Optimaliseren vleesveerantsoenen: een goed resultaat

Rundvee
Optimaliseren vleesveerantsoenen:
een goed resultaat verlaagt de kosten!
Als veehouder wens je de kostprijs van het rantsoen zo goed mogelijk te beperken. In de praktijk lopen hierdoor ook de groeiresultaten al eens fout doordat er te weinig (kracht)voeder aan de dieren gegeven wordt of omwille van een foute keuze in
voedermiddelen die in het rantsoen gebruikt worden..
Maximale drogestofopname
4
De beste opbrengst in de vleesveehouderij behaal je
door een goede dagelijkse groei. Dit kan enkel als we
het vee zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende
voederen.
We streven ernaar om zowel bij het groeiend fokvee
als bij de dieren in afmest een maximale drogestofopname te behalen. Dit betekent dat zij a rato hun leeftijd en gewicht zo veel mogelijke kilo’s droge stof (DS)
dienen op te nemen. Deze hoeveelheid droge stof bevat
de nutriënten die nodig zijn voor de groei en het onderhoud van de dieren.
Voldoende smakelijk voeder geven, genoeg vreetplaatsen voorzien en voldoende drinkwatercapaciteit aanbieden, stimuleren deze DS-opname. Zo mag de
voerkrib niet te lang leeg blijven. Dit kan betekenen dat
bepaalde dieren niet aan hun maximale DS-opname
komen. Meestal zijn dit de ranglage dieren. De dieren
moeten ook gemakkelijk aan de voerkrib geraken. In de
praktijk gebeurt het al eens dat de dieren al wat hoger
op de mest staan of de voederhekkens te smal zijn bij
zware stieren of koeien.
Schimmels en broei in het voeder verhinderen een
hoge DS-opname. Vanaf het warme voorjaar beginnen
de dieren steeds meer last te krijgen van hittestress en
daalt daarmee de voeropname. Tijdig extra natriumbicarbonaat of nr. 455 ACIDOMIX toedienen en het
voeder fris houden met behulp van SELKO TMR helpen
de voeropname verder op peil te houden. Bij hoogdrachtige dieren drukt het kalf op het magencomplex,
want ook een reden is voor de mindere DS-opname
als de dieren einde dracht zijn.Te natte rantsoenen verzadigen sneller de dieren; ook hier schuilt het gevaar
van een te lage DS-opname.
Soorten groei
De groei omvat skeletgroei, spiergroei en vetgroei.
Figuur 1 toont aan dat de skeletgroei vrij constant is
met een groter belang in de jeugdfase. De genetische
aanleg van het dier speelt daarin een grote rol. In de
fase waarin de dieren groeien naar het volwassen
gewicht neemt de spiergroei de bovenhand. Hiervoor is
het essentieel voldoende ruw eiwit (RE) te voeren.
Vanaf de puberteit neemt de vetgroei toe, zeker naarmate er meer energie en zetmeel in het rantsoen zitten. Deze vetgroei wensen we eerder in de afmestfase
van de dieren, het zorgt ervoor dat de dieren slachtrijp
worden.
Energie- en eiwitaanbreng
In de groeifase mag het rantsoen uit 50% DS ruwvoer
en 50% DS krachtvoer bestaan. Dit is het langste, maar
ook het meest economische traject. Om in deze fase
voldoende spiergroei te realiseren, streven we naar 16%
ruw eiwit per kg DS. Hiervoor zijn er mogelijkheden vanuit het basisrantsoen zoals bijv. het gebruik
van draf, PROTISTAR of enkel via het krachtvoeder.
Hierbij dient gekozen voor eiwitbronnen die ook
voldoende energie bevatten.
Tabel 1 (pagina 6) omschrijft de resultaten in twee
groeirantsoenen. In een traditioneel groeirantsoen, zie
voorbeeld 1 met 50% DS maïs volstaat een aanvullend
krachtvoeder zoals nr. 120 VLEESVEEKORREL EIWITRIJK van 24% RE per kg DS of 21% RE per kg product.
Kiest de veehouder voor een basisrantsoen met maïs,
perspulp en daarnaast tarwe, dan moet het aanvullend
krachtvoer een hoger eiwitpercentage hebben.
Dit is weergegeven in voorbeeld 2 waarbij met een
lagere hoeveelheid krachtvoer van 26% RE per kg DS of
ca. 23% RE per kg product gewerkt wordt om aan de
eiwitnorm van het rantsoen te voldoen. De DS-opname
per 100 kg LG is laag bij dikbilrunderen. Het is dan ook
belangrijk om de energieconcentratie voldoende hoog
te houden met minimum 1.000 VEM per kg DS in de
groeifase. Hoe meer VEM in het rantsoen, hoe beter de
groei. Ook het ruwvoeder is daarin belangrijk, het komt
er dus op aan om kwalitatieve maïs met een voldoende
hoog zetmeelgehalte en een goede plantverteerbaarheid te telen.
In de bijproducten is er een groot aanbod aan energierijke producten zoals perspulp en draf. Goedkope
producten zoals groenteafval zijn te vermijden, dit heeft
onvoldoende voederwaarde. In de groeifase dient men
op te letten voor rantsoenen met zeer veel energie en
een laag aandeel ruw eiwit. Hier creëren we dan een
vervroegde afmest met een te laag eindgewicht tot gevolg.
In de afmestfase leggen we meer nadruk op energie en
zetmeel. We streven naar rantsoenen met minimum
1.100 VEVI per kg DS en 14-16% RE per kg DS. Om die
energieconcentratie te kunnen verhogen, gaan we naar
30% DS uit ruwvoer en 70% DS uit krachtvoer.
In voorbeeld 3 wordt hiervoor een afmestrantsoen met
Figuur 1 - Soort lichaamsgroei in functie van leeftijd en maanden
300
250
200
150
100
50
0
0
6
12
18
24
5
3,6 kg DS maïskuil aangevuld met 8,4 kg DS krachtvoeder nr. 123 VLEESVEEMIX-FINISH dat 19,5% RE per kg DS bevat
of 17,5% RE per kg product.
In een afmestrantsoen met aardappelsnippers, zie voorbeeld 4, kan verder aangevuld worden met wat minder krachtvoer dat wel een hogere eiwit-inhoud heeft zoals nr. 121 VLEESVEEMIX-EIWITRIJK. Een analyse van de ruwvoederkuilen en een berekening van de aanbreng van nutriënten via de beschikbare voedermiddelen helpt de veehouder te
zoeken naar de juiste samenstelling van het rantsoen. Hierbij is het handig als de voedermiddelen ook afgewogen
worden; dit geeft tevens een extra controle op de voeropname.
In elk rantsoen is er aanbreng nodig van structuur via de opname van hooi, stro of een beetje voordroogkuil.
Dit stimuleert de herkauwactiviteit en tegelijk het bufferen van de pens, zodat er een voldoende hoge voeropname
is en een maximale omzetting van de nutriënten. Een goede penswerking is essentieel voor het behoud van de groei.
Tabel 1 - Energie- en eiwitconcentratie in groei- (1 + 2) en afmestrantsoenen (3 + 4)
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4
Kg DS maïs
5
4
3,6
3,5
Kg DS perspulp
0
1
0
0
Kg DS aardappelsnippers
0
0
0
2
Kg DS tarwe
0
1
0
0
Kg DS krachtvoer
5
4
8,4
6,5
VEM/ kg DS
1025
1045
1066
1067
VEVI/ kg DS
1076
1107
1150
1148
% RE/ kg DS
16
15,8
16,1
16,1
Ann Vandelannoote
Commercieel verantwoordelijke Rundvee
6