mL (PO) (Zantac® siroop); ° 2 mL ampul à 25 mg/mL (IV, IM, mag ook voor PO gebruikt worden). indicatie ° preventie/behandeling van stressulcera/GI-bloeding; ° gastro-oesofagale reflux (GER). dosis ° PO: 1 - 2 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur (IV ampul kan gebruikt worden voor PO); ° IM: 1 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses. ° IV: 0,2 - 0,8 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV (= 0,2 - 0,8 mL/kg/dosis van 1/25 dilutie) ° continu IV infuus: 0,05 mg/kg/uur (= 0,05 mL/kg/uur van 1/25 dilutie); (NB. maximale dosis = 5 mg/kg/dag (IV of PO). toedieningsweg monitoring PO, IM, traag IV, continu IV infuus. ev. maag pH. farmacologie histamine H2-receptor antagonist; orale biologische beschikbaarheid = ± 50 %. bijwerking constipatie/diarree, sedatie, tachycardie/hypotensie bij snelle IV injectie, trombocytopenie (?) tegenaanwijzing hartritmestoornissen (AV-blok). toxiciteit ° bradycardie, AV-blok, hartstilstand (volw.); ° dosis aanpassen bij nierdysfunctie. bijzondere voorzorg ° mag ook verdund worden met NaCl 0,9 %; ° oplossing 12 uur houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast; ° mag in terminale co-infusie met IV-lijn waarop adrenaline, atracurium, dobu/dopa, fentanyl, glyceryl trinitraat, heparine, isoprenaline, morphine, nitroprusside, noradrenaline, TPN en PGE1. incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), midazolam (Dormicum®), barbituraten (Luminal®, ...), phenytoïne (Diphantoine®), theophylline (Euphyllin®), calciumpreparaten, erythromycine (Erythrocine®). specifieke bereiding voor IV toediening intermittent of in continu infuus: voeg 1 mL (= 25 mg) Zantac® bij 24 mL glucose 5 % (= 1/25 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Semin Perinatol 1992; 16: 21; Arch Dis Child 1993; 68: 602; Eur J Pediatr 1993; 152: 933; Eur J Pediatr 1994; 153: 781; Crit Care Med 1997; 25: 346. editie 1/07/2014 169 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm RIFAMPICINE Rifadine® ° poederflacon à 600 mg + 10 mL solvens (= pyrogeenvrij water met polysorbaat 81)(IV); ° magistrale siroop à 20 mg/mL: R/ Rifampicine 1 gram, Polysorbaat 80 0,01gram, Natriummetabisulfiet 0,05 gram, Excipiens xanthaangom Certa 25 ml, Natriumsaccharinaat 0,005 gram, aqua conservans NF V q.s. ad 50 mL ( cfr. www.bcfi.be: 2002) (NB. Rifampicine bestaat in België niet als specialiteit onder vorm van siroop). indicatie ° persisterende coagulase-negatieve (non-aureus) staphylococcen infectie klinisch resistent aan vancomycine (door slijmproductie bij catheter gerelateerde infecties); ° infecties door Legionella, Brucella; ° synergisme met glycopeptide antibiotica (vancomycine) voor gram-positieve kiemen; ° ventrikelshunt infectie door staphylococcen. dosis ° IV dosering: de individuele dosis is telkens 10 mg/kg/dosis; het toedieningsinterval verschilt naargelang de postmenstruele leeftijd (PML) en postnatale leeftijd (PNL): PML =< 29 weken: om de 24 uren ongeacht de PNL; PML 30 - 36 weken: PNL 0 - 14 d: om de 24 uren en PNL > 14 d: om de 12 uren; PML >= 37 weken: PNL 0 - 7 d: om de 12 uren en PNL > 7 d: om de 8 uren. ° PO dosering: 20 mg/kg in één dosis om de 24 u. toedieningsweg traag IV over minstens 30 tot 60 minuten of PO (bij voorkeur), zeker niet IM! transaminasen, serumbilirubine; geen bloedspiegels. monitoring farmacologie chemische naam = 3-(4-methyl-1-piperazinyl-iminomethyl)-rifamycine SV; bactericiede werking via blokkeren van de DNA-afhankelijke RNA-polymerase bij de bacterie; vooral eliminatie via de lever; halfwaardetijd wordt niet beïnvloed door nierfunctie; hoge eiwitbinding (80 %); snelle enterale absorptie; door leverenzyminductie versnelt rifampicine de afbraak van o.a. orale anticoagulantia, barbituraten, corticosteroïden, digitalis, benzodiazepinen, fluconazole, nifedipine, phenytoine. bijwerking huideruptie, gastro-intestinale symptomen (braken, diarree), (transiënte) “hepatitis”, (ernstige) trombocytopenie (behandeling onmiddellijk staken en niet hervatten!), hyperbilirubinemie, dyspnoe, hypotensie/shock, acute hemolytische anemie, rode verkleuring van urine, sputa en traanvocht; kan flebitis veroorzaken. tegenaanwijzing toxiciteit hepatotoxisch (vnl. in combinatie met isoniazide): rifampicine onmiddellijk stoppen! bijzondere voorzorg opgelost maximaal 6 uur in koelkast bewaren. incompatibiliteit ° diltiazem, minocycline, geen co-infusie met om het even welke alkalische oplossing; ° niet in co-infusie met Ca/P houdende oplossingen (TPN!); ° er wordt best vermeden andere geneesmiddelen gelijktijdig met het infuus toe te dienen. specifieke bereiding los 1 poederflacon Rifadine®(600 mg) op met bijgeleverde ampul aqua van 10 mL; schud krachtig en ononderbroken gedurende 30 seconden; zodra het poeder volledig opgelost is en het schuim verdwenen: voeg 1 mL (afgerond is dit 60 mg rifampicine) van de bekomen oplossing toe aan 9 mL glucose 5 % of 10 %: eindconcentratie van deze 1 op 10 dilutie = 6 mg per milliliter. referentie Clin. Pharmacokinet. 1990; 19(4): 306; Acta Paediatr 2002;91(6):670; Neonatal Formulary 4; BMJ 2003. editie 1/07/2014 170 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm SALBUTAMOL Ventolin® Ventolin® Lokaal:10 mL oplossing voor verstuiver à 0,5 % (= 5 mg/mL als base) (per inhalatie); Ventolin® Inspuitbaar: 1 mL ampul à 500 microgram/mL (IV perfusie). indicatie ° vroeg stadium van BPD: verbetering van longcompliance en luchtwegenweerstand (vaak in combinatie met methylxanthinen en/of diuretica PO); ° chronisch BPD-stadium: niet systematisch, alleen tijdens acute exacerbaties of toename van ‘wheezing’ tijdens bovenste luchtwegeninfecties; ° snelle correctie vanernstige hyperkaliëmie (>= 7,5 mEq/L). dosis ° inhalatie: 0,1 mL/kg/dosis te verdunnen in 1 of max. 2 mL NaCl 0,9 %; verstuiving (flow 8 L/min) te herhalen 4 tot max. 6 maal per dag; ° intraveneus (correctie acute hyper-K+): 4 microgram/kg/dosis (= 0,8 mL/kg van 1/100 dilutie) per IV perfusie over 5 - 10 minuten; zonodig eenmalig te herhalen na een interval van minstens 2 uur. toedieningsweg per inhalatie, traag IV. hartfrequentie. monitoring farmacologie selectieve beta2-agonist: bronchusverwijder met beperkte cardiale effecten; 11 % absorptie in de longen; bij parenterale toediening wordt cyclisch AMP productie gestimuleerd door binding met hepatische en musculaire adrenerge receptoren: hierdoor wordt opname van kalium intracellulair bevorderd met daling van plasma-K+ als gevolg: IV salbutamol is een meer efficiënte en snelwerkende methode ter correctie van (vnl.) anurische hyperkaliëmie. bijwerking tachycardie, overprikkelbaarheid, tremoren, hypertensie, soms desaturatie door toename van ventilatie/perfusie ‘mismatch’, hyperglycemie tegenaanwijzing tachycardie (> 180/’), hyperthyreoïdie, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie. toxiciteit tachy-aritmie, agitatie, tremoren, bloeddrukdaling (zonodig R/ cardioselectieve betablokker). bijzondere voorzorg ° IV oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert°; ° mag ook verdund worden met glucose 10 %. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding voor IV perfusie: voeg bij 1 mL (= 500 mcg) Ventolin® Inspuitbaar 99 mL glucose 5% (= 1/100 dilutie): eindconcentratie = 5 microgram/mL. referentie Clin Perinatol 1992; 19: 649; J Pediatr 1992; 120: 974; Pediatr Pulmonol 1997; 23: 442; Eur J Ped 1997; 156: 420; Eur J Pediatr 1998; 157: 75; J Perinat Med 1992; 20: 437. editie 1/07/2014 171 update 16/07/2009 merknaam afleveringsvorm SILDENAFIL-CITRAAT Revatio® In België beschikbaar als ‘gecoated’ tabletten van 20 mg: gelules voor neonati à 1 mg en 2 mg beschikbaar in de voorraadkast (20 gelules van beide) en in de ziekenhuisapotheek (UZG) als magistrale bereiding uitgaand van Revatio® (PO). indicatie ° Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) met oxygenatie-index (OI) ≥ 40 (behandelen tot OI < 20; therapiefalen = geen significante (> 10%) daling van de OI na 36 uur behandeling) (nog experimenteel!). Eventueel in associatie met iNO. Exclusief gebruik binnen RCT’s aan te bevelen: enkel als acute rescue-therapie wanneer zg. “conventionele” behandeling (HF-IPPV, HFOV, surfactant, iNO) faalt; ° Chronische pulmonale hypertensie (= iNO-dependentie) bij congenitale hernia diafragmatica (CHD). dosis ° 0,5 - 1 mg/kg per 6 uur; dosis ‘traag’ verdubbelen (2 mg/kg/dosis) zo OI niet daalt met > 10%. Stop na 8 doses. ° chronische therapie: 0,3 mg/kg per 12 uur (cfr. iNO-dependentie bij CHD) ° intratracheale instillatie werd met succes toegepast à 0,75 - 1,5 mg/kg/dosis bij een dierenmodel (PPHN na meconiale aspiratie): PVD-effect na 2’ tot 120 minuten. toedieningsweg enteraal via maagsonde of PO; (experimenteel IT-instillatie). preductale SpO2; bloeddruk; OI per 6 uur (OI = MAP x FiO2/ paO2). monitoring farmacologie fosfodiësterase type 5-inhibitor: reduceert selectief de pulmonale vasculaire weerstand door stijging van cyclisch GMP (krachtiger dan iNO); potentialiseert respons op iNO en nitroprusside; verbetering van rechter en linker cardiac output; effect bij orale dosis na 20 minuten tot 6 uur later; Sildenafil wordt hoofdzakelijk (hepatisch) gemetaboliseerd via het cyt. P450 (CYP) iso-enzym 3A4 (hoofdroute) en 2C9 (nevenroute): remmers van deze isoenzymen kunnen de klaring van sildenafil verminderen. bijwerking paradoxale hypoxemie door toename van de intrapulmonale shunting; ischemische optische neuropathie (met blindheid) beschreven bij volwassenen; priapisme; flushing. Vertraagde maaglediging en hypotensie bij proefdieren na dosis van 4 mg/kg IM; invloed op hersenfunctie (volwassene); hersenbloeding bij te snelle toename van dosering (casuïstiek). (NB. Bij IV toepassing wordt systemische vasodilatatie en hypoxemie vastgesteld). tegenaanwijzing ernstige leverfunctiestoornissen. toxiciteit hypotensie, apnoe. bijzondere voorzorg ° gelules 2 jaar houdbaar; ° lagere dosis gebruiken bij simultane behandeling met CYP3A4-remmers zoals ketoconazole, erythromycine, cimetidine, ritonavir en andere HIV-remmers. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding Los het poeder van het gewenst aantal gelules van 1 mg en/of 2 mg sildenafil op in 2 mL aqua pro injectione tot de voorgeschreven enterale dosis zo dicht mogelijk (d.i tot op ± 0.25 mg) wordt benaderd en in elk geval binnen de grenswaarden van de aanbevolen dosering ligt: goed schudden en toedienen via maagsonde. referentie Pediatrics 2006; 117: 1077; Arch Dis Child (F/N ed) 2005; 90: F527; Pediatr Crit Care Med 2004; 5: 184; Pediatrics 2007;119: 215; J Mat-Fet & Neon Med 2006; 19: 579; J Am Coll Cardiol 2002; 39: 402; Brit J Ophthalmol 2005; 89: 250; Pediatr Cardiol (DOI 10.1007/s00246-009-9460-z) 7-07-2009. editie 1/07/2014 172 update 15/09/2005 merknaam afleveringsvorm SOPP 100 mL flacon (Rode Kruis C.A.F.) à 40 mg proteïne/mL (> 85 % albumine). PS. Bij indicatiestelling voor gebruik van SOPP wordt in het UZG vanaf 15 september 2005 de voorkeur gegeven aan Alburex 5%-oplossing (zie Albumine, menselijk). indicatie ° volume-expansie; ° hypoproteïnemie (als alternatief voor albumine 20 %); ° partiële wisseltransfusie aan bv. 20 mL/kg bij ernstige (symptomatische) neonatale polycythemie (veneus Hct > 75 %) dosis shock: 10 - 30 mL/kg IV aan 10 mL/kg/uur (bij acute shock 1ste 10 mL/kg snel IV over bv. 10 minuten). toedieningsweg traag IV. hartfrequentie, bloeddruk, centraal veneuse druk. monitoring farmacologie SOPP = Stabiele Oplossing van PlasmaProteïnen; gepasteuriseerde proteïnefractie verkregen door koude ethanolfractionering uit grote pool bevroren humaan plasma. bijwerking zelden urticaria, koorts, hypotensie, hypersalivatie. tegenaanwijzing hartfalen, overvulling. toxiciteit HIV, Hepatitis B en C vrij. bijzondere voorzorg ° na steriel aanprikken in koelkast bewaren gedurende maximaal 24 uur; ° terminale coïnfusie met glucose/aminozuuroplossing mag (distaal van ev. filter). incompatibiliteit niet mengen met andere geneesmiddelen. specifieke bereiding (goedkoper en even efficiënt) alternatief voor acute eerste opvang van ernstige hypovolemie (perinataal, peroperatoir, trauma, ...) of bij partiële wisseltransfusie = 3 à 4 % gelatine-oplossing (bv. Gelofusine®, Geloplasma®, Haemaccel®) 10 - 20 mL/kg over 15 30 minuten (niet mengen met bloed of plasma). referentie Arch Dis Child 1992; 67: 649; Eur J Pediatr 1996; 155: 580; Clin Perinatol 1996; 22: 693. editie 1/07/2014 173 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm indicatie SOTALOL Sotalex®, SotalolG ° compr. 160 mg (PO) voor magistrale bereiding; ° 4 mL ampul à 10 mg/mL (IV). voorbehouden voor refractaire of levensbedreigende vnl. ventriculaire (en supraventriculaire) tachy-aritmieën (in overleg met kinderarts-cardioloog). NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1te keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345). dosis ° PO: 1 mg/kg/dosis om de 12 uur; stapsgewijs opdrijven om de 3 - 5 dagen tot een stabiel hartritme wordt behouden; maximale perorale dosis: 4 mg/kg/dosis om de 12 u. ° acute IV aritmie-conversie: bv. bij levensbedreigende ventriculaire tachycardie: 0,2 - 1,5 mg/kg/dosis over 5 - 10 minuten, zonodig gevolgd door onderhoudsinfuus van 0,2 - 0,5 mg/kg/uur tot overschakeling naar perorale onderhoudsbehandeling mogelijk wordt. toedieningsweg monitoring PO, traag IV, continu IV infuus. ECG-bewaking en bloeddrukmonitoring tijdens IV toepassing. farmacologie 4-(1-hydroxy-2-isopropylamino-ethyl)-methaan-sulfonanilide; racemisch mengsel van d- en l-sotalol; betablokker (beta1 > beta2); verlengt ook de refractaire periode van de Purkinjevezels: anti-aritmicum klasse III (cfr. Vaughan-Williams indeling); vrijwel volledige intestinale absorptie; zeer geringe eiwitbinding; ongewijzigde renale excretie; weinig gegevens neonataal. bijwerking pro-aritmogene effecten bij 10 %: sino-atriaal of AV-blok, ‘torsades de pointes’, ventriculaire ectopische activiteit; dosisafhankelijke QT-verlenging; hypotensie, dyspnoe. tegenaanwijzing verlengd QTc-interval (> 450 milliseconde); ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit bijzondere voorzorg alleen in ziekenhuismilieu behandeling starten of posologie wijzigen. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie N Engl J Med 1994; 331: 31. 1/07/2014 174 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm SPIRAMYCINE Rovamycine® compr. à 1.500.000 IE (= 500 mg) (PO) voor magistrale bereiding: vraag bv. een suikervrije orale 100 mL suspensie à 25 mg/mL. indicatie postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose: bv. telkens 4 tot 6 weken spiramycine afwisselend met 1 maand sulfadiazine-pyrimethamine-folinezuur-triade gedurende 1 jaar volgens therapieschema in ‘Remington & Klein’ blz. 226 Editie 4 1995. dosis 50 mg/kg/dosis (= 150.000 IE/kg/dosis) tweemaal per dag PO. toedieningsweg PO. nvt. monitoring farmacologie macrolide antibioticum met antimicrobieel spectrum vergelijkbaar met erythromycine; actief tegen Toxoplasma gondii; vnl. galexcretie; slechts 10 % renale excretie; beperkte eiwitbinding. bijwerking zelden braken/diarree, rash. tegenaanwijzing overgevoeligheid voor spiramycine. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Infectious Diseases of the Fetus & Newborn Infant. Ed. Remington & Klein; 4th Edition 1995: 223 - 232; Clin Perinatol 1994; 21: 675. 1/07/2014 175 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm SPIRONOLACTONE Aldactone®, SpironolactoneG ° Aldactone® of SpironolactoneG: tabl. à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding; ° parenteraal alternatief zo perorale toediening van spironolactone (tijdelijk) onmogelijk is: Soldactone® (= kaliumcanrenoaat = kaliumzout van canrenoïnezuur): ampul à 200 mg gelyofyliseerd Soldactone® op te lossen met 4 mL aqua pro inj. (IV). indicatie ° combinatietherapie (*): kaliumsparend diureticum gebruikt in combinatie met ander diureticum [bv. hydrochlorothiazide (Dichlotride®)] bij behandeling van hartdecompensatie, hypertensie en bronchopulmonale dysplasie (secundair hyperaldosteronisme); ° monotherapie: matige ascites bij levercirrhose of primair hyperaldosteronisme (diagnostisch of pre-operatief). dosis 1 mg/kg/dosis om de 12 uur PO, verdubbel zonodig de dosis bij onvoldoende respons; bij preterme neonatus met PCL < 30 weken is 1 mg/kg/dag in 1 dosis PO voldoende (cfr. farmacokinetiek); NB. combineer bij eerste (*) indicatie altijd met hydrochlorothiazide (Dichlotride®) aan 1 2,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO (gebruik laagste dosis bij preterme neonatus met PCL < 30 weken). toedieningsweg Aldactone®: PO; Soldactone®: traag IV. kaliëmie, ev. K+ in urine. monitoring farmacologie aldosteronantagonist = verminderde kaliumexcretie door competitieve inhibitie op de werking van het natuurlijke aldosteron ter hoogte van de distale renale tubulus; klinisch effect pas na 2 - 3 dagen; goede enterale absorptie; belangrijke plasma-eiwitbinding (> 95 %); canrenon en 7 alfa-thiomethylspirolacton (twee gekende metabolieten met lange plasma halfwaardetijd) staan in voor het belangrijkste deel van het totale antimineralocorticoïde effect; voornamelijk urinaire excretie, beperkte galexcretie bijwerking hyperkaliëmie (verhoogd risico bij simultane toediening van ACE-inhibitor), rash, braken/diarree, zeldzaam ‘drug’hepatitis, gynecomastie (bij hoge doses en langdurig gebruik), androgene effecten bij meisjes, carcinogene en/of mutagene effecten niet met zekerheid uitgesloten voor canrenoïnezuur. tegenaanwijzing hyperkaliëmie, voorzichtig bij neonatus met renale dysfunctie (verhoogd risico voor hyperkaliëmie). toxiciteit somnolentie, braken, zelden hyperkaliëmie/hyponatriëmie. bijzondere voorzorg zo kaliumsparend diureticum gewenst langs parenterale weg (IV) kan Aldactone® vervangen worden door een actieve metaboliet van spironolacton namelijk Soldactone® à 1 mg/kg/dosis traag IV over 2 - 3 minuten één tot driemaal per dag (bereiding zie onderaan: oplossing onmiddellijk vòòr toediening klaarmaken). incompatibiliteit Soldactone® moet afzonderlijk IV toegediend worden. specifieke bereiding bereiding van Soldactone® voor IV gebruik: stap 1: voeg 4 mL aqua pro inj. bij 1 ampul (= 200 mg) Soldactone®; stap 2: voeg 19 mL glucose 5 % bij 1 mL (= 50 mg) hersamengestelde Soldactone® oplossing (1/20 dilutie): eindconcentratie = 2,5 mg/mL. STANDAARDEN (SPIRONOLACTONUM) = 1 - 2 - 3 - 4 - 5 MG referentie editie Arch Dis Child 1981; 56: 934; Clin Pharmacol Ther 1985; 38: 469; J Pediatr 1994; 124: 772. 1/07/2014 176 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm SUFENTANYL DC Sufenta®, Sufenta® Forte ° Sufenta® = 2 mL ampul à 5 mcg/mL (IV); ° Sufenta® Forte = 5 mL ampul à 50 mcg/mL (IV). indicatie inductie en behoud van anesthesie in combinatie met neuromusculaire blokkade en zuurstoftherapie. dosis ° anesthesie: 5 - 10 mcg/kg/dosis traag IV à rato van 1 mcg/kg/min; titreer volgens effect; ° postoperatieve analgesie in continu IV infuus: 2 - 4 mcg/kg/uur (oa. hartchirurgie). toedieningsweg monitoring IV, continu IV infuus. cardiorespiratoir, bloeddruk. farmacologie semi-synthetisch narcoticum, 10 maal krachtiger opiaat dan fentanyl, maar korter werkend; geen histamine ‘release’; weinig cardiovasculaire effecten; maximale werking na 8 minuten. bijwerking ademhalingsdepressie bij hogere doses, braken, miosis, spierrigiditeit (vnl. bij snel toedienen van hoge dosis), urineretentie, tolerantie, lichamelijke afhankelijkheid bij langdurig gebruik. tegenaanwijzing toxiciteit antidoot = R/ naloxone 0,1 - 0,2 mg/kg IV. bijzondere voorzorg ° dosisreductie bij lever- of nierdysfunctie; ° verdunde oplossing bruikbaar gedurende 12 uur. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie N Eng J Med 1992; 326: 1. 1/07/2014 177 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm SULFADIAZINE magistrale bereiding: zie onderaan. indicatie ° postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose (in combinatie met pyrimethamine), afwisselend met spiramycine: zie ook ‘Remington & Klein’ blz. 226 4de editie 1995 voor therapieschema volgens indicatie; ° geen indicatiegebied (meer) bij neonatale bacteriële infecties. dosis 50 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van 100 mg/mL suspensie) PO tweemaal per dag gedurende 12 maand. toedieningsweg PO. monitoring farmacologie structuuranaloog van para-aminobenzoëzuur; bacteriostatisch chemotherapeuticum, ook actief tegen Toxoplasma gondii; foliumzuursynthese-antagonist synergistisch met pyrimethamine; trage intestinale absorptie; vnl. renale excretie; serum halfleeftijd ongeveer 20 uren bij neonatus. bijwerking koorts, rash, hepatitis, SLE-like syndroom, vasculitis, beenmergdepressie, hemolyse bij G6PD-deficiëntie, Lyell en Stevens-Johnson syndroom, zelden cristallurie/hematurie (vnl. bij deshydratatie). tegenaanwijzing belangrijke indirecte hyperbilirubinemie wegens risico voor kernicterus (bezetting van albuminebindingsplaatsen voor bilirubine). toxiciteit nefrotoxisch. bijzondere voorzorg voldoende vochtinname ter preventie van renale cristallurie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding voorbeeld voor magistrale bereiding: R/ 50 mL orale suspensie in 2 % suikeroplossing à 100 mg sulfadiazine/mL (in koelkast bewaren) S/ 0,5 mL/kg/dosis tweemaal per dag PO. referentie editie Clin Infect Dis 1994; 18: 38; Infectious Diseases of the Fetus & Newborn Infant. Ed. Remington, Klein; 4th Edition 1995: 223 - 232. 1/07/2014 178 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm SURFACTANT Curosurf®, Survanta® ° Curosurf® (varken): 1,5 mL flacon à ±120 mg fosfolipiden of 3 mL flacon à ± 240 mg fosfolipiden (ET). ° Survanta® (rund): 8 mL flacon à ± 200 mg fosfolipiden (ET) (beractant); NB. Terugbetalingsmodaliteiten zijn (voorlopig) verschillend voor beide preparaten in België! (13-07-2006) indicatie ° Klinische RDS onder conventionele beademing (lokaal UZG protocol) 1. Indicatie 1ste dosis: - ZL < 30 w: zo snel mogelijk vòòr plaatsen van de vasculaire ‘lijnen’ zo FiO2 > 21% - ZL 30 - 32 w: zo FiO2 > 21-40%: na RX en ‘lijnen’; zo FiO2 > 40% zo snel mogelijk voor plaatsen van de ‘lijnen’ - ZL 33-36 w: zo FiO2 > 40%: na RX en ‘lijnen’; zo FiO2 > 50% zo snel mogelijk vòòr plaatsen van de ‘lijnen’ 2. Indicatie voor opvolgdoses (telkens evaluern2 uuur na vorige toediening): FiO2 > 40% ° Klinische RDS onder HFOV: Indicatie 1ste en volgende doses (na 2 uren): CDP (cmH2O) x FiO2 ≥ 300 dosis ° Curosurf®: 200 mg/kg/dosis of 2,5 mL/kg/dosis als “aanvalsdosis” (of 100 mg/kg), gevolgd door 100 mg/kg/dosis voor de volgende doseringen (NB. actuele terugbetalingmodaliteiten = enkel 100 mg/kg/dosis, enkel rescue en maximaal 3 doses). Zodra SaO2 > 95% bedraagt wordt de FiO2 verlaagd en de Tin verkort tot zonodig 0,3” met overeenkomstige verlenging van de Tex; (tijdelijke) hypercapnie zonder evidente verklaring wordt geaccepteerd mits goede oxygenatie; bij afname van het surfactanteffect wordt de FiO2 opnieuw verhoogd en de oorspronkelijke Tin/ Tex ratio hersteld. ° Survanta®: 100 mg/kg/dosis of 4 mL/kg/dosis per ET instillatie, zonodig te herhalen volgens lokaal protokol. toedieningsweg endotracheaal (ET). SaO2, cardiorespiratoir, bloeddruk, arteriële bloedgassen, PDA. monitoring farmacologie gemodificeerd natuurlijk surfactant; klein deel van degradatieproducten wordt verder afgebroken in alveolaire macrofagen; grootste deel wordt hergebruikt voor synthese. bijwerking ET-tube obstructie, auto-PEEP (R/ verlenging van expiratoire tijd), eenzijdige hyperinflatie, hypercapnie, hemorrhagisch longoedeem, vroeg-symptomatische PDA (< 48 uur oud), schommelingen cerebrale flow, bradycardie, hypotensie, flushing, hyperoxie, hypoxemie, intraventriculaire bloeding (bij vooraf aanwezige hypotensie of acidose pH < 7,25). tegenaanwijzing nvt. toxiciteit ? bijzondere voorzorg ° bewaar in koelkast (2 - 8°C) en beschut tegen licht; geleidelijk opwarmen vòòr gebruik (20’ buiten koelkast laten staan of 8’ in de hand verwarmen; gebruik geen kunstmatige opwarmtechnieken); nooit schudden; tijdens het manipuleren kan er wat schuim op het vloeistofoppervlak verschijnen: dit is normaal; ° instilleer juist boven de carina (techniek zie verpleegkundig order); ° bewaar lotnummers bij het verpleegdossier (vastkleven a.u.b.). ° maximum 24u buiten koelkast. incompatibiliteit specifieke bereiding ° resten van geopende flacons worden verwijderd; ° gesloten vials op kamertemperatuur gebracht mogen eenmalig binnen de 8 uur opnieuw in de koelkast geplaatst worden: men kan het dus meenemen op transport: bij terugplaatsen in de koelkast wel een merkteken aanbrengen dat de bewuste vial al eens opgewarmd is; ° Indien meer dan 1 flacon Survanta® noodzakelijk is wordt het aantal te gebruiken flacons per toediening bij theoretische berekening van de dosering naar onder afgerond indien minder dan 50% van de supplementaire flacon noodzakelijk blijkt. ° meconium aspiratie syndroom, eo-GBS sepsis met acute ademhalingsinsufficiëntie bij voldragen neonatus, Chlamydia pneumonie en hernia diafragmatica: op empirische gronden wellicht nuttige indicaties voor surfactant: compassionate use. referentie Arch Dis Child (F/N Ed.) 1996; 75: 1; Pediatrics 1996; 97: 48; Drugs 1996; 51: 226; Biol Neonate 1997; 71: S1; Tijdschr Kindergeneeskd 1998; 66: 75; J Pediatr 1998; 132: 40; Clin Diagn Lab Immunol 2000; 7: 817; Eur J Pediatr 2003; 162: 476; Eur J Pediatr 2004; 163: 126; Am J Perinatol 2004; 21:109; Biol Neonate 2005; 87: 317. editie 1/07/2014 179 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm TEICOPLANINE Targocid® 200 mg poederflacon + 3,14 mL solvens (= aqua pro inj.) (IM, IV). indicatie behandeling van ernstige (vaak nosocomiale) infecties met methicilline-resistente stafylococcen (o.a. MRSA, multiresistente St. epidermidis), listeria, enterococcen en Streptococcus viridans (alternatief voor vancomycine). dosis ladingsdosis: 15 mg/kg/dosis traag IV (liefst) over 30 minuten gevolgd na 24 uur door onderhoudsdosis: 8 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM te herhalen om de 24 uur ongeacht de PCL/PNL ; therapieduur bedraagt minstens 7 dagen. NB. in vitro synergistische werking met aminoglycosiden: gecombineerde behandeling aan te raden bij ernstige stafylococceninfecties ter preventie van recidieven. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of IM. (facultatieve) serum dalspiegel moet > 10 mcg/mL bedragen voor optimale microbiologische activiteit. monitoring farmacologie antibioticum oorspronkelijk verkregen uit culturen van Actinoplanes teichomyceticus; complex van vijf glycopeptide-antibiotica uitsluitend actief tegen grampositieve kiemen (incl. anaeroben zoals clostridium species); werking berust op remming van bacteriecelwandsynthese; vnl. renale eliminatie in ongewijzigde vorm; slechte CSV penetratie; lange halfwaardetijd (> 55 uur); farmacokinetiek tot nog toe onvolledig bestudeerd bij neonatus. bijwerking locale reacties: pijn, flebitis; zeldzaam allergie: rash, koorts, bronchospasme; kruisovergevoeligheid met vancomycine; zeldzaam: eosinofilie, trombocytopenie, neutropenie, lever- of nierdysfunctie. tegenaanwijzing meningitis. toxiciteit bijzondere voorzorg ° oplossing is zonodig 24 uur houdbaar in koelkast; ° dosisinterval verdubbelen bij nierinsufficiëntie. incompatibiliteit aminoglycosiden (o.a. Geomycine®, Netromycine®, Amukin®, Obracin®, ...): zorg voor 1 uur interval bij het toedienen. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen voor IV toediening: stap 1: voeg bijgeleverd solvens (= 3,14 mL aqua pro inj.) bij 200 mg flacon Targocid®; flesje voorzichtig tussen de handen rollen om schuimvorming te vermijden; laat flacon 15 minuten staan zo toch schuimvorming; stap 2: de hersamengestelde oplossing volledig optrekken in een 20 mL spuit en verder aanlengen tot 20 mL met glucose 5% (of zo gewenst met NaCl 0,9 %): eindconcentratie = 10 mg/mL. referentie Pediatr Infect Dis J 1993; 12: 10; Acta Paediatr 1996; 85: 638; Eur J Pediatr 1997; 156: 423; Biol Neonate 1998; 73: 287. editie 1/07/2014 180 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm TERBUTALINESULFAAT Bricanyl® ° 10 mL oplossing voor verstuiving à 10 mg/mL (per inhalatie); ° 1 mL ampul à 0,5 mg/mL (SC injectie). indicatie bronchospasme, BPD. dosis ° inhalatie: verstuiving van 1 mg (= 0,1 mL) opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % (2 mg bij gewicht > 10 kg); herhalen om de 4 à 6 uur; ° SC: 5 - 10 microgram/kg voor acuut bronchospasme (bv. bij BPD). toedieningsweg SC, per inhalatie. monitoring farmacologie selectieve beta2 - agonist. bijwerking tremoren, prikkelbaarheid, tachycardie, aritmie, zeldzaam paradoxale bronchoconstrictie bij inhalatie tegenaanwijzing hypertrofische cardiomyopathie. toxiciteit tonische spierkrampen, tremoren, hartritmestoornissen, bloeddrukschommelingen. bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Clin Perinatol 1992; 19: 563. 1/07/2014 181 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm TETRACOSACTIDE = COSYNTROPIN Synacthen®, Synacthen® Dépôt ° Synacthen® = 1 mL ampul à 250 microgram/mL (IV, IM); ° Synacthen® Dépôt = 1 mL ampul à 1.000 microgram/mL (uitsluitend IM). (NB. 1.000 microgram Synacthen® Dépôt is equivalent aan 100 I.E. ACTH). indicatie ° syndroom van West (“infantile spasms”)[eerste keuze = vigabatrine (Sabril®)](in overleg met kinderarts-neuroloog) ° als diagnosticum voor onderzoek van bijnierschorsfunctie: “de 30-minuten cosyntropin test” [DD. 1 - 2aire (hypofysair) adrenocorticale insufficiëntie]. dosis ° therapeutisch: (“low dose regimen”) initieel 20 - 40 IE (= 200 - 400 mcg) van dépôtpreparaat eenmaal per dag IM gedurende 2 - 3 weken, nadien afbouwen met ± 5 IE om de 2 dagen en eventueel overstappen naar onderhoudsdosis van 100 - 200 mcg (10 - 20 IE) IM om de 2 - 8 dagen; ° als diagnosticum: 36 microgram/kg traag IV over 2 minuten; bepaling cortisolspiegel vòòr (normale waarde > 5 mcg/dL) en precies 30 minuten nà injectie: bij normale bijnierfunctie wordt stijging van verwacht van minstens 7 mcg/dL (= 200 nmol/L). toedieningsweg monitoring traag IV over 2-tal minuten, IV infuus, IM. leverfunctie, serum amylase, kaliëmie; steeds medicatie voorhanden ter behandeling van acute overgevoeligheidsreactie; groei bij chronische behandeling. farmacologie corticotrofine (ACTH)-analoog: synthetisch polypeptide bestaande uit de eerste 24 aminozuren van het natuurlijke ACTH (39 aminozuren) met een identisch biologisch effect; tetracosactide is immunologisch veel minder actief dan natuurlijk ACTH omdat de belangrijkste antigeniciteit zich bevindt in het C-terminaal uiteinde (22 - 39 aminozurenresidu); korte werkingsduur: tetracosactide wordt snel gemetaboliseerd tot meerdere inactieve oligopeptiden binnen enkele uren. bijwerking anafylactische reactie (binnen 30 minuten) vooral bij atopische patiënt [R/ adrenaline 1/10.000 0,2 mL/kg IV + methylprednisolone (Solumedrol®) 30 mg/kg IV]; opportunistische infecties (o.a. Pneumocystis carinii, Legionellose, ...), reversiebele myocardhypertrofie, pseudotumor cerebri (vnl. bij afbouw), hyperkaliëmie, ‘drug’hepatitis, pancreatitis, GI-ulcus/perforatie, Cushing syndroom. tegenaanwijzing hypertensie, allergie voor ACTH of afgeleiden. toxiciteit bijzondere voorzorg ° ampul bewaren in koelkast en lichtprotectie; ° additionele corticoïdentherapie kan tijdelijk nodig zijn bij stresstoestand (operatie, ...); ° dépôtpreparaat niet gebruiken als diagnosticum; ° behandeling gradueel afbouwen is strikt noodzakelijk. incompatibiliteit niet toedienen samen met bloed of bloedderivaten (wegens enzymatische desactivatie). specifieke bereiding Synacthen® kan onverdund toegediend worden (mag voor IV toediening zo gewenst verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %). referentie Pediatr Neurol 1990; 6: 240; Jpn J Psychiatry Neurol 1990; 44: 219; Brain Dev 1992; 14: 386; Brain Dev 1996; 18: 456; J Child Neurol 1996; 11: 35; J Pediatr 1996; 128: 257; Epilepsia 1997; 38: 1270; Pediatr Neurol 1997; 17: 224; Brain Dev 1997; 19: 339. editie 1/07/2014 182 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm THEOPHYLLINE Euphyllin®, Theolair® ° Euphyllin® (= 100 % theophylline): 10 mL ampul à 20 mg/mL (IV); ° Theolair® 500 mL siroop à 25 mg/5 mL (PO). indicatie ° prematuriteitsapnoe (coffeïne geniet voorkeur vnl. omwille van bredere therapeutische veiligheidsmarge), ° “ventilatorontwenning”, ° BPD. dosis ° lading: 4 - 5 mg/kg in continu IV infusie over 15 - 30 minuten of PO; ° onderhoud (12 u na lading): 2 mg/kg/dosis PO of traag IV om de 8 -12 u; verhoog de dosis met ± 20 % bij overschakeling van IV naar PO. NB. dosis verlagen bij simultaan toediening van cimetidine, erythromycine of isoniazide; dosis zonodig verhogen zo simultane toediening van carbamazepine, phenobarbital of rifampicine. toedieningsweg IV, PO, (IA mag). hartritme, glycemie; therapeutische spiegel (facultatief) bij apnoe: 7 - 12 mcg/mL; bij bronchospasme: 15 - 20 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 5,55 µmol/L) (liefst 1 uur na toediening). monitoring farmacologie methylxanthine; adenosine-antagonist; serum halfwaardetijd bedraagt 15 tot 50 uren bij neonatus (vijfmaal langer dan bij volwassene); spiegel 48 - 72 uur na ladingsdosis, nadien best 1 x/week; neonatus kan theophylline converteren naar caffeïne; centrale stimulatie van ademhalingscentra + verbetering van diafragmacontractiliteit. bijwerking gastro-intestinale intolerantie (braken, hemorrhagische gastritis), hyperglycemie/glucosurie/deshydratie, toename diurese, hyponatriëmie, prikkelbaarheid, tachycardie/hypertensie, hyperventilatie, significante daling van cerebrale bloedflow. tegenaanwijzing toxiciteit bij spiegel > 20 mcg/mL: sinustachycardie, gewichtsstilstand, braken, hyperreflexie en stuipen (R/ actieve kool zelfs bij IV theophylline overdosis) bijzondere voorzorg ° verminder de individuele dosis bij hartslag > 180/minuut; ° aangebroken ampul slechts 30 minuten houdbaar. incompatibiliteit cefotaxime (Claforan®), ceftriaxone, clindamycine (Dalacin C®), dobutamine (Dobutrex®), epinephrine (Adrenaline®), hydralazine (Nepresol®), insuline, isoproterenol (Isuprel®), methylprednisolone (Solumedrol®), penicilline, naloxone (Narcan®), digoxine (Lanoxin®). specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 0,1 mL (= 2 mg) bij 0,9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 2 mg/mL. NB. dosisregel voor theophylline bij zuigeling > 1 maand oud: totale dagdosis aan perorale theophylline per kg lichaamsgewicht = 5 mg + 0,2 x postnatale leeftijd uitgedrukt in weken. referentie editie Eur J Pediatr 1992; 151: 221; J Pediatr 1993; 123: 651; Eur J Pediatr 1994; 153: 123; Acta Paediatr 1995; 84: 360; Am J Perinatol 1997; 14: 147. 1/07/2014 183 update 28/03/2012 merknaam afleveringsvorm TOBRAMYCINE Tobramycine, Obracin® Tobramycine of Obracin®: beiden 2 mL flacon à 40 mg/mL (IM, IV). NB. Obracin® (tobramycine) 80mg/2ml flacon (Eurocept) wordt tijdelijk geleverd uit Nederland bij stockbreuk voor Tobramycine 80 mg/2 mL (firma Mayne). indicatie behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gramnegatieve kiemen (bv. Pseudomonas, Klebsiella, E. Coli, ...) die resistent zijn aan gentamycine. dosis Dosis is afhankelijk primair van PCL en secundair van PNL: ° PCL <= 29 w (*): PNL 0 - 7d: 5 mg/kg om de 48 u; PNL 8 - 28 d: 4 mg/kg om de 36 u; PNL >= 29 d: 4 mg/kg om de 24 u; ° PCL 30 - 34 w: PNL 0 - 7 d: 4,5 mg/kg om de 36 u; PNL >= 8 d: 4 mg/kg om de 24 u; ° PCL >= 35 w: ALLEN 4 mg/kg om de 24 uur. (*) of belangrijke asfyxie, nierdysfunctie, PDA of indomethacinetherapie. toedieningsweg traag IV over 30 minuten of IM (variabele absorptie). monitoring Bepaal spiegel(s) bij (verwachte) therapie meer dan 3 doses. Bepaal dalspiegel net voor 3de dosis (< 1 mcg/mL). Bepaal piekspiegel (5 - 12 mcg/mL) 60 min. na einde perfusie 3de dosis bij GG < 1.500 g en 30 min. na einde perfisie 3de dosis bij GG ≥ 1.500 g. Tijdelijke piekspiegelbepaling zonder therapeutische gevolgen.Herhaal spiegels zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 3 of na max. 7 dagen interval. Bij spiegels buiten de therapeutische range opnieuw monitoren rond 3de nieuw ingestelde dosis. Interpretatie: zie bijzondere voorzorg. farmacologie bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; verlengd halfleven bij pretermen en na asfyxie. bijwerking transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies (minder dan gentamycine), ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie, allergie. tegenaanwijzing resistentie tegen aminosiden; ernstige nierinsufficiëntie. toxiciteit otovestibulaire (identisch als bij gentamycine) toxiciteit gepotentialiseerd door lisdiuretica; minder renale toxiciteit dan gentamycine; myelotoxiciteit. bijzondere voorzorg Zo dalspiegel te hoog (≥ 1mcg/mL): interval verlengen. incompatibiliteit amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), heparine, indomethacine (Indocid®), methicilline, mezlocilline, oxacilline, penicilline G (Penicilline®), ticarcilline/clavulaanzuur. specifieke bereiding PASOP! Gewijzigd 29.11.2004: voor IV toediening: voeg 2 mL (= 80 mg) flacon Obracin® bij 6 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. (NB. mag zo gewenst ook verdund worden met NaCl 0,9 %; oplossing is minstens 24 uur houdbaar in de koelkast.) referentie editie J Pediatr 1983; 103: 131 en 136; J Perinatol 1997; 17: 42; Am J Perinatol 2002; 8: 413; Arch Dis Child (F/N) 2005; 90:294; Clin Pharmacokinet 2009; 48 (5): 343; Clin Pharmacokinet 2009; 48: 71. 1/07/2014 184 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm TOLAZOLINE-HYDROCHLORIDUM DC Tolazoline, (PRiscol) PAS OP! Tolazoline is niet meer commercieel beschikbaar sinds 01.02.2001: de apotheek bereidt zelf een 5 mL ampul à 50 mg/5 mL (= 10 mg/mL) (IV). (bereiding voor 200 ampullen = 10 g Tolazoline HCl + 5,6 g NaCl + water voor injectie tot 1 liter; steriel filtreren, aseptisch afvullen in 5 mL ampullen en autoclaveren; bewaring 5 jaar bij kamert°) indicatie persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN/PFC) (alleen na overleg met senior staflid). dosis ° IV: 1 - 2 mg/kg IV over 1 - 5 minuten; bij gunstig antwoord (bv. toename paO2 > 20 mmHg) zonodig gevolgd door continu IV infuus 0,2 - 2 mg/kg/uur (= 0,02 - 0,2 mL/kg/uur) in vene van bovenste lichaamssegment (VCS gebied); start met laagste dosis en titreer volgens antwoord tot max. 5 mg/kg/uur; corrigeer metabole/resp. acidose vòòr toediening; ° ET: 0,2 - 4 mg/kg (ideale dosis = ?) bij directe endotracheale instilllatie, zonodig herhalen (experimenteel cfr. referentie: minder daling van systemische bloeddruk). toedieningsweg IV, (niet IA), endotracheaal (ET). vnl. systemische bloeddruk en nierfunctie. monitoring farmacologie alfa-adrenerge antagonist met histaminerge effecten; effect op pulmonaal druk is onafhankelijk van NO; halfwaardetijd bedraagt gemiddeld > 7 uren: verlengd bij nierinsufficiëntie; betere kennis van farmacokinetiek van tolazoline laat vermoeden dat de “klassieke” continu infusie misschien beter vervangen wordt door intermittente toediening; lagere doses (bv. 300 mcg/kg) kunnen even efficiënt zijn met minder bijwerkingen; antwoord te verwachten soms ook na meer dan 30 minuten. bijwerking vaak (significante) hypotensie bij dosis > 300 microgram/kg/uur, flushing, trombocytopenie/agranulocytose, hyponatriëmie, gastro-intestinale hypersecretie/bloeding (geen R/ cimetidine of ranitidine!) of longbloeding, (transiënte) oligurie, hematurie, zelden toegenomen prikkelbaarheid en/of convulsies (?). tegenaanwijzing nierfalen, hypotensie/shock, hersenbloeding, gastro-intestinale bloeding. toxiciteit accumulatie bij nierinsufficiëntie. bijzondere voorzorg ° volume-expander en vasopressoren steeds voorhanden bij start; ° mag voor IV zo gewenst ook verdund worden met glucose 5 of 10 % of NaCl 0,9 %; ° tolazoline is in terminale co-infusie compatiebel met TPN (zonder lipieden), dopamine, dobutamine, theophylline en vancomycine. incompatibiliteit indomethacine (Indocid®), glucagon (Glucagen® Hypokit), amphotericine B (Fungizone®), diphenylhydantoïne (Diphantoine®). specifieke bereiding ° voor lading IV: bereiding in 1 stap: voeg een 1 mL (= 10 mg) tolazoline bij 9 mL glucose 5% (= 1/10 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. ° onderhoudsdosis voor continu IV infuus: tolazoline onverdund toedienen: concentratie = 10 mg/mL. ° voor ET toedining: cfr. IV bereiding, maar nu met NaCl 0,9 % in plaats van glucose 5%: eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Pediatrics 1986; 77: 307; Pediatrics 1993; 92: 403; Br Heart J 1995; 73: 99; J Pediatr 1996; 128: 118; J Perinatol 1997; 17: 461; Pediatrics 2002;109: 852. editie 1/07/2014 185 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm TOPIRAMAAT Topamax® tablet à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding. indicatie ° adjuvante behandeling of monotherapie bij refractaire partiële epilepsie (met of zonder secundaire generalisatie); ° veralgemeende tonisch-clonische convulsies van niet-focale oorsprong inclusief LennoxGastaut syndroom: (zeer) beperkte ervaring bij kinderen en neonati (overleg met kinderarts-neuroloog). dosis start met 3 mg/kg/dag in één dosis PO gedurende 1 week; “titreer” daarna wekelijks opklimmend volgens klinische respons met 2 à 3 mg/kg/week tot de maximale dosis van 20 mg/kg/dag PO verdeeld over 2 doses (preliminaire gegevens, nog geen farmacokinetische studies bij neonatus). toedieningsweg PO. therapeutische plasmaspiegel bepaling niet nodig: titratie volgens klinisch effect. monitoring farmacologie sulfamaatgesubstitueerd derivaat van het monosaccharide d-fructose; werking vermoedelijk gemedieerd via meerdere mechanismen: o.a. via blokkerende activiteit op natriumkanalen, GABA- en glutamaatreceptorblokkade; zwakke koolzuuranhydrase inhibitor; snelle en vrijwel volledige intestinale absorptie; hoge biologische beschikbaarheid (80 - 95 %) wordt niet beïnvloed door voeding; minimale eiwitbinding (± 15 %); voornamelijk ongewijzigde renale eliminatie; serum halfwaardetijd bedraagt 20 - 30 uren (bij volwassenen); toegenomen klaring bij kinderen en ook door enzyminducerende anti-epileptica (vnl. phenytoïne, carbamazepine). bijwerking voornamelijk milde tot matige ongewenste symptomen met betrekking tot het centraal zenuwstelsel (dosisgebonden en vaak transiënt): slaperigheid, ataxie, prikkelbaarheid/nervositas; nierstenen (cfr. koolzuuranhydrase inhibitie: urinaire alkalinisatie en verminderde citraatexcretie), paresthesieën; gewichtsverlies, nystagmus. tegenaanwijzing overgevoeligheid voor één van de bestanddelen van het product. toxiciteit topiramaat is hemodialyseerbaar. bijzondere voorzorg ° dosis verminderen bij matig tot ernstige nier- en/of leverdysfunctie; ° simultane toediening van phenytoïne of carbamazepine verhoogt de topiramaatklaring met ± 100 %: dosisaanpassing door titratie op het klinisch effect kan nodig zijn. ° progressieve (wekelijkse) afbouw noodzakelijk. incompatibiliteit onbekend. specifieke bereiding nvt. referentie Drug Saf 1996; 15: 378; N Engl J Med 1996; 334: 1583; Epilepsia 1997; 38: S37; Ann Pharmacother 1997; 31: 1164; Semin Pediatr Neurol 1997; 4: 34; Clin Pharmacokinet 1998; 34: 335; Pediatr Neurol 1998; 19: 320. editie 1/07/2014 186 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm TROMETHAMINE = TROMETAMOL, THAM DC Addex®THAM Addex®-THAM: 50 mL flacon à 20 gram Trometamol (= oplossing à 3.300 mmol/L) (pH = 9,2) (PAS OP: oplossing 11 x meer geconcentreerd dan het vroeger gebruikte Thamacetat®!) indicatie ° Natrium-vrije bufferoplossing ter correctie van metabole acidose bij patiënt met hypernatriëmie en/of hypercarbie; ° diabetische keto-acidose; ° salicylaat- en barbituraatintoxicatie. dosis ° empirische startformule: dosis THAM in mL van 300 mmol/L = Gewicht (kg) x base deficiet (meq/L): één vierde hiervan traag IV over 10 minuten en de rest over 1 u. ° 3 tot 6 MILLILITER/kg/dosis van 1/11 verdund Addex®-THAM traag IV infusie à rato van maximaal 1 mL/minuut; maximale dagdosis voor neonatus ter preventie van accumulatie = 5 tot 7 mmol/kg/24 uur of 15 tot 20 mL/kg/24 uur van 0,3 molair oplossing. toedieningsweg continu IV infusie (bij voorkeur via diep veneuse catheter) (NIET via navelvene of -arterie). pH en bloedgassen, ionogram (K+), glycemie. monitoring farmacologie THAM = Tris-Hydroxymethyl-Amino-Methaan of zg. “Tris-buffer”; biologisch inert aminoalcohol; renale excretie; proton (H+) acceptor: R-NH2 + H2O + CO2 ---> R-NH3+ + HCO3-; verhoogt O2-affiniteit van hemoglobine; behoud in tegenstelling met bicarbonaat zijn bufferende capaciteit bij hypercarbie (gesloten systeem) en hypothermie; hypoglycemiërend via toegenomen insulineloslating. bijwerking apnoe bij te snelle infusie of overdosis (ventilatie in stand-by), hypoglycemie, hyperkaliëmie (bij verminderde nierfunctie of overdosering), ademhalingsdepressie, alkalose, venenirritatie, huidnecrose bij extravasatie (R/ fentolamine SC en R/ hyaluronidase), oligurie. tegenaanwijzing anurie, nierinsufficiëntie, renale tubulaire acidose. toxiciteit fors hypertoon; hemorrhagische levernecrose bij toediening via VUC. bijzondere voorzorg ° sterk venenprikkelend; niet via navelvene of -arterie toedienen; ° zo mogelijk niet langer dan 24 uur toedienen; ° conversiefactor: 1 mmol THAM-base = 120 mg; ° verdunning maximaal 24 uur bewaren in koelkast. incompatibiliteit bijzonder onverenigbaar: altijd afzonderlijk toedienen zonder menging met andere geneesmiddelen. specifieke bereiding Addex®-THAM ALTIJD EERST 1 OP 11 VERDUNNEN MET AQUA OF GLUCOSE 5%: voeg 5 mL Addex®-THAM bij 50 mL aqua pro inj. (= 1/11 dilutie): eindconcentratie van THAM-base = 300 mmol/L. referentie editie J Pediatr 1975; 87: 255; Neonatal Network 1995; 145: 67; Drugs 1998; 55: 191 (review). 1/07/2014 187 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm URSODEOXYCHOLZUUR Ursochol®, Ursofalk® ° Ursochol® : tabl. à 150 mg (PO) voor magistrale bereiding; ° Ursofalk® : caps. à 250 mg (PO). indicatie ° biliaire cholesterolstenen; ° symptomatische behandeling van primaire biliaire cirrhose; ° chronische cholestase bij TPN, galwegenatresie, cystische fibrose of Alagille syndroom (overleg met kinderarts-gastroënteroloog) (o.a. ook ter controle van de pruritus bij cholestase) dosis 10 - 15 mg/kg/dag PO éénmaal per dag of verdeeld over 2 tot 3 doses telkens na de voeding (maximaal 30 mg/kg/dag). toedieningsweg PO. SGOT/PT, directe fractie van serumbilirubine. monitoring farmacologie hydrofoob galzuur; graduele (maanden) dissolutie van cholesterolgalstenen door o.a. inhibitie van hepatische cholesterolsynthese; afname van cholestatische verschijnselen bij patiënten met gestoorde galuitscheiding (afname van alkalische phosphatase, bilirubinemie, gamma-GT en minder jeuk); detoxificatie van de endogene galzuren bij cholestase; hoge biologische beschikbaarheid na perorale inname (80 - 90 %). bijwerking diarree (zelden)/braken, constipatie, rash, stijging leverenzymen. tegenaanwijzing ernstige renale dysfunctie; inflammatie dun- of dikdarm. toxiciteit bijzondere voorzorg ° niet samen met cholestyramine of aluminiumhoudende antacida toedienen ° (absorptieinhibitie); ° er is weinig gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek beschikbaar en er zou geen effect zijn op de ziekteprogressie en de uiteindelijke prognose. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Semin Liver Dis 1997; 2: 125; J Ped Gastroenterol Nutr 1997; 24: 573; Am J Health-Syst Pharm 1997; 54: 1401 (voorbeeld magistrale bereiding); Curr Opin Pediatr 1997; 9: 270; J Pediatr 2002; 141: 237; Semin Neonatol 2002; 7: 153; Cochrane Library, Issue1, 2004. 1/07/2014 188 update 30/07/2012 merknaam afleveringsvorm VALGANCICLOVIR Valcyte® Comprimés van 450 mg. UZG: De apotheek maakt onder laminar airflow een suspensie met eindconcentratie van 60 mg/mL. NB. UZG. 1. Voorschrift op ambulant (wit) voorschrift; 2. betaling bij afhaling (= enkel vulmiddelen en bereidingshonorarium); 3. voorschrift minstens halve dag voor ontslag aan apotheek bezorgen. indicatie Bewezen ‘symptomatische’ congenitale CMV infectie (definitie symptomatisch = intra-uteriene groeiretardatie en/of petechiën en/of aantasting van centraal zenuwstelsel) bij baby geboren bij een postmenstruele leeftijd ≥ 34 weken en maximaal 31 dagen oud bij start behandeling (PS: < 34 w: geen farmacokinetische gegevens). dosis 16 mg/kg/dosis (= 0,27 mL/kg/dosis van orale suspensie à 60 mg/mL) enteraal om de 12 uur gedurende 6 weken. Dosis wekelijks aanpassen aan gewichtstoename. toedieningsweg monitoring PO of via maagsonde. PBO 2 x per week gedurende de 1ste 3 weken, dan 1 x per week. Leverfunctie (bili, OT/PT), urinezuur en kreatinine 1 x per week. farmacologie Prodrug (L-valine ester) van ganciclovir. Wordt na orale toediening snel gesplitst door esterasen in de darmwand en lever tot actief ganciclovir. Goede orale biobeschikbaarheid. Inhibeert CMV DNA-synthese door (a) competitieve remming van de incorporatie van deoxyguanosinetrifosfaat in DNA door viraal DNA-polymerase en (b) beëindiging of sterke beperking van de verdere virale DNA-elongatie door de incorporatie van ganciclovirtrifosfaat in viraal DNA. bijwerking Frequent: neutropenie, anemie, diarree; soms: trombocytopenie, transaminasenstijging, hyperbilirubinemie, nierfunctiestoornissen, koorts, braken. tegenaanwijzing Neutrofielen < 500/µL; trombocyten < 25.000/µL; Hgb < 8 g/dL; dialyse. toxiciteit Risico op additionele nefrotoxiciteit bij medegebruik van nefrotoxische medicatie (vb. amfo B, vanco, aminoglycosiden, NSAID: dosisaanpassing vlg. nierfie; verhoogde kans op hematologische toxiciteit bij medegebruik van didanosine of zidovudine (NRTinhibitoren): doseringsinterval spreiden + evt. dosisaanpassing van antiretroviraal middel; risico op neurologische toxiciteit (convulsies) bij medegebruik van imipenem/cilastatine: vermijd combinatie. bijzondere voorzorg Bewaren in de koelkast; 35 dagen houdbaar. Dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie naar eenmaal daags. Toedienen net voor een voeding. Geen herdosering na braken. Therapie stoppen bij absolute neutropenie < 500 cellen/mm3 en hervatten zo > 750/mm3; wanneer daarna opnieuw neutropenie ≤ 750 cellen/mm3 verminder dosis met 50% en behandel verder zolang neutrofielen > 500 cellen/mm3. Indien opnieuw absolute neutropenie ≤ 500 cellen/mm3 onder 50% dosis: stop behandeling. Bij thrombocytopenie < 50.000/µL behandeling onderbreken tot thrombocyten opnieuw > 50.000/µL. Zo transaminasen verhogen tot >3x de uitgangswaarde: dosis halveren tot transaminasen weer dalen. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding UZG: voor de behandeling van 1 patiënt zorgt de apotheek voor: ° Bij aanvang van de behandeling: 60 mL van de suspensie 60 mg/mL. ° Af te leveren na ongeveer een maand: 30 mL van de suspensie 60 mg/mL. Schrijf dit laatste voor op een wit voorschriftformulier (externe officina) met vermelding van datum waarop de ouders de suspensie zullen komen afhalen in de ziekenhuisapotheek, breng een ziekenhuispatiëntenidentificatieklever aan en stuur dit samen met het voorschrift voor de aanvangsbehandeling naar de UZG ziekenhuisapotheek. referentie Eur J Pediatr 2006; 165: 575; PIDJ 2007; 26: 451; Curr Treatm Opt Neurol 2008; 10: 186; J Perinatol 2008; 28: 74; JID 2008; 197: 836; Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2009; 28: 1465;Pediatr Pharm 2009; 15(10); JAC 2009; 63: 862; J Infect Chemother 2011 (DOI 10.1007/s10156-010-0204-z); Pediatr Internat 2011: 249-252 (DOI 10.1111/j.144 -200X.2010.03217.x)); Early Hum Dev 2011; 87: 723.. editie 1/07/2014 189 update 13/07/2006 merknaam afleveringsvorm VALPROAAT DC (indien IV) Convulex®, Depakine® ° Convulex®: 300 mL siroop à 50 mg/mL (PO); ° Depakine®: 60 mL druppeloplossing à 300 mg/mL (10 mg/druppel) (PO); 300 mL siroop à 60 mg/mL + doseerbekertje met 2,5 tot 10 mL graduaties (PO); 1 vial à 400 mg + 1 ampul solvens à 4 mL (IV). indicatie anticonvulsivum (weinig ervaring bij pasgeborene wegens potentiële toxiciteit; te overwegen ook in combinatie met cosyntropin (Synacthen® Dépôt) bij infantiele spasmen refractair voor vigabatrin en/of 1-24ACTH); IV toediening wordt voorbehouden voor omstandigheden van tijdelijke onmogelijkheid voor enterale toediening. dosis ° PO: startdosis: 10 - 15 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses; zonodig opklimmend om de week met 5 - 10 mg/kg/dag tot de maximale dosis van 60 mg/kg/dag; onderhoud: 30 60 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses (hoge dosis bij infantiele spasmen); ° IV: lading van 20 mg/kg traag IV over 3 - 5 minuten, gevolgd door 0,5 - 1 mg/kg/uur in continu IV infuus. toedieningsweg PO, IV, continu IV infuus. therapeutische serum dalspiegel = 40 - 100 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 6,93 µmol/L); PBO, leverfunctie (transaminasen + protrombinegehalte), serumamylase, plasma NH3-spiegel. monitoring farmacologie inhibitie van glutamine-transferase die GABA metaboliseert (verhoging van GABA concentratie); heropflakkering van stuipaanvallen bij te snel opvoeren van valproaatdosis; lange serum halfleeftijd bij geboorte (10 - 67 uren) afnemend tot 7 - 13 uur bij 2 maand; phenobarbital en difenylhydantoïne spiegels nemen toe onder inhiberende invloed van valproaat, terwijl omgekeerd deze enzyminductoren de plasmaconcentratie van valproaat verlagen. bijwerking gastro-intestinale bezwaren (anorexie, braken), levertoxiciteit (soms fulminant met lethale afloop vnl. bij zuigeling), hematologische bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie), (geïsoleerde) hyperammoniëmie, hyperglycinemie, acute pancreatitis (zeldzaam bij hoge dosis > 45 mg/kg/dag), secundaire carnitinedeficiëntie (spierzwakte), sedatie tot stupor of soms excitatie. tegenaanwijzing hepatitis (absoluut), bloedingsdiathese, pancreasdysfunctie, porfyrie; liefst niet associëren met clonazepam (Rivotril®). toxiciteit coma, hypotonie, hypotensie, (zelden) ademhalingsdepressie (R/ osmotische diurese, maagspoeling, symptomatische behandeling). bijzondere voorzorg oplossing maximum 24 uur bewaren in koelkast. incompatibiliteit afzonderlijk toedienen bij IV toepassing. specifieke bereiding voor IV toediening: los één vial (= 400 mg) op met 4 mL bijgeleverd solvens: concentratie = 100 mg/mL. NB: deze oplossing mag zonodig nog verder verdund worden met glucose 5 % (of zo gewenst met NaCl 0,9 %). referentie editie Neurology 1988; 38: 467; Clin Pharmacokinet 1995; 29: 257. 1/07/2014 190 update 23/07/2013 merknaam afleveringsvorm VANCOMYCINE-HCL DC Vancomycine Mylan poederflacon à 500 mg (voor IV infusie na hersamenstelling en verdunning: zie onder). PS. Vancocin® niet meer beschikbaar (23.07.13). indicatie behandeling van infecties veroorzaakt door methicilline-resistente Staphylococcen (MRSA en MRSE), Streptococcen met inbegrip van penicilline-resistente Streptococcus pneumoniae en Enterococcen, Clostridium difficile. dosis IV dosering en dosisinterval afhankelijk van postconceptionele leeftijd (PCL): ° PCL <= 29 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 24 u; ° PCL 30 - 33 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 18 u; ° PCL 34 - 37 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 12 u; ° PCL 38 - 44 w: 15 mg/kg/dosis (= 1,5 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 8 u; ° PCL >= 45 w: 10 mg/kg/dosis (= 1 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 6 uur. toedieningsweg traag IV infusie over 60 minuten (niet IM!). monitoring Dalspiegel net voor 3de dosis (minimaal 5 mcg/mL en maximaal 10 mg/mL) (1 mcg/mL = 0,67 µmol/L) te herhalen zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 2 of na maximaal interval van 7 dagen; geen spiegels bij verwachte therapieduur ≤ 2 dagen; geen piekspiegel (= facultatief: enkel te overwegen bij ELBW en nierdysfunctie) < 40 mcg/mL (30’ na einde infusie). farmacologie “oud” bactericied glycopeptide antibioticum dat begin de ‘80-iger’ jaren terugkwam door ‘ontstaan’ van methicilline-resistente staphylococcen; interferentie met bacteriële celwand fosfolipidensynthese en inhibitie van RNA-synthese; zwakke CSV-penetratie; geen metabolisatie en ongewijzigde renale excretie; serum halfleeftijd 7 - 9 uur. bijwerking beperkte nefro- en ototoxiciteit (irreversiebel bij conc. > 80 mcg/mL); “red man syndrome” (histaminegemedieerde rash, hypotensie, rillingen, soms apnoe/bradycardie) vnl. bij (te) snelle IV toediening of overdosis: verdwijnt na enkele min. of u.; neutropenie na langdurige toediening (> 3 wk); flebitis (vermijd door voldoende dilutie + trage infusie; R/ Hyalase®), koorts, allergie. tegenaanwijzing allergie. toxiciteit optimale behandeling is afhankelijk van het behoud van bloedconc. boven de MIC nl. dalconc. 5 - 10 mcg/mL. bijzondere voorzorg ° maximaal aanbevolen concentratie = 10 mg/mL. ° liefst afzonderlijk toedienen: mag zonodig terminaal gecoïnfundeerd worden met TPN, insuline, morphine, ranitidine en tolazoline. ° Dalspiegel niet afnemen via catheter langs waar Vancomycine wordt toegediend: DAL te hoog = interval verlengen; DAL te laag = interval verkorten; hermonitor voor 3de nieuw ingestelde dosis. incompatibiliteit alkalische oplossing (Na-bic, tham,...), aztreonam (Azactam®), cefotaxime (Claforan®), dexamethasone (Decadron®), hydrocortisone (Solucortef®), heparine (conc. > 1 IE/mL), methicilline, phenobarbital (Luminal®), pentobarbital (Nembutal®), theophylline (Euphyllin®), difenylhydantoïne (Diphantoine®). specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: los één poederflacon Vancomycine Mylan à 500 mg op met 10 mL aqua pro inj.; stap 2: voeg de 10 mL (= 500 mg) hersamengestelde oplossing bij 40 mL (= 50 mL viaflex - 10 mL) glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 10 mg/mL. (NB. de eindoplossing à 10 mg/mL in het infusiezakje is 48 uur houdbaar bij kamertemperatuur en tot 96 uur zo in koelkast bewaard). referentie editie Pediatr Inf Dis J 1986; 5: 304; JPEN 1989; 13: 63; J Pediatr 1987; 111: 615; Clin Infect Dis 1994; 18: 533; Clin Pharmacokinet 2004; 43: 417. 1/07/2014 191 update 20/01/2007 merknaam afleveringsvorm VARICELLA ZOSTER IMMUNOGLOBULINEN (VZIG) Varicella Zoster Immunoglobuline® flacon van 2 mL à 100 IU/mL (WHO-standaard). In Nederland verkrijgbaar: geneesmiddelenregister RVG 16948, Sanquin, CLB, divisie producten, Plesmanlaan 125, 1066 CX Amsterdam; tel 0031 - (0)20 - 512 33 55; www.sanquin.nl (kostprijs in feb. 2004 = 351,9 Euro per flacon zonder koerierkosten à ± 0,5 €/km heen en terug). indicatie ° pasgeborene waarvan de moeder varicella doormaakt 5 dagen vòòr tot 2 dagen nà de partus; deze ‘gevaarzone’ wordt uit voorzorg best uitgebreid tot 7 dagen vòòr en 5 dagen na; ° extreem pretermen (ZL < 28 weken) en ELBW-baby’s (GG <1.000 gram) bij elke transplacentaire overdracht of significant postnataal contact met varicella ongeacht de maternale VZV-immuunstatus. ° ter discussie: postnatale blootstelling aan varicella zo moeder seronegatief is en < 28 dagen oud. dosis 125 IU intramusculair toe te dienen onmiddellijk bij geboorte of zeker binnen de 72 uren na de maternale VZV-rash. toedieningsweg intramusculair. poliklinische opvolg tot 4 weken na de injectie. monitoring farmacologie product bekomen uit gepoold plasma van HIV, hepatitis B en C negatieve donoren met een recente geschiedenis van windpokken of herpes zoster; bewaren in koelkast (niet invriezen!): kan transport bij kamertemperatuur doorstaan. bijwerking cfr. IG tegenaanwijzing cfr. IG toxiciteit nvt. bijzondere voorzorg ° “gefaseerde” associatie met acyclovir (IV 5 mg/kg om de 8 uur gedurende 5 dagen) te starten 7 dagen nà het begin van de maternale rash is te overwegen; ° borstvoeding kan doorgaan; moeder en kind SAMEN isoleren; ° zo toch neonatale varicella ontstaat bij neonatus waar profylaxie noodzakelijk was R/ IV acyclovir 20 mg/kg IV om de 8 uur gedurende 1 week. incompatibiliteit specifieke bereiding alternatief voor VZIG (bv. niet tijdig bekomen van VZIG, kostprijs, ...) kan zijn R/ Multigam® IV 20 mL traag IV via druppelinfuus (bevat gemiddeld ± 140 IU VZV-antistoffen): CAF-DCF Rode Kruis; wachtdienst tel 02 - 264 64 42; www.caf-dcf.redcross.be). referentie Tijdschr Geneesk 2004 (in press) editie 1/07/2014 192 update 3/06/2008 merknaam afleveringsvorm VECURONIUM DC Norcuron® poederflacon à 4 mg + 1 mL solvens (aqua) (IV). indicatie skeletspierparalyse bij beademde neonatus (nagestreefd doel: betere oxygenatie, minder barotrauma, minder fluctuatie van hersendoorbloeding). dosis ° lading: 0,1 mg/kg/dosis IV (bv. intubatie na 90 - 120 seconden), zonodig 0,03 - 0,15 mg/kg/dosis te herhalen om de 1 - 2 uren (soms is - na analgesie - 1 dosis voldoende voor het bereiken van een synchrone ventilatie); ° continu IV infusie: 0,05 - 0,1 mg/kg/uur (= 0,05 - 0,1 mL/kg/uur van 1/4 dilutie van samengesteld poederflacon: zie onderaan) in continu IV infuus (bij pretermen < 0,05 mg/kg/uur). toedieningsweg IV, IA. monitoring vitale parameters, bloeddruk, bloedgassen, ooglubrificatie! farmacologie competitieve niet-depolariserende neuromusculaire blokker; anticholinergicum met minimale sympathische of histaminerge stimulatie (= minder effect op hartfunctie en bloeddruk in vergelijking met langerwerkend pancuronium); levermetabolisatie (voorkeur bij nierinsufficiëntie); werkingsduur 30 - 40 minuten (pretermen > 70 minuten); hypokaliëmie, hypocalcemie, dehydratie/acidose en hypermagnesiëmie versterken curare-effect. bijwerking minimale cardiovasculaire effecten (tachycardie, aritmie, bloeddrukschommelingen), anafylaxie (zeer zeldzaam), persisterende spierzwakte na langdurig gebruik, mogelijks versterkt door simultaan gebruik van corticoïden (traag herstel); apnoe, bronchospasme. tegenaanwijzing ernstige leverdysfunctie (dosis continu infusie aanpassen bij cholestase); overgevoeligheid voor vecuronium. toxiciteit bradycardie en hypotensie mogelijk bij simultaan gebruik van narcotica (bv. fentanyl); antidoot = 20 mcg/kg atropine IV + 40 mcg/kg neostigmine IV (zie aldaar); cave “gasping syndrome” (metabole acidose, RDS, gasping, collaps ± neurogene dysfunctie) bij gebruik van benzyl alcohol als diluens geleverd bij Norcuron voor volwassenen! bijzondere voorzorg ° mag zo gewenst ook verdund worden in NaCl 0,9 % of aqua pro inj.; ° mechanische ventilatie tot herstel van spontane ademhaling; ° oplossing is maximaal 24 uur houdbaar bij kamert°; ° pharmacologische paralyse betekent ook altijd sedatie; ° curare = ooglubrificatie!! incompatibiliteit phenobarbital (Luminal®), phenytoïne (Diphantoine®) en natriumbicarbonaat. specifieke bereiding bereiding in 2 stappen: stap 1: voeg 1 mL bijgeleverd solvens (= aqua) bij één poederflacon Norcuron® (= 4 mg); stap 2: voeg de 1 mL hersamengestelde oplossing (= 4 mg) bij 3 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie): eindconcentratie = 1 mg/mL. referentie Clin Perinatol 1987; 14: 965; Anesth Analg 1988; 67; 39; Crit Care Med 1999; 27: 1358; editie 1/07/2014 193 update 11/05/2005 merknaam afleveringsvorm VIGABATRINE Sabril® tabl. 500 mg (PO) voor magistrale bereiding. indicatie anticonvulsivum (eerste keuze bij vnl. salaamkrampen of West syndroom zoals bij bv. tubereuse sclerose), ook bij partiële epilepsie en infantiele epileptische encefalopathie (Ohtahara syndroom). dosis 25 - 50 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; maximale dosering = 200 mg/kg/dag (bv. bij syndroom van West) of 4 g/dag. toedieningsweg PO. monitoring farmacologie (RS)-4-amino-5-hexeenzuur= structuuranaloog van GABA (gamma-aminoboterzuur); irreversiebele competitieve inhibitie van GABA-transaminase: veroorzaakt een verhoging van het cerebraal GABA (= belangrijke inhiberende neurotransmittor); de werkingsduur is afhankelijk van de snelheid waarmee het enzym opnieuw wordt gesynthetiseerd en niet van plasmaconcentratie; geen eiwitbinding; vlotte enterale absorptie en goede biologische beschikbaarheid; ongewijzigde urinaire excretie; plasma halfwaardetijd = 5 - 10 uren. bijwerking prikkelbaarheid, onrust of slaperigheid, tonuswijzigingen; visusstoornissen (irreversibele beperking van het perifere gezichtsveld en retina-afwijkingen) werden recent beschreven bij volwassenen. tegenaanwijzing (relatief) myoclonische convulsies (vaak verslechtering). toxiciteit dosisinterval verdubbelen bij nierdysfunctie. bijzondere voorzorg ° farmacon staken zo geen gunstig effect na 4 weken: de “non-responders” zullen meestal herkenbaar zijn reeds binnen de eerste 2 weken van de behandeling; ° traag progressief afbouwen; ° dosis aanpassen bij nierdysfunctie. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Seizure 1995; 4: 57; J Child Neurol 1997; 12: 253; J Paediatr Child Health 1997; 33: 121; Semin Pediatr Neurol 1997; 4: 43; Brit Med J 1997; 314: 180. 1/07/2014 194 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm VITAMINE C = ASCORBINEZUUR Cenol® Cenol® : 100 mL siroop à 100 mg/mL (PO) (NB. Cenol® bevat salicylzuur); of magistrale bereiding: bv. poeder 25 mg (PO). indicatie profylaxie van hypovitaminose C (scorbuut). dosis 25 mg/dag in 1 dosis PO vanaf D14 tot D60 bij preterm baby (zwangerschapsleeftijd < 34 weken ) onder volledig enterale voeding. toedieningsweg PO. monitoring farmacologie bevordert oxidatief catabolisme van tyrosine. bijwerking tegenaanwijzing gb. toxiciteit gb. bijzondere voorzorg incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding STANDAARDEN (AC. ASCORBICUM) = 25 MG referentie editie Ann Nutr Metab 1994; 38: 166. 1/07/2014 195 update 15/04/2014 merknaam afleveringsvorm VITAMINE D3 D-cure® D-cure® = 10 mL druppelflacon à 2.400 IE/mL (1 mL = 36 druppels of 6 dr. = 400 IE) (PO). NB. 2014: gewijzigd druppelvolume! indicatie preventie van prematuriteitsrachitis (‘metabolic bone disease’) in associatie met extra calcium (60 mg/kg/dag) en phosphor (30 mg/kg/dag) toevoer via “moedermelkversterker” (bv. FM 85) of via aangepaste kunstvoedingen specifiek voor pretermen. dosis ° profylaxie bij gezonde voldragen baby (ongeacht type voeding): 400 IE/dag (6 dr. D-cure) vanaf geboorte gedurende minstens 1 jaar; bij negroïde type wordt 600 IE/dag aanbevolen (9 dr. D-cure). ° MBD-profylaxie bij preterm baby ‘s: 400 IE/dag of 6 dr.(bij kunstvoeding) tot 800 IE/dag of 12 dr.(bij moedermelk) PO gedurende 6 maanden. toedieningsweg monitoring PO. Ca/P (serum en urine), Alkalische Pase, 25-OH-D3, RX pols, ev. botdensitometrie. farmacologie Vitamine D3 = cholecalciferol (400 IE = 10 microgram). bijwerking geen bij normale dosering. tegenaanwijzing overgevoeligheid voor Vit D, hypercalcemie en hypercalciurie. toxiciteit zo inname > 100 mcg/dag: spierzwakte, braken/diarree, polyurie, proteïnurie/hyperCa-urie, weefselcalcinose (R/ calcitonine, corticoïden, furosemide en rehydratie). bijzondere voorzorg versneld metabolisme bij gebruik van anti-epileptica zoals difenylhydantoïne en fenobarbital. incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding mineraalrijke (vnl. phosphor) voeding is belangrijker ter preventie van prematuriteitsosteopenie dan vitamine D supplement. referentie Lancet 1995; 345: 104; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1995; 21: 182; Semin Neonatol 1998; 3: 143. editie 1/07/2014 196 update 27/11/2005 merknaam afleveringsvorm VITAMINE E = DL-ALFA-TOCOPHEROLACETAAT Alfa-tocopheroli Acetas®, Ephynal® 1 mL ampul à 100 mg/mL dl-α-tocopherolacetaat (IV); Ephynal® drag. à 100 mg: hieruit wordt een bereiding klaargemaakt van gelules à 10 mg (= 10 IE) dl-α-tocopherolacetaat (PO); alternatief = magistrale gelules à 10 mg αtocopherolacetaat concentraat (Europ. farmacopoeia: poedervorm). indicatie ° preventie van laatijdige (hemolytische) anemie bij vit E-deficiënte VLBW-baby (= bewezen); ° preventie van ROP, BPD, IVH/ICH (zg. “O2-radicalen gemedieerde ziekten”) (= controversieel); ° a-beta-lipoproteïnemie (ter preventie van neuromusculaire problemen). dosis ° profylaxie van hemolytische anemie: 10 IE/dag PO (range 5 - 25) vanaf D14 tot D60 bij zwangerschapsleeftijd < 33 weken en/of GG < 2000 gram; ° therapeutisch: 50 - 200 IE/dag PO gedurende 14 dagen; ° a-beta-lipoproteïnemie: 100 IE/kg/dag PO. toedieningsweg PO, IV te vermijden. fysiologische plasmaspiegel = 1 - 3 mg/dL. monitoring farmacologie biologisch anti-oxidans of ‘free radical scavenger’; 1 mg dl-alfa-tocopherolacetaat = 1 IE vit E; 1 mg dl-alfa-tocopherolsuccinaat = 0,89 IE vit E. bijwerking geen. tegenaanwijzing gb. toxiciteit geen bekend voor bovenvermelde toedieningswijzen. bijzondere voorzorg IV ampul kan ook gebruikt worden voor enterale toediening. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding STANDAARDEN (ALPHA TOCOPHEROLI ACETATIS) = 10 MG referentie editie Pediatrics 1985; 75: 976; Dev Pharmacol Ther 1990; 14: 231; Dev Med Child Neurol 1990; 32: 442; J Pediatr 1997; 131: 844. 1/07/2014 197 update 31/10/2013 merknaam afleveringsvorm VITAMINE K1 = PHYTOMENADION Konakion® Paediatric, Konakion®, Vitamon K® ° Konakion® Paediatric: ampul à 2 mg/0,2 mL (PO, IM, traag IV) (= ‘micellair’ preparaat); ° Konakion®: 1 mL ampul à 10 mg/mL (IM, traag IV); ° Vitamon K®: 25 mL druppelflacon à 5 microgram per druppel (1 mL = 29 druppels)(PO). indicatie ° preventie van neonatale hypoprotrombinemie en Vitamine K deficiëntie bloeding (VKDB); ° coumarine-intoxicatie; ° cholestase. dosis ° eenmalig 2 mg PO op dag 1 bij elke neonatus (herhalen bij braken); IM toe te dienen bij moeders die antiepileptica of tuberculostatica innemen tijdens de zwangerschap; ° bij borstvoeding en afwezigheid van malabsorptie/cholestase: vanaf 2de week 2 mg vitamine K (0,2 mL Konakion® Paediatric) 1 x per week PO tot en met 3 maanden (tenzij het aandeel van kunstvoeding ondertusen meer dan 50% bedraagt). ° cholestase: 1 mg/dag PO; ° coumarine-intoxicatie: 1 - 10 mg traag IV over 20 minuten (effectief na 4 - 6 uur, zonodig ondertussen ‘protrombinecomplex’ (Rode Kruis) geven). toedieningsweg PO, IM, traag IV. protrombine tijd (PT). monitoring farmacologie vitamine K1 is essentieel voor de vorming van protrombine (II), factoren VII, IX en X, alsook voor de stollingsinhibitoren proteïne C en S in de lever; specifiek antagonist van coumarine-anticoagulantia; de nieuwe formule Konakion® Paediatric wordt voorlopig best niet gebruikt bij “LBW”-baby ‘s omdat het micellair excipient de bilirubine-albumine ontkoppeling zou kunnen bevorderen met verhoogd risico voor kernicterus. bijwerking erytheem op de injectieplaats, zeldzame anafylactoïde reactie beschreven na parenterale toediening. tegenaanwijzing toxiciteit gb. bijzondere voorzorg ° moeders die anti-epileptica, tuberculostatica (bv. rifampicine), cefalosporines (cefamandol, cefazoline, cefotetan) of warfarine nemen krijgen best 10 mg Konakion® IM toegediend 24 uur vòòr partus of 10 mg vit K/dag PO gedurende laatste 4 weken; ° Konakion® paediatric is voorzien van doseerpipet (1 of 2 mg) voor perorale toediening. incompatibiliteit gb. specifieke bereiding referentie editie Pediatrics 1993; 91: 1001; Curr Opin Pediatr 1994; 6: 129; Eur J Ped 1997; 156: 126; BMJ 1998; 316: 161; Arch Dis Child 1998; 79: 295; Arch Dis Child 1998; 79: 300; La Revue Préscrire 1998; 183: 287; Throm haemost 81:456-61;1999; Eur J Pediatr DOI 10.1007/s00431-008-0856-1; Paediatrics 2008; 121: e857. 1/07/2014 198 update 23/09/2010 merknaam afleveringsvorm ZIDOVUDINE = AZIDOTHYMIDINE, AZT Retrovir® Oplossing, Retrovir® I. V. ° Retrovir® Oplossing: 200 mL suikervrije oplossing à 10 mg/mL (PO) (incl. doseringsspuit van 10 mL); ° Retrovir® I.V.: 20 mL ampul à 10 mg/mL (IV voor infuus). indicatie antiviraal farmacon ter ‘behandeling’ van neonatus van HIV-besmette moeder; doel is materno-foetaal transmissierisico met 2/3 verminderen (+ electieve sectio bij 38 weken in aansluiting); de behandeling begint reeds bij de zwangere: (ideaal) vanaf 14de week 100 mg vijfmaal per dag PO tot de arbeid + 2 mg/kg IV over 1 uur bij begin van arbeid gevolgd door 1 mg/kg/uur IV tot geboorte. dosis ° start binnen 6 - 8 uur na geboorte: 2 mg/kg/dosis PO of 1,5 mg/kg/dosis traag IV over 30’ - 1 uur, te herhalen om de 6 uur;; therapie 6 weken aanhouden;; nadien in overleg met AIDS-referentiecentrum therapie richten volgens laboratoriumresultaten en kliniek;; ° Bij prematuren < 36 weken: 2 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 12 uur gedurende 2 weken, dan 2 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 8 uur gedurende 4 weken;; ° bij prematuren < 30 weken: 2 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 12 uur gedurende 4 weken, dan 2 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 8 uur gedurende 2 weken. toedieningsweg PO of IV over 60 minuten; niet IM. monitoring PBO om de 14 d. farmacologie “reverse-transcriptase inhibitor” = synthetisch nucleoside-analoog (thymidine) dat HIVreplicatie inhibeert door blokkerende interferentie met virale ‘reverse transcriptase’; zidovudinetriphosphaat is het farmacologisch actieve metaboliet; levermetabolisatie en renale excretie; snelle enterale absorptie; belangrijk ‘first pass’ metabolisme; serum halfwaardetijd = 3 - 6 uur. bijwerking frequent (reversiebele) anemie en neutropenie: verminderen van dosis kan voldoende zijn; bij ernstige gevallen (neutrofielen < 500/mm3 of Hb < 7 g/dL) volledig staken en/of soms transfusie nodig; nausea/braken, myalgie, slapeloosheid. tegenaanwijzing hyperbilirubinemie, gestoorde levertesten, relatieve contra-indicatie voor combinatie met paracetamol (toename van de AZT-spiegel). toxiciteit lever, beenmerg, myocard; lange termijn toxiciteit onvolledig bekend. bijzondere voorzorg ° altijd verdunnen vòòr IV toediening tot maximale concentratie van 4 mg/mL; mag zo gewenst ook verdund worden in NaCl 0,9 %; ° IV oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 48 uur in koelkast; incompatibiliteit bloedderivaten, eiwitoplossingen. specifieke bereiding voor IV toediening: voeg 2 mL (= 20 mg) Retrovir® bij 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie): eindconcentratie = 2 mg/mL. referentie N Engl J Med 1994; 331: 1173; Pediatr Res 1997; 39: 168A; Clin Perinatol 1997; 24: 161; Richtlijnen opgesteld door de Belgische werkgroep over HIV (sept. 2000 en bevestigd okt. 2002). editie 1/07/2014 199 update 11/05/2005 ZILVERNITRAAT 1 % Ophtadose Zilvernitraat® merknaam afleveringsvorm flacon voor éénmalig gebruik à 4 mg/0,4 mL (lokaal). indicatie preventie van ophthalmia neonatorum. dosis onmiddellijk na geboorte ogen afzonderlijk reinigen met gaasje en steriel water; instilleer 2 druppels 1 % AgNO3-oplossing tussen de oogleden van beide ogen; afdeppen mag, maar ogen achteraf niet reinigen met water of fysiologisch. toedieningsweg topisch conjunctivaal. monitoring farmacologie bijwerking chemische conjunctivitis (veel minder sinds gebruik van individuele flacon: cfr. overconcentratie door verdamping bij herbruikbare flacons). tegenaanwijzing toxiciteit bijzondere voorzorg ° wettelijke verplichting in België: zinvolheid wordt in vraag gesteld; ° voorkomt niet de latere chlamydia conjunctivitis (na dag 5). incompatibiliteit nvt. specifieke bereiding referentie editie Pediatr Infect Dis J: 1992; 11: 1026; Pediatrics 1993; 92: 755. 1/07/2014 200
© Copyright 2025 ExpyDoc