GENEESMIDDELENREPERTORIUM VOOR N* en NIC

FARN*NIC
2015
GENEESMIDDELENREPERTORIUM
VOOR
N* en NIC DIENSTEN
Versie 02 januari 2015
Redactionele nota
“Nil prodest, quod non laedere possit idem” Ovidius, Tristia 2, 266
In farmaceutische compendia wordt bij vele medicijnen - meestal bij gebrek
aan enig gecontroleerd onderzoek - vermeld hen niet te gebruiken voor kinderen
jonger dan 6 jaar. De schaarse buitenlandse - neonatologisch georiënteerde compendia (vb. Neofax©, Neonatal Formulary© BMJ) vermelden vaak andere
merknamen of de afleveringsvorm is geregeld verschillend van wat beschikbaar
is in ons land. De belangrijkste informatiebron bij het repertoriëren van
‘bruikbare’ farmaca voor de pasgeborene zijn actueel de wetenschappelijke
tijdschriften. Het is een snel wijzigende materie waar empirie stilaan plaats
maakt voor meer wetenschappelijke evidentie. Meer dan 40 % van de farmaca
die vandaag de dag gebruikt worden op de neonatale diensten hadden geen
neonataal indicatiegebied vòòr 1980. Meer dan 80 procent van de referenties die
voor dit formularium werden geraadpleegd dateren van nà 1990.
Een bijkomende motivatie om dit compendium te realiseren was het
verstrekken van praktische richtlijnen bij de toediening van een farmacon: “het
correct toedienen is immers even belangrijk als het voorschrijven ervan”.
Iatrogene accidenten zijn inderdaad niet uit de lucht (Arch Dis Child 1998; 79:
56). Items die rechtstreeks de arts aanbelangen bij het voorschrijven (dosis en
bijwerkingen) werden in een kader geplaatst; items die voor de verpleegkundige
prioritair belangrijk zijn bij het toedienen van het farmacon werden gearceerd
(afleveringsvorm,
toedieningsweg,
monitoring,
bijzondere
voorzorg,
incompatibiliteit en specifieke bereiding). Er wordt in dit compendium geen
waardeoordeel of rangorde geformuleerd. De praktizerende kinderarts zal zelf
oordelen welk medicijn het meest geschikt is voor de klinische toestand van de
zieke pasgeborene waarvoor een hulpmiddel wordt gezocht.
De redactie heeft in overeenstemming met de beschikbare wetenschappelijke
gegevens alle aandacht prioritair besteed aan de nauwkeurigheid van de
gegeven informatie, meer in het bijzonder wat betreft dosering en
toedieningswegen van de gerepertorieerde geneesmiddelen. Zij kan echter niet
verantwoordelijk worden gesteld voor typografische of andere fouten die
in dit compendium worden gevonden.
FarN*NIC is in zijn meest recente update in pdf-formaat opnieuw online
beschikbaar voor de Vlaamse kinderarts op de nieuwe webstek
www.neonatologie.UGent.be onder de rubriek “N*/NIC protocols” en te openen
met paswoord = nicuzg. De datum van de recentste editie staat vermeld op de
link.
Wij hopen van harte dat dit praktijkgericht werkinstrument zijn nut zal bewijzen
in de Vlaamse neonatale dienst. Met de inbreng van eenieder zal het verder
verfijnd worden.
met vriendelijke groeten,
de FarN*NIC redactie
1
ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET NEONATAAL VOORSCHRIJVEN
1. Definities, afkortingen en eenheden
° Postconceptionele leeftijd (PCL)
= totale leeftijd vanaf de conceptie
= zwangerschapsleeftijd (ZL) + postnatale leeftijd (PNL).
NB. De farmacokinetiek van de antibiotica wordt in de eerste dagen van de neonatale
periode voornamelijk beïnvloed door de postconceptionele leeftijd (PCL), daarna is de
postnatale leeftijd van groter belang (PNL). De meeste antibiotica worden daarom
gedoseerd niet alleen naar lichaamsgewicht, maar ook in functie van deze 2 leeftijden
telkens wanneer voldoende farmacokinetische gegevens beschikbaar zijn.
° Eenheden
1 gram (g) = 1.000 milligram
1 milligram (mg) = 1.000 microgram
1 microgram (mcg) = 1.000 nanogram
1 nanogram (ng) = 1.000 picogram
NB. Om verwarring tussen het cijfer “1” en de letter “l” te vermijden werd milliliter altijd
afgekort als “mL” en niet als ml; microgram werd afgekort als ”mcg”. Mcg en ng worden
best voluit als microgram of nanogram genoteerd bij het medisch ‘handgeschreven’
voorschrift.
Een 1 % (gewicht voor volume) oplossing bevat 1 gram per 100 milliliter
1:100 (1 %) oplossing bevat 10 mg/mL
1:1.000 (1 ‰) oplossing bevat 1 mg/mL
1:10.000 oplossing bevat 100 microgram/mL
° Vaker gebruikte afkortingen zijn: ‘nvt’ = niet van toepassing en ‘gb’ = geen bekend.
° In dit compendium werden alleen die afleveringsvormen vermeld die voor de pasgeborene
relevant (of het minst irrelevant) zijn.
2. Stockeren van medicatie
° Frequent gebruikte farmaca die in koelkast moeten bewaard worden bij 2 - 8 °C zijn:
amphotericine B, atracurium, dinoprostone en alprostadil (PGE2 en PGE1), insuline,
lorazepam, pancuronium, surfactant.
° Glazen of plastiek ampullen worden onmiddellijk weggeworpen na eenmalig gebruik;
flacons kunnen, tenzij anders aangegeven bij het specifieke medicijn, mits strikt aseptische
afnametechniek koel (± 4 °C) bewaard worden tot maximaal 24 uur. Zeer dure farmaca
kunnen eventueel in de apotheek onder gecontroleerde omstandigheden van asepsie
afgevuld worden in kleinere spuitvolumes.
2
3. Toedienen van medicatie neonataal
° Vermijd het voorschrijven van “absurd preciese” doseringen die niet afmeetbaar zijn:
volumes minder dan 0,05 mL zijn zelfs met een 1 mL spuit niet meer correct meetbaar;
voorafgaandelijk dient nagedacht te worden over de nodige dilutie; deze wordt voorgesteld
bij elk farmacon indien noodzakelijk.
° Vele medicaties aan de pasgeborene toegediend hebben een relatief lange serum
halfwaardetijd (= de tijd nodig om de serumconcentratie te zien halveren): geef ze daarom
telkens wanneer mogelijk in één of twee giften per dag; de parentale ‘compliance’ na
ontslag zal er eveneens goed bij varen.
° Tijdig stoppen van een farmacon is minstens zo belangrijk als ermee beginnen. “De helft
van de moeders die anti-epileptica nemen doen dit vooral omdat niemand hen ooit heeft
verteld dat zij ermee konden ophouden" (sic Neonatal Formulary 4th ed. 2003). Het is
bijzonder nuttig gebleken een “geplande einddatum” in te schrijven op je
voorschriftenformularium telkens wanneer je deze – zoals vaak - kunt voorspellen.
4. Dilutie van medicatie
° De voorkeur gaat naar glucose 5 % als diluens daar waar mogelijk. Voordelen zijn o.a.
geen extra zoutbelasting en extra calorieënaanbod (vaak onder omstandigheden van
volumebeperking). Bij elk farmacon wordt aangegeven welk diluens kan gebruikt worden.
° Belangrijke fouten kunnen gemaakt worden bij het dilueren indien geen rekening wordt
gehouden met de dode ruimte van bv. een 1 mL spuit: indien een farmacon opgetrokken
wordt in een 1 mL spuit tot de 0,05 mL markering zal de spuit in werkelijkheid (afhankelijk
van de producent) tussen 0,14 en 0,18 mL van het farmacon bevatten; wanneer de spuit
dan verder opgevuld wordt met een diluens tot 1 mL zal zij driemaal zoveel medicatie
bevatten als oorspronkelijk gepland. Om de medicatie veilig en correct te verdunnen wordt
best eerst een hoeveelheid oplosmiddel opgetrokken en nadien het actief product: de
afstand tussen 2 spuitmarkeringen laat nu toe de gewenste hoeveelheid actief farmacon
precies af te meten.
° Bij dilutie meer dan 1/10 is bovenstaande methode niet meer adequaat: gebruik dan de
techniek van een kleine spuit verbonden via een driewegkraan met een grote spuit:
optrekken van het farmacon in de aangepaste kleine spuit, doorspuiten via drieweg naar de
grote spuit en na afsluiten de gewenste hoeveelheid verdunner optrekken in de hoofdspuit.
Bij elk farmacon afzonderlijk wordt precies aangegeven hoe een eventuele verdunning dient
toegepast te worden.
3
5. Toedieningswijze van medicatie
° De meeste IV medicatie in bolus wordt tenzij anders aangegeven traag IV ingespoten
over een 5 tal seconden. Dit gebeurt best met een ‘dode ruimte’ ten opzichte van de patiënt
van ± 2 mL; op die wijze bereikt de medicatie de patiënt over 5 tot 20 minuten; er wordt niet
nagespoeld en het basisinfuus wordt nooit tijdelijk versneld. Alleen wanneer de medicatie
zeer snel de patiënt moet bereiken (bv. adenosine = Adenocor®) wordt ‘nagespoeld’ met 2
mL NaCl 0,9 % bij middel van een tweede spuit.
6. Toedieningsweg van medicatie
° Intramusculaire injecties worden - zo niet vermijdbaar - bij de pasgeborene best
uitsluitend toegediend ter hoogte van de dij in het voorste deel van de musculus quadriceps.
° Elke medicatie die intraveneus mag toegediend worden kan ook intra-osseus gegeven
worden bij urgentie. Gebruik hiervoor een 21-G lumbaal punctie naald of een brede
‘butterfly’-naald thv de mediale zijde van de tibia juist onder de tuberositas tibiae.
° Kunnen endotracheaal gegeven worden: tolazoline, epoprostenol (prostacycline),
adrenaline, atropine, diazepam, lignocaine, midazolam, naloxone, propanolol. Zie bij de
afzonderlijke records. Liefst naflushen met 2 mL NaCl 0,9 %.
7. Excipiëntia en compatibiliteit
° Benzyl alcohol als excipiëns kan oorzaak zijn van het neonataal "gasping syndrome"
indien de dagelijkse inname 100 mg/kg overtreft (N Engl J Med 1982; 307: 1384).
Propyleenglycol als solvens kan de oorzaak zijn van convulsies indien inname meer dan 2
g/kg per dag bedraagt (Pediatrics 1987; 79: 622).
° Een medicatie dient ongeveer gedurende 4 “halfleeftijden” gegeven te zijn vooraleer de
bloedconcentratie stabiliseert (en dus zinvol meetbaar wordt), tenzij een ladingsdosis wordt
toegediend.
° Tenzij anders aangegeven kunnen alle medicaties in dit repertorium direct of retrograad
ingespoten worden in een IV-lijn die NaCl 0,9 % of glucose 5/10 % (of beide) bevat.
Belangrijke uitzonderingen zijn amphotericine B, phenytoïne en erythromycine.
° Voeg nooit medicatie toe aan een IV-lijn die bloed of bloedproducten bevat. Zo meerdere
incompatiebele medicaties noodgedwongen langs een IV-lijn moeten toegediend worden,
wordt ofwel minstens 10 minuten gewacht tussen de giften of zonodig wordt tussenin 1 mL
NaCl 0,9 % traag ingespoten over minstens 2 minuten.
_________________________________________________________________________
update 28-03-2012
N°
46
85
9
97
139
187
129
5
62
6
176
120
197
113
10
123
74
75
3
99
12
20
40
66
181
130
23
41
24
59
25
108
27
195
61
28
190
11
126
79
150
124
37
44
168
196
1
67
90
65
73
49
53
147
55
155
58
125
Merkna(a)m(en)
Aacidexam®
Act-Hib®, Tetract-HIB®
Actilyse®
Actrapid® HM, Humuline® Regular
Adalat®, Aprical
Addex®THAM
Addiphos®
Adenocor®
Adrenaline®, Adrenaline Stella®
Albumine® 20%, Alburex 5%, Albuman®
Aldactone®, Spironolactone G
Aldomet®
Alfa-Tocopheroli Acetas®, Ephynal®
Ambisome®
Amukin®, Amikacine G
Anaeromet®, Flagyl®, Metronidazole G
Ancobon®
Anexate®
Aspegic®
Atrovent®
Augmentin P 500®, Augmentin®, Amoxiclav®
Azactam®
Bactrim®, Eusaprim®
Berotec®
Bricanyl®
Brietal® Sodique
Burinex®
Cafeïne® 25 mg Aqua ad 2 mL (Sterop)
Calcium - Sandoz®
Camsilon®
Capoten®, CaptoprilG
Carnitene sigma-tau®
Cefazoline® Sandoz
Cenol®
Clexane®
Claforan®
Convulex®, Depakine®
Cordarone®, AmiodaroneG
Corotrope®
Cymevene®
Dafalgan®, Efferalgan®, Perdolan® Mono
Daktarin®
Dalacin C®
Dantrium®, Dantrium® Intraveneus
Daraprim®
D-cure®
Diamox®
Dibenyline®
Dichlotride®
Dicynone®
Diflucan®
Digitalis Antidot®
Diphantoine®
Ditropan®
Dobutamine EG® 12,5 mg/mL
Dolantine®
Dopram®
Dormicum®
Generische naam
Dexamethason
Haemophilus infl. type B vaccin
Alteplase
Insuline (standaard)
Nifedipine
Tromethamine = trometamol, THAM
Natrium-kalium-phosphaat
Adenosine
Epinephrine = adrenaline
Albumine, menselijk
Spironolactone
Methyldopa
Vitamine E = DL-alfa-tocopherolacetaat
liposomaal amphotericine B
Amikacine
Metronidazole
Flucytosine = 5-fluorocytosine
Flumazenil
Acetylsalicylzuur
Ipratropium-bromide
Amoxicilline-clavulaanzuur
Aztreonam
Co-trimoxazole
Fenoterol-hydrobromide
Terbutalinesulfaat
Natrium-methohexital
Bumetanide
Coffeïne, CAFEÏNE
Calciumglubionaat
Edrophonium-chloride
Captopril
L-carnitine = levocarnitine
Cefazoline
Vitamine C = ascorbinezuur
Enoxaparine
Cefotaxime
Valproaat
Amiodaron
Milrinone
Ganciclovir
paracetamol, acetaminopheen PO/PR
Miconazole
Clindamycine
Dantroleen-natrium
Pyrimethamine
Vitamine D3
Acetazolamide
Fenoxybenzamine-HCl
Hydrochlorothiazide
Etamsylaat
Fluconazole
Digoxin immuun Fab
Diphenylhydantoïne = phenytoïne
Oxybutyninehydrochloride
Dobutamine
Pethidine-HCl = meperidine
Doxapram
Midazolam
N°
46
85
9
97
139
187
129
5
62
6
176
120
197
113
10
123
74
75
3
99
12
20
40
66
181
130
23
41
24
59
25
108
27
195
61
28
190
11
126
79
150
124
37
44
168
196
1
67
90
65
73
49
53
147
55
155
58
125
update 28-03-2012
109
57
111
87
110
63
183
68
93
164
72
43
13
80
29
81
82
86
15
89
114
162
95
88
98
100
92
115
102
103
132
105
197
50
32
16
78
76
142
112
145
104
156
2
117
118
122
119
121
45
127
56
160
131
128
133
134
135
154
Duphalac®
Dynatra® 50, Dynatra® 200
Elthyrone®, Euthyrox®, L-Thyroxine®
Engerix B® Junior, Hbvaxpro® Junior
Epivir®
Erythrocine®
Euphyllin®, Theolair®
Fentanyl®
Fer-in-sol®, Ferumat®, Spartocine®
Flolan®
Floxapen®, Staphycid®
Fragmin®
Fungizone® Ad Perfusionem
Geomycine®
Glazidim®, Kefadim®
Glucagen® Hypokit
Glucose 10 %, Glucose 20 %
Heparine Leo®, Heparine Na+ Braun ®
Hepuman® Berna, Immunoglobulines anti-HBS®
Hyalase®
Imodium®
Inderal®
Indocid®
Infanrix Hexa®
Intron A®
Isuprel®
Junifen®, Malafene®
Kaletra®
Kalii Phosphas B. Braun
Kaliumchloride® Braun
Kayexalate Na®
Ketalar®
Konakion®, Konakion® paediatric, Vitamon K®
Lanoxin® P. G. elixir, Lanoxin®
Largactil®
L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun®
Lasix®, FurosemideG
Ledervorin® Calcium
Levophed®
Linisol 1%®
Losec®
Lugol-oplossing
Luminal® Injektionslösung
Lysomucil®
Magnesiumsulfaat Sterop® 50 %
Mannitol® 15 %
Medrol®, Solu-medrol® S.A.B, Solupred®
Meronem®
Methyleenblauw 1 %®
Minirin®
Morfinehydrochloride® Denolin, Stellorphine® SC
Motilium®
Mysoline®
Na-fosfaat P100®
Narcan®
Natriumbenzoaat®
Natriumbicarbonaat® 8,4 % Sterop
Natriumchloride 10 %, 20 %, 30 %.
Nembutal®
Lactulose
Dopamine
Levothyroxine = thyroxine = T4
Hepatitis B vaccin
Lamivudine = 3-TC
Erythromycine
Theophylline
Fentanyl
Ijzer
Prostacycline = Epoprostenol
Flucloxacilline = floxacilline
Dalteparine
Amphotericine B
Gentamycine
Ceftazidime
Glucagon
Glucose (dextrose), hypertoon
Heparine
Anti-Hepatitis-B Immunoglobulines
Hyaluronidase
Loperamide
Propranolol
Indomethacine
Hexavalent vaccin
Interferon alfa
Isoprenaline = isoproterenol
Ibuprofen-lysine
Lopinavir 400 + Ritonavir 100
Kalium-phosphaat
Kaliumchloride
Natrium-polystyreensulfonaat
Ketamine
Vitamine K1 = phytomenadion
Digoxine
Chloorpromazine
Arginine
Furosemide
Folinezuur = leucovorine
Noradrenaline = Norepinephrine
Lidocaine = lignocaine
Omeprazol
Kaliumjodide
Phenobarbital-Natrium
Acetylcysteïne
Magnesiumsulfaat
Mannitol
Methylprednisolon-Na+succinaat
Meropenem-trihydraat
Methyleenblauw
Desmopressine-acetaat = DDAVP
Morphine
Domperidone
Primidon
Natrium-phosphaat
Naloxone
Natriumbenzoaat
Natriumbicarbonaat
Natriumchloride, hypertoon
Pentobarbital
109
57
111
87
110
63
183
68
93
164
72
43
13
80
29
81
82
86
15
89
114
162
95
88
98
100
92
115
102
103
132
105
197
50
32
16
78
76
142
112
145
104
156
2
117
118
122
119
121
45
127
56
160
131
128
133
134
135
154
update 28-03-2012
42
64
51
137
70
141
106
193
143
200
39
149
14
153
151
54
83
157
36
48
161
163
136
165
166
22
167
34
69
60
199
172
170
38
30
175
194
101
144
140
91
122
174
19
177
179
182
148
35
71
180
116
17
94
52
184
185
186
18
Neoral - Sandimmun®, Sandimmun®
NeoRecormon®
Nepresol®
Netromycine®
Neupogen® 30 Mio U, Neupogen® 48 Mio U
Nitropress®
Nizoral® Oraal
Norcuron®
Nystatine Labaz®
Ophtadose Zilvernitraat®
Orbenin®, Penstapho N®
Pavulon®
Penbritin®, Pentrexyl®
Penicilline®
Perfusalgan®
Persantin®, DipyramidoleG
Phocytan®
Pipcil®
Prepulsid®
Proglicem®
Pronestyl®
Propylthiouracile®
Prostigmine®
Prostin® VR
Protamine 1.000®, Protamine Sulfate®
Pulmicort®
Pyridoxine®
Questran®
Regitine®
Renitec®, EnalaprilG
Retrovir® oplossing, Retrovir® i. v.
Revatio®
Rifadine®
Rivotril®
Rocephine®
Rovamycine®
Sabril®
Sandoglobuline® IV, Multigam®
Sandostatine®
Solinitrina®, Lenitral® 2 % zalf
Solu-Cortef® Act - O - Vial
Solu-medrol®
Sotalex®, SotalolG
Stellatropine®
Sufenta®, Sufenta® Forte
Survanta®, Curosurf®
Synacthen®, Synacthen® Dépôt
Synagis®
Tagamet®, CimetidineG
Tambocor®
Targocid®
Temesta®
Tenormin®
Tienam®
Tildiem®, DiltiazemG
Tobramycine, Obracin®
Tolazoline, (Priscol)
Topamax®
Tracrium®
Cyclosporine A
Erythropoietine = Epoëtine-beta
Dihydralazine
Netilmicine
Filgrastim = recombinant G-CSF
Nitroprusside-Natrium
Ketoconazole
Vecuronium
Nystatine
Zilvernitraat 1 %
Cloxacilline
Pancuronium-bromide
Ampicilline
Penicilline G = na-benzylpenicilline
Paracetamol-HCL IV
Dipyridamole
Glucose-phosphaat
Piperacilline
Cisapride
Diazoxide
Procainamide
Propylthiouracil
Neostigmine-methylsulfaat
Prostaglandine E1 = alprostadil
Protamine
Budesonide
Pyridoxine = vitamine B6
Cholestyramine
Fentolamine
Enalapril
Zidovudine = azidothymidine, AZT
Sildenafil-citraat
Rifampicine
Clonazepam
ceftriaxone
Spiramycine
Vigabatrine
IV immunoglobulinen = IVIG
Octreotide-acetaat
Nitroglycerine = Glyceryltrinitraat
Hydrocortisone-Natriumsuccinaat
Methylprednisolon-Na+succinaat
Sotalol
Atropinesulfaat
Sufentanyl
Surfactant
Tetracosactide = cosyntropin
Palivizumab
Cimetidine
Flecaïnide
Teicoplanine
Lorazepam
Atenolol
Imipenem-Cilastatine
Diltiazem
Tobramycine
Tolazoline-Hydrochloridum
Topiramaat
Atracurium
42
64
51
137
70
141
106
193
143
200
39
149
14
153
151
54
83
157
36
48
161
163
136
165
166
22
167
34
69
60
199
172
170
38
30
175
194
101
144
140
91
122
174
19
177
179
182
148
35
71
180
116
17
94
52
184
185
186
18
update 28-03-2012
188
189
47
190
192
9
171
138
112
169
31
146
4
7
21
26
33
77
84
96
107
152
158
159
173
Ursochol®, Ursofalk®
Valcyte®
Valium®
Vancocin® Intraveneus
Varicella Zoster Immunoglobuline®
Vectarion®
Ventolin®
Viramune®
Xylocaine® 1% Inspuitbaar
Zantac®, RanitidineG
Zinacef®
Zofran®
Zovirax® Intraveneus
Zyloric®
Ursodeoxycholzuur
Valganciclovir
Diazepam
Vancomycine
Varicella zoster immunoglob.
Almitrine-dimesylaat
Salbutamol
Nevirapine
Lidocaine = lignocaine
Ranitidine
Cefuroxime
Ondansetron
Aciclovir = acyclovir
Allopurinol
Bloed
Cardioversie = defibrillatie
Chloraalhydraat
Foliumzuur
Granulocytentransfusie
iNO = inhaled nitric oxide
Kinidinesulfaat
Paraldehyde
Plaatjes
Plasma, vers bevroren = FFP-SD
SOPP
188
189
47
190
192
9
171
138
112
169
31
146
4
7
21
26
33
77
84
96
107
152
158
159
173
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ACETAZOLAMIDE
Diamox®
° compr. 250 mg voor magistrale bereiding (bv. orale suspensie) (PO)
° poederflacon 500 mg (IV, IM) (kan na reconstitutie ook gebruikt worden voor PO).
indicatie
° (tijdelijke) behandeling van progressieve (posthemorrhagische) hydrocefalie;
° renale tubulaire acidose (RTA);
° refractaire neonatale convulsies (petit mal, complexe partiële convulsies);
° congenitaal glaucoom;
° slaap-apnoe syndroom.
dosis
° hydrocefalie: initieel 5 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV of PO; progressief opdrijven tot
25 mg/kg/dosis om de 6 uur (vaak in associatie met furosemide 1 mg/kg/dag in 2 doses).
° RTA of alkalinisatie urine: 5 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur.
° anticonvulsivum, anti-glaucoom: 8 - 30 mg/kg/24 u PO verdeeld over 3 - 4 doses.
toedieningsweg
IV, PO, (IM mogelijk).
pH en bloedgassen, kalium.
monitoring
farmacologie
niet-bacteriostatisch sulfonamide; koolzuuranhydraseremmer; renale eliminatie zonder
metabolisatie: zwak diuretisch; serumhalfleeftijd = 4 - 10 u.
bijwerking
GI-intolerantie (braken, diarree), sedatie, soms stupor of convulsies, hyperchloremische
metabole acidose (obligaat renaal bicarbonaatverlies), hypokaliëmie, hyperuricemie,
agranulocytose, trombocytopenie, aplastische anemie, polyurie, cristallurie en nefrolithiase.
tegenaanwijzing
allergie voor sulfonamiden; leverfalen.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° bicarbonaat- en kaliumsuppletie (± 1 mEq/kg/d KCl peroraal) meestal noodzakelijk;
° beter niet IM toedienen (pijnlijk!);
° oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast en 12 uur bij kamertemperatuur;
° maximale concentratie bedraagt 100 mg/mL.
incompatibiliteit
gb (geen bekend).
specifieke
bereiding
voor IV toediening:
los één poederflacon Diamox® (= 500 mg) op met 10 mL aqua pro inj. :
concentratie = 50 mg/mL.
referentie
J Pediatr 1985; 107: 31;
Acta Paediatr 1994; 83: 1319;
Volpe JJ ed. 3: Neurology of the Newborn 1995: 447.
editie
1/07/2014
1
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ACETYLCYSTEÏNE
Lysomucil®
° 3 mL ampul 10 % à 100 mg/mL (IV, IM, lokaal gebruik);
° 150 mL siroop à 200 mg per 5 mL (PO).
indicatie
° meconiumileus;
° mucolyticum (meer dan placebo-effect ?);
° antidoot bij paracetamolintoxicatie.
dosis
° meconiumileus: 5 - 10 mL PR (clysma) van 10% oplossing of PO tot 4 maal daags;
° mucolytisch: verstuiving van 2 - 4 mL van 10 % oplossing 3 - 4 maal daags; instillatie
endotracheaal: niet aan te raden (cfr.referentie);
° antidoot bij paracetamolintoxicatie: 150 mg/kg PO of IV, gevolgd door 17 doses van 50
mg/kg om de 4 u. (herhaal dosis bij braken binnen uur zo PO toediening of schakel over op
IV toediening).
toedieningsweg
PO, PR, per inhalatie, IV infusie.
leverfunctietesten.
monitoring
farmacologie
N-acetyl-L-cysteïne; viscositeitsverlaging van mucoproteïnen door opening van disulfidebindingen; deacetylatie tot cysteïne in de lever en urinaire excretie vnl. als anorganisch
sulfaat.
bijwerking
nausea/braken, zelden urticaria, bij inhalatie bronchospasme, stomatitis, rhinorrhoe,
hemoptyse.
tegenaanwijzing
ernstige leverdysfunctie.
toxiciteit
levertoxiciteit bij langdurig gebruik.
bijzondere
voorzorg
° zonodig verdunnen tot 5 % oplossing met NaCl 0,9 % of aqua pro inj.;
° goede hydratatietoestand verzekeren vòòr herhaald clysma bij meconiumileus;
° bij antidoot indicatie: liefst binnen de 10 uur na paracetamolinname en ten laaste na 36
uur.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Acta Paediatr 1992; 81: 335;
Pediatrics 1993; 91: 1021;
J Pediatr 1998; 132: 149.
1/07/2014
2
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
ACETYLSALICYLZUUR
Aspegic®
° Aspegic 500®: poederflacon à 900 mg lysine-acetylsalicylaat + 5 mL solvens (aque pro
inj.) (IV, IM);
° Aspegic 100®: poeder à 180 mg (= 100 mg acetylsalicylzuur = ASZ) (PO).
indicatie
° antipyreticum-analgeticum (kortstondig);
° anticoagulans (vnl. post cardiochirurgie);
° farmacologische ductussluiting (beperkte wetenschappelijke ondersteuning).
dosis
° antipyretisch: 50 - 80 mg/kg/dag ASZ PO verdeeld over 3 - 4 doses;
° anti-aggregatie: oplaad: 5 mg/kg ASZ IV gevolgd door onderhoud: 15 - 30 mg/dag ASZ
in 1 dosis IV/PO;
° ductussluiting: 15 mg/kg/dosis ASZ IV 4 maal per dag (= 0,15 mL/kg/dosis van met 5
mL solvens hersamengestelde flacon) gedurende 48 uur (= totaal 8 doses) (efficiëntie ?).
toedieningsweg
monitoring
PO, IV in bolus.
therapeutische spiegel: analgetisch: 30 - 50 mcg/mL; anti-inflammatoir: 150 - 300 mcg/mL.
farmacologie
dosis aanpassen bij nierdysfunctie.
bijwerking
irreversiebele inhibitie van plaatjesaggregatie, verlenging van aPTT en bloedingstijd met
toename van bloedingsneiging (ook cerebraal), GI-intolerantie.
tegenaanwijzing
stollingsafwijkingen, hyperbilirubinemie, best niet bij geplande of uitgevoerde chirurgische
ingreep.
toxiciteit
hepatotoxisch (Reye syndroom), bloeding, deshydratie, metabole acidose, hypoglycemie.
bijzondere
voorzorg
° 900 mg (5 mL) Aspegic® (= “zoutverbinding” lysine-acetylsalicylaat) bevat 500 mg
acetylsalicylzuur (ASZ): 50 mg/kg/dag ASZ = 0,5 mL/kg/dag (cave onderdosering zo geen
rekening gehouden wordt met deze farmacologische wetmatigheid!);
° opgeloste flacon is niet houdbaar.
incompatibiliteit
difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen®
Hypokit).
specifieke
bereiding
voeg 5 mL bijgeleverd solvens bij 900 mg poederflacon Aspegic®:
eindconcentratie van acetylsalicylzuur (ASZ) = 100 mg/mL.
STANDAARDEN (ASPIRINE) = 20 - 50 MG
referentie
editie
NEJM 1976; 295: 530;
Paediatrician 1978; 7: 3;
Ped Res 1995; 38: 886.
1/07/2014
3
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ACICLOVIR = ACYCLOVIR
Zovirax® Intraveneus
poederflacon à 250 mg (IV).
indicatie
° systemische neonatale herpes simplex (HSV-1 & 2);
° ernstige (bv. CZS of longaantasting) varicella zoster infecties.
dosis
° PCL < 34 w: 10 mg/kg traag IV over 1 uur om de 12 uur gedurende 10 - 15 dagen;
° PCL >= 34 w: 15 mg/kg traag IV over 1 uur om de 8 uur (interval verlengen tot 12 uur bij
kreatinine >= 0,8 mg/dL of leverdysfunctie) gedurende 14 dagen; bij gedissemineerde
ziekte of CNS-ziekte wordt de voorkeur gegeven aan een hogere dosis gedurende langere
tijd wegens recidiefrisico: 60 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses gedurende 21 dagen.
toedieningsweg
IV perfusie over minstens 1 uur.
nier- en leverfunctie, bloedbeeld (cfr. neutropenie).
monitoring
farmacologie
inhibeert virale DNA-synthese als synthetisch nucleoside-analoog (guanine) door negatieve
interferentie met transcriptie; aciclovir-triphosphaat is farmacologisch actief metaboliet
(DNA-polymerase inhibitor); beperkte eiwitbinding (10 - 30 %); goede CSV en oculaire
penetratie; uitsluitend renale excretie; serum halfwaardetijd 3 tot 5 uur.
bijwerking
flebitis (pH 11!) (R/ Hyalase®), transiënte renale dysfunctie (kristalnefropathie te voorkomen
door voldoende hydratie en trage IV perfusie), zeldzaam rash/urticaria, ‘drugfever’,
neurotoxisch (agitatie tot convulsies) bij langdurig gebruik, trombocytose, ernstige
neutropenie (20%).
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor aciclovir.
toxiciteit
nierdysfunctie (aciclovir is dialyseerbaar).
bijzondere
voorzorg
° dosis aanpassen bij nierdysfunctie;
° perfusie-oplossing altijd dilueren tot concentratie < 7 mg/mL;
° niet dilueren met water voor injectie;
° niet invriezen; oplossing 12 uur houdbaar bij kamertemperatuur.
incompatibiliteit
alle biologische of colloïdale oplossingen (= bloed en -derivaten, eiwit- en vetoplossingen);
aztreonam (Azactam®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), morfine;
afzonderlijk toedienen wordt aangeraden.
specifieke
bereiding
los 1 flacon Zovirax® à 250 mg op met 50 mL NaCl 0,9 % of NaCl 0,45 %:
eindconcentratie = 5 mg/mL.
referentie
Am J Ped 1982; 73 (suppl): 210;
J Pediatr 1991; 119: 129; Semin Pediatr Inf Dis 1991; 2: 59;
Obstet Gynecol 1996; 87: 69; Clin Perinatol 1997; 24: 129.
editie
1/07/2014
4
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ADENOSINE
DC
Adenocor®
2 mL flacon à 3 mg/mL (IV).
(pas op: andere in België niet geregistreerde ampullen met verschillende concentratie in
omloop bv. Striadyne 2 mL ampul à 10 mg/mL) .
indicatie
° voorkeurspreparaat voor acute medicamenteuse behandeling van (nietlevensbedreigende) neonatale paroxysmale supraventriculaire tachycardie (PSVT > 220/’)
(na falen van vagale stimulatie);
° persisterende pulmonale hypertensie (PPH) (speculatief).
dosis
° PSVT: 100 - 200 microgram/kg (= 0,1 - 0,2 mL/kg van 1/3 dilutie) zeer snel IV (= over 1
-2’’ !), verhoog de dosis met 50 mcg/kg om de 15 - 30 seconden tot terugkeer van sinusaal
ritme of tot maximale dosis van 350 mcg/kg/bolus wordt bereikt;
° PPH: 50 microgram/kg/min in continu IV infuus (beperkte ervaring).
toedieningsweg
zeer snel IV liefst via perifere vene dicht bij het hart onder continu ECG-monitoring.
ECG (met recorder) en bloeddruk.
monitoring
farmacologie
kortwerkend purine-nucleoside; actief metaboliet van ATP; onderdrukt tijdelijk
sinusknoopautomaticiteit en AV-nodus conductie (preventie van re-entry fenomeen); geen
negatieve inotrope effecten; serum halfleeftijd bedraagt ongeveer 10 seconden.
bijwerking
kortdurende aritmie/bradycardie door ‘nodale escape’ (meestal < 1 minuut) mogelijk,
transiënte ‘flushing’, zelden apnoe/bronchospasme, prikkelbaarheid.
tegenaanwijzing
2de en 3de graad AV-blok; “sick-sinus” syndroom; BPD/hyperreactieve luchtwegen.
toxiciteit
dipyramidole potentialiseert effect van adenosine: start met lagere dosis; bij ernstige
bradycardie: antidoot R/ theophylline 5 mg/kg IV over 5 minuten.
bijzondere
voorzorg
° zeer snel (= over 1 - 2 sec) IV zonder dode ruimte en na-’flushen’ met 2 mL NaCl 0,9 %; kan ook
intra-osseus toegediend worden;
° bij levensbedreigende situatie heeft electrische cardioversie (QRS-synchroon) de voorkeur:
0,5 - 4 joule/kg (cfr. record “cardioversie”);
° overweeg flecaïnide en amiodaron bij resistentie en/of recurrentie in overleg met kindercardioloog.
incompatibiliteit
theophylline (Euphyllin®) en coffeïne = competitieve antagonisten: gebruik van adenosine is
dan vaak ineffectief.
specifieke
bereiding
voeg 2 mL Adenocor® (= 6 mg) bij 4 mL NaCl 0,9 % (= 1/3 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
referentie
Arch Dis Child 1990; 65: 127; Eur J Pediatr 1994; 153: 668; Am J Perinatol 1996; 13: 343;
J Pediatr 1996; 129: 324; Pediatrics 1996; 97: 295 (PPH); Ann Emerg Med 1996; 28: 356;
Pediatr Cardiol 1997; 10: 118; Pediatrics 1998; 101: 13.
editie
1/07/2014
5
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
ALBUMINE, MENSELIJK
Albumine® 20%, Alburex 5%, Albuman® Berna
° Albumine® 20 % C.A.F.: 10 mL flacon (IV) en 100 mL flacon (IV);
° Alburex 5% iso-oncotische oplossing: 100 mL à 5 g/100 mL (ZLB Behring);
° alternatief: Albuman® Berna: 100 mL flacon à 20 g/100 mL (IV).
indicatie
- Albumine 20% oplossing:
° vnl. hypoalbuminemie (bij leverfalen, GI- of renaal verlies);
° voorbereiding tot wisseltransfusie voor hyperbilirubinemie (facultatief).
- Albumine 5% oplossing:
° herstel van hypovolemie;
° partiële wisseltransfusie bij ernstige neonatale polycythemie (symptomatisch of veneus Hct > 75 %)
dosis
° hypoalbuminemie: 1 gram/kg/dosis = 5 mL/kg/dosis Albumine 20 % traag per continu IV infuus over 1 tot 2 uur
(zonodig halfweg Lasix® 1 mg/kg IV).
° pre-exsanguino: 0,5 - 2 mL/kg Albumine 20 % 30 min. vòòr WT traag IV over 30 minuten.
° hypovolemie: 10 - 30 mL/kg Alburex 5% IV aan 10 mL/kg/uur (bij acute shock 1ste 10 mL/kg snel IV over bv. 10
minuten); herhaal zo nodig (max. 6 g/kg/dag).
° partiele WT bij polycythemie: bv. gefractioneerd wisselen van 20 mL/kg Alburex 5% voor 20 mL bloed.
toedieningsweg
monitoring
IV, IA.
hartfrequentie en bloeddruk.
farmacologie
behoud van colloïdale oncotische druk in plasma; shift van interstitieel vocht naar circulatie:
1 mL albumine 20 % bindt oncotisch ongeveer 3,5 mL vocht (weinig efficiënt bij capillair lek
ten gevolge van asfyxie of septische shock); albumine heeft een intrinsieke buffercapaciteit
onafhankelijk van zijn anti-hypotensief effect.
bijwerking
acute intravasculaire volumeoverbelasting bij te snelle infusie; overgevoeligheidsreacties
(koorts, urticaria, hypotensie); hypernatriëmie bij herhaalde toediening.
tegenaanwijzing
ernstige anemie of acuut congestief hartfalen, hypervolemie.
toxiciteit
longoedeem of circulatoire overlast bij te snelle toediening.
bijzondere
voorzorg
° bewaar bij kamertemperatuur;
° terugbetaling beperkt = medisch attest nodig;
° niet verdunnen met aqua pro inj.;
° terminale coïnfusie met glucose/aminozuuroplossing mag (distaal van ev. filter).
incompatibiliteit
niet samen met andere geneesmiddelen of bloedproducten toedienen.
specifieke
bereiding
Albumine 20% wordt onverdund traag IV toegediend, tenzij anders voorgeschreven;
concentratie = 200 mg/mL.
NB. Albumine 20% kan zonodig (vb. niet beschikbaar zijn van 5% oplossing) 1/4 verdund
worden met NaCl 0,9% of glucose 5% (zo zoutbeperking gewenst): bv. voeg 10 mL
albumine 20% bij 30 mL NaCl 0,9%; eindconcentratie = 50 mg/mL.
referentie
editie
Early Hum Dev 1990; 22: 81; Arch Dis Child 1993; 69: 284;
Arch Dis Child (F/N Ed.) 1997; 77: 115;
Eur J Pediatr 1998; 157: 699.
1/07/2014
6
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ALLOPURINOL
Zyloric®
tabl. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
° hyperuricemie (bv. nierinsufficiëntie, cyanogeen congenitaal hartgebrek);
° aangeboren stofwisselingsziekte: o.a. sommige glycogenosen, Lesch-Nyhan syndroom;
° tumor lysis syndroom (vnl. na chemotherapie bij leucemie);
° “oxygen radical scavenger” bij hypoxie/re-oxygenatie schade (experimenteel).
dosis
10 - 20 mg/kg/dag in 3 - 4 doses PO; pas na 48 uur dosis aan volgens uricemie.
toedieningsweg
PO.
uricemie, leverfunctietesten, oogonderzoek.
monitoring
farmacologie
xanthine-oxidaseremmer: remming van urinezuursynthese vnl. door xanthine-oxydase
inhibitie.
bijwerking
rash (staak onmiddellijk de behandeling: huidreactie kan begin zijn van een fulminante
allergie), neuritis, leverdysfunctie (granulomateuse hepatitis), GI-intolerantie, aplastische
anemie, trombocytopenie, leucopenie/leucocytose, eosinofilie, koorts (zelden), cataract.
tegenaanwijzing
leverinsufficiëntie; overgevoeligheid voor allopurinol.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
dosis verminderen bij gedaalde creatinineklaring; alkaliniseren van urine kan belangrijk zijn.
incompatibiliteit
best niet samen met ampicilline (hogere kans op rash); niet samen met ijzersupplementen.
specifieke
bereiding
magistrale bereiding.
referentie
Pediatr Res 1990; 27: 332;
Arch Dis Child (F/N edition) 1995; 73: 27;
Pediatrics 1996; 98: 103.
editie
1/07/2014
7
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ALMITRINE-DIMESYLAAT
Vectarion®
tabl. 50 mg (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
° hypoxemie tgv. chronisch obstructief longlijden bv. BPD;
° prematuriteitsapnoe (experimenteel).
dosis
1,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO.
toedieningsweg
PO.
ademhaling, O2-saturatie en bloedgassen.
monitoring
farmacologie
stimulatie van ademhaling tgv. effect op perifere arteriële chemoreceptoren; verbetering
van hypoxemie door correctie van ventilatie/perfusie ‘mismatch’ en betere hypoxemische
respons; snelle intestinale absorptie; overwegend levermetabolisatie; hoge eiwitbinding (99
%); maximaal effect 2 tot 3 uur na toediening.
bijwerking
polypnoe, GI-intolerantie, prikkelbaarheid, perifere neuropathie met gevoelsstoornissen (bij
volwassenen na chronisch gebruik > 2 maanden), gewichtsverlies.
tegenaanwijzing
ernstig leverlijden.
toxiciteit
hypocapnie en alkalose bij accidentele overdosering
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
magistrale bereiding.
referentie
Dev Pharmacol Ther 1987; 10: 369;
J Am Osteopath Assoc 1990; 90: 602.
editie
1/07/2014
8
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ALTEPLASE
DC
Actilyse®
° poederflacon à 20 mg + 20 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV) (8.475 Bfr);
° poederflacon à 50 mg + 50 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV) (20.572 Bfr).
indicatie
° trombolytische (fibrinolytische) behandeling van systemische arteriële en/of veneuse
trombose vaak in associatie met heparine of (beter) LMGH-behandeling die reeds
voorafgaandelijk was gestart (alternatief voor streptokinase).
° “ontstoppen” van centraal veneuse catheter (cfr. J Ped 2001; 139: 152).
dosis
° ladingsdosis: 0,5 mg/kg traag IV over 10 minuten, gevolgd door
° onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg/uur in continu IV infuus; zo geen effect na 12 uur om de 6
uur dosis opdrijven met 0,1 mg/kg/uur tot een maximale dosis 0,5 mg/kg/uur (maximale
cumulatieve dosis = 75 mg); behandeling zal niet langer duren dan 36 - 48 uren; bij
leverlijden: geen lading en dosering opklimmen met slechts 0,05 mg/kg/uur in plaats van
0,1 mg/kg/uur.
toedieningsweg
IV of IA (zo dicht mogelijk bij trombus).
echografische monitoring van trombus, fibrinogeen (>= 100 mg/dL houden),
cardiorespiratoir en bloeddruk.
monitoring
farmacologie
t-PA = trombolyticum = glycoproteïne; t-PA activeert rechtstreeks de omzetting van
plasminogeen in plasmine dat op zijn beurt fibrine afbreekt resulterend in klonterlyse; korte
halfwaardetijd = 3 - 9 minuten: na 20 minuten is slechts nog 10 % van oorspronkelijke
plasmagehalte aanwezig; snelle hepatische klaring via specifieke klaringsreceptoren voor tPA; vandaar beperkt bloedingsrisico dat meestal snel te controleren valt alleen door het
staken van de behandeling.
bijwerking
mucosale, cutane of inwendige bloedingen, overprikkelbaarheid.
tegenaanwijzing
voorafbestaande intracraniële haemorrhagie > graad I (classificatie volgens Papile).
toxiciteit
niet gekend.
bijzondere
voorzorg
° oplossing uitsluitend verdunnen met NaCl 0,9 %;
° einddilutie gebruiken binnen de 24 uur zelfs bij bewaring in koelkast;
° geen SC/IM injectie, geen rectale t°-meting, alleen oppervlakkige venepunctie (lang
nadrukken!), geen hielprik, geen tapottage, geen blaasdruk.
incompatibiliteit
onbekend: best toedienen via afzonderlijke infuuslijn; niet verder verdunnen in infuus met
glucose 5 % of aqua dest.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 20 mL bijgeleverd solvens bij de 20 mg poederflacon Actilyse®;
stap 2: voeg de 20 mL hersamengestelde oplossing bij 20 mL NaCl 0,9 % (= 1/2 dilutie):
eindconcentratie = 0,5 mg/mL.
NB: eindconcentratie mag niet lager zijn dan 0,2 mg/mL.
referentie
editie
J Pediatr 1990; 116: 798; Arch Dis Child 1992; 67: 443;
Acta Paediatr 1994; 83; 1215; Am J Perinatol 1996; 13: 217;
Arch Pediatr 1997; 4: 343.
1/07/2014
9
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
AMIKACINE
Amukin®, AmikacineG
2 mL flacon à 50 mg/mL (IV, IM).
indicatie
“reserve” antibioticum voor behandeling van infecties veroorzaakt door gram-negatieve
kiemen (bv. Coliformen) resistent aan andere aminoglycosiden; kan
voorkeursaminoglycoside zijn voor empirische behandeling wanneer pasgeborene reeds
één of meerdere aminoglycosidenkuren heeft gekregen; niet actief tegen anaërobe
organismen.
dosis
oplaaddosis: 12 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM, gevolgd door
onderhoudsdosis afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w (*): PNL 0 - 28 d: 7,5 mg/kg om de 24 u; PNL > 28 d: 10 mg/kg om de 24 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: 10 mg/kg om de 24 u; PNL > 14 d: 7,5 mg/kg om de 12 u;
° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: 7,5 mg/kg om de 12 u; PNL > 7 d: 7,5 mg/kg om de 8 uur.
(*) of belangrijke asfyxie.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of IM (variabele absorptie).
monitoring
serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 8 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL na dag 3);
piek (facultatief): 20 - 30 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.).
farmacologie
semi-synthetisch aminoglycoside; bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de
bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; verlengd halfleven (7 - 14
uur ipv 4 - 7 uur) bij pretermen en na asfyxie.
bijwerking
transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies, ototoxisch,
toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie, rash.
tegenaanwijzing
ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
ototoxisch (cochleair > vestibulair): vnl. zo piek > 35 mcg/mL; nefrotoxisch: vnl. zo dal > 10
mcg/mL: dosisinterval aanpassen bij nierdysfunctie (bv. interval verdubbelen).
bijzondere
voorzorg
° niet mengen met antibioticum van penicilline-groep in zelfde infuuslijn (bv. 1 uur interval
toepassen);
° ‘loop’diuretica (bv. furosemide) potentialiseren ototoxiciteit;
° verdunning is 24 uur stabiel bij kamertemperatuur.
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), carbenicilline, heparine
(heparineslot spoelen met NaCl 0,9 %), lipidenemulsie, methicilline, difenylhydantoïne
(Diphantoine®), thiopental, ticarcilline/clavulaanzuur.
specifieke
bereiding
voeg één 2 mL (= 100 mg) flacon Amukin® bij 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
NB. alternatief doseringsprotocol “amikacin once a day”: 15 mg/kg/dosis IV/IM om de
24 uur; dosisinterval verlengen tot 36 uur indien serum dalspiegel > 5 mcg/mL bedraagt na
3de dosis.
referentie
editie
J Pediatr 1981; 98: 636; Antimicrob Agents Chemother 1990; 34: 265;
Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 220; Pediatr Nephrol 1995; 9: 163;
Biol Neonate 1998; 74: 351.
1/07/2014
10
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
AMIODARON
Cordarone®, AmiodaroneG
Amiodarone®: compr. à 200 mg voor magistrale bereiding cfr. infra (PO);
Cordarone®: compr. à 200 mg voor magistrale bereiding cfr. infra (PO); 3 mL ampul à 50
mg/mL (IV).
anti-aritmicum voor ritmestoornissen van vnl. supraventriculaire oorsprong: atriale flutter of
fibrillatie, WPW-syndroom, therapieresistente PSVT (overleg met kindercardioloog voor IV
gebruik).
NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1ste keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW
aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345).
dosis
° PO: eerst lading: 5 mg/kg/dosis tweemaal per dag gedurende 10 dagen (eventueel
opdrijven tot max. 20 mg/kg/dag zo geen effect na 5 - 7 dagen); nadien onderhoud: 5 - 7,5
mg/kg/dag in 1 dosis (max. 600 mg/dag).
° IV bij “levensbedreigende” refractaire ventrikeltachycardie: start: 5 mg/kg over 1 - 2 uur
(= 1 mL/kg van 1/10 dilutie; onderhoud: continu IV infuus à 10 - 20 mg/kg/dag (= 2 - 4
mL/kg/dag van 1/10 dilutie) gedurende 24 - 48 uur, nadien zonodig PO onderhoud.
toedieningsweg
PO, traag IV over minstens 1 uur .
schildklier- en leverfunctie, oftalmologische follow-up (spleetlamponderzoek), ther.
serumspiegel: 0,5 - 2,5 mcg/mL (facultatief).
monitoring
farmacologie
anti-aritmicum Vaughan-Williams klasse III; vertraging van atrioventriculaire nodale
conductie en verlenging van atriale, nodale en ventriculaire refractaire periode (= preventie
van re-entry fenomeen); bijzonder lange half-leeftijd: 40 - 55 dagen; perorale behandeling
dient meerdere dagen (5 - 7) gegeven te worden vòòr een therapeutisch effect mag
verwacht worden.
bijwerking
frequent ernstig (maar reversiebel): schildklierdysfunctie, fotosensitiviteit, huidverkleuring,
interstitiële pneumonitis, leverdysfunctie (met of zonder icterus), corneale microneerslagen
(transiënt), perifere neuropathie.
tegenaanwijzing
schildklierdysfunctie, sinusale bradycardie.
toxiciteit
verminder digoxine (met 50 %!) en difenylhydantoïnedosis bij simultaan gebruik met
amiodarone.
bijzondere
voorzorg
° niet verdunnen met NaCl 0,9 %;
° tijdens of direct nà de voeding toedienen;
° één compr. bevat 75 mg iodide (vandaar schildklierdysfunctie als bijwerking);
° parenterale oplossing maximaal 12 uur houdbaar.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg één 3 mL ampul Cordarone® (= 150 mg) bij 27 mL glucose 5 % (=
1/10 dilutie):
eindconcentratie = 5 mg/mL.
NB. Bij orale onderhoudsbehandeling: magistrale bereiding van orale suspensie à 20
mg/mL ( 14 dagen houdbaar, lichtprotectie).
referentie
editie
Prenat Diagn 1994; 14: 762; Clin Perinatol 1994; 21: 543; Pediatr Cardiol 1994; 22: 95;
Am J Cardiol 1994; 74: 573; Pediatr Cardiol 1995; 16: 16;
J Am Coll Cardiol 1995; 25: 1195; Pediatr Cardiol 1996; 17: 112; Drug-Saf 1998; 18: 345.
1/07/2014
11
update
2/01/2015
merknaam
afleveringsvorm
AMOXICILLINE-CLAVULAANZUUR
Augmentin® 1000mg/200mg; Augmentin® 125mg/31,25mg/5ml
° Augmentin 1000mg/200mg: poeder voor oplossing voor injectie of IV perfusie: elk
injectieflacon bevat 1000 mg amoxicilline en 200 mg clavulaanzuur onder hun
respektievelijke zoutvorm (62,9 mg = 2,7 mmol Na; 39,3 mg = 1 mmol K).
° Augmentin 125 poeder voor orale suspensie: na bereiding van 80 mL orale suspensie
bevat 5 ml het equivalent van 125 mg amoxicilline en 31,25 mg clavulaanzuur.
indicatie
° Vooral bij vermoeden of indicatie van bacteriële infecties door stammen resistent aan
amoxicilline door productie van beta-lactamasen zoals Staph. Aureus of Epidermidis (niet
MRSA!), Pneumococcus, Haemophilus influenzae, Klebsiella, Moraxella catarrhalis,
Streptococcus pyogenes; geen eerste keuze bij zuigeling met belangrijke
luchtwegeninfectie , enkel bij geen verbetering na 2-3 dagen ampicilline of amoxicilline
° honden- en kattenbeten
dosis
Dosering wordt telkens uitgedrukt op basis van amoxicilline component.
° PO: 15 - 20 mg/kg/dosis 2 x per dag (gebruik suspensie à 125 mg/5 ml) gedurende 5 - 10
dagen.
° IV: 25 tot maximaal 50 mg/kg/dosis 2 x per dag traag IV of IV perfusie over 30’.
toedieningsweg
monitoring
traag IV over 2 à 4 minuten of IV perfusie over 30’
basaal serum creatinine; controleer bij langdurig gebruik PBO en leverfunctie.
farmacologie
zie ampicilline voor amoxicilline component; clavulaanzuur (betalactamase-inhibitor) wordt
voor 35-45% ongewijzigd urinair uitgescheiden; bactericide werking (inhibitie van
celwandmucopeptide synthese); inhibitie van beta-lactamases.
bijwerking
Frequent diarree en andere GI-verschijnselen; erytheem (2%); variabele dermatosen incl. StevensJohnson syndroom en erythema multiforme; verstoring glucosemeting bij IV; risico op erytheem bij
simultane toediening van allopurinol; interstitiële nefritis; anafylactische shock (R/ adrenaline 1‰ SC+
Solucortef IV); ernstige colitis; hepatitis en/of cholestase (clavulaan?); (reversiebele) hematologische
bijwerkingen oa. stollingsstoornis (verlenging bloedingstijd en PT); convulsies (bij hoge doses).
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor betalactam-antibiotica (kruisallergie penicillines:cefalosporines);
EBV-infectie en acute lymfatische leukemie
toxiciteit
° dosis aanpassen bij renale dysfunctie;
° bij IV overdosis zorgen voor goede hydratie en diurese (haemodialyseerbaar).
bijzondere
voorzorg
° geef tijdens de voeding om GI-intolerantie te verminderen; orale suspensie in koelkast bewaren;
° Augmentin® wordt vaak verward met Clamoxyl® (amoxicilline);
° 15 ml orale suspensie à 125 mg bevat 19 mg fenylalanine: cave PKU!
° niet oplossen in glucose oplossingen.
incompatibiliteit
niet samenbrengen met een aminoside in eenzelfde flacon.
specifieke
bereiding
° Bij 1 poederflacon Augmentin 1000mg/200mg voeg je 20 mL aqua pro inject.: de
eindconcentratie bedraagt 50 mg amoxicilline per 1 milliliter (oplossing is 1 uur houdbaar).
referentie
editie
1/07/2014
12
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
AMPHOTERICINE B
Fungizone® Ad Perfusionem
‘conventioneel’ amphotericine B: gelyofyliseerd poederflacon à 50 mg (IV infusie) (bewaren
in koelkast 4° C).
indicatie
ernstige en systemische infecties veroorzaakt door gevoelige schimmels of gisten (vaak
gebruikt in associatie met flucytosine).
dosis
oplaaddosis: 0,25 - 0,5 mg/kg IV infusie over 2 tot 6 uur, gevolgd door
onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg éénmaal per dag over 1 uur IV; dagelijks opklimmen tot 0,5
mg/kg/dag IV te infunderen over 4 - 6 uur; cumulatieve totaaldosis bedraagt 15 tot 30
mg/kg: d.i. een totale therapieduur van minstens 4 tot maximaal 6 weken (zie ook onder);
(NB. volgens “Neonatal Formulary BMJ 1998” is het opklimmend onderhoud onnodig en
kan onmiddellijk met 0,5 mg/kg/dag gestart worden).
toedieningsweg
IV infusie.
perifeer bloedbeeldonderzoek (anemie, trombocytopenie), ionogram (vnl. K+ en Mg++) en
creatinine om de 48 - 72 uur; transaminasen wekelijks; observeer voor flebitis.
monitoring
farmacologie
antifungaal antibioticum geproduceerd door Streptomyces nodosum; bindt specifiek met
ergosterol aanwezig in de celmembraan van sommige fungi; hierdoor wordt de
celmembraanpermeabiliteit verhoogd leidend tot celdood; meer dan 90 % eiwitgebonden;
biliaire excretie; (onvoorspelbare) serum halfwaardetijd: gemiddeld 15 dagen; nefrotoxiciteit
is dosisafhankelijk en komt bij neonati minder voor dan bij volwassenen.
bijwerking
oligurische nierinsufficiëntie en tubulopathie met hyperkaliurie, tubulaire acidose,
nefrocalcinose, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie; nausea/braken en koorts bij (te)
snelle infusie, anemie (frequent), leucopenie/trombocytopenie, bloeddrukwijzigingen,
zelden perifere neuropathie, convulsies, acute levernecrose, flebitis.
tegenaanwijzing
creatinine > 3 mg/dL en/of ureum > 40 mg/dL; leverdysfunctie.
toxiciteit
hartstilstand bij 10-voudige overdosis; bijwerkingen (o.a. nefrotoxiciteit) lijkt geringer bij
infusie over 24 uur ipv over 4 uur (BMJ 2001).
bijzondere
voorzorg
° niet oplossen in NaCl 0,9 % (precipitatie) (wel zonodig in aqua pro inj.);
° niet via filter mengen (tenzij porusdiameter > 1 micron);
° oplossing 24 uur houdbaar bij kamert° en 7 dagen in koelkast;
° bewaarde oplossing beschermen tegen licht (niet geïnfundeerde zo infusie over < 8 uur).
incompatibiliteit
niet mengen met andere IV medicatie wegens uitgebreide onverenigbaarheid: TPN, NaCl 0,9 %,
amikacine (Amukin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), gentamycine (Geomycine®), dopamine
(Dynatra®), penicilline, filgastrim (Neupogen®), fluconazole (Diflucan®), chloorpromazine (Largactil®),
cimetidine (Tagamet®), ranitidine (Zantac®), calciumoplossingen, aztreonam (Azactam®), Mg-sulfaat.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 10 mL glucose 5 % bij één poederflacon Fungizone® (= 50 mg);
stap 2: voeg 1 mL (= 5 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 49 mL glucose 5 %:
eindconcentratie = 0,1 mg/mL.
NB1. maximale concentratie voor perifere IV infusie = 0,1 mg/mL.
NB2. gezien lange therapieduur kan het ‘handig’ zijn om na 1 week over te schakelen op
dubbele dagdosis om de 48 uur, d.i. 1 mg/kg/dag IV over 4 - 6 u om de 48 uur.
referentie
editie
J Infect Dis 1987; 155: 766; J Pediatr 1990; 116: 791; Pediatr Infect Dis J 1997; 16: 1002;
Eur J Ped 1997; 156: 421; BMJ 2001; 322: 579; Curr Opin Pediatr 2003; 15: 97.
1/07/2014
13
update
6/05/2009
merknaam
afleveringsvorm
AMPICILLINE
Pentrexyl®
poederflacon à 250 mg (IM, IV).
NB. 500 mg flacon niet meer beschikbaar (IM,IV) (info apotheek 5 mei 2009).
indicatie
breedspectrum antibioticum actief tegen o.a. Groep B Streptococcus, Listeria
monocytogenes, niet-β-lactamase-producerende stammen van E. Coli en Enterococcus
sp.; meestal gebruikt in associatie met aminoglycoside ter (empirische) behandeling van
neonatale bacteriële sepsis.
dosis
° PCL < 32 w: PNL < 1 wk: 25 mg/kg om de 12 uur; PNL > 1 wk: 25 mg/kg om de 8 uur;
° PCL >= 32 w: PNL < 1 wk: 50 mg/kg om de 8 uur; PNL > 1 wk: 50 mg/kg om de 6 uur;
(NB. dosis verdubbelen bij GBS-sepsis of bacteriële meningitis).
toedieningsweg
monitoring
IV als bolus, IM.
nvt.
farmacologie
semisynthetisch breedspectrum aminopenicilline; inhibeert de late stadia van bacteriële
celwandsynthese; vnl. renale eliminatie omgekeerd evenredig met PNL: dosis aanpassen
bij renale dysfunctie; serum halfwaardetijd bedraagt ongeveer 4 uur bij voldragen neonati <
7 dagen oud; bevat 3 mEq Na+ per gram.
bijwerking
zelden bij pasgeborene: allergie (laattijdige maculo-papulaire rash, koorts, eosinofilie),
anafylaxie; braken/diarree; bij zeer hoge doses agitatie tot convulsies; uitzonderlijk
interstitiële nephritis; predispositie tot oppervlakkige candida-infecties; hemolytische
anemie; zeer zelden trombocytopenie, agranulocytose.
tegenaanwijzing
hypersensitiviteit, voorzichtig bij EBV en CMV infecties.
toxiciteit
dosis aanpassen bij renale dysfunctie.
bijzondere
voorzorg
° In aqua pro inj. bereide IV oplossingen onmiddellijk gebruiken: slechts 1 uur houdbaar;
° indien oraal aminopenicilline gewenst geef voorkeur aan amoxicilline omwille van betere
darmresorptie en minder diarree (bv. R/ Clamoxyl® of AmoxicillineG 80 mL siroop à 25
mg/mL; S/ 25 mg/kg/dosis (= 1 mL/kg) 3 - 4 doses/dag (*).
incompatibiliteit
lipidenemulsie, TPN (terminale co-infusie mag wel), aminoglycosiden (Netromycine®, ...),
fluconazole (Diflucan®), hydralazine (Nepresol®), metoclopramide (Primperan®), midazolam
(Dormicum®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 5 mL aqua pro inj. bij 1 flacon ampicilline à 250 mg:
eindconcentratie = 50 mg/mL.
(*) er is weinig plaats voor orale ampicillinetherapie bij neonatus: bij bv. otitis media op
leeftijd < 6 - 12 weken wordt zonodig de voorkeur gegeven aan amoxicilline/clavulaanzuur
(bv. Augmentin® of AmoxiclavG siroop à 25 mg amoxicilline/mL: 1 mL/kg/dosis 3 - 4
doses/dag) omdat vaak β-lactamase producerende Staphylococcus aureus of resistente
gramnegatieve kiemen de oorzaak kunnen zijn (Pediatrics 1977; 59: 827).
referentie
editie
J Pediatr 1974; 84: 571;
BMJ 1993; 306: 411.
1/07/2014
14
update
14/01/2011
merknaam
afleveringsvorm
ANTI-HEPATITIS-B IMMUNOGLOBULINES
HepBQuin®, Hepuman® Berna
° HepBQuin® (Sanquin, Amsterdam): flacon van 1,5 ml à 150 I.E. [13.1.2011: tijdelijk (?)
niet beschikbaar] of flacon van 5 mL à 500 I.E.;
° Immunoglobulines anti-HBS (Rode Kruis): 1 - 1,5 mL ampul à 300 IE (IM) (stockbeuk
05.11.2007)
° Hepuman® (Berna/Novartis): 1 mL of 2 mL ampul à 200 IE/mL (IM) (bevat thiomersal).
indicatie
preventie van verticale transmissie van hepatitis B bij 1. kinderen van HBs-Ag en/of HBe-Ag-positieve
moeders, 2. moeders met acute hepatitis B in 3de trimester, 3. moeders uit endemisch gebied met
onbekende serologische status (Afrika [Sub-Sahara], O-Europa, Z0-Azië, Midden-Oosten, Z- en CAmerika, Caraïben, Haiti, China en Alaska) en 4. moeders uit risicogroep met onbekende
serologische status (IV drugs, HIV, multipele transfusie, hemodialyse, geïnstitutionaliseerde
gehandicapte en huisgenoot of gezondheidswerkster bij deze twee laatste).
dosis
150 I.E. (of 50 I.E./kg lichaamsgewicht) intramusculair direct postpartum, liefst binnen de
2 uur en ten laatste 12 uur na de geboorte, gevolgd door vaccinatie (zie aldaar). Flacon
laten opwarmen tot lichaamstemperatuur voor toediening.
toedieningsweg
diep IM (ter hoogte van anterolaterale zijde van de dij).
nihil, tenzij 20 minuten observatie na injectie.
monitoring
farmacologie
passieve immunisatie als brug naar definitieve protectie (95 %) door actieve immunisatie;
bekomen bij middel van gefractioneerde precipitatie volgens Cohn vanuit humaan plasma.
bijwerking
zelzaam rash, koorts, urticaria, zeer zelden anafylactische reactie.
tegenaanwijzing
congenitale a- of hypogammaglobulinemie of hereditaire IgA deficiëntie.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° HBIG is duur (Hepuman Berna 1 mL = 1.755 Bfr; Immunoglobulines anti-HBS (Rode
Kruis) 300 IE = 2.950 Bfr);
° bewaren in koelkast bij 2 - 8 °C (lichte troebeling of beperkte neerslag tijdens
bewaarperiode mag) ;
° niet intraveneus toedienen!
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen in de zelfde spuit.
specifieke
bereiding
referentie
editie
BMJ 1995; 311: 1178;
Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 535; Clin Perinatol 1997; 24: 181.
1/07/2014
15
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ARGININE
L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun®
20 mL ampul à 210 mg/mL (IV) (= L-arginine 1 mmol/mL).
indicatie
° acute (al dan niet transiënte) hyperammoniëmie (vnl. ureumcyclusstoornis zoals ornithinecarbamyltransferase (OTC) en carbamyl-phospaatsynthetase (CPS) deficiëntie,
citrullinemie en argininosuccinaat-acidurie exclusief hyperargininemie);
° groeihormoonsecretietest (cfr. kinderarts-endocrinoloog);
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN).
dosis
° ureumcyclusstoornis: 300 - 400 mg/kg per 24 uur in continu IV infuus of gefractioneerd in
6 doses traag IV telkens over 15 minuten; nadien zonodig gevolgd door 25 - 175
mg/kg/dosis PO viermaal per dag;
° PPHN: L-arginine 500 mg/kg traag IV over 30 minuten (experimenteel cfr. ref).
toedieningsweg
monitoring
traag IV of continu IV infuus, PO.
glycemie; behoud arginine plasmaspiegel tussen 50 en 200 micromol/L, pH en chloremie.
farmacologie
arginine is een natuurlijk aminozuur gesynthetiseerd in de ureumcyclus.
bijwerking
braken, hyperchloremische acidose (R/ bicarbonaat), hyperglycemie, trombocytopenie.
tegenaanwijzing
nier- of leverfalen.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° mag ook verdund worden met glucose 10 %;
° magistrale bereiding voor perorale therapie.
incompatibiliteit
thiopental.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 11 mL glucose 5 % bij 10 mL (= halve ampul = 2.100 mg) Larginin-hydrochlorid 21 % Braun® :
eindconcentratie = 100 mg/mL.
referentie
The metabolic and molecular bases of inherited disease (Scriver & Beaudet Eds.) 7th ed.
1995; 1187;
Biol Neonate 1995; 67: 240.
editie
1/07/2014
16
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ATENOLOL
DC
Tenormin®
° compr. 100 mg (PO);
° 10 mL ampul à 0,5 mg/mL (IV).
indicatie
° antihypertensivum (bv. in associatie met dihydralazine en diureticum);
° anti-aritmicum (o.a. PSVT, atriale flutter of fibrillatie) (in overleg met kindercardioloog).
dosis
° PO: 0,8 - 1,5 mg/kg/dag in één dosis (max. 2 mg/kg/dag);
° IV: 0,1 - 0,15 mg/kg traag IV over minstens 30 minuten (beperkte ervaring).
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV over minstens 30 minuten.
ECG, bloeddruk.
farmacologie
cardioselectieve beta1-blokker; halfleeftijd: gemiddeld 16 uur; renale eliminatie.
bijwerking
bradycardie, hypotensie, hartblok (gr. II/III), negatief inotroop, bronchospasme, lethargie.
tegenaanwijzing
longoedeem, sinusale bradycardie, hartblok, chronisch longlijden.
toxiciteit
excessieve bradycardie en levensbedreigende shock (R/ atropine IV 100 mcg + glucagon
1 mg traag IV of dobutamine IV infusie).
bijzondere
voorzorg
° mag zo gewenst verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %;
° traag afbouwen over 2 weken;
° dosis verlagen bij renale dysfunctie.
incompatibiliteit
niet samen met verapamil (Isoptine®) gebruiken.
specifieke
bereiding
kan onverdund toegediend worden bij de neonatus.
referentie
Am J Cardiol 1989; 64: 233;
Tijdschr Kindergeneeskd 1992; 60: 44.
editie
1/07/2014
17
update
10/05/2005
ATRACURIUM
DC
Tracrium®
merknaam
afleveringsvorm
2,5 mL ampul à 10 mg/mL (IV) (ampul bewaren bij 2 - 8 °C)
indicatie
spierrelaxatie bij intubatie, chirurgie of mechanische ventilatie.
dosis
lading IV: 500 microgram/kg in IV bolus (= volledige musculaire relaxatie gedurende 15 35 minuten), zonodig indien behoud van neuromusculair blok gewenst (bv. bij langdurige
chirurgische ingrepen) gevolgd ofwel door individuele doses van 100 - 200 microgram/kg
IV ofwel gevolgd door een continu IV infuus à rato van 5 - 10 microgram/kg/minuut (=
300 - 600 microgram/kg/uur);
NB. altijd associëren aan sederende medicatie.
toedieningsweg
IV, continu IV infuus, niet IM (!).
ademhaling en hartfrequentie.
monitoring
farmacologie
atracurium-besylaat is een kortwerkend alternatief voor pancuronium; competitieve
neuromusculaire blokker; effect binnen 2 minuten, werkingsduur 15 - 35 minuten (enkele
dosis); werkingsduur is verlengd bij simultaan gebruik van aminoglycosiden en
gasanesthetica zoals isofluraan; geen vagolytische of sympatholytische werking; nietenzymatische Hofmann-degradatie.
bijwerking
beperkte histamine-release, bradycardie (alleen bij snel toedienen van hoge doses),
voorbijgaande hypotensie.
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor atracurium.
toxiciteit
reversie door 1 of 2 doses neostigmine à 0,04 mg/kg IV voorafgegaan door toediening van
atropine 0,02 mg/kg IV (zie aldaar).
bijzondere
voorzorg
° Hofmann-degradatie: geen dosisaanpassing nodig bij nier- of leverdysfunctie;
° oplossing 24 uur houdbaar bij dilutie met NaCl 0,9 % (8 uur zo glucose 5 %);
° mag terminaal in IV-lijn gegeven worden waarop adrenaline, dobu/dopa, fentanyl,
heparine, isoprenaline, midazolam, morphine, nitroprusside of ranitidine loopt.
incompatibiliteit
alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...), thiopental.
specifieke
bereiding
° voor bolus IV: voeg 1 mL Tracrium® (= 10 mg) bij 9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL;
° voor continu IV infuus: voeg één ampul (= 2,5 mL = 25 mg) Tracrium® bij 22,5 mL NaCl
0,9 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
referentie
editie
Br J Anaesth 1988; 60: 171;
Intensive Care Med 1993; 19: 401.
1/07/2014
18
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ATROPINESULFAAT
DC
Stellatropine®
° 1 mL ampul à 0,25 mg/mL of 250 microgram/mL (SC, IM, IV).
° 60 mL flacon à 25 microgram/mL (PO).
indicatie
° ernstige sinusale (reflex-)bradycardie;
° onderdrukking van muscarine-effect van neostigmine bij opheffen van neuromusculair
blok (NMB);
° premedicatie (preventie van sialorrhee, bradycardie en hypotensie) vlg. advies van
anesthesioloog.
dosis
° reanimatie: IV: 20 microgram/kg/dosis IV over 1 min. met minimale dosis van 100 mcg/dosis (= 0,4
mL); naflushen met 1 - 2 mL NaCl 0,9 %; zonodig herhalen na 5 minuten (max. totaal dosis van 0,5
mg); ET: 0,4 - 0,8 mL ET, eventueel verdund in 1 - 2 mL NaCl 0,9 %;
° reversie NMB: 10 - 40 mcg/kg (= 0,1 - 0,4 mL/kg van 1/2,5 dilutie) IV 30 sec. vòòr neostigmine;
° premedicatie: 10 - 20 mcg/kg SC/IM 30 - 60 min. vòòr ingreep of 20 - 40 mcg/kg PO (zo normale
darmmotiliteit) 1 uur vòòr ingreep (bv. scopie).
toedieningsweg
monitoring
IV, ET,( IM), SC, PO.
hartfrequentie.
farmacologie
natuurlijk (“herba bell donna”) anticholinergicum afkomstig van Solanaceae (o.a.
bilzekruid); atropine blokkeert muscarine effecten van acetylcholine thv. de
postganglionaire autonome zenuwvezels: vagale blok, verminderde bronchiale secretie en
GI-motiliteit; renale excretie; maximaal effect binnen de halve minuut bij IV en na 30 - 60
minuten bij SC of IM toediening.
bijwerking
tachycardie (paradoxale bradycardie bij te lage dosis), aritmie (transiënte A-V dissociatie),
koorts, abdominale opzetting/constipatie, GER, xerostomie, mydriase, cycloplegie,
urineretentie.
tegenaanwijzing
thyreotoxicose, obstructief darmlijden, obstructieve uropathie, tachycardie bij hartfalen,
glaucoom.
toxiciteit
cardiale aritmie, hypotensie, ademhalingsdepressie, hyperpyrexie.
bijzondere
voorzorg
° overdosis = zeer gevaarlijk: controleer dosis zorgvuldig en in duplo;
° antidoot = Fysostigmine (Anticholium®) 0,02 mg/kg/dosis traag IV te herhalen om de 5
minuten; zonodig opnieuw om de 30 min. à 2 u. (stop bij hypersalivatie, ...).
incompatibiliteit
tromethamine (Thamacetat®).
specifieke
bereiding
andere toepassingen dan reanimatie (bv. reversie NMB): voeg 1 mL (= 0,25 mg)
atropinesulfaat bij 1,5 mL NaCl 0,9 %:
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
pas op: er zijn ampullen met zeer verschillende concentratie atropine beschikbaar !
referentie
editie
J Pediatr Gastroenterol Nutr 1989; 9: 532;
Crit Care Med 1990; 18: 1307;
Can J Anesth 1995; 42: 8.
1/07/2014
19
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
AZTREONAM
Azactam®
poederflacon à 500 mg (IV, IM);
(ook 1.000 en 2.000 mg poederflacon beschikbaar).
indicatie
antibioticum enkel actief tegen aërobe gramnegatieve kiemen (E. Coli, H. Influenzae,
Klebsiella, Serratia sp.) met inbegrip van Pseudomonas sp.; wordt vaak toegediend in
combinatie met ampicilline (empirische therapie) of met aminoglycoside (in vitro synergie
tegen Pseudomonas of Enterobacteriaceae).
dosis
individuele dosis: 30 mg/kg/dosis traag IV over 5 tot 10 minuten of IM; het tijdsinterval is
afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV over 5 - 10 minuten, IM.
glucose-striptest 1 uur na toediening.
monitoring
farmacologie
synthetisch smalspectrum monocyclisch beta-lactam antibioticum; induceert geen betalactamase activiteit; bactericied: inhibeert mucopeptidesynthese in bacteriële celwand; niet
actief tegen grampositieve kiemen en tegen anaëroben (weinig invloed op darmflora);
goede CSV penetratie; vnl. renale ongewijzigde eliminatie (80 % binnen de 24 u); serum
halfleeftijd bedraagt 3 tot 9 uur bij neonatus (bij volwassene 1,7 uur); geen interferentie met
bilirubine-albumine binding; goede absorptie bij IM toediening.
bijwerking
diarree/braken; rash/urticaria; verlenging van prothrombinetijd; zelden eosinofilie,
leucopenie/neutropenie, trombocytopenie, transaminasenstijging, convulsies, hypotensie,
flebitis; (theoretische) mogelijkheid van arginine-geïnduceerde hypoglycemie (te
voorkomen door glucose-infusie aan minstens 5 mg/kg/minuut).
tegenaanwijzing
hypoglycemie.
toxiciteit
hepatotoxisch; niet oto- of nefrotoxisch.
bijzondere
voorzorg
° bevat 780 mg L-arginine per gram: geef voldoende glucose ter preventie van
hypoglycemie;
° oplossing 48 uren stabiel bij kamert° en 7 dagen in koelkast;
° dosisinterval aanpassen bij nierdysfunctie (kreatinine > 1,5 mg/dL).
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), chloorpromazine (Largactil®), ganciclovir (Cymevene®),
lorazepam (Temesta®), metronidazole (Flagyl®, ...), miconazole (Daktarin®), nafcilline,
vancomycine (Vancocin®).
specifieke
bereiding
los 500 mg poederflacon op in 9,4 mL aqua pro inj. (onmiddellijk en goed schudden!):
eindconcentratie = 50 mg/mL.
referentie
Antimicrob Agents Chemother 1987; 31: 81;
Pediatr Infect Dis J 1990; 9: 175;
J Pediatr 1991;118: 965; Antimicrob Agents Chemother 1991; 35: 1726.
editie
1/07/2014
20
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
BLOED
° VOL BLOED (Hct 35 - 45 %) = 450 mL donorbloed + 63 mL anticoagulans (CPD = citraat phosphaat dextrose)
(tot 35 dagen houdbaar in bloedbank);
° PACKED CELLS (Hct 55 - 75%) (maximaal 5 dagen oud + Kell negatief + gedeleukocyteerd + bestraald <
24 u vooraf + CMV negatief): beschikbaar o.v. v. baby-unit < 50 mL (richtlijnen per 01.10.2002);
uitzondering: NIET BESTRAALD BLOED VOOR KUNSTHARTOPERATIE TENZIJ OP VRAAG VAN DE ARTS
(UNITS > 50 ML) !
indicatie
1. vol bloed: wisseltransfusie (CPD-bloed, geen SAG-M !);
2. packed cells (pc): correctie chronische anemie (vnl. bij GG < 1250 g); globale richtlijnen:
° zo Hct < 36 - 40 % of Hb < 13 g/dL bij IPPV of FiO2 >= 40 % of cyanogeen hartgebrek;
° zo Hct < 28 - 30 % of Hb < 10 g/dL bij O2-nood FiO2 < 40 % of "symptomatisch" (apnoe,
tachycardie, slechte gewichtstoename (< 10 g/kg/d over 1 wk) onder voldoende intake);
° zo Hct < 20 - 25 % of Hb < 7 g/dL: transfusie obligaat.
dosis
° ‘vol bloed’ bij hypovolemische shock: 10 - 20 mL/kg IV (1/3 SOPP + 2/3 ‘packed cells’)
over 30’ tot 1 u. als start; wacht niet tot bloed ter beschikking is, correctie van circulerend
volume is initieel meest kritisch: geef voorlopig alleen SOPP, albumine 5 % of zelfs NaCl
0,9 % (fysiologisch) als u alleen die oplossing ‘bij de hand’ heeft.
° ‘packed cells’: 15 mL/kg traag IV à 3 - 4 mL/kg/uur of aantal mL toe te dienen ‘packed
cells’ = [gewenst hemoglobine (Hb) - geobserveerd Hb (g/dL)] x 3 x gewicht (kg).
toedieningsweg
IV toedienen (liefst) via afzonderlijke perifere infuuslijn (niet samen met TPN).
Bloedgroepbepaling (liefst in duplo) vòòr de eerste transfusie; voorafgaande kruisproef (bij
voorkeur op serumstaal moederlijk bloed gedurende de eerste 8 weken).
monitoring
farmacologie
° bloed ouder dan 5 dagen wordt best niet gebruikt bij neonatus: hogere kalium- en
zuurbelasting, meer micro-aggregaten, minder zuurstofdragend vermogen door afnemende
2,3-di-P-glyceraatconcentratie in rode bloedcellen, sterk dalende factor V/VIII concentratie;
° SAG-M bloed (= Sodiumchloride Adenine Glucose-Mannitol) mag niet gebruikt worden
voor belangrijke transfusies (bv. peroperatief of bij wisseltransfusie).
bijwerking
volumeoverlast bij hartfalen: traag IV à rato van 5 mL/kg/uur; bij wisseltransfusie met CPDbloed kan hypocalcemie ontstaan (vnl. bij GG < 1500 g: R/ 1 mL Ca-glubionaat/100 mL
traag IV over 10’); rebound hypoglycemie en trombocytopenie nà WT; zelden urticaria.
tegenaanwijzing
bloedgroepincompatibiliteit: sommige transfusiecentra (o.a. UZG) verkiezen uitsluitend rhesus D compatiebel
bloed van bloedgroep O voor te behouden voor neonati en zuigelingen tot < 2 maand oud.
toxiciteit
ABO-incompatibiliteit met acute hemolyse: flushing, dyspnoe, koorts, hypotensie, oligurie,
hemoglobinurie, hyperkaliëmie, coagulopathie en hyperbilirubinemie; acute haemolyse door Tcryptantigen activatie bij NEC (steeds T-Ag screening bij transfusie van NEC-patiënt).
bijzondere
voorzorg
° terminale co-infusie met IV glucose/aminozuurlijn is veilig (geen meetbare hemolyse) (*);
° controleer zorgvuldig kruisproeven en patiëntennaam vòòr start van transfusie;
° bloed kan lokaal max. 72 u. bewaard worden in koelkast (4 °C) zolang niet geopend; zo
geopend max. 6 uur bewaren.
incompatibiliteit
ideaal wordt gezorgd voor maternaal bloedstaal (EDTA-bloed) bij kruisproeven: dit kan
gelden voor minstens de eerste 8 levensweken; spreek af met bloedbank voor ‘unieke
donor protocol’ bij neonati < 28 w of ‘SGA’ < 31 w (= anticipatie op multipele transfusies).
specifieke
bereiding
° kruisbloed = minstens 200 µL (= 2 dikke druppels); neem reserve kruisbloed af bij
vermoeden van herhaalde transfusies: stockeer in koelkast gedurende 2 - 3 dagen;
maternaal bloedstaal is nog beter (cfr. supra)!
° vol bloed voor WT: bloedtransfusiecentrum zorgt zelf voor menging van ‘packed cells’ en
(vers bevroren) (AB-)plasma: vraag eenheid (150 mL/kg) met Hct 50 %: pc-volume = totaal
wisselvolume x 0,5 / 0,7; plasma-volume = totaal wisselvolume minus pc-volume;
° voeding tijdens transfusie kan doorgaan;
° gebruik altijd bloedfilter (porus minimaal 40 µm en maximaal 170 µm).
referentie
J Pediatr 1993; 123: 783; J Pediatr 1994; 125: 92; J Pediatr 1995; 126: 280; Clinics in Perinatology 1995; 22: 641
en 657; Transfusion 1996; 36: 873; Arch Dis Child (F/N) 1995 ; 72: 29; J Paediatr Child Health 1997; 33: 250 (*);
Eur J Pediatr 1998; 157: 579;J Pediatr 2000; 136: 220; Arch Dis Child (F/N) 2001; 84: 96; Clin Perinatol 2000; 27:
733; ISBN 92-871-3804-4 Guide to the preparation, use and quality assurance of blood components 6th Ed;
Council of Europe Publishing.
editie
1/07/2014
21
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
BUDESONIDE
Pulmicort®
° Pulmicort® suspensie voor verstuiving: eenheidsdosis van 2 mL à 250 mcg/mL (orale
inhalatie);
° Pulmicort® 200 doseeraërosol: 100 doses à 200 mcg/dosis (orale inhalatie).
indicatie
° bronchopulmonale dysplasie (BPD) (speculatief);
° niet-neonatale indicatie: infantiele kroep.
dosis
° niet ventilator-dependente neonatus: verstuiving van 2 mL (= 500 mcg) suspensie
opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % via gelaatsmasker of onder ‘oxyhood’; inhalatie tweemaal per
dag (flow van 8 L/min);
° ventilator-dependente neonatus: 2 puffs à 200 mcg/kg tweemaal per dag via spacer
aangesloten op ET-tube: bv. 11 x 4 cm spacer MV15 Aerochamber (Trudell Medical,
Canada).
toedieningsweg
per inhalatie.
longfunctie, ventilatie en/of zuurstofbehoefte.
monitoring
farmacologie
niet-gehalogeneerd glucocorticoïd; 10 % van toegediende dosis wordt in de longen afgezet;
budesonide wordt in de lever omgezet tot inactieve metabolieten: 6-beta-OH-budesonide
en 16-alfa-OH-prednisolone; biologische beschikbaarheid na metabolisatie bedraagt 10 %.
bijwerking
tonghypertrofie, orofaryngeale candidiase, zeldzaam bronchospasme, heesheid, hoesten,
systemische effecten bij langdurig gebruik: groeivertraging, bijnieronderdrukking, cataract.
tegenaanwijzing
virale of fungale infecties van de luchtwegen.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° (beperkt) direct effect te verwachten pas na 7 à 10 dagen;
° actueel geen evidentie dat deze behandeling de incidentie of ernst van chronisch
longlijden bij pretermen wijzigt, noch naar mortaliteit, noch naar lange termijn prognose (zie
ref.) (multicentrische studies bezig oa. “OSECT”)
incompatibiliteit
specifieke
bereiding
NB. menging kan met oplossing voor verstuiving van terbutaline, salbutamol of
ipratropiumbromide, waarbij een totaal volume van 5 mL niet wordt overschreden.
referentie
Pediatr Pulmonol 1992; 13: 172; J Pediatr 1995; 127: 651; Pediatr Pulmonol 1996; 21: 231;
Pediatrics 1996; 98: 204; Pediatr Res 1996; 39: 337A; Eur J Pediatr 1997; 156: 51; New
Engl J Med 1997; 337: 8; Eur J Pediatr 1998; 157: S31; Lancet 1998; 352: 461.
editie
1/07/2014
22
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
BUMETANIDE
Burinex®
° compr. 1 mg (PO);
° 4 mL flacon à 0,5 mg/mL (IV, IM).
indicatie
° lisdiureticum voor patiënt met nierinsufficiëntie;
° congestief hartfalen of uitgesproken oedeem refractair voor furosemide.
dosis
° individuele dosis: 5 - 50 microgram/kg/dosis (0,125 - 1,25 mL/kg/dosis van een 1/50
dilutie) om de 6 uur traag IV over 1 - 2 minuten of IM of PO;
° continu IV infuus: 7 microgram/kg/uur (= 0,175 mL/kg/uur van een 1/50 dilutie) (niet
opdrijven: maximaal diuretisch effect is bereikt bij 7 mcg/kg/uur).
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV, continu IV infusie, IM.
ionogram, diurese.
farmacologie
lisdiureticum 40 x krachtiger dan furosemide (gelijkaardig werkingsmechanisme: inhibitie
van actief chloridetransport ter hoogte van lis van Henle); serum halfleeftijd is 2 - 6 uur bij
pasgeborene; forse eiwitbinding (> 97 %); sterke toename van renale bloedflow.
bijwerking
frequent electrolietstoornissen: hyponatriëmie, hypokaliëmie en hypochloremische
alkalose; hypomagnesiëmie; hypotensie; hyperglycemie; potentieel ototoxisch (minder dan
furosemide); braken/diarree of constipatie; competitieve inhibitie voor bilirubinealbuminebinding.
tegenaanwijzing
niet gecorrigeerd ionogram; hepatische encefalopathie.
toxiciteit
cfr. furosemide.
bijzondere
voorzorg
° excellente biologische beschikbaarheid: orale dosis is gelijk aan intraveneuse dosis;
° verkleurt bij lichtexpositie: protectie tijdens toediening: speciale bruine spuit gebruiken;
° verdunde oplossing 24 u houdbaar.
incompatibiliteit
dobutamine (Dobutrex®), indomethacine (Indocid®), midazolam (Dormicum®).
specifieke
bereiding
° mag onverdund gebruikt worden;
° indien verdunning gewenst voor IV of IV infusie:
voeg één 4 mL ampul à 2 mg bumetanide bij 46 mL glucose 5% (1/50 dilutie):
eindconcentratie bumetanide = 40 microgram/mL
referentie
J Pediatr 1992; 121: 974; Pediatr Nephrol 1995; 9: 159; Clin Pharmacol Ther 1996; 60:
424;
Biol Neonate 1997; 72: 265.
editie
1/07/2014
23
update
11/04/2007
merknaam
afleveringsvorm
CALCIUMGLUBIONAAT
DC
Calcium - Sandoz®
10 mL ampul à 137,5 mg Ca-glubionaat per mL (= 9 mg elementair Ca++ per mL of 0,448 mEq/mL)
(IV) (ook bruikbaar voor orale suppletie).
09.04.2001: Calcium-Sandoz® wordt tijdelijkvervangen door Calcium® Sterop 10 mL ampul: gehalte
aan elementair Ca++ = 8,92 mg/mL; beide ampullen kunnen onder de zelfde dosering gebruikt
worden.
indicatie
° (vroegtijdige) neonatale hypocalcemie (< 7 mg/dL);
° controle van cardiale hyperexitabiliteit bij ernstige hyperkaliëmie (> 7 mEq/L);
° hartstilstand (efficiëntie controversieel).
dosis
° hypocalcemie: IV: 1 mL/uur in continu IV infuus gedurende 6 - 8 uur (pretermen 0,5
mL/uur gedurende 6 - 8 uur); (liefst) PO: 2 - 4 mL/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses;
° hyperkaliëmie: 0,5 - 1 mL/kg IV over 5 - 10 minuten;
° hartstilstand: 0,2 - 0,5 mL/kg traag IV over 5 - 10 minuten (of uitz. IC).
toedieningsweg
traag IV, PO (niet intra-arterieel, niet IM, niet via navelcatheter).
ECG bij IV toediening, IV insteekplaats observeren.
monitoring
farmacologie
behandeling van asymptomatische vroegtijdige hypocalcemie wordt in vraag gesteld; denk
aan parathyroïdstoornissen bij moeder en/of kind bij persisteren van het probleem zonder
evidente predisponerende factoren.
bijwerking
diarree (hoge osmolaire ‘load’), hypotensie, cardiovasculaire collaps bij te snelle IV
toediening (< 3 minuten), hypercalcemie, ernstige weefselnecrose bij extravasatie (R/
hyaluronidase SC).
tegenaanwijzing
NEC, hypercalcemie, hypercalciurie, nierfalen, digitalistherapie (relatieve contra-indicatie).
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° bij PO: toedienen vòòr voeding voor optimale absorptie;
° inspuitbare vorm kan ook PO toegediend worden;
° vermijd skalpvene;
° bij continu infuus toedienen met 1 mL spuit ter preventie van zg. “spuitaccidenten”.
incompatibiliteit
natriumbicarbonaat, tham, alle phosphaat - of sulfaatoplossingen, TPN (mag wel terminaal
geco-infundeerd worden met TPN), amphotericine B (Fungizone®), pentothal.
specifieke
bereiding
onverdund traag IV toe te dienen à 1 mL/uur.
NB: bij reanimatie niet sneller toedienen dan 0,25 mL per minuut !
referentie
editie
Neonatal Formulary 1998 Edition (NNN BMJ: ISBN 0 7279 1238 0); blz. 67.
1/07/2014
24
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
CAPTOPRIL
Capoten®, CaptoprilG
compr. 25 mg (PO).
indicatie
° neonatale (renovasculaire) hypertensie (experimenteel);
° congestief hartfalen (‘afterload’-reductie).
dosis
startdosis = 0,01 mg/kg/dosis = 10 microgram/kg/dosis PO om de 8 uur; maximaal 50
microgram/kg/dosis om de 8 uur bij neonatus: start met laagste dosis en titreer volgens
noodzaak;
NB. maximale dagdosis bij zuigeling ouder dan 1 maand = 2 mg/kg/dag.
toedieningsweg
PO.
bloeddruk, bloedbeeld (WBC).
monitoring
farmacologie
1-[(2S)-3-mercapto-2-methylpropionyl]-L-proline; angiotensine ‘converting enzyme’ (ACE)inhibitor; vnl. renale excretie; piekeffekt binnen 1 - 2 uur.
bijwerking
rash, (ernstige) hypotensie, tachycardie, apnoe, convulsies, nierdysfunctie zelfs in
afwezigheid van renale arteriële stenose/proteïnurie, secundair hypo-aldosteronisme
(metabole acidose, hyperkaliëmie), neutropenie/agranulocytose, eosinofilie.
tegenaanwijzing
ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
acute nierinsufficiëntie, convulsies, apnoe.
bijzondere
voorzorg
° dosis verminderen bij nierinsufficiëntie;
° minstens 1 uur vòòr de voeding toedienen (betere absorptie);
° voorzichtig bij preterm baby: meer renale en cerebrale bijwerkingen + onvoldoende
ervaring.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (CAPTOPRIL) = 10 - 20 - 50 MG
referentie
editie
Pediatrics 1989; 83: 47;
Clin Perinatol 1992; 19: 121; J Pediatr 1995; 126: 140;
Semin Neonatol 1998; 3: 149.
1/07/2014
25
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CARDIOVERSIE = DEFIBRILLATIE
“afleveringsvorm”: 1 joule = 1 watt.seconde.
indicatie
symptomatische patiënt met supraventriculaire (synchrone cardioversie) of ventriculaire
tachycardie/fibrillatie (asynchrone cardioversie) met slechte perfusie, hypotensie of
hartfalen.
dosis
startdosis neonataal: 0,5 joule/kg, zonodig telkens energie verdubbelen tot maximaal 4
joule/kg.
toedieningsweg
percutaan.
monitoring
farmacologie
nvt.
bijwerking
tegenaanwijzing
toxiciteit
nvt.
bijzondere
voorzorg
° eerst hypoxie, acidose, hypoglycemie, hypothermie corrigeren;
° zo mogelijk vooraf sedatie toepassen met bv. diazepam (Valium®).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
1 electrode aan de rechter bovenzijde van de thorax, de andere ter hoogte van de apex
links van de linker tepel; electrodengel aanbrengen.
referentie
Semin Perinatol 1993; 17: 135;
Am Heart J: 1995; 130: 323.
editie
1/07/2014
26
update
20/01/2007
merknaam
afleveringsvorm
CEFAZOLINE
Cefazoline® Sandoz, Cefacidal®
poederflacon à 1.000 mg (IV, IM)
[(ook beschikbaar als 2 gram poederflacon (IV, IM)].
indicatie
° vnl. als peri-operatieve infectieprofylaxie (eerste dosis bij inductie van narcose), eventueel
gevolgd door 1 of 2 doses binnen de 24 uur postoperatief;
° behandeling volgens antibiogram van bv. urineweg- of cutane/weke weefselinfecties
veroorzaakt door penicillinase producerende Staphylococcus, Klebsiella of Proteus sp.; niet
actief tegen enterococcen.
dosis
individuele dosis: 25 mg/kg/dosis (= 0,25 mL/kg/dosis van een met 10 mL solvens
hersamengestelde 1.000 mg flacon) traag IV of IM, te herhalen afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV of IM of per IV infusie.
niet noodzakelijk.
monitoring
farmacologie
eerste generatie bactericied cefalosporine; inhibeert de bacteriële celwandsynthese;
inactivatie door beta-lactamase producerende kiemen; slechte CSV-penetratie (niet
gebruiken bij meningitis); ongewijzigde renale excretie (80 - 100 % binnen de 24 u);
halfwaardetijd bij neonatus bedraagt 3 tot 5 uur.
bijwerking
zeldzaam: flebitis, kruisallergie met penicillines (‘drugfever’, rash/urticaria, eosinofilie,
anafylactische shock), leucopenie, trombocytopenie, stijging leverenzymen, positieve
Coombs test; convulsies zo hoge doses bij nierinsufficiëntie.
tegenaanwijzing
bekende allergie voor cefalosporinen of penicillines.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° mag zonodig verder verdund worden met glucose 5 %;
° dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie; bevat 2 mEq Na+ per gram;
° veroorzaakt vals positieve glucosurie-reductietest (bv. Clinitest®);
° 24 uur houdbaar bij kamert° en 96 uur in koelkast.
incompatibiliteit
amikacine (Amukin®), atracurium (Tracrium®), calciumgluconaat (Calcium-Sandoz®),
cimetidine (Tagamet®), erythromycine (Erythrocine®), lidocaine (Xylocaine®), pentobarbital
(Nembutal®).
specifieke
bereiding
los 1.000 mg poederflacon Cefazoline SA op met 10 mL aqua pro injectione (of NaCl
0,9%):
eindconcentratie = 100 mg/mL.
referentie
editie
1/07/2014
27
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CEFOTAXIME
Claforan®
poederflacon à 1 gram + 4 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV, IM) (lichtprotectie).
indicatie
behandeling van gramnegatieve (Enterobacteriaceae inclusief Serratia) sepsis en
meningitis; niet alleen gebruiken bij empirische behandeling van vermoedelijke neonatale
sepsis: combinatie met ampicilline voor spectrumuitbreiding naar Listeria en
enterococcen noodzakelijk; alternatief voor empirische ampicilline-aminoglycoside
combinatie.
dosis
individuele dosis: 50 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van 1/10 dilutie) traag IV over 3 - 4
minuten of infuus over 20 - 30 minuten of IM; dosisinterval afh. van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV of IV infusie of IM.
perifeer bloedbeeldonderzoek.
monitoring
farmacologie
3de generatie cefalosporine; werking via disruptie van bacteriële celwand; beperkte
eiwitbinding (13 - 38 %); levermetabolisatie (actieve metaboliet: desacetylcefotaxime) en
renale excretie: dosisreductie bij nierinsufficiëntie; goede weefseldistributie o.a. ook in
CSV; serum halfleeftijd van 2 - 6 uur; wellicht verhoogd risico voor inductie van resistentie
(o.a. multiresistente Enterobacter cloacae) bij gebruik van 3de generatie cefalosporines als
eerste lijn bij behandeling van neonatale sepsis.
bijwerking
zeldzaam: rash, anafylaxie, flebitis, diarree, leucopenie, neutropenie en eosinofilie;
positieve directe Coombs reactie mogelijk; vals positieve glucosurietest bij reductiebepaling
(bv. positieve Clinitest® met negatieve Clinistix®); zeldzaam stijging creatinine en
leverenzymen.
tegenaanwijzing
penicilline-allergie, ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° hersamengestelde oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 5 dagen in koelkast;
° bevat 2,2 mEq Na+ per gram;
° dosisinterval aanpassen bij renale dysfunctie (kreatinine > 1,5 mg/dL).
incompatibiliteit
co-trimoxazole (Bactrim®, Eusaprim®), acetazolamide (Diamox®), difenylhydantoïne
(Diphantoine®), furosemide (Lasix®), theophylline (Euphyllin®), fluconazole (Diflucan®),
heparine, natriumbicarbonaat, tromethamine (Thamacetat®), vancomycine (Vancocin®).
specifieke
bereiding
bijgeleverd solvens wordt niet gebruikt;
voeg 10 mL glucose 5 % bij één poederflacon (= 1 gram) Claforan®:
eindconcentratie = 100 mg/mL.
referentie
Pediatrics 1988; 81: 904; J Pediatr 1989; 114: 461;
Pediatr Infect Dis J 1990; 9: 92.
editie
1/07/2014
28
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CEFTAZIDIME
Glazidim®, Kefadim®
poederflacon à 500 mg (IM, IV);
NB: ook beschikbaar als 1 gram poederflacon (IM, IV).
indicatie
voorbehouden voor de gerichte behandeling van neonatale meningitis en sepsis
veroorzaakt door gevoelige gramnegatieve kiemen (bv. E. Coli, H. Influenzae, Neisseria,
Klebsiella, Proteus sp.), meer in het bijzonder Pseudomonas aeruginosa.
dosis
individuele dosis: 30 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM;
dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 uur; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 uur; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 uur; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 8 uur.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of IM.
nvt.
monitoring
farmacologie
3de generatie cefalosporine; inhibeert bacteriële celwandsynthese; goede weefselverdeling
ook in cerebrospinaal vocht (CSV); lage eiwitbinding (± 10 %); 70 - 90 % onveranderd
uitgescheiden in urine; synergisme met aminoglycosiden; serum halfleeftijd bedraagt 3 tot
12 uur bij neonatus; niet werkzaam tegenover enterococci, Listeria, Helicobacter en
Clostridium difficile.
bijwerking
rash/urticaria, ‘drugfever’, diarree, transaminasenstijging, eosinofilie, vals-positieve
Coombs reactie (5 %), zelden trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, lymfocytose,
uitzonderlijk hemostaseproblemen door o.a. inhibitie van ADP-geïnduceerde
plaatjesaggregatie of hypoprothrombinemie (via interferentie met vitamine K metabolisme).
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor cefalosporines.
toxiciteit
potentieel nefrotoxisch: dosisinterval aanpassing nodig bij nierinsufficiëntie.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
° opgeloste flacon 24 uur houdbaar bij kamert° en 7 dagen in koelkast;
° bevat 2,3 mEq Na+ per gram;
° opbruising door gasvorming bij oplossen (CO2 vrijstelling vanuit bijgevoegd Nacarbonaat);
° niet simultaan met vancomycine of een aminoglycoside toedienen.
fluconazole (Diflucan®), midazolam (Dormicum®), vancomycine (Vancocin®).
specifieke
bereiding
° IV toediening: los 1 poederflacon (= 500 mg) op in 5 mL glucose 5 %:
eindconcentratie = 100 mg/mL.
° IM toediening: los 1 poederflacon (= 500 mg) op in 2 mL aqua pro inj. :
eindconcentratie = 250 mg/mL.
referentie
editie
Pediatr Infect Dis 1987; 6: 371; Eur J Pediatr 1988; 147: 405;
Eur J Pediatr 1991; 151: 876; Clin Pharmacol Ther 1995; 58: 650.
1/07/2014
29
update
22/10/2007
merknaam
afleveringsvorm
CEFTRIAXONE
Rocephine®
1 g poederflacon + 10 mL oplosmiddel (= aqua pro inj.) (IV);
1 g poederflacon + 3,5 mL oplosmiddel [= aqua pro inj. + 35 mg (= 1 %) lidocaine-HCl] (IM).
indicatie
° sepsis en/of meningitis veroorzaakt door gevoelige gram-negatieve organismen (bv. E.
Coli, Klebsiella, H. Influenzae) (Enterococcen en Listeria sp. meestal resistent);
° gonococcenophthalmie en gedissemineerde gonococceninfectie.
dosis
* individuele dosis = 50 mg/kg/dosis (75 mg/kg/dosis zo meningitis); interval afh. van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 24 uur; PNL > 28 d: om de 12 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 24 uur; PNL > 14 d: om de 12 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 24 uur; PNL > 7 d: om de 12 u;
° PCL >= 45 w: om de 12 uur.
* onverwikkelde gonococcenophthalmie: 125 mg eenmalig IM of IV (prematuren 50 mg/kg).
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten, IM.
perifeer bloedbeeldonderzoek; lever- en nierfunctietesten, overweeg abdominale
ultrasonografie (cfr. galblaas ’sludge’), protrombinetijd.
monitoring
farmacologie
beta-lactamaseresistent 3de generatie cefalosporine; inhibeert bacteriële celwandsynthese;
goede penetratie in cerebrospinaal vocht (zelfs bij afwezigheid van inflammatie), gal,
bronchiale secreties, longen en ascitesvocht; ongewijzigde eliminatie zowel biliair (± 40 %)
als renaal (± 60 %); serum halfwaardetijd bij preterm baby ’s bedraagt 5 tot 16 uren;
ceftriaxone verdringt bilirubine van zijn plasma-albumine bindingsplaatsen.
bijwerking
diarree/braken; eosinofilie, trombocytose, leucopenie, zeldzame gevallen van
agranulocytose; stijging van creatinine en transaminasen mogelijk; huiduitslag; (transiënte)
galblaasprecipitatie van ceftriaxonecalciumzout soms gepaard met “kolieken”; zeldzaam
laattijdige ernstige hemolyse; zelden stollingsstoornis (verlengde protrombinetijd: R/ vit. K).
tegenaanwijzing
belangrijke indirecte hyperbilirubinemie, gekende overgevoeligheid voor cefalosporines of
kruisallergie met penicilline, lidocaine-overgevoeligheid bij IM injectie.
toxiciteit
verhoogd risico voor bilirubine-encefalopathie bij forse indirecte hyperbilirubinemie;
dosisaanpassing alleen nodig bij gecombineerde nier- en leverdysfunctie.
bijzondere
voorzorg
° 1 gram Rocephine® bevat ongeveer 83 mg NaCl (= 3,6 mEq);
° oplossing (zowel IV als IM) minstens 24 uur stabiel in koelkast;
° vals positieve directe Coombs-test mogelijk; vals positieve glucosurietest bij reductie (bv. positieve
Clinitest® met negatieve Clinistix®);
° pas op: lidocainebevattende oplossing voor IM nooit IV toedienen!
incompatibiliteit
theophylline (Euphyllin®), fluconazole (Diflucan®), vancomycine (Vancocin®); niet mengen
met oplossingen die andere antibiotica (vooral aminoglycosiden) bevatten. Ceftriaxone mag
niet gemengd worden met calciumhoudende oplossingen (bv. Ringer, Hartmann) en niet
toegediend worden in dezelfde of een andere infuuslijn binnen de 48 uur.
specifieke
bereiding
° IV toediening: los 1 poederflacon (= 1.000 mg) ceftriaxone op in 10 mL meegeleverde
solvens (= aqua pro inj.):
eindconcentratie = 100 mg/mL.
° IM toediening: los 1 poederflacon (= 1.000 mg) ceftriaxone op in 3,5 mL meegeleverd
solvens (= aqua + 1 % lidocaine):
eindconcentratie = 250 mg/mL.
referentie
editie
J Pediatr 1984; 105: 475; N Engl J Med 1986; 315: 1382; Eur J Pediatr 1986; 144: 179;
Pediatrics 1987; 80: 873; N Engl J Med 1990; 332: 141; Folia Pharmacotherapeutica. 34
oktober 2007, p.9.
1/07/2014
30
update
20/01/2007
merknaam
afleveringsvorm
CEFUROXIME
Zinacef®
Zinacef®: 750 mg poederflacon voor IV/IM;
(PS. 250 mg poederflacon voor IV / IM eveneens beschikbaar);
(Zinnat® (cefuroxime-siroop): 100 mL siroop à 250 mg per 5 mL).
indicatie
° meeste gram+ en vele gram- infecties: vb. osteitis (niet bij meningitis!);
° ziekte van Lyme (Borrelia burgdorferi): foetale infectie;
° otitis media/pharyngitis (alternatief voor co-amoxiclav): Axetine® 20 mg/kg PO om de 12
uur gedurende 5 dagen (geen ervaring bij baby’s < 3 maand oud).
dosis
° 25 mg/kg (= 0,25 mL/kg van de oplossing: zie onderaan) om de 12 uur in de eerste
levensweek, om de 8 uur bij baby’s 1 - 3 weken oud en om de 6 uur bij oudere baby’s.
° dosis verdubbelen bij congenitale Lyme ziekte en toedienen gedurende 2 tot 4 weken
(NB. de moeder wordt behandeld met 2 g cefuroxime IV om de 8 uur gedurende 2 - 4
weken).
toedieningsweg
monitoring
traag IV (over enkele minuten).
nierfunctie.
farmacologie
ß-lactamase resistente 2de generatie cefalosporine actief tegen meeste grampositieve organismen
(incl. GBS en penicilline-resistente staphylococcen) en brede waaier gramnegatieven; niet actief
tegen Listeria, Enterococci, Bacteroides en Pseudomonas species; vnl. renale excretie; slechte CSF
penetratie; cefuroxime wordt bijna niet opgenomen bij orale toediening; de lipofiele acetoxyethyl-ester
cefuroxime-axetil wordt wel (± 30%) opgenomen bij orale toedinening (cfr. Axetine®); plasmahalfleven bedraagt 6 uur bij geboorte, maar bereikt volwassen waarde bij 1 maand (= 1 uur).
bijwerking
weinig toxisch cefalosporine; nausea en braken bij orale toediening; pseudomembraneuse
colitis gerapporteerd bij orale toediening.
tegenaanwijzing
meningitis.
toxiciteit
nvt.
bijzondere
voorzorg
° dosisinterval verlengen bij ernstige nierinsufficiëntie;
° oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 72 uur in de koelkast.
incompatibiliteit
nvt
specifieke
bereiding
Bereiding voor IV toediening: voeg 7 mL steriel water (aqua pro inj.) bij 1 poederflacon
van 750 mg: de eindconcentratie = ± 100 mg/mL (informatie GlaxoSmithKline december 2006).
referentie
Pediatr Inf Dis J 1996; 15: 157; Arch Dis Child 1982; 57: 59; Remington & Klein Ed.
Infectious diseases in the fetus and newborn infant, 5th Ed. 2001: 519-641.
editie
1/07/2014
31
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CHLOORPROMAZINE
Largactil®
° compr. 25 mg (PO);
° 30 mL druppelflesje à 40 mg/mL (1 mL = 40 druppels) (PO);
° 5 mL ampul à 5 mg/mL (IM, IV).
indicatie
° sedatie bij abstinentiesyndroom door moederlijke drugaddictie (niet 1ste keuze);
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN/PFC).
dosis
° sedatie: 0,5 - 0,7 mg/kg/dosis om de 4 - 6 uur PO of IM gedurende 2 - 3 weken (maximale
totale dagdosis = 6 mg/kg).
° PPHN: lading: 0,15 - 0,8 mg/kg (= 0,15 - 0,8 mL/kg van 1/5 dilutie) traag IV over 1 uur;
onderhoud: 0,03 - 0,2 mg/kg/uur (= 0,03 - 0,2 mL/kg/uur van 1/5 dilutie) in continu IV
infusie.
toedieningsweg
monitoring
PO, IV, continu IV infuus, IM, IA.
bloeddruk.
farmacologie
phenothiazinederivaat; perifere alfa-blokker; hoge eiwitbinding (> 95 %); levermetabolisatie
en biliaire/renale excretie.
bijwerking
hypothermie, (voorbijgaande) hypotensie, ileus, aritmie/tachycardie, cholestase,
leucopenie, trombocytopenie, pancytopenie, slaperigheid (1ste 24 u), slaapapnoe, globus,
verlaging van convulsieve drempel.
tegenaanwijzing
leverlijden, congenitaal glaucoom, urinewegenobstructie (cfr. anti-cholinergische werking).
toxiciteit
extrapyramidale tekens bij dosis > 3 mg/kg/dag (> 0,125 mg/kg/u) (= blok van
dopaminereceptoren)
bijzondere
voorzorg
° potentialisatie van hypnotica-narcotica: respiratoire depressie tot ademhalingsstilstand bij
simultaan toediening van pethidine (Dolantine®) of promethazine;
° lichtprotectie tijdens IV infusie.
incompatibiliteit
atropinesulfaat, fentanyl (Fentanyl®), KCl, metoclopramide (Primperan®), morfine, ranitidine
(Zantac®), alle oplossingen met alkalische pH (o.a. Na-bic, tromethamine).
specifieke
bereiding
voeg één 5 mL ampul Largactil® (= 25 mg) bij 20 mL NaCl 0,9 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Acta Paediatr Scand 1982; 71: 399;
Clin Perinatol 1984; 11: 693;
Biol Neonate 1997; 71: 345.
editie
1/07/2014
32
update
18/07/2005
merknaam
afleveringsvorm
CHLORALHYDRAAT
DC
° siroopvorm (PO) = apotheekbereiding: bv. 20 mL siroop à 50 mg/mL (UZG) of 100 mL
siroop à 62,5 mg/mL (UZA);
° clysma: magistrale bereiding à 20 mg/mL (PR) of suppositoria à 125 of 250 mg.
indicatie
sedativum/hypnoticum uitsluitend voor korte termijn gebruik (liefst eenmalig) (geen
analgetische eigenschappen!) bv. CT, MR, BERA.
dosis
PO: 50 - 75 mg/kg/dosis (best hoogste dosis bij voldragen baby) of PR: 75 - 100
mg/kg/dosis: max. 2 gram/dosis; bij ex-pretermen kunnen zich ongeacht de postmenstruele
leeftijd (tot PML van ± 44 w) belangrijke bradycardieën voordoen vermoedelijk op basis van
obstructieve apnoe, zelfs bij éénmalige PO dosis van 30 mg/kg (cfr. studie K. Allegaert et
al. 2005).
zonodig halve dosis herhalen na 30 minuten; gebruik laagste dosis bij pretermen.
toedieningsweg
PO, PR.
sedatiedrempel, ademhaling, hartfrequentie en O2-saturatie gedurende 24 uur na
toediening.
snelle gastrische absorptie; begin van werking na 10 - 15 minuten en duurt 1 tot 2 uur;
hepatische metabolisatie: accumulatie van toxische hypnotische metabolieten (o.a.
trichloorethanol,TCE) bij herhaalde doses of langdurig gebruik.
monitoring
farmacologie
bijwerking
maagirritatie/nausea/braken, paradoxale excitatie (vnl. bij pijn), milde hypoxemie mogelijk,
bradycardie bij langdurig gebruik.
tegenaanwijzing
belangrijke lever- of nierfunctiestoornis.
toxiciteit
respiratoire depressie (vnl. zo samen met opiaten of barbituraten), hypotensie en cardiale
aritmie bij overdosering.
bijzondere
voorzorg
° best nà de voeding geven (minder maagirritatie);
° bewaar in donkere fles op kamertemperatuur;
° niet als chronisch sedativum gebruiken.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1993; 92: 471; J Pediatr 1996; 128: 573; Eur J Pediatr 2005; 164: 403.
1/07/2014
33
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CHOLESTYRAMINE
Questran®
zakjes 4,5 gram resinepoeder waarin 4 gram cholestyramine (PO).
indicatie
° exsudatieve enteropathie en diarree secundair aan belangrijke ileale resectie (niet bij
ileostomie of afwezigheid van colon !);
° pruritus bij partiële galwegenobstructie;
° familiale hypercholesterolemie (in overleg) (zie Pediatrics 1992).
dosis
250 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 doses (er zijn tot nu toe geen studies voorhanden die
de juiste dosis bij kinderen of pasgeborenen hebben vastgelegd) (intestinale impactie
vermijden door juist vòòr toediening het poeder uit te strooien op de oppervlakte van een in
te nemen vloeistof, 2 minuten laten hydrateren zonder roeren en nadien traag mengen in
de voeding of water tot bv. een suspensie van minimaal ± 60 mL).
toedieningsweg
PO.
spiegels van vetoplosbare vitaminen (vit. A, D, E en K) en foliumzuur.
monitoring
farmacologie
chloridevorm van een quaternair NH3- ionenwisselend resine; absorptie van intestinale
galzuren (preventie van enterohepatische recirculatie van galzouten); antilipemisch; geen
gastro-intestinale absorptie.
bijwerking
constipatie (20 % van de patiënten) tot faecale impactie , zeldzamer diarree/steatorree,
braken, hikken, rash, vitaminedeficiënties (ADEK), hyperchloremische acidose en
hypercalciurie na langdurig gebruik; bloedingsneiging secundair aan vitamine K tekort.
tegenaanwijzing
totale galwegenobstructie; steatorree; gevaar voor renale acidose bij verminderde
nierfunctie.
toxiciteit
GI obstructie bij overdosis.
bijzondere
voorzorg
geef andere orale medicatie - in het bijzonder de vetoplosbare vitaminen! - 1 uur vòòr of 4
uur na cholestyraminetoediening (preventie van absorptie).
incompatibiliteit
hydrofiel, maar niet oplosbaar in water.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1977; 59: 433; J Pediatr 1978; 93: 684; Pediatrics 1992; 90: 469; Drug
Information Fulltext (DIF)(20-03-2000)
1/07/2014
34
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CIMETIDINE
Tagamet®, CimetidineG
° compr. à 200 en 400 mg (PO);
° 2 mL ampul à 100 mg/mL (IV, IM).
indicatie
preventie/behandeling van duodenale of gastrische stressulcera en GI-bloeding (evidentie
van onbetwistbare efficiëntie ontbreekt).
dosis
2,5 - 5 mg/kg/dosis om de 6 uur PO of traag IV over 15 - 30 minuten (laagste dosis bij
prematuren).
toedieningsweg
PO, IV.
ev. maag-pH; observeer bewustzijn en spontane beweeglijkheid.
monitoring
farmacologie
histamine H2-receptor antagonist; verlengde halfleeftijd bij lever- of nierdysfunctie; snelle
intestinale absorptie; geen simultane toediening van antacida (absorptie-interferentie).
bijwerking
stuipen, lever/nierdysfunctie, bradycardie/hypotensie, diarree, rash, neutropenie,
gynecomastie.
tegenaanwijzing
patiënt die cisapride krijgt (cfr. levensbedreigende aritmie); niet bij tolazoline-geïnduceerde
GI-bloeding (cfr. histamine-receptorstimulatie valt weg).
toxiciteit
nierinsufficiëntie.
bijzondere
voorzorg
° halveer theophyllinedosis bij simultaan gebruik (cfr. cytochroom P-450 oxidase inhibitie);
° geen “routinematig” gebruik bij de neonaat;
° dosis reduceren bij nierdysfunctie.
incompatibiliteit
ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), amphotericine B (Fungizone®), gentamycine
(Geomycine®), theophylline (Euphyllin®), natriumnitroprusside (Nitriate®), dipyridamole
(Persantin®), barbituraten (Luminal®, ...), cefalosporines (Claforan®, ...), lipiden-emulsies.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg bij 1 mL (= 100 mg) Tagamet® 9 mL NaCl 0,9 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
NB. deze verdunning à 10 mg/mL voor IV kan ook gebruikt worden voor perorale
toediening.
referentie
editie
Am J Perinatol 1987; 4: 131;
Am J Perinatol 1996; 13: 301.
1/07/2014
35
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CISAPRIDE
Prepulsid®
Prepulsid®: drinkbare vloeistof “pediatrie” 100 mL oplossing à 1 mg/mL met doseerpipet
(PO): enkel toe te passen in ziekenhuisomgeving onder monitoring,
patiëntenregistratie en schriftelijke informatie aan de ouders (KB 05.11.2002; SB
22.11.2002 + KB 27.12.2004; SB 07.01.2005).
indicatie
° medicamenteuse behandeling van gastro-oesofagale reflux bij falen van houding- en
dieetmaatregelen;
° peptische oesofagitis;
° verkorting van postoperatieve ileus na majeure abdominale chirurgie (bv. gastroschizis,
malrotatie) (PR toepassing).
dosis
° PO: 0,2 mg/kg/dosis (= 0,2 mL/kg/dosis) om de 6 - 8 uur telkens 15 - 30 minuten vòòr de
voeding (maximale perorale dosis = 0,8 mg/kg/dag);
° PR: 0,4 - 0,6 mg/kg/dosis om de 8 uur (biologische beschikbaarheid bij PR = 40 %).
toedieningsweg
monitoring
PO, PR.
observeer voor diarree; ECG-monitoring bij lever- of nierlijden; transaminasen om de 14
dagen.
farmacologie
gastroprokineticum (drukverhoging ter hoogte van gastro-oesofageale sfincter en versnelde
maaglediging); forse eiwitbinding (> 97 %); stimuleert acetylcholineloslating door de
myenterische plexus (Auerbach); geen antidopaminerge effecten (dwz. geen
extrapyramydale symptomen of prolactineloslating zoals gezien bij domperidone
(Motilium®) en (nog meer) bij metoclopramide (Primperan®).
bijwerking
diarree (dosisafhankelijk), “kolieken”, tachycardie, syncope door “long QTc”-syndroom vnl.
bij preterme baby ‘s (< 34 w) en bij hoge dosering (> 1 mg/kg/dag) (normaal QTc < 450
msec), convulsies, extra-pyramidale symptomen (uitz.), leverdysfunctie (zelden).
tegenaanwijzing
niet toedienen aan patiënt die clarithromycine, erythromycine, fluconazole, miconazole of
andere ‘azole’-fungistatica krijgt toegediend (ernstige aritmie met QT-verlenging).
toxiciteit
levensbedreigende (ventriculaire) aritmie met syncope (zg. ‘torsades de pointes’).
bijzondere
voorzorg
° niet gebruiken bij voorafbestaande aritmie of bij associatie met “cytochroom P450inhibitoren” (macroliden en ‘azole’-fungistatica);
° voorzichtig bij preterme baby: cardiotoxiciteit van ranitidine (o.a. bradycardie) zou additief
‘kunnen’ zijn aan cardiotoxiciteit van cisapride (?).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
bij baby ’s-met-zeer-laag-geboortegewicht (< 1500 g) wordt - “met positieve ervaring” - de
toediening van cisapride soms meer gespreid: 8 maal daags à 0,1 mg/kg/dosis PO
toegediend telkens 15 minuten vòòr de voeding (dagdosis = 0,8 mg/kg/dag);
farmacokinetische gegevens die deze empirische vaststelling ondersteunen zijn niet
voorhanden; cisapride zal wellicht best met grote omzichtigheid gebruikt worden bij
(preterme) baby ’s: profylactische of “protocolmatige” toediening is af te raden.
referentie
Clin Ther 1989; 11: 669; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1990; 11: 420; J Pediatr 1996; 128: 279; Arch
Pédiatr 1997; 4: 509 en 535; Arch Dis Child (F/N ed) 1997; 77: 119; Neonatal Netw 1997; 16: 17; J
Pediatr 1997; 130: 164 en 679; Eur J Pediatr 1997; 15: 343; Arch Dis Child 1998; 79: 469.
editie
1/07/2014
36
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CLINDAMYCINE
Dalacin C®
° 2 mL of 4 mL ampul à 150 mg/mL (IV, IM);
° 80 mL siroop à 15 mg/mL na oplossen: voeg 74 mL water bij het granulaat (PO).
indicatie
voorbehouden voor behandeling van vooral infecties veroorzaakt door anaërobe bacteriën,
inclusief de zeldzame Bacteroides fragilis infecties bij de neonatus (als alternatief voor
metronidazole dat de voorkeur geniet boven clindamycine).
dosis
individuele dosis: 5 mg/kg/dosis traag IV over 10 - 30 minuten; dosisinterval volgens
PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 8 u; PNL > 7 d: om de 6 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV perfusie over minstens 10 minuten of PO.
leverfunctie.
monitoring
farmacologie
semi-synthetisch derivaat van lincomycine, een natuurlijk antibioticum geproduceerd door
Streptomyces lincolnensis; inhibitie van bacteriële eiwitsynthese; bacteriostatisch; snelle en
volledige (90 %) resorptie bij (neonataal niet te verkiezen) perorale toediening; slechte CSV
penetratie; sterke eiwitbinding; vnl. levermetabolisatie en galexcretie; lang serum halfleven
van 3 tot 15 uur bij preterm baby; bezit neuromusculair blokkerende eigenschappen (cave
potentialisatie).
bijwerking
levensbedreigende pseudomembraneuse colitis met bloederige diarree en koorts (staak
clindamycine onmiddellijk en behandel met R/ voedingsstop, TPN en metronidazole of
vancomycine 15 mg/kg om de 8 uur PO); rash, glossitis, leverfunctiestoornis/icterus,
anafylaxie, granulocytopenie, trombocytopenie.
tegenaanwijzing
meningitis, necrotiserende enterocolitis.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° dosisinterval verlengen bij leverdysfunctie;
° siroop 2 weken houdbaar bij kamert°, niet in koelkast plaatsen;
° inspuitbare vorm bevat 9 mg/mL benzylalcohol: vermijd bij preterme baby < 1 maand
oud;
° houdbaar bij kamert° gedurende ≥ 1 week.
incompatibiliteit
theophylline (Euphyllin®), barbituraten, calciumgluconaat, fluconazole (Diflucan®),
magnesiumsulfaat, difenylhydantoïne (Diphantoine®), tobramycine (Obracin®), ampicilline
(Penbritin®, Pentrexyl®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 1 mL (= 150 mg) Dalacin C® bij 14 mL glucose 5 % (= 1/15 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
J Pediatr 1984; 105: 482;
Pediatr Pharmacol 1986; 5: 287; J Pediatr 1988; 112: 271;
Lancet 1992; 339: 1292.
editie
1/07/2014
37
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
CLONAZEPAM
Rivotril®
° 10 mL druppelflacon à 2,5 mg/mL (1 mL = 25 druppels; 1 druppel = 0,1 mg) (PO);
° IV ampul: 1 mL ampul à 1 mg/mL te verdunnen met 1 mL oplosmiddel (aqua pro inj.) juist
voor IV toediening (zo IM onverdund gebruiken a.u.b.)
NB. Rivotril® ampul IV sinds1998 niet meer geregistreerd in België.
indicatie
° neonatale convulsies refractair aan phenobarbital / difenylhydantoïne / midazolam /
pyridoxine;
° myoclonieën;
° hyperekplexia (“Stiff Baby” syndroom).
dosis
PO: startdosis: 0,01 - 0,05 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses; opklimmen om de 3
dagen tot maximale onderhoudsdosis van 0,1 - 0,2 mg/kg/dag (= 1 - 2 druppels/kg/dag).
IV: oplaaddosis 0,1 mg/kg en onderhoudsdosis 0,1 - 0,5 mg/kg/dag in 1 dosis om de 24 u
gedurende 2 tot 3 dagen bij convulsies resistent aan de routine anticonvulsieve
behandeling (cfr. protocol).
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV of IM.
therapeutische serumspiegel = 20 - 80 nanogram/mL (NB. 1 ng/mL = 3,16 nmol/L)
(facultatief).
farmacologie
snelle en volledige intestinale absorptie; snel tolerantie; serum halfwaardetijd = 24 - 48 uur
bij neonatus.
De IV ampul bevat 20 % alcohol of 159 mg alcohol per ampul van 1 mg/mL
bijwerking
frequent: sufheid, ataxie, hypotonie, bronchiale hypersecretie en hypersalivatie,
leucopenie, trombocytopenie, hypotensie, nystagmus.
tegenaanwijzing
leverlijden.
toxiciteit
antidoot = Anexate® 0,01 mg/kg IV, zonodig na 1 minuut herhalen (cave: stuipen kan
hernemen bij anticonvulsieve behandeling met benzodiazepine).
bijzondere
voorzorg
behandeling geleidelijk afbouwen over 3 tot 6 weken zo beslist werd tot chronische therapie
(cfr. abstinentie ++).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
1 mL ampul à 1 mg/mL te verdunnen met 1 mL oplosmiddel (aqua pro inj.) juist voor IV
toediening (max. 12 uur houdbaar) (zo IM onverdund gebruiken a.u.b.).
referentie
Eur J Clin Pharmacol 1991; 40: 193; Arch Pédiatr 1995; 2: 469;
Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 1557;
Arch Dis Child (F/N Ed.) 1998; 78: 70.
editie
1/07/2014
38
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
CLOXACILLINE
Orbenin®, Penstapho N®
° injectieflesje à 250 mg (IV, IM) (NB. ook beschikbaar als 500 mg injectieflesje);
° 60 mL siroop à 25 mg/mL (PO).
indicatie
behandeling van infecties veroorzaakt door penicillinase-producerende staphylococcen.
dosis
individuele dosis: 25 mg/kg/dosis IV in bolus of IM/PO; dosisinterval afhankelijk van
PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
IV in bolus, (IM) of PO.
perifeer bloedbeeldonderzoek, urinestix (albumine, bloed).
monitoring
farmacologie
inhibitie van bacteriële celwandsynthese; hoge eiwitbinding (> 90 %); snelle renale excretie;
zwakke CSV penetratie; betere intestinale resorptie bij lege maag.
bijwerking
zelden interstitiële nephritis (albuminurie, hematurie); beenmergdepressie (neutropenie);
eosinofilie; rash; caustisch bij paraveneuse extravasatie.
tegenaanwijzing
β-lactamine allergie.
toxiciteit
beenmerg en nier.
bijzondere
voorzorg
° posologie aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie;
° bevat 2,1 mEq Na+ per gram;
° niet gebruiken bij belangrijke indir. hyperbilirubinemie (competitie bili-albumine binding);
° IV oplossing 2 u houdbaar bij kamert° en 24 u in koelkast.
incompatibiliteit
amikacine (Amukin®), gentamycine (Geomycine®), methadone, morphine,
natriumbicarbonaat, tobramycine (Obracin®), vancomycine (Vancocin®);
niet toedienen opgelost in eiwithydrolysaten of vetemulsies.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 1 flacon Orbenin® of Penstapho N® (= 250 mg) bij 2,5 mL aqua
pro inj.:
eindconcentratie = 100 mg/mL.
referentie
Pediatrics 1967; 39: 194.
editie
1/07/2014
39
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
CO-TRIMOXAZOLE
= SULFAMETHOXAZOLE + TRIMETHOPRIM
Bactrim®, Cotrim-­ratiopharm®
° 100 mL siroop à 40 mg sulfamethoxazole/mL + 8 mg trimethoprim/mL (PO);
° 5 mL ampul à 80 mg sulfamethoxazole/mL + 16 mg trimethoprim/mL (IV infusie, mag ook
gebruikt worden voor PO toediening).
indicatie
° (empirische) behandeling van bronchopulmonale infecties bij ex-pretermen met chronisch
longlijden (bv. alternerend met erythromycine);
° Pneumocystis carinii pneumonie (behandeling en profylaxie bij HIV);
° ernstige urologische, NKO- of botinfecties volgens antibiogram.
dosis
PO: 40 mg SMZ- 8 mg TMP/kg/dosis (= 1 mL/kg/dosis van siroop of 0,5 mL/kg/dosis van
onverdunde IV ampuloplossing) tweemaal per dag PO;
IV: 16 mg SMZ- 3,2 mg TMP/kg/dosis (= 2 mL/kg van 1/10 dilutie: zie onderaan) traag IV
over 60 - 90 minuten tweemaal per dag.
toedieningsweg
monitoring
PO, IV infusie over 60 - 90 minuten (altijd eerst verdunnen indien IV!)
perifeer bloedbeeldonderzoek; lever- en nierfunctie.
farmacologie
bactericied chemotherapeuticum bestaande uit sulfamethoxazole (SMZ) en trimethoprim
(TMP) in een 5:1 verhouding; synergistische foliumzuurantagonist; vertraging van
difenylhydantoïneklaring; zeer goede weefselpenetratie thv. longen, nier en CSV;
trimethoprim kan best afzonderlijk gebruikt worden als profylacticum van urinaire infecties
bij congenitale uropathie [R/ Trimethoprimum 2 mg/kg/dosis ‘s avonds om de 24 uur: zie
standaarden onderaan).
bijwerking
rash, braken/diarree, zeldzaam Lyell of Stevens-Johnson syndroom, sulfonamide-allergie,
trombocytopenie, leucopenie/neutropenie, megaloblastaire anemie bij langdurig gebruik
(foliumzuurtekort R/ folinezuur), hyperkaliëmie, hypoglycemie.
tegenaanwijzing
belangrijke indirecte hyperbilirubinemie (m.a.w best vermijden in de eerste 2 - 3
levensweken); ernstige leverdysfunctie; G-6-PD-deficiëntie (hemolytische anemie).
toxiciteit
lever- en niertoxiciteit.
bijzondere
voorzorg
° houdbaarheid van IV oplossing slechts 6 uur: gezien dosistijdsinterval van 12 uur moet
voor elke individuele dosis een nieuwe verdunning klaargemaakt worden;
° dosis aanpassen bij nierinsufficiëntie;
° TMP interfereert met Guthrietest voor PKU.
incompatibiliteit
niet oplossen in bicarbonaathoudende oplosmiddelen; niet samen met andere
geneesmiddelen IV toedienen; mag wel terminaal samenlopen met TPN.
specifieke
bereiding
voor IV infusie: voeg één ampul van 5 mL (= 400 mg SMZ en 80 mg TMP) Bactrim® of
Eusaprim® bij 45 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 8 mg SMZ/mL en 1,6 mg TMP/mL.
STANDAARDEN (TRIMETHOPRIM) = 4 - 8 MG
referentie
editie
Pediatr Nephrol 1988; 2: 12; Arch Dis Child 1989; 64; 343;
Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 165.
1/07/2014
40
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
COFFEÏNE, CAFEÏNE
DC
(oplaaddosis)
Cafeïne® 25 mg.aqua ad 2 mL (Sterop)
cafeïne (Laboratoria STEROP tel 02 / 524 39 66): 2 mL ampul à 12,5 mg coffeine per mL
(PO, IV, IM) (het is de zuivere base en bevat dus geen natriumbenzoaat, noch citraat)
(gewijzigd vanaf 03.11.2003)
indicatie
° voorkeurspreparaat bij behandeling van recurrente zg. idiopathische prematuriteitsapnoe bij
zwangerschapsleeftijd < 34 weken (d.i. na exclusie van andere oorzaken zoals bv. convulsieve
apnoe, sepsis, hypoglycemie, respiratoire insufficïentie tgv. RDS, etc. ...;
° adjuvans bij versnelde extubatie of ter ondersteuning van triggerventilatie (sIMV);
° bronchopulmonale dysplasie (BPD);
° (RSV-)bronchiolitis geassocieerde apnoe (of alternatief doxapram ladingsdosis).
dosis
° ladingsdosis: 10 mg/kg coffeïne PO of IV of IM (volgens beschikbare
apotheekbereiding);
° onderhoud (start 24 u na ladingsdosis): 2,5 mg/kg/dag coffeïne in 1 dosis PO/IV; dosis
mag zonodig verdubbeld worden; symptomatische behandeling kan gestopt worden zo bv.
48 - 72 uur apnoevrij of bij spiegel < 7 mcg/mL.
toedieningsweg
PO (telkens wanneer mogelijk), IV of IM (afhankelijk van apotheekbereiding).
therapeutische dalspiegel (facultatief) best 2 uur na onderhoudsdosis op dag 5 - 6: 8 - 20
mcg/mL (> 50 mcg/mL = toxisch) (NB. 1 mcg/mL = 5,14 µmol/L).
monitoring
farmacologie
centraal-neurogene stimulans: o.a. toename van gevoeligheid van centrale CO2chemoreceptoren; serum halfwaardetijd 16 maal langer dan bij volwassene: 60 - 140 uren;
verlengde halfwaardetijd bij cholestase; vnl. ongewijzigde renale excretie gedurende eerste
levensmaand; goede intestinale absorptie bij perorale toediening.
bijwerking
zeldzaam: prikkelbaarheid, braken, cardiale symptomen (tachycardie is eerste teken van
toxiciteit).
tegenaanwijzing
coffeïne-natriumbenzoaat niet gebruiken bij neonaat; tachycardie > 180/min.
toxiciteit
tachycardie/aritmie, tonisch-clonische convulsies, hypotensie tot circulatoire collaps.
bijzondere
voorzorg
° niet invriezen;
° houdbaar gedurende 24 uur bij kamertemperatuur;
incompatibiliteit
kan gemengd worden met zeer variabele parenterale oplossingen zonder verlies van
activiteit.
specifieke
bereiding
cafeine (STEROP) wordt ook voor IV toediening onverdund gebruikt:
concentratie = 12,5 mg/mL.
NB: bij gebruik van zoutverbinding zoals coffeïnecitraat wordt de coffeïnedosis best
uitgedrukt als “base” (concreet vb: 20 mg coffeïnecitraat = 10 mg coffeïne base).
referentie
editie
Pediatrics 1985; 76: 834; DICP 1989; 23: 466; Arch Dis Child 1992; 67: 425; South Med J
2000; 93: 294; Arch Dis Childh 2005; 90: 438.
1/07/2014
41
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
CYCLOSPORINE A
Neoral - Sandimmun®, Sandimmun®
Neoral Sandimmun® (= verbeterde galenische bio-equivalente vorm van Sandimmun®): 50
mL flacon met maatpipet à 100 mg/mL (PO);
Sandimmun®: 5 mL ampul à 50 mg/mL (IV).
indicatie
immunosuppressie bij transplantatie.
dosis
° PO: 15 mg/kg/dag als éénmalige dosis 4 - 12 uur pré-transplant; nadien zelfde dagdosis 1
- 2 weken post-transplant; daarna reductie met 5 % per week tot 5 - 10 mg/kg/dag PO;
° IV: 5 - 6 mg/kg als éénmalige dosis pré-transplant traag IV over 2 - 6 uur; geef dezelfde
dagdosis post-transplant tot patiënt de orale oplossing kan innemen.
toedieningsweg
PO, traag IV.
aanbevolen dalspiegel in bloed = 80 - 250 ng/mL (= 0,07 - 0,21 nmol/L) (RIA) of 100 - 400
ng/mL (HPLC) (= labo-afhankelijk).
monitoring
farmacologie
uit 11 aminozuren bestaand cyclisch polypeptide; inhibitie van synthese en loslating van
interleukine II + inhibitie van IL-2 gemedieerde T-lymfocytenactivatie; piekspiegel ongeveer
4 uur na orale dosis; hoge eiwitbinding; halfwaardetijd 5 - 40 uur.
bijwerking
nefro- en hepatotoxisch, hypomagnesiëmie, hyperkaliëmie, hyperuricemie, hyper- of
hypotensie, tachycardie, flushing, hirsutisme, tandvleeshyperplasie, GI-intolerantie,
tremoren, stuipen, leucopenie, myositis, RDS.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° dosis aanpassen bij lever- of nierdysfunctie;
° orale oplossing niet in koelkast;
° IV preparaat best verdunnen met glucose 5 % (24 u. stabiel in glascontainer of PVC).
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg bij één 5 mL ampul (= 250 mg ) Sandimmun® 95 mL glucose 5 %
(= 1/20 dilutie):
eindconcentratie = 2,5 mg/mL.
referentie
J Pediatr Gastroenterol Nutr 1990; 10: 257;
Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 180.
editie
1/07/2014
42
update
5/07/2006
merknaam
afleveringsvorm
DALTEPARINE
Fragmin®
0,2 mL spuitampul SC à 25 mg of 2.500 IE Axa (SC): dosis wordt vaak uitgedrukt in antifactor Xa internationale eenheden (IE Axa) (100 IE Axa = 1 mg).
indicatie
° preventie of behandeling van (diepe) veneuse of coronaire trombose (bv. postchirurgie of
postcatheterisatie); LMGH geniet principieel voorkeur boven heparine omwille van beter
voorspelbare farmacokinetiek (= minder monitoring, minstens gelijkwaardige effectiviteit,
minder bloedingen, eenvoudige subcutane toedieningswijze);
° homozygote proteïne C of S deficiëntie.
dosis
behandeling van trombose: start bij neonatus met 1 mg/kg (100 IE Axa/kg) om de 12 uur
SC; dosis aanpassen om een 4 - 6 uur postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden
tussen 0,5 en 1,0 E/mL; neonati hebben hiervoor gemiddeld 1,6 mg/kg/dosis nodig;
overschakeling op eenmalige dagdosis mogelijk bij chronisch-ambulante behandeling.
toedieningsweg
SC injectie.
plasma anti-Xa activiteit 0,5 - 1 E/mL bij behandeling van ingestelde trombose (niet
routinematig; bij pretermen 1 maal per week; bloedbeeld en plaatjes.
monitoring
farmacologie
Laag Moleculair Gewicht Heparinen (LMGH ’s) zijn fragmenten van heparine met
inhiberende activiteit t.o.v. factor Xa en bevordering van loslating van antitrombotische
factoren (bv. t-PA), maar significant minder inhiberend tegenover factor IIa in vergelijking
met heparine; d.i. antitrombotische werking met geringer antistollingseffect: risico op
bloeding is hierdoor geringer; lange halfwaardetijd: 180 - 300 minuten; MG = 5.000; anti-Xa:
anti-IIa ratio = 2:1.
bijwerking
minder bloedingen dan na heparine, zelden trombocytopenie, pijn/erytheem op
injectieplaats, allergie/anafylaxie, transiënte stijging van transaminasen.
tegenaanwijzing
hersenbloeding.
toxiciteit
1 mg protamine voor iedere 100 E toegediende dalteparine, zonodig de helft van die dosis
herhalen; bloedtransfusie kan nodig blijven.
bijzondere
voorzorg
cave: LMGH ‘s zijn niet zomaar onderling uitwisselbaar: hun farmacologische
activiteit/kinetiek is sterk verschillend; LMGH ‘s hebben weinig invloed op aPTT: deze test
niet gebruiken als leiddraad voor dosisaanpassing (cave overdosering!).
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Lancet 1995; 346: 1487; J Pediatr 1996; 128: 313;
Thromb Res 1996; (S)81: 61; Semin Thromb Hemost 1997; 23: 303; Thromb Haemost
1995; 73: 939; http://www.medscape.com/UVA/PedPharm/1997/v03.n06/pp0306.html.
1/07/2014
43
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DANTROLEEN-NATRIUM
Dantrium®, Dantrium® Intraveneus
° caps. à 25 mg (PO);
° injectieflacon à 20 mg gelyofiliseerd dantroleennatrium (gelig poeder; bevat 3 gram mannitol): vòòr
gebruik 60 mL water voor injectie toevoegen en krachtig schudden (IV): eindconcentratie = 1 mg per
3 mL.
indicatie
° skeletspierrelaxans bij chronische spasticiteit van spinale of centrale oorsprong;
° maligne hyperthermie (cfr. spierrigiditeit, tachycardie, niet corrigeerbare cyanose,
hypercapnie, lactaatcidose, snelle t°stijging, ...).
dosis
° anti-spasmodisch: 1 mg/kg/dag in 1 dosis PO, zonodig wekelijks verhogen tot 8
mg/kg/dag in 4 doses (max. 400 mg/dag): staak behandeling zo geen gunstig effect binnen
45 dagen.
° maligne hyperthermie: 1 mg/kg/dosis IV (= 3 mL/kg/dosis), zonodig snel herhalen
tot cumulatieve dosis van max. 10 mg/kg (gemiddelde effectieve dosis = 2,5 mg/kg); nadien
verder 4 - 8 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 doses gedurende 3 dagen (postcrisis).
toedieningsweg
PO, IV.
leverfunctietesten (SGOT/PT, gamma-GT, alk.fosf., bilirubine) om de 2 maanden bij
chronische perorale therapie.
monitoring
farmacologie
perifeer werkend spierrelaxans; intramusculair postsynaptisch aangrijpingspunt: inhibitie
van Ca++-ionenvrijstelling vanuit het sarcoplasmatisch reticulum; gemiddelde biologische
halfwaardetijd = 5 uur na IV injectie; levermetabolisatie.
bijwerking
(tijdelijk) sufheid/spierzwakte, soms diarree, levertoxiciteit (soms pas laattijdig) bij langdurig
gebruik.
tegenaanwijzing
actief leverlijden.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° andere maatregelen bij maligne hyperthermie = onmiddellijk staken van alle anaesthetica,
hyperventilatie, correctie metabole acidose, koeling, e.a.;
° sterk alkalisch (pH 9,5): oppassen voor extravasatie;
° flacon afschermen van direct licht; binnen de 6 uur gebruiken.
incompatibiliteit
niet combineren met calciumantagonisten (vb. verapamil (Isoptine®), e.a.).
specifieke
bereiding
referentie
editie
Acta Anaesthesiol Scand 1982; 26: 435;
Anesth Analg 1993; 77: 297.
1/07/2014
44
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DESMOPRESSINE-ACETAAT = DDAVP
Minirin®
° oplossing voor endonasaal gebruik: 2,5 mL druppelfles à 0,1 mg/mL (intranasaal);
° injecteerbare oplossing: 1 mL ampul à 4 microgram desmopressine-acetaat per 1 mL (IV,
IM, SC) [= equivalent aan 3,56 microgram desmopressine (vrije base)].
indicatie
° centrale diabetes insipidus (bv. congenitaal, postinfectieus, postoperatief);
° preventie van ernstige bloedingen bij patiënt met milde vorm van hemofilie A of ziekte van
“von Willebrand” (exclusief type IIb): bv. pre-operatief;
° evaluatie van renaal concentratievermogen.
dosis
° diabetes insipidus: * intranasaal: 5 - 30 microgram/dag (= 0,05 - 0,3 mL) verdeeld over 1
of 2 doses; * IV of IM: 400 nanogram/dag (= 0,1 mL) verdeeld over 2 doses IV/ IM (of SC);
° hemofilie A of ziekte van “von Willebrand” (exclusief type IIb) pre-operatief: 0,3 - 0,4
microgram/kg verdund in 50 mL NaCl 0,9 % traag IV infuus 30 minuten pre-operatief,
zonodig te herhalen (overleg met kinderarts-haematoloog);
° renale concentratievermogentest: eenmalig 0,4 mcg SC.
toedieningsweg
intranasaal, IM, IV, SC.
diurese, plasma- en urine-osmolaliteit, natriëmie, lichaamsgewicht.
monitoring
farmacologie
1-Desamino-8-D-Arginine VasoPressine (DDAVP) = synthetisch structuuranaloog van het
natuurlijk humaan arginine-vasopressine met een langere antidiuretische activiteit en
beperkt pressor-effekt; werking berust hoofdzakelijk op een verhoogde terugresorptie van
water ter hoogte van de tubuli colligentes; plasma halfwaardetijd bedraagt ongeveer 2 uur.
bijwerking
zelden hypotensie/reflectoire tachycardie, hyponatriëmie, hemodilutie (“watervergiftiging”),
‘flushing’.
tegenaanwijzing
hartfalen, hypertensie, ziekte van “von Willebrand” type IIb.
toxiciteit
waterintoxicatie [R/ vochtbeperking, Minirin® (tijdelijk) staken en eventueel furosemide
toedienen].
bijzondere
voorzorg
° indomethacine, paracetamol verhogen de werking van Minirin®;
° Minirin® bewaren in koelkast (2 - 8 °C).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
Minirin® mag niet verdund worden voor SC/IV/IM toediening: gebruik een insulinespuit
voor parenterale doses lager dan 4 microgram (= lager dan 0,1 mL).
referentie
J Pediatr 1993; 122: 911;
Arch Dis Child 1994; 70: 51.
editie
1/07/2014
45
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
DEXAMETHASON
Aacidexam®
° Aacidexam®: 1 mL flacon à 5 mg/mL dexamethasonnatriumfosfaat (= 4 mg dexamethasonbase)
(IV, IM, SC) (1 mg base = 1,25 mg dexamethasonnatriumfosfaat); PO = magistrale bereiding of
verdunde flacon voor IV gebruik (zie onder); dosis wordt hieronder altijd uitgedrukt als base.
indicatie
° BPD (vnl. voorbehouden voor ventilator-dependente neonatus met chronisch longlijden);
° laryngotracheaal oedeem na extubatie;
° resistente neonatale hypoglycemie;
° hypotensie (refractair voor vasopressoren).
dosis
BPD (*) : ‘standaard’: 0,15 - 0,25 mg/kg/dosis om de 12 u IV/PO gedurende 3 dagen, nadien met 50 %
verminderen om de 3 dagen (0,1 - 0,05 - 1 dagdosis - stop): kies initieel voor lage startdosis; ‘pulse’:
0,3 mg/kg/dosis om de 12 u gedurende 3 dagen, nadien kuur herhalen met 10 dagen interval tot PCL
36 w of tot O2 vrij; larynxoedeem: 0,25 mg/kg/dosis om de 6 u, 3 à 6 doses (bij extubatie 1/2 van
doses vooraf); hypoglycemie: 0,25 mg/kg/dosis IV/PO zonodig om de 12 u ; hypotensie: 0,25
mg/kg/dosis IV zonodig om de 12 u (max. 72 u) (lagere startdosis bij ELBW’s: 0,03 mg/dosis/12 u).
toedieningsweg
IV, PO, (IM).
glycemie 2/d 1ste 3 d, bloeddruk 1/d, echocardiogram zo > 7 d.
monitoring
farmacologie
systemische corticoïden ter preventie/behandeling van BPD veroorzaken snelle verbetering
in longmechanica en gasuitwisseling, sneller deventileren en vermoedelijk ook verkorting
van termijn voor chronische O2-therapie; er is echter geen evidentie voor kortere
hospitalisatie, noch voor gedaalde sterfte; de neurologische prognose verbetert niet,
mogelijks wordt zij negatief beïnvloed; daarom wordt deze behandeling nog als
“experimenteel” beschouwd.
bijwerking
hyperglycemie/glucosurie, hypertensie, gastro-intestinale perforatie/bloeding, leucocytose,
negatieve eiwitbalans, botdemineralisatie/hypercalciurie/groeistop, transiënte
hypertrofische cardiomyopathie, cataract, prikkelbaarheid/convulsies, myopathie, transiënte
bijnierinsufficiëntie, verhoogd ROP-risico bij ELBW-baby (?).
tegenaanwijzing
indien geen enkel gunstig effect binnen de 72 uur kan corticotherapie beter onderbroken
worden bij BPD als indicatie.
toxiciteit
zie bijwerkingen.
bijzondere
voorzorg
° recente literatuurgegevens wijzen op beter vroegtijdig (< 7 - 10 dagen oud) en kortdurend (± 10
dagen in dalende dosis) starten bij predictie van hoog risico voor latere BPD in plaats van laattijdige
lange (> 21 d) kuren;
° minder bijwerkingen bij ‘pulse’therapie, maar mogelijk minder ‘efficiënt’ (?);
° aangebroken flacon is niet houdbaar.
incompatibiliteit
midazolam (Dormicum®), vancomycine (Vancocin®), difenylhydantoïne (Diphantoine®),
amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen Hypokit®).
specifieke
bereiding
° voeg 0,25 mL Aacidexam® (= 1 mg dexa-base !) bij 0,75 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL dexamethasonebase (!) (24 uur houdbaar);
NB. deze oplossing kan zo gewenst ook peroraal toegepast worden.
(*)
nvdr1: het aantal behandelingsprotocols voor corticoïdentherapie bij BPD is even groot
als het aantal neonatale diensten; hier stellen we het Canadese behandelingsprotocol voor
zoals recent besproken door P.W. Blanchard (NICU Sherbrooke, Québec) op 22.05.98
tijdens de “Journées Nationales de Néonatologie” Paris (cfr. ref);
nvdr2: bronchiaal secreet voor cytologisch onderzoek op dag 4-5 bij elke (nog)
geventileerde VLBW-baby (< 1.500 g) kan helpen bij de indicatiestelling.
referentie
Pediatrics 1992; 90: 534; Eur J Ped 1993; 152: 354; Eur J Ped 1994; 153: 211; Pediatrics 1995; 96:
897; J Pediatr 1995; 126: 769; Ped. Res 1996; 39: 236A; Pediatrics 1996; 98: 204; Pediatrics 1997;
100: 4; Ped. Res 1997; 41: 188A; Prenat Neon. Med 1997; 2: 237; Eur J Ped 1998; 157: S31;
Progrès en Néonat. 1998; 18: 56; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1998; 79: 26; J Pediatr 1998; 133: 395.
editie
1/07/2014
46
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DIAZEPAM
DC
Valium®
° 2 mL ampul à 5 mg/mL (IM, IV, infusie, PR);
° PO = magistrale bereiding (bv. 100 mL siroop à 2 mg/5mL).
indicatie
° status epilepticus (geen voorkeurspreparaat);
° neonatale tetanos;
° anticonvulsivum bij ‘caine’-intoxicatie;
° sedativum/spierrelaxans.
dosis
° IV: 0,1 - 0,5 mg/kg/dosis traag IV over 5 minuten; mag herhaald worden om de 15 - 30
minuten voor 2 - 3 doses (bv. bij neonatale tetanos); eventueel (kortdurend) gevolgd door
continu IV infusie à 100 - 200 mcg/kg/uur (= 0,4 - 0,8 mL/kg/u van 1/20 dilutie: zie
onderaan);
° PR: 0,4 mg/kg/dosis zonodig te herhalen na 10 minuten (bv. thuis of zo geen IV lijn);
° PO: 0,12 - 0,8 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses.
toedieningsweg
traag IV over 5 minuten, continu infusie, PO, PR, beter niet IM (slechte resorptie).
ademhaling.
monitoring
farmacologie
benzodiazepine; versterkt de neuronale inhibitie van de neurotransmitter gammaaminoboterzuur (GABA);hoge plasma-eiwitbinding (98 %); accumulatie van actieve
metabolieten (o.a. N-desmethyl diazepam) met lange halfwaardetijd (> 60 uur) mogelijk bij
herhaald gebruik of langdurige IV infusie; vnl. hepato-biliaire excretie van
glycuronconjugaten van verscheidene metabolieten.
bijwerking
apnoe (vnl. bij te snelle injectie + wanneer ook phenobarbital toegediend wordt), rash,
hypotensie.
tegenaanwijzing
significante hyperbilirubinemie.
toxiciteit
specifiek antidoot = flumazenil (Anexate®) (5 mL ampul à 0,1 mg/mL): R/ 0,01 mg/kg IV,
zonodig na 1 minuut herhalen.
bijzondere
voorzorg
° ademhalingsondersteuning moet beschikbaar zijn;
° houdbaarheid bij verdunning bedraagt slechts 6 uur;
° terminale co-infusie op TPN-lijn mag;
° mag zonodig ook verdund worden met NaCl 0,9 % (minstens 1/20 noodzakelijk).
incompatibiliteit
niet samen met andere farmaca IV toedienen (cfr. melkachtig witte neerslag van actief
product door aanwezigheid van propyleenglycol); vermijd PVC-spuiten bij continu infusie
(cfr. sterke adsorptie aan plastiek): gebruik polypropyleenspuiten (PP).
specifieke
bereiding
voor continu IV infuus: voeg 0,5 mL van een Valium® ampul (= 2,5 mg) bij 9,5 mL glucose 5
% (= 1/20 dilutie):
eindconcentratie = 0,25 mg/mL of 250 microgram/mL.
referentie
Biol Neonate 1997; 71: 345.
editie
1/07/2014
47
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DIAZOXIDE
Proglicem®
caps. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
refractaire hypoglycemie ten gevolge van (persisterend) hyperinsulinisme (neonatus met
persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie die niet zonder IV glucose kan onder
maximale diazoxidebehandeling zal - na overleg met kinderarts-endocrinoloog - wellicht
een subtotale pancreatectomie nodig hebben na eventuele voorbereiding met octreotideacetaat: zie aldaar).
dosis
10 - 15 mg/kg/dag PO verdeeld over 2 - 3 doses (NB. start best met maximale dosis om
later - bij gunstig antwoord - te verminderen tot het effectieve minimum; dosis hoger dan 15
mg/kg/dag is zinloos); een gunstig antwoord kan meestal vastgesteld worden binnen de
eerste 48 uur van de behandeling.
toedieningsweg
PO.
glycemie, urinezuurspiegel, perifeer bloedbeeldonderzoek.
monitoring
farmacologie
perifere arteriolaire vasodilator; niet-diuretisch thiazide; inhibitor van insulinesecretie door
opening van ATP-sensitieve kaliumkanalen; goede PO absorptie; lange halfwaardetijd van
10 - 20 uren: d.w.z. volg voor recidief van hypoglycemie tot 5 dagen na stoppen van
diazoxide; diazoxide blijft hoeksteen bij behandeling van persisterende
hyperinsulinemische (> 8 mU/L) hypoglycemie, maar de neonatale gevallen zijn vaak ‘nonresponders’; de IV vorm Hyperstat® is niet meer verkrijgbaar.
bijwerking
GI-intolerantie, aritmie, hyperglycemie/diabetische keto-acidose bij stress, hyponatriëmie,
zout/H2O retentie (= anti-diuretisch effect), hyperuricemie, leucopenie/neutropenie,
trombocytopenie, hirsutisme/hypertrichose (bij chronische behandeling), rash, koorts,
zeldzaam extrapyamidaal syndroom.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° potentialisatie van hyperglycemiërend effect door combinatie met hydrochlorothiazide
(Dichlotride®), terzelfdertijd wordt anti-diuretisch effect van diazoxide gecompenseerd;
° andere therapeutica bij persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie: glucagon,
octreotide, nifedipine, glucocorticoïden (zie aldaar).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
magistrale bereiding: bv. 100 mL suikervrije orale suspensie à 10 mg/mL.
N.B.: recent overzichtsartikel over “neonataal hyperinsulinisme” in ‘Clinics in
Perinatology’ volume 25, N° 4 december 1998: blz 1.015 - 1.038.
NB. Hyperinsulinisme = verhouding glucose (mg/dL) op insuline (µU/mL) in het bloed
bedraagt minder dan 4.
referentie
editie
J Pediatr Surg 1997; 32: 342; N Engl J Med 1997; 336: 703;
Pediatr Clin North Am 1997; 44: 363;
Eur J Pediatr 1998; 157: 628; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4): 1015.
1/07/2014
48
update
10/05/2005
DIGOXIN IMMUUN FAB
DC
Digitalis Antidot®
merknaam
afleveringsvorm
poedervial à 80 mg Fab antidigoxine antilichamen van schapenoorsprong (IV) per vial.
indicatie
ernstige potentieel dodelijke digitalisintoxicatie (digoxine en derivaten of digitoxine).
dosis
dosis Fab in mg = [digoxin serumspiegel (ng/mL) x 5,6 x LG (kg) : 1000] x 64 of aantal mg
ingenomen digoxine x 0,8 x 64; toedienen over 30 minuten IV via 0,22 micron filter (in bolus
bij extreme urgentie); de aritmieën verminderen gewoonlijk binnen de twee uur na begin
van de perfusie; indien na 10 uren opnieuw ritmestoornissen optreden een tweede
‘Fab’perfusie overwegen.
toedieningsweg
IV over 30 minuten of in bolus bij extreme urgentie.
monitoring
farmacologie
Fab-specifieke antilichamen verkregen uit serum van geïmmuniseerde schapen;
neutralisatie door vorming van Al-Ag complex.
bijwerking
geen, tenzij sensibilisatie voor schapeneiwitten.
tegenaanwijzing
allergie voor schapenglobulinen.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° 80 mg Fab-fragmenten (1 flacon) binden 1 mg digoxine;
° bloedstaal voor digoxinespiegel afnemen vòòr Fab-toediening (interferentie);
° bewaren in koelkast.
incompatibiliteit
afzonderlijk toedienen.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 8 mL aqua pro inj. bij één poedervial (= 80 mg) (zacht mengen);
stap 2: voeg de 8 mL hersamengestelde oplossing bij 32 mL NaCl 0,9 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 2 mg/mL.
NB: product altijd beschikbaar in antigifcentrum: tel: 070 / 245 245 of bij Boehringer
Mannheim Belgium: tel: 02 / 2474747 (8u30 - 17 u); nvdr. beschikbaar op
spoedgevallendienst.
referentie
editie
N Engl J Med 1992; 326: 1739.
1/07/2014
49
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
DIGOXINE
DC
Lanoxin® P. G. Elixir, Lanoxin®
° Lanoxin PG® elixir: 60 mL elixir à 50 mcg/mL (PO);
° Lanoxin®: 2 mL ampul à 0,25 mg/mL (= 250 microgram/mL) (IV, IM).
indicatie
° hartfalen door verminderde myocardcontractiliteit;
° supraventriculaire aritmieën (SVT, atriale flutter of atriale fibrillatie) (overleg met
kindercardioloog);
dosis
° lading PO/IV: alleen toepassen bij behandeling van aritmie of acute decompensatie: 20 -
30 microgram/kg/24 u te verdelen over 3 doses (50 %-25 %-25%) met tussenpozen van 8
- 12 uur; gebruik laagste dosis (= 20 mcg/kg/24 u) bij pretermen en/of IV toediening.
° onderhoud PO/IV: (start 12 uur na vervollediging van eventuele ladingsdosis) 3 - 5
microgram/kg/dosis om de 12 uur; gebruik de laagste dosis bij intraveneuse toediening;
bij pretermen slechts om de 24 uur toedienen(*).
toedieningsweg
PO, traag IV over 5 - 10 minuten; niet IM (lokale weefselnecrose).
monitoring
hartfrequentiemonitor met scoop bij IV toediening; therapeutische plasmaspiegel 1 - 2 ng/mL (afname ten minste 6 - 8 uur nà
toediening, bij voorkeur vlak voor volgende dosis); toxiciteit bij spiegel > 3,5 ng/mL (1 mcg/L = 1,28 nanomol/L).
farmacologie
bijzonder nauwe therapeutische marge; biologische beschikbaarheid bij PO toediening =
85 %; serum halfwaardetijd bij neonati < 1 maand = 40 - 70 uren; + inotroop en chronotroop effect; voornamelijk renale eliminatie; hypokaliëmie, hypomagnesiëmie,
hypercalcemie predisponeren tot digoxinetoxiciteit; houd rekening met vals hoge
digoxinespiegel door bv. (moederlijke) ‘digoxin-like’ substanties (ideaal = spiegel reeds vòòr
start).
bijwerking
frequent bij pretermen: braken, diarree, lethargie, kort QTc en vermindering van T-golf
amplitude; zeldzaam gynecomastie, urticaria, eosinofilie, trombocytopenie.
tegenaanwijzing
hypokaliëmie, ventriculaire dysritmieën, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie,
WPW-syndroom.
toxiciteit
braken, sinusbradycardie (PR-interval > 0,16 ”) (R/ atropine), ventriculaire aritmie (bv.
extrasystolen, bigeminie, AV-blok, ...) (R/ lidocaïne, phenytoïne); bij levensbedreigende
intoxicatie: R/ digoxin immuun Fab IV.
bijzondere
voorzorg
° spironolactone (Aldactone®) interfereert met digoxine-RIA;
° verlaag dosis bij gedaalde creatinineklaring;
° schrijf voor in mg én in mL en controleer met 2 artsen/verpleegkundigen!
° verdunning 24 u. houdbaar in koelkast.
incompatibiliteit
niet mengen met andere injectievloeistoffen of geneesmiddelen; risico voor
digitalistoxiciteit kan toenemen bij simultaan gebruik van amphotericine B (Fungizone®) of
erythromycine (Erythrocine®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg één 2 mL ampul Lanoxin® (= 500 microgram) bij 18 mL NaCl 0,9
% (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 0,025 mg/mL of 25 microgram/mL.
(*)
nvdr: verschillende (vaak ingewikkelde) therapieschemata voorhanden; hier werd
geopteerd voor veiligheid en (relatieve) eenvoud; vermijd intraveneuse toediening bij de
pasgeborene; er zijn veiliger cardiotonica voorhanden voor parenterale toepassing (bv.
dobutamine).
referentie
editie
Pediatrics 1982; 69: 463;
J Pediatr 1986; 108: 871;
J Pediatr 1992; 121: 608.
1/07/2014
50
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
DIHYDRALAZINE
Nepresol®
° poederampul à 25 mg + 2 ml solvens (IV);
(NB. IV vorm niet geregistreerd in België).
° compr. 25 mg (PO);
indicatie
° milde tot matige neonatale hypertensie;
° ‘afterload’-reductie bij congestief hartfalen.
dosis
° IV: start met 0,1 tot 0,5 mg/kg/dosis (= 0,1 - 0,5 mL/kg/dosis van 1/12,5 dilutie) traag IV
om de 6 - 8 uur; dosis kan volgens antwoord opgedreven worden tot max. 2 mg/kg/dosis
om de 6 uur.
° PO: 0,25 - 1 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur of - bij overschakeling - ongeveer tweemaal de
nodige IV dosering.
toedieningsweg
monitoring
traag IV over 1 - 2 minuten, PO.
bloeddruk en hartfrequentie, bloedbeeldonderzoek.
farmacologie
perifere arteriolaire vasodilator (‘cardiac output’ neemt toe); reflextachycardie kan
voorkomen worden door associatie met beta-blokker (type Inderal®) en dihydralazinedosis
kan hierdoor lager gehouden worden tot minder dan 0,15 mg/kg/dosis; vlotte intestinale
absorptie, maar uitgesproken ‘first-pass’ metabolisme in de lever; werking 30 - 60 minuten
na orale toediening en 5 - 10 minuten na IV toepassing; serum halfwaardetijd bedraagt 2 8 uur.
bijwerking
vnl. reflectoire tachycardie, ‘flushing’, vocht- en zoutretentie, diarree/braken, transiënte
agranulocytose, trombocytopenie, hepatitis, paralytische ileus na langdurig gebruik.
tegenaanwijzing
toxiciteit
‘lupus-like’ syndroom vnl. bij volwassenen en oudere kinderen (trage acetylators).
bijzondere
voorzorg
° bij perorale toediening best met de voeding geven (betere absorptie);
° niet verdunnen met glucose 5 %;
° oplossing dient onmiddellijk gebruikt te worden;
° best toedienen samen met diureticum (cfr. vocht- en zoutretinerend effect).
incompatibiliteit
theophylline (Euphyllin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), furosemide (Lasix®),
phenobarbital (Luminal®), glucose, heparine, hydrocortisone (Solucortef®),
diphenylhydantoïne (Diphantoine®), fentanyl (Fentanyl®), amphotericine B (Fungizone®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening bereiding in 2 stappen:
stap 1: los één poederampul dihydralazine (= 25 mg) op in 2 mL bijgeleverd solvens;
stap 2: voeg bij de 2 mL hersamengestelde oplossing 23 mL NaCl 0,9 % (= 1/12,5 dilutie)
eindconcentratie = 1 mg/mL.
NB. bovenstaande verdunning voor IV kan ook gebruikt worden voor PO toediening.
referentie
editie
J Pediatr 1980; 97: 1009; Clin Perinatol 1988; 15: 567.
1/07/2014
51
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DILTIAZEM
Tildiem®, DiltiazemG
compr. 60 mg (PO).
indicatie
° acute exacerbaties van pulmonale hypertensie bij ernstige chronische longziekte (BPD)
(experimenteel);
° arteriële hypertensie (voornamelijk volwassenen).
dosis
1 - 1,5 mg/kg/dag verdeeld over 4 doses PO.
toedieningsweg
PO.
monitoring
farmacologie
calciumkanaal-antagonist (WGO-classificatie klasse III): diltiazem remt influx van calcium in
de trage calciumkanalen van de myocardvezels en de gladde spiervezels van de
bloedvaten af met daling van het intracellulair calcium ter hoogte van de contractiele
eiwitten; ‘afterload’- reductie; klasse-IV-anti-aritmicum (bij volwassenen gebruikt als
therapie bij supraventriculaire aritmieën); hoge intestinale absorptie (> 90 %) maar lage
biologische beschikbaarheid (± 40 %) door “first pass” effect; biliaire (65 %) en renale (35
%) eliminatie.
bijwerking
oedemen (onderste ledematen), urticariële rash, AV- of sino-atriale blok, sinusale
bradycardie.
tegenaanwijzing
“sick sinus” syndroom, AV-blok (gr II/III), hypotensie, linker kamerinsufficiëntie met
longoedeem.
toxiciteit
hypotensie en acute collaps eventueel samen met geleidingsstoornissen (antidota R/
atropine, adrenaline, glucagon, calciumgluconaat).
bijzondere
voorzorg
° interferentie met beta-blokkers, amiodaron, digitalis en theophylline vermijden;
° O2 therapie blijft de veiligste en meest specifieke pulmonale vasodilator bij BPD-kinderen.
incompatibiliteit
dantroleen (Dantrium®) (kan leiden tot ventrikelfibrillatie).
specifieke
bereiding
referentie
editie
Can J Cardiol 1988; 4: 181;
Am J Cardiol 1997; 79: 1570.
1/07/2014
52
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DIPHENYLHYDANTOÏNE = PHENYTOÏNE
DC
Diphantoine®
° compr. 100 mg (PO);
° 5 ml ampul à 50 mg/mL (IV).
indicatie
° anticonvulsivum vnl. bij neonataal stuipen refractair aan phenobarbital;
° anti-aritmicum (vnl. bij digitalisintoxicatie).
dosis
° anticonvulsief: lading: 20 mg/kg traag IV over minstens 30 minuten; onderhoud: 5 - 8
mg/kg/dag traag IV over 15 - 30 minuten of PO verdeeld over 2 doses;
° anti-aritmisch: lading: 1,25 mg/kg IV over 5 minuten onder ECG monitoring tot maximaal
15 mg/kg (= 12 doses); onderhoud: 2 - 5 mg/kg/dag IV of PO verdeeld over 2 doses.
toedieningsweg
monitoring
traag IV of PO (variabele absorptie); niet IM !
ECG; therapeutische serum dalspiegel (facultatief) = 10 - 20 mcg/mL; bepaal dalspiegel 48
à 72 uur na ladingsdosis en juist vòòr volgende toediening (NB. 1 mcg/mL = 3,96 mmol/L).
farmacologie
levermetabolisatie (glucuronidatie); hoge eiwitbinding (90 %); onvoorspelbare en beperkte
biologische beschikbaarheid bij neonatus na orale toediening: daarom wordt dit farmacon
vaak niet (meer) gebruikt als onderhoudsbehandeling.
bijwerking
hartritmestoornissen (vnl. brady-aritmieën) en hypotensie bij (te) snelle IV toediening,
phlebitis (cfr. alkalische pH 12 = sterk veneprikkelend), rachitis, hyperglycemie, gingivitis
(later tandvleeshypertrofie).
tegenaanwijzing
hartblok, sinusale bradycardie.
toxiciteit
ataxie, nystagmus, convulsies, hartritmestoornissen.
bijzondere
voorzorg
° obligaat voor- en na-’flushen’ met NaCl 0,9 % (= preventie van kristalvorming);
° niet toedienen via centrale lijn (precipitatiegevaar);
° niet verdunnen met glucose-oplossing;
° niet samen met lidocaïne (Xylocaine®) gebruiken (ernstige hartritmestoornissen!)
incompatibiliteit
amikacine (Amukin®), dubutamine (Dobutrex®), lidocaïne (Xylocaine®), morphine, KCl en ...
nog zeer veel andere farmaca: daarom liefst niet mengen met andere geneesmiddelen.
specifieke
bereiding
voeg 2 mL (= 100 mg) Diphantoine® bij 8 mL NaCl 0,9 % juist vòòr toediening (= 1/5
dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
Neurology 1983; 33: 173; Volpe JJ: Neurology of the Newborn 3th Edition 1995, p 198;
Arch Dis Child 1998 (F/N); 78: 70.
editie
1/07/2014
53
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DIPYRIDAMOLE
Persantin®, DipyramidoleG
° compr. 75 mg (PO);
°10 mL ampul à 5 mg/mL (IV infusie),
(2 mL ampul à 5 mg/mL uit de handel vanaf 01.07.2002).
indicatie
° preventie van trombo-embolische verwikkelingen vnl. na palliatieve shuntoperaties of
cardiale klepprothese (meestal in associatie met acetylsalicylzuur 15 - 30 mg/dag PO);
° adjuvans bij behandeling van trombotische micro-angiopathieën.
dosis
° PO: 5 - 10 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses;
° continu IV infusie: 0,2 - 0,4 mg/kg/uur (= 0,2 - 0,4 mL/kg/uur van 1/5 dilutie).
toedieningsweg
monitoring
PO, IV infuus (altijd verdund).
bloeddruk, hartfrequentie.
farmacologie
inhibitor van plaatjesaggregatie door fosfodiësterase-inhibitie en stijging van
intratrombocytair cAMP; stimulus van endogene prostacyclinesynthese; perifere en
coronaire vasodilatatie; eiwitbinding bedraagt 97 %; hepatische metabolisatie.
bijwerking
bradycardie, flushing, syncope, hypotensie, rash, pruritus, GI-intolerantie (braken, diarree),
congestie neusmucosa.
tegenaanwijzing
shock, collaps.
toxiciteit
hypotensie, tachycardie, nervositas (antidoot R/ theophylline traag IV over 1 à 2 minuten).
bijzondere
voorzorg
ampul voor IV altijd verdunnen: kan ook met NaCl 0,9 %.
incompatibiliteit
niet met andere geneesmiddelen in het zelfde infuus toedienen.
specifieke
bereiding
voor continu IV infuus: voeg één 2 mL ampul Persantin® (= 10 mg) bij 8 mL glucose 5 % (=
1/5 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Scand J Thorac Cardiovasc Surg 1990; 24: 191.
editie
1/07/2014
54
update
12/04/2007
merknaam
afleveringsvorm
DOBUTAMINE
DC
Dobutamine EG® 12,5 mg/mL
WIJZIGING VANAF 12.04.2007!
Dobutamine 250 mg/20 mL of 12,5 mg/mL concentraat voor oplossing voor
intraveneuse infusie = 20 mL ampul (= 250 mg) (Eurogenerics NV)
(bewaren beschermd tegen licht).
indicatie
° bloeddrukondersteuning bij vnl. cardiogene (al dan niet septische) shock;
° acute hartdecompensatie;
° persisterende foetale circulatie (PFC) (vnl. linker kamer ondersteuning).
dosis
2 - 25 mcg/kg/minuut (maximum = 40 mcg/kg/minuut) in continu IV infuus;
startdosis meestal 8 - 10 mcg/kg/minuut (= 0,096 - 0,12 mL/kg/uur van 1/2,5 dilutie bij
gebruik van Dobutamine® 12,5 mg/mL concentraat), vaak geassocieerd aan dopamine
aan 8 - 12 mcg/kg/minuut.
PS. doses > 15 mcg/kg best vermijden bij neonatus (cfr. daling van hartcompliantie met
minder hartvulling als gevolg).
toedieningsweg
IV in continu infuus.
hartfrequentie en (liefst) invasieve bloeddrukmonitoring.
monitoring
farmacologie
synthetisch inotroop catecholamine met vnl. beta1-adrenergische activiteit; bijna zuiver
inotropicum;
levermetabolisatie; korte halfwaardetijd (2 minuten).
bijwerking
hypotensie bij hypovolemische patiënt (best altijd vooraf ‘volumeload’);
tachycardie, aritmie (ventriculaire ectopie) bij hoge dosis (> 20 mcg/kg/min); soms
tolerantie na langdurig (> 3 dagen) gebruik.
tegenaanwijzing
atriale fibrillatie, idiopathische subaortische stenose, hypertrofische cardiomyopathie
toxiciteit
hypertensie, tachycardie, ventriculaire ectopieën.
bijzondere
voorzorg
° Dobutamine® concentraat NIET onverdund toedienen;
° verdunde oplossing 12 u houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast;
° Dobutamine® kan ook verdund worden in glucose 10 % of NaCl 0,9 %;
° altijd eerst hypovolemie corrigeren vòòr dobutaminegebruik.
incompatibiliteit
digoxin (Lanoxin®), acyclovir (Zovirax®), diazepam (Valium®), furosemide (Lasix®), indomethacin
(Indocid®), midazolam (Dormicum®), phenytoine (Diphantoine®), Na-bicarbonaat, heparine, alteplase
(Actilyse®), spironolactone (Aldactone®), morfine, atropine, protamine, KCl, foliumzuur, paracetamol
(Pro-Dafalgan®).
specifieke
bereiding
° Dobutamine® concentraat: voeg één 20 mL ampul Dobutamine EG® (= 250 mg) bij 30 mL
glucose 5 % (= 1/2,5 dilutie):
eindconcentratie = 5 mg/mL of 5.000 microgram/mL.
(NB. zie aangepaste lijsten voor gebruik met Graseby-infusiepomp en specifieke spuit)
NB1: liefst klein spuitvolume ter preventie van “spuitaccidenten”;
NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
Crit Care Med 1989; 17: 1166; Pediatrics 1992; 89: 47; Eur J Pediatr 1993; 152: 925.
1/07/2014
55
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
DOMPERIDONE
Motilium®
° drinkbare vloeistof “pediatrie”: 100 mL oplossing à 1 mg/mL met doseerpipet volgens
gewicht (PO);
° zetpil “baby” 10 mg (PR).
indicatie
° gastroprokineticum, postoperatief anti-emeticum;
° 2de keus na cisapride bij medicamenteuse behandeling van gastro-oesofagale reflux.
dosis
° PO: 0,25 mg/kg/dosis (= 0,25 mL/kg/dosis) 3 tot max. 4 maal daags telkens 15 tot 30
minuten vòòr de voeding;
° PR: 2 tot 4 suppositoria “baby” per dag.
toedieningsweg
PO, PR.
monitoring
farmacologie
perifere gastroïntestinale antidopaminewerking: versnelde maaglediging, anti-emetische
werking.
bijwerking
hyperprolactinemie (zeldzaam), extrapyramidale symptomen, uitzonderlijk rash, urticaria.
tegenaanwijzing
ernstige leverdysfunctie, GI-bloeding, darmobstructie en/of perforatie.
toxiciteit
minder extra-pyramidale bijwerkingen dan metoclopramide (Primperan®).
bijzondere
voorzorg
best vòòr de voeding toedienen.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Physiol Pharmacol 1997; 48: 185.
1/07/2014
56
update
22/03/2010
merknaam
afleveringsvorm
DOPAMINE
Dynatra® 50, Dynatra® 200
Dynatra® 50: 1,25 mL ampul à 40 mg/mL (IV infusie);
[NB. ook beschikbaar = Dynatra® 200: 5 mL ampul à 40 mg/mL (IV infusie)].
indicatie
ondersteuning van cardiaal debiet, bloeddruk en diurese bij kritisch zieke patiënten met
hypotensie/shock (meestal na gebruik van volume-expander): bv. IRDS + hypotensie en
oligurie, hypotensie door tolazoline, hypotensie na asfyxie door linker hartfalen, enz. ... .
dosis
° bloeddrukondersteuning: 1 - 20 mcg/kg/min continu IV (max. 30 mcg/kg/min): startdosis
bedraagt gewoonlijk 5 - 10 mcg/kg/min (= 0,075 - 0,15 mL/kg/uur van 1/10 verdunning);
° verbetering van splanchnische perfusie (= betere darm/nierdoorbloeding): 2 - 3
mcg/kg/min (= 0,03 - 0,045 mL/kg/uur van 1/10 verdunning) (eventueel gecombineerd
met furosemide 0,05 mg/kg/uur in continu IV infuus: synergistisch effect).
toedieningsweg
continu IV infusie (liefst diepveneus) steeds na verdunning, niet via AUC.
hartfrequentie en (liefst) invasieve bloeddruk, urinedebiet, perifere perfusie en observatie
infusieplaats voor extravasatie.
monitoring
farmacologie
natuurlijke precursorcatecholamine; snelle metabolisatie (t 1/2 = 1 - 5 min.); vertraagde
klaring bij belangrijke lever- of nierdysfunctie;
lage dosis 1 - 5 mcg/kg/min: toename van GFR, urineproductie en Na+-excretie (delta);
medium dosis 5 - 10: positief inotroop en chronotroop effect (vooral beta-receptor effect);
hoge dosis > 10: toename van systemische en pulmonale vaatweerstand (vooral alfa).
bijwerking
tachycardie (> 5 gamma), aritmie (supra- en ventric. extrasystolen), perifere en pulmonale
hypertensie (> 10 gamma), (onverklaarde) metabole acidose, thyrotropine- en
prolactinesuppressie, huidnecrose (R/ fentolamine ± nitroglycerinezalf: zie aldaar),
lidmaatischemie ook zonder extravasatie, hypotensie bij vermindering perfusiesnelheid.
tegenaanwijzing
geen hoge (> 6 mcg/kg/min) doses bij PFC (PPHN); feochromocytoom; tachy-aritmie;
ejectiebelemmering (bv. subvalvulaire aortastenose).
toxiciteit
difenylhydantoïne IV toediening aan patiënt onder dopamine-infusie kan leiden tot acute
hypotensie en bradycardie.
bijzondere
voorzorg
° terminaal IV toedienen samen met TPN-lijn mag;
° aangebroken ampul 12 uur houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast;
° associatie met dobutamine of adrenaline continu IV te verkiezen boven dopamine >15
mcg/kg/min (cfr. afname van linker ventrikel ‘output’ bij hogere dopaminedosis).
incompatibiliteit
acyclovir (Zovirax®), amphotericine B (Fungizone®), indomethacin (Indocid®), ampicilline (Penbritin®,
Pentrexyl®), benzylpenicilline, furosemide (Lasix®), gentamycine (Geomycine®), tobramycine
(Obracin®), metronidazole (Flagyl®, ...), alteplase (Actilyse®); dopamine wordt geïnactiveerd door Na+bicarbonaat en ieder andere alkali-oplossing.
specifieke
bereiding
° ziekenhuisapotheek (oa. UZG) kan bij veelvuldig gebruik in NIC-dienst een 10 mL flacon
met een 1/10 verdunde oplossing ter beschikking stellen;
° of maak zelf een 1/10 dilutie: voeg 1 mL Dynatra® (= 40 mg) bij 9 mL glucose 5 % (= 1/10
dilutie):
eindconcentratie = 4 mg/mL of 4.000 microgram/mL.
NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
J Perinatol 1986; 6: 82;
Arch Dis Child 1993; 69: 59;
J Pediatr 1995; 126: 333.
1/07/2014
57
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
DOXAPRAM
Dopram®
5 mL ampul à 20 mg/mL (IV, kan ook enteraal).
indicatie
° idiopathische prematuriteitsapnoe refractair voor methylxanthines;
° postoperatieve apnoe bij (ex-)preterm baby (éénmalige dosis doxapram à 1 mg/kg
meestal voldoende).
dosis
° ladingsdosis: 2,5 - 3 mg/kg traag IV over 15 - 30 minuten, gevolgd door
° onderhoudsdosis: 0,5 - 2,5 mg/kg/uur (= 0,025 - 0,125 mL/kg/uur van onverdund
farmacon) in continu IV infuus of enteraal via continue gastrische drip à 2 tot 4 mg/kg/uur
of 6 mg/kg/dosis PO om de 6 u: gebruik hiervoor de IV ampul verdund met kleine
hoeveelheid glucose 5 % (zie onder); geef indien mogelijk eerst een IV ladingsdosis;
‘titreer’ altijd naar laagst mogelijke dosis.
toedieningsweg
traag IV, continu IV infuus of (experimenteel) continu enteraal.
therapeutische serumspiegel: 1,5 - 5 mcg/mL.
monitoring
farmacologie
1-ethyl-3,3-difenyl-4-(2-morfolino-ethyl)-2-pyrrolidinon; analepticum; halfwaardetijd 6 - 12
uur bij neonatus; biologische beschikbaarheid bij enterale toediening bedraagt 40 - 65 %;
levermetabolisatie en urinaire excretie; transiënte reductie van de maximale cerebrale
bloedflow.
bijwerking
prikkelbaarheid, tremoren en onwillekeurige bewegingen (jargon ‘dopramitis’), tachycardie,
hypertensie bij dosis > 1,5 mg/kg/u, buikopzetting, maagresidu, braken, laryngospasme,
mydriase, urineretentie, hyperglycemie/glucosurie, leucopenie, huidnecrose bij
extravasatie, rebound hypoventilatie, verhoogd risico voor NEC bij enterale toediening (?).
tegenaanwijzing
voorafgaande convulsies, hypertensie.
toxiciteit
hypertensie, stuipen.
bijzondere
voorzorg
° kans op bijwerkingen stijgt bij dosis > 1,5 mg/kg/u zo langer dan 36 - 48 uur toegediend;
° accumulatiegevaar bij renale of hepatische dysfunctie: dosis verlagen;
° 24 uur houdbaar bij kamert°, niet in koelkast bewaren;
° mag IV terminaal samen op TPN-lijn.
incompatibiliteit
dexamethasone (Decadron®), digoxine (Lanoxin®), dobutamine (Dobutrex®),
difenylhydantoïne (Diphantoine®), furosemide (Lasix®), hydrocortisone (Solucortef®),
methylprednisolone (Medrol®), theophylline (Euphyllin®), cefalosporinen, thiopental.
specifieke
bereiding
° voor IV toediening: mag onverdund gebruikt worden:
concentratie = 20 mg/mL;
° voor PO toediening: voeg 0,5 mL (= 10 mg) Dopram® bij 0,5 mL glucose 5 % (=1/2
dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
editie
J Pediatr 1986; 108: 124; J Pediatr 1990; 116: 648; Biol Neonate 1991; 59: 190; Am J Perinatol
1991; 8: 110; Acta Paediatr Scand 1991; 80: 786; Pediatr Med Chir 1995; 17: 123; ICMED 1996; 22:
(S2)183; Eur J Clin Pharmacol 1996; 50: 191; Neuropediatrics. 2004; 35:126.
1/07/2014
58
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
EDROPHONIUM-CHLORIDE
Camsilon®
1 mL ampul à 10 mg/mL (niet geregistreerd in België) (IV, IM).
indicatie
° myasthenietest bij pasgeborene (bv. moeder met myasthenia gravis);
° antidoot bij neuromusculaire blokkade (geen voorkeurspreparaat).
dosis
myasthenietest: 0,1 mg/kg als éénmalige dosis traag IV over 1 - 2 minuten of IM (in
aanwezigheid van de voorschrijvende arts).
toedieningsweg
monitoring
IV, IM.
ademhaling.
farmacologie
kortwerkende (d.i. minuten) cholinesterase-inhibitor.
bijwerking
precipitatie van cholinergische crisis mogelijk, bronchospasme, brady-aritmie.
tegenaanwijzing
gastro-intestinale of urologische obstructie, aritmie.
toxiciteit
spierzwakte, spierfasciculaties, hypersalivatie, bradycardie; antidoot = R/ atropine 0,01 0,04 mg/kg/dosis IV.
bijzondere
voorzorg
steeds atropine bij de hand “klaar in de spuit” !
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatr Neurol 1988; 4: 245;
Arch Pediatr 1995; 2: 1223.
1/07/2014
59
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ENALAPRIL
Renitec®, EnalaprilG
° Renitec®: compr. à 2,5 mg (PO); 1 mL ampul à 1 mg/mL (IV);
° EnalaprilG: compr. à 5 mg.
indicatie
° hypertensie (zo geen orale medicatie kan toegepast worden);
° ernstig hartfalen refractair voor conventionele diuretische therapie (‘afterload’-reductie).
dosis
° hypertensie: 5 - 10 microgram/kg/dosis traag IV over 5 minuten om de 8 - 24 uur (start
met laagste dosis);
° hartfalen: 100 microgram/kg/dag in 1 dosis PO, zonodig op te drijven tot max. 500
microgram/kg/dag bij de oudere (> 1 maand) zuigeling.
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV.
nierfunctie.
farmacologie
ACE-remmer; renale excretie; bevat geen sulfhydrylgroep zoals captopril die
verantwoordelijk zou zijn voor de bijwerkingen; het is een “pro-drug” die in de lever moet
geconverteerd worden tot zijn actief metaboliet, enalaprilaat; werkingsduur 8 tot 24 uur,
serum halfwaardetijd bedraagt gemiddeld 8 uur.
bijwerking
diarree, hypotensie, apnoe, convulsies, oligurie/nierfalen bij voorafbestaande
nierdysfunctie, hyperkaliëmie, (reversiebel) exantheem, angioneurotisch oedeem, hoest.
tegenaanwijzing
toxiciteit
langdurige hypotensie.
bijzondere
voorzorg
° alleen toedienen bij voldoende hydratie (diuretica best vooraf stoppen);
° reduceer dosis bij nierlijden;
° dosering traag progressief afbouwen.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Arch Dis Child 1989; 64: 219;
J Pediatr 1990; 117: 664; Am J Perinatol 1992; 9: 254;
Arch Dis Child 1994; 70: 35; Acta Paediatr 1995; 84: 1426.
1/07/2014
60
update
25/03/2014
merknaam
afleveringsvorm
ENOXAPARINE
Clexane®
0,2 mL voorgevulde spuit SC à 20 mg/0,2 mL (SC) of 2.000 IE Axa: dosis wordt vaak
uitgedrukt in anti-factor Xa internationale eenheden (IE Axa) (100 IE Axa = 1 mg).
NB. Bereiding à 50 mg/mL voor SC toediening wordt door apotheek UZG bereid en in tuberculinespuitje afgevuld à 40 mg/0,8 mL; schrijf voor via individueel (groen) voorschrift; bij opstart tel. overleg
overdag via 22970 (PS. verdunning buiten openingsuren beschikbaar in UZG spoedkast).
indicatie
° preventie of behandeling van (diepe) veneuse of coronaire trombose (bv. postchirurgie of
postcatheterisatie; incidentie 2/1.000 NICU opnamen); LMGH geniet principieel voorkeur boven
heparine omwille van beter voorspelbare farmacokinetiek (= minder monitoring, minstens
gelijkwaardige effectiviteit, minder bloedingen, eenvoudige subcutane toedieningswijze);
° homozygote proteïne C of S deficiëntie.
dosis
° Behandeling van trombose: start bij neonatus met 1,5 mg/kg/dosis (150 IE Axa/kg) om de 12 uur
SC; dosis aanpassen om een 4 - 6 u postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden tussen 0,5 en 1,0
E/mL; dit zal meerdere dagen duren; bij pretermen kan een hogere dosis nodig zijn om de target antiXa plasmaspiegel te bekomen (gemiddeld 2,3 mg/kg/dosis met range 2,0 - 3,5 mg/kg/dosis).
° Risico profylaxie: 0,75 mg/kg/dosis SC om de 12 uur (zuigeling > 3 maand oud = 0,5 mg/kg/dosis
om de 12 u); dosis aanpassen om een 4 - 6 uur postdosis anti-Xa plasmaspiegel te behouden tussen
0,1 en 0,4 E/mL.
toedieningsweg
Subcutane (SC) injectie thv dijbeen of buikwand.
monitoring
meet 4 u na dosis plasma anti-Xa activiteit (0,5 - 1 E/mL) bij behandeling van ingestelde trombose tot stabiele
waarde bekomen wordt (verder niet routinematig); bij pretermen wordt anti-Xa activiteit best 1/wk gevolgd; PBO +
plaatjes.
farmacologie
Laag Moleculair Gewicht Heparinen (LMGH ’s) zijn fragmenten van heparine met
inhiberende activiteit t.o.v. factor Xa en bevordering van loslating van antitrombotische
factoren (bv. t-PA), maar significant minder inhiberend tegenover factor IIa in vergelijking
met heparine; d.i. antitrombotische werking met geringer antistollingseffect: risico op
bloeding is hierdoor geringer; lange halfwaardetijd: 4 - 5 uren.
bijwerking
minder bloedingen dan na heparine, zelden trombocytopenie, pijn/erytheem op
injectieplaats, allergie/anafylaxie, transiënte stijging van transaminasen.
tegenaanwijzing
hersenbloeding.
toxiciteit
1 mg protamine voor iedere 100 E enoxaparine, zonodig de helft van die dosis herhalen;
bloedtransfusie kan nodig blijven.
bijzondere
voorzorg
° bewaren in koelkast; 14 dagen stabiel in koelkast.
° overschakeling op eenmalige dagdosis mogelijk bij chronisch-ambulante behandeling;
° LMGH ‘s zijn niet zomaar onderling uitwisselbaar: hun farmacologische activiteit/kinetiek is sterk verschillend;
LMGH ‘s hebben weinig invloed op aPTT: deze test niet gebruiken als leiddraad voor dosisaanpassing (cave
overdosering!).
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
° UZG bereiding: gebruik bereide 1/1 verdunning à 40 mg/0,8 mL:
1. purgeer steeds de bijgeleverde tubeculinenaald;
2. meet steeds de juiste fractie voor toediening af;
3. dit is een bereiding voor éénmalige SC toediening;
4. te bewaren in koelkast.
° Zo geen UZG bereiding beschikbaar mag standaard Clexane® spuit verdund worden met
NaCl 0,9% of aqua pro injectione: vb. 0,2 mL spuit Clexane® (20 mg) toevoegen aan 0,2
mL fysiologisch (1/1 dilutie): deze verdunning bevat 5 mg Clexane® per 0,1 milliliter (of 50
mg/mL) (vb. pasgeborene van 3 kg: geef 4,5 mg per dosis of 0,09 mL van een 1:1 dilutie)
referentie
editie
Arch Dis Child (F/N) 2003; 88: 365; Pediatrics 2004; 114: 702; Clin Pharmacokinet 2003;
42: 1043.
1/07/2014
61
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
DC
EPINEPHRINE = ADRENALINE
Adrenaline®, Adrenaline Stella®
1 mL ampul à 1mg/mL (= d.i. 1:1.000 oplossing) (IV, SC, ET) (lichtprotectie).
(Parke-Davis, Stella)
indicatie
° bradycardie/asystolie (reanimatie) onder ventilatie met 100 % O2 + hartmassage;
° acute hartdecompensatie (lage dosis continu IV);
° refractaire hypotensie niet dopa/dobutamine-responsief (hoge dosis continu IV);
° bronchodilatatie bij acuut bronchospasme;
° anafylactische shock.
dosis
° cardiovasculaire collaps: 0,1 - 0,3 mL/kg van 1/10 verdunning (= 10 - 30 mcg/kg) IV of uitz. IC; ook
ET: verdubbel IV dosis opgelost in 1 - 2 mL NaCl 0,9 %; herhaal zonodig om de 3 - 5 minuten.
° continu IV infuus: positief ino- en chronotroop effekt: 0,05 - 0,1 mcg/kg/min (= 0,15 - 0,3 mL/kg/uur
van 1/50 dilutie); vasoconstrictie: 0,2 - 1,0 mcg/kg/min (= 0,6 - 3 mL/kg/uur van 1/50 dilutie).
° verstuiving: 0,5 mL/kg (max. 2 mL) van 1/1000 oplossing verdund in 3 mL NaCl 0,9 %.
toedieningsweg
IV (bij voorkeur diepveneus), ET, uitz. IC (IC te ontraden), intra-osseus, niet intra-arterieel.
hartfrequentie en (invasieve) bloeddruk.
monitoring
farmacologie
positief inotroop en chronotroop (beta1); toename van perifere weerstand (alfa1); toename
van bloedflow naar skeletspier, hersenen, lever en myocard; afname van nierdoorbloeding;
bronchodilatatie (beta2);
serum halfleeftijd bedraagt minder dan 5 minuten.
bijwerking
tachy-aritmie (ventrikelextrasystolen en kamertachycardie) vnl. bij > 0,5 mcg/kg/min,
hypokaliemie, hypertensie, hyperglycemie, braken, tremoren, weefselischemie/necrose.
tegenaanwijzing
niet langs AUC toedienen; hyperthyreoïdie, hypertensie.
toxiciteit
ventriculaire aritmie, acuut longoedeem, hersenoedeem (antidoot R/ eerst alfa-blokker bv.
fentolamine IM, nadien beta-blokker bv. propranolol IV).
bijzondere
voorzorg
° na-’flushen’ met 1 - 2 mL NaCl 0,9 % bij acute IV toediening;
° vooraf metabole acidose corrigeren; meer dan 24 uur stabiel in oplossing;
° mag terminaal op een IV-lijn toegepast waarop dobutamine/dopamine, doxapram,
fentanyl, heparine, ranitidine of TPN (zonder lipiden) loopt.
incompatibiliteit
ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), phenobarbital (Luminal®), Na-bicarbonaat,
hyaluronidase (Hyalase®), furosemide (Lasix®), tromethamine (Thamacetat®), heparine
(hoge concentratie), theophylline (Euphyllin®).
specifieke
bereiding
° bij cardiovasculaire collaps: voeg 0,2 mL adrenaline 1/1.000 bij 1,8 mL NaCl 0,9 % (=
1/10 dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL (zie ook resuscitatiekaart).
° bij continu IV infusie: voeg één 1 mL ampul adrenaline (= 1 mg) bij 49 mL glucose 5% (=
1/50 dilutie):
eindconcentratie = 0,02 mg/mL of 20 microgram/mL.
NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
JAMA 1992; 268: 2276; Arch Dis Child 1994; 70: F213; Arch Dis Child 1994; 70: F3.
1/07/2014
62
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ERYTHROMYCINE
Erythrocine®
° Erythrocine® oraal (- ethylsuccinaat): 80 mL flacon orale suspensie à 50 mg/mL na
oplossen (PO);
° Erythrocine® I.V. (- lactobionaat): flacon à 1 gram (uitsluitend voor IV gebruik).
indicatie
° behandeling van neonatale infecties veroorzaakt door Chlamydia trachomatis
(conjunctivitis en pneumonitis), Mycoplasma, Ureaplasma urealyticum;
° alternatief voor penicilline (bv. bij penicilline-allergie of -resistentie) bij behandeling van
infecties veroorzaakt door grampositieve kiemen; niet actief tegen enterococcen;
° gastro-intestinaal prokineticum bij neonatale darmdysmotiliteitsstoornis (experimenteel).
dosis
° PO: 15 mg/kg/dosis (= 0,3 mL/kg/dosis van orale suspensie) om de 8 uur PO (samen met
of juist vòòr de voeding geven);
° IV (zelden nodig): 5 - 10 mg/kg/dosis traag IV over minstens 60 minuten, te herhalen om
de 6 uur.
NB. bij neonatale darmdysmotiliteit: 2 mg/kg/dosis PO om de 8 uur (in onderzoek).
toedieningsweg
PO, traag IV over minstens 60 minuten, nooit IM.
leverfunctie; hartfrequentie en bloeddruk tijdens IV toediening; observeer voor extravasatie;
perifeer bloedbeeldonderzoek (eosinofilie).
monitoring
farmacologie
bacteriostatisch macrolide; interferentie met bacteriële eiwitsynthese door binding met
ribosomen en translocatie-inhibitie; korte serum halfwaardetijd: 2 - 4 uur; zwakke CSV
penetratie; goede intestinale absorptie; vnl. galexcretie; motiline receptor-agonist: stimulatie
van GI-motiliteit (zie ook indicaties); vertraging van serumklaring van midazolam (50 %),
theophylline, carbamazepine, cyclosporine en digoxine.
bijwerking
zeldzaam ernstige bradycardie/hypotensie bij IV toediening; intrahepatische cholestase
(pas na 10-tal dagen), braken/diarree, ernstige veneuse irritatie/flebitis (overweeg R/
Hyalase® bij extravasatie), stomatitis, hypertrofische pylorusstenose, pseudomembraneuse
colitis.
tegenaanwijzing
patiënt onder cisapride-behandeling (cfr. levensbedreigende hartritmestoornis: ‘torsades
de pointes’); (congenitaal) long QT-syndroom; leverdysfunctie.
toxiciteit
transiënte ototoxiciteit bij hoge doses (?); hepato- en cardiotoxisch.
bijzondere
voorzorg
° uitsluitend aqua pro inj. gebruiken bij 1ste stap van reconstitutie;
° vermijd venenirritatie door trage injectie;
° IV oplossing 8 uur houdbaar; siroop kan bewaard worden bij kamert° ged. 10 dagen;
° vals verhoogde catecholaminendosage in urine.
incompatibiliteit
fluconazole (Diflucan®), furosemide (Lasix®), heparine, metoclopramide (Primperan®),
glucose-oplossingen.
specifieke
bereiding
voor IV toediening bereiding in 2 stappen:
stap 1: los één flacon (= 1 gram) Erythrocine® op in 20 mL aqua pro inj.;
stap 2: voeg de 20 mL (= 1 gram) hersamengestelde oplossing bij 80 mL NaCl 0,9 % (= 1/5
dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
Pediatr Infect Dis 1993; 12: 688;
Pediatr Infect Dis 1994; 13: 287;
J Paediatr Child Health 1997; 33: 148.
editie
1/07/2014
63
update
6/02/2013
merknaam
afleveringsvorm
ERYTHROPOIETINE = EPOËTINE-BETA
Eprex® , Neorecormon®,
° Eprex® spuitamp. SC 1.000 IE in 0,5 mL oplossing (epoëtine-alfa).
° NeoRecormon® 500 IE (epoëtine-bèta of rHuEpo ß) oplossing voor injectie in voorgevulde
spuit (0,3 mL) (SC) (niet in UZG formularium);
indicatie
° anemie bij terminale nierinsufficiëntie;
° preventie van (vnl. laattijdige) prematuriteitsanemie bij baby‘s met GG < 1.000 gram en/of
met ZL van hoogstens 27 weken.
dosis
° nierinsufficiëntie: SC/IV 30 - 50 I.E./kg 3 x per week, nadien afbouwen met 10 I.E. per 1
- 2 weken tot 10 I.E./kg 3 x per week (streef hematocriet: 30 - 35 %) ( in overleg met
kinderarts-nefroloog);
° prematuriteitsanemie: vanaf eerste levensweek (liefst vòòr 3de levensdag) 250 I.E.
/kg/dosis bij voorkeur SC (of zonodig trage IV infusie over 1 - 2 minuten) driemaal per week
(ma, woe en vr) gedurende 6 weken (of tot ontslag).
toedieningsweg
bij voorkeur SC (of langzame IV infusie [cfr. Ohls J Pediatr 2002; 141: 3]).
bloeddruk, serum-Fe++, serumferritine na 14 d en bij einde behandeling (normaal 100 - 150
mcg/L), bloedplaatjes (rond dag 12-14) en reticulocytose, serum K+ en iP.
natuurlijk glycoproteïne vnl. geproduceerd ter hoogte van de nieren (NB. foetaal vnl. thv de
lever): stimuleert rode bloedcelaanmaak vooral bij relatieve weefselhypoxie; alfa en bètaepoëtine zijn 2 commerciële versies door recombinant DNA-techniek gesynthetiseerd r-HuEPO: hun aminozuursequentie is identisch, zij verschillen alleen in glycosylatiepatroon
(mogelijk oorzaak van immunogeniciteit) ; piekeffekt te verwachten na 2 - 3 weken.
monitoring
farmacologie
bijwerking
oedeem, reversiebele neutropenie, zelden trombocytose (einde 2de levensweek), transiënte
toename serum-K+ en iP, hypertensie en convulsies bij hypertensieve crisis bij
volwassenen, zelden anafylactoïde reactie (1ste injectie wordt daarom toegediend onder
medische supervisie), Fe-gebrek en daling serumferritine (< 100 mg/L).
tegenaanwijzing
ernstige hypertensie, epilepsie, leverinsufficiëntie, refractaire anemie met een overmaat
aan blasten in transformatie; spuit bevat max. 0,3 mg fenylalanine (cfr. PKU-patiënt).
toxiciteit
Eerder nog onzekerheid over ‘lange termijn’ effecten (o.a. vasculair, neuronaal); nog geen
gevallen van “pure red cell aplasie” beschreven bij pretermen zoals bij volwassenen na
chronisch gebruik van rHuEpo-alfa (kans 1/10.000).
bijzondere
voorzorg
° geef altijd ijzersupplement PO vanaf 1ste of 2de week 6 mg/kg/dag PO elementair Fe++ (bv. Fer-insol® 0,3 mL PO 2 x per dag); bij ferritinespiegel <100 µg/L ijzerdosis verdubbelen tot 12 mg/kg/dag
(Fer-in-sol® 0,6 mL PO 2 x per dag);
° ampul bewaren in koelkast (2 - 8 °C), houdbaarheid 72 u. bij kamertemperatuur (éénmalig)
° niet schudden, noch invriezen, beschermen tegen licht.
incompatibiliteit
best niet samen met ander geneesmiddelen in infuus.
specifieke
bereiding
rechtstreeks toe te dienen vanuit de voorgevulde spuit;
NB. Gebruik van EPO controversieel bij GG > 1000 g en/of ZL > 27 w: vermijden van
“placentaal verlies” en ‘protocolmatige’ bloedafnamen + restrictieve transfusiepolitiek kan
even ‘efficiënt’ zijn bij de reductie van “top-up” transfusies. De meest effectieve maatregel
ter preventie van laattijdige anemie bij VLBW-baby blijft beperking van bloedverlies door
reductie van (routine) bloedafnamen (bv. 1 x per 10 - 14 d ipv 1 of 2 x per w bij de stabiele
ex-preterm baby onder partiële parenterale nutritie).
NB. Houding NIC UZG (na overleg met literatuur op 09.01.2003): voorlopig geen
profylactisch rHU-EPO ß gebruik tot eventueel meer evidentie beschikbaar is.
referentie
Pediatrics 1995; 95: 1; J Pediatr 1996; 129: 258; Arch Dis Child (F/N Ed.)1996; 75: 65; J Perinatol 1997; 17: 276;
Semin Perinatol 1997; 1: 20; J Pediatr 1997; 131: 653 en 661; Progrès en Néonatologie (Paris) 1998, 18: 226; J
Pediatr 1998; 132: 866; Semin Neonatol 1998; 3: 163; Pediatrics 1998; 101: 194; J Perinatol 2001; 21: 215;
Pediatrics 2001; 108: 934; J Perinatol 2002; 22 (2): 108; J Pediatr 2002; 141: 3 en 8; Arch Dis Child 2003; 88:
F41.
editie
1/07/2014
64
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ETAMSYLAAT
Dicynone®
° 2 mL ampul à 125 mg/mL (IV/PO);
° tabl. 250 mg (PO).
indicatie
° preventie van ICH bij preterme neonati (< 32 w en/of < 1500 g) (controversieel,
ineffectief ? cfr. dubbel-blind studie);
° farmacologische sluiting van PDA (experimenteel bijproduct van studies rond ICH!).
dosis
12,5 mg/kg/dosis (= 0,1 mL/kg) traag IV of IM 1 - 2 uur na geboorte, te herhalen om de 6
uur gedurende 4 opeenvolgende dagen (d.i. een totale dosis van 200 mg/kg over 4 dagen).
toedieningsweg
traag IV of IM.
ECG, bloeddruk.
monitoring
farmacologie
etamsylaat = diethylammonium-2,5-dihydroxybenzeensulphonaat; inhibitor van
prostaglandinesynthese; verkort bloedingstijd door behoud van capillaire integriteit
vermoedelijk door stimulatie van de polymerisatie van mucopolysacchariden in de
vaatwand; voornamelijk ongewijzigde renale excretie.
bijwerking
tegenaanwijzing
verhoogd stollingsvermogen (trombocytose, polycythemie, trombose, ...).
toxiciteit
geen bekend.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
kan onverdund gebruikt worden bij de neonatus.
referentie
Lancet 1986; 2: 1297; Acta Paediatr 1992; 81: 351 (PDA); J Formos Med Assoc 1993; 92:
889; J Perinatol 1993; 13: 2 (PDA); Arch Dis Child (F/N Ed.) 1994; 70: 201; Arch Pediatr
Adolesc Med 1994; 148: 1103 (PDA).
editie
1/07/2014
65
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FENOTEROL-HYDROBROMIDE
Berotec®
20 mL oplossing voor verstuiving à 5 mg/mL (per inhalatie):
(1 mL = 20 druppels; 1 dr. = 250 mcg).
indicatie
° bronchopulmonale dysplasie (zie ook bij salbutamol);
° bronchospasme.
dosis
° 1 druppel (= 250 mcg) verdunnen in 1,5 - 2 mL NaCl 0,9 %: inhalatie over 10 - 15 minuten
met flow van 8 L/minuut; te herhalen 3 à 4 maal per dag;
° verstuivingsdosis fenoterol bedraagt 500 mcg (= 2 dr.) bij lichaamsgewicht 6 - 10 kg.
° combinatie met ipratropium (Atrovent®) 0,1 - 0,2 mL/kg opgelost in de zelfde verdunning is
mogelijk.
toedieningsweg
monitoring
per inhalatie.
serum-kalium.
farmacologie
selectief beta2-sympaticomimeticum.
bijwerking
tremoren, tachycardie, prikkelbaarheid, hypertensie, hypokaliëmie.
tegenaanwijzing
tachycardie (> 180/’), hyperfunctie van de schildklier, hypertrofische obstructieve
cardiomyopathie.
toxiciteit
bloeddrukdaling, tachyaritmie, tremoren (zonodig R/ cardioselectieve beta-blokker).
bijzondere
voorzorg
controleer tijdig de kaliëmie bij gebruik van diuretica in combinatie met fenoterol.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Clin Perinatol 1992; 19: 649; J Pediatr 1992; 120: 974;
Pediatr Pulmonol 1997; 23: 442;
Eur J Pediatr 1998; 157: 75.
1/07/2014
66
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FENOXYBENZAMINE-HCL
Dibenyline®
° kapsule 10 mg (PO);
° 2 mL ampul à 50 mg/mL (IV) (niet geregistreerd in België).
indicatie
° anti-hypertensivum bij feochromocytoom;
° IV behandeling van (postoperatieve) pulmonale hypertensie (experimenteel).
dosis
° PO: start met 0,2 mg/kg éénmaal per dag PO; zonodig opklimmen met 0,2 mg/kg/dag;
onderhoudsdosis 0,4 - 1,2 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses (max. 4 mg/kg/dag).
° IV: 0,5 - 1 mg/kg zeer traag IV over 30 minuten om de 8 - 12 uur (beperkte ervaring).
° continu IV infusie: 0,1 - 5 mcg/kg/min (beperkte ervaring).
toedieningsweg
monitoring
PO, IV of continu IV infusie.
bloeddruk en hartfrequentie.
farmacologie
N-(2-chloor-ethyl)-N-(2-fenoxy-ethyl-1-methyl)-benzylamine; alfa-receptorblokker (alfa1 >
alfa2); geringe en variabele intestinale absorptie; levermetabolisatie; lange halfwaardetijd.
bijwerking
(ernstige) hypotensie, tachycardie, neuscongestie, lethargie, GI-intolerantie, miosis.
tegenaanwijzing
shock.
toxiciteit
hypotensie (zonodig R/ noradrenaline, geen adrenaline!), mutageen effect bij chronische
behandeling (dierenproeven).
bijzondere
voorzorg
voorzichtig bij hartdecompensatie en nierinsufficiëntie.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Child Nephr Urol 1992; 12: 154.
1/07/2014
67
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FENTANYL
DC
Fentanyl®
2 mL ampul à 50 microgram/mL (IV);
NB. ook beschikbaar 10 mL ampul à 50 microgram/mL (IV).
indicatie
° korte termijn analgesie/sedatie;
° chronische (d.i. ongeveer 72 uur) sedatie bij bv. IRDS-baby ‘s onder endotracheale
ventilatie (tijdig afbouwen 24 uur vòòr verwachte datum van extubatie);
° anesthesie.
dosis
° sedatie/analgesie: 1 - 4 mcg/kg/dosis traag (!) IV over 3 - 5 minuten, herhaal zonodig
om de 2 - 4 uur;
° continu IV infusie: 0,5 - 2 mcg/kg/uur (snel tolerantie: zonodig met 10 % verhogen per
24 à 48 uur); onderhoudsinfuus verminderen met maximaal 10 % per 6 - 8 uur zo langer
dan 24 uur gegeven ter preventie van abstinentiesyndroom.
° anesthesie: 5 - 50 mcg/kg/dosis (majeure chirurgie: 30 - 50 mcg/kg/dosis).
toedieningsweg
traag IV over minstens 3 - 5 minuten, continu IV infuus.
hart en ademhaling, observeer voor buikopzetting/ileus, spierrigiditeit, urinedebiet.
monitoring
farmacologie
synthetisch vetoplosbaar narcotisch analgeticum 100 maal sterker dan morphine;
verlengde halfwaardetijd bij leverlijden.
bijwerking
ademhalingsdepressie bij anesthetische dosis (> 5 mcg/kg); tolerantie en abstinentie na
langdurig (> 5 dagen) gebruik: extreme prikkelbaarheid, tremor, myoclonus, ataxie en
choreoathetose; spierrigiditeit (zg. “Wooden Chest” syndroom), stuipen, hypotensie,
bradycardie (R/ atropine), ileus, blaasretentie, miosis.
tegenaanwijzing
hypothyroïdie, adrenocorticale insufficiëntie, porphyrie.
toxiciteit
methemoglobinemie (?);
antidoot = naloxone (Narcan®);
bijzondere
voorzorg
° langdurig continu IV beter te vermijden;
° bij thoraxrigiditeit: curarisatie (R/ Pavulon® 0,1 mg/kg IV) en/of zo mogelijk opheffen van analgesie
(R/ naloxone 0,1 mg/kg IV); thoraxrigiditeit bij (preterme) pasgeborene recent ook beschreven na
toediening van fentanyl aan moeder tijdens sectio caesarea;
° verdunde oplossing is 12 uur houdbaar.
incompatibiliteit
heparine, pentobarbital (Nembutal®), thiopental, midazolam (Dormicum®), glucagon
(Glucagen® Hypokit, isoprenaline-HCl (Isuprel®), pancuronium-bromide (Pavulon®).
specifieke
bereiding
voor continu IV infuus: voeg bij één 2 mL ampul Fentanyl® (= 100 microgram) 8 mL glucose
5 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie bedraagt 0,01 mg/mL of 10 microgram/mL.
referentie
J Pediatr 1991; 119: 639; J Pediatr 1996; 129: 140; Eur J Pediatr 1996; 155: 1067;
Clin Pharmacokinet 1996; 31: 423; J Pediatr Surg 1996; 31: 1616; J Perinatol 1997; 17:
135; Arch Dis Child (F/N Ed) 1998, 79: 161; Eur J Pediatr 1998; 157: 1012.
editie
1/07/2014
68
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FENTOLAMINE
Regitine®
1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM).
indicatie
preventie van huidnecrose bij accidentele extravasatie van vasopressoren (bv. dopamine,
noradrenaline) of calciuminfusie.
dosis
injecteer een met NaCl 0,9 % 1/10 verdunde oplossing van fentolamine (= 1 mg/mL)
gefractioneerd subcutaan in het aangetast gebied; meestal 1 tot 5 mL nodig; herhaal
eenmalig zonodig: resultaat wordt onmiddellijk verwacht .
toedieningsweg
monitoring
SC.
bloeddruk; huid nazien voor omkering van ischemie.
farmacologie
alfa-blokker (perifere vasodilatatie); halfwaardetijd minder dan 20 minuten.
bijwerking
hypotensie bij zeer hoge dosis; nausea/braken.
tegenaanwijzing
gb.
toxiciteit
hypotensie (R/ noradrenaline (Levophed®) traag IV infusie), hypoglycemie.
bijzondere
voorzorg
° aangebroken ampul is niet houdbaar;
° gebruik eventueel ook nitroglycerinezalf 2 % (Lenitral® zalf) indien het aangetast lidmaat
ernstig gezwollen is (zie aldaar).
incompatibiliteit
niet van toepassing onder genoemde indicatie.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Plast Reconstr Surg 1987; 80: 610;
Anaesthesia 1990; 45: 600;
Pediatr Nurs 1993; 19: 355.
1/07/2014
69
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FILGRASTIM = RECOMBINANT HUMAAN G-CSF
DC
Neupogen® 30 Mio U, Neupogen® 48 Mio U
Neupogen® 30 Mio U: 2 farmaceutische vormen (beschikbaar vanaf 01.01.2003):
° 0,5 mL in VOORGEVULDE SPUIT à 600 microgram/mL (10 mcg = 0,016 mL) (IV, SC) of
° 1 mL in INJECTIEFLACON à 300 microgram/mL (10 mcg = 0,03 mL) (IV, SC)
NB: ook beschikbaar als Neupogen® 48 Mio U 0,5 mL voorgevulde spuit à 960 mcg/mL of 1,6 mL injectieflacon à
300 microgram/mL (IV, SC).
indicatie
° ernstige (< 500 neutrofielen/mm3) congenitale (al of niet cyclische) neutropenie (o.a. Kostmann syndroom,
Shwachman syndroom, glycogenose type Ib);
° verworven neutropenie na beenmergtransplantatie (BMT) en/of chemotherapie (niet vroeger dan 24 uur na
chemotherapie of BMT; in overleg met KA-hematoloog);
° neonatale allo-immuun neutropenie (effectiever dan IVIG);
° ernstige neutropenie bij sepsis (vnl. GBS, ook Gr-sepsis) (nog ter studie).
dosis
° congenitale neutropenie: gemiddeld 15 microgram/kg/dosis eenmaal/dag SC/IV; cyclische neutropenie (zo
symptomatisch): gemiddeld 3 mcg/kg/dosis eenmaal/dag en (later) afdalend tot driemaal/week;
° verworven of allo-immuun neutropenie: 2 - 10 microgram/kg/dag in 1 x traag IV of SC tot > 1.500
neutrofielen/mm3 of gedurende 5 doses (gemiddelde startdosis = 5 mcg/kg/dag);
° sepsis + neutropenie: 10 microgram/kg/dag traag IV over 1 uur gedurende 3 opeenvolgende dagen (=
experimenteel, voorlopig (d.i. nov. 2000) enkele humane rapporten, 1 gecontroleerde studie).
toedieningsweg
SC, traag IV over minstens 60 minuten.
bloedbeeld, reticulocyten, gamma-GT, Alk.Pase, OT/PT, LDH, urinezuur, glucosestriptest
op einde van toediening.
monitoring
farmacologie
hematopoietische groeifactor: granulocyte colony stimulating factor; binnen de 24 uur
significante stijging van het aantal neutrofielen in het perifere bloed (ook bij septischneutropenische neonatus); NB. 1 microgram = 0,1 x 106 Eenheden.
PS. Dierenproeven en de eerste publicaties over toediening van rG-CSF bij de neonatus met neutropenie en
sepsis wijzen op de zin van deze behandeling. De eerste placebo-gecontroleerde dubbelblindstudie (*) toont
evenwel geen prognostisch voordeel aan. Het blijft dus voorlopig een behandeling die niet tot de routine behoort.
bijwerking
koorts, rash, milde anemie en trombocytopenie (zelden, soms laattijdig),
hematurie/proteïnurie, dysurie, osteopenie/botpijn, matige splenomegalie, hypoglycemie;
internationaal register van ernstige chronische neutropenie: contacteer Mevr. A. Pauwels
(bedrijf Amgen) 02 / 775.27.11 of Dr. C. Vermylen (ped. hematologie UCL) 02 / 764.25.50)
tegenaanwijzing
ernstige congenitale neutropenie (Kostmann S.) bij patiënt met cytogenetische afwijkingen
(jaarlijks beenmergonderzoek) wegens risico op leukemische transformatie.
toxiciteit
verhoogd risico op maligne myeloïde transformatie en leucemie (niet bewezen) bij
congenitale neutropenieën? (“treatment-related” of pre-leukemische conditie?)
bijzondere
voorzorg
° 1 ampul/voorgevulde spuit kost > 100 Euro: spreek af met dienst hematologie-oncologie;
° (steriel) aangeprikt flacon kan max. 1 week bewaard worden in koelkast (2 - 8 °C); niet invriezen;
° bijzondere terugbetalingsmodaliteiten sinds dd. 1/4/97;
° “compassionate use” mogelijk via Amgen N.V.: contacteer a.u.b. De Heer Jan De Rijck tel: 02 / 775.27.15 of
GSM 0475 / 43.29.42.
incompatibiliteit
niet verdunnen in zoutoplossingen, indien nodig wel met glucose 5 %.
specifieke
bereiding
PAS OP! ER ZIJN MEERDERE FARMACEUTISCHE VORMEN!
referentie
Blood 1993; 81: 2496; Blood 1994; 84: 1427; J Pediatr 1995; 126: 457; J Pediatr 1996; 129: 72; J
Pediatr 1996; 129: 135; Pediatr Res 1996; 39: 291; J Clin Oncol 1997; 15: 1163; Pediatrics 1997;
100: E6; Eur J Pediatr 1997; 156: 643; Curr Op Hematol 1997; 4: 217; Eur J Pediatr 1998; 157: 955;
Pediatrics 1998; 102: 6 (*).
editie
voor IV toediening:
1. voeg 0,5 mL Neupogen® 30 Mio U voorgevulde spuit (= 300 microgram) bij 29,5 mL
glucose 5 % (= 1/30 dilutie): eindconcentratie =10 microgram/mL
OF
2. voeg 1 mL Neupogen® 30 Mio U injectieflacon (= 300 microgram) bij 29 mL glucose 5 %
(= 1/30 dilutie): eindconcentratie = 10 microgram/mL
1/07/2014
70
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
FLECAÏNIDE
Tambocor®
° compr. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding;
° 15 mL ampul à 10 mg/mL (IV).
° anti-aritmicum: o.a. PSVT met of zonder WPW-syndroom, behoud van sinusaal ritme na
atriale fibrillatie, ventriculaire tachycardie (in overleg met kinderarts-cardioloog);
NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1ste keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW
aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345).
° “maternale” behandeling van foetale PSVT zo geen conversie-effect na (adequate)
maternale digitalisatie.
dosis
1,5 - 3 mg/kg/dosis PO om de 8 - 12 uur;
“IV cardioversie”: 0,5 - 2 mg/kg langzaam IV over minstens 10 min (onder supervisie van
kindercardioloog).
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV.
EKG, therapeutische serum dalspiegel (bepalen na 4 dagen behandeling) = 0,2 - 1 mcg/mL
(NB. 1 mcg/mL flecaïnide-acetaat = 2,1 µmol/L).
farmacologie
gefluorineerde afgeleide van procaïnamide; anti-aritmicum klasse Ic werkzaam als Na+kanaal blokker; vertraging van atriale, nodale en infranodale conductie door verlenging van
de atriale en ventriculaire refractaire periode (PR-interval en QRS-complex verlenging);
goede enterale absorptie; levermetabolisatie en partiële renale excretie; halfwaardetijd bij
neonatus = 11 - 14 uur.
bijwerking
prikkelbaarheid, hypotensie, AV-blok, bradycardie, breed QRS- of ventrikeltachycardie,
paresthesieën, dyspnoe, leverdysfunctie/cholestase.
tegenaanwijzing
AV-blok II-III, bundeltakblok, ernstig leverlijden.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° voorbehouden voor levensbedreigende toestand;
° IV alleen bij lidocaïne-resistentie;
° dosering aanpassen bij lever- of nierdysfunctie;
° aangebroken ampul is niet houdbaar.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
magistrale bereiding: bv. suikervrije suspensie à 5 mg/mL (niet in koelkast bewaren!).
referentie
Am Heart J 1992; 124: 1614; Clin Perinatol 1994; 21: 543;
J Am Coll Cardiol 1995; 26: 991; J Pediatr 1995; 126: 988;
J Pediatr 1996; 129: 324; Drug-Saf 1998; 18: 345.
editie
1/07/2014
71
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FLUCLOXACILLINE = FLOXACILLINE
Floxapen®, Staphycid®
° Floxapen® of Staphycid®: 80 mL siroop à 50 mg/mL na oplossen (PO);
° Floxapen®: flacon à 250 mg (IV, IM).
indicatie
behandeling van vnl. infecties veroorzaakt door penicillinase-producerende
staphylococcen (niet actief tegen MRSA).
dosis
individuele dosis: 25 mg/kg/dosis traag IV of IM of PO; dosisinterval afhankelijk van
PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV in bolus, IM, PO.
nier- en leverfunctie bij langdurige behandeling.
monitoring
farmacologie
gehalogeneerd semi-synthetisch derivaat van oxacilline; bactericied smalspectrum
antibioticum; biologische beschikbaarheid na perorale inname bedraagt ± 50 %; serum
half-leeftijd ± 5 uur gedurende eerste levensweken; hoge eiwitbinding (95 %): competitieve
inhibitie van albumine-bilirubinebinding; zwakke CSV penetratie; vnl. renale excretie.
bijwerking
transiënte diarree, zeldzame laattijdige cholestatische hepatitis, allergische reacties (zeer
zeldzaam bij neonatus), interstitiële nephritis (proteïnurie, hematurie), trombocytopenie,
neutropenie (reversiebel).
tegenaanwijzing
belangrijke indirecte hyperbilirubinemie.
toxiciteit
hepato- en nefrotoxisch.
bijzondere
voorzorg
° dosis aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie;
° siroop liefst 1 uur vòòr de voeding toedienen (betere intestinale resorptie);
° IV oplossing 24 uur houdbaar bij kamert° en 72 uur in koelkast.
incompatibiliteit
niet mengen in eiwithydrolysaten of vetemulsies; aminoglycosiden, amiodarone (Cordarone®),
calciumgluconaat, chloorpromazine (Largactil®), diazepam (Valium®), dobutamine (Dobutrex®),
erythromycine (Erythrocine®), methadone, morphine, natriumbicarbonaat, pethidine (Dolantine®),
penicilline (Penicilline®), vancomycine (Vancocin®).
specifieke
bereiding
° voor IV toediening: voeg één flacon Floxapen® (= 250 mg) bij 2,3 mL aqua pro inj.:
eindconcentratie = 100 mg/mL.
° voor IM toediening: voeg één flacon Floxapen® (= 250 mg) bij 1 mL aqua pro inj.:
eindconcentratie = 250 mg/mL.
referentie
editie
Eur J Clin Pharmacol 1987; 32: 403.
1/07/2014
72
update
2/05/2007
merknaam
afleveringsvorm
FLUCONAZOLE
Diflucan®
° 100 mL flacon (viaflex) à 2 mg/mL (IV infusie).
NB. Bestellen als steriele bereiding vanuit de apotheek (samen met TPN)!
° Poeder voor orale suspensie à 50 mg/5 mL (in de apotheek wordt 24 mL gezuiverd water
toegevoegd): eindvolume = 35 mL met fluconazole à 10 mg/mL
indicatie
behandeling van systemische mycosen resistent voor amphotericine B (bv. sommige
stammen van Candida glabrata en Candida krusei) of als (weinig toxisch en peroraal
toepasbaar !) alternatief voor de ‘gouden standaard’ (amphotericine-B + flucytosine) liefst
na species identificatie.
dosis
oplaaddosis: 12 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of PO, gevolgd door
onderhoudsdosis: 6 mg/kg/dosis met dosisinterval afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 14 d: om de 72 u; PNL > 14 d: om de 48 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 48 u; PNL > 14 d: om de 24u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 48 u; PNL > 7 d: om de 24 u;
° PCL >= 45 w: om de 24 u.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of PO.
nierfunctie; transaminasen bij langdurig gebruik; therapeutische serumspiegel = 5 - 15
microgram/mL (facultatief).
monitoring
farmacologie
wateroplosbaar bis-triazole antimycoticum; inhibeert cytochroom P450 afhankelijke fungale
ergosterolsynthese; vrijwel volledige intestinale absorptie (> 90 %) na PO toediening:
vandaar equivalentie tussen IV en PO posologie; goede CSV penetratie zowel na PO als
na IV toediening; serum halfwaardetijd bedraagt 30 tot 180 uur bij de zieke ‘VLBW’-baby
gedurende de 1ste 14 levensdagen; vooral ongewijzigde renale excretie; combinatietherapie met amphotericine B wordt niet aangeraden.
bijwerking
nausea/braken/diarree, rash, stijging van transaminasen.
tegenaanwijzing
cisapridebehandeling (Prepulsid®) (levensbedreigende ritmestoornissen) (ook niet met
sommige antihistaminica die geen indicatiegebied hebben bij neonatus).
toxiciteit
levertoxiciteit.
bijzondere
voorzorg
° interferentie met metabolisme van coffeïne, theophylline, barbituraten en
difenylhydantoïne (ev. dosis verlagen);
° dosisinterval aanpassen bij ernstige nierinsufficiëntie;
° slechts 24 u houdbaar na openen: wordt als steriele bereiding bezorgd vanuit apotheek.
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, ...), calciumgluconaat, 3de generatie
cefalosporinen (Claforan®, Glazidim®, ...), clindamycine (Dalacin C®), chlooramphenicol, diazepam
(Valium®), digoxine (Lanoxin®), erythromycine (Erythrocine®), furosemide (Lasix®), imipenem-cilast.
(Tienam®), piperacilline (Pipcil®), ticarcilline, trimethoprim-sulfamethoxazole (Bactrim®, Eusaprim®).
specifieke
bereiding
° IV toediening: 100 mL (= 200 mg) IV flacon kan onverdund gebruikt worden voor IV
toediening bij pasgeborene:
concentratie = 2 mg/mL.
° voor perorale toediening is een 35 mL suspensie à 10 mg/mL fluconazole beschikbaar
(goed schudden; niet verder verdunnen; stabiel bij kamertemperatuur gedurende 14 dagen;
niet diepvriezen).
referentie
editie
Clin Pharmacol Ther 1993; 54: 269; Arch Dis Child (F/N Ed.)1994; 71: 130;
Pediatr Inf Dis J 1996; 15: 1107; Pediatr Inf Dis J 1997; 16: 763;
Eur J Pediatr 1998, 157: 661.
1/07/2014
73
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FLUCYTOSINE = 5-FLUOROCYTOSINE
Ancobon®
capsules à 250 of 500 mg (PO) worden door de apotheek gebruikt voor de magistrale
bereiding (ICN Pharmaceuticals, Inc. California , USA).
indicatie
behandeling van systemische infecties veroorzaakt door Candida species en
Cryptococcus; steeds in associatie te gebruiken (bv. met amphotericine B of fluconazole).
dosis
20 - 40 mg/kg/dosis PO te herhalen om de 6 uur (gedurende 4 tot 6 weken).
toedieningsweg
PO.
nier- en leverfunctie; perifeer bloedbeeldonderzoek 2 x/week; piek serumspiegel (vnl. zo
nierdysfunctie): 40 - 80 mcg/mL (bepaal 60 minuten na 4de dosis) (1 mcg/mL = 7,75
µmol/L).
gefluoreerd pyrimidine wordt in de funguscel gedesamineerd tot fluoro-uracil door
fungusspecifieke cytosine-deaminase; fluoro-uracil interfereert met pyrimidine metabolisme
door competitie met uracil; vlotte enterale resorptie (75 - 90 %); zeer goede CSV
penetratie; 90 % ongewijzigde renale excretie; zeer variabele serum halfleeftijd 3 - 6 uur;
synergisme met amphotericine B.
monitoring
farmacologie
bijwerking
rash, eosinofilie, braken/diarree, dosisafhankelijke leucopenie, anemie, trombocytopenie,
zelden darmperforatie, gestoorde leverfunctietesten (reversiebel), toename
ureum/kreatinine.
tegenaanwijzing
ernstige nierdysfunctie.
toxiciteit
serumspiegel > 100 mcg/mL: (fatale) beenmergdepressie, hepatitis en gastro-intestinale
stoornissen (braken, diarree): bij overdosage is een snelle maagspoeling nuttig, naast
optimalizering van de IV hydratatie; product is haemodyliseerbaar.
bijzondere
voorzorg
° nooit in monotherapie (resistentiegevaar);
° dosis aanpassen bij verminderde nierfunctie;
° cave valse verhoging van creatinine serumspiegel zo meetmethode berust op
iminohydrolase-test (bv. Kodak Ektachem analyzer)(niet bij meting volgens Jaffe-reactie).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1984; 73: 138; Clin Infect Dis 1994; 19: 795.
1/07/2014
74
update
10/05/2005
FLUMAZENIL
DC
Anexate®
merknaam
afleveringsvorm
5 mL ampul à 0,1 mg/mL (IV).
indicatie
benzodiazepine-antagonist.
dosis
0,01 - 0,02 mg/kg (= 0,1 - 0,2 mL/kg van onverdund product) traag IV, zonodig na 1
minuut herhalen (max. dosis = 0,125 mg).
toedieningsweg
traag IV.
ademhaling, hartfrequentie.
monitoring
farmacologie
effect binnen 1 - 3 minuten; duur < 1 uur (effect van antidoot kan korter zijn dan
benzodiazepine-effect: observeer minstens 2 uren voor terugkeer van sedatie en
ademhalingsdepressie); levereliminatie.
bijwerking
aritmie, braken, convulsies (vnl. bij fysieke dependentie voor benzodiazepinen).
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° niet gebruiken bij pasgeborene van drugverslaafde moeder (kan leiden tot
levensbedreigend neonataal abstinentiesyndroom);
° mag zonodig verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %;
° aangebroken ampul is niet houdbaar.
incompatibiliteit
onverenigbaar met andere geneesmiddelen: afzonderlijk toedienen.
specifieke
bereiding
kan onverdund gebruikt worden bij de neonatus:
concentratie = 0,1 mg/mL.
referentie
Toxicol Clin Toxicol 1991; 29: 137.
editie
1/07/2014
75
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
FOLINEZUUR = LEUCOVORINE
Ledervorin® Calcium
° tablet à 15 mg (PO);
° 1 mL ampul à 3 mg/mL (IM, IV).
indicatie
° antidoot voor methotrexaat (zie oncologie);
° suppletie bij chronische trimethoprimbehandeling of andere foliumzuurantagonist (bv.
fenytoine, pyrimethamine) die de omzetting van foliumzuur naar folinezuur blokkeren door
inhibitie van het dihydrofolaatreductase.
dosis
° 5 mg/dag PO 2 maal per week gedurende pyrimethaminebehandeling (Toxoplasmose
behandeling);
° megaloblastaire anemie door folaatdeficiëntie: 0,25 mg/kg/dag IM.
toedieningsweg
PO, IM.
monitoring
farmacologie
formylderivaat en actieve metaboliet van foliumzuur.
bijwerking
rash, erytheem, koorts.
tegenaanwijzing
pernicieuse anemie t.g.v. vit. B12-deficiëntie; GI-intolerantie (braken, ileus, diarree): R/ niet
PO toedienen.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Antimicrob Agents Chemotherap 1995; 39: 137.
1/07/2014
76
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
FOLIUMZUUR
° magistrale bereiding: capsule à 100 mcg (PO);
° 1 mL ampul à 15 mg/mL (IV);
indicatie
° preventie van foliumzuurdeficIëntie bij prematuriteit (controversieel);
° foliumzuurdeficiëntie (megaloblastaire anemie in afwezigheid van vitamine B12
deficiëntie).
dosis
° preventief bij zwangerschapsleeftijd < 33 weken en/of geboortegewicht < 2000 gram
vanaf D14 tot leeftijd van 3 maand: 50 microgram/kg/dag of 100 microgram/dag PO in 1
dosis;
° therapeutisch: 1 mg/dag PO, onderhoud 0,4 mg/dag.
toedieningsweg
PO.
serumspiegel > 3 ng/mL; RBC-spiegel: 150 - 600 ng/mL.
monitoring
farmacologie
foliumzuur = pteroylglutaminezuur; tetrahydrofolinezuur is metabool actieve vorm van
foliumzuur.
bijwerking
prikkelbaarheid, buikopzetting, allergische reactie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
NB. Folavit 0,4® of Foliphar® zijn onder vorm van compr. à 0,4 mg beschikbaar voor
periconceptionele toediening aan de zwangere (8 weken vòòr en 8 weken nà conceptie) als
primaire preventie van neuraalbuisdefecten.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (FOLIUMZUUR) = 0,1 MG
referentie
editie
Arch Dis Child 1979; 54: 271;
Clin Perinatol 1984; 11: 433; Eur J Pediatr 1984; 142: 78;
Eur J Pediatr 1992; 151: 48.
.
1/07/2014
77
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
FUROSEMIDE
Lasix®, FurosemideG
° Lasix®: compr. 40 mg voor magistrale bereiding; 2 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM, per
inhalatie).
° FurosemideG: compr. 40 mg voor magistrale bereiding.
indicatie
° snelwerkend diureticum;
° verbetering van longfunctie bij BPD (vnl. compliance en minutenvolume): per inhalatie
(cfr. ref. experimenteel).
dosis
° incidenteel gebruik: start:1 mg/kg/dosis traag IV (over 5 min.) of IM of PO;
zonodig opdrijven tot max. 2 mg/kg/dosis IV of 6 mg/kg/dosis PO: om de 24 u bij preterm < 30 weken,
om de 12 uur bij à terme baby en om de 6 - 8 uur bij > 1 maand.
° continu IV infuus: 0,05 mg/kg/uur (max. 10 mg/kg/dag);
° per inhalatie: 1 mg/kg/dosis opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % vernevelen in inspiratoir been van
beademingscircuit met “sideflow” van 2 L/min; herhaal zonodig om de 6 - 12 uur (gebruik IV ampul).
toedieningsweg
traag IV, IM, PO, per inhalatie.
urinedebiet, ionogram (vnl. serum K+) en phosphor, renaal ultrason bij langdurig gebruik
(nefrocalcinosis).
monitoring
farmacologie
sulfonamide derivaat; belangrijke eiwitbinding in plasma; glomerulaire filtratie en actieve
excretie ter hoogte van de proximale tubulus; diuretisch effect (inhibitie van Cl-reabsorptie)
ter hoogte van opstijgend been van lis van Henle en distale tubulus: fors kali- en
natriuretisch; hypercalciurie en hypermagnesiurie; werkingsduur na IV toediening bedraagt
4 - 6 uur bij neonatus; stimuleert renale PGE2-synthese (effect op ductus arteriosus
persistentie?); direct positief effect op longfunctie.
bijwerking
vnl. electrolytenstoornissen: hyponatriëmie, hypokaliëmie en hypochloremische alkalose;
forse hypercalciurie en nefrocalcinose, ototoxisch, cholelithiase (overweeg ‘alternate-day’
bij langdurig gebruik: bv. 1 mg/kg 2 x per dag op onpare dagen: minder
electrolytenonevenwicht en nefrocalcinose (eventueel combineren met spironolactone).
tegenaanwijzing
liever niet chronisch gebruiken bij pasgeborene (cfr. botdemineralisatie, nefrocalcinose,
ototoxiciteit,...).
toxiciteit
ototoxisch bij langdurig gebruik en te snelle IV injectie; hypotensie door hypovolemie vnl. bij
combinatie met aminoglycosiden.
bijzondere
voorzorg
° sterk alkalische vloeistof: afzonderlijke lijn + lichtprotectie bij continu IV;
° mag verdund worden met NaCl 0,9 % of aqua pro inj., niet met glucose-oplossing;
° geef KCl supplement à 1 mEq/kg/dag PO bij (te vermijden) chronisch furosemide gebruik;
° IV ampul kan na verdunning zo gewenst gebruikt worden voor PO gebruik (zie onder).
incompatibiliteit
dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), gentamycine (Geomycine®), epinefrine
(Adrenaline® ), metoclopramide (Primperan®), hydralazine (Nepresol®), isoproterenol
(Isuprel®), midazolam (Dormicum®), morphine, noradrenaline (Levophed®), ascorbinezuur.
specifieke
bereiding
Lasix® kan onverdund IV gebruikt worden bij pasgeborene:
concentratie = 10 mg/mL.
NB. IV ampul voor PO toediening: voeg 9 mL aqua bij 1 mL (= 10 mg) Lasix® (1/10 dilutie):
concentratie = 1 mg/mL.
STANDAARDEN (FUROSEMIDE) = 1 - 2 - 3 MG
referentie
editie
J Pediatr 1988; 112: 653; J Pediatr 1990; 117: 112; J Pediatr 1994; 125: 976;
Pediatrics 1997; 99: 71; Acta Paediatr 1997; 86: 656;
Arch Dis Child (F/N) 1997; 77: 32; J Perinatol 1998; 18: 357.
1/07/2014
78
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
GANCICLOVIR
Cymevene®
poederflacon à 500 mg (IV).
NB. UZG: De apotheek maakt bereiding van Cymevene® aseptisch klaar onder “laminar
airflow” tot een eindvolume van 5 mL; de eindconcentratie bedraagt maximaal 5 mg/mL.
indicatie
° ernstige neonataal verworven symptomatische cytomegalovirusinfecties (bv. CMV pneumonitis bij
VLBW-baby);
° te overwegen bij bewezen (= positieve viruscultuur na dag 1, maar vòòr dag 14) ‘symptomatische’
congenitale CMV infectie (enkel na overleg gezien controversieel en ter studie cfr. VVK protocol
2007) (definitie symptomatische CMV: zie protocol ‘congenitale CMV’ in www.neonatologie.UGent.be
onder rubriek N*/NIC protocols).
dosis
° verworven CMV infectie: 5 - 6 mg/kg/dosis om de 12 uur traag IV gedurende 14 tot 21
dagen;
° bijzondere gevallen van congenitale CMV: 6 mg/kg/dosis IV om de 12 uur gedurende 6
weken (cfr. Kimberlin et al. 2003).
toedieningsweg
IV perfusie traag over minstens 1 uur, nooit IM of SC (cfr. pH 11)!
monitoring
PBO, leverfunctie (bili, OT/PT), urinezuur en kreatinine 2 x per week gedurende de 1ste 3 weken, dan 1 x per week; CMV
viruskweek urine laatste week van de behandeling; Algo-test of BERA bij start en op het einde van de behandeling; nadien volgens
NKO-flowchart..
farmacologie
synthetisch nucleoside-analoog (guanine) dat replicatie van herpesvirussen inhibeert door
o.a. competitieve inhibitie van inbouw van GTP in DNA door DNA-polymerase; renale
excretie.
bijwerking
ganciclovir wordt blijkbaar beter verdragen in de neonatale periode (beperkte ervaring):
zelden reversiebele neutropenie, trombocytopenie; leverfunctiestoornissen; zelden rash,
koorts, anemie, braken/diarree.
tegenaanwijzing
Gehoorsdrempel bilateraal > 100 dB.
toxiciteit
permanente gonadale toxiciteit (?): cfr. azoöspermie bij proefdieren; potentieel mutageencarcinogeen: vermijd contact van farmacon met huid/mucosa (draag latexhandschoenen).
bijzondere
voorzorg
° hoge pH (11) van ganciclovir-oplossing: hoogst toelaatbare eindconcentratie = 10 mg/mL;
° oplossing niet invriezen; eindverdunning houdbaar bij kamert° gedurende max. 24 uur;
° dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie.
° therapie stoppen bij absolute neutropenie < 500 cellen/mm3 en hervatten zo > 750/mm3; dosis reductie tot 50 %
bij recidief tot normalisatie; zo transaminasen verhogen tot > 3x de uitganswaarde: dosis halveren tot transen
weer dalen.
incompatibiliteit
trimethoprim/sulfamethoxazole (Bactrim®, Eusaprim®), amphotericine B (Fungizone®).
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen (indien niet door de apotheek bereid):
onverdund product is zeer caustisch: vermijd contact met huid/mucosa: gebruik masker,
latexhandschoenen en beschermende bril bij hersamenstelling!
stap 1: los 500 mg poederflacon op in 9,7 mL aqua pro inj. (nooit als dusdanig toedienen;
oplossing moet homogeen helder zijn zonder partikels);
stap 2: voeg 1 mL (= 50 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 9 mL glucose 5 % (=
1/10 dilutie): eindconcentratie = 5 mg/mL.
referentie
J Pediatr 1994; 124: 318; Pediatr Infect Dis J 1994; 13: 239; Acta Paediatr 1995; 84: 340;
Arch Pédiatr 1996; 3: 609; Clin Infect Dis 1997; 24: 52; Clin Perinatol 1997; 24: 151; Presse Méd
1997; 26: 1000; J Infect Dis 1997; 175: 1080; J Pediatr 2003; 143: 16; Eur J Ped 2006; 165: 885.
editie
1/07/2014
79
update
19/08/2013
merknaam
afleveringsvorm
GENTAMYCINE
Geomycine
° 2 mL flacon à 40 mg/mL (IV, IM) (stockbreuk 19.08.13).
indicatie
behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gram-negatieve kiemen (o.a.
E. Coli, Klebsiella, Pseudomonas sp.).
dosis
ladingsdosis: 4 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM gevolgd door
onderhoudsdosis afhankelijk van PCL/PNL (start 1 tijdsinterval na lading):
° PCL <= 29 w (*) : PNL 0 - 28 d: 2,5 mg/kg om de 24 u; PNL > 28 d: 3 mg/kg om de 24 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: 3 mg/kg om de 24 u; PNL > 14 d: 2,5 mg/kg om de 12 u;
° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: 2,5 mg/kg om de 12 u; PNL > 7 d: 2,5 mg/kg om de 8 u;
(*) of ernstige asfyxie.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten, IM (variabele absorptie).
serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 2 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL
na dag 3); piek (facultatief): 8 - 12 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.).
monitoring
farmacologie
natuurlijke substantie bestaande uit meerder componenten; bactericied door inhibitie van
eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus;
verlengd halfleven bij pretermen en na asfyxie; renale excretie; beperkte CSV penetratie;
serumhalfleven 4 - 8 uur.
bijwerking
transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies, ototoxisch,
toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie; maculaire
rash.
tegenaanwijzing
ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
ototoxiciteit (vnl. vestibulair; potentialisatie door ‘loop’diuretica) bij te hoge piekspiegels en
nefrotoxisch bij te hoge dalspiegels.
bijzondere
voorzorg
° niet mengen met antibioticum van de penicilline-groep (o.a. ampicilline) in zelfde
infuuslijn;
° verdunning is 4 dagen houdbaar in de koelkast;
° dosisinterval verlengen bij dalspiegel > 2 mcg/mL (controleer 2 doses later).
incompatibiliteit
lipidenemulsie, amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®),
dopamine (Dynatra®), furosemide (Lasix®), heparine, indomethacine (Indocid®), methicilline,
mezlocilline, nafcilline, oxacilline, penicilline G, ticarcilline/clavulaanzuur.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 1 mL (= 40 mg) Geomycine® bij 3 mL aqua pro inj. (= 1/4 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
Am J Perinatol 1990; 7: 254; Biol Neonate 1995; 67: 13;
Clin Infect Dis 1997; 24: 797; J Perinatol 1997; 17: 42.
editie
1/07/2014
80
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
GLUCAGON
DC
Glucagen® Hypokit
poederflacon à 1 mg + 1 mL solvens (IV, IM, SC) (bewaar in koelkast).
indicatie
° (acute) behandeling van refractaire hypoglycemie;
° antidoot: bij overdosis beta-blokker of ‘calciumchannel’-blokker (bv. pasgeborene met
myocarddepressie bij moeder die labetalol kreeg toegediend wegens pre-eclampsie of bv.
neonatale nifedipine/diltiazem/labetalol/atenolol-intoxicatie);
° hypoglycemie ten gevolge van insuline-overdosis.
dosis
° hypoglycemie:
- individuele dosis: 100 - 300 microgram/kg/dosis SC, IM of als IV bolus; herhaal zonodig
1 of 2 maal telkens na 20 minuten; maximum dosis = 1 mg; NB. 1 U (unit) = 1 mg;
- continu IV infuus: 20 - 50 microgram/kg/uur (= 1 - 2,5 mL/kg/uur van 1/50 dilutie).
° antidoot: idem, zonodig gevolgd door onderhoudsinfuus IV à 70 microgram/kg/uur.
toedieningsweg
IV, IM, SC.
glycemie; observeer voor ‘rebound’-hypoglycemie na 2 - 3 uur.
monitoring
farmacologie
natuurlijk polypeptide hormoon geproduceerd door pancreas alfa-cellen; recombinant
product commercieel beschikbaar; bevordert o.a. glycogenolyse en stimulatie van
gluconeogenese voornamelijk ter hoogte van de lever; stimulus voor groeihormoon; nietselectieve beta-adrenerge agonist: nuttig bij pasgeborene met hartinsufficiëntie na
maternale labetaloltherapie wegens pre-eclampsie; kort serum halfleven (± 5 minuten).
bijwerking
braken, tachycardie, ileus.
tegenaanwijzing
hypoglycemie bij IUGR; “glucagonoma”.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° niet als enig middel gebruiken bij symptomatische hypoglycemie: meer een
urgentiemaatregel vooraleer een IV lijn met glucose kan geplaatst worden;
° ook zinvol als urgentiemaatregel bij persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie
tijdens NICU-verblijf of ambulant of bv. pre-operatief.
incompatibiliteit
electrolytenoplossingen, wel met glucose-oplossingen; wordt best afzonderlijk toegediend.
specifieke
bereiding
° voeg 1 mL solvens bij één flacon (= 1 mg) Glucagen®;
flacon reconstitueren met behulp van bijgeleverde spuit;
het flesje schudden, zonder de spuit terug te trekken, tot het poeder volledig opgelost is:
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
° zo continu IV infuus toediening: gebruik bovenstaande hersamengestelde oplossing en
voeg bij 1 mL (= 1 mg) oplossing Glucagen® 49 mL glucose 10 % (= 1/50 dilutie):
eindconcentratie = 20 microgram/mL.
referentie
editie
Arch Dis Child 1987; 62: 924; Arch Dis Child 1988; 63: 1264;
Arch Dis Child 1993; 68: 255; J Pediatr 1995; 127: 151; Am J Cardiol 1997; 79: 1570;
Arch Dis Child (F/N) 1998; 79: 150.
1/07/2014
81
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
GLUCOSE (DEXTROSE), HYPERTOON
Glucose 10 %, Glucose 20 %
10 of 20 mL ampul glucose 20 % (= 1 g/5 mL);
150 mL glucose 10 % perfusieoplossing (viaflex).
indicatie
° hypoglycemie;
° hyperkaliëmie.
dosis
° hypoglycemie: glucose 20 % 2 - 4 mL/kg traag IV over 2 - 4 minuten (lading alleen zo
symptomatisch) gevolgd door IV glucose-infuus à 8 mg/kg/minuut (= 4,8 mL/kg/uur glucose
10 %); glucoseaanbod zonodig opdrijven tot 12 -14 mg/kg/min; zo ontoereikend eventueel
corticoïden toevoegen (zie aldaar).
° hyperkaliëmie: 0,5 g glucose/kg (= 2,5 mL/kg glucose 20 %) + 0,1 - 0,2 E standaard
insuline/kg traag IV over 2 uur (naast voorafgaandelijk calcium en bicarbonaat).
toedieningsweg
traag IV, continu IV infuus.
glycemie zo glucosestriptest < 45 mg/dL of > 150 mg/dL, glucosurie, serum-K+.
monitoring
farmacologie
dextrose = D-isomeer van glucose; een gezonde pasgeborene kan glucose tot 14
mg/kg/minuut metaboliseren.
bijwerking
hyperglycemie, osmotische diurese, huidnecrose.
tegenaanwijzing
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° gebruik geen glucoseoplossing PO ter correctie van hypoglycemie, geef liever
melkvoeding zo asymptomatisch;
° etiologisch onderzoek bij persistentie van de hypoglycemie na 12de levensuur.
incompatibiliteit
zie elders.
specifieke
bereiding
mg/kg/min glucose
=
(% glucose in oplossing x 10) x (infusiesnelheid) : 60 x Gewicht (kg)
referentie
editie
J Pediatr 1980; 97: 295; Arch Dis Child 1995; 73 (F/N Ed): 170.
1/07/2014
82
update
20/03/2014
merknaam
afleveringsvorm
GLUCOSE-PHOSPHAAT
Phocytan®
10 mL Miniplasco (gewijzigd
25.02.2014 = P-concentratie verdubbeld!)
(2,508 g dinatrium glucose-1-phosphaat, aqua ad 10 mL)
= 0,66 mmol (= 2 mEq) phosphor/mL + 1,32 meq glucose/mL + 1,32 meq Na+/mL.
indicatie
hypophosphoremie bij de neonatus (percentiel3 = 4,5 mg/dL of 1,5 mmol/L)[vnl. bij ernstige
nutritionele IUGR met (haemorrhagisch) longoedeem door linker myocarddysfunctie en
diaphragma’moeheid’: beter profylactisch?].
dosis
0,15 - 0,3 mmol/kg/dosis (= 0,5 - 1 mL/kg/dosis van 1/2 verdunde oplossing) traag IV over
6 uur, zonodig te herhalen na 24 uur.
toedieningsweg
traag IV infusie over 6 uur.
serum phosphorspiegel.
monitoring
farmacologie
glucosum-1-phosphasdinatrii, 4H2O = ‘organische’ phosphorverbinding: relatief hogere
oplosbaarheid in calciumhoudende TPN-oplossing in vergelijking met anorganische
phosphorafgeleiden.
bijwerking
hypocalcemie, osmotische diurese (bij hyperphosphatemie).
tegenaanwijzing
hypercalcemie, hyperphosphoremie (> 8 mg/dL of > 2,6 mmol/L), nierinsufficiëntie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° niet zuiver als bolus inspuiten.
° steriel aangeprikt flacon mag 24 uur bewaard worden.
incompatibiliteit
calcium(preparaten).
specifieke
bereiding
best verdunnen 1/2 in NaCl 0,9% (fysiologisch serum):
trek 10 mL Phocytan à 0,66 mmol P/mL op in een 20 mL spuit en vul aan met 10 mL NaCL
0,9% (fysiologisch):
de eindoplossing 1/2 bevat 0,33 mmol phosphor per milliliter.
referentie
editie
1/07/2014
83
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
GRANULOCYTENTRANSFUSIE
leucocytenconcentraat bekomen na leukaferese (≥ 10.1010 WBC/mm3) of zg. “buffy-coat” (2
à 3.109 WBC/mm3).
indicatie
neonatale sepsis met absolute neutropenie (< 500 - 1.000/mm3) en (ideaal) depletie van
neutrofielen ‘storagepool’ (< 7 %) in beenmerg; indicatiegebied wellicht nauwer geworden
dankzij beschikbaarheid van hematologische groeifactoren (zie Neupogen®): dit moet nog
bevestigd worden.
dosis
10 - 20 mL/kg van leucocytenconcentraat traag IV over 2 - 4 uur, ev. te herhalen na 12 - 24
uur.
toedieningsweg
IV infuus.
pols, ademhaling, bloeddruk.
monitoring
farmacologie
bijwerking
graft-versus-host reactie (zeldzaam); infectierisico (?) van “kersverse” donor (hepatitis,
CMV, HIV, syphilis); een gezinslid kan zonodig als donor fungeren bij absolute indicatie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
bereidingsprocedure neemt minstens 3 tot 4 uur in beslag; ernstige personeelsbelasting
buiten de routine vnl. tijdens weekend.
incompatibiliteit
RBC-compatibiliteit moet gewaarborgd worden.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatr Rev 1991; 10: 298;
Hematol Oncol Clin North Am 1994; 8: 1159; Infect Dis Clin North Am 1996; 10: 327;
J Clin Apheresis 1997; 12: 74.
1/07/2014
84
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
HAEMOPHILUS INFL. TYPE B VACCIN
Act-HIB®, Tetract-HIB®
Niet meer gratis beschikbaar als afzonderlijk vaccin vanaf 1 januari 2004!
° Act-HIB® spuitamp. 1 dosis + 0,5 mL solv. (IM);
° Combinatie DTP en HIB: Tetract-HIB® spuitamp. 1 dosis + 0,5 mL solv (IM).
indicatie
preventie van ernstige infecties door Haemophilus Influenzae type B bij de zuigeling en
het zeer jonge kind (vooral meningitis en epiglottitis).
dosis
° één dosis op de leeftijd van 2, 3 en 4 maanden + boostervaccinatie op leeftijd van 13 - 18
maand; vanaf 01.01.2004 via hexavalent vaccin zie Infanrix Hexa®;
° kinderen van 6 - 12 maand: 2 injecties volstaan met 1 à 2 maand interval (+ aanbevolen
rappel);
° kinderen ouder dan 1 jaar: 1 injectie volstaat.
toedieningsweg
monitoring
IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij).
nihil.
farmacologie
bereid op basis van een capsulair polysaccharide van HI type b gekoppeld aan een eiwit.
bijwerking
lokale reactie, zelden koorts of huideruptie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° dit vaccin mag op dezelfde dag toegediend worden als DTP of de combinatie DTP-IPV;
° Act-HIB® mag in één zelfde spuit gecombineerd worden met het DTP-IPV tetravaccin
Tetracoq® of Tetravac®: het solvens van Act-HIB® wordt dan vervangen door het
tetravaccin.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
zie ook http://www.health.fgov.be (kies hoge gezondheidsraad); www.wvc.vlaanderen.
be/vaccinatie.
1/07/2014
85
update
18/03/2014
merknaam
afleveringsvorm
HEPARINE
DC
Heparine Leo®, Heparine Na+ Braun ®
° Heparine Leo®: 10 mL flacon à 100 IE/mL (IV);
° Heparine Na+ Braun®: 5 mL flacon à 5.000 IE/mL (IV).
PAS OP! 2
sterk verschillende concentraties!!
indicatie
° profylactisch: openhouden centrale catheter (controversieel);
° heparinisatie: diepe veneuse (bv. vena renalis trombose: controversieel) of arteriële
trombose, longembool, DIC (controversieel);
° heparineslot (zie voorstel onderaan).
dosis
° open houden catheters (profylaxie): 0,5 - 1 E per mL IV vocht.
° anticoagulanstherapie: 50 - 75 E/kg IV over 15 min. gevolgd door 15 - 25 E/kg/uur in
continu IV infuus; afbouwen of opbouwen met 5 E/kg/u volgens resultaten van
stollingstesten [vnl. aPTT: 1,5 à 2,5 x normaalwaarde (zie FFP-SD), stollingstijd 20 - 30‘];
therapieduur meestal 10 - 14 dagen.
toedieningsweg
IV.
stollingstests (oa. aPTT of zg. Quicktijd) 4 uur na start, nadien 1/dag + 4 uur na elke
aanpassing; plaatjes.
monitoring
farmacologie
heparine = een heterogeen mengsel van zure mucopolysacchariden; activeert
antithrombine III en het heparine-ATIII complex inhibeert de enzymatische activiteit van o.a.
factor II (trombine), IX, X, XI en XII; heparine induceert ook de loslating van andere
endogene antitrombotische moleculen zoals bv. tissue plasminogeen activator; half-leeftijd
= 1 - 3 uur.
bijwerking
bloeding (staken van heparinetherapie vaak voldoende, zonodig antidoot), osteoporose,
heparine-geinduceerde trombocytopenie (1 % of meer).
tegenaanwijzing
intracraniële of gastro-intestinale bloeding, plaatjes < 50.000/mm3.
toxiciteit
antidoot = protamine: 1 mg voor elke 100 E heparine toegediend in laatste 4 u. (max. 50
mg) traag IV over 5 min.: meestal volstaat 1 mg/kg om aPTT terug te brengen tot ± 130 %.
bijzondere
voorzorg
° 1 mg heparine = 100 E;
° mag terminaal samen met TPN-lijn en vasopressoren en/of IV anesthetica;
° oplossing maximaal 24 uur houdbaar bij bewaring in koelkast;
° geen IM injecties bij gehepariniseerde patiënt.
incompatibiliteit
amiodarone (Cordarone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), diazepam (Valium®), erythromycine
(Erythrocine®), hyaluronidase (Hyalase®), hydrocortisone (Solucortef®), methadone, phenytoine
(Diphantoine®), vancomycine (Vancocin®), alteplase (Actilyse®).
specifieke
bereiding
° bereiding voor arteriële catheter: spuit 5 mL van Heparine Leo® oplossing (100 IE per
mL) bij 500 mL NaCl 0,45 % oplossing; meng zak heel grondig; trek uit zak vervolgens 50
mL op per spuit: toedienen aan 0,5 mL/uur
[excl. neonaat met GG < 1.000 g: R/ NaCl 0,22 % à 0,2 mL/uur: zelf te bereiden met 1/4de
NaCl 0,9 % + 3/4de aqua pro inj. in 50 mL spuit die vooraf ‘even’ werd gehepariniseerd door
het fors herhaaldelijk uitflushen van een kleine hoeveelheid opgetrokken heparine Braun®
(formule blijft ongewijzigd tot verwijderen arter. lijn, zelfs indien ondertussen LG > 1.000 g)].
° heparineslot vb: adapter (Luer Slip PRN adapter, Desert Medical, Inc., Sandy Utah) gevuld met
gehepariniseerd (10 E/mL) NaCl 0,9 % wordt op de IV- catheter geplaatst; om de 6 uur en na
medicatie-injectie wordt 0,5 mL gehepariniseerd fysiologisch serum ingespoten via het rubber
aanzetstuk na ontsmetting.
referentie
editie
Clin Pediatr 1989; 28: 237; BMJ 1992; 304: 619;
Ped Res 1994; 35: 78; Semin Tromb Hemost 1997; 23: 303 (overzicht); J Pediatr 1998;
132: 575 (gids voor antitrombotische behandeling).
1/07/2014
86
update
20/01/2007
merknaam
afleveringsvorm
HEPATITIS B VACCIN
HBVaxpro® Junior, Engerix B® Junior,
° Hbvaxpro® Junior: 0,5 mL ampul à 5 mcg/0,5 mL (IM) (Aventis Pasteur MSD);
° Engerix B® Junior: 0,5 mL ampul à 10 mcg/0,5 mL (IM) (GSK);
Pas op! koel bewaren (2 - 8 °C), niet invriezen!
indicatie
° vaccinatie van pasgeborene van HBs-Ag en/of HBe-Ag positieve moeder (naast
passieve immunisatie: zie ook anti-hepatitis B Ig): 4 doses waarvan1ste binnen de
12 uur nà geboorte en volgende op 1, 2 en 12 maand;
° universele hepatitis B vaccinatie aanbevolen sinds sept. 1999 (ongeacht
maternale immuunstatus): 3 doses op leeftijd van 2, 3, 4 + booster rond 15 maand
(entstof gratis beschikbaar: nl. via hexavalent vaccin Infanrix Hexa®).
dosis
5 - 10 mcg HBsAg IM per vaccinatie; vaccin bij geboorte bij HB+moeder binnen de eerste
levensweek [liefst op dag 1 simultaan met anti-HB-immunoglobulinen (HBIG) bij middel van
een afzonderlijke injectie in de contralaterale dij]; herhalingen (bv. op 2 en 12 à 15
maanden) mogen in combinatie met IPV-DTP-Hib-vaccinatie bij middel van het hexavalent
vaccin (Infanrix Hexa®).
toedieningsweg
IM.
> 90 % protectie na 3de injectie: ideaal = titer anti-HBs-antistoffen bepalen 1 tot 3 maanden
na de laatste injectie (immuniteit betekent anti-HBs antistoffentiter >= 10 IE/L).
vaccin bekomen door recombinant DNA-technologie (genetisch gemodificeerde
“bakkersgist” die het oppervlakte-antigeen HBsAg synthetiseert); neonatus van HBe-Ag
positieve moeder heeft hoogste risico voor moeder-kind transmissie van HBV en 2 à 3 %
risico voor in utero infectie: deze laatste zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de
falingen van de postnatale vaccinatie(s); bepaal daarom HBV-serumprofiel bij neonatus
van HBe-Ag positieve moeder vòòr 1ste vaccinatie en HBIG.
monitoring
farmacologie
bijwerking
zeldzaam braken, koorts (4 - 7 %), rash, zeer uitzonderlijk anafylactische reactie.
tegenaanwijzing
overgevoeligheidsreactie.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° borstvoeding kan ongestoord doorgaan;
° preterme neonati kunnen eveneens routinematig volgens kalenderleeftijd vanaf 2 maand of bij
maternaal dragerschap vanaf geboorte gevaccineerd worden (in het laatste geval is controle van
immuunstatus tussen 12 - 24 maand aan te bevelen; zelden is 4de boostervaccin nodig).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
het vaccin mag uitzonderlijk subcutaan toegediend worden bij trombocytopenische patiënt
of zuigeling met gekende verhoogde bloedingsneiging (bv. hemofilie); het vaccin mag zeker
niet IV toegediend worden!
referentie
BMJ 1995; 311: 1178; Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 764; Clin Perinatol 1997; 24: 181; Arch Dis Child
(F/N ed) 1997; 77: 47; Arch Dis Child (F/N ed) 1998; 79: 206; Tijdschr Geneeskd 1998; 54: 1489; J
Pediatr 1998; 133: 374; Tijdschr Geneeskd 1999; 55: 344; Eur J Pediatr 1999; 158: 293.
editie
1/07/2014
87
update
20/01/2007
merknaam
afleveringsvorm
HEXAVALENT VACCIN TEGEN POLIO (IPV), DTPa, H.
INFLUENZAE TYPE B EN HEPATITIS B
Infanrix Hexa®
Vanaf 1 januari 2004 hexavalent vaccin (IPV-Di-Te-Pea-Hib-HepB) gratis beschikbaar via
gezondheidsinspectie van Vlaamse Gemenschap (e-post = gezondheidsinspectie.
[email protected] of andere provincienaam): spuitampul 1 dosis = 0,5 ml
(IM).
indicatie
° standaardvaccinatie van de zuigeling tegen polio, difterie, tetanus en pertussis, h. influenzae en
hepatitis B op leeftijd van 2, 3 en 4 maand + booster op 13-18 maand (cfr. schema aanbevolen door
Hoge Gezondheidsraad 2007);
° bij ‘gezonde’ ex-preterme baby ’s wordt aangeraden het “normale” vaccinatieschema volgens
kalenderleeftijd te starten, ook zo nog opgenomen op NIC/N*-dienst (> 2.000 g, geen infuus, geen
systemische steroïden): R/ Infanrix Hexa® 0,5 mL IM bij ± dag 60, 90 en 120 .
dosis
° 1 dosis op de leeftijd van 2, 3 en 4 maand en een boosterinjectie tussen 13-18 maand
(schema gewijzigd sinds 01.01.2004);
° het verder vaccinatiebeleid valt buiten het bestek van dit formularium voor de
pasgeborene en jonge zuigeling: zie vaccinatieschema 2004
toedieningsweg
monitoring
IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij).
nvt.
farmacologie
bijwerking
lokale reactie (roodheid, pijn en zwelling), zelden koorts (vnl. pertussis componente) en huideruptie.
Bij enkele kinderen gaat de inenting vaccin gepaard met ernstige hyperthermie of verandering van
bewustzijn of spiertonus; indien dergelijke reactie optreedt na vaccinatie met het acellulair
kinkhoestvaccin, mag de vaccinatie tegen kinkhoest niet worden verdergezet.
tegenaanwijzing
geen vaccinatie tegen pertussis bij ‘evolutieve’ neurologische afwijkingen (goed
gecontroleerde en behandelde epilepsie is geen contra-indicatie).
toxiciteit
nvt.
bijzondere
voorzorg
° poliovaccinatie (3 doses vòòr 18 maand) is verplicht en moet door de ouders aan de
gemeente gemeld worden via het wettelijk voorzien vaccinatiedocument;
° bij primovaccinatie boven de leeftijd van 12 maand wordt de pertussiscomponent
weggelaten en vaccineert men met DT (Tedivax®).
incompatibiliteit
Tetracoq® en Tetravac® mogen in één spuit gecombineerd worden met Act-HIB®, maar niet
met Hiberix® of Hibtiter®.
specifieke
bereiding
vaccins te bestellen bij de provinciale dienst van de Vlaamse Gezondheidsinspectie:
° Antwerpen: Copernicusgebouw - Copernicuslaan 1 2018 Antwerpen 03 / 224 62 04;
° Limburg: Taxandriacentrum - Gouverneur Roppesingel 25 3500 Hasselt 011 / 26 42 42;
° Oost-VLaanderen: Elf Julistraat 45 9000 Gent 09 / 244 83 60;
° Vlaams-Brabant: Brouwersstraat 1 bus 4 3000 Leuven 016 / 29 38 58;
° West-VLaanderen: Spanjaardstraat 15 8000 Brugge 050 / 44 50 70.
referentie
editie
zie ook http://www.health.fgov.be (kies HGR - hoge gezondheidsraad); Arch Dis Childh
(F/N)1999; 80: 69.
1/07/2014
88
update
21/09/2007
merknaam
afleveringsvorm
HYALURONIDASE
Hyalase®
poederampul à 1.500 IE hyaluronidase op te lossen in 1 mL solvens (aqua dest.)
(subcutane injectie); beschikbaar, maar (nog) niet geregistreerd in België (Europees
producent: CP Pharmaceuticals Ltd, Ash Road North, Wrexham, Clwyd, LL13 9UF).
indicatie
preventie van weefselnecrose na extravasatie van hyperosmolaire/caustische IV
medicatie zoals bv. aminophylline, amphotericine B, calciumpreparaat, diazepam,
erythromycine, methicilline, oxacilline, phenytoine, KCl, natriumbicarbonaat, tham,
vancomycine, TPN/hypertone (glucose)oplossingen (exclusief vasopressoren!).
dosis
zie onder specifieke bereiding aub.
toedieningsweg
SC of ID injectie (niet IV!).
geen.
monitoring
farmacologie
mucolytisch enzym met tijdelijke en omkeerbare depolymeriserende actie op het
polysaccharide hyaluronzuur dat aanwezig is in de intercellulaire bindweefselmatrix en op
die wijze de snelle weefseldispersie en resorptie van de extravasale (al dan niet
caustische) vloeistof bevordert; vroeger vaak gebruikt voor de “optimalisatie” van
subcutane infusies (zg. hypodermoclyse).
bijwerking
zelden urticaria, uitzonderlijk ernstige allergische reacties (anafylaxie).
tegenaanwijzing
niet IV toepassen! niet gebruiken bij extravasatie van adrenerge vasopressoren (bv.
dopamine, adrenaline, etc...).
toxiciteit
geen.
bijzondere
voorzorg
° zo snel mogelijk na vaststelling van caustische extravasatie gebruiken (ten laatste na < 1
uur);
° niet gebruiken bij ernstige nierdysfunctie;
° opgelost poeder onmiddellijk gebruiken.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
Reinig beschadigde huid en infiltreer zonodig met Xylocaine® 1 % à 0,3 mL/kg SC; verdun opgelost
poeder Hyalase® 1/10 met NaCl 0,9 % tot 150 IE/mL; injecteer van deze verdunning 1 mL (= 150 IE)
gefractioneerd over 5 injecties van 0,2 mL (30 IE) SC of ID aan randen van extravasatieplaats;
gebruik 25/26-G naalden en wissel deze bij elke injectie; bij brede extravasatie kunnen 4-tal kleine
huidincisies gemaakt worden aan de rand langswaar via stompe naald ruim geïrrigeerd wordt met 4 x
telkens 100 mL NaCl 0,9 %; plaats wordt nadien afgedekt met parafinnegaas gedurende 24 - 48 u.
referentie
J Perinatol 1990; 10: 146; Pediatr Nurs 1993; 19: 355;
Arch Dis Child (F/N Edition) 1994; 70: 50;
Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 418.
editie
1/07/2014
89
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
HYDROCHLOROTHIAZIDE
Dichlotride®
tabl. 50 mg (PO).
indicatie
° diureticum bij matig oedeem, milde hypertensie (potentialisatie bij combinatie met
spironolactone);
° verbetering longfunctie bij patiënt met bronchopulmonale dysplasie.
dosis
1 - 2,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; gebruik de laagste dosis bij preterme neonatus < 30
weken PCL.
toedieningsweg
PO.
ionogram, Ca/P, glycemie, diurese en bloeddruk.
monitoring
farmacologie
inhibitie van natrium en chloor reabsorptie in distale tubulus; 65 % eiwitbinding; verhoogde
excretie van Na/K, Mg, Cl, P en bicarbonaat, verminderde calciurie; inhibitie van
insulinesecretie; piefeffect na 4 tot 6 uur; serum halfwaardetijd = 2,5 uur.
bijwerking
hyponatriëmie, hypochloremie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hyperglycemie,
hyperuricemie, urticaria (uitz.), braken/diarree.
tegenaanwijzing
patiënt met ernstige renale of hepatische dysfunctie.
toxiciteit
hypotensie, hypochloremische alkalose.
bijzondere
voorzorg
° niet verwarren met chlorothiazide !
° veelal associatie met kaliumsparend diureticum (bv. Aldactone®);
° toedienen met de voeding.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (HYDROCHLOROTHIAZIDUM) = 1 - 2 - 3 - 4 - 5 MG
referentie
editie
J Pediatr 1989; 115: 615.
1/07/2014
90
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
HYDROCORTISONE-NATRIUMSUCCINAAT
Solu - Cortef® Act - O - Vial
poederflacon 100 mg + 2 mL solvens (Act-O-Vial) (IV, IM).
indicatie
° cortisoldeficiëntie bij congenitale bijnierhyperplasie (CBH) (95 % 21-OH-ase of 11-OH-ase
deficiëntie) (in overleg met kinderarts-endocrinoloog);
° bloeddrukondersteuning;
° adjuverende behandeling van hypoglycemie;
° preventie van CLD bij geventileerde ELBW-baby’s: cfr. studies Watterberg et al. (Pediatrics):
hydrocortisone 1 mg/kg/dag gedurende 9 dagen en nadien 0,5 mg/kg/dag gedurende 3 dagen.
dosis
° Addison crisis: 25 mg hydrocortisone IV, naast glucose, plasma, correctie hyper-K+, ...;
° onderhoudstherapie (CBH): 1 - 2 mg hydrocortisone om de 8 uur PO + 50 - 100 microgram
fludrocortisone om de 24 uur (cfr. fysiologische dosis: 12 - 15 mg/m2/dag in 2 - 3 doses);
° acute hypotensie: 2,5 mg/kg/dosis IV om de 4 uur (gradueel afbouwen over 2 - 4 dagen);
° hypoglycemie: 5 mg/kg/dosis om de 12 uur IV of IM gedurende 5 - 7 dagen onder afbouw van IV
glucose-aanbod.
toedieningsweg
traag IV, IM.
bloeddruk, glycemie, bij vermoeden CBH: 17-OH-progesterone en 11-deoxycortisol.
monitoring
farmacologie
belangrijkste bijniercorticoïd met vnl. glucocorticoïde effecten; serum halfwaardetijd = 8 - 12
uren.
bijwerking
hyperglycemie, hypertensie, water/zoutretentie, kaliumdepletie, candida infecties, verder
cfr. dexamethasone bij langdurig gebruik.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° oplossing toedienen binnen de 12 uur, eventueel houdbaar in koelkast gedurende 24 uur;
° terminale co-infusie op TPN-lijn mag.
incompatibiliteit
diazepam (Valium®), erythromycine (Erythrocine®), heparine, Mg-sulfaat, barbituraten, phenytoïne
(Diphantoïne®), vancomycine (Vancocin®), coffeïne, midazolam (Dormicum®), dopamine (Dynatra®),
amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen®), isoprenaline (Isuprel®), naloxone (Narcan®),
dihydralazine (Nepresol®), pancuronium-bromide (Pavulon®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®).
specifieke
bereiding
onverdund te gebruiken: de “plastic dop” indrukken om het oplosmiddel in het onderste
deel van de flacon te brengen; schudden tot volledige oplossing:
concentratie = 50 mg/mL.
NB: lichaamsoppervlakte (m2) = vierkantswortel van L (cm) x G (kg) : 3600.
referentie
editie
Pediatr Res 1996; 39: 240A; Arch Dis Child (F/N Ed.)1997; 76: 174; Pediatrics 1999;104:
1258; Pediatrics 2000; 105: 320; Progrès en Néonatologie (XXXI Journées nationales de
néonatologie) Versailles (ISBN 2-9515485-1-6) 2001; 21: 29.
1/07/2014
91
update
30/07/2013
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
IBUPROFEN
Ibuprofen-lysine IV; PEDEA® (Orphan EUROPE SARL)
°
UZ
Gent
(vanaf
sept
2010):
ibuprofen
2
mL
ampulles
à
10
mg/mL
magistraal
bereid
in
steriel
labo
onder
lysine
zoutvorm.
°
Pedea®
=
ampul
van
2
milliliter
à
5
mg/mL
oplossing
voor
inj.
(IV)
(www.emea.europa.eu);;
°
PO
preparaat:
Junifen®
of
Malafene®
100
mL
siroop
à
100
mg
per
5
mL.
° farmacologische ductussluiting bij pretermen < 34 weken ZL;
° anti-pyreticum/analgeticum (als alternatief voor paracetamol).
dosis
° haemodynamisch significante PDA: 1ste dosis 10 mg/kg traag IV over 15 minuten gevolgd
door 5 mg/kg traag IV na 24 en na 48 uur; een 2de identieke kuur van 3 doses kan
overwogen worden bij niet sluiting 48 u na laatste dosis van 1ste kuur of bij heropening van
de ductus.
° antipyretisch/analgetisch: 5 mg/kg (= 0,25 mL/kg Junifen® siroop) PO zonodig te herhalen
na 6 uur.
toedieningsweg
Pedea uitsluitend IV infusie; PO
urinedebiet, ionogram, serumcreatinine, bloedplaatjes
monitoring
farmacologie
NSAID; niet selectieve remmer van cyclo-oxygenase leidend tot een verminderde
prostaglandinesynthese; vnl. hepatische metabolisatie; albuminebinding > 90 %; zeer
variabele serum halfwaardetijd 16 - 43 uur.
bijwerking
trombocytopenie, neutropenie; IVH en PVL; verhoogde incidentie van CLD bij 36 w
(vergeleken met indomethacine), longbloeding ± hypoxemie; NEC en/of darmperforatie, GIbloeding; oligurie en soms acuut nierfalen (verhoging serumcreatinine, hyponatriëmie).
tegenaanwijzing
an-oligurie: volgende dosis uitstellen tot hervatten normale urineproductie; levensbedreigende infectie; actieve
bloeding (cerebraal of GI); trombocytopenie; ernstig nierfalen; (pré)-NEC; significante hyperbilirubinemie.
toxiciteit
niet gemeld bij pretermen; supportieve behandeling bij overdosis.
bijzondere
voorzorg
° geen chloorhexidine gebruiken om de hals ampul te desinfecteren, wel een alcoholishe oplossing
° magistrale bereiding bewaren in koelkast, onmiddellijk toedienen na opening ampul;
° niet profylactisch gebruiken (leeftijd < 72 uur);
° niet simultaan gebruiken met diuretica, anticoagulantia, corticosteroïden, iNO, andere NSAID’s,
aminoglycosiden (toenemende nefro- en ototoxiceit).
incompatibiliteit
niet toedienen samen met “zure” oplossingen (diuretica, antibiotica, ...).
specifieke
bereiding
° Bij voorkeur onverdund te gebruiken; dilutie met NaCl 0,9% of glucose 5% mag.
° de infuusleiding wordt na elke toediening van Pedea of ibuprofen-lysine IV nagespoeld
met 1 à 2 mL NaCl 0,9% of glucose 5% vooraleer een zure oplossing (antibiotica,
diuretica, ...) wordt geperfundeerd door dezelfde leiding.
referentie
editie
Lancet 1995; 346: 255; JAMA 1996; 275: 539; Arch Dis Child 1996; 74: 164;
Acta Paediatr 1997; 86: 289; Arch Dis Child (F/N edition) 1997; 76: 179; J Pediatr 1997;
131: 549; Cochrane
Database
Syst
Rev.
2008;;(1):CD003522;;
Pediatr
Nephrol.
2010,
25:267.
1/07/2014
92
update
3/10/2013
merknaam
afleveringsvorm
IJZER
Ferricure® orale oplossing
° Ferricure®: 60 mL orale oplossing à 217,4 mg ijzerpolysacharaat (= 100 mg trivalent nonionisch Fe)
per 5 mL (NB. bevat 10 vol % ethanol = max. 420 mg per 5 mL; bevat ook sorbitol en sucrose); PS.
druppelaar met luchtopening naar boven houden.
° Fer-in-sol®: 30 mL pipetflesje à 75 mg ijzersulfaat (= 15 mg elementair Fe) per 0,6 mL (verdwijnt uit de handel
vanaf september 2012)
indicatie
° preventie Fe-gebreksanemie bij pretermen <= 34 weken (voornamelijk zo uitsluitend met
moedermelk gevoed);
° anemische neonatus (Hb < 12 g/dL) door chronisch foetaal bloedverlies (bv. chronische
foetomaternale of foetofoetale transfusie, ...);
° behandeling van ferriprieve anemie.
dosis
° preventie: 1-2 mg elementair Fe/kg/dag vanaf ± dag 60 tot 6 maand = 3 druppels Ferricure® orale
oplossing 2 maal per dag PO (= 6 mg el. Fe/dag);
NB. preventie bij rHu-EPO ß therapie: vanaf 1ste week 6 - 12 mg elementair Fe/kg/dag = 6 - 12
druppels/kg Ferricure® orale oplossing 3 maal per dag PO;
° behandeling: 3 - 6 mg elementair Fe/kg/dag in 3 doses gedurende minstens 3 maanden = 3 - 6
druppels/kg Ferricure® orale oplossing 3 maal per dag PO.
toedieningsweg
monitoring
PO.
serum-Fe++ en ijzerbindingsvermogen; serum ferritine < 10 ng/mL bij ijzergebreksanemie;
serum transferrine en transferrine receptor concentratie.
farmacologie
beperkte enterale absorptie (10 - 20 %).
bijwerking
braken, diarree of constipatie, zwarte faeces, voorbijgaande tandverkleuring.
tegenaanwijzing
toxiciteit
3 gram ijzersulfaatingestie kan lethaal zijn voor zuigeling! ernstige gastro-intestinale
bezwaren en shock: antidoot = desferrioxamine (Desferal®): start met 15 mg/kg/uur IV
gedurende 5 u.
bijzondere
voorzorg
° eerst Vitamine E reserve aanvullen bij pretermen (vòòr 3de maand);
° niet samen met antacida;
° best 30’ vòòr de voeding toedienen.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Biol Neonate 1984; 45: 228; Acta Paediatr 1992; 81: 824;
J Pediatr Gastroenterol Nutr 1993; 16: 151; Acta Paediatr 1995; 84: 1035;
J Pediatr 1996; 129: 258; Eur J Pediatr 1999; 158: 147; J Clin Pharmacol 2000; 40: 1447.
1/07/2014
93
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
IMIPENEM-CILASTATINE
Tienam®
poederflacon à 250 of 500 mg imipenem (+ resp. 250/500 mg cilastatine) (IV infusie).
indicatie
behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door zowel multiresistente
Enterobacteriaceae (bv. Pseudomonas aeruginosa, Streptococcus faecalis, Enterobacter,
Serratia sp.), aërobe grampositieve bacteriën (Streptococcen, Staphylococcen) en
anaëroben zoals bv. Bacteroides fragilis, Clostridia (= reserve-antibioticum te gebruiken na
overleg met microbioloog).
dosis
20 mg/kg/dosis traag IV over minstens 30 minuten om de 12 uur gedurende de eerste
levensweek; zelfde individuele dosis om de 8 uur bij neonati 1 - 3 weken oud en om de 6
uur bij neonati >= 4 weken oud.
toedieningsweg
IV over minstens 30 minuten.
perifeer bloedbeeldonderzoek; transaminasen, observeer voor flebitis.
monitoring
farmacologie
imipenem is een potentieel nefrotoxisch carbapenem beta-lactam antibioticum met een
uitzonderlijk breed activiteitenspectrum: associatie in 1:1 verhouding met afbraakinhibitor
cilastatine (dehydropeptidase-I inhibitor) heft dit nefrotoxisch effect op door o.a. de
tubulaire secretie van imipenem te remmen; bactericidie door inhibitie van bacteriële
celwandsynthese; resistent tegen afbraak door bacteriële beta-lactamasen; serum
halfwaardetijd van imipenem bedraagt bij neonatus 2,5 uur.
bijwerking
diarree (soms als eerste teken van pseudomembraneuse colitis), braken, convulsieve
activiteit (door GABA interferentie ?) bij slechte nierfunctie en voorafbestaande neuronale
pathologie (bv. meningitis), hypotensie, trombocytose, venenirritatie/flebitis, eosinofilie,
urticaria, transaminasenstijging.
tegenaanwijzing
meningitis.
toxiciteit
dosisinterval aanpassen bij zelfs milde nierinsufficiëntie.
bijzondere
voorzorg
° bevat 3,2 mEq Na+ per gram;
° geen lactaathoudend oplosmiddel (bv. Ringeroplossing) gebruiken;
° oplossing 8 u. houdbaar bij kamert° en 48 u. in koelkast zo NaCl 0,9 % als oplosmiddel;
bij andere compatiebele oplosmiddelen (bv. gluc. 5 %) = houdbaarheid slechts de helft.
incompatibiliteit
fluconazole (Diflucan®), natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
los één poederflacon van 250 mg imipenem op in 25 mL NaCl 0,9 % (voorkeur);
schudden tot een heldere oplossing ontstaat van kleurloos tot geel:
eindconcentratie van imipenem = 10 mg/mL.
referentie
Scand J Infect Dis 1987; 2 (Suppl): 46;
Antimicrob Agents Chemother 1990; 34: 1172;
Pediatr Inf Dis J 1991; 10: 122; Pediatr Inf Dis J 1995; 14: 804.
editie
1/07/2014
94
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
INDOMETHACINE
DC
Indocid®
poederflacon à 1 mg (IV)
(tot nader bericht wereldwijd niet beschikbaar juli 2010).
indicatie
° farmacologische sluiting ductus Botalli;
° preventie van intraventriculaire haemorrhagie (IVH) (controversieel);
° reductie glom. filtratie: bv. bij congenitale nefrose: in overleg met kinderarts-nefroloog
° Bartter syndroom: K+-verlies beperken.
dosis
° ductussluiting: 0,2 mg/kg/dosis traag IV over 15 - 30 min. om de 12 - 24 uur gedurende
3 doses; max. 2 kuren van 3 doses; alternatief protocol = “prolonged-low-dose”: 0,1
mg/kg/dosis om de 24 u gedurende 6 dagen IV of PO.
° preventie IVH: 0,1 mg/kg traag IV bij 6 tot 12 uur postnataal, te herhalen na 24 en 48 uur
bij ventilator-dependente neonati met ZL < 32 weken (controversieel).
toedieningsweg
IV, (PO niet aanbevolen).
urinedebiet, serum ionogram, creatinine en bloedplaatjes, echocardiogram (LA/Ao ≥ 1,5).
monitoring
farmacologie
NSAID; prostaglandine-synthase inhibitor; daling van cerebrale, renale en gastroïntestinale
doorbloeding; half-leeftijd bij neonatus 15 - 50 uur, eiwitbinding > 90 %.
bijwerking
oligurie tot anurie bij ELBW-baby, hyponatriëmie (vnl. SIADH), hyperkaliëmie,
plaatjesdysfunctie, GI-bloeding en focale darmperforatie (vnl. maag/ileaal), cerebrale
hypoperfusie bij (te) snelle IV toediening.
tegenaanwijzing
actieve bloeding (intracranieel of elders), trombocytopenie < 60.000/mm3, NEC, oligurie <
0,5 mL/kg/u > 8 u., creatinine > 1,6 mg/dL, cerebrale ischemie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° hersamengestelde oplossing onmiddellijk gebruiken;
° terminale co-infusie met TPN-lijn mag;
° mag zo gewenst verder verdund worden met glucose 5 %;
° nooit snel IV (significante daling van cerebrale doorbloeding).
incompatibiliteit
TPN, hypertoon glucose 7,5 % of 10 %, calciumglubionaat (Calcium-Sandoz®), dobutamine
(Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), gentamicine (Geomycine®), tobramycine (Obracin®),
tolazoline (Priscol®).
specifieke
bereiding
voeg één poederflacon Indocid® (= 1 mg) bij 2 mL aqua pro inj.:
concentratie = 0,5 mg/mL.
NB. deze oplossing kan zo gewenst ook PO toegediend worden.
referentie
editie
Arch Dis Child 1990; 65: 55; Pediatrics 1994; 93: 543;
J Pediatr 1996; 128: 601; Early Hum Dev 1996; 44: 1;
J Paediatr Child Health 1997; 33: 38; Eur J Ped 1997; 156: 669 (neonataal Bartter S.).
1/07/2014
95
update
21/02/2013
merknaam
afleveringsvorm
iNO = INHALED NITRIC OXIDE
afhankelijk van firma: bv. B20-flessen à 150 bar met medisch gasmengsel à 400, 800 of
1.000 ppm NO in 99,9 % N2 (1 ppm NO = 1,2 mg per m3) (B20-fles à 150 bar = waterinhoud
van 20 liter x 150 = 3.000 liter gasmengsel).
indicatie
° secundaire persisterende pulmonale hypertensie (PPHN) van (bijna) voldragen neonatus
(>= 34 w) in het kader van o.a. MAS, pneumonie, IRDS/ARDS, longhypoplasie of
congenitale hernia diaphragmatica (CHD);
° primaire PPHN.
dosis
startdosis = 20 ppm iNO; zo partieel of geen antwoord eventueel opklimmen tot 40 ppm
(max. 80 ppm) iNO (hogere doses dan 20 ppm niet zinvol?); traag afbouwen is
aangewezen (= preventie van ‘rebound’ PPHN) met reductie tot zeer lage doses (bv. 1 - 2
ppm) vooraleer volledig te stoppen; strenge observatie gedurende eerste 2 uur na iNO
stop: bij recidiverende hypoxie wordt FiO2 snel opgebouwd en zonodig opnieuw iNO
gestart.
toedieningsweg
per inhalatie.
monitoring
NO en NO2 (corrosief zo > 5 ppm: alarmgrens 0,5 ppm) monitoring in inspiratoir ventilatorcircuit zo
dicht mogelijk bij patiënt; paO2 en oxygenatie-index (OI), methaemoglobinemie (R/ vit C IV).
farmacologie
selectieve pulmonale vasodilator zonder systemische effecten; equivalent aan
“endothelium derived relaxing factor” (EDRF); NO-synthese vanuit L-arginine wordt
enzymatisch gestuurd door NO-synthase (type I - III); NO activeert guanylaatcyclase met
vorming van cyclisch GMP leidend tot relaxatie van gladde spiercellen; ventilatie/perfusie
‘matching’ verbetert na inhalatie (d.i. alleen geventileerde longsegmenten worden bereikt);
NO inhibeert plaatjesaggregatie/adhesie (controversieel).
bijwerking
methaemoglobinemie (via binding van NO met Hb; bij doses > 20 ppm), verlenging van
bloedingstijd, ‘rebound’ pulmonale hypertensie zelfs bij patiënten die geen significante
beterschap vertoonden na start van iNO (oorzaak: ‘down’regulatie van endogeen NOsynthase door exogeen iNO of overmaat aan cGMP specifieke phosphodiesterase?).
tegenaanwijzing
congenitaal hartgebrek met ductusdependente systemische flow; (voorlopig?) relatieve
tegenaanwijzing: preterme baby < 34 weken (tenzij in studieverband).
toxiciteit
stikstofdioxide (NO2) vorming voornamelijk bij hoge iNO-conc. (> 40 ppm) en hoge FiO2;
peroxynitrietvorming leidt tot mogelijke (long)weefselschade en surfactantdegradatie (verhoogd risico
op chronisch longlijden?).
bijzondere
voorzorg
° mogelijke inclusiecriteria: paO2 < 50 mmHg bij FiO2 100 % of OI 2 x consecutief > 25 bij HF-IPPV;
° initieel zeer lage startdosis (bv. 2 ppm) kan latere respons verzwakken;
° niet gebruiken bij preterme baby ‘s < 34 w tenzij in kader van gecontroleerde studie (cfr. risico ICH ?)
° voorafgaande HFOV (+ surfactant) voor ideale volumerecrutering “zou” gunstig effect van iNO kunnen
versterken (nog te bewijzen).
incompatibiliteit
° surfactant (?);
° de NO-concentratie van ‘perslucht’ varieert van 5 tot 150 ppb: deze “occulte” NOcontaminatie kan fysiologische effecten op de oxygenatie veroorzaken.
specifieke
bereiding
° iNO tijdens transport (bv. bij ECMO indicatie): zie Arch Dis Child 1995; 73: 480 en
Pediatrics 1997; 95: 773.
° Debiet van rotameter (mL) = ventilatorflow (mL) x gewenste eindconcentratie iNO (ppm) :
NO concentratie in de fles (ppm).
° Levensduur van NO-fles (uren) = [flesdruk (bar) x 20 x 1.000] : [rotameterflow (mL) x 60].
° OI = oxygenatie-index = FiO2 (%) x MAP (cm H2O) : paO2 (mmHg).
° NINO-studie laat vermoeden dat CHD mogelijks geen goede (pré-ECMO) indicatie is voor
toepassing van iNO: 80 % ECMO versus 54 % ECMO zo geen iNO.
referentie
Lancet 1993; 341: 1664; Pediatrics 1997; 99: 838 (NINO study group);
Semin Perinatol 1997; 21: 418; J Pediatr 1997; 131: 55; Semin Neonatol 1998; 3: 127; J
Pediatr 1998; 133: 613.
editie
1/07/2014
96
update
5/12/2012
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
INSULINE (STANDAARD)
DC
Insuline Humuline® Regular
3 mL cartridge à 100 IE/mL (IM, IV, SC) (gewijzigd 15-04-2008 om vergissing met heparine
Leo te vermijden).
° uitgesproken glucose-intolerantie vooral bij ELBW (< 1.000 g) en VLBW-baby’s (<
1.500 g) (= vnl. door niet inhibitie van gluconeogenese bij glucose-infusie: beter insuline
starten met behoud van calorietoevoer ipv glucose te verminderen).
° (transiënte) neonatale diabetes (behandeling gedurende 4 - 6 weken nodig);
° adjuverende therapie bij ernstige hyperkaliëmie (> 7,5 mEq/L bij niet-hemolytisch staal).
dosis
° continu IV infusie: 0,05 - 0,1 IE/kg/uur (= 0,05 - 0,1 mL/kg/uur van 1/100 dilutie); pas aan
per 0,05 IE/kg/u en titreer op basis van striptest/uur tot stabiel in normale range, nadien
controle per 2 tot 4 uur.
° intermittente dosering: 0,1 - 0,2 IE/kg/dosis om de 6 - 12 uur SC.
° hyperkaliëmie: eerst calciumgluconaat (50 mg/kg), nadien natriumbicarbonaat (1 mEq/kg)
en glucose (500 mg/kg) IV, dan pas insuline 0,2 IE/kg/dosis traag IV.
toedieningsweg
IV, SC.
monitoring
normale range = 50 en 150 mg/dL; definitie hyperglycemie waarvoor insuline te starten bij ELBW’s =
2 x bloedglucosespiegel > 250 mg/dL gedurende minstens 4 u.
farmacologie
biosynthetisch humaan insuline geproduceerd bmv. ‘genetic engineering’.
bijwerking
hypoglycemie (zeer snel !), insulineresistentie, urticaria, anafylaxie.
tegenaanwijzing
hypoglycemie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° IV leiding (facultatief) purgeren met de oplossing zelf om kunststofbindingsplaatsen vooraf
te verzadigen: liefst terminale co-infusie op TPN-lijn;
° insulineflacon bewaren in koelkast, nooit invriezen ! flesje in gebruik kan 1 maand
bewaard worden bij kamert°; verdunning houdbaar voor 24 uur.
incompatibiliteit
ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), theophylline (Euphyllin®), barbituraten (Luminal®),
difenylhydantoïne (Diphantoine®), furosemide (Lasix®), Na-bicarbonaat, tromethamine
(Thamacetat®).
specifieke
bereiding
° bij dosis > 5 IE: onverdund gebruiken:
concentratie = 100 IE/mL.
° bij dosis ≤ 5 IE: voeg 0,5 mL (= 50 IE) standaard insuline bij 49,5 mL NaCl 0,9 %
(= 1/100 dilutie):
eindconcentratie = 1 IE/mL.
referentie
editie
Pediatrics 1986; 78: 625; J Pediatr 1991; 118: 121; J Pediatr 1996; 128: 268; Neonatal
Network 2001; 20: 17; Biol Neonat 2005; 87: 269.
1/07/2014
97
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
INTERFERON ALFA
Intron A®
Intron A® (Schering-Plough) = interferon alfa-2b: poederflacon à 3.106 IE + 1 mL solvens (=
aqua pro inj.) (SC, IM) (1.311 Bfr).
(NB. ook beschikbaar als poederflacon van 3, 5, 10 en 30 miljoen IE recombinant interferon
alfa-2b bestemd voor eenmalige toediening)
indicatie
° inductie van vroegtijdige regressie van (levens)bedreigende cortisteroïdresistente
infantiele haemangiomen d.w.z. bij visuele of luchtwegenobstructie, aangezichtsdistortie of
trombocytopenie zoals bij Kasabach-Merritt syndroom (verbruikscoagulopathie en “high
output” hartfalen);
° andere indicaties: o.a. haarcelleucemie, chronische actieve hepatitis B/C, ...
dosis
3 miljoen eenheden per m2 lichaamsoppervlakte SC éénmaal daags (= ± 600.000
eenheden voor neonatus van 3 kg).
NB. lichaamsoppervlakte bij 1 kg = 0,1 m2; bij 1,5 kg = 0,13 m2; bij 2 kg = 0,16 m2; bij 2,5 kg
= 0,19 m2; bij 3 kg = 0,21 m2; bij 3,5 kg = 0,24 m2; bij 4 kg = 0,26 m2; bij 4,5 kg = 0,28 m2 en
bij 5 kg = 0,3 m2.
toedieningsweg
SC.
perifeer bloedbeeld onderzoek, leverfunctietesten, schildklierfunctie.
monitoring
farmacologie
cytokine met antivirale, antiproliferatieve en immunomodulatorische eigenschappen;
glycoproteine afkomstig van leucocyten; humaan alfa interferon wordt geproduceerd door
bacteriën (E. Coli) bij middel van recombinant DNA-technologie; suppressie van
endotheliale proliferatie (vastgesteld als neveneffect bij behandeling van Kaposi sarcoma);
1 mg interferon alfa-2b = 2.108 IE; metabolisme van xanthinederivaten kan vertraagd zijn
(spiegels volgen).
bijwerking
koorts, grieppaal syndroom, nausea/braken/diarree, prikkelbaarheid of lethargie, rigor,
hypotensie/tachycardie, hypertensie, stomatitis/rash, stollingsstoornissen, zelden
schildklierdysfunctie; mogelijks laattijdige (soms irreversiebele!) spastische diplegie na IF
alpha-2a (zie *).
tegenaanwijzing
acute overgevoeligheidsreacties (zelden).
toxiciteit
zeldzame (fatale) hepatotoxiciteit.
bijzondere
voorzorg
° vooraf zo mogelijk prednisolone (of prednisone) 3 mg/kg/dosis om de 24 uur gedurende 2
weken (1/3 responders): stop behandeling zo geen beginnend effect na 14 dagen;
° ongebruikte flacon bewaren in koelkast (maximaal 4 weken bij kamertemperatuur);
° hersamengestelde oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast (2 - 8 °C): niet invriezen.
incompatibiliteit
Intron A® mag met geen enkel ander farmacon gemengd worden.
specifieke
bereiding
voor SC toediening: voeg 1 mL solvens (= aqua pro inj.) bij poederflacon van 3.106 IE
Intron A:
concentratie = 3.000.000 IE/mL.
NB1: multi-dose 2 mL (6.408 Bfr per 2) of 5 mL (17.483 Bfr per 2) flacons voor injectie à
5.106 IE/mL is na eerste gebruik maximaal 4 weken houdbaar indienbewaard bij 2 - 8° C;
NB2: Roferon®-A (Roche) = interferon alfa-2a: 1 mL ampul à 3.106 IE/mL (SC, IM) (1.311
Bfr) mag niet gebruikt worden bij pasgeborene wegens de aanwezigheid van benzylalcohol
als excipiëns.
referentie
N Eng J Med 1992; 326: 1456; Pediatr Clin North Am 1993; 40: 1177;
Ann Otol Rhinol Laryngol 1996; 105: 201; J Pediatr 1998; 132: 527 (*); Eur J Pediatr 1999;
158: 345 (*).
editie
1/07/2014
98
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
IPRATROPIUM-BROMIDE
Atrovent®
2 mL inhalatie-oplossing in monodosis à 0,0125 % (= 0,125 mg/mL) (1 mL = 20 druppels;
1 druppel = 6,25 mcg) = gewijzigde oplossing vanaf 12.01.2001!
indicatie
bronchodilatator (vnl. vroeg stadium van bronchopulmonale dysplasie).
dosis
25 - 50 mcg/kg (= 0,2 - 0,4 mL/kg = 4 - 8 druppels/kg) verdund in 1,5 - 2 mL NaCl 0,9 %
per inhalatie over 10 - 15 minuten (flow 8 L/min), te herhalen 2 tot 4 maal per dag;
maximale individuele dosis bedraagt 80 mcg/kg/dosis.
toedieningsweg
per inhalatie.
monitoring
farmacologie
anticholinergicum; effect na 1 - 3 minuten; duur: 4 - 6 uur; 15 % van de dosis bereikt lagere
luchtwegen bij inhalatie.
bijwerking
extrasystolen, tachycardie, hyperprikkelbaarheid, rash, droge mond, hoest.
tegenaanwijzing
glaucoom.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
reinigen van verstuiver tussen elk gift is belangrijk ter preventie van overdosering.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Arch Dis Child 1984; 59: 54;
Pediatr Pulmonol 1990; 8: 117;
Eur J Pediatr 1991; 150: 854; Semin Neonat 1998; 3: 113.
1/07/2014
99
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ISOPRENALINE = ISOPROTERENOL
DC
Isuprel®
5 mL ampul à 0,2 mg/mL (IV infuus) (ampul in koelkast bewaren en van licht beschermen
tijdens stockeren).
indicatie
° hypotensie, cardiogene shock;
° persisterende pulmonale hypertensie van neonatus (PPHN);
° AV-blok;
° inhalatie bij bronchospasme (BPD).
dosis
° continu IV infusie: 0,05 - 0,3 mcg/kg/min (= 0,075 - 0,45 mL/kg/uur van 1/5 dilutie) in
continu IV infuus; te titreren tot maximale hartfrequentie van 180/minuut (bij neonatus wordt
0,3 mcg/kg/min niet overschreden; max. dosis bij zuigeling > 1 maand = 2 mcg/kg/min).
° inhalatie: 0,5 -1 mL (0,1 - 0,2 mg) verdunnen in 1,5 mL NaCl 0,9 % voor verstuiving
(gebruik IV ampul); te herhalen om de 4 tot 6 uur.
toedieningsweg
continu IV infuus (nooit IA !), per inhalatie.
hartfrequentie, invasieve bloeddruk, zo mogelijk centraal veneuse drukmeting,
glucosestriptest.
monitoring
farmacologie
synthetisch beta-mimetisch sympathomimeticum; positief chrono- en inotroop (beta1-effect);
‘afterload’-reductie door perifere vasodilatatie en bronchodilatatie (beta2-effect); behoud
van renale en splanchnische doorbloeding.
bijwerking
aritmie, tachycardie, gedaalde veneuse retour, systemische vasodilatatie, hypertensie,
paradoxale hypoxie door toename van intrapulmonale shunt, hypoglycemie (door
hyperinsulinisme).
tegenaanwijzing
hypertensie, hyperthyreoïdie, digitalisintoxicatie.
toxiciteit
maligne inotroop bij (over)dosis > 2 mcg/kg/min continu IV.
bijzondere
voorzorg
° corrigeer metabole acidose vooraf;
° niet simultaan met adrenaline toedienen;
° oplossing 24 uur houdbaar zo opgelost in glucose-oplossing;
° terminale co-infusie met TPN-lijn mag, ook met dobutamine, heparine of ranitidine.
incompatibiliteit
furosemide (Lasix®), Na-bicarbonaat, theophylline (Euphyllin®), acetazolamide (Diamox®),
difenylhydantoïne (Diphantoine®), erythromycine (Erythrocine®), amphotericine B (Fungizone®),
digoxine (Lanoxin®), levothyroxine (Elthyrone®), ampicilline/penicilline, hydrocortisone (Solucortef®),
tromethamine (Thamacetat®).
specifieke
bereiding
voor continu IV infuus: voeg 1 mL (= 0,2 mg) Isuprel® bij 4 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 0,04 mg/mL of 40 microgram/mL.
NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
Clin Perinatol 1987; 14: 931; Tijdschr Kindergeneeskd 1993; 61: 13;
J Clin Pharmacol 1993; 33: 29.
1/07/2014
100
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
IV IMMUNOGLOBULINEN = IVIG
Sandoglobuline® IV, Multigam®
° Sandoglobuline: 1 en 3 gram flacon met respektievelijk 33 mL en 100 mL solvens (= NaCl
0,9 %) (IV) (ZLB Bioplasma AG , meer info op “www.zlb.com”).
° Multigam (CAF Rode Kruis): infusieflesje met 20, 50 of 100 mL telkens à 5 gram/100
milliliter of 50 mg/mL (www.caf-dcf.redcross.be);
indicatie
° behandeling van neonatale sepsis/septische shock;
° preventie van nosocomiale infecties = sterk controversieel, niet aan te raden;
° allo- of auto-immuun trombocytopenie;
° preventie van wisseltransfusie(s) bij Rh/ABO-iso-immunisatie (aanvraagformulier beschikbaar op
secretariaat).
° zeldzame gevallen van congenitale immuundeficiënties.
dosis
° sepsis: 500 mg/kg/dosis (max. 1 g) traag IV infusie over 30 - 60 minuten; ev. te herhalen om de 24
uur gedurende 5 - 6 dagen;
° ITP: 500 mg/kg/d gedurende 4 d of 1 gram/kg/dag gedurende 2 d (ev. + prednisolone 2
mg/kg/dosis PO om de 12 u gedurende 5 d);
° ABO/Rh-immunisatie: 500 mg/kg/dosis traag IV, zonodig herhalen na 12 en 24 u (soms 5 doses
nodig): ‘compassionate use program’ bij Mevr. Anne Verheyen, ZLB Bioplasma via e-mail: medinfo@zlbbelgium.
com of tel 016 / 38 80 80 of fax 016 / 38 80 89
toedieningsweg
monitoring
traag IV infusie over 30 - 60 minuten (max. 10 mL/kg/uur)
hartfrequentie, bloeddruk; meer kans op nood aan laattijdige “top up” transfusie bij gebruik
voor bloedgroepimmunisatie: steeds PBO 5 - 6 weken na ontslag!
farmacologie
humane immunoglobulinen bekomen door koud gefractioneerde alcoholprecipitatie en
nanofiltratie van pool veneus plasma (> 90 % IgG mono- en dimeren); biologische
halfwaardetijd gemiddeld 3 weken.
bijwerking
koorts, tachycardie, hypotensie, hypoglycemie, acute nierinsufficiëntie (1/6000
volwassenen meestal met onderliggende risikofactor), ‘flushing’, rash, uitz. anafylactische
reactie; pas op voor volume-overbelasting: gebruik hoge concentratie (bv. 10 %: zie
onderaan) bij risico-baby ’s.
tegenaanwijzing
allergie voor humane immunoglobulinen; anafylaxie vnl. bij patiënten met IgA-deficiëntie (<
0.05 g/L) én anti IgA antilichamen (1/40.000).
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° Sandoglobuline: bewaar bij kamert° en beschut tegen licht, oplossing 24 u houdbaar in koelkast;
° Multigam: bewaar in koelkast;
° eventuele diagnostische antilichamentiters vooraf bepalen;
° Sandoglobuline: oplossen kan ook met NaCl 0,9% of aqua pro inj. vlg. electrolyt/calor. behoefte;
° Wees geduldig bij het oplossen: dit kan vrij lang duren naar ervaring van de verpleegstaf!
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen;
gebruik afzonderlijke perfusieleiding.
specifieke
bereiding
° Sandoglobuline®: bijgeleverde solventia worden niet gebruikt bij de neonatus;
ideale verdunning voor neonati: los 1 gram flacon op in 10 mL glucose 5 % of los 3 gram
flacon op in 30 mL glucose 5 %:
eindconcentratie = 100 mg/mL voor beide oplossingen (eiwitconcentratie = ± 10 %) (NB:
niet schudden: schuimvorming!);
° Multigam®: infusieflesjes telkens à 5 g/100 mL of dus 50 mg/mL kunnen onverdund
gebruikt worden.
referentie
editie
J Pediatr 1988, 5: 789; Pediatr Infect Dis J 1993; 12: 549; Vox Sang 1995; 69: 95; Brit J Haematol 1996; 95: 21;
Acta Paediatr 1996; 85: 1351; Biol Neonate 1996; 70: 69; Pediatrics 1997; 99 (2): e2; J Pediatr 2000; 137: 595;
Semin Perinatol 1998; 22: 50; Arch Dis Childh 2003; 88: F6; Tijdschr Kindergeneeskd 2003; 71: 149.
1/07/2014
101
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KALIUM-PHOSPHAAT
DC
Kalii Phosphas B. Braun (miniplasco)
20 mL ampul (mini-plasco) à 0,544 g KH2PO4 en 1,394 g K2HPO3 (IV)
(1 mL = 1 mEq K+ en 0,6 mmol anorganisch phosphor = iP).
PAS OP! Recente wijziging (10.11.2000): zie onderaan
indicatie
° additief voor TPN-oplossingen;
° neonatale hypophosphoremie (p3 = 4,5 mg/dL): zie ook natrium-phosphaat.
dosis
0,15 - 0,3 mmol iP/kg/dosis of 4,65 - 9,3 mg iP/kg/dosis traag IV over 6 uur, zonodig
herhalen: dit is 0,25 - 0,50 mL/kg/dosis Kalii Phosphas B. Braun
toedieningsweg
traag IV infuus.
kaliëmie, calcemie.
monitoring
farmacologie
bijwerking
reactieve hypocalcemie bij (te) snelle toediening.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
conversie: 1 mmol iP = 31 mg iP en 1 mmol Ca = 40 mg Ca.
incompatibiliteit
calcium(preparaten) of TPN-oplossingen; alkalische oplossingen.
specifieke
bereiding
voorheen werden K+fosfaat Sterop 10 mL ampullen (à 3 meq K/mL en 2 mmol iP/mL)
gebruikt; wegens het reële risico tot verkeerdelijke omwisseling met ampullen glucose 20 %
werd overgeschakeld naar 20 mL ampullen Kalii Phosphas B. Braun .
referentie
editie
1/07/2014
102
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KALIUMCHLORIDE
DC
Kaliumchloride® Braun
20 mL ampul (7,5 % of 75 mg/mL) à 1 meq/mL (IV, PO).
indicatie
hypokaliëmie (< 3,5 meq/L) (bv. na chronische toediening van diuretica, chronische
diarree).
dosis
° PO: 0,5 - 2 meq/kg/dag verdeeld over n-aantal voedingen;
° acute IV behandeling van hypokaliëmie (voorzichtig: overdosis = snel fataal!):
0,5 - 1 meq/kg/dosis traag IV over 1 uur, nadien herevalueren (max. concentratie = 4
meq/100 mL voor perifeer infuus en 8 meq/100 mL voor centraal infuus); zonodig KCl
verder IV toedienen aan infusiesnelheid van 0,1 tot maximaal 0,2 mEq/kg/uur.
toedieningsweg
monitoring
traag IV in verdunde oplossing.
EKG (hypokaliëmie: ST-segment depressie, lage T-golf voltage en U-golf), serum-K+.
farmacologie
basisbehoefte aan K+ = 2 - 3 mEq/kg/dag.
bijwerking
AV-blok, hartstilstand, trombophlebitis/weefselnecrose, GI-intolerantie (diarree, braken).
tegenaanwijzing
toxiciteit
asystolie.
bijzondere
voorzorg
° 1 g KCl = 13,4 meq K+ en 1 meq K+ = 74,6 mg KCl;
° hyperosmolaire oplossing: nooit zuiver toedienen !
° IV infusiesnelheid nooit hoger dan 1 mEq/kg/uur;
° aangebroken ampul niet houdbaar.
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), diazepam (Valium®), phenytoïne (Diphantoine®).
specifieke
bereiding
wees bijzonder waakzaam: per vergissing gebruik van KCl in plaats van NaCl 0,9 % voor
de hersamenstelling van IV medicatie heeft aan menig patiënt het leven gekost!
referentie
JAMA 1981; 245: 2446; Clin Perinatol 1992; 19: 223.
editie
1/07/2014
103
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KALIUMJODIDE
Lugol-oplossing
10 %-ige KI-druppelvloeistof à 100 mg kaliumjodide/mL (= ± 8 mg jood/dr).
indicatie
° thyreotoxicose;
° stralingsprofylaxie.
dosis
° neonatale thryreotoxicose: 1 druppel /dosis PO om de 8 uur, zonodig dosis opdrijven met
25 % tot 100 % tot respons bereikt wordt;
° stralingsprofylaxie: 1 druppel/dosis om de 8 uur, start 2 dagen vòòr toediening van
radiofarmacon tot 10 dagen erna (bv. MIBG-scan).
toedieningsweg
monitoring
PO.
schildklierfunctie.
farmacologie
4,5 - 5,5 gram elementair jood/dL; 9,5 - 11 gram KI/dL.
bijwerking
bradycardie, hypoglycemie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
hoog geconcentreerde joodoplossing die voornamelijk aanleiding geeft tot onderdrukking
van de schildklier.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
1/07/2014
104
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KETAMINE
DC
Ketalar®
10 mL flacon à 50 mg/mL (IV, IM);
(NB: kan na verdunning ook gebruikt worden voor PO, intranasaal (IN) of PR toediening).
indicatie
analgesie/anesthesie met behoud van spontane ademhaling tijdens invasieve pijnlijke
proceduren waarbij geen spierrelaxatie wordt gewenst (bv. vasculaire radiodiagnostiek,
verband bij epidermolyse, etc. ...);
eventueel te combineren met midazolam (IV, IN of PR) ter potentialisatie van sedatief effect
en voor vermindering van cardiovasculaire effecten (zie aldaar).
dosis
° IV: 2 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/50 dilutie) traag IV over minstens 60’’ (+ vooraf atropine
0,01 mg/kg IV) zorgt na ± 45’’ voor anesthesie van 10 - 20 minuten; zonodig halve of zelfde dosis
herhalen zo verlenging (> 15’) anesthesie nodig of start continu IV infusie à 0,5 mg/kg/uur;
° IM: 10 mg/kg/dosis (+ in zelfde spuit atropine 0,02 mg/kg IM) zorgt na inductietijd van ± 5 minuten
voor anesthesie van gemiddeld 25 minuten;
° PO of IN: 5 - 10 mg/kg/dosis; ° PR: 6 mg/kg/dosis.
toedieningsweg
traag IV over minstens 60 seconden, IM, PO, IN, PR.
monitoring van hartfrequentie, ademhaling, bloeddruk tot 4 uur na toediening.
monitoring
farmacologie
inductie van zg. ‘dissociatieve’ anesthesie of somatosensorische blokkade; snelle
levermetabolisatie (o.a. tot actieve metabolieten als norketamine, dehydronorketamine);
renale excretie; beperkte eiwitbinding (< 12 %); niet-competitieve N-methyl-D-aspartaatreceptor-blokker: verhindert binding van glycine met NMDA-receptor; vandaar (theoretisch)
nut van perorale ketaminetherapie bij niet-ketotische hyperglycinemie.
bijwerking
hypertensie/tachycardie, soms hypotensie, toename longvatenweerstand mogelijk,
ademhalingsdepressie/apnoe bij te snelle toediening, hypersalivatie/bronchorhoe (daarom
best associatie met atropine), laryngospasme, zeldzaam klonische spierbewegingen tot
convulsies, spierrigiditeit, agitatie na “ontwaken”, braken.
tegenaanwijzing
verhoogde intracraniële druk, hypertensie, hyperthyreoïdie, hartdecompensatie.
toxiciteit
ademhalingsstilstand.
bijzondere
voorzorg
° altijd reanimatie-uitrusting ‘stand-by’ naast operationeel beademingstoestel;
° nooit sneller toedienen dan in 60 seconden: best à rato van 0,5 mg/kg/minuut;
° volledig ‘herstel’ kan 2 tot 3 uren in beslag nemen.
incompatibiliteit
barbituraten (Luminal®, ...), doxapram (Dopram®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 1 mL Ketalar® (= 50 mg) bij 49 mL glucose 5 % (= 1/50 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Ann Emerg Med 1990; 19: 1033; Eur J Pediatr 1995; 154: 649;
Pediatr Anaesth 1995; 5: 293; Pediatr Anaesth 1997; 7: 273; Pediatrics 1997; 99: 427;
Am J Roentgenol 1997; 169: 1019.
editie
1/07/2014
105
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KETOCONAZOLE
Nizoral® Oraal
100 mL orale suspensie à 20 mg/mL (+ zuigpipet van 5 mL) (PO).
indicatie
° behandeling van systemische mycosen (in associatie met bv. flucytosine) zonder
meningeale aantasting;
° behandeling van uitgesproken recidiverende mucocutane candidiase.
dosis
3 mg/kg/dosis (0,15 mL/kg/dosis) PO te herhalen om de 8 uur en toe te dienen juist vòòr of
tijdens de voeding.
toedieningsweg
PO.
leverfunctietesten minstens om de 14 dagen.
monitoring
farmacologie
imidazole-derivaat actief tegen dermatofyten en andere schimmels; inhibitie van het
fungaal cytochroom P450 leidend tot celwanddisruptie; levermetabolisatie en galexcretie;
zwakke CSV penetratie.
bijwerking
nausea/braken, rash/jeuk, ‘drugfever’, trombocytopenie; zeldzame maar ernstige toxische
leveraantasting.
tegenaanwijzing
voorafbestaand leverlijden; mycotische meningitis.
toxiciteit
hepatotoxisch.
bijzondere
voorzorg
° niet gebruiken tijdens therapie met cisapride of bepaalde H1-antihistaminica
(terfenadine, astemizole) die geen indicatiegebied hebben bij neonatus
(hartritmestoornissen!);
° forse afname van cyclosporinemetabolisatie (dosis verlagen!).
incompatibiliteit
niet simultaan toedienen met antacida, anticholinergica of H2-inhibitoren [(cimetidine
(Tagamet®), ranitidine (Zantac®)]: minstens 2 uur interval behouden tussen beide.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Mycoses 1989; 32: 312; Padiatr Padol 1989; 24: 289;
S Afr Med J 1989; 75: 388.
1/07/2014
106
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
KINIDINESULFAAT
apotheekbereiding: bv. kinidinesulfaatsuspensie à 10 mg/mL (PO).
indicatie
supraventriculaire (PSVT, atriale tachycardie, flutter of fibrillatie) en ventriculaire aritmieën
(voornamelijk als perorale onderhoudstherapie) (in overleg met kinderarts-cardioloog).
dosis
7,5 - 10 mg/kg/dosis uitgedrukt als sulfaat-zoutverbinding om de 6 uur PO.
toedieningsweg
PO.
therapeutische plasmaspiegel = 2 - 4 mcg/mL (6 - 12 micromol/L) (> 7 mcg/mL = toxisch).
monitoring
farmacologie
cardiale effecten vergelijkbaar met deze van procaïnamide; anti-aritmicum klasse 1A
(Vaughan-Williams classificatie).
bijwerking
GI-intolerantie (braken, diarree), trombocytopenie, ventrikeltachycardie of ventrikelfibrillatie,
lang QTc, ‘drugfever’, hypotensie (perifere vasodilatatie bij hoge dosis), allergie (R/ geef
een kleine testdosis vooraf bv. 2 mg/kg PO).
tegenaanwijzing
AV nodale blok, lang QTc, “sick sinus” syndroom, digitalisintoxicatie, trombocytopenie,
myocarditis.
cinchonisme, ademhalingsdepressie bij overdosis.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° halveer digoxinedosis;
° gebruik kinidinesulfaat samen met digitalis bij refractaire SVT;
° zo QRS-interval > 0,1 sec. stop behandeling en overweeg dosisreductie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Pediatr 1996; 129: 324.
1/07/2014
107
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
L-CARNITINE = LEVOCARNITINE
Carnitene Sigma-tau®
° Carnitene® drank: 10 mL flacon à 100 mg/mL (PO);
° Carnitene® injectievloeistof: 5 mL ampul à 200 mg/mL (IV).
(niet geregistreerd in België, wel in Nederland).
indicatie
° primaire carnitinedeficiëntie (denk er aan bij bv. acute episoden van encefalopathie
geassocieerd aan leverfunctiestoornissen, progressief spierlijden of veralgemeende
viscerale steatose);
° secundaire carnitinedeficiëntie bij vetzuuroxidatiedefecten (bv. MCAD-deficiëntie) of
organische acidemieën (bv. IVA, MMA, PA en glutaryl-CoA-dehydrogenase deficiëntie).
dosis
° urgente IV behandeling: ladingsdosis 100 mg/kg (= 5 mL/kg van 1/10 dilutie) traag IV
over 4 - 6 uur gevolgd door continu infuus à 4 mg/kg/uur (= 0,2 mL/kg/uur van 1/10 dilutie)
tijdens acute metabole compensatie;
° primair: PO: 100 - 150 mg/kg/dag of 1 gram/dag verdeeld over 2 of 3 doses; IV (zo
perorale toediening niet mogelijk is): 30 mg/kg/dag traag IV over 2 - 3 minuten;
° secundair: 30 mg/kg/dag PO verdeeld over 2 of 3 doses.
toedieningsweg
PO, traag IV of continu infusie.
plasmaspiegelbepaling bij verminderde nierfunctie.
monitoring
farmacologie
carnitine = 3-OH, 4-N-triCH3-aminoboterzuur = kleine wateroplosbare molecule endogeen
gesynthetiseerd vanuit lysine en methionine in lever en nier; biologisch actieve L-isomeer is
essentieel voor intramitochondraal transport van lange vetzuurketens en ATP (energie)
produktie; trage intestinale resorptie; biologische beschikbaarheid na orale inname is zeer
beperkt en variabel (10 - 15 %); geringe metabolisatie en voornamelijk renale eliminatie.
bijwerking
diarree (voorbijgaand) bij orale inname van hoge doses, braken, allergische reactie,
visgeur.
tegenaanwijzing
toxiciteit
levocarnitine is als lichaamseigen stof niet toxisch in vermelde dosering.
bijzondere
voorzorg
oplossing is 24 uur houdbaar bij kamertemperatuur.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
IV toediening: voeg 9 mL NaCl 0,9 % bij 1 mL (= 200 mg) Carnitene® (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 20 mg/mL.
NB. de inhoud van IV ampul Carnitene® mag ook gebruikt worden voor PO toediening.
referentie
editie
Am J Dis Child 1987; 141: 660;
J Pediatr 1995; 127: 723; J Child Neurol 1995; 68: 211;
Arch Dis Child 1996; 74: 475; Eur J Pediatr 1997; 156: 864.
1/07/2014
108
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
LACTULOSE
Duphalac®
° 15 mL zakje à 667 mg lactulose per mL (PO);
° siroop 300 mL à 667 mg/mL (PO).
indicatie
° hyperammoniëmie bij stofwisselingsziekte (vnl. ureumcyclusstoornis) of hepatisch coma;
° laxativum.
dosis
0,5 - 1 mL/kg/dosis om de 6 - 8 uur PO.
toedieningsweg
PO.
serum NH3.
monitoring
farmacologie
osmotisch disaccharide dat door de darmflora wordt afgebroken tot laag moleculaire zuren;
bacteriële degradatie van lactulose tot o.a. melkzuur resulteert in zure pH: NH3 converteert
naar NH4+ = belemmering van intravasculaire diffusie van ammonium; bijna geen absorptie
(< 3 %).
bijwerking
diarree, braken, buikopzetting.
tegenaanwijzing
patiënt met galactosemie (Duphalac® bevat galactose en lactose).
toxiciteit
diarree/deshydratie bij overdosering.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
geen.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Hepatol 1994; 21: 1144;
Dig Dis 1996; 14: 53.
1/07/2014
109
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
LAMIVUDINE = 3-TC
Epivir®
° Epivir® drank: 240 mL oplossing à 10 mg/mL (prijs = 70,00 €);
° Epivir® tabletten: ‘gecoate’ tabletten à 150 mg (voor magistrale bereiding) (prijs 60
tabletten = 201,00 €).
indicatie
antiretroviraal middel te gebruiken in associatie met zidovudine (Retrovir®) en nevirapine
(Viramune®) of lopinavir/ritonavir (Kelatra®) als “post exposure” profylaxie (PEP) bij
voldragen (≥ 36w) pasgeborene van een HIV-geïnfecteerde moeder met een hoge (> 1.000
copies/mL) of onbekende virale lading. Recente - nog te bevestigen - farmacotoxische
gegevens zouden er op wijzen dat combinatie van meerdere nucleoside-analogen (AZT +
3-TC) zou kunnen leiden tot zeldzame, maar ernstige mitochondriale toxiciteit.
dosis
2 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; therapie 4 weken aanhouden, nadien in overleg met
AIDS-referentiecentrum therapie richten volgens laboratoriumresultaten en kliniek.
toedieningsweg
PO.
perifeer bloedbeeld onderzoek, serumamylase.
monitoring
farmacologie
2’-deoxy-3’-thiacytidine = reverse-transcriptase inhibitor = synthetisch nucleoside-analoog;
hoge biologische beschikbaarheid na orale inname (> 80 %); beperkte plasma-eiwitbinding;
voornamelijk renale excretie van onveranderd product; combinatie van AZT en 3-TC kan
mogelijk leiden tot lethale verworven mitochondriopathie in geval van genetische
predispositie (partiële cytochr. C deficiëntie)(5 gevallen geobserveerd in Frankrijk waarvan
1 na AZT alleen: S. Blanche Hôpital Necker, Paris, lezing BVK 19.03.99).
bijwerking
diarree/braken, pancreatitis (zeldzaam), hoesten, perifere neuropathie, neutropenie/anemie
(zeer zeldzaam) (N.B. extrapolatie van beperkte gegevens afkomstig van behandelde
volwassenen); zeldzaam neurodegeneratief proces ten gevolge van verworven
mitochondriopathie bij combinatietherapie AZT + 3-TC (zie hoger).
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor farmacon of zijn hulpstoffen.
toxiciteit
dosis aanpassen bij nierdysfunctie (zeker bij simultane toediening van trimethoprim);
product is dialyseerbaar.
bijzondere
voorzorg
° Epivir® wordt niet aanbevolen als monotherapie;
° Epivir® drank bevat 2 gram sucrose en 0,6 gram ethanol per 10 mL;
° simultane toediening van co-trimoxazole (bv. Bactrim®) resulteert in een 40 % toename
van plasmaconcentratie van lamivudine (via trimethoprim component);
° tri-therapie wordt bij neonatus toegepast in overleg met het AIDS-referentiecentrum.
nvt.
incompatibiliteit
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Pediatr 1997; 130: 293.
1/07/2014
110
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
LEVOTHYROXINE = THYROXINE = T4
DC
(indien iv)
Elthyrone®, Euthyrox®, L-thyroxine®
° deelbare compr. à 0,025 mg (= 25 microgram) of 0,05 mg (= 50 microgram) (PO);
° apotheekbereiding voor IV toediening: 2 mL ampul à 5 microgram/mL (IV).
indicatie
° congenitale (permanente) hypothyreoïdie (prevalentie 1air ± 1/4.000; 2air/3air ± 1/30.000);
° transiënte 1aire hypothyreoïdie (laag FT4 < 0,5 ng/dL en TSH > 20 mU/L) van preterme neonatus (vnl.
bij baby’s met geboortegewicht < 1.500 g) (prevalentie 1air = ± 0,4 %);
° transiënte 2aire/3aire (hypothalame/pituïtaire) hypothyreoïdie (laag FT4 en normaal TSH < 20 mU/L)
van preterme neonatus (prevalentie 2air/3air bij VLBW-baby ± 10 % ?) (behandeling transiënte 2aire/3aire
hypothyreoïdie = controversieel).
dosis
° permanente hypothyreoïdie: start PO: 10 - 15 mcg/kg/dosis om de 24 uur (bij preterm
baby 8 - 12 mcg/kg/dosis); dosis afronden naar boven tot op 1/4de tablet (6,25 mcg); met
interval van 4 weken aanpassen op geleide van kliniek en labo (FT4/TSH); start IV (50 - 75
% van orale dosis): 5 - 8 mcg/kg/dosis traag IV over 1 uur om de 24 u.
° transiënte (1- 3aire) hypothyreoïdie: 5 - 6 mcg/kg/dag PO of 4 - 5 mcg/kg/dag IV
gedurende 6 weken.
toedieningsweg
PO, traag IV over 1 uur.
streefdoel = FT4 hoog normaal: 2 - 4 ng/dL en TSH < 15 mU/L bij 3 maand.
monitoring
farmacologie
orale dosis effectief na 3 - 5 dagen; IV dosis na 6 - 8 uur; N.B.: aanbevolen literatuur =
review van D.A. Fisher in ‘Clinics of Perinatology’ vol 25 N° 4 blz.999 dec 1998: “Emerging
concepts in Perinatal Endocrinology”.
bijwerking
premature craniosynostose en botleeftijdversnelling bij overdosering.
tegenaanwijzing
toxiciteit
tekenen van overdosis: tremoren, hyperprikkelbaarheid, tachycardie, braken, koorts,
gewichtsverlies.
bijzondere
voorzorg
de injecteerbare vorm mag niet PO gegeven worden.
incompatibiliteit
cefotaxime (Claforan®), coffeïne, midazolam (Dormicum®), dopamine (Dynatra®), glucagon
(Glucagen® Hypokit), isoprenaline-HCl (Isuprel®), digoxine (Lanoxin®), naloxone (Narcan®),
pancuronium-bromide (Pavulon®), penicilline (Penicilline®).
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (LEVOTHYROXINUM NA) = 5 - 7 MG
referentie
editie
Pediatrics 1993; 91: 1203; Acta Endocrinologica 1993; 129: 139; J Pediatr 1995; 126: 122;
Eur J Pediatr 1996; 155: 211; N Engl J Med 1997; 336: 31; Eur J Ped 1997; 156: 94; J Clin
Endocrinol Metab 82: 1701, 1997; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4): 999.
1/07/2014
111
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
LIDOCAINE = LIGNOCAINE
Linisol 1%®, Xylocaïne® 1% Inspuitbaar
° Linisol 1% 10 mL flacon à 10 mg/mL lidocaïne hydrochloride monohydraat (IV, IM, SC);
° Xylocaïne® 1% 20 mL flacon à 10 mg/mL (IV, IM, SC).
(uitsluitend oplossingen zonder vasoconstrictor!).
indicatie
° acute behandeling van ventriculaire aritmieën (vnl. ventriculaire tachycardie/ fibrillatie),
aritmieën bij digitalisintoxicatie (in overleg met kinderarts-cardioloog);
° anticonvulsivum (2de lijns anticonvulsivum indien geen Diphantoine® vooraf werd
gegeven);
° lokaal anestheticum (0,3 mL/kg SC).
dosis
° als anti-aritmicum: 0,5 - 1 mg/kg IV als bolus over 5 minuten; herhaal om de 10 min tot
controle van aritmie; max. totaal dosis 5 mg/kg; onderhoud: 20 - 50 mcg/kg/min in continu
IV infuus; intratracheaal: 1 mg/kg/dosis verdund met 1 - 2 mL NaCl 0,9 % IT.
° als anticonvulsivum: lading: 2 mg/kg traag IV; onderhoud IV infusie: 10 - 50 mcg/kg/min
(= 0,2 - 1 mL/kg/uur van 3/10 dilutie), na 24 uur afbouwen tot nihil over de volgende 24
uur; bij pretermen de laagste dosering gebruiken.
toedieningsweg
monitoring
traag IV of continu IV infusie of IT (intratracheaal) (ook SC/IM voor lokale verdoving).
EKG, bloeddruk, bewustzijn, musculaire activiteit, therapeutische spiegel: 3 - 6 mcg/mL.
farmacologie
anti-aritmicum klasse Vaughan-Williams 1B; snelle werking (blok van snelle Na+- kanalen in
Purkinjevezels); half-leeftijd bij neonatus = 3 uur.
bijwerking
hypotensie; neuronale toxiciteit: eerst agitatie, myoclonieën, later stuipen,
bewustzijnsdaling, apnoe; abstinentiestuipen na (te) langdurige infusie.
tegenaanwijzing
hartdecompensatie, complete hartblok, brede QRS-tachycardie.
toxiciteit
spiegel > 5 mcg/mL; ernstige cardiale toxiciteit bij excessieve doses: bradycardie,
hypotensie, hartblok.
bijzondere
voorzorg
° altijd lidocaine zonder adrenaline gebruiken !
° dosisverlaging bij leverlijden;
° endotracheale toediening = intraveneuse dosis x 2;
° niet samen met difenylhydantoïne (Diphantoine®) gebruiken (ernstige hartritmestoornis!);
° houdbaarheid 24 uur.
incompatibiliteit
phenytoïne (Diphantoine®).
specifieke
bereiding
voor continu IV infusie: voeg 6 mL Linisol 1% of 6 mL Xylocaine® 1 % (= 60 mg) bij 14 mL
glucose 5 % (= 3/10 dilutie):
eindconcentratie = 3 mg/mL of 3.000 microgram/mL.
referentie
Pediatrics 1975; 55: 59; Acta Paediatr Scand 1988; 77: 79;
Eur J Clin Pharmacol 1989; 36: 583; Ther Drug Monit 1990; 124: 316;
Acta Paediatr 1992; 81: 35; Pediatrics 1998; 111: 13.
editie
1/07/2014
112
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
LIPOSOMAAL AMPHOTERICINE B
Ambisome®
“liposomaal” amphotericine B: gelyofyliseerd poederflacon à 50 mg (IV infusie) (bewaren in
koelkast 4° C).
indicatie
voorbehouden als tweede lijn voor “invasieve” infecties (bv. meningitis, osteïtis)
veroorzaakt door gevoelige schimmels of gisten die niet reageren op “conventioneel”
amphotericine B of die hun ‘ampho B-kuur’ niet kunnen vervolledigen omwille van
toenemende nefrotoxiciteit (beperkte literatuur voor neonatus).
dosis
startdosis = 1 mg/kg/dag trage IV infusie over 30 - 60 minuten; nadien wordt de dosering
geleidelijk opgedreven tot 4 - 5 mg/kg/dag eenmaal daags IV over 30 tot 60 minuten.
toedieningsweg
IV infusie na obligate verdunning.
perifeer bloedbeeldonderzoek (anemie, trombocytopenie), ionogram (vnl. K+ en Mg++) en
creatinine om de 48 - 72 uur; transaminasen wekelijks.
monitoring
farmacologie
liposomaal amphotericine werkt door binding van het liposoom aan de buitenwand van
schimmels gevolgd door vrijgave van het medicament en binding met de membraanergosterolen; hogere efficiëntie door gewijzigde farmacokinetiek met een belangrijke
toename van de oppervlakte onder de tijd- versus concentratiecurve in vergelijking met
identieke dosis conventioneel amphotericine B (volwassenen).
bijwerking
cfr. Fungizone® maar veel minder uitgesproken:oligurische nierinsufficiëntie en tubulopathie met
hyperkaliurie, tubulaire acidose, nefrocalcinose, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie;
nausea/braken en koorts bij (te) snelle infusie, anemie (frequent), leucopenie/trombocytopenie,
bloeddrukwijzigingen, zelden perifere neuropathie, convulsies, levernecrose.
tegenaanwijzing
allergie voor één van de componenten.
toxiciteit
niet dialyseerbaar.
bijzondere
voorzorg
° niet oplossen in zoutoplossingen!
° toedienen via afzonderlijke IV lijn of bestaande IV lijn eerst purgeren met glucose 5 %;
° poriëndiameter van eventueel gebruikte filters mag niet kleiner zijn dan 1 micron;
° flacon bevat 900 mg saccharose.
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen of electrolyten.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 12 mL aqua pro injectione bij 1 poederflacon (50 mg) Ambisome®: de
concentratie bedraagt nu 4 mg/mL;goed schudden gedurende minstens 15 seconden;
stap 2: voeg 5 mL (= 20 mg) van de hersamengestelde oplossing via de bijgeleverde 5micronfilter bij 35 mL glucose 5 % (gebruiken binnen de 6 uren):
eindconcentratie = 0,5 mg/mL.
referentie
Pediatrics 1993; 91: 1217; Scand J Infect Dis 1995; 27: 419; Infection 1997; 25: 112;
Pediatr Infect Dis J 1998; 17: 146; Pediatr Infect Dis J 1999; 18: 702; Arch Dis Childh 2001;
84: F131.
editie
1/07/2014
113
update
11/05/2005
LOPERAMIDE
Imodium®
merknaam
afleveringsvorm
100 mL drinkbare vloeistof à 0,2 mg/mL (PO).
indicatie
‘short bowel’ syndroom (= vnl. reductie faecaal volume na ileostomie).
dosis
0,05 - 0,1 mg/kg/dosis PO 2 - 3 maal per dag (max. dosis = 0,3 mg/kg/dag).
toedieningsweg
PO.
darmperistaltiek.
monitoring
farmacologie
opiaatderivaat; verlenging van transiettijd bevordert vocht- en nutriëntenabsorptie bij ‘short
bowel’ syndroom; serumhalfleeftijd = 9 - 14 uur; exclusieve levermetabolisatie.
bijwerking
sedatie, rash, braken, constipatie, droge mond.
tegenaanwijzing
pseudomembraneuze colitis, toxisch megacolon, acute gastro-enteritis, GI-subobstructie.
toxiciteit
vnl. bij leverdysfunctie: hypertonie/dystonie, ademhalingsdepressie, miose, stupor; antidoot
R/ naloxone 0,01 mg/kg IV, zonodig herhalen (cfr. korte werking).
bijzondere
voorzorg
dosis verlagen bij leverdysfunctie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
1/07/2014
114
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
LOPINAVIR 400 + RITONAVIR 100
Kaletra®
°
Siroop
(300
mL):
400
mg
lopinavir
+
100
mg
ritonavir
per
5mL
(bevat
42,4%
v/v
alcohol;;
152,7
mg/mL
propyleenglycol;;
59,6
mg/mL
glycerol);;
°
Tabletten:
200
mg
lopinavir
+
50
mg
ritonavir.
indicatie
Antiretroviraal
middel
te
gebruiken
in
associatie
met
zidovudine
(Retrovir®)
en
lamivudine
(Epivir®)
als
“post
exposure”
profylaxie
(PEP)
bij
pasgeborene
van
een
HIV-­geïnfecteerde
moeder
onder
volgende
voorwaarden:
1.
voldragen
baby
(ZL
≥
36
w);;
2.
maternale
virale
lading
>
1000
copieën/ml
en
3.
moeder
kreeg
nevirapine
(Viramune®)
tijdens
de
zwangerschap.
dosis
Siroop
=
16
mg
lopinavir
+
4
mg
ritonavir/kg
lichaamsgewicht
per
12
uur
p.o.
gedurende
4
weken
(equivalent
aan
300
mg
lopinavir
+
75
mg
ritonavir/m²);;
(FDA
registratie
voor
gebruik
vanaf
14
dagen
tot
6
maand).
toedieningsweg
PO:
siroop
met
voeding
in
te
nemen
zie rubriek toxiciteit (vakje te klein).
monitoring
farmacologie
°
Lopinavir
behoort
tot
groep
van
protease-­inhibitoren
tegen
HIV-­1
en
HIV-­2:
remming
van
virusproductie;;
veroorzaken
zo
een
daling
van
de
plasma
viral
load
en
een
stijging
van
het
aantal
CD4
cellen.
°
Ritonavir
dient
in
deze
combinatie
niet
als
antiviraal
middel.
Het
inhibeert
het
CYP450
waardoor
metabolisme
van
lopinavir
geremd
wordt
zodat
lagere
doses
kunnen
gegeven
worden.
°
Biologische
beschikbaarheid
siroop:
hoger
bij
inname
van
vetrijke
maaltijd;;
metabolisatie
via
CYP3A;;
eliminatie
ca.
80%
via
faeces,
<
20%
via
urine;;
Tmax
ca.
4
uur;;
T1/2
5-­6
uur.
bijwerking
Diarree,
hoofdpijn,
nausea
en
braken,
rash,
asthenie
en
paresthesieën,
lipidenafwijkingen,
vetredistributie
(minder
voorkomend).
Zeldzaam
pancreatitis,
hepatitis,
hyperglycemie
en
ketoacidose.
Bundeltakblok
(vooral
bij
preterme
baby).
tegenaanwijzing
Ernstig
gestoorde
lever-­
en
nierfunctie.
toxiciteit
dalspiegel
na
2
wk
behandeling
=
≥
200
µL
heparinebloed
8-­12
u
na
toediening
(UZG
1x/wk
op
do;;
<
2
u
na
afname
in
lab
centrifugeren).
Gewenste
dalspiegel:
lopinavir
>
1
mg/L;;
ritonavir
>
2,1
mg/L;;
aanpassing
dosis
in
overleg
met
Dr.
J.
Pelgrom
(25315)
of
Dr.
L.
Vandekerckhove
(23398).
Bepaling
kan
simultaan
met
nevirapine.
bijzondere
voorzorg
°
Geschreven
toestemming
van
de
ouders
is
vereist;;
°
Siroop
in
de
koelkast
bewaren;;
°
Bij
start
andere
HIV-­medicatie
steeds
geneesmiddelinteracties
checken!
incompatibiliteit
Te
mijden
combinaties:
Absoluut:concomittante
therapie
met
cisapride,
amiodarone,
flecaïnide,
rifampicine.
Relatief
(monitoring
of
dosisaanpassing):
concomittante
therapie
met
atenolol,
clindamycine,
clonazepam,
cyclosporine,
dexamethasone,
diazepam,
digoxine,
diltiazem,
domperidon,
erythromycine,
fenytoïne,
furosemide,
ketamine,
ketoconazol,
lidocaïne,
loperamide,
miconazol,
nifedipine,
pethidine,
pyrimethamine,
theofylline,
methadone.
specifieke
bereiding
Ter
info:
voornaamste
hulpstoffen
in
de
siroop
die
van
betekenis
kunnen
zijn
voor
nevenwerkingen
bij
de
neonaat:
alcohol
42,4
%:
1,187
mL
alcohol/kg/week
wanneer
deze
dosis
wordt
toegediend
=
950
mg/kg
lichaamsgewicht/week
(max.
3
mL
alcohol/kg
lichaamsgewicht
/week)
propyleenglycol
152,7
mg/mL:
61
mg/kg/dag
wanneer
deze
dosis
wordt
toegediend
(max.
25
mg/kg/dag);;
Tabletten
mogen
niet
verbrijzeld
worden
(cfr.
bijsluiter),
maar
vertonen
geen
enterische
omhulling
of
gecontroleerde
vrijstelling:
te
overleggen
met
apotheker.
referentie
Guidelines for the Use of Antiretroviral Agents in Pediatric HIV Infection. Feb 23,2009; 1-139.(http:
//aidsinfo.nih.gov/ContentFiles/PediatricGuidelines.pdf); http://www.hiv-druginteractions.org; FDA
wetenschappelijke bijsluiter (10/12/09); Belgian Guidelines for management of HIV infection in
pregnant women and prevention of mother-to-child transmission; Pediatr Infect Dis J 2009; 28: 215-9.
editie
1/07/2014
115
update
21/05/2012
merknaam
afleveringsvorm
LORAZEPAM
DC
Tavor®, Temesta®
° compr. 1 mg (PO);
° Temesta Inspuitbaar® (STOCKBREUK!) 1 mL ampul à 4 mg/mL (IV, IM) (kan ook PR
gebruikt worden) (NB. lichtprotectie en bewaren in koelkast)
° Tavor IV ampul 1 mL à 2 mg/mL
indicatie
° acuut anticonvulsivum bij refractaire neonatale stuipen (bv. zo geen respons na 30 - 40
mg/kg phenobarbital en 20 mg/kg diphenylhydantoïne);
° premedicatie/sedatie.
dosis
° anticonvulsief:
start: 0,05 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van Tavor® 1/20 dilutie) traag IV over 2 - 5
minuten; herhaal zonodig tweemaal met 20 minuten interval;
onderhoud: 0,05 mg/kg/dosis PO om de 6 - 24 uur (suggestie Neonatal Drug Formulary
1993: 224).
° premedicatie/sedatie: 0,05 mg/kg/dosis PO/PR of IM 1 - 2 uur vòòr ingreep.
toedieningsweg
IV, (niet intra-arterieel!), PO.
ademhaling, injectieplaats observeren voor flebitis/extravasatie.
monitoring
farmacologie
werking binnen de 5- 10 minuten; duur 3 - 24 uur; serum halfwaardetijd = 35 - 50 uur;
conjugatie tot inactief glucuronide in de lever en renale eliminatie.
bijwerking
ademhalingsdepressie, ritmische myoclonieën beschreven zowel bij preterme als
voldragen baby ’s (R/ Luminal®), hypotensie, bradycardie, hartstilstand.
tegenaanwijzing
toxiciteit
minder accumulatierisico in vergelijking met diazepam; IV ampul bevat 2 % (= 20 mg/mL)
benzylalcohol: daarom fors verdunnen (zie onderaan); flumazenil = specifiek antidoot.
bijzondere
voorzorg
° dosisreductie bij leverlijden;
° ampul voor injectie kan ook gebruikt worden voor intrarectale toediening;
° aangebroken ampul en verdunde oplossing is 24 u houdbaar in koelkast afgeschermd
van licht;
° zo IM toepassing farmacon onverdund toedienen.
incompatibiliteit
aztreonam (Azactam®), imipenem/cilastatine (Tienam®), Omeprazole (Losec®),
Flucloxacilline (Floxapen®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg één 1 mL ampul Tavor® (= 2 mg) bij 19 mL glucose 5 % (= 1/20
dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
referentie
J Child Neurol 1991; 6: 319; J Pediatr 1992;120: 479; Pediatrics 1992; 89: 1129;
Biol Neonate 1994; 66: 311;
J Perinatol 1995; 15: 146; Arch Pediatr Adolesc Med 1998; 152: 98.
editie
1/07/2014
116
update
8/11/2006
merknaam
afleveringsvorm
MAGNESIUMSULFAAT
DC
Magnesiumsulfaat Sterop® 50 %
5 mL ampul à 500 mg/mL (50 %) (= 4,06 mEq/mL of 2,03 mmol/mL Mg2+ en 4,06 mEq/mL
of 2,03 mmol/mL SO4-2).
indicatie
° hypomagnesiëmie (< 1,5 mg/dL) en refractaire hypocalcemie;
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN);
° hersenprotectief na peripartale asfyxie (experimenteel).
dosis
° hypomagnesiëmie/refractaire hypocalcemie: IM 0,1 - 0,2 mL/kg MgSO4 50 %; zelfde dosis
(50 - 100 mg/kg MgSO4) kan ook PO gegeven worden (1/10 verdund met water = 1 - 2
mL/kg van verdunde oplossing); herhaal IM of PO zonodig om de 6 - 12 uur.
° PPHN: bolus 200 mg/kg traag IV over 20 minuten (= 0,4 mL/kg MgSO4 50 %);
onderhoud: 20 - 50 mg/kg/u (= 0,04 - 0,1 mL/kg/uur MgSO4 50 %).
toedieningsweg
IM, PO, IV
magnesiëmie, ECG.
monitoring
farmacologie
1 gram magnesiumsulfaat-heptahydraat (1 g MgSO4.7H2O) = 4,06 mmol Mg2+; conversie
Mg2+: mg/dL x 0,0406 = mmol/L en mEq/L x 0,5 = mmol/L; verlaagt niet-selectief de
pulmonale druk, spierrelaxans, bronchodilator, sedativum; werking als (NO-gemedieerde ?)
Ca++-entry-blokker + verhoogde vrijstelling van PGI2 (?); NMDA-receptor blokker.
bijwerking
ademhalingsdepressie, hypotensie, areflexie, ileus, urineretentie, hypotonie, verlaging
cardiac output en “fixe” bradycardie (NB. verlies van ‘CTG-variabiliteit’ bij foetale
hypermagnesiëmie bij maternale pre-eclampsie onder magnesiumbehandeling).
tegenaanwijzing
systemische hypotensie, nierinsufficiëntie.
toxiciteit
verlenging QTc-interval en QRS, atrioventriculaire of sino-atriale blok, hartstilstand in
diastole; antidoot bij cardiale toxiciteit = R/ calciumglubionaat IV.
bijzondere
voorzorg
° Mg-serumspiegel < 6 mg/dL houden bij chronische behandeling (PPHN);
° neuromusculaire blok bij hypermagnesiëmie wordt versterkt door aminoglycoside: cave
apnoe !
incompatibiliteit
calcium(preparaten), natriumbicarbonaat, hydrocortisone (Solucortef®).
specifieke
bereiding
PS. Bij perorale toediening van MgSO4 50%:
verdun 1/10 = voeg 45 mL water bij 1 ampul MgSO4 50% van 5 mL: 1 milliliter van 1/10
verdunde oplossing = 50 mg MgSO4 .
referentie
Arch Dis Child 1992; 67: 31 en 1994; 71: F151;
Pediatrics 1995; 96: 472;
Arch Dis Child (F/N Ed.) 1995; 72: 184.
editie
1/07/2014
117
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
MANNITOL
Mannitol® 15 %
500 mL flacon à 150 mg/mL 15 % (IV).
indicatie
° osmotisch diureticum;
° hersenoedeem, preventie van postasfyctische encefalopathie (?) (02-radicalen
scavenger).
dosis
° diureticum: 0,25 - 0,5 g/kg/dosis traag IV over 30 minuten (meestal als renale
‘perfusietest’);
° hersenoedeem: 1 g/kg IV over 30 minuten gevolgd door 0,25 g/kg traag IV over 30 min.
om de 4 uur gedurende 2 - 3 dagen (effectiviteit = niet bewezen).
toedieningsweg
continu IV infuus.
vochtbalans; diurese; serumosmolariteit.
monitoring
farmacologie
hexahydrisch alcohol dat snel ongewijzigd urinair wordt uitgescheiden: osmotisch
diureticum.
bijwerking
hypovolemie, electrolytenstoornissen.
tegenaanwijzing
preterm bij zwangerschapsleeftijd < 34 weken (risico ICH); gestoorde nierfunctie;
congestief hartfalen.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
infusie onderbreken zo diurese niet toeneemt tot minstens 2 mL/kg/uur.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1990; 85: 961;
Brain Dev 1990; 12: 349.
1/07/2014
118
update
6/02/2013
merknaam
afleveringsvorm
MEROPENEM-TRIHYDRAAT
Meropenem Hospira®, Meronem®
flacon à 500 mg meropenem poeder (IV voor injectie/infusie).
indicatie
breedspectrumantibioticum
voorbehouden
voor
behandeling
van
ernstige
infecties
door
verwekker
resistent
aan
3de
generatie
cefalosporines,
de
zg.
extended
spectrum
ß-­
lactamase
producerende
kiemen
(ESBL)
of
bij
een
polymicrobiële
infectie
(vb.
peritonitis).
Meticilline-resistente staphylococci, Enteroccoccus faecalis en Xanthomonas maltophilia
zijn niet gevoelig voor meropenem.
dosis
° neonatus: 15 mg/kg/dosis om de 12 uur traag IV of per infusie over 30 ‘ (= 3 mL/kg/dosis
van een verdunning à 5 mg/mL om de 12 u);
° zuigeling 3 - 12 maanden: 10 - 20 mg/kg/dosis om de 8 uur traag IV of per infusie over
30’.
toedieningsweg
IV over 5 minuten of via infuus over 15 - 30 minuten.
levertesten en bilirubine bij patiënten met bestaande leveraandoening.
monitoring
farmacologie
meropenem behoort tot de groep van de carbapenems; heeft een bactericiede werking
(verstoring van celwandsynthese) tegen een breed spectrum van gram-positieve, Gramnegatieve en anaërobe bacteriën; halfwaardetijd wordt niet beïnvloed door nierfunctie; lage
eiwitbinding (2 %); renale klaring.
bijwerking
thrombophlebitis op plaats van injectie, huidreacties, gastro-intestinale problemen (braken,
diarree), haematologische wijzigingen (trombocytose of thrombopenie, eosinofilie,
leucopenie, positieve Coombs reactie), reversiebele leverfunctiestoornissen en
hyperbilirubinemie, zelden convulsies, pseudomembraneuse colitis.
tegenaanwijzing
toxiciteit
beenmerg en lever (reversiebel); haemodialyse kan helpen bij acute intoxicatie.
bijzondere
voorzorg
opgelost max. 24 u in koelkast (2 - 8 °C) bewaren.
incompatibiliteit
° verminderde werking indien in combinatie met bacteriostatisch antibioticum;
° specifieke gegevens over mogelijke interacties zijn niet beschikbaar.
specifieke
bereiding
los 1 flacon Meroenem® Hospira à 500mg op met 10 mL aqua pro injectione; schud
krachtig en ononderbroken gedurende 30''; zodra poeder volledig opgelost en schuim
verdwenen is:
voeg 3 mL (= 150 mg) van oplossing bij 27 mL glucose 5% of NaCl 0,9 %:
eindconcentratie = 5 mg/mL.
referentie
Clin Infect Dis. 1997;24: S207; Ther. Drug Monit. 2001; 23(3):198.
editie
1/07/2014
119
update
11/05/2005
METHYLDOPA
Aldomet®
merknaam
afleveringsvorm
compr. 250 mg.
indicatie
milde tot matige hypertensie.
dosis
10 mg/kg/dag verdeeld over 2 - 4 doses, zonodig aanpassen om de 3 - 5 dagen tot
maximale dosis 60 mg/kg/dag.
toedieningsweg
PO.
leverfunctie.
monitoring
farmacologie
centrale werking + renine-verlagend; variabele enterale absorptie; renale eliminatie;
serumhalf leeftijd 2 - 4 uur.
bijwerking
sedatie, oedeem (zoutretentie), positieve directe Coombstest (meestal zonder hemolyse),
koorts, leucopenie, trombocytopenie, nasale obstructie.
tegenaanwijzing
actief leverlijden.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° steeds associëren met diureticum;
° traag afbouwen (cfr. rebound);
° interferentie met labtesten voor creatinine, urine-catecholaminen.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
nvt.
referentie
Pediatr Clin North Am 1978; 25: 137; Dev Pharmacol Ther 1989; 13: 190.
editie
1/07/2014
120
update
1/07/2014
merknaam
afleveringsvorm
METHYLEENBLAUW
Methyleenblauw 1 %®
1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, PO).
indicatie
° verworven (bv. excessieve prilocaïnedosis SC, NO, etc ...) of hereditaire meth-Hb-emie;
° antidoot bij cyanide-intoxicatie;
° refractaire (d.i. resistent voor bv. inotropie/hydrocortisone) neonatale septische shock
(experimenteel cfr. ref);
° kleurindicator voor fistelopsporing, PROM, ... .
dosis
° verworven Meth-Hb: 1 - 2 mg/kg/dosis (= 1 - 2 mL/kg/dosis van 1/10 dilutie) traag IV over
30 minuten, zonodig herhalen na 1 uur;
° NADPH-MetHb-reductase deficiëntie: 1 - 1,5 mg/kg/dag PO om de 24 uur (samen met
ascorbinezuur 5 - 8 mg/kg/dag PO in 3 - 4 doses).
° refractaire septische shock: 1 mg/kg traag IV over 1 uur, zonodig herhalen om de 8 - 12
uur (experimenteel).
toedieningsweg
traag IV over 30 - 60 minuten, PO.
monitoring
farmacologie
MB inhibeert de activatie van guanylaatcyclase door NO (preventie van perifere
vasodilatatie).
bijwerking
hypertensie, paradoxale hypotensie, koorts, braken/diarree, hemolyse (bij doses > 2
mg/kg), blauw-groene verkleuring van urine/faeces/traanvocht.
tegenaanwijzing
G-6-PD-deficiëntie, nierinsufficiëntie.
toxiciteit
overdosis kan leiden tot methemoglobinemlie (!), hemolyse en hyperbilirubinemie
(verhoogd risico bij kind met G-6-PD deficiëntie).
bijzondere
voorzorg
niet subcutaan toedienen (necrose!).
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg bij 1 mL (= 10 mg) methyleenblauw 1 % 9 mL glucose 5 % (= 1/10
dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Acta Paediatr 1995; 84: 365;
J Pediatr 1996; 129: 790 en 904.
editie
1/07/2014
121
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
METHYLPREDNISOLON-NA+SUCCINAAT
Solu-Medrol® S.A.B, Medrol®, Solupred®
° Medrol®: compr. 4 mg (PO);
° Solu-medrol® S.A.B.: 1 poedervial à 40 mg + 1 mL ampul oplosmiddel (aqua) (IV, IM);
° Magistrale bereiding prednisolone à 5mg/mL (zie onderaan).
indicatie
bronchodilatatie; anti-inflammatoir; shock.
dosis
° anti-inflammatoir: 0,5 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 2 - 4 doses IV/IM of PO;
° anti-shock: 30 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV.
toedieningsweg
IV, IM, PO.
bloeddruk, ionogram, serumglucose.
monitoring
farmacologie
4 mg methylprednisolone = equivalent aan 20 mg hydrocortisone; activiteit identiek aan
prednisone.
bijwerking
ritmestoornissen, hypertensie, convulsies, pseudotumor cerebri, huidatrofie, cushing,
groeistop, glucose-intolerantie, hypokaliëmie, alkalose, braken, GI-ulceratie/perforatie,
spierzwakte, osteoporose, cardiomyopathie, cataract.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° oplossing is max. 24 uur houdbaar in koelkast;
° Solupred® (PO) bevat 7,5 gram sorbitol per flacon.
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen.
specifieke
bereiding
° Solu-medrol S.A.B.: voeg meegeleverd oplosmiddel (aqua) toe aan de vial met steriel
poeder: concentratie = 40 mg/mL. Verdere verdunning mag met o.a. glucose 5%.
° Magistrale prednisolone bereiding à 5 mg/mL PO (“mixtura prednisoloni” 5mg / ml)
(apotheek UZG)(houdbaar 12 maanden, bewaar bij kamertemperatuur):
R/ prednisoloni natrii phosphas 3,65 g
dinatrii phosphas dihydricus 4,73 g
natrii dihydrogenophosphas dihydricus 1,05 g
dinatrii edetas 0,50 g
sorbitolum liquidum non cristallisabile 129,00 g
aroma bananae naturale simile 20 druppels
solutio aqua conservans NF V 1 1 ad 500 mL
referentie
editie
1/07/2014
122
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
METRONIDAZOLE
Anaeromet®, Flagyl®, MetronidazoleG
° 100 mL viaflex à 5 mg/mL (IV infusie) (dit geldt voor 3 merknamen) (lichtprotectie);
° Flagyl®: compr. à 500 mg (PO) (zie magistrale bereiding onderaan).
indicatie
° behandeling van ernstige infecties (meningitis, ventriculitis, endocarditis) veroorzaakt door
Bacteroides fragilis en andere anaëroben resistent voor penicilline;
° behandeling van ernstige intra-abdominale infecties (bv. NEC, darmperforatie, ...);
° behandeling van Clostridium difficile colitis;
° behandeling van amoebiase, lambliase, ... .
dosis
oplaaddosis: 15 mg/kg/dosis traag IV over 60 minuten of PO, gevolgd door
onderhoudsdosis: 7,5 mg/kg/dosis IV of PO met tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 48 u; PNL > 28 d: om de 24 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 24 u; PNL > 14 d: om de 12 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 24 u; PNL > 7 d: om de 12 u;
° PCL >= 45 w: om de 8 uur.
toedieningsweg
IV over minstens 60 minuten of PO.
meet CSV-concentratie bij behandeling van infecties van CZS: dalconcentratie moet hoger
zijn dan ‘minimum inhibitorische concentratie’ (MIC); perifeer bloedbeeldonderzoek.
monitoring
farmacologie
5-nitro-imidazolederivaat met antiprotozoaire eigenschappen en bactericied voor vele nietsporenvormende anaëroben; inhibitie van DNA-synthese van gevoelige kiemen of
parasieten; goede orale absorptie en goede weefseldistributie; beperkte eiwitbinding (< 20
%); levermetabolisatie en vnl. renale excretie; serum halfwaardetijd is sterk afhankelijk van
de zwangerschapsleeftijd.
bijwerking
braken, rash/pruritus, zeldzaam convulsies en sensoriële polyneuropathie;
ambergekleurde urine, transiënte leucopenie/neutropenie, pancreatitis, diarree, flebitis;
mutagene effecten kunnen niet uitgesloten worden.
tegenaanwijzing
voorafbestaande polyneuropathie.
toxiciteit
mutageen voor bacteriën en carcinogeen bij proefdieren (ratten).
bijzondere
voorzorg
° IV oplossing niet invriezen (kristalvorming); steriel aangeprikte flacon in koelkast bewaren
gedurende 24 uur;
° potentialisatie van anticoagulantia;
° dosisinterval aanpassen bij leverdysfunctie;
° terminale co-infusie met TPN mag toegepast worden.
incompatibiliteit
aztreonam (Azactam®), dopamine (Dynatra®).
specifieke
bereiding
° bij IV toediening: gebruik onverdund voor toepassing bij de neonatus:
concentratie = 5 mg/mL.
° PO toepassing: voorbeeld voor magistrale bereiding: 3 tabletten à 500 mg tot poeder (=
1.500 mg) verwerken en oplossen in 10 mL gezuiverd water; nadien suikerstroop
toevoegen tot totaal volume van 100 mL: eindconcentratie van deze magistrale bereiding
voor orale toediening bedraagt nu 15 mg/mL (onderhoud S/ 0,5 mL/dosis met tijdsinterval
volgens PNL).
referentie
editie
J Pediatr 1982; 100: 651;
Arch Dis Child 1983; 58: 529.
1/07/2014
123
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
MICONAZOLE
Daktarin®
° 40 gram orale gel à 20 mg miconazole per gram (maatlepeltje 5 mL = 124 mg);
° Daktarin® crème 2 %: tube met 30 gram crème à 20 mg miconazole per gram crème;
NB. ampul voor IV infuus recent (1998) geschrapt.
indicatie
° orale toepassing: candidiase van mond/keelholte en maag/darmkanaal (belangrijkste
indicatiegebied);
° topisch: candida dermatitis.
dosis
° PO: 1/4de maatlepeltje (= 31 mg) 4 maal per dag PO; behandeling aanhouden tot 1 week
na verdwijnen van de symptomen;
° topisch: lokaal ± 1 cm crème tweemaal per dag minstens gedurende 7 dagen (ev. in
associatie met PO nystatine ter eliminatie van GI-reservoir).
toedieningsweg
PO, topisch.
serumlipidogram (facultatief), ionogram, leverfunctietesten.
monitoring
farmacologie
synthetisch 1-fenethyl-imidazole-derivaat dat actief is tegen meeste pathogene schimmels
en gisten; inhibeert o.a. de ergosterolsynthese in celwand van pathogeen organisme met
stapeling van toxische precursoren en celdood als gevolg; snelle levermetabolisatie; renale
excretie; hoge (± 90 %); slechte CSV penetratie; lage orale biologische beschikbaarheid
door beperkte darmresorptie (25 %): orale toepassing is derhalve zinloos bij systemische
mycosen.
bijwerking
zelden diarree/braken; anafylaxie, hypertriglyceridemie, hyponatriëmie; versterking
anticoagulerende werking van coumarinen; vertraging van difenylhydantoinemetabolisatie.
tegenaanwijzing
actief leverlijden, allergie voor miconazole, simultane behandeling met cisapride (cfr.
aritmierisico).
toxiciteit
cardiotoxiciteit.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Arch Dis Child 1980; 55: 903; Pediatr Infect Dis 1986; 5: 486;
Pediatr Infect Dis J 1992; 11: 713;
Eur J Pediatr 1997; 156: 666.
1/07/2014
124
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
MIDAZOLAM
DC
Dormicum®
° 5 mL ampul à 1 mg/mL (IV, IM, PR) of 3 mL ampul à 5 mg/mL ( IV, IM) (ampul ook
bruikbaar voor intranasaal);
° PO = magistrale bereiding (zie onderaan).
indicatie
° sedativum/hypnoticum (niet analgetisch!) bij proceduren die niet pijnlijk zijn;
° anesthesie-inductie;
° refractaire neonatale convulsies (status epilepticus): meer gebruikt als 3de lijns
anticonvulsivum na fenobarbital en lidocaine.
dosis
° als sedativum:
- 0,1 - 0,2 mg/kg traag IV over minstens 5 minuten of IM; herhaal zonodig om de 2 - 4 uur;
- continu IV infuus: 0,01 - 0,06 mg/kg/uur (= 0,1 - 0,6 mL/kg/uur van 1/10 dilutie); ev. nood aan hogere dosis
door tolerantie (max. 0,2 mg/kg/uur): vermijd langdurige (> 4 dagen) toepassing;
- PO/PR: 0,3 - 0,5 mg/kg/dosis (max. 15 mg/dosis);
- intranasaal: 0,2 - 0,3 mg/kg/dosis;
° als anticonvulsivum: oplaad 0,05 mg/kg traag IV en onderhoud 0,15 - 0,2 mg/kg/uur in continu IV infusie; 24 uur
na stoppen convulsies afbouwen tot 0,1 mg/kg/uur en na 48 uur stop.
toedieningsweg
traag IV, continu IV infusie, IM, PO, PR, intranasaal.
ademhaling en bloeddruk; leverfunctie; tolerantie/abstinentie na langdurig gebruik.
monitoring
farmacologie
kortwerkend benzodiazepine (1 - 2 uur); halfwaardetijd bij volwassene = 2 uur; verlengde
halfwaardetijd bij pasgeborene vnl. pretermen (> 12 uur) en bij leverdysfunctie; vlugge orale
en nasale absorptie; recente Cochrane review (2003) vindt geen evidentie voor gebruik van
midazolam als continu intraveneus sedativum in de NICU en waarschuwt voor potentiële
nadelige effecten (dood, IVH gr 3-4 en PVL).
bijwerking
ademhalingsdepressie tot stilstand, hypotensie, bradycardie, myoclonieën [vnl. bij (te)
snelle bolus en bij preterm baby], paradoxale exitatie;
langdurig IV gebruik kan leiden tot ernstige en langdurige (> 1 week) encefalopathie
(dystonie, choreoathetose) enkele dagen na stoppen van de behandeling.
tegenaanwijzing
relatieve contra-indicatie: preterme baby (niet universeel).
toxiciteit
antidoot = flumazenil (Anexate®) (5 mL ampul à 0,1 mg/mL): R/ 0,01 mg/kg IV, zonodig na
1 min. herhalen.
bijzondere
voorzorg
° traag IV toedienen! reanimatiefaciliteiten dienen voorhanden te zijn;
° zo analgesie gewenst bv. fentanyl of morphine terminaal toevoegen in zelfde IV-lijn;
° mag verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %: 12 u houdbaar op kamert° of 24 u in koelkast;
° infusie halveren na 24 u bij neonati < 33 w PML ter preventie van drugaccumulatie.
incompatibiliteit
ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), ceftazidime (Glazidim®), cefuroxime (Zinacef®),
dexamethasone (Decadron®), dobutamine (Dobutrex®), furosemide (Lasix®), pentobarbital
(Nembutal®), phenobarbital (Luminal®), ranitidine (Zantac®), natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
° voor individuele IV dosis: gebruik onverdund product (1 mg/mL) bij de neonatus.
° voor continu IV infuus: voeg 5 mL (= 5 mg) Dormicum® bij 45 mL glucose 5 % (= 1/10
dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
° magistrale orale oplossing: bv. verdun injecteerbare vorm van midazolam (5 mg/mL) 1/1
met een basisstroop voor het bekomen van een eindconcentratie van 2,5 mg/mL (deze
oplossing is minstens 8 weken stabiel).
referentie
editie
J Pediatr 1991; 119: 644; Eur J Pediatr 1994; 153: 389; J Pediatr 1996; 129: 944; Clin
Neuropharmacol 1996; 19: 165; Dev Med Child Neurol 1996; 38: 1037; Arch Pediatr Adolesc Med.
1999;153:331; Cochrane Database Syst Rev. 2003;(1):CD002052;J Pain Symptom Man 2004; 27:
471.
1/07/2014
125
update
1/07/2014
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
MILRINONE
DC
Corotrope®
10 mL ampul à 1 mg/mL (IV).
° korte termijn (< 72 uren) behandeling van “low cardiac ouptput” congestief hartfalen postcardiochirurgie of ten gevolge van septische shock (experimenteel);
° (postoperatieve) pulmonale hypertensie (experimenteel).
dosis
0,5 tot maximaal 0,75 mcg/kg/min in continu IV infuus (= 0,3 - 0,45 mL/kg/uur van 1/10
dilutie)
(NB. bij pretermen ZL < 30 w: 0,2 mcg/kg/min)
NB. zorg voor een adequaat vasculair volume voor de start van Milrinone (in overleg met
de kindercardioloog)
toedieningsweg
monitoring
IV continu infuus.
hartfrequentie, bloeddruk, ionogram en bloedplaatjes; therapeutische plasmaspiegel
(facultatief): 100 - 300 ng/mL
farmacologie
phosphodiesterase III inhibitor (= inhibitie van cyclisch AMP degradatie); positief inotroop
en perifeer vasodilaterend (zg. “inodilator”); myocard zuurstofverbruik wordt niet verhoogd
in tegenstelling met catecholaminen; geringe chronotrope activiteit; daling van pulmonale
vaatweerstand; vnl. renale eliminatie; halfleven bij zuigelingen ± 3 uren (brede variabiliteit).
bijwerking
(supra)ventriculaire aritmieën (vnl. ventriculaire tachycardie), (milde) hypotensie,
hypokaliëmie, trombocytopenie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
circulatoire collaps met tachycardie en hypotensie.
bijzondere
voorzorg
° dosis verminderen bij renale dysfunctie;
° bewaren bij kamertemperatuur;
° oplossing 24 uur houdbaar.
incompatibiliteit
furosemide (Lasix®) (onmiddellijke precipitatie!), difenylhydantoïne (Diphantoine®),
tromethamine (Thamacetat®); imipenem-cilastatine (Tienam®).
specifieke
bereiding
voeg één 10 mL ampul Corotrope® (= 10 mg) bij 90 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL
NB. NOOIT zuiver gebruiken: hoogst toegestane concentratie = 200 mcg/mL.
referentie
editie
Crit Care Med 1995; 23: 1907; Ann Thorac Surg 1995; 59: 1435;
Paediatr Anaesth 1996; 6: 342; Transplantation 1997; 63: 209;
J Pediatrics 1998; 132: 329; Circulation 2003; 107: 996.
1/07/2014
126
update
23/10/2007
merknaam
afleveringsvorm
MORPHINE-HCL
DC
Morfine (STEROP)
° Morfine (STEROP): 1 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM, SC);
° magistrale bereiding (PO: zie voorstel onderaan).
indicatie
° analgeticum/sedativum: postoperatieve pijnbestrijding;
° anoxemische aanval (zg. ‘infundibular spasm’);
° opiaat abstinentiesyndroom.
dosis
° individuele dosis: 0,05 - 0,2 mg/kg/dosis traag IV over minstens 5 minuten, ook IM/SC; herhaal
zonodig om de 4 - 6 uur (bij niet geventileerde neonatus max. 0,1 mg/kg/dosis om de 8 -12 u).
° continu IV infuus: lading (facultatief): 50 - 100 mcg/kg over 1 u gevolgd door onderhoud van 5 - 15
microgram/kg/uur (max. 25 mcg/kg/uur). ° opiaatabstinentie: 0,03 - 0,15 mg/dosis om de 4 u PO;
afbouw op geleide van Finneganscore door dagelijks dosis te verminderen met 15 % van hoogst
bereikte tot minimale dosis, dan stop; ° perorale analgesie: 0,2 - 0,5 mg/kg/dosis PO om de 6 u.
toedieningsweg
traag IV, IV continu infuus, IM, SC, PO.
ademhaling, observeer voor buikopzetting, ileus, globus en hypotensie.
monitoring
farmacologie
belangrijkste opiumalkaloid; narcotisch analgeticum; maximaal effekt 45 à 90 minuten na
IM/SC injectie; bij IV toediening wordt het hoogtepunt reeds bereikt na 3 à 6 minuten;
goede intestinale absorptie, maar belangrijk “first pass” metabolisme in de lever met lage
biologische beschikbaarheid (30 %) als gevolg; serum halfwaardetijd is zeer variabel (6 12 uur).
bijwerking
vertraagde maaglediging, globus, (uitgesproken) ademhalingsdepressie (verhoogd risico bij
preterm baby), hypotensie, ileus, (zelden) convulsies/myoclonieën vnl. neonataal, toename
intracraniële druk, jeuk, miosis, tolerantie en fysieke dependentie bij langdurig gebruik (> 2
weken).
tegenaanwijzing
voorafbestaande hypotensie.
toxiciteit
triade: coma, miosis en ademhalingsstilstand: R/ naloxone 0,1 - 0,2 mg/kg IV als antidoot
(zie aldaar).
bijzondere
voorzorg
° bij ontwenningsverschijnselen na langdurig gebruik: dagdosis met 20 %/dag afbouwen;
° aangebroken ampul kan niet worden bewaard; gebruik oplossing binnen 24 uur;
° terminale co-infusie met TPN-lijn waarop vasopressoren, heparine, midazolam, ranitidine,
vancomycine kan toegepast worden;
° ampullen worden op kamertemperatuur bewaard afgeschermd van licht.
incompatibiliteit
furosemide (Lasix®), phenobarbital (Luminal®), phenytoine (Diphantoine®), dobutamine
(Dobutrex®), natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
° bij individuele dosis IV: voeg 1 mL ampul (= 10 mg) bij 9 mL glucose 5% (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
° voor continu IV infuus: voeg 0,5 mL ampul (= 5 mg) bij 49,5 mL gluc. 5 % (= 1/100 dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
NB1: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
NB2: magistrale bereiding morphinesiroop à 1 mg/mL (houdbaar 3 maand; bewaar in koelkast 2 - 8°C):
R/ morphini hydrochloridum 100 mg
sirupus simplex conservans 59,70 g
spiritus aurantii floris 16 druppels
sol. conc. hydroxybenzoatis 0.55 g
aqua destillata ad 100 mL
S/ 2 mL (= 2 mg) om de 6 uur PO
referentie
editie
Pediatr Clin North Am 1989; 36: 1146; Early Hum Dev 1992; 30: 241; Arch Dis Child 1993; 69: 55.
Clin Pharmacokinetic 1995; 28: 385; Pediatrics 1996; 98: 925; Pediatrics 1998;101: 1079; Arch Dis
Child F/N Ed 2004; 89: F300; Drug and Alcohol Dependence 2005; 77: 31.
1/07/2014
127
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NALOXONE
DC
Narcan®
1 mL ampul à 0,4 mg/mL (IV, IM, ET).
indicatie
° narcotica-antagonist bij ernstige ademhalingsdepressie of bij maternaal narcoticagebruik
in laatste 4 uur vòòr partus;
° opiaatintoxicatie;
° ernstige prematuriteitsapnoe of postanesthesie-apnoe (lachgas, halothaan, ...);
° (ß-endophine-gemedieerde) septische shock (of shock door IRDS);
dosis
° antidoot: 0,1 - 0,2 mg/kg bij voorkeur traag IV (= 0,25 - 0,5 mL/kg van Narcan “adult”
onverdund) of ET, kan ook IM, SC; herhaal zonodig na 3 - 5 min.
° anti-apnoe: 0,01 mg/kg/uur (= 0,1 mL/kg/u van 1/4 dilutie) in continu IV infuus;
° septische shock: lading: 0,05 mg/kg/dosis traag IV, zo effectief gevolgd door onderhoud
aan 0,05 - 0,1 mg/kg/uur (= 0,125 - 0,25 mL/kg/uur van onverdund farmacon) in continu
IV infuus gedurende 48 - 72 uur.
toedieningsweg
traag IV over 1 - 2 minuten, ET, IM, SC.
ademhaling en neurologische toestand; observeer voor ‘rebound’-effect.
monitoring
farmacologie
werkingsduur 1 - 4 uur; werkingsduur van het narcoticum kan langer zijn: observeer
minstens 2 uren voor laattijdig recidief van ademhalingsdepressie (zg. ‘renarcotisatie’).
bijwerking
geen korte termijn bijwerkingen, tenzij ernstige ‘withdrawal’ stuipen bij neonatus van
opioïdverslaafde moeder (vermijden indien bekend); hyperalgesie, onrust; tensie-opstoot
kan potentieel risico voor hersenbloeding verhogen bij preterm baby.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° traag injecteren;
° lichtprotectie bij continu IV infusie;
° oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast;
incompatibiliteit
sulfieten, alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...).
specifieke
bereiding
° bij reanimatie (als antidoot) of behandeling van septische shock: gebruik Narcan®
onverdund zowel voor ladingsdosis als voor continu IV infusie:
concentratie = 0,4 mg/mL of 400 microgram/mL.
° voor continu infuus als anti-apnoe behandeling: voeg bij één 1 mL ampul Narcan®
(= 0,4 mg) 3 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
referentie
editie
J Pediatr 1985; 107: 823; Pediatrics 1990; 86: 484;
Neonatal Netw 1990; 8: 29; Crit Care Med 1990; 18: 47;
Pediatrics 1990; 86: 484; Pediatr Clin North Am 1994; 41: 893.
1/07/2014
128
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUM-KALIUM-PHOSPHAAT
DC
Addiphos®
20 mL flacon à 170,1 mg/mL KH2PO4 + 133,5 mg/mL Na2HPO4.2H2O + 14 mg/mL KOH + 1
mg/mL sorbitol (1 mL Addiphos® = 2 mmol HPO4-2, 1,5 mmol K+ en 1,5 mmol Na+) (IV).
indicatie
hypophosphoremie (NB. bij de neonatus is de p3-waarde voor het serum iP gelijk aan 4,5
mg/dL!).
dosis
0,15 - 0,3 mmol fosfaat/kg/dosis traag IV over 6 uur (= 0,075 - 0,15 mL/kg/dosis).
toedieningsweg
monitoring
traag IV.
serum phosphor (iP), ionogram.
farmacologie
pH 6,35.
bijwerking
reactieve hypocalcemie bij (te) snelle toediening of overdosering.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° terminale co-infusie met TPN mag;
° 24 uur houdbaar in koelkast.
incompatibiliteit
calcium(preparaten), natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
Addiphos® kan toegevoegd worden aan glucose-oplossingen en bv. Vaminolact® tot 60 mL
per 1.000 mL.
referentie
Arch Dis Child 1990; 65: 352.
editie
1/07/2014
129
update
24/09/2013
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUM-METHOHEXITAL
DC
Brevimytal® Hikma, Brietal® Sodique
° Brevimytal® Hikma: flacon à 500 mg methohexital-natrium onder poeder vorm (op te
lossen bij voorkeur in aqua pro injectione)
° Brietal® Sodique: flacon à 500 mg poeder (op te lossen in aqua)(IV)(01.01.07 niet meer
beschikbaar). NB: niet (meer) geregistreerd in België, wel in Nederland.
indicatie
zeer kortdurende (1 - 3 minuten) anesthesie-analgesie (bv. bij electieve intubatie).
dosis
2,5 mg/kg/dosis IV (= 0,25 mL/kg/dosis van de met 50 mL solvens hersamengestelde
oplossing).
toedieningsweg
IV in bolus, (nooit IA).
bloeddruk, ECG en SaO2.
monitoring
farmacologie
ultra-kortwerkend barbituraat; voldoende sedatie, relaxatie en slaap worden klinisch
behouden gedurende 2 tot 3 minuten met volledig herstel na gemiddeld 10 minuten.
bijwerking
(transiënte) hypotensie, kortstondige myoclonieën tot uitzonderlijk stuipen,
laryngospasme/hoest, hiccups, zelden apnoe, flebitis/huidnecrose bij extravasatie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
CZS depressie, ademhalingsdepressie, hypotensie, musculaire hyperactiviteit.
bijzondere
voorzorg
° zo IV toediening via perifeer infuus voorgeschreven dosis best verdunnen in 1 mL SMOFlipid®
(minder irritatie/pijn bij perifere IV injectie) en na-’flushen’ met 1 mL NaCl 0,9 %;
° resuscitatiemateriaal ‘stand-by’;
° Oplossing (in aqua) 14 dagen houdbaar bij kamert°; in glucose 5% of NaCl 0,9% slechts 24 u.
incompatibiliteit
atropinesulfaat, chloorpromazine (Largactil®), cimetidine (Tagamet®), hydralazine
(Nepresol®), isoprenaline (Isuprel®), lidocaïne (Xylocaine®), penicilline (Penicilline®).
specifieke
bereiding
los 500 mg poederflacon op in 50 mL solvens (= aqua pro inj.):
eindconcentratie = 10 mg/mL (= 1% oplossing).
NB: verdere dilutie zonodig (tot bv. een 0,2 %-ige oplossing of 2 mg/mL) gebeurt best met
glucose 5 % (of NaCl 0,9 %) om extreme hypotoniciteit te vermijden.
referentie
editie
Anesthesiology 1992; 76: 917;
Anesthesiology 1995; 83: 976;
Arch Dis Child (F/N ed)1997; 77: 61.
1/07/2014
130
update
14/07/2009
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUM-PHOSPHAAT
Na-fosfaat P100®
10 mL ampul (IV) [1 mL = 0,59 meq Na+ en 0,3 mmol of 10 mg anorganisch phosphor (=
iP)].
Niet (meer) beschikbaar in UZ Gent: alternatieven zijn Phocytan® en Kalium-fosfaat (zie
aldaar) (14.07.09).
indicatie
° preventie van prematuriteitsosteopenie bij VLBW-baby 6 - 12 weken postnataal: afname
lengtegroei, “frontal bossing”, RDS ± ribfracturen (‘Rosier’), hoog alk.phosphatase (≥ 6 x
adulte bovengrens), laag serum-P, hypophosphaturie en hypercalciurie.
° neonatale hypophosphoremie (iP < 4,5 mg/dL of < 1,45 mmol/L) (vnl. bij ernstige
nutritionele IUGR);
dosis
PO: iP-supplement van 300 micromol/dosis om de 8 - 12 uur PO (tot serum-iP > 6 mg/dL
en/of % TRP < 95 %) of zg. borstvoedings”fortifiers” als (duurder) alternatief.
IV: 0,15 - 0,3 mmol iP/kg/dosis traag IV over 6 uur (= 5 - 10 mg iP/kg/dosis of 0,5 - 1 mL
Na-fosfaat P100/kg/dosis).
toedieningsweg
monitoring
traag IV.
serum phosphor, tubulaire phosphaatreabsorptie (%TRP): stop P-suppletie zo %TRP daalt
tot minder dan 95 % (*).
farmacologie
bijwerking
hyperphosphoremie, hypocalcemie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
terminale co-infusie kan met TPN-lijn.
incompatibiliteit
calcium(preparaten), natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
300 micromol iP PO = 1 mL van IV ampul Na-fosfaat P100® (alternatief = magistrale
bereiding: voeg 94,5 g (Na)2HPO4-12 H2O en 41 g Na(H)2PO4-2 H2O bij 1 liter
chloroformwater: deze orale oplossing bevat 520 micromol fosfaat/mL [cfr. (**)].
(*) % TRP = 1 - [Phosphor]U / [Kreatinine]U x [Kreatinine]P / [Phosphor]P x 100
referentie
editie
Tijdschr Kindergeneeskd 1987; 55: 65; Lancet 1990; 335: 697 (**);
Pediatr Res 1994; 35: 125; Arch Dis Child (F/N Ed.) 1996; 74: 145.
1/07/2014
131
update
11/04/2007
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
NATRIUM-POLYSTYREENSULFONAAT
Kayexalate Na®
Na-zout 450 g poeder (bevat ± 4,1 meq Na+/gram);
apotheekbereiding: verpakking per 1 gram poeder.
ernstige hyperkaliëmie (>= 7,5 mEq/L) na exclusie van een hemolytisch bloedstaal.
NB. naast andere (efficiëntere) hulpmiddelen zoals Ca-gluconaat (tijdelijke controle van
cardiale toxiciteit), Na-bicarbonaat, glucose, insuline, salbutamol IV, wisseltransfusie ... en
peritoneale of hemo-dialyse zo nierinsufficiëntie en/of volumeoverlast.
dosis
1 gram resine/kg/dosis per rectum als retentieclysma (= 4 mL/kg van resinesuspensie cfr.
onderaan); herhaal zonodig om de 6 - 12 uur onder controle van ionogram; colonirrigatie
best 6 tot 12 uur na elk resineclysma voor een zo volledig mogelijke evacuatie van het
overblijvend resine (preventie van impactie); bij neonatus beter niet PO toedienen
wegens reëel gevaar voor darmobstructie en GI-perforatie.
toedieningsweg
PR, (PO) (PO niet bij neonatus).
ionogram.
monitoring
farmacologie
cationenuitwisselaar: in vivo wissel van 1 mEq Kalium per gram resine; werking na 2 - 12
uur.
bijwerking
faecale impactie en GI-perforatie, (colorectale) darmnecrose vnl. bij orale toediening,
hypokaliëmie, hypocalcemie, hypomagnesiëmie.
tegenaanwijzing
GI-bloeding, necrotiserende enterocolitis, abdominale chirurgie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° bij hypernatriëmie of hypocalcemie kan calciumpolystyreensulfonaat (Kayexalate Ca®)
gebruikt worden aan de zelfde dosis (iets minder effectief dan Na+-zout);
° denk ook aan congenitale bijnierhyperplasie zo associatie met hyponatrIëmie,
hypoglycemie, icterus en/of hypotensie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
maak bv. een 25 %-ige resinesuspensie in water of in een 25 %-ige sorbitoloplossing: d.i.
meng 5 gram Kayexalate® en 5 gram sorbitol in 20 mL water = 1 gram resine per 4 mL
suspensie.
referentie
Eur J Pediatr 1987; 146: 571; J Pediatr 1991; 118: 121; Am J Perinatol 1996; 13: 167;
editie
1/07/2014
132
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUMBENZOAAT
Natriumbenzoaat®
5 mL ampul à 200 mg/mL (IV); magistrale bereiding voor PO.
indicatie
° hyperammoniëmie (o.a.ureumcyclusstoornis) (in afwachting van bv. acute haemodialyse);
° niet-ketotische hyperglycinemie (NKG) (transiënte vorm ?) (naast dextromethorphaan
en/of ... abstinentie).
dosis
° acute hyper-NH3+: Start IV 250 mg/kg over 2 uur, gevolgd door 10 - 20 mg/kg/uur (= 0,5 1 mL/kg/uur van 1/10 dilutie) in continu IV infuus of gefractioneerd over 6 doses telkens
over 30 minuten IV of PO (max. dosis = 750 mg/kg/dag IV of PO).
° onderhoudsbehandeling en NKG: 250 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 - 6 doses (vaak in
associatie met natrium-phenylbutyraat aan zelfde dosering).
toedieningsweg
PO, IV.
NH3 (normaal < 170 µmol/L), glycinespiegel in plasma (normaal = 85 - 325 µmol/L) en
lumbaal vocht (normaal = 5 - 15 µmol/L); CSV/plasma glycine-ratio (normaal < 0,02).
Na-benzoaat reduceert de plasmaglycineconcentratie tot normale waarden en in
beperktere mate ook de CSV-glycinemie: Na-benzoaat wordt na conjugatie met glycine (=
klaring van 1 N atoom) urinair uitgescheiden als hippuraat; Natrium-phenylbutyraat wordt
vaak geassocieerd aan Na-benzoaat bij acute hyper-NH3: conjugatie met glutamine (bevat
2 N atomen) en urinaire excretie als phenylacetaat (dosis is identiek aan deze van Nabenzoaat).
monitoring
farmacologie
bijwerking
slechte smaak (mengen in melkvoeding), braken/gastritis (R/ antacidum en/of H2antagonist); bilirubine-albumine dissociatie (belangrijke indir. hyperbilirubinemie streng
behandelen).
tegenaanwijzing
secundaire hyperammoniëmie bij organo-acidemie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
pas op voor zoutoverbelasting: 500 mg Na-benzoaat bevat 3,5 mEq (mmol) natrium en 500
mg Na-phenylbutyraat bevat 2,7 mEq (mmol) natrium.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
voor continu IV infusie: voeg bij één 5 mL ampul (= 1.000 mg) Natriumbenzoaat® 45 mL
glucose 5 % of 10 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 20 mg/mL.
referentie
J Pediatr 1992; 121: 131; Neuropediatrics 1994; 25: 274;
Am J Med Genet 1995; 59: 444; Pediatrics 1996; 97: 924;
J Pediatr 1998; 132: 709.
editie
1/07/2014
133
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUMBICARBONAAT
DC
Natriumbicarbonaat® 8,4 % Sterop
5 mL ampul à 1 meq/mL (= 84 mg NaHCO3/mL) .
indicatie
° metabole acidose bij langdurige reanimatie nà instelling van effectieve beademing;
° behandeling van bicarbonaatdeficiet door renaal (bv. Diamox® therapie) of gastrointestinaal verlies;
° hyperkaliëmie.
dosis
° reanimatie: 1 - 2 meq/kg traag IV aan maximaal 1 mL/kg/minuut;
° correctie metabole acidose: aantal meq HCO3 = BE X 0.3 x G (kg), geef helft van
berekende dosis en herevalueer voor overige.
° hyperkaliëmie: 2 meq/kg IV over 5 - 10 minuten (naast andere maatregels).
toedieningsweg
monitoring
zeer traag IV, continu infuus, PO.
pH/bloedgassen; natriëmie bij herhaalde toepassing.
farmacologie
belangrijkste natuurlijke H+-ionenbuffer.
bijwerking
weefselnecrose (R/ hyaluronidase), hypocalcemie, hypernatriëmie (bij hoge doses),
hypokaliëmie, hersenbloeding bij te snelle injectie vnl. bij preterm baby ‘s.
tegenaanwijzing
respiratoire acidose.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° oplossing bevat 1800 mosm/L ! maximale concentratie voor traag IV = 0,5 meq/mL: dwz. verdun
altijd minstens 1/1 met aqua pro injectione tenzij expliciet anders voorgeschreven;
° vermijd toediening via ‘blind’ geplaatste vena umbilicalis catheter (hoog risico op portatrombose en
latere portale hypertensie).
incompatibiliteit
calciumpreparaten, cefotaxime (Claforan®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®),
epinephrine (Adrenaline®), isoproterenol (Isuprel®), Mg-sulfaat, methadone, methicilline,
midazolam (Dormicum®), norepinephrine (Levophed®), TPN-oplossing.
specifieke
bereiding
bij snelle IV injectie over enkele minuten altijd verdunnen:
voeg 5 mL aqua pro inj. bij één 5 mL ampul Nabic 8,4 % (= 1/1 dilutie):
eindconcentratie = 0,5 mEq/mL.
referentie
Clin Perinatol 1987; 14: 807; Acta Paediatr 1997; 86: 96.
editie
1/07/2014
134
update
10/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NATRIUMCHLORIDE, HYPERTOON
DC(zo afzonderlijke zijlijn)
Natriumchloride 10 %, 20 %, 30 %.
° 10 mL mini-plasco NaCl 10 % (Na+ 1,7 mEq/mL);
° 10 mL mini-plasco NaCl 20 % (Na+ 3,4 mEq/mL);
° 10 mL mini-plasco NaCl 30 % (Na+ 5,1 mEq/mL).
indicatie
behandeling van symptomatische of ernstige hyponatriëmie (serum-Na+ < 125 meq/L)
berustend op deficiet in totaal lichaamsnatrium.
dosis
bereken de totale hoeveelheid natriumdeficiet:
[Na+ (aantal mEq) = (Na+)gewenst - (Na+)vastgesteld x gewicht (kg) x 0,8]
corrigeer de helft over de eerste 8 uur en de andere helft over de volgende 16 uur.
NB. vergeet de onderhoudsbehoefte (2 - 3 meq/kg/dag of meer bij < 30 weken ZL) en de
blijvende verliezen (vb. stoma, drains, ...) niet.
toedieningsweg
nà verdunning IV (nooit zuiver IV) of PO.
ionogram.
monitoring
farmacologie
bijwerking
hartfalen, longoedeem, hypertensie, intraventriculaire bloeding bij te snelle toediening.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
vermijd elke verwarring tussen ampul NaCl 0,9 % (=fysiologisch) en hypertone NaClampul !
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Arch Dis Child 1984; 59: 945.
1/07/2014
135
update
13/07/2006
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
NEOSTIGMINE-METHYLSULFAAT
DC
Prostigmine®
° 1 mL ampul à 0,5 mg/mL (IM, IV, SC);
NB: ook beschikbaar als 5 mL ampul à 2,5 mg/mL (IM, IV, SC);
° Voor perorale onderhoudsbehandeling worden door de apotheek gelules (of een orale
suspensie) bereid uitgaande van neostigminebromide.
° (transiënte) neonatale myasthenie (o.a. ± 15 % van neonati van moeders met
myasthenia gravis): symptomen kunnen 3 tot 6 weken persisteren.
° omkering van neuromusculair blok (door curare-derivaten bv. Pavulon®).
dosis
° myastheniebehandeling: 10 - 40 microgram/kg/dosis IM/SC (niet IV!), zonodig te
herhalen om de 2 - 3 uur; later 2 mg/kg/dag PO verdeeld over 6 - 8 doses telkens 30
minuten tot 1 uur vòòr de voeding; nadien aanpassen volgens noodzaak.
° omkering neuromusculair blok: 40 - 80 microgram/kg IV + vooraf atropine 0,02 mg/kg IV.
toedieningsweg
monitoring
IM/SC, PO; bij opheffen NMB traag IV.
ademhaling en ECG.
farmacologie
vagomimeticum; cholinesterase-inhibitor thv. neuromusculaire junctie: dit leidt tot
verlenging en intensifiëring van muscarine- en nicotine-achtige effecten: vasodilatatie,
lacrimatie, salivatie, musculaire tonusverhoging; werkingsduur 2 - 4 uren.
bijwerking
pas op voor acute cholinergische crisis: spierzwakte, tremoren, bradycardie, hypotensie,
ademhalingsdepressie, bronchospasme, diarree, hypersalivatie: atropine steeds bij de
hand !
tegenaanwijzing
darmobstructie of urologische obstructie, bradycardie, hypotensie.
toxiciteit
antidoot = R/ atropine IV 0,01 - 0,04 mg/kg/dosis.
bijzondere
voorzorg
° lichtprotectie;
° edrophonium geniet voorkeur als diagnostische “test” voor neonatale myasthenie (zie
aldaar).
incompatibiliteit
difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen®
Hypokit), alle alkalische oplossingen (Na-bicarbonaat, tham, ...).
specifieke
bereiding
voor IV/IM toediening: voeg bij1 mL (= 0,5 mg) Neostigmine® 4 mL glucose 5 % (= 1/5
dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
referentie
Am J Dis Child 1981; 135: 209;
Anesthesiology 1983; 59: 220; Neurology 1988; 38: 138;
Dev Med Child Neurol 1991; 33: 924.
editie
1/07/2014
136
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NETILMICINE
Netromycine®
1,5 mL ampul à 10 mg/mL (IV, IM).
indicatie
behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gramnegatieve kiemen (o.a.
E. Coli, Klebsiella-Enterobacter-Serratia, Pseudomonas sp., Proteus sp.).
dosis
ladingsdosis: 3 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM, gevolgd door
onderhoudsdosis: 2,5 mg/kg/dosis na tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL (start 1
tijdsinterval na lading):
° PCL <= 29 w : PNL 0 - 28 d: om de 24 u; PNL > 28 d: om de 18 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 18 u; PNL > 14 d: om de 12 u;
° PCL >= 37 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 uur.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of IM.
serumspiegel rond 3de onderhoudsdosis: dal < 2 mcg/mL (herhaal zo kreatinine > 1 mg/dL
na dag 3); piek (facultatief): 6 - 12 mcg/mL (30’ na einde perfusie of 1 u. na IM inj.).
monitoring
farmacologie
bactericied door inhibitie van bacteriële eiwitsynthese; distributievolume verhoogd bij open
ductus arteriosus; vnl. renale excretie; halfwaardetijd 4 - 8 uur: verlengd bij pretermen en
na asfyxie.
bijwerking
nefrotoxisch met transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++verlies, beperkt ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of
hypermagnesiëmie.
tegenaanwijzing
ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
ototoxiciteit (iets (?) minder dan andere aminosiden), nefrotoxisch.
bijzondere
voorzorg
° oplossing 72 uur houdbaar bij kamert° of koelkast;
° laat minstens 1 uur interval tussen toediening van aminoglycoside en penicilline- of
penicillinederivaat (bv. ampicilline).
incompatibiliteit
allopurinol (Zyloric®), furosemide (Lasix®), heparine, fytomenadione (Konakion®),
antibioticum van β-lactam-groep (= o.a. penicilline en derivaten).
specifieke
bereiding
IV ampul kan onverdund gebruikt worden voor toepassing bij neonatus:
concentratie = 10 mg/mL.
NB. zo gewenst aan te lengen tot ‘purgeervolume’ met maximaal 4 mL glucose 5 %
afhankelijk van de lokaal gebruikte toedieningswijze.
referentie
editie
Clin Pharmacol Ther 1991; 50: 55; Int Care Med 1994; 20: 365;
J Antimicrob Chemother 1996; 38: 499.
1/07/2014
137
update
29/02/2012
merknaam
afleveringsvorm
NEVIRAPINE
Viramune®
°
Suspensie
240
mL
(50
mg/5
mL)
(bevat
162
ml
sorbitol;;
150
mg
sucrose);;
°
Tabletten
à
200
mg.
indicatie
Antiretroviraal
middel
te
gebruiken
in
associatie
met
zidovudine
(Epivir®)
en
lamivudine
(Retrovir®)
als
“post
exposure”
profylaxie
(PEP)
bij
pasgeborene
van
een
HIV-­
geïnfecteerde
moeder
onder
volgende
voorwaarden:
1.
voldragen
baby
(ZL
≥
36
w)
2.
maternale
virale
lading
>
1.000
copieën/mL
of
onbekend.
dosis
Post-­exposure
profylaxie
na
geboorte
:
°
moeder
kreeg
geen
nevirapine:
2
mg/kg/dag
in
1
toediening
p.o.
gedurende
14
dagen;;
°
moeder
kreeg
monodosis
nevirapine
tijdens
de
arbeid:
2
mg/kg/dag
in
1
toediening
p.o.
gedurende
14
dagen,
pas
te
starten
tussen
48
en
72
uur
na
de
geboorte.
toedieningsweg
PO;;
mag
met
melkvoeding
toegediend
worden.
bloedspiegel na 14 dagen behandeling (UZ Gent: op donderdag; 45 € ten koste van
patiënt; samen met bloedspiegel Kaletra®).
monitoring
farmacologie
Nevirapine
behoort
tot
groep
van
de
niet-­nucleoside
reverse-­transcriptaseremmers.
Ze
werken
door
een
directe,
niet-­competitieve
binding
aan
het
reverse
transcriptase
en
worden
nooit
in
monotherapie
gebruikt
wegens
snelle
resistentieontwikkeling.
Tmax
=
4
uur;;
uitgebreide
metabolisering
in
de
lever
(vooral
door
CYP3A);;
eliminatie
>
80%
als
metabolieten
en
<
5%
onveranderd
met
de
urine;;
bij
chronisch
gebruik:
t½
(kinderen
2
mnd-­1
jr)
32
uur,
na
eenmalige
toediening
van
2
mg/kg:
t1/2
37
-­
46
u.
bijwerking
Huiduitslag,
koorts,
nausea,
hoofdpijn,
levertoxiciteit;;
zeldzaam:
Stevens-­Johnson
syndroom,
toxische
epidermale
necrose
(TEN),
granulocytopenie.
tegenaanwijzing
Nevirapine
mag
niet
herstart
worden
zo
bij
eerdere
toediening
ernstige
huiduitslag,
uitslag
met
systemische
symptomen
(o.a.
koorts,
orale
lesies,
conjunctivitis,
blaarvorming)
of
met
abnormale
transaminasen
optrad.
toxiciteit
Ernstige
levertoxiciteit
(meestal
binnen
eerste
12
weken
van
de
behandeling).
bijzondere
voorzorg
°
Huiduitslag
treedt
meestal
op
in
1ste
28
dagen;;
als
de
huiduitslag
binnen
de
14
dagen
optreedt,
mag
dosis
niet
verhoogd
worden.
°
Hepatotoxiciteit
treedt
meestal
op
in
1ste
12
weken
van
behandeling;;
stringente
monitoring
van
de
leverfunctie
is
noodzakelijk;;
klinische
symptomen
van
hepatitis:
stop
nevirapine.
°
Bij
starten
van
andere
HIV-­medicatie
steeds
geneesmiddelinteracties
checken!
incompatibiliteit
Te
vermijden
geneesmiddelencombinaties:
Absoluut:
concomittante
therapie
met
ketoconazol,
rifampicine.
Relatief
(monitoring
of
dosisaanpassing
nodig):
concomittante
therapie
met
cisapride,
clonazepam,
cyclosporine,
dexamethasone,
diazepam,
digoxine,
diltiazem,
domperidon,
erythromycine,
fenytoïne,
flecaïnide,
furosemide,
ketamine,
lidocaïne,
miconazol,
midazolam,
nifedipine,
methadone.
specifieke
bereiding
Suspensie
goed
schudden
voor
gebruik,
bewaring
bij
kamertemperatuur.
referentie
Guidelines
for
the
Use
of
Antiretroviral
Agents
in
Pediatric
HIV
Infection.
February
23,
2009;;1-­139.
(http://aidsinfo.nih;;
gov/ContentFiles/PediatricGuidelines.pdf);;
http://www.hiv-­druginteractions.org;;
FDA
wetenschappelijke
bijsluiter
(10/12/09);;
Belgian
Guidelines
for
the
management
of
HIV
infection
in
pregnant
women
an
the
prevention
of
mother-­to-­child
transmission
of
HIV.
editie
1/07/2014
138
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NIFEDIPINE
Adalat®, Aprical
° Adalat®: caps. 5 mg (PO);
° Aprical (niet geregistreerd in België): 30 mL druppeloplossing à 1 mg/druppel (PO).
indicatie
° antihypertensivum;
° ‘after-load’-reductie, hypertrofische cardiomyopathie;
° pulmonale hypertensie bij bronchopulmonale dysplasie (BPD);
° hyperinsulinemische hypoglycemie refractair voor diazoxide, glucagon, octreotide en
hydrocortisone (cfr. calciuminflux is noodzakelijk voor insulinesecretie)
dosis
° hypertensie: 0,25 - 0,5 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur PO (max. 3 mg/kg/dag);
° hypertrofische cardiomyopathie: 0,5 - 1 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses PO;
° BPD: 0,5 mg/kg/dosis om de 6 uur PO (experimenteel);
° hyperinsulinemische hypoglycemie: 1 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses PO.
toedieningsweg
PO.
ECG, bloeddruk, leverfunctietesten.
monitoring
farmacologie
type II calcium-blokker met dihydropyridine nucleus: inhibitie van intracellulaire calciumflux;
uitgesproken ‘first pass’ klaring; werking na 20 minuten en serum halfwaardetijd bedraagt 2
tot 6 uur; niet tegenaangewezen bij nierinsufficiëntie.
bijwerking
ernstige hypotensie, oedeem, flushing, tachycardie, cholestase.
tegenaanwijzing
cardiovasculaire shock, aortastenose.
toxiciteit
antidoot = R/ intraveneus calcium (bv. Ca-glubionaat) en R/ glucagon.
bijzondere
voorzorg
voorzichtig doseren bij combinatie met beta-blokkers (levensbedreigende hypotensie!).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
NB. plasma insuline (µU/mL)/glucose (mg/dL) - ratio bedraagt normaal < 0,4.
referentie
Pediatr Res 1988; 24: 186; Pediatr Res 1991; 29: 500; Arch Dis Child 1996; 74: 373; Eur J
Pediatr 1999; 158: 204; Arch Dis Child 2004; 89: 83.
editie
1/07/2014
139
update
29/07/2005
merknaam
afleveringsvorm
NITROGLYCERINE = GLYCERYLTRINITRAAT
Solinitrina®, Lenitral® 2 % Zalf
° Solinitrina®: 10 mL (absolute ethanol!) ampul à 5 mg nitroglycerine per mL (lichtprotectie);
° Lenitral® 2 % zalf: 80 gram zalf in tube à 2 g/100 g (2 %).
Pas op! Nysconitrine® Inspuitbaar is niet meer beschikbaar in België sinds okt. 2004!
indicatie
° “low output” hartfalen: patiënt met systemische of pulmonale veneuse congestie; vaak
gebruikt in associatie met inotropicum (bv. dobutamine);
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN/PFC) (experimenteel);
° weefselischemie als verwikkeling van arteriële catheter of vasopressorengebruik
(alternatief of adjuvans voor fentolamine-injecties).
dosis
° systemisch: 1 - 4 microgram/kg/minuut (= 0,6 - 2,4 mL/kg/uur van 1/50 dilutie) in
continu IV infuus (bij indicatie “afterloadreductie” is dosis van 1 µg/kg/min voldoende).
° topisch: aanbrengen van een “kleine” hoeveelheid (4 millimeter/kg) zalf op de cutane
ischemiezone; zonodig eenmalig herhalen na 6 - 8 uur.
toedieningsweg
monitoring
continu IV infusie (bij voorkeur diep veneus) of topisch cutaan.
hartfrequentie, invasieve bloedrukmonitoring, ethanolserumspiegel zo langer dan 24 u
gebruikt en bij doses > 2 mcg/kg/min (spiegel mag niet boven de 25 mg/dL uitstijgen).
farmacologie
serum halfwaardetijd bedraagt 1 - 4 minuten;
lage dosis (1 - 4 mcg/kg/minuut): afname van ventriculaire vullingsdruk (preload-reductie
door veneuse dilatatie), daling van arteriële longdruk en toename cardiac output;
medium dosis (4 - 6 mcg/kg/minuut): pulmonale en systemische arteriolaire dilatatie;
hoge dosis (6 - 10 mcg/kg/minuut): hypotensie en secundaire tachycardie.
bijwerking
° systemische toepassing: hypotensie en reflectoire tachycardie; (zelden)
methemoglobinemie, rash, toename van intracraniële druk.
° topische toepassing: snelle percutane resorptie met systemische invloed bij te hoge
dosis: hypotensie, flushing.
tegenaanwijzing
hypovolemische shock, intracraniële hypertensie.
toxiciteit
methemoglobinemie (antidoot R/ methyleenblauw: zie aldaar); intoxicatie leidt tot metabole
acidose, hypoxie en shock; maximale ethanol bloedspiegel = 25 mg/dl na één enkele dosis
van een ethanolbevattende medicatie (cfr. AAP).
bijzondere
voorzorg
° geen PVC (cfr. absorptie), wel polyethyleen spuit/leiding gebruiken: bv. BD Plastipack® of
Monoject®-spuit en Vygon Lectrocath® leiding.
° 1 ampul Solinitrina® bevat 10 ml absolute ethanol = 0,69 - 2,76 g ethanol/dag bij
bovenstaand doseringsschema (PS. de minimale lethale dosis bij kinderen = 3 g/kg PO).
incompatibiliteit
niet samen met bloed in zelfde IV-lijn toedienen (hemolysegevaar); kan wel terminaal
toegevoegd worden aan IV-lijn waarop atracurium (Tracrium®), dobutamine (Dobutrex®)
en/of dopamine (Dynatra®), nitroprusside (Nitriate®) en ranitidine (Zantac®) loopt.
specifieke
bereiding
voor continu IV infusie: voeg 1 mL (= 5 mg) Nysconitrine® bij 49 mL glucose 5 % (= 1/50
dilutie):
eindconcentratie = 100 microgram/mL.
referentie
Am Heart J 1987; 113: 994; Acta Paediatr Jpn 1990; 32: 291;
J Pediatr 1992; 121: 980; Neonatal Formulary 4; 2003 BMJ; 123; Ann Thorac Surg 2004;
77: 908; Chin Med J 2000; 113(4):328.
editie
1/07/2014
140
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NITROPRUSSIDE-NATRIUM
DC
Nitropress®
2 ml flacon (fliptop vial) bevat 50 mg natrium-nitroprusside-dihydraat (NOOIT onverdund
gebruiken!)
PAS OP! gewijzigd wegens niet beschikbaarheid van Nitriate®!!
indicatie
° acute behandeling van hypertensieve crisis;
° acute ‘afterload’-reductie bij refractair congestief hartfalen;
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN) of persisterende foetale
circulatie (PFC).
dosis
° start: 0,25 - 0,5 mcg/kg/min (= 15 - 30 mcg/kg/uur = 0,015 - 0,03 mL/kg/uur van 1/25
dilutie) in continu IV infusie; dosis opdrijven om de 20 minuten tot gewenste effect wordt
bereikt (maximale dosis = 8 mcg/kg/min);
° onderhoud: meestal < 2 mcg/kg/min in continu IV infuus: bouw dosis af tot 0,5 mcg/kg/min
met 15 - 25 % om de 6 à 12 uur zodra cardiorespiratoir evenwicht is bereikt; stop zo geen
effect 2 - 4 uur na maximale dosis.
toedieningsweg
continu IV infuus (bij voorkeur diep veneus).
bloeddruk (obligaat invasieve monitoring); thiocyanaatserumspiegel (zo > 48 u) 6 - 30
mcg/mL; nier/leverfunctie.
monitoring
farmacologie
snelwerkende, niet-selectieve krachtige vasodilator; interactie met oxy-Hb: MetHb, cyanide
en NO vorming; lage dosis veroorzaakt daling van systemische en pulmonale vasculaire
weerstand en toename van cardiac output; hoge dosis kan ernstige systemische
hypotensie veroorzaken; metabolisatie via cyanide tot thiocyanaat in lever en nier; kort
halfleven (enkele minuten); toxische thiocyanaatspiegel > 50 mcg/mL.
bijwerking
ernstige hypotensie en tachycardie, weefselnecrose bij extravasatie, metabole acidose,
methemoglobinemie, tachyfylaxie; hypothyreoïdie bij langdurig gebruik (cfr. thyocyanaat
belemmert joodopname in schildklier).
tegenaanwijzing
nierinsufficiëntie; coarctatio; craniële hypertensie.
toxiciteit
cyanide-toxiciteit vnl. bij langdurige (> 3 d) behandeling en hoge dosering (> 3 mcg/kg/min); antidoot
bij cyanide-intoxicatie = Na-thiosulfaat (Cyanokit®) naast ook methyleenblauw.
bijzondere
voorzorg
° lichtprotectie (bv. alu-folie): spuit/baxter afschermen, niet IV-lijn (24 u. stabiel);
° antidoot verkrijgbaar op spoedgevallendienst (navragen a.u.b.);
° terminale co-infusie kan op IV-lijn waarop atracurium (Tracrium®), dobutamine
(Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), glyceryltrinitraat (Nysconitrine®)of ranitidine (Zantac®)
loopt.
incompatibiliteit
alkalische oplossingen: Na-bicarbonaat, tromethamine (Thamacetat®); heparine.
specifieke
bereiding
bereiding in 1 stap: voeg 2 mL flacon (= 50 mg) bij 48 mL glucose 5 % (= 1/25 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
NB: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
J Pediatr 1985; 106: 102;
J Perinatol 1996; 16: 443;
Pediatrics 1998; 101: 13.
1/07/2014
141
update
31/08/2012
merknaam
afleveringsvorm
NORADRENALINE = NOREPINEPHRINE
DC
Noradrenaline®, Levophed®
° Noradrenaline® 4 mL ampul à 1 mg/mL (uitgedrukt als base) = 1 pro mille (1 ‰) (IV
infusie) (lichtprotectie) (overschakeling UZ Gent vanaf 01.09.2012).
° Levophed® 4 mL ampul à 1 mg/mL (uitgedrukt als base) = 1 pro mille (1 ‰) (IV infusie)
(lichtprotectie).
indicatie
shock na adequate vulling, ernstige hypotensie, cardiogene shock.
dosis
startdosis: Noradrenaline® 0,1 microgram/kg/minuut (= 0,15 mL/kg/uur van 1/25 dilutie);
‘titreer’ tot gewenst effect opklimmend tot 1 microgram/kg/minuut (= 1,5 mL/kg/uur van
1/25 dilutie) (maximale dosis = 1,5 mcg/kg/minuut).
NB: altijd combineren met dopamine aan lage dosis (2 - 4 gamma) voor renaalsplanchnische protectie.
toedieningsweg
continu IV infuus (altijd verdund!)(liefst via centraal infuus).
bloeddruk, hartfrequentie, urinedebiet en perifere perfusie.
monitoring
farmacologie
natuurlijk sympathicomimeticum; belangrijkste postganglionaire neurotransmitter van het
sympathisch zenuwstelsel; stimulatie van alfa-adrenerge en beta1-adrenerge receptoren =
vnl. vasoconstrictie (alfa1) + positief ino- en chronotroop (beta1) effect.
bijwerking
aritmie, tachycardie, reflexbradycardie, hypertensie, bleekheid, braken, fotofobie, dyspnoe,
weefselnecrose bij extravasatie (R/ fentolamine), orgaanischemie (vnl. nier en darm).
tegenaanwijzing
toxiciteit
oplossing niet gebruiken bij bruinverkleuring.
bijzondere
voorzorg
° bloedvolumedepletie vooraf corrigeren;
° steeds verdund gebruiken;
° 24 u. houdbaar in koelkast en 12 uur bij kamert°;
° terminale co-infusie op TPN-lijn met dobutamine, heparine of ranitidine kan.
incompatibiliteit
ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), benzylpenicilline, fenobarbital (Luminal®), fenytoïne
(Diphantoine®), natriumbicarbonaat, theophylline (Euphyllin®), thiopental, tromethamine
(Thamacetat®).
specifieke
bereiding
voeg 1 mL Noradrenaline® (= 1 mg noradrenalinebase) bij 24 mL glucose 5 % (= 1/25
dilutie):
eindconcentratie = 0,04 mg/mL of 40 microgram/mL.
NB1: Noradrenaline® moet altijd verdund worden: dit kan met glucose 5 %, maar niet met NaCl 0,9 %.
NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
Arch Fr Pédiatr 1993; 50: 417; BMJ 1993; 307: 35; Clin Pharmacokinet 1994; 27: 345.
1/07/2014
142
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
NYSTATINE
Nystatine Labaz®
° Nystatine Labaz® Lokaal: 15 gram huidcrème à 100.000 E/g of 15 gram huidzalf à
100.000 E/g;
° Nystatine Labaz® Orale Suspensie: 24 mL flacon met gegradueerde druppelteller à
100.000 E/mL.
indicatie
behandeling van mucocutane candidiase: spruw, peri-anale candidiase, intestinale
moniliase.
dosis
° topisch: zalf of crème aanbrengen om de 6 uur gedurende 10 tot 14 dagen en/of minstens
tot 3 dagen na verdwijnen van de letsels;
° peroraal: preterme neonatus: 0,5 mL suspensie (50.000 E) in elke mondhoek om de 6
uur; voldragen boorling: 1 mL (100.000 E) in elke mondhoek om de 6 uur.
toedieningsweg
topisch én PO.
monitoring
farmacologie
antifungisch contactantibioticum van familie der polyenen; bindt met schimmelcelwand
leidend tot celdisruptie; vrijwel geen intestinale absorptie.
bijwerking
zeldzaam huidrash veroorzaakt door additief in crème of zalf; uitzonderlijk diarree bij orale
toediening.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° orale suspensie goed schudden vòòr gebruik (bewaren bij kamert°);
° toedienen na de voeding;
° peri-anale candidabesmetting wordt bij de neonatus best topisch én peroraal (= eliminatie
van mycotisch darmreservoir) behandeld.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Pediatr 1982; 101: 1022; Am J Perinatol 1988; 5: 33; Pediatrics 1989; 83: 101.
1/07/2014
143
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
OCTREOTIDE-ACETAAT
Sandostatine®
1 mL ampul à 100 microgram/mL (SC, IV).
indicatie
° persisterende hyperinsulinemische hypoglycemie (PHIH) (bv. beta-cel hyperplasie,
insulinoma) refractair voor diazoxide: meestal enkel ter stabilisatie van glycemie in
voorbereiding tot subtotale pancreatectomie of bij patiënt met persisterend
hyperinsulinisme postoperatief: overleg met kinderarts-endocrinoloog;
° “short bowel” syndroom, secretoire diarree: overleg met kinderarts-gastroënteroloog;
° persisterende (postoperatieve) chylothorax [zie referenties met ( *)].
dosis
° PHIH: start met 10 microgram/kg/dag SC/IV verdeeld over 3 - 4 doses tot maximaal 40
microgram/kg/dag (eventueel toedienen als continu subcutaan “infuus”) of alternatief begin
met 0,1 microgram/kg/uur in continu IV infusie en titreer volgens effect.
° persisterende chyleuse effusie(s): 1 microgram/kg/dosis (verdund in 3 mL NaCl 0,9 %)
tweemaal per dag telkens over 20 - 30 minuten IV en opklimmen met 1 microgram/kg elke
dag tot een maximale dagdosis van 20 tot 40 microgram/kg/dag of alternatief 1 tot 5
microgram/kg/uur in continu IV infuus gedurende 3 tot 5 dagen.
toedieningsweg
SC, IV, traag IV, continu IV of “SC” infusie.
glycemie.
monitoring
farmacologie
langwerkend octapeptide; synthetisch somatostatine-analoog; inhibeert secretie van
peptiden door gastro-intestinaal endocrien systeem, naast inhibitie van somatotroop
hormoon, glucagon en insuline-vrijstelling; serum halfwaardetijd na subcutane injectie
bedraagt ongeveer 100 minuten.
bijwerking
diarree/steatorrhoe/braken, abdominale opzetting tot beeld van subobstructie,
(asymptomatische) cholelithiase, malabsorptie, glucose-intolerantie, groeivertraging bij
chronische therapie (meestal ‘catch-up’ groei na staken van behandeling).
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° ampul in koelkast bewaren;
° bij dagelijks aanwenden op de dienst kunnen de ongebruikte ampullen gedurende 2
weken bij kamertemperatuur bewaard worden.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
mag zo gewenst verdund worden in glucose 5 % of NaCl 0,9 % (24 uur stabiel).
referentie
J Pediatr 1993; 123 : 637 en 644; Eur J Pediatr 1994; 153: 304; J Pediatr Surg 1997; 32: 342; Semin Pediatr Surg
1997; 6: 115; N Engl J Med 1997; 336: 703; Eur J Pediatr 1997; 156: 754; Clinics in Perinatology 1998; 25 (4):
1028; Ann Thorac Surg 1998; 66: 253 (*); Am Surg 2000; 66: 1165; J Pediatr 2001; 139: 157 (*); Ann Thorac Surg
2004; 77: 2213 (*).
editie
1/07/2014
144
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
OMEPRAZOL
Losec®
° Losec-Mups® tabletten à 10, 20 of 40 mg (PO)(MUPS = “MULTI UNIT PELLET
SYSTEM”);
° Losec® IV: flacon à 40 mg voor IV infuus (kan ook gebruikt worden voor bereiden van een
orale oplossing na voorafgaandelijke buffering): apotheek UZG maakt 50 of 100 mL
flacon orale suspensie à 2 mg/mL in Nabicarbonaat 8,4%
indicatie
° refluxoesofagitis (gr. 3 - 4) resistent aan conventionele therapie (houding, dieet, H2receptor antagonist ± prokineticum); ernstige GOR-probleem na herstel slokdarmatresie;
° gastroduodenale ulceratie (± Helicobacter pylori infectie in associatie met antibiotica);
° gastroduodenale erosie/ulceratie ten gevolge van NSAID’s;
° syndroom van Zollinger-Ellison.
dosis
° 0,7 - 1,4 mg/kg/dag in één dosis ‘s morgens PO gedurende 6 weken of IV infusie over
30’ (maximale dosis 3,5 mg/kg/dag liefst in 2 doses); onderhoudsdosering meestal de helft van de
‘helende’ aanvalsdosering; concrete dagdosis bij de start voor pasgeborene/zuigeling van 2.000
gram tot 5.000 gram = 5 mg (of 2,5 mL van de orale suspensie: zie bereiding).
° kinderen met een lichaamsgewicht van 10 tot 20 kg: dagdosis 10 mg (= 5 mL orale suspensie) en
kinderen > 20 kg: dagdosis 20 mg (maximaal 40 mg/dag) (= 10 tot maximaal 20 mL orale suspensie).
toedieningsweg
PO of via sonde, trage IV infusie over 20 - 30 minuten.
endoscopische controle door kindergastro-enteroloog; streefdoel = tijdsduur van zure reflux
< 6 % van een 24-u intra-oesofagale pH-metrie.
monitoring
farmacologie
zwakke base; specifieke protonpomp (H+, K+-ATPase enzym) inhibitor die de
maagzuursecretie ter hoogte van de gastrische pariëtale cellen verlaagt; resorptie ter
hoogte van de dunne darm; omeprazol degradeert zeer snel in zure oplossing: de granules
zijn daarom bekleed met maagzuurresistente coating; systemische biologische
beschikbaarheid 35 - 60 %; 95 % eiwitgebonden; volledige metabolisatie vooral hepatisch
en renale excretie van de metabolieten; inductie van gastrine hypersecretie.
bijwerking
nog (relatief) beperkte ervaring bij zuigelingen; nausea/diarree; constipatie/flatulentie;
huideruptie/urticaria.
tegenaanwijzing
geen bekend; dosis aanpassen bij leverinsufficiëntie.
toxiciteit
geen gegevens beschikbaar.
bijzondere
voorzorg
° De “MUPS” zijn gecoate granules samengekit tot een tablet die uiteenvalt in water; de
granules mogen niet geplet worden omdat hierdoor de maagzuurresistente coating van de
granules beschadigd wordt;
° bij voorkeur niet toedienen met melk, wel met fruitsap, yoghurt, confituur.
incompatibiliteit
° vertraagde uitscheiding van o.a. warfarine, benzodiazepine, fenytoïne: dosis aanpassen;
° reversiebele verstoring van de bacteriële gastro-intestinale ecologie;
° inductie van carcinoïde tumoren bij lange termijn behandeling (?) (dierenexperimenteel).
specifieke
bereiding
° enterale toediening (PO of via sonde): apotheek UZG maakt een 50 of 100 mL flacon met
orale suspensie van omeprazol aan 2 mg/mL in Natriumbicarbonaat 8,4%:
eindconcentratie = 2 mg/mL;
° intraveneuse toediening: één flacon oplossen in 100 mL glucose 5 % (bewaartijd 6 u) of
in 100 mL NaCl 0,9 % (bewaartijd 12 u): neem 5 mL van infuusoplossing en spuit deze in
de flacon Losec® IV lyofilisaat, goed mengen en terugspuiten in de zak met
infuusoplossing; herhalen om zeker te zijn dat alle omeprazol in de infuusoplossing terecht
komt: eindconcentratie = 0,4 mg/mL.
referentie
Arch Dis Child 1993; 69: 655; J Pediatr Gastroenterol Nutr 1997; 24: 528; J Pediatr
Gastroenterol Nutr 1998; 26: 547; J Pediatr 1998; 132: 1998; J Pediatr Gastroenterol Nutr
1998; 27: 568; J Pediatr 2000; 137: 800 (multicentrische studie).
editie
1/07/2014
145
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
ONDANSETRON
Zofran®
tablet à 8 mg (PO);
2 mL ampul à 2 mg/mL (IV) (ook beschikbaar als 4 mL ampul à 2 mg/mL).
indicatie
preventie en behandeling van nausea/braken door cytotoxische chemotherapie of
radiotherapie (in overleg met kinderarts-hemato-oncoloog).
dosis
° 5 mg/m2 lichaamsoppervlak gedurende 15 minuten in intraveneus infuus onmiddellijk
vòòr chemotherapie;
° nadien (bij lichaamsoppervlakte < 0,6 m2) 2 mg PO om de 8 uur gedurende max. 5
dagen.
NB: lichaamsoppervlakte (m2) = vierkantswortel van Lengte (cm) x Gewicht (kg) : 3600.
toedieningsweg
traag IV, IV infuus, PO.
monitoring
farmacologie
selectieve serotonine-antagonist van de 5HT3-receptor (vermoedelijk perifeer en centraal);
biologische beschikbaarheid bedraagt 60 - 90 % na orale inname; vnl. levermetabolisatie;
serumhalfwaardetijd ± 3 - 5 uur; alternatieve gelijkwaardige 5HT3-receptorantagonist =
tropisetron (Novaban®).
bijwerking
flushing, hik, soms transiënte verhoging van transaminasen, obstipatie/ileus, lokale
venenirritatie; zeldzaam anafylactische reactie, onwillekeurige bewegingen/extrapyramidaal
syndroom, (brady-)aritmie, hypotensie.
tegenaanwijzing
ernstig leverlijden, overgevoeligheid.
toxiciteit
weinig gegevens beschikbaar.
bijzondere
voorzorg
° voorzichtig gebruik bij subacute darmobstructie;
° borstvoeding wordt ontraden indien de moeder Zofran® krijgt toegediend.
incompatibiliteit
niet toedienen samen met andere geneesmiddelen; via een Y-stuk kan Zofran® simultaan
toegediend worden samen met cisplatinum, 5-FU, carboplatine, etoposide, cyclofosfamide
en doxorubicine.
specifieke
bereiding
Zofran® mag verdund worden in glucose 5 % of NaCl 0,9 %.
referentie
Clin Oncol 1993; 5: 11;
Int J Ped Hematol/oncol 1994; 1: 235;
Med Ped Oncol 1995; 25: 457.
editie
1/07/2014
146
update
13/07/2006
merknaam
afleveringsvorm
OXYBUTYNINEHYDROCHLORIDE
Ditropan®
siroop: fles van 473 mL à 1 mg per milliliter
indicatie
vroege proactieve behandeling van hoge druk, dyssynergische lage urinewegen bij
kinderen met neurogene blaas secundair aan meningomyelocoele (best alleen te gebruiken
op voorschrift van pediatrisch nefroloog).
dosis
° minimale dosis: 0,2 mg/kg/dosis om de 12 uur;
° maximale dosis: 0,2 mg/kg/dosis om de 6 uur (steeds de laagst mogelijke dosis nastreven
gezien frequente dosisgebonden bijwerkingen).
toedieningsweg
PO
monitoring
farmacologie
muscarinereceptor-antagonist; anticholinergisch spasmolyticum; oefent direct
spasmolytisch effect uit op de gladde musculatuur van de detrusorspier van de blaas; snel
en volledige intestinale absorptie.
bijwerking
frequent dosisafhankelijke ongewenste effecten: droge mond, droge ogen, mydriasis,
misselijkheid en braken, obstipatie, urineretentie, duizeligheid, slaperigheid, hallucinaties,
agitatie, tachycardie, hartritmestoornissen, zelden convulsies, flushing, hyperpyrexie.
tegenaanwijzing
glaucoom; mictiestoornissen tgv. obstructie; stenosen van maagdarmkanaal; darmatonie;
myasthenia gravis; toxisch megacolon; overgevoeligheid voor oxybutynine.
toxiciteit
maagspoeling, langzaam IV fysostigmine 30 microgram/kg lichaamsgewicht, zonodig
herhalen tot maximaal 2 mg in totaal; diazepam IV bij convulsies en propranolol IV bij
tachycardie.
bijzondere
voorzorg
niet geregistreerd voor kinderen< 5 jaar!
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
geen
referentie
Eur Urol 1985;11:254; Drug Ther Bull. 2001; 39: 59; J Urol. 1999;162:1068;
Ned Tijdschrift Geneesk 1998; 142: 590.
editie
1/07/2014
147
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
PALIVIZUMAB
Synagis®
50 mg (500€!) en 100 mg (1.000 €!) vials + 1 mL solvens te stockeren bij 2 - 8 ° Celsius
(niet invriezen!); (product terugbetaald door RIZIV vanaf 1 oktober 2006 onder bepaalde
voorwaarden: zie indicatie). De behandeling moet worden “geïnitieerd” door een kinderartsneonatoloog verbonden aan een NIC of voor kinderen met congenitale cardiopathie door een
kindercardioloog verbonden aan een centrum met zorgprogramma cardiologie C/T.
indicatie
seizoengebonden (okt - maart) profylaxie voor ernstige RSV-infecties bij hoogrisico zuigelingen (vnl.
CLD bij ex-pretermen of cong. hartgebrek). Indicatiecriteria voor RIZIV (*) (geldig vanaf 01.10.2006):
1. ZL < 28 w + < 12 maand oud bij begin RSV-seizoen (1 oktober); 2. ZL 28 - 316/7w + IPPV ≥ 48 u +
< 6 maand oud bij begin RSV-seizoen (1 oktober); 3. Chron. resp. insufficiëntie (ongeacht ZL) met
chron. O2 of beademing tijdens RSV-seizoen tot max. 2 jaar postnataal; 4. < 2 jaar oud + cong.
cardiopathie in afwachting van cardiochirurgie + maand na ingreep + tijdens RSV-seizoen + minstens
1 van volgende criteria: congestief hartfalen, SaO2 < 90% of pulm. art. hypertensie.
dosis
15 mg/kg (of 0,15 mL/kg van de hersamengestelde oplossing) IM maandelijks gedurende 3
tot maximaal 5 keer vanaf de start van de RSV “winterepidemie”.
Lokale beslissing (UZG): alle patiënten binnen indicatiegebied die ontslagen worden naar
huis tussen 1 oktober en 1 maart worden behandeld: d.w.z. de 1ste injectie Synagis® wordt
toegediend (liefst enkele dagen) vòòr ontslag; de opvolg wordt door de perifere kinderarts
verzekerd.
toedieningsweg
IM (bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij).
monitoring
farmacologie
monoclonale IgG1-antilichamen geproduceerd bij middel van recombinant DNA technologie
die de RSV virusreplicatie inhiberen door binding met het F-protein van RSV. Halfleeftijd
bedraagt 20 dagen bij kinderen minder dan 2 jaar oud.
bijwerking
zeldzaam pijn en zwelling thv de injectieplaats.
tegenaanwijzing
trombocytopenie of stollingsstoornis (cfr. IM injectie); gekende overgevoeligheid tegen
andere monoclonale antilichamen.
toxiciteit
anafylactische reactie werd (nog) niet geobserveerd maar is altijd mogelijk tegen vreemde
proteïnen (R/ epinephrine 1/1.000 0,1 - 0,3 mL/kg intraveneus).
bijzondere
voorzorg
° gebruik twee injectieplaatsen zo het injectievolume meer dan 1 mL bedraagt;
° niet invriezen;
° 2 baby’s behandelen met grootste volume kan kostenbesparend zijn;
° gebruik binnen de 3 uur na reconstitutie.
° “groen voorschrift” laten invullen + “attest” laten invullen (SV op naam tekent): beide documenten
naar apotheek sturen (stock van 2 stuks voorhanden).
incompatibiliteit
geen bekend.
specifieke
bereiding
° steriel lyofilisaat van 50 mg hersamenstellen met 0,6 mL bijgeleverd solvens (= steriel
water voor injectie); bij samenstelling de vial huin houden en 30 seconden roteren zonder
schudden (vermijden van schuimvorming) en minstens 20 minuten op kamertemperatuur
laten ‘opklaren’: eindconcentratie = 100 mg/mL.
° steriel lyofilisaat van 100 mg hersamenstellen met 1 mL bijgeleverd solvens (= steriel
water voor injectie); bij samenstelling de vial 30 seconden roteren zonder schudden
(vermijden van schuimvorming) en minstens 20 minuten op kamertemperatuur laten
opklaren: eindconcentratie = 100 mg/mL.
° Voor patiënten met congenitaal hartgebrek (NIC/N* dienst UZG) die in aanmerking
komen voor Synagis® behandeling wordt de medische en administratieve
verantwoordelijkheid gedragen door de afdeling kindercardiologie.
Lancet 1992; 340: 1079; Pediatrics 1998; 102: 1211; Pediatrics 1998;102: 531; Arch
Pediatr Adolesc Med 2000; 154: 55; Eur J Ped 2000; 159: 391; Pediatrics 2000;106: 1168;
Arch. Dis. Child. 2000 83: 87.
referentie
editie
1/07/2014
148
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PANCURONIUM-BROMIDE
DC
Pavulon®
2 mL ampul à 2 mg/mL (IV).
indicatie
skeletspierparalyse bij kunstmatig beademde neonatus (na exclusie van pijn, corrigeerbare
hypoxie, respiratoire acidose of onaangepaste respiratoire ondersteuning).
dosis
0,1 - 0,15 mg/kg/dosis (= 0,1 - 0,15 mL/kg/dosis van 1/2 dilutie) traag IV; zonodig te
herhalen à 0,05 - 0,1 mg/kg/dosis IV om de 2 à 6 uur; bij preterme baby: 0,05 mg/kg/dosis.
toedieningsweg
traag IV over 1 - 2 minuten, IA.
vitale tekens, bloedgas 20 - 30 minuten na (eerste) dosis, ooglubrificatie (!).
monitoring
farmacologie
anticholinergicum; werkingsduur 40 - 60 minuten (langer bij meeste neonati); weinig invloed
op gastro-intestinale motiliteit en blaasfunctie; gedeeltelijke hepatische metabolisatie en
renale excretie.
bijwerking
hypoxie bij onaangepaste beademing, tachycardie, bloeddrukwijzigingen (vnl. hypertensie),
hypersalivatie, oedeem, gewrichtscontracturen tot hardnekkige (tetra)parese na langdurig
gebruik.
tegenaanwijzing
niet beademde patiënt.
toxiciteit
reversie door neostigmine 0,04 mg/kg IV voorafgegaan door toediening van atropine 0,02
mg/kg IV (zie aldaar).
bijzondere
voorzorg
° verdunning mag zo gewenst ook met NaCl 0,9 %;
° intacte gevoeligheid: R/ analgesie (bv. fentanyl) bij pijnlijke proceduren!
° bewaar liefst in koelkast (6 weken stabiel bij 25 °C); aangebroken ampul is niet houdbaar;
° gastrische voeding hoeft niet noodzakelijk onderbroken te worden.
incompatibiliteit
diazepam (Valium®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), fentanyl (Fentanyl®) amphotericine
B (Fungizone®), furosemide (Lasix®), levothyroxine (Elthyrone®, ...), penicilline
(Penicilline®), Na-bicarbonaat, hydrocortisone (Solucortef®).
specifieke
bereiding
voeg bij één 2 mL ampul (= 4 mg) Pavulon® 2 mL glucose 5 % (= 1/2 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL of 1.000 microgram/mL.
NB. zonodig eindconcentraat in gewenste hoeveelheid verder aanlengen voor trage IV
toediening tot 1 mL met glucose 5 %.
referentie
editie
Clin Perinatol 1987; 14: 965; Pediatrics 1988;81: 419;
J Perinatol 1995; 15: 119;
J Pediatr 1995; 127: 134.
1/07/2014
149
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
PARACETAMOL-HCL IV
Perfusalgan®
Perfusalgan® 500 mg: 50 mL injectieflacon voor intraveneuse perfusie à 10 mg
paracetamol per mL (= 500 mg paracetamol per flacon)
PAS OP: Andere formule! Pro-Dafalgan 1 g is uit de handel sinds september 2005.
indicatie
antipyreticum-analgeticum (wanneer perorale behandeling niet mogelijk is) aangewezen bij
milde tot matige pijn, vnl. postoperatief of koorts (zelden geïndiceerd)
(PS. “off-label” gebruik bij leeftijd < 1 jaar).
dosis
PML < 31 w: 10 mg/kg (= 1 mL/kg/dosis) traag IV over 15 minuten, zonodig te herhalen om de 12 u
(geen ladingsdosis);
PML 31 - 36 w: ladingsdosis van 15 mg/kg gevolgd door een onderhoud van 10 mg/kg om de 8 uur;
PML > 36 w: ladingsdosis van 20 mg/kg gevolgd door een onderhoud van 10 mg/kg om de 6 uur;
(PS. kortdurend gebruik! best
toedieningsweg
monitoring
niet langer dan 3 dagen).
traag IV over 15 minuten.
pijn/temperatuur, leverfunctie, analgetisch “effectieve” plasmaspiegel = 12 - 24 mg/L (=
facultatief).
farmacologie
beperkte eiwitbinding (20 - 50 %); levermetabolisatie - renale excretie onder vorm van
glucuronide- (60 - 80 %) en sulfaatconjugaat (20 - 40 %); 500 mg Perfusalgan® bevat 1,9
gram mannitol (diuretisch effect!) en 2 mg Natrium.
bijwerking
rash (urticarieel), geneesmiddelenkoorts (!), trombocytopenie, leucopenie/neutropenie,
hemolytische anemie, hepatotoxiciteit (soms ernstig tot lethaal !) bij langdurig gebruik of
doses hoger dan aanbevolen; contactallergie bij verzorger.
tegenaanwijzing
antecedenten van (contact)allergie voor farmacon; nier- of leverdysfunctie, G-6-PDdeficiëntie.
toxiciteit
hepatotoxisch bij (te) hoge doses, interstitiële nephritis; antidoot = R/ N-acetyl-cysteïne
(Lysomucil®) PO of IV 150 mg/kg in 15 minuten, nadien 50 mg/kg/4 uur (zie aldaar).
bijzondere
voorzorg
° bewaren bij kamertemperatuur;
° na openen van de flacon binnen de 2 u te gebruiken (cave hydrolyse);
° verstoort glycemiebepaling (glucose-oxydasemetode) en urinezuurbepaling (fosfowolframaatreductiemethode);
° flacon die een duidelijke geelverkleurde vloeistof inhoudt mag niet gebruikt worden.
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen in de injectiespuit.
specifieke
bereiding
Perfusalgan 500 mg is een gebruiksklare oplossing voor IV infusie die 10 mg
paracetamol per mL bevat.
referentie
Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 129; J Pediatr 1998; 132: 22; Neonatal Formulary 4th
edition (BMJ 2003); Eur J Clin Pharmacol. 2004; 60:191.
editie
1/07/2014
150
update
27/09/2005
merknaam
afleveringsvorm
PARACETAMOL, ACETAMINOPHEEN PO/PR
Dafalgan®, Efferalgan®, Perdolan® Mono, Tempra®...
Dafalgan®: suppo “zuigeling” à 80 mg (PR) (ook beschikbaar suppo “kind” à 150 mg);
Efferalgan®: 90 mL oplossing à 30 mg/mL (PO);
Perdolan® Mono: 200 mL siroop à 32 mg/mL (PO), suppo 100 mg (PR);
Tempra®: 30 mL oplossing à 100 mg/mL (1 pipet = 0,6 mL = 60 mg) (PO).
indicatie
° antipyreticum (zinvol ?);
° analgeticum.
dosis
° incidentele pijnstilling PO: 10 mg/kg/dosis (of 40 mg) zonodig herhalen om de 4 - 6 uur;
° acute postoperatieve pijn (maximum gedurende 3 dagen)
- PO: PML < 31 w: 10 mg/kg/dosis om de 12 uur;
PML 31 - 36 w: 10 mg/kg/dosis om de 8 uur (eerste gift 15 mg/kg);
PML > 36 w: 10 mg/kg/dosis om de 6 uur (eerste gift 20 mg/kg)
- PR: 20 - 25 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur
toedieningsweg
PO, PR.
pijn, t°, leverfunctie, therapeutische (analgetisch) plasmaspiegel (facultatief) = 12 - 24
mcg/mL; toxische spiegel > 100 mcg/mL (1 mcg/mL = 6,62 mmol/L).
monitoring
farmacologie
4-acetylamino-fenol; niet-narcotisch analgeticum; geen anti-inflammatoire eigenschappen;
actieve metaboliet van fenacetine; levermetabolisatie en renale excretie; onvolledige
rectale absorptie met biologische beschikbaarheid ± 80 %; halfwaardetijd 2 - 5 uur bij
neonatus; verlengde halfwaardetijd bij leverlijden.
bijwerking
rash (urticarieel), geneesmiddelenkoorts (!), trombocytopenie, leucopenie/neutropenie,
hemolytische anemie, hepatotoxiciteit bij langdurige toediening of doses hoger dan
aanbevolen.
tegenaanwijzing
nier- of leverdysfunctie, G-6-PD-deficiëntie, beter niet gebruiken bij prematuren.
toxiciteit
hepatotoxisch (acute levernecrose) bij (te) hoge doses, interstitiële nephritis; antidoot = R/
N-acetyl-cysteïne (Lysomucil®) 150 mg/kg IV in 15 min., nadien 50 mg/kg/4 uur (zie aldaar).
bijzondere
voorzorg
° kortdurend gebruik: liefst niet langer dan ± 3 dagen;
° verstoort glycemiemetingen (glucose-oxydase methode) en urinezuurbepaling
(fosfotungstaat-reductiemethode).
incompatibiliteit
nvt (niet van toepassing).
specifieke
bereiding
referentie
editie
Arch Dis Child 1991; 65: 971; J Pediatr 1989; 114: 654; J Pediatr 1998; 132: 22; Tijdschr
Belg Kinderarts 2004; 6: 221.
1/07/2014
151
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PARALDEHYDE
paraldehyde (apotheekbereiding): 2 mL ampul à 1 gr/mL (IV) (= zuivere paraldehyde).
indicatie
voorbehouden voor refractaire neonatale convulsies (derde lijn anticonvulsivum na
phenobarbital en phenytoine en alternatief voor bv. lorazepam en lidocaïne): voordeel =
geen respiratoire depressie.
dosis
° IV/IR: maak een 1/20 verdunning (1 mL paraldehyde + 19 mL glucose 5 %); geef 200 400 mg/kg (= 4 - 8 mL/kg van 1/20 dilutie) als lading traag IV of IR; zonodig éénmaal te
herhalen na 6 - 12 uur of start onderhoud aan 15 - 150 mg/kg/uur (= 0,3 - 3 mL/kg/uur
van 1/20 dilutie) in IV infuus tot controle van convulsies wordt bereikt;
° IM (onverdund): 0,1 - 0,2 mL/kg diep IM; zonodig herhalen na 3 uur.
toedieningsweg
monitoring
IV bij voorkeur of IR, IM.
minimale effektieve plasmaspiegel = 100 mcg/mL.
farmacologie
paraldehyde = polymeer van acetaldehyde; halfwaardetijd = 7 - 27 uur; eliminatie door
levermetabolisatie (tot acetaldehyde en CO2) en pulmonaal transport, eliminatie niet
beïnvloed door renale dysfunctie.
bijwerking
hypotensie, flebitis, GI-intolerantie, levernecrose.
tegenaanwijzing
ernstig longlijden.
toxiciteit
lipoïdpneumonitis, hemorrhagisch longoedeem (zeer zelden).
bijzondere
voorzorg
° ampul koel bewaren beschermd van licht;
° geen langdurig (≥ 10 minuten) contact met plastiek (PVC) of rubber: gebruik glazen
spuiten van 1 en 10 mL of polypropyleen-spuit (BD-Plastipak®) + Vygon extensionset;
° verdunde oplossing kan wel in plastiek spuiten indien vervangen om de 12 uur.
incompatibiliteit
rubber en kunststoffen; best afzonderlijk toedienen.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Pediatr 1984; 104: 291; Neurology 1986; 36: 108; Neonatal Formulary (Northern
Neonatal Pharmacopoeia) BMJ Books 1998 Second Edition (ISBN 0 7279 1238 0) blz. 174.
Indian Pediatrics 2001; 38: 209; J Child Neurol 2001; 16 (12): 915.
1/07/2014
152
update
29/07/2013
merknaam
afleveringsvorm
PENICILLINE G = NATRIUM-BENZYLPENICILLINE
Penicilline®
poederflacon à 1.000.000 IE (IV, IM, infusie) (Firma Wolfs).
NB: ook beschikbaar als flacon à 5.000.000 IE (IV, IM, infusie).
indicatie
° eerste lijns empirische behandeling in combinatie met aminoglycoside bij early-onset
neonatale sepsis als “ecologisch” alternatief voor ampicilline;
° behandeling van infecties veroorzaakt door penicilline-gevoelige kiemen zoals groep B
streptococ, pneumococ, meningococ, gonococ, clostridium species, e.a. (niet actief tegen
streptococcus faecalis !);
° behandeling van congenitale syphilis (14 dagen behandelen).
dosis
individuele dosis: 50.000 IE/kg/dosis traag IV of IM (dosis verdubbelen bij meningitis of
GBS sepsis), te herhalen na een tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
IV in bolus of IM.
serum Na+ en K+; observeer voor extravasatie.
monitoring
farmacologie
penicillinase-gevoelige penicilline; inhibeert bacteriële celwandsynthese; 60 %
serumeiwitbinding; renale vnl. ongewijzigde excretie; slechte CSV penetratie, serum
halfwaardetijd = 2 - 6 uren.
bijwerking
uitzonderlijk allergische reacties bij pasgeborene: koorts, rash, eosinofilie, anafylactische
shock; hemolytische anemie en trombocytopenie; zeldzaam convulsies bij nierinsufficiëntie
na snelle IV toediening van hoge dosis; flebitis (R/ Hyalase®).
tegenaanwijzing
gekende (kruis)allergie voor penicilline of cefalosporine.
toxiciteit
zeldzaam beenmergdepressie, granulocytopenie, hepatitis.
bijzondere
voorzorg
° combineer met aminoglycoside bij GBS (synergisme);
° 1 miljoen IE (= 600 mg) bevat 1,73 mEq Na+;
° oplossing is 4 dagen houdbaar in koelkast.
incompatibiliteit
lipidenemulsie, aminoglycosiden (Geomycine®, Netromycine®, ...), amphotericine B
(Fungizone®), metoclopramide (Primperan®) en natriumbicarbonaat .
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen (gewijzigd 29.07.13!):
stap 1: los één poederflacon Penicilline® (= 1.000.000 IE) op in 5 mL aqua pro inj.;
stap 2: neem deze 5 mL hersamengestelde oplossing en voeg 5 mL aqua pro inj. toe:
10 mL oplossing met eindconcentratie = 100.000 IE/mL.
referentie
editie
N Engl J Med 1983; 308: 1383; Pediatrics 1997; 99: 489.
1/07/2014
153
update
11/05/2005
PENTOBARBITAL
Nembutal®
merknaam
afleveringsvorm
Nembutal suppo 15 mg (apotheekbereiding).
indicatie
sedativum/hypnoticum bij proceduren.
dosis
PR: 2 - 6 mg/kg/dosis.
toedieningsweg
PR.
ademhaling, bloeddruk, hartfunctie.
monitoring
farmacologie
5-ethyl-5-(1-methyl-butyl)-perhydropyrimidine-2,4,6-trion; kortwerkend barbituraat; volledige
absorptie; werkingsduur 10 minuten tot 3 uur; levermetabolisatie; 50 % urinaire excretie als
hydroxypentobarbital.
bijwerking
hypotensie, aritmie, hypothermie, ademhalingsdepressie.
tegenaanwijzing
leverfalen.
toxiciteit
apnoe.
bijzondere
voorzorg
° bewaking met monitor en SaO2-meter;
° geen analgetisch effect; zelfs hyperalgesie mogelijk.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatr Neurol 1995; 13: 164 (refractaire status epilepticus).
1/07/2014
154
update
25/03/2014
merknaam
afleveringsvorm
PETHIDINE-HCL = MEPERIDINE
DC
Dolantine®
2 mL ampul à 50 mg/mL (IV, IM, SC).
NB. Product is niet meer commercieel beschikbaar op de Belgische markt sinds maart
2014.
indicatie
narcotisch analgeticum.
dosis
1 mg/kg/dosis (= 0,1 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) traag IV over 1 - 2 minuten of SC, IM;
zonodig herhalen om de 8 - 12 uur (of om de 4 - 6 uur bij zuigeling > 3 maand oud).
toedieningsweg
traag IV over 1 - 2 minuten, IM of SC.
ademhaling, bloeddruk.
monitoring
farmacologie
narcotisch analgeticum: kortere (2 - 4 uur) werking dan morfine; 10 maal minder krachtige
analgesie in vergelijking met morfine; serum halfleeftijd bedraagt gemiddeld 11 uur met
grote variabiliteit bij neonatus (reikwijdte 3 - 60 uur).
bijwerking
vagotrope effecten vnl. na IV toediening: bradycardie/tachycardie, hypotensie, miosis,
constipatie, braken, sedatie, convulsies (door accumulatie van convulsogene metaboliet
normeperidine), ademhalingsdepressie, zelden anafylactische reacties.
tegenaanwijzing
hypovolemie en hypotensie.
toxiciteit
convulsies; anti-doot = R/ naloxone (Narcan®) 0,1 mg/kg/dosis IV/IM, zonodig te herhalen.
bijzondere
voorzorg
° mag ook verdund worden met NaCl 0,9 %;
° aangebroken ampul niet houdbaar.
incompatibiliteit
theophylline (Euphyllin®), heparine, methicilline, barbituraten (Luminal®, ...), phenytoïne
(Diphantoïne®), sulfadiazine, morfine, tromethamine (Thamacetat®), Na-bicarbonaat.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 0,2 mL (= 10 mg) Dolantine® bij 0,8 mL glucose 10 % (= 1/5
dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
Arch Dis Child 1987; 62: 1179; Clin Pharmacol Ther 1992; 52: 342;
Pediatrics 1994; 93: 379; Acta Paediatr 1997; 86: 323.
editie
1/07/2014
155
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
PHENOBARBITAL-NATRIUM
DC
Luminal® Injektionslösung
° 1 mL amp. à 219 mg/mL natrium-phenobarbital bevat 200 mg phenobarbital (IM, IV)
(Duitse firma DESITIN ARZNEIMITTEL GMBH ;www.desitin.de);
° compr. 100 mg (Gardenal®) (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
° 1ste lijnsanticonvulsivum voor de neonatus (duur ≥ 3 min of frequentie ≥ 3/uur);
° narcotisch abstinentiesyndroom;
° preventie van ICH (controversieel);
° adjuvans bij icterus (o.a. Dubin-Johnson syndroom, Crigler-Najjar type II).
dosis
anticonvulsief: lading: 20 mg/kg IV traag over 10 -15 min; ev. bij afwezigheid van lever- en
nierdysfunctie te herhalen na difenylhydantoïne tot max. 40 mg/kg (‘success rate’ ± 70 %);
onderhoud: 4 - 6 mg/kg/d in 1 of 2 doses IV/IM of PO (12 - 24 u na lading); abstinentie:
lading 20 mg/kg, nadien 5 mg/kg/dag verdeeld over 3 - 4 doses (gastro-intestinale
symptomen blijven);
hyperbilirubinemie: 5 mg/kg/dag verdeeld over 1 - 2 doses.
toedieningsweg
traag IV over 15 minuten, IM, PO, PR.
therapeutische serumspiegel (facultatief) 15 - 40 mcg/mL (streefgetal 20 - 30 mcg/mL):
afnametijdstip is willekeurig gezien lang halfleven (NB. 1 mcg/mL = 4,42 µmol/L).
monitoring
farmacologie
levermetabolisatie en partiële renale excretie; halfwaardetijd is verhoogd tot 100 u
gedurende de eerste 2 levensweken en bij leverlijden; bij chronisch gebruik zal ook door
enzyminductie de halfleeftijd halveren; vrije radicaal ‘scavenger’.
bijwerking
(niet-dosisgebonden) paradoxale excitatie, ataxie, rash, sedatie bij spiegel > 40 mcg/mL;
ademhalingsdepressie en relatieve bradycardie (< 100/minuut) bij spiegel > 60 mcg/mL.
tegenaanwijzing
toxiciteit
ademhalingsdepressie, hyperactiviteit, ataxie.
bijzondere
voorzorg
° hoge osmolariteit;
° aangebroken ampul in oplossing houdbaar gedurende 5 uur (info firma DESITIN
ARZNEIMITTEL GMBH dd.10-11-2004)
incompatibiliteit
morphine, vancomycine (Vancocin®), difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B
(Fungizone®), glucagon (Glucagen® Hypokit).
specifieke
bereiding
° voor IV toediening: Natrium-phenobarbital® kan onverdund gebruikt worden bij de
neonatus:
concentratie = 200 mg phenobarbital per mL (PAS OP recent gewijzigd!);
° verdunning is zo gewenst mogelijk met glucose 5% of NaCl 0,9%: voeg 9 mL glucose 5%
bij 1 mL ampul Natrium-phenobarbital à 200 mg phenobarbital (1/10 dilutie):
eindconcentratie bedraagt 20 mg phenobarbital per milliliter.
STANDAARDEN (PHENOBARBITALUM) = 2,5 - 5 - 10 MG
referentie
editie
Pediatrics 1989; 83: 674; Arch Dis Child (F/N)1995; 72: 97; Ned Tijdschr Geneeskd 1996;
140: 1557; Pediatrics 1996; 98: 582; Clin Perinatol 1997; 24: 735; Arch Dis Child 1998; 78:
F70; Pediatrics 2002; 109, 772; Arch Dis Child 2002; 86: F165.
1/07/2014
156
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PIPERACILLINE
Pipcil®
poederflacon à 2.000 mg (IV, IM, infusie);
NB: ook beschikbaar als 4.000 mg flacon (IV, IM, infusie).
indicatie
behandeling van infecties (sepsis/meningitis/peritonitis) veroorzaakt door Pseudomonas
aeruginosa en vele andere gevoelige gram-negatieve kiemen zoals Klebsiella, Serratia, E.
Coli, Enterobacter, Citrobacter, Proteus.
dosis
individuele dosis: 50 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM te herhalen na een
tijdsinterval afhankelijk van PCL/PNL:
° PCL <= 29 w: PNL 0 - 28 d: om de 12 u; PNL > 28 d: om de 8 u;
° PCL 30 - 36 w: PNL 0 - 14 d: om de 12 u; PNL > 14 d: om de 8 u;
° PCL 37 - 44 w: PNL 0 - 7 d: om de 12 u; PNL > 7 d: om de 8 u;
° PCL >= 45 w: om de 6 uur.
toedieningsweg
IV over 30 minuten of IM.
gewenste piekspiegel: ± 150 mcg/mL; dalspiegel: 15 - 50 mcg/mL; observeer voor
extravasatie.
monitoring
farmacologie
semi-synthetisch breedspectrumpenicilline: piperazinederivaat van ampicilline; inhibitie van
bacteriële celwandsynthese; eliminatie zonder metabolisatie langs urine en gal; niet βlactamase resistent; synergistische werking met aminoglycosiden; goede CSV penetratie;
weinig invloed op plaatjesfunctie.
bijwerking
hyperbilirubinemie, leucopenie/neutropenie/eosinofilie, venenirritatie/flebitis (R/ Hyalase®),
uitzonderlijk anafylactische reactie, convulsies/myoclonieën, koorts, hypokaliëmie, lever- en
nierfunctiestoornissen.
tegenaanwijzing
allergie voor penicillines/cefalosporinen.
toxiciteit
hepato- en nefrotoxisch; neuromusculaire excitatie tot convulsies.
bijzondere
voorzorg
° bevat 1,96 mEq Na+/gram [= minder dan bv. carbenicilline (4,7) of ticarcilline (5,1 mEq/g)];
° niet verdunnen in Ringer-lactaatoplossing;
° oplossing is 24 u. houdbaar bij kamertemperatuur en 7 dagen in koelkast.
incompatibiliteit
fluconazole (Diflucan®), natriumbicarbonaat, aminoglycosiden (bv. Geomycine®,
Netromycine®, Amukin®, Obracin®, ...): toedienen met 1 uur interval tov piperacilline.
specifieke
bereiding
voor IV toediening bereiding in 2 stappen:
stap 1: los 2 gram (= 2.000 mg) flacon Pipcil® op in 10 mL aqua pro inj. (volume = 11,6
mL à ± 172 mg/mL);
stap 2: voeg 2 mL (= ± 345 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 5 mL glucose 5 %:
eindconcentratie = 50 mg/mL.
referentie
Pediatr Inf Dis J 1992; 11: 365.
editie
1/07/2014
157
update
26/07/2005
merknaam
afleveringsvorm
PLAATJES
1 eenheid = ± 55.109 gedeleukocyteerde ‘single donor’ plaatjes in ± 40 - 60 mL plasma
(variabel volume); indien de plasma-’load’ te belangrijk is kan aan het
bloedtransfusiecentrum (BTC) gevraagd worden de helft van het supernatans te
verwijderen juist vòòr gebruik (zg. supergeconcentreerde plaatjes).
indicatie
= sterk afhankelijk van etiologie:
° trombocytopenie (< 50.000/mm3) met bloeding;
° trombocytopenie (< 30.000/mm3) zonder bloeding;
zo plaatjes niet stijgen met 75 - 100.000/mm3: denk aan oude (> 3d) eenheid, DIC,
maternale ITP, iso-immuun trombocytopenie, splenomegalie, ... .
dosis
10 - 15 mL/kg van plaatjesconcentraat à 10 mL/kg/uur of volgens vochttolerantie.
toedieningsweg
IV, niet IA ! (bloedfilter gebruiken).
telling plaatjes (na 1 uur en) na 24 uur.
monitoring
farmacologie
plaatjesconcentraten (in beweging) worden in BTC maximaal 5 dagen bewaard bij
kamertemperatuur (20 - 24 °C); in vivo halfwaardetijd = 1 - 2 dagen (tenzij anti-plaatjes Al).
bijwerking
bacteriële contaminatie mogelijk (cfr. bewaring bij kamert°).
tegenaanwijzing
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° nooit in koelkast plaatsen;
° zoveel mogelijk in beweging houden (ideaal = ‘shaker’);
° controleer naam van patiënt op plaatjeseenheid (compatibiliteitscontrole!)
° optrekken in 50 mL spuit via bloedfilter (170 µm) en zo kort mogelijk bij patiënt toedienen.
incompatibiliteit
donorplaatjes moeten (best) compatiebel zijn voor Rh-D en ABO! (vnl. bij Rh negatieve
meisjes!); bij tekort aan Rh-negatieve donorplaatjes kan aan een D-negatieve acceptor toch D +
plaatjes toegediend worden onder Rhogam profylaxie (60 microgram of 0,2 mL IM onmiddellijk na de
plaatjestransfusie); steeds afzonderlijk toedienen.
specifieke
bereiding
> 90 % van de gevallen van neonatale allo-immuun trombocytopenie houden verband met
maternale anti-HPA-1a (vroeger PLA1) of anti-HPA-5a allo-antilichamen: zorg voor een
EDTA-bloedstaal van beide ouders; Ag-negatieve specifieke plaatjes van Ag-negatieve
donoren zijn verkrijgbaar in de bloedbank (procedure neemt ongeveer 4 tot 6 uur in
beslag); bij urgentie kunnen gewassen moederlijke plaatjes aan de neonatus met alloimmuun trombocytopenie toegediend worden.
referentie
AJDC 1991; 145: 904; Clin Perinatol 1994; 21: 591; Arch Dis Child (F/N Ed.)1995; 72: 71;
Transfusion 2004; 44: 747 (Rhogam en D + plaatjes!).
editie
1/07/2014
158
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PLASMA, VERS BEVROREN = FFP-SD
plastiek zak met 200 mL ingevroren (- 30 °C) SD (solvens-detergens)-behandeld plasma
(zak van 200 mL bevat 9 à 12 g plasmaproteïnen, verkregen uit plasma van bloedgroep A,
B, AB of O) (bereiding volgens ‘Octapharma’ technologie).
indicatie
° actieve bloeding (onmiddellijke vervanging van stollingsfactoren);
° “zieke” VLBW-baby (< 1500 g) met PT of aPTT > 2 maal normaalwaarde;
° verbruikscoagulopathie (DIC);
° stollingsfactordeficiëntie waarvoor geen specif. concentraat beschikbaar (bv. F V - F XI);
° wisseltransfusie.
dosis
10 mL/kg bloedgroepcompatiebel FFP-SD IV, zonodig herhalen om de 8 - 12 uur.
toedieningsweg
traag IV over 30 - 60 minuten.
monitoring
farmacologie
10 mL/kg doet de spiegel van de meeste stollingsfactoren stijgen met 15 - 20 %; normale
waarde protrombinetijd PT (seconden) gedurende de eerste levensweek bij 28 - 31 weken
= 10 - 16 en bij 35 - 41 weken = 12 - 14 sec. ; normale waarde aPTT (seconden) bij 28 - 31
weken = 27 - 80 en bij 35 - 41 weken = 38 - 48 sec.
bijwerking
volumeoverlast; enkel virusgeïnactiveerde preparaten waarvoor volgende testen negatief
zijn worden vrijgegegeven: HBsAg, anti-HIV1/HIV2 en anti-HCV; alleen plasmadonaties met
‘transaminasen’ < 2 x de normale waarde worden weerhouden.
tegenaanwijzing
‘opvulling’ van circulerend volume zonder stollingsstoornissen, hartdecompensatie, IgAdeficiëntie, allergie voor plasmaproteïnen.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° toepassing van FFD S.D. veronderstelt ABO bloedgroepcompatibiliteit;
° geen kruisproef nodig; filter niet noodzakelijk;
° ten laatste 6 uur na ontdooiing gebruiken (bij onvermijdbaar tijdelijk uitstel liefst in
koelkast behouden).
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen; calciumhoudende oplossingen mogen niet
worden toegediend via dezelfde intraveneuse lijn.
specifieke
bereiding
onmiddellijk na ontdooiing (waterbad van 35° C gedurende ongeveer 25 minuten) IV
toedienen via een perfusieset met (facultatieve) filter (t° van waterbad mag nooit hoger zijn
dan 37° C ! niet schudden): meest ‘elegant’ en veiligst wordt de ontdooingsprocedure
uitgevoerd in de bloedbank.
referentie
CAF Rode Kruis; BMJ 1993; 307: 395; Lancet 1996; 348: 229; Eur J Pediatr 1998; 157:
1032;
(zie ook http://www.redcross.org/plasma)
editie
1/07/2014
159
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
PRIMIDON
Mysoline®
compr. 250 mg (PO): magistrale bereiding.
Beschikbaar in België tot eind 2005!
° refractaire neonatale convulsies;
° methylxanthine-resistente prematuriteitsapnoe (experimenteel).
dosis
° convulsies: lading: 15 - 25 mg/kg PO; onderhoud: 10 - 20 mg/kg/dag verdeeld over 2
doses PO;
° apnoe: 5 - 10 mg/kg/dag in 2 doses PO.
toedieningsweg
monitoring
PO.
therapeutische serumspiegel 6 - 12 mcg/mL (vòòr volgende dosis bepalen, facultatief).
farmacologie
enterale absorptie 60 - 80 %; serum halfwaardetijd = 10 - 12 uur; primidone wordt
gemetaboliseerd tot o.a. phenobarbital en phenethylmalonamide (PEMA), die beide ook
een anticonvulsieve activiteit vertonen.
bijwerking
slaperigheid, hypotensie, rash, leucopenie.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° phenobarbitalspiegel neemt toe bij simultaan gebruik;
° dervingsverschijnselen bij plots staken: geleidelijke afbouw nodig.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
J Pediatr 1984; 105: 651; Am J Dis Child 1993; 147: 183 (apnoe) ; Arch Pediatr Adolesc
Med 1994; 148: 332 (apnoe); Ned Tidschr voor Geneesk 2003; 147: 2325.
1/07/2014
160
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PROCAINAMIDE
Pronestyl®
° compr. 250 mg (PO);
° 10 mL flacon à 100 mg/mL (IV).
indicatie
acuut anti-aritmicum (IV) of chronische profylaxie (PO) bij bv. paroxysmale
supraventriculaire tachycardie (PSVT), atriale fibrillatie of ventrikeltachycardie (breed QRScomplex tachycardie).
dosis
° IV: 1,5 - 2 mg/kg traag IV over 10 - 30 minuten; herhaal zonodig tot maximale totale
ladingsdosis van 10 - 15 mg/kg; nadien continu IV infusie à 20 - 60 microgram/kg/minuut.
° PO: 1,5 - 3,5 mg/kg/dosis om de 4 - 6 uur.
toedieningsweg
monitoring
PO, IV, continu infusie.
therapeutische serumspiegel = 4 - 10 mcg/mL; ECG en bloeddruk; perifeer
bloedbeeldonderzoek bij chronisch gebruik.
farmacologie
procaïnamide-hydrochloride = derivaat van procaïne = anti-aritmicum klasse 1A; vlotte
intestinale absorptie; beperkte plasma-eiwitbinding: 15 -25 %; partiële (afhankelijk van
genetisch bepaalde acetylatiesnelheid) omzetting in de lever tot N-acetylprocaïnamide, dat
zelf ook anti-aritmische eigenschappen heeft.
bijwerking
hypotensie, rash, braken, “lupus-like” syndroom (ANF +), positieve Coombs-test,
trombocytopenie/neutroponie/agranulocytose, aritmie (o.a. ‘torsades de pointes’), koorts,
drug-hepatitis.
tegenaanwijzing
myasthenie, hartblok gr. II en III, digitalisintoxicatie, ernstige lever- of nierdysfunctie.
toxiciteit
bij snelle IV toediening: asystolie, ventrikelfibrillatie, shock (R/ phenylephrine IV); QT
verlenging met > 35 % = dreigende overdosis.
bijzondere
voorzorg
° bestaande hypokaliëmie vooraf corrigeren;
° trimethoprim (Wellcoprim® ), cimetidine (Tagamet®) en amiodarone (Cordarone®) kunnen
plasmaspiegel van procaïnamide verhogen.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Clin Pharmacol Ther 1982; 32: 607;
DICP 1991; 25: 68.
1/07/2014
161
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
PROPRANOLOL
DC
Inderal®
° compr. 10 mg (PO) voor magistrale bereiding;
° 1 mL ampul à 1 mg/mL (IV) (AstraZeneca)
indicatie
° (hoog renine) hypertensie;
° outflowobstructie (‘cyanotic spells’);
° tachy-aritmie (PSVT);
° “long QTc”-syndroom;
° neonatale thyreotoxicose (1 - 2 % van neonati van moeder met Graves’ ziekte).
dosis
° PO (anti-aritmisch, anti-hypertensief): 0,25 mg/kg/dosis om de 6 - 8 uur, zonodig
opklimmend tot maximaal 2 mg/kg/dosis om de 6 uur;
° IV als anti-aritmicum: start met 10 microgram/kg/dosis traag IV over minstens 10
minuten om de 6 uur (max. 0,2 mg/kg/dosis om de 6 uur);
° ‘cyanotic spells’’: 0,1 - 0,25 mg/kg/dosis traag (> 10’ !) IV, herhaal zonodig na 15
minuten;
° thyreotoxicose: 0,5 mg/kg/dosis PO 4 maal per dag (naast zonodig lugol, propylthiouracil).
toedieningsweg
PO, traag IV over minstens 10 minuten.
ECG tijdens IV therapie, bloeddruk, glycemie; therapeutische serumspiegel (facultatief) =
30 - 100 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 3,86 µmol/L).
monitoring
farmacologie
niet-selectieve beta-blokker; verlengde halfwaardetijd bij leverdysfunctie; anti-aritmicum
klasse II; belangrijk ‘first-pass’ effect met tot 75 % hepatische extractie bij initiële passage
na intestinale absorptie: vandaar belangrijk verschil tussen orale en intraveneuse
dosering; dit geldt voor bijna alle beta-blokkers.
bijwerking
vnl. bij IV toediening: bradycardie (R/ atropine als antidoot) en bronchospasme,
hypoglycemie, hypotensie, vochtretentie.
tegenaanwijzing
obstructief longlijden/BPD, verminderde myocardfunctie, hartblok, ernstig lever- of
nierlijden.
toxiciteit
hartblok; IV toediening kan leiden tot ernstige bradycardie en cardiovasculaire collaps:
ventriculaire pacing moet onmiddellijk beschikbaar en toepasbaar zijn.
bijzondere
voorzorg
° niet plots stoppen: abstinentiesyndroom (prikkelbaar, tachycardie, hypertensie,
transpiratie);
° altijd samen met diuretica toedienen bij gebruik als chronisch antihypertensivum.
incompatibiliteit
niet simultaan met verapamil (Isoptine®) gebruiken.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg bij een 1 mL ampul (= 1 mg) Inderal® 9 mL glucose 5 % (= 1/10
dilutie):
eindconcentratie = 0,1 mg/mL of 100 microgram/mL.
referentie
J Pediatr 1992; 121: 472; Clin Perinatol 1992; 19: 121;
J Pediatr 1996; 128: 264;
Pediatrics 1998; 101: 13.
editie
1/07/2014
162
update
11/05/2005
PROPYLTHIOURACIL
Propylthiouracile®
merknaam
afleveringsvorm
compr. 50 mg (PO).
indicatie
neonatale thyreotoxicose (in overleg met kinderarts-endocrinoloog).
dosis
5 - 20 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses PO; bij fulminante hyperthyreoïdie is ook
behandeling met Lugol-oplossing en beta-blokker (bv. Inderal®) noodzakelijk.
toedieningsweg
PO.
thyreoïdfunctie, hemogram.
monitoring
farmacologie
synthetisch thyreostaticum; remming van de organificatie van jodide en koppeling van
joodtyrosinen tot schildklierhormoon; maximale werking na 2 - 3 uur.
bijwerking
GI-intolerantie, agranulocytose, transiënte neutropenie, koorts, myositis, rash,
leverdysfunctie, schildklierhypertrofie.
tegenaanwijzing
(kruis)allergie tegen thyreostatica; antecedenten van agranulocytose.
toxiciteit
TSH-gemedieerde schildklierhypertrofie, hypothyreoïdie.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Am J Dis Child 1987; 141: 1084.
1/07/2014
163
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
PROSTACYCLINE = EPOPROSTENOL
DC
Flolan®
flacon 500 mcg (= 500.000 nanogram) + solvens 50 mL (IV) (= 10.000 nanogram/mL na
reconstitutie).
UZG (09.07.2003): STEEDS VERKRIJGBAAR IN DE CENTRALE SPOEDKAST VAN DE
APOTHEEK OP -1K12
indicatie
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (na overleg);
° after-load reductie (na volumerepletie).
dosis
° IV: 5 - 30 nanogram/kg/min in continu IV infuus (= 0,06 - 0,36 mL/kg/uur van 1/2 dilutie:
zie onderaan); geleidelijk op te drijven; maximale dosis = 100 nanogram/kg/min.
° inhalatie: 20 nanogram/kg/minuut via SPAG-2 aërosol generator = experimenteel cfr.
referenties.
toedieningsweg
monitoring
continu IV infusie of via arteria umbilicalis catheter of per inhalatie.
invasieve bloeddrukmeting, EKG.
farmacologie
natuurlijk prostaglandine (PGI2); plaatjesaggregatie inhibitor; krachtige vasodilator; zeer
kort halfleven: 2 - 3 minuten; een stabiel oraal actief PGI2-analoog (beraprost-Na+:
Procyclin®) is actueel ter studie (ook bij kinderen) met o.a. pulmonale hypertensie als
indicatie (cfr. Am J Cardiol 1997; 80: 662; J Cardiol 1997; 29: 217).
bijwerking
bradycardie/tachycardie, hypotensie, flushing, hyperglycemie, GI-intolerantie (braken,
diarree), verlenging bloedingstijd (bij doses > 20 ng/kg/min).
tegenaanwijzing
toxiciteit
hypotensie (R/ vnl. volume expansie én dosisaanpassing, naast dopamine).
bijzondere
voorzorg
° lichtprotectie;
° bewaren in koelkast maximaal 48 uur;
° geleidelijke dosisvermindering.
incompatibiliteit
niet verdunnen in glucose-oplossingen !
specifieke
bereiding
bereiding in 3 stappen:
stap 1: trek 10 mL solvens op in een spuit en injecteer in het poederflacon Flolan® ;
stap 2: spuit de volledig opgeloste Flolan® (= 500 mcg) bij de resterende 40 mL solvens;
stap 3: voeg de 50 mL hersamengestelde oplossing (via bijgeleverde filter) bij 50 mL NaCl
0,9 % (= 1/2 dilutie):
eindconcentratie = 5 microgram/mL of 5.000 nanogram/mL.
NB1: verdere dilutie mag zonodig tot maximaal een 1/6 verhouding !
NB2: alternatief = “wisselende “ dilutie + “vaste” infusiesnelheid: zie tabel B Farn*nic-Babyotic.
referentie
editie
J Pediatr 1985; 107: 951; Eur J Pediatr 1992; 151: 233; Arch Dis Child (F/N) 1994; 71: 214
(inhalatie); Anesthesiology 1995; 82: 1512 en 1996; 84: 242 (inhalatie); Am J Cardiol 1996;
77: 532; Pediatr Cardiol 1997; 18: 3.
1/07/2014
164
update
31/12/2013
merknaam
afleveringsvorm
PROSTAGLANDINE E2 = DINOPROSTONE
DC
Prostin® E2
° Prostin® E2 (PGE2 = dinoprostone): 0,75 mL ampul à 1.000 microgram/mL (IV, IA)
(veel goedkoper dan PGE1 voor zelfde efficiëntie: zie onderaan).
° Andere formule = Prostin® VR (PGE1 = alprostadil): 1 mL amp. à 500 microgram/mL.
NB: BIJ TRANSPORT ENKEL TER PLAATSE OPLOSSEN AUB!
indicatie
° tijdelijke palliatieve dilatatie van ductus Botalli bij kinderen met ductus-dependent
hartgebrek: pulmonaal of tricuspied atresie, Fallot, aortabooginterruptie/coarctatio,
transpositie van de grote vaten, etc ... ;
° GBS-geassocieerde persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN)
(controversieel).
dosis
° initieel: 0,025 - 0,1 microgram/kg/min (= 1,5 - 6 mcg/kg/uur of 0,15 - 0,6 mL/kg/uur van
1/50 dilutie) in continu IV infuus; titreer volgens antwoord;
° onderhoud: zo veel als mogelijk afbouwen tot 0,02 microgram/kg/min (= 20
nanogram/kg/min = 0,12 mL/kg/uur van 1/50 dilutie) of lager volgens respons.
toedieningsweg
monitoring
continu IV infusie (of intra-arteriële infusie via arteria umbilicalis catheter).
cardiorespiratoir, oxygenatie, temperatuur.
farmacologie
arteriolaire vasodilatatie, inhibitie van plaatjesaggregatie, stimulatie van GI-musculatuur;
max. effect na 30 minuten bij CHG van cyanogeen type, soms meerdere uren bij
acyanogeen hartgebrek; snelle metabolisatie.
bijwerking
apnoe, koorts, flushing, bradycardie; zelden stuipen, hypotensie, tachycardie, diarree,
DIC, sepsis, bloeding, hypoglycemie, hypocalcemie, hypokaliëmie, bronchospasme; bij
langdurige toediening (> 5 dagen): pylorus/antrale hypertrofie en later (pijnlijke) corticale
hyperostose voornamelijk ter hoogte van handen en voeten.
tegenaanwijzing
toxiciteit
zie bijwerkingen.
bijzondere
voorzorg
° mag zonodig ook opgelost worden in NaCl 0,9 %: verdunning is 24 uur houdbaar;
° ongebruikt ampul in koelkast bewaren;
° belangrijkste bijwerking = apnoe: altijd intubatie en beademing in ‘stand-by’.
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen; mag “zo absoluut noodzakelijk” terminaal
toegediend worden in een IV-lijn met dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®),
heparine, midazolam (Dormicum®), morphine, ranitidine (Zantac®).
specifieke
bereiding
voeg 0,50 mL van een Prostin® E2 ampul (= (= 2/3de of 500 microgram) bij 49,50 mL
glucose 5 % (= 1/50 dilutie):
eindconcentratie = 0,01 mg/mL of 10 microgram/mL.
NB2: Prostin® E2 (PGE2 = dinoprostone) (0,75 mL ampul à 1mg/mL) wordt ook in de verloskunde
gebruikt voor o.a. (pre)inductie van arbeid: PGE2 is bij identieke dosis even efficient om de ductus
open te houden als PGE1 en is 8 maal goedkoper! (NB. PGE2 is onstabiel in oplossing en moet
daarom altijd afzonderlijk toegediend worden)
referentie
editie
Arch Dis Child 1985; 60: 1025; Eur J Pediatr 1987; 146: 279;
AJDC 1989; 143: 343; N Engl J Med 1992; 327: 505; Neonat Pharmacol Q 1992; 1: 13;
Cardiology of the Young 1995; 5: 202.
1/07/2014
165
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PROTAMINE
DC
Protamine 1.000®, Protamine Sulfate®
° Protamine 1.000® (= protaminehydrochloride Roche): 5 mL flacon à 1.000 E/mL (IV);
° Protamine Sulfate® (= protaminesulfaat Leo): 5 mL flacon à 10 mg/mL;
NB: 1.000 E = 10 mg.
indicatie
heparine-antagonist.
dosis
1 mg protaminesulfaat per 100 E heparine gegeven over de laatste 4 uur traag IV over 5
minuten.
toedieningsweg
traag IV, (IM).
vitale tekens, stolling, bloeddruk.
monitoring
farmacologie
10 mg of 1.000 E protamine neutraliseert 1.000 E heparine;
snelle werking na IV gebruik (5 minuten); werkingsduur ongeveer 2 uur (werkingsduur van
heparine is langer: een tweede IV inspuiting protamine zal vaak nodig zijn).
bijwerking
hypotensie, bradycardie, dyspnoe, flushing.
tegenaanwijzing
toxiciteit
paradox: overmatige dosering kan bloedingen veroorzaken !
bijzondere
voorzorg
° koel bewaren;
° aangebroken ampul is niet houdbaar.
incompatibiliteit
amoxicilline (Clamoxyl®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), benzylpenicilline, cefotaxime
(Claforan®), cefuroxime (Zinacef®), ceftazidime (Glazidim®), flucloxacilline (Floxapen®).
specifieke
bereiding
kan onverdund gebruikt worden bij de pasgeborene:
concentratie = 10 mg/mL of 1.000 E/mL.
referentie
J Reprod Med 1994; 39: 655.
editie
1/07/2014
166
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
PYRIDOXINE = VITAMINE B6
DC
Pyridoxine®
° compr. 250 mg (PO);
° 180 mL siroop à 10 mg/mL (PO);
° 2 mL ampul à 50 mg/mL (IM, IV).
indicatie
° diagnose, behandeling van pyridoxine-dependente stuipen (PDS);
° profylaxie bij INH, penicillamine-therapie;
° stofwisselingsziekten (o.a. hyperoxalurie type I, homocystinurie);
° sideroblastische anemie (SA).
dosis
° PDS: initiële ‘diagnostische’ dosis: 100 mg IV of IM (liefst onder EEG monitoring
gedurende minstens 15 minuten); onderhoudsdosis: 10 - 15 mg/kg/dag PO;
° profylaxie: 10 mg/dag PO in 1 dosis (> 1 jaar: 20 mg/dag);
° Sideroblastische anemie: 50 - 200 mg/dag PO.
toedieningsweg
monitoring
IV, IM, PO.
EEG monitoring tijdens diagnostische dosis.
farmacologie
farmacologische dosis pyridoxine (vitamine B6) corrigeert GABA-deficiëntie (gammaaminoboterzuur).
bijwerking
risico op diepe sedatie en uitgesproken transiënte hypotonie met apnoe (cave:
ademhalingsondersteuning kan nodig zijn!).
tegenaanwijzing
toxiciteit
neurotoxisch bij hoge dosering: perifere neuropathie, encefalopathie.
bijzondere
voorzorg
° lichtprotectie;
° aangebroken ampul is niet houdbaar.
incompatibiliteit
alkalische oplossingen.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1992; 90: 221; Dev Med Child Neurol 1997; 39: 63; Dev Med Child Neurol 2001;
43: 416; J Paediatr Child Health 2001; 37: 592.
1/07/2014
167
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
PYRIMETHAMINE
Daraprim®
compr. à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding (zie onderaan).
indicatie
postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose in combinatie met een sulfonamide
(bv. sulfadiazine).
dosis
ladingsdosis: 2 mg/kg/dag PO verdeeld over 4 doses gedurende 2 dagen; nadien
onderhoudsdosis: 1 mg/kg/dag driemaal per week gedurende 1 jaar.
toedieningsweg
PO.
perifeer bloedbeeldonderzoek en plaatjes 2 x/week.
monitoring
farmacologie
di-aminopyrimidine; selectief foliumzuur-antagonist voor plasmodium
dihydrofolaatreductase; hoge eiwitbinding; vnL. renale excretie; serum halfwaardetijd: 4
dagen bij pasgeborene en ongeveer 60 uur bij zuigeling.
bijwerking
dosisgebonden beenmergdepressie: leukopenie, megaloblastaire anemie, trombocytopenie
(R/ folinezuur), glossitis, convulsies, rash, braken, fotosensitiviteit, hyperfenylalaninemie,
shock.
tegenaanwijzing
gb.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° altijd folinezuur-supplement (5 mg tweemaal per week; ev. 10 mg tweemaal per week zo
persisterende beenmergdepressie) toedienen (zie aldaar);
° dosis verlagen bij leverdysfunctie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
voorbeeld voor magistrale bereiding (naar Remington & Klein Ed. 4 1995):
R/ 25 mL orale suspensie in 2 % suikeroplossing à 2 mg pyrimethamine/mL
S/ onderhoudsbehandeling = 0,5 mL/kg/dag in 1 dosis PO.
referentie
editie
Clin Infect Dis 1994; 18: 38; Pediatrics 1995; 95: 11.
1/07/2014
168
update
13/07/2006
merknaam
afleveringsvorm
RANITIDINE
DC (indien IV)
Zantac®, RanitidineG
° compr. à 150 mg (PO);
° 280 mL siroop à 15 mg/mL (PO) (Zantac® siroop);
° 2 mL ampul à 25 mg/mL (IV, IM, mag ook voor PO gebruikt worden).
indicatie
° preventie/behandeling van stressulcera/GI-bloeding;
° gastro-oesofagale reflux (GER).
dosis
° PO: 1 - 2 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur (IV ampul kan gebruikt worden voor PO);
° IM: 1 - 2 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses.
° IV: 0,2 - 0,8 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV (= 0,2 - 0,8 mL/kg/dosis van 1/25 dilutie)
° continu IV infuus: 0,05 mg/kg/uur (= 0,05 mL/kg/uur van 1/25 dilutie);
(NB. maximale dosis = 5 mg/kg/dag (IV of PO).
toedieningsweg
monitoring
PO, IM, traag IV, continu IV infuus.
ev. maag pH.
farmacologie
histamine H2-receptor antagonist; orale biologische beschikbaarheid = ± 50 %.
bijwerking
constipatie/diarree, sedatie, tachycardie/hypotensie bij snelle IV injectie, trombocytopenie
(?)
tegenaanwijzing
hartritmestoornissen (AV-blok).
toxiciteit
° bradycardie, AV-blok, hartstilstand (volw.);
° dosis aanpassen bij nierdysfunctie.
bijzondere
voorzorg
° mag ook verdund worden met NaCl 0,9 %;
° oplossing 12 uur houdbaar bij kamert° en 24 uur in koelkast;
° mag in terminale co-infusie met IV-lijn waarop adrenaline, atracurium, dobu/dopa, fentanyl, glyceryl
trinitraat, heparine, isoprenaline, morphine, nitroprusside, noradrenaline, TPN en PGE1.
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), midazolam (Dormicum®), barbituraten (Luminal®, ...),
phenytoïne (Diphantoine®), theophylline (Euphyllin®), calciumpreparaten, erythromycine
(Erythrocine®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening intermittent of in continu infuus:
voeg 1 mL (= 25 mg) Zantac® bij 24 mL glucose 5 % (= 1/25 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Semin Perinatol 1992; 16: 21;
Arch Dis Child 1993; 68: 602; Eur J Pediatr 1993; 152: 933;
Eur J Pediatr 1994; 153: 781; Crit Care Med 1997; 25: 346.
editie
1/07/2014
169
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
RIFAMPICINE
Rifadine®
° poederflacon à 600 mg + 10 mL solvens (= pyrogeenvrij water met polysorbaat 81)(IV);
° magistrale siroop à 20 mg/mL: R/ Rifampicine 1 gram, Polysorbaat 80 0,01gram,
Natriummetabisulfiet 0,05 gram, Excipiens xanthaangom Certa 25 ml, Natriumsaccharinaat 0,005
gram, aqua conservans NF V q.s. ad 50 mL ( cfr. www.bcfi.be: 2002) (NB.
Rifampicine
bestaat
in
België
niet
als
specialiteit
onder
vorm
van
siroop).
indicatie
° persisterende coagulase-negatieve (non-aureus) staphylococcen infectie klinisch resistent
aan vancomycine (door slijmproductie bij catheter gerelateerde infecties);
° infecties door Legionella, Brucella;
° synergisme met glycopeptide antibiotica (vancomycine) voor gram-positieve kiemen;
° ventrikelshunt infectie door staphylococcen.
dosis
° IV dosering: de individuele dosis is telkens 10 mg/kg/dosis; het toedieningsinterval
verschilt naargelang de postmenstruele leeftijd (PML) en postnatale leeftijd (PNL):
PML =< 29 weken: om de 24 uren ongeacht de PNL;
PML 30 - 36 weken: PNL 0 - 14 d: om de 24 uren en PNL > 14 d: om de 12 uren;
PML >= 37 weken: PNL 0 - 7 d: om de 12 uren en PNL > 7 d: om de 8 uren.
° PO dosering: 20 mg/kg in één dosis om de 24 u.
toedieningsweg
traag IV over minstens 30 tot 60 minuten of PO (bij voorkeur), zeker niet IM!
transaminasen, serumbilirubine; geen bloedspiegels.
monitoring
farmacologie
chemische naam = 3-(4-methyl-1-piperazinyl-iminomethyl)-rifamycine SV; bactericiede
werking via blokkeren van de DNA-afhankelijke RNA-polymerase bij de bacterie; vooral
eliminatie via de lever; halfwaardetijd wordt niet beïnvloed door nierfunctie; hoge
eiwitbinding (80 %); snelle enterale absorptie; door leverenzyminductie versnelt rifampicine
de afbraak van o.a. orale anticoagulantia, barbituraten, corticosteroïden, digitalis,
benzodiazepinen, fluconazole, nifedipine, phenytoine.
bijwerking
huideruptie, gastro-intestinale symptomen (braken, diarree), (transiënte) “hepatitis”,
(ernstige) trombocytopenie (behandeling onmiddellijk staken en niet hervatten!),
hyperbilirubinemie, dyspnoe, hypotensie/shock, acute hemolytische anemie, rode
verkleuring van urine, sputa en traanvocht; kan flebitis veroorzaken.
tegenaanwijzing
toxiciteit
hepatotoxisch (vnl. in combinatie met isoniazide): rifampicine onmiddellijk stoppen!
bijzondere
voorzorg
opgelost maximaal 6 uur in koelkast bewaren.
incompatibiliteit
° diltiazem, minocycline, geen co-infusie met om het even welke alkalische oplossing;
° niet in co-infusie met Ca/P houdende oplossingen (TPN!);
° er wordt best vermeden andere geneesmiddelen gelijktijdig met het infuus toe te dienen.
specifieke
bereiding
los 1 poederflacon Rifadine®(600 mg) op met bijgeleverde ampul aqua van 10 mL;
schud krachtig en ononderbroken gedurende 30 seconden; zodra het poeder volledig
opgelost is en het schuim verdwenen:
voeg 1 mL (afgerond is dit 60 mg rifampicine) van de bekomen oplossing toe aan 9 mL
glucose 5 % of 10 %:
eindconcentratie van deze 1 op 10 dilutie = 6 mg per milliliter.
referentie
Clin. Pharmacokinet. 1990; 19(4): 306; Acta Paediatr 2002;91(6):670; Neonatal Formulary
4; BMJ 2003.
editie
1/07/2014
170
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
SALBUTAMOL
Ventolin®
Ventolin® Lokaal:10 mL oplossing voor verstuiver à 0,5 % (= 5 mg/mL als base) (per
inhalatie);
Ventolin® Inspuitbaar: 1 mL ampul à 500 microgram/mL (IV perfusie).
indicatie
° vroeg stadium van BPD: verbetering van longcompliance en luchtwegenweerstand (vaak
in combinatie met methylxanthinen en/of diuretica PO);
° chronisch BPD-stadium: niet systematisch, alleen tijdens acute exacerbaties of toename
van ‘wheezing’ tijdens bovenste luchtwegeninfecties;
° snelle correctie vanernstige hyperkaliëmie (>= 7,5 mEq/L).
dosis
° inhalatie: 0,1 mL/kg/dosis te verdunnen in 1 of max. 2 mL NaCl 0,9 %; verstuiving (flow 8
L/min) te herhalen 4 tot max. 6 maal per dag;
° intraveneus (correctie acute hyper-K+): 4 microgram/kg/dosis (= 0,8 mL/kg van 1/100
dilutie) per IV perfusie over 5 - 10 minuten; zonodig eenmalig te herhalen na een interval
van minstens 2 uur.
toedieningsweg
per inhalatie, traag IV.
hartfrequentie.
monitoring
farmacologie
selectieve beta2-agonist: bronchusverwijder met beperkte cardiale effecten; 11 % absorptie
in de longen; bij parenterale toediening wordt cyclisch AMP productie gestimuleerd door
binding met hepatische en musculaire adrenerge receptoren: hierdoor wordt opname van
kalium intracellulair bevorderd met daling van plasma-K+ als gevolg: IV salbutamol is een
meer efficiënte en snelwerkende methode ter correctie van (vnl.) anurische hyperkaliëmie.
bijwerking
tachycardie, overprikkelbaarheid, tremoren, hypertensie, soms desaturatie door toename
van ventilatie/perfusie ‘mismatch’, hyperglycemie
tegenaanwijzing
tachycardie (> 180/’), hyperthyreoïdie, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie.
toxiciteit
tachy-aritmie, agitatie, tremoren, bloeddrukdaling (zonodig R/ cardioselectieve betablokker).
bijzondere
voorzorg
° IV oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert°;
° mag ook verdund worden met glucose 10 %.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
voor IV perfusie: voeg bij 1 mL (= 500 mcg) Ventolin® Inspuitbaar 99 mL glucose 5% (=
1/100 dilutie):
eindconcentratie = 5 microgram/mL.
referentie
Clin Perinatol 1992; 19: 649; J Pediatr 1992; 120: 974;
Pediatr Pulmonol 1997; 23: 442; Eur J Ped 1997; 156: 420;
Eur J Pediatr 1998; 157: 75; J Perinat Med 1992; 20: 437.
editie
1/07/2014
171
update
16/07/2009
merknaam
afleveringsvorm
SILDENAFIL-CITRAAT
Revatio®
In België beschikbaar als ‘gecoated’ tabletten van 20 mg:
gelules voor neonati à 1 mg en 2 mg beschikbaar in de voorraadkast (20 gelules van
beide) en in de ziekenhuisapotheek (UZG) als magistrale bereiding uitgaand van Revatio®
(PO).
indicatie
° Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) met oxygenatie-index (OI) ≥ 40
(behandelen tot OI < 20; therapiefalen = geen significante (> 10%) daling van de OI na 36 uur
behandeling) (nog experimenteel!).
Eventueel in associatie met iNO. Exclusief gebruik binnen RCT’s aan te bevelen: enkel als acute
rescue-therapie wanneer zg. “conventionele” behandeling (HF-IPPV, HFOV, surfactant, iNO) faalt;
° Chronische pulmonale hypertensie (= iNO-dependentie) bij congenitale hernia diafragmatica (CHD).
dosis
° 0,5 - 1 mg/kg per 6 uur; dosis ‘traag’ verdubbelen (2 mg/kg/dosis) zo OI niet daalt met >
10%. Stop na 8 doses.
° chronische therapie: 0,3 mg/kg per 12 uur (cfr. iNO-dependentie bij CHD)
° intratracheale instillatie werd met succes toegepast à 0,75 - 1,5 mg/kg/dosis bij een
dierenmodel (PPHN na meconiale aspiratie): PVD-effect na 2’ tot 120 minuten.
toedieningsweg
enteraal via maagsonde of PO; (experimenteel IT-instillatie).
preductale SpO2; bloeddruk; OI per 6 uur (OI = MAP x FiO2/ paO2).
monitoring
farmacologie
fosfodiësterase type 5-inhibitor: reduceert selectief de pulmonale vasculaire weerstand
door stijging van cyclisch GMP (krachtiger dan iNO); potentialiseert respons op iNO en
nitroprusside; verbetering van rechter en linker cardiac output; effect bij orale dosis na 20
minuten tot 6 uur later; Sildenafil wordt hoofdzakelijk (hepatisch) gemetaboliseerd via het
cyt. P450 (CYP) iso-enzym 3A4 (hoofdroute) en 2C9 (nevenroute): remmers van deze isoenzymen kunnen de klaring van sildenafil verminderen.
bijwerking
paradoxale hypoxemie door toename van de intrapulmonale shunting; ischemische optische
neuropathie (met blindheid) beschreven bij volwassenen; priapisme; flushing. Vertraagde
maaglediging en hypotensie bij proefdieren na dosis van 4 mg/kg IM; invloed op hersenfunctie
(volwassene); hersenbloeding bij te snelle toename van dosering (casuïstiek).
(NB. Bij IV toepassing wordt systemische vasodilatatie en hypoxemie vastgesteld).
tegenaanwijzing
ernstige leverfunctiestoornissen.
toxiciteit
hypotensie, apnoe.
bijzondere
voorzorg
° gelules 2 jaar houdbaar;
° lagere dosis gebruiken bij simultane behandeling met CYP3A4-remmers zoals
ketoconazole, erythromycine, cimetidine, ritonavir en andere HIV-remmers.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
Los het poeder van het gewenst aantal gelules van 1 mg en/of 2 mg sildenafil op in 2 mL
aqua pro injectione tot de voorgeschreven enterale dosis zo dicht mogelijk (d.i tot op ±
0.25 mg) wordt benaderd en in elk geval binnen de grenswaarden van de aanbevolen
dosering ligt: goed schudden en toedienen via maagsonde.
referentie
Pediatrics 2006; 117: 1077; Arch Dis Child (F/N ed) 2005; 90: F527; Pediatr Crit Care Med
2004; 5: 184; Pediatrics 2007;119: 215; J Mat-Fet & Neon Med 2006; 19: 579; J Am Coll
Cardiol 2002; 39: 402; Brit J Ophthalmol 2005; 89: 250; Pediatr Cardiol (DOI
10.1007/s00246-009-9460-z) 7-07-2009.
editie
1/07/2014
172
update
15/09/2005
merknaam
afleveringsvorm
SOPP
100 mL flacon (Rode Kruis C.A.F.) à 40 mg proteïne/mL (> 85 % albumine).
PS. Bij indicatiestelling voor gebruik van SOPP wordt in het UZG vanaf 15 september 2005
de voorkeur gegeven aan Alburex 5%-oplossing (zie Albumine, menselijk).
indicatie
° volume-expansie;
° hypoproteïnemie (als alternatief voor albumine 20 %);
° partiële wisseltransfusie aan bv. 20 mL/kg bij ernstige (symptomatische) neonatale
polycythemie (veneus Hct > 75 %)
dosis
shock: 10 - 30 mL/kg IV aan 10 mL/kg/uur (bij acute shock 1ste 10 mL/kg snel IV over bv. 10
minuten).
toedieningsweg
traag IV.
hartfrequentie, bloeddruk, centraal veneuse druk.
monitoring
farmacologie
SOPP = Stabiele Oplossing van PlasmaProteïnen; gepasteuriseerde proteïnefractie
verkregen door koude ethanolfractionering uit grote pool bevroren humaan plasma.
bijwerking
zelden urticaria, koorts, hypotensie, hypersalivatie.
tegenaanwijzing
hartfalen, overvulling.
toxiciteit
HIV, Hepatitis B en C vrij.
bijzondere
voorzorg
° na steriel aanprikken in koelkast bewaren gedurende maximaal 24 uur;
° terminale coïnfusie met glucose/aminozuuroplossing mag (distaal van ev. filter).
incompatibiliteit
niet mengen met andere geneesmiddelen.
specifieke
bereiding
(goedkoper en even efficiënt) alternatief voor acute eerste opvang van ernstige
hypovolemie (perinataal, peroperatoir, trauma, ...) of bij partiële wisseltransfusie = 3 à 4 %
gelatine-oplossing (bv. Gelofusine®, Geloplasma®, Haemaccel®) 10 - 20 mL/kg over 15 30 minuten (niet mengen met bloed of plasma).
referentie
Arch Dis Child 1992; 67: 649;
Eur J Pediatr 1996; 155: 580;
Clin Perinatol 1996; 22: 693.
editie
1/07/2014
173
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
indicatie
SOTALOL
Sotalex®, SotalolG
° compr. 160 mg (PO) voor magistrale bereiding;
° 4 mL ampul à 10 mg/mL (IV).
voorbehouden voor refractaire of levensbedreigende vnl. ventriculaire (en
supraventriculaire) tachy-aritmieën (in overleg met kinderarts-cardioloog).
NB. bij neonatale PSVT is als PO onderhoudstherapie 1te keuze digoxine (of beta-blokker zo WPW
aanwezig), 2de keuze is flecaïnide of sotalol en 3de keuze is amiodarone (cfr. Drug-Saf 1998; 18: 345).
dosis
° PO: 1 mg/kg/dosis om de 12 uur; stapsgewijs opdrijven om de 3 - 5 dagen tot een stabiel
hartritme wordt behouden; maximale perorale dosis: 4 mg/kg/dosis om de 12 u.
° acute IV aritmie-conversie: bv. bij levensbedreigende ventriculaire tachycardie: 0,2 - 1,5
mg/kg/dosis over 5 - 10 minuten, zonodig gevolgd door onderhoudsinfuus van 0,2 - 0,5
mg/kg/uur tot overschakeling naar perorale onderhoudsbehandeling mogelijk wordt.
toedieningsweg
monitoring
PO, traag IV, continu IV infuus.
ECG-bewaking en bloeddrukmonitoring tijdens IV toepassing.
farmacologie
4-(1-hydroxy-2-isopropylamino-ethyl)-methaan-sulfonanilide; racemisch mengsel van d- en
l-sotalol; betablokker (beta1 > beta2); verlengt ook de refractaire periode van de Purkinjevezels: anti-aritmicum klasse III (cfr. Vaughan-Williams indeling); vrijwel volledige
intestinale absorptie; zeer geringe eiwitbinding; ongewijzigde renale excretie; weinig
gegevens neonataal.
bijwerking
pro-aritmogene effecten bij 10 %: sino-atriaal of AV-blok, ‘torsades de pointes’, ventriculaire
ectopische activiteit; dosisafhankelijke QT-verlenging; hypotensie, dyspnoe.
tegenaanwijzing
verlengd QTc-interval (> 450 milliseconde); ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
alleen in ziekenhuismilieu behandeling starten of posologie wijzigen.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
N Engl J Med 1994; 331: 31.
1/07/2014
174
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
SPIRAMYCINE
Rovamycine®
compr. à 1.500.000 IE (= 500 mg) (PO) voor magistrale bereiding: vraag bv. een suikervrije
orale 100 mL suspensie à 25 mg/mL.
indicatie
postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose: bv. telkens 4 tot 6 weken
spiramycine afwisselend met 1 maand sulfadiazine-pyrimethamine-folinezuur-triade
gedurende 1 jaar volgens therapieschema in ‘Remington & Klein’ blz. 226 Editie 4 1995.
dosis
50 mg/kg/dosis (= 150.000 IE/kg/dosis) tweemaal per dag PO.
toedieningsweg
PO.
nvt.
monitoring
farmacologie
macrolide antibioticum met antimicrobieel spectrum vergelijkbaar met erythromycine; actief
tegen Toxoplasma gondii; vnl. galexcretie; slechts 10 % renale excretie; beperkte
eiwitbinding.
bijwerking
zelden braken/diarree, rash.
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor spiramycine.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Infectious Diseases of the Fetus & Newborn Infant. Ed. Remington & Klein; 4th Edition 1995:
223 - 232; Clin Perinatol 1994; 21: 675.
1/07/2014
175
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
SPIRONOLACTONE
Aldactone®, SpironolactoneG
° Aldactone® of SpironolactoneG: tabl. à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding;
° parenteraal alternatief zo perorale toediening van spironolactone (tijdelijk) onmogelijk is:
Soldactone® (= kaliumcanrenoaat = kaliumzout van canrenoïnezuur): ampul à 200 mg
gelyofyliseerd Soldactone® op te lossen met 4 mL aqua pro inj. (IV).
indicatie
° combinatietherapie (*): kaliumsparend diureticum gebruikt in combinatie met ander
diureticum [bv. hydrochlorothiazide (Dichlotride®)] bij behandeling van hartdecompensatie,
hypertensie en bronchopulmonale dysplasie (secundair hyperaldosteronisme);
° monotherapie: matige ascites bij levercirrhose of primair hyperaldosteronisme
(diagnostisch of pre-operatief).
dosis
1 mg/kg/dosis om de 12 uur PO, verdubbel zonodig de dosis bij onvoldoende respons; bij
preterme neonatus met PCL < 30 weken is 1 mg/kg/dag in 1 dosis PO voldoende (cfr.
farmacokinetiek);
NB. combineer bij eerste (*) indicatie altijd met hydrochlorothiazide (Dichlotride®) aan 1 2,5 mg/kg/dosis om de 12 uur PO (gebruik laagste dosis bij preterme neonatus met PCL <
30 weken).
toedieningsweg
Aldactone®: PO; Soldactone®: traag IV.
kaliëmie, ev. K+ in urine.
monitoring
farmacologie
aldosteronantagonist = verminderde kaliumexcretie door competitieve inhibitie op de
werking van het natuurlijke aldosteron ter hoogte van de distale renale tubulus; klinisch
effect pas na 2 - 3 dagen; goede enterale absorptie; belangrijke plasma-eiwitbinding (> 95
%); canrenon en 7 alfa-thiomethylspirolacton (twee gekende metabolieten met lange
plasma halfwaardetijd) staan in voor het belangrijkste deel van het totale
antimineralocorticoïde effect; voornamelijk urinaire excretie, beperkte galexcretie
bijwerking
hyperkaliëmie (verhoogd risico bij simultane toediening van ACE-inhibitor), rash,
braken/diarree, zeldzaam ‘drug’hepatitis, gynecomastie (bij hoge doses en langdurig
gebruik), androgene effecten bij meisjes, carcinogene en/of mutagene effecten niet met
zekerheid uitgesloten voor canrenoïnezuur.
tegenaanwijzing
hyperkaliëmie, voorzichtig bij neonatus met renale dysfunctie (verhoogd risico voor
hyperkaliëmie).
toxiciteit
somnolentie, braken, zelden hyperkaliëmie/hyponatriëmie.
bijzondere
voorzorg
zo kaliumsparend diureticum gewenst langs parenterale weg (IV) kan Aldactone®
vervangen worden door een actieve metaboliet van spironolacton namelijk Soldactone® à
1 mg/kg/dosis traag IV over 2 - 3 minuten één tot driemaal per dag (bereiding zie onderaan:
oplossing onmiddellijk vòòr toediening klaarmaken).
incompatibiliteit
Soldactone® moet afzonderlijk IV toegediend worden.
specifieke
bereiding
bereiding van Soldactone® voor IV gebruik:
stap 1: voeg 4 mL aqua pro inj. bij 1 ampul (= 200 mg) Soldactone®;
stap 2: voeg 19 mL glucose 5 % bij 1 mL (= 50 mg) hersamengestelde Soldactone®
oplossing (1/20 dilutie):
eindconcentratie = 2,5 mg/mL.
STANDAARDEN (SPIRONOLACTONUM) = 1 - 2 - 3 - 4 - 5 MG
referentie
editie
Arch Dis Child 1981; 56: 934;
Clin Pharmacol Ther 1985; 38: 469;
J Pediatr 1994; 124: 772.
1/07/2014
176
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
SUFENTANYL
DC
Sufenta®, Sufenta® Forte
° Sufenta® = 2 mL ampul à 5 mcg/mL (IV);
° Sufenta® Forte = 5 mL ampul à 50 mcg/mL (IV).
indicatie
inductie en behoud van anesthesie in combinatie met neuromusculaire blokkade en
zuurstoftherapie.
dosis
° anesthesie: 5 - 10 mcg/kg/dosis traag IV à rato van 1 mcg/kg/min; titreer volgens effect;
° postoperatieve analgesie in continu IV infuus: 2 - 4 mcg/kg/uur (oa. hartchirurgie).
toedieningsweg
monitoring
IV, continu IV infuus.
cardiorespiratoir, bloeddruk.
farmacologie
semi-synthetisch narcoticum, 10 maal krachtiger opiaat dan fentanyl, maar korter werkend;
geen histamine ‘release’; weinig cardiovasculaire effecten; maximale werking na 8 minuten.
bijwerking
ademhalingsdepressie bij hogere doses, braken, miosis, spierrigiditeit (vnl. bij snel
toedienen van hoge dosis), urineretentie, tolerantie, lichamelijke afhankelijkheid bij
langdurig gebruik.
tegenaanwijzing
toxiciteit
antidoot = R/ naloxone 0,1 - 0,2 mg/kg IV.
bijzondere
voorzorg
° dosisreductie bij lever- of nierdysfunctie;
° verdunde oplossing bruikbaar gedurende 12 uur.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
N Eng J Med 1992; 326: 1.
1/07/2014
177
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
SULFADIAZINE
magistrale bereiding: zie onderaan.
indicatie
° postnatale behandeling van congenitale toxoplasmose (in combinatie met
pyrimethamine), afwisselend met spiramycine: zie ook ‘Remington & Klein’ blz. 226 4de
editie 1995 voor therapieschema volgens indicatie;
° geen indicatiegebied (meer) bij neonatale bacteriële infecties.
dosis
50 mg/kg/dosis (= 0,5 mL/kg/dosis van 100 mg/mL suspensie) PO tweemaal per dag
gedurende 12 maand.
toedieningsweg
PO.
monitoring
farmacologie
structuuranaloog van para-aminobenzoëzuur; bacteriostatisch chemotherapeuticum, ook
actief tegen Toxoplasma gondii; foliumzuursynthese-antagonist synergistisch met
pyrimethamine; trage intestinale absorptie; vnl. renale excretie; serum halfleeftijd ongeveer
20 uren bij neonatus.
bijwerking
koorts, rash, hepatitis, SLE-like syndroom, vasculitis, beenmergdepressie, hemolyse bij
G6PD-deficiëntie, Lyell en Stevens-Johnson syndroom, zelden cristallurie/hematurie (vnl.
bij deshydratatie).
tegenaanwijzing
belangrijke indirecte hyperbilirubinemie wegens risico voor kernicterus (bezetting van
albuminebindingsplaatsen voor bilirubine).
toxiciteit
nefrotoxisch.
bijzondere
voorzorg
voldoende vochtinname ter preventie van renale cristallurie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
voorbeeld voor magistrale bereiding:
R/ 50 mL orale suspensie in 2 % suikeroplossing à 100 mg sulfadiazine/mL (in koelkast
bewaren)
S/ 0,5 mL/kg/dosis tweemaal per dag PO.
referentie
editie
Clin Infect Dis 1994; 18: 38;
Infectious Diseases of the Fetus & Newborn Infant. Ed. Remington, Klein; 4th Edition 1995:
223 - 232.
1/07/2014
178
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
SURFACTANT
Curosurf®, Survanta®
° Curosurf® (varken): 1,5 mL flacon à ±120 mg fosfolipiden of 3 mL flacon à ± 240 mg fosfolipiden (ET).
° Survanta® (rund): 8 mL flacon à ± 200 mg fosfolipiden (ET) (beractant);
NB. Terugbetalingsmodaliteiten zijn (voorlopig) verschillend voor beide preparaten in België! (13-07-2006)
indicatie
° Klinische RDS onder conventionele beademing (lokaal UZG protocol)
1. Indicatie 1ste dosis:
- ZL < 30 w: zo snel mogelijk vòòr plaatsen van de vasculaire ‘lijnen’ zo FiO2 > 21%
- ZL 30 - 32 w: zo FiO2 > 21-40%: na RX en ‘lijnen’; zo FiO2 > 40% zo snel mogelijk voor plaatsen van de ‘lijnen’
- ZL 33-36 w: zo FiO2 > 40%: na RX en ‘lijnen’; zo FiO2 > 50% zo snel mogelijk vòòr plaatsen van de ‘lijnen’
2. Indicatie voor opvolgdoses (telkens evaluern2 uuur na vorige toediening): FiO2 > 40%
° Klinische RDS onder HFOV: Indicatie 1ste en volgende doses (na 2 uren): CDP (cmH2O) x FiO2 ≥ 300
dosis
° Curosurf®: 200 mg/kg/dosis of 2,5 mL/kg/dosis als “aanvalsdosis” (of 100 mg/kg), gevolgd door 100 mg/kg/dosis voor de
volgende doseringen (NB. actuele terugbetalingmodaliteiten = enkel 100 mg/kg/dosis, enkel rescue en maximaal 3 doses).
Zodra SaO2 > 95% bedraagt wordt de FiO2 verlaagd en de Tin verkort tot zonodig 0,3” met overeenkomstige verlenging van de Tex;
(tijdelijke) hypercapnie zonder evidente verklaring wordt geaccepteerd mits goede oxygenatie; bij afname van het surfactanteffect
wordt de FiO2 opnieuw verhoogd en de oorspronkelijke Tin/ Tex ratio hersteld.
° Survanta®: 100 mg/kg/dosis of 4 mL/kg/dosis per ET instillatie, zonodig te herhalen volgens lokaal protokol.
toedieningsweg
endotracheaal (ET).
SaO2, cardiorespiratoir, bloeddruk, arteriële bloedgassen, PDA.
monitoring
farmacologie
gemodificeerd natuurlijk surfactant; klein deel van degradatieproducten wordt verder
afgebroken in alveolaire macrofagen; grootste deel wordt hergebruikt voor synthese.
bijwerking
ET-tube obstructie, auto-PEEP (R/ verlenging van expiratoire tijd), eenzijdige hyperinflatie,
hypercapnie, hemorrhagisch longoedeem, vroeg-symptomatische PDA (< 48 uur oud),
schommelingen cerebrale flow, bradycardie, hypotensie, flushing, hyperoxie, hypoxemie,
intraventriculaire bloeding (bij vooraf aanwezige hypotensie of acidose pH < 7,25).
tegenaanwijzing
nvt.
toxiciteit
?
bijzondere
voorzorg
° bewaar in koelkast (2 - 8°C) en beschut tegen licht; geleidelijk opwarmen vòòr gebruik (20’ buiten koelkast laten
staan of 8’ in de hand verwarmen; gebruik geen kunstmatige opwarmtechnieken); nooit schudden; tijdens het
manipuleren kan er wat schuim op het vloeistofoppervlak verschijnen: dit
is normaal; ° instilleer juist boven de carina (techniek zie verpleegkundig order);
° bewaar lotnummers bij het verpleegdossier (vastkleven a.u.b.).
° maximum 24u buiten koelkast.
incompatibiliteit
specifieke
bereiding
° resten van geopende flacons worden verwijderd;
° gesloten vials op kamertemperatuur gebracht mogen eenmalig binnen de 8 uur opnieuw in de
koelkast geplaatst worden: men kan het dus meenemen op transport: bij terugplaatsen in de koelkast
wel een merkteken aanbrengen dat de bewuste vial al eens opgewarmd is;
° Indien meer dan 1 flacon Survanta® noodzakelijk is wordt het aantal te gebruiken flacons per
toediening bij theoretische berekening van de dosering naar onder afgerond indien minder dan 50%
van de supplementaire flacon noodzakelijk blijkt.
° meconium aspiratie syndroom, eo-GBS sepsis met acute ademhalingsinsufficiëntie bij voldragen
neonatus, Chlamydia pneumonie en hernia diafragmatica: op empirische gronden wellicht nuttige
indicaties voor surfactant: compassionate use.
referentie
Arch Dis Child (F/N Ed.) 1996; 75: 1; Pediatrics 1996; 97: 48; Drugs 1996; 51: 226; Biol Neonate 1997; 71: S1;
Tijdschr Kindergeneeskd 1998; 66: 75; J Pediatr 1998; 132: 40; Clin Diagn Lab Immunol 2000; 7: 817; Eur J
Pediatr 2003; 162: 476; Eur J Pediatr 2004; 163: 126; Am J Perinatol 2004; 21:109; Biol Neonate 2005; 87: 317.
editie
1/07/2014
179
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
TEICOPLANINE
Targocid®
200 mg poederflacon + 3,14 mL solvens (= aqua pro inj.) (IM, IV).
indicatie
behandeling van ernstige (vaak nosocomiale) infecties met methicilline-resistente
stafylococcen (o.a. MRSA, multiresistente St. epidermidis), listeria, enterococcen en
Streptococcus viridans (alternatief voor vancomycine).
dosis
ladingsdosis: 15 mg/kg/dosis traag IV (liefst) over 30 minuten gevolgd na 24 uur door
onderhoudsdosis: 8 mg/kg/dosis traag IV over 30 minuten of IM te herhalen om de 24 uur
ongeacht de PCL/PNL ; therapieduur bedraagt minstens 7 dagen.
NB. in vitro synergistische werking met aminoglycosiden: gecombineerde behandeling aan
te raden bij ernstige stafylococceninfecties ter preventie van recidieven.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of IM.
(facultatieve) serum dalspiegel moet > 10 mcg/mL bedragen voor optimale
microbiologische activiteit.
monitoring
farmacologie
antibioticum oorspronkelijk verkregen uit culturen van Actinoplanes teichomyceticus;
complex van vijf glycopeptide-antibiotica uitsluitend actief tegen grampositieve kiemen (incl.
anaeroben zoals clostridium species); werking berust op remming van
bacteriecelwandsynthese; vnl. renale eliminatie in ongewijzigde vorm; slechte CSV
penetratie; lange halfwaardetijd (> 55 uur); farmacokinetiek tot nog toe onvolledig
bestudeerd bij neonatus.
bijwerking
locale reacties: pijn, flebitis; zeldzaam allergie: rash, koorts, bronchospasme;
kruisovergevoeligheid met vancomycine; zeldzaam: eosinofilie, trombocytopenie,
neutropenie, lever- of nierdysfunctie.
tegenaanwijzing
meningitis.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° oplossing is zonodig 24 uur houdbaar in koelkast;
° dosisinterval verdubbelen bij nierinsufficiëntie.
incompatibiliteit
aminoglycosiden (o.a. Geomycine®, Netromycine®, Amukin®, Obracin®, ...): zorg voor 1 uur
interval bij het toedienen.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen voor IV toediening:
stap 1: voeg bijgeleverd solvens (= 3,14 mL aqua pro inj.) bij 200 mg flacon Targocid®;
flesje voorzichtig tussen de handen rollen om schuimvorming te vermijden; laat flacon 15
minuten staan zo toch schuimvorming;
stap 2: de hersamengestelde oplossing volledig optrekken in een 20 mL spuit en verder
aanlengen tot 20 mL met glucose 5% (of zo gewenst met NaCl 0,9 %):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
referentie
Pediatr Infect Dis J 1993; 12: 10; Acta Paediatr 1996; 85: 638;
Eur J Pediatr 1997; 156: 423;
Biol Neonate 1998; 73: 287.
editie
1/07/2014
180
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
TERBUTALINESULFAAT
Bricanyl®
° 10 mL oplossing voor verstuiving à 10 mg/mL (per inhalatie);
° 1 mL ampul à 0,5 mg/mL (SC injectie).
indicatie
bronchospasme, BPD.
dosis
° inhalatie: verstuiving van 1 mg (= 0,1 mL) opgelost in 2 mL NaCl 0,9 % (2 mg bij gewicht
> 10 kg); herhalen om de 4 à 6 uur;
° SC: 5 - 10 microgram/kg voor acuut bronchospasme (bv. bij BPD).
toedieningsweg
SC, per inhalatie.
monitoring
farmacologie
selectieve beta2 - agonist.
bijwerking
tremoren, prikkelbaarheid, tachycardie, aritmie, zeldzaam paradoxale bronchoconstrictie bij
inhalatie
tegenaanwijzing
hypertrofische cardiomyopathie.
toxiciteit
tonische spierkrampen, tremoren, hartritmestoornissen, bloeddrukschommelingen.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Clin Perinatol 1992; 19: 563.
1/07/2014
181
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
TETRACOSACTIDE = COSYNTROPIN
Synacthen®, Synacthen® Dépôt
° Synacthen® = 1 mL ampul à 250 microgram/mL (IV, IM);
° Synacthen® Dépôt = 1 mL ampul à 1.000 microgram/mL (uitsluitend IM).
(NB. 1.000 microgram Synacthen® Dépôt is equivalent aan 100 I.E. ACTH).
indicatie
° syndroom van West (“infantile spasms”)[eerste keuze = vigabatrine (Sabril®)](in overleg
met kinderarts-neuroloog)
° als diagnosticum voor onderzoek van bijnierschorsfunctie: “de 30-minuten cosyntropin
test” [DD. 1 - 2aire (hypofysair) adrenocorticale insufficiëntie].
dosis
° therapeutisch: (“low dose regimen”) initieel 20 - 40 IE (= 200 - 400 mcg) van dépôtpreparaat
eenmaal per dag IM gedurende 2 - 3 weken, nadien afbouwen met ± 5 IE om de 2 dagen en
eventueel overstappen naar onderhoudsdosis van 100 - 200 mcg (10 - 20 IE) IM om de 2 - 8 dagen;
° als diagnosticum: 36 microgram/kg traag IV over 2 minuten; bepaling cortisolspiegel vòòr (normale
waarde > 5 mcg/dL) en precies 30 minuten nà injectie: bij normale bijnierfunctie wordt stijging van
verwacht van minstens 7 mcg/dL (= 200 nmol/L).
toedieningsweg
monitoring
traag IV over 2-tal minuten, IV infuus, IM.
leverfunctie, serum amylase, kaliëmie; steeds medicatie voorhanden ter behandeling van
acute overgevoeligheidsreactie; groei bij chronische behandeling.
farmacologie
corticotrofine (ACTH)-analoog: synthetisch polypeptide bestaande uit de eerste 24
aminozuren van het natuurlijke ACTH (39 aminozuren) met een identisch biologisch effect;
tetracosactide is immunologisch veel minder actief dan natuurlijk ACTH omdat de
belangrijkste antigeniciteit zich bevindt in het C-terminaal uiteinde (22 - 39
aminozurenresidu); korte werkingsduur: tetracosactide wordt snel gemetaboliseerd tot
meerdere inactieve oligopeptiden binnen enkele uren.
bijwerking
anafylactische reactie (binnen 30 minuten) vooral bij atopische patiënt [R/ adrenaline 1/10.000 0,2
mL/kg IV + methylprednisolone (Solumedrol®) 30 mg/kg IV]; opportunistische infecties (o.a.
Pneumocystis carinii, Legionellose, ...), reversiebele myocardhypertrofie, pseudotumor cerebri (vnl.
bij afbouw), hyperkaliëmie, ‘drug’hepatitis, pancreatitis, GI-ulcus/perforatie, Cushing syndroom.
tegenaanwijzing
hypertensie, allergie voor ACTH of afgeleiden.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° ampul bewaren in koelkast en lichtprotectie;
° additionele corticoïdentherapie kan tijdelijk nodig zijn bij stresstoestand (operatie, ...);
° dépôtpreparaat niet gebruiken als diagnosticum;
° behandeling gradueel afbouwen is strikt noodzakelijk.
incompatibiliteit
niet toedienen samen met bloed of bloedderivaten (wegens enzymatische desactivatie).
specifieke
bereiding
Synacthen® kan onverdund toegediend worden (mag voor IV toediening zo gewenst
verdund worden met glucose 5 % of NaCl 0,9 %).
referentie
Pediatr Neurol 1990; 6: 240; Jpn J Psychiatry Neurol 1990; 44: 219; Brain Dev 1992; 14:
386; Brain Dev 1996; 18: 456; J Child Neurol 1996; 11: 35; J Pediatr 1996; 128: 257;
Epilepsia 1997; 38: 1270; Pediatr Neurol 1997; 17: 224; Brain Dev 1997; 19: 339.
editie
1/07/2014
182
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
THEOPHYLLINE
Euphyllin®, Theolair®
° Euphyllin® (= 100 % theophylline): 10 mL ampul à 20 mg/mL (IV);
° Theolair® 500 mL siroop à 25 mg/5 mL (PO).
indicatie
° prematuriteitsapnoe (coffeïne geniet voorkeur vnl. omwille van bredere therapeutische
veiligheidsmarge),
° “ventilatorontwenning”,
° BPD.
dosis
° lading: 4 - 5 mg/kg in continu IV infusie over 15 - 30 minuten of PO;
° onderhoud (12 u na lading): 2 mg/kg/dosis PO of traag IV om de 8 -12 u; verhoog de
dosis met ± 20 % bij overschakeling van IV naar PO.
NB. dosis verlagen bij simultaan toediening van cimetidine, erythromycine of isoniazide;
dosis zonodig verhogen zo simultane toediening van carbamazepine, phenobarbital of
rifampicine.
toedieningsweg
IV, PO, (IA mag).
hartritme, glycemie; therapeutische spiegel (facultatief) bij apnoe: 7 - 12 mcg/mL; bij
bronchospasme: 15 - 20 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 5,55 µmol/L) (liefst 1 uur na toediening).
monitoring
farmacologie
methylxanthine; adenosine-antagonist; serum halfwaardetijd bedraagt 15 tot 50 uren bij
neonatus (vijfmaal langer dan bij volwassene); spiegel 48 - 72 uur na ladingsdosis, nadien
best 1 x/week; neonatus kan theophylline converteren naar caffeïne; centrale stimulatie van
ademhalingscentra + verbetering van diafragmacontractiliteit.
bijwerking
gastro-intestinale intolerantie (braken, hemorrhagische gastritis),
hyperglycemie/glucosurie/deshydratie, toename diurese, hyponatriëmie, prikkelbaarheid,
tachycardie/hypertensie, hyperventilatie, significante daling van cerebrale bloedflow.
tegenaanwijzing
toxiciteit
bij spiegel > 20 mcg/mL: sinustachycardie, gewichtsstilstand, braken, hyperreflexie en
stuipen (R/ actieve kool zelfs bij IV theophylline overdosis)
bijzondere
voorzorg
° verminder de individuele dosis bij hartslag > 180/minuut;
° aangebroken ampul slechts 30 minuten houdbaar.
incompatibiliteit
cefotaxime (Claforan®), ceftriaxone, clindamycine (Dalacin C®), dobutamine (Dobutrex®),
epinephrine (Adrenaline®), hydralazine (Nepresol®), insuline, isoproterenol (Isuprel®),
methylprednisolone (Solumedrol®), penicilline, naloxone (Narcan®), digoxine (Lanoxin®).
specifieke
bereiding
voor IV toediening:
voeg 0,1 mL (= 2 mg) bij 0,9 mL glucose 5 % (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 2 mg/mL.
NB. dosisregel voor theophylline bij zuigeling > 1 maand oud: totale dagdosis aan perorale
theophylline per kg lichaamsgewicht = 5 mg + 0,2 x postnatale leeftijd uitgedrukt in weken.
referentie
editie
Eur J Pediatr 1992; 151: 221; J Pediatr 1993; 123: 651;
Eur J Pediatr 1994; 153: 123; Acta Paediatr 1995; 84: 360;
Am J Perinatol 1997; 14: 147.
1/07/2014
183
update
28/03/2012
merknaam
afleveringsvorm
TOBRAMYCINE
Tobramycine, Obracin®
Tobramycine of Obracin®: beiden 2 mL flacon à 40 mg/mL (IM, IV).
NB. Obracin® (tobramycine) 80mg/2ml flacon (Eurocept) wordt tijdelijk geleverd uit
Nederland bij stockbreuk voor Tobramycine 80 mg/2 mL (firma Mayne).
indicatie
behandeling van infecties veroorzaakt door gevoelige aërobe gramnegatieve kiemen (bv.
Pseudomonas, Klebsiella, E. Coli, ...) die resistent zijn aan gentamycine.
dosis
Dosis is afhankelijk primair van PCL en secundair van PNL:
° PCL <= 29 w (*): PNL 0 - 7d: 5 mg/kg om de 48 u; PNL 8 - 28 d: 4 mg/kg om de 36 u;
PNL >= 29 d: 4 mg/kg om de 24 u;
° PCL 30 - 34 w: PNL 0 - 7 d: 4,5 mg/kg om de 36 u; PNL >= 8 d: 4 mg/kg om de 24 u;
° PCL >= 35 w: ALLEN 4 mg/kg om de 24 uur.
(*) of belangrijke asfyxie, nierdysfunctie, PDA of indomethacinetherapie.
toedieningsweg
traag IV over 30 minuten of IM (variabele absorptie).
monitoring
Bepaal spiegel(s) bij (verwachte) therapie meer dan 3 doses. Bepaal dalspiegel net voor 3de dosis (< 1 mcg/mL). Bepaal piekspiegel (5 - 12 mcg/mL) 60 min. na einde perfusie 3de
dosis bij GG < 1.500 g en 30 min. na einde perfisie 3de dosis bij GG ≥ 1.500 g. Tijdelijke piekspiegelbepaling zonder therapeutische gevolgen.Herhaal spiegels zo kreatinine > 1
mg/dL na dag 3 of na max. 7 dagen interval. Bij spiegels buiten de therapeutische range opnieuw monitoren rond 3de nieuw ingestelde dosis. Interpretatie: zie bijzondere voorzorg.
farmacologie
bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij
open ductus arteriosus; verlengd halfleven bij pretermen en na asfyxie.
bijwerking
transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies (minder dan
gentamycine), ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of
hypermagnesiëmie, allergie.
tegenaanwijzing
resistentie tegen aminosiden; ernstige nierinsufficiëntie.
toxiciteit
otovestibulaire (identisch als bij gentamycine) toxiciteit gepotentialiseerd door lisdiuretica;
minder renale toxiciteit dan gentamycine; myelotoxiciteit.
bijzondere
voorzorg
Zo dalspiegel te hoog (≥ 1mcg/mL): interval verlengen.
incompatibiliteit
amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), heparine,
indomethacine (Indocid®), methicilline, mezlocilline, oxacilline, penicilline G (Penicilline®),
ticarcilline/clavulaanzuur.
specifieke
bereiding
PASOP! Gewijzigd 29.11.2004:
voor IV toediening:
voeg 2 mL (= 80 mg) flacon Obracin® bij 6 mL glucose 5 % (= 1/4 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
(NB. mag zo gewenst ook verdund worden met NaCl 0,9 %; oplossing is minstens 24 uur
houdbaar in de koelkast.)
referentie
editie
J Pediatr 1983; 103: 131 en 136; J Perinatol 1997; 17: 42; Am J Perinatol 2002; 8: 413;
Arch Dis Child (F/N) 2005; 90:294; Clin Pharmacokinet 2009; 48 (5): 343; Clin
Pharmacokinet 2009; 48: 71.
1/07/2014
184
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
TOLAZOLINE-HYDROCHLORIDUM
DC
Tolazoline, (PRiscol)
PAS OP! Tolazoline is niet meer commercieel beschikbaar sinds 01.02.2001: de apotheek
bereidt zelf een 5 mL ampul à 50 mg/5 mL (= 10 mg/mL) (IV). (bereiding voor 200
ampullen = 10 g Tolazoline HCl + 5,6 g NaCl + water voor injectie tot 1 liter; steriel filtreren,
aseptisch afvullen in 5 mL ampullen en autoclaveren; bewaring 5 jaar bij kamert°)
indicatie
persisterende pulmonale hypertensie van de neonatus (PPHN/PFC) (alleen na overleg met
senior staflid).
dosis
° IV: 1 - 2 mg/kg IV over 1 - 5 minuten; bij gunstig antwoord (bv. toename paO2 > 20 mmHg)
zonodig gevolgd door continu IV infuus 0,2 - 2 mg/kg/uur (= 0,02 - 0,2 mL/kg/uur) in vene
van bovenste lichaamssegment (VCS gebied); start met laagste dosis en titreer volgens
antwoord tot max. 5 mg/kg/uur; corrigeer metabole/resp. acidose vòòr toediening;
° ET: 0,2 - 4 mg/kg (ideale dosis = ?) bij directe endotracheale instilllatie, zonodig herhalen
(experimenteel cfr. referentie: minder daling van systemische bloeddruk).
toedieningsweg
IV, (niet IA), endotracheaal (ET).
vnl. systemische bloeddruk en nierfunctie.
monitoring
farmacologie
alfa-adrenerge antagonist met histaminerge effecten; effect op pulmonaal druk is
onafhankelijk van NO; halfwaardetijd bedraagt gemiddeld > 7 uren: verlengd bij
nierinsufficiëntie; betere kennis van farmacokinetiek van tolazoline laat vermoeden dat de
“klassieke” continu infusie misschien beter vervangen wordt door intermittente toediening;
lagere doses (bv. 300 mcg/kg) kunnen even efficiënt zijn met minder bijwerkingen;
antwoord te verwachten soms ook na meer dan 30 minuten.
bijwerking
vaak (significante) hypotensie bij dosis > 300 microgram/kg/uur, flushing,
trombocytopenie/agranulocytose, hyponatriëmie, gastro-intestinale hypersecretie/bloeding
(geen R/ cimetidine of ranitidine!) of longbloeding, (transiënte) oligurie, hematurie, zelden
toegenomen prikkelbaarheid en/of convulsies (?).
tegenaanwijzing
nierfalen, hypotensie/shock, hersenbloeding, gastro-intestinale bloeding.
toxiciteit
accumulatie bij nierinsufficiëntie.
bijzondere
voorzorg
° volume-expander en vasopressoren steeds voorhanden bij start;
° mag voor IV zo gewenst ook verdund worden met glucose 5 of 10 % of NaCl 0,9 %;
° tolazoline is in terminale co-infusie compatiebel met TPN (zonder lipieden), dopamine,
dobutamine, theophylline en vancomycine.
incompatibiliteit
indomethacine (Indocid®), glucagon (Glucagen® Hypokit), amphotericine B (Fungizone®),
diphenylhydantoïne (Diphantoine®).
specifieke
bereiding
° voor lading IV: bereiding in 1 stap:
voeg een 1 mL (= 10 mg) tolazoline bij 9 mL glucose 5% (= 1/10 dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
° onderhoudsdosis voor continu IV infuus: tolazoline onverdund toedienen:
concentratie = 10 mg/mL.
° voor ET toedining: cfr. IV bereiding, maar nu met NaCl 0,9 % in plaats van glucose 5%:
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Pediatrics 1986; 77: 307; Pediatrics 1993; 92: 403;
Br Heart J 1995; 73: 99; J Pediatr 1996; 128: 118; J Perinatol 1997; 17: 461; Pediatrics
2002;109: 852.
editie
1/07/2014
185
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
TOPIRAMAAT
Topamax®
tablet à 25 mg (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
° adjuvante behandeling of monotherapie bij refractaire partiële epilepsie (met of zonder
secundaire generalisatie);
° veralgemeende tonisch-clonische convulsies van niet-focale oorsprong inclusief LennoxGastaut syndroom: (zeer) beperkte ervaring bij kinderen en neonati (overleg met
kinderarts-neuroloog).
dosis
start met 3 mg/kg/dag in één dosis PO gedurende 1 week; “titreer” daarna wekelijks
opklimmend volgens klinische respons met 2 à 3 mg/kg/week tot de maximale dosis van 20
mg/kg/dag PO verdeeld over 2 doses (preliminaire gegevens, nog geen farmacokinetische
studies bij neonatus).
toedieningsweg
PO.
therapeutische plasmaspiegel bepaling niet nodig: titratie volgens klinisch effect.
monitoring
farmacologie
sulfamaatgesubstitueerd derivaat van het monosaccharide d-fructose; werking vermoedelijk
gemedieerd via meerdere mechanismen: o.a. via blokkerende activiteit op natriumkanalen, GABA- en
glutamaatreceptorblokkade; zwakke koolzuuranhydrase inhibitor; snelle en vrijwel volledige
intestinale absorptie; hoge biologische beschikbaarheid (80 - 95 %) wordt niet beïnvloed door
voeding; minimale eiwitbinding (± 15 %); voornamelijk ongewijzigde renale eliminatie; serum
halfwaardetijd bedraagt 20 - 30 uren (bij volwassenen); toegenomen klaring bij kinderen en ook door
enzyminducerende anti-epileptica (vnl. phenytoïne, carbamazepine).
bijwerking
voornamelijk milde tot matige ongewenste symptomen met betrekking tot het centraal
zenuwstelsel (dosisgebonden en vaak transiënt): slaperigheid, ataxie,
prikkelbaarheid/nervositas; nierstenen (cfr. koolzuuranhydrase inhibitie: urinaire
alkalinisatie en verminderde citraatexcretie), paresthesieën; gewichtsverlies, nystagmus.
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor één van de bestanddelen van het product.
toxiciteit
topiramaat is hemodialyseerbaar.
bijzondere
voorzorg
° dosis verminderen bij matig tot ernstige nier- en/of leverdysfunctie;
° simultane toediening van phenytoïne of carbamazepine verhoogt de topiramaatklaring
met ± 100 %: dosisaanpassing door titratie op het klinisch effect kan nodig zijn.
° progressieve (wekelijkse) afbouw noodzakelijk.
incompatibiliteit
onbekend.
specifieke
bereiding
nvt.
referentie
Drug Saf 1996; 15: 378; N Engl J Med 1996; 334: 1583; Epilepsia 1997; 38: S37;
Ann Pharmacother 1997; 31: 1164; Semin Pediatr Neurol 1997; 4: 34; Clin Pharmacokinet
1998; 34: 335; Pediatr Neurol 1998; 19: 320.
editie
1/07/2014
186
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
TROMETHAMINE = TROMETAMOL, THAM
DC
Addex®THAM
Addex®-THAM: 50 mL flacon à 20 gram Trometamol (= oplossing à 3.300 mmol/L) (pH =
9,2)
(PAS OP: oplossing 11 x meer geconcentreerd dan het vroeger gebruikte
Thamacetat®!)
indicatie
° Natrium-vrije bufferoplossing ter correctie van metabole acidose bij patiënt met
hypernatriëmie en/of hypercarbie;
° diabetische keto-acidose;
° salicylaat- en barbituraatintoxicatie.
dosis
° empirische startformule: dosis THAM in mL van 300 mmol/L = Gewicht (kg) x base
deficiet (meq/L): één vierde hiervan traag IV over 10 minuten en de rest over 1 u.
° 3 tot 6 MILLILITER/kg/dosis van 1/11 verdund Addex®-THAM traag IV infusie à rato van
maximaal 1 mL/minuut; maximale dagdosis voor neonatus ter preventie van accumulatie =
5 tot 7 mmol/kg/24 uur of 15 tot 20 mL/kg/24 uur van 0,3 molair oplossing.
toedieningsweg
continu IV infusie (bij voorkeur via diep veneuse catheter) (NIET via navelvene of -arterie).
pH en bloedgassen, ionogram (K+), glycemie.
monitoring
farmacologie
THAM = Tris-Hydroxymethyl-Amino-Methaan of zg. “Tris-buffer”; biologisch inert aminoalcohol; renale excretie; proton (H+) acceptor: R-NH2 + H2O + CO2 ---> R-NH3+ + HCO3-;
verhoogt O2-affiniteit van hemoglobine; behoud in tegenstelling met bicarbonaat zijn
bufferende capaciteit bij hypercarbie (gesloten systeem) en hypothermie;
hypoglycemiërend via toegenomen insulineloslating.
bijwerking
apnoe bij te snelle infusie of overdosis (ventilatie in stand-by), hypoglycemie,
hyperkaliëmie (bij verminderde nierfunctie of overdosering), ademhalingsdepressie,
alkalose, venenirritatie, huidnecrose bij extravasatie (R/ fentolamine SC en R/
hyaluronidase), oligurie.
tegenaanwijzing
anurie, nierinsufficiëntie, renale tubulaire acidose.
toxiciteit
fors hypertoon; hemorrhagische levernecrose bij toediening via VUC.
bijzondere
voorzorg
° sterk venenprikkelend; niet via navelvene of -arterie toedienen;
° zo mogelijk niet langer dan 24 uur toedienen;
° conversiefactor: 1 mmol THAM-base = 120 mg;
° verdunning maximaal 24 uur bewaren in koelkast.
incompatibiliteit
bijzonder onverenigbaar: altijd afzonderlijk toedienen zonder menging met andere
geneesmiddelen.
specifieke
bereiding
Addex®-THAM ALTIJD EERST 1 OP 11 VERDUNNEN MET
AQUA OF GLUCOSE 5%: voeg 5 mL Addex®-THAM bij 50 mL aqua pro inj.
(=
1/11 dilutie): eindconcentratie van THAM-base = 300 mmol/L.
referentie
editie
J Pediatr 1975; 87: 255;
Neonatal Network 1995; 145: 67;
Drugs 1998; 55: 191 (review).
1/07/2014
187
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
URSODEOXYCHOLZUUR
Ursochol®, Ursofalk®
° Ursochol® : tabl. à 150 mg (PO) voor magistrale bereiding;
° Ursofalk® : caps. à 250 mg (PO).
indicatie
° biliaire cholesterolstenen;
° symptomatische behandeling van primaire biliaire cirrhose;
° chronische cholestase bij TPN, galwegenatresie, cystische fibrose of Alagille syndroom
(overleg met kinderarts-gastroënteroloog) (o.a. ook ter controle van de pruritus bij
cholestase)
dosis
10 - 15 mg/kg/dag PO éénmaal per dag of verdeeld over 2 tot 3 doses telkens na de
voeding (maximaal 30 mg/kg/dag).
toedieningsweg
PO.
SGOT/PT, directe fractie van serumbilirubine.
monitoring
farmacologie
hydrofoob galzuur; graduele (maanden) dissolutie van cholesterolgalstenen door o.a.
inhibitie van hepatische cholesterolsynthese; afname van cholestatische verschijnselen bij
patiënten met gestoorde galuitscheiding (afname van alkalische phosphatase,
bilirubinemie, gamma-GT en minder jeuk); detoxificatie van de endogene galzuren bij
cholestase; hoge biologische beschikbaarheid na perorale inname (80 - 90 %).
bijwerking
diarree (zelden)/braken, constipatie, rash, stijging leverenzymen.
tegenaanwijzing
ernstige renale dysfunctie; inflammatie dun- of dikdarm.
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° niet samen met cholestyramine of aluminiumhoudende antacida toedienen ° (absorptieinhibitie);
° er is weinig gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek beschikbaar en er zou geen
effect zijn op de ziekteprogressie en de uiteindelijke prognose.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Semin Liver Dis 1997; 2: 125; J Ped Gastroenterol Nutr 1997; 24: 573; Am J Health-Syst
Pharm 1997; 54: 1401 (voorbeeld magistrale bereiding); Curr Opin Pediatr 1997; 9: 270; J
Pediatr 2002; 141: 237; Semin Neonatol 2002; 7: 153; Cochrane Library, Issue1, 2004.
1/07/2014
188
update
30/07/2012
merknaam
afleveringsvorm
VALGANCICLOVIR
Valcyte®
Comprimés van 450 mg.
UZG: De apotheek maakt onder laminar airflow een suspensie met eindconcentratie van
60 mg/mL. NB. UZG. 1. Voorschrift op ambulant (wit) voorschrift; 2. betaling bij afhaling (=
enkel vulmiddelen en bereidingshonorarium); 3. voorschrift minstens halve dag voor ontslag
aan apotheek bezorgen.
indicatie
Bewezen ‘symptomatische’ congenitale CMV infectie (definitie symptomatisch =
intra-uteriene groeiretardatie en/of petechiën en/of aantasting van centraal zenuwstelsel) bij
baby geboren bij een postmenstruele leeftijd ≥ 34 weken en maximaal 31 dagen oud bij
start behandeling
(PS: < 34 w: geen farmacokinetische gegevens).
dosis
16 mg/kg/dosis (= 0,27 mL/kg/dosis van orale suspensie à 60 mg/mL) enteraal om de 12
uur gedurende 6 weken.
Dosis wekelijks aanpassen aan gewichtstoename.
toedieningsweg
monitoring
PO of via maagsonde.
PBO 2 x per week gedurende de 1ste 3 weken, dan 1 x per week. Leverfunctie (bili, OT/PT),
urinezuur en kreatinine 1 x per week.
farmacologie
Prodrug (L-valine ester) van ganciclovir. Wordt na orale toediening snel gesplitst door
esterasen in de darmwand en lever tot actief ganciclovir. Goede orale biobeschikbaarheid.
Inhibeert CMV DNA-synthese door (a) competitieve remming van de incorporatie van
deoxyguanosinetrifosfaat in DNA door viraal DNA-polymerase en (b) beëindiging of sterke
beperking van de verdere virale DNA-elongatie door de incorporatie van
ganciclovirtrifosfaat in viraal DNA.
bijwerking
Frequent: neutropenie, anemie, diarree;
soms: trombocytopenie, transaminasenstijging, hyperbilirubinemie, nierfunctiestoornissen,
koorts, braken.
tegenaanwijzing
Neutrofielen < 500/µL; trombocyten < 25.000/µL; Hgb < 8 g/dL; dialyse.
toxiciteit
Risico op additionele nefrotoxiciteit bij medegebruik van nefrotoxische medicatie (vb. amfo B, vanco, aminoglycosiden, NSAID:
dosisaanpassing vlg. nierfie; verhoogde kans op hematologische toxiciteit bij medegebruik van didanosine of zidovudine (NRTinhibitoren): doseringsinterval spreiden + evt. dosisaanpassing van antiretroviraal middel; risico op neurologische toxiciteit
(convulsies) bij medegebruik van imipenem/cilastatine: vermijd combinatie.
bijzondere
voorzorg
Bewaren in de koelkast; 35 dagen houdbaar.
Dosisinterval aanpassen bij nierinsufficiëntie naar eenmaal daags.
Toedienen net voor een voeding. Geen herdosering na braken.
Therapie stoppen bij absolute neutropenie < 500 cellen/mm3 en hervatten zo > 750/mm3; wanneer daarna opnieuw neutropenie ≤ 750 cellen/mm3
verminder dosis met 50% en behandel verder zolang neutrofielen > 500 cellen/mm3. Indien opnieuw absolute neutropenie ≤ 500 cellen/mm3 onder 50%
dosis: stop behandeling. Bij thrombocytopenie < 50.000/µL behandeling onderbreken tot thrombocyten opnieuw > 50.000/µL. Zo transaminasen
verhogen tot >3x de uitgangswaarde: dosis halveren tot transaminasen weer dalen.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
UZG: voor de behandeling van 1 patiënt zorgt de apotheek voor:
° Bij aanvang van de behandeling: 60 mL van de suspensie 60 mg/mL.
° Af te leveren na ongeveer een maand: 30 mL van de suspensie 60 mg/mL.
Schrijf dit laatste voor op een wit voorschriftformulier (externe officina) met vermelding van
datum waarop de ouders de suspensie zullen komen afhalen in de ziekenhuisapotheek,
breng een ziekenhuispatiëntenidentificatieklever aan en stuur dit samen met het voorschrift
voor de aanvangsbehandeling naar de UZG ziekenhuisapotheek.
referentie
Eur J Pediatr 2006; 165: 575; PIDJ 2007; 26: 451; Curr Treatm Opt Neurol 2008; 10: 186; J Perinatol
2008; 28: 74; JID 2008; 197: 836; Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2009; 28: 1465;Pediatr Pharm 2009;
15(10); JAC 2009; 63: 862; J Infect Chemother 2011 (DOI 10.1007/s10156-010-0204-z); Pediatr
Internat 2011: 249-252 (DOI 10.1111/j.144 -200X.2010.03217.x)); Early Hum Dev 2011; 87: 723..
editie
1/07/2014
189
update
13/07/2006
merknaam
afleveringsvorm
VALPROAAT
DC (indien IV)
Convulex®, Depakine®
° Convulex®: 300 mL siroop à 50 mg/mL (PO);
° Depakine®: 60 mL druppeloplossing à 300 mg/mL (10 mg/druppel) (PO); 300 mL siroop à
60 mg/mL + doseerbekertje met 2,5 tot 10 mL graduaties (PO); 1 vial à 400 mg + 1 ampul
solvens à 4 mL (IV).
indicatie
anticonvulsivum (weinig ervaring bij pasgeborene wegens potentiële toxiciteit; te
overwegen ook in combinatie met cosyntropin (Synacthen® Dépôt) bij infantiele spasmen
refractair voor vigabatrin en/of 1-24ACTH);
IV toediening wordt voorbehouden voor omstandigheden van tijdelijke onmogelijkheid voor
enterale toediening.
dosis
° PO: startdosis: 10 - 15 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses; zonodig opklimmend om
de week met 5 - 10 mg/kg/dag tot de maximale dosis van 60 mg/kg/dag; onderhoud: 30 60 mg/kg/dag PO verdeeld over 3 - 4 doses (hoge dosis bij infantiele spasmen);
° IV: lading van 20 mg/kg traag IV over 3 - 5 minuten, gevolgd door 0,5 - 1 mg/kg/uur in
continu IV infuus.
toedieningsweg
PO, IV, continu IV infuus.
therapeutische serum dalspiegel = 40 - 100 mcg/mL (NB. 1 mcg/mL = 6,93 µmol/L); PBO,
leverfunctie (transaminasen + protrombinegehalte), serumamylase, plasma NH3-spiegel.
monitoring
farmacologie
inhibitie van glutamine-transferase die GABA metaboliseert (verhoging van GABA
concentratie); heropflakkering van stuipaanvallen bij te snel opvoeren van valproaatdosis;
lange serum halfleeftijd bij geboorte (10 - 67 uren) afnemend tot 7 - 13 uur bij 2 maand;
phenobarbital en difenylhydantoïne spiegels nemen toe onder inhiberende invloed van
valproaat, terwijl omgekeerd deze enzyminductoren de plasmaconcentratie van valproaat
verlagen.
bijwerking
gastro-intestinale bezwaren (anorexie, braken), levertoxiciteit (soms fulminant met lethale afloop vnl.
bij zuigeling), hematologische bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie), (geïsoleerde)
hyperammoniëmie, hyperglycinemie, acute pancreatitis (zeldzaam bij hoge dosis > 45 mg/kg/dag),
secundaire carnitinedeficiëntie (spierzwakte), sedatie tot stupor of soms excitatie.
tegenaanwijzing
hepatitis (absoluut), bloedingsdiathese, pancreasdysfunctie, porfyrie; liefst niet associëren
met clonazepam (Rivotril®).
toxiciteit
coma, hypotonie, hypotensie, (zelden) ademhalingsdepressie (R/ osmotische diurese,
maagspoeling, symptomatische behandeling).
bijzondere
voorzorg
oplossing maximum 24 uur bewaren in koelkast.
incompatibiliteit
afzonderlijk toedienen bij IV toepassing.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: los één vial (= 400 mg) op met 4 mL bijgeleverd solvens:
concentratie = 100 mg/mL.
NB: deze oplossing mag zonodig nog verder verdund worden met glucose 5 % (of zo
gewenst met NaCl 0,9 %).
referentie
editie
Neurology 1988; 38: 467;
Clin Pharmacokinet 1995; 29: 257.
1/07/2014
190
update
23/07/2013
merknaam
afleveringsvorm
VANCOMYCINE-HCL
DC
Vancomycine Mylan
poederflacon à 500 mg (voor IV infusie na hersamenstelling en verdunning: zie onder).
PS. Vancocin® niet meer beschikbaar (23.07.13).
indicatie
behandeling van infecties veroorzaakt door methicilline-resistente Staphylococcen (MRSA
en MRSE), Streptococcen met inbegrip van penicilline-resistente Streptococcus
pneumoniae en Enterococcen, Clostridium difficile.
dosis
IV dosering en dosisinterval afhankelijk van postconceptionele leeftijd (PCL):
° PCL <= 29 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 24 u;
° PCL 30 - 33 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 18 u;
° PCL 34 - 37 w: 20 mg/kg/dosis (= 2 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 12 u;
° PCL 38 - 44 w: 15 mg/kg/dosis (= 1,5 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 8 u;
° PCL >= 45 w: 10 mg/kg/dosis (= 1 mL/kg/dosis van 1/5 dilutie) om de 6 uur.
toedieningsweg
traag IV infusie over 60 minuten (niet IM!).
monitoring
Dalspiegel net voor 3de dosis (minimaal 5 mcg/mL en maximaal 10 mg/mL) (1 mcg/mL = 0,67 µmol/L) te herhalen zo kreatinine >
1 mg/dL na dag 2 of na maximaal interval van 7 dagen; geen spiegels bij verwachte therapieduur ≤ 2 dagen; geen piekspiegel (=
facultatief: enkel te overwegen bij ELBW en nierdysfunctie) < 40 mcg/mL (30’ na einde infusie).
farmacologie
“oud” bactericied glycopeptide antibioticum dat begin de ‘80-iger’ jaren terugkwam door
‘ontstaan’ van methicilline-resistente staphylococcen; interferentie met bacteriële celwand
fosfolipidensynthese en inhibitie van RNA-synthese; zwakke CSV-penetratie; geen
metabolisatie en ongewijzigde renale excretie; serum halfleeftijd 7 - 9 uur.
bijwerking
beperkte nefro- en ototoxiciteit (irreversiebel bij conc. > 80 mcg/mL); “red man syndrome”
(histaminegemedieerde rash, hypotensie, rillingen, soms apnoe/bradycardie) vnl. bij (te) snelle IV
toediening of overdosis: verdwijnt na enkele min. of u.; neutropenie na langdurige toediening (> 3
wk); flebitis (vermijd door voldoende dilutie + trage infusie; R/ Hyalase®), koorts, allergie.
tegenaanwijzing
allergie.
toxiciteit
optimale behandeling is afhankelijk van het behoud van bloedconc. boven de MIC nl.
dalconc. 5 - 10 mcg/mL.
bijzondere
voorzorg
° maximaal aanbevolen concentratie = 10 mg/mL.
° liefst afzonderlijk toedienen: mag zonodig terminaal gecoïnfundeerd worden met TPN, insuline,
morphine, ranitidine en tolazoline.
° Dalspiegel niet afnemen via catheter langs waar Vancomycine wordt toegediend: DAL te hoog =
interval verlengen; DAL te laag = interval verkorten; hermonitor voor 3de nieuw ingestelde dosis.
incompatibiliteit
alkalische oplossing (Na-bic, tham,...), aztreonam (Azactam®), cefotaxime (Claforan®),
dexamethasone (Decadron®), hydrocortisone (Solucortef®), heparine (conc. > 1 IE/mL), methicilline,
phenobarbital (Luminal®), pentobarbital (Nembutal®), theophylline (Euphyllin®), difenylhydantoïne
(Diphantoine®).
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: los één poederflacon Vancomycine Mylan à 500 mg op met 10 mL aqua pro inj.;
stap 2: voeg de 10 mL (= 500 mg) hersamengestelde oplossing bij 40 mL (= 50 mL viaflex
- 10 mL) glucose 5 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 10 mg/mL.
(NB. de eindoplossing à 10 mg/mL in het infusiezakje is 48 uur houdbaar bij
kamertemperatuur en tot 96 uur zo in koelkast bewaard).
referentie
editie
Pediatr Inf Dis J 1986; 5: 304; JPEN 1989; 13: 63; J Pediatr 1987; 111: 615; Clin Infect Dis
1994; 18: 533; Clin Pharmacokinet 2004; 43: 417.
1/07/2014
191
update
20/01/2007
merknaam
afleveringsvorm
VARICELLA ZOSTER IMMUNOGLOBULINEN (VZIG)
Varicella Zoster Immunoglobuline®
flacon van 2 mL à 100 IU/mL (WHO-standaard). In Nederland verkrijgbaar:
geneesmiddelenregister RVG 16948, Sanquin, CLB, divisie producten, Plesmanlaan 125,
1066 CX Amsterdam; tel 0031 - (0)20 - 512 33 55; www.sanquin.nl (kostprijs in feb. 2004 =
351,9 Euro per flacon zonder koerierkosten à ± 0,5 €/km heen en terug).
indicatie
° pasgeborene waarvan de moeder varicella doormaakt 5 dagen vòòr tot 2 dagen nà de partus;
deze ‘gevaarzone’ wordt uit voorzorg best uitgebreid tot 7 dagen vòòr en 5 dagen na;
° extreem pretermen (ZL < 28 weken) en ELBW-baby’s (GG <1.000 gram) bij elke transplacentaire
overdracht of significant postnataal contact met varicella ongeacht de maternale VZV-immuunstatus.
° ter discussie: postnatale blootstelling aan varicella zo moeder seronegatief is en < 28 dagen oud.
dosis
125 IU intramusculair toe te dienen onmiddellijk bij geboorte of zeker binnen de 72 uren na
de maternale VZV-rash.
toedieningsweg
intramusculair.
poliklinische opvolg tot 4 weken na de injectie.
monitoring
farmacologie
product bekomen uit gepoold plasma van HIV, hepatitis B en C negatieve donoren met een
recente geschiedenis van windpokken of herpes zoster; bewaren in koelkast (niet
invriezen!): kan transport bij kamertemperatuur doorstaan.
bijwerking
cfr. IG
tegenaanwijzing
cfr. IG
toxiciteit
nvt.
bijzondere
voorzorg
° “gefaseerde” associatie met acyclovir (IV 5 mg/kg om de 8 uur gedurende 5 dagen) te starten 7
dagen nà het begin van de maternale rash is te overwegen;
° borstvoeding kan doorgaan; moeder en kind SAMEN isoleren;
° zo toch neonatale varicella ontstaat bij neonatus waar profylaxie noodzakelijk was R/ IV acyclovir 20
mg/kg IV om de 8 uur gedurende 1 week.
incompatibiliteit
specifieke
bereiding
alternatief voor VZIG (bv. niet tijdig bekomen van VZIG, kostprijs, ...) kan zijn R/ Multigam®
IV 20 mL traag IV via druppelinfuus (bevat gemiddeld ± 140 IU VZV-antistoffen): CAF-DCF
Rode Kruis; wachtdienst tel 02 - 264 64 42; www.caf-dcf.redcross.be).
referentie
Tijdschr Geneesk 2004 (in press)
editie
1/07/2014
192
update
3/06/2008
merknaam
afleveringsvorm
VECURONIUM
DC
Norcuron®
poederflacon à 4 mg + 1 mL solvens (aqua) (IV).
indicatie
skeletspierparalyse bij beademde neonatus (nagestreefd doel: betere oxygenatie, minder
barotrauma, minder fluctuatie van hersendoorbloeding).
dosis
° lading: 0,1 mg/kg/dosis IV (bv. intubatie na 90 - 120 seconden), zonodig 0,03 - 0,15
mg/kg/dosis te herhalen om de 1 - 2 uren (soms is - na analgesie - 1 dosis voldoende voor
het bereiken van een synchrone ventilatie);
° continu IV infusie: 0,05 - 0,1 mg/kg/uur (= 0,05 - 0,1 mL/kg/uur van 1/4 dilutie van
samengesteld poederflacon: zie onderaan) in continu IV infuus (bij pretermen < 0,05
mg/kg/uur).
toedieningsweg
IV, IA.
monitoring
vitale parameters, bloeddruk, bloedgassen, ooglubrificatie!
farmacologie
competitieve niet-depolariserende neuromusculaire blokker; anticholinergicum met
minimale sympathische of histaminerge stimulatie (= minder effect op hartfunctie en
bloeddruk in vergelijking met langerwerkend pancuronium); levermetabolisatie (voorkeur bij
nierinsufficiëntie); werkingsduur 30 - 40 minuten (pretermen > 70 minuten); hypokaliëmie,
hypocalcemie, dehydratie/acidose en hypermagnesiëmie versterken curare-effect.
bijwerking
minimale cardiovasculaire effecten (tachycardie, aritmie, bloeddrukschommelingen),
anafylaxie (zeer zeldzaam), persisterende spierzwakte na langdurig gebruik, mogelijks
versterkt door simultaan gebruik van corticoïden (traag herstel); apnoe, bronchospasme.
tegenaanwijzing
ernstige leverdysfunctie (dosis continu infusie aanpassen bij cholestase); overgevoeligheid
voor vecuronium.
toxiciteit
bradycardie en hypotensie mogelijk bij simultaan gebruik van narcotica (bv. fentanyl); antidoot = 20 mcg/kg
atropine IV + 40 mcg/kg neostigmine IV (zie aldaar); cave “gasping syndrome” (metabole acidose, RDS, gasping,
collaps ± neurogene dysfunctie) bij gebruik van benzyl alcohol als diluens geleverd bij Norcuron voor
volwassenen!
bijzondere
voorzorg
° mag zo gewenst ook verdund worden in NaCl 0,9 % of aqua pro inj.;
° mechanische ventilatie tot herstel van spontane ademhaling;
° oplossing is maximaal 24 uur houdbaar bij kamert°;
° pharmacologische paralyse betekent ook altijd sedatie;
° curare = ooglubrificatie!!
incompatibiliteit
phenobarbital (Luminal®), phenytoïne (Diphantoine®) en natriumbicarbonaat.
specifieke
bereiding
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 1 mL bijgeleverd solvens (= aqua) bij één poederflacon Norcuron® (= 4 mg);
stap 2: voeg de 1 mL hersamengestelde oplossing (= 4 mg) bij 3 mL glucose 5 % (= 1/4
dilutie):
eindconcentratie = 1 mg/mL.
referentie
Clin Perinatol 1987; 14: 965; Anesth Analg 1988; 67; 39; Crit Care Med 1999; 27: 1358;
editie
1/07/2014
193
update
11/05/2005
merknaam
afleveringsvorm
VIGABATRINE
Sabril®
tabl. 500 mg (PO) voor magistrale bereiding.
indicatie
anticonvulsivum (eerste keuze bij vnl. salaamkrampen of West syndroom zoals bij bv.
tubereuse sclerose),
ook bij partiële epilepsie en infantiele epileptische encefalopathie (Ohtahara syndroom).
dosis
25 - 50 mg/kg/dosis om de 12 uur PO; maximale dosering = 200 mg/kg/dag (bv. bij
syndroom van West) of 4 g/dag.
toedieningsweg
PO.
monitoring
farmacologie
(RS)-4-amino-5-hexeenzuur= structuuranaloog van GABA (gamma-aminoboterzuur);
irreversiebele competitieve inhibitie van GABA-transaminase: veroorzaakt een verhoging
van het cerebraal GABA (= belangrijke inhiberende neurotransmittor); de werkingsduur is
afhankelijk van de snelheid waarmee het enzym opnieuw wordt gesynthetiseerd en niet
van plasmaconcentratie; geen eiwitbinding; vlotte enterale absorptie en goede biologische
beschikbaarheid; ongewijzigde urinaire excretie; plasma halfwaardetijd = 5 - 10 uren.
bijwerking
prikkelbaarheid, onrust of slaperigheid, tonuswijzigingen; visusstoornissen (irreversibele
beperking van het perifere gezichtsveld en retina-afwijkingen) werden recent beschreven
bij volwassenen.
tegenaanwijzing
(relatief) myoclonische convulsies (vaak verslechtering).
toxiciteit
dosisinterval verdubbelen bij nierdysfunctie.
bijzondere
voorzorg
° farmacon staken zo geen gunstig effect na 4 weken: de “non-responders” zullen meestal
herkenbaar zijn reeds binnen de eerste 2 weken van de behandeling;
° traag progressief afbouwen;
° dosis aanpassen bij nierdysfunctie.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Seizure 1995; 4: 57; J Child Neurol 1997; 12: 253;
J Paediatr Child Health 1997; 33: 121;
Semin Pediatr Neurol 1997; 4: 43; Brit Med J 1997; 314: 180.
1/07/2014
194
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
VITAMINE C = ASCORBINEZUUR
Cenol®
Cenol® : 100 mL siroop à 100 mg/mL (PO) (NB. Cenol® bevat salicylzuur);
of magistrale bereiding: bv. poeder 25 mg (PO).
indicatie
profylaxie van hypovitaminose C (scorbuut).
dosis
25 mg/dag in 1 dosis PO vanaf D14 tot D60 bij preterm baby (zwangerschapsleeftijd < 34
weken ) onder volledig enterale voeding.
toedieningsweg
PO.
monitoring
farmacologie
bevordert oxidatief catabolisme van tyrosine.
bijwerking
tegenaanwijzing
gb.
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (AC. ASCORBICUM) = 25 MG
referentie
editie
Ann Nutr Metab 1994; 38: 166.
1/07/2014
195
update
15/04/2014
merknaam
afleveringsvorm
VITAMINE D3
D-cure®
D-cure® = 10 mL druppelflacon à 2.400 IE/mL (1 mL = 36 druppels of 6 dr. = 400 IE) (PO).
NB. 2014: gewijzigd druppelvolume!
indicatie
preventie van prematuriteitsrachitis (‘metabolic bone disease’) in associatie met extra
calcium (60 mg/kg/dag) en phosphor (30 mg/kg/dag) toevoer via “moedermelkversterker”
(bv. FM 85) of via aangepaste kunstvoedingen specifiek voor pretermen.
dosis
° profylaxie bij gezonde voldragen baby (ongeacht type voeding): 400 IE/dag (6 dr. D-cure)
vanaf geboorte gedurende minstens 1 jaar; bij negroïde type wordt 600 IE/dag aanbevolen
(9 dr. D-cure).
° MBD-profylaxie bij preterm baby ‘s: 400 IE/dag of 6 dr.(bij kunstvoeding) tot 800 IE/dag of
12 dr.(bij moedermelk) PO gedurende 6 maanden.
toedieningsweg
monitoring
PO.
Ca/P (serum en urine), Alkalische Pase, 25-OH-D3, RX pols, ev. botdensitometrie.
farmacologie
Vitamine D3 = cholecalciferol (400 IE = 10 microgram).
bijwerking
geen bij normale dosering.
tegenaanwijzing
overgevoeligheid voor Vit D, hypercalcemie en hypercalciurie.
toxiciteit
zo inname > 100 mcg/dag: spierzwakte, braken/diarree, polyurie, proteïnurie/hyperCa-urie,
weefselcalcinose (R/ calcitonine, corticoïden, furosemide en rehydratie).
bijzondere
voorzorg
versneld metabolisme bij gebruik van anti-epileptica zoals difenylhydantoïne en
fenobarbital.
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
mineraalrijke (vnl. phosphor) voeding is belangrijker ter preventie van
prematuriteitsosteopenie dan vitamine D supplement.
referentie
Lancet 1995; 345: 104;
J Pediatr Gastroenterol Nutr 1995; 21: 182;
Semin Neonatol 1998; 3: 143.
editie
1/07/2014
196
update
27/11/2005
merknaam
afleveringsvorm
VITAMINE E = DL-ALFA-TOCOPHEROLACETAAT
Alfa-tocopheroli Acetas®, Ephynal®
1 mL ampul à 100 mg/mL dl-α-tocopherolacetaat (IV);
Ephynal® drag. à 100 mg: hieruit wordt een bereiding klaargemaakt van gelules à 10 mg (=
10 IE) dl-α-tocopherolacetaat (PO); alternatief = magistrale gelules à 10 mg αtocopherolacetaat concentraat (Europ. farmacopoeia: poedervorm).
indicatie
° preventie van laatijdige (hemolytische) anemie bij vit E-deficiënte VLBW-baby (=
bewezen);
° preventie van ROP, BPD, IVH/ICH (zg. “O2-radicalen gemedieerde ziekten”) (=
controversieel);
° a-beta-lipoproteïnemie (ter preventie van neuromusculaire problemen).
dosis
° profylaxie van hemolytische anemie: 10 IE/dag PO (range 5 - 25) vanaf D14 tot D60 bij
zwangerschapsleeftijd < 33 weken en/of GG < 2000 gram;
° therapeutisch: 50 - 200 IE/dag PO gedurende 14 dagen;
° a-beta-lipoproteïnemie: 100 IE/kg/dag PO.
toedieningsweg
PO, IV te vermijden.
fysiologische plasmaspiegel = 1 - 3 mg/dL.
monitoring
farmacologie
biologisch anti-oxidans of ‘free radical scavenger’; 1 mg dl-alfa-tocopherolacetaat = 1 IE vit
E; 1 mg dl-alfa-tocopherolsuccinaat = 0,89 IE vit E.
bijwerking
geen.
tegenaanwijzing
gb.
toxiciteit
geen bekend voor bovenvermelde toedieningswijzen.
bijzondere
voorzorg
IV ampul kan ook gebruikt worden voor enterale toediening.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
STANDAARDEN (ALPHA TOCOPHEROLI ACETATIS) = 10 MG
referentie
editie
Pediatrics 1985; 75: 976;
Dev Pharmacol Ther 1990; 14: 231; Dev Med Child Neurol 1990; 32: 442;
J Pediatr 1997; 131: 844.
1/07/2014
197
update
31/10/2013
merknaam
afleveringsvorm
VITAMINE K1 = PHYTOMENADION
Konakion® Paediatric, Konakion®, Vitamon K®
° Konakion® Paediatric: ampul à 2 mg/0,2 mL (PO, IM, traag IV) (= ‘micellair’ preparaat);
° Konakion®: 1 mL ampul à 10 mg/mL (IM, traag IV);
° Vitamon K®: 25 mL druppelflacon à 5 microgram per druppel (1 mL = 29 druppels)(PO).
indicatie
° preventie van neonatale hypoprotrombinemie en Vitamine K deficiëntie bloeding (VKDB);
° coumarine-intoxicatie;
° cholestase.
dosis
° eenmalig 2 mg PO op dag 1 bij elke neonatus (herhalen bij braken); IM toe te dienen bij moeders die antiepileptica of tuberculostatica innemen tijdens de zwangerschap;
° bij borstvoeding en afwezigheid van malabsorptie/cholestase: vanaf 2de week 2 mg vitamine K (0,2 mL
Konakion® Paediatric) 1 x per week PO tot en met 3 maanden (tenzij het aandeel van kunstvoeding ondertusen
meer dan 50% bedraagt).
° cholestase: 1 mg/dag PO;
° coumarine-intoxicatie: 1 - 10 mg traag IV over 20 minuten (effectief na 4 - 6 uur, zonodig ondertussen
‘protrombinecomplex’ (Rode Kruis) geven).
toedieningsweg
PO, IM, traag IV.
protrombine tijd (PT).
monitoring
farmacologie
vitamine K1 is essentieel voor de vorming van protrombine (II), factoren VII, IX en X, alsook
voor de stollingsinhibitoren proteïne C en S in de lever; specifiek antagonist van
coumarine-anticoagulantia; de nieuwe formule Konakion® Paediatric wordt voorlopig best
niet gebruikt bij “LBW”-baby ‘s omdat het micellair excipient de bilirubine-albumine
ontkoppeling zou kunnen bevorderen met verhoogd risico voor kernicterus.
bijwerking
erytheem op de injectieplaats, zeldzame anafylactoïde reactie beschreven na parenterale
toediening.
tegenaanwijzing
toxiciteit
gb.
bijzondere
voorzorg
° moeders die anti-epileptica, tuberculostatica (bv. rifampicine), cefalosporines
(cefamandol, cefazoline, cefotetan) of warfarine nemen krijgen best 10 mg Konakion® IM
toegediend 24 uur vòòr partus of 10 mg vit K/dag PO gedurende laatste 4 weken;
° Konakion® paediatric is voorzien van doseerpipet (1 of 2 mg) voor perorale toediening.
incompatibiliteit
gb.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatrics 1993; 91: 1001; Curr Opin Pediatr 1994; 6: 129; Eur J Ped 1997; 156: 126; BMJ
1998; 316: 161; Arch Dis Child 1998; 79: 295; Arch Dis Child 1998; 79: 300; La Revue
Préscrire 1998; 183: 287; Throm haemost 81:456-61;1999; Eur J Pediatr DOI
10.1007/s00431-008-0856-1; Paediatrics 2008; 121: e857.
1/07/2014
198
update
23/09/2010
merknaam
afleveringsvorm
ZIDOVUDINE = AZIDOTHYMIDINE, AZT
Retrovir® Oplossing, Retrovir® I. V.
° Retrovir® Oplossing: 200 mL suikervrije oplossing à 10 mg/mL (PO) (incl. doseringsspuit
van 10 mL);
° Retrovir® I.V.: 20 mL ampul à 10 mg/mL (IV voor infuus).
indicatie
antiviraal farmacon ter ‘behandeling’ van neonatus van HIV-besmette moeder; doel is
materno-foetaal transmissierisico met 2/3 verminderen (+ electieve sectio bij 38 weken in
aansluiting); de behandeling begint reeds bij de zwangere: (ideaal) vanaf 14de week 100
mg vijfmaal per dag PO tot de arbeid + 2 mg/kg IV over 1 uur bij begin van arbeid gevolgd
door 1 mg/kg/uur IV tot geboorte.
dosis
°
start
binnen
6
-­
8
uur
na
geboorte:
2
mg/kg/dosis
PO
of
1,5
mg/kg/dosis
traag
IV
over
30’
-­
1
uur,
te
herhalen
om
de
6
uur;;
therapie
6
weken
aanhouden;;
nadien
in
overleg
met
AIDS-­referentiecentrum
therapie
richten
volgens
laboratoriumresultaten
en
kliniek;;
°
Bij
prematuren
<
36
weken:
2
mg/kg/dosis
PO
te
herhalen
om
de
12
uur
gedurende
2
weken,
dan
2
mg/kg/dosis
PO
te
herhalen
om
de
8
uur
gedurende
4
weken;;
°
bij
prematuren
<
30
weken:
2
mg/kg/dosis
PO
te
herhalen
om
de
12
uur
gedurende
4
weken,
dan
2
mg/kg/dosis
PO
te
herhalen
om
de
8
uur
gedurende
2
weken.
toedieningsweg
PO of IV over 60 minuten; niet IM.
monitoring
PBO om de 14 d.
farmacologie
“reverse-transcriptase inhibitor” = synthetisch nucleoside-analoog (thymidine) dat HIVreplicatie inhibeert door blokkerende interferentie met virale ‘reverse transcriptase’;
zidovudinetriphosphaat is het farmacologisch actieve metaboliet; levermetabolisatie en
renale excretie; snelle enterale absorptie; belangrijk ‘first pass’ metabolisme; serum
halfwaardetijd = 3 - 6 uur.
bijwerking
frequent (reversiebele) anemie en neutropenie: verminderen van dosis kan voldoende zijn;
bij ernstige gevallen (neutrofielen < 500/mm3 of Hb < 7 g/dL) volledig staken en/of soms
transfusie nodig; nausea/braken, myalgie, slapeloosheid.
tegenaanwijzing
hyperbilirubinemie, gestoorde levertesten, relatieve contra-indicatie voor combinatie met
paracetamol (toename van de AZT-spiegel).
toxiciteit
lever, beenmerg, myocard; lange termijn toxiciteit onvolledig bekend.
bijzondere
voorzorg
° altijd verdunnen vòòr IV toediening tot maximale concentratie van 4 mg/mL; mag zo
gewenst ook verdund worden in NaCl 0,9 %;
° IV oplossing is 24 uur houdbaar bij kamert° en 48 uur in koelkast;
incompatibiliteit
bloedderivaten, eiwitoplossingen.
specifieke
bereiding
voor IV toediening: voeg 2 mL (= 20 mg) Retrovir® bij 8 mL glucose 5 % (= 1/5 dilutie):
eindconcentratie = 2 mg/mL.
referentie
N Engl J Med 1994; 331: 1173; Pediatr Res 1997; 39: 168A; Clin Perinatol 1997; 24: 161;
Richtlijnen opgesteld door de Belgische werkgroep over HIV (sept. 2000 en bevestigd okt.
2002).
editie
1/07/2014
199
update
11/05/2005
ZILVERNITRAAT 1 %
Ophtadose Zilvernitraat®
merknaam
afleveringsvorm
flacon voor éénmalig gebruik à 4 mg/0,4 mL (lokaal).
indicatie
preventie van ophthalmia neonatorum.
dosis
onmiddellijk na geboorte ogen afzonderlijk reinigen met gaasje en steriel water; instilleer 2
druppels 1 % AgNO3-oplossing tussen de oogleden van beide ogen; afdeppen mag, maar
ogen achteraf niet reinigen met water of fysiologisch.
toedieningsweg
topisch conjunctivaal.
monitoring
farmacologie
bijwerking
chemische conjunctivitis (veel minder sinds gebruik van individuele flacon: cfr.
overconcentratie door verdamping bij herbruikbare flacons).
tegenaanwijzing
toxiciteit
bijzondere
voorzorg
° wettelijke verplichting in België: zinvolheid wordt in vraag gesteld;
° voorkomt niet de latere chlamydia conjunctivitis (na dag 5).
incompatibiliteit
nvt.
specifieke
bereiding
referentie
editie
Pediatr Infect Dis J: 1992; 11: 1026;
Pediatrics 1993; 92: 755.
1/07/2014
200