Jaarverslag 2013

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de
Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf,
het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf
Jaarverslag 2013
Inhoudsopgave
Kengetallen
2
Bestuursverslag
4
1. Algemene informatie
2. Bestuursaangelegenheden
3. Financiële informatie
4. Risicoparagraaf
5. Pensioenparagraaf
6. Ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving
4
11
14
18
21
23
Verslag van het verantwoordingsorgaan
30
Reactie van het bestuur
33
Jaarrekening
34
Balans per 31 december 2013
35
Staat van baten en lasten over 2013
36
Bestemming saldo van baten en lasten
37
Kasstroomoverzicht over 2013
38
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
39
Ondertekening
77
Overige gegevens
78
Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten
Actuariële verklaring
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Overzicht gebruikte afkortingen
78
79
81
85
1
Kengetallen
(bedragen in duizenden euro’s)
2013
2012
2011
2010
2009
409
415
419
445
436
5.269
14.591
5.668
16.582
6.178
16.262
6.217
16.301
6.411
16.050
2.763
961
34
2.619
923
35
2.479
899
44
2.381
883
46
2.278
864
48
23.618
25.827
25.862
25.828
25.651
Verhouding actieven : niet actieven in%
29
28
31
32
33
Premiebaten4
 Basisregelingen
 Overgangsregeling VUT
 Uitgestelde VUT t.b.v. OP ( Vendrik)
 Overgangsregeling vroegpensioen
 ANW hiaat
 FVP
26.480
1.174
52
694
373
149
29.892
0
86
780
420
187
24.008
538
23.818
1.631
22.951
1.590
331
401
442

28.922
31.365
24.877
25.850
24.983
26.480
27.762
19.491
2.573
12.737
-6.837
29.892
30.284
20.889
2.174
10.854
-31.856
24.877
27.981
22.561
1.935
10.798
0
25.850
28.197
26.095
1.744
10.012
0
24.983
30.385
24.767
2.260
9.195
0
4.925
5.322
4.027
4.157
3.896
2.665
3.034
3.155
3.025
2.882
Aantal werkgevers
Aantallen1
 Deelnemers
 Premievrije rechten (‘slapers’) 2
Pensioentrekkenden:
 Ouderdomspensioen3
 Partnerpensioen
 Wezenpensioen

Totaal
Totaal
Feitelijke premie basisregeling5
Kostendekkende premie
Gedempte premie
Pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitkeringen6
Korting van aanspraken en rechten
Gemiddelde feitelijk premie per actieve
deelnemer in euro
Gemiddelde uitkering per
pensioengerechtigde in euro 7
1 In 2011 is een dubbeltelling van deelnemers gecorrigeerd. De vergelijkende cijfers zijn hierop niet aangepast.
2 De afname in aantallen in 2013 wordt o.a. veroorzaakt door de afkoopactie kleine pensioenen 2881 stuks.
3 Ouderdomspensioen is inclusief vroegpensioen
4 In verband met kwaliteitsverbeteringen en meer inzicht zijn de vergelijkende cijfers van 2012 verder uitgesplist. De jaren 2011 en daar voor zijn niet aangepast.
5 In verband met kwaliteitsverbeteringen en meer inzicht zijn de vergelijkende cijfers van 2012 aangepast.
6 Uitkeringen is inclusief afkoop kleine pensioenen van EUR 2.721
7 De gemiddelde uitkering is exclusief de afkoopactie kleine pensioenen.
2
2013
2012
2011
2010
2009
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
1,30
5,60
0,00
0,00
0,00
Beleggingsportefeuille
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
167.074
359.496
3.484
2.387
130.592
356.676
6.795
2.132
1.628
97.466
321.768
33.045
11.255
1.929
101.078
274.525
5.882
11.708
1.844
80.834
235.849
2.799
9.442
Totaal
532.441
496.195
465.162
395.122
330.768
16,85
-6,35
-0,32
-0,72
0,05
4,69
14,30
13,49
12,25
12,46
10,03
1,72
2,77
-15,57
-3,64
21,24
13,39
12,76
0,40
1,93
-7,36
19,54
13,75
13,92
11,97
1,55
1,64
47,44
27,20
0,95
6,43
1,80
3,92
0,93
546.843
524.090
104,3
112,4
104,4
532.993
539.123
98,9
111,9
104,4
458.308
510.665
89,7
111,8
104,5
393.966
412.432
95,5
111,9
104,6
335.739
344.981
97,3
111,6
104,7
Reglementsvariabelen
Toeslagverlening actieven per 1 januari in %
Toeslagverlening inactieven per 1 januari in %
Korting op pensioenrechten en -aanspraken in
%8
Beleggingsperformance
Vastgoed rendement in %
Aandelen rendement in %
Vastrentende waarde rendement in %
Totale portefeuille rendement in %
Benchmark rendement in %
Z-score
Performance toets
Vermogenssituatie en solvabiliteit
Pensioenvermogen
Pensioenverplichtingen
Aanwezige dekkingsgraad in %
Vereiste dekkingsgraad in %
Minimaal vereiste dekkingsgraad in %
8 Korting wordt per ultimo van het jaar vastgesteld en per 1 april daarop volgend doorgevoerd.
3
Bestuursverslag
(bedragen in duizenden euro’s)
1. Algemene informatie
Juridische structuur
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf,
het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf (kort: BPFV) is opgericht op 6 april 1959 door de
organisaties van werkgevers en werknemers zijnde rechtsvoorgangers van de in stand houdende
partijen de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO en de Vereniging van
Verfgroothandelaren in Nederland enerzijds en de rechtsvoorgangers van FNV Bondgenoten en
CNV Vakmensen anderzijds. De stichting is ingeschreven bij het stichtingenregister van de
Kamer van Koophandel onder nummer 41125565. De statuten zijn laatstelijk gewijzigd op 23
augustus 2013.
Het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten bij de pensioenfederatie (Vereniging van
Bedrijfstakpensioenfondsen).
Op basis van een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (‘basispensioenregeling’),
en een tweetal overgangsregelingen (samen: ‘de pensioenregelingen’) bouwen de werknemers
een financiële aanspraak op ten behoeve van de gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden.
Statutaire doelstellingen
Het bedrijfstakpensioenfonds heeft tot doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, verlenen
of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen)
deelnemers, gepensioneerden en hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking
komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen. Het bedrijfstakpensioenfonds
voert een beleid dat in overeenstemming is met deze doelstelling. Dit beleid is vastgelegd in
beleidsdocumenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (‘ABTN’) de belangrijkste
is. Deze ABTN is voor het laatst geactualiseerd op 15 november 2013.
De samenstelling van bestuur over 2013
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf,
het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich
terzijde laat staan door een externe adviserend en een waarmerkend actuaris, een externe
accountant, een beleggingsadviseur, commissies, een deelnemersraad, een verantwoordingsorgaan en een compliance officer. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft geen personeel in dienst;
alle werkzaamheden (pensioenadministratie, -uitbetaling, vermogensbeheer, communicatie, etc.)
zijn uitbesteed.
Het bestuur bestaat uit zes leden en een onafhankelijke voorzitter. Zowel de
werkgeversorganisaties als de werknemersorganisaties dragen voor in onderling overleg drie
leden. De onafhankelijke voorzitter wordt in onderling overleg door de bestuurders gekozen.
4
De samenstelling van het bestuur alsmede de vertrekkende en nieuwe aangestelde bestuursleden
voor 2013 is als volgt:
Benoemd als onafhankelijk voorzitter:
Vanaf
De heer J.H.M. van de Vall voorzitter
Tot
30-08-2013 30-08-2017
Onafhankelijk bestuurder
Benoemd als bestuurslid namens werkgeversorganisaties:
Leden
Vanaf
Tot
De heer A.A. Kiffen
secretaris
03-12-2012 03-12-2016
Mevrouw P.A. de Bruijn
bestuurslid
03-05-2013 03-05-2017
De heer R.A. Foudraine
ex-plv
13-06-2006 06-12-2013
voorzitter
ex-bestuurslid 11-04-2006 11-02-2013
De heer R. de Wildt
Organisatie
Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO
Vereniging van
Verfgroothandelaren in
Nederland
Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO
Vereniging van
Verfgroothandelaren in
Nederland
Vanaf 6 december 2013 is een zetel voor een bestuurslid namens de Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO vacant.
Benoemd als bestuurslid namens werknemersorganisaties:
Leden
Mevrouw E. Lundgren
De heer J.P.M. Janssen
De heer R.W. Vlietman
Vanaf
plv.
secretaris
bestuurslid
bestuurslid
Tot
30-08-2012 30-08-2016
Organisatie
FNV Bondgenoten
01-01-2001 01-01- 2017 FNV Bondgenoten
21-12-2006 21-12- 2014 CNV Vakmensen
Bestuur en dagelijkse leiding
Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het
bedrijfstakpensioenfonds, alsmede overeenkomstig de vastlegging in de ABTN.
Het bestuur vertegenwoordigt het bedrijfstakpensioenfonds en draagt de
(eind)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregelingen en het daartoe
behorende pensioen- en beleggingsbeleid. Het bestuur vergadert minimaal twaalf keer per jaar.
Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Al naar gelang de omvang van onderwerpen, kan het beleggingsbeleid in aparte vergaderingen
van het bestuur worden behandeld. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door
beleggingsadviseur van Strategeon Investment Consultancy te Amsterdam (Schiphol).
Daarnaast maakt het bestuur gebruik van externe deskundigen.
Het bestuur heeft tijdens het boekjaar 2013 twintig maal een vergadering gehouden. Hiervan
waren drie vergaderingen geheel gewijd aan het beleggingsbeleid van het fonds.
5
Het Dagelijks Bestuur van het fonds is in de bestuursvergadering van 26 juli 2013 ingesteld en
bestaat uit de onafhankelijk voorzitter, de secretaris van het bestuur en de plaatsvervangend
secretaris van het bestuur. In het Dagelijks Bestuur wordt de voortgang van alle acties en
activiteiten van het fonds besproken en worden de vergaderingen voorbereid.
Samenstelling Dagelijks Bestuur per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
De heer J.H.M. van de Vall
De heer A.A. Kiffen
Mevrouw E. Lundgren
Onafhankelijk voorzitter
Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO
FNV Bondgenoten
Het Dagelijks Bestuur is in 2013 vijftien maal bijeengekomen.
Commissie Voorbereiding Beleggingen
In de bestuursvergadering van 26 juli 2013 is de Commissie Voorbereiding Beleggingen
ingesteld. De Commissie Voorbereiding Beleggingen bereid voor het bestuur besluiten voor
over strategische beleggingen en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer. De
commissie houdt toezicht op het financieel pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In
dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages en worden vergaderingen voorbereid. De
commissie laat zich adviseren door Strategeon Investment Consultancy te Amsterdam
(Schiphol). De commissie is paritair samengesteld.
Samenstelling Commissie Voorbereiding Beleggingen per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
Mevrouw E. Lundgren
De heer A.A. Kiffen
FNV Bondgenoten
Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO
De Commissie Voorbereiding Beleggingen is in 2013 vier maal bijeengekomen.
Risicocommissie
In de bestuursvergadering van 26 juli 2013 is de Risicocommissie ingesteld. De
Risicocommissie onderzoekt en beoordeelt alle risico’s van en voor het pensioenfonds en geeft
hierover gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur. Eind 2013 heeft de commissie het
beleidsdocument Integraal Risicomanagement (IRM) voorbereid. Het beleidsdocument Integraal
Risicomanagement (IRM) beschrijft de invulling van het integraal risicomanagement door het
fonds.
Samenstelling Risicocommissie per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
Mevrouw P.A. de Bruijn
De heer A.A. Kiffen
Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland
Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO
De Risicocommissie is in 2013 drie maal bijeengekomen.
6
Communicatiecommissie
Het bestuur heeft een communicatiecommissie ingesteld. Doel van de commissie is om de
communicatie en informatieverstrekking aan de aangesloten werkgevers en deelnemers aan
BPFV op een duidelijk en begrijpelijk niveau te verzorgen. Hierbij zullen nieuwe
ontwikkelingen en voorschriften worden gevolgd. De commissie laat zich adviseren door
Towers Watson Netherlands B.V..
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
De heer A.A. Kiffen
De heer R.W. Vlietman
De heer M.G. Haenen
Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO
CNV Vakmensen
Lid deelnemersraad en verantwoordingsorgaan
De Communicatiecommissie is in 2013 vijf maal bijeengekomen.
Commissie van beroep
Indien een geschil ontstaat tussen het bedrijfstakpensioenfonds en een belanghebbende bij het
bedrijfstakpensioenfonds (zie klachten- en geschillenprocedure op de website www.bpfv.nl),
dient de belanghebbende zich te wenden tot het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds. Indien
het bestuur en de belanghebbende niet tot een oplossing van het geschil komen, kan de
belanghebbende zich wenden tot de commissie van beroep.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Functie
De heer Mr. L. van der Ziel
De heer B.O. Kok
Mevrouw C. Paccoud-Rorrive
De heer F.P.H.J. Kuster
jurist
voorzitter
commissielid
commissielid
De commissie van beroep is in 2013 niet bijeen geweest.
In 2013 is geen geschil ingediend bij de commissie van beroep.
Paritaire commissie
Door de Bedrijfstakpensioenfondsen voor de Groothandel in Vlakglas en Verf enerzijds en voor
het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf anderzijds is een gezamenlijk paritaire commissie
ingesteld die grensgevallen met betrekking tot de verplichtstelling bespreekt en zonodig een
relatiebeheerder inschakelt. De paritaire commissie is in 2013 niet bijeengekomen. Wel hebben
er schriftelijke voorleggingen plaatsgevonden.
7
Samenstelling namens BPFV per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
De heer R.W. Vlietman
De heer A.A. Kiffen
CNV Vakmensen
Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO
Uitvoering pensioenadministratie
De pensioenadministratie van het bedrijfstakpensioenfonds is tot 31 december 2013 uitgevoerd
door GBO Facilitair Bedrijf B.V. In verband met het faillissement van GBO Facilitaire Bedrijf
B.V. wordt per 1 januari 2014 de pensioenadministratie volledig uitgevoerd door AZL te
Heerlen.
Uitvoering financiële administratie
De financiële administratie van het bedrijfstakpensioenfonds is tot 31 december 2013 uitgevoerd
door GBO Facilitair Bedrijf B.V. In verband met het faillissement van GBO Facilitaire Bedrijf
B.V. wordt per 1 januari 2014 de financiële administratie uitgevoerd door AZL te Heerlen.
Vermogensbeheerders
De externe vermogensbeheerders zijn:
Naam
Kempen Capital Managment
PIMCO
State Street Global Advisors
Schretlen & Co N.V.
Gevestigd
Amsterdam
Londen
Parijs
Amsterdam
De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor de selectie en timing van de transacties in
de door hen beheerde portefeuilles binnen de geldende mandaten.
Actuaris en accountant
Het bestuur heeft met ingang van 1 oktober 2012 de heer H. Zaghdoudi van Towers Watson
Netherlands B.V. benoemd tot adviserend actuaris. De adviserende actuaris adviseert het bestuur
onder meer over de financiële opzet van het fonds en het premieniveau van de pensioenregeling.
Als waarmerkend actuaris heeft het bestuur de heer F. Verschuren van Sprenkels & Verschuren
B.V. te Amsterdam benoemd. De waarmerkend actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate
waarin de verplichtingen van het fonds door aanwezig vermogen worden afgedekt.
Het bestuur heeft de heer H. van der Rijst van PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te
Amsterdam tot externe accountant benoemd.
De accountant controleert de jaarrekening, de verslagstaten en rapporteert jaarlijks de
bevindingen aan het bestuur.
8
Pension Fund Governance
Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de star-principes voor goed
bedrijfstakpensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, ‘PFG’) verankert in het wettelijke
kader. De 32 principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig bestuur,
transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. De
principes zijn verplicht van toepassing vanaf boekjaren beginnend op of na 1 januari 2008.
Het beleid van het bedrijfstakpensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De
verantwoordelijkheid hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in
ieder geval het volgende in:
- het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;
- integriteit;
- de soliditeit van het bedrijfstakpensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen
van financiële risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het
bedrijfstakpensioenfonds kunnen aantasten;
- het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een
continuïteitsanalyse te maken.
Het bedrijfstakpensioenfonds heeft op de volgende wijze invulling gegeven aan medezeggenschap
binnen het bedrijfstakpensioenfonds:
- Instelling deelnemersraad;
- Instelling intern toezicht;
- Instelling compliance officer;
- Instelling verantwoordingsorgaan.
Deelnemersraad
Sinds 18 juni 2003 kent de stichting een deelnemersraad.
De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en gepensioneerden en vergadert tweemaal
per jaar samen met het (dagelijks) bestuur. Bij belangrijke wijzigingen, zoals omschreven in de
ABTN en het reglement van de deelnemersraad, vraagt het bestuur advies aan de
deelnemersraad. De deelnemersraad bestaat uit:
Leden
Functie
Namens
De heer M.G. Haenen
voorzitter
De heer Th. Schoonus
De heer W.C.A. Roose
De heer R. Dusseldorp
De heer R. Nijskens
lid
secretaris
lid
lid
Centrale Samenwerkende
Ouderenorganisatie
FNV Bondgenoten
FNV Bondgenoten
Actieve deelnemers
Actieve deelnemers
De deelnemersraad heeft in 2013 vier maal vergaderd, waarvan twee maal met het dagelijks
bestuur.
Intern toezicht
Het intern toezicht vindt eens in de drie jaar plaats tenzij het bestuur een eerdere visitatie nodig
acht. Voor het interne toezicht over het kalenderjaar 2012 is destijds VCHolland te Utrecht
gevraagd. De bevindingen van dit interne toezicht zijn reeds in het jaarverslag over 2012
opgenomen.
9
Compliance officer
Tot 31 december 2013 was de heer Th. van der Zwaan door het bestuur benoemd als compliance
officer. De voornaamste taken van de compliance officer is het toetsen op de naleving van de
gedragscode door het bestuur en de medewerkers van het GBO Facilitair Bedrijf. Over 2013 zijn
geen overtredingen gemeld of geconstateerd. Per 1 januari 2014 is de heer B.M. Peters van NCI
benoemd als compliance officer.
Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van
het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst.
Het verantwoordingsorgaan is op 1 januari 2008 ingesteld en als volgt samengesteld:
Leden
Functie
Namens
De heer M.G. Haenen
lid
De heer Th. Schoonus
De heer W.C.A. Roose
De heer R. Dusseldorp
De heer P. Zock
lid
secretaris
lid
secretaris
De heer T. Grootjen
voorzitter
Centrale Samenwerkende
Ouderenorganisatie
FNV Bondgenoten
FNV Bondgenoten
Actieve deelnemers
Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO
Vereniging van
Verfgroothandelaren in
Nederland
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 vier maal vergaderd, waarvan twee maal met het
dagelijks bestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening
kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening en rapporteert hierover. Het rapport van
het verantwoordingsorgaan vindt u terug in dit jaarverslag.
De Werkgroep Toekomst bestaat uit de volgende leden:
Leden
Organisatie
De heer J.H.M. van de Vall
De heer A.A. Kiffen
Mevrouw E. Lundgren
Onafhankelijk voorzitter
Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO
FNV Bondgenoten
10
2. Bestuursaangelegenheden
Het bedrijfstakpensioenfonds verkeerde in 2013 in een dekkingstekort. Vanaf 1 januari 2009
heeft het bedrijfstakpensioenfonds een herstelplan dat is goedgekeurd door de toezichthouder
DNB op 12 november 2009. Onderdeel van dit herstelplan is een korte termijnherstelplan dat
loopt tot 31 december 2013. In dit korte termijnherstelplan is de eis opgenomen dat de
kostendekkende premie moet bijdragen aan herstel. Middels een brief van d.d. 4 mei 2011 heeft
toezichthouder DNB in aanvulling op en onder verwijzing naar een brief van 1 november 2010
laten weten dat het bedrijfstakpensioenfonds ter zake van de kostendekkende premie over 2011
af mag wijken van deze eis. Voorwaarde is wel dat het bedrijfstakpensioenfonds vóór 1 januari
2012 een kostendekkende premie moet hebben vastgesteld en in 2011 werkt aan een structureel
sluitende financiële opzet welke moet worden vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische
Nota (ABTN). Deze nieuwe financiële opzet moest uiterlijk bij de premiestelling voor het jaar
2012 functioneren.
Vanaf 2012 heeft het bedrijfstakpensioenfonds verder gewerkt aan de financiële opzet en de
vaststelling van een kostendekkende premie voor 2013. Voorzien werd dat de kostendekkende
premie voor 2013 hoog zou zijn. De vertegenwoordigende partijen in de CAO voor de
Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf alsmede op de
Vereniging van Verfgroothandel in Nederland (VVVH) hebben gezamenlijk overlegd of een
nieuwe pensioenregeling afgesproken moest worden. Het bestuur van het
bedrijfstakpensioenfonds heeft partijen van de benodigde informatie voorzien, alsmede een
datum gesteld waarvoor een nieuwe regeling afgesproken moest zijn.
Doordat vertegenwoordigende CAO-partijen in de Groothandel voor Vlakglas in 2012 geen
overeenstemming hebben kunnen bereiken over het pensioenvraagstuk, heeft het bestuur van het
bedrijfstakpensioenfonds vanuit haar verantwoordelijkheid een tweetal maatregelen genomen. In
de bestuursvergadering van 3 december 2012 heeft het bedrijfstakpensioenfonds de
kostendekkende premie voor het jaar 2013 vastgesteld op 28,8% (inclusief 0,4% premie ANWhiaat) van de pensioengrondslagsom. Daarnaast heeft het bedrijfstakpensioenfonds in de
vergadering van 7 februari 2013 een kortingsbesluit genomen waarbij is aangegeven dat de
pensioenaanspraken en rechten per 1 april 2013 met 5,6% worden verminderd.
De toezichthouder DNB heeft naar aanleiding van het opstellen van de evaluatie van het
herstelplan 2013, de vastgestelde kostendekkende premie voor 2013, alsmede de genomen
kortingsmaatregel op 1 april 2013 van 5,6% geen opmerkingen gemaakt.
In 2013 is het fonds gestart met de afkoop van kleine pensioenen waarvan de deelneming twee
jaar of langer geleden is beëindigd. De afkoop zal in tranches plaatsvinden. De gewezen
deelnemers met een ouderdomspensioen tussen de € 0,01 en € 150,00 hebben een afkoopaanbod
gehad. In het totaal zijn bij 2.881 deelnemers de pensioenaanspraken afgekocht met een
gemiddelde aanspraak op ouderdomspensioen van € 66,00.
11
Door invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2014
de maximale opbouwpercentages met 0,1% verlaagd. Voor middelloon geldt een maximaal
opbouwpercentage van 2,15% en voor eindloon 1,9% bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar.
Het fondsbestuur heeft vastgesteld dat hierdoor bij ongewijzigd beleid de pensioenregeling
vanaf 1 januari 2014 buiten het wettelijke fiscale kader valt. Na uitgebreid overleg met het
bestuur hebben sociale partners de pensioenregeling per 1 januari 2014 als volgt vastgesteld:
-
-
handhaven van de pensioengerechtigde leeftijd op 65 jaar;
de opbouw pensioenaanspraken naar 1,84%;
handhaven van de huidige nabestaande opbouw, met dien verstande dat voor 2014 de in
dat jaar ontstane nabestaande uitkeringen worden gehandhaafd op 60%/70% van 2,1%
toekomstige opbouw Ouderdomspensioen;
de bijhorende kostendekkende premie is vastgesteld op 25,1% (excl. ANW-hiaat van
0,4%).
Op basis van de evaluatie van het herstelplan eind 2012, was de verwachting dat de
dekkingsgraad zich in 2013 dusdanig zou ontwikkelen dat deze eind 2013 uit zou komen op
104,4%, waarmee voldaan zou worden aan de wettelijk eisen.
Per 31 december 2013 is het herstelplan door het bestuur geëvalueerd. Gedurende 2013 is de
rente gestegen. Dit leidde tot een daling van de technische voorzieningen, wat een positief effect
van 3,3%-punt had op de dekkingsgraad. Door de gestegen rente zijn de vastrentende waarden
echter in waarde gedaald. Hoewel de aandelen flink in waarde zijn gestegen, leidde het
rendement op de beleggingen per saldo slechts tot een stijging van de dekkingsgraad van 0,1%.
In totaal steeg de dekkingsgraad met 9,7%-punt, waarvan 5,5%-punt als gevolg van de per 1
april doorgevoerde korting van 5,6%. De totale stijging was daarmee echter minder dan de
verwachte stijging op basis van de inschatting per eind 2012, waardoor het herstel achter bleef
bij de verwachting en een tweede korting noodzakelijk is geworden.
Eind januari heeft het bestuur de voorlopige dekkingsgraad van BPFV per eind 2013 vastgesteld
op 103,0%. De minimaal vereiste dekkingsgraad aan het eind van 2013 had volgens het
vastgestelde herstelplan 104,4% moeten zijn. Als gevolg daarvan heeft het bestuur op 5 februari
2014 besloten opnieuw een kortingsmaatregel te moeten nemen om op de minimaal vereiste
dekkingsgraad van 104,4%. Per 1 april 2014 worden de pensioenaanspraken en rechten met
1,3% gekort. De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de
korting per 1 april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De korting van 1,3% is reeds
verwerkt in de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2013 zoals
opgenomen in de jaarrekening.
In oktober 2013 heeft het Dagelijks Bestuur (DB) van het fonds gesprekken gevoerd met de
directie van GBO Facilitair Bedrijf inzake een mogelijk op handen zijnde faillissement van
GBO Facilitair Bedrijf, de administrateur van het fonds. Tegelijkertijd is met AZL gesproken
over het overnemen van de pensioenadministratie. AZL heeft aangegeven bereid te zijn om de
uitvoering van de administratie over te nemen. Omdat het DB het risico als aanzienlijk
beoordeelde, is besloten contact op te nemen met De Nederlandsche Bank (DNB). Met DNB is
een aantal onderwerpen besproken waaronder het uitbestedingsrisico.
Het DB heeft een update gegeven van de stand van zaken en van de zaken die op dat moment al
waren veilig gesteld.
12
Met DNB is besproken dat een risico inventarisatie/draaiboek wordt gemaakt met een planning
en aanwijzing van de verantwoordelijke voor de uitvoering. Het draaiboek is vrijdag 25 oktober
in het bestuur BPFV besproken en conform het verzoek van DNB, aan DNB gezonden. Het
faillissement van GBO Facilitair Bedrijf is uitgesproken op 31 december 2013.
Het bestuur heeft in samenwerking met sociale partners een werkgroep Toekomst opgericht.
Deze werkgroep is samengesteld uit leden van CAO-onderhandelaars (Organisatie voor de
Vlakglasbranche GBO, FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen), vertegenwoordigers van de
Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland, een afvaardiging van bestuursleden BPFV,
een vertegenwoordiger van de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO en de adviserend
actuaris. De werkgroep houdt zich bezig met de toekomst van het fonds, daarnaast brengt de
werkgroep de aangekondigde wetswijzigingen 2014 en 2015 in kaart, zodat snel geschakeld kan
worden als alle wetgeving definitief is.
In de werkgroep Toekomst is in 2013 gesproken over een eventuele fusie met andere
bedrijfstakpensioenfondsen. De stijgende kosten, toegenomen regeldruk en zwaardere
governance zijn de redenen om naar fusiepartners om te zien.
Belangrijke uitgangspunten voor sociale partners en bestuur bij deze besprekingen zijn:
- Kostenreductie
- Behoud van eigen arbeidsvoorwaarden
- Governance
- Omvang
Het bestuur en sociale partners hebben eind 2013 met een groot aantal
bedrijfstakpensioenfondsen gesproken. Het Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel
blijkt op dit moment de beste partner om verder mee te spreken over een eventueel samengaan.
De Wet versterking bestuur is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Pensioenfondsen dienen
op 1 juli 2014 hun nieuwe bestuursmodel operationeel te hebben. BPFV is al voorafgaand aan
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel gestart met de oriëntatie op een eventueel nieuw
bestuursmodel. Deze verkenningen bestonden uit het bespreken van de veranderende wetgeving
tot het verkennen van andere modellen bij andere pensioenfondsen. Na het inwerkingtreden van
de wetgeving is het fonds aan de hand van het opstellen van criteria en de evaluatie van het
huidige bestuursmodel tot een keuze voor het nieuwe bestuursmodel gekomen; het paritaire
bestuursmodel. In dit traject heeft het fonds sociale partners, de deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan gekend.
Begin 2014 is het bestuur gestart met de implementatie van het nieuwe bestuursmodel. Hiervoor
is het geschiktheidsbeleidsplan geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wetgeving. Er is
een functieprofiel opgesteld voor de door verkiezingen aan te wijzen bestuurders die de
gepensioneerden vertegenwoordigden. Verkiezingen worden in het voorjaar van 2014
georganiseerd. Statuten en reglementen worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. De
deelnemersraad legt per 1 juli 2014 haar taken neer. Het verantwoordingsorgaan krijgt nieuwe
taken en neemt ook taken van de verdwenen deelnemersraad over. De raad van toezicht zal het
intern toezicht voor haar rekening nemen. Aan de invulling van de raad van toezicht wordt
gewerkt. De visitatiecommissie die voor 1 juli 2014 belast was met het toezicht op het fonds zal
deze taak neerleggen.
13
Naast de Wet versterking bestuur volgt het fonds ook de Code Pensioenfondsen die de Wet
versterking bestuur op bepaalde aspecten nader invult. De Code Pensioenfondsen is tot stand
gekomen door samenwerking van de Pensioenfederatie met de Stichting van de Arbeid. De
Code Pensioenfondsen treedt per 1 juli 2014 in werking. Echter bij de implementatie van het
nieuwe bestuursmodel dient het fonds rekening te houden met deze normen. Overigens is het
toegestaan om van de Code Pensioenfondsen af te wijken, maar in dat geval zal dat moeten
worden toegelicht in het jaarverslag.
Naleving wet- en regelgeving
Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat:
- het pensioenfonds in het boekjaar 2013 geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd;
- het pensioenfonds in het boekjaar 2013 geen aanwijzingen als bedoeld in artikel 171 van
de Pensioenwet zijn gegeven;
- in het boekjaar 2013 geen bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet
is aangesteld;
- een korte termijnherstelplan van toepassing is;
- een lange termijnherstelplan van toepassing is.
3. Financiële informatie
Financieel crisisplan
Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende
voorbereid op een snelle verslechtering van de financiële positie. Daarom moeten sinds 2012
alle pensioenfondsen verplicht als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota
(ABTN), een financieel crisisplan opstellen.
Het financiële crisisplan geeft aan welke acties het fonds onderneemt in een crisissituatie. Dit is
een ander plan dan het herstelplan. Het herstelplan geeft aan hoe het fonds de huidige financiële
positie verbetert. Het crisisplan beschrijft hoe het fonds omgaat met een plotselinge verandering
in de economische situatie (de schokbestendigheid) van het fonds.
Het bestuur is hiermee begin 2012 aan de slag gegaan. Nadat ook de deelnemersraad positief
had geadviseerd is het financieel crisisplan in 2012 vastgesteld en aan de ABTN is toegevoegd.
DNB en AFM evalueerden in de loop van 2012 de kwaliteit van financiële crisisplannen van
verschillende pensioenfondsen. Ze publiceerden in december 2012 een document met
voorbeelden van good and bad practices. De toezichthouders verwachten dat fondsen hun
crisisplannen daarmee verbeteren. Het bestuur heeft naar aanleiding van de aanbevelingen in
2013 het financieel crisisplan aangepast.
Uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer
Begin 2011 publiceerde de AFM de resultaten van een verkennend onderzoek naar de hoogte en
impact van administratie- en beleggingskosten bij pensioenfondsen. In het onderzoeksrapport
Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht concludeert de toezichthouder dat door betere
kostenbeheersing vooral kleinere en middelgrote pensioenfondsen kunnen besparen. De meeste
pensioenfondsen hebben nog onvoldoende inzicht in hun kosten. De AFM vindt dat ook
deelnemers geïnformeerd moeten worden over de kosten, omdat deze grote invloed hebben op
de uiteindelijke pensioenuitkering.
Het onderzoek van de AFM was voor de minister van SZW aanleiding om de pensioensector
aan te sporen de uitvoeringskosten inzichtelijker te maken. Aan die oproep gaf de
Pensioenfederatie in november gehoor met het uitbrengen van de Aanbevelingen
Uitvoeringskosten. De Pensioenfederatie roept alle pensioenfondsen op de aanbevelingen toe te
passen.
14
In onderstaande tabel zijn de gemiddelde kosten van de pensioenuitvoering per deelnemer te
zien. De kosten van de uitvoering omvatten alle kosten voor pensioenuitvoering. Het aantal
deelnemers betreft alle actieve deelnemers en gepensioneerden op jaareinde.
Aantal deelnemers ultimo jaar
Uitvoeringskosten
Kosten per deelnemer in EUR
9
2013
2012
2011
9.027
2.573
285
9.245
2.174
235
9.600
1.935
202
De kosten per deelnemer zijn gestegen doordat er in 2013 veel communicatie is geweest naar
niet-actieve deelnemers waaronder over korting van aanspraken en afkoop van kleine
pensioenen. In de berekening van de gemiddelde kosten per deelnemer worden de in-actieve
deelnemers niet meegenomen. Echter er zijn voor deze groep wel kosten gemaakt.
In onderstaande tabel zijn de kosten van het vermogensbeheer uitgedrukt in een percentage van
het gemiddeld belegd vermogen.
Kosten vermogensbeheer 2013
Bedragen
% van gemiddeld belegd
vermogen
Prestatievergoeding
Managementfee
Advieskosten vermogensbeheer
Bewaarloon
Administratie kosten
Totale kosten vermogensbeheer
1.148
680
215
40
345
2.428
0,22
0,13
0,04
0,01
0,07
0,47
Transactiekosten
1.545
0,30
De totale kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en
vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan uit
performance vergoedingen, de management fees, de advieskosten vermogensbeheer en overige
kosten. De performance vergoeding is gerelateerd aan het mandaat van PIMCO en wordt
berekend over een drie jaars gemiddelde performance ten opzichte van de benchmark. In 2013
lag de gemiddelde outperformance iets lager dan in 2012, waardoor de performance vergoeding
0,5 mln. lager lag dan voorgaand jaar.
Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Bij de
inschatting van de transactiekosten van de vastrentende waardenportefeuille is uitgegaan van het
model van de Pensioenfederatie, maar is ook rekening gehouden met het niet bestaan van een
bid-ask spread voor bepaalde transacties, zoals obligaties uitgegeven in de primaire markt en
bepaalde kortlopende geldmarkttransacties (uitgevoerd binnen het LDI-mandaat).
9
Actieve deelnemers en gepensioneerden
15
Integraal Risicomanagement (IRM)
BPF Vlakglas begeeft zich in een complexe omgeving met ontwikkelingen die invloed hebben
op bestaande risico’s dan wel het ontstaan van nieuwe risico’s. Het voorkomen dan wel
vermijden van risico’s is geen doel op zich voor het fonds. Immers juist het nemen van risico’s
kan ook bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Het bestuur streeft naar een goede
beheersing van risico’s. In 2013 is het bestuur begonnen met het opzetten van een raamwerk
Integraal Risicomanagement (IRM). Het bestuur, dat hierdoor een continue lerende organisatie
wordt, verwezenlijkt hiermee dat zij zich kan aanpassen aan risico’s in een continue
veranderende omgeving.
Het bestuur wil met dit raamwerk bewerkstelligen dat risico’s in onderlinge samenhang worden
bekeken en bepalen welke strategie voor de risico’s gewenst is, gegeven de risk appetite. Het
bestuur wil tevens bewerkstelligen dat beheersmaatregelen consistent zijn doorgevoerd op basis
van de gekozen risicostrategie.
Door de concrete invulling van het IRM wil het bestuur pro actief risico’s kunnen signaleren en
zelf het raamwerk van risicomanagement evalueren en bijsturen. Het bestuur heeft hiervoor een
beleidsdocument opgesteld. Het beleidsdocument beschrijft de invulling van de governance
structuur, de doelstellingen en overall risk appetite van het fonds.
BTW-vraagstuk
In opdracht van het bestuur van het fonds heeft PWC Belastingadviseurs onderzoek gedaan naar
de afdracht van de BTW door BPF Vlakglas over de periode 2009 - 2013.
Recent is er een oordeel uitgesproken in de ATP- en PPG-arresten. Beide uitspraken zijn van
belang voor de btw-positie van BPF Vlakglas in 2009-2013, daarnaast zijn de uitspraken van
belang voor de toekomstige positie.
Er is nog geen aangifte ingediend bij de belastingdienst derhalve is er nog geen bedrag
opgenomen in de jaarrekening.
Dekkingsgraad
De ontwikkeling van de dekkingsgraad per jaareinde is als volgt:
Dekkingsgraad per jaareinde (in %)
Vereiste dekkingsgraad (in %)
Minimaal vereiste dekkingsgraad (in %)
2013
2012
2011
104,3
112,4
104,4
98,9
111,9
104,4
89,7
111,8
104,5
Dekkingstekort en reservetekort
Per 31 december 2013 bevond het bedrijfstakpensioenfonds zich in een situatie waarbij zowel
sprake was van een dekkingstekort als een reservetekort. Het herstel blijft achter op het
herstelplan.
16
Het bestuur heeft in 2009 een geïntegreerd herstelplan opgesteld en vastgesteld in
overeenstemming met artikel 16 en 17 van het Besluit FTK Bedrijfstakpensioenfondsen, dat
bestaat uit een korte- en lange termijnherstelplan. DNB heeft het korte- en lange
termijnherstelplan separaat beoordeeld. De goedkeuring van DNB is ontvangen d.d. 12
november 2009. Jaarlijks wordt het herstelplan in januari geëvalueerd en ter beoordeling
voorgelegd aan DNB. Op basis van de evaluatie van het herstelplan per eind 2013 bleek de
dekkingsgraad van het pensioenfonds uit te komen op 103,0%. Hierdoor bleek een tweede
korting van 1,3% per 1 april 2014 benodigd om aan de wettelijke vereisten voor herstel te
voldoen. De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de
korting per 1 april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De deelnemers hebben tevens
bericht ontvangen dat op 31 december 2013 het korte termijnherstelplan is afgelopen.
Toeslagverlening
De toeslagverlening binnen het bedrijfstakpensioenfonds is afhankelijk van de financiële situatie
van het bedrijfstakpensioenfonds. De toeslagverlening is voorwaardelijk en het besluit tot
toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur genomen. Het bedrijfstakpensioenfonds
probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met 50% van de
loonontwikkeling cq de prijsinflatie. Dit noemen wij onze toeslagambitie. Het toeslagbeleid van
het bedrijfstakpensioenfonds staat indexatie toe indien de dekkingsgraad hoger is dan de vereiste
dekkingsgraad. Aangezien het bedrijfstakpensioenfonds zowel per einde kalenderjaar 2011 als
2012 in onderdekking is heeft het bestuur besloten voor 2012 en 2013 geen toeslag (indexatie)
toe te kennen.
Indien in het verleden geen volledige indexatie heeft plaatsgevonden kunnen onder bepaalde
omstandigheden inhaalindexaties worden toegekend. Toekenning van inhaalindexaties vereist
een hoge dekkingsgraad. In de huidige situatie verwacht het bestuur niet binnen afzienbare tijd
inhaalindexaties te kunnen toekennen.
Het bestuur zal jaarlijks de hoogte specificeren van de toegekende indexatie ten opzichte van de
volledige indexatie. Deze specificatie is voor actieve deelnemers en inactieve deelnemers
(premievrije deelnemers en de gepensioneerden) als volgt:
Overzicht Toeslagen
Jaar
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
Actieve deelnemers
Toegekend
Ambitie
%
%
0,000
0,000
0,000
0,000
0,000
0,000
2,750
2,500
0,000
0,000
1,500
0,000
0,000
0,000
0,627
0,627
1,510
1,510
2,500
0,000
0,500
1,500
Inactieve deelnemers
Verschil Toegekend
Ambitie
Verschil
%
%
%
%
0,000
0,000
0,000
0,627
0,627
1,510
-1,375
0,000
0,000
0,500
0,000
0,000
0,000
0,000
0,000
0,000
0,000
1,290
1,720
0,000
0,000
1,500
0,840
1,050
1,170
0,635
0,595
1,245
0,581
1,160
1,670
1,240
2,210
0,840
1,050
1,170
,0635
0,595
1,245
-0,710
-0,560
1,670
1,240
0,620
De toeslagambitie van BPFV is met ingang van 2007 op 50% van loonontwikkeling c.q. de
prijsinflatie gesteld.
17
4. Risicoparagraaf
ALM-studie
In 2013 is door Towers Watson Netherlands B.V. een Asset Liability Managementstudie (ALM)
uitgevoerd voor het fonds. Met de ALM-studie maakt het bestuur de financiële risico’s die het
fonds op lange termijn loopt kwantitatief zichtbaar, alsook de mate waarin de inzet van
sturingsmiddelen deze risico’s kan beïnvloeden. De uitkomsten van de ALM-studie zijn een
hulpmiddel om te bepalen of het financiële en beleggingsbeleid aanpassing behoeft om zodanig
beter te kunnen voldoen aan de lange termijn doelstellingen van het fonds. Daarmee is de ALManalyse een risicobeheersinginstrument voor het bestuur.
De volgende doelstellingen van het fonds zijn in de ALM-studie als uitgangspunt genomen:
- Het veiligstellen van nominale rechten voor de deelnemers
- De toeslagambitie van het fonds
- Een stabiele en zo laag mogelijke pensioenpremie
De doelstellingen worden in de ALM studie getoetst met behulp van risico- en rendementsmaten
met een horizon van 15 jaar.
Actuariële risico’s
Door toepassing van de prognosetafels AG 2012-2062 met adequate correcties voor
ervaringssterfte wordt gereserveerd voor een in de toekomst verwachte verbetering van de
overlevingskansen (langleven risico). Overige relevante actuariële risico's waar rekening mee
wordt gehouden zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Beleggingsrisico’s
Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de
Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen
verbonden aan onder meer aandelen, valuta's en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste
reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen
welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet in op
maximalisatie van het rendement op het vermogen tegen een acceptabel beleggingsrisico en
kostenniveau.
Marktrisico
Marktrisico is het risico dat beleggingen in waarde dalen als gevolg van veranderingen in de
marktprijs, bijvoorbeeld koersdalingen op de aandelenmarkt of een rentestijging op de
rentemarkt. De volatiliteit is een maatstaf die aangeeft wat de kans is op waardedalingen
(gebaseerd op historie).
Beleggingen kunnen ook dalen als gevolg van een gebrek aan liquiditeit op de markt (van
belang als het pensioenfonds een verkooptransactie uitvoert). Verschillende risico’s kunnen
elkaar versterken of werken juist diversifiërend. Om die reden wordt het risico van
marktwaardebewegingen op totaalniveau getoetst.
Beheersmaatregelen:
- gewenste marktrisico’s worden meegenomen in de ALM-studie. Het betreft de risico’s
waarvoor gekozen wordt op basis van risico/rendement verwachtingen (er staat naar
verwachting een beloning tegenover het nemen van deze risico's);
- ‘ongewenste’ risico’s zoals concentratierisico, tegenpartijrisico en waarderingsrisico
worden via vermogensbeheerovereenkomsten en beleggingsrichtlijnen zoveel mogelijk
beheerst.
18
Renterisico
Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds
negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde
mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de
beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. Het verkleinen van het
renterisico leidt tot een lager vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn
geweest zonder beperking van het renterisico.
Door middel van vastrentende waarden (o.a. staats- en bedrijfsobligaties) en rentederivaten
(renteswaps) werd het renterisico voor 70% afgedekt in 2013. Dit percentage renteafdekking is
in de ALM-studie van eind 2013 als optimaal percentage voor dit fonds bevestigd.
De vermogensbeheerder heeft slechts beperkte vrijheid (plus en minus 5% renteafdekking) om
van de 70% afdekking af te wijken.
Risico zakelijke waarden
Dit is het koersrisico van beleggingen in de aandelenmarkt en in hedge funds. Door dit risico te
lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een rendement gehaald dat het fonds benut
om haar doelstellingen (waaronder indexatie van pensioenen) na te streven. Conform de ALMstudie is begin 2013 bepaald dat 30% van de beleggingsportefeuille wordt belegd in zakelijke
waarden (met name aandelen). Een klein deel (minder dan 1%) werd belegd in hedge funds. Het
fonds had hier reeds een verkoopopdracht voor opgegeven, maar die kon niet eerder dan januari
2014 worden uitgevoerd. Door koersbewegingen heeft de daadwerkelijke allocatie naar
zakelijke waarden gedurende het jaar bewogen rond de 30%.
Het risico op zakelijke waarden wordt beheerst doordat het pensioenfonds gekozen heeft voor
een passieve wijze van beheer van de aandelenportefeuille. Dat wil zeggen dat de
vermogensbeheerder geen vrijheid heeft om naar eigen inzicht aandelen te selecteren, maar dat
er een vaste marktbenchmark wordt gevolgd. Daarnaast vindt spreiding binnen het
aandelenmandaat naar regio plaats doordat er wereldwijd wordt belegd, dus zowel in aandelen
uit ontwikkelde als opkomende landen.
Inflatierisico
Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van pensioen aantast in termen van koopkracht
en het pensioenfonds niet volledig kan indexeren. Het inflatierisico kan worden verkleind door
inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke
inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale
pensioenverplichtingen kan voldoen. Op grond van de ALM-studie heeft het fonds besloten om
het inflatierisico niet expliciet af te dekken.
Valutarisico
Valutarisico is het risico op een daling van de waarde van de beleggingsportefeuille door
valutaontwikkelingen, als gevolg van verliezen op posities in beleggingstitels in vreemde valuta.
Binnen de vastrentende waarden portefeuille is de belegging in buitenlandse valuta beperkt en
het aanwezige valutarisico wordt grotendeels afgedekt door de vermogensbeheerder. Binnen de
aandelenportefeuille wordt een groot deel belegd in aandelen buiten de Eurozone. Het
valutarisico wordt voor circa 70% van de marktwaarde van de beleggingen genoteerd in
Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden afgedekt. Met betrekking tot de
bovenstaande valuta-afdekkingsregel wordt het belang in aandelen uit opkomende markten
daarbij geacht voor 50% te bestaan uit dollar risico. De custodian is verantwoordelijk voor de
valuta-afdekking.
19
Grondstoffenrisico
In het beleggingsbeleid 2013 is geen allocatie naar grondstoffen opgenomen. Het
grondstoffenrisico is daarom niet direct aanwezig.
Kredietrisico
Dit betreft het risico op een daling van de waarde van vastrentende beleggingsinstrumenten
als gevolg van een wijziging in de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling of het
instrument. Dit risico bestaat bij alle vastrentende waarden, dus zowel bij vastrentende waarden
uitgegeven door overheden als bedrijven. Tevens is kredietrisico het risico op waardeverliezen
als gevolg van een daling in de kredietwaardigheid van partijen waarop vorderingen uitstaan.
Dit is in feite tegenpartijrisico: het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan
voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen
worden de tegenpartijen van het pensioenfonds nauwgezet geselecteerd (o.a. eisen ten aanzien
van de kredietwaardigheid). Bij het afsluiten van derivaten met tegenpartijen vindt daarnaast op
dagelijkse basis onderpanduitwisseling plaats.
Binnen de vastrentende waardenportefeuille wordt bewust kredietrisico genomen op landen en
bedrijven, afhankelijk van het type obligatie. Om deze risico's te beheersen zijn in het beleid
beperkingen opgelegd wat betreft de maximale allocatie naar verschillende type obligaties en de
lagere ratingcategorieën.
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is op verschillende manieren aanwezig bij het pensioenfonds.
Marktliquiditeitsrisico is het risico dat de beleggingen onvoldoende snel, dan wel niet tegen
acceptabele prijzen kunnen worden omgezet in liquide middelen. Dit risico is beperkt daar er
grotendeels in liquide instrumenten wordt belegd. Illiquide beleggingen waren in 2013 wel
aanwezig op kleine schaal, maar het belang is begin 2014 verkocht.
Daarnaast is er liquiditeitsrisico aanwezig in de vorm van cash flow risico, ofwel de
toereikendheid van liquide middelen voor betalingsverplichtingen. Het fonds zorgt ervoor dat de
bezittingen en binnenkomende kasstromen voldoende zijn om aan de benodigde
betalingsverplichtingen te voldoen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met liquiditeiten die
benodigd kunnen zijn als gevolg van het storten van onderpand ten behoeve van
derivatenposities. Het fonds houdt voldoende liquide middelen en obligaties aan om het
onderpandrisico te minimaliseren.
Concentratierisico
Het concentratierisico is het risico dat zich voordoet als een groot deel van het vermogen bij één
debiteur of binnen één beleggingscategorie of regio geconcentreerd is. Indien deze debiteur
failliet gaat of binnen de betreffende categorie of regio grote koersverliezen plaatsvinden, heeft
dit een significante impact op het vermogen. Om dit risico te beperken is in de
beleggingsportefeuille van het fonds spreiding aangebracht over beleggingscategorieën, regio's
(binnen de aandelenportefeuille) en zijn er restricties opgenomen met betrekking tot de
maximale allocatie naar de verschillende type instrumenten en ratingcategorieën (binnen
vastrentende waarden). Het pensioenfonds monitort de naleving van de restricties op dagbasis.
20
Uitbestedingsrisico
Het fonds beheerst operationele risico’s door met haar contractpartners afspraken te maken
aangaande een deugdelijke functiescheiding, een goed beschreven administratieve organisatie en
toezicht op de naleving van de afgesproken procedures.
Van de contractpartners wordt verder verwacht dat over de beheersing van de operationele
risico’s wordt gerapporteerd op basis van vooraf overeengekomen parameters. Verder worden
tijdens het jaarwerkproces de uitbestede bedrijfsprocessen getoetst, aan de hand van ISAE 3402
rapporten.
5. Pensioenparagraaf
Voor 2013 gelden de volgende kerncijfers en premiepercentages:
Pensioenpremie ( percentage van de pensioengrondslag)
Premie ANW hiaat ( percentage van de salarissom)
Premie compensatieregeling ( percentage van de salarissom)
Maximum pensioengevend salaris in EUR
Franchise PR 2000
Franchise PR 2007
2013
%
2012
%
28,40
0,40
0,45
28,50
0,40
0,45
2013
EUR
2012
EUR
50.853
15.503
13.227
50.065
15.310
13.062
Premiebeleid 2013
In het kader van het herstelplan is het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds overgegaan tot
maatregelen in verband met het premiebeleid.
Voor 2013 bedroeg de feitelijke premie 28,8% (2012: 28,90%) van de pensioengrondslagsom.
Dit is inclusief de ongewijzigde premie voor de Anw-hiaat regeling van 0,4%.
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt:
Kostendekkende premie
Gedempte premie
Feitelijke premie
2013
EUR
2012
EUR
27.762
19.491
26.480
30.284
20.889
29.892
Kostendekkende premie 2013
Vanaf 2007 geldt voor BPF Vlakglas een kostendekkende premie die gebaseerd is op de nieuwe
pensioenregeling vanaf 1 januari 2007. Binnen deze kostendekkende premie is rekening
gehouden met de vanuit FTK voorgeschreven opslagen. Voor de vaststelling van de
kostendekkende premie wordt voor BPF Vlakglas uitgegaan van een gedempte
disconteringsvoet. Deze disconteringsvoet is door het bestuur vastgesteld op 4,2%. Verder is in
de kostendekkende premie geen rekening gehouden met een opslag voor voorwaardelijke
indexatie. Voor de pensioenregelingen PR2000 en PR2007 geldt een doorsneepremie van 28,8%
(niveau 2013) van de pensioengrondslagsom en 0,45% van de salarissom. Voor de
Overgangsregeling VUT geldt een afzonderlijke premie. Het pensioenfonds heeft zijn
premiebeleid vastgelegd in de ABTN.
21
De kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme bedraagt voor boekjaar 2013 EUR
27.762. De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor
renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties van deze kostendekkende premie. Om dit
effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om
premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de
rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijke premie. Het
bedrijfstakpensioenfonds heeft zoals hiervoor aangegeven van deze mogelijkheid gebruik
gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie een
disconteringsvoet van 4,2%. De gedempte kostendekkende premie op basis van deze
disconteringsvoet voor boekjaar 2013 bedraagt EUR 19.491. Vanwege het feit dat het
pensioenfonds eind 2012 in dekkingstekort verkeerde, diende de premie 2013 bij te dragen aan
herstel. De kostendekkende premie 2013 op basis van deze premiedekkingsgraadeis bedraagt
EUR 26.024. De feitelijke premie ad EUR 26.480 is groter dan de kostendekkende premie op
basis van premiedekkingsgraadeis en voldoet derhalve aan de wettelijke vereisten.
Het bedrijfstakpensioenfonds ontvangt jaarlijks premies, die zijn onderverdeeld in een
werkgevers- en een werknemersbijdrage. De ontvangen feitelijke premie voor boekjaar 2013
bedraagt EUR 26.480.
De ontvangen feitelijke premie is voor boekjaar 2013 lager dan de kostendekkende premie, maar
hoger dan de gedempte kostendekkende premie. In de gedempte kostendekkende premie voor
2013 is conform de bepalingen in de ABTN een forfaitaire solvabiliteitsopslag meegenomen die
gelijk is aan het percentage van het vereist eigen vermogen per 31 december van het voorgaande
kalenderjaar.
Kostendekkende premie 2014
DNB heeft na overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten
pensioenfondsen de mogelijkheid te bieden om voor de premiestelling af te wijken van de
minimale premiedekkingsgraadeis van 104,4% in geval van een dekkingstekort. Deze
mogelijkheid geldt alleen voor fondsen die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid
om voor de premiestelling voor 2011 af te wijken van de minimale premiedekkingsgraad van
104,4% in geval van een dekkingstekort. BPFV kon geen gebruik maken van de mogelijkheid
om voor de premiestelling af te wijken van de minimale premiedekkingsgraadeis van 104,4%.
Voor 2014 heeft het bestuur besloten om de feitelijke premie vast te stellen op 25,50% van de
pensioengrondslagsom (de premie voor de Anw-hiaat regeling blijft gelijk).
In 2014 wordt de basispremie 25,50% van de pensioengrondslagsom en blijft de premie
compensatieregeling 0,45% van de salarissom.
Overgangsregeling VUT
Het werkgeversaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de
overgangsregeling VUT wordt geheven over alle bij de betreffende werkgever in dienst zijnde
werknemers.
Het bestuur van BPFV heeft besloten om de premie voor de overgangsregeling VUT over 2012
op nihil te stellen. Periodiek evalueert het bestuur van BPFV de premies van de voorwaardelijke
overgangsregeling VUT. Uit de in 2012 uitgevoerde herrekening met actuele aannames is
gebleken dat vanaf 2013 weer premie moest worden vastgesteld en geheven.
22
Het bestuur van BPFV heeft de premies voor de overgangsregeling VUT over 2013 als volgt
vastgesteld:
-
Werkgeversaandeel 0,93% van het pensioengevend salaris
Werknemersaandeel 0,62% van het pensioengevend salaris
Het werknemersaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de
overgangsregeling VUT wordt alleen geheven over de bij de betreffende werkgevers in dienst
zijnde werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en die vanaf 31 maart 2000
onafgebroken verzekerd zijn geweest en dit blijven.
6. Ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving
Code Pensioenfondsen
De Pensioenfederatie en de STAR ontwikkelden gezamenlijk een Code Pensioenfondsen in het
kader van het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. De Code komt in de plaats van
de Principes voor goed pensioenfondsbestuur uit 2005. Op 1 januari 2014 is de Code
Pensioenfondsen in werking getreden als document van zelfregulering van de sector. De Code
gaat in op het besturen van een pensioenfonds, het intern toezicht daarop en over het afleggen
van verantwoording over wat het pensioenfonds doet, wat een pensioenfonds gepland en
gerealiseerd heeft. Per 1 juli 2014 wordt de Code ook wettelijk verankerd in de Pensioenwet.
De Code is gebaseerd op het “pas toe of leg” uit-beginsel. Het volledig volgen van alle normen
uit de Code is dus niet verplicht. Wel wordt ieder fonds geacht aan te kunnen geven waarom ze
bepaalde afwijkende keuzes hebben gemaakt.
Het bestuur heeft vastgesteld dat het fonds voor een groot deel reeds voldoet aan de principes,
maar diverse zaken nog wel (beter) vastgelegd moeten worden. Het bestuur is hiermee eind
2013 begonnen.
In het jaarverslag 2014 zal een uitgebreider verslag over de naleving van de Code
Pensioenfondsen worden opgenomen.
Verhoging AOW leeftijd
Sinds 1 april 2012 gaat de AOW in vanaf de 65ste verjaardag in plaats van de eerste dag van de
maand waarin de verjaardag valt. Daardoor ontstaat een inkomensgat bij mensen met vut,
prepensioen of vroegpensioen.
De AOW-leeftijd is vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs omhoog gegaan. Dit is in wetgeving
vastgelegd. Een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021 is de
gecombineerde uitkomst van afspraken uit het Herfstakkoord en het Regeerakkoord van oktober
2012.
Door de stapsgewijze leeftijdsverhogingen in de AOW sluiten de pensioenleeftijd en de AOWleeftijd vanaf 2013 niet meer op elkaar aan. De pensioenregeling van het fonds maakt het
aansluiten mogelijk doordat vanaf 1 januari 2014 de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
uitgesteld kan worden, tot uiterlijk 70 jaar.
23
Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen
De financiële regels voor pensioenfondsen staan in het Financieel Toetsingskader (FTK). Het
FTK is onderdeel van de Pensioenwet. In de zomer van 2013 hield staatssecretaris Klijnsma een
consultatie over een voorontwerp voor het nieuwe FTK. In het consultatiedocument werd een
scheiding tussen nominale en reële contracten voorgesteld. Na de consultatie koos
staatssecretaris Klijnsma alsnog voor één FTK, de zogenaamde tussenvariant. De tussenvariant
is te omschrijven als een FTK met het nominale contract als uitgangspunt. Met de introductie
van de nieuwe tussenvariant wil Klijnsma ervoor zorgen dat pensioenfondsen oude (nominale)
rechten niet hoeven in te varen in een nieuw (reeël) contract. Het ontwerp ligt bij de Raad van
Staten, de planning is om het ontwerp naar de Tweede Kamer te sturen juist voor het
zomerreces.
Aanpassing Witteveenkader
In het regeerakkoord is afgesproken om het fiscale kader voor het aanvullende pensioen, het
zogeheten Witteveenkader, te versoberen. Het kabinet acht het van belang de ambitie ten
aanzien van de pensioenhoogte aan te passen aan het stijgen van de levensverwachting en de
trend van langer doorwerken. Dit is goed voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel en
draagt bij aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën.
Aanpassing van het Witteveenkader kan op drie manieren plaatsvinden: verhoging van de
pensioenrichtleeftijd, verlaging van de maximumopbouwpercentages en een maximering van het
pensioengevend loon. Met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is geregeld dat in
2014 de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd (in 2014 naar 67 jaar en vervolgens gekoppeld
aan de ontwikkeling van de levensverwachting). Bovendien worden de maximumopbouwpercentages enigszins verlaagd (voor middelloonregelingen van 2,25% naar 2,15% en
voor eindloonregelingen van 2% naar 1,9%). Om het Witteveenkader verder aan te passen heeft
het kabinet voorgesteld om de maximumopbouwpercentages verder te verlagen en een absolute
grens te stellen aan het pensioengevend loon.
Hoewel meerdere partijen de noodzaak tot hervorming erkenden, zijn er zowel in de Tweede als
in de Eerste Kamer bezwaren geuit over de invulling en uitwerking hiervan. Deze bezwaren
hadden met name betrekking op de omvang van de verlaging van het opbouwpercentage, de
door het kabinet verwachte premiedaling, de positie van verschillende inkomensgroepen en de
vormgeving van de excedentregelingen. De wetsvoorstellen konden daarom in de
oorspronkelijke vorm niet op een meerderheid in de Eerste Kamer rekenen.
Daarop heeft het kabinet zeer constructieve gesprekken gevoerd met de verschillende fracties uit
de Tweede Kamer. Deze gesprekken hebben tot wijzigingsvoorstellen geleid die aan de
bezwaren van de fracties tegemoet kwamen. Deze wijzigingsvoorstellen zijn vervolgens
uitgewerkt in wetgeving. Het wetsvoorstel tot invoering van de excedentregelingen is
ingetrokken. Maatregelen voor de versterking van de pensioenopbouw van zzp’ers zullen in een
afzonderlijk voorstel worden ingediend.
Aanpassing van het Witteveenkader heeft ook consequenties voor de pensioenregeling van
BPFV. Inmiddels is het overleg hierover met de sociale partners opgestart.
24
Communicatie en informatie
Op 29 november 2013 is het voorontwerp van het voorstel van wet tot wijziging van de
Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de
pensioencommunicatie openbaar gemaakt voor consultatie via het internet. Een belangrijk
uitgangspunt bij de vernieuwing van de wetgeving op het terrein van pensioencommunicatie is
dat het perspectief van de deelnemer centraal staat. Het is wenselijk dat meer dan nu het geval is
aangesloten wordt bij de informatiebehoeften en de kenmerken van de deelnemer en zijn manier
van informatieverwerking. Dat betekent dat er in de wetgeving meer ruimte zal zijn voor
maatwerk door pensioenuitvoerders (vormvrij waar mogelijk, standaardisatie waar nodig),
gelaagdheid in informatie, meer mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking en uniforme
communicatie over koopkracht en risico’s. Het doel is te komen tot een persoonlijk interactief
totaaloverzicht voor alle deelnemers, dat op elk gewenst moment te raadplegen is door de
deelnemer. Hiervoor wordt het pensioenregister, naar verwachting ingaande 1 januari 2015,
fasegewijs uitgebreid met functionaliteiten. Een dergelijk overzicht, ook wel genoemd een
‘pensioendashboard’, moet in één oogopslag inzicht geven in het te verwachten
pensioeninkomen. Ook moet het de financiële gevolgen bij bepalende keuzes of veranderingen
in de persoonlijke leefsituatie laten zien.
In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een
concept-convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van
arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen).
Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt
worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van
arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en
aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude
pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het
inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de
arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt.
Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij
daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen
omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel
inlooprisico.
De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen
uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014
aanpassen.
7. Beleggingenparagraaf
Terugblik op de financiële markten
Het jaar 2013 kenmerkte zich door aantrekkende groei in de westerse wereld, waar veel landen
uit een jarenlange recessie leken te klimmen. De financiële markten bleven echter – net als in
voorgaande jaren – erg afhankelijk van het doen en laten van de grote centrale banken. In de
Verenigde Staten dreigde de opmars van de aandelenmarkten verstoord te worden door een
naderende afbouw van de monetaire steun ('tapering') door het stelsel van Amerikaanse centrale
banken (Fed). Uiteindelijk leidden de gunstige economische vooruitzichten en de dreiging tot
afbouw van monetaire steun tot stijgende rentestanden in de VS en Europese kernlanden, maar
ook tot forse kapitaalstromen uit de opkomende landen. Zowel de Europese als de Amerikaanse
aandelenbeurzen sloten het jaar af met forse plussen.
25
Beleggingsbeleid BPFV
Het bestuur van BPFV heeft in 2013 vastgehouden aan de strategie van voorgaande jaren: 70%
wordt belegd in vastrentende waarden (vooral obligaties) en 30% in zakelijke waarden (vooral
aandelen). Deze verdeling werd gekozen op basis van een lange termijn analyse, afgestemd op
de pensioenregeling en het premie- en indexatiebeleid van BPFV.
Aan het einde van het jaar heeft het bestuur van BPFV besloten tot het uitvoeren van een nieuwe
lange termijn analyse (ALM-studie). Adviserend actuaris Towers Watson heeft een (verkorte)
ALM-studie uitgevoerd, waarvan de resultaten in januari 2014 zijn gepresenteerd aan het
bestuur. Op basis van deze resultaten heeft het bestuur besloten om de strategische
beleggingsmix te handhaven, als ook het percentage renteafdekking.
Begin 2013 is de strategische mix binnen de aandelenportefeuille aangepast. Het bestuur heeft
besloten om de regio opkomende markten te overwegen ten opzichte van de weging van deze
regio binnen de MSCI All Country World Index (MSCI ACWI). Het strategisch gewicht is
bepaald op 16,7% (in de MSCI ACWI bedraagt het gewicht ca. 11%). Het aandelenmandaat
wordt op passieve wijze beheerd.
Het bestuur heeft reeds in 2011 besloten alle alternatieve beleggingen te zullen verkopen ten
gunste van de allocatie naar aandelen. Vanwege specifieke verkoopvoorwaarden is de liquidatie
van de laatste alternatieve belegging (een belang in een fund-of-hedge funds bij Kempen Capital
Management) pas begin 2014 afgerond.
Assetmix
Het door het bestuur vastgestelde strategische beleggingsbeleid kan als volgt worden
samengevat:
Feitelijke allocatie (%)
Strategische Benchmark
allocatie
(%)
(%)
Ultimo
2011
2012 2013
Vastrentende waarden
75,3
74,0 67,9 70,0
64,8
Zakelijke waarden
- Aandelen
21,8
25,6 31,6 29,6
34,8
- Vastgoed
0,4
0,0
0,0
0,0
0,0
Overige beleggingen
- Hedgefondsen
2,5
0,4
0,5
0,4
0,4
Liquide
middelen (excl. valuta- 0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
overlay)*
Totale portefeuille
100,0
100,0 100,0 100,0
100,0
* in deze tabel worden niet de liquide middelen meegenomen die worden aangehouden op
rekeningen buiten de beleggingsportefeuille, zoals die geadministreerd wordt door de custodian.
Deze liquide middelen zijn bestemd voor onder andere de afkoop van kleine pensioenen. Ook
wordt de verplicht aan te houden buffer in liquide middelen bij Kas Bank ten behoeve van de
valuta-afdekking in bovenstaande tabel buiten beschouwing gelaten.
26
Rendement
In 2013 bedroeg het totale portefeuillerendement, inclusief het resultaat van het afdekken van
valutarisico, 0,51% ten opzichte van een benchmarkrendement van 0,11% (exclusief valutaafdekking respectievelijk -0,32% versus -0,72%).
Dit betekent dat BPF Vlakglas een outperformance heeft behaald van 0,40%. Dit werd
voornamelijk veroorzaakt door de outperformance binnen het vastrentende waardenmandaat.
In onderstaande tabel worden de rendementen over het gehele jaar per beleggingscategorie
weergegeven:
Vastrentende waarden
Rendement (%)
Benchmark indices
Portefeuille Benchmark
-6,35
-8,06
Swapbenchmark, afgestemd op
pensioenverplichtingen BPFV
(duratie 22,1 jaar per 31/12/2013)
Aandelen
16,85
16,54
11,95
(excl. -0,32
6,31
-0,72
(incl. 0,51
0,11
Hedgefondsen
Totaal
rendement
valuta-afdekking)
Totaal
rendement
valuta-afdekking)
MSCI World Index Total Return
(Net Dividends)
MSCI EM Index Total Return (Net
Dividends)
HFRX Global Hedge Fund Index
Vastrentende waarden
De voorzichtig aantrekkende groei die zich in de eurozone manifesteerde en de speculatie over
een mogelijk afbouwen van de Amerikaanse monetaire steun hebben er voor gezorgd dat zowel
de swaprente als de rentes op Nederlandse en Duitse staatsobligaties in 2013 zijn opgelopen. De
kredietopslagen zijn in 2013 verder gedaald.
De vastrentende waarden portefeuille wordt middels een actief mandaat beheerd door PIMCO.
BPFV heeft van de marktontwikkelingen afgelopen jaar geprofiteerd door een deel van de
portefeuille te beleggen in bedrijfsobligaties en andere instrumenten met kredietrisico. Ook heeft
de rentestrategie die beheerder PIMCO in de LDI-portefeuille heeft ingezet voor BPFV goed
uitgepakt: de portefeuille was iets minder rentegevoelig dan de benchmark wat positief uitpakte
in een marktomgeving met stijgende rentes. PIMCO behaalde hierdoor een outperformance van
1,71% ten opzichte van de verplichtingenbenchmark. De stijgende rentes hebben er echter wel
voor gezorgd dat de totale vastrentende waarden portefeuille in waarde daalde. Deze noteerde
namelijk een rendement van -6,35% ten opzichte van -8,06% voor de benchmark.
Elk jaar controleert het pensioenfonds in hoeverre de benchmark van het LDI-mandaat
(swapbenchmark) aansluit bij het renterisico dat BPFV loopt over de pensioenverplichtingen. In
januari 2013 heeft BPFV deze benchmark herijkt. In mei is er opnieuw een benchmarkwijziging
geweest na het toepassen van de kortingsmaatregel door BPFV.
In 2013 is het strategische percentage renteafdekking van de pensioenverplichtingen
ongewijzigd gebleven op 70%. Omdat BPFV niet het gehele renterisico van de
pensioenverplichtingen heeft afgedekt, heeft de stijging van de (swap)rente over het jaar per
saldo een positief effect gehad op de dekkingsgraad van BPFV.
27
Aandelen
De aandelenmarkten in de ontwikkelde landen eindigden 2013 met forse winsten. Aandelen van
opkomende landen bleven hierop echter aanzienlijk achter. De invloed van het (naderende)
afbouwen van de Amerikaanse monetaire steun, de zorgen omtrent een mogelijke vertraging van
de Chinese economische groei en binnenlandse problemen in veel van de opkomende landen
hebben deze regio duidelijk parten gespeeld.
BPFV laat de aandelenportefeuille volledig passief beheren door State Street Global Advisors
(SSgA). In 2013 werd door BPFV belegd in vijf verschillende regiofondsen van SSgA, die elk
hun eigen MSCI-benchmark zo nauwkeurig mogelijk trachten te volgen (indexfondsen). De
regiofondsen Europa en Noord-Amerika behaalden de hoogste performance (respectievelijk
19,8% en 24,3%). Ook het fonds dat belegt in de regio Pacific en het fonds dat belegt in
Israëlische aandelen behaalden positieve rendementen. Enkel het fonds dat belegt in aandelen uit
de opkomende markten behaalde een negatief resultaat (-6,6%).
Over 2013 behaalde de aandelenportefeuille van BPFV een resultaat van 16,9% versus de
performance van de benchmark van 16,5%. Dit resultaat is exclusief de valuta-afdekking van de
aandelenportefeuille, die door de custodian van het pensioenfonds (Kas Bank) wordt uitgevoerd.
De drie vreemde valuta waarvan het valutarisico ten opzichte van de euro wordt afgedekt
(Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen), daalden allen in waarde. Hierdoor had de
valuta-afdekking van de aandelenportefeuille een positief effect op de performance van het
pensioenfonds (bijdrage van 0,83%).
Alternatieve beleggingen
Het pensioenfonds heeft in 2011 reeds besloten alle alternatieve beleggingen (beheerd door
Kempen Capital Management) te verkopen, maar de laatste belegging kon niet eerder dan
januari 2014 worden verkocht vanwege de verkoopvoorwaarden van het beleggingsfonds. Deze
belegging behaalde in 2013 een rendement van 11,95% versus een rendement van 6,31% voor
de benchmark.
Z-score
De outperformance heeft voor het jaar 2013 een positieve uitwerking op de Z-score en de
daaraan verbonden performancetoets. In onderstaande tabel zijn de Z-scores en
performancetoetsen over de afgelopen vijf jaren opgenomen.
Jaar
2013
2012
2011
2010
2009
Z-score
0,05
1,72
0,40
1,55
3,92
Performancetoets
4,69
2,77
1,93
1,64
0,93
De performancetoets wordt uitgevoerd op basis van de behaalde Z-scores in de afgelopen vijf
jaar. Op basis van deze vijf scores dient het fonds boven 0 uit te komen om de performancetoets
te doorstaan.
28
Investment Beliefs
In 2013 heeft een update plaatsgevonden van de investment beliefs van BPFV. Met behulp van
investment beliefs, of het vastleggen van beleggingsbeginselen, formuleert het pensioenfonds
een kader hoe om te gaan met financiële markten en producten. Investment beliefs worden
gekarakteriseerd als een goed gedefinieerde visie op de werking van financiële markten en de
manier waarop het pensioenfonds hierin acteert om zijn doelstellingen te behalen.
De beliefs zijn daarmee een kader voor het bestuur om nieuwe beleggingsmogelijkheden te
beoordelen, ze zijn een ijkpunt voor het bestuur in crisistijden en ze maken een duidelijke
verantwoording naar de deelnemers, de toezichthouder en andere stakeholders mogelijk.
De vastgestelde investment beliefs hebben betrekking op de volgende hoofdpunten:
a. Strategie en risicokader
b. Mandaten en uitbesteding
c. Beleggingsorganisatie
d. Werking financiële markten
Binnen deze hoofdpunten zijn specifieke onderdelen nader benoemd en toegelicht. De
investment beliefs zijn te raadplegen in de Verklaring inzake Beleggingsbeginselen, zoals
opgenomen in de ABTN.
Vooruitzichten
In verband met het aflopen van het korte termijnherstelplan ultimo 2013 is per 1 april 2014 een
korting doorgevoerd van 1,3%. Deze korting is noodzakelijk omdat de dekkingsgraad per eind
2013 is vastgesteld op 103,0%, terwijl deze volgens het herstelplan 104,4% had moeten zijn.
Iedereen waarvoor de verlaging van toepassing is, heeft rond 20 februari 2014 een brief
ontvangen met nadere uitleg.
Ondertekening
Aldus opgesteld door het bestuur,
Woerden, 18 juni 2014
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas,
de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf
____________________________
De heer J.H.M. van de Vall
Voorzitter
____________________________
De heer A.A. Kiffen
Secretaris
29
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Algemeen
Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van BPF Vlakglas is per 1 januari 2008 ingesteld. Het
VO bestaat formeel uit zes leden waarin de volgende drie geledingen zijn vertegenwoordigd:
■ De binnen het pensioenfonds vertegenwoordigde vakverenigingen, te weten FNV
Bondgenoten en CNV Vakmensen, benoemen elk één lid. Dit kan een zittend lid van de
werknemersgeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de werknemersgeleding van het
VO moeten deelnemer zijn in het fonds. In 2010 is ten aanzien van de leden van de
werknemersgeleding nog beslist dat in de situatie dat de vakverenigingen uit haar geledingen
geen kandidaten kunnen vinden, voor benoeming in het VO ook kandidaten kunnen toetreden
die niet zijn aangesloten bij de betreffende vakverenigingen. Deze leden van het VO worden
benoemd door het bestuur;
■ Twee leden worden in het VO benoemd door genoemde vakverenigingen gezamenlijk,
tezamen met het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. Dit kunnen
zittende leden van de gepensioneerdengeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de
gepensioneerdengeleding van het VO moeten pensioengerechtigde zijn van het fonds;
■ De twee werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in het bestuur van het pensioenfonds, te
weten de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH) en de Organisatie voor
de Vlakglasbranche GBO, benoemen ieder één lid.
Ongeacht het aantal (ter vergadering aanwezige) leden heeft iedere geleding binnen het VO één
derde van het maximale aantal van zes stemmen. Het VO heeft het recht een deskundige te
raadplegen.
Het bestuur van het pensioenfonds heeft de inrichting (onder meer samenstelling en
stemverhouding conform bovengaande uitgangspunten), de werkwijze en de bevoegdheden van
het VO vastgelegd in de statuten van het pensioenfonds en een daarop gebaseerd intern
reglement voor het VO.
Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de
uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde Principes voor goed
pensioenfondsenbestuur ( Pension Fund Governance), zoals vastgesteld door de Stichting van de
Arbeid op 16 december 2005. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het
handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer
het jaarverslag.
Het VO heeft onder andere recht op overleg met het bestuur, op overleg met de externe
accountant/actuaris en op informatie. Verder heeft het VO het recht om advies uit te brengen
over:
■ De vergoedingsregeling van bestuursleden;
■ Wijzigen van het beleid ten aanzien van VO;
■ Vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht;
■ De interne klachten- en geschillenprocedure;
■ Het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Het VO legt zijn oordeel ten minste eenmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt samen
met een reactie van het bestuur daarop opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel
betrekking over heeft.
30
Bevindingen 2013
In het kader van de taakuitoefening heeft het VO als voorbereiding op de bespreking van 13 juni
2014 tijdig kennis genomen van het concept jaarverslag en de concept jaarrekening over het
boekjaar 2013. Een nadere toelichting op dit concept jaarverslag en de concept jaarrekening
heeft plaatsgevonden in de bespreking van 13 juni 2014 met een afvaardiging van het bestuur.
Het VO heeft zich met name gericht op het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur
in 2013. De besproken onderwerpen zijn:
Toekomst van het fonds
Het VO heeft kennisgenomen van de besprekingen in 2013 van het bestuur over de toekomst
van het fonds. Gezien de ontwikkelingen binnen het fonds waarbij het aantal actieven t.o.v. de
niet-actieven verder onder druk komt te staan en het feit dat de kostendruk relatief hoog zal
blijven, ondersteund het VO het initiatief om een samengaan met SPNG verder uit werken, maar
geeft ook uitdrukkelijk mee alternatieven niet uit te sluiten. In dat verband adviseert het VO de
oorspronkelijke geformuleerde uitgangspunten continue te toetsen aan de huidige
omstandigheden en reële mogelijkheden.
(Toekomstig) bestuursmodel van het fonds
Per 1 juli 2014 zal een nieuw bestuursmodel binnen het fonds worden geïntroduceerd. Het VO
stelt vast dat in 2013 door het bestuur op adequate wijze de verschillende modellen zijn
bediscussieerd en op basis van op de juiste argumenten een model voor ligt. Het VO vraagt wel
aandacht voor de personele invulling binnen dit model om de huidige kennis van de
voorliggende vraagstukken te waarborgen. Daarnaast verzoekt het VO op korte termijn een
beslissing te nemen ter zake van de discussie m.b.t. de “gewogen” stemverhouding. Tenslotte
wijst het VO op het belang van de invulling van bestuurszetel namens de gepensioneerden.
Integraal Risicomanagement
Het VO heeft kennis genomen van de activiteiten in 2013 door het bestuur uitgevoerd in het
kader van het Integraal Risicomanagement. Het VO onderstreept het belang van blijvende
aandacht voor dit onderwerp. Dat geldt ook voor de niet financiële risico's. in dat verband
noemt het VO de situatie rond het faillissement van het Facilitair Bedrijf eind 2013 welke niet
binnen het risicomanagement was voorzien.
AZL
Het VO heeft kennis genomen van het feit dat er een intentieverklaring met AZL is getekend om
de pensioenadministratie van het fonds per 1 januari 2014 uit te laten voeren door AZL. Het VO
vraagt aandacht voor de deze transitie naar AZL om overdrachtsproblemen voortkomende uit
mogelijke onjuiste masterdata te voorkomen. Het bestuur heeft aangegeven dat er een
inventarisatie van de data gaande is. Over de uitkomsten van deze inventarisatie wordt het VO
door het bestuur op de hoogte gehouden. Het VO vraagt daarnaast aandacht voor het
incassobeleid en handhaving van de verplichtstelling van het fonds. Tevens verzoekt het VO om
binnen haar Integraal Risicomanagement beleid de toetsing van het functioneren en de
continuïteit van de uitvoering door AZL op te nemen.
31
Communicatie
Het VO heeft kennis genomen van de activiteiten ondernomen door de communicatiecommissie.
De nieuwsflits van het fonds wordt als zeer positief ervaren. Het VO vraagt aandacht voor het
onderhoud van de website van het fonds.
Het VO vraagt ook blijvende aandacht voor de communicatie richting de Deelnemersraad en het
Verantwoordingsorgaan. In 2013 constateert het VO dat de informatie vanuit het bestuur niet
altijd werd verstrekt en dat adviesaanvragen onder een te grote tijdsdruk werden voorgelegd.
Als voorbeeld werd genoemd de adviesaanvraag met betrekking tot de kortingsmaatregel per 1
april 2014. Het VO is van mening dat tijdige en juist communicatie richting Deelnemersraad en
Verantwoordingsorgaan de zorgvuldigheid ten goede komt.
Jaarplanning
Het VO heeft wederom geconstateerd dat de te behandelen onderwerpen tijdens de
bestuursvergaderingen in sommige gevallen te groot is. Met als gevolg dat mogelijk daardoor de
aandacht voor het halen van “deadlines” onder druk komt te staan. Het VO adviseert het bestuur
nogmaals om intern het werken met de zogenaamde jaarkalender te evalueren, met als doel de
onderwerpen die binnen noodzakelijke termijnen afgehandeld moeten worden tijdig en mogelijk
in separate bestuursvergaderingen te agenderen.
Woerden 13 juni 2014
BPF Vlakglas
Het verantwoordingsorgaan
32
Reactie van het bestuur
Het bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor het oordeel en de aanbevelingen en heeft
grote waardering voor de grondige beoordeling. Het bestuur neemt de aanbevelingen ter harte en
gaat deze bespreken. Het bestuur spreekt de verwachting uit dat de samenwerking tussen bestuur
en Verantwoordingsorgaan ook in 2014 zorgvuldig zal verlopen.
Het bestuur,
Woerden, 18 juni 2014
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas,
de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf
33
Jaarrekening
34
Balans per 31 december 2013
(bedragen in EUR 1.000) na verwerking saldo van baten en lasten
Toelichting
2013
EUR
2012
EUR
167.074
359.496
3.484
2.387
130.592
356.676
6.795
2.132
532.441
50
0
5.203
23.794
496.195
43
2
11.500
42.561
561.488
550.301
22.753
8.944
522.828
1.262
50
5.651
-6.130
9.072
537.762
1.361
44
8.192
561.488
550.301
Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
- Aandelen
- Vastrentende waarden
- Derivaten
- Overige beleggingen
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
Beleggingen voor risico deelnemers
Immateriele activa
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
4
5
6
7
8
Totaal activa
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves
Bestemmingsreserves
Technische voorzieningen risico pensioenfonds
Overige technische voorzieningen
Technische voorzieningen risico deelnemers
Overige schulden en overlopende passiva
Totaal passiva
9
10
11
12
13
14
35
Staat van baten en lasten over 2013
(bedragen in EUR 1.000)
Toelichting
2013
EUR
2012
EUR
18
19
20
21
28.922
6
-222
332
31.365
7
54.874
320
29.038
86.566
12.737
2.573
0000000000000
00000000000
22.985
0
1.882
-12.683
-393
-21.318
0
-6.837
1.331
0
6
10.854
2.174
00000000
283
41.493
28.755
45.073
Baten
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Premiebijdragen risico deelnemers
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Overige baten
Saldo van baten
Lasten
Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
rekening pensioenfonds:
 Pensioenopbouw
 Toeslagverlening
 Rentetoevoeging
 Onttrekking voor uitkeringen
 Onttrekking voor pensioenkosten
 Wijziging marktrente
 Wijziging actuariële uitgangspunten
 Korting op aanspraken
 Overige wijzigingen
 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
rekening deelnemers
Saldo van lasten
Saldo van baten en lasten
32
33
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
25.216
0
7.900
-11.129
-320
27.162
7.263
-31.856
4.222
0
7
36
Bestemming saldo van baten en lasten
Algemene reserve
Bestemmingsreserve
2013
EUR
2012
EUR
28.883
-128
46.227
-1.154
28.755
45.073
37
Kasstroomoverzicht over 2013
(bedragen in EUR 1.000)
2013
EUR
2012
EUR
29.538
0
0
-12.675
30.934
1
0
-10.903
-1.720
348
-2.035
433
15.491
18.430
Kasstromen uit beleggingsactiviteiten
Directe beleggingskosten – en opbrengsten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
Overige ontvangsten en uitgaven
Koers en omrekenverschillen liquide middelen
-9.508
6.003
-16.273
-3.533
-1.334
-9.613
7.486
860.836
-855.146
-864
2.503
225
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-34.258
15.040
Mutatie liquide middelen
-18.767
33.470
42.561
9.091
23.794
42.561
Toelichting
Kasstromen uit
pensioenuitvoeringsactiviteiten
Bijdragen van werkgevers en werknemers
Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen
Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaalde pensioenuitvoerings- en
administratiekosten
Overige
Totaal kasstroom uit
pensioenuitvoeringsactiviteiten
Saldo begin boekjaar
Saldo einde boekjaar
8
38
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
1. Inleiding
Bpf Vlakglas, statutair gevestigd te Gouda, heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de
werknemers, in dienstbetrekking werkzaam zijnde of geweest zijnde bij de aangesloten
ondernemingen, alsmede na het overlijden van die werknemers uitkeringen te verstrekken aan
hun weduwen, weduwnaars, partners en wezen, op de wijze als nader omschreven in het
pensioenreglement. De stichting tracht dit doel te bereiken door de vorming, de instandhouding
en het beheer van een fonds, eventueel door het sluiten van overeenkomsten van verzekering
met één (of meer) door het bestuur aan te wijzen verzekeraars.
2. Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek
2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven
door de Raad voor de Jaarverslaggeving.
Het bestuur heeft op 18 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
3. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in duizenden euro’s. De jaarrekening is opgesteld in
overeenstemming met de wettelijke bepalingen van titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken
van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de
Jaarverslaggeving.
De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Indien geen specifieke
waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de
balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen
waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
De gehanteerde grondslagen van waarderingen van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten
opzichte van het voorgaande jaar.
Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de
in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening
pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks
verantwoord in het resultaat.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het
bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de
toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van
baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op
ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als
redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de
boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt.
39
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is
de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen
opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige
economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan
worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk
is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang
van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van
het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een
vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch
potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een
verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en
alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn
overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder
worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop
niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige
economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan
zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de
balans opgenomen indien er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het
actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie
bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële
activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens
gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief
valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten
opgenomen.
40
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het
pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt
tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden
omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening
voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
Beleggingen
Algemeen
In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde.
Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld
vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs.
Aandelen
Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De
marktwaarde is de beursnotering per balansdatum.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn
gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
De marktwaarde van niet-beursgenoteerde participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd
op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde
aandeel per balansdatum.
Derivaten
Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde
beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare
waarderingsmodellen.
Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde
beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare
waarderingsmodellen.
41
Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, verminderd met de
cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen.
De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur van drie
respectievelijk vier jaar en worden berekenend op basis van een vast percentage van de
verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele residuwaarde. Er wordt afgeschreven
vanaf het moment van ingebruikneming.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de
nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte
oninbaarheid.
Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met
beleggingstransacties conform RJ610.208. Conform RJ610.208 mogen overige vorderingen en
schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te
vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met
beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en
vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen
worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties.
Overige Activa (Liquide middelen)
Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Onder de liquide middelen
zijn opgenomen die kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel
met een looptijd korter dan twaalf maanden. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband
met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden
gepresenteerd onder de beleggingen.
Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen
onder kortlopende schulden.
Algemene reserve
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle
actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening
pensioenverplichtingen voor risico van het bedrijfstakpensioenfonds en overige technische
voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn
opgenomen.
De overige reserves die het bedrijfstakpensioenfonds vormt, blijken afzonderlijk uit de balans.
42
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het bedrijfstakpensioenfonds wordt
gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van
de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met
de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke
pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt
bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals
gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de
balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren
verworven aanspraken verminderd met de per 1 april 2014 doorgevoerde kortingsmaatregel.
Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden
geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na
balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er
wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van
de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend
wegens arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare
trend in overlevingskansen.
De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen
en veronderstellingen:
Sterfte
Het gehanteerde overlevingskansstelsel is gebaseerd op de landelijke door het Actuarieel
Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Deze tafel wordt toegepast met de
fondsspecifieke ervaringssterfte, afgeleid met behulp van het Towers Watson ervaringssterfte
model 2012.
Rente
De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend volgens het FTK, waarbij de
marktwaarde bepaald wordt door gebruik te maken van de door De Nederlandsche Bank
gepubliceerde rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. In deze rentetermijnstructuur is met ingang
van september 2012 voor de looptijden vanaf 20 jaar gebruik gemaakt van de zogenaamde
UFR-methode. Voorts is de rentetermijnstructuur vastgesteld op basis van het gemiddelde van
alle handelsdagen in de laatste 3 maanden.
Partnerfrequentie
Bij de berekeningen van de voorzieningen voor partnerpensioen wordt er tot en met leeftijd 64
van uitgegaan dat 90% van de deelnemers gehuwd is of een partner heeft. In verband met de
mogelijkheid tot uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt er op de
pensioenleeftijd van uitgegaan dat 100% van de deelnemers gehuwd is of een partner heeft.
Vanaf pensionering wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat.
43
Leeftijdsverschil
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is gesteld op drie jaar (vrouw jonger).
Wezenpensioen
De opslag op de voorziening partnerpensioen voor niet-gepensioneerden voor latent
wezenpensioen bedraagt 2%.
Vaststelling leeftijd
Om een berekening per geboortejaar mogelijk te maken, wordt aangenomen dat iedere
(gewezen) deelnemer of gepensioneerde op 1 juli van zijn of haar geboortejaar geboren is.
Uitkeringen
Aangenomen wordt dat de pensioenuitkeringen continu (zullen) plaatsvinden. In de praktijk
wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd.
Kosten
In de voorziening is rekening gehouden met een opslag van 3,1% voor toekomstige uitkeringsen administratiekosten.
Revalideringskansen
Bij de vaststelling van de voorziening voor de verleende premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt geen rekening gehouden met leeftijdsafhankelijke kansen op revalidering.
Actuariële gelijkwaardigheid herschikken
De pensioenregeling biedt diverse mogelijkheden om te schuiven met de opgebouwde pensioenaanspraken. Zo is het mogelijk ouderdomspensioen om te zetten in een combinatie van ouderdomspensioen en partnerpensioen, of kan partnerpensioen worden omgezet in
ouderdomspensioen.
Deze omzetting van pensioenen geschiedt op basis van actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutrale factoren. Daarbij wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen die worden gebruikt
bij de vaststelling van de voorziening van het fonds, rekening houdend met de voorziening voor
excassokosten en met de zekerheidsmarge voor eventuele toename van de levensverwachting.
Overige technische voorzieningen
De voorziening voor latente arbeidsongeschikten (voorziening voor zieke deelnemers) wordt
gevormd voor op de balansdatum zieke deelnemers die nog niet arbeidsongeschikt zijn. De
hoogte hiervan is gelijk aan de som van de risicopremie voor premievrijstelling in het boekjaar
en de risicopremie voor premievrijstelling in het boekjaar daaraan voorafgaand. Beide zijn
gebaseerd op de gedempte kostendekkende premie.
44
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
De voorziening voor rekening en risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde
grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening
en risico deelnemers. Dit betreft een gemoedsbezwaarde.
Overige schulden
Schulden worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de
nominale waarde.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in
rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen
onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking
hebben.
Premiebijdragen risico deelnemers
De (spaar)bijdragen van werkgevers en werknemers worden verantwoord in het jaar waarin
deze in rekening zijn gebracht.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde
waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt
tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle
waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als
beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe
beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten,
dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het
moment van betaalbaarstelling.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende
interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in
exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten
gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d..
Beleggingsresultaten voor risico deelnemer
Onder het hoofd beleggingsopbrengsten voor risico deelnemer zijn opgenomen de aan het
verslagjaar toe te rekenen rentebaten van de spaarrekeningen.
45
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffende aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De
pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Deze kosten zijn inclusief de afschrijving op dubieuze debiteuren.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw
Dit betreft de toevoeging aan de technische voorziening als gevolg van de reglementaire
pensioenopbouw gedurende het boekjaar. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op
marktwaarde en actuariële grondslagen van het pensioenfonds primo boekjaar.
Toeslagverlening
Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden,
indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, verhoogd. Deze
voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari toegekend.
Rentetoevoeging
De rentetoevoeging is als volgt bepaald: Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de
rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar gehanteerd. De rentetoevoeging wordt berekend
over de beginstand van de voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende
het jaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Dit betreft de vrijval in de technische voorziening als gevolg van uitkeringen gedurende het
boekjaar. Omdat in de technische voorziening een opslag voor excasso-kosten is opgenomen,
valt er als gevolg van de uitkeringen tevens een bedrag vrij ter dekking van de uitvoeringskosten
van het pensioenfonds.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de technische voorziening vastgesteld op basis van de dan
geldende marktrente (op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur). Als
gevolg van wijziging van de marktrente ten opzichte van ultimo het voorgaande boekjaar neemt
de technische voorziening jaarlijks toe dan wel af.
Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten
behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Het effect van
herziening van deze grondslagen wordt verantwoord onder het hoofd wijziging actuariële
uitgangspunten.
Overige wijzigingen
De berekeningen van de technische voorzieningen en de jaarlijkse koopsom voor de
pensioeninkoop zijn gebaseerd op aannames. Het verschil tussen werkelijkheid en
veronderstelling leidt tot een actuarieel resultaat dat wordt verantwoord onder het hoofd overige
wijzigingen.
46
Korting van aanspraken en rechten
Deze wijziging heeft betrekking op de per 1 april 2014 toegepaste korting van 1,3% (1 april
2013 5,6%) van aanspraken en rechten. De korting van aanspraken en rechten wordt in de
jaarrekening per ultimo van het voorgaande jaar verwerkt, conform de instructies van DNB
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde
van de technische voorziening voor risico deelnemers.
Saldo overdracht van rechten
De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen
dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de in-directe methode. De geldmiddelen in het
kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Kasstromen in vreemde valuta zijn
omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Koersverschillen op geldmiddelen worden
afzonderlijk in het kasstroomoverzicht getoond. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van
beleggingen (o.a. aankopen en verkopen beleggingen, ontvangen directe beleggingsopbrengsten
en betaalde vermogensbeheerkosten) zijn opgenomen onder de kasstroom uit
beleggingsactiviteiten. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van pensioenen (o.a. ontvangen
premies, betaalde pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten) zijn opgenomen onder de
kasstroom van pensioenactiviteiten.
47
4. Beleggingen voor risico pensioenfonds
2013
Vastgoed
EUR
Aandelen Vastrenten Derivaten
de
waarden
EUR
EUR
EUR
Overige
beleggingen
EUR
Totaal
EUR
Stand per 1 januari 2013
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
Overige mutaties10
Herwaardering
0
130.592
20.282
-5.840
0
22.040
356.676
594.765
-588.450
0
-3.495
6.795
-5.732
7.725
6.608
-11.912
2.132
0
0
0
255
496.195
609.315
-586.565
6.608
6.888
Stand per 31 december 2013
0
167.074
359.496
3.484
2.387
532.441
Negatieve waarde derivaten
-3.169
529.272
2012
Vastgoed
EUR
Stand per 1 januari 2012
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
Herwaardering
Stand per 31 december 2012
Aandelen Vastrenten Derivaten
de
waarden
EUR
EUR
EUR
Overige
Totaal
EUR
EUR
1.628
0
-1.705
77
97.466
121.092
-103.088
15.122
321.768
718.287
-698.358
14.979
33.045
11.803
-56.500
18.447
11.255
4.550
-13.889
216
465.162
855.732
-873.540
48.841
0
130.592
356.676
6.795
2.132
496.195
Negatieve waarde derivaten
-3.261
492.934
De marktwaarde van de derivaten per 31 december 2013 was EUR 3.484 positief (2012: EUR 6.795 positief), conform richtlijn
RJ610 zijn de negatieve derivaten gerubriceerd onder overige schulden en overlopende passiva.
Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente
marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering
plaats op basis van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige
reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.
10 Betreft de presentatie van de negatieve en positieve waarde van derivaten tussen 2012 en 2013.
48
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de
marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze
schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante
oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen
daarom niet met precisie worden vastgesteld.
Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen
te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus:
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen
van identieke beleggingen van in een actieve markt.
Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin
gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata.
Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is
gemaakt van waarneembare marktdata.
Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat:
2013
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten (inclusief schuldpositie)
Overigen
2012
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten (inclusief schuldpositie)
Overigen
Niveau 1
EUR
Niveau 2
EUR
Niveau 3
EUR
Totaal
EUR
167.074
344.163
0
0
0
15.333
315
0
0
0
0
2.387
167.074
359.496
315
2.387
511.237
15.648
2.387
529.272
Niveau 1
EUR
Niveau 2
EUR
Niveau 3
EUR
Totaal
EUR
130.592
316.575
0
0
0
40.101
3.534
0
0
0
0
2.132
130.592
356.676
3.534
2.132
447.167
43.635
2.132
492.934
49
Aandelen
De samenstelling van de aandelen is als volgt:
Indirecte aandelenbeleggingen
(via beleggingsfondsen)
Beursgenoteerd
EUR
2013
Niet-beursgenoteerd
EUR
Beursgenoteerd
EUR
2012
Niet-beursgenoteerd
EUR
167.074
0
130.592
0
167.074
0
130.592
0
2013
EUR
2012
EUR
147.665
19.409
113.498
17.094
167.074
130.592
Aandelen mature markets
Aandelen emerging markets
Vastrentende waarden
De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt:
Indirecte vastrentende waarden
Discretionaire portefeuille
Beursgenoteerd
EUR
2013
Niet-beursgenoteerd
EUR
Beursgenoteerd
EUR
2012
Niet-beursgenoteerd
EUR
359.496
0
356.676
0
359.496
0
356.676
0
2013
EUR
2012
EUR
298.573
31.773
271.826
53.036
29.150
31.814
359.496
356.676
Obligaties
Andere waarde papieren met een vaste of variabele rente
Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende
waarden
50
De vastrentende waarden uitgesplitst naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd < 1 jaar
Resterende looptijd > 1 jaar < 5 jaar
Resterende looptijd > 5 jaar
Fondsen
EUR
2013
%
EUR
2012
%
53.187
197.750
79.409
29.150
14,8
55,0
22,1
8,1
25.105
214.825
90.457
26.289
7
60
25
8
359.496
100
356.676
100
Derivaten
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten
voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de
economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde
grenzen (limieten) te bevinden.
De samenstelling van de derivaten is als volgt:
Valuta derivaten
Aandelen derivaten
Rente derivaten
Krediet derivaten
2013
EUR
2012
EUR
3.438
0
3
43
1.104
955
4.439
297
3.484
6.795
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor zover dat binnen de grenzen van het beleggingsbeleid van het fonds past maakt het fonds
ook gebruik van financiële derivaten, voornamelijk bij het afdekken van het marktrisico.
Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico (het risico dat tegenpartijen niet aan
hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen). Dit risico kan beperkt worden door alleen
transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen, en zoveel mogelijk te werken met
onderpand.
De volgende instrumenten kunnen gebruikt worden:
FX Forwards. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij het fonds met de
betreffende bank afspreekt op een bepaald moment in de toekomst valuta uit te wisselen tegen
een contractueel vastgelegde wisselkoers. Doormiddel van deze forward kan het fonds het
valuta risico afdekken.
51
Cross Currency Swaps. De doelstelling van een cross currency swap is niet om valuta exposure
aan te gaan, maar om in te spelen op het verschil in de kortlopende rente tussen twee
verschillende valuta’s (rentecurve’s). De belegger loopt geen valuta risico op beide “poten” van
de swaps, omdat de posities vergelijkbaar zijn met het aangaan van twee kortlopende rente
futures.
Forward Bonds. Een forward met als onderliggende waarde een bond (obligatie) is een contract
tussen twee partijen die zich verbinden om op een bepaald tijdstip in de toekomst een bepaalde
hoeveelheid obligaties tegen een vooraf vastgestelde prijs te verhandelen. Een forward bond kan
dienen om renterisico in de beleggingsportefeuille op te nemen, waarmee het renterisico van een
pensioenfonds op totaalniveau kan worden verminderd.
Total Return Swaps. Dit is een swap waarbij het totale rendement van een onderliggend
instrument (bijvoorbeeld een obligatie) wordt uitgewisseld tegen een vooraf afgesproken rente,
eventueel vermeerderd met een opslag. Het instrument kan zorgen voor een efficiëntere
inrichting van een vastrentende portefeuille, maar kan ook zorgen voor meer risico in de
portefeuille door actief beheer van de onderliggende liquiditeiten.
Interest Rate Swaps. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de
verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale
hoofdsom. Door middel van rente swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille
beïnvloeden.
Credit Default Swaps. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij het
risico op default ten aanzien van een onderliggende belegging wordt afgedekt in ruil voor
premie betaling over de nominale hoofdsom van het onderliggende. Door middel van deze swap
kan het fonds het kredietrisico afdekken.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013:
2013
Type contract
FX Forward
Intrest rate swap
Credit default swap
Expiratiedatum
Contractomvang
EUR
Saldo
waarde
EUR
Positieve
waarde
EUR
Negatieve
waarde
EUR
verschillend
verschillend
verschillend
135.714
844.800
20.225
1.652
-1.310
- 27
3.438
3
43
-1.786
-1.313
-70
1.000.739
315
3.484
-3.169
52
2012
Type contract
FX Forward
Cross currency swap
Forward bond
Total return swap
Intrest rate swap
Credit default swap
Expiratiedatum
Contractomvang
EUR
Saldo
waarde
EUR
Positieve
waarde
EUR
Negatieve
waarde
EUR
verschillend
verschillend
verschillend
verschillend
verschillend
verschillend
-11.584
6.941
-72.299
17.945
79.550
55.015
491
- 55
955
-2.275
4.494
- 76
1.104
-55
955
0
4.494
297
-613
0
0
-2.275
0
0 -373
75.568
3.534
6.795
-3.261
Het fonds heeft geen onderpand in de vorm van staatsobligaties ontvangen.
Het fonds heeft verschillende maatregelen getroffen om de posities in verstrekte en ontvangen
zekerheden te beheersen en monitoren. Zo stelt het fonds limieten aan tegenpartijen op
totaalniveau en worden extra zekerheden bij het uitlenen van effecten (securities lending)
gevraagd. Bij een wijziging van de marktrente verandert de waarde van de afgesloten derivaten.
Hierdoor kan het recht of de verplichting ontstaan om aanvullend onderpand te ontvangen of te
moeten storten. Onderstaand overzicht geeft aan wat de geschatte gevolgen zijn voor de omvang
van ontvangen en verstrekte zekerheden bij een wijziging van de marktrente.
Onderpand
31 dec 2013
EUR
Onderpand ontvangen in liquiditeiten
Onderpand betaald in liquiditeiten
3.991
-1.730
Securities lending
Er zijn door het fonds geen effecten in bruikleen gegeven.
Overige beleggingen
De samenstelling van de overige beleggingen is als volgt:
Hedge funds
2013
EUR
2012
EUR
2.387
2.132
2.387
2.132
Overige toelichtingen
Door het pensioenfonds wordt niet belegd in de premie bijdragende (aangesloten) onderneming.
Balansposities en/of toekomstige kasstromen worden door het fonds door middel van derivaten
(met name rente- en valutarisico’s) afgedekt.
53
Voor aanvullende toelichtingen uit hoofde van derivaten wordt verwezen naar de
risicoparagraaf.
De beleggingen in vreemde valuta categorie zijn als volgt:
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overigen
2013
EUR
2012
EUR
148.638
51.244
-134.034
496
116.830
34.502
-90.634
-527
66.344
60.171
2013
EUR
2012
EUR
0
0
7.103
146.076
198.609
136.928
30.680
1.305
892
7.679
9.599
1.038
1.967
169.209
159.013
117.336
26.076
1.011
5.106
2.579
529.272
492.934
De beleggingen naar sector zijn als volgt:
Assed back securities
Consumer, cyclical
Consumer, non cyclical
Financial
Funds
Government
Mortgage securities
Technology
Utilities
Other
5. Beleggingen voor risico deelnemers
2013
EUR
2012
EUR
Stand per 1 januari
Inleg en storting
43
7
37
6
Stand per 31 december
50
43
54
6. Immateriele vaste activa
Stand per 1 januari
Investering
Afschrijving
Stand per 31 december
2013
EUR
2012
EUR
2
0
-2
0
2
0
0
2
2013
EUR
2012
EUR
1.140
-894
4.687
0
210
57
3
1.363
-603
10.364
7
306
57
6
5.203
11.500
2013
EUR
2012
EUR
4.686
1
4.360
6.004
4.687
10.364
7. Vorderingen en overlopende activa
Vordering op aangesloten ondernemingen
Voorziening dubieuze debiteuren
Beleggingsdebiteuren
Pensioenuitkeringen
Nog te factureren premie
Nog af te wikkelen waardeoverdrachten
Overige vorderingen
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Beleggingsdebiteuren
De beleggingsdebiteuren kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Lopende interest
Nog te ontvangen effectentransacties
55
8. Overige activa
Liquide middelen
Liquide middelen inzake beleggingen
2013
EUR
2012
EUR
7.625
16.169
24.443
18.118
23.794
42.561
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen
die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
9. Stichtingskapitaal en reserves
Algemene reserve
EUR
Stand per 1 januari 2012
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-52.357
46.227
Stand per 31 december 2012
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-6.130
28.883
Stand per 31 december 2013
22.753
56
10. Bestemmingsreserves
Pensioen
aanvullings
reserve
EUR
Overgangs
regeling
VUT
EUR
Totaal
Stand per 1 januari 2012
Uit bestemming saldo van baten en lasten
4.910
-623
5.316
-531
10.226
-1.154
Stand per 31 december 2012
Uit bestemming saldo van baten en lasten
4.287
-603
4.785
475
9.072
-128
Stand per 31 december 2013
3.684
5.260
8.944
EUR
Aan de beide bestemmingsreserves wordt jaarlijks de daarvoor beschikbare doorsneepremie
toegevoegd. Onttrokken wordt de koopsom, vermeerderd met de opslag voor vereiste
solvabiliteit, welke benodigd is voor de inkoop in het betreffende boekjaar. De
bestemmingsreserves worden geacht een omvang te hebben welke voldoende is om tot en met
2021 alle voorwaardelijke rechten in te kunnen kopen. Jaarlijks zal het bestuur op basis van het
geactualiseerde deelnemersbestand en actuariële grondslagen toetsen of een herijking van de
premie benodigd is of niet. Voor de beide regelingen worden onder de beleggingen van het
fonds aparte beleggingen aangehouden met een waarde ultimo van het jaar EUR 8.797.
De bestemmingsreserve Pensioenaanvulling heeft betrekking op de financiering van de
pensioenaanvullingsregeling en kan als volgt nader worden toegelicht:
Stand per 1 januari
Premie
Onttrekking i.v.m. jaarinkoop
Rentetoevoeging
Stand per 31 december
2013
EUR
2012
EUR
4.287
694
-1.297
0
4.910
780
-1.539
136
3.684
4.287
De bestemmingsreserve Overgangsregeling VUT heeft betrekking op de financiering van de
overgangsregeling SpaarVUT. Het saldo van deze bestemmingsreserve kan worden gebruikt
voor de inkoop van extra pensioenrechten in komende jaren en kan als volgt nader worden
toegelicht:
2013
EUR
2012
EUR
Stand per 1 januari
Premie
Onttrekking i.v.m. jaarinkoop
Rentetoevoeging
4.785
1.174
-699
0
5.316
0
-680
149
Stand per 31 december
5.260
4.785
57
Solvabiliteit/dekkingsgraad
Aanwezige solvabiliteit
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
Aanwezige dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad
2013
EUR
2012
EUR
22.753
23.199
64.919
-6.130
23.721
64.371
2013
%
2012
%
104,3
104,4
112,4
98,9
104,4
111,9
De aanwezige dekkingsgraad is als volgt berekend:
(1 + (aanwezige solvabiliteit / technische voorziening voor risico fonds))*100% = (1 + (22.753 /
524.090))*100% = 104,3%
De vereiste dekkingsgraad is als volgt berekend:
100% + (vereist eigen vermogen / technische voorziening voor risico fonds) = 100% +
(100%(64.919 / 524.090)) = 112,4%
Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor de samenstelling van de
beleggingen uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie.
Herstelplan
Als gevolg van het feit dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds eind 2008 onder het
minimaal vereiste niveau terecht was gekomen, heeft het bestuur in 2009 een herstelplan
opgesteld, bestaande uit een korte- en een lange termijn herstelplan. Dit geïntegreerde
herstelplan is bij DNB ingediend en door DNB goedgekeurd d.d. 12 november 2009.
Als onderdeel van het herstelplan zijn tijdens de situaties van dekkings- en/of reservetekort geen
toeslagen (indexaties) toegekend. Tevens is sinds het indienen van het herstelplan de
premiebijdrage verhoogd.
Eind 2012 bleek dat het pensioenfonds naar verwachting niet binnen de wettelijk gestelde
termijn van 5 jaar uit dekkingstekort zou komen. In de evaluatie van het herstelplan per
jaareinde 2012 is daarom een korting opgenomen van 5,6% van de pensioenaanspraken en –
rechten. Deze korting is per 1 april 2013 doorgevoerd en conform instructies van DNB verwerkt
in de jaarrekening 2012.
Omdat eind 2013 het korte termijnherstelplan afliep, moest de dekkingsgraad van het
pensioenfonds per 31 december 2013 minstens gelijk zijn aan de minimaal vereiste
dekkingsgraad van 104,4%. Op basis van de evaluatie van het herstelplan per eind 2013 bleek
de dekkingsgraad van het pensioenfonds uit te komen op 103,0%. Hierdoor bleek een tweede
korting van 1,3% per 1 april 2014 benodigd om aan de wettelijke vereisten voor herstel te
voldoen.
58
De toezichthouder DNB heeft op 27 februari 2014 schriftelijk ingestemd met de korting per 1
april 2014 van de pensioenaanspraken en –rechten. De korting van 1,3% is reeds verwerkt in de
waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2013 zoals opgenomen in de
jaarrekening.
Met het doorvoeren van de slotkorting van 1,3% per 1 april 2014 is het korte termijn herstelplan
van BPFV formeel beëindigd. Het pensioenfonds verkeert echter nog wel in de situatie van
reservetekort, waardoor het lange termijn herstelplan nog wel van toepassing is. Op basis van
prognoseberekeningen per eind 2013 is de verwachting dat de dekkingsgraad van het
pensioenfonds in 2015 het vereiste niveau bereikt, waarmee het pensioenfonds vanaf dat
moment ook niet meer in reservetekort verkeert. Het lange termijn herstelplan zou daarmee
ruimschoots voor het einde van 2023 beëindigd zijn, waarmee een verdere korting niet nodig
zou zijn.
Dekkingsgraad eind van het jaar
De dekkingsgraad van het pensioenfonds per jaareinde 2013 bedraagt, rekening houdend met de
korting van pensioenaanspraken en –rechten met 1,3% per 1 april 2014, 104,3%.
Genoemde korting van 1,3% is bij de evaluatie van het herstelplan per ultimo 2013 vastgesteld,
dusdanig dat het pensioenfonds per jaareinde zou voldoen aan de wettelijke eis inzake het
minimaal vereist vermogen (dekkingsgraad 104,4%). Dat de werkelijke dekkingsgraad per
jaareinde lager uitkomt, wordt veroorzaakt door het feit dat bij de evaluatie van het herstelplan
is uitgegaan van voorlopige financiële cijfers.
In onderstaande tabel geven wij de berekening van de dekkingsgraad bij de evaluatie van het
herstelplan en de berekening van de dekkingsgraad in het jaarwerk weer.
Evaluatie
herstelplan
EUR
Jaarwerk
Verschil
EUR
EUR
Belegd vermogen
Vorderingen
Liquide middelen
AF: schulden
AF: bestemmingsreserve
550.014
600
7.600
-2.400
-8.884
550.013
516
7.625
-2.367
-8.944
-1
-84
25
33
-60
Pensioenvermogen
Technische voorzieningen
546.930
524.019
546.843
524.090
-87
71
104,4
104,3
-0,1
Dekkingsgraad
59
11. Technische voorzieningen risico fonds
Voorziening voor de pensioenverplichting
2013
EUR
2012
EUR
522.828
537.762
522.828
537.762
Het mutatieoverzicht voor de voorziening van de pensioenverplichtingen is als volgt:
2013
EUR
2012
EUR
Stand per 1 januari
Pensioenopbouw
(Overige) toeslagen
Rentetoevoeging
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen
Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten
Wijzigen marktrente
Wijzigingen actuariële uitgangspunten
Korting op aanspraken
Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
Overige wijzigingen11
537.762
22.985
0
1.882
-12.683
-393
-21.318
0
-6.837
0
1.430
509.238
25.216
0
7.900
-11.129
-320
27.162
7.263
-31.856
0
4.288
Stand per 31 december
522.828
537.762
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt
samengesteld:
EUR
2013
Aantallen
EUR
2012
Aantallen
Actieve deelnemers
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
239.324
162.108
121.396
5.269
14.591
3.758
266.134
127.324
144.304
5.668
16.582
3.577
Totaal voorziening voor de
pensioenverplichting
522.828
23.618
537.762
25.827
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen
sprake is van financieringsachterstand. Per balansdatum zijn er geen uit de pensioenregeling
voortvloeiende aanspraken of rechten van deelnemers niet in de berekening van de
pensioenverplichtingen meegenomen. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het
algemeen een langlopend karakter.
11
Overige wijzigingen betreffen het resultaat op kort- en langleven en de overige mutaties.
60
Korte beschrijving van de pensioenregeling
De pensioenregeling, geldig tot en met 31 december 2013, kan worden gekenmerkt als een
voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks
wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% in de PR2000 regeling en
2,1% in de PR2007 regeling van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De
pensioengrondslag is gelijk aan het gemaximeerd bruto jaarsalaris op 1 januari onder aftrek van
de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en
wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden
geïndexeerd.
Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat
van baten en lasten.
12. Overige technische voorzieningen
2013
EUR
2012
EUR
1.262
1.361
1.262
1.361
2013
EUR
2012
EUR
Stand per 1 januari
Beschikbare risicopremie
Dotatie aan de voorziening
1.361
-706
607
1.427
-721
655
Stand per 31 december
1.262
1.361
Voorziening voor de pensioenverplichting
Het mutatieoverzicht voor de overige voorziening is als volgt:
De overige technische voorzieningen hebben betrekking op de toekomstige schadelast in
verband met arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening wordt gevormd door zieke deelnemers
die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard en betreft derhalve de
inschatting voor de kosten voor het bedrijfstakpensioenfonds inzake de premievrije voortzetting
van de deelname in verband met arbeidsongeschiktheid.
13. Technische voorziening voor risico deelnemers
2013
EUR
2012
EUR
Stand per 1 januari
Mutatie
44
6
37
7
Stand per 31 december
50
44
61
14. Overige schulden en overlopende passiva
Pensioenuitkeringen
Derivaten (zie ook paragraaf 4 beleggingen voor risico pensioenfonds)
Overige schulden beleggingen
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Overige schulden
Overlopende passiva
2013
EUR
2012
EUR
1
3.169
115
242
1.482
642
0
3.261
2.348
189
517
1.877
5.651
8.192
Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
De reële waarde van de overige schulden benadert de boekwaarde.
15. Niet uit de balans blijkende verplichtingen
In opdracht van het bestuur van het fonds heeft PWC belastingadviseurs onderzoek gedaan naar
de afdracht van de BTW door BPF Vlakglas over de periode 2009 - 2013.
Recent is er een oordeel uitgesproken in de ATP- en PPG-arresten. Beide uitspraken zijn van
belang voor de btw-positie van BPF Vlakglas in 2009-2013, daarnaast zijn de uitspraken van
belang voor de toekomstige positie.
Er is nog geen aangifte ingediend bij de belastingdienst derhalve is er nog geen bedrag
opgenomen in de jaarrekening.
16. Risicobeheer en derivaten
In deze paragraaf wordt voor wat betreft de belangrijkste financiële risico’s nader ingegaan op
de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten per balansdatum. De standaardtoets van het Financieel
Toetsingskader geeft een indeling van de financiële risico’s, die wij hierna volgen. Met behulp
van derivaten wordt een deel van de risico’s geheel of gedeeltelijk beperkt. Deze risicoreductie
is betrokken in de standaardtoets. Voor de waarde van de derivatencontracten wordt verwezen
naar de toelichting op de beleggingen.
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de
pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds.
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het
fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De
solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de
specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van
het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de
onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor
een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het
noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet
verminderen.
62
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden.
De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist
eigen vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (Stoets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuur visie op de fonds specifieke
restrisico’s (na afdekking).
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan
het einde van het boekjaar is op basis van de evenwichtssituatie als volgt:
2013
EUR
2012
EUR
Technische voorzieningen volgens jaarrekening
524.090
539.123
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
524.090
539.123
Vereiste buffers
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
Correlatie effect
21.288
45.018
16.159
0
2.840
22.519
-42.905
19.856
46.053
4.686
0
12.483
23.159
-41.866
64.919
22.176
64.371
-6.130
-42.743
-70.501
Vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie (art. 132 Pensioenwet)
Aanwezig vermogen (algemene reserve)
Tekort
Het vereist eigen vermogen is hoger dan de toetswaarde van de solvabiliteit omdat bij de
bepaling van het vereist vermogen uit wordt gegaan van het evenwichtssituatie van het fonds en
niet van het werkelijk belegd vermogen per jaar ultimo.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Beginstand (rentetermijnstructuur)
Wijziging door premieresultaat
Wijziging door beleggingsresultaat
Wijziging door uitkeringen
Wijziging marktrente
Wijziging door toekenning toeslag
Korting aanspraken
Overige
Wijziging actuariële grondslagen
Eindstand (rentetermijnstructuur)
2013
%
2012
%
98,9
0,7
0,1
-0,2
3,3
0
1,3
0,2
0
89,7
1,9
9,7
-0,2
-4,5
0
5,6
-2,1
-1,2
104,3
98,9
63
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen is bepaald conform artikel 11 van het besluit FTK
pensioenfondsen en bedraagt EUR 23.199 (2012: EUR 23.721). Het minimaal vereist eigen
vermogen komt daarmee (afgerond) uit op 4,4% (2012: 4,4%) van de technische voorzieningen.
De aanwezige solvabiliteit ultimo 2013 bedraagt EUR 22.753 (2012: EUR -6.130) en ligt
daarmee onder het minimaal vereist eigen vermogen.
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van
deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
 het beleggingsbeleid;
 het toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien
van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij
wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de
structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de
ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te
stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De
beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het
beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste
(beleggings-)risico’s, zoals hieronder per paragraaf opgesomd. De beleggingsrisico’s die
resteren worden bepaald door de beleggingsdoelstellingen van het fonds. Hierbij geldt dat er
sprake is van een uitruil tussen verwacht beleggingsrendement en beleggingsrisico.
Renterisico (S1)
Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met
de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Nominaal renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente.
In 2013 is er gebruik gemaakt van rentederivaten, zoals uit onderstaande tabel blijkt:
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten)
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
EUR
2013
%
2012
%
359.496
359.811
524.090
2,42
21,74
19,8
3,28
21,87
20,85
64
Zakelijke waarde risico (S2)
Zakelijke waarde risico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van
marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de
uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen
marktwaarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden
verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het
beleggingsresultaat. Het zakelijke waarde risico kan worden gemitigeerd door spreiding over
instrument, regio en sector (diversificatie). In aanvulling hierop kan het zakelijke waarde risico
worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals
swaps en futures.
De segmentatie van de aandelen beleggingsportefeuille naar regio is als volgt:
Nederland en andere EU-landen
Noord-Amerika
Pacific
Overige
EUR
2013
%
EUR
2012
%
39.883
84.164
19.560
23.467
23,9
50,4
11,7
14,0
31.709
65.281
16.508
17.094
24,3
50,0
12,6
13,1
167.074
100
130.592
100
Valutarisico (S3)
Het totaalpercentage dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 12,5% van de
beleggingsportefeuille.
Het
valutarisico
wordt
grotendeels
afgedekt
middels
valutatermijncontracten.
2013
Aandelen
EUR
GBP
JPY
USD
Overige
Derivaten
Overige
Totaal
EUR
Vastrentende
waarden
EUR
EUR
EUR
EUR
18.435
20.781
19.781
47.303
60.774
308.252
19.074
0
32.170
0
134.350
-28.014
-8.385
-97.636
0
1.892
16
0
462
17
462.929
11.857
11.396
-17.701
60.791
167.074
359.496
315
2.387
529.272
65
2012
Aandelen
EUR
GBP
JPY
USD
Overige
Derivaten
Overige
Totaal
EUR
Vastrentende
waarden
EUR
EUR
EUR
EUR
13.762
10.955
9.707
65.281
30.887
322.174
10.594
0
13.734
10.174
94.168
-18.532
-79.707
18.209
-10.604
2.659
-1.000
93
-50
430
432.763
2.017
-69.907
97.174
30.887
130.592
356.676
3.534
2.132
492.934
Commodities risico (S4)
De omvang van de buffer voor grondstoffenrisico moet dusdanig zijn dat de waardedaling van
30% kan worden opgevangen voor dat deel van de portefeuille dat in grondstoffen is belegd.
Aangezien het fonds geen beleggingen heeft in commodities, hoeft het fonds hiervoor geen
buffer aan te houden.
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of
betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan
onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s
worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden
aangegaan en aan herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van
kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het
fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor
het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van het kredietrisico vindt onder meer plaats door het stellen van limieten aan
tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een
tegenpartij heeft jegens het fonds en het vragen van extra zekerheden zoals onderpand. Ter
afdekking van het settlementrisico wordt door de vermogensbeheerder enkel belegd in markten
waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.
Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het
fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten
zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand (collateral).
In het algemeen kan worden gesteld dat het kredietrisico toeneemt bij vastrentende beleggingen
buiten de overheidssector en bij vastrentende beleggingen in debiteuren van opkomende
economieën. De toenemende relatieve schuldenlast van veel ontwikkelde landen en de wijze
waarop de financiële markten daar op reageren maken echter duidelijk dat ook overheidspapier,
zelfs van Eurolanden, kredietrisico met zich meedraagt.
66
De kredietwaardigheid van debiteuren binnen de vastrentende portefeuille wordt gemeten door
rating agencies. Voor het bepalen van de rating wordt de volgende volgorde aanhouden; S&P –
Moody’s – Fitch.
In onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen over de verschillende
rating classes weergegeven per ultimo van het jaar:
AAA
AA
A
BBB
Lager dan BBB
Geen rating
EUR
2013
%
EUR
2012
%
166.964
109.805
50.623
29.196
1.602
1.306
46,4
30,5
14,1
8,1
0,5
0,4
223.149
68.784
33.141
28.055
2.536
1.011
62,6
19,3
9,3
7,9
0,7
0,2
359.496
100
356.676
100
Verzekeringstechnische risico’s (S6)
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en
arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het
risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling
van de voorziening pensioenverplichting. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het
pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting.
Per 31 december 2013 hanteert het fonds de sterftetafels AG 2012-2062 prognosetafel met voor
het fonds adequate correctiefactoren.
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een
partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen
voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen
(“schadereserve”).
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs
kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn
verplichtingen kan voldoen. Dit kan zich met name voordoen bij collateral management. Aan
het begin van elk jaar wordt een liquiditeitsprognose gemaakt om inzicht te krijgen in de
benodigde liquide middelen in de loop van het jaar. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid
wordt hiermee rekening gehouden. Er wordt op deze wijze zorg gedragen voor voldoende
liquide middelen in de loop van het jaar. Deze beleggingen zijn in het geval van het fonds op
een dergelijke manier ingevuld dat de risico’s van waardedaling voldoende worden
weerspiegeld in het renterisico, het koersrisico zakelijke waarden en het kredietrisico. Er is
daarom geen aanvullende opslag vereist.
67
Concentratierisico (S8)
Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de
waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal
financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een
concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren
of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van
concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen, maakt het bestuur gebruik
van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze
uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten
zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur
bewaakt op kwartaalbasis de naleving hiervan.
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de
demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden.
Operationeel risico (S9)
Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in
de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke
risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de
organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Het fonds heeft werkzaamheden uitbesteed aan GBO Facilitair bedrijf en AZL
(pensioenadministratie), Towers Watson (actuariële werkzaamheden), State Street global
Advisors (aandelen beleggingen), PIMCO (vastrentende waarde beleggingen) en Kasbank
(custodian). Met alle partijen is een contract afgesloten waarin duidelijke afspraken ten aanzien
van de werkzaamheden zijn opgenomen.
Jaarlijks wordt door het bestuur de kwaliteit van het door AZL verstrekte ISAE 3402 Type 2
Assurance Report geëvalueerd.
Tussen bestuur en Towers Watson vindt er periodiek een overlegvergadering plaats, waarin alle
lopende en bijzondere zaken worden besproken.
Van de vermogensbeheerders en custodian ontvangt het bestuur periodiek
beleggingsrapportages. Aan de hand van deze rapportages bewaakt het bestuur de kwaliteit van
de dienstverlening.
Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door
het fonds geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Systeemrisico
Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale
markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer
verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor
andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
68
17. Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds, de aangesloten
ondernemingen en hun bestuurders.
Transacties met bestuurders
De bestuurders ontvangen geen beloning van het fonds. Er zijn geen leningen verstrekt aan,
noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
18. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers






Basisregelingen
ANW hiaat
Overgangsregeling VUT
Uitgestelde VUT t.b.v. OP ( Vendrik)
Overgangsregeling vroegpensioen
FVP
2013
EUR
2012
EUR
26.480
373
1.174
52
694
149
29.892
420
0
86
780
187
28.922
31.365
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers voor de basisregelingen inclusief ANW hiaat
bedraagt 28,8% (2012: 28,9%) van de pensioengrondslagsom.
De kostendekkende, gedempte en feitelijke ontvangen premie volgens artikel 130 van de
Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie
Feitelijke premie12
Gedempte premie
2013
EUR
2012
EUR
27.762
26.480
19.491
30.284
29.892
20.889
De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijk ontvangen premie en de gedempte
premie zijn het gevolg van het gehanteerde premiebeleid.
12 Vergelijkende cijfers 2012 zijn aangepast
69
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijk ontvangen premie is als bate verantwoord. De
samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
2013
EUR
2012
EUR
Actuarieel benodigde premie voor de ´inkoop´ van de onvoorwaardelijke
onderdelen van de pensioenovereenkomst
Opslag voor uitvoeringskosten
Opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen
23.178
1.826
2.758
25.430
1.853
3.001
Totaal
27.762
30.284
Bij de vaststelling van deze discontovoet is uitgegaan van het verwachte toekomstige
beleggingsrendement. De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
2013
EUR
2012
EUR
Actuarieel benodigde premie voor de ´inkoop´ van de onvoorwaardelijke
onderdelen van de pensioenovereenkomst
Opslag voor uitvoeringskosten
Opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen
15.786
1.826
1.879
17.027
1.853
2.009
Totaal
19.491
20.889
2013
EUR
2012
EUR
6
7
6
7
19. Premiebijdragen risico deelnemers
Premie gemoedsbezwaarder
70
20. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Overige
Directe
beleggingsopbrengsten
EUR
Indirecte
beleggingsopbrengst
EUR
Kosten van
vermogensbeheer
EUR
Totaal
4
6.905
-1.412
-10.179
22.040
-3.495
-11.912
255
-188
-1.365
-276
0
-599
21.856
2.045
-13.600
-9.924
-599
-4.682
6.888
-2.428
-222
Directe
beleggingsopbrengsten
EUR
Indirecte
beleggingsopbrengst
EUR
Kosten van
vermogensbeheer
EUR
Totaal
6
7.775
120
144
77
15.122
14.979
18.864
215
-1
-196
-1.765
0
0
-466
76
14.932
20.989
18.984
359
-466
8.045
49.257
-2.428
54.874
EUR
2012
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Overige
EUR
De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor EUR 1.148
uit performance gerelateerde vergoedingen (2012: 1.301). De overige vermogensbeheerkosten
omvatten de kosten voor management fee EUR 680 (2012: 732), advieskosten vermogensbeheer
EUR 215 (2012: EUR 60), bewaarloon EUR 40 (2012: EUR 45) en administratie kosten
EUR 345 ( 2012: EUR 290).
Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn
eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 EUR 518
(2012: EUR 567).
71
21. Overige baten
Boete en premieheffing
Rente opbrengsten
Andere baten
2013
EUR
2012
EUR
16
303
13
21
239
60
332
320
22. Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de opgebouwde
aanspraken. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar
opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen.
23. Toeslagverlening
Het bedrijfstakpensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve
deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de cao. De toeslag heeft een
voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslag bestaat en dat het niet zeker is of
en in hoeverre in de toekomst toeslag kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslag
kan in principe worden ingehaald. Het bedrijfstakpensioenfonds streeft er tevens naar de
ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te
passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslag heeft een voorwaardelijk
karakter.
24. Rentetoevoeging
De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur
van DNB. Hierdoor is de benodigde intrest voor 2013 berekend op basis van een eenjarige
spotrate primo boekjaar en gelijk aan EUR 1.882 (2012: EUR 7.900). Deze spotrate bedraagt
0,351% (2012: 1,544%).
25. Onttrekking voor uitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen
in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de
voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte
pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
26. Onttrekking voor pensioenkosten
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf
actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit
hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van
de financiering van de kosten van de verslagperiode.
72
27. Wijziging marktrente
Per 31 december wordt de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door
toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de
rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
28. Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten
behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de
vergelijking van de veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid
met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds.
De veronderstellingen van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichting is
een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door
het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op
het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
In 2013 zijn er geen actuariële uitgangspunten herzien.
29. Korting op aanspraken
Door het bestuur is op 7 februari 2013 een besluit genomen, waarbij alle pensioenaanspraken en
-rechten per 1 april 2013 worden gekort met 5,6%. Deze korting is verwerkt in de jaarrekening
2012, conform instructies DNB. Door het bestuur is op 5 februari 2014 een besluit genomen,
waarbij alle pensioenaanspraken en –rechten per 1 april 2014 worden gekort met 1,3%. Deze
korting is verwerkt in de jaarrekening 2103, conform instructies van DNB.
30. Overige wijzigingen
Arbeidsongeschiktheid
Sterfte
Mutaties
Diversen
2013
EUR
2012
EUR
304
-174
1.212
-11
563
1.904
947
808
1.331
4.222
73
31. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van
overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
2013
EUR
2012
EUR
Inkomende waardeoverdrachten
Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen
0
0
0
0
Saldo inkomende waardeoverdrachten
0
0
Uitgaande waardeoverdrachten
Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen
0
0
0
0
Saldo uitgaande waardeoverdrachten
0
0
Saldo waardeoverdrachten
0
0
2013
EUR
2012
EUR
4.841
1.887
1.514
76
253
786
659
2.721
4.521
2.420
1.528
55
280
737
671
642
12.737
10.854
32. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen
Vroegpensioen
Nabestaandenpensioen (partnerpensioen)
Wezenpensioen
Invaliditeitspensioen
ANW pensioen
Vakantietoeslag
Andere uitkering (o.a. afkoop)
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 451,22 (2012: EUR
438,44) per jaar overeenkomstig artikel 66 van de Pensioenwet.
In 2013 heeft er een afkoopactie kleine pensioenen plaatsgevonden, waardoor de post andere
uitkeringen fors is gestegen.
74
33. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Bestuurskosten
Administratiekostenvergoeding
Accountantskosten
Certificerend/Adviserend actuaris
Contributies en bijdragen
Afschrijving dubieuze debiteuren
Communicatiekosten
Overige
2013
EUR
2012
EUR
156
1.305
88
379
68
354
115
108
109
1.094
81
529
72
148
85
56
2.573
2.174
2013
EUR
2012
EUR
55
15
18
81
0
0
88
81
Honoraria accountant
De honoraria van de externe accountant zijn als volgt:
Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten
Aanvullende werkzaamheden jaarrekening 2012
Fiscale adviesdiensten
De in dit jaarrapport verantwoorde uitvoeringskosten van EUR 2.573 (2012 EUR 2.174) zijn gestegen
met EUR 400.De voornaamste stijging van de uitvoeringskosten zijn veroorzaakt door:
1. Bestuurskosten. Door een hogere vergaderfrequentie van het bestuur (toename EUR 50) mede in
verband met het faillissement van GBO facilitair bedrijf.
2. Administratiekostenvergoeding. De verhoging van de kosten 2013 met EUR 211 is te verklaren
door:
 stijging van beheervergoeding GBO EUR 176.
 Extra werkzaamheden AZL voor EUR 35 ( kortingsmaatregel).
3 Afschrijving dubieuze debiteuren. In verband met het toenemende aantal faillissementen door
verslechtering van de bouwmarkt zijn de niet inbare premies voorlopig vastgesteld op EUR 355.
4 Communicatiekosten en overige kosten. De hogere kosten zijn gemaakt op het gebied van
aanpassing en verzending uniform pensioen overzicht.
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn, evenals in 2012, geen werknemers in dienst.
75
34. Bezoldiging bestuur
De bestuurders, plaatsvervangende bestuurders, leden van de deelnemersraad, het
verantwoordingsorgaan en commissieleden zijn onbezoldigd.
Voor bestuurders en leden van de deelnemersraad is een vacatievergoeding per vergadering
vastgesteld van € 300 per dagdeel. Voor leden van het verantwoordingsorgaan geldt een
vacatievergoeding van € 250 per dagdeel. Voor commissievergadering krijgen bestuurders een
vacatievergoeding van € 200 per dagdeel. Daarnaast is er een reiskostenvergoeding. De totale
kosten zijn EUR 82 ( 2012: EUR 81). Deze vergoedingen worden betaald aan de werkgever
waar het betreffende lid in loondienst is.
35. Belastingen
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
76
Ondertekening
Aldus opgesteld door het bestuur,
Woerden, 18 juni 2014
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas,
de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf
____________________________
De heer J.H.M. van de Vall
Voorzitter
____________________________
De heer A.A. Kiffen
Secretaris
77
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
In de evaluatie van het herstelplan per jaareinde 2013, dat is ingediend bij de toezichthouder
DNB, is een korting per 1 april 2014 opgenomen van 1,3% om per jaareinde 2013 te voldoen
aan de wettelijke vereisten ten aanzien van het herstel van de financiële positie van het
pensioenfonds (einde korte termijnherstelplan). De toezichthouder DNB heeft op 27 februari
2014 schriftelijk ingestemd met de korting van 1,3% per 1 april 2014 van pensioenaanspraken
en –rechten. Alle deelnemers van het fonds zijn schriftelijk over de kortingsmaatregel per 1
april 2014 geïnformeerd. De deelnemers hebben tevens bericht ontvangen dat op 31 december
2013 het korte termijnherstelplan is afgelopen.
Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten
In de statuten van het bedrijfstakpensioenfonds zijn geen aanwijzingen opgenomen ten aanzien
van de bestemming van het saldo van baten en lasten.
78
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in
Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Woerden is aan Sprenkels & Verschuren
B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de
Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen
onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de
fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de
financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het
pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de
betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met
140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat
ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als
onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de
technische voorzieningen, het minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen
Vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de
vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een
redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel
belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het
pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking
nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de
uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke
grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en
uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het
pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot
balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij
ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met
uitzondering van de artikelen 131 en 132 (vanwege een dekkingstekort) en artikel 137 (vanwege
het niet voldoen aan de consistentietoets). De vermogenspositie van Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het
Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf is naar mijn mening slecht, vanwege een
dekkingstekort.
79
Amsterdam, 25 juni 2014
Drs. F. Verschuren AAG
verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
80
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de
Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit Jaarverslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het
Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Gouda gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit
de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting,
waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële
verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het
vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het
bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne
beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te
maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze
controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht,
waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons
geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een
redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van
materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn
afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als
gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in
aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld
daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot
uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een
controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor
financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting
gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om
een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
81
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de
Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf per 31 december 2013 en
van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland
geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
Paragraaf ter benadrukking van kortingsmaatregelen
Wij vestigen de aandacht op pagina 12 van het bestuursverslag en pagina 59 van de
jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2014 over te gaan tot het
korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is
verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn
gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen
beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1
onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het
bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals
vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 25 juni 2014
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
drs. H.C. van der Rijst RA
82
Actuariële analyse
Financiële
stromen
EUR
Saldo beleggingsopbrengsten
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Benodigde interest
Wijziging rentetermijnstructuur
Saldo premies
Actuarieel benodigde premie
-4.682
6.888
-2.428
Mutatie VPV
voor risico
fonds
EUR
0
Saldo uitkeringen
Mutatie VPV
Feitelijke uitkeringen
Saldo kanssystemen
Sterfte
Arbeidsongeschiktheid
Mutaties
FVP inkoop
Korting op aanspraken
EUR
-1.882
21.318
-4.682
6.888
-2.428
-1.882
21.318
-222
19.436
19.214
24.091
-22.294
1.797
24.091
-22.294
1.797
Saldo waardeoverdrachten
Overdrachtssom inkomende WO
Mutatie VPV inkomende WO
Overdrachtssom uitgaande WO
Mutatie VPV uitgaande WO
Saldo kosten
Kosten in premie
Vrijval kosten uit VPV
Kosten verslagjaar
2013
0
0
0
0
0
0
0
2.517
0
-2.219
-691
393
1.826
393
-2.219
298
-298
0
12.683
12.683
-12.737
-12.737
12.683
-54
1.459
706
0
149
174
-304
-1.086
-126
6.837
1.633
402
-1.086
23
6.837
2.314
5.495
7.809
-12.737
Saldo toeslagverlening
Mutatie VPV
0
0
0
0
83
Financiële
stromen
Saldo mutaties technische voorz.
Wijziging actuariële grondslagen
Overige mutaties VPV
Saldo andere oorzaken
Overige baten
Overige lasten
Mutaties andere voorzieningen
Totale saldo van baten en lasten
EUR
Mutatie VPV
voor risico
fonds
EUR
2013
EUR
0
0
0
0
0
0
0
332
-354
0
11
332
-354
11
-22
11
-11
13.722
15.033
28.755
84
Overzicht gebruikte afkortingen
ABTN
ALM
ANW
BW
CAO
CSA
DNB
FTK
FVP
ISDA
OPF
OTC
PW
RJ
RTS
UPO
VO
VPV
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
Asset Liability Management
Algemene Nabestaanden Wet
Burgelijk Wetboek
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Credit Support Annex
De Nederlandsche Bank
Financieel Toetsingskader
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering
International Swaps and Derivatives Association
Ondernemingspensioenfondsen
Over The Counter
Pensioenwet
Raad voor de Jaarverslaggeving
Rentetermijnstructuur
Uniform Pensioen Overzicht
Verantwoordingsorgaan
Voorziening pensioenverplichtingen
85