Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf Jaarverslag 2013 Inhoudsopgave Kengetallen 2 Bestuursverslag 4 1. Algemene informatie 2. Bestuursaangelegenheden 3. Financiële informatie 4. Risicoparagraaf 5. Pensioenparagraaf 6. Ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving 4 11 14 18 21 23 Verslag van het verantwoordingsorgaan 30 Reactie van het bestuur 33 Jaarrekening 34 Balans per 31 december 2013 35 Staat van baten en lasten over 2013 36 Bestemming saldo van baten en lasten 37 Kasstroomoverzicht over 2013 38 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 39 Ondertekening 77 Overige gegevens 78 Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Overzicht gebruikte afkortingen 78 79 81 85 1 Kengetallen (bedragen in duizenden euro’s) 2013 2012 2011 2010 2009 409 415 419 445 436 5.269 14.591 5.668 16.582 6.178 16.262 6.217 16.301 6.411 16.050 2.763 961 34 2.619 923 35 2.479 899 44 2.381 883 46 2.278 864 48 23.618 25.827 25.862 25.828 25.651 Verhouding actieven : niet actieven in% 29 28 31 32 33 Premiebaten4 Basisregelingen Overgangsregeling VUT Uitgestelde VUT t.b.v. OP ( Vendrik) Overgangsregeling vroegpensioen ANW hiaat FVP 26.480 1.174 52 694 373 149 29.892 0 86 780 420 187 24.008 538 23.818 1.631 22.951 1.590 331 401 442 28.922 31.365 24.877 25.850 24.983 26.480 27.762 19.491 2.573 12.737 -6.837 29.892 30.284 20.889 2.174 10.854 -31.856 24.877 27.981 22.561 1.935 10.798 0 25.850 28.197 26.095 1.744 10.012 0 24.983 30.385 24.767 2.260 9.195 0 4.925 5.322 4.027 4.157 3.896 2.665 3.034 3.155 3.025 2.882 Aantal werkgevers Aantallen1 Deelnemers Premievrije rechten (‘slapers’) 2 Pensioentrekkenden: Ouderdomspensioen3 Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal Totaal Feitelijke premie basisregeling5 Kostendekkende premie Gedempte premie Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitkeringen6 Korting van aanspraken en rechten Gemiddelde feitelijk premie per actieve deelnemer in euro Gemiddelde uitkering per pensioengerechtigde in euro 7 1 In 2011 is een dubbeltelling van deelnemers gecorrigeerd. De vergelijkende cijfers zijn hierop niet aangepast. 2 De afname in aantallen in 2013 wordt o.a. veroorzaakt door de afkoopactie kleine pensioenen 2881 stuks. 3 Ouderdomspensioen is inclusief vroegpensioen 4 In verband met kwaliteitsverbeteringen en meer inzicht zijn de vergelijkende cijfers van 2012 verder uitgesplist. De jaren 2011 en daar voor zijn niet aangepast. 5 In verband met kwaliteitsverbeteringen en meer inzicht zijn de vergelijkende cijfers van 2012 aangepast. 6 Uitkeringen is inclusief afkoop kleine pensioenen van EUR 2.721 7 De gemiddelde uitkering is exclusief de afkoopactie kleine pensioenen. 2 2013 2012 2011 2010 2009 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,30 5,60 0,00 0,00 0,00 Beleggingsportefeuille Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige 167.074 359.496 3.484 2.387 130.592 356.676 6.795 2.132 1.628 97.466 321.768 33.045 11.255 1.929 101.078 274.525 5.882 11.708 1.844 80.834 235.849 2.799 9.442 Totaal 532.441 496.195 465.162 395.122 330.768 16,85 -6,35 -0,32 -0,72 0,05 4,69 14,30 13,49 12,25 12,46 10,03 1,72 2,77 -15,57 -3,64 21,24 13,39 12,76 0,40 1,93 -7,36 19,54 13,75 13,92 11,97 1,55 1,64 47,44 27,20 0,95 6,43 1,80 3,92 0,93 546.843 524.090 104,3 112,4 104,4 532.993 539.123 98,9 111,9 104,4 458.308 510.665 89,7 111,8 104,5 393.966 412.432 95,5 111,9 104,6 335.739 344.981 97,3 111,6 104,7 Reglementsvariabelen Toeslagverlening actieven per 1 januari in % Toeslagverlening inactieven per 1 januari in % Korting op pensioenrechten en -aanspraken in %8 Beleggingsperformance Vastgoed rendement in % Aandelen rendement in % Vastrentende waarde rendement in % Totale portefeuille rendement in % Benchmark rendement in % Z-score Performance toets Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad in % Vereiste dekkingsgraad in % Minimaal vereiste dekkingsgraad in % 8 Korting wordt per ultimo van het jaar vastgesteld en per 1 april daarop volgend doorgevoerd. 3 Bestuursverslag (bedragen in duizenden euro’s) 1. Algemene informatie Juridische structuur Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf (kort: BPFV) is opgericht op 6 april 1959 door de organisaties van werkgevers en werknemers zijnde rechtsvoorgangers van de in stand houdende partijen de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO en de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland enerzijds en de rechtsvoorgangers van FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen anderzijds. De stichting is ingeschreven bij het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41125565. De statuten zijn laatstelijk gewijzigd op 23 augustus 2013. Het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten bij de pensioenfederatie (Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen). Op basis van een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (‘basispensioenregeling’), en een tweetal overgangsregelingen (samen: ‘de pensioenregelingen’) bouwen de werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Statutaire doelstellingen Het bedrijfstakpensioenfonds heeft tot doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, verlenen of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen. Het bedrijfstakpensioenfonds voert een beleid dat in overeenstemming is met deze doelstelling. Dit beleid is vastgelegd in beleidsdocumenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (‘ABTN’) de belangrijkste is. Deze ABTN is voor het laatst geactualiseerd op 15 november 2013. De samenstelling van bestuur over 2013 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich terzijde laat staan door een externe adviserend en een waarmerkend actuaris, een externe accountant, een beleggingsadviseur, commissies, een deelnemersraad, een verantwoordingsorgaan en een compliance officer. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, -uitbetaling, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed. Het bestuur bestaat uit zes leden en een onafhankelijke voorzitter. Zowel de werkgeversorganisaties als de werknemersorganisaties dragen voor in onderling overleg drie leden. De onafhankelijke voorzitter wordt in onderling overleg door de bestuurders gekozen. 4 De samenstelling van het bestuur alsmede de vertrekkende en nieuwe aangestelde bestuursleden voor 2013 is als volgt: Benoemd als onafhankelijk voorzitter: Vanaf De heer J.H.M. van de Vall voorzitter Tot 30-08-2013 30-08-2017 Onafhankelijk bestuurder Benoemd als bestuurslid namens werkgeversorganisaties: Leden Vanaf Tot De heer A.A. Kiffen secretaris 03-12-2012 03-12-2016 Mevrouw P.A. de Bruijn bestuurslid 03-05-2013 03-05-2017 De heer R.A. Foudraine ex-plv 13-06-2006 06-12-2013 voorzitter ex-bestuurslid 11-04-2006 11-02-2013 De heer R. de Wildt Organisatie Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland Vanaf 6 december 2013 is een zetel voor een bestuurslid namens de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO vacant. Benoemd als bestuurslid namens werknemersorganisaties: Leden Mevrouw E. Lundgren De heer J.P.M. Janssen De heer R.W. Vlietman Vanaf plv. secretaris bestuurslid bestuurslid Tot 30-08-2012 30-08-2016 Organisatie FNV Bondgenoten 01-01-2001 01-01- 2017 FNV Bondgenoten 21-12-2006 21-12- 2014 CNV Vakmensen Bestuur en dagelijkse leiding Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds, alsmede overeenkomstig de vastlegging in de ABTN. Het bestuur vertegenwoordigt het bedrijfstakpensioenfonds en draagt de (eind)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregelingen en het daartoe behorende pensioen- en beleggingsbeleid. Het bestuur vergadert minimaal twaalf keer per jaar. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Al naar gelang de omvang van onderwerpen, kan het beleggingsbeleid in aparte vergaderingen van het bestuur worden behandeld. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door beleggingsadviseur van Strategeon Investment Consultancy te Amsterdam (Schiphol). Daarnaast maakt het bestuur gebruik van externe deskundigen. Het bestuur heeft tijdens het boekjaar 2013 twintig maal een vergadering gehouden. Hiervan waren drie vergaderingen geheel gewijd aan het beleggingsbeleid van het fonds. 5 Het Dagelijks Bestuur van het fonds is in de bestuursvergadering van 26 juli 2013 ingesteld en bestaat uit de onafhankelijk voorzitter, de secretaris van het bestuur en de plaatsvervangend secretaris van het bestuur. In het Dagelijks Bestuur wordt de voortgang van alle acties en activiteiten van het fonds besproken en worden de vergaderingen voorbereid. Samenstelling Dagelijks Bestuur per 31 december 2013: Leden Organisatie De heer J.H.M. van de Vall De heer A.A. Kiffen Mevrouw E. Lundgren Onafhankelijk voorzitter Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO FNV Bondgenoten Het Dagelijks Bestuur is in 2013 vijftien maal bijeengekomen. Commissie Voorbereiding Beleggingen In de bestuursvergadering van 26 juli 2013 is de Commissie Voorbereiding Beleggingen ingesteld. De Commissie Voorbereiding Beleggingen bereid voor het bestuur besluiten voor over strategische beleggingen en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer. De commissie houdt toezicht op het financieel pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages en worden vergaderingen voorbereid. De commissie laat zich adviseren door Strategeon Investment Consultancy te Amsterdam (Schiphol). De commissie is paritair samengesteld. Samenstelling Commissie Voorbereiding Beleggingen per 31 december 2013: Leden Organisatie Mevrouw E. Lundgren De heer A.A. Kiffen FNV Bondgenoten Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO De Commissie Voorbereiding Beleggingen is in 2013 vier maal bijeengekomen. Risicocommissie In de bestuursvergadering van 26 juli 2013 is de Risicocommissie ingesteld. De Risicocommissie onderzoekt en beoordeelt alle risico’s van en voor het pensioenfonds en geeft hierover gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur. Eind 2013 heeft de commissie het beleidsdocument Integraal Risicomanagement (IRM) voorbereid. Het beleidsdocument Integraal Risicomanagement (IRM) beschrijft de invulling van het integraal risicomanagement door het fonds. Samenstelling Risicocommissie per 31 december 2013: Leden Organisatie Mevrouw P.A. de Bruijn De heer A.A. Kiffen Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO De Risicocommissie is in 2013 drie maal bijeengekomen. 6 Communicatiecommissie Het bestuur heeft een communicatiecommissie ingesteld. Doel van de commissie is om de communicatie en informatieverstrekking aan de aangesloten werkgevers en deelnemers aan BPFV op een duidelijk en begrijpelijk niveau te verzorgen. Hierbij zullen nieuwe ontwikkelingen en voorschriften worden gevolgd. De commissie laat zich adviseren door Towers Watson Netherlands B.V.. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie De heer A.A. Kiffen De heer R.W. Vlietman De heer M.G. Haenen Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO CNV Vakmensen Lid deelnemersraad en verantwoordingsorgaan De Communicatiecommissie is in 2013 vijf maal bijeengekomen. Commissie van beroep Indien een geschil ontstaat tussen het bedrijfstakpensioenfonds en een belanghebbende bij het bedrijfstakpensioenfonds (zie klachten- en geschillenprocedure op de website www.bpfv.nl), dient de belanghebbende zich te wenden tot het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds. Indien het bestuur en de belanghebbende niet tot een oplossing van het geschil komen, kan de belanghebbende zich wenden tot de commissie van beroep. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Functie De heer Mr. L. van der Ziel De heer B.O. Kok Mevrouw C. Paccoud-Rorrive De heer F.P.H.J. Kuster jurist voorzitter commissielid commissielid De commissie van beroep is in 2013 niet bijeen geweest. In 2013 is geen geschil ingediend bij de commissie van beroep. Paritaire commissie Door de Bedrijfstakpensioenfondsen voor de Groothandel in Vlakglas en Verf enerzijds en voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf anderzijds is een gezamenlijk paritaire commissie ingesteld die grensgevallen met betrekking tot de verplichtstelling bespreekt en zonodig een relatiebeheerder inschakelt. De paritaire commissie is in 2013 niet bijeengekomen. Wel hebben er schriftelijke voorleggingen plaatsgevonden. 7 Samenstelling namens BPFV per 31 december 2013: Leden Organisatie De heer R.W. Vlietman De heer A.A. Kiffen CNV Vakmensen Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO Uitvoering pensioenadministratie De pensioenadministratie van het bedrijfstakpensioenfonds is tot 31 december 2013 uitgevoerd door GBO Facilitair Bedrijf B.V. In verband met het faillissement van GBO Facilitaire Bedrijf B.V. wordt per 1 januari 2014 de pensioenadministratie volledig uitgevoerd door AZL te Heerlen. Uitvoering financiële administratie De financiële administratie van het bedrijfstakpensioenfonds is tot 31 december 2013 uitgevoerd door GBO Facilitair Bedrijf B.V. In verband met het faillissement van GBO Facilitaire Bedrijf B.V. wordt per 1 januari 2014 de financiële administratie uitgevoerd door AZL te Heerlen. Vermogensbeheerders De externe vermogensbeheerders zijn: Naam Kempen Capital Managment PIMCO State Street Global Advisors Schretlen & Co N.V. Gevestigd Amsterdam Londen Parijs Amsterdam De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor de selectie en timing van de transacties in de door hen beheerde portefeuilles binnen de geldende mandaten. Actuaris en accountant Het bestuur heeft met ingang van 1 oktober 2012 de heer H. Zaghdoudi van Towers Watson Netherlands B.V. benoemd tot adviserend actuaris. De adviserende actuaris adviseert het bestuur onder meer over de financiële opzet van het fonds en het premieniveau van de pensioenregeling. Als waarmerkend actuaris heeft het bestuur de heer F. Verschuren van Sprenkels & Verschuren B.V. te Amsterdam benoemd. De waarmerkend actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate waarin de verplichtingen van het fonds door aanwezig vermogen worden afgedekt. Het bestuur heeft de heer H. van der Rijst van PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Amsterdam tot externe accountant benoemd. De accountant controleert de jaarrekening, de verslagstaten en rapporteert jaarlijks de bevindingen aan het bestuur. 8 Pension Fund Governance Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de star-principes voor goed bedrijfstakpensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, ‘PFG’) verankert in het wettelijke kader. De 32 principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. De principes zijn verplicht van toepassing vanaf boekjaren beginnend op of na 1 januari 2008. Het beleid van het bedrijfstakpensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in: - het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s; - integriteit; - de soliditeit van het bedrijfstakpensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het bedrijfstakpensioenfonds kunnen aantasten; - het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te maken. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft op de volgende wijze invulling gegeven aan medezeggenschap binnen het bedrijfstakpensioenfonds: - Instelling deelnemersraad; - Instelling intern toezicht; - Instelling compliance officer; - Instelling verantwoordingsorgaan. Deelnemersraad Sinds 18 juni 2003 kent de stichting een deelnemersraad. De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en gepensioneerden en vergadert tweemaal per jaar samen met het (dagelijks) bestuur. Bij belangrijke wijzigingen, zoals omschreven in de ABTN en het reglement van de deelnemersraad, vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. De deelnemersraad bestaat uit: Leden Functie Namens De heer M.G. Haenen voorzitter De heer Th. Schoonus De heer W.C.A. Roose De heer R. Dusseldorp De heer R. Nijskens lid secretaris lid lid Centrale Samenwerkende Ouderenorganisatie FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten Actieve deelnemers Actieve deelnemers De deelnemersraad heeft in 2013 vier maal vergaderd, waarvan twee maal met het dagelijks bestuur. Intern toezicht Het intern toezicht vindt eens in de drie jaar plaats tenzij het bestuur een eerdere visitatie nodig acht. Voor het interne toezicht over het kalenderjaar 2012 is destijds VCHolland te Utrecht gevraagd. De bevindingen van dit interne toezicht zijn reeds in het jaarverslag over 2012 opgenomen. 9 Compliance officer Tot 31 december 2013 was de heer Th. van der Zwaan door het bestuur benoemd als compliance officer. De voornaamste taken van de compliance officer is het toetsen op de naleving van de gedragscode door het bestuur en de medewerkers van het GBO Facilitair Bedrijf. Over 2013 zijn geen overtredingen gemeld of geconstateerd. Per 1 januari 2014 is de heer B.M. Peters van NCI benoemd als compliance officer. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan is op 1 januari 2008 ingesteld en als volgt samengesteld: Leden Functie Namens De heer M.G. Haenen lid De heer Th. Schoonus De heer W.C.A. Roose De heer R. Dusseldorp De heer P. Zock lid secretaris lid secretaris De heer T. Grootjen voorzitter Centrale Samenwerkende Ouderenorganisatie FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten Actieve deelnemers Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 vier maal vergaderd, waarvan twee maal met het dagelijks bestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening en rapporteert hierover. Het rapport van het verantwoordingsorgaan vindt u terug in dit jaarverslag. De Werkgroep Toekomst bestaat uit de volgende leden: Leden Organisatie De heer J.H.M. van de Vall De heer A.A. Kiffen Mevrouw E. Lundgren Onafhankelijk voorzitter Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO FNV Bondgenoten 10 2. Bestuursaangelegenheden Het bedrijfstakpensioenfonds verkeerde in 2013 in een dekkingstekort. Vanaf 1 januari 2009 heeft het bedrijfstakpensioenfonds een herstelplan dat is goedgekeurd door de toezichthouder DNB op 12 november 2009. Onderdeel van dit herstelplan is een korte termijnherstelplan dat loopt tot 31 december 2013. In dit korte termijnherstelplan is de eis opgenomen dat de kostendekkende premie moet bijdragen aan herstel. Middels een brief van d.d. 4 mei 2011 heeft toezichthouder DNB in aanvulling op en onder verwijzing naar een brief van 1 november 2010 laten weten dat het bedrijfstakpensioenfonds ter zake van de kostendekkende premie over 2011 af mag wijken van deze eis. Voorwaarde is wel dat het bedrijfstakpensioenfonds vóór 1 januari 2012 een kostendekkende premie moet hebben vastgesteld en in 2011 werkt aan een structureel sluitende financiële opzet welke moet worden vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Deze nieuwe financiële opzet moest uiterlijk bij de premiestelling voor het jaar 2012 functioneren. Vanaf 2012 heeft het bedrijfstakpensioenfonds verder gewerkt aan de financiële opzet en de vaststelling van een kostendekkende premie voor 2013. Voorzien werd dat de kostendekkende premie voor 2013 hoog zou zijn. De vertegenwoordigende partijen in de CAO voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf alsmede op de Vereniging van Verfgroothandel in Nederland (VVVH) hebben gezamenlijk overlegd of een nieuwe pensioenregeling afgesproken moest worden. Het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds heeft partijen van de benodigde informatie voorzien, alsmede een datum gesteld waarvoor een nieuwe regeling afgesproken moest zijn. Doordat vertegenwoordigende CAO-partijen in de Groothandel voor Vlakglas in 2012 geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het pensioenvraagstuk, heeft het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds vanuit haar verantwoordelijkheid een tweetal maatregelen genomen. In de bestuursvergadering van 3 december 2012 heeft het bedrijfstakpensioenfonds de kostendekkende premie voor het jaar 2013 vastgesteld op 28,8% (inclusief 0,4% premie ANWhiaat) van de pensioengrondslagsom. Daarnaast heeft het bedrijfstakpensioenfonds in de vergadering van 7 februari 2013 een kortingsbesluit genomen waarbij is aangegeven dat de pensioenaanspraken en rechten per 1 april 2013 met 5,6% worden verminderd. De toezichthouder DNB heeft naar aanleiding van het opstellen van de evaluatie van het herstelplan 2013, de vastgestelde kostendekkende premie voor 2013, alsmede de genomen kortingsmaatregel op 1 april 2013 van 5,6% geen opmerkingen gemaakt. In 2013 is het fonds gestart met de afkoop van kleine pensioenen waarvan de deelneming twee jaar of langer geleden is beëindigd. De afkoop zal in tranches plaatsvinden. De gewezen deelnemers met een ouderdomspensioen tussen de € 0,01 en € 150,00 hebben een afkoopaanbod gehad. In het totaal zijn bij 2.881 deelnemers de pensioenaanspraken afgekocht met een gemiddelde aanspraak op ouderdomspensioen van € 66,00. 11 Door invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2014 de maximale opbouwpercentages met 0,1% verlaagd. Voor middelloon geldt een maximaal opbouwpercentage van 2,15% en voor eindloon 1,9% bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het fondsbestuur heeft vastgesteld dat hierdoor bij ongewijzigd beleid de pensioenregeling vanaf 1 januari 2014 buiten het wettelijke fiscale kader valt. Na uitgebreid overleg met het bestuur hebben sociale partners de pensioenregeling per 1 januari 2014 als volgt vastgesteld: - - handhaven van de pensioengerechtigde leeftijd op 65 jaar; de opbouw pensioenaanspraken naar 1,84%; handhaven van de huidige nabestaande opbouw, met dien verstande dat voor 2014 de in dat jaar ontstane nabestaande uitkeringen worden gehandhaafd op 60%/70% van 2,1% toekomstige opbouw Ouderdomspensioen; de bijhorende kostendekkende premie is vastgesteld op 25,1% (excl. ANW-hiaat van 0,4%). Op basis van de evaluatie van het herstelplan eind 2012, was de verwachting dat de dekkingsgraad zich in 2013 dusdanig zou ontwikkelen dat deze eind 2013 uit zou komen op 104,4%, waarmee voldaan zou worden aan de wettelijk eisen. Per 31 december 2013 is het herstelplan door het bestuur geëvalueerd. Gedurende 2013 is de rente gestegen. Dit leidde tot een daling van de technische voorzieningen, wat een positief effect van 3,3%-punt had op de dekkingsgraad. Door de gestegen rente zijn de vastrentende waarden echter in waarde gedaald. Hoewel de aandelen flink in waarde zijn gestegen, leidde het rendement op de beleggingen per saldo slechts tot een stijging van de dekkingsgraad van 0,1%. In totaal steeg de dekkingsgraad met 9,7%-punt, waarvan 5,5%-punt als gevolg van de per 1 april doorgevoerde korting van 5,6%. De totale stijging was daarmee echter minder dan de verwachte stijging op basis van de inschatting per eind 2012, waardoor het herstel achter bleef bij de verwachting en een tweede korting noodzakelijk is geworden. Eind januari heeft het bestuur de voorlopige dekkingsgraad van BPFV per eind 2013 vastgesteld op 103,0%. De minimaal vereiste dekkingsgraad aan het eind van 2013 had volgens het vastgestelde herstelplan 104,4% moeten zijn. Als gevolg daarvan heeft het bestuur op 5 februari 2014 besloten opnieuw een kortingsmaatregel te moeten nemen om op de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4%. Per 1 april 2014 worden de pensioenaanspraken en rechten met 1,3% gekort. De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de korting per 1 april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De korting van 1,3% is reeds verwerkt in de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2013 zoals opgenomen in de jaarrekening. In oktober 2013 heeft het Dagelijks Bestuur (DB) van het fonds gesprekken gevoerd met de directie van GBO Facilitair Bedrijf inzake een mogelijk op handen zijnde faillissement van GBO Facilitair Bedrijf, de administrateur van het fonds. Tegelijkertijd is met AZL gesproken over het overnemen van de pensioenadministratie. AZL heeft aangegeven bereid te zijn om de uitvoering van de administratie over te nemen. Omdat het DB het risico als aanzienlijk beoordeelde, is besloten contact op te nemen met De Nederlandsche Bank (DNB). Met DNB is een aantal onderwerpen besproken waaronder het uitbestedingsrisico. Het DB heeft een update gegeven van de stand van zaken en van de zaken die op dat moment al waren veilig gesteld. 12 Met DNB is besproken dat een risico inventarisatie/draaiboek wordt gemaakt met een planning en aanwijzing van de verantwoordelijke voor de uitvoering. Het draaiboek is vrijdag 25 oktober in het bestuur BPFV besproken en conform het verzoek van DNB, aan DNB gezonden. Het faillissement van GBO Facilitair Bedrijf is uitgesproken op 31 december 2013. Het bestuur heeft in samenwerking met sociale partners een werkgroep Toekomst opgericht. Deze werkgroep is samengesteld uit leden van CAO-onderhandelaars (Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO, FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen), vertegenwoordigers van de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland, een afvaardiging van bestuursleden BPFV, een vertegenwoordiger van de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO en de adviserend actuaris. De werkgroep houdt zich bezig met de toekomst van het fonds, daarnaast brengt de werkgroep de aangekondigde wetswijzigingen 2014 en 2015 in kaart, zodat snel geschakeld kan worden als alle wetgeving definitief is. In de werkgroep Toekomst is in 2013 gesproken over een eventuele fusie met andere bedrijfstakpensioenfondsen. De stijgende kosten, toegenomen regeldruk en zwaardere governance zijn de redenen om naar fusiepartners om te zien. Belangrijke uitgangspunten voor sociale partners en bestuur bij deze besprekingen zijn: - Kostenreductie - Behoud van eigen arbeidsvoorwaarden - Governance - Omvang Het bestuur en sociale partners hebben eind 2013 met een groot aantal bedrijfstakpensioenfondsen gesproken. Het Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel blijkt op dit moment de beste partner om verder mee te spreken over een eventueel samengaan. De Wet versterking bestuur is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Pensioenfondsen dienen op 1 juli 2014 hun nieuwe bestuursmodel operationeel te hebben. BPFV is al voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel gestart met de oriëntatie op een eventueel nieuw bestuursmodel. Deze verkenningen bestonden uit het bespreken van de veranderende wetgeving tot het verkennen van andere modellen bij andere pensioenfondsen. Na het inwerkingtreden van de wetgeving is het fonds aan de hand van het opstellen van criteria en de evaluatie van het huidige bestuursmodel tot een keuze voor het nieuwe bestuursmodel gekomen; het paritaire bestuursmodel. In dit traject heeft het fonds sociale partners, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan gekend. Begin 2014 is het bestuur gestart met de implementatie van het nieuwe bestuursmodel. Hiervoor is het geschiktheidsbeleidsplan geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wetgeving. Er is een functieprofiel opgesteld voor de door verkiezingen aan te wijzen bestuurders die de gepensioneerden vertegenwoordigden. Verkiezingen worden in het voorjaar van 2014 georganiseerd. Statuten en reglementen worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. De deelnemersraad legt per 1 juli 2014 haar taken neer. Het verantwoordingsorgaan krijgt nieuwe taken en neemt ook taken van de verdwenen deelnemersraad over. De raad van toezicht zal het intern toezicht voor haar rekening nemen. Aan de invulling van de raad van toezicht wordt gewerkt. De visitatiecommissie die voor 1 juli 2014 belast was met het toezicht op het fonds zal deze taak neerleggen. 13 Naast de Wet versterking bestuur volgt het fonds ook de Code Pensioenfondsen die de Wet versterking bestuur op bepaalde aspecten nader invult. De Code Pensioenfondsen is tot stand gekomen door samenwerking van de Pensioenfederatie met de Stichting van de Arbeid. De Code Pensioenfondsen treedt per 1 juli 2014 in werking. Echter bij de implementatie van het nieuwe bestuursmodel dient het fonds rekening te houden met deze normen. Overigens is het toegestaan om van de Code Pensioenfondsen af te wijken, maar in dat geval zal dat moeten worden toegelicht in het jaarverslag. Naleving wet- en regelgeving Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat: - het pensioenfonds in het boekjaar 2013 geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd; - het pensioenfonds in het boekjaar 2013 geen aanwijzingen als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet zijn gegeven; - in het boekjaar 2013 geen bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet is aangesteld; - een korte termijnherstelplan van toepassing is; - een lange termijnherstelplan van toepassing is. 3. Financiële informatie Financieel crisisplan Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende voorbereid op een snelle verslechtering van de financiële positie. Daarom moeten sinds 2012 alle pensioenfondsen verplicht als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), een financieel crisisplan opstellen. Het financiële crisisplan geeft aan welke acties het fonds onderneemt in een crisissituatie. Dit is een ander plan dan het herstelplan. Het herstelplan geeft aan hoe het fonds de huidige financiële positie verbetert. Het crisisplan beschrijft hoe het fonds omgaat met een plotselinge verandering in de economische situatie (de schokbestendigheid) van het fonds. Het bestuur is hiermee begin 2012 aan de slag gegaan. Nadat ook de deelnemersraad positief had geadviseerd is het financieel crisisplan in 2012 vastgesteld en aan de ABTN is toegevoegd. DNB en AFM evalueerden in de loop van 2012 de kwaliteit van financiële crisisplannen van verschillende pensioenfondsen. Ze publiceerden in december 2012 een document met voorbeelden van good and bad practices. De toezichthouders verwachten dat fondsen hun crisisplannen daarmee verbeteren. Het bestuur heeft naar aanleiding van de aanbevelingen in 2013 het financieel crisisplan aangepast. Uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer Begin 2011 publiceerde de AFM de resultaten van een verkennend onderzoek naar de hoogte en impact van administratie- en beleggingskosten bij pensioenfondsen. In het onderzoeksrapport Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht concludeert de toezichthouder dat door betere kostenbeheersing vooral kleinere en middelgrote pensioenfondsen kunnen besparen. De meeste pensioenfondsen hebben nog onvoldoende inzicht in hun kosten. De AFM vindt dat ook deelnemers geïnformeerd moeten worden over de kosten, omdat deze grote invloed hebben op de uiteindelijke pensioenuitkering. Het onderzoek van de AFM was voor de minister van SZW aanleiding om de pensioensector aan te sporen de uitvoeringskosten inzichtelijker te maken. Aan die oproep gaf de Pensioenfederatie in november gehoor met het uitbrengen van de Aanbevelingen Uitvoeringskosten. De Pensioenfederatie roept alle pensioenfondsen op de aanbevelingen toe te passen. 14 In onderstaande tabel zijn de gemiddelde kosten van de pensioenuitvoering per deelnemer te zien. De kosten van de uitvoering omvatten alle kosten voor pensioenuitvoering. Het aantal deelnemers betreft alle actieve deelnemers en gepensioneerden op jaareinde. Aantal deelnemers ultimo jaar Uitvoeringskosten Kosten per deelnemer in EUR 9 2013 2012 2011 9.027 2.573 285 9.245 2.174 235 9.600 1.935 202 De kosten per deelnemer zijn gestegen doordat er in 2013 veel communicatie is geweest naar niet-actieve deelnemers waaronder over korting van aanspraken en afkoop van kleine pensioenen. In de berekening van de gemiddelde kosten per deelnemer worden de in-actieve deelnemers niet meegenomen. Echter er zijn voor deze groep wel kosten gemaakt. In onderstaande tabel zijn de kosten van het vermogensbeheer uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Kosten vermogensbeheer 2013 Bedragen % van gemiddeld belegd vermogen Prestatievergoeding Managementfee Advieskosten vermogensbeheer Bewaarloon Administratie kosten Totale kosten vermogensbeheer 1.148 680 215 40 345 2.428 0,22 0,13 0,04 0,01 0,07 0,47 Transactiekosten 1.545 0,30 De totale kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan uit performance vergoedingen, de management fees, de advieskosten vermogensbeheer en overige kosten. De performance vergoeding is gerelateerd aan het mandaat van PIMCO en wordt berekend over een drie jaars gemiddelde performance ten opzichte van de benchmark. In 2013 lag de gemiddelde outperformance iets lager dan in 2012, waardoor de performance vergoeding 0,5 mln. lager lag dan voorgaand jaar. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Bij de inschatting van de transactiekosten van de vastrentende waardenportefeuille is uitgegaan van het model van de Pensioenfederatie, maar is ook rekening gehouden met het niet bestaan van een bid-ask spread voor bepaalde transacties, zoals obligaties uitgegeven in de primaire markt en bepaalde kortlopende geldmarkttransacties (uitgevoerd binnen het LDI-mandaat). 9 Actieve deelnemers en gepensioneerden 15 Integraal Risicomanagement (IRM) BPF Vlakglas begeeft zich in een complexe omgeving met ontwikkelingen die invloed hebben op bestaande risico’s dan wel het ontstaan van nieuwe risico’s. Het voorkomen dan wel vermijden van risico’s is geen doel op zich voor het fonds. Immers juist het nemen van risico’s kan ook bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Het bestuur streeft naar een goede beheersing van risico’s. In 2013 is het bestuur begonnen met het opzetten van een raamwerk Integraal Risicomanagement (IRM). Het bestuur, dat hierdoor een continue lerende organisatie wordt, verwezenlijkt hiermee dat zij zich kan aanpassen aan risico’s in een continue veranderende omgeving. Het bestuur wil met dit raamwerk bewerkstelligen dat risico’s in onderlinge samenhang worden bekeken en bepalen welke strategie voor de risico’s gewenst is, gegeven de risk appetite. Het bestuur wil tevens bewerkstelligen dat beheersmaatregelen consistent zijn doorgevoerd op basis van de gekozen risicostrategie. Door de concrete invulling van het IRM wil het bestuur pro actief risico’s kunnen signaleren en zelf het raamwerk van risicomanagement evalueren en bijsturen. Het bestuur heeft hiervoor een beleidsdocument opgesteld. Het beleidsdocument beschrijft de invulling van de governance structuur, de doelstellingen en overall risk appetite van het fonds. BTW-vraagstuk In opdracht van het bestuur van het fonds heeft PWC Belastingadviseurs onderzoek gedaan naar de afdracht van de BTW door BPF Vlakglas over de periode 2009 - 2013. Recent is er een oordeel uitgesproken in de ATP- en PPG-arresten. Beide uitspraken zijn van belang voor de btw-positie van BPF Vlakglas in 2009-2013, daarnaast zijn de uitspraken van belang voor de toekomstige positie. Er is nog geen aangifte ingediend bij de belastingdienst derhalve is er nog geen bedrag opgenomen in de jaarrekening. Dekkingsgraad De ontwikkeling van de dekkingsgraad per jaareinde is als volgt: Dekkingsgraad per jaareinde (in %) Vereiste dekkingsgraad (in %) Minimaal vereiste dekkingsgraad (in %) 2013 2012 2011 104,3 112,4 104,4 98,9 111,9 104,4 89,7 111,8 104,5 Dekkingstekort en reservetekort Per 31 december 2013 bevond het bedrijfstakpensioenfonds zich in een situatie waarbij zowel sprake was van een dekkingstekort als een reservetekort. Het herstel blijft achter op het herstelplan. 16 Het bestuur heeft in 2009 een geïntegreerd herstelplan opgesteld en vastgesteld in overeenstemming met artikel 16 en 17 van het Besluit FTK Bedrijfstakpensioenfondsen, dat bestaat uit een korte- en lange termijnherstelplan. DNB heeft het korte- en lange termijnherstelplan separaat beoordeeld. De goedkeuring van DNB is ontvangen d.d. 12 november 2009. Jaarlijks wordt het herstelplan in januari geëvalueerd en ter beoordeling voorgelegd aan DNB. Op basis van de evaluatie van het herstelplan per eind 2013 bleek de dekkingsgraad van het pensioenfonds uit te komen op 103,0%. Hierdoor bleek een tweede korting van 1,3% per 1 april 2014 benodigd om aan de wettelijke vereisten voor herstel te voldoen. De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de korting per 1 april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De deelnemers hebben tevens bericht ontvangen dat op 31 december 2013 het korte termijnherstelplan is afgelopen. Toeslagverlening De toeslagverlening binnen het bedrijfstakpensioenfonds is afhankelijk van de financiële situatie van het bedrijfstakpensioenfonds. De toeslagverlening is voorwaardelijk en het besluit tot toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur genomen. Het bedrijfstakpensioenfonds probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met 50% van de loonontwikkeling cq de prijsinflatie. Dit noemen wij onze toeslagambitie. Het toeslagbeleid van het bedrijfstakpensioenfonds staat indexatie toe indien de dekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. Aangezien het bedrijfstakpensioenfonds zowel per einde kalenderjaar 2011 als 2012 in onderdekking is heeft het bestuur besloten voor 2012 en 2013 geen toeslag (indexatie) toe te kennen. Indien in het verleden geen volledige indexatie heeft plaatsgevonden kunnen onder bepaalde omstandigheden inhaalindexaties worden toegekend. Toekenning van inhaalindexaties vereist een hoge dekkingsgraad. In de huidige situatie verwacht het bestuur niet binnen afzienbare tijd inhaalindexaties te kunnen toekennen. Het bestuur zal jaarlijks de hoogte specificeren van de toegekende indexatie ten opzichte van de volledige indexatie. Deze specificatie is voor actieve deelnemers en inactieve deelnemers (premievrije deelnemers en de gepensioneerden) als volgt: Overzicht Toeslagen Jaar 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 Actieve deelnemers Toegekend Ambitie % % 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 2,750 2,500 0,000 0,000 1,500 0,000 0,000 0,000 0,627 0,627 1,510 1,510 2,500 0,000 0,500 1,500 Inactieve deelnemers Verschil Toegekend Ambitie Verschil % % % % 0,000 0,000 0,000 0,627 0,627 1,510 -1,375 0,000 0,000 0,500 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 1,290 1,720 0,000 0,000 1,500 0,840 1,050 1,170 0,635 0,595 1,245 0,581 1,160 1,670 1,240 2,210 0,840 1,050 1,170 ,0635 0,595 1,245 -0,710 -0,560 1,670 1,240 0,620 De toeslagambitie van BPFV is met ingang van 2007 op 50% van loonontwikkeling c.q. de prijsinflatie gesteld. 17 4. Risicoparagraaf ALM-studie In 2013 is door Towers Watson Netherlands B.V. een Asset Liability Managementstudie (ALM) uitgevoerd voor het fonds. Met de ALM-studie maakt het bestuur de financiële risico’s die het fonds op lange termijn loopt kwantitatief zichtbaar, alsook de mate waarin de inzet van sturingsmiddelen deze risico’s kan beïnvloeden. De uitkomsten van de ALM-studie zijn een hulpmiddel om te bepalen of het financiële en beleggingsbeleid aanpassing behoeft om zodanig beter te kunnen voldoen aan de lange termijn doelstellingen van het fonds. Daarmee is de ALManalyse een risicobeheersinginstrument voor het bestuur. De volgende doelstellingen van het fonds zijn in de ALM-studie als uitgangspunt genomen: - Het veiligstellen van nominale rechten voor de deelnemers - De toeslagambitie van het fonds - Een stabiele en zo laag mogelijke pensioenpremie De doelstellingen worden in de ALM studie getoetst met behulp van risico- en rendementsmaten met een horizon van 15 jaar. Actuariële risico’s Door toepassing van de prognosetafels AG 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte wordt gereserveerd voor een in de toekomst verwachte verbetering van de overlevingskansen (langleven risico). Overige relevante actuariële risico's waar rekening mee wordt gehouden zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Beleggingsrisico’s Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta's en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet in op maximalisatie van het rendement op het vermogen tegen een acceptabel beleggingsrisico en kostenniveau. Marktrisico Marktrisico is het risico dat beleggingen in waarde dalen als gevolg van veranderingen in de marktprijs, bijvoorbeeld koersdalingen op de aandelenmarkt of een rentestijging op de rentemarkt. De volatiliteit is een maatstaf die aangeeft wat de kans is op waardedalingen (gebaseerd op historie). Beleggingen kunnen ook dalen als gevolg van een gebrek aan liquiditeit op de markt (van belang als het pensioenfonds een verkooptransactie uitvoert). Verschillende risico’s kunnen elkaar versterken of werken juist diversifiërend. Om die reden wordt het risico van marktwaardebewegingen op totaalniveau getoetst. Beheersmaatregelen: - gewenste marktrisico’s worden meegenomen in de ALM-studie. Het betreft de risico’s waarvoor gekozen wordt op basis van risico/rendement verwachtingen (er staat naar verwachting een beloning tegenover het nemen van deze risico's); - ‘ongewenste’ risico’s zoals concentratierisico, tegenpartijrisico en waarderingsrisico worden via vermogensbeheerovereenkomsten en beleggingsrichtlijnen zoveel mogelijk beheerst. 18 Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lager vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico. Door middel van vastrentende waarden (o.a. staats- en bedrijfsobligaties) en rentederivaten (renteswaps) werd het renterisico voor 70% afgedekt in 2013. Dit percentage renteafdekking is in de ALM-studie van eind 2013 als optimaal percentage voor dit fonds bevestigd. De vermogensbeheerder heeft slechts beperkte vrijheid (plus en minus 5% renteafdekking) om van de 70% afdekking af te wijken. Risico zakelijke waarden Dit is het koersrisico van beleggingen in de aandelenmarkt en in hedge funds. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een rendement gehaald dat het fonds benut om haar doelstellingen (waaronder indexatie van pensioenen) na te streven. Conform de ALMstudie is begin 2013 bepaald dat 30% van de beleggingsportefeuille wordt belegd in zakelijke waarden (met name aandelen). Een klein deel (minder dan 1%) werd belegd in hedge funds. Het fonds had hier reeds een verkoopopdracht voor opgegeven, maar die kon niet eerder dan januari 2014 worden uitgevoerd. Door koersbewegingen heeft de daadwerkelijke allocatie naar zakelijke waarden gedurende het jaar bewogen rond de 30%. Het risico op zakelijke waarden wordt beheerst doordat het pensioenfonds gekozen heeft voor een passieve wijze van beheer van de aandelenportefeuille. Dat wil zeggen dat de vermogensbeheerder geen vrijheid heeft om naar eigen inzicht aandelen te selecteren, maar dat er een vaste marktbenchmark wordt gevolgd. Daarnaast vindt spreiding binnen het aandelenmandaat naar regio plaats doordat er wereldwijd wordt belegd, dus zowel in aandelen uit ontwikkelde als opkomende landen. Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van pensioen aantast in termen van koopkracht en het pensioenfonds niet volledig kan indexeren. Het inflatierisico kan worden verkleind door inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen. Op grond van de ALM-studie heeft het fonds besloten om het inflatierisico niet expliciet af te dekken. Valutarisico Valutarisico is het risico op een daling van de waarde van de beleggingsportefeuille door valutaontwikkelingen, als gevolg van verliezen op posities in beleggingstitels in vreemde valuta. Binnen de vastrentende waarden portefeuille is de belegging in buitenlandse valuta beperkt en het aanwezige valutarisico wordt grotendeels afgedekt door de vermogensbeheerder. Binnen de aandelenportefeuille wordt een groot deel belegd in aandelen buiten de Eurozone. Het valutarisico wordt voor circa 70% van de marktwaarde van de beleggingen genoteerd in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden afgedekt. Met betrekking tot de bovenstaande valuta-afdekkingsregel wordt het belang in aandelen uit opkomende markten daarbij geacht voor 50% te bestaan uit dollar risico. De custodian is verantwoordelijk voor de valuta-afdekking. 19 Grondstoffenrisico In het beleggingsbeleid 2013 is geen allocatie naar grondstoffen opgenomen. Het grondstoffenrisico is daarom niet direct aanwezig. Kredietrisico Dit betreft het risico op een daling van de waarde van vastrentende beleggingsinstrumenten als gevolg van een wijziging in de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling of het instrument. Dit risico bestaat bij alle vastrentende waarden, dus zowel bij vastrentende waarden uitgegeven door overheden als bedrijven. Tevens is kredietrisico het risico op waardeverliezen als gevolg van een daling in de kredietwaardigheid van partijen waarop vorderingen uitstaan. Dit is in feite tegenpartijrisico: het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen van het pensioenfonds nauwgezet geselecteerd (o.a. eisen ten aanzien van de kredietwaardigheid). Bij het afsluiten van derivaten met tegenpartijen vindt daarnaast op dagelijkse basis onderpanduitwisseling plaats. Binnen de vastrentende waardenportefeuille wordt bewust kredietrisico genomen op landen en bedrijven, afhankelijk van het type obligatie. Om deze risico's te beheersen zijn in het beleid beperkingen opgelegd wat betreft de maximale allocatie naar verschillende type obligaties en de lagere ratingcategorieën. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is op verschillende manieren aanwezig bij het pensioenfonds. Marktliquiditeitsrisico is het risico dat de beleggingen onvoldoende snel, dan wel niet tegen acceptabele prijzen kunnen worden omgezet in liquide middelen. Dit risico is beperkt daar er grotendeels in liquide instrumenten wordt belegd. Illiquide beleggingen waren in 2013 wel aanwezig op kleine schaal, maar het belang is begin 2014 verkocht. Daarnaast is er liquiditeitsrisico aanwezig in de vorm van cash flow risico, ofwel de toereikendheid van liquide middelen voor betalingsverplichtingen. Het fonds zorgt ervoor dat de bezittingen en binnenkomende kasstromen voldoende zijn om aan de benodigde betalingsverplichtingen te voldoen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met liquiditeiten die benodigd kunnen zijn als gevolg van het storten van onderpand ten behoeve van derivatenposities. Het fonds houdt voldoende liquide middelen en obligaties aan om het onderpandrisico te minimaliseren. Concentratierisico Het concentratierisico is het risico dat zich voordoet als een groot deel van het vermogen bij één debiteur of binnen één beleggingscategorie of regio geconcentreerd is. Indien deze debiteur failliet gaat of binnen de betreffende categorie of regio grote koersverliezen plaatsvinden, heeft dit een significante impact op het vermogen. Om dit risico te beperken is in de beleggingsportefeuille van het fonds spreiding aangebracht over beleggingscategorieën, regio's (binnen de aandelenportefeuille) en zijn er restricties opgenomen met betrekking tot de maximale allocatie naar de verschillende type instrumenten en ratingcategorieën (binnen vastrentende waarden). Het pensioenfonds monitort de naleving van de restricties op dagbasis. 20 Uitbestedingsrisico Het fonds beheerst operationele risico’s door met haar contractpartners afspraken te maken aangaande een deugdelijke functiescheiding, een goed beschreven administratieve organisatie en toezicht op de naleving van de afgesproken procedures. Van de contractpartners wordt verder verwacht dat over de beheersing van de operationele risico’s wordt gerapporteerd op basis van vooraf overeengekomen parameters. Verder worden tijdens het jaarwerkproces de uitbestede bedrijfsprocessen getoetst, aan de hand van ISAE 3402 rapporten. 5. Pensioenparagraaf Voor 2013 gelden de volgende kerncijfers en premiepercentages: Pensioenpremie ( percentage van de pensioengrondslag) Premie ANW hiaat ( percentage van de salarissom) Premie compensatieregeling ( percentage van de salarissom) Maximum pensioengevend salaris in EUR Franchise PR 2000 Franchise PR 2007 2013 % 2012 % 28,40 0,40 0,45 28,50 0,40 0,45 2013 EUR 2012 EUR 50.853 15.503 13.227 50.065 15.310 13.062 Premiebeleid 2013 In het kader van het herstelplan is het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds overgegaan tot maatregelen in verband met het premiebeleid. Voor 2013 bedroeg de feitelijke premie 28,8% (2012: 28,90%) van de pensioengrondslagsom. Dit is inclusief de ongewijzigde premie voor de Anw-hiaat regeling van 0,4%. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie 2013 EUR 2012 EUR 27.762 19.491 26.480 30.284 20.889 29.892 Kostendekkende premie 2013 Vanaf 2007 geldt voor BPF Vlakglas een kostendekkende premie die gebaseerd is op de nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2007. Binnen deze kostendekkende premie is rekening gehouden met de vanuit FTK voorgeschreven opslagen. Voor de vaststelling van de kostendekkende premie wordt voor BPF Vlakglas uitgegaan van een gedempte disconteringsvoet. Deze disconteringsvoet is door het bestuur vastgesteld op 4,2%. Verder is in de kostendekkende premie geen rekening gehouden met een opslag voor voorwaardelijke indexatie. Voor de pensioenregelingen PR2000 en PR2007 geldt een doorsneepremie van 28,8% (niveau 2013) van de pensioengrondslagsom en 0,45% van de salarissom. Voor de Overgangsregeling VUT geldt een afzonderlijke premie. Het pensioenfonds heeft zijn premiebeleid vastgelegd in de ABTN. 21 De kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme bedraagt voor boekjaar 2013 EUR 27.762. De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties van deze kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijke premie. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft zoals hiervoor aangegeven van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie een disconteringsvoet van 4,2%. De gedempte kostendekkende premie op basis van deze disconteringsvoet voor boekjaar 2013 bedraagt EUR 19.491. Vanwege het feit dat het pensioenfonds eind 2012 in dekkingstekort verkeerde, diende de premie 2013 bij te dragen aan herstel. De kostendekkende premie 2013 op basis van deze premiedekkingsgraadeis bedraagt EUR 26.024. De feitelijke premie ad EUR 26.480 is groter dan de kostendekkende premie op basis van premiedekkingsgraadeis en voldoet derhalve aan de wettelijke vereisten. Het bedrijfstakpensioenfonds ontvangt jaarlijks premies, die zijn onderverdeeld in een werkgevers- en een werknemersbijdrage. De ontvangen feitelijke premie voor boekjaar 2013 bedraagt EUR 26.480. De ontvangen feitelijke premie is voor boekjaar 2013 lager dan de kostendekkende premie, maar hoger dan de gedempte kostendekkende premie. In de gedempte kostendekkende premie voor 2013 is conform de bepalingen in de ABTN een forfaitaire solvabiliteitsopslag meegenomen die gelijk is aan het percentage van het vereist eigen vermogen per 31 december van het voorgaande kalenderjaar. Kostendekkende premie 2014 DNB heeft na overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten pensioenfondsen de mogelijkheid te bieden om voor de premiestelling af te wijken van de minimale premiedekkingsgraadeis van 104,4% in geval van een dekkingstekort. Deze mogelijkheid geldt alleen voor fondsen die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om voor de premiestelling voor 2011 af te wijken van de minimale premiedekkingsgraad van 104,4% in geval van een dekkingstekort. BPFV kon geen gebruik maken van de mogelijkheid om voor de premiestelling af te wijken van de minimale premiedekkingsgraadeis van 104,4%. Voor 2014 heeft het bestuur besloten om de feitelijke premie vast te stellen op 25,50% van de pensioengrondslagsom (de premie voor de Anw-hiaat regeling blijft gelijk). In 2014 wordt de basispremie 25,50% van de pensioengrondslagsom en blijft de premie compensatieregeling 0,45% van de salarissom. Overgangsregeling VUT Het werkgeversaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de overgangsregeling VUT wordt geheven over alle bij de betreffende werkgever in dienst zijnde werknemers. Het bestuur van BPFV heeft besloten om de premie voor de overgangsregeling VUT over 2012 op nihil te stellen. Periodiek evalueert het bestuur van BPFV de premies van de voorwaardelijke overgangsregeling VUT. Uit de in 2012 uitgevoerde herrekening met actuele aannames is gebleken dat vanaf 2013 weer premie moest worden vastgesteld en geheven. 22 Het bestuur van BPFV heeft de premies voor de overgangsregeling VUT over 2013 als volgt vastgesteld: - Werkgeversaandeel 0,93% van het pensioengevend salaris Werknemersaandeel 0,62% van het pensioengevend salaris Het werknemersaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de overgangsregeling VUT wordt alleen geheven over de bij de betreffende werkgevers in dienst zijnde werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en die vanaf 31 maart 2000 onafgebroken verzekerd zijn geweest en dit blijven. 6. Ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving Code Pensioenfondsen De Pensioenfederatie en de STAR ontwikkelden gezamenlijk een Code Pensioenfondsen in het kader van het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. De Code komt in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur uit 2005. Op 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen in werking getreden als document van zelfregulering van de sector. De Code gaat in op het besturen van een pensioenfonds, het intern toezicht daarop en over het afleggen van verantwoording over wat het pensioenfonds doet, wat een pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. Per 1 juli 2014 wordt de Code ook wettelijk verankerd in de Pensioenwet. De Code is gebaseerd op het “pas toe of leg” uit-beginsel. Het volledig volgen van alle normen uit de Code is dus niet verplicht. Wel wordt ieder fonds geacht aan te kunnen geven waarom ze bepaalde afwijkende keuzes hebben gemaakt. Het bestuur heeft vastgesteld dat het fonds voor een groot deel reeds voldoet aan de principes, maar diverse zaken nog wel (beter) vastgelegd moeten worden. Het bestuur is hiermee eind 2013 begonnen. In het jaarverslag 2014 zal een uitgebreider verslag over de naleving van de Code Pensioenfondsen worden opgenomen. Verhoging AOW leeftijd Sinds 1 april 2012 gaat de AOW in vanaf de 65ste verjaardag in plaats van de eerste dag van de maand waarin de verjaardag valt. Daardoor ontstaat een inkomensgat bij mensen met vut, prepensioen of vroegpensioen. De AOW-leeftijd is vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs omhoog gegaan. Dit is in wetgeving vastgelegd. Een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021 is de gecombineerde uitkomst van afspraken uit het Herfstakkoord en het Regeerakkoord van oktober 2012. Door de stapsgewijze leeftijdsverhogingen in de AOW sluiten de pensioenleeftijd en de AOWleeftijd vanaf 2013 niet meer op elkaar aan. De pensioenregeling van het fonds maakt het aansluiten mogelijk doordat vanaf 1 januari 2014 de ingangsdatum van het ouderdomspensioen uitgesteld kan worden, tot uiterlijk 70 jaar. 23 Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen De financiële regels voor pensioenfondsen staan in het Financieel Toetsingskader (FTK). Het FTK is onderdeel van de Pensioenwet. In de zomer van 2013 hield staatssecretaris Klijnsma een consultatie over een voorontwerp voor het nieuwe FTK. In het consultatiedocument werd een scheiding tussen nominale en reële contracten voorgesteld. Na de consultatie koos staatssecretaris Klijnsma alsnog voor één FTK, de zogenaamde tussenvariant. De tussenvariant is te omschrijven als een FTK met het nominale contract als uitgangspunt. Met de introductie van de nieuwe tussenvariant wil Klijnsma ervoor zorgen dat pensioenfondsen oude (nominale) rechten niet hoeven in te varen in een nieuw (reeël) contract. Het ontwerp ligt bij de Raad van Staten, de planning is om het ontwerp naar de Tweede Kamer te sturen juist voor het zomerreces. Aanpassing Witteveenkader In het regeerakkoord is afgesproken om het fiscale kader voor het aanvullende pensioen, het zogeheten Witteveenkader, te versoberen. Het kabinet acht het van belang de ambitie ten aanzien van de pensioenhoogte aan te passen aan het stijgen van de levensverwachting en de trend van langer doorwerken. Dit is goed voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel en draagt bij aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Aanpassing van het Witteveenkader kan op drie manieren plaatsvinden: verhoging van de pensioenrichtleeftijd, verlaging van de maximumopbouwpercentages en een maximering van het pensioengevend loon. Met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is geregeld dat in 2014 de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd (in 2014 naar 67 jaar en vervolgens gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting). Bovendien worden de maximumopbouwpercentages enigszins verlaagd (voor middelloonregelingen van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2% naar 1,9%). Om het Witteveenkader verder aan te passen heeft het kabinet voorgesteld om de maximumopbouwpercentages verder te verlagen en een absolute grens te stellen aan het pensioengevend loon. Hoewel meerdere partijen de noodzaak tot hervorming erkenden, zijn er zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer bezwaren geuit over de invulling en uitwerking hiervan. Deze bezwaren hadden met name betrekking op de omvang van de verlaging van het opbouwpercentage, de door het kabinet verwachte premiedaling, de positie van verschillende inkomensgroepen en de vormgeving van de excedentregelingen. De wetsvoorstellen konden daarom in de oorspronkelijke vorm niet op een meerderheid in de Eerste Kamer rekenen. Daarop heeft het kabinet zeer constructieve gesprekken gevoerd met de verschillende fracties uit de Tweede Kamer. Deze gesprekken hebben tot wijzigingsvoorstellen geleid die aan de bezwaren van de fracties tegemoet kwamen. Deze wijzigingsvoorstellen zijn vervolgens uitgewerkt in wetgeving. Het wetsvoorstel tot invoering van de excedentregelingen is ingetrokken. Maatregelen voor de versterking van de pensioenopbouw van zzp’ers zullen in een afzonderlijk voorstel worden ingediend. Aanpassing van het Witteveenkader heeft ook consequenties voor de pensioenregeling van BPFV. Inmiddels is het overleg hierover met de sociale partners opgestart. 24 Communicatie en informatie Op 29 november 2013 is het voorontwerp van het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie openbaar gemaakt voor consultatie via het internet. Een belangrijk uitgangspunt bij de vernieuwing van de wetgeving op het terrein van pensioencommunicatie is dat het perspectief van de deelnemer centraal staat. Het is wenselijk dat meer dan nu het geval is aangesloten wordt bij de informatiebehoeften en de kenmerken van de deelnemer en zijn manier van informatieverwerking. Dat betekent dat er in de wetgeving meer ruimte zal zijn voor maatwerk door pensioenuitvoerders (vormvrij waar mogelijk, standaardisatie waar nodig), gelaagdheid in informatie, meer mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking en uniforme communicatie over koopkracht en risico’s. Het doel is te komen tot een persoonlijk interactief totaaloverzicht voor alle deelnemers, dat op elk gewenst moment te raadplegen is door de deelnemer. Hiervoor wordt het pensioenregister, naar verwachting ingaande 1 januari 2015, fasegewijs uitgebreid met functionaliteiten. Een dergelijk overzicht, ook wel genoemd een ‘pensioendashboard’, moet in één oogopslag inzicht geven in het te verwachten pensioeninkomen. Ook moet het de financiële gevolgen bij bepalende keuzes of veranderingen in de persoonlijke leefsituatie laten zien. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een concept-convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aanpassen. 7. Beleggingenparagraaf Terugblik op de financiële markten Het jaar 2013 kenmerkte zich door aantrekkende groei in de westerse wereld, waar veel landen uit een jarenlange recessie leken te klimmen. De financiële markten bleven echter – net als in voorgaande jaren – erg afhankelijk van het doen en laten van de grote centrale banken. In de Verenigde Staten dreigde de opmars van de aandelenmarkten verstoord te worden door een naderende afbouw van de monetaire steun ('tapering') door het stelsel van Amerikaanse centrale banken (Fed). Uiteindelijk leidden de gunstige economische vooruitzichten en de dreiging tot afbouw van monetaire steun tot stijgende rentestanden in de VS en Europese kernlanden, maar ook tot forse kapitaalstromen uit de opkomende landen. Zowel de Europese als de Amerikaanse aandelenbeurzen sloten het jaar af met forse plussen. 25 Beleggingsbeleid BPFV Het bestuur van BPFV heeft in 2013 vastgehouden aan de strategie van voorgaande jaren: 70% wordt belegd in vastrentende waarden (vooral obligaties) en 30% in zakelijke waarden (vooral aandelen). Deze verdeling werd gekozen op basis van een lange termijn analyse, afgestemd op de pensioenregeling en het premie- en indexatiebeleid van BPFV. Aan het einde van het jaar heeft het bestuur van BPFV besloten tot het uitvoeren van een nieuwe lange termijn analyse (ALM-studie). Adviserend actuaris Towers Watson heeft een (verkorte) ALM-studie uitgevoerd, waarvan de resultaten in januari 2014 zijn gepresenteerd aan het bestuur. Op basis van deze resultaten heeft het bestuur besloten om de strategische beleggingsmix te handhaven, als ook het percentage renteafdekking. Begin 2013 is de strategische mix binnen de aandelenportefeuille aangepast. Het bestuur heeft besloten om de regio opkomende markten te overwegen ten opzichte van de weging van deze regio binnen de MSCI All Country World Index (MSCI ACWI). Het strategisch gewicht is bepaald op 16,7% (in de MSCI ACWI bedraagt het gewicht ca. 11%). Het aandelenmandaat wordt op passieve wijze beheerd. Het bestuur heeft reeds in 2011 besloten alle alternatieve beleggingen te zullen verkopen ten gunste van de allocatie naar aandelen. Vanwege specifieke verkoopvoorwaarden is de liquidatie van de laatste alternatieve belegging (een belang in een fund-of-hedge funds bij Kempen Capital Management) pas begin 2014 afgerond. Assetmix Het door het bestuur vastgestelde strategische beleggingsbeleid kan als volgt worden samengevat: Feitelijke allocatie (%) Strategische Benchmark allocatie (%) (%) Ultimo 2011 2012 2013 Vastrentende waarden 75,3 74,0 67,9 70,0 64,8 Zakelijke waarden - Aandelen 21,8 25,6 31,6 29,6 34,8 - Vastgoed 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 Overige beleggingen - Hedgefondsen 2,5 0,4 0,5 0,4 0,4 Liquide middelen (excl. valuta- 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 overlay)* Totale portefeuille 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 * in deze tabel worden niet de liquide middelen meegenomen die worden aangehouden op rekeningen buiten de beleggingsportefeuille, zoals die geadministreerd wordt door de custodian. Deze liquide middelen zijn bestemd voor onder andere de afkoop van kleine pensioenen. Ook wordt de verplicht aan te houden buffer in liquide middelen bij Kas Bank ten behoeve van de valuta-afdekking in bovenstaande tabel buiten beschouwing gelaten. 26 Rendement In 2013 bedroeg het totale portefeuillerendement, inclusief het resultaat van het afdekken van valutarisico, 0,51% ten opzichte van een benchmarkrendement van 0,11% (exclusief valutaafdekking respectievelijk -0,32% versus -0,72%). Dit betekent dat BPF Vlakglas een outperformance heeft behaald van 0,40%. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de outperformance binnen het vastrentende waardenmandaat. In onderstaande tabel worden de rendementen over het gehele jaar per beleggingscategorie weergegeven: Vastrentende waarden Rendement (%) Benchmark indices Portefeuille Benchmark -6,35 -8,06 Swapbenchmark, afgestemd op pensioenverplichtingen BPFV (duratie 22,1 jaar per 31/12/2013) Aandelen 16,85 16,54 11,95 (excl. -0,32 6,31 -0,72 (incl. 0,51 0,11 Hedgefondsen Totaal rendement valuta-afdekking) Totaal rendement valuta-afdekking) MSCI World Index Total Return (Net Dividends) MSCI EM Index Total Return (Net Dividends) HFRX Global Hedge Fund Index Vastrentende waarden De voorzichtig aantrekkende groei die zich in de eurozone manifesteerde en de speculatie over een mogelijk afbouwen van de Amerikaanse monetaire steun hebben er voor gezorgd dat zowel de swaprente als de rentes op Nederlandse en Duitse staatsobligaties in 2013 zijn opgelopen. De kredietopslagen zijn in 2013 verder gedaald. De vastrentende waarden portefeuille wordt middels een actief mandaat beheerd door PIMCO. BPFV heeft van de marktontwikkelingen afgelopen jaar geprofiteerd door een deel van de portefeuille te beleggen in bedrijfsobligaties en andere instrumenten met kredietrisico. Ook heeft de rentestrategie die beheerder PIMCO in de LDI-portefeuille heeft ingezet voor BPFV goed uitgepakt: de portefeuille was iets minder rentegevoelig dan de benchmark wat positief uitpakte in een marktomgeving met stijgende rentes. PIMCO behaalde hierdoor een outperformance van 1,71% ten opzichte van de verplichtingenbenchmark. De stijgende rentes hebben er echter wel voor gezorgd dat de totale vastrentende waarden portefeuille in waarde daalde. Deze noteerde namelijk een rendement van -6,35% ten opzichte van -8,06% voor de benchmark. Elk jaar controleert het pensioenfonds in hoeverre de benchmark van het LDI-mandaat (swapbenchmark) aansluit bij het renterisico dat BPFV loopt over de pensioenverplichtingen. In januari 2013 heeft BPFV deze benchmark herijkt. In mei is er opnieuw een benchmarkwijziging geweest na het toepassen van de kortingsmaatregel door BPFV. In 2013 is het strategische percentage renteafdekking van de pensioenverplichtingen ongewijzigd gebleven op 70%. Omdat BPFV niet het gehele renterisico van de pensioenverplichtingen heeft afgedekt, heeft de stijging van de (swap)rente over het jaar per saldo een positief effect gehad op de dekkingsgraad van BPFV. 27 Aandelen De aandelenmarkten in de ontwikkelde landen eindigden 2013 met forse winsten. Aandelen van opkomende landen bleven hierop echter aanzienlijk achter. De invloed van het (naderende) afbouwen van de Amerikaanse monetaire steun, de zorgen omtrent een mogelijke vertraging van de Chinese economische groei en binnenlandse problemen in veel van de opkomende landen hebben deze regio duidelijk parten gespeeld. BPFV laat de aandelenportefeuille volledig passief beheren door State Street Global Advisors (SSgA). In 2013 werd door BPFV belegd in vijf verschillende regiofondsen van SSgA, die elk hun eigen MSCI-benchmark zo nauwkeurig mogelijk trachten te volgen (indexfondsen). De regiofondsen Europa en Noord-Amerika behaalden de hoogste performance (respectievelijk 19,8% en 24,3%). Ook het fonds dat belegt in de regio Pacific en het fonds dat belegt in Israëlische aandelen behaalden positieve rendementen. Enkel het fonds dat belegt in aandelen uit de opkomende markten behaalde een negatief resultaat (-6,6%). Over 2013 behaalde de aandelenportefeuille van BPFV een resultaat van 16,9% versus de performance van de benchmark van 16,5%. Dit resultaat is exclusief de valuta-afdekking van de aandelenportefeuille, die door de custodian van het pensioenfonds (Kas Bank) wordt uitgevoerd. De drie vreemde valuta waarvan het valutarisico ten opzichte van de euro wordt afgedekt (Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen), daalden allen in waarde. Hierdoor had de valuta-afdekking van de aandelenportefeuille een positief effect op de performance van het pensioenfonds (bijdrage van 0,83%). Alternatieve beleggingen Het pensioenfonds heeft in 2011 reeds besloten alle alternatieve beleggingen (beheerd door Kempen Capital Management) te verkopen, maar de laatste belegging kon niet eerder dan januari 2014 worden verkocht vanwege de verkoopvoorwaarden van het beleggingsfonds. Deze belegging behaalde in 2013 een rendement van 11,95% versus een rendement van 6,31% voor de benchmark. Z-score De outperformance heeft voor het jaar 2013 een positieve uitwerking op de Z-score en de daaraan verbonden performancetoets. In onderstaande tabel zijn de Z-scores en performancetoetsen over de afgelopen vijf jaren opgenomen. Jaar 2013 2012 2011 2010 2009 Z-score 0,05 1,72 0,40 1,55 3,92 Performancetoets 4,69 2,77 1,93 1,64 0,93 De performancetoets wordt uitgevoerd op basis van de behaalde Z-scores in de afgelopen vijf jaar. Op basis van deze vijf scores dient het fonds boven 0 uit te komen om de performancetoets te doorstaan. 28 Investment Beliefs In 2013 heeft een update plaatsgevonden van de investment beliefs van BPFV. Met behulp van investment beliefs, of het vastleggen van beleggingsbeginselen, formuleert het pensioenfonds een kader hoe om te gaan met financiële markten en producten. Investment beliefs worden gekarakteriseerd als een goed gedefinieerde visie op de werking van financiële markten en de manier waarop het pensioenfonds hierin acteert om zijn doelstellingen te behalen. De beliefs zijn daarmee een kader voor het bestuur om nieuwe beleggingsmogelijkheden te beoordelen, ze zijn een ijkpunt voor het bestuur in crisistijden en ze maken een duidelijke verantwoording naar de deelnemers, de toezichthouder en andere stakeholders mogelijk. De vastgestelde investment beliefs hebben betrekking op de volgende hoofdpunten: a. Strategie en risicokader b. Mandaten en uitbesteding c. Beleggingsorganisatie d. Werking financiële markten Binnen deze hoofdpunten zijn specifieke onderdelen nader benoemd en toegelicht. De investment beliefs zijn te raadplegen in de Verklaring inzake Beleggingsbeginselen, zoals opgenomen in de ABTN. Vooruitzichten In verband met het aflopen van het korte termijnherstelplan ultimo 2013 is per 1 april 2014 een korting doorgevoerd van 1,3%. Deze korting is noodzakelijk omdat de dekkingsgraad per eind 2013 is vastgesteld op 103,0%, terwijl deze volgens het herstelplan 104,4% had moeten zijn. Iedereen waarvoor de verlaging van toepassing is, heeft rond 20 februari 2014 een brief ontvangen met nadere uitleg. Ondertekening Aldus opgesteld door het bestuur, Woerden, 18 juni 2014 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf ____________________________ De heer J.H.M. van de Vall Voorzitter ____________________________ De heer A.A. Kiffen Secretaris 29 Verslag van het verantwoordingsorgaan Algemeen Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van BPF Vlakglas is per 1 januari 2008 ingesteld. Het VO bestaat formeel uit zes leden waarin de volgende drie geledingen zijn vertegenwoordigd: ■ De binnen het pensioenfonds vertegenwoordigde vakverenigingen, te weten FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen, benoemen elk één lid. Dit kan een zittend lid van de werknemersgeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de werknemersgeleding van het VO moeten deelnemer zijn in het fonds. In 2010 is ten aanzien van de leden van de werknemersgeleding nog beslist dat in de situatie dat de vakverenigingen uit haar geledingen geen kandidaten kunnen vinden, voor benoeming in het VO ook kandidaten kunnen toetreden die niet zijn aangesloten bij de betreffende vakverenigingen. Deze leden van het VO worden benoemd door het bestuur; ■ Twee leden worden in het VO benoemd door genoemde vakverenigingen gezamenlijk, tezamen met het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. Dit kunnen zittende leden van de gepensioneerdengeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de gepensioneerdengeleding van het VO moeten pensioengerechtigde zijn van het fonds; ■ De twee werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in het bestuur van het pensioenfonds, te weten de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH) en de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO, benoemen ieder één lid. Ongeacht het aantal (ter vergadering aanwezige) leden heeft iedere geleding binnen het VO één derde van het maximale aantal van zes stemmen. Het VO heeft het recht een deskundige te raadplegen. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de inrichting (onder meer samenstelling en stemverhouding conform bovengaande uitgangspunten), de werkwijze en de bevoegdheden van het VO vastgelegd in de statuten van het pensioenfonds en een daarop gebaseerd intern reglement voor het VO. Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde Principes voor goed pensioenfondsenbestuur ( Pension Fund Governance), zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het VO heeft onder andere recht op overleg met het bestuur, op overleg met de externe accountant/actuaris en op informatie. Verder heeft het VO het recht om advies uit te brengen over: ■ De vergoedingsregeling van bestuursleden; ■ Wijzigen van het beleid ten aanzien van VO; ■ Vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; ■ De interne klachten- en geschillenprocedure; ■ Het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het VO legt zijn oordeel ten minste eenmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt samen met een reactie van het bestuur daarop opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking over heeft. 30 Bevindingen 2013 In het kader van de taakuitoefening heeft het VO als voorbereiding op de bespreking van 13 juni 2014 tijdig kennis genomen van het concept jaarverslag en de concept jaarrekening over het boekjaar 2013. Een nadere toelichting op dit concept jaarverslag en de concept jaarrekening heeft plaatsgevonden in de bespreking van 13 juni 2014 met een afvaardiging van het bestuur. Het VO heeft zich met name gericht op het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur in 2013. De besproken onderwerpen zijn: Toekomst van het fonds Het VO heeft kennisgenomen van de besprekingen in 2013 van het bestuur over de toekomst van het fonds. Gezien de ontwikkelingen binnen het fonds waarbij het aantal actieven t.o.v. de niet-actieven verder onder druk komt te staan en het feit dat de kostendruk relatief hoog zal blijven, ondersteund het VO het initiatief om een samengaan met SPNG verder uit werken, maar geeft ook uitdrukkelijk mee alternatieven niet uit te sluiten. In dat verband adviseert het VO de oorspronkelijke geformuleerde uitgangspunten continue te toetsen aan de huidige omstandigheden en reële mogelijkheden. (Toekomstig) bestuursmodel van het fonds Per 1 juli 2014 zal een nieuw bestuursmodel binnen het fonds worden geïntroduceerd. Het VO stelt vast dat in 2013 door het bestuur op adequate wijze de verschillende modellen zijn bediscussieerd en op basis van op de juiste argumenten een model voor ligt. Het VO vraagt wel aandacht voor de personele invulling binnen dit model om de huidige kennis van de voorliggende vraagstukken te waarborgen. Daarnaast verzoekt het VO op korte termijn een beslissing te nemen ter zake van de discussie m.b.t. de “gewogen” stemverhouding. Tenslotte wijst het VO op het belang van de invulling van bestuurszetel namens de gepensioneerden. Integraal Risicomanagement Het VO heeft kennis genomen van de activiteiten in 2013 door het bestuur uitgevoerd in het kader van het Integraal Risicomanagement. Het VO onderstreept het belang van blijvende aandacht voor dit onderwerp. Dat geldt ook voor de niet financiële risico's. in dat verband noemt het VO de situatie rond het faillissement van het Facilitair Bedrijf eind 2013 welke niet binnen het risicomanagement was voorzien. AZL Het VO heeft kennis genomen van het feit dat er een intentieverklaring met AZL is getekend om de pensioenadministratie van het fonds per 1 januari 2014 uit te laten voeren door AZL. Het VO vraagt aandacht voor de deze transitie naar AZL om overdrachtsproblemen voortkomende uit mogelijke onjuiste masterdata te voorkomen. Het bestuur heeft aangegeven dat er een inventarisatie van de data gaande is. Over de uitkomsten van deze inventarisatie wordt het VO door het bestuur op de hoogte gehouden. Het VO vraagt daarnaast aandacht voor het incassobeleid en handhaving van de verplichtstelling van het fonds. Tevens verzoekt het VO om binnen haar Integraal Risicomanagement beleid de toetsing van het functioneren en de continuïteit van de uitvoering door AZL op te nemen. 31 Communicatie Het VO heeft kennis genomen van de activiteiten ondernomen door de communicatiecommissie. De nieuwsflits van het fonds wordt als zeer positief ervaren. Het VO vraagt aandacht voor het onderhoud van de website van het fonds. Het VO vraagt ook blijvende aandacht voor de communicatie richting de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan. In 2013 constateert het VO dat de informatie vanuit het bestuur niet altijd werd verstrekt en dat adviesaanvragen onder een te grote tijdsdruk werden voorgelegd. Als voorbeeld werd genoemd de adviesaanvraag met betrekking tot de kortingsmaatregel per 1 april 2014. Het VO is van mening dat tijdige en juist communicatie richting Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan de zorgvuldigheid ten goede komt. Jaarplanning Het VO heeft wederom geconstateerd dat de te behandelen onderwerpen tijdens de bestuursvergaderingen in sommige gevallen te groot is. Met als gevolg dat mogelijk daardoor de aandacht voor het halen van “deadlines” onder druk komt te staan. Het VO adviseert het bestuur nogmaals om intern het werken met de zogenaamde jaarkalender te evalueren, met als doel de onderwerpen die binnen noodzakelijke termijnen afgehandeld moeten worden tijdig en mogelijk in separate bestuursvergaderingen te agenderen. Woerden 13 juni 2014 BPF Vlakglas Het verantwoordingsorgaan 32 Reactie van het bestuur Het bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor het oordeel en de aanbevelingen en heeft grote waardering voor de grondige beoordeling. Het bestuur neemt de aanbevelingen ter harte en gaat deze bespreken. Het bestuur spreekt de verwachting uit dat de samenwerking tussen bestuur en Verantwoordingsorgaan ook in 2014 zorgvuldig zal verlopen. Het bestuur, Woerden, 18 juni 2014 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf 33 Jaarrekening 34 Balans per 31 december 2013 (bedragen in EUR 1.000) na verwerking saldo van baten en lasten Toelichting 2013 EUR 2012 EUR 167.074 359.496 3.484 2.387 130.592 356.676 6.795 2.132 532.441 50 0 5.203 23.794 496.195 43 2 11.500 42.561 561.488 550.301 22.753 8.944 522.828 1.262 50 5.651 -6.130 9.072 537.762 1.361 44 8.192 561.488 550.301 Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds - Aandelen - Vastrentende waarden - Derivaten - Overige beleggingen Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Immateriele activa Vorderingen en overlopende activa Overige activa 4 5 6 7 8 Totaal activa Passiva Stichtingskapitaal en reserves Bestemmingsreserves Technische voorzieningen risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Technische voorzieningen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva Totaal passiva 9 10 11 12 13 14 35 Staat van baten en lasten over 2013 (bedragen in EUR 1.000) Toelichting 2013 EUR 2012 EUR 18 19 20 21 28.922 6 -222 332 31.365 7 54.874 320 29.038 86.566 12.737 2.573 0000000000000 00000000000 22.985 0 1.882 -12.683 -393 -21.318 0 -6.837 1.331 0 6 10.854 2.174 00000000 283 41.493 28.755 45.073 Baten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten Saldo van baten Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds: Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenkosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Korting op aanspraken Overige wijzigingen Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor rekening deelnemers Saldo van lasten Saldo van baten en lasten 32 33 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 25.216 0 7.900 -11.129 -320 27.162 7.263 -31.856 4.222 0 7 36 Bestemming saldo van baten en lasten Algemene reserve Bestemmingsreserve 2013 EUR 2012 EUR 28.883 -128 46.227 -1.154 28.755 45.073 37 Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen in EUR 1.000) 2013 EUR 2012 EUR 29.538 0 0 -12.675 30.934 1 0 -10.903 -1.720 348 -2.035 433 15.491 18.430 Kasstromen uit beleggingsactiviteiten Directe beleggingskosten – en opbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Overige ontvangsten en uitgaven Koers en omrekenverschillen liquide middelen -9.508 6.003 -16.273 -3.533 -1.334 -9.613 7.486 860.836 -855.146 -864 2.503 225 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -34.258 15.040 Mutatie liquide middelen -18.767 33.470 42.561 9.091 23.794 42.561 Toelichting Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige Totaal kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Saldo begin boekjaar Saldo einde boekjaar 8 38 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 1. Inleiding Bpf Vlakglas, statutair gevestigd te Gouda, heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de werknemers, in dienstbetrekking werkzaam zijnde of geweest zijnde bij de aangesloten ondernemingen, alsmede na het overlijden van die werknemers uitkeringen te verstrekken aan hun weduwen, weduwnaars, partners en wezen, op de wijze als nader omschreven in het pensioenreglement. De stichting tracht dit doel te bereiken door de vorming, de instandhouding en het beheer van een fonds, eventueel door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met één (of meer) door het bestuur aan te wijzen verzekeraars. 2. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 18 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. 3. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld in duizenden euro’s. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. De gehanteerde grondslagen van waarderingen van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. 39 Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. 40 Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. 41 Immateriële vaste activa De immateriële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur van drie respectievelijk vier jaar en worden berekenend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele residuwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikneming. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ610.208. Conform RJ610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. Overige Activa (Liquide middelen) Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Algemene reserve Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het bedrijfstakpensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De overige reserves die het bedrijfstakpensioenfonds vormt, blijken afzonderlijk uit de balans. 42 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het bedrijfstakpensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken verminderd met de per 1 april 2014 doorgevoerde kortingsmaatregel. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Sterfte Het gehanteerde overlevingskansstelsel is gebaseerd op de landelijke door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Deze tafel wordt toegepast met de fondsspecifieke ervaringssterfte, afgeleid met behulp van het Towers Watson ervaringssterfte model 2012. Rente De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend volgens het FTK, waarbij de marktwaarde bepaald wordt door gebruik te maken van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. In deze rentetermijnstructuur is met ingang van september 2012 voor de looptijden vanaf 20 jaar gebruik gemaakt van de zogenaamde UFR-methode. Voorts is de rentetermijnstructuur vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste 3 maanden. Partnerfrequentie Bij de berekeningen van de voorzieningen voor partnerpensioen wordt er tot en met leeftijd 64 van uitgegaan dat 90% van de deelnemers gehuwd is of een partner heeft. In verband met de mogelijkheid tot uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt er op de pensioenleeftijd van uitgegaan dat 100% van de deelnemers gehuwd is of een partner heeft. Vanaf pensionering wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. 43 Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is gesteld op drie jaar (vrouw jonger). Wezenpensioen De opslag op de voorziening partnerpensioen voor niet-gepensioneerden voor latent wezenpensioen bedraagt 2%. Vaststelling leeftijd Om een berekening per geboortejaar mogelijk te maken, wordt aangenomen dat iedere (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op 1 juli van zijn of haar geboortejaar geboren is. Uitkeringen Aangenomen wordt dat de pensioenuitkeringen continu (zullen) plaatsvinden. In de praktijk wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd. Kosten In de voorziening is rekening gehouden met een opslag van 3,1% voor toekomstige uitkeringsen administratiekosten. Revalideringskansen Bij de vaststelling van de voorziening voor de verleende premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt geen rekening gehouden met leeftijdsafhankelijke kansen op revalidering. Actuariële gelijkwaardigheid herschikken De pensioenregeling biedt diverse mogelijkheden om te schuiven met de opgebouwde pensioenaanspraken. Zo is het mogelijk ouderdomspensioen om te zetten in een combinatie van ouderdomspensioen en partnerpensioen, of kan partnerpensioen worden omgezet in ouderdomspensioen. Deze omzetting van pensioenen geschiedt op basis van actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutrale factoren. Daarbij wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de vaststelling van de voorziening van het fonds, rekening houdend met de voorziening voor excassokosten en met de zekerheidsmarge voor eventuele toename van de levensverwachting. Overige technische voorzieningen De voorziening voor latente arbeidsongeschikten (voorziening voor zieke deelnemers) wordt gevormd voor op de balansdatum zieke deelnemers die nog niet arbeidsongeschikt zijn. De hoogte hiervan is gelijk aan de som van de risicopremie voor premievrijstelling in het boekjaar en de risicopremie voor premievrijstelling in het boekjaar daaraan voorafgaand. Beide zijn gebaseerd op de gedempte kostendekkende premie. 44 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De voorziening voor rekening en risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening en risico deelnemers. Dit betreft een gemoedsbezwaarde. Overige schulden Schulden worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Premiebijdragen risico deelnemers De (spaar)bijdragen van werkgevers en werknemers worden verantwoord in het jaar waarin deze in rekening zijn gebracht. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.. Beleggingsresultaten voor risico deelnemer Onder het hoofd beleggingsopbrengsten voor risico deelnemer zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen rentebaten van de spaarrekeningen. 45 Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffende aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Deze kosten zijn inclusief de afschrijving op dubieuze debiteuren. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Dit betreft de toevoeging aan de technische voorziening als gevolg van de reglementaire pensioenopbouw gedurende het boekjaar. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op marktwaarde en actuariële grondslagen van het pensioenfonds primo boekjaar. Toeslagverlening Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari toegekend. Rentetoevoeging De rentetoevoeging is als volgt bepaald: Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar gehanteerd. De rentetoevoeging wordt berekend over de beginstand van de voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende het jaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Dit betreft de vrijval in de technische voorziening als gevolg van uitkeringen gedurende het boekjaar. Omdat in de technische voorziening een opslag voor excasso-kosten is opgenomen, valt er als gevolg van de uitkeringen tevens een bedrag vrij ter dekking van de uitvoeringskosten van het pensioenfonds. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de technische voorziening vastgesteld op basis van de dan geldende marktrente (op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur). Als gevolg van wijziging van de marktrente ten opzichte van ultimo het voorgaande boekjaar neemt de technische voorziening jaarlijks toe dan wel af. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Het effect van herziening van deze grondslagen wordt verantwoord onder het hoofd wijziging actuariële uitgangspunten. Overige wijzigingen De berekeningen van de technische voorzieningen en de jaarlijkse koopsom voor de pensioeninkoop zijn gebaseerd op aannames. Het verschil tussen werkelijkheid en veronderstelling leidt tot een actuarieel resultaat dat wordt verantwoord onder het hoofd overige wijzigingen. 46 Korting van aanspraken en rechten Deze wijziging heeft betrekking op de per 1 april 2014 toegepaste korting van 1,3% (1 april 2013 5,6%) van aanspraken en rechten. De korting van aanspraken en rechten wordt in de jaarrekening per ultimo van het voorgaande jaar verwerkt, conform de instructies van DNB Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdracht van rechten De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de in-directe methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Kasstromen in vreemde valuta zijn omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Koersverschillen op geldmiddelen worden afzonderlijk in het kasstroomoverzicht getoond. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van beleggingen (o.a. aankopen en verkopen beleggingen, ontvangen directe beleggingsopbrengsten en betaalde vermogensbeheerkosten) zijn opgenomen onder de kasstroom uit beleggingsactiviteiten. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van pensioenen (o.a. ontvangen premies, betaalde pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten) zijn opgenomen onder de kasstroom van pensioenactiviteiten. 47 4. Beleggingen voor risico pensioenfonds 2013 Vastgoed EUR Aandelen Vastrenten Derivaten de waarden EUR EUR EUR Overige beleggingen EUR Totaal EUR Stand per 1 januari 2013 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Overige mutaties10 Herwaardering 0 130.592 20.282 -5.840 0 22.040 356.676 594.765 -588.450 0 -3.495 6.795 -5.732 7.725 6.608 -11.912 2.132 0 0 0 255 496.195 609.315 -586.565 6.608 6.888 Stand per 31 december 2013 0 167.074 359.496 3.484 2.387 532.441 Negatieve waarde derivaten -3.169 529.272 2012 Vastgoed EUR Stand per 1 januari 2012 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Herwaardering Stand per 31 december 2012 Aandelen Vastrenten Derivaten de waarden EUR EUR EUR Overige Totaal EUR EUR 1.628 0 -1.705 77 97.466 121.092 -103.088 15.122 321.768 718.287 -698.358 14.979 33.045 11.803 -56.500 18.447 11.255 4.550 -13.889 216 465.162 855.732 -873.540 48.841 0 130.592 356.676 6.795 2.132 496.195 Negatieve waarde derivaten -3.261 492.934 De marktwaarde van de derivaten per 31 december 2013 was EUR 3.484 positief (2012: EUR 6.795 positief), conform richtlijn RJ610 zijn de negatieve derivaten gerubriceerd onder overige schulden en overlopende passiva. Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen. 10 Betreft de presentatie van de negatieve en positieve waarde van derivaten tussen 2012 en 2013. 48 Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen van in een actieve markt. Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat: 2013 Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (inclusief schuldpositie) Overigen 2012 Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (inclusief schuldpositie) Overigen Niveau 1 EUR Niveau 2 EUR Niveau 3 EUR Totaal EUR 167.074 344.163 0 0 0 15.333 315 0 0 0 0 2.387 167.074 359.496 315 2.387 511.237 15.648 2.387 529.272 Niveau 1 EUR Niveau 2 EUR Niveau 3 EUR Totaal EUR 130.592 316.575 0 0 0 40.101 3.534 0 0 0 0 2.132 130.592 356.676 3.534 2.132 447.167 43.635 2.132 492.934 49 Aandelen De samenstelling van de aandelen is als volgt: Indirecte aandelenbeleggingen (via beleggingsfondsen) Beursgenoteerd EUR 2013 Niet-beursgenoteerd EUR Beursgenoteerd EUR 2012 Niet-beursgenoteerd EUR 167.074 0 130.592 0 167.074 0 130.592 0 2013 EUR 2012 EUR 147.665 19.409 113.498 17.094 167.074 130.592 Aandelen mature markets Aandelen emerging markets Vastrentende waarden De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt: Indirecte vastrentende waarden Discretionaire portefeuille Beursgenoteerd EUR 2013 Niet-beursgenoteerd EUR Beursgenoteerd EUR 2012 Niet-beursgenoteerd EUR 359.496 0 356.676 0 359.496 0 356.676 0 2013 EUR 2012 EUR 298.573 31.773 271.826 53.036 29.150 31.814 359.496 356.676 Obligaties Andere waarde papieren met een vaste of variabele rente Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden 50 De vastrentende waarden uitgesplitst naar looptijd is als volgt: Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Fondsen EUR 2013 % EUR 2012 % 53.187 197.750 79.409 29.150 14,8 55,0 22,1 8,1 25.105 214.825 90.457 26.289 7 60 25 8 359.496 100 356.676 100 Derivaten Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. De samenstelling van de derivaten is als volgt: Valuta derivaten Aandelen derivaten Rente derivaten Krediet derivaten 2013 EUR 2012 EUR 3.438 0 3 43 1.104 955 4.439 297 3.484 6.795 Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor zover dat binnen de grenzen van het beleggingsbeleid van het fonds past maakt het fonds ook gebruik van financiële derivaten, voornamelijk bij het afdekken van het marktrisico. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico (het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen). Dit risico kan beperkt worden door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen, en zoveel mogelijk te werken met onderpand. De volgende instrumenten kunnen gebruikt worden: FX Forwards. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij het fonds met de betreffende bank afspreekt op een bepaald moment in de toekomst valuta uit te wisselen tegen een contractueel vastgelegde wisselkoers. Doormiddel van deze forward kan het fonds het valuta risico afdekken. 51 Cross Currency Swaps. De doelstelling van een cross currency swap is niet om valuta exposure aan te gaan, maar om in te spelen op het verschil in de kortlopende rente tussen twee verschillende valuta’s (rentecurve’s). De belegger loopt geen valuta risico op beide “poten” van de swaps, omdat de posities vergelijkbaar zijn met het aangaan van twee kortlopende rente futures. Forward Bonds. Een forward met als onderliggende waarde een bond (obligatie) is een contract tussen twee partijen die zich verbinden om op een bepaald tijdstip in de toekomst een bepaalde hoeveelheid obligaties tegen een vooraf vastgestelde prijs te verhandelen. Een forward bond kan dienen om renterisico in de beleggingsportefeuille op te nemen, waarmee het renterisico van een pensioenfonds op totaalniveau kan worden verminderd. Total Return Swaps. Dit is een swap waarbij het totale rendement van een onderliggend instrument (bijvoorbeeld een obligatie) wordt uitgewisseld tegen een vooraf afgesproken rente, eventueel vermeerderd met een opslag. Het instrument kan zorgen voor een efficiëntere inrichting van een vastrentende portefeuille, maar kan ook zorgen voor meer risico in de portefeuille door actief beheer van de onderliggende liquiditeiten. Interest Rate Swaps. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van rente swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Credit Default Swaps. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij het risico op default ten aanzien van een onderliggende belegging wordt afgedekt in ruil voor premie betaling over de nominale hoofdsom van het onderliggende. Door middel van deze swap kan het fonds het kredietrisico afdekken. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013: 2013 Type contract FX Forward Intrest rate swap Credit default swap Expiratiedatum Contractomvang EUR Saldo waarde EUR Positieve waarde EUR Negatieve waarde EUR verschillend verschillend verschillend 135.714 844.800 20.225 1.652 -1.310 - 27 3.438 3 43 -1.786 -1.313 -70 1.000.739 315 3.484 -3.169 52 2012 Type contract FX Forward Cross currency swap Forward bond Total return swap Intrest rate swap Credit default swap Expiratiedatum Contractomvang EUR Saldo waarde EUR Positieve waarde EUR Negatieve waarde EUR verschillend verschillend verschillend verschillend verschillend verschillend -11.584 6.941 -72.299 17.945 79.550 55.015 491 - 55 955 -2.275 4.494 - 76 1.104 -55 955 0 4.494 297 -613 0 0 -2.275 0 0 -373 75.568 3.534 6.795 -3.261 Het fonds heeft geen onderpand in de vorm van staatsobligaties ontvangen. Het fonds heeft verschillende maatregelen getroffen om de posities in verstrekte en ontvangen zekerheden te beheersen en monitoren. Zo stelt het fonds limieten aan tegenpartijen op totaalniveau en worden extra zekerheden bij het uitlenen van effecten (securities lending) gevraagd. Bij een wijziging van de marktrente verandert de waarde van de afgesloten derivaten. Hierdoor kan het recht of de verplichting ontstaan om aanvullend onderpand te ontvangen of te moeten storten. Onderstaand overzicht geeft aan wat de geschatte gevolgen zijn voor de omvang van ontvangen en verstrekte zekerheden bij een wijziging van de marktrente. Onderpand 31 dec 2013 EUR Onderpand ontvangen in liquiditeiten Onderpand betaald in liquiditeiten 3.991 -1.730 Securities lending Er zijn door het fonds geen effecten in bruikleen gegeven. Overige beleggingen De samenstelling van de overige beleggingen is als volgt: Hedge funds 2013 EUR 2012 EUR 2.387 2.132 2.387 2.132 Overige toelichtingen Door het pensioenfonds wordt niet belegd in de premie bijdragende (aangesloten) onderneming. Balansposities en/of toekomstige kasstromen worden door het fonds door middel van derivaten (met name rente- en valutarisico’s) afgedekt. 53 Voor aanvullende toelichtingen uit hoofde van derivaten wordt verwezen naar de risicoparagraaf. De beleggingen in vreemde valuta categorie zijn als volgt: Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overigen 2013 EUR 2012 EUR 148.638 51.244 -134.034 496 116.830 34.502 -90.634 -527 66.344 60.171 2013 EUR 2012 EUR 0 0 7.103 146.076 198.609 136.928 30.680 1.305 892 7.679 9.599 1.038 1.967 169.209 159.013 117.336 26.076 1.011 5.106 2.579 529.272 492.934 De beleggingen naar sector zijn als volgt: Assed back securities Consumer, cyclical Consumer, non cyclical Financial Funds Government Mortgage securities Technology Utilities Other 5. Beleggingen voor risico deelnemers 2013 EUR 2012 EUR Stand per 1 januari Inleg en storting 43 7 37 6 Stand per 31 december 50 43 54 6. Immateriele vaste activa Stand per 1 januari Investering Afschrijving Stand per 31 december 2013 EUR 2012 EUR 2 0 -2 0 2 0 0 2 2013 EUR 2012 EUR 1.140 -894 4.687 0 210 57 3 1.363 -603 10.364 7 306 57 6 5.203 11.500 2013 EUR 2012 EUR 4.686 1 4.360 6.004 4.687 10.364 7. Vorderingen en overlopende activa Vordering op aangesloten ondernemingen Voorziening dubieuze debiteuren Beleggingsdebiteuren Pensioenuitkeringen Nog te factureren premie Nog af te wikkelen waardeoverdrachten Overige vorderingen Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Beleggingsdebiteuren De beleggingsdebiteuren kunnen als volgt worden gespecificeerd: Lopende interest Nog te ontvangen effectentransacties 55 8. Overige activa Liquide middelen Liquide middelen inzake beleggingen 2013 EUR 2012 EUR 7.625 16.169 24.443 18.118 23.794 42.561 Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 9. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve EUR Stand per 1 januari 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten -52.357 46.227 Stand per 31 december 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten -6.130 28.883 Stand per 31 december 2013 22.753 56 10. Bestemmingsreserves Pensioen aanvullings reserve EUR Overgangs regeling VUT EUR Totaal Stand per 1 januari 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 4.910 -623 5.316 -531 10.226 -1.154 Stand per 31 december 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 4.287 -603 4.785 475 9.072 -128 Stand per 31 december 2013 3.684 5.260 8.944 EUR Aan de beide bestemmingsreserves wordt jaarlijks de daarvoor beschikbare doorsneepremie toegevoegd. Onttrokken wordt de koopsom, vermeerderd met de opslag voor vereiste solvabiliteit, welke benodigd is voor de inkoop in het betreffende boekjaar. De bestemmingsreserves worden geacht een omvang te hebben welke voldoende is om tot en met 2021 alle voorwaardelijke rechten in te kunnen kopen. Jaarlijks zal het bestuur op basis van het geactualiseerde deelnemersbestand en actuariële grondslagen toetsen of een herijking van de premie benodigd is of niet. Voor de beide regelingen worden onder de beleggingen van het fonds aparte beleggingen aangehouden met een waarde ultimo van het jaar EUR 8.797. De bestemmingsreserve Pensioenaanvulling heeft betrekking op de financiering van de pensioenaanvullingsregeling en kan als volgt nader worden toegelicht: Stand per 1 januari Premie Onttrekking i.v.m. jaarinkoop Rentetoevoeging Stand per 31 december 2013 EUR 2012 EUR 4.287 694 -1.297 0 4.910 780 -1.539 136 3.684 4.287 De bestemmingsreserve Overgangsregeling VUT heeft betrekking op de financiering van de overgangsregeling SpaarVUT. Het saldo van deze bestemmingsreserve kan worden gebruikt voor de inkoop van extra pensioenrechten in komende jaren en kan als volgt nader worden toegelicht: 2013 EUR 2012 EUR Stand per 1 januari Premie Onttrekking i.v.m. jaarinkoop Rentetoevoeging 4.785 1.174 -699 0 5.316 0 -680 149 Stand per 31 december 5.260 4.785 57 Solvabiliteit/dekkingsgraad Aanwezige solvabiliteit Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Aanwezige dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad 2013 EUR 2012 EUR 22.753 23.199 64.919 -6.130 23.721 64.371 2013 % 2012 % 104,3 104,4 112,4 98,9 104,4 111,9 De aanwezige dekkingsgraad is als volgt berekend: (1 + (aanwezige solvabiliteit / technische voorziening voor risico fonds))*100% = (1 + (22.753 / 524.090))*100% = 104,3% De vereiste dekkingsgraad is als volgt berekend: 100% + (vereist eigen vermogen / technische voorziening voor risico fonds) = 100% + (100%(64.919 / 524.090)) = 112,4% Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie. Herstelplan Als gevolg van het feit dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds eind 2008 onder het minimaal vereiste niveau terecht was gekomen, heeft het bestuur in 2009 een herstelplan opgesteld, bestaande uit een korte- en een lange termijn herstelplan. Dit geïntegreerde herstelplan is bij DNB ingediend en door DNB goedgekeurd d.d. 12 november 2009. Als onderdeel van het herstelplan zijn tijdens de situaties van dekkings- en/of reservetekort geen toeslagen (indexaties) toegekend. Tevens is sinds het indienen van het herstelplan de premiebijdrage verhoogd. Eind 2012 bleek dat het pensioenfonds naar verwachting niet binnen de wettelijk gestelde termijn van 5 jaar uit dekkingstekort zou komen. In de evaluatie van het herstelplan per jaareinde 2012 is daarom een korting opgenomen van 5,6% van de pensioenaanspraken en – rechten. Deze korting is per 1 april 2013 doorgevoerd en conform instructies van DNB verwerkt in de jaarrekening 2012. Omdat eind 2013 het korte termijnherstelplan afliep, moest de dekkingsgraad van het pensioenfonds per 31 december 2013 minstens gelijk zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4%. Op basis van de evaluatie van het herstelplan per eind 2013 bleek de dekkingsgraad van het pensioenfonds uit te komen op 103,0%. Hierdoor bleek een tweede korting van 1,3% per 1 april 2014 benodigd om aan de wettelijke vereisten voor herstel te voldoen. 58 De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de korting per 1 april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De korting van 1,3% is reeds verwerkt in de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2013 zoals opgenomen in de jaarrekening. Met het doorvoeren van de slotkorting van 1,3% per 1 april 2014 is het korte termijn herstelplan van BPFV formeel beëindigd. Het pensioenfonds verkeert echter nog wel in de situatie van reservetekort, waardoor het lange termijn herstelplan nog wel van toepassing is. Op basis van prognoseberekeningen per eind 2013 is de verwachting dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds in 2015 het vereiste niveau bereikt, waarmee het pensioenfonds vanaf dat moment ook niet meer in reservetekort verkeert. Het lange termijn herstelplan zou daarmee ruimschoots voor het einde van 2023 beëindigd zijn, waarmee een verdere korting niet nodig zou zijn. Dekkingsgraad eind van het jaar De dekkingsgraad van het pensioenfonds per jaareinde 2013 bedraagt, rekening houdend met de korting van pensioenaanspraken en –rechten met 1,3% per 1 april 2014, 104,3%. Genoemde korting van 1,3% is bij de evaluatie van het herstelplan per ultimo 2013 vastgesteld, dusdanig dat het pensioenfonds per jaareinde zou voldoen aan de wettelijke eis inzake het minimaal vereist vermogen (dekkingsgraad 104,4%). Dat de werkelijke dekkingsgraad per jaareinde lager uitkomt, wordt veroorzaakt door het feit dat bij de evaluatie van het herstelplan is uitgegaan van voorlopige financiële cijfers. In onderstaande tabel geven wij de berekening van de dekkingsgraad bij de evaluatie van het herstelplan en de berekening van de dekkingsgraad in het jaarwerk weer. Evaluatie herstelplan EUR Jaarwerk Verschil EUR EUR Belegd vermogen Vorderingen Liquide middelen AF: schulden AF: bestemmingsreserve 550.014 600 7.600 -2.400 -8.884 550.013 516 7.625 -2.367 -8.944 -1 -84 25 33 -60 Pensioenvermogen Technische voorzieningen 546.930 524.019 546.843 524.090 -87 71 104,4 104,3 -0,1 Dekkingsgraad 59 11. Technische voorzieningen risico fonds Voorziening voor de pensioenverplichting 2013 EUR 2012 EUR 522.828 537.762 522.828 537.762 Het mutatieoverzicht voor de voorziening van de pensioenverplichtingen is als volgt: 2013 EUR 2012 EUR Stand per 1 januari Pensioenopbouw (Overige) toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijzigen marktrente Wijzigingen actuariële uitgangspunten Korting op aanspraken Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Overige wijzigingen11 537.762 22.985 0 1.882 -12.683 -393 -21.318 0 -6.837 0 1.430 509.238 25.216 0 7.900 -11.129 -320 27.162 7.263 -31.856 0 4.288 Stand per 31 december 522.828 537.762 De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: EUR 2013 Aantallen EUR 2012 Aantallen Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden 239.324 162.108 121.396 5.269 14.591 3.758 266.134 127.324 144.304 5.668 16.582 3.577 Totaal voorziening voor de pensioenverplichting 522.828 23.618 537.762 25.827 De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van financieringsachterstand. Per balansdatum zijn er geen uit de pensioenregeling voortvloeiende aanspraken of rechten van deelnemers niet in de berekening van de pensioenverplichtingen meegenomen. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. 11 Overige wijzigingen betreffen het resultaat op kort- en langleven en de overige mutaties. 60 Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling, geldig tot en met 31 december 2013, kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% in de PR2000 regeling en 2,1% in de PR2007 regeling van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het gemaximeerd bruto jaarsalaris op 1 januari onder aftrek van de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. 12. Overige technische voorzieningen 2013 EUR 2012 EUR 1.262 1.361 1.262 1.361 2013 EUR 2012 EUR Stand per 1 januari Beschikbare risicopremie Dotatie aan de voorziening 1.361 -706 607 1.427 -721 655 Stand per 31 december 1.262 1.361 Voorziening voor de pensioenverplichting Het mutatieoverzicht voor de overige voorziening is als volgt: De overige technische voorzieningen hebben betrekking op de toekomstige schadelast in verband met arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening wordt gevormd door zieke deelnemers die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard en betreft derhalve de inschatting voor de kosten voor het bedrijfstakpensioenfonds inzake de premievrije voortzetting van de deelname in verband met arbeidsongeschiktheid. 13. Technische voorziening voor risico deelnemers 2013 EUR 2012 EUR Stand per 1 januari Mutatie 44 6 37 7 Stand per 31 december 50 44 61 14. Overige schulden en overlopende passiva Pensioenuitkeringen Derivaten (zie ook paragraaf 4 beleggingen voor risico pensioenfonds) Overige schulden beleggingen Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Overlopende passiva 2013 EUR 2012 EUR 1 3.169 115 242 1.482 642 0 3.261 2.348 189 517 1.877 5.651 8.192 Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De reële waarde van de overige schulden benadert de boekwaarde. 15. Niet uit de balans blijkende verplichtingen In opdracht van het bestuur van het fonds heeft PWC belastingadviseurs onderzoek gedaan naar de afdracht van de BTW door BPF Vlakglas over de periode 2009 - 2013. Recent is er een oordeel uitgesproken in de ATP- en PPG-arresten. Beide uitspraken zijn van belang voor de btw-positie van BPF Vlakglas in 2009-2013, daarnaast zijn de uitspraken van belang voor de toekomstige positie. Er is nog geen aangifte ingediend bij de belastingdienst derhalve is er nog geen bedrag opgenomen in de jaarrekening. 16. Risicobeheer en derivaten In deze paragraaf wordt voor wat betreft de belangrijkste financiële risico’s nader ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten per balansdatum. De standaardtoets van het Financieel Toetsingskader geeft een indeling van de financiële risico’s, die wij hierna volgen. Met behulp van derivaten wordt een deel van de risico’s geheel of gedeeltelijk beperkt. Deze risicoreductie is betrokken in de standaardtoets. Voor de waarde van de derivatencontracten wordt verwezen naar de toelichting op de beleggingen. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. 62 Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist eigen vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (Stoets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuur visie op de fonds specifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is op basis van de evenwichtssituatie als volgt: 2013 EUR 2012 EUR Technische voorzieningen volgens jaarrekening 524.090 539.123 Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) 524.090 539.123 Vereiste buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Correlatie effect 21.288 45.018 16.159 0 2.840 22.519 -42.905 19.856 46.053 4.686 0 12.483 23.159 -41.866 64.919 22.176 64.371 -6.130 -42.743 -70.501 Vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (algemene reserve) Tekort Het vereist eigen vermogen is hoger dan de toetswaarde van de solvabiliteit omdat bij de bepaling van het vereist vermogen uit wordt gegaan van het evenwichtssituatie van het fonds en niet van het werkelijk belegd vermogen per jaar ultimo. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: Beginstand (rentetermijnstructuur) Wijziging door premieresultaat Wijziging door beleggingsresultaat Wijziging door uitkeringen Wijziging marktrente Wijziging door toekenning toeslag Korting aanspraken Overige Wijziging actuariële grondslagen Eindstand (rentetermijnstructuur) 2013 % 2012 % 98,9 0,7 0,1 -0,2 3,3 0 1,3 0,2 0 89,7 1,9 9,7 -0,2 -4,5 0 5,6 -2,1 -1,2 104,3 98,9 63 Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen is bepaald conform artikel 11 van het besluit FTK pensioenfondsen en bedraagt EUR 23.199 (2012: EUR 23.721). Het minimaal vereist eigen vermogen komt daarmee (afgerond) uit op 4,4% (2012: 4,4%) van de technische voorzieningen. De aanwezige solvabiliteit ultimo 2013 bedraagt EUR 22.753 (2012: EUR -6.130) en ligt daarmee onder het minimaal vereist eigen vermogen. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: het beleggingsbeleid; het toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings-)risico’s, zoals hieronder per paragraaf opgesomd. De beleggingsrisico’s die resteren worden bepaald door de beleggingsdoelstellingen van het fonds. Hierbij geldt dat er sprake is van een uitruil tussen verwacht beleggingsrendement en beleggingsrisico. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Nominaal renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. In 2013 is er gebruik gemaakt van rentederivaten, zoals uit onderstaande tabel blijkt: Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen Balanswaarde EUR 2013 % 2012 % 359.496 359.811 524.090 2,42 21,74 19,8 3,28 21,87 20,85 64 Zakelijke waarde risico (S2) Zakelijke waarde risico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het zakelijke waarde risico kan worden gemitigeerd door spreiding over instrument, regio en sector (diversificatie). In aanvulling hierop kan het zakelijke waarde risico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals swaps en futures. De segmentatie van de aandelen beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: Nederland en andere EU-landen Noord-Amerika Pacific Overige EUR 2013 % EUR 2012 % 39.883 84.164 19.560 23.467 23,9 50,4 11,7 14,0 31.709 65.281 16.508 17.094 24,3 50,0 12,6 13,1 167.074 100 130.592 100 Valutarisico (S3) Het totaalpercentage dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 12,5% van de beleggingsportefeuille. Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt middels valutatermijncontracten. 2013 Aandelen EUR GBP JPY USD Overige Derivaten Overige Totaal EUR Vastrentende waarden EUR EUR EUR EUR 18.435 20.781 19.781 47.303 60.774 308.252 19.074 0 32.170 0 134.350 -28.014 -8.385 -97.636 0 1.892 16 0 462 17 462.929 11.857 11.396 -17.701 60.791 167.074 359.496 315 2.387 529.272 65 2012 Aandelen EUR GBP JPY USD Overige Derivaten Overige Totaal EUR Vastrentende waarden EUR EUR EUR EUR 13.762 10.955 9.707 65.281 30.887 322.174 10.594 0 13.734 10.174 94.168 -18.532 -79.707 18.209 -10.604 2.659 -1.000 93 -50 430 432.763 2.017 -69.907 97.174 30.887 130.592 356.676 3.534 2.132 492.934 Commodities risico (S4) De omvang van de buffer voor grondstoffenrisico moet dusdanig zijn dat de waardedaling van 30% kan worden opgevangen voor dat deel van de portefeuille dat in grondstoffen is belegd. Aangezien het fonds geen beleggingen heeft in commodities, hoeft het fonds hiervoor geen buffer aan te houden. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt onder meer plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds en het vragen van extra zekerheden zoals onderpand. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door de vermogensbeheerder enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand (collateral). In het algemeen kan worden gesteld dat het kredietrisico toeneemt bij vastrentende beleggingen buiten de overheidssector en bij vastrentende beleggingen in debiteuren van opkomende economieën. De toenemende relatieve schuldenlast van veel ontwikkelde landen en de wijze waarop de financiële markten daar op reageren maken echter duidelijk dat ook overheidspapier, zelfs van Eurolanden, kredietrisico met zich meedraagt. 66 De kredietwaardigheid van debiteuren binnen de vastrentende portefeuille wordt gemeten door rating agencies. Voor het bepalen van de rating wordt de volgende volgorde aanhouden; S&P – Moody’s – Fitch. In onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen over de verschillende rating classes weergegeven per ultimo van het jaar: AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating EUR 2013 % EUR 2012 % 166.964 109.805 50.623 29.196 1.602 1.306 46,4 30,5 14,1 8,1 0,5 0,4 223.149 68.784 33.141 28.055 2.536 1.011 62,6 19,3 9,3 7,9 0,7 0,2 359.496 100 356.676 100 Verzekeringstechnische risico’s (S6) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichting. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Per 31 december 2013 hanteert het fonds de sterftetafels AG 2012-2062 prognosetafel met voor het fonds adequate correctiefactoren. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit kan zich met name voordoen bij collateral management. Aan het begin van elk jaar wordt een liquiditeitsprognose gemaakt om inzicht te krijgen in de benodigde liquide middelen in de loop van het jaar. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt hiermee rekening gehouden. Er wordt op deze wijze zorg gedragen voor voldoende liquide middelen in de loop van het jaar. Deze beleggingen zijn in het geval van het fonds op een dergelijke manier ingevuld dat de risico’s van waardedaling voldoende worden weerspiegeld in het renterisico, het koersrisico zakelijke waarden en het kredietrisico. Er is daarom geen aanvullende opslag vereist. 67 Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen, maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur bewaakt op kwartaalbasis de naleving hiervan. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Operationeel risico (S9) Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Het fonds heeft werkzaamheden uitbesteed aan GBO Facilitair bedrijf en AZL (pensioenadministratie), Towers Watson (actuariële werkzaamheden), State Street global Advisors (aandelen beleggingen), PIMCO (vastrentende waarde beleggingen) en Kasbank (custodian). Met alle partijen is een contract afgesloten waarin duidelijke afspraken ten aanzien van de werkzaamheden zijn opgenomen. Jaarlijks wordt door het bestuur de kwaliteit van het door AZL verstrekte ISAE 3402 Type 2 Assurance Report geëvalueerd. Tussen bestuur en Towers Watson vindt er periodiek een overlegvergadering plaats, waarin alle lopende en bijzondere zaken worden besproken. Van de vermogensbeheerders en custodian ontvangt het bestuur periodiek beleggingsrapportages. Aan de hand van deze rapportages bewaakt het bestuur de kwaliteit van de dienstverlening. Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door het fonds geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Systeemrisico Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. 68 17. Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders De bestuurders ontvangen geen beloning van het fonds. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. 18. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Basisregelingen ANW hiaat Overgangsregeling VUT Uitgestelde VUT t.b.v. OP ( Vendrik) Overgangsregeling vroegpensioen FVP 2013 EUR 2012 EUR 26.480 373 1.174 52 694 149 29.892 420 0 86 780 187 28.922 31.365 De totale bijdrage van werkgevers en werknemers voor de basisregelingen inclusief ANW hiaat bedraagt 28,8% (2012: 28,9%) van de pensioengrondslagsom. De kostendekkende, gedempte en feitelijke ontvangen premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie12 Gedempte premie 2013 EUR 2012 EUR 27.762 26.480 19.491 30.284 29.892 20.889 De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijk ontvangen premie en de gedempte premie zijn het gevolg van het gehanteerde premiebeleid. 12 Vergelijkende cijfers 2012 zijn aangepast 69 De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijk ontvangen premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2013 EUR 2012 EUR Actuarieel benodigde premie voor de ´inkoop´ van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen 23.178 1.826 2.758 25.430 1.853 3.001 Totaal 27.762 30.284 Bij de vaststelling van deze discontovoet is uitgegaan van het verwachte toekomstige beleggingsrendement. De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: 2013 EUR 2012 EUR Actuarieel benodigde premie voor de ´inkoop´ van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen 15.786 1.826 1.879 17.027 1.853 2.009 Totaal 19.491 20.889 2013 EUR 2012 EUR 6 7 6 7 19. Premiebijdragen risico deelnemers Premie gemoedsbezwaarder 70 20. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013 Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overige Directe beleggingsopbrengsten EUR Indirecte beleggingsopbrengst EUR Kosten van vermogensbeheer EUR Totaal 4 6.905 -1.412 -10.179 22.040 -3.495 -11.912 255 -188 -1.365 -276 0 -599 21.856 2.045 -13.600 -9.924 -599 -4.682 6.888 -2.428 -222 Directe beleggingsopbrengsten EUR Indirecte beleggingsopbrengst EUR Kosten van vermogensbeheer EUR Totaal 6 7.775 120 144 77 15.122 14.979 18.864 215 -1 -196 -1.765 0 0 -466 76 14.932 20.989 18.984 359 -466 8.045 49.257 -2.428 54.874 EUR 2012 Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overige EUR De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor EUR 1.148 uit performance gerelateerde vergoedingen (2012: 1.301). De overige vermogensbeheerkosten omvatten de kosten voor management fee EUR 680 (2012: 732), advieskosten vermogensbeheer EUR 215 (2012: EUR 60), bewaarloon EUR 40 (2012: EUR 45) en administratie kosten EUR 345 ( 2012: EUR 290). Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 EUR 518 (2012: EUR 567). 71 21. Overige baten Boete en premieheffing Rente opbrengsten Andere baten 2013 EUR 2012 EUR 16 303 13 21 239 60 332 320 22. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de opgebouwde aanspraken. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. 23. Toeslagverlening Het bedrijfstakpensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de cao. De toeslag heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslag bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslag kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslag kan in principe worden ingehaald. Het bedrijfstakpensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslag heeft een voorwaardelijk karakter. 24. Rentetoevoeging De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur van DNB. Hierdoor is de benodigde intrest voor 2013 berekend op basis van een eenjarige spotrate primo boekjaar en gelijk aan EUR 1.882 (2012: EUR 7.900). Deze spotrate bedraagt 0,351% (2012: 1,544%). 25. Onttrekking voor uitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. 26. Onttrekking voor pensioenkosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. 72 27. Wijziging marktrente Per 31 december wordt de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 28. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van de veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De veronderstellingen van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichting is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In 2013 zijn er geen actuariële uitgangspunten herzien. 29. Korting op aanspraken Door het bestuur is op 7 februari 2013 een besluit genomen, waarbij alle pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 worden gekort met 5,6%. Deze korting is verwerkt in de jaarrekening 2012, conform instructies DNB. Door het bestuur is op 5 februari 2014 een besluit genomen, waarbij alle pensioenaanspraken en –rechten per 1 april 2014 worden gekort met 1,3%. Deze korting is verwerkt in de jaarrekening 2103, conform instructies van DNB. 30. Overige wijzigingen Arbeidsongeschiktheid Sterfte Mutaties Diversen 2013 EUR 2012 EUR 304 -174 1.212 -11 563 1.904 947 808 1.331 4.222 73 31. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. 2013 EUR 2012 EUR Inkomende waardeoverdrachten Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen 0 0 0 0 Saldo inkomende waardeoverdrachten 0 0 Uitgaande waardeoverdrachten Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen 0 0 0 0 Saldo uitgaande waardeoverdrachten 0 0 Saldo waardeoverdrachten 0 0 2013 EUR 2012 EUR 4.841 1.887 1.514 76 253 786 659 2.721 4.521 2.420 1.528 55 280 737 671 642 12.737 10.854 32. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Vroegpensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) Wezenpensioen Invaliditeitspensioen ANW pensioen Vakantietoeslag Andere uitkering (o.a. afkoop) De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 451,22 (2012: EUR 438,44) per jaar overeenkomstig artikel 66 van de Pensioenwet. In 2013 heeft er een afkoopactie kleine pensioenen plaatsgevonden, waardoor de post andere uitkeringen fors is gestegen. 74 33. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend/Adviserend actuaris Contributies en bijdragen Afschrijving dubieuze debiteuren Communicatiekosten Overige 2013 EUR 2012 EUR 156 1.305 88 379 68 354 115 108 109 1.094 81 529 72 148 85 56 2.573 2.174 2013 EUR 2012 EUR 55 15 18 81 0 0 88 81 Honoraria accountant De honoraria van de externe accountant zijn als volgt: Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten Aanvullende werkzaamheden jaarrekening 2012 Fiscale adviesdiensten De in dit jaarrapport verantwoorde uitvoeringskosten van EUR 2.573 (2012 EUR 2.174) zijn gestegen met EUR 400.De voornaamste stijging van de uitvoeringskosten zijn veroorzaakt door: 1. Bestuurskosten. Door een hogere vergaderfrequentie van het bestuur (toename EUR 50) mede in verband met het faillissement van GBO facilitair bedrijf. 2. Administratiekostenvergoeding. De verhoging van de kosten 2013 met EUR 211 is te verklaren door: stijging van beheervergoeding GBO EUR 176. Extra werkzaamheden AZL voor EUR 35 ( kortingsmaatregel). 3 Afschrijving dubieuze debiteuren. In verband met het toenemende aantal faillissementen door verslechtering van de bouwmarkt zijn de niet inbare premies voorlopig vastgesteld op EUR 355. 4 Communicatiekosten en overige kosten. De hogere kosten zijn gemaakt op het gebied van aanpassing en verzending uniform pensioen overzicht. Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn, evenals in 2012, geen werknemers in dienst. 75 34. Bezoldiging bestuur De bestuurders, plaatsvervangende bestuurders, leden van de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en commissieleden zijn onbezoldigd. Voor bestuurders en leden van de deelnemersraad is een vacatievergoeding per vergadering vastgesteld van € 300 per dagdeel. Voor leden van het verantwoordingsorgaan geldt een vacatievergoeding van € 250 per dagdeel. Voor commissievergadering krijgen bestuurders een vacatievergoeding van € 200 per dagdeel. Daarnaast is er een reiskostenvergoeding. De totale kosten zijn EUR 82 ( 2012: EUR 81). Deze vergoedingen worden betaald aan de werkgever waar het betreffende lid in loondienst is. 35. Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. 76 Ondertekening Aldus opgesteld door het bestuur, Woerden, 18 juni 2014 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf ____________________________ De heer J.H.M. van de Vall Voorzitter ____________________________ De heer A.A. Kiffen Secretaris 77 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum In de evaluatie van het herstelplan per jaareinde 2013, dat is ingediend bij de toezichthouder DNB, is een korting per 1 april 2014 opgenomen van 1,3% om per jaareinde 2013 te voldoen aan de wettelijke vereisten ten aanzien van het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds (einde korte termijnherstelplan). De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de korting van 1,3% per 1 april 2014 van pensioenaanspraken en –rechten. Alle deelnemers van het fonds zijn schriftelijk over de kortingsmaatregel per 1 april 2014 geïnformeerd. De deelnemers hebben tevens bericht ontvangen dat op 31 december 2013 het korte termijnherstelplan is afgelopen. Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten In de statuten van het bedrijfstakpensioenfonds zijn geen aanwijzingen opgenomen ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten. 78 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Woerden is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 en 132 (vanwege een dekkingstekort) en artikel 137 (vanwege het niet voldoen aan de consistentietoets). De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. 79 Amsterdam, 25 juni 2014 Drs. F. Verschuren AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V. 80 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit Jaarverslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Gouda gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 81 Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Paragraaf ter benadrukking van kortingsmaatregelen Wij vestigen de aandacht op pagina 12 van het bestuursverslag en pagina 59 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2014 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 25 juni 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. drs. H.C. van der Rijst RA 82 Actuariële analyse Financiële stromen EUR Saldo beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer Benodigde interest Wijziging rentetermijnstructuur Saldo premies Actuarieel benodigde premie -4.682 6.888 -2.428 Mutatie VPV voor risico fonds EUR 0 Saldo uitkeringen Mutatie VPV Feitelijke uitkeringen Saldo kanssystemen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties FVP inkoop Korting op aanspraken EUR -1.882 21.318 -4.682 6.888 -2.428 -1.882 21.318 -222 19.436 19.214 24.091 -22.294 1.797 24.091 -22.294 1.797 Saldo waardeoverdrachten Overdrachtssom inkomende WO Mutatie VPV inkomende WO Overdrachtssom uitgaande WO Mutatie VPV uitgaande WO Saldo kosten Kosten in premie Vrijval kosten uit VPV Kosten verslagjaar 2013 0 0 0 0 0 0 0 2.517 0 -2.219 -691 393 1.826 393 -2.219 298 -298 0 12.683 12.683 -12.737 -12.737 12.683 -54 1.459 706 0 149 174 -304 -1.086 -126 6.837 1.633 402 -1.086 23 6.837 2.314 5.495 7.809 -12.737 Saldo toeslagverlening Mutatie VPV 0 0 0 0 83 Financiële stromen Saldo mutaties technische voorz. Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties VPV Saldo andere oorzaken Overige baten Overige lasten Mutaties andere voorzieningen Totale saldo van baten en lasten EUR Mutatie VPV voor risico fonds EUR 2013 EUR 0 0 0 0 0 0 0 332 -354 0 11 332 -354 11 -22 11 -11 13.722 15.033 28.755 84 Overzicht gebruikte afkortingen ABTN ALM ANW BW CAO CSA DNB FTK FVP ISDA OPF OTC PW RJ RTS UPO VO VPV Actuariële en Bedrijfstechnische Nota Asset Liability Management Algemene Nabestaanden Wet Burgelijk Wetboek Collectieve Arbeidsovereenkomst Credit Support Annex De Nederlandsche Bank Financieel Toetsingskader Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering International Swaps and Derivatives Association Ondernemingspensioenfondsen Over The Counter Pensioenwet Raad voor de Jaarverslaggeving Rentetermijnstructuur Uniform Pensioen Overzicht Verantwoordingsorgaan Voorziening pensioenverplichtingen 85
© Copyright 2024 ExpyDoc