MIRO stoppen met roken.indd

6e jaargang | nr 01 | maart 2014
EXTRA
HUISARTS ALS REGISSEUR BIJ
SUCCESVOL STOPPEN
MET ROKEN?
03
08
Optimale tabaks- Train huisarts
verslavingszorg
in eerste lijn
MIRO stoppen met roken.indd 1
in ontmoedigen
roken
09
11
Onderzoek naar
Masterclass
effecten rookverbod
stoppen met
roken
3/1/2014 11:16:21 AM
VOORWOORD
INHOUD
03
MIRO is een programma dat zich richt op samenwerking
in het zorgveld, om te komen tot een succesvolle aanpak
van tabaksverslaving. Het is een samenwerkingsverband
van het onderzoeksinstituut Caphri (Universiteit
Maastricht) en Pfizer. Gestart in 2007 begint het
programma nu vruchten af te werpen.
Initiative of:
08
De leden van het Kernteam van MIRO
Train de huisarts!
De NHG-standaard Stoppen met Roken adviseert
huisartsen om rokers actief te vragen naar hun motivatie
om te stoppen. Een training van slechts één uur zorgt
voor een significante toename in de frequentie waarmee
huisartsen die vraag stellen.
Rokers in Nederland
Sterfte en ziektelast door roken zijn onacceptabel hoog. In
Nederland stierven in 2011 bijna 19.000 mensen aan de
gevolgen van roken. Bijna 26 procent van de Nederlanders
ouder dan 15 jaar rookt; dat komt neer op 3,5 miljoen mensen. Er
was een daling in het aantal rokers te zien in 2010 en 2011, maar
die trend heeft zich niet voortgezet in 2012. Het voornemen van
de regering om het percentage rokers terug te brengen tot 20
procent eind 2010, is dan ook bij lange na niet gehaald.
We zullen het onder ogen moeten zien: roken is een verslaving
en stoppen met roken is moeilijk en vergt intensieve
begeleiding. Veel rokers hebben plannen om te stoppen met
roken; slechts een kwart doet daadwerkelijk een poging en
daarvan is 4 tot 10 procent succesvol.
De huisarts is zich nog onvoldoende bewust van de rol die hij
hierbij kan en moet spelen. De perceptie overheerst dat het
lastig is en veel tijd kost om het stoppen met roken aan te
kaarten bij rokende patiënten. Toch is deze bewustzijnsslag
noodzakelijk en kan de huisarts de nodige skills aanleren om
de patiënt die wil stoppen met roken, hierin te begeleiden of
door te verwijzen. In deze bijlage leest u alles over MIRO, een
programma dat is opgezet door Caphri (Universiteit van
Maastricht) en Pfizer om het aantal rokers terug te dringen
door kennishiaten op te vullen, kennis uit te wisselen en
partijen te laten samenwerken. De uitkomsten van de
projecten die in het kader van MIRO de afgelopen jaren zijn
uitgevoerd en waar u in deze bijlage meer over kunt lezen,
laten zien dat hier nog de nodige winst te behalen valt.
Een mooi voorbeeld uit de praktijk en een directe spin-off van
MIRO is de stoppen-met-rokenzorg die Zorroo (Zorggroep
Oosterhout en omstreken) heeft opgezet op basis van de
Masterclass, ontwikkeld door verslavingsarts Trudi Tromp. Met veel
enthousiasme heeft Zorroo stoppen-met-rokenzorg opgezet en er
een goede businesscase van weten te maken. Het programma kan
een succes worden door het inzetten van praktijkondersteuners.
Stoppen met roken vraagt om een multidisciplinaire aanpak
waarbij de huisarts steeds de eerste stap zal moeten zetten, maar
de praktijkondersteuner een belangrijke rol heeft bij het uitvoeren
van de zorg.
Optimale tabaksverslavingszorg
eerste lijn
09
Effecten van rookverbod in horeca
Onderzoek onder rokers na de invoering van het
rookverbod in Nederland (2008), laat vier soorten
reacties zien. Deze kennis draagt bij aan de
begripsvorming rondom een rookverbod en de mogelijke
implicaties voor toekomstige wetgeving rondom roken.
10
“De kracht om zelf te kunnen stoppen
wordt onderschat”
De motivatie om hulp bij het stoppen met roken te
gebruiken, varieert tussen verschillende groepen rokers.
Vooral rokers die geen hulpmiddelen willen gebruiken,
denken op eigen kracht te kunnen stoppen. “Dat is ook
vaak het geval”, weet Marc Willemsen.
11
‘Problemen gaan in rook op’
Binnen het MIRO-programma ontwikkelde verslavingsarts
Trudi Tromp de Masterclass Stoppen met Roken. Deze
Masterclass is geaccrediteerd in het kwaliteitsregister en
is inmiddels door een aantal zorgprofessionals uit de
eerste lijn gevolgd.
13
Gestructureerde stoppen-met-rokenzorg
in huisartsenpraktijk
In Oosterhout en omstreken zijn alle huisartsen,
praktijkondersteuners en/of assistentes opgeleid om
via een vast programma stoppen-met-rokenzorg aan te
bieden. Dat gebeurt op initiatief van Zorroo, Zorggroep
Regio Oosterhout & Omstreken.
14
Stoppen met roken is kosteneffectief
“Uit kosteneffectiviteitsanalyses blijkt dat stoppen met
roken een zeer effectieve interventie is om de kosten van
zorg te reduceren”, aldus hoogleraar Maureen Rutten,
gezondheidseconoom en tevens lid van het Kernteam van
MIRO. “Net als het vergoeden van het stoppen met roken.”
Bronnen: Kerncijfers roken in Nederland. Stivoro 2012 / Nationale Drugs
Monitor, jaarbericht 2012.
MIRO stoppen met roken.indd 2
3/1/2014 11:16:23 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 3
OP WEG NAAR OPTIMALE
TABAKSVERSLAVINGSZORG
IN DE EERSTE LIJN
MIRO is een programma dat zich richt op samenwerking in
het zorgveld, om te komen tot een succesvolle aanpak van
tabaksverslaving. Het is een samenwerkingsverband van het
onderzoeksinstituut Caphri, van de Universiteit Maastricht, en Pfizer.
Het programma startte in 2007 en begint nu vruchten af te werpen.
M
IRO heeft als
centrale doelstelling te komen
tot een succesvolle aanpak van
tabaksverslaving
met meer succesvolle stoppogingen als
gevolg. Zorgverleners in de eerste lijn,
en met name de huisarts, hebben een
belangrijke rol in de behandeling van
tabaksverslaving. In de praktijk blijkt
dat de meeste zorgprofessionals het
weliswaar belangrijk vinden om hun
patiënten gevraagd en ongevraagd te
adviseren om te stoppen met roken,
maar dat zij door een structureel
gebrek aan tijd, en mogelijk ook kennis
en vaardigheden, hier niet voldoende
begeleiding in kunnen bieden. Een
belangrijk doel bij de start van MIRO
was het structureren van bestaande
wetenschappelijke kennis en het
in kaart brengen van ontbrekende
informatie op basis van gesignaleerde
knelpunten. Op basis van wetenschappelijke literatuur, deskundigheid en
praktijkervaring kwam MIRO toen tot
aanbevelingen voor beleidsmakers, de
zorgpraktijk en wetenschappelijk
onderzoek.
MIRO stoppen met roken.indd 3
Criteria voor relevantie Kernprojecten
• Aansluiten op de behoefte van de patiënt.
• Innovatief zijn en de toegevoegde waarde laten zien van de interventie ten opzichte van
gebruikelijke zorg.
• In het voorgestelde onderzoek is aandacht voor patiëntenparticipatie. Daarvoor moet
een ervaringsdeskundige en/of vertegenwoordiger van de relevante patiëntenorganisaties betrokken zijn als adviseur of als lid van de onderzoeksgroep. In de begroting moet
voor hen een gepaste vergoeding worden opgenomen.
• Gebruikmaken van bestaande zorgstandaarden en richtlijnen.
• Bijdragen aan de kennis over de (kosten)effectiviteit en doelmatigheid van de interventie ten opzichte van gebruikelijke tabakverslavingszorg.
• Balans tonen tussen kosten en baten.
• Aandacht geven aan de factoren geslacht, cultuur/etniciteit, leeftijd en patiëntenperspectief en SES.
• Aandacht hebben voor verspreiding en implementatie van projectresultaten waarbij het implementatiedoel, de gewenste praktijkveranderingen en doelgroepen helder worden benoemd.
Criteria voor kwaliteit Kernprojecten
• Een heldere doel- en vraagstelling met voldoende reikwijdte, ook in het perspectief van
vergelijkbare onderzoeken, internationale ontwikkelingen en literatuur.
• Uitvoering door een multidisciplinair team. Ook moeten ervaringsdeskundigen en/of
leden van relevante patiëntenorganisaties in het team zitten.
• Zitting van ervaren en productieve deelnemers in het multidisciplinaire team.
• Een helder en adequaat plan van aanpak voor de betreffende vraag- of taakstelling,
inclusief de theoretische en/of empirische onderbouwing.
• Aandacht voor belemmerende en bevorderende factoren in het projectplan.
• Een realistisch en haalbaar project.
• Methodologische onderbouwing en evidence based.
3/1/2014 11:16:23 AM
4 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
3 aandachtsgebieden MIRO
Figuur 1.
De aanpak van MIRO kent enkele
primaire uitgangspunten:
• Samenstelling van een platform waarin activiteiten en partijen bijeenkomen
om de krachten te bundelen en van
daaruit te communiceren.
• Wetenschappelijke onderbouwing van
stoppen-met-rokenzorginterventies.
• Implementatieondersteuning van multidisciplinaire stoppen-met-rokenzorg
in de regio.
• Gebruikmaken van de kennis en
ervaring in andere zorgverbeteringsprogramma’s.
de visie dat zorgprofessionals een
belangrijke rol spelen in de begeleiding
van stoppen met roken. Om het percentage rokers te verminderen moeten:
1. minder mensen gaan roken;
2. meer rokers een stoppoging wagen;
3. stoppers actief op zoek gaan naar de
meest succesvolle methode;
4. zorgverleners proactiever worden en
rokers stimuleren en helpen met
stoppen;
5. stoppen-met-rokenbehandeling en
terugvalpreventie succesvoller ingezet
worden.
Dit heeft geresulteerd in de volgende
opbouw van het programma (zie figuur 1).
Vanaf het moment dat de roker gemotiveerd wordt en uiteindelijk overweegt
te stoppen tot aan het duurzaam
gestopt blijven, zijn er stappen waarin
de patiënt en de zorgverlener keuzes
maken die bepalen of er een succesvolle stoppoging wordt ondernomen of
niet. Het zorgproces beschrijft verschil-
Optimaal proces
De basis voor het programma is een
model voor het optimale proces tot een
succesvolle stoppoging. Een belangrijk
uitgangspunt bij dit model is de gedeel-
MIRO stoppen met roken.indd 4
lende fasen van stoppen met roken die
de basis vormen voor het formuleren
van zogeheten modifiers: zeven cruciale momenten die het succes of falen
van een stoppoging bepalen. Deze
cyclus zal niet per definitie door elke
roker in dezelfde volgorde worden
doorlopen.
Inventarisatie knelpunten
Vervolgens is geïnventariseerd en geanalyseerd welke onderzoeksvragen spelen
bij de verschillende modifiers. Waar antwoorden niet mogelijk bleken te zijn,
worden de hiaten in de kennis van dit
moment over stoppen met roken blootgelegd. De Delphimethode bij deze
knelpuntanalyse is uitgevoerd onder leiding van ACSION in samenwerking met
de Kernteamleden. Er is gekozen voor
een top-downbenadering omdat het
Kernteam van mening was dat de kennis in het zorgveld over tabaksverslaving
3/1/2014 11:16:23 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 5
Figuur 2: Optimaal stoppen-met-rokenproces volgens Kernteam MIRO (SMR=Stoppen met roken / ZP=zorgprofessional).
en de behandeling daarvan ontoereikend was. De belangrijkste aandachtspunten die daaruit naar voren kwamen,
waren:
• Erkenning van roken als een
chronische verslavingsziekte.
• In tegenstelling tot de algemene
beeldvorming, zijn veel rokers gemotiveerd om te stoppen.
• Rokers betrekken zorgprofessionals te
weinig bij een stopwens/stoppoging.
• Motiverende en belemmerende
factoren zorgprofessionals.
• Toegankelijkheid van beschikbare
effectieve stopmethoden.
• De rol van de overheid.
Na een prioriteringssessie zijn de
aanbevelingen uit de knelpuntanalyse
ingedeeld in drie termijnen: korte termijn (<2 jaar), middellange termijn
(2-4 jaar) en lange termijn (> 4 jaar).
(Zie tabel.)
MIRO stoppen met roken.indd 5
Wetenschappelijke
onderbouwing
Op korte termijn is de focus komen te
liggen op onderzoek, wat binnen één tot
twee jaar tot resultaten heeft geleid.
Speerpunten van de onderzoeksagenda
waren:
• Onderzoek naar de gevolgen van het
rookverbod in de horeca en de manier
waarop daaruit meer momentum kan
worden gehaald.
• Onderzoek naar de overwegingen van
rokers om al dan niet de hulp van een
zorgprofessional te vragen en onderzoek naar de vraag hoe rokers gestimuleerd kunnen worden om vaker een
beroep op die hulp te doen.
• Onderzoek hoe zorgprofessionals kunnen worden gemotiveerd tot een meer
(pro)actieve houding ten aanzien van
stoppen met roken en hoe belemmeringen daarin voor hen weggenomen
kunnen worden.
Caphri en Pfizer stelden resources
beschikbaar voor ondersteuning van
projecten. Onderzoeksgroepen werden
uitgenodigd om projectvoorstellen in te
dienen. Op basis van een aantal criteria
op het gebied van relevantie en kwaliteit
(zie kader), zijn de projectvoorstellen
geanonimiseerd beoordeeld door het
Kernteam en zijn uiteindelijk drie Kernprojecten geselecteerd. Deze Kernprojecten zijn gericht op de wetenschappelijke onderbouwing van stoppen-metrokenzorginterventies of gericht op
zorgoptimalisatie in de praktijk. Deze
projecten zijn de afgelopen jaren uitgevoerd. Elders in deze bijlage zijn de
resultaten van deze Kernprojecten
beschreven.
Terwijl wetenschappers op zoek zijn
naar de ontbrekende kennis op het
gebied van stoppen met roken, kunnen
zorgprofessionals al een stap in de
3/1/2014 11:16:24 AM
6 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
Prioritering* op:
Nr
Omschrijving
1
De invoering van het rookverbod in de horeca per 1 juli 2008 (in combinatie met
accijnsverhoging) is een uitgelezen kans om het effect van deze maatregel op passief en actief roken en gezondheid te onderzoeken.
X
Om meer rokers te stimuleren hulp van een zorgprofessional in te schakelen, dient
onderzocht te worden hoe op deze perceptie kan worden ingespeeld om rokers te
motiveren naar een zorgprofessional te gaan.
X
2
3
4
5
6
7
Onderzoek moet uitwijzen of Motivational Interviewing een effectieve stopmethode is (telefonisch en/of face-to-face) en door welke zorgprofessionals deze techniek in de praktijk gebruikt kan worden.
RCT’s naar de effecten van vergoeding aan zorgprofessionals voor het uitvoeren
van effectief bewezen interventies zijn nodig om vast te stellen of dit leidt tot
meer begeleiding van stoppogingen en meer gestopte rokers.
X
Om de invloed van de zorgomgeving optimaal te benutten, is het nodig te onderzoeken welke zorgprofessionals de meeste mogelijkheden hebben om patiënten
effectief te begeleiden bij het stoppen met roken.
Om meer rokers te stimuleren om hulp van een zorgprofessional in te schakelen,
dient onderzocht te worden welke perceptie rokers uit verschillende doelgroepen
van hun eigen rookgedrag hebben en hoe een zorgprofessional hen kan helpen.
12
13
14
15
X
X
9
Onderzoek moet uitwijzen of financiële vergoeding van stopinterventies leidt tot
meer begeleiding door zorgprofessionals en uiteindelijk meer gestopte rokers
oplevert.
X
X
X
X
Om meer rokers te stimuleren hulp van een zorgprofessional in te schakelen, dient
onderzocht te worden welke perceptie rokers hebben van een zorgprofessional en
de hulp die hij kan bieden bij het stoppen met roken.
X
Met betrekking tot terugval lijkt het zinvol te onderzoeken welke rol de eigen
identiteit en eigen effectiviteitverwachtingen spelen en hoe hierop kan worden
ingesprongen met preventiemaatregelen.
X
Om meer rokers te stimuleren om hulp van een zorgprofessional in te schakelen,
dient onderzocht te worden met welke vorm van communicatie rokers het best
bereikt worden.
X
Met betrekking tot terugval lijkt het zinvol te onderzoeken op welke momenten
(in de tijd) follow-upcontact het meest effectief is op basis van de symptomentabel.
X
Nader onderzoek zou zich kunnen richten op de effectiviteit van fysieke inspanning voor stoppen met roken en de praktische inzetbaarheid ervan.
Langere
termijn
X
Onderzoek moet uitwijzen of financiële vergoeding van stopinterventies leidt tot
meer begeleiding door zorgprofessionals en hoe de kwaliteit van de verleende
zorg gewaarborgd blijft.
Met betrekking tot terugval lijkt het zinvol te onderzoeken welke gedragsmatige
interventies bijdragen aan het beter weerstaan van moeilijke situaties.
11
Middellange
termijn
Onderzoek moet uitwijzen welke (combinatie van) zorgprofessionals de grootste
groep rokers bereiken, het meest in staat zijn om invloed uit te oefenen op rokende patiënten, en de beste begeleiding bij een stoppoging kunnen bieden.
8
10
Korte termijn
X
*prioritering is gebaseerd op:
• snelheid: de tijd totdat de aanbeveling gerealiseerd is;
• belang: het maatschappelijk belang van de aanbeveling;
• impact: de mate van invloed op individuele rokers en stoppers.
MIRO stoppen met roken.indd 6
3/1/2014 11:16:26 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 7
Huidige samenstelling van het MIRO Kernteam:
• Drs. J.D. Asin (Javier) – arts, ACSION, Utrecht
• Drs. R.A. Bes (Rik) – Centre of Motivation and Change, motivational interviewing expert,
Hilversum
• Dr. E.A. Croes (Esther), senior wetenschappelijk medewerker, Trimbos Instituut, Utrecht
• Dr. R. Kempers (Ronald) – medisch adviseur, Pfizer, Capelle aan den IJssel
• M. van Oort (Mariëlle) – van Oort & van Oort, Public Affairs & Communications, Den Haag
• Prof. dr. M.P.M.H. Rutten-van Mölken (Maureen) – gezondheidseconoom, Erasmus MC
iMTA, Rotterdam
• Dr. A. P. E. Sachs (Alfred) – huisarts Groningen, onderzoeker Julius Centrum, Utrecht
• Prof. dr. C.P. van Schayck (Onno) – hoogleraar preventieve geneeskunde, Universiteit
Maastricht (voorzitter van het MIRO Kernteam)
• Dr. D. Segaar (Dewi) – Partnership Stop met Roken
• Drs. P.I. van Spiegel (Paul) – longarts, Slotervaartziekenhuis (directeur SMR-poli),
Amsterdam
• Drs. P.G. Tromp-Beelen (Trudi) – senior verslavingsarts, Jellinek Amsterdam
Programmamanager:
• J. Kuijpers (Judith) – country customer manager, Pfizer, Capelle aan den IJssel
In het verleden lid geweest van MIRO Kernteam:
• Drs. J.W. Schouten (Jan Willem), medisch adviseur M&G, arts, Zorgverzekeraars Nederland
• Dr. mr. R. Allard (Remy) , kaakchirurg & jurist, ACTA (Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam)
• Dr. E.M.S.J. van Gennip (Lies), voormalig directeur STIVORO
• G.G.H.M Peeters (Gerard), verpleegkundig specialist astma/COPD
• Prof. dr. A.A. Kaptein (Ad), medisch psycholoog, LUMC
• Dr. N.H. Chavannes (Niels), huisarts en onderzoeker, LUMC
• Drs. L. Kliphuis (Leo), destijds directeur LVG (Landelijke Vereniging voor de Georganiseerde eerstelijn)
goede richting zetten om de prevalentie
van het aantal rokers terug te dringen.
Want naast de hiaten in kennis op het
gebied van stoppen met roken, is
gebleken dat op een aantal andere punten wél voldoende kennis beschikbaar
is, die echter nog niet (op grote schaal)
in de dagelijkse zorgpraktijk wordt toegepast. Daarom is in het programma
ook de mogelijkheid gecreëerd om een
Supportproject uit te voeren. Hieron-
MIRO stoppen met roken.indd 7
der verstaat men een project voor de
implementatie van bewezen effectieve
stop-met-rokeninterventies. Na een
selectieprocedure, waarbij het zorgveld
heeft mogen stemmen, is de ontwikkeling van de Masterclass door Trudi
Tromp (zie elders in deze bijlage) als
uit te voeren Supportproject verkozen.
Naast de Kernprojecten en het Supportproject heeft MIRO ook veel geïnvesteerd in kennisdeling in de vorm
van jaarlijkse (werk)conferenties, het
opzetten van een website, en wetenschappelijke artikelen. In de werkconferenties bespraken de onderzoekers en
het Kernteam gezamenlijk de voortgang van de projecten. Tijdens de landelijke conferenties die hebben plaatsgevonden in 2008, 2009, en 2011 en
2012 werd kennis gedeeld en gediscussieerd over actuele thema’s met het
zorgveld.
Hoe verder?
De afgelopen jaren is er veel gebeurd in
het zorgveld op het gebied van stoppen
met roken. Toch blijkt het heel lastig om
verschuivingen in het rookpercentage te
bewerkstelligen en is de prevalentie van
rokers nauwelijks omlaaggegaan. In 2013
is binnen MIRO opnieuw een knelpuntinventarisatie uitgevoerd waarbij ditmaal
naast het Kernteam ook een groot aantal
externe zorgprofessionals en beleidsmakers waren betrokken. De knelpunten
zijn niet wezenlijk veranderd ten opzichte van 2008. Er zijn echter wel een aantal
aandachtspunten bijgekomen waaronder:
het kwaliteitsregister stoppen-met-rokenzorg en de onduidelijkheid rondom de
vergoeding van de stoppen-met-rokenzorg. Door het ontbreken van flankerend
beleid zal er in de eerste lijn nauwelijks
winst behaald kunnen worden. De grootste kans die er ligt in de eerste lijn, is dat
de huisarts zich moet realiseren dat hij
de stoppen-met-rokenzorg weliswaar
moet regelen maar niet zelf hoeft uit te
voeren.
MIRO zal zich de komende jaren meer
gaan richten op het bereiken van de
roker, zowel binnen de eerste lijn als
daarbuiten. Op dit moment is het
MIRO Kernteam bezig met het verkennen en evalueren van de diverse mogelijkheden en zoekt daarbij aansluiting
met het zorgveld.” •
3/1/2014 11:16:26 AM
8 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
STOPPEN MET ROKEN BETER BESPREEKBAAR?
TRAIN DE HUISARTS!
Een training van slechts één uur zorgt voor een significante
toename in de frequentie waarmee huisartsen vragen naar de
rookstatus van hun patiënten en adviseren om met roken te
stoppen. De training had geen invloed op het aantal verwijzingen
naar iemand die gedragsmatig ondersteunt, het aantal
voorschriften voor farmacotherapie en het aantal stoppogingen.
D
e huisarts heeft een
belangrijke rol in het
ontmoedigen van
tabaksgebruik. Daarom is er in 2007 een
NHG-standaard Stoppen met Roken ontwikkeld. Deze standaard adviseert huisartsen om rokers
actief te vragen naar hun motivatie om te
stoppen, en om ze gedragsmatige ondersteuning en ondersteunende middelen aan
te raden. Toch blijkt het in de praktijk niet
eenvoudig om deze standaard na te leven.
“Er zijn veel barrières”, volgens onderzoeker Marjolein Verbiest. Als gezondheidspsycholoog, werkzaam bij de afdeling
Public Health en Eerstelijns Geneeskunde
(PHEG) aan het LUMC, is zij in 2010
betrokken geraakt bij het MIRO-programma. “Zo speelt er vaak tijdgebrek, is de
taakverdeling lang niet altijd duidelijk en
heeft de huisarts soms twijfels over de
effectiviteit”, aldus Verbiest.
Verbiest ontwikkelde samen met collega’s van de afdeling PHEG en de sectie
Medische Psychologie een training die
gericht is op het slechten van deze barrières. “Deze training is gebaseerd op
dezelfde technieken die gebruikt worden
bij patiënten die willen stoppen met
roken”, legt Verbiest uit. “We hebben
deze training gegeven aan 25 huisartsen.
Vervolgens hebben we deze groep huisartsen vergeleken met huisartsen die de
training niet gevolgd hadden. En wat
MIRO stoppen met roken.indd 8
bleek? De getrainde huisarts heeft meer
vertrouwen in de eigen vaardigheden om
patiënten te begeleiden bij het stoppen,
en is meer gemotiveerd om hiermee aan
de slag te gaan. Ook vraagt de getrainde
huisarts vaker naar de rookstatus en
geeft hij vaker advies om te stoppen.”
Effect van vergoeding
Helaas is er nog geen effect zichtbaar in
het aantal stoppogingen dat ondernomen werd. Verbiest: “De huisarts moet
meer handvatten krijgen om die pogingen goed te kunnen ondersteunen.”
Samen met het NIVEL en Stichting
Farmaceutische Kengetallen (SFK)
onderzocht Verbiest het effect van vergoeding van stoppen-met-rokenmedicatie door de zorgverzekeraars op het aantal voorschriften. Kort nadat de zorgverzekeraars deze medicatie gingen vergoeden in 2011 steeg het aantal voorschriften door huisartsen met 6,3 per 1000
rokers. Bij de apotheek steeg het zelfs
met 17,3 per 1000 rokers omdat daar
ook medicatie voorgeschreven door de
medisch specialist wordt opgehaald. De
prevalentie van roken daalde vervolgens
in het eerste kwartaal van 2011 met 2,9
procent. Toen in 2012 de medicatie niet
meer vergoed werd, daalde het aantal
voorschriften dat opgehaald werd in de
apotheek abrupt met 21,6 per 1000
rokers. De prevalentie van roken nam
daarna weer toe met 1,2 procent. Deze
onderzoeken zijn alle uitgevoerd in het
kader van de promotie van Verbiest; zij
zal later dit jaar promoveren. •
Geraadpleegde literatuur
1 Verbiest MEA, Crone MR, Scharloo M,
Chavannes NH, Meer V van der, Kaptein AA,
Assendelft WJJ. One-hour training for general
practitioners in reducing the implementation
gap of smoking cessation care: a cluster-randomized controlled trial. Nicotine & Tobacco
Research 2013; 16: 1-10.
2 Verbiest MEA, Chavannes NH, Crone MR, Nielen
MMJ, Segaar D, Korevaar JC, Assendelft WJJ. An
increase in primary care prescriptions of stopsmoking medication as a result of health insurance coverage in the Netherlands: population
based study. Addiction 2013; 108: 2183-2192.
3/1/2014 11:16:26 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 9
EFFECTEN VAN
ROOKVERBOD IN HORECA
Onderzoek onder rokers na de invoering van het rookverbod in
Nederland laat vier soorten reacties zien. De mate waarin men zichzelf
als een roker ziet, of als een niet-roker kan zien, speelt daarbij een rol.
Net zoals de mate waarin men zich verbonden voelt met rokers of nietrokers. Deze kennis draagt bij aan de begripsvorming rondom een
rookverbod en de mogelijke implicaties voor toekomstige wetgeving
rondom roken.
D
it onderzoek werd
uitgevoerd onder de
verantwoordelijkheid
van Winifred
Gebhardt, universitair hoofddocent
gezondheidspsychologie aan de faculteit
sociale wetenschappen van de Universiteit Leiden. “De studie bestond uit twee
delen”, legt Gebhardt uit. “Het eerste
deel was een kwalitatieve studie waarbij
we rokers met een gemiddeld laag opleidingsniveau hebben geïnterviewd over
wat het effect van het rookverbod was.
Hoe reageerden zij op de nieuwe wetgeving, zowel gedragsmatig als psychologisch? We zagen vier soorten reacties:
twee positieve - actief proberen te stop-
pen en sociaal aanpassen, dus niet roken
als het anderen stoort - en twee negatieve - slachtoffer voelen van de maatregel en afzetten tegen de maatregel. We
zagen dat de rokers zelfbewuster zijn
geworden van hun rookgedrag in horecagelegenheden, maar ook in het algemeen. Hun ervaringen met een negatieve benadering van hun rookgedrag
door de omgeving, heeft ze doen nadenken over hun eigen rookgedrag. Men
reageerde op verschillende manieren op
het toegenomen bewustzijn en de gevoelens van sociale uitsluiting. Dit was
onder meer afhankelijk van de beoordeling van het rookverbod, veranderingen
in hun eigen houding ten opzichte van
hun eigen rookgedrag, de veranderingen
in het rookbeleid, en veranderingen in
het algemene rookgedrag.”
Identiteit
Het tweede deel van de studie betrof een
kwantitatieve cross-sectionele studie
onder ruim zevenhonderd rokers. Daarin
werd een groot aantal vragen voorgelegd
aan de deelnemers met betrekking tot
welke responsen mensen vertoonden als
gevolg van het horecarookverbod, en
andere variabelen zoals de identiteit van
de roker. Gebhardt: “Er was duidelijk
een onderscheid te maken in de identiteit
als roker en de identiteit als potentieel
niet-roker. Met name de identiteit van de
niet-roker bleek een grote voorspellende
MIRO stoppen met roken.indd 9
waarde te hebben voor de vraag of mensen de intentie hebben om te gaan stoppen en werkelijk een stoppoging doen.
Daarom gaan we nu een tweede studie
onder rokers verrichten waarbij we gaan
proberen de niet-rokeridentiteit en sociale steun te beïnvloeden.”
“Om iemand te kunnen motiveren om te
gaan stoppen met roken is het dus heel
belangrijk dat hij zich kan voorstellen als
een toekomstig roker. Daarnaast moet
hij zich, omdat roken veelal ook sociaal
gerelateerd is (rokers hebben vaak veel
rokende vrienden), ook kunnen voorstellen dat hij toch op een heel positieve
manier deel uit kan blijven maken van de
sociale groep als hij gaat stoppen. Dat
lijken essentiële voorwaarden te zijn voor
(blijvende) gedragsverandering.”
Gebhardt heeft het MIRO-programma
als heel ondersteunend ervaren. “Ons
onderzoek heeft niets met farmaceutische
aspecten te maken, we zitten echt in de
hoek van de primaire preventie. Maar
het MIRO-team heeft actief meegedacht
tijdens alle fasen van het onderzoek. •
Geraadpleegde literatuur
1 Sander Van der Heiden, Winifred A. Gebhardt,
Marc C. Willemsen, Gera E. Nagelhout & Arie
Dijkstra. Behavioral and psychological responses of lower educated smokers to the smokefree legislation in Dutch hospitality venues: A
qualitative study. Psychology & Health 2013;
vol. 28 (1) 2013: 49-66.
3/1/2014 11:16:27 AM
10 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
“DE KRACHT OM ZELF
TE KUNNEN STOPPEN WORDT
ONDERSCHAT”
De motivatie om effectief bewezen vormen van hulp bij het stoppen
met roken te gebruiken, varieert tussen verschillende groepen rokers.
Vooral rokers die geen hulpmiddelen willen gebruiken, denken op
eigen kracht te kunnen stoppen. “Dat is ook vaak het geval en moeten
we zeker aanmoedigen”, vindt Marc Willemsen.
M
arc Willemsen is
bijzonder hoogleraar Tobacco
Control Research
bij het Onderzoeksinstituut
Caphri van de Universiteit Maastricht en
daarnaast werkzaam bij de Alliantie
Nederland Rookvrij. “De indruk wordt
gewekt dat het zo ontzettend moeilijk is
om te stoppen met roken. Toch is er best
een flink aantal rokers dat op eigen houtje weet te stoppen. En dat is uiteindelijk
ook te verkiezen.” Het onderzoek dat
Willemsen uitvoerde in het kader van het
MIRO-programma onderzocht de psychologische determinanten van hulpzoekgedrag bij rokers. Er werd onderscheid gemaakt tussen rokers die geen
hulpmiddelen gebruiken, rokers die
effectief bewezen hulpmiddelen gebruiken (gedragsmatige ondersteuning, farmacotherapie) en rokers die hulpmiddelen gebruiken waarvan de effectiviteit
niet is bewezen (bijvoorbeeld acupunctuur).
Het onderzoek, dat is uitgevoerd door
Roy Willems onder begeleiding van
Marc Willemsen, maakte gebruik van
het Continu Onderzoek Rookgewoonten
(COR). Dit is een langlopend onderzoek
dat is opgezet door Stivoro en door het
Trimbos Instituut is overgenomen.
Sinds halverwege de jaren zeventig worden ieder jaar zo’n 20.000 enquêtes
MIRO stoppen met roken.indd 10
ingevuld. Willemsen: “Het mooie aan
ons onderzoek was dat we met relatief
weinig geld een aantal extra vragen konden toevoegen aan deze enquête en op
die manier enorm veel gegevens tot onze
beschikking hadden.” Willemsen
betreurt het dat de financiering van
COR eind 2014 tot een einde komt.
“Het zijn interessante data over veel verschillende aspecten, die al jarenlang verzameld worden.”
Barrière
“Hulpmiddelgebruikers hebben veel
minder vertrouwen in eigen kunnen dan
mensen die geen gebruikmaken van
hulpmiddelen.” Dat is volgens Willemsen een belangrijke uitkomst van de studie. “De niet-hulpmiddelgebruiker heeft
meer zelfvertrouwen in eigen kunnen.”
Als er hulpmiddelen ingezet worden,
dan geven de effectief bewezen hulpmiddelen het beste resultaat. De determinanten tussen de verschillende groepen
variëren. Zo gebruiken oudere en meer
verslaafde rokers vaker effectief bewezen
hulpmiddelen. Voor veel rokers blijkt de
prijs van de hulpmiddelen een belangrijke barrière om ze te gebruiken bij het
stoppen met roken. “Wat dat betreft is
het fijn dat ze nu in ieder geval weer vergoed worden door de zorgverzekeraars.”
Volgens Willemsen is de belangrijkste
boodschap voor de zorgverleners uit
deze studie dat rokers die geen hulpmid-
delen gebruiken, een grotere succeskans
hebben dan gedacht. “Dat moeten we
koesteren en aanmoedigen. Eigen effectiviteit is een heel belangrijke determinant. En de grootste winst zit in het verhogen van het aantal stoppogingen, en
veel minder in het succes van de pogingen. De huisarts kan een belangrijke rol
spelen in het aanmoedigen om te stoppen met roken.” •
Geraadpleegde literatuur
1 Roy A. Willems, Marc C. Willemsen, Gera E.
Nagelhout, Hein de Vries. Understanding Smokers’ Motivations to Use Evidence-based Smoking Cessation Aids. Nicotine & Tobacco
Research 2013; 15 (1): 167-76.
3/1/2014 11:16:28 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 11
‘UW PROBLEMEN
GAAN IN ROOK OP’
‘Meld je bij Trudi Tromp en uw problemen gaan in rook op.’ Dat is
de slogan die verslavingsarts Tromp hanteert. Binnen het MIROprogramma ontwikkelde zij de Masterclass Stoppen met Roken. Deze
Masterclass is geaccrediteerd in het kwaliteitsregister en is inmiddels
door een groot aantal zorgprofessionals uit de eerste lijn gevolgd.
A
anvankelijk vanuit
negatieve overwegingen bij de Jellinek Kliniek
begonnen omdat
het huisartsenvak
haar te zwaar werd, is Trudi Tromp nu
het boegbeeld van de verslavingsgeneeskunde. Enigszins schoorvoetend geeft zij
dit ook wel toe. Tromp is senior verslavingsarts en alhoewel zij op dit moment
formeel met pensioen is, wil de Jellinek
Kliniek haar nog niet kwijt. Zij heeft de
verslavingszorg voor rokers opgezet. “Ik
ben in 2000 gestart met een cursus
stoppen met roken voor werknemers”,
vertelt Tromp. “We hadden een slagingspercentage van maar liefst 40 procent.
Toen heb ik een brief aan minister Borst
geschreven – met het verzoek nicotineafhankelijkheid ook in de verslavingszorg
te mogen behandelen – en heb daarmee
veel media-aandacht gekregen. Vanaf dat
moment zijn we in de Jellinek Kliniek
mensen met ernstige verslaving aan
nicotine, vaak in combinatie met lichamelijke en psychiatrische klachten, gaan
behandelen. Er zijn maar heel weinig
instellingen die dat doen.” Nu worden
jaarlijks zo’n vijftig tot honderd nicotineverslaafden in de Jellinek Kliniek
behandeld met een slagingspercentage
van 30 procent.
Tromp is vanaf het begin lid geweest
van het Kernteam van MIRO. Zij diende
een Supportproject in om een Masterclass op te zetten. Dit project is door
huisartsen in een poll op de MIROwebsite gekozen om uit te voeren.
“De Masterclass bestaat uit vier onderdelen. Ten eerste worden de deelnemers
getraind in motiverende gespreksvoering. Daar besteden we twee dagen aan
met veel oefenen en enige tijd later nog
een dagdeel. Het tweede onderdeel is
leefstijltraining. Ook hiervoor reserveren
MIRO stoppen met roken.indd 11
3/1/2014 11:16:40 AM
12 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
In de trainingen die Trudi Tromp geeft, komen vele aspecten van roken aan de orde waaronder de effecten die het roken van één sigaret per
uur heeft op de nicotinespiegel van het bloed (zie figuur 1) en de verschillende neurochemische effecten van nicotine (zie figuur 2).
60
50
40
Nicotinespiegel 30
in het bloed
20
10
0
09:00

10:00

11:00

12:00 13:00


Uren
14:00

15:00

Figuur 1. Uit A. Goldstein Addiction. De nicotinespiegel in het bloed na het roken van sigaretten, één sigaret per uur. De bloedmonsters werden iedere 15 minuten
genomen. (Nicotinespiegel gegeven in ng / ml bloed.)
DOPAMINE
Genot, Onderdrukken van de Eetlust
NORADRENALINE
Waakzaamheid, Onderdrukken van de Eetlust
ACETYLCHOLINE
Waakzaamheid, Verbetering Leerproces
NICOTINE
VASOPRESSINE
SEROTONINE
BETA ENDORPHINE
Verbetering geheugen
Beïnvloeding Stemming, Onderdrukken van de Eetlust
Vermindering van Angst en Spanning
Figuur 2. Neurochemische effecten van nicotine
we tweeënhalve dag met veel oefenen.
De verwachting hierover van de deelnemers is vaak heel laag, maar aan het
einde van de training blijken ze er toch
veel aan gehad te hebben. Vervolgens
hebben we een onderdeel over farmacotherapie en het laatste onderdeel is de
implementatie door middel van een protocol in de regio. Van hieruit is het stoppen-met-rokenprogramma van Zorroo
(zie elders in dit artikel) ontstaan.”
Farmacotherapie
Tromp geeft deze training niet alleen.
“Dat doe ik samen met collega’s van de
MIRO stoppen met roken.indd 12
Jellinek Kliniek en van het Centrum
voor Motivation & Change.” Volgens
Tromp geeft de training veel houvast
voor het voeren van een consult. “Dit
gebeurt vaak heel ad hoc; na de training
doet de zorgverlener dit veel gestructureerder en kan het beleid dat voorgesteld
wordt in de NHG-standaard Stoppen
met roken, beter uitgevoerd worden.”
Dit beleid heeft een niet-medicamenteus
en een medicamenteus onderdeel, vandaar dat de Masterclass ook een onderdeel farmacotherapie heeft. Tromp: “Bij
het roken van meer dan tien sigaretten
per dag wordt geadviseerd om medicatie
aan te bieden in combinatie met
gedragstherapie. Dit geldt zowel voor de
NHG-standaard als voor de CBO-richtlijn. Nicotinevervangende middelen
hebben de eerste keus maar ook zogenaamde receptgeneesmiddelen worden
ingezet. Daarmee creëer je ruimte voor
gedragsverandering omdat mensen minder last hebben van de ontwenning en
de ‘zucht’ naar een sigaret.” Tromp is
trots op hoe Zorroo met haar Masterclass aan het werk is gegaan (zie elders
in deze bijlage). “Zij hebben ongelooflijk
veel gedaan en precies zoals ik het voor
me zag.” •
3/1/2014 11:16:40 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 13
GESTRUCTUREERDE STOPPEN-MET-ROKENZORG
IN HUISARTSENPRAKTIJK
In Oosterhout en omstreken zijn alle huisartsen, praktijkondersteuners en/of assistentes opgeleid om via een vast programma stoppenmet-rokenzorg aan te bieden. Inmiddels is er ook enige ervaring met
het programma. Na zes maanden was 42 procent van de patiënten in
de groepsbegeleiding en 44 procent in de individuele begeleiding nog
steeds gestopt.
D
it programma is een
initiatief van Zorroo,
Zorggroep Regio
Oosterhout &
Omstreken. Longverpleegkundige en
coördinator van het programma is Adriënne Van den Bosch. “Deze resultaten
gaan nog over kleine aantallen”, geeft ze
toe. “Maar het is wel veelbelovend.” De
huisartsenpraktijk is een uitgelezen
plaats om veel rokers te bereiken en een
stoppen-met-rokeninterventie aan te bieden. “Verschillende disciplines binnen
onze zorggroep hebben in 2011 de
Masterclass Stoppen met Roken van
MIRO gevolgd en waren daar zeer
enthousiast over. Toen is het idee ontstaan deze Masterclass te vertalen naar
een bruikbaar programma voor de huisartsenpraktijk”, vertelt Van den Bosch.
Het programma is in nauwe samenwerking met verslavingsarts Trudi Tromp
van de Jellinek Kliniek opgezet, en heeft
als doel de zorg bij het stoppen met
roken te structureren en te bevorderen.
Het bestaat uit een zelfmanagementprogramma en leefstijltraining. In het totaal
zijn er vier modules ontwikkeld (zie
tabel) met als uitgangspunt de Zorgmodule Stoppen met Roken, de CBO-richtlijn Behandeling van tabaksverslaving, en
de NHG-standaard Stoppen met roken.
Volgens Van den Bosch heeft het programma een aantal bijzondere aspecten.
“Ten eerste wordt er gestructureerde
zorg aangeboden, ten tweede maken we
gebruik van motiverende gespreksvoe-
ring en leefstijltraining, en ten slotte ligt
de kracht van het programma vooral in
de actieve samenwerking met de nadruk
op zelfmanagement.” Ter ondersteuning
van het programma heeft Zorroo een
aantal materialen ontwikkeld zoals een
werkboekje voor patiënten, een educatiemap voor praktijkondersteuner en
huisarts, patiënteninformatiemateriaal
en zelfs een app (Nu stoppen met
roken). Met een aantal verzekeraars zijn
inmiddels afspraken gemaakt over vergoeding van het programma. Van den
Bosch hoopt dat het Stoppen-met-rokenprogramma landelijk uitgerold zal
gaan worden. “We hebben ons businessmodel al aan diverse andere zorggroepen gepresenteerd en die zijn allemaal
enthousiast.” •
Tabel: de vier verschillende modules uit het Stoppen-met-rokenprogramma van Zorroo.
Module
Doelgroep
Overwegen
(praktijkondersteuner)
1 à 2 gesprekken van
Patiënten die nog niet aan reële
stoppoging toe zijn, maar wel gemo- 30 minuten
tiveerd kunnen worden
Kennismaking, opbouwen relatie, inventarisatie rookgedrag, creëren bewustwording en motivatie, expliciet
maken en vergroten motivatie
1e lijn
(praktijkondersteuner)
Patiënten die bereid zijn aan een
stopdatum te werken
Intake van 40 minuten;
3 vervolgconsulten
van 30 minuten; 2-5
telefonische contacten
Kennismaking, informatieverstrekking, voor- en nadelenbalans, opstellen streefdoel, trainingsplan, zelfcontrolemaatregelen, rookanalyse, omgaan met trek, sociale druk,
terugval en noodplan
1,5e lijn
(praktijkondersteuner die
Masterclass heeft gevolgd)
Patiënten die intensievere begeleiding nodig hebben; die meer dan 3
stoppogingen achter de rug hebben;
die rookgerelateerde klachten hebben; die verhoogd risico hebben
Intake van 40 minuten;
7-8 vervolgconsulten
van 30 minuten; 1-2
telefonische contacten
Kennismaking, informatieverstrekking, voor- en nadelenbalans, opstellen streefdoel, trainingsplan, zelfcontrolemaatregelen, rookanalyse, omgaan met trek, sociale druk,
terugval en noodplan, keuzesessies, evaluatie
Groepsbegeleiding
(Stop-rokenconsulent Zorroo
en praktijkondersteuner die
Masterclass heeft gevolgd)
Als groepsbegeleiding beter aansluit 8 bijeenkomsten van
bij de individuele behoeften; als indi- 1,5 uur in een periode
viduele gesprekken vastlopen; bij
van 12 weken
meerdere serieuze stoppogingen
Kennismaking, informatieverstrekking, voor- en nadelenbalans, opstellen streefdoel, trainingsplan, zelfcontrolemaatregelen, rookanalyse, omgaan met trek, sociale druk,
terugval en noodplan, keuzesessies, evaluatie
MIRO stoppen met roken.indd 13
Duur
Inhoud
3/1/2014 11:16:41 AM
14 STOPPEN MET ROKEN nr 01 | maart 2014
STOPPEN MET ROKEN
IS ZEER KOSTENEFFECTIEF
“Uit kosteneffectiviteitsanalyses blijkt dat stoppen met roken een
zeer effectieve interventie is om de kosten van zorg te reduceren”,
aldus hoogleraar Maureen Rutten, als gezondheidseconoom
verbonden aan het Institute for Medical Technology Assessment,
en tevens lid van het Kernteam van MIRO. “Ook het vergoeden van
het stoppen met roken is een kosteneffectieve interventie.”
M
aureen Rutten
is vanaf het
begin van
MIRO betrokken bij het programma. “Het
is een zeer enthousiaste club”, vertelt
ze. “MIRO heeft als doel om het stoppen met roken te bevorderen. Toch is
er veel terugval onder de stoppers.”
Volgens Rutten is het dan ook belangrijk om de beleidsmakers te overtuigen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat
verhoging van de accijns de meest
effectieve manier is om tabaksgebruik
te verminderen. “Een studie van Van
Baal uit 2007 toonde aan dat bij een
prijsverhoging van 10 procent de kosten per gewonnen QALY (Quality
Adjusted Life Years) slechts 2.500
euro bedraagt. Hierbij zijn de extra
kosten van zorg in de gewonnen
levensjaren meegenomen.” Rutten was
dan ook zeer teleurgesteld dat vorig
jaar op het laatste moment een
accijnsverhoging op tabak uit de
troonrede is gehaald.
Niet alleen accijnsverhoging, ook het
vergoeden van de combinatie van
gedragsmatige ondersteuning en farmacotherapie voor stoppen met roken is
een kosteneffectieve interventie. Rutten:
“Een trial van Kaper, waarbij stoppen
MIRO stoppen met roken.indd 14
met roken vergoed wordt gedurende een
periode van zes maanden, liet zien dat
meer mensen proberen te stoppen met
roken en dat meer rokers hulpmiddelen
gebruiken. Na twaalf maanden was het
percentage rokers dat nog steeds gestopt
was, groter in de groep die vergoeding
ontving.” Ook een studie van de groep
van Rutten waarin deze gegevens werden geëxtrapoleerd naar langetermijneffecten, toonde aan dat vergoeding van
hulpmiddelen leidt tot een grotere winst
in QALY’s.
Systematische review
Naast accijnsverhoging en vergoeding
van hulpmiddelen bij het stoppen met
roken, is er een derde interventie op
populatieniveau: het uitvoeren van
mediacampagnes. “Helaas zijn er niet
veel gegevens beschikbaar over de kosteneffectiviteit van mediacampagnes”,
vertelt Rutten. “Maar de gegevens die er
zijn, zijn veelbelovend. Er zijn experimenten uitgevoerd waaruit bleek dat
campagnes die gericht zijn op het ontmoedigen van tabaksgebruik, de houding van de jeugd ten aanzien van
gebruik verandert en volwassen rokers
aanmoedigt te stoppen.”
Ook op het individuele niveau zijn er
kosteneffectieve interventies op het
gebied van stoppen met roken. Zo
deed de onderzoeksgroep van Rutten
een systematische review van negen
gerandomiseerde gecontroleerde trials
op het gebied van stoppen-met-rokeninterventies bij patiënten met COPD.
De interventies werden in vier categorieën verdeeld: gebruikelijke zorg,
minimale begeleiding, intensieve
begeleiding en intensieve begeleiding
met farmacotherapie. In de tabel staan
de resultaten van deze review weergegeven.
Rutten: “We lopen in Nederland aan
tegen geringe effectiviteit van stoppenmet-rokeninterventies. In potentie zou
deze veel groter kunnen zijn, zoals onze
studie ook laat zien. In Engeland zien
3/1/2014 11:16:41 AM
nr 01 | maart 2014 STOPPEN MET ROKEN 15
Tabel: Kosteneffectiviteit van stoppen-met-rokeninterventies bij COPD (Bron: Hoogendoorn e.a. 2010)*
Nog steeds gestopt na
12 maanden
Interventie
QALYs
Interventie
kosten
Besparing
COPD-kosten
Kosten per
QALY
Gebruikelijke zorg
1,4%
Minimale begeleiding
2,6%
280
6,8 mln
2,0 mln
16.900
Intensieve begeleiding
6,0%
960
15,6 mln
7,6 mln
8.200
12,3%
2240
23,2 mln
17,9 mln
2.400
Intensieve begeleiding +
farmacotherapie
* 25-jaars resultaten van het scenario waarin 50 procent van de rokende patiënten met COPD eenmalig de interventie krijgt aangeboden.
we een nog gunstigere kosten-effectiviteitsratio dan in Nederland. Dat heeft
voor een groot deel te maken met de
veel lagere kosten van de stoppen-metrokeninterventies.” (Bron: Vemer e.a.
2010)
Gevolgen van MIRO
Toch vindt Rutten dat er de afgelopen
jaren veel positieve dingen zijn bereikt,
onder andere door MIRO. “Binnen het
programma is een aantal mooie onderzoeksprojecten uitgevoerd, die ook in de
huisartsenpraktijk gebracht kunnen worden (zie elders in deze bijlage). Het is
een bewuste keuze dat geen enkel project betrekking heeft op een farmaceutisch product, daar houden we ons ook
strikt aan. Het is een programma in
samenwerking met de farmaceutische
industrie dat goed past bij de huidige
koers naar meer servicegerichtheid en
ondersteuning.”
Waar Rutten veel moeite mee heeft, is
het feit dat we in Nederland niet bereid
COLOFON
Deze door Pfizer gesponsorde
themabijlage is een uitgave van
Reed Business Media®2014.
Uitgeverij
Reed Business Media, Postbus
152 1000 AD Amsterdam
Uitgever
Onno Dekker,
Tel. 020 - 5159795
Tekst
Lynette Wijgergangs,
wetenschapsjournalist
zijn om preventieve maatregelen te betalen uit collectieve middelen, de zogenaamde preventieparadox. “We wachten
liever op het moment dat iemand kanker
heeft ontwikkeld om dan met heel dure
geneesmiddelen te gaan behandelen.
Met de mond wordt mooi beleid
gevoerd, maar daar blijft het in Den
Haag bij.” Rutten is zich er zeer van
bewust dat er meerdere interventies
nodig zijn om het aantal rokers terug te
dringen. “Er is het directe contact tussen (huis)arts en patiënt waar nog veel
winst te behalen valt, als de arts vaker
naar de rookstatus van de patiënt zou
vragen en actief hulp zou aanbieden bij
het stoppen met roken. Maar daarnaast
is er facetbeleid nodig, zoals accijnsverhoging, vergoedingen voor stoppen met
roken, en het uitvoeren van mediacampagnes.” •
Geraadpleegde literatuur
2
3
4
5
tool to increase public health. Health Policy
2007; 82(2): 142-52.
Kaper J, Wagena EJ, Willemsen MC, van Schayck
CP. A randomized controlled trial to assess the
effects of reimbursing the costs of smoking cessation therapy on sustained abstinence. Addiction 2006; 101(11): 1656-61.
Vemer P, Rutten-van Mölken MP, Kaper J, Hoogenveen RT, van Schayck CP, Feenstra TL. If you
try to stop smoking, should we pay for it? The
cost-utility of reimbursing smoking cessation
support in the Netherlands. Addiction 2010;
105(6): 1088-97.
Hoogendoorn M, Feenstra TL, Hoogenveen
RT, Rutten-van Mölken MP. Long-term
effectiveness and cost-effectiveness of smoking
cessation interventions in patients with COPD.
Thorax 2010; 65(8): 711-8.
Vemer P, Rutten-van Mölken MPMH. Crossing
borders: factors affecting differences in costeffectiveness of smoking cessation interventions between European countries. Value Health
2010; 13 (2): 230-241.
1 Van Baal PH, Brouwer WB, Hoogenveen RT,
Feenstra TL. Increasing tobacco taxes: a cheap
uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand
of openbaar gemaakt, in enige
vorm of op enige wijze, hetzij
Projectmanagement
elektronisch, mechanisch, door
Yvette Polman, Schrijfwaer
fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder
Vormgeving
voorafgaande schriftelijke
Rimke Bartels, Twinmedia bv
toestemming van de uitgever.
Auteursrecht en aansprakelijkheid Uitgever, producent en auteurs
verklaren dat deze uitgave op
Alle rechten voorbehouden. Niets
zorgvuldige wijze en naar beste
weten is samengesteld; evenwel
kunnen uitgever en auteurs op
geen enkele wijze instaan voor de
juistheid of volledigheid van de
informatie. Gebruikers van deze
uitgave wordt met nadruk
aangeraden deze informatie niet
geïsoleerd te gebruiken, maar af te
gaan op hun professionele kennis
en ervaring en de te gebruiken
informatie te controleren.
Algemene voorwaarden
Op alle aanbiedingen, offertes en
overeenkomsten van Reed Business
Media zijn van toepassing de
voorwaarden die zijn gedeponeerd
bij de Kamer van Koophandel te
Amsterdam.
Disclaimer De opzet van deze bijlage is door de auteur gemaakt. De uitwerking van de artikelen heeft plaatsgevonden in overleg met de geïnterviewde specialisten en op basis van de (inter)nationale evidence en richtlijnen. De inhoud is dus op onafhankelijke
wijze tot stand gekomen, zonder invloed van de sponsors die in deze bijlage adverteren. De auteur heeft voor het schrijfwerk een vergoeding van de uitgever gekregen; de geïnterviewde specialisten hebben geen financiële belangen gemeld.
MIRO stoppen met roken.indd 15
3/1/2014 11:16:41 AM