View online - Universiteit Gent

UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN
Vakgroep Farmaceutische Technologie
Laboratorium voor Farmaceutische Proces Analytische Technologie
Academiejaar 2013-2014
CONTINUE HETE SMELT GRANULATIE: INVLOED VAN
PROCESPARAMETERS EN FORMULATIES OP
GRANULAATEIGENSCHAPPEN
Charlotte DENOO
Master in de Farmaceutische Zorg
Promotor:
Prof. Dr. T. De Beer
Commissarisen
Prof. Dr. C. Vervaet
Prof. Dr. F. Devos
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN
Vakgroep Farmaceutische Technologie
Laboratorium voor Farmaceutische Proces Analytische Technologie
Academiejaar 2013-2014
CONTINUE HETE SMELT GRANULATIE: INVLOED VAN
PROCESPARAMETERS EN FORMULATIES OP
GRANULAATEIGENSCHAPPEN
Charlotte DENOO
Master in de Farmaceutische Zorg
Promotor:
Prof. Dr. T. De Beer
Commissarisen
Prof. Dr. C. Vervaet
Prof. Dr. F. Devos
AUTEURSRECHT
"De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consulatatie beschikbaar
te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de
beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting
uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van de resulaten uit deze masterproef."
Promotor
Prof. Dr. T. De Beer
Auteur
Charlotte Denoo
SAMENVATTING
Tabletten zijn nog steeds de meest gebruikte doseringsvormen voor geneesmiddelen.
Aangezien de poedereigenschappen van een zuiver poedermengsel niet altijd geschikt zijn
voor een directe compressie tot tabletten, wordt een intermediaire stap ingebouwd, granulatie
genoemd. Momenteel is de meest voorkomende granulatietechniek nog vochtige granulatie,
maar er worden steeds meer studies uitgevoerd naar alternatieve methoden waarvan
smeltgranulatie er 1 van is. Deze kent vele voordelen ten op zichte van de vochtige granulatie.
Daarnaast gebeurt het granulatieproces in de meeste gevallen nog steeds batchgewijs, maar
door de groeiende concurrentie van generieken en door toenemende kosten voor de
ontwikkeling van geneesmiddelen, stijgt de interesse voor het gebruik van continue
technieken.
In deze thesis werd smeltgranulatie uitgevoerd met gebruik van een twin-screw
granulator. De optimalisatie van de schroeven werd reeds doorgevoerd in een vorig
onderzoeksproject, waaruit bleek dat 1 kneedzone optimaal is voor de aanmaak van
smeltgranulaten met de optimale eigenschappen. Hierbij werden de formulatieparameters en
de procesparamaters gevarieerd om na te gaan hoe deze een invloed hebben op de responsen.
Om zo factoren te selecteren die een significant effect uitoefen om daarna in verder onderzoek
het optimum te kunnen bepalen. De granulatie wordt uitgevoerd met behulp van een binder,
waarbij er onderzocht werd of de ideale granulaateigenschappen wel degelijk aangleiding
geven tot betere eigenschappen. Of zijn de granulaateigenschappen van minder belang om
toch goede tabletten te bekomen. Deze thesis maakt deel uit van een groter onderzoek, hierbij
worden
twee
binders
geëvalueerd.
De
invloed
van
de
binderconcentratie,
schroefkamertemperatuur, schroefsnelheid en voedingssnelheid van het poedermengsel
werden onderzocht.
Na granulatie werden alle mengsels getabletteerd. Zowel de granulaten als tabletten
werden via verschillende methoden geanalyseerd. Hieruit werd dan bepaald welke parameters
een invloed hebben op de geanalyseerde eigenschappen van de granulaten. Uit deze
verschillende analyses bleek dat beide binders heel vaak dezelfde invloed kenden.
DANKWOORD
Bij deze wens ik mijn promotor Prof. Dr. Apr. T. De Beer te bedanken
voor de kans die ik kreeg om in zijn labo en onder zijn begeleiding
mijn masterproef te mogen uitvoeren.
In het bijzonder wens ik Apr. Tinne Monteyne te bedanken voor alle hulp tijdens het
uitvoeren van de experimenten en de vele tijd die ze heeft gestopt in het overlezen
en verbeteren van mijn thesis en voor de hulp bij de analyse van de resultaten.
Ook wil ik Anne-Catherine bedanken voor het vele werk
die ze samen met mij heeft uitgevoerd zodat
alles tot een goed einde gebracht is.
Daarnaast wil ik nog mijn vriendinnen bedanken voor de steun die ze me gaven
wanneer het wat moeilijker ging en voor de toffe skypemomenten.
Ook wil ik mijn vriend bedanken voor de steun tijdens
de afgelopen periode en de hulp bij de foto's in mijn thesis.
Tenslotte wil ik nog mijn ouders bedanken
voor de steun en het overlezen
van mijn thesis.
INHOUDSOPGAVE
AUTEURSRECHT
SAMENVATTING
DANKWOORD
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING ................................................................................................................ - 1 1.1 GRANULATIE: ALGEMEEN ................................................................................. - 1 1.1.1 Definitie ............................................................................................................. - 1 1.1.2 De reden voor aanmaak van granulaten ........................................................ - 1 1.1.3 Mechanismen van de partikelbinding ............................................................ - 1 1.2 GRANULATIEMETHODEN ................................................................................... - 2 1.2.1 Vochtige granulatie .......................................................................................... - 3 1.2.2 Droge granulatie ............................................................................................... - 4 1.2.2.1 Droge granulatietechnieken.................................................................. - 5 1.2.3 Smelt granulatie of thermoplastische granulatie ........................................... - 5 1.2.3.1 Granulatiemethode ............................................................................... - 6 1.2.3.2 Type binder .......................................................................................... - 6 1.2.3.3 Agglomeratiemechanismen .................................................................. - 6 1.2.3.4 Voordelen ............................................................................................. - 7 1.3 BATCH VERSUS CONTINUE PRODUCTIE ........................................................ - 8 1.3.1 Batchgewijs proces ........................................................................................... - 8 1.3.1.1 High shear granulatie ........................................................................... - 9 1.3.1.2 Wervelbedgranulatie .......................................................................... - 10 1.3.2 Continu proces ................................................................................................ - 12 1.3.3 Continue productie in de farmaceutische industrie. ................................... - 13 1.3.3.1 Twin-screw granulatie ........................................................................ - 14 -
2 OBJECTIEVEN............................................................................................................ - 16 -
3 MATERIALEN EN METHODEN ............................................................................. - 18 3.1 MATERIALEN ....................................................................................................... - 18 3.1.1 Granulaten ...................................................................................................... - 18 3.1.1.1 Cafeïne ............................................................................................... - 18 3.1.1.2 Polyethyleen glycol 4000 ................................................................... - 18 3.1.1.3 Stearinezuur ........................................................................................ - 19 3.1.1.4 Aerosil ................................................................................................ - 19 3.1.2 Tabletten.......................................................................................................... - 19 3.1.2.1 Magnesiumstearaat ............................................................................. - 19 3.1.2.2 Explotab ............................................................................................. - 20 3.2 METHODEN ........................................................................................................... - 20 3.2.1 Design of Experiments (DOE) ....................................................................... - 20 3.2.2 Matrixdesign ................................................................................................... - 21 3.2.3 Aanmaak van de granulaten via een twin-screw granulator ..................... - 24 3.2.4 Bepalen van de granulaateigenschappen ..................................................... - 25 3.2.4.1 Vloeibaarheid ..................................................................................... - 25 3.2.4.2 Friabiliteit ........................................................................................... - 26 3.2.4.3 Deeltjesgroottedistibrutie ................................................................... - 27 3.2.4.4 Deeltjesvorm ...................................................................................... - 27 3.2.4.5 Werkelijke dichtheid .......................................................................... - 28 3.2.4.6 Differential Scanning Calorimetry ..................................................... - 29 3.2.5 Aanmaak van de tabletten. ............................................................................ - 29 3.2.6 Bepalen van de tableteigenschappen ............................................................ - 30 3.2.6.1 Hardheid ............................................................................................. - 30 3.2.6.2 Friabiliteit ........................................................................................... - 31 3.2.6.3 Dissolutie............................................................................................ - 31 4 RESULTATEN EN DISCUSSIE ................................................................................ - 33 -
4.1 DSC RESULTATEN............................................................................................... - 33 4.2 INVLOED OP DE FRIABILITEIT ........................................................................ - 34 4.2.1 Design 1: PEG4000/Cafeïne ........................................................................... - 35 4.2.2 Design 2: Stearinezuur/Cafeïne ..................................................................... - 37 4.3 INVLOED OP DE DEELTJESGROOTTEDISTRIBUTIE .................................... - 37 4.3.1 Invloed op fractie fines en oversized .............................................................. - 37 4.3.2 Invloed op de yield-fractie ............................................................................. - 39 4.4 INVLOED OP DE VORM VAN GRANULATEN ................................................ - 41 4.4.1 Design PEG 4000/Cafeïne .............................................................................. - 42 4.4.2 Design Stearinezuur/Cafeïne ......................................................................... - 42 4.5 INVLOED OP DE VLOEI-EIGENSCHAPPEN .................................................... - 43 4.5.1 Design PEG 4000/Cafeïne .............................................................................. - 44 4.5.2 Design Stearinezuur/Cafeïne ......................................................................... - 44 4.6 INVLOED OP DE WERKELIJKE DICHTHEID .................................................. - 45 4.7 INVLOED OP DE TORQUE .................................................................................. - 46 4.8 INVLOED OP DE MECHANISCHE STERKTE .................................................. - 47 4.8.1 Design PEG 4000/Cafeïne .............................................................................. - 47 4.8.2 Desing Stearinezuur/Cafeïne ......................................................................... - 48 4.9 INVLOED OP DE DISSOLUTIESNELHEID ....................................................... - 48 4.10 INVLOED OP TABLETFRIABILITEIT ............................................................... - 50 5 CONCLUSIE ................................................................................................................ - 52 6 LITERATUURLIJST .................................................................................................. - 53 BIJLAGEN
LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN
API
Active Pharmaceutical Ingredient
%Bin
binderconcentratie
CP
Center Point
COST
Changing One Separate factor at a Time
DOE
Design of Experiments
FDA
Food and Drug Administration
NIR
Near Infra Red
PAT
Process Analytical Technology
PEG
polyethyleen glycol
PSD
Particle Size Distribution
rpm
revolutions per minute
Scr
Screw speed (schroefsnelheid)
Temp
Temperatuur
Thr
Throughput (voedingssnelheid)
Tm
smelttemperatuur
V0
stortvolume
Vf
schudvolume
w/w
weight/weight
1
INLEIDING
1.1
GRANULATIE: ALGEMEEN
1.1.1 Definitie
Granulatie wordt gedefinieerd als een proces van deeltjesvergroting, hierbij worden
kleine deeltjes geagglomereerd tot grotere, semipermanente aggregaten of granulaten waarbij
de oorspronkelijke deeltjes nog steeds gedefinieerd kunnen worden.(4,(1) Farmaceutische
granulaten hebben een typische diameter tussen 0.2 en 4 mm.(2) Granulaten worden gebruikt
voor orale toediening, waar ze meestal aanzien worden als een intermediair product voor de
productie van tabletten. In mindere mate worden ze als eindproduct beschouwd, waarbij ze
afgevuld worden in capsules of in zakjes. Granulaten bevatten 1 of meerdere actieve
bestanddelen in combinatie met excipiënten die voor de binding zorgen tussen de
poederparitkels om granulaten te vormen. Er worden granulaten met verschillende
eigenschappen onderscheiden, dit is afhankelijk van het type binder of excipïent die wordt
gebruikt en ook van het proces waarmee de granulaten gevormd worden.(3)
1.1.2 De reden voor aanmaak van granulaten
Granulatie is een zeer belangrijke stap binnen het aanmaakproces van vaste
doseringsvormen, waarvan tabletten nog steeds de meest populaire toedieningsvorm zijn voor
geneesmiddelen. Dit is te wijten aan de accurate dosering, de eenvoudige productie en het
grote gebruiksgemak voor de patiënt.
Granulaten worden gemaakt zodat tabletten makkelijker vervaardigd kunnen worden.
Bij directe compressie worden poeders met behulp van een hoge druk samengeperst tot
tabletten. Onbewerkte poeders hebben zeer vaak een te lage samendrukbaarheid en beperkte
vloei-eigenschappen. Vervolgens kan directe compressie van meerdere poeders leiden tot
inhomogeniteit. Om dit alles te voorkomen wordt voorafgaand aan het tabletteerproces een
granulatiestap uitgevoerd daar granulatie zorgt voor een toename van de grootte van de
poederpartikels en dit zorgt voor een sterke verbetering van de vloeibaarheid, de
compactibiliteit, de verwerkbaarheid, de homogeniteit en de dissolutiesnelheid van de
formulatie. Wat uiteindelijk zorgt voor een verbeterd uiterlijk van het product.(4;5)
1.1.3 Mechanismen van de partikelbinding
Deeltjesvergroting is mogelijk door interacties die optreden tussen de individuele
deeltjes. Deze interacties moeten voldoende sterk zijn om de afbraak van granulaten tijdens
verdere bewerkingen te voorkomen. Algemeen wordt de grootte van de bindingskrachten
-1-
bepaald door de vochtigheidsgraad, de grootte van de deeltjes, de oppervlaktespanning van de
granulatievloeistof en de structuur van de granulaten.(6) Bindingen tussen poederpartikels
moeten gevormd worden zodat ze aan elkaar blijven kleven. Deze bindingen moeten sterk
genoeg zijn, zodat ze bij verdere verwerking van de granulaten, blijven bestaan. In 1962
werden deze interacties voor het eerst beschreven door Rumpf en worden tot op heden nog
steeds toegepast. Hij beschreef verschillende mechanismen die aan de basis liggen van de
krachten die tijdens en na het agglomeratieproces optreden, zoals adhesie en cohesie,
oppervlaktespanning en capillaire krachten, vaste brugvorming, intermoleculaire krachten en
mechanische vernesteling.(7)

Adhesie en cohesiekrachten in immobiele vloeistoffilms: Bij toevoegen van een
beperkte hoeveelheid vocht zal een dunne, immobiele adsorptielaag ontstaan
en deze zal de afstand tussen partikels verkleinen en het interparticulaire
contactoppervlak vergroten. Een dunne immobiele film van een hoog viskeuze
binder kan zeer sterke bindingen vormen.

Oppervlaktespanning en capillaire druk op mobiele vloeistoffilms: Indien extra
binder wordt toegevoegd zal de mobiele vloeistof bruggen vormen waarbij
capillaire druk en oppervlaktespanning sterke bindingen creëert.

Vaste bruggen: Vaste bruggen kunnen gevormd worden door solidificatie van
gesmolten componenten, chemische reacties, kristallisatie van opgeloste
substanties en verharden van de binders

Intermoleculaire krachten: Als partikels elkaar voldoende dicht benaderen zijn
er oppervlakte krachten werkzaam, zoals magnetische of elektrostatische
krachten en Van der Waals krachten, wanneer deeltjes elkaar voldoende
benaderen zonder dat er een binder aanwezig is.

Mechanische
vernesteling:
Deeltjes
met
onregelmatige
vorm
en
onregelmatigheden in het oppervlak kunnen met elkaar verstrengelen en in
elkaar haken en zich op die manier aan elkaar vasthechten, deze bijdrage wordt
eerder als klein beschouwd in vergelijking met de andere krachten.
1.2
GRANULATIEMETHODEN
Granulatiemethoden kunnen worden opgedeeld in 3 types: droge, vochtige en
smeltgranulatie. Allen worden ze in de farmaceutische wereld toegepast, waarbij vochtige
granulatie nog steeds de meest populaire is en smeltgranulatie zijn opmars kent.
-2-
1.2.1 Vochtige granulatie
Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van een granulatievloeistof, dit kan een
waterig of een organisch solvent zijn. Er wordt een binder toegevoegd die wordt opgelost in
de granulatievloeistof, of droog kan worden toegevoegd aan het poedermengsel. Vochtige
granulatie verandert, zoals de andere granulatietechnieken, de deeltjesgrootte-distributie van
een poedermengsel. De agglomeratie gebeurt in verschillende opeenvolgende stappen: een
eerste stap is het bevochtigen van de partikels waarbij er zich kernen vormen (nucleatie),
daarna treedt er consolidatie en groei op door botsing van de wel en niet gegranuleerde
materialen in de granulator. Door capillaire krachten en oppervlaktespanning wordt er
gezorgd voor de opbouw van vloeistofbruggen. Als laatste is er de wrijving en afbraak
waardoor de uiteindelijke granulaten worden gevormd.(8)
Bij deze techniek dient een goed afgemeten hoeveelheid vloeistof toe te worden
gevoegd om de gewenste granulaatgrootte te verkrijgen. Naarmate de hoeveelheid vloeistof
die toegevoegd wordt toeneemt, kunnen er een aantal toestanden van de vochtige
agglomeraten worden beschreven: de pendulaire, de funiculaire, de capillaire en de
druppelfase. Dit wordt weergegeven in figuur 1.1. In elke fase gaan de deeltjes een ander type
binding aan met de toegevoegde vloeistof.
In een eerste fase, de pendulaire fase, ontstaan vloeistofbruggen tusen de individuele
partikels waarbij lensachtige ringen gevormd worden ter hoogte van de contactpunten van de
deeltjes. Deze houden de partikels samen door hun negatieve zuigkrachten en de
oppervlaktespanning aan het grensvlak vast/vloeibaar/lucht. Een volgende fase, de funiculaire
fase, is een intermediaire fase waarbij de extra toegevoegde granulatievloeistof de
interparticulaire ruimten opvult, zodat coalescentie van de ringen optreedt, met insluiting van
lucht. In de laatste fase, de capillaire fase, zijn alle interparticulaire ruimten opgevuld met
vloeistof en is het agglomeraat verzadigd, dit is tevens het laatste stadium in de
granulaatgroei. Bij toevoegen van extra vloeistof wordt het granulaat oververzadigd zodat het
volledig omringd is door vloeistof. Dan wordt er gesproken van de druppelfase.(8),(9)
-3-
Figuur 1.1: De verschillende stadia in poederbevochtiging tijdens de natte granulatie. De vaste partikels
worden door de grijze bollen voorgesteld en de vloeistofbinder is zwart. (8)
De daarop volgende stap is het drogen van de gevormde granulaten waarbij het solvent
wordt verwijderd door middel van evaporatie met vorming van permanente bindingen tussen
de deeltjes. Het API kan gedurende dit proces een faseverandering ondergaan, waarbij het van
kristallijn naar amorf overgaat, of omgekeerd, wat de doeltreffendheid van het geneesmiddel
kan veranderen.(8),(10) De nadelen bij vochtige granulatie zijn dat vocht- en of
warmtegevoelige API's hier niet kunnen worden gebruikt. De technieken om vochtige
granulatie uit te voeren zijn high shear menger, wervelbed- en twin-screw granulatie. Deze
technieken zullen later meer in detail worden beschreven.
1.2.2 Droge granulatie
Droge granulatie kent geen bevochtigings- of droogfase en wordt daarom toegepast
indien het gebruik van natte granulatie niet mogelijk is, zoals bij vocht- en warmtegevoelige
geneesmiddelen het geval is. De binder wordt in vaste vorm aan het poedermengsel
toegevoegd. Met behulp van een verhoogde druk ontstaat er compressie van de onbehandelde
poedermassa en worden granulaten gevormd. Deze hoge druk creëert een vergroot
contactoppervlakte tussen de deeltjes waardoor meer bindingen kunnen worden gevormd met
bijgevolg een toename in bindingssterkte. Droge granulatie bestaat uit twee stappen: een
compressiestap gevolgd door een malingsfase waarin het opbreken van de gevormde
gecomprimeerde producten granulair materiaal oplevert.(4) Deze eenvoudige techniek wordt
voornamelijk gebruikt voor volumineuze materialen met als doel de bulkdensiteit van deze
materialen sterk te verminderen.
Droge granulatie heeft zowel voor- als nadelen ten opzicht van vochtige granulatie. In
eerste instantie moet er bij droge granulatie geen gebruik gemaakt worden van water of
organische solventen waardoor deze techniek interessant is voor vocht- en hitte gevoelige
geneesmiddelen. Door de afwezigheid van een droogstap is het een vrij eenvoudige techniek,
die het een meer kost- en tijdsefficiënt proces maakt. Het nadeel van deze techniek is de
moeilijkheid om de procesvariabelen te controleren, zodat er een vrij grote variabiliteit te zien
-4-
is in de granulaateigenschappen. Vervolgens is er ook een grote hoeveelheid stofvorming.(11)
Droge granulatie leidt tot granulaten met een hogere densiteit, en een lagere compressibiliteit
in vergelijking met vochtige granulatie.(12;12) De technieken die voor droge granulatie
gebruikt worden zijn slugging en droge compactie.
1.2.2.1 Droge granulatietechnieken
Bij slugging gebeurt de compressiestap door gebruik te maken van een conventionele
tabletpers. Hierbij wordt het poedermengsel samengeperst in eerder grote discs of slugs,
waarna deze worden opgebroken door middel van het oscilleren van een zeef met vorming
van granulaten.(10)
Bij rollercompactie gebeurt de samenpersingsstap van het poedermengsel door twee
contra-roterende cylindrische rollers te sturen met de vorming van een gecomprimeerde
poederstrook. Door wrijving tussen het materiaal en het roloppervlak wordt het poeder naar
de smalle ruimte tussen de rollen gestuurd, waarbij het poeder wordt blootgesteld aan hoge
spanningen met de vorming van de poederstrook. Daarna wordt deze via een oscillerende zeef
opgebroken met de vorming van granulaten. Compactie via een rol is een continu
proces.(10;13)
De voordelen van roller compactie ten opzichte van slugging zijn een betere
productiecapaciteit, meer controle over de procesparameters en de verblijftijd in het apparaat
en minder nood aan glijmiddel voor het poeder bij de vorming van de granulaten.(13)
1.2.3 Smelt granulatie of thermoplastische granulatie
Smeltgranulatie wordt gebruikt indien de formulatie niet geschikt is voor natte
granulatie, zoals wanneer API's die vochtgevoelig en/of warmtegevoelig zijn. Vroeger, voor
de ontdekking van smeltgranulatie, werd gebruik gemaakt van organisch solvent om
vochtgevoelige geneesmiddelen te granuleren. Hier werd dezelfde techniek toegepast als voor
waterige solventen. Door de stijgende veiligheids-, ecologische en toxicologische wetten werd
gezocht naar een alternatieve, solventvrije methode.(14) Smeltgranulatie en droge granulatie
bieden hier beiden een oplossing voor. Door de moeilijkheid om de granulaateigenschappen te
controleren bij droge granulatie en door het feit dat deze techniek enkel mogelijk is indien het
mengsel een geschikt compactibiliteitsgedrag kent, is droge granulaten een minder populaire
techniek. Smeltgranulatie daarentegen zorgt voor veel efficiëntere granulatie met veel minder
stofvorming.
-5-
1.2.3.1 Granulatiemethode
Deze methode is gebaseerd op het vormen van granulaten door het verwarmen van
binders die een smeltpunt of glastransitietemperatuur hebben lager dan dit van het
geneesmiddel. De granulaten worden gevormd door het toevoegen van een gesmolten binder
of een vaste binder die tijdens het proces gesmolten wordt. Afhankelijk of er gebruik gemaakt
wordt van een kristallijne binder of amorfe binder wordt er verwarmd tot nabij of net boven
het smeltpunt of glastransitietemperatuur. Doordat de binder smelt kunnen er zich
vloeistofbruggen vormen tussen de verschillende partikels in het verhitte poederbed. Daarna
worden de granulaten afgekoeld tot kamertemperatuur, waarbij de binder stolt en sterke
bruggen vormt tussen de individuele poederpartikels met vorming van een vast eindproduct
met een granulaire structuur.(14),(5)
1.2.3.2 Type binder
Naargelang
het
type
binder
gebruikt
voor
agglomeratie
van
de
geneesmiddelenpartikels, kan de vrijstelling van het API gemodificeerd worden. Voor de
aanmaak van systemen voor onmiddellijke vrijstelling, worden hydrofiele binders gebruikt,
zoals polyethyleen glycol en poloxameren. Hierbij zullen de granulaten desintegreren zodra
ze in contact komen met waterig media. Anderzijds kan er vertraagde vrijstelling bereikt
worden bij gebruik van hydrofobe binders, zoals wassen en vetzuren. Afhankelijk van welke
techniek gebruikt wordt om de smeltgranulaten te maken, kan de binder op verschillende
manieren aan het poederbed worden toegevoegd. Enerzijds kan het vooraf al gesmolten
worden en dan via sproeien of gieten aan het poeder worden toegevoegd om op die manier
granulaten te vormen. Anderzijds kan het als vaste stof gemengd worden met het poeder bij
kamertemperatuur zodat het tijdens het granulatieproces smelt.(5;14)
1.2.3.3 Agglomeratiemechanismen
Smeltgranulatie kan volgens twee agglomeratiemechanismen tot stand komen,
namelijk via het distributie- of immersiemechanisme, beide mechanismen kunnen samen
voorkomen, hoewel altijd één zal domineren afhankelijk van de ingestelde parameters (figuur
1.2).(14) Het distributie-mechanisme betreft de spreiding van een gesmolten binder op het
oppervlak van de primaire deeltjes, dit is vergelijkbaar met de conventionele vochtige
granulatie. Hierbij worden kernen gevormd door de coalescentie van de primaire partikels die
via vloeibare bruggen samengehouden worden. Dit mechanisme zal voornamelijk optreden
wanneer de binderpartikels klein zijn, in vergelijking met het omringende poedermengsel,
en/of wanneer de viscositeit van de binder laag is.
-6-
Bij het tweede mechanisme, de immersie, worden kernen gevormd doordat primaire
partikels worden vastgehouden op het oppervlak van een druppel van de gesmolten binder.
Extra lagen worden afgezet op het agglomeraat als de binder zich op het buitenoppervlak
vestigt. Dit mechanisme treedt op wanneer binderpartikels groter zijn dat het omringende
poedermengsel en/of wanneer de binder een hoge viscositeit kent.(14;15)
Smeltgranulatie in een high shear menger maakt meestal gebruik van het
distributiemechanisme omdat de grootte van de binderdruppel in de initiële fase wordt
verkleind onder invloed van de kracht van de impeller.(5),(16)
Figuur 1.2: De vorming van granulaten via smeltgranulatie. (A): Distributiemechanisme; (B):
Immersiemechanisme(5)
1.2.3.4 Voordelen
Door het groot aantal voordelen dat smeltgranulatie biedt in vergelijking met oudere
granulatietechnieken, is de interesse de laatste 20 jaar zeer sterk toegenomen. Een eerste
voordeel is de afwezigheid van waterige solventen, waardoor zowel de bevochtigings- als
droogfase verdwijnen. Dit zorgt voor een tijds- en energiereductie in vergelijking met
vochtige granulatie. Bijgevolg verdwijnt ook het riscio van fysische en chemische
veranderingen dat geassocieerd wordt met het overblijven van vocht in het eindproduct.
Smeltgranulatie is een één-pot-proces waarbij alle granulatiestappen, zoals mengen,
agglomeratie, consolidatie en het vormen van vaste bruggen tussen de deeltjes, in hetzelfde
toestel gebeuren. Zo wordt de kans op materiaalverlies zeer klein door het wegvallen van het
transport dat anders noodzakelijk was tussen de verschillende processtappen.(5;14;17;18)
Doordat geen externe vloeistof werd toegevoegd, worden granulaten met een hogere
densiteit en een lagere porositeit verkregen aangezien geen vloeistof van tussen de
poederpartikels dient te worden verwijderd.(14) De temperatuur dient niet verder te worden
opgedreven dan het smeltpunt/glastransitietemperatuur van de binder waardoor de kans
-7-
uitermate klein is dat er thermische degradatie van het API optreedt. Daarom worden binders
met een smeltpunt hoger dan 90°C zelden gebruikt.(5)
Bij smeltgranulatie is er de mogelijkheid tot hoge concentratie van het geneesmiddel,
wat zeer voordelig is voor formulaties met aangepaste vrijstelling. Bij deze formulaties is er
nood aan afgifte-gemodificeerde polymeren, waarbij de hoeveelheid nodig om de gewenste
vrijstelling te verkrijgen, vaak meer dan 50% van de totale massa van de formulatie bedraagt.
Aangezien er in een formulatie naast API en binder ook nog nood is aan andere hulpstoffen,
kan de concentratie API maar 30 tot 40% van de totale formulatie bedragen. Dit is een
probleem bij geneesmiddelen die hoog gedoseerd dienen te worden, aangezien formulaties
kunnen oplopen tot meer dan 1 gram waardoor deze minder makkelijk geslikt kunnen worden
door patiënten. Hier biedt smeltgranulatie een oplossing, aangezien de polymeren en andere
hulpstoffen tot een minimum beperkt kunnen worden en toch de gewenste vrijstelling
geven.(4),(19-21)
1.3
BATCH VERSUS CONTINUE PRODUCTIE
1.3.1 Batchgewijs proces
De batchgewijze productie is zeer sterk ingeburgerd in de farmaceutische wereld. Ook
het granulatieproces wordt traditioneel uitgevoerd via een batch productie, zoals high shear of
wervelbedgranulatie. Bij een batchgewijs proces wordt de te verwerken hoeveelheid materiaal
bepaald door de productiecapciteit van het toestel. Vooraf wordt een vastgelegde hoeveelheid
materiaal afgewogen, gemengd en daarna gegranuleerd. Na elke stap wordt een off line
controle ingebouwd om na te gaan of het gewenste product bekomen is. Dit proces wordt
cyclisch herhaald (figuur 1.3).(22) Een batch kan dan ook worden gedefinieerd als 'alle
materiaal dat wordt geproduceerd op een gegeven tijdstip, waarbij aangenomen wordt dat de
eigenschappen van alle granulaten dezelfde zijn aangezien deze onder dezelfde condities
gevormd werden'.(23)
Figuur 1.3: Batchgewijs proces (23)
-8-
Batchgewijze productie biedt enkele voordelen, voorbeeld wanneer de batch niet
voldoet aan de vooropgestelde kwaliteitseisen kan deze eenvoudig worden verwijderd. Eens
het product op de markt wordt gebracht, kan het, indien nodig, eenvoudig getraceerd worden
en worden teruggeroepen aan de hand van het lotnummer.(24;25)
Toch wordt er overgestapt naar een nieuw proces omdat een batchgewijze productie
een groot aantal nadelen kent, zoals de moeilijkheden bij het opschalen en de moeilijkheden
in het produceren van homogene procescondities, waardoor het vervaardigde product van
lagere kwaliteit is dan nodig. Hierdoor worden heel wat van deze producten verworpen tijdens
de klinische fases. Bij de initiële ontwikkeling van een proces wordt gestart met een kleine
hoeveelheid poeder, waardoor gekozen wordt voor kleinschalige productie-apparatuur, hierbij
worden formulaties en productieparameters geoptimaliseerd. Na de onderzoeksfase moet er
getest worden op grotere hoeveelheden materiaal, waarbij overschakeld wordt op
grootschalige apparatuur. Voor deze opschaling zijn een groot aantal optimalisatiestudies
vereist zodat de producteigenschappen van de onderzoeksfase behouden blijven. Want
gedurende het opschalen kan de kwaliteit van de granulaten veranderen, wat uiteindelijk leidt
tot verandering in de tabletkwaliteit. Deze optimalisatiestudies zijn zeer tijdrovend en kennen
een hoog kostenplaatje.(26),(27)
1.3.1.1 High shear granulatie
Zowel smelt- als vochtige granulaten kunnen bekomen worden door gebruik te maken
van een high shear menger. Deze manier van granuleren wordt meest gebruikt. Een high
shear granulator is opgebouwd uit een mengkuip, een centrale mengarm en een chopper
(figuur 1.4). Bij de start van het proces worden de componenten in de mengkuip
ondergebracht en gemengd door de rotatie van de mengarm.
Figuur 1.4: High shear granulator (15)
-9-
1.3.1.1.1 Vochtige granulatie
Terwijl zowel de chopper als de mengarm roteren wordt de granulatievloeistof
gegoten, gepompt of gespoten op het bewegende poederbed, waardoor het granulatieproces
gestart wordt. De mengarm zorgt voor vermenging van de granulatievloeistof met het
poedermengsel. De chopper draait op zeer grote snelheid en dient voor het breken van grote
brokken. Na het granuleren worden de granulaten overgebracht naar de droger. Als alternatief
kan het droogproces in dezelfde mengkuip plaatsgrijpen via vacuümdrogen of
microgolfdrogen.(28) Een ander nadeel is dat het bepalen van het eindpunt zeer moeilijk is.
De detectie van het optimale eindpunt van de droogfase en dus van het volledige proces is
cruciaal voor een goede productkwaliteit. Er mag niet langer dan nodig gedroogd worden,
anders worden de granulaten te broos en breken ze rapper. Niet lang genoeg drogen zorgt ook
voor lagere productkwaliteit, aangezien er nog resten overblijven van de granulatievloeistof.
(29),(15)
1.3.1.1.2 Smeltgranulatie
De binder wordt vooraf toegediend aan het poedermengsel die door rotatie van de
mengarm wordt gehomogeniseerd. Vervolgens wordt de schroefsnelheid opgedreven en wordt
het mengsel verwarmd. De smelttemperatuur van de binders wordt bereikt door een
verwarmingsmantel en/of hitte die ontwikkeld wordt door frictie door rotatie van de mengarm
en de chopper. Dit zorgt ervoor dat de temperatuur tijdens het granulatieproces moeilijk te
controleren is.(29) Nadat het mengsel een zekere temperatuur bereikt heeft, afhankelijk van
het gebruikte API en de gebruikte binder, begint de kneedfase waardoor de granulaten
gevormd worden. De duur van deze fase is opnieuw afhankelijk van de gebruikte
grondstoffen. Na deze fase begint het afkoelen, dit is niet zo eenvoudig aangezien de warmte
ontwikkeld wordt op twee manieren.(30) Hierdoor kan ongecontroleerde granulatie ontstaan
en ook eventuele thermische afbraak van de producten.(31;32) Andere nadelen van het gebruik
van high shear mengers zijn de moeilijke eindpuntsbepaling en de lange agglomeratietijd.(14)
1.3.1.2 Wervelbedgranulatie
Figuur 1.5 geeft een schematische voorstelling van een wervelbedgranulator. De
verschillende poeders worden vooraf ondergebracht in de typische conische proceskamer.
- 10 -
Figuur 1.5: Wervelbedgranulator (15;33)
1.3.1.2.1 Vochtige granulatie
Er wordt gefilterde lucht doorheen de wervelbedgranulator gestuurd en hierdoor
fluïdiseren en mengen de partikels zich. Hierbij worden de partikels centraal naar boven
gestuwd en door de conische vorm van de granulator vallen ze langs de randen opnieuw naar
beneden.(8) Terwijl de partikels op en neer bewegen wordt de granulatievloeistof via een
sproeikop bovenaan in de proceskamer verneveld. Door het bevochtigen van de partikels
wordt agglomeratie geïnduceerd. Nadat er voldoende granulatievloeistof gesproeid is, zorgt
verdere fluïdisatie met verwarmde lucht voor een snelle droging, waardoor de
granulatievloeistof verdampt en de binder verhardt. Dit alles gebeurt binnen dezelfde
accomodatie. Granulaten die vervaardigd worden met behulp van wervelbedgranulatie
worden gekenmerkt door hogere porositeit en minder sterk gebonden granulaten met betere
dissolutie en compressie karakteristieken.(8)
1.3.1.2.2 Smeltgranulatie
Bij dit proces worden granulaten vervaardigd door het sproeien van een vooraf
gesmolten binder op een wervelend bed van poeders. Als alternatieve methode kan de binder
al vooraf aan het wervelend bed worden toegevoegd als een vaste stof. Wanneer gebruik
gemaakt wordt van de sproeimethode worden het API en eventuele andere hulpstoffen
ondergebracht in de conische productcontainer. Daarna wordt er een opwaartse stroom van
warme lucht gecreëerd waardoor de poederdeeltjes op- en neer bewegen en hierbij intensief
gemengd worden, zoals dit gebeurt bij vochtige granulatie. Wanneer ze voldoende
uniformiteit kennen, wordt de reeds gesmolten binder op het wervelbed verneveld; hierdoor
wordt de granulatiefase geïnduceerd. Nadat er voldoende binder is toegevoegd, zodat de
gewenste grootte van de granulen is bekomen, kunnen de deeltjes onmiddellijk afgekoeld
worden, door het creëren van een nieuwe opwaartse luchtstroom, maar deze keer met koude
lucht.
- 11 -
Wanneer er gebruik gemaakt wordt van de methode waarin de binder al onmiddellijk
aan het wervelbed wordt toegevoegd, dan wordt er in eerste instantie een opwaartse stroom
van warme lucht gecreeërd die zorgt voor het smelten van de binder en het vermengen van de
poeders en als de gewenste granulaatgrootte bereikt is, stuurt men een opwaartse stroom van
koude lucht doorheen het systeem.(5)
De grootste problemen die ontstaan bij wervelbedgranulatie zijn de productie van
grote hoeveelheden grote granulaten en te fijne granulaten, slechte fluïdisering, inconsistentie
van de hoeveelheid eindvocht en het niet uniform zijn van het eindproduct.(8;8)
1.3.2 Continu proces
Het gebruik van een continu proces in de farmaceutische wereld staat nog helemaal
niet ver. Maar in de komende jaren zal het gebruik van een continu proces fors toenemen
ondermeer door het gebruik van PAT en omwille van het groot aantal voordelen op vlak van
kosten, tijd en kwaliteit.
Een continu proces kent geen onderbrekingen en er wordt zoveel mogelijk product
verkregen in een zo kort mogelijke tijd, waarbij de productkwaliteit verzekerd moet worden.
Een continue granulator kan een kleine batch aanmaken, maar ook een grote batch door
gebruik te maken van dezelfde apparatuur met gelijkaardig procesparameters, door de looptijd
van het proces op te drijven.(26;34)
Een continu proces bestaat uit 3 fasen: een opstartfase, een steady state fase en een
afsluitfase (figuur 1.6). Het is gedurende de steady state fase dat de granulaten met gewenste
eigenschappen gevormd worden; deze gemaakt in de opstart- en afsluitfase hebben niet de
gewenste productspecificaties door een afwijking van de gewenste procesparameters. Deze
fases dienen dan ook zo kort mogelijk gehouden te worden om een minimum aan verlies te
verzekeren. De opstartfase is nodig zodat het systeem een evenwicht kan bereiken en de
afsluitfase wordt gedefinieerd als een verstoring van het evenwicht. De granulaten die tijdens
deze fases vervaardigd worden, worden bijgevolg weggegooid.
- 12 -
Figuur 1.6.: Continu proces (23)
Aangezien we te maken hebben met een continu proces, worden er geen off-line
controles meer gehouden, maar maakt men gebruik van in-line analytische technologie en
'real time monitoring'. Dit laat continue controle toe van kritische parameters evenals
inspectie van kwaliteitskenmerken van grondstoffen, intermediaire en eindproducten.
Voorbeelden hiervan zijn laserdiffractie, NIR en Raman spectroscopie. (26;35)
De overgang van de conventionele batchgewijze productie naar continue productie
kent een groot aantal voordelen. Grotere hoeveelheden kunnen worden bekomen door de
procestijd te verlengen. Het uitschakelen van de opschalingsproblematiek zorgt voor een
tijdsreductie voor het ontwikkelen van een product waardoor het sneller op de markt kan
worden gebracht. Er is een daling in productiekosten door beperking in ruimte, personeel en
installaties. De tijd bepaalt de totale output en niet de apparatuurgrootte wat zorgt voor
flexibiliteit. Aangezien het een één-staps proces is, is materiaaltransfer over lange afstanden
overbodig, wat zorgt voor een beter rendement. Ten slotte is er een verminderde rejectie van
materiaal door het simultaan gebruik van materiaal.(26),(34-36)
1.3.3 Continue productie in de farmaceutische industrie.
In de voedings- en chemische industrie worden continue processen reeds lang gebruikt
omwille van hoge productiecapaciteit (ton/uur), het gemak van automatisering en lage
bedrijfskosten.(24),(15;33;37)
In de farmaceutische industrie werden de batchgewijze
processen behouden aangezien bedrijven al grote investeringen moesten doorvoeren om hun
batchproductie te laten voldoen aan 'good manufacturing practice' opgelegd door de FDA en
er dus niet werd gezocht naar alternatieven.(26)
Echter door de opkomst van generische geneesmiddelen en de vele patenten die in de
loop der jaren zullen vervallen en door een stijging in vraag naar vaste doseringsvormen, stijgt
het belang van het invoeren van continu processen.(38) De ontdekking van nieuwe moleculen
wordt steeds moeilijker waardoor de ontwikkelingsfase van geneesmiddelen steeds langer
- 13 -
duurt. Hierdoor wordt de helft van de patenttijd al opgeslorpt door de ontwikkeling, daarom
wordt op zoek gegaan naar manieren om de kosten voor het vervaardigen van de producten te
drukken.(26) Door een steeds betere kennis van het menselijk genoom zullen geneesmiddelen
steeds meer en meer ontwikkeld worden met specificaties voor een bepaalde bevolkingsgroep
afhankelijk van hun genoom. Hierdoor zal meer flexibiliteit vereist zijn in de productie van
geneesmiddelsubstanties en dosisvormen. Zodat er nood is aan een flexibele continue
productielijn.(24)
Eventuele nadelen aan het gebruik van een continu proces in de farmacie, is dat de
grootte van een batch artificieel gedefinieerd moet worden, voorbeeld de hoeveelheid
granulaten die geproduceerd worden gedurende een periode van 8 uur, en dat het systeem zich
in het begin van het proces nog niet in evenwichtscondities bevindt.(24;37) Maar de vele
voordelen in vergelijking met een batchproces zorgen er voor dat er overstap is naar het
continu proces, vermits al deze voordelen resulteren in een verminderde kost en het sneller op
de markt brengen van het product. (15;26)
1.3.3.1 Twin-screw granulatie
Een twin-screw granulator bestaat uit een voeder, een schroefkamer waarin de twee
schroeven aanwezig zijn en een controlepaneel (figuur 1.7). De schroefkamer is
onververdeeld in verschillende temperatuurzones die onafhankelijk van elkaar kunnen worden
aangepast.
Figuur 1.7: Een schematische voorstelling van een extruder met twee schroeven (39)
De schroeven die aanwezig zijn in de schroefkamer zijn twee co-roterende
Archimedesschroeven (figuur 1.8). De Archimedesschroeven zijn opgebouwd uit twee
soorten schroefelementen. Een eerste soort zijn de transportelementen, deze zorgen voor het
transport van het poeder doorheen de barrel. Elk transportelement bestaat uit een dubbele
helix. Het tweede onderdeel zijn de kneedzones. Ze bevorderen de aanmaak van granulaten
door mechanische wrijving en druk. Deze bestaan uit een aantal kneedelementen. Het aantal
- 14 -
kneedelementen kan variëren per kneedzone. Deze kneedelementen kunnen volgens een
verschillende hoek ten opzichte van elkaar geplaatst worden. De meest voorkomende hoeken
waarbij de kneedelementen geplaatst worden zijn 30°, 45°, 60° en 90°. Door het wijzigen van
het aantal kneedzones, het aantal kneedelementen per kneedzone en de hoek waaronder ze
staan ten opzicht van elkaar kan het granulatproces geoptimaliseerd worden en zorgt het er
ook voor dat we geen extra grote granulaten verkrijgen.
Figuur 1.8: Voorstelling van co-roterende Archimedesschroeven. a: dit zijn de transportelementen, die
zorgen voor het transporteren van poeders doorheen de extrusiebarrel, b: dit zijn de mengdelen, die
zorgen voor het zeer sterk mengen en samenpersen van de poeders (40)
1.3.3.1.1 Vochtige granulatie
Bij het starten van het granulatieproces via een twin-screw granulator wordt poeder
aan de schroeven toegevoegd, waarbij door rotatie van de schroeven het materiaal
getransporteerd wordt doorheen de schroefkamer. Daarna wordt de granulatievloeistof
toegevoegd die intensief vermengd wordt met het poedermengsel door kneedzones aanwezig
op de schroeven. Na het granuleren worden de granulaten gedroogd via wervelbed droging.
1.3.3.1.2 Smelt granulatie
Het granulatieproces bij smeltgranulatie verloopt enigszins gelijkaardig aan dat van
vochtige granulatie, met het grootste verschil dat bij smeltgranulatie er geen droogstap meer
nodig is. De binder wordt als vaste stof vooraf aan het poedermengsel toegevoegd. Door de
ingestelde temperatuur van de schroefkamer en de frictie van de schroeven, smelt de binder.
Ter hoogte van de kneedzone wordt het mengsel onderworpen aan sterke compressiekrachten
waarbij de granulaten worden gevormd.
- 15 -
2
OBJECTIEVEN
Tabletten zijn nog steeds de meest belangrijke galenische vorm en ontstaan door een
directe compressie van een poedermengsel. Vaak wordt daarvoor een intermediaire stap
uitgevoerd,
granulatie,
waarbij
onder
andere
de
vloei-eigenschappen
en
de
compacteerbaarheid van het poedermengsel verhoogd worden. De meest gebruikte techniek
hiervoor is tot op heden nog steeds vochtige wervelbed granulatie. Deze techniek kent een
aantal nadelen. Ook wordt granulatie nog steeds batchgewijs uitgevoerd. Binnen de
farmaceutische wereld stijgt de aandacht naar een omschakeling tot een continu proces en dit
om economische redenen. Continue smeltgranulatie uitgeoefend met behulp van een twinscrew granulator is een veelbelovende alternatieve granulatiemethoden die enerzijds een
oplossing biedt voor de problemen voorkomend bij vochtige granulatie en anderzijds kent
men een overschakeling naar een continu proces aangezien het een één-staps proces is.
Dit onderzoeksproject is toegespitst op het nagaan van de invloed van verschillende
formulatie- en procesparameters op de granulaateigenschappen. Aangezien hierover in de
literatuur nog vrij weinig staat geschreven. Er wordt een smeltgranulatie uitgevoerd met het
API cafeïne anhydraat met behulp van verschillende binders, PEG4000 en stearinezuur. PEG
4000 is een semi-kristallijn polymeer en stearinezuur een kristallijne. Kristallijne binders
hebben de eigenschap broos te zijn en dus minder goed te weerstaan aan krachten. Ze kennen
verschillende polymorfen. Semi-kristallijne polymeren kennen zowel kristallijne als amorfe
gebieden, waardoor het minder broos is en visco-elastische eigenschappen kent, waardoor het
beter bestand is tegen krachten. Hier wordt nagegaan of deze verschillen een effect hebben op
de responsen. Kunnen er optimale granulaten en tabletten worden bekomen? Beide binders
kennen een smelttemperatuur, moet boven deze temperatuur worden gegaan zodat goede
granulaten worden verkregen? Zorgt een hoge temperatuur ervoor dat er een interactie
ontstaat tussen de verschillende stoffen, en zo ja, welke dan? PEG 4000 is een hydrofiele
binder en stearinezuur een hydrofobe dit kan zorgen voor grote verschillen in oplossnelheid.
Al deze effecten worden in deze thesis nagegaan en hierop hoopt men een antwoord te
vinden.
In vorige studies werd de schroefconfiguratie reeds geoptimaliseerd en werd al met
andere API's gewerkt, onder andere met metoprolol tartraat. In het kader van deze
masterproef werden de parameters, voedingssnelheid, temperatuur, binderconcentratie en
schroefsnelheid gevarieerd. Dit ook om na te gaan of deze parameters een invloed kennen op
de responsen.
- 16 -
Nadat de granulaten gevormd werden, werden ze onderworpen aan kwaliteitscontroles
om een antwoord te vinden op bovenstaande vragen, daarvoor werd de friabiliteit, de
deeltjesgroottedistributie, de werkelijke dichtheid en de compressibiliteitsindex bepaald. De
granulaten werden getabletteerd en deze werden ook onderworpen aan kwaliteitscontroles,
hierbij werden de tablethardheid, tabletfriabiliteit en dissolutietijd bepaald.
- 17 -
3
3.1
MATERIALEN EN METHODEN
MATERIALEN
3.1.1 Granulaten
3.1.1.1 Cafeïne
Cafeïne (BASF, Duitsland), of ook coffeïne (figuur 3.1) met structuurformule
C8H10N4O2 is een alkaloïde die onder andere voorkomt in koffiebonen, thee en cacaobonen.
Als zuivere stof is het een wit poeder met een bittere smaak. Het is een psychoactieve stof met
een stimulerende werking. Cafeïne heeft een moleculair gewicht van 194,19 g/mol en een
smeltpunt van 238°C. Cafeïne wordt ook teruggevonden in frisdranken zoals cola en
energiedranken waar het dient als een opwekkende stof. In de farmaceutische wereld wordt
cafeïne toegevoegd aan pijnstillers, zoals paracetamol, om een mogelijke versterking van het
analgetisch effect en een verlengde werkingsduur te bekomen. De halfwaardetijd van cafeïne
in de bloedbaan bedraagt gemiddeld 5 uur, maar is zeer sterk uiteenlopend van persoon tot
persoon. Cafeïne komt voor in twee polymorfe variëteiten, een gehydrateerde vorm en een
aantal simpele co-kristallen en zouten. De gedehydrateerde vorm is vrij moeilijk te
karakteriseren, grotendeels door het feit dat deze kristallen zeer fijne naaldachtige morfologie
kennen.(41)
Figuur 3.1: Structuurformule Cafeïne
3.1.1.2 Polyethyleen glycol 4000
Polyethyleen glycolen (PEG's) of macrogolen zijn opgebouwd uit polymeren met de
chemische structuur HOCH2(CH2OCH2)nOH, waarbij n het aantal oxyethyleengroepen
voorstelt. Het type dat wordt gebruikt kan onderscheiden worden aan het getal dat de
gemiddelde relatieve molecuulmassa voorstelt, uitgedrukt in 'amu', 'u' of 'Dalton'.
Polyethyleen glycol 4000 of als merknaam, carbowax, is een witte, vaste stof met een
wasachtig, paraffine-achtig uitzicht en zeer goed wateroplosbaar, het heeft een smeltrange
tussen 45.2 en 67.2°C en een smeltpunt van 61.3° C (32) en een moleculair gewicht tussen de
- 18 -
3000 en 4800 g/mol. PEG 4000 (Fagron, Balegem, België) heeft semi-kristallijne
eigenschappen en wordt aangewend als hydrofiele binder.(3),(42)
3.1.1.3 Stearinezuur
Stearinezuur of n-octadecaanzuur (CH3(CH2)16COOH) behoort tot de groep van de
lange keten vetzuren en wordt verworven uit vetten of oliën van plantaardige of dierlijke
oorsprong onder de vorm van een mengsel van stearinezuur en palmitinezuur. De chemische
structuur van stearinezuur wordt weergegeven in figuur 3.2. Afhankelijk van het soort
stearinezuur dat wordt gebruikt is de zuiverheidsgraad van stearinezuur verschillend.
Stearinezuur is een witte, ontvlambare stof met een moleculair gewicht van 284,47 g/mol en
een smeltpunt rond de 69°C.
Figuur 3.2.: Chemische structuur stearinezuur
Stearinezuur 98,7% zuiver (Mosselman, Ghlin, België) is een kristallijne stof en
bestaat uit witte, wasachtige vlokken. Het werd gemalen zodat het beter homogeen kan
worden verdeeld met de cafeïne. Het wordt gebruikt als hydrofobe binder.(43)
3.1.1.4 Aerosil
Aerosil of colloidaal siliciumdioxide is een licht, fijn, wit, amorf poeder met een
partikelgrootte van 15 nm. Het is wateronoplosbaar en wordt gebruikt als een universeel
verdikkingsmiddel en een anti-caking middel in poeders. Hier zorgt het ervoor dat de voeder
de schroefkamer beter kan voeden.(43) Er werd 2% aan het poedermengsel toegevoegd.
3.1.2 Tabletten
3.1.2.1 Magnesiumstearaat
Magnesiumstearaat (Fagron NV, Waregem, België) wordt als lubrifieermiddel
gebruikt bij de aanmaak van de tabletten. Het is een wit, fijn poeder met een hydrofoob
karakter. Het wordt aan tabletmengsels toegevoegd om de wrijving tussen de stempel en
matrijs te verminderen, de adhesie aan stempels te vermijden en de tableteject uit de matrijs te
bevorderen. De gebruikelijke concentratie in een tablet bedraagt tussen 0,25 en 5,0 % w/w,
een vrij lage concentratie aangezien magnesiumstearaat hydrofoob is en de dissolutie van een
geneesmiddel uit vaste vorm kan vertragen. (42;43)
- 19 -
3.1.2.2 Explotab
Explotab (Penwest Pharmaceuticals Co, New York, USA) of natriumzetmeelglycolaat
is een desintegrant. Het is een wit, geurloos en relatief vrijvloeiend poeder. Het wordt aan
tabletmengsels toegevoegd, want het zorgt voor een betere desintegratie van de tablet.
Desintegratie treedt op door opname van water gevolgd door een enorme zwelling zodat de
tablet uiteenvalt in het spijsverteringskanaal, waarna het actieve bestanddeel kan worden
vrijgesteld voor absorptie. De gebruikelijke concentratie in tabletmengsel bedraagt tussen de
2% en 8% w/w met een optimale concentratie van 4 % w/w.(42)
3.2
METHODEN
3.2.1 Design of Experiments (DOE)
Experimenteel werk wordt traditioneel uitgevoerd met behulp van COST (Changing
One Separate factor at a Time). Bij experimenteel werk wordt een proces geoptimaliseerd en
dit heeft betrekking op het reguleren van de belangrijkste factoren zodat het resultaat optimaal
wordt. Door gebruik te maken van COST wordt er slechts 1 factor per tijd veranderd tot er
geen verder optimalisatie meer mogelijk is. Deze methode is echt niet efficiënt, er is bewezen
dat het veranderen van 1 enkele factor niet noodzakelijk informatie verschaft over de optimale
condities. Dit is vooral zo wanneer er interacties zijn tussen de factoren onderling. De COSTmethode laat niet toe op het werkelijke optimum te bepalen. Daarom is een betere methode
het DOE. (44)
Design of Experiments (DOE) of statistical experimental design is een statistische
benadering waarbij zoveel mogelijk informatie wordt gewonnen door een beperkt aantal goed
gekozen en gestructureerde experimenten uit te voeren. DOE overkoepelt alle experimenten
aan de hand van een design, waarbij een set van experimenten wordt geselecteerd en waarin
alle relevante factoren simultaan gevarieerd worden. Deze experimenten worden niet at
random geselecteerd, maar op wel overwogen manier uitgekozen, waardoor heel veel nuttige
en accurate informatie kan gewonnen worden met het minst aantal experimenten. Met behulp
van plots en interacties kunnen de resultaten van de experimenten worden geanalyseerd. De
drie hoofdzakelijke doelstellingen van DOE zijn 'screening', 'optimization' en 'robustness
testing'. In deze thesis wordt er gericht op het screening-design. Screening wordt gebruikt bij
de start van een onderzoek waarbij het doel is om de meest belangrijke factoren te definiëren
die een invloed hebben op de gemeten. Screening-designs vereisen weinig experimenten in
relatie tot het aantal factoren die kunnen worden onderzocht.(44)
- 20 -
3.2.2 Matrixdesign
Preliminaire experimenten werden uitgevoerd om de bereiken van de verschillende
parameters te bepalen, d.i. de voedingssnelheid, schroefsnelheid, binderconcentratie en
temperatuur van de schroefkamer. Deze werden gekozen door de parametersettings die
aanleding geven tot granulaten met aanvaardbare kwaliteit. De factorniveaus van de
verschillende parameters worden weergegeven in Tabel 3.1 voor binder PEG 4000 en Tabel
3.2. voor binder stearinezuur.
Niveau
-1
0
+1
Voedingssnelheid (kg/h)
0.5
0.8
1.1
Schroefsnelheid (tpm)
150
200
300
Binderconcentratie (%)
7.5
15
22.5
Temperatuur (°C)
55
67.5
80
Tabel 3.1. Factorniveaus van de parameters in het matrix design PEG4000/Cafeine
Er werd gebruik gemaakt van een full factorial design, waarbij een orthogonale reeks
aan experimenten ontstaat. Om dit design op te stellen werd gebruik gemaakt van de software
MODDE 10.0 (Umetrics, Zweden). Er werd gekozen voor een two-level (waarbij de laagste
en hoogste waarde van het vooraf bepaalde bereik dienen ingevuld te worden) full factorial
design, waarbij het aantal experimenten wordt bepaald door 2x, met x het aantal factoren, in
dit geval dus 24. Hierdoor krijgen we een reeks van 16 experimenten. Naast deze 16 worden
er door MODDE nog 3 herhaalde experimenten van het centerpunt toegevoegd, waarbij de
waarden van de parameters de gemiddelde waarden zijn van de ingestelde parameters,
waardoor we een design krijgen van 19 experimenten. Deze werden toegevoegd om de
reproduceerbaarheid van de experimenten te bepalen.
Bij het design waar stearinezuur als binder werd gebruikt, kon geen eenvoudig 24 full
factorial design gebruikt worden aangezien de proceseerbaarheid sterk varieerde afhankelijk
van de binderconcentratie, wat zichtbaar is in figuur 3.3. Daarom werd geopteerd voor het
aanmaken van twee 23 full factorial designs (Tabel 3.2 en 3.3). Waarbij in het eerste design de
binderconcentratie constant werd gehouden op 45% en in het tweede design op 22,5%. Voor
het volledige design zie bijlage 1 en 2.
- 21 -
Niveau
-1
0
+1
Voedingssnelheid (kg/h)
0.6
0.8
1
Schroefsnelheid (tpm)
100
150
200
Temperatuur (°C)
55
63
70
Tabel 3.2. Factorniveaus van de parameters in het eerste matrix design Stearinezuur/Cafeine
Niveau
-1
0
+1
Voedingssnelheid (kg/h)
0.6
0.8
1
Schroefsnelheid (tpm)
100
150
200
Temperatuur (°C)
73
76
78
Tabel 3.3: Factorniveaus van de parameters in het tweede matrix desing Stearinezuur/Cafeine
Temperatuur
Design Cafeine-Stearinezuur
80
70
60
50
40
30
20
10
0
20
25
30
35
40
45
50
%Binder
Figuur 3.3: Koppeling 2*2³ full factorial designs
Om het effect van de concentratie op de responsen alsnog te kunnen onderzoeken en
dus beide 2³ designs te combineren tot één design werden 3 extra CP toegevoegd die tussen
beide
designs
gelegen
zijn. Namelijk
een
binderconcentratie
van
33.75%,
een
voedingssnelheid van 0,8 kg/h, een temperatuur van 69°C en een schroefsnelheid van 150
rpm. De temperatuur werd gekozen als de termperatuur gelegen tussen deze van de CP van
design 1 en de CP van design 2. Naast deze CP's werden bij de concentratie van 33,75°C nog
extra temperatuurpunten toegevoegd die temperatuursextremen van beide designs met elkaar
verbinden en zo het conditienummer van het design reduceert, van meer dan 6 (slecht) naar 5,
en dus een beter design wordt gevormd.
De analyse van experimentele data die gegenereerd worden door DOE bestaan uit
verschillende fases. Een eerste fase is de evaluatie van de ruwe data. Een eerste evaluatie van
de ruwe data gebeurt aan de hand van een replicate plot. Het doel hiervan is kijken of de
variatie binnen de replicaties (CP's) kleiner is dan de variatie tussen de individuele
experimenten. Het is een grafiek waarbij de gemeten waarden vand de responses worden
- 22 -
uitgezet ten opzichte van het nummer van het experiment. Het geeft een minimumniveau voor
de evaluatie van de ruwe data. Hierbij zullen experimenten met een unieke combinatie aan
factoren voorgesteld worden door een aparte staaf, terwijl experimenten met identieke
factoren, die een replicate (herhaling) zijn, voorgesteld worden door dezelfde staaf.(44)
Een tweede evaluatie is een regressie analyse die gebeurt door de Summary of Fit plot.
Bij het fitten van een regressiemodel zijn er twee zeer belangrijk bij elkaar horende
parameters voor de diagnose van het model. Een eerste is R², goodness of fit, en is een maat
voor hoe goed het regressiemodel kan gemaakt worden passend bij de ruwe data. Het heeft
een waarde tussen 0 en 1. Deze parameter is niet optimaal aangezien het handmatig kan
aangepast worden zodat de waarde dichter bij 1 ligt, door extra waarden toe te voegen. Een
beter parameter is Q², goodness of prediction, en schat het voorspellend vermogen van het
model in. De hoogste waarde is ook 1, maar de laagste waarde is min oneindig. Het is een
meer realistische en bruikbare parameter in vergelijking met R².(44)
Bij de analyse van het design moet ook nog rekening worden gehouden met het
conditiegetal (condition number). Het conditiegetal kan worden gebruikt om de performantie
van een experimenteel design te evalueren voor dat het wordt uitgevoerd. Het is een maat
voor de sfericiteit van het design. Het is de verhouding tussen de kleinste en de grootste
waarde van de X-matrix. Dit is de matrix van de elementen uitgebreid met hogere termen. Een
goed design kent een cijfer <3.(44)
Histogram of response wordt gebruikt voor het evalueren van de statistische
eigenschappen van de data van de responsen, het wordt gebruikt voor het bestuderen van de
vorm van de verdeling van responsvariabelen. In een regressieanalyse is het voordelig als de
de data van de responsen normaal of bijna normaal verdeeld zijn, dit bevordert de efficiëntie
van de analyse. Als er geen normale verdeling aanwezig is, kan overwogen worden om te
transformeren. Een voorbeel van zo'n transformatie is een logaritmische transformatie,
hierdoor kan toch een normaal verdeling bekomen worden, waarbij de regressie analyse dan
goed kan worden uitgevoerd.(44)
De resultaten van deze thesis worden geanalyseerd aan de hand van een effectplot.
Aangezien er gebruik gemaakt wordt van een Screening design is dit heel nuttig. De effecten
worden hierbij gesorteerd van het grootste tot het kleinste effect. Enerzijds worden de effecten
van de factoren weergegeven. Het effect die een factor kent wordt getoond door de
verandering in respons wanneer een factor varieert van zijn laagste naar zijn hoogste waarde,
- 23 -
waarbij alle andere factoren constant worden gehouden. Dit is dan ook de definitie van een
effect. Anderzijs worden ook nog interacties weergegeven, waarbij het effect van de ene
factor afhankelijk is van de waarde van een andere factor. De interactie geeft de
samenwerking of de tegenstelling van beide factoren weer.
3.2.3 Aanmaak van de granulaten via een twin-screw granulator
Alle experimenten werden uitgevoerd gebruik makend van een twin-screw granulator
(16 mm Prism Eurolab Twin-screw Extruder, Thermo Scientific, Staffordshire, Verenigd
Koninkrijk) met een loss-in-weight Brabender Flexwal 18 feeder (Brabender Technologie,
GmbH & Co. KG, Duisburg), figuur 3.4. De individuele poeders werden gedurende 15
minuten gemengd met een tuimelmenger (Inversine-Bioengineering, Wald, Zwitserland) aan
een snelheid van 25 tpm om een homogeen mengsel te bekomen. Het poedermengsel wordt
door de voeder gravimetrisch aangevoerd. Een gravimetrische voeder is gebaseerd op de
weging van het materiaal om het vereiste debiet te bereiken. Hierbij is het noodzakelijk om de
bulkdensiteit in te stellen en dit met behulp van het controlepaneel. De hoeveelheid die
gevoed wordt, wordt uitgedrukt in kg/h en kan worden ingesteld via het controlepaneel.
Figuur 3.4.: Twin-screw granulator, waarmee de aanmaak van de granulaten gebeurt .
Ook de schroeven zijn belangrijk bij het granuleren. De schroeven die gebruikt werden
hebben 1 kneedzone, opgebouwd uit zes kneedelementjes die 60° ten opzichte van elkaar
georiënteerd zijn (figuur 3.5) en die dienen voor het stevig mengen en kneden van de binder
met de cafeïne zodat agglomeratie geïnduceerd wordt. Deze configuratie werd in vorige
onderzoek als beste bevonden. Aan het einde van de schroeven is er een opbreekelement
aanwezig om de granulaten op te breken. De overige onderdelen zijn schroefelementen voor
het verplaatsten van het poedermengsel doorheen de schroefkamer.
- 24 -
Figuur 3.5: De gebruikte schroeven voor deze thesis
De voedingssnelheid, de temperatuur en de schroefsnelheid werden ingesteld, dit zoals
aangegeven in het design. Aangezien de apparatuur in de start-up fase voornamelijk fijne
granulaten gaf, werd een stabilisatieperiode ingevoerd van 10 minuten vooraleer het staal
gecollecteerd werd. Er werd 600 gram staal genomen voor verder karakterisatie.
3.2.4 Bepalen van de granulaateigenschappen
3.2.4.1 Vloeibaarheid
Voor de karakterisatie van de vloei-eigenschappen van de granulaten wordt er beroep
gedaan op de Carr's index (compressibiliteitsindex).(6) Om deze te bepalen wordt het stort- en
schudvolume bepaald met een automatisch taptoestel (J. Engelsmann A.-G., Ludwigshafen,
Duitsland). Via een trechter wordt een 30-tal gram granulaten in een gegradueerde
maatcilinder van 100 ml gebracht (nauwkeurig tot op 1 ml). Het stortvolume (V0) wordt in ml
afgelezen. De cilinder wordt 10x, 500x en 1250x getapt, waardoor de deeltjes herschikt
worden en een kleiner volume innemen, worden de corresponderende volumes afgelezen (V10,
V500, V1250). Indien het verschil tussen V500 en V1250 kleiner is dan 2% dan wordt V1250 gezien
als het schudvolume (Vf), indien het verschil tussen die twee groter is dan 2% wordt het
experiment verder gezet met nogmaals 1250 taps en dit tot de voorwaarde voldaan is. Deze
proef werd in drievoud uitgevoerd. Daarna kan de compressibiliteitsindex als volgt berekend
worden:
(3.1)
ρbulk = stortdensiteit
ρtapped= schuddensiteit
De resultaten van de berekeningen worden vervolgens geïnterpreteerd aan de hand van
tabel 3.1.(45)
Compressibiliteitsindex
Vloei-eigenschap
Hausner Ratio
1-10
Uitstekend
1,00-1,11
11-15
Goed
1,12-1,18
16-20
Redelijk
1,19-1,25
21-25
Aanvaardbaar
1,26-1,34
- 25 -
Compressibiliteitsindex
Vloei-eigenschap
Hausner Ratio
26-31
Slecht
1,35-1,45
32-37
Heel slecht
1,46-1,59
>38
Heel erg slecht
>1,60
Tabel 3.1: Classificatie vloei-eigenschappen van granules
3.2.4.2 Friabiliteit
De friabiliteit of broosheid van granulaten is een maat voor het verlies van fijne
deeltjes ten gevolge van mechanische stress. Friabiliteit van granulaten is belangrijk voor de
verdere verwerking en het transport ervan. Voor deze test werd gebruik gemaakt van een
friabilator (Pharmatest PTF E, Hainburg, Duitsland), zie figuur 3.7. 10 Gram granulaten met
een deeltjesgrootte groter dan 250 µm worden afgewogen (m1) en worden in een 'plastic
drum' gebracht, samen met 200 glasparels met een diameter van 4 mm. De 'drum' draait met
een snelheid van 25 tpm en dit gedurende 10 minuten. Hierbij worden de deeltjes onder stress
gebracht, ze botsen met elkaar, met de glasparels en met het toestel, waardoor er slijt ontstaat
en waardoor deeltjes kunnen afbreken. Na de rotatie worden de deeltjes terug op een zeef van
250 µm gebracht en de deeltjes groter dan 250µm worden gewogen (m2). Het percentage
afgebrokkeld materiaal is een maat voor de broosheid van deze granulaten. De test wordt in
drievoud uitgevoerd. De friabiliteit wordt berekend aan de hand van onderstaande formule.
(3.2)
F = friabiliteit
m1 = aantal gram granulaten > 250 µm voor de test
m2 = aantal gram granulaten > 250 µm na de test
Figuur 3.7: Friabilator
- 26 -
3.2.4.3 Deeltjesgroottedistibrutie
3.2.4.3.1 Zeefanalyse
De distributie van de partikelgrootte wordt geanalyseerd aan de hand van een
vibrerende zeeftoren (Retsch VE 1000, Haan, Duitsland), zie figuur 3.8. De methode bestaat erin
om zeven met een stijgende diameter op elkaar te plaatsen. In deze thesis worden zeven gebruikt
met volgende diameter: 150, 250, 500, 710, 1000, 1400, 2000 µm. Vooraleer de test wordt
uitgevoerd wordt elke zeef gewogen. Het staal, ongeveer 50 gram, wordt op de grootste zeef
geplaatst, waarna de zeeftoren wordt afgesloten met een deksel en onderworpen wordt aan een
schudcyclus van 10 minuten met een amplitude van 2 mm. Na de cyclus worden de zeeffracties
bepaald, door elke zeef met de fractie granulaten die erop ligt te wegen en daarvan de
oorspronkelijke massa van de zeef af te trekken. Het resultaat wordt uitgedrukt in
massapercentage granulaten per zeef. Om een fractie te bepalen wordt gebruik gemaakt van
onderstaande formule. Nadat alle fracties berekend zijn, kan ook de yield bepaald worden, de
yield is de som van de fracties tussen 250 en 1400 µm. De yield is dat deel van het staal waarmee
verdere bewerkingen gebeuren.(6)
(3.3)
f = fractie
mx = gewicht op 1 bepaalde zeef
M = gewicht van granulaten op alle zeven
Figuur 3.8: Zeeftoren
3.2.4.4 Deeltjesvorm
Met de QicPic (SYMPA TEC, Clausrhal-Zellerfeld, Duitsland) is het mogelijk de
vorm van de deeltjes te bepalen. De QicPic die in dit onderzoeksproject gebruikt wordt, is
opgedeeld in drie grote delen, een eerste, de 'VIBRI', is een precieze vibrerende voeder,
waarmee het staal aangevoerd wordt. De vibreerfrequentie kan gevarieerd worden, zodat er
- 27 -
sneller of minder snel gevoed wordt. Het tweede gedeelte is de 'GRADIS', dit is een
zwaartekracht gestuurde dispergeermachine, waarmee de deeltjes gedispergeerd worden. De
deeltjes komen van de 'VIBRI' terecht in de valschacht van de 'GRADIS'. De breedte van de
opening van de valschacht kan worden geregeld, zo zorgt de valschacht voor vlotte dispersie
van de deeltjes en controleert en zorgt het voor gelijke snelheid waarmee de deeltjes worden
gepresenteerd aan de laserstraal. De breedte aan de onderkant van de valschacht kan manueel
worden aangepast met 2, 4 en 10 mm nozzles. Dit wordt gebruikt voor beeldanalyse zodanig
dat de deeltjes binnen de werkafstand van de lens en de laser gehouden worden. Een derde
gedeelte is het QicPic gedeelte zelf, waarbij het linkse gedeeltje bestaat uit een laser waarmee
de deeltjes bestraald worden en het rechtse gedeelte uit een telecentrische lens, gekoppeld aan
een camera waarmee alles wordt vastgelegd (figuur 3.9) en doorgestuurd naar de computer.
Via het programma WINDOX 5 wordt dan de volledige analayse van het staal weergegeven.
Figuur 3.9: Werking van de QicPic
De analyse van de deeltjesvorm gebeurt aan de hand van de aspect ratio. De aspect
ratio beschrijft de proportionele verhouding waarbij de maximale lengte over de minimale
breedte wordt gemeten.(46) De morfologie van de granulaten kent een invloed op het
vloeigedrag. Dit vloeigedrag is belangrijk bij het transport van de granulaten en bepaald hoe
de granulaten zich zullen ordenen in de matrijs tijdens het tabletteren.
3.2.4.5 Werkelijke dichtheid
De werkelijke dichtheid van een poeder is de gemiddelde massa per volume-eenheid,
met uitsluiting van alle ruimtes die geen fundamenteel onderdeel zijn van de moleculaire
pakking. Het is een intrinsieke eigenschap van de kristalstructuur van het materiaal.
De dichtheidsanalyse gebeurt met de helium pycnometer (Micromeritics, Brussel,
België). Heliumgas wordt gebruikt voor het meten van het onbekende volume van een
materiaal met een gekend gewicht. Dit omdat helium zelfs de kleinste ruimten of poriën kan
penetreren en zo maximale accuraatheid kan garanderen.
- 28 -
Het principe van deze methode is gebaseerd op het onderbrengen van een gekend
gewicht in een cel met gekend volume. Na het sluiten van het toestel wordt de staalkamer
gevuld met heliumgas, deze oefent een kracht uit op het granulaatbed waardoor de lucht die
tussen de deeltjes zit, wordt verdreven. De analyse gebeurt doordat helium in een tweede
kamer, de referentiekamer, wordt gebracht tot een bepaalde druk. Helium neemt het volledige
volume in, dat niet door het monster zelf wordt ingenomen. Aangezien het volume van de cel
gekend is kan het werkelijke volume van de cel bepaald worden. De pycnometer doorloopt 10
runs, waarna het gemiddelde van de 10 wordt genomen. De werkelijke dichtheid wordt
weergegeven in g/cm³.
3.2.4.6 Differential Scanning Calorimetry
Differential Scanning Calorimetry of DSC is een thermoanalytische techniek dat kan
worden gebruikt om aan te tonen welke energiefenomenen optreden gedurende het opwarmen
of afkoelen van een substantie. Het opsporen van de veranderingen in de enthalpie en de
temperatuur bepalen waarop dit gebeurd. Naast de substantie waarbij men dit wil nagaan is er
nood aan een referentie waarmee dan vergeleken kan worden. De stalen worden afgewogen in
DSC-pannetjes, waarbij het gewicht van het pannetje en het gewicht van de hoeveelheid stof
erin nauwkeurig moeten worden genoteerd, deze moetn dan in het toestel worden ingegeven.
Beide stalen, het referentiestaal en het te onderzoeken staal, worden in het apparaat
(DSC Q2000, TA instrumetns) ondergebracht. Vervolgens wordt de initiële temperatuur en de
finale temperatuur plus de snelheid waarmee de temperatuur dient te stijgen in het toestel
ingegeven. Nadat het toestel de meting heeft uitgevoerd worden de waarden weergegeven
onder de vorm van een grafiek. Wanneer er een smeltpunt of glastransitietemperatuur optreedt
is deze ind de grafiek zichtbaar door een dal. Aan de hand hiervan kan dan de temperatuur
waarbij de fenomenen optreden worden bepaald. In deze thesis wordt er via DSC nagegaan of
de binders een effect kennen op het smeltpunt van cafeïne en zo ja, welke.
3.2.5 Aanmaak van de tabletten.
Om de tabletten te maken wordt eerst een tabletmengsel gemaakt. Dit mengsel bestaat
voor 94,5 % uit granulaten, 5% natriumzetmeelglycolaat (Explotab) en 0.5 %
magnesiumstearaat. Van het staal worden granulaten genomen met een grootte tussen 150 en
1400 µm, en dit met behulp van de zeeftoren, zie figuur 3.10. Het staal ondergaat een
schudcyclus van 10 minuten met een amplitude van 2 mm. Het tabletmengsel werd gemengd
met behulp van de turbulamenger (Willy A. Bachofen AG, Switzerland) gedurende 15 min
aan 25 tpm.
- 29 -
De tabletten worden vervaardigd,
gebruik
makend van een automatische
tabletteermachine (Erweka Apparatebau GmbH, Heusenstamm, Duitsland), zie figuur 3.10.
De drie belangrijkste onderdelen van een tabletteermachine zijn de onderste stempel, de
middelste mal en bovenste stempel. Daarnaast bevat het nog een vulschoen, waarin het
tabletmengsel ondergebracht wordt.
Figuur 3.10: Tabletteermachine
Het tabletproces kan worden onderverdeeld in drie grote stappen, zie figuur 3.11. Stap
1, waarbij beide stempels zich in hun uiterste positie bevinden, is het vullen, waarbij de
onderste matrijs wordt gevuld met het tabletmengsel. Stap 2 is de compressie, waarbij beide
stempels naar elkaar toe bewegen en er zo een druk wordt uitgeoefend op het mengsel zodat
deze tot eeen tablet geperst wordt. De laatste stap is het afvoeren van de tablet. Dit gebeurt
doordat de vulschoen naar voren beweegt over de onderste matrijs om deze terug te vullen en
zo de tablet naar buiten duwt. Voor de tabletten werd gestreeft naar een gewicht tussen 130 en
140 mg.
+
Figuur 3.11: Voorstelling van het tabletteerproces. (1): afvullen van de onderste matrijs; (2): compressie
van de tablet; (3): afvoeren van de tablet (30)
3.2.6 Bepalen van de tableteigenschappen
3.2.6.1 Hardheid
Deze test dient om de kracht te bepalen die nodig is om een tablet in twee te breken.
Hierbij worden zowel de dikte, de diameter als de hardheid van tien tabletten bepaald met
- 30 -
behulp van een hardheidstester (Sotax HT10, Basel, Zwitserland), zie figuur 3.12. De hardheid
wordt uitgedrukt in newtonmeter (Nm). Uit de hardheid kan dan ook de tensile strength worden
berekend. De tensile strength is de maximale stress die op het materiaal kan worden uitgeoefend
terwijl het uitgerokken wordt voor het breekt.
Figuur 3.12: Hardheidstester
3.2.6.2 Friabiliteit
Friabiliteit van tabletten wordt bepaald met behulp van een friabilator, zie figuur 3.7.
Het principe is het zelfde als de friabiliteit van granulaten, maar hier wordt een grotere 'drum'
gebruikt. De tabletten worden onder stress gebracht door enerzijds botsing met elkaar en
anderzijds botsing met de 'drum'. Hierdoor ontstaat slijt waardoor deeltjes kunnen afbreken.
Voor de test werden 20 tabletten stofvrij gemaakt en gewogen (m1), daarna werden ze in de
'drum' gebracht om vervolgens gedurende 4 minuten met een snelheid van 25 tpm rond te
draaien. Daarna worden de tabletten opnieuw stofvrij gemaakt en opnieuw gewogen (m2). De
friabiliteit wordt berekend door onderstaande formule. Het verschil tussen beide gewichten
uitgedrukt in percentage is een maat voor de broosheid van de tabletten. Om aan de
eigenschap van een goede tablet te voldoen, mag de friabiliteit niet meer bedragen dan 1%.
(3.4)
F = friabiliteit
m1 = aantal gram granulaten > 250 µm voor de test
m2 = aantal gram granulaten > 250 µm na de test
3.2.6.3 Dissolutie
Dissolutietest wordt uitgevoerd om na te gaan hoe snel het API wordt vrijgesteld. De
gebruikte apparatuur bestaat uit een dissolutietoestel (VK 7010), een staalname collector (VK
8000), een pomp om de stalen van het dissolutietoestel naar de collector te pompen en een
verwarmingstoestel (Vankel Industries, New Jersey, USA). Hiermee kan nagegaan worden of
de tablet een onmiddellijke vrijstelling of een vertraagde vrijstelling kent.
- 31 -
Het dissolutietoestel is opgebouwd uit zes dissolutievaten, die ondergedompeld zijn in
een waterbad (figuur 3.13). Dit waterbad kent een temperatuur van 37,5 °C en wordt bereikt
via
het
verwarmingstoestel.
Als
dissolutiemedium
wordt
gebruik
gemaakt
van
gedemineraliseerd water. Als de test moet doorgevoerd worden met een hydrofiele tablet,
maken we gebruik van de paddelmethode, beschreven in de Europese Farmacopee, hierbij
wordt de tablet in het dissolutievat gebracht, als de test doorgevoerd wordt met een hydrofobe
tablet, wordt gebruik gemaakt van de basketmethode, beschreven in de Europese Farmacopee,
aangezien een hydrofobe tablet anders zou bovendrijven, de tablet wordt in de 'basket'
ondergebracht. Het dissolutievat wordt gevuld met 900 ml water. Bij de start van de test wordt
elke dissolutievat van 1 tablet voorzien. De 'paddels' of 'baskets' roteren in de vessels met een
snelheid van 100 tpm. Na 5, 10, 15, 20, 30 ,45, 60 en 90 minuten voor hydrofiele tabletten en
5, 15, 30, 60, 90, 120, 180, 240, 300, 360 minuten voor hydrofobe tabletten wordt uit elk
dissolutievat een staal van 5 ml genomen. De dissolutietest wordt per staal in drievoud
uitgevoerd.
Na een 1 op 6 verdunning wordt dit staal onderworpen aan UV/VIS-spectroscopie met
behulp van een spectrofotometer (Shimadzu Benelux B.V. Belgian Branch, Brussel (Jette),
België). De absorbantie wordt gemeten bij een golflengte van 273 nm, dit is de specifieke
golflengte van cafeïne. De vrijgestelde concentratie wordt bepaald via lineaire regressie aan
de hand van een ijklijn tussen 0 en 0.02 mg/ml met als vergelijking y = 47.362x + 0.0107. De
ijkcurve wordt weergegeven in bijlage 3. Vervolgens wordt het cafeïne gehalte procentueel
uitgedrukt ten opzicht van de theoretische waarde.
Figuur 3.13: Dissolutietoestel met links VK 8000 staalname collector en rechts de VK 7010
.
- 32 -
4
RESULTATEN EN DISCUSSIE
Deze masterproef heeft tot doel om na te gaan of smeltgranulatie bij het gebruik van
het API cafeine mogelijk is met behulp van verschillende binders, PEG4000 en stearinezuur,
en of deze granulaten bruikbaar zijn voor verder gebruik. Zoals reeds vermeld in 'materialen
en methoden' wordt gebruik gemaakt van een two level full factorial design waarbij 19, in
geval van PEG, experimenten, in het geval van stearinezuur 27, worden uitgevoerd, waarbij
vier factoren worden gevarieerd: voedingssnelheid, schroefsnelheid, temperatuur en
binderconcentratie. Alle gegenereerde data worden geanalyseerd aan de hand van een MLR
design. In de grafieken wordt design PEG4000/Cafeïne telkens voorgesteld door geel en
design Stearinezuur/Cafeïne door blauw.
4.1
DSC RESULTATEN
DSC werd uitgevoerd om na te gaan of er interacties ontstaan tussen de binders,
stearinezuur of PEG 4000, en cafeïne. In bijlage 4 zijn de thermogrammen van pure cafeïne,
pure PEG4000 en puur stearinezuur weergegeven. Bij zuiver caffeïne is een smeltpiek
zichtbaar met een piek onset van 235,96°C en een piek maximum van 237,12°C. De
hoeveelheid energie nodig om dit te bereiken, bedraagt 105,7 J/g. Bij zuiver PEG 4000 is een
smeltpiek zichtbaar met een piek onset van 57.38°C en een piekmaximum van 61.79°C; om
dit te bereiken is er 187,4 J/g nodig. Bij zuiver stearinezuur is een smeltpiek zichtbaar met een
piek onset van 69,66°C en een piekmaximum van 71,47°C; om dit te bereiken is er 207,9 J/g
energie nodig.
Wanneer de DSC analyse van PEGC7 wordt bestudeerd (Bijlage 5), dan is te zien dat
er 2 smeltpieken aanwezig zijn, een eerste met een piek onset van 54.81°C en piek maximum
van 59,21°C, waarbij de energie hiervoor nodig 12,13 J/g bedraagt. Dit is de smeltpiek van
PEG 4000. De concentratie PEG 4000 bedraagt 7,5%. Als er berekend wordt hoeveel energie
hier voor zou nodig zijnvbij zuiver PEG 4000 dan bedraagt dit 14,08 J/g. De rechtse piek is
van cafeïne met een piekonset van 231,58°C en een piekmaximum van 235,66°C. Er worden
dus geen relevante verschillen gevonden in Tm en energiehoeveelheid tussen de zuivere
stoffen en de gegranuleerde producten. De endotherme piek die centraal wordt gevonden is
het gevolg van het polymorfisme van cafeïne. Commerciële cafeïne komt voor in vorm II en
bij het verhitten is er een omzetting naar vorm I. Deze piek kent een piek onset van 135,55°C
en een piekmaximum van 143,98°C.(47;48). Ook bij de DSC analyse van PEGC15 (Bijlage 6)
worden dezelfde bevindingen gevonden.
- 33 -
Wanneer de DSC analyse van StzC7 wordt bestudeerd (Bijlage 7) dan zijn 2
smeltpieken te zien. De linkse smeltpiek is de smeltpiek van stearinezuur met een piekonset
van 68,37 en een piekmaximum van 71,49°C. Cafeïne kent hier geen invloed op, aangezien
dit identiek is aan zuiver stearinezuur. De hoeveelheid energie die vereist is om dit te bereiken
bedraagt 93,54 J/g. De hoeveelheid energie die nodig zou zijn, indien er 45% zuiver
stearinezuur aanweizg was, bedraagt 96,53 J/g, wat slechts een klein verschil is in
vergelijking met de opgegeven waarde. De piek van cafeïne bevindt zich uiterst rechts,
waarbij de smelttemperatuur een piekonset kent van 194,24°C en een piekmaximum van
214,02°C; dit is een sterke daling vergeleken met de smelttemperatuur van zuiver cafeïne. De
aanwezigheid van stearinezuur zorgt ervoor dat de smelttemperatuur van cafeïne daalt.
Vermoedelijk lost cafeïne gedeeltelijk op in stearinezuur, hiervan staat niets beschreven in de
literatuur. De energie vereist om de smeltrange te bereiken bedraagt 19,03 J/g. De berekende
waarde voor 55% zuiver cafeïne bedraagt 58,025 J/g. De opgegeven waarde is veel lager dan
de berekende waarde. Doordat cafeïne gedeeltelijk oplost in stearinezuur is de hoeveelheid
energie nodig om cafeïne te doen smelten veel lager. Bij de DSC analyse van CAFSt7
(Bijlage 8), met een stearinezuurconcentratie van 22,5%, zien we dat de smeltrange van
stearinezuur (de linkse piek) binnen dezelfde waarden ligt als StzC7 en dus ook binnen de
waarden van zuiver stearinezuur. De energie nodig voor deze 2,5% stearinezuur bedraagt
47,12 J/g, theoretisch zou deze 48,27J/g bedragen, wat opnieuw slechts een zeer klein verschil
is. Hier is er ook een sterke daling in de smeltpiek van cafeïne, piekonset van 211,24°C en
piekmaximum van 225,21°C. Deze daling is lager dan bij StzC7 aangezien de concentratie
aan stearinezuur ook lager is. Maar cafeïne lost gedeeltelijk op in stearinezuur, wat de
verlaging van smeltpiek veroorzaakt. De endotherme centrale piek is opnieuw het
uitkristalliseren van cafeïne zoals vermeld hierboven.
4.2
INVLOED OP DE FRIABILITEIT
De friabiliteit is een maat voor de sterkte van de granulaten. Granulaten met een
friabiliteit lager dan 30% bezitten een aanvaardbare waarde van broosheid.(32) In het design
van PEG4000/Cafeïne werden friabiliteiten waargenomen tussen 13% en 43%, in het design
van Stearinezuur/Cafeïne tussen 9% en 62%. Waaruit besloten kan worden dat niet alle runs
voldoen aan de vooropgestelde eisen. Dit is zichtbaar op figuur 4.1. Bij het design
PEG4000/Cafeïne zijn er 6 runs die een te hoge friabiliteit geven en bij design
Stearinezuur/PEG 400 zijn er 10 runs die een te hoge friabiliteit geven. In de grafiek van de
ruwe data worden de resulaten van design met binder PEG 4000 vergeleken met deze van het
- 34 -
design Stearinezuur volgens binderconcentratie, aangezien het design met binder stearinezuur
Friabiliteit (%)
uit 27 experimenten bestaat en het design met binder PEG 4000 slechts uit 19 experimenten.
70
60
50
40
30
20
10
0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Run nummer
Figuur 4.1: Friabiliteit (%) voor alle runs van design PEG4000/Cafeïne (geel) en design
Stearinezuur/Cafeïne (blauw)
Wanneer de effectplot wordt geanalyseerd (figuur 4.2) dan is zichtbaar dat
verschillende factoren een invloed hebben op de friabiliteit van design met binder PEG 4000
%
en design met binder stearinezuur.
40
30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
Scr
Thr
% Bin
Temp
Thr*Scr
Scr*%Bi
Hoofdeffecten
Figuur 4.2: Effectplot friabiliteit (design binder PEG 4000: geel; design binder stearinezuur: blauw)
4.2.1 Design 1: PEG4000/Cafeïne
Voor design 1 hebben de hoofdfactoren binderconcentratie en voedingssnelheid een
significant effect op de friabiliteit. Een hogere binderconcentratie resulteert in een lagere
friabiliteit, een lagere broosheid, omdat een stijging van PEG 4000 resulteert in minder nietgegranuleerd materiaal, meer binder zorgt voor meer bindingen tussen de poederpartikels.(49)
Opvallend is dat de schroefsnelheid geen rechtstreeks effect kent, maar wel voorkomt in de
interacties zo is de binderconcentratie gerelateerd aan de schroefsnelheid. Deze interactie
wordt weergegeven in figuur 4.3.
Hogere schroefsnelheid en lage binderconcentratie geeft aanleiding tot hoge
friabiliteit, namelijk 37,215%. Een hoge schroefsnelheid en hoge binderconcentratie resulteert
in een lagere friabiliteit, namelijk 14,630%. Bij een lage schroefsnelheid is de invloed van de
binderconcentratie minder groot. Een hoge concentratie PEG4000 leidt tot een iets lagere
- 35 -
friabiliteit bij lage schroefsnelheid vergeleken met wanneer een lage hoeveelheid binder werd
gebruikt. Een hogere concentratie PEG 4000 zorgt voor sterkere binding tussen de
poederpartikels.
Figuur 4.3: Interactieplot schroefsnelheid*binderconcentratie design met binder PEG 4000
Ook een stijgende voedingssnelheid zorgt voor een daling in de friabiliteit. Bij hogere
voedingssnelheid worden granulaten verkregen met de gewenste friabiliteitseigenschappen.
Bij lage voedingssnelheid is er minder materiaal aanwezig in de schroefkamer, waardoor de
vullingsgraad van de schroeven laag is. Hoge voedingssnelheid leidt tot een sterke homogene
vullingsgraad, waardoor het poeder beter op elkaar wordt gepakt in de schroefkamer, hierdoor
gaan de gevormde granulaten meer interacties aan met ongegranuleerd materiaal in de
schroefkamer. De interacties tussen het oppervlak van de granulaten en het ongegranuleerde
poeder zorgt ervoor dat het poeder efficiënt over het oppervlak van de granulaten plakt. Het
poeder kan beter aan de oppervlakte van de granulaten kleven bij hogere voedingssnelheid,
waarbij de poederpartikels worden ingesloten aan het oppervlak van de granulaten(50-52).
De voedingssnelheid is gerelateerd aan de schroefsnelheid. Deze interactie wordt
weergegeven in figuur 4.4.
Figuur 4.4: Interactieplot voedingssnelheid*schroefsnelheid
- 36 -
Een hoge rotatiesnelheid van de schroeven zorgt slechts voor een beperkte daling in
friabiliteit bij stijgende voedingssnelheid. Een lage schroefsnelheid zorgt voor sterke daling in
friabiliteit bij stijgende voedingssnelheid. Een hoge voedingssnelheid bij lage schroefsnelheid
geeft aanleiding tot een hogere vulling van de schroeven waardoor de compactie beter is en
dus sterkere granulaten worden gevormd, waardoor de friabiliteit sterk daalt. Bij een hoge
schroefsnelheid zijn de schroeven minder gevuld en gaat het poedermengsel snel doorheen de
schroefkamer
waardoor
de
compactie
minder
sterk
is,
ook
bij
een
hoge
voedingssnelheid.(50;52)
4.2.2 Design 2: Stearinezuur/Cafeïne
Bij dit design heeft enkel de schroefsnelheid een significant effect op de friabiliteit.
Een hogere schroefsnelheid zorgt voor een stijging van de friabiliteit en dus tot het brozer
worden van de granulaten. Door de toename van de schroefsnelheid neemt de tijd, waarbij het
materiaal in de schroefkamer aanwezig is, af. Deze daling is te wijten aan de hoge
transportcapaciteit van snel draaiende schroeven. Het poedermengsel gaat snel doorheen de
schroefkamer waardoor de compactie minder sterk is.(50)
Bij beide designs hebben andere factoren een effect op de friabiliteit. Zo hebben de
hoofdfactoren voedingssnelheid en binderconcentratie bij design met binder PEG 4000 een
negatief effect op de friabiliteit, deze factoren worden versterkt door de schroefsnelheid, wat
betekent dat de granulaten sterker worden en een friabiliteit onder de 30% kennen. De
interactie schroefsnelheid*binder concentratie kent ook een negatief effect op de friabiliteit.
Terwijl de interactie voedingssnelheid*schroefsnelheid een positief effect kent op de
friabiliteit, wat voor minder stevige granulaten zorgt, waardoor er makkelijker stukken
afbreken en ze dus van mindere kwaliteit zijn voor verder gebruik. Bij design 2 heeft enkel de
schroefsnelheid een groot positief effect op de friabiliteit. Hogere schroefsnelheid zorgt voor
brozere granulaten.
4.3
INVLOED OP DE DEELTJESGROOTTEDISTRIBUTIE
4.3.1 Invloed op fractie fines en oversized
De fractie van de granulaten waarmee verder wordt gewerkt hebben een
deeljtesgrootte tussen 150 en 1400 µm. De deeltjes kleiner dan 150µm worden fines genoemd,
terwijl de fractie groter dan 1400µm de oversized wordt genoemd. In figuur 4.5 worden de
effectplotten weergegeven van fines en oversized van beide designs.
- 37 -
%
%
30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
Scr
Thr
% Bin
Temp Scr*%Bin
40
30
20
10
0
-10
-20
-30
Scr
Thr
% Bin
Temp
effecten
Effecten
Figuur 4.5: De effectplots links fines, rechts oversized (met PEG 4000: geel, met stearinezuur: blauw)
De effectplots tonen duidelijk aan dat de factoren een tegengestelde invloed hebben op
de fines en oversized. Wel tonen beide designs gelijkaardige invloeden op fines en oversized.
Wat opvalt is dat het effectplot fines sterk gelijkt op dat van de friabiliteit (figuur 4.2).
Voor design met binder stearinezur toont de schroefsnelheid een significant positief
effect op de fines, terwijl dit voor design met binder PEG 4000 geen significant effect is. Een
lage schroefsnelheid zorgt voor meer vulling in de schroefkamer en een langere verblijftijd in
de granulator, wat ervoor zorgt dat granulaten meer kunnen groeien. Bij een hogere
schroefsnelheid worden de schroefkanalen niet voldoende gevuld met poeder en dit leidt tot
beperkte compactie en dus tot fines.(50) Uit figuur 4.2 blijkt dat dit ook aanleiding heeft tot
een hogere friabiliteit, en meer broze granulaten. De friabiliteit (zie 4.2) is dus een gevolg van
de deeltjesgroottedistributie. Het tegengestelde effect is merkbaar voor de oversized, waar een
toename van de schroefsnelheid zorgt voor een daling van deze fractie. Dit effect is voor
beide designs significant.
Een tweede significant effect is de voedingssnelheid, waarbij de factor een negatieve
invloed kent bij fines en een positieve invloed bij oversized. In de literatuur is er een
verklaring voor vochtige granulaten. Een toename van de voedingssnelheid zorgt voor een
daling van de verblijftijd van het materiaal in de granulator. Waarbij de vullingsgraad van de
schroeven hoog is, wat resulteert in een intensievere kneding ter hoogte van de kneedzone en
een toename in productie van grote granulaten. Het omgekeerde treedt op bij de oversized,
waar de voedingssnelheid een positief significant effect kent op de deeltjesgrootte, door de
reden die reeds werd weergegeven. Als de resultaten van smeltgranulatie vergeleken worden
met de waarnemingen van vochtige granulatie, zien we dat dezelfde effecten
plaatsgrijpen.(50;52)
- 38 -
Een derde factor die een invloed kent op de fracties fines en oversized is de
binderconcentratie. Deze kent een significant negatief effect op de fines en een significant
positief effect op de oversized. Als de binderconcentratie toeneemt, neemt de fractie van de
granulaten met grotere diameter toe. Dit doordat meer binder zorgt voor meer binding tussen
de afzonderlijke poederpartikels en dus zorgt voor grotere granulaten.(53)
Figuur 4.6: Interactieplot: schroefsnelheid*binderconcentratie
Bij design met binder PEG4000 is er nog een significant positief effect door de
interactie screw speed*binderconcentratie, zie figuur 4.6. Dit is ook te zien bij de friabiliteit
(figuur 4.2) waarin te zien is dat een lage schroefsnelheid weinig invloed heeft op de fines bij
stijgende binderconcentratie. Een hoge schroefsnelheid zorgt voor zeer sterke daling van de
fines bij een binderconcentratie vanaf 17%. De schroefsnelheid zelf zorgt voor een stijging
van fines, zie hierboven. Een stijgende binderconcentratie zorgt voor daling van fines, zie
hierboven. De factor binderconcentratie heeft een sterkere invloed dan de schroefsnelheid.
Beide binders hebben hier dezelfde effecten op de PSD, waarbij de effecten
tegengesteld zijn voor de fines en de oversized. Zo zal het verhogen van de schroefsnelheid
een positief effect hebben op de fines, maar een negatief effect op de oversized. Een toename
van de voedingssnelheid zorgt voor een afname van de fines, maar een toename van de
oversized. Een stijgende binderconcentratie doet het aantal fines afnemen, maar het aantal
oversized toenemen. Er is ook een verband met de friabiliteit. Wanneer er meer fines
vervaardigd worden, heeft dit aanleiding tot granulaten met hogere friabiliteit (minder sterke
granulaten).
4.3.2 Invloed op de yield-fractie
De yield-fractie is de fractie granulaten tussen 150 en 1400µm. Figuur 4.7 heeft het
effectplot weer van de yield-fractie voor beide designs.
- 39 -
30
20
%
10
0
-10
-20
-30
Scr
Thr
% Bin
Temp
thr*bin
Effecten
Figuur 4.7: Effectplot yield-fractie, design met binder PEG 4000: geel, met binder stearinezuur: blauw
Voor design met binder stearinezuur zijn er geen factoren die een significant effect
hebben op de yield-fractie. Wel hadden de factoren schroefsnelheid, binderconcentratie en
voedingssnelheid een invloed op fines en oversized, figuur 4.5. Indien deze factoren
geoptimaliseerd zouden worden, zou dit ook de yield-fractie optimaliseren. Design met binder
PEG 4000 heeft de factor binderconcentratie een significant positieve invloed op de yieldfractie. waarbij een stijgende binderconcentratie zorgt voor een stijgende yield-fractie. De
binderconcentratie kent ook een invloed op oversized (figuur 4.5). Dus de binderconcentratie
moet geoptimaliseerd worden, zodat de yield-fractie optimaal wordt.(53)
Design met binder stearinezuur kent ook een interactie die een significant negatief
effect uitoefent op de yield-fractie, namelijk voedingssnelheid*binderconcentratie (figuur
4.8). Bij een hoge voedingssnelheid heeft de binderconcentratie weinig invloed op de
yieldfractie. Bij een lage voedingssnelheid zorgt een stijgende binderconcentratie voor sterke
stijging in de yieldfractie. Een lage voedingssnelheid bij een lage binderconcentratie zal
zorgen voor een sterkere vorming van 'fines'. Door te lage voedingssnelheid is de hoeveelheid
compressie te laag waardoor meer binder nodig is om de bindingen te vormen. Daardoor
neemt het aantal fines af naarmate de concentratie binder stijgt.(50)
Figuur 4.8: Interactieplot yield-fractie: voedingssnelheid*binderconcentratie
- 40 -
De yield-fractie ondervindt in het algemeen weinig invloed van de factoren. Enkel de
binderconcentratie van PEG4000 zorgt voor een significante toename van de yield-fractie en
het interactieplot voedinssnelheid*binderconcentratie van design 1 kent een negatief effect op
de yield-fractie. Daarentegen kennen wel een groot aantal factoren een invloed op fines en
oversized. Deze factoren moeten worden geoptimaliseerd, zodat de yield-fractie optimaal
wordt.
4.4
INVLOED OP DE VORM VAN GRANULATEN
Figuur 4.9 geeft twee ruwe data plots weer van de aspect ratio van 2 fracties van alle
runs van beide designs. Hieruit kan min of meer besloten worden dat bij een hogere
binderconcentratie de deeltjes minder sferisch zijn, aangezien de waarde verder ligt van 1,dit
voor beide designs. Er is wel te zien dat zowel voor de fractie van kleine deeltjesgrootte als
0.8
0.8
0.75
0.75
aspect ratio
aspect ratio
van grote deeltjesgrootte een grotere binderconcentratie zorgt voor minder sferische deeltjes.
0.7
0.65
0.6
0.55
0.7
0.65
0.6
0.55
0.5
0.5
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27
run nummer
Run nummer
Figuur 4.9: Links: aspect ratio tussen 250-500µm en rechts: aspect ratio tussen 1400-2000µm
0.1
0.1
0.05
0.05
%
0.15
%
0.15
2E-16
0
-0.05
-0.05
-0.1
-0.1
Scr
Thr
% Bin
hoofdfactoren
Temp
Scr
Thr
% Bin
Temp
hoofdfactoren
Figuur 4.10: Effect plot van aspect ratio, links: 1) fractie 250 - 500µm, rechts: 2) fractie 1400 - 2000µm
Wat globaal kan afgeleid worden uit de effectplotten (figuur 4.10) is dat de factoren
dezelfde invloed hebben op de vorm, behalve de factor voedingssnelheid voor design met
- 41 -
binder PEG 4000. En de factor binderconcentratie in het effectplot van de kleinste granulaten
kent een tegengesteld effect.
4.4.1 Design PEG 4000/Cafeïne
De voedingssnelheid kent een positief significant effect op de aspect ratio bij de
grootste granulaten. Als naar de deeltjesgroottedistributie gekeken wordt (figuur 4.5) dan is
daar te zien dat de voedingssnelheid aanleiding heeft tot grotere deeltjes. In de literatuur
wordt voor vochtige granulaten aangegeven dat bij een stijgende voedingssnelheid er meer
grote, langwerpige agglomeraten ontstaan, wat zorgt voor een daling van de aspect ratio en
minder sferische deeltjes.(46) Dit is tegengesteld met wat wordt gevonden voor
smeltgranulaten.
Uit de effectplotten (figuur 4.10) blijkt dat de binderconcentratie een positief
significant effect kent op de aspect ratio, de deeltjes worden meer sferisch bij stijgende
binderconcentratie. Dit is ook zichtbaar in de grafiek van de ruwe data. Uit figuur 4.5 blijkt
dat een toenemende binderconcentratie aanleiding heeft tot grotere deeltjes.
4.4.2 Design Stearinezuur/Cafeïne
De voedingssnelheid kent in de laagste fractie een negatief significant effect op de
aspect ratio. Hoge voedingssnelheid zorgt voor minder sferische deeltjes. Een hoge
voedingssnelheid (figuur 4.5) geeft ook aanleiding tot de vorming van grotere granulaten.
De binderconcentratie kent een negatief effect op de sfericiteit bij de kleinste
granulaten, wat ook duidelijk blijkt uit het plot van de ruwe data (figuur 4.9). Hogere
binderconcentratie resulteert in een daling van de sfericiteit. Hoge binderconcentratie
resulteert ook in grotere deeltjes (figuur 4.5).
In beide effectplotten kan gezien worden dat een stijgende schroefsnelheid een positief
significant effect kent op de aspect ratio. Een stijgende schroefsnelheid zorgt voor grotere
aspect ratio en dus voor meer sfericiteit. In de literatuur wordt een tegengesteld effect
opgegeven voor de schroefsnelheid, daar blijkt dat de schroefsnelheid zorgt voor meer
langwerpige en onregelmatige gevormde korrels door toename van de afschuifkrachten. Bij
een hogere schroefsnelheid verblijven de granulaten minder lang in de schroefkamer
waardoor het poedermengsel minder goed kan gecompacteerd worden. Hierdoor kunnen
poeders niet meer ingesloten worden op het granulaatoppervlak wat ervoor zorgt dat de
granulaten uiteindelijk minder sferisch zijn.(50) Dit blijkt omgekeerd te zijn voor
smeltgranulatie van deze mengsels.
- 42 -
Er kunnen enkele tegenstellingen gevonden worden voor beide designs. Voor design
met binder PEG 4000 is te zien dat stijgende binderconcentratie en stijgende voedingssnelheid
aanleiding geven tot granulaten met een grotere aspect ratio. En in 4.3.1 is te zien dat deze
factoren ook zorgen voor grotere granulaten. Dus grotere granulaten resulteren hier in
granulaten met betere aspect ratio. Voor design met binder stearinezuur heeft een stijgende
voedingssnelheid en een stijgende binderconcentratie aanleiding tot granulaten met kleinere
aspect ratio, dus minder sfericiteit. In 4.3.1 is te zien dat deze factoren aanleiding geven tot
grotere granulaten. Hier resulteren grotere granulaten in een lagere aspect ratio. Verder is te
zien dat wat gevonden wordt in de literatuur voor vochtige granulaten, niet klopt voor
smeltgranulaten.
4.5
INVLOED OP DE VLOEI-EIGENSCHAPPEN
Het effect op de vloei-eigenschappen wordt weergegeven aan de hand van de
compressibiliteitsindex. De compressibiliteitsindex is de ratio van het schud- en stortvolume
en is een maat voor het vloeigedrag van de granulaten. In Tabel 3.1 is weergegeven dat een
aanvaardbare compressibiliteitsindex een waarde kent < 25%. In figuur 4.11 worden de ruwe
data van de compressibiliteitsindex weergegeven voor beide designs. Daaruit kan besloten
worden dat een groot aantal batchen niet aan deze voorwaarde voldoen, voornamelijk van het
%
design met binder stearinezuur.
40
35
30
25
20
15
10
5
0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
run nummer
Figuur 4.11: Ruwe data van de compressibiliteitsindex voor beide designs
Wanneer naar het effectplot (figuur 4.12) wordt gekeken, dan is te zien dat slechts 1
factor een invloed kent op de compressibiliteitsindex, en dit voor beide designs, namelijk de
voedingssnelheid. De voedingssnelheid kent een negatief significant effect op de
compressibiliteitsindex. Dit betekent dat een hoge voedingssnelheid aanleiding heeft tot een
lage compressibiliteitsindex en dus tot betere vloeibaarheid van de granulaten.
- 43 -
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
-20
Scr
Thr
% Bin
Temp
Temp*bin
Scr*bin
Thr*Scr
hoofdeffecten
Fguur 4.12: Effectplot compressibiliteitsindex (binder PEG 4000: geel, binder stearinezuur: blauw)
4.5.1 Design PEG 4000/Cafeïne
Uit 4.4.1 en figuur 4.10 blijkt dat de voedingssnelheid een positief significant effect
kent op de aspect ratio en dus op de sfericiteit en dit bij de grootste granulaten. Dit komt
overeen met effectplot 4.12. Een hoge voedingssnelheid heeft aanleiding tot meer sferische
deeltjes en daardoor tot betere vloei-eigenschappen.
4.5.2 Design Stearinezuur/Cafeïne
Uit 4.4.1 en figuur 4.10 blijkt dat de voedingssnelheid een negatief significant effect
heeft op de aspect ratio en dit voor de kleinste granulaten. Dit komt niet overeen met
effectplot 4.12. Want daaruit blijkt dat de voedingssnelheid een negatief effect kent op de
compressibiliteitsindex en dus betere vloei-eigenschappen. Als 4.4.1 en 4.5.2 samen gelegd
worden, dat kunnen we besluiten dat minder sferische deeltjes beter vloeien.
De interactie voedingssnelheid*schroefsnelheid (figuur 4.13) kent een negatief
significant effect op de compressibiliteitsindex. Een lage schroefsnelheid veroorzaakt een lage
compressibiliteitsindex en dus hogere vloeibaarheid. Zoals eerder werd aangetoond (figuur
4.10) geeft een lage schroefsnelheid aanleiding tot minder sferische granulaten. Deze
naaldvormige granulaten kunnen aan de oorsprong liggen van de slechtere vloeieigenschappen. Het effect van stijgende voedingssnelheid bij deze lage schroefsnelheid is te
verwaarlozen. Bij een hoge schroefsnelheid zijn de deeltjes meer sferisch (figuur 4.10) en
hebben we meer fines (figuur 4.5), wat zorgt voor een daling in de compressibiliteitsindex. De
voedingssnelheid zelf kent een negatief significante invloed. De voedingssnelheid zorgt wel
voor een toename van de grootte van de granulaten (figuur 4.5). In bijlage 9 wordt de
effecplot van de deeltjesvorm van fines weergegeven, waaruit blijkt dat de interactie
schroefsnelheid*voedingssnelheid een positief significant effect kent op de vorm. In bijlage
10 is dit interactieplot weergegeven. Hieruit blijkt dat een hoge schroefsnelheid bij lage
- 44 -
voedingssnelheid aanleiding heeft tot een lage aspect ratio, maar bij een toename van de
voedingssnelheid worden meer sferische granulaten gevormd. Dit verklaart ook waarom een
hoge schroefsnelheid een hoge compressibiliteitsindex kent bij lage voedingssnelheid en bij
hoge voedingssnelheid een lage compressibiliteitsindex bekomen wordt.
Figuur 4.13: Interactieplot: schroefsnelheid*voedingssnelheid
Weinig factoren kennen een invloed op de compressibiliteitsindex. In beide designs
zorgt een stijgende voedingssnelheid voor een daling van de compressibiliteitsindex en dus
betere vloei-eigenschappen. Als er naar de aspect ratio wordt gekeken kan dit voor design met
binder PEG 4000 gestaafd worden, aangezien een toenemende voedingssnelheid zorgt voor
meer sferische granulaten. Voor design met binder stearinezuur kan dit niet worden gestaafd
met behulp van de aspect ratio. Want hierdoor zouden minder sferische granulaten beter
vloeien. Het interactieplot kan worden gestaafd aan de hand van de deeltjesvorm. Een hoge
schroefsnelheid met hoge voedingssnelheid zorgt voor goed vloeibaarheid.
4.6
INVLOED OP DE WERKELIJKE DICHTHEID
De werkelijke dichtheid kan aanzien worden als een maat voor de porositeit van
granulaten, want de porositeit is de aanwezigheid van kleine openingen (poriën) in het
materiaal. Uit de effectplot (figuur 4.14) van de werkelijke dichtheid blijkt dat voor beide
designs maar 1 factor een significant negatief effect heeft, de binderconcentratie. De
werkelijke dichtheid van zuiver PEG heeft een waarde tussen 1,15 en 1,21 g/cm³ en van
stearinezuur 0,980 g/cm³.(42) Deze waarden zijn lager dan de waarden van de werkelijke
dichtheid van de granulaten (zie bijlage 11). Wanneer de concentratie van de binder wordt
opgedreven worden granulaten verkregen met een kleinere werkelijke dichtheid, waardoor de
porositeit dus lager is.
- 45 -
0.15
0.1
g/cm³
0.05
0
-0.05
-0.1
-0.15
Scr
Thr
% Bin
Temp
Effecten
Figuur 4.14: Effectplot van de werkelijke dichtheid
4.7
INVLOED OP DE TORQUE
De torque is de weerstand die de schroeven ondervinden tijdens het granuleren. Uit het
effectplot (figuur 4.15) van de torque kan gezien worden dat enkel factoren van design
Stearinezuur/Cafeïne een invloed kennen op de torque.
15
10
%
5
0
-5
-10
-15
-20
Scr
Thr
% Bin
Temp
hoofdfactoren
Figuur 4.15: Effectplot van de torque (geel: met binder PEG 4000; blauw: met binder stearinezuur)
De schroefsnelheid van design met binder stearinezuur kent een negatief effect op de
torque. Bij een lage schroefsnelheid is het voor de schroeven moeilijk om de hoge belasting
van het poeder doorheen de schroefkamer te transporteren en er bevindt zich meer materiaal
ter hoogte van de mengzone die moet worden gekneed, wat resulteert in een hoge torque. Bij
snel roterende schroeven zijn de schroeven veel minder met poeder gevuld, hierdoor gaat het
transport sneller, waardoor de poeder massa lading zeer snel afneemt, resulterend in een lage
torque.(50)
Een tweede factor van design met binder stearinezuur, de voedingssnelheid, kent een
positief significant effect op de torque. Bij een lage voedingssnelheid is de schroefkamer
weinig gevuld met poedermengsel wat zorgt voor een lage torque. Bij een hoge
voedingssnelheid worden de schroeven zwaarder beladen met poeder waardoor er een hogere
weerstand bekomen wordt in de schroeven en dus aanleiding heeft tot een hoge torque.
- 46 -
4.8
INVLOED OP DE MECHANISCHE STERKTE
Uit het effectplot (figuur 4.16) blijkt dat er voor beide designs een andere factor een
effect uitoefent op de mechanische sterkte. Voor design met binder PEG 4000, oefent de
binderconcentratie een significant positief effect uit op de mechanische sterkte. Voor design
met binder stearinezuur, oefent de schroefsnelheid een positief significant effect uit op de
N/mm²
mechanische sterkte.
0.8
0.6
0.4
0.2
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
Scr
Thr
% Bin
Temp
hoofdfactoren
Figuur 4.16: Effectplot mechanische sterkte (geel: met binder PEG 4000, blauw: met binder stearinezuur)
4.8.1 Design PEG 4000/Cafeïne
Een stijgende binderconcentratie zorgt voor een stijgende mechanische sterkte. Hogere
concentratie binder zorgt voor de opbouw van sterkere granulaten aangezien er meer binder
aanwezig is, hierdoor is de druk die op de tabletten kan worden gezet, groter.
Een stijgende schroefsnelheid voor een stijgende mechanische sterkte; er kan een
grotere kracht worden uitgeoefend op de tablet voor ze breekt. Een stijgende schroefsnelheid
zorgt voor meer sferische deeltjes, hierdoor kan de tabletmatrijs beter worden gevuld,
waardoor deeltjes meer op elkaar gepakt worden en beter weerstaan aan krachten, waardoor
de tabletten sterker zijn.
De binderconcentratie speelt een cruciale rol in de mechanische sterkte van de
tabletten. PEG 4000 is een semi-kristallijne binder, wat betekent dat het gedeeltelijk amorf en
gedeeltelijk kristallijn is. Hierdoor kent het visco-elastische eigenschappen en wordt het nog
vervormd vooraleer het breekt. Cafeïne is kristallijn, dit wil zeggen dat deze stof niet
vervormbaar is. Bij stijgende concentratie PEG 4000 neemt het stuk dat amorf is ook toe,
waardoor de tabletten eerst gedeeltelijk vervormd worden voordat ze breken.
- 47 -
4.8.2 Desing Stearinezuur/Cafeïne
De schroefsnelheid zorgt voor meer sferische granulaten (zie 4.4) als het aantal
sferische granulaten toeneemt dan kunnen deze beter op elkaar worden gepakt, waardoor er
weinig luchtgaten tussen de deeltjes aanwezig zijn en ze beter weerstaan aan krachten.
4.9
INVLOED OP DE DISSOLUTIESNELHEID
Figuur 4.17 geeft de ruwe data weer van de procentuele vrijstelling na 5 en 30
minuten. Uit deze grafieken blijkt dat na 30 minuten de hoeveelheid cafeïne bij het design met
binder PEG 4000 volledig is vrijgesteld. PEG 4000 is een hydrofiele binder en zorgt voor een
onmiddellijke vrijstelling. De concentratie PEG 4000 is ook belangrijk, wat blijkt uit de
vrijstelling na 5 min. Een lagere concentratie PEG 4000 zorgt voor snellere vrijstelling.
Stearinezuur is een hydrofobe binder en zorgt voor een vertraagde vrijstelling, wat zichtbaar
is na 5 min, waarbij slechts heel weinig cafeïne is vrijgesteld. De concentratie stearinezuur is
% vrijstelling na 30 min
% vrijstelling na 5 min
duidelijk ook belangrijk, wat blijkt uit beide grafieken.
40
30
20
10
0
1
3
5
7
120
100
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27
80
60
40
20
0
1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27
Run nummer
Run nummer
Figuur 4.17: Ruwe data % vrijstelling, links: na 5 min, rechts na 30 min (geel: met binder PEG 4000,
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
-20
% vrijstelling na 30 min
% vrijstelling na 5 min
blauw: met binder stearinezuur
Scr
Thr
% Bin
Temp
60
40
20
0
-20
-40
-60
-80
Scr
Effecten
Thr
% Bin
Temp
temp*%bin
effecten
Figuur 4.18: Effectplotten % vrijstelling; links na 5 min, rechts na 30 min (geel: met binder PEG 4000,
blauw: met binder stearinezuur
Figuur 4.18 heeft de effectplotten weer van de procentuele vrijstelling van cafeïne na 5
en 30 minuten. Uit het linkse effectplot kan worden besloten dat geen enkele factor een
significant effect uitoefent op de procentuele vrijstelling. Uit het rechtse effectplot blijkt dat
- 48 -
enkel bij het design met stearinezuur als binder er significante effecten worden uitgeoefend.
De binderconcentratie in design met binder stearinezuur kent een significant negatief effect op
de vrijstelling binnen de 30 min. Dit is ook duidelijk zichtbaar in de grafiek van ruwe data.
Een stijgende concentratie binder betekent een daling van de vrijstelling op korte termijn, en
zorgt ervoor dat de tablet een verlengde vrijstelling kent, een vrijstelling van 100% komt er
pas na 6u. Een hoge concentratie binder zorgt ervoor dat de tablet meer hydrofoob is,
waardoor het veel langer duurt vooraleer het API wordt vrijgesteld.
Ook de interactie temperatuur*binder van design met binder stearinezuur kent een
negatief significant op de vrijstelling, zie figuur 4.19. Een lage temperatuur kent zeer weinig
invloed op de vrijstelling bij een stijgende binderconcentratie. Een hoge temperatuur zorgt
voor een sterke daling van de vrijstelling binnen de 30 min bij stijgende binderconcentratie.
Bij hoge temperatuur wordt de binder veel sterker gesmolten, waardoor het meer tussen de
poederpartikels wordt verspreid en dus ervoor zorgt dat de tablet sterk hydrofoob is en het dus
langer duurt vooral het API wordt vrijgesteld. Een eventuele verklaring hiervoor kan zijn dat
bij hogere temperaturen, boven het smeltpunt van stearinezuur, cafeïne gedeeltelijk oplost in
stearinezuur (zie 4.1). Hogere binderconcentratie betekent een grotere hoeveelheid
stearinezuur waarin cafeïne kan oplossen.
Figuur 4.19: Interactie temperatuur*binder op % vrijstelling na 30 min design Stearinezuur/Cafeïne
Er kan een heel groot verschil opgemerkt worden tussen beide designs. Aangezien bij
design met binder PEG 4000 gebruik gemaakt wordt van een hydrofiel binder, namelijk PEG
4000, zorgt dit voor de vorming van tabletten met onmiddellijke vrijstelling, na 30 min is zo
goed als alle caffeïne vrijgesteld. Bij design met binder stearinezuur wordt een hydrofobe
binder gebruikt, namelijk stearinezuur, en deze zorgt voor een verlengde vrijstelling. Uit de
grafiek van de ruwe data blijkt dat de concentratie van stearinezuur een zeer sterke effect
heeft op de vrijstelling, want bij een lagere concentratie aan stearinezuur, run 12 tot 22, is er
- 49 -
een hogere vrijstelling na 30 min. Deze waarneming wordt ook zichtbaar in de effectplot,
waar de binderconcentratie een significant negatief effect kent op de procentuele vrijstelling
binnen de 30 min.
tabletfriabiliteit (%)
4.10 INVLOED OP TABLETFRIABILITEIT
7
6
5
4
3
2
1
0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Run nummer
Figuur 4.20: Ruwe data tabletfriabiliteit (design met PEG 4000: geel, design met Stearinezuur: blauw)
Tabletten met een friabiliteit < 1% bezitten een aanvaardbare waarde van
broosheid.(3) Een aantal runs leveren tabletten op die een waarde kennen boven de 1%. Deze
waarden ontstaan door het feit dat er capping heeft plaatsgevonden. Hier wordt van gesproken
als het 'hoedje' van de tablet afgebroken is. Capping wordt gedefinieerd als een gebrek aan
samendrukbaarheid als gevolg van een grote hoeveelheid fines.(54)
In het effectplot van tabletfriabiliteit (figuur 4.20) is te zien dat de factoren van design
2 geen invloed hebben op de tabletfriabiliteit. Bij design 1 kent enkel de factor
binderconcentratie een negatief significant effect op de tabletfriabiliteit. Stijgende
binderconcentratie zorgt voor een afname van de tabletfriabiliteit.
30
20
%
10
0
-10
-20
-30
Scr
Thr
% Bin
Temp
hoofdfactoren
Figuur 4.20: Effectplot van tabletfriabiliteit
Heel weinig factoren kennen een invloed op de tablethardheid, het variëren van alle
factoren tussen de minimun en de maximum waarde bij design 2 hebben geen significant
effect. Bij design 1 kent enkel factor binderconcentratie een significant effect, terwijl andere
- 50 -
factoren
geen
invloed
uitoefenen
op
de
tabletfriabiliteit.
Een
stijging
van
de
binderconcentratie zorgt voor lagere friabiliteit, wat dus wil zeggen sterkere tabletten. Uit het
effectplot van de mechanische sterkte (zie 4.7 figuur 4.16) blijkt dat de binderconcentratie van
design 1 een zeer sterk positief effect kent op de mechanische sterkte. Deze tabletten kunnen
weerstaan aan een hogere druk en zijn dus sterker. Hierdoor is de friabiliteit ook lager.
Sommige runs leveren tabletten op die een tabletfriabiliteit hebben > 1%, dit als een
gevolg van capping. De tabletfriabiliteit wordt door heel weinig factoren beïnvloedt. Bij het
design met binder stearinezuur is er geen enkele factor die op de tabletfriabiliteit een
significant effect uitoefent. Bij design met binder PEG 4000 is het enkel de binderconcentratie
die een effect uitoefent. Een stijgende binderconcentratie zorgt voor een daling in de
tabletfriabiliteit. Dit wordt gelinkt aan de mechanische sterkte van de tabletten, waaruit blijkt
dat stijgende binderconcentratie zorgt voor sterkere tabletten en deze kennen dus ook een
lagere friabiliteit.
- 51 -
5
CONCLUSIE
Door beide designs te vergelijken kunnen enkele hoofdzaken worden opgemerkt. Zo
zijn de significante effecten bij de verschillende responsen voor beide designs vrij
gelijkaardig. Bij de analyse van de granulaten kan worden opgemerkt dat heel wat parameters
voor beide designs een identieke invloed hebben. Zo zijn er bij de deeltjesgroottedistributie
een groot aantal invloeden op zowel de fines als de oversized. Deze invloeden zijn voor fines
en oversized tegengesteld, maar voor beide binders wel gelijk. Ook bij de friabiliteit kunnen
grote gelijkenissen opgemerkt worden tussen beide designs. Bij de aspect ratio worden ook
identieke effecten waargenomen en bovendien is het voor beide binders zo dat fijnere deeltjes
een grotere aspect ratio kennen in vergelijking met grotere deeltjes.
Waarvoor wel een groot verschil wordt gevonden is de dissolutiesnelheid. Daar waar
de concentratie PEG 4000 nauwelijks een rol speelt, speelt de concentratie sterarinezuur een
zeer belangrijke rol in de procentuele vrijstelling. Hoe hoger de stearinezuurconcentratie, hoe
lager de vrijstelling van cafeïne is na 30 min. Eventueel kan dit worden gelinkt aan het feit dat
cafeïne gedeeltelijk in stearinezuur oplost, wat zichtbaar is in de DSC resultaten. Tussen PEG
4000 en cafeïne is er geen interactie te zien. Bovendien kan worden geconcludeerd dat de
invloed van de formulatieparameter domineert over de procesparamaters. In zo goed als alle
analyses kent de binderconcentratie een invloed, terwijl dit voor andere parameters niet zo is.
Wat ook sterk opvalt is dat de schroefsnelheid bij design met binder stearinezuur in bijna elke
respons een effect uitoefent terwijl dit voor design met binder PEG 4000 niet zo is. Een
hogere schroefsnelheid zorgt voor een lagere graad van schroefvulling, waardoor de
compactie ter hoogte van de kneedzone lager is. Uit de resultaten blijkt duidelijk dat dit een
sterke invloed kent op de granulaten van design met binder stearinezuur, waarbij het zorgt
voor negatieve effecten op granulaten en tabletten. Bij design met binder PEG 4000 is dit
duidelijk een minder belangrijke factor. Wanneer gelijke effecten worden gevonden voor
beide designs wordt het effect waarschijnlijk veroorzaakt door de factor zelf en spelen de type
binder en zijn concentratie hier een ondergeschikte rol. Indien de effecten verschillend zijn,
dan zal de concentratie en/of het type van de binder een invloed hebben.
De volgende stap na dit onderzoek is uit deze resultaten de optimale parameters
bepalen om granulaten en tabletten te produceren met gewenste kwaliteit. De meest gunstige
waarden van factoren selecteren en hiermee verder werken. Hierbij is het ook belangrijk om
enkel die responsen te selecteren die relevant zijn voor het experimentele doel.
- 52 -
6
LITERATUURLIJST
(1) Capes CE. Particle Size Enlargement. 1-40. 1980. Ottowa, Canada.
(2) Zhai H, Li S, Andrews G, Jones D, Bell S, Walker G. Nucleation and growth in
fluidised hot melt granulation. Powder Technology 2009 Jan 31;189(2):230-7.
(3) Europese Farmacopee 8.0. 2014.
(4) Vasanthavada M, Wang YF, Haefele T, Lakshman JP, Mone M, Tong WQ, et al.
Application of Melt Granulation Technology Using Twin-screw Extruder in
Development of High-dose Modified-release Tablet Formulation. Journal of
Pharmaceutical Sciences 2011 May;100(5):1923-34.
(5) Vervaet C, Remon JP. Melt Granulation. Parikh DM, editor. Handbook of
Pharmaceutical Granulation Technology. 81, 435-448. 2010. New York, United
States, Marcel Dekker.
(6) Ennis B.J. Theory of Granulation: An Engineering Perspective. Handbook of
Pharmaceutical Technology. 81, 6-58. 2010.
(7) Augsburger LL, Vupalla MK. Theory of Granulation. Parikh DM, editor. 81, 7-24.
1997.
(8) Burggraeve A, Monteyne T, Vervaet C, Remon JP, De Beer T. Process analytical
tools for monitoring, understanding, and control of pharmaceutical fluidized bed
granulation: A review. European Journal of Pharmaceutics and Biopharmaceutics
2013 Jan;83(1):2-15.
(9) Gokhale R, Trivedi NR. Wet Granulation in Low- and High-Shear Mixers.
Handbook of Pharmaceutical Granulation Technology. 195, 183-203. 2010.
Pinehurst, North Carolina.
(10) Smith-Goettler B. On-line PAT Applications of Spectroscopy in the Pharmaceutical
Industry. 2, 439-462. 2010. West Sussex, United Kingdom, Wiley.
(11) Santl M, Ilic I, Vrecer F, Baumgartner S. A compressibility and compactibility study
of real tableting mixtures: The impact of wet and dry granulation versus a direct
tableting mixture. International Journal of Pharmaceutics 2011 Jul 29;414(1-2):1319.
(12) Bacher C, Olsen PM, Bertelsen P, Sonnergaard JM. Compressibility and
compactibility of granules produced by wet and dry granulation. International
Journal of Pharmaceutics 2008 Jun 24;358(1-2):69-74.
(13) Kleinebudde P. Roll compaction/dry granulation: pharmaceutical applications.
European Journal of Pharmaceutics and Biopharmaceutics 2004 Sep;58(2):317-26.
(14) Schaefer T, Mathiesen C. Melt pelletization in a high shear mixer.IX Effects of
binder particle size. 139-148. 1996. Copenhagen, Denmark, Royal Danish School of
Pharmacy, Department of Pharmaceutics.
- 53 -
(15) Van Melkebeke B. Development and evaluation of a continuous granulation
technique using a twin screw extruder. Thesis submitted to obtain the degree of
Doctor in Pharmaceutical Sciences. 2009.
(16) Walker GM, Andrews G, Jones D. Effect of process parameters on the melt
granulation of pharmaceutical powders. Powder Technology 2006 Jul
17;165(3):161-6.
(17) Vervaet C, Remon JP. Handbook of Pharmaceutical Granulation Technology;
hoofdstuk 20. Melt granulation. 196, 435-448. 2010.
(18) Schaefer T, Mathiesen C. Melt pelletization in a high shear mixer. IX. Effects of
binder particle size. 139-148. 1996.
(19) Lakshman JP, Kowalski J, Vasanthavada M, Tong WQ, Joshi YM, Serajuddin
ATM. Application of Melt Granulation Technology to Enhance Tabletting
Properties of Poorly Compactible High-Dose Drugs. Journal of Pharmaceutical
Sciences 2011 Apr;100(4):1553-65.
(20) Vasanthavada M, Wang YF, Haefele T, Lakshman JP, Mone M, Tong WQ, et al.
Application of Melt Granulation Technology Using Twin-screw Extruder in
Development of High-dose Modified-release Tablet Formulation. Journal of
Pharmaceutical Sciences 2011 May;100(5):1923-34.
(21) Lakshman JP, Kowalski J, Vasanthavada M, Tong WQ, Joshi YM, Serajuddin
ATM. Application of Melt Granulation Technology to Enhance Tabletting
Properties of Poorly Compactible High-Dose Drugs. Journal of Pharmaceutical
Sciences 2011 Apr;100(4):1553-65.
(22) Leuenberger H. New trends in the production of pharmaceutical granules: the
classical batch concept and the problem of scale-up. European Journal of
Pharmaceutics and Biopharmaceutics 2001 Nov;52(3):279-88.
(23) Bonde K. Continuous Granulation. Parikh DM, editor. Handbook of Pharmaceutical
Granulation Technology. 81, 369-388. 1997.
(24) Leuenberger H. New trends in the production of pharmaceutical granules: batch
versus continuous processing. European Journal of Pharmaceutics and
Biopharmaceutics 2001 Nov;52(3):289-96.
(25) Betz G, Junker-Bürgin P, Leuenberger H. Batch and Continuous Processing in the
Production of Pharmaceutical Granules. 289-297. 2003. Basel, Switzerland,
Institute of Pharmaceutical Technology, Pharmacenter University of Basel.
(26) Plumb K. Continuous processing in the pharmaceutical industry - Changing the
mind set. Chemical Engineering Research & Design 2005 Jun;83(A6):730-8.
(27) Vervaet C, Remon JP. Continuous granulation in the pharmaceutical industry.
Chemical Engineering Science 2005 Jul;60(14):3949-57.
- 54 -
(28) Holm P, Jungerson O, Schaefer T, Kristensen HG. Granulation in high-speedmixers.
1. Effect of proces variables during kneading. 806-811. 1983.
(29) Van Melkebeke B, Vermeulen B, Vervaet C, Remon JP. Melt granulation using a
twin-screw extruder: A case study. International Journal of Pharmaceutics 2006 Dec
1;326(1-2):89-93.
(30) Evrard B, Amighi K. Influence of Melting and Rheological Properties of Fatty
Binders on the Melt Granulation Process in a High-Shear Mixer. 1177-1184. 1999.
(31) Passerini N, Calogera G, Albertini B, Rodriguez L. Melt granulation of
pharmaceutical powders: A comparison of high-shear mixer and fluidised bed
processes. International Journal of Pharmaceutics 2010 May 31;391(1-2):177-86.
(32) Van Melkebeke B, Vermeulen B, Vervaet C, Remon JP. Melt granulation using a
twin-screw extruder: A case study. International Journal of Pharmaceutics 2006 Dec
1;326(1-2):89-93.
(33) Van Melkebeke B. Development and evaluation of a continuous granulation
technique using a twin-screw extruder. Thesis submitted to obtain the degree of
Doctor in Pharmaceutical Sciences. 2009.
(34) Plumb K. Continuous processing in the pharmaceutical industry - Changing the
mind set. Chemical Engineering Research & Design 2005 Jun;83(A6):730-8.
(35) Vervaet C, Remon JP. Continuous Granulation. 196, 308-322. 2010.
(36) Vervaet C, Remon JP. Continuous granulation in the pharmaceutical industry.
Chemical Engineering Science 2005 Jul;60(14):3949-57.
(37) Leuenberger H. New trends in the production of pharmaceutical granules: batch
versus continuous processing. European Journal of Pharmaceutics and
Biopharmaceutics 2001 Nov;52(3):289-96.
(38) Vercruysse J, Diaz DC, Peeters E, Fonteyne M, Delaet U, Van Assche I, et al.
Continuous twin screw granulation: Influence of process variables on granule and
tablet quality. European Journal of Pharmaceutics and Biopharmaceutics 2012
Sep;82(1):205-11.
(39) Turton R, Cheng XX. Cooling Processes and Congealing. Encyclopedia of
Pharmaceutical Technology. 1, 761-773. 2007. Pinehurst, North Carolinia, USA,
PharmaceuTech, Inc.
(40) Dhenge RM, Cartwright JJ, Hounslow MJ, Salman AD. Twin screw granulation:
Steps in granule growth. International Journal of Pharmaceutics 2012 Nov 15;438(12):20-32.
(41) Enright GD, Terskikh VV, Brouwer DH, Ripmeester JA. The Structure of Two
Anhydrous Polymorphs of Caffeine from Single-Crystal Diffraction and UltrahighField Solid-State 13C NMR Spectroscopy. Crystal Growth & Design. 7, 1406-1410.
2007. Ottawa, Canada, Steacie Institute for Molecular Sciences.
- 55 -
(42) Rowe RC, Sheskey PJ, Quinn ME. Handbook of Pharmaceutical Excipients. 6th
edition. 2009.
(43) Sweetman SC. Martindale. 36th edition. 2009.
(44) Erikkson L, Johansson E, Kettaneh WN, Wikström C. Design of Experiments.
Principles and Application. 2008. Umetrics Academy, Umeâ, Sweden.
(45) Europese Farmacopee 8.1. 2014.
(46) Dhenge RM, Cartwright JJ, Doughty DG, Hounslow MJ, Salman AD. Twin screw
wet granulation: Effect of powder feed rate. Advanced Powder Technology 2011
Mar;22(2):162-6.
(47) Weatherley S, Mu B, Thompson MR, Sheskey PJ, O'Donnell KP. Hot-Melt
Granulation in a Twin Screw Extruder: Effects of Processing on Formulations with
Caffeine and Ibuprofen. Journal of Pharmaceutical Sciences 2013
Dec;102(12):4330-6.
(48) Hubert S, Briancon S, Hedoux A, Guinet Y, Paccou L, Fessi H, et al. Process
induced transformations during tablet manufacturing: Phase transition analysis of
caffeine using DSC and low frequency micro-Raman spectroscopy. International
Journal of Pharmaceutics 2011 Nov 25;420(1):76-83.
(49) Walker GM, Holland CR, Ahmad MMN, Craig DQM. Influence of process
parameters on fluidised hot-melt granulation and tablet pressing of pharmaceutical
powders. Chemical Engineering Science 2005 Jul;60(14):3867-77.
(50) Dhenge RM, Fyles RS, Cartwright JJ, Doughty DG, Hounslow MJ, Salman AD.
Twin screw wet granulation: Granule properties. Chemical Engineering Journal
2010 Nov 1;164(2-3):322-9.
(51) Djuric D, Kleinebudde P. Continuous granulation with a twin-screw extruder:
Impact of material throughput. Pharmaceutical Development and Technology 2010
Sep;15(5):518-25.
(52) Dhenge RM, Cartwright JJ, Doughty DG, Hounslow MJ, Salman AD. Twin screw
wet granulation: Effect of powder feed rate. Advanced Powder Technology 2011
Mar;22(2):162-6.
(53) Walker GM, Andrews G, Jones D. Effect of process parameters on the melt
granulation of pharmaceutical powders. Powder Technology 2006 Jul
17;165(3):161-6.
(54)
http://www.pharmtech.com/pharmtech/data/articlestandard//pharmtech/302009/6125
33/article.pdf. 2014.
- 56 -
BIJLAGEN
Bijlage 1: Experimenten van design PEG4000/Cafeïne
Run nummer
Voedingssnelheid (kg/h)
Schroefsnelheid
Temperatuur
Binderconcentratie
1
0.5
150
55
7.5
2
1.1
150
55
7.5
3
0.5
300
55
7.5
4
1.1
300
55
7.5
5
0.5
150
80
7.5
6
1.1
150
80
7.5
7
0.5
300
80
7.5
8
1.1
300
80
7.5
9
0.5
150
55
22.5
10
1.1
150
55
22.5
11
0.5
300
55
22.5
12
1.1
300
55
22.5
13
0.5
150
80
22.5
14
1.1
150
80
22.5
15
0.5
300
80
22.5
16
1.1
300
80
22.5
17
0.8
225
67.5
15
18
0.8
225
67.5
15
19
0.8
225
67.5
15
Bijlage 2: Experimenten van design Stearinezuur/Cafeïne
Run nummer
Voedingssnelheid (kg/h)
Schroefsnelheid
Temperatuur
Binderconcentratie
1
0.6
100
55
45
2
1
100
55
45
3
0.6
200
55
45
4
1
200
55
45
5
0.6
100
70
45
6
1
100
70
45
7
0.6
200
70
45
8
1
200
70
45
9
0.8
150
63
45
10
0.8
150
63
45
11
0.8
150
63
45
12
0.6
100
73
22.5
13
1
100
73
22.5
14
0.6
200
73
22.5
15
1
200
73
22.5
16
0.6
100
78
22.5
17
1
100
78
22.5
18
0.6
200
78
22.5
19
1
200
78
22.5
20
0.8
150
76
22.5
21
0.8
150
76
22.5
22
0.8
150
76
22.5
23
0.8
150
69
33.75
24
0.8
150
69
33.75
25
0.8
150
69
33.75
26
0.8
150
65
33.75
27
0.8
150
74
33.75
Bijlage 3: Ijklijn cafeïne
1.2000
y = 47.362x + 0.0107
R² = 0.9998
absorbantie bij 273 nm
1.0000
0.8000
0.6000
0.4000
0.2000
0.0000
0
0.005
0.01
0.015
Concentratie mg/ml
0.02
0.025
Bijlage 9: effectplot deeltjesvorm fines (geel: design met PEG 4000, blauw: design met stearinezuur)
0.012
0.01
0.008
0.006
%
0.004
0.002
0
-0.002
-0.004
-0.006
-0.008
Scr
Thr
% Bin
Temp
thr*scr
Effecten
Bijlage 10: Interactieplot schroefsnelheid*voedingssnelheid van deeltjesvorm fines design met
stearinezuur
g/cm³
Bijlage 11: Ruwe data grafiek van de werkelijke dichtheid (geel: design met PEG 4000, blauw: design met
stearinezuur)
1.36
1.34
1.32
1.3
1.28
1.26
1.24
1.22
1.2
1.18
1.16
1.14
1.12
1.1
1.08
1.06
1.04
1.02
1
0.98
0.96
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Run nummer
Werkelijke dichtheid zuiver stearinezuur: 0,980g/cm²
1.5
1.45
1.4
%
1.35
1.3
1.25
1.2
1.15
1.1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Run nummer
Werkelijke dichtheid zuiver PEG 4000: 1,15-1,21 g/cm³
16
17
18
19