De werker van de toekomst

Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
De werker van de toekomst
Jeugdzorginstellingen aan het woord over de veranderingen in het werkveld, de werkwijze en de eisen die worden
gesteld aan de professional van de toekomst.
Jeugdzorgwerker nieuwe stijl.
Het werkveld van de jeugdzorg verandert. Om de grote druk op gespecialiseerde zorg terug te dringen en de verkokerde
manier van werken binnen de jeugdhulp aan te pakken kiest het huidige kabinet voor een stelselwijziging. Met de stelselwijziging komt – per 1 januari 2015 – alle jeugdhulp in handen van de gemeente. Hierdoor wordt een integrale aanpak
van de jeugdhulp makkelijker gemaakt en komt er meer ruimte voor professionals om integraal en vraaggericht te werken. Daarmee verandert niet alleen het werkveld van de jeugdzorg, de kanteling heeft ook consequenties voor de taakstelling en de werkwijze van de professionals in de jeugdzorg.
Voor de beroepenveldcommissie van de opleiding Pedagogiek en SPH van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
was dit aanleiding om op 3 april een miniconferentie te organiseren over de transitie van de jeugdzorg waarin aandacht
is voor de nieuwe rol van de professional en de competenties die hiervoor nodig zijn. Een conferentie met als doel om
het onderwijs zicht te geven op actuele ontwikkelingen in het werkveld van de jeugdzorg, zodat deze informatie vertaald
kan worden naar een actueel onderwijsprogramma. Wat vergt de kanteling van individuele professionals in termen van
werkwijze, samenwerking en (veranderende) competenties?
Om deze vraag tijdens de minconferentie te kunnen beantwoorden heeft de HAN aan verschillende professionals in de
regio Gelderland gevraagd om, aan de hand van een casus, de veranderingen in de jeugdzorg te beschrijven en om de
werker van de toekomst te presenteren (2015). In deze publicatie leest u welke veranderingen te verwachten zijn in het
aanbod van 5 instellingen in de regio Gelderland en wat dit betekent voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 2015. Wat is de impact die de transitie heeft op het beroep van de jeugdzorgwerker in de regio Gelderland
en wat verandert er voor de professional? Uit deze verhalen wordt duidelijk over welke competenties de werker in de
toekomst moet beschikken en welke rol en taak weggelegd is voor het onderwijs.
Tenslotte nog een dankwoord voor Marie Louise van de gemeente Nijmegen, Giel Dons van stichting Entrea, Eric de
Leeuw van Pluryn Jan Pieter Heije, Saskia Sliedrecht, Evelien Scholten en Yvette Boers van Stichting Lindenhout, Petra
van het Erve van Bureau Jeugdzorg Gelderland en Marlies Heijnemans van Kleur kinder– en jeugdzorg.
Joris van veen, Pia in het Veld en Hanna Kluiters.
Opleiding Pedagogiek en SPH
Hogeschool Arnhem en Nijmegen.
3 april 2014
[Online afbeelding]. Gedownload op 1 mei 2014, van https://www.hva.nl/
kenniscentrum-dmr/wp-content/uploads/2012/10/Picturecongres-2.jpg
1
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
Casusbeschrijving; een praktijkverhaal
Gezin Steenwinkel zoekt hulp en ondersteuning.
Dat soort hulp zit ik niet op te wachten
Hulp en ondersteuning
Januari 2014. De moeder van Brian en Kimberly heeft een afspraak bij het consultatiebureau voor Kimberly. In een gesprek
dat ze heeft met de verpleegkundige geeft ze aan dat het goed
gaat, maar dat ze op het moment veel moeite heeft met het
gedrag van Brian. Ze geeft enkele voorbeelden van de agressie
die Brian thuis laat zien. De verpleegkundige luistert en besluit
om wat opvoedtips te geven. Ondanks de goede bedoelingen
raakt moeder zo geïrriteerd dat ze besluit om het gesprek te
stoppen. Ze geeft aan dat ze hier niet op zit te wachten en gooit
met de deur. Vertwijfeld blijft de verpleegkundige achter en
besluit dit incident met haar leidinggevende te bespreken.
Vanwege de jonge leeftijd van moeder en de zorgen die er waren vanuit het consultatiebureau over de opvoedsituatie is er
door Bureau Jeugdzorg contact opgenomen met ouders en
heeft er een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming plaatsgevonden. De Raad heeft haar bemoeienis
zonder vervolg beëindigd. De afspraak werd gemaakt dat het
consultatie bureau toezicht houdt en indien noodzakelijk de
Raad inschakelt. Moeder en vader geven aan dat ze het hier
niet mee eens zijn omdat het voor hen voelt als controle. Daarnaast is er boosheid naar het consultatiebureau omdat zij zonder overleg besloten hebben om informatie naar Bureau Jeugdzorg te sturen. Tevens is er afgesproken dat moeder opvoedingsondersteuning krijt vanuit het welzijnswerk en krijgen zij
hulp van de gespecialiseerde thuiszorg. Vanwege forse financiële problemen krijgt vader budgethulpverlening van het algemeen maatschappelijk werk.
Personalia
Danny van 28 jaar en Jennifer van 23 zijn de ouders van 2 kinderen; Brian van 6 en Kimberly van 4. Vader en moeder zijn niet
getrouwd en wonen 4 jaar samen in een kleine arbeiderswoning in een middelgrote stad in Gelderland. Momenteel is vader
afwezig wegens detentie .
Voorgeschiedenis
In 2008 wordt Brian geboren. Moeder is dan 17 jaar oud. De
bevalling is goed verlopen. Moeder woonde in 2008 thuis en
vader woonde in deze periode in een caravan bij zijn oom. In
de eerste 1,5 jaar krijgt moeder veel hulp haar moeder. Haar
vader is al lange tijd uit beeld. Deze ondersteuning werd door
moeder tweeledig ervaren. Enerzijds was de concrete hulp en
het kunnen terugvallen op haar moeder steunend , anderzijds
ging dit gepaard met veel onenigheid. De band tussen moeder
en dochter gaat al jaren gepaard met veel ruzies en dit was
niet anders tijdens de kraamperiode en erna. Moeder ervaart in
die tijd de ondersteuning van haar vriend (biologische vader
van Brian en Kimberly)als wisselend. Er waren veel momenten
dat hij er echt voor haar en de kinderen was. De verzorging liet
hij veelal aan moeder over maar hij vond het prachtig als de
kleine Brian bij hem in zijn armen in slaap viel. Naast deze goede momenten zoals moeder dit omschrijft, waren er ook
regelmatig periodes dat hij er niet voor hen was. Hij kon soms
weken weg blijven en liet dan niks van zich horen.
De hulp slaat aan
Eind 2009 besluiten vader en moeder te gaan samenwonen.
Moeder wilde graag op zichzelf gaan wonen. Vader geeft aan te
zijn gaan samenwonen omdat hij graag “de kinderen bij zich
wilde hebben”. De budgethulpverlening van het algemeen
maatschappelijk is dan inmiddels op initiatief van ouders gestopt. Ook de opvoedingsondersteuning vanuit het welzijnswerk en de gespecialiseerde thuiszorg is reeds afgerond. In de
rapportage staat aangegeven dat ouders de opvoedvaardigheden in de dagelijkse praktijk goed toepassen.
O.T.S
In oktober 2010 wordt Kimberly geboren. In eerste instantie
kunnen ouders, naar eigen zeggen, de situatie goed aan, maar
na 6 maanden lopen de problemen op. Er vinden verschillende
geweldsincidenten plaats in de thuissituatie waarbij er gevochten is tussen vader en twee kennissen van vader. In een laatste
incident sneuvelt, in bijzijn van de kinderen, een ruit in de woning en loopt vader verschillende kneuzingen op.
Naar aanleiding van een gesprek met de wijkagent wordt er opnieuw contact gezocht met Bureau Jeugdzorg. Na uitvoerig onderzoek door een raadsmedewerker wordt besloten om de kinderen onder toezicht te plaatsen. In het raadsrapport staat aangegeven dat de Raad een OTS noodzakelijk acht gezien de ernst
van de problematiek, de dreiging in de ontwikkeling van de kinderen, de geslotenheid van het gezinssysteem en het feit dat
ouders geen hulpvraag hebben.
Integrale aanpak
Op advies van de gezinsvoogd wordt intensieve ambulante gezinsbegeleiding ingezet(IAG eind 2011) én moeten vader en
moeder schuldhulpverlening accepteren van het maatschappelijk werk. Op advies van het maatschappelijk werk wordt wederom gespecialiseerde thuiszorg aangevraagd omdat de ambulante hulp zo lang op zich laat wachten. Moeder is heel blij
met de gespecialiseerde thuiszorg en met de schuldhulpverlening. Vader vindt de vele bemoeinissen in zijn gezin maar niks.
Helemaal niet als er ook nog onderzoek plaats vindt naar de
ontwikkeling van Brian door de jeugd-GGZ. Dit onderzoek is in
gang gezet is door de gezinsvoogd. Uit de rapportage van de
GGZ blijkt dat er sprake is van een cognitief tekort. Daarbij
wordt aangegeven dat er vermoedelijk sprake is van PDD-NOS.
Vooruitgang
In een voortgangsgesprek in 2012 met de IAG er (in aanwezigheid van de gezinsvoogd) komt naar voren dat het goed gaat in
het gezin. Na een moeilijke start in de eerste 6 maanden van de
hulp boekt het gezin grote vooruitgang. Met de hulp van oma
(m.z.)en een tante (v.z) laten ouders zien over een enorme
veerkracht te beschikken. Deze lijn weten ouders door te zetten
waarna de intensief ambulante gezinsbegeleiding in juli 2013
wordt afgebouwd. Ter ondersteuning van ouders maar ook
vanwege de achterstand in de ontwikkeling van Brian wordt
besloten om Brian gebruik te laten maken van de dagopvang.
Begin 2014 wordt door de kinderrechter de OTS verlengd.
2
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
Casusbeschrijving; een praktijkverhaal
Gezin Steenwinkel zoekt hulp en ondersteuning.
Profiel van de professional.
Huidige situatie
In januari 2014 wordt vader opgepakt en komt hij een halfjaar
in de cel te zitten. Voor moeder is dit een grote klap en een
zware tijd mede omdat de problemen met Brian zijn toegenomen. Brian is zich weer meer opstandig gaan gedragen, vertoont agressief gedrag en vooral moeder lijkt weinig vat op
Brian te hebben. Vader lijkt wat meer invloed op Brian te hebben maar reageert zelf soms nogal agressief. Hier heeft moeder
moeite mee. Ze is bang dat Brian hier te veel last van heeft, in
zijn schulp kruipt en geen goed voorbeeld krijgt. Op advies van
een moeder in de buurt gaat moeder naar het buurthuis waar
ze een medewerker van het CJG spreekt over haar situatie.
Op school worden de toenemende gedragsproblemen ook gesignaleerd. De leerkracht heeft aangegeven dat naast het opstandige gedrag Brian tevens angstig overkomt en dat hij de
laatste weken slecht verzorgd naar school komt. Naar aanleiding van de signalen van school heeft de schoolmaatschappelijk
werker de signalen in het ZAT team besproken. Hoe nu verder?
Vragen
Het werkveld verandert.
De effecten van de stelselwijziging voor het werken in de
jeugdzorg zijn nog niet duidelijk. Er wordt gesproken over
nieuw aanbod, veranderende functies en een nieuw samen
spel tussen de verschillende instellingen op lokaal
niveau.




De transitie heeft impact op de invulling van het beroep. Er
wordt zelfs gesproken over een nieuwe taakinvulling en over
een andere wijze van werken.




Met welke taken zou de professional van jullie organisatie t.a.v. deze casus belast zijn anno 2014?
Op welke wijze zou de professional van jullie instelling in
de toekomst (2015/ 2016) aan de slag gaan met dit gezin?
Wat verandert er voor de professional?
Waar liggen kansen en waar doet het zeer? Voor dit gezin, als organisatie en voor de professional ?
Competenties.
De professional in de toekomst moet beschikken over andere
competenties wordt gezegd.




Is dat zo?
Welke competenties vraagt het werken in de toekomst
van jullie professionals?
Welke verschuivingen of prioritering van de competenties heeft dit tot gevolg?
Wat is de rol en taak hierin van de opleidingen
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten
anno 2015/ 2016?
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 2015 / 2016?
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van uw organisati
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden wordt
aan dit gezin door uw instelling anno 2015 / 2016?
3
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Marie Louise van gemeente Nijmegen
Marie Louise is werkzaam als beleidsadviseur jeugd.
Voor welke organisatie werkt u?
Gemeente Nijmegen
Welke vormen van zorg worden door jullie organisatie
(huidige situatie) geboden en aan wie?
Geen. De gemeente is wel opdrachtgever voor de GGD en welzijnsinstellingen. Zelf hebben we leerplicht, verstrekking uitkering
en schuldhulpverlening in ons pakket.
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
Steeds meer preventie voor curatie en zo dichtbij en kort mogelijk. Gewoon doen wat nodig is van één gezin, één plan.
Wat is uw functie en wat houdt dit in?
Beleidsadviseur Jeugd, adviseren van het gemeentebestuur op
het gebied van Jeugd.
Op welke manier zou u in aanraking komen met dit gezin anno 2014Wellicht via Leerplicht, bij eventueel verzuim of
via de casemanager Werk en Inkomen? (werksituatie is hier niet
aangegeven) zou de gemeente in beeld kunnen komen.
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten anno 2015/ 2016?Vanaf 2015 wordt de gemeente opdrachtgever voor de jeugdhulp. Deels ook in het gedwongen kader (OTS).
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
Vanaf 2015 wordt de gemeente opdrachtgever voor de jeugdhulp. Deels ook in het gedwongen kader (OTS).
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van uw organisatie?
De regiogemeenten willen werken met een duidelijk toegangspoort voor de ondersteuning op het gebied van welzijn, zorg, en
werk. Zo dicht mogelijk bij mensen in de buurt. Elke regiogemeente krijgt een sociaal (wijk)team of kernteam. In dit team werken
werken professionals van verschillende achtergronden samen.
Het keukentafelgesprek staat centraal in de werkwijze van het sociaal (wijk)team. Tijdens dit gesprek, of een serie van gesprekken,
wordt samen met de cliënt, liefst samen met familie en/of vrienden, in kaart gebracht wat er speelt. Vervolgens maakt de cliënt
samen met zijn/haar netwerk en de professional een plan waarin
concrete actie- en verbeterpunten staan. Ook is in het plan opgenomen wie wat doet, wie de casusregie voert en of, en zo ja welke
professionele ondersteuning en zorg er nodig is. De sociale (wijk)
teams zijn de spil in het toeleiden naar zorg. De diversiteit in gemeenten binnen de regio en hun eigen zorg- en welzijnstructuur
komt ook terug in de samenstelling van de sociale (wijk)teams.
Naast het sociaal (wijk)team zijn er andere toeleiders naar ondersteuning en zorg. Gezamenlijk met het sociaal (wijk)team vormen
zij in ieder gebied de lokale toegangspoort. Andere toeleiders zijn
huis-, jeugd- en kinderartsen, regieteams/lokale zorgnetwerken,
schoolondersteuningsteam/ZAT, het veiligheidshuis en de rechter.
Deze toeleiders werken waar mogelijk samen met het sociaal
(wijk)team. Toeleiders kunnen cliënten rechtstreeks doorverwijzen
naar zorgaanbieders voor kortdurende en langdurige professionele ondersteuning en zorg. Om een goede inschatting te kunnen
maken van de zorg die nodig is kan de toeleider gebruikmaken van
consultatie & advies/hulplijn van experts vanuit de zorgaanbieders. Voor een deel zal het netwerk tussen toeleiders en gebiedsgebonden ambulant team binnen een gebied in de vraag om consultatie & advies/hulplijn voorzien. Daarnaast zal er ook specialistischer kennis vanuit zorgaanbieders nodig zijn om een plan op te
stellen en ondersteuning en zorg toe te wijzen.
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden
wordt aan dit gezin door uw instelling anno 2015/
2016?
Die zou als het goed is eerder en integraler worden ingezet,
maar ook met meer ruimte voor de mogelijkheden van het
gezin en hun netwerk zelf.
Wat verandert er voor de professional?
Van alle professionals in het veld wordt gevraagd meer over
de scheidslijnen heen te werken, vanuit de gedachte Gewoon
doen wat nodig is, gezamenlijk met professionals maar ook
met het gezin en hun netwerk. Dat betekent weten waar als
professional jouw kwaliteiten liggen, die ten volle kunnen
benutten maar ook weten wanneer je een ander moet vragen
om expertise, meekijken of overdragen. Hiervoor vragen we
als gemeenten nu van alle instellingen om consultatie en ad
vies in te richten en zijn we met professionals in gesprek hoe
dit in de praktijk zou moeten werken.
Welke verschuivingen of prioritering van de
competenties heeft dit tot gevolg?
Professionals voorbereiden op een meer integrale blik op
situaties, netwerkvaardigheden gebruiken. Hoe werk je
integraal maar ook effectief en efficiënt samen? Hoe weet je
waar je eigen expertise ligt en wanneer je die van een ande
nodig hebt? Hoe werk je mét een gezin samen?
Marie Louise, beleidsadviseur jeugd van de gemeente
Nijmegen.
4
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Giel Dons van Stichting Entrea
Giel Dons is werkzaam als ambulant hulpverlener
Voor welke organisatie werkt u en welke vormen van
zorg worden door jullie organisatie (huidige situatie)
geboden en aan wie?
Entréa is een organisatie die jeugdzorg, onderwijs en onderzoek
combineert in Gelderland-Zuid. Wij bieden vanuit de tweede lijn
specialistische begeleiding en behandeling aan kinderen van 0 tot
18 jaar en hun gezinnen. De hulp is heel divers en varieert van
korte opname voor observatie en diagnostiek, individuele therapie en trainingen tot ambulante opvoedondersteuning aan ouders en in gezinnen. Ook bieden wij de mogelijkheid voor plaatsing in en begeleiding van (netwerk)pleeggezinnen of een tijdelijk
verblijf in 24 uurs behandelgroepen. Voor jongeren bestaat er
tevens de mogelijkheid om middels fasehuizen en begeleid wonen de stap naar zelfstandigheid te zetten.
Daarnaast bieden wij speciaal onderwijs (cluster4) voor kinderen
in de basisschoolleeftijd , eventueel in combinatie met jeugdzorg.
En er bestaat een nauwe samenwerking met Kristallis, een VSOschool voor cluster4 voortgezet onderwijs. Het meten van resultaten is een geïntegreerd onderdeel in onze behandeling en in
ons onderwijs. Zo kunnen wij doelmatig en effectief blijven werken en echt antwoord geven op de vraag van een kind en zijn gezin én van onze omgeving.
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
Ons uitgangspunt is dat kinderen in een gezin behoren op te
groeien en onderwijs moeten kunnen volgen op een school in de
buurt. Ons uitgangspunt is dat kinderen in een gezin behoren op
te groeien en onderwijs moeten kunnen volgen op een school in
de buurt. Dit betekent dat we ons willen inzetten om onze begeleiding, opvoedondersteuning en onderwijs zo dicht mogelijk bij
huis te kunnen laten plaatsvinden. Ook als een uithuisplaatsing
nodig is voor een kind, zetten we ons in om deze periode zo kort
mogelijk te laten duren.
Tijdens een plaatsing helpen wij ouders, zo ver als mogelijk, een
manier te vinden om hun taak als opvoeder zo volledig mogelijk op
zich te nemen. Hierbij prikkelen we het gezin steeds meer om samen met hun netwerk in hun eigen omgeving een oplossing te vinden. Ons tweede uitgangspunt is dat ouders/jongeren zoveel als
mogelijk de regie moeten houden en dat er gezocht wordt naar
ondersteuningsbronnen dicht bij de cliënt om op die manier te bewerkstelligen dat zij ook de regie kunnen blijven houden. Dat betekent dat wij in onze ondersteuning gericht willen zijn op de vragen
en de behoefte aan ondersteuning van de ouders en/of jongeren
in het weer zelf kunnen. Onze motivatie om op deze manier te
werken komt voort uit de overtuiging dat kinderen een veilige plek
verdienen om op te kunnen groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Entréa wil Sociale Netwerk Strategieën inzetten om bovengenoemde uitgangspunten te bereiken. Het zal onze manier van
hulpverlening steeds meer gaan beïnvloeden.
Welke zorgen en wensen hebben zij en welke vragen stellen
zij om de door hen gewenste toekomst te bereiken? Aan de
hand van deze vragen kunnen de gezinsleden samen met hun
netwerk een plan van aanpak maken om hun problemen op te
lossen. In dat plan van aanpak zou bijvoorbeeld kunnen komen te staan waar ouders precies intensieve pedagogische
gezinsbegeleiding voor willen inzetten. Op deze manier zou er
een start met hulpverlening gemaakt kunnen worden waarbij
ouders voelen dat zij de regie hebben en houden. En waarbij
het netwerk de ouders blijft ondersteunen door hand en spandiensten, maar ook door in moeilijke periodes opnieuw met
de ouders naar hun zelf gemaakte plan te kijken en te bespreken of het op deze manier haalbaar is of dat er zaken moeten
worden bijgesteld.
Wat is uw functie en wat houdt dit in?
Op dit moment is er nog geen zicht op of de stelselwijziging
tot een grote verandering in ons aanbod zal leiden in de komende jaren. Wel is er een grote druk om sneller en efficiënter te werken en staat de duur van begeleidingstrajecten ter
discussie. Entréa probeert via praktijkgericht onderzoek beter
zicht te krijgen op de effectiviteit van de hulp. Dit zal ook invloed hebben op het aanbod. De verkorting van de hulpverlening zal een direct effect hebben op het beroep wat er gedaan
wordt op onze partners in het voorliggend veld. Wij zullen hen
er bij vragen als een kind weer teruggeplaatst wordt naar huis
of als de ambulante begeleiding wordt afgesloten. Maar ook
in de periode dat wij vanuit de tweede lijn aan de slag gaan
met een gezin, zal er vaker een beroep gedaan worden op het
voorliggend veld bijvoorbeeld om mee te zoeken naar steunbronnen in de directe omgeving van het gezin. Zij weten tenslotte beter wat er in de wijk te halen valt.
Een van mijn taken binnen Entréa is dan ook om mijn collega’s bewust te maken van de SNS-gedachte en hoe dat vorm te geven in
onze houding naar cliënten. In de nabije toekomst zal ik hiervoor,
samen met een collega, interne trainingen geven. Vanuit de SNSwerkwijze werk ik als facilitator in gezinnen die een plan voor de
toekomst willen maken. Daarnaast begeleid ik gezinnen bij het
werken aan doelen die zij stellen om de opvoeding en zorg te verbeteren (Gezin Centraal).
Op welke manier zou u in aanraking komen met dit gezin anno april 2014?
In de begeleiding van het gezin Steenwijk kunnen beide taken aan
bod komen. Ik zou vanuit SNS het gezin kunnen ondersteunen bij
het maken van een plan voor de toekomst. Hierbij zou ik met het
gezin kunnen bespreken welke mensen belangrijk voor hen zijn.
Wie zijn hun supporters en gunnen zij dat het goed met hen gaat?
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten anno 2015/ 2016?
5
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Giel Dons van Stichting Entrea
Giel Dons is werkzaam als ambulant hulpverlener
Daarbij kan ik mij voorstellen dat zij ons, tweedelijns voorziening,
willen inzetten voor consultatie en voorlichting aan ouders en/of
medewerkers van de eerste lijn. Bij dit alles moet de cliënt en zijn
systeem centraal staan. De vraag die zij hebben moet leidend zijn
in de geboden hulp. Vanuit Sociale Netwerk Strategieën staan het
actieteam, ouders en supporters centraal en sluiten hulpverleners hier voor korte of langere termijn bij aan.
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie van uw organisatie?
Als het nodig is kan aan het actieteam een hulpverlener (van het
voorliggend veld) gekoppeld worden. Deze persoon kan de spin in
het web worden. Deze taak zou ook bij een van de netwerkpersonen neergelegd kunnen worden. Het actieteam zal de plaats
zijn waar in de gaten wordt gehouden of alles loopt zoals afgesproken. Als het anders loopt, kan in het actieteam besproken
worden hoe hierop te reageren en of een plan aanpassing behoeft.
Op welke wijze zou de professional van jullie instelling
in de toekomst aan de slag gaan met dit gezin?
Ik ben ervan overtuigd dat een goede samenwerking van de hulpverlening met het netwerk de effectiviteit en duurzaamheid van
de hulp verbetert en een positief effect heeft op doorlooptijden.
Intensieve zorg zo kort mogelijk. Een belangrijke verandering binnen Entréa ligt in de extra aandacht die wij, vanaf volgend jaar,
willen geven aan de sociale omgeving van onze gezinnen. Middels
Sociale Netwerk Strategieën willen we de eigenkracht van onze
cliënten versterken en hen eigen regie geven over hun leven en
de hulpverlening die zij willen ontvangen. Hierbij hopen wij dat
gezinnen minder afhankelijk worden van hulpverlening. Daarbij
is er grote aandacht voor de manier waarop wij samenwerken
met het netwerk van de kinderen die wij begeleiden. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de manier waarop de transfer plaatsvindt tussen de (residentiële) behandeling en de thuissituatie.
Welke competenties vraagt het werken in de toekomst
van jullie professionals?
Dit alles vraagt van de toekomstige werkers in de jeugdzorg een
grote affiniteit om via systeemgericht werken oog te hebben voor
alle mensen en instanties die betrokken zijn bij een cliënt. Zij moeten kunnen samenwerken met alle mensen die belangrijk zijn in
het leven van de kinderen die zij begeleiden. Een open houding
ten opzichte van het sociale netwerk en de wetenschap dat hulp
eindig is en betrokkenheid stopt, is belangrijk. Ook geeft het een
andere waarde aan vraaggericht werken. De verwachting is dat
cliënten, geholpen door de werkwijze van Sociale Netwerk Strategieën, met steeds specifiekere en duidelijkere vragen zich bij ons
zullen melden. Niet de jeugdzorgorganisatie doet een aanbod voor
hulp waarvan zij denken dat het passend is. De cliënt zal een vraag
stellen die hij passend vindt voor zijn problemen en passend bij de
manier waarop hij het ouderschap kan invullen. Aan deze vraag zal
de toekomstige hulpverlener tegemoet moeten komen. De toekomstige werker in de jeugdzorg moet in staat zijn om de regie bij
de cliënt te laten en de vraag durven stellen “Wat gaan jullie doen
om de problemen op te lossen?”. Hij neemt niet over maar werkt
samen en ondersteunt het netwerk bij zaken waarbij zij hulp vragen. Hij faciliteert het gezin en het netwerk om dit zoveel mogelijk
zelf te kunnen regelen en te doen. Ook op momenten dat het
spannend wordt en de veiligheid in het geding is, is het belangrijk
om ouders en het netwerk hierin verantwoordelijkheid te geven
en met hen samen te werken om de veiligheid duurzaam te verbeteren en kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen.
Giel Dons, ambulant hulpverlener in regio Nijmegen.
6
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Eric de Leeuw van Pluryn Jan Pieter Heije
Eric de Leeuw is o.a. praktijkopleider en persoonlijk begeleider
Voor welke organisatie werkt u en welke vormen van
zorg worden door jullie organisatie (huidige situatie)
geboden en aan wie?
Ik werk voor de organisatie Pluryn Jan Pieter Heije. De vormen
van zorg die door onze organisatie worden geboden zijn:

Moeder kind huis recent gestart voor LVG jongeren die een
kind hebben of krijgen

Behandel/leefgroepen 24 uur zorg LVG jongeren met ernstige gedragsstoornissen van 7 tot 23 jaar.

Training begeleidt wonen: gericht op het vergroten van
zelfredzaamheid, zelfstandigheid met als uiteindelijk doel
met zo gering mogelijk hulp zelfstandig wonen 17 tot 23
jaar Dagbehandeling voor LVG jongeren met gedragsproblemen van 7 tot 18 jaar

(Dit is gekoppeld met behandeling jongere en begeleiding
en ondersteuning aan ouders)

Trajectbegeleiding: LVG jongeren van 18 jaar leiden naar
werk

Dagbesteding van jongvolwassenen en ouderen met LVG
problematiek
Ambulant worden de volgende vormen van zorg geboden:

Intensieve orthopedagogische gezinsondersteuning voor
ouders die net zoals in de casus een hulpvraag hebben (kort
durende hulpverlening)

Ondersteuning en begeleiding langere duur aan ouders en
hun gezinssysteem.

Intensieve woon en individuele begeleiding van jongeren
ouder dan 18 jaar die in meer of mindere mate zelfstandig
wonen

Maatschappelijk werk gericht op hulpvraag van ouders met
LVG jongeren
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
De visie is gestoeld op de empowerment theorie en competentie
gericht werken. Daar bij van uit gaande dat elk mens uniek is en
dat een ieder binnen zijn mogelijkheden zich kan ontwikkelen.
Wat is uw functie en wat houdt dit in?
De huidige functie van Praktijkopleider en persoonlijk begeleider
bij Jan Pieter Heije. De persoonlijke begeleider is de spin in het
web van het behandelen en begeleiden van cliënten. Daarnaast
ben ik docent in het MBO en HBO onderwijs en trainer/coach omgaan met agressie in de hulpverlening.
De hulpverlening wordt gecoördineerd via klanten bureau
De hulpverlening wordt in modules en of trajecten aangeboden afhankelijk van soort hulpvraag cliënt, problematiek en de
mogelijkheden van de ouders en hun kinderen. “waarbij het
vergroten van de zelfregie en vaardigheden centraal staan”.
Wat verandert er voor de professional?
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten
anno 2015/ 2016?
Anno 2014 verandert er niet zoveel betreft contact met ouders.
We hebben al regelmatig contact met de ouders zowel persoonlijk
als via de telefoon en informeren hen hoe de behandeling en ontwikkeling van hun kind verloopt. De ouders worden intensief
(indien mogelijk) betrokken bij de behandeling van hun kind.
De pijler voor dit jaar is wel intensivering van betrokkenheid ouders bij behandeling van hun kind. Ons is de vraag gesteld om de
hulpverlening dichter bij de cliënt te brengen en kortdurend te organiseren. Consequentie is dat er meer ambulante hulpverlening
plaats gaat vinden en de hulp meer in trajecten en pakketten aangeboden wordt, waarbij intra- en extramuraal naadloos in elkaar
overvloeien.
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
De organisatie is zich breed aan het oriënteren op de mogelijkheden van samenwerking en gebruik te maken van elkaars specialisme en know how. Het samenspel zal vreemd genoeg twee kanten
op gaan: elkaar concurrentie zijn en juist gebruik maken van elkaar
en samenwerkingsverbanden aan gaan.
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van uw organisatie?
In onze organisatie zal de persoonlijke begeleider “behandelende
hulpverlener” een belangrijke plaats gaan innemen. Die multifunctioneel kan worden ingezet.
Ten eerste vraagt de organisatie om “behandelende hulpverleners” die multi inzetbaar zijn, Men moet zowel het kind kunnen behandelen en begeleiden ( b.v. 24 uur voorziening) als
ambulant de ouders ondersteuning, begeleiden en coachen.
(systeem gericht en trajectmatig). Dit vraagt dan ook wat van
de persoon in kwestie ( stevige persoonlijkheid, die methodisch, planmatig en projectmatig kan werken met zowel jongeren met ernstige gedragsproblematiek als ouders die opvoedingsverlegen zijn. De professional zal met dit gezin in drie
stappen aan de slag gaan.
1.
Preventie zo snel mogelijk inspringen op de hulpbehoefte en probleem analyseren. B.v. LVG jongeren die op jonge leeftijd een kind hebben of
krijgen via project Moeder kind huis ondersteuning bieden.
2.
Orde op zaken krijgen door intensieve orthopedagogische gezinsondersteuning te bieden (kort
durend)
3.
Borging en vergroten van vaardigheden van ouders en ondersteuning bij het opvoeden van hun
kinderen. Kortdurend kind extra begeleiding en
eventuele behandeling bieden gericht op de problematiek.
Opmerking: de kansen liggen in je als organisatie en als hulpverlener duidelijk presenteren in waar je goed in bent en willen blijven ontwikkelen. M.a.w. schoenmaker blijf bij je lees,
maar verken wel je grenzen en durven over deze grenzen
heen te denken) en blijf in ontwikkeling. Het wordt een uitdaging om kortere intramurale trajecten aan te bieden.
7
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Eric de Leeuw van Pluryn Jan Pieter Heije
Eric de Leeuw is o.a. praktijkopleider en persoonlijk begeleider.
Dus in deze wereld van vernieuwing zal zowel de organisatie als
de hulpverlener zich moeten blijven ontwikkelen en mee bewegen met nieuwe vormen van hulpverlening.
Waar liggen kansen en waar doet het zeer? Voor dit
gezin, als organisatie en voor de professional?
De pijn zal zijn,;

dat niet al de bestaande hulpverleners mee kunnen bewegen in deze ontwikkeling.

dat de organisatie de moeilijke gevallen gaat krijgen en zal
daar ook zijn personeel op moeten voor bereiden en aannemen. We gaan van zorgen voor naar zorgen dat
(voorwaarde scheppende aan de slag gaan om doel te bereiken).

dat Pamperen te duur isn, m.a.w. zoveel mogelijk vergroten
van zelfregie zal centraal staan in de hulpverlening. de cliënt zal geactiveerd worden zoveel mogelijk binnen zijn mogelijkheden zelf aan de slag te gaan. Waarbij gelet op onze
specifieke doelgroep dit wel eens pijn kan gaan betekenen
voor de cliënten!(te hoge verwachtingen betreft zelfredzaamheid en dat alles niet zo maar geregeld kan worden,
motto alles wat de hulpverlener onderneemt zal verantwoord moeten worden: hulp kost geld).

dat gezinnen waar onze jongeren vandaan komen zijn vaak
opvoedingsmoe of hebben onvoldoende vaardigheden. Het
zal ook regelmatig (koffie dik kijken) gaan voorkomen dat
problemen meer escaleren voordat een jongere uiteindelijk
uit huis wordt geplaatst.?!
Welke competenties vraagt het werken in de toekomst
van jullie professionals?
Een hulpverlener zal assertief, creatief en flexibel moeten zijn om
mee te kunnen blijven, bewegen, maar ook planmatig, systeem
gericht, trajectmatig kunnen werken en denken in mogelijkheden.
Eric de Leeuw, Pluryn Jan Pieter Heije
8
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Saskia Sliedrecht van Stichting Lindenhout
Saskia Sliedrecht is werkzaam als gedragswetenschapper.
Voor welke organisatie werkt u?
Lindenhout, stichting voor Jeugd en Opvoedhulp
Welke vormen van zorg worden door jullie organisatie
(huidige situatie) geboden en aan wie?
Ambulante hulpverlening (van kortdurend tot langdurig laagfrequent en zo outreachend als nodig is), spoedhulp, trainingen, therapie (PMTO, MDFT), Ouderschap Blijft (module na echtscheiding), pleegzorg, logeerhuizen, gezinshuizen, leefgroepen. Doelgroep: kinderen van 0-23 jaar en hun ouders
Eind 2015 heeft Lindenhout geen traditionele leefgroepen meer.
Dit omdat wij van mening zijn dat kinderen thuis horen en wanneer dat niet lukt, dan zo thuis mogelijk moeten wonen. Een leefgroep met 10 jongeren, past niet binnen dit beeld.
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten
anno 2015/ 2016?
Op welke wijze zou de professional van jullie instelling in de toekomst aan de slag gaan met dit gezin?
Veel meer in aansluiting met alle betrokken partijen, 1 hulpverleningsplan waarin alle betrokkenen hun eigen aandeel
hebben.
Wat verandert er voor de professional?
Aansluiting en nauwere samenwerking met het voorliggende veld
(nulde en eerste lijns) en met de aanpalende voorzieningen.
Meer kennis van de buurt waarin gewerkt wordt, betere sa
menwerking met de netwerkorganisaties, meer zelfstandig.
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie). Kinde-
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
Waar liggen kansen en waar doet het zeer? Voor dit
gezin, als organisatie en voor de professioal?
ren en ouders die zorg bieden die nodig is, op maat en (zo dicht
mogelijk) bij huis, zodat zij op eigen kracht weer verder kunnen
Aansluiting en nauwere samenwerking met het voorliggende veld
(nulde en eerste lijns) en met de aanpalende voorzieningen.
Wat is uw functie en wat houdt dit in?
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van uw organisatie?
Gedragswetenschapper
Op welke manier zou u in aanraking komen met dit gezin anno 2014
Via een indicatie van Bureau Jeugdzorg of via een doorverwijzing
van het maatschappelijk werk of CJG
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten anno 2015/ 2016?
Ons zorgaanbod zal in communicatie met gemeenten en voorliggend werkveld aangepast worden aan de vraag (generieke module, pleegzorg). Binnen de organisatie zal differentiatie blijven bestaan (licht ambulant: AG, intensief: IOG, in de wijken: WIG en
JEKK). Dit om mensen die minder gespecialiseerd zijn niet onnodig te vermoeien met vaktermen. Verder wordt op dit moment
onze leefgroepen omgebouwd naar: zeer intensief ambulant
(MDFT), netwerkpleegzorg, logeerhuizen, gezinshuizen.
In eerste instantie het gezin zelf, die met behulp van een gezinsplan de hulp krijgt die nodig is. Heeft een gezin hierbij ondersteuning nodig dan wordt de regie van de hulp door gezin gedeeld met
het voorliggend veld (bijv. maatschappelijk werk). Zij vragen indien
nodig tweedelijnsorganisaties aan te sluiten met meer gespecialiseerde hulp.
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden wordt
aan dit gezin door uw instelling anno 2015/ 2016?
Op maat, niet langer dan nodig is en altijd in samenhang met voorliggende voorzieningen.
Met welke taken zou de professional van jullie organisatie t.a.v. deze casus belast zijn anno 2014?
Het uitvoeren van de indicatie en beantwoorden van de hulpvraag
van de ouders en de omgeving samen met ouders.
In samenwerking liggen veel kansen, een betere aansluiting
met het gezin. Het wordt wel hard werken elkaars taal goed te
spreken en vanuit een gedeelde visie met de gezinnen te wer
ken.
Moeten professionals in de toekomst over andere
competenties beschikken?
Ja: er is minder dan voorheen sprake van een helder
geformuleerde opdracht en een “gespreid bedje”
Welke competenties vraagt het werken in de toe
Komst van jullie professionals?
Meer zelfsturing en reflectie op eigen handelen en nog
meer dan voorheen gebruik maken van een goede alliantie met gezin en netwerkpartners
Wat is de rol en de taak hierin van de opleidingen
Bewustwording van het feit dat je als hulpverleners nooit in je
eentje werkt, altijd samen met anderen! De consequenties
hiervan zullen helder aan bod moeten komen.
Saskia Sliedrecht, Stichting Lindenhout,
9
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Evelien Scholten en Yvette Boers van Stichting Lindenhout
Evelien en Yvette zijn werkzaam als ambulant hulpverleners
Voor welke organisatie werken jullie?
Stichting Lindenhout.
Welke vormen van zorg worden door jullie organisatie
(huidige situatie) geboden en aan wie?
Lindenhout biedt ondersteuning en begeleiding aan kinderen,
jongeren en hun opvoeders bij wie het opgroeien en opvoeden
(even) niet vanzelf gaat. Lindenhout biedt hulp in grote delen van
Gelderland en in een klein gebied van Overijssel. Lindenhout
biedt advies en praktische ondersteuning door middel van ambulante gezinsbegeleiding, ouderschap blijft en korte trainingen
(praat/speelgroep, TOP-DOG, etc). Daarnaast biedt Lindenhout
hulp door middel van dagbehandeling voor kinderen tot 12 jaar.
Ook intensieve behandeling door opnames van kinderen en
jongeren in pleeggezinnen, gezinshuizen of residentiële groepen
hoort bij het hulpaanbod van Lindenhout.
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
'Sterk voor kinderen' is altijd het uitgangspunt van de hulp van
Lindenhout geweest. Waar wij voor staan en hoe wij werken,
vatten we samen in vier kernboodschappen, onze mission statements:
1.
Kinderen horen thuis
2.
Wij gaan uit van mogelijkheden
3.
Wij laten niemand wachten
4.
Wij leren van elkaar.
Daarnaast is met het oog op de transitie en transformatie de notitie ‘Van wijken weten’ een belangrijke pijler onder ons handelen
voor nu en in de toekomst. Hiermee is een duidelijke strategische koers uitgezet om ons mee te gaan bewegen in de wijken, in de leefwerelden waar kinderen zich bevinden.
De primaire focus van de jeugdzorgwerker ligt vanuit deze visie
op aansluiten en aanspreken. Aansluiten betekent daadwerkelijk met kennis en kunde aansluiten op de gegeven context van
de wijk, de omgeving, het gezin, de infrastructuur, de sociale
kaart en de reeds aanwezige (beroepsmatig) betrokkenen.
Aansluiten betekent ook niet overnemen, maar aanvullend zijn
waar nodig en het netwerk zoveel mogelijk in regie en eigen
kracht zetten. Aanspreken betekent actief nieuwsgierig zijn naar
achtergronden en context, verbinding zoeken, er op af, praktisch
ondersteunen en ingrijpen als de veiligheid in het geding is. Bereikbaar en beschikbaar zonder drempels in een stevige coalitie
met circuits en sectoren op specifieke terreinen als verslaving,
schuldsanering, sociale dienst, huisarts, GGZ, thuiszorg.
Naast aansluiten en aanspreken zijn een servicehouding, een oplossingsgerichte werkwijze, en een contextuele benadering aansluitend op de concrete situatie vanzelfsprekende onderdelen
van het vakmanschap. Het arsenaal aan interventies, methodieken en behandeltrainingen behoort tot de inventaris van de
werkers en zij kunnen beoordelen wat het meest effectief is in de
concrete situatie.
Lindenhout wil graag wijkpartner zijn, onderdeel zijn van of aansluiten bij integrale w ijkteams en zich gebiedsgebonden verbinden. Waarbij hulp traploos, naadloos en integraal kan worden
ingezet, onder regie van één contactpersoon.
Wat is jullie functie en wat houdt dit in?
Evelien Scholten is pedagogisch ambulant werker en trainer van
de praat/speelgroep voor kinderen van gescheiden ouders. Een
aantal uur per week begeleidt zij kinderen tussen de zeven en
twaalf jaar op en vanuit de naschoolse dagbehandeling. Kinderen worden aangemeld voor de naschoolse dagbehandeling omdat ze stagneren in hun ontwikkeling. Vanuit de visie dat kinderen
het best kunnen opgroeien in hun eigen omgeving, worden er
steeds minder kinderen op de groep geplaatst en wordt de begeleiding/behandeling vorm gegeven in hun eigen leefwereld. Evelien begeleidt daardoor zoveel mogelijk kinderen op school,
BSO of bij de sportclub. Zij observeert het kind, overlegt met
ouders en leerkrachten, maar ook intern met de ambulant
hulpverlener en gedragwetenschapper. Er wordt samen met het
gezin en alle betrokkenen een plan van aanpak gemaakt.
Doel is dat het kind zo goed mogelijk verder kan in zijn eigen
omgeving en dat zijn opvoeders hier zo goed mogelijk voor toe
gerust zijn. Vanzelfsprekend wordt er ook met het kind aan
het plan gewerkt bijvoorbeeld door middel van een IK-boek,
gesprekken met kinderen, Kids-skills en door de kinderen te
laten oefenen in sociale situaties.
Yvette Boers is ambulant gezinsbegeleider en mediacoach.
Een aantal dagen in de week begeleidt zij gezinnen met complexe opvoedproblematiek. Er is vaak sprake van meerdere
problemen bijvoorbeeld verslaving- of psychiatrische problematiek bij één van de ouders. Daarnaast kunnen er gedragsproblemen zijn bij het kind. Yvette begeleidt ouders wekelijks,
meestal bij ouders thuis. Dit kan door middel van gesprekken,
het gezamenlijk zoeken naar oplossingen die aansluiten bij
het gezin, het betrekken en in kaart brengen van het netwerk en andere steunbronnen, het bespreekbaar maken van
veiligheid en indien nodig het maken van een veiligheidsplan samen met ouders en netwerk. Daarnaast wordt er
meestal intensief samengewerkt met andere betrokken hulpverleners en is zij verantwoordelijk voor de registratie van het
hulpverleningsproces. Yvette kan interventies inzetten als dit
aansluit bij de behoefte van ouders zoals triple-p, VHT, omgangsbemiddeling of PMTOa.
Op welke manier zouden jullie in aanraking komen
met dit gezin anno 2014
Er zijn diverse manieren waarop Lindenhout betrokken kan
worden bij het gezin Steenwinkel. Binnen deze casus zouden
bijvoorbeeld het ZAT, school of bureau jeugdzorg , in samenwerking met het gezin, Lindenhout erbij kunnen betrekken om mee te denken. Dit zou in de vorm van een afstemmingsoverleg kunnen plaatsvinden, waarbij ouders en andere
betrokken partijen, zoals school en bureau jeugdzorg aanwezig zijn. In het eerste gesprek is het van belang te gaan inventariseren waar de krachten van het gezin en kind liggen.
Ook de moeilijkheden worden besproken.
10
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Evelien Scholten en Yvette Boers van Stichting Lindenhout
Evelien en Yvette zijn werkzaam als ambulant hulpverleners
Daarnaast is ook netwerk en veiligheid een belangrijk thema.
In eerste instantie zal Lindenhout samen met ouders en betrokkenen kijken of er mogelijkheden zijn hulp te bieden in de
eigen situatie. Een voorbeeld kan zijn pedagogisch ambulante
ondersteuning op school. De pedagogisch ambulant medewerker gaat ondersteuning bieden op de plek waar het kind al
vertrouwd is. De ambulant hulpverlener kan samen met ouders
in de thuissituatie de hulpverlening opstarten. Blijkt dat hulp in
de eigen situatie (vooralsnog) niet mogelijk is, dan kan er gekeken worden naar vormen van hulp, zoals naschoolse dagbehandeling. Hierbij dient er een sterke verbinding te zijn met de context waarin het kind zich begeeft. Echter eerst zal er gekeken
worden naar mogelijkheden voor pedagogisch ambulante hulp.
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten anno 2015/ 2016?
De meest in het oog springende verandering is de ombouw van
het aantal (semi)residentiële plekken naar ambulante plekken,
extra pleegzorg en gezinshuizen. In 2015-2016 zullen er minder
specialistische plekken zijn op groepen en zetten we nog meer
hulp in op de plekken waar het kind verblijft. Het kernwoord
voor de nieuwe werker zal ‘verbinden’ zijn. Verbindingen zoeken,
verbindingen aangaan. Wij als professionals onderling, maar ook
verbindingen leggen tussen ouders en de plekken waar het kind
verblijft. Verbindingen versterken tussen het gezin en het netwerk. Een goed sociaal netwerk dat oog houdt op een kind,
dat het kind op kan vangen en ouders kan ontlasten werkt
beschermend en bevordert een gezonde ontwikkeling van kinderen. Het is belangrijk om deze verbindingen te leggen, omdat er
zo sneller hulp op de juiste plaats kan komen. Kennis van de
sociale kaart in het gebied waar je werkt is onontbeerlijk.
Daarnaast zul je goed op de hoogte moeten zijn van eventuele
specialistische hulp die ingezet kan worden.
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
Door invoering van sociale wijkteams zullen de verschillende instellingen beter van elkaars expertise op de hoogte zijn en beter
gebruik kunnen maken van elkaar. Ook kan er makkelijker contact
gelegd worden met eventuele hulpverleners van ouders (bij
voorbeeld de schuldhulpverlening). De ‘korte lijntjes’ tussen de
hulpverleners zal helpend zijn voor ouders en het hulpverleningsproces. “Één gezin, Één plan” staat centraal. Één plan voor het
gezin waarbij afspraken gemaakt zijn over de regievoering en
waarbij ouders, hun netwerk en alle hulpverleners zich conformeren aan dit plan. Het betrekken van ouders, hun recht op ten
alle tijden inzage in en regie over het plan, staat centraal .
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van jullie organisatie?
Zowel ouders als de regievoerder zijn de ‘spin in het web’. De
regievoerder wordt per casus binnen een overleg in het wijkteam
vastgesteld.
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden wordt
aan dit gezin door jullie instelling anno 2015/ 2016?
Samen met het gezin Steenwinkel zal er een gezinsplan opgesteld
worden. Een belangrijk punt is het aanboren van de steunbronnen uit de omgeving. Ook zal er binnen het plan geanticipeerd
moeten worden op de terugkeer van vader en zal het thema veiligheid besproken worden met ouders. De rol van de omgeving zal
ook hierbij beschreven worden. Daarnaast zal de hulp gericht op
Brian binnen het gezin, school en vrije tijdsbesteding besproken
en beschreven worden. Lindenhout kan zich richten op de observatie van Brian binnen school, ondersteuning bieden aan school
als ook ondersteuning bieden aan ouders. Door middel van observatie en in samenwerking met school en ouders kan gekeken
worden naar wat Brian nodig heeft. Ten alle tijden geldt dat de
hulp het liefste binnen de eigen context geboden wordt. Indien
dit uiteindelijk niet mogelijk blijkt te zijn, zal er gekeken worden naar andere mogelijkheden, bijv naschoolse dagbehandeling.
Plaatsing op de naschoolse dagbehandeling zou voor korte
tijd en ondersteunend aan het grote plan ingezet kunnen
worden. Ook dan zal gekeken worden naar wat Brian nodig
heeft en is de verbinding met de eigen context van belang.
Mogelijk spelen er ook financiële problemen waar binnen
het gezinsplan rekening mee gehouden dient te worden en
waar het AMW mee kan helpen. Tijdens de bespreking van
het plan wordt de regievoerder vastgesteld. Gezien er meerdere partijen betrokken zijn, is het van belang dat de regievoerder goed zicht houdt op de hulp die geboden wordt. De
regievoerder kan in dit geval de gezinsvoogd zijn, maar ook
de maatschappelijk werker van het AMW of een buurt- of
gezinscoach (dit kan iemand van Lindenhout zijn).
Met welke taken zou de professional van jullie organisatie t.a.v. deze casus belast zijn anno 2014
De taken van de hulpverleners zijn het begeleiden, behandelen en ondersteunen van het hele gezin. Hierbij maakt het
netwerk van het gezin (familie, vrienden, instanties) zoveel
mogelijk deel uit van de oplossingen en het hulpverleningsproces. Taken die hier onder ander bij horen zijn luisteren,
aansluiten bij het gezin en vervolgens een vraaggericht plan
maken. Vervolgens zal er in het plan gebruik worden gemaakt van verschillende interventies en worden standaard
hulpmiddelen in gezet zoals de veiligheidchecklist, sociale
netwerkanalyse en de drie kolommen (signs of safety).
De regie ligt momenteel grotendeels bij de cliënt, anno
2015/2016 zal dit echter nog meer worden. Cliënten zouden
in die tijd hun eigen dossier online kunnen inzien en beheren. Van elke hulpverlener wordt daardoor nog meer een
transparante werkstijl verwacht. De hulpverlener die de regie
voert zal meer verantwoordelijkheden krijgen voor wat betreft het inschatten van de veiligheid en regie voeren in het
vormgeven/organiseren van het hulpverleningsproces. Zowel
het bespreken van het thema veiligheid als ook het vormgeven van het hele traject rondom het gezin zal in samenspraak en in openheid met de cliënt plaatsvinden.
11
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Evelien Scholten en Yvette Boers van Stichting Lindenhout
Evelien en Yvette zijn werkzaam als ambulant hulpverleners
De primaire focus van de jeugdzorgwerker zal nog meer gericht
zijn op ‘aansluiten’ en ‘aanspreken’. De hulpverleners zullen
meer in de wijk werken bij de kinderen, jongeren en hun ouders.
Voor de hulpverlener betekent dit dat zij nog meer zelfstandig
zullen werken en dagelijks minder hun eigen collega’s tegen
zullen komen. Zij zullen meer met andere collega’s van andere organisaties samenwerken in een team of pand.
Waar liggen kansen en waar doet het zeer? Voor dit
gezin, als organisatie en voor de professional?
Doordat de hulpverleners meer in de wijk werken zullen cliënten
eerder worden gezien en worden begeleid. De kans is dat er
beter en meer wordt samengewerkt met andere organisaties,
waardoor hulpverleningstrajecten korter kunnen worden en de
overdrachten makkelijker worden. Door één gezin, één plan
zouden ouders met minder mensen te maken kunnen krijgen,
waardoor de hulp overzichtelijk wordt voor ouders. Cliënten
krijgen de kans dat zij meer regie kunnen voeren over hun eigen hulpverleningsproces en dat er meer mogelijkheid is tot
blended mix hulp (online en face-to-face hulp). Ook zal de hulp
eerder binnen de eigen context ingezet worden en blijft de omgeving, bijvoorbeeld voor het kind, vertrouwd. Cliënten worden
wel afhankelijker van de gemeente waar zij wonen en daardoor
van de aangeboden hulp. Er zal meer rekening moeten worden
gehouden met de kosten en de gemeente. Op dit moment gaat
er veel tijd en aandacht uit naar preventief en laagdrempelig
werken vanuit de wijk. Dit biedt veel kansen op betere en
meer efficiënte hulp. De keerzijde is dat er minder oog lijkt
voor de meer specialistische en zwaardere vormen van hulp,
die (boven)regionaal geregeld moeten worden. Daar de transitie gepaard gaat met bezuinigingen lopen juist die specialistische
voorzieningen risico’s ten aanzien van hun voortbestaan. Daarnaast is het een vraagstuk hoe specialistische kennis geborgd
blijft in de wijkteams. Als we allemaal generalistisch werken, ligt
het risico op de loer dat de specifieke expertise verdwijnt.
Moeten professionals in de toekomst over andere
competenties beschikken?
De professional moet zich er in de toekomst bewust van zijn
dat hij/zij flexibel moet zijn en ook outreachend moet werken.
De werker in de toekomst mag er vanuit gaan dat de hulp van een
instelling als Lindenhout steeds korter en krachtiger wordt ingezet. Er zal steeds meer maatwerk geleverd moeten worden
als je echt vraaggericht wilt werken. Dit vraagt een oplossingsgerichte, niet oordelende houding, waar jeugdzorgwerkers in de
regel goed voor toegerust zijn. Daarnaast zal er stevig gestuurd
moeten worden als veiligheid in het geding komt. De kunst is dan
de confrontatie niet uit de weg te gaan en toch in verbinding te
blijven met het gezin. Juist als de veiligheid in het geding komt,
moeten ouders verantwoordelijk gemaakt worden om die veiligheid toch te borgen door middel van een goed plan, waar iedereen
vertrouwen in heeft.
Welke competenties vraagt het werken in de
toekomst van jullie professionals?
Aansluiten en aanspreken zijn belangrijke competenties voor de
hulpverlener. In alle openheid en in samenwerking met ouders
tot een plan van hulp komen, zal telkens weer van de hulpverlener gevraagd worden. Twee jaar geleden gingen we er vanuit dat
gezinnen naar Lindenhout toekwamen voor hulp. Nu moet Lindenhout meer naar de gezinnen toe, of naar de plekken waar de
jeugdige verblijft. Dit houdt in dat de nieuwe werker goed op de
hoogte moet zijn welke voorzieningen er in de buurt zijn, zodat hij
of zij ook een verwijzende functie kan vervullen.
Het netwerk van het gezin wordt steeds belangrijker. Voor de
professional houdt dit in dat zij zicht moeten krijgen op het netwerk van het gezin en zij waar mogelijk deze kunnen versterken.
Dit kunnen zij doen door bijvoorbeeld opvang voor het kind te
regelen in het eigen netwerk, voorlichting te geven over de problematiek van het kind, maar ook door een eigen-kracht conferentie te organiseren of een familie netwerkberaad. Het registeren
van de hulp zal steeds belangrijker worden om de effecten te
meten maar ook om de veiligheid in te kunnen schatten. Van de
professional vraagt dat zij meer zullen registreren en daardoor
meer met de laptop en tablet zullen moeten werken. Cliënten
zullen steeds meer regie krijgen over hun eigen dossier,
dat betekent dat professionals nog transparanter moeten werken. Last but not least, zal de jeugdzorgwerker nieuwe stijl
eigen regie en eigen richting moeten bepalen. Doordat hij/zij
meer buiten de eigen instelling werkt, te maken heeft met
een eigen gebied, wijk of regio, met andere partners, zal hij/
zij zich voldoende toe gerust moeten voelen om besluiten
te nemen, regie te pakken, inschattingen ten aanzien van veiligheid te maken en waar nodig in te grijpen. Dit vraagt zelfsturing, maar vervolgens ook een goede zelfreflectie en het
toetsen van besluiten achteraf. Lindenhout faciliteert dit door
het inrichten van een reflectieve praktijk, maar een medewerker is ook zelf verantwoordelijk voor het zoeken van steun
en advies en deskundigheidsbevordering. Daarnaast zijn er
binnen Lindenhout structurele overleggen met pedagogisch
ambulant medewerkers, ambulant hulpverlener, teamleider
en gedragswetenschapper.
Wat is de rol en de taak hierin van de opleidingen
De taak van de opleiding is studenten voor te bereiden op
de professional van de toekomst door te leren hoe zij moeten netwerken en samenwerken met collega’s en netwerkpartners. Van belang is dat zij leren hoe zij zich moeten profileren en laten zien in het netwerk. Daarnaast zullen zij naast
pedagogische kennis brede kennis moeten hebben van verslavingzorg, schuldhulpverlening, opvoedproblematiek, etc.
Studenten zullen moeten leren hoe zij het sociaal netwerk
meer bij het hulpverleningsproces kunnen betrekken. Het
verbinding maken met andere organisaties zal steeds belangrijker worden. Tot slot zullen studenten online moeten
leren werken en face-to-face waar ook zware gesprekken
over bijvoorbeeld veiligheid gevoerd moeten worden. Het
bespreken van veiligheid in alle openheid met ouders zal een
belangrijk thema moeten zijn binnen de opleiding. Om kwaliteit te borgen is zelfreflectie en zelfsturing van groot belang.
Dit zal mogelijk nog meer nadruk moeten krijgen tijdens de
gehele opleiding.
Evelien Scholten en Yvette Boers, Stichting Lindenhout
12
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Petra van het Erve van Bureau Jeugdzorg Gelderland
Petra van Erve is werkzaam als teamleider (JB/JHV), manager / coach van de pilot Gebiedsteams Tiel en Neerijnen
en kwartiermaker Wijkteams Lingewaal en Geldermalsen.
Voor welke organisatie werkt u?
Mijn naam is Petra van het Erve en ik ben werkzaam bij Bureau
Jeugdzorg (BJZ) in de functie van teamleider (JB/JHV),
manager / coach van de pilot Gebiedsteams Tiel en Neerijnen en
kwartiermaker Wijkteams Lingewaal en Geldermalsen.
Welke vormen van zorg worden door jullie organisatie
(huidige situatie) geboden en aan wie?
BJZ beschermt jeugdigen die ernstig in hun ontwikkeling worden
bedreigd. Deze kinderen en jongeren groeien vaak op in een gezin waar meerdere problemen tegelijkertijd spelen: bijvoorbeeld
verslaving, huiselijk geweld en schulden. Meestal vragen deze
gezinnen niet zelf om hulp, maar melden anderen hun zorgen bij
BJZ, een leraar op school, of de politie die een melding heeft ontvangen. Bij een crisissituatie zijn wij dag en nacht bereikbaar. Samen met het gezin bekijken wij wat de beste oplossingen zijn. Wij
proberen ouders te bewegen aan onze hulp mee te werken. Als
dat onvoldoende lukt en de zorgen blijven bestaan, kan de kinderrechter de hulp verplicht stellen.
Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
Wij doen er alles aan ouders te helpen zo snel mogelijk
zelf verder te kunnen, zodat hun kinderen in een veilige omgeving kunnen opgroeien.
Wij werken vanuit de vijf rechten van het kind:

Ieder kind heeft het recht op te groeien in een veilige
leefomgeving;

Ieder kind heeft het recht op te groeien bij zijn ouder(s);

Ieder kind heeft er recht op dat de affectieve band met zijn
ouder(s) wordt erkend en kan worden onderhouden;

Ieder kind heeft er recht op dat zijn ontwikkeling vanuit de
samenleving wordt ondersteund en waar nodig beschermd;

Ieder kind heeft recht op de zorg die het beste bij hem past.
Op welke manier zou u in aanraking komen met dit gezin anno 2014?
In de beschrijving van de casus van het gezin Steenbergen, is te
lezen hoe het anno nu er ongeveer aan toe gaat: het consultatiebureau kan zijn zorgen melden bij BJZ en de wijkagent kan een
zorgmelding doen bij BJZ. In beide gevallen zal de jeugdhulpverlener contact met het gezin opnemen en aan ouders uitleggen waarom er een melding is gedaan, bespreken met ouders of zij de zorgen herkennen en proberen tot overeenstemming te komen met
ouders over wat er moet gebeuren om te zorgen dat de zorgen af
nemen. Vaak wordt er dan ook gevraagd, om contact met derden
op te nemen, bijvoorbeeld de school. Het gezin kan ook via de
rechter bij ons terecht komen. Dan wordt er door de rechter een
OTS (Onder toezichtstelling) uitgesproken en zal een gezinsvoogd
de casusregie op zich gaan nemen, of een gezin dit nou wil of niet.
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten
anno 2015/ 2016?
BJZ zal zich de komende twee jaar sterker en uitdrukkelijker gaan
toeleggen op het “dwang en drang” aanbod. Wij hebben reeds de
deskundigheid om ingewikkelde problematiek te analyseren, bespreekbaar te maken en soms met dwang op te treden, we zullen
dit echter vaker – ongeacht of er al dan niet een maatregel is en
welke dan- door één persoon laten uitvoeren. Onze hulpverleners
zullen niet meer alleen gezinsvoogd zijn, of jeugdhulpverlener of
jeugdreclasseerder. Wij zullen allen jeugdbeschermers zijn, met of
zonder maatregel.Ook zullen we nog meer de regie bij de ouder(s)
leggen. Het Plan van Aanpak is zijn/haar plan. We zullen veel intensiever contact leggen met de professionals in de wijkteams.
Korte lijntjes onderhouden, zodat wij er makkelijk bij gehaald kunnen worden indien nodig. Ook zal er minder werk komen, de wijkteams zullen meer en anders de problemen met ouders gaan bespreken en de jeugdbeschermers worden er gericht bijgehaald
voor een bepaalde tijd.
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
De instellingen zullen meer en meer moeten samenwerken.
Sterker nog: professionals van verschillende instellingen worden samen een nieuw team. De cliënt moet altijd op het goede adres zijn, waardoor we willen voorkomen dat er verschillende hulpverleners bij één gezin betrokken zijn. Instellingen
zullen zich mogelijk moeten instellen op krimp: minder mensen in dienst, meer mensen in het wijkteam, en zich mogelijk
moeten verhouden tot de vraag: hoe zorg ik dat er – in de verschillende wijkteams- ook voldoende expertise blijft.
We moeten ontschotten, meer gaan werken met 1 kind, 1 gezin , 1 plan. We praten met elkaar over een nieuwe functie:
die van de generalist. We praten over een generalistisch team
met jeugd- en gezinswerkers met specifieke kennis. We praten
over expertteams. Ook de beweging verandert: we gaan niet
meer verwijzen, maar  we halen erbij. Indien een deskundige nodig is, halen we die erbij. De eerste persoon – uit het
wijkteam- blijft eerste contactpersoon. De ouder blijft eigenaar en hoofdverantwoordelijk voor het dossier.
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de
visie van uw organisatie?
De spin in het web is in principe de persoon, die de ouder hiervoor aanwijst. Het allerbelangrijkste is dat het afgesproken
wordt: wie heeft de casusregie, aan wie wordt er teruggekoppeld, wie bewaakt de voortgang etc.
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden
wordt aan dit gezin door uw instelling anno 2015/
2016?
De rol van BJZ wordt dus ook anders: het netwerk van de ouders of de professionals uit het wijkteam, zijn zeer waarschijnlijk al betrokken geweest. De afstemming met hen wordt dus
heel belangrijk en mogelijk is BJZ dan een onderdeel van het
totaal plan. Daarnaast zal BJZ steeds vaker gevraagd worden
om mee te denken of te ondersteunen, zodat de professional
uit het wijkteam de eerste contacten met het gezin kan leggen
en ook leert de problemen bespreekbaar te maken.
13
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Petra van het Erve van Bureau Jeugdzorg Gelderland
Petra van Erve is werkzaam als teamleider (JB/JHV), manager / coach van de pilot Gebiedsteams Tiel en Neerijnen
en kwartiermaker Wijkteams Lingewaal en Geldermalsen.
Op welke wijze zou de professional van jullie instelling
in de toekomst aan de slag gaan met dit gezin?
Anno 2014 legt de professional van BJZ de ouders uit waarom
huiselijk geweld, ruzie, schadelijk is voor kinderen. De jeugdbeschermer zou –ongeacht het feit dat er geen hulpvraag is- erop
staan om in contact te zijn met het gezin, thuis te komen en de
kinderen te zien.
De hulpverlener zou het niet accepteren wanneer er niets gebeurt, maar proberen de ouders te motiveren om hulp te accepteren, uit te leggen dat er echt iets anders moet en met hen bespreken wat er voor nodig is om dat te bereiken. Vanzelfsprekend
zal de gezinsvoogd er ook op toezien, zowel dat de juiste hulp
wordt ingezet als dat het ook echt anders wordt in het gezin. Anno 2015/2016 zal de jeugdbeschermer veelal benaderd worden
door iemand uit het wijkteam, om mee te denken of om mee te
gaan. Daar vindt dan al – terwijl er geen maatregel is, een dranggesprek plaats: duidelijk zal dan aan de orde komen dat het anders moet – of ouders nu willen of niet- in het belang van het
kind. Mogelijk zal het hierdoor minder vaak tot een maatregel
komen. Hoe dan ook zal bij de start het (professioneel)netwerk,
uitdrukkelijker aanwezig zijn / cq een rol hebben.
Wat verandert er voor de professional?
Van de nieuwe professional wordt verwacht dat deze niet meer
in hokjes denkt. Niet meer redeneert vanuit : “dat bieden wij
niet”. Hij/zij denkt vanuit: “wat heeft deze persoon nodig” . Het
betrekken van het netwerk krijgt een veel duidelijker en grotere
rol. Als professional wordt je onderdeel van een plan. Je bent niet
meer alleen de plan-maker, de eigenaar van het plan. Dat is in
principe de ouder.
Waar liggen kansen en waar doet het zeer? Voor dit
gezin, als organisatie en voor de professional?
Kansen: Hierdoor krijgen de ouders meer verantwoordelijkheid
over hun eigen situatie, zij ervaren meer de regie (ipv het
uithanden te geven).
Ouders hebben hopelijk daardoor ook vaker het gevoel wel begrepen te worden. De ondersteuning voor de kinderen zal sterker uit
het netwerk gehaald worden. Dit is veelal krachtiger voor de langere termijn, maar ook wordt de beoogde verandering zo
“gedragen” door de mensen om het kind/het gezin heen. De kans
van slagen neemt toe. Een ouder staat minder vaak alleen, ook
niet als het professionele netwerk afneemt. Als professional ga je
op zoek naar de krachten in het gezin en in het netwerk. Je leert
activerende vragen stellen.
Moeten professionals in de toekomst over andere
competenties beschikken?
Competenties als samenwerken, kunnen verbinden en dienstverlenend opstellen worden veel belangrijker. Je mag weer creatiever
zijn als professional, niet nadenken vanuit: “kan dit wel vanuit onze organisatie”, maar vanuit: “wat heeft deze cliënt nodig”. Je expertise kan beter en breder benut worden. Tot op heden zien we
in de wijkteams de werktevredenheid toenemen. Professionals
vinden het weer leuker. Ook in onderlinge afstemming kun je dichterbij je eigen affiniteit blijven: de één vindt het heel leuk om met
verstandelijk beperkten te werken, de ander handelt bij voorkeur
de enkelvoudige vragen op het consultatiebureau af. Beiden is
goed, ieder doet waar hij/zij goed in is, wel altijd verbonden aan
de cliënt, aan het probleem. Als de cliënt jou het meest vertrouwt,
sta je de cliënt te woord, ook al is deze cliënt qua leeftijd het consultatiebureau ontgroeid.
Voor organisaties is sneller duidelijk wie er betrokken is. De lijnen
worden korter, het vergemakkelijkt de samenwerking. Organisaties kunnen zich sterker op hun expertise richten, daar op doorontwikkelen en hier mogelijk iets op gaan aanbieden. Waar het
zeer doet…wellicht voor die cliënt, die juist aan het shoppen is, of
voor die professional die hecht aan de duidelijke kaders en grenzen van een organisatie. Of voor die organisatie die zichzelf ziet
krimpen en nog geen passend antwoord heeft gevonden en daarmee nog geen perspectief heeft op het blijven voortbestaan.
Welke competenties vraagt het werken in de toe
komst van jullie professionals?
Er zijn reeds verschillende (concept) competentieprofielen
landelijk in omloop. Een kleine greep: De nieuwe jeugd- en
gezinswerker is iemand met specifieke kennis die buiten de
gebaande paden durft te treden; die weet wanneer eigen
grenzen bereikt zijn; veiligheid checkt; geduld heeft om vertrouwen te winnen; betrouwbaar is, afspraken nakomt. Competenties als samenwerken, analytisch vermogen, communicatieve vaardigheden en beïnvloedingsvermogen, netwerken
en emotionele balans worden belangrijker. Echter ook: kostenbewustzijn (denk aan meer resultaatverantwoordelijke
teams en teambudgetten).
Wat is de rol en de taak hierin van de opleidingen
Dit vraagt van de opleiding zowel een aanbod mbt specialistische kennis (ontwikkelingspsychologie, pedagogiek, opvoedingsvaardigheden), als ook een aanbod wat betreft methodisch werken: hoe krijg je gedragsverandering tot stand, coachende vaardigheden om aan te leren sluiten bij de eigen
kracht van de cliënt. Ook wordt belangrijker dat de opleiding
coacht – zelf een voorbeeld geeft in de manier van werken:
de kracht van de student vergroten, daarop aansluiten en ook:
bespreekbaar durven maken wanneer iemand betrouwbaar
overkomt, vertrouwen wekt en wanneer niet. Bespreekbaar
durven maken wanneer iemand moeilijk samenwerkt, uitleggen waarom dat belangrijk is, bewegen tot verandering en
coachen op het bereiken van dat resultaat.
Door zelf anders te doen, verandert ook de ander: transformeren door alle lagen heen, alleen dat brengt het proces op
gang. Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg!
Petra van het Erve, Bureau Jeugdzorg Gelderland
14
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Marlies Heijnemans van Kleur kinder– en jeugdzorg
Marlies Heijnemans is praktijkopleider.
Voor welke organisatie werkt u?
Kleur kinder- en jeugdzorg (onderdeel van Dichterbij).
Welke vormen van zorg worden door jullie organisatie
(huidige situatie) geboden en aan wie?
Kleur creëert samen met ouders optimale kansen voor het kind
met behulp van goed georganiseerde professionele ondersteuning. Zo kan het kind samen met de ouders en zijn sociaal netwerk kleur geven aan zijn eigen leven. In onze dienstverlening - al
dan niet aan huis - gaan we uit van de verantwoordelijkheid van
de ouders. Zij hebben de regie over de opvoeding van hun kind,
waarbij wij ons verantwoordelijk voelen om het kind én de ouders zorgvuldig te begeleiden, te informeren en te ondersteunen.
We realiseren ons goed dat het opvoeden van een kind met een
ontwikkelingsbeperking extra tijd, aandacht en vindingrijkheid
vraagt. Daarom richt Kleur zich niet alleen op het kind; in onze
dienstverlening is er ook aandacht voor ouders en het sociaal netwerk.
Kleur biedt de volgende diensten aan:
 Observatie, (aanvullende) diagnostiek, advisering en begeleiding wanneer er bij het kind een vermoeden van ontwikkelingsachterstand bestaat en men nog niet goed weet waarom het kind
zich anders ontwikkelt;
 Begeleiding van het kind en medewerkers op het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal waar het kind wordt opgevangen,
zodat het met een steuntje in de rug tussen de kinderen uit zijn
omgeving kan blijven spelen;
 Ondersteunende begeleiding op school, zodat het kind in de
wat moeilijkere situaties extra hulp krijgt;
 Opvoedkundige ondersteuning wanneer ouders problemen
hebben met het opvoeden van hun kind;
 Gezinsbehandeling voor gezinnen met complexe problematiek.
 Praktische ondersteuning in de thuissituatie om de draaglast
van ouders te verlichten zoals hulp bij de verzorging van het kind
of ondersteuning bij de invulling van de vrije tijd;
 Ontwikkelingsstimulering in een orthopedagogisch dagcentrum of brede school om de ontwikkelingsmogelijkheden van het
kind te vergroten;
 Therapieën zoals fysiotherapie, logopedie, psychomotore therapie, muziek- en speltherapie wanneer het kind vanwege een
stoornis of blokkade speciale stimulering nodig heeft;
 Psychiatrische hulp wanneer er bij het kind mogelijk ook sprake is van psychiatrische stoornis;
 Naschoolse opvang/verlengde dagopvang en vakantiedagopvang voor het kind wanneer het zijn vrije tijd moeilijk kan invullen
en/of ter verlichting van de draaglast van ouders;
 Logeren in weekenden, op doordeweekse dagen of tijdens vakanties wanneer ouders even tot rust willen komen of met andere
activiteiten even de aandacht wil verschuiven naar de andere gezinsleden;
Wonen voor het kind, wanneer ouders besloten hebben dat hun
kind niet meer thuis kan wonen.
Voor kinderen met een ontwikkelingsbeperking en hun ouders
gaat dat niet altijd als vanzelf. Soms hebben het kind en de
ouders behoefte aan ondersteuning. De medewerkers van
Kleur bieden ondersteuning die nauw aansluit bij de vraag van
het kind, de jeugdige, het gezin en de omgeving.
Zo krijgt ieder kind en jeugdige de kans op zijn eigen wijze
‘groot te worden en te zijn’ en kan het kind samen met ouders
en zijn sociaal netwerk kleur geven aan zijn eigen leven. In de
dienstverlening richt Kleur zich voornamelijk op kinderen en
jeugdigen met een ontwikkelingsbeperking vanaf de geboorte
tot hun 18e jaar. Wanneer het vanuit de ondersteuningsvraag
nodig is, bieden we ondersteuning aan jeugdigen tot 20 jaar.
Kleur Kinder- en Jeugdzorg staat ook open voor vragen van
kinderen en jeugdigen met uitsluitend een lichamelijke beperking of kinderen met een normale begaafdheid én een vorm
van autisme.
Wat is uw functie en wat houdt dit in?
De Doelgroep

Kinderen bij wie nog onduidelijk is of er sprake is van een
blijven de ontwikkelingsachterstand .

Kinderen en jeugdigen met een licht verstandelijke beperking

Kinderen en jeugdigen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking

Kinderen met een ernstige verstandelijke én lichamelijke/
zintuiglijke beperking

Kinderen en jeugdigen met moeilijk verstaanbaar gedrag,
bijvoorbeeld als gevolg van autisme of een andere psychiatrische stoornis
Mijn functie is praktijkopleider binnen Kleur kinder- en jeugdzorg (onderdeel van Dichterbij).
Welke veranderingen in jullie aanbod zijn te verwachten anno 2015/ 2016?
De effecten van de stelselwijziging voor het werken in de
jeugdzorg zijn nog niet duidelijk. Er wordt gesproken over
nieuw aanbod, veranderende functies en een nieuw samen
spel tussen de verschillende instellingen op lokaal niveau.

Op welke visie is dat gestoeld? (huidige situatie).
Visie Kleur Kinder- en Jeugdzorg. Samen met hun ouders, ondersteunt Kleur Kinder- en Jeugdzorg kinderen en jongeren met een
ontwikkelingsbeperking. Tegelijkertijd ondersteunen we ouders en
het sociaal netwerk bij de opvoeding. Kinderen en jeugdigen groeien doorgaans op binnen het eigen gezin en hun eigen omgeving.

Kinderen worden meer en meer in hun eigen netwerk
ondersteund, begeleid en opgevangen. De zorg wordt
meer en meer door andere professionals geboden. Gewoon waar kan, speciaal waar moet
Specialistische zorg wordt meer gebracht naar het netwerk, de kinderopvang, de school. Zorg die nu in de orthopedagogische dagcentra wordt geboden verschuift,
via de sociale wijkteams/basisteams naar de plek waar
het kind zich bevindt.
15
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Marlies Heijnemans van Kleur kinder– en jeugdzorg
Marlies Heijnemans is praktijkopleider.






Alleen voor kinderen met een ernstig verstandelijke
beperking, met een meervoudige beperking zullen nog
naar specialistische voorzieningen gaan.
In onze manier van werken zullen we nog meer aandacht besteden aan het versterken van het netwerk
Specialistische zorg zal ook meer kortdurend ingezet
worden.
Meer samenwerken met andere organisaties en aanvullend op de reguliere zorg. Integraal maatwerk.
De financiële mogelijkheden, het beschikbare budget
voor de uitvoering van de jeugdzorg zal in grote mate
bepalen hoeveel aanbod Kleur als specialistische instelling kan blijven doen.
Een kleine groep kinderen en jongeren kan in de toekomst nog een beroep doen op de AWBZ in de toekomst de WLZ (Wet op de Langdurige Zorg) Voor deze
groep blijven we, al dan niet met andere zorgaanbieders dagbesteding, behandeling, logeren en wonen
bieden.
Wat betekent dit voor het samenspel tussen de verschillende instellingen anno 1015/ 2016?
Meer samenwerken. Men dient goed op de hoogte te zijn van
wat de verschillende organisaties te bieden hebben. Vanwege
weinig vragen moet men ook meer samen producten organiseren
en/of cliënten verwijzen. Bijvoorbeeld logeren of specialistische
dagbesteding voor kinderen die (tijdelijk) niet naar school kunnen.
Meer kennis uitwisselen en brengen naar reguliere voorzieningen, zodat kinderen ook zoveel als mogelijk de kansen in hun eigen netwerk krijgen. Tijdig signaleren is belangrijk dat kinderen
ook tijdig de juiste begeleiding krijgen.
Advisering, consultatie aan reguliere voorzieningen en sociale
wijkteams/basisteams zal meer voorkomen
Wie zou de spin in het web moeten zijn volgens de visie
van uw organisatie?
De spin in het web zal de ouder moeten zijn en blijven. Organisaties moeten er voor zorgen dat ze toegankelijk en transparant zijn.
Voor een ouder moet er een herkenbare plek in de wijk zijn, waar
zij met hun vragen naar toe kunnen en goed doorverwezen worden naar de juiste hulp. Bij wat complexere hulpvragen kan een
casemanager nodig zijn om de ouders in hun regierol te ondersteunen.
De hulpvraag van het kind en gezin bepaalt tenslotte welke soort
hulp door welke organisatie geboden wordt. “Ouders moeten vertrouwen hebben in de spin”. Dat is het meest belangrijk.
Wat zou dit betekenen voor de hulp die geboden wordt
aan dit gezin door uw instelling anno 2015/ 2016?
Een gezin dat “gevolgd” moet worden i.v.m. veiligheid. Is jeugdbescherming/jeugdzorg. Moeder vraagt eigenlijk een maatje die met
haar de schouders er weer onderzet. Kan wellicht uit het netwerk
en anders met een casemanager. Jeugdzorg kan samen met ouders kijken wat zij nodig hebben voor een stabiel gezinssituatie en
wat de kinderen zelf nodig hebben t.b.v. ontwikkeling.
Wij zouden gezinsbehandeling kunnen bieden. De andere taken
behoren bij jeugdzorg/ggz.
Deze zou de volgende taken kunnen uitvoeren;Vanuit de praktische pedagogische gezinsbegeleiding;De medewerker complexe pedagogische gezinsbegeleiding richt zich op begeleiding bij gecompliceerde opvoedingssituaties van het kind met
een verstandelijke beperking en het gezinssysteem (de cliënt
is ouder en kind). De complexiteit komt voort uit complexe
problematiek zoals die in het kind zelf is gelegen in combinatie
met de complexe gezinssituatie. Er zijn vaak andere hulpverlenende organisaties betrokken. Het betreft intensieve en specialistische begeleiding met als doel dat de ouders zelfstandig of
met een (professioneel) netwerk de opvoeding van het kind
voortzetten.
Afhankelijk van de uiteindelijke hulpvraag die er gesteld zou
worden zou er ondersteuning kunnen komen vanuit het Ambulante Autisme Team;De Medewerker Ambulant Autisme
Team richt zich op begeleiding van gecompliceerde opvoedingssituaties, van kinderen en volwassenen met een stoornis
in het autistisch spectrum binnen het gezinssysteem. Het betreft intensieve en specialistische begeleiding met als doel dat
de cliënt zelfstandig of met behulp van het netwerk de opvoeding van het kind kan voortzetten dan wel zo zelfstandig mogelijk kan functioneren
Met welke taken zou de professional van jullie organisatie t.a.v. deze casus belast zijn anno 2014
Afhankelijk van de uiteindelijke hulpvraag die er gesteld zou
worden zou er ondersteuning kunnen komen vanuit de ambulante gezinsbegeleiding;De ambulante gezinsbegeleider biedt
ondersteuning aan kinderen met een ontwikkelingsbeperking
in een gezinssituatie, veelal ter ontlasting van de draaglast van
de ouders.
De transitie heeft impact op de invulling van het beroep. Er wordt
zelfs gesproken over een nieuwe taakinvulling en over een andere
wijze van werken.
Moeten professionals in de toekomst over andere
competenties beschikken?
Afhankelijk van de uiteindelijke hulpvraag die er gesteld zou worden zou er ondersteuning kunnen komen vanuit de praktische pedagogische gezinsondersteuning.
Ja, de professional zal zich meer moeten profileren als coach.
De cliënt in zijn kracht zetten zodat deze zelf zijn zorg kan regelen en waar nodig deze hierin ondersteunen of de juiste
mensen uit de omgeving van de cliënt weten te bereiken zodat deze de cliënt kunnen ondersteunen.
16
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Marlies Heijnemans van Kleur kinder– en jeugdzorg
Marlies Heijnemans is praktijkopleider.
Welke competenties vraagt het werken in de toekomst
van jullie professionals?
Respectvolle bejegening is de basisvoorwaarde voor alle kwalita
tief goede zorg-, hulp- en dienstverlening. Een respectvolle,
menswaardige bejegening bepaalt de kwaliteit van de zorg-, hulp
en dienstverlening en komt tot uiting in de communicatie tus
sen de professional en mensen met ondersteuningsvragen. Het
interactieve karakter start bij een respectvolle behandeling waar
bij de ander zich écht gehoord en begrepen voelt, op een manier
die recht doet aan mensen met ondersteuningsvragen en aan de
professional. In dit wederkerige proces staan de vragen, wensen,
behoeften van mensen met ondersteuningsvragen en het geven
en bieden van vertrouwen centraal. Onderdeel van een respect
volle bejegening is zich bewust zijn van de eigen normen en
waarden ten opzichte van die van de ander en duidelijk zijn in het
aangeven van grenzen.
Naast een respectvolle bejegening willen mensen met een ondersteuningsvraag de regie over hun eigen leven hebben. Zelfredzaam zijn, initiatief nemen, eigen keuzes maken en beschikken
over keuzemogelijkheden en faciliteiten hebben te maken met
invloed hebben op en verantwoordelijk zijn voor de eigen situatie. Soms is ondersteuning nodig bij het maken van keuzes op
verschillende (levens)gebieden, zodat mensen zichzelf zelfstandig
kunnen redden en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Naast zelfstandig keuzes kunnen maken en beslissingen
kunnen nemen, gaat het er bij eigen regie versterken om dat
mensen hun talenten, capaciteiten en vaardigheden (her)
ontdekken, versterken en zo mogelijk kunnen inzetten. Zelfredzaam zijn en eigen keuzes maken gaat gepaard met het op tijd en
samen (h)erkennen en vaststellen van grenzen van mensen met
een ondersteuningsvraag én van de professional.
Naast een respectvolle bejegening en het versterken van de eigen
regie, is een samenhangende en integrale benadering een belangrijke voorwaarde. Diverse professionals, partijen en interdisciplinaire teams zijn vaak betrokken bij het geven van informatie,
advies en ondersteuning.
De vragen, wensen en behoeften van mensen vormen echter altijd
het vertrekpunt. Een integraal en samenhangend aanbod is gericht op de vragen van een individu, de professionele interventies,
het aanbod vanuit een keten of op het lokale of landelijke beleid.
Voorzieningen, diensten en producten moeten met elkaar een samenhangend aanbod vormen, gericht op een zo groot mogelijke
zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen.
Een gecoördineerde aanpak vergt een goede samenwerking en
afstemming tussen de betrokken partijen en een zorgvuldige informatieverstrekking. Daarnaast is het van belang dat
er een georganiseerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen beschikbaar is, waar (vertegenwoordigers van) mensen
met ondersteuningsvragen actief bij betrokken worden.
In het ondersteuningsproces blijven de respectvolle benadering,
de eigen regie en de integrale aanpak vooropstaan. Maar mensen
met een ondersteuningsvraag willen, waar mogelijk, perspectief
zien in de stappen die worden doorlopen om hun doelen te bereiken. Vastgesteld moet worden welke mogelijkheden mensen hebben en welke hulpbronnen nodig zijn om die doelen te kunnen
verwezenlijken. Mensen krijgen de gelegenheid om de benodigde
vaardigheden op te doen en er worden interventies ondernomen.
Het traject wordt in dialoog opgesteld en doorlopen. Om de vragen, behoeften en wensen van mensen zorgvuldig te kunnen beoordelen en vakkundig te interveniëren, is bewegingsvrijheid en
leren van praktijken van belang.
Respectvolle bejegening, versterken van eigen regie, integraal benaderen en ontwikkelingsgericht ondersteunen hebben als uiteindelijke doel de kwaliteit van leven van burgers met een ondersteuningsvraag te verbeteren.Resultaatgericht ondersteunen betekent
dat de professional in dialoog helder, concreet en realistisch doelen formuleert binnen een kader dat samenhang toont, waarin er
oog is voor de lange termijn en hij optimaal zijn deskundigheid gebruikt. Daarnaast vraagt resultaatgericht werken dat praktische,
snelle steun geboden wordt zodat mensen in staat zijn op eigen
kracht of met op maat gerichte ondersteuning in een zo optimaal
mogelijke leefsituatie te functioneren.
Een voorwaarde daarvoor is dat de afzonderlijke hulp- en
dienstverlenende schakels goed functioneren en dat er tussen
de schakels effectieve samenwerking is. De aanwezige mogelijkheden en middelen, zowel op persoonlijk, relationeel als
structureel niveau, worden doelgericht ingezet. Bij resultaatgericht werken hoort ook dat de professional bereid is voortdurend te reflecteren op en verantwoording neemt voor zijn
handelen.
Welke verschuivingen of prioritering van de
competenties heeft dit tot gevolg?
Sociaal agogische professionals zijn vak deskundig. Het eigene
van het Sociaal agogisch werk is het methodisch ondersteunen van een individu en/of een groep burgers met als doel de
zelfredzaamheid en het participerend vermogen van de betrokkenen te bevorderen.
Professionals initiëren en activeren zelfwerkzaamheid en zelf
organisatie, werken aan goede randvoorwaarden hiervoor en
bieden waar dat gevraagd wordt professionele ondersteuning
aan de hiervoor genoemde burgers. Zij hebben de opdracht
om mensen concrete diensten te bieden en hulp te verlenen,
en hierbij zo veel mogelijk gebruik te maken van de eigen
kracht van alle burgers in uiteenlopende rollen. De
ondersteuning door professionals is er dan ook altijd op ge
richt om mensen in hun eigen waarde te laten, hen te helpen
in het maken van keuzes en hen toe te rusten om deze keuzes
daadwerkelijk te volbrengen.De karakteristiek van het werk is
om respectvol op elke vraag in te gaan, mensen te
bemoedigen, te enthousiasmeren, te motiveren en te
versterken, bekende en onvermoede talenten tot
ontwikkeling te brengen, mensen bij elkaar te brengen en om
de vragen van burgers als deel van het geheel te zien en niet
op te knippen in allerlei deelproblemen. Een holistische en
inclusieve benadering is hiervoor een goede typering. Alles is
gericht op het zelf kunnen doen, ook al zijn het maar hele klei
ne eerste stapjes.
17
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
In gesprek met Marlies Heijnemans van Kleur kinder– en jeugdzorg
Marlies Heijnemans is praktijkopleider.
Naast goede regie tussen de verschillende aanbieders en lokale
overheden, is het bereiken van synergie tussen formele, informele en vrijwillige zorg- en dienstverlening ook een belangrijk uitgangspunt. Niet alleen om de kwaliteit van de dienstverlening te
waarborgen of te verbeteren, maar om het stelsel van zorg en
welzijn te kunnen handhaven.
Belangrijk is dat de professional kennis en inzicht heeft in wat er
voor mogelijkheden zijn om de betreffende burger zo optimaal
mogelijk zijn eigen leven te laten leiden.
Wat is de rol en de taak hierin van de opleidingen
De professional is gericht op het ondersteunen van eigen regie,
het versterken van het vermogen om de regie te voeren, en het
versterken van de eigen kracht van burgers, gebaseerd op hun
mogelijkheden, talenten en wensen.
Hij stimuleert wat mensen wel kunnen, al dan niet met extra
steun vanuit hun eigen omgeving en zo nodig met steun van andere professionals of vrijwilligers.
De professional heeft de volgende vaardigheden op school geleerd;De professional weet wat er speelt. Hij is aanwezig, toegankelijk en proactief. Hij heeft inzicht in wat er speelt bij de burgers
en in de wijk. Hij vangt signalen op en zorgt dat burgers zich vrij
en veilig voelen om hun verhaal te doen. Hij pakt situaties op tijd
aan en zoekt samen met burgers naar oplossingen.
De professional begeleidt individuen, vrijwilligers, families en
groepen bij het vinden van eigen oplossingen voor hun vragen.
Hij motiveert, ondersteunt, informeert, adviseert en helpt hen
om vaardigheden te ontwikkelen, keuzes te maken, het eigen
netwerk aan te boren en hun eigen kracht en die van hun omgeving te versterken om tot gewenste resultaten te komen. Waar
burgers niet in staat zijn om de eigen kracht te benutten of geen
netwerk hebben, blijft de sociaal werker ondersteuning bieden of
draagt hij de zorg over. Stimuleert verantwoordelijk gedrag.
De professional bevordert dat cliënten, mantelzorgers en burgers afhankelijk gedrag ombuigen in het nemen van eigen verantwoordelijkheid.
Hij stelt wedervragen en daagt uit tot nieuwe inzichten. Hij helpt
cliënten en burgers belemmerende patronen te doorbreken. Hij
zoekt gezamenlijk naar oplossingen die binnen het vermogen van
cliënten en burgers liggen en stimuleert tot het aanleren van effectief gedrag.
Hij maakt effecten zichtbaar, leert van zijn ervaringen en deelt
deze met collega’s en partners.
Marlies Heijnemans, Kleur kinder- en jeugdzorg Onderdeel
van Dichterbij.
De professional versterkt netwerken van cliënten en burgers. Hij
ontwikkelt en ondersteunt samenwerkingsrelaties van burgers,
professionals, verenigingen, ondernemers en beleidsmakers zodat
een integrale en doelmatige aanpak gerealiseerd wordt. De sociaal
werker heeft een breed netwerk. Hij deelt verantwoordelijkheden,
maakt gebruik van deskundigheid van anderen, draagt zijn eigen
deskundigheid over en pakt taken op in interdisciplinaire samenwerking. Beweegt zich in uiteenlopende systemen.
De professional beweegt zich gemakkelijk in de leefwerelden van
cliënten en burgers en kan ook goed overweg met partnerorganisaties en beleidsmakers. Hij kan in zijn contacten met burgers, professionals en instanties van perspectief wisselen en culturen en
verschillende leefwerelden bij elkaar brengen. Hij kan omgaan met
een grote diversiteit aan vragen, aanpakken en oplossingen op het
gebied van zorg en welzijn.
De professional heeft een antenne voor sociale verhoudingen tussen burgers en organisaties. Hij signaleert en herkent mogelijke
kansen, problemen en tekorten, waardoor hij preventief en proactief samen met de burger hierop kan inspringen. Hij agendeert tekorten en kansen bij de juiste partijen. Bij dreigende escalatie of
acute problemen grijpt hij tijdig in. Benut professionele ruimte en
is ondernemend
De professional heeft professionele ruimte optimaal nodig om
samen met burgers, organisaties en professionals te ondernemen,
te experimenteren en nieuwe mogelijkheden te creëren. Waar
professionele ruimte ontbreekt, moet hij deze zien in te nemen.
Hij biedt de best mogelijke kwaliteit, handelt oplossingsgericht,
flexibel en doelmatig en reflecteert systematisch op zijn handelen.
18
Jeugdzorginstellingen aan het woord - miniconferentie “Jeugdzorgwerker nieuwe stijl”. Hogeschool Arnhem en Nijmegen. 3 april 2014
Miniconferentie Jeugdzorgwerker nieuwe stijl
Evaluatie
Wat is uw oordeel over de inleiding en de casuspresentatie ? Geef een cijfer tussen 1 en 10.
1
2
Introducerende lezing
Lectoraat Huub Pijnenburg
Casuspresentatie Petra van
der Erve
7.5
Wat is uw oordeel over het debat met panel als afsluiting
van de dag?
Geef een cijfer tussen 1
1 en 10
7.2
Wat is uw oordeel over de workshops/presentaties
waaraan u heeft deelgenomen? Geef een cijfer tussen 1
en 10?
7
Wat is uw algehele oordeel over de organisatie van de
miniconferentie?
Geef een cijfer tussen
1 1 en 10
7.8
Eerste ronde
Workshop
1 Het veranderende jeugdzorgstelsel (wetgeving)
2 Het veranderende profiel
3 Effectieve samenwerking
in het domein onderwijs/
zorg en maatschappelijke
ondersteuning
Spreker
Piet Voskamp
Niels Zwikken
Berry Rutten
Giel Dons
Marianne de Bruijn
Martine Huurman
7.5
7
7.5
Tweede ronde
Workshop
1 Het veranderende jeugdzorgstelsel (wetgeving)
2 Het veranderende profiel
3 Effectieve samenwerking
in het domein onderwijs/zorg en maatschappelijke ondersteuning
Spreker
Piet Voskamp
Niels Zwikken
Berry Rutten
Giel Dons
Marianne de Bruijn
Martine Huurman
Heeft u nog opmerkingen/tips/suggesties over de Miniconferentie? Zo ja welke:
Paneldebat




Mooi hoe de casus van de ochtend een vervolg krijgt in
de middag,
Meer uitwisseling tussen de panelleden gewenst,
Teveel op studenten gericht,
Verschillen van mening beter tot zijn recht laten komen.
Organisatie










Goed georganiseerde middag,
Leerzaam,
Verzorgd,
Attent Paaseitjes,
Fijn water tijdens de workshops
Geen lokalen aan de straatkant; lawaai, te warm,
30 man is veel in 1 lokaal,
Aangeven waar het is vanaf het station,
Meer studenten uitnodigen,
Herhalen elk jaar, boeiend.
Algemeen:






Graag vervolg,
Herhalen elk jaar
Dit wil ik vaker
Waardevol voor mij als vierdejaars
Informatief,
Veel onzekerheid over de toekomst vierdejaars.
Workshops+ lezingen
7.5
7.3
7.3








Fijn overzichtskaartje met websites na de workshop
Handout vooraf aan de workshop uitdelen.
interactie tijdens de workshops positief,
Diepgang,
Meer interactie mag best,
Erg informatief,
Veel interactie prettig,
Inhoud is een bijdrage aan beter beeld van de betekenis van
het netwerk nu en in de toekomst.
19