juni 2014 Regiobijeenkomsten toekomststrategie universiteiten Verslag in woord & beeld In dit online magazine: Hoofdrol voor regionale partners in Zwolle Studenten aan het woord in Maastricht Universiteiten spreken bedrijfsleven in Delft Stakeholders industrie denken verder in Eindhoven Toekomststrategie Nederlandse Universiteiten Nr. 3 Pagina 2 Voorwoord Prof. dr. Luc Soete: rector magnificus Maastricht University, organisator van de regiobijeenkomst op 27 maart Waarom zijn de regiobijeenkomsten van belang, denkt u als medeorganisator? “Vragen over de toekomst zijn zeer relevant voor de Nederlandse universiteiten. De regiobijeenkomsten voeden het proces van nadenken over de toekomst met inzichten van onze partners. Bij de bijeenkomst in Maastricht stelden wij de studenten centraal. De jongeren die nu studeren, leveren later een belangrijke bijdrage aan de welvaart van ons land. Het is ook in ons belang te luisteren naar hun ideeën. Hoe zien zij onderwijs en kennisontwikkeling over twintig jaar? Ook vertegenwoordigers van de gemeente, provincie en bedrijven zijn geïnteresseerd in onze toekomst. Over twintig jaar zullen wij nog steeds - mogelijk zelfs veel meer - met hen samenwerken. Het gaat dus ook over hun toekomst. Er zijn spannende ontwikkelingen in gang gezet die heel prominent kunnen worden. Zo lijken de verschillen tussen de bachelor en master te verdwijnen. Dat geldt tevens voor opleidingen: Luc Soete, Rector Magnificus Maastricht University, over universitaire uitbreiding in gebieden waarnaar maatschappelijke vraag is en de rol van de overheid. vakgebieden zijn nu nog sterk afgebakend, maar dat is iets dat waarschijnlijk zal veranderen. Ook al zijn we nu nog vastgeklonken aan oude organisatiestructuren, vinden het moeilijk dat los te laten. Universiteiten proberen daar nu al stappen in te maken: wetenschappelijke kennis vanuit een andere hoek benaderen, grensoverschrijdend denken.” Na de regiobijeenkomsten wordt op 26 en 27 juni de volgende stap gezet: de Duin & Kruidbergconferentie 2014. Welke inzichten moeten we zeker meenemen naar die conferentie? “Op regionaal niveau is onderwijs in co-locaties een interessant concept. Dan vindt kennisontwikkeling plaats op een campus, veelal in relatief kleine groepen, waarbij studenten onderling kennis aan elkaar overdragen. Daardoor is veelal sprake van een grote dynamiek. Verder moeten we ons bewust zijn van de sterke internationalisering. Een internationale blik is van groot belang, ook voor regio’s. Nederland is heel aantrekkelijk voor buitenlandse studenten - dat weten we, maar hoe kunnen we dat het beste uitdragen? In hoeverre is onderwijs een exportproduct? Wat zijn de kansen van internationale kenniswerkers in Nederland? We moeten als het ware in de schoenen van internationale student gaan staan. Uiteindelijk kennen kennisstromen geen grenzen – niet regionaal, maar ook niet nationaal.” Hans van Ees (decaan University College Groningen): Zijn er in 2025 überhaupt nog universiteiten zoals wij ze nu kennen? “ ” Pagina 3 Inhoudsopgave Voorwoord, p. 2 Denkrichtingen uit vier regiobijeenkomsten, p. 4 De regiobijeenkomsten, p. 5 Thema 1: Leven lang leren, p. 6 - 7 Thema 2: Internationale concurrentie, p. 8 - 9 januari juni Thema 3: Maatschappelijke relevantie van onderzoek, p. 10 - 11 Roadmap, p. 12 juni Publicatie ‘Vizier vooruit’, p. 13 Scenario´s toekomststrategie universiteiten, p. 14 - 15 Toekomstscenario’s buiten de regiobijeenkomsten, p. 16 Projectorganisatie, Colofon p. 17 Mireille Claessens (Universiteit Twente, Jonge Akademie): “ Een individuele benadering van de student wordt steeds belangrijker in de toekomst. ” Pagina 4 Denkrichtingen uit vier regiobijeenkomsten Zwolle, 12 maart 2014 Maastricht, 27 maart 2014 Delft, 02 april 2014 Zeven universiteiten gingen in dialoog met hun stakeholders over wat zij nodig hebben van de universiteiten in het jaar 2025. Steeds lag de nadruk op een andere hoofdvraag, waardoor ook de samenstelling van het publiek verschilde. Zo stond in Maastricht de student centraal en speelde in Delft het bedrijfsleven een prominente rol. Eén specifieke vraag kwam echter steeds terug: hoe moeten de universiteiten er in de toekomst uitzien, willen zij hun wetenschappelijke kennisfunctie optimaal vervullen? Deze vraag leidde tot drie thema’s die zeer regelmatig ter sprake kwamen: • Leven lang leren Het belang van ontwikkeling voorbij de studiecontext, het ‘leven lang leren’, wordt alom erkend tijdens de regiobijeenkomsten. Over de beste vorm voor de uitvoering van dit streven lopen de meningen echter uiteen. Strategische opties schieten alle kanten op: van modulair onderwijs naar de nadruk op trajecten met het bedrijfsleven, naar online onderwijs. • Internationale concurrentie Onder mondiale competitie kunnen de universiteiten niet uit, zo is een terugkerende gedachten tijdens de regiobijeenkomsten. Daar moet dus op geanticipeerd worden. Maar hoe? Hoe moeten universiteiten zich verhouden tot het internationale veld? Hoe binden ze studenten aan zich? Hoe profileren ze zich? • Maatschappelijke relevantie van onderzoek De maatschappelijke relevantie van onderzoek moet opnieuw worden vormgegeven. Daarvan lijkt het universitaire veld doordrongen. Maar hoe agendeer je onderzoek in de toekomst? En welke consequenties heeft dit voor de organisatie van het onderwijs en onderzoek? Eindhoven, 05 juni 2014 Liesbeth Korthals-Altes (RUG): “ Scenario’s zijn interessant om reflectie te oefenen. In ideeën rond competitie bijvoorbeeld. Ik denk dat de humanities een cruciale rol vervullen bij sustainability. ” Pagina 5 De regiobijeenkomsten Regiobijeenkomst Zwolle Op 12 maart wisselden de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Universiteit Twente (UT) met hun stakeholders van ge-dachten over de toekomst. De voorzitter College van Bestuur van de UT, Victor van der Chijs, hecht veel waarde aan het denken over de toekomst, zo stelt hij tijdens de bijeenkomst. ‘Nu de financieringsstromen onder druk staan, is één van de belangrijkste vragen: is het universitaire veld in de toekomst regionaal of juist internationaal georiënteerd?’ Regiobijeenkomst Maastricht Maastricht University ging op 27 maart in gesprek met haar stakeholders over de toekomstscenario’s. Tijdens deze tweede regiobijeenkomst stond de visie van studenten centraal. Daarom ontvingen de studenten met de beste bijdrage een uitnodiging voor de Duin & Kruidbergconferentie. Winnaars Jan Hoffmann en Stella Fangauf pleitten respectievelijk voor een interdisciplinaire blik en afschaffing van de ba/ma-structuur, omdat onderwijs ‘te veel labels kent’. Regiobijenkomst Delft Op 2 april kwamen College- en stafleden, studenten en entrepreneurs samen in Delft. De Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit organiseerden toen de derde regiobijeenkomst, waarbij onder andere de veranderende taak van universiteiten ter sprake kwam. Allard Castelein, de president-directeur van Havenbedrijf Rotterdam: ‘in 2025 kijken topbedrijven niet meer naar diploma’s, maar naar competenties, ambities, sociale intelligentie en internationale oriëntatie.’ Regiobijeenkomst Eindhoven De laatste regiobijeenkomst in deze reeks vond plaats op 5 juni in Eindhoven. De TU/e sprak met haar stakeholders uit de industrie over de wederzijdse verwachtingen. Zo stelde Marc Hendrikse, CEO NTS Group en voorzitter Brainport Industries, dat universiteiten moeten zorgen voor voldoende studenten bij opleidingen waar de industrie behoefte aan heeft en wees Simon Bambuch, CEO VDL Enabling Technologies Group, op het belang van lange termijn denken. Gerben Edelijn (voorzitter en CEO Thales): “ In de toekomst wordt Europa gedwongen om weer voor Europa te kiezen. We zullen tot de conclusie komen dat we niet alles uit handen moeten geven. ” Pagina 6 Thema 1: Leven lang leren Leven lang leren Peter den Oudsten, Burgemeester Enschede, over afspraken op lange termijn tussen bedrijfsleven en universiteiten. Charlotte de Blecourt, student RUG, over internationalisering, multi-disciplinairiteit en toenemende competitie. Naarmate onze economie kennisintensiever wordt, zal bestaande kennis sneller verouderen en de vraag naar nieuwe kennis toenemen. ‘Mensen zullen niet meer op routine kunnen varen na hun vijftigste, maar zich moeten blijven ontwikkelen,’ zo klonk een voorname denklijn bij de regiobijeenkomsten. Het belang van leven lang leren zal dus toenemen. De arbeidsmarkt vraagt hier om, maar ook de studenten. Is er voor de universiteiten een rol weggelegd in het traject waarin leven lang leren centraal staat? Hoe ziet deze rol eruit? In alle scenario’s: nieuwe onderwijsmodellen Deelnemers aan de regiobijeenkomsten geven verschillende antwoorden op deze vraag. Voor alle scenario’s geldt dat de algemene verwachting is dat het bestaande onderwijsmodel zal (moeten) veranderen. Nieuwe vormen van hoger onderwijs vervangen het huidige systeem, waarin jonge mensen (tussen 18 en 25 jaar) een aantal opeenvolgende jaren voltijds aan één universiteit studeren. De studentenpopulatie van de toekomst zal uit mensen bestaan in alle leeftijdscategorieën, van 18 tot 70 jaar. Deze nieuwe studenten zullen niet allemaal een gefixeerd curriculum volgen of slechts aan één universiteit studeren of voltijdonderwijs willen volgen. Deze groep zal bovendien heel verschillende achtergronden hebben, en heel verschillende eisen stellen. Kitty Kwakman, CvB Zuyd Hogeschool, over de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten in het belang van de student. Studenten Remi Bode, Stella Fangauf, Carolina Mano Lopes en Jan Hoffman over het ‘labelen’ van studenten, het ba-ma-systeem en interdisciplinariteit. Omdat kennis snel veroudert én via internet makkelijk toegankelijk is, zal het belang van kennisoverdracht afnemen. Studenten zullen in plaats daarvan (of daarnaast) vragen om competentie-ontwikkeling, vaardigheden en praktijkkennis. ‘In het huidige onderwijs worden studenten te eenzijdig opgeleid, als hoofdwerkers. Praktische vaardigheden moeten hoger gewaardeerd worden,’ aldus een deelnemer aan de regiobijeenkomsten. Ook topbedrijven zullen hun verwachtingen aanpassen. President-directeur van het Havenbedrijf Rotterdam, Allard Castelein: ‘in 2025 kijken topbedrijven niet meer naar diploma’s, maar naar competenties, ambities, sociale intelligentie en internationale oriëntatie.’ Ze zoeken hoofdzakelijk Remi Bode (student hogeschool Zuyd): “ We moeten af van het labelen van mensen en, in plaats daarvan, kijken naar vaardigheden en de concrete toepassing daarvan. ” Pagina 7 nieuwsgierige mensen die andere competenties hebben dan alleen kennis. Welke waarden wil de universiteit haar studenten meegeven? Hoe kan ze een rol spelen in leven lang leren? ‘Flexibiliteit’ en ‘samenwerking’ blijken sleutelwoorden. Drie denklijnen: 1. De Uitzend-universiteit ontwikkelt een nieuwe vorm van academisch onderwijs, niet probleem-georiënteerd, maar oplossingsgericht. Dit instituut functioneert als een soort uitzendbureau voor maatschappelijke problemen. Studenten werken bij organisaties projectmatig aan oplossingen en worden hierbij door de universiteit begeleid. Elke student volgt onderwijs in zijn of haar eigen tempo: snelle studenten participeren sneller in zwaardere projecten. Studenten doen praktijkervaring op, organisaties scouten nieuwe werknemers. Universiteiten tonen hun maatschappelijke meerwaarde. Deze denklijn wordt ook wel omschreven als ‘kennispark’ of ‘cocreatieplatform’. Ankelien Scheper, student Maastricht University, over de flexibiliteit van universiteiten en alternatieve onderwijsvormen. Allard Castelein, Havenbedrijf Rotterdam NV, over de transitie van curricula en diploma’s naar vakken en competenties. 2. De Campus-universiteit fungeert als ontmoetingsplaats voor studenten, ondernemers, ceo’s, docenten en werknemers. Deze universiteit biedt onderwijs modulair aan. De modules sluiten aan op de behoeftes van de markt (handel, industrie, bedrijfsleven) en worden in nauwe samenwerking ontwikkeld. Het aanbod omvat opfriscursussen, expert-cursussen en specifieke masterclasses, maar ook inleidende online-colleges, trainingen en workshops. Cursussen en trainingen zijn ook in deeltijd of alleen de avonduren te volgen – de toelatingseisen zijn laag. Claire Boonstra, Operation Education, over de veranderende rol van universiteit, ook voorbij het doceren. 3. De Online-universiteit is ‘leven lang partner in leren’ en heeft vooral een coachende rol. De universiteit helpt jonge mensen kiezen uit het wereldwijde (modulaire en MOOC) onderwijsaanbod . De jonge student weet vaak niet precies wat hij/zij wil en kan, en omdat een universitaire studie een forse investering is, is goede voorlichting van groot belang. Maar ook voor de ervaren werknemer, de baanzoekende of senior student functioneert de universiteit als vertrouwde, betrouwbare en veilige ‘home-base’. Cynthia Pullen, Universiteit Leiden, over hoe studenten zich moeten aanpassen aan het niveau van onderwijs. Stella Fangauf (student Maastricht University): “ I would get rid of the bachelor and master system. We shouldn’t label people, shouldn’t put them into boxes too soon. Education should be very open. ” Pagina 8 Thema 2: Internationale concurrentie Internationale concurrentie Sibrand Poppema, voorzitter College van Bestuur RUG, over de internationale functie van universiteiten en het belang van rankings. Hans Hilgenkamp, decaan Technische Natuurwetenschappen (UT), over de regio als ‘ecosysteem’ waarin de universiteit centraal staat. Gerben Edelijn, CEO Thales, over de grote toekomstige rol van Europa in het internationale veld. Jan Kees Dunning, CEO Maastricht Health Campus, over het ontstaan van een ‘vliegwieleffect’ door samenwerking in een internationaal veld. De mondiale studentenpopulatie groeit snel. Vooral in landen als China, Brazilië en India stijgt het aantal hoger-onderwijsstudenten explosief. R&D-intensieve industrie opereert mondiaal en wetenschappelijke toppers trekken naar de beste universiteiten. Kunnen de Nederlandse universiteiten deze internationale concurrentie aan? De strategische opties van de universiteiten vallen uiteen in drie denklijnen. Drie denklijnen: 1. Specialisatie. Universiteiten worden niche-spelers, ontwikkelen zich tot de beste in één vak of domein. Om dit te bewerkstelligen, ontwikkelt iedere universiteit een uniek profiel: ze biedt unieke kennis en kunde aan, scoort hiermee hoog op mondiale rankings en wordt een trekpleister voor studenten uit de hele wereld. Onderdeel van dit unieke profiel kan ook de ligging van de universiteit zijn, het onderwijsmodel, de wetenschappelijke staf, de beroepsmogelijkheden, de studiebegeleiding, de campus, de technische voorzieningen, het klimaat, de beurzen et cetera. Daarmee verdwijnt het traditionele idee van de universiteit als universitas: een plaats waar alle geleerdheid en kennis onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en één geheel vormen, en waar disciplines elkaar in principe aanvullen en versterken. 2. Vorming van unieke leagues. Samen met andere unieke spelers vormt de niche-universiteit in deze denklijn een netwerk. Studenten kunnen binnen dit netwerk vrijelijk rondreizen en hun opleiding samenstellen uit verschillende vakken aan verschillende universiteiten. Voor onderzoekers geldt hetzelfde. Het netwerk is niet per se stabiel – kwaliteit bepaalt wie er deel van uitmaakt. Het is thematisch of sectoraal samengesteld (bijvoorbeeld een netwerk van natuurwetenschappen en techniek) en internationaal (afhankelijk van een toekomstscenario waarin Europa of de wereld centraal staat). Hoogleraren zijn niet meer in dienst van een universiteit, maar van het netwerk. Ook hier verdwijnt het idee van de universitas. Carolina Mano Lopes (student Maastricht University): “ Regardless of what the market wants: education should always be the priority. ” Pagina 9 3. Nederlandse samenwerkende universiteiten. Nederland heeft de goede grootte om als één universiteit te opereren en zo buitenlandse studenten aan te trekken. Volgens deze denklijn zijn er dan veertien vestigingen van de Universiteit van Nederland met volop keuze, volop onderzoeksfaciliteiten, unieke samenwerkingsmogelijkheden, brede opleidingsmogelijkheden, een rijkdom aan onderwijsvormen en behoud van de universitas. Carel Stolker, Universiteit Leiden, over de visie van studenten en het belang van alumni. Simone van der Steen, Gemeente Maastricht, over de universiteit als strategische partner voor de gemeente. Esther Versluis, Maastricht University, over veranderende financiering en kansen in de universitaire sector. Jan Mengelers, Collegevoorzitter TU/e, over hoogwaardige ingenieurs en toegankelijk onderzoek voor middenbedrijven. Marc Hendrikse, CEO NTS Group B.V., over de roep van bedrijfsleven om getalenteerde bèta-technici. Maarten Steinbuch, TU/e High Tech Systems Center, over het belang van lange termijnagenda’s. Jaap Schouten, decaan Chemical Engineering TU/e, over onderzoek, talent en een technische infrastructuur. Michiel Muller, Erasmus Trustfonds, over een inspirerende functie van universiteiten voor studenten. Pauline van der Meer Mohr, Erasmus Universiteit Rotterdam, over het circuleren van kennis. Willem te Beest, Universiteit Leiden, over een universitaire sector waarin de learning identity centraal staat . Jan Hoffman (student Maastricht University): “ Interdisciplinarity is the most important element of education, because nowadays you can’t look at things from one perspective. ” Pagina 10 Thema 3: Maatschappelijke relevantie van onderzoek Maatschappelijke relevantie Linda Steg, hoogleraar Omgevingspsychologie (RUG), over de internationalisatie, specialisatie bedrijven en het belang van valorisatie. Hans de Jong, CEO Philips Electronics Benelux, over een samenwerking tussen universiteiten en overheid over maatschappelijke thema’s. Anka Mulder, TU Delft, over onderzoekssamenwerking tussen de universiteit en gemeente Rotterdam. Tijdens de regiobijeenkomsten kwam de waarde van wetenschappelijk onderzoek regelmatig ter sprake : ‘de universiteit moet blijven inzetten op de maatschappelijke waarde van academische vorming.’ ‘Bildung’, één van de oorspronkelijke kernwaarden van de universiteit, is nog steeds van groot belang, maar reikt de maatschappelijke relevantie niet nog veel verder? Waarin deze maatschappelijke waarde van wetenschappelijk onderzoek ligt, is echter lastig te omschrijven. Bij de regiobijeenkomsten vroegen deelnemers zich hardop af, hoe de maatschappelijke relevantie van onderzoek in de toekomst kan worden vormgegeven. Vier strategische opties voerden de boventoon in de gesprekken. Vier denklijnen: 1. Universiteiten leggen meer verantwoording af. Er hoeft in deze denklijn niet veel te veranderen ten opzichte van de huidige situatie. De universiteiten moeten zich alleen meer inspannen om uit te leggen wat ze doen en waarom ze dit doen. Kennisvermeerdering is intrinsiek waardevol, wetenschappelijk onderzoek dus ook, zo is de kerngedachte. 2. Landelijke coördinatie met focus op grand challenges. Een centraal landelijk orgaan (bijvoorbeeld NWO) krijgt de regie over het wetenschappelijk onderzoek en organiseert dit langs de grand challenges. Onderzoekers en universiteiten zullen in deze situatie expliciet aangestuurd worden op onderzoeksgebied of in competitie onderzoeksthema’s verwerven. Onderzoeksfinanciering wordt in hierbij multidisciplinair georganiseerd. Bas Verkerk, burgemeester Delft, over samenwerking met universiteiten in vragen over energie, klimaat, technologie, transport. Ingrid van Engelshoven (wethouder Den Haag): “ Het maakt mij niet uit waar die kennis en kunde vandaan komt in Den Haag, als het er maar is! ” Maarten Steinbuch (High Tech Systems Center, TU/e): ‘Universiteiten moeten het lange termijn geweten zijn van de maatschappij. Een eigenwijze rol. Wie voelt zich anders verantwoordelijk? ‘ “ ” Pagina 11 3.Regionale samenwerking met bedrijven. De onderzoeksagenda wordt opgesteld en uitgevoerd in samenwerking met bedrijven in de regio. ‘Wie betaalt, bepaalt.’ Economische groei is in deze situatie een belangrijke doelstelling van het wetenschappelijk onderzoek. Een sterke regio kan zich hierbij ook onderscheiden door een focus op andere sectoren, zoals het toerisme. 4. Geef performancecriteria uit handen. Dit is een heel concreet voorstel: laat de stakeholders van de Nederlandse universiteiten voortaan bepalen op welke criteria onderzoeksprestaties beoordeeld worden. Dit voorstel bouwt voort op de gedachte dat de relevantie van onderzoek en onderwijs een zaak is die het beste door stakeholders bepaald kan worden. Bert Keijts, Portaal, over het duurzamer maken van de bouwsector samen met universiteiten. Paul van Maanen, Hogeschool Leiden, over valorisatie en de samenwerking met de HBO. Jos Keurentjens, TNO, over het belang van ideeën om toepassingen in het bedrijfsleven te ontwikkelen. Koene Talsma, Dura Vermeer BV, over de dialoog maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Pancras Hogendoorn, LUMC, over het belang van vernieuwen en valorisatie voor de universiteiten. Ingrid van Engelshoven, gemeente Den Haag, over het belang om samen te werken met kennisinstellingen. Rinke Zonneveld, Innovation Quater, over de economie van regio’s en de vooruitstrevende rol van universiteiten. Ton Buchner, Akzo Nobel BV, over de zoektocht van het bedrijfsleven naar talentvolle studenten. Michiel Muller (entrepreneur Route Mobiel, Tango): “ Universiteiten moeten inspiratie bieden aan studenten met uitstekende docenten én mensen uit de praktijk. ” Pagina 12 Roadmap 2013 Fasering van traject Toekomststrategie Nederlandse universiteiten Tijdens vier regiobijeenkomsten gaan de belangrijkste stakeholders van universiteiten met elkaar in gesprek. Deze bijeenkomsten vormen de vijfde fase van het gezamenlijke traject van de VSNU en het Rathenau Instituut. Bestuurders van zeven universiteiten spreken met (internationale) studenten, alumni, mensen uit het bedrijfsleven, gemeente, provincie, hbo-instellingen en andere kennispartners. Tijdens het traject worden kritische onzekerheden van de toekomst onderzocht en wordt verkend hoe universiteiten, bedrijven en instellingen, lokale en landelijke politici en bestuurders hierop kunnen anticiperen. De centrale vraag is hoe de Nederlandse universiteiten er uit moeten zien in de toekomst, willen zij hun wetenschappelijke kennisfunctie optimaal kunnen vervullen. Tijdens de regiobijeenkomsten beantwoorden de stakeholders de vraag wat zij nodig hebben van de universiteiten in 2025. Het doel is het ontwikkelen van een breed gedragen visie over de toekomst van het Nederlands universitair bestel. Dat wil zeggen dat niet alleen universiteitsbestuurders zich moeten kunnen vinden in de visie, maar ook de primaire stakeholders, politici van verschillende partijen en opinieleiders. De visie moet werken als referentie voor strategische keuzes van universiteiten, overheid, financiers en andere stakeholders. Het traject ‘Toekomststrategie Nederlandse universiteiten’ bestaat uit de zes fasen. Bij iedere fase wordt nadrukkelijk gebruik gemaakt van de interne blik (wetenschappers, bestuurders universiteiten) en de externe blik (stakeholders, denktanks, opinieleiders, internationale spelers). Fase 1: Voorbereiding traject: raamwerk voor scenariostudie. Gereed Fase 2: Literatuurstudie en interviews stakeholders. Gereed Fase 3: Duin & Kruidberconferentie 2013: tweedaagse retraite om de belangrijkste driving forces te verkennen en te selecteren. Juni 2013. Gereed Fase 4: Scenario-ontwikkeling en expertsessie. Juni – december 2013. Gereed januari maart april mei juni juni december 2014 januari juni Fase 5: Publicatie Vizier vooruit met 4 scenario’s en regiobijeenkomsten met universitaire sector en stakeholders. Januari - juni 2014 juni Fase 6: Duin & Kruidbergconferentie 2014. Juni 2014 Karl Dittrich (VSNU): “ Bij deze bijeenkomsten proberen we een gen te activeren dat bestuurders niet vaak gebruiken: twijfel. ” Pagina 13 ‘Vizier vooruit’ Is het hoger onderwijs in 2025 nog steeds toegankelijk en betaalbaar voor iedereen? Gaan studenten naar een universiteit in de buurt – of speelt afstand geen rol meer? Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen dagen universiteiten uit tot vernieuwing. Optimisten zien overal kansen, maar er zijn ook scenario’s waarin Nederlandse universiteiten flink moeten concurreren met hun internationale collega’s. Het Rathenau Instituut heeft in samenwerking met de VSNU vier toekomstscenario’s voor Nederlandse universiteiten opgesteld. Deze scenario’s dienen als hulpmiddel voor een strategische dialoog over de toekomst van Nederlandse universiteiten. Enerzijds speelt de onzekerheid van wie en voor wie de universiteit er moet zijn. Is kennis een privaat goed, of juist een publieke waarde? Anderzijds is onzeker hoe competitief de wereld zal zijn waarin universiteiten opereren. ‘Vizier vooruit’ beschrijft vier mogelijke scenario’s waarin deze onzekerheden verschillend worden uitgewerkt: nationale vertrouwdheid, regionale kracht, internationale selectie en Europese variatie. Download/ naar publicatie Karl Dittrich, voorzitter VSNU, over het belang van responsiviteit van universiteiten. Egbert Jan Sol (TNO directeur High-tech Systems & Materials): “ Hoe leidt je de juiste mensen op? Interdisciplinair, in samenspraak tussen universiteiten en bedrijven. ” Pagina 14 Scenario’s toekomststrategie universiteiten Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen dagen universiteiten uit tot vernieuwing. Optimisten zien overal kansen, maar er zijn ook scenario’s waarin Nederlandse universiteiten flink moeten concurreren met elkaar, hun internationale collega’s of private opleidingsinstituten. De vier scenario’s laten zien waar de samenhang tussen verschillende ontwikkelingen in de toekomst toe kan leiden. Tijdens de regiobijeekomsten gebruikten universiteiten en hun stakeholders deze scenario’s om tot strategische opties te komen. Scenario 1: Nationale vertrouwdheid De maatschappij legt de nadruk op de publieke waarde van onderwijs en onderzoek, in een stabiele omgeving met weinig concurrentie. Nadat de globalisering heeft geleid tot hoogoplopende conflicten, is de wereld opgedeeld in vijf machtsblokken die elkaar in evenwicht houden. Europa is stabiel en welvarend (‘diversiteit in eenheid’). Saamhorigheid en geluk zijn belangrijkere levensdoelen dan het bezit van geld of goederen. De inkomensverschillen in Nederland zijn klein en de arbeidsparticipatie is hoog. Het Europese wetenschapsbeleid is sterk gericht op innovatie. Daarbij werken publieke en private partijen samen met kennisinstellingen. Hoewel de totale tweede geldstroom toeneemt, profiteren de universiteiten daar niet van. Het hoger onderwijs is bij uitstek een nationale zaak gebleven en meer gericht op ‘Bildung’. Universiteiten zijn in de eerste plaats opleidingsinstituten. Tot en met de master is het hoger onderwijs gratis. De maatschappelijke inbedding van thema’s zorgt voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Dankzij learning analytics en flexibiliteit in de onderwijsorganisatie is er een optimale afstemming tussen individuele kwaliteiten en studierichtingen. Scenario 2: Regionale kracht Een stabiele omgeving met weinig concurrentie, waarin kennis als een privaat goed wordt gezien. Het geloof in één Europa is verdampt: Europa is uiteengevallen in subregio’s. Verregaande deregulering heeft de macht van de nationale overheid drastisch verkleind. Burgers, het lokale bedrijfsleven en plaatselijke overheden hebben de handen ineengeslagen. Burgers zien zichzelf steeds meer als maatschappelijke ondernemers. Ook Nederland is verkaveld geraakt: regio’s verschillen onderling sterk in economische ontwikkeling en aantrekkelijkheid. Universiteiten vormen conglomeraties met het bedrijfsleven. De onderzoeksagenda is sterk verweven met de economische kansen in de regio. Het universitair onderzoek is sterk verweven met de economische kansen in de regio en met de het ontwikkelen van life long learning-faciliteiten voor regionale partners. De tweede geldstroom is uitgebreid met innovatiefondsen en geld voor beleidsonderzoek. Het contractonderzoek voor bedrijven neemt toe en er zijn grote regionale fondsen. Deze fondsen kunnen echter de daling van nationale en Europese middelen niet compenseren. Er is een wildgroei aan opleidingen waarvan de prijs en kwaliteit sterk verschilt. Het aantal voltijdstudenten daalt, het aantal deeltijdstudenten stijgt. De situatie creëert een grote markt voor commerciële aanbieders. Studenten stellen hun opleiding hierbij modulair samen. Pagina 15 Scenario 3: Internationale selectie Kennis wordt gezien als privaat goed, in een hypercompetitieve mondiale omgeving waarbij competitieve voordelen zeer vluchtig zijn. Wie mondiaal competitief wil zijn, moet zijn grenzen opengooien en kennis stimuleren. In de ‘knowledge wars’ is de competitie feller en de inzet hoger dan ooit. De Europese integratie is gestagneerd. Noordwest-Europa heeft zich daarna ontwikkeld tot een sterke regio. De arbeidsparticipatie is hoog, maar de inkomensverschillen ook. Het is een zandlopermodel: de arbeidsmarkt is aan de onder- en de bovenkant goed gevuld, maar de afstand tussen de twee is groot en moeilijk overbrugbaar. Wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen gaan razendsnel. Bovendien laat ook het toptalent zich steeds minder makkelijk binden. Langetermijnvisies laten zich in deze omstandigheden moeilijk ontwikkelen. De competitie in onderzoeksfondsen is moordend. Ook de overheidsfinanciering is sterk competitief geworden. Er is sprake van een sterke groei van de ‘tweede geldstroom’, die het karakter heeft gekregen van overheidscontractfinanciering. Bedrijven besteden veel onderzoek uit in bilaterale overeenkomsten. De MOOC’s en de globalisering hebben een ontwrichtend effect gehad. Van de klassieke universiteiten zijn er nog maar een paar over. In de top van de piramide wordt snoeihard geconcurreerd om schaarse plaatsen. Universiteiten selecteren streng en wereldwijd om de beste brains aan zich te binden. De onderwijsmarkt in zijn geheel is gestratificeerd en aan de onderkant sterk gesegmenteerd. De markt voor traditioneel universitair onderwijs is in Nederland tot een kwart gekrompen. Scenario 4: Europese variatie Een hypercompetitieve mondiale omgeving waarbij competitieve voordelen zeer vluchtig zijn, en waarin de maatschappij de nadruk legt op de publieke waarde van onderwijs en onderzoek. Een onvermoede Europese eensgezindheid vormde de voedingsbodem voor ideeën over de constructie van een groot Europees onderzoeksfonds. Daarnaast zijn er talloze (semi)particuliere fondsen. Allen zetten onderzoek uit in competitie. De aanvraagdruk is hoog, de competitie moordend. Nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek neemt een prominente plaats in. In de praktijk profiteren vooral Noordwest-Europese consortia van dit onderzoeksklimaat. Daar is de academische mobiliteit hoog. Maar tien procent van de onderzoekers heeft een vaste aanstelling. De eerste geldstroom voor onderzoek is verruimd, maar wordt verdeeld op basis van prestaties. De nationale tweede geldstroom is overbodig geworden. De competitie voor excellent onderzoek is Europees georganiseerd. De verdeling van het onderzoeksgeld is veel ‘schever’: wie heeft, zal gegeven worden. De mondiale onderwijsmarkt is enorm gegroeid, wat heeft geleid tot nieuwe kwaliteitsverschillen. De onderwijsmarkt is sterk gestratificeerd. Voor de 10% beste studenten zijn er kleinschalige colleges (quartiar onderwijs). De andere 90% van de studenten wordt ingedeeld op basis van IQ, aanleg en motivatie. Op het laagste niveau van onderwijs domineren de MOOC’s, op het tweede de live-hoorcolleges, en op het derde allerlei vormen van blended learning. Pagina 16 Toekomstscenario’s buiten de regiobijeenkomsten Elies Lemkes-Straver, Algemeen Directeur LZTO, over het uitdagen van elkaar buiten de gevestigde orde. Koen Becking, collegevoorzitter TU, over samenwerking tussen bedrijfsleven en universiteiten om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Imke Carsouw-Huizing, Directeur Brainport Development, over het stimuleren van ondernemerschap en het belang van roadmaps. Simon Bambach, CEO Van der Leegte ETG, over de roep van de industrie om nieuw talent en het belang van fundamenteel onderzoek. Scenario’s bij strategiesessie UvA-VU-HvA De scenario’s, zoals opgesteld door Rathenau en de VSNU, werden ook ingezet bij een aantal strategiesessies zoals bij de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Louise Gunning, voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam: ‘Het hoger onderwijs verandert. Digitalisering zal ervoor zorgen dat onderwijs minder tijd en plaats gebonden wordt. Kennis zal in de komende decennia verder democratiseren, zodat het domein van de universiteit verschuift van het overbrengen van kennis naar het leren omgaan met die kennis. En grenzen vervagen, internationalisering zet zich voort, onderzoeksfinanciering verschuift naar Europa. Al die factoren zijn van invloed, en hebben wij betrokken bij onze gesprekken over de samenwerking tussen de hoger onderwijsinstellingen in Amsterdam. Die scenario’s dwingen ons om gezamenlijk te opereren en onze instellingen te bekijken in een internationaal perspectief. En dan blijkt samenwerking tussen kennisinstellingen in Amsterdam een heel belangrijke voorwaarde om onze concurrentiepositie te behouden.’ Verder denken over HR met de scenario’s De HR directeuren van de universiteiten hebben de toekomstscenario’s benut om nieuwe inzichten op te doen. Zij gingen in groepjes met de scenario’s aan de slag. Wat zijn de strategische opties? Wat wordt er precies van HR verwacht in de vier scenario’s? ‘Het kostte even tijd om terecht te komen in die nieuwe wereld, in de wereld van het scenario,’ aldus initiatiefnemer Bregje Mollee, domeinleider HR bij de VSNU. Maar al snel werden enkele strategische opties duidelijk. Zo is het collectief bij een scenario van nationale vertrouwdheid het belangrijkste in cao-onderhandelingen. De ontwikkeling van de groep staat boven de ontwikkeling van het individu. Bij regionale kracht neemt het belang van een collectieve cao juist af en is er veel flexibiliteit in arbeidsrelaties. Logischerwijs worden bij Europese variatie maatregelen vooral op Europees niveau genomen. In deze situatie kan bijvoorbeeld van een WNTnorm geen sprake zijn. Recruitment voert de boventoon bij internationale concurrentie: headhunters scouten het beste talent. Voor dit talent worden vervolgens goede randvoorwaarden gecreëerd, zodat ze zich willen binden aan een specifieke universiteit. Een cao is in dit scenario van ondergeschikt belang. Deze inzichten helpen bij bewustwording van mogelijk toekomstige ontwikkelingen en de rol van HR hierin. Pagina 17 Projectorganisatie ‘Toekomststrategie Nederlandse universiteiten’ is een gezamenlijk project van VSNU en Rathenau Instituut. Begeleidingscommissie Pauline van der Meer Mohr (Erasmus Universiteit Rotterdam, voorzitter commissie) Louise Gunning (Universiteit van Amsterdam) Marijk van der Wende (Rathenau Instituut) Jorrit van der Togt (Shell) Josephine Scholten (VSNU) Barend van der Meulen (Rathenau Instituut) Projectteam Patricia Heerekop (projectregie en communicatie, [email protected]) Patricia Faasse (scenario’s, [email protected]) Sake Slootweg (projectondersteuning Duin & Kruidbergconferentie, [email protected]) Natasha Bardina, (projectondersteuning regiobijeenkomsten, [email protected]) Helian Ophorst (secretariaat, [email protected]) Colofon Dit is een uitgave van VSNU in samenwerking met Rathenau Instituut. Redactie Patricia Heerekop Elisabeth Oosterling Patricia Faasse Vervaardiging Krista Schellevis (opmaak) Tjebbe Venema en Aldith Hunkar (film) Meer informatie kunt u vinden op www.rathenau.nl en www.vsnu.nl/toekomststrategie
© Copyright 2024 ExpyDoc