Jacobs, Piet 1

Uiteengereten;
hier rest geen ander woord dan:
uiteengereten;
taal legt het af waar gruwel
bezit van me neemt, me kwelt.
Al uren fladdert
een vleermuis boven het ven,
met stilstandstootjes;
soms is-ie een poosje weg,
wacht ik — als op een maatje.
SB
26 december, zoveel jaren geleden alweer. Een telefoontje met een korte, vooral koude
mededeling: “Ze hebben hem vermoord, gewoon omdat hij van haar hield.” Gewoon — bij
hem thuis, in zijn vertrouwde omgeving. Het gaat om woorden die ik nu nog steeds niet
kan bevatten: “Ze hebben hem vermoord.” — omdat hij van haar hield.
Ongeloof en verbijstering, kwellingen, in strijd met afschuw voor de dader. Uiteengereten,
niet alleen het leven van een goede vriend maar ook de levens van zijn ouders, broer,
vrienden en zoveel levens meer — gewoon, uiteengereten.
Alles werd uitgezocht, de dader wordt vermoed, maar een waterdicht bewijs ontbreekt.
Alles werd vastgelegd in woorden, in het bladzijdenlange proces-verbaal. Een feitelijk verhaal, ontdaan van emoties, zonder voelbaar verdriet. De gruwel om dit alles kwelt mij nog
steeds. En de dader fladdert nog steeds vrij rond.
Het intens verdriet, nu nog, nog steeds, na zoveel jaren. Er zijn momenten dat ik stil sta
bij het onbegrijpelijke. Ik probeer dan de pijn en de angst te voelen — in zijn laatste, afschuwelijke levensmomenten. Mijn pen neemt dan bezit van mij. Ik schrijf en schrijf,
schrijf deze gruwel van mij af.
Het leven fladdert verder. Veel krijgt zijn plek. Je ziel wordt niet alleen gesterkt door de
vele onheilstijdingen, zeker ook door liefde en geluk. Mede door familie, vrienden en naasten, die je zonder woorden begrijpen, je steunen door er gewoon voor je te zijn.
Ik weet dat hij nooit meer terug zal komen, in mijn hart en ziel blijft er een plek voor hem.
Soms is die gedachte een poosje weg. Dan wacht ik niet meer bewust op hem en ga verder
met mijn leven.
Maar ineens, zonder een aanwijsbare reden maar gewoon door een aanleiding, fladdert
mijn maatje, zoals bij het zien van een vleermuis, weer even met me mee; en wacht ik. Ik
wacht en laat alles opnieuw tot me doordringen, de natuur om mij heen, de schemering in
de lucht, het geluid van de vele vogels, het mos op de bomen en de bladeren die nu al afvallen door de aanhoudende droogte.
Ik ren verder langs het meer; en ik besef dat ik leef en dat er al vele ervaringen en gebeurtenissen zijn die mijn hart en ziel gevormd hebben — dat blijven doen.
Piet Jacobs