Der Innere Schweinehund, column van Marcel Rözer

Der Innere Schweinehund
In mijn jonge jaren had ik een Duitse voetbaltrainer. Hij werkte overdag op een fabriek,
maar zag eruit als een typische ALO’er. U weet wel, een elastisch lichaam, goeie spieren
en zo’n sportief, altijd even bruin hoofd. Zo’n hoofd dat na een wedstrijdje nog volkomen
intact is. En dat terwijl uw eigen kop doet denken aan dat rode, kort voor ontploffen
staande hoofd van Rintje Ritsma na een wereldrecord. Weet u het nog hoe dat eruit zag?
Het stokpaardje van mijn Duitse trainer, hij heette Friedhelm, was de rekoefening. Nadat
hij ons na een eerste intensieve training flink af had laten zien, mochten we zitten. Hij
nam plaats voor de groep en deed wat we nu Power Yoga zouden noemen. Wij, de arme
voetballers, voelden ons strijkplanken die een jaartje op de noordpool hadden gelegen.
Met een grijns bekende Friedhelm dat hij vroeger ‘ook soo sjtijf’ was geweest. Maar hij
had besloten dat hij ervoor zou gaan, dat hij als voetballer zo flexibel wilde zijn als een
turner. Hij keek de groep nog eens rond. ‘Daar heb je Zeit voor nodig.’ Grijnzend zat hij in
een ontspannen kleermakerszit. Friedhelm vreesde dat wij die tijd en inzet niet op
konden brengen. ‘Der innere Schweinehund’ is bij voetballers erg sterk’, besloot hij zijn
commentaar.
Omdat bij mij net op dat moment een been losschoot uit een halve kleermakerszit, had
ik wel iets verstaan over een Hund, maar verder snapte ik er niets van. Op mijn domme
blik fluisterde mijn voetbalmaatje: ‘het gaat om de slappe zak in jou. De slapjanus.’
Ik heb even op de Chinese kalender gekeken, 2014 is het jaar van het Paard. Het Jaar van
Hond is pas in 2018. Het jaar van de Schweinehund komt in die jaartelling niet voor.
Terwijl daar heden ten dage alle reden toe is.
Eigenlijk zouden we, om een punt te maken, de eerstkomende tien jaar tot Decennium
van de Schweinehund moeten uitroepen. De Hund is namelijk alomtegenwoordig. Een
van onze belangrijke behoeften als mens, spelen, wordt bevredigd door een schermpje
van enkele vierkante centimeters. De enige meters die mijn zoon rennend aflegt zijn de
momenten dat hij heeft gescoord bij FIFA 2014. Mijn dochter bouwt digitale kastelen,
maar stapt van haar fiets bij het eerste zuchtje tegenwind. We hoeven niet langer te
bewegen om te spelen en dat schept een geheel eigentijdse uitdaging. Een zwetende en
naar chips ruikende coach-potato van honderdtien kilo kan speels en sportief zijn. Alleen
zijn lichaam weet daar verder niets van.
Ik wil met u het begrip ‘der innere Schweinehund’ bespreken, een fenomeen dat in ons
allen sluimert. U kent het vast, een drukke periode op het werk, de kinderen vragen veel
tijd en aandacht en kleine pijntjes maken dat u even niet kon sporten. De motor is stil
gevallen en om hem op gang te krijgen… Het wil maar niet lukken.
Ik vind mezelf wel eens terug, op het einde van een dag thuis werken, in trainingspak en
met mijn hardloopschoenen aan. Die outfit had te maken met mijn plan om te gaan
hardlopen, maar er waren weer eens andere dingen belangrijker. De innere
Schweinehund deed dan ook nog eens het volgende fluisterspelletje: ‘Ach, dan ga je toch
morgen?; Nu heb je nog even dat verslag door kunnen lezen; Wees lief voor jezelf,
bewegen zit er gewoon even niet in.’
Het zal ook gewoon met mijn leeftijd te maken hebben. Tot pakweg mijn vijftigste kostte
sporten mij geen moeite, daarna kwamen de blessures. Tegenwoordig raak ik al
geblesseerd bij het uitspreken van het woordje ‘kuitspier’. Bewegen is kennelijk lastig op
middelbare leeftijd. En dat terwijl ik weet, voel en ervaar dat beweging een voorwaarde
is voor een prettig bestaan.
Zo kan ik de mensheid vrij gemakkelijk indelen. Er zijn mensen die nauwelijks
problemen hebben met der Innere Schweinehund. De sporters in Socchi? Zou Sven
Kramer de afgelopen maanden wel eens hebben gestaan bij die ijsbaan, nadat hij zich
zuchtend en steunend uit zijn bedje had geworsteld. En dan tegen Gerard Kemkers: ‘Zeg
coach, ik heb even geen zin. De Swienehond (of hoe heet dat in het Fries) kwam
vanochtend langs.’
Haha, ik denk van niet. Vermoedelijk is bewegen bij de meeste topsporters het bewijs
dat ze op weg zijn naar iets, naar de eerste plaats, de snelste tijd, eeuwige roem.
Bewegen hoort erbij, zoals eten en drinken en tegenwoordig medailles ophalen.
Topsporters hebben geen moeite met de Hund… Hoewel, ik zie dezer dagen ook wel
vleesklompen die zich in te kleine bobsleetjes hijsen. Hoe fit zijn die?
Deze week was ik weer eens in een zwembad, waar de lijven, ver- of ontsierd door de
meest wonderlijke tattoos, het is maar hoe je het ziet, langs paradeerden. Er waren veel
te dikke medemensen, waarbij ik zocht of de innere Schweinehund in een van de
wonderlijke tattoeages zichtbaar was gemaakt. Helaas.
We moeten beseffen dat we in een bijzondere tijd leven. Ik zag vorige week een film die
speelde in het Engelse Bradford. Industriegebied, arme gezinnen en vrijwel geen kans
om uit het milieu te ontsnappen. Arbor, een van de hoofdrolspelers, is een jongen van
dertien, die de beweeglijkheid tot norm heeft verheven. U kent dat wel, zo’n jochie die
wippend op elke stoel zit, achterover, voorover, tikkend met zijn vingers op de tafel, met
zijn potlood, die lopend over straat overal aan zit, aan hekjes, deurbellen, autospiegels.
Die in allerlei sloten tegelijk terecht komt en bijkans verzuipt.
Ik ken dat type jochies nog wel uit mijn jeugd. Ze waren lastig op school en ja, sommigen
kregen gewoon nog met de aanwijsstok een pak op hun donder. Ze hadden ADHD,
terwijl daar nog niemand van gehoord had. Wat deden we vroeger eigenlijk met die
jochies? In het dorp van herkomst zag je die knapen langs de rivier, vissen, stenen in het
water gooien, dammen bouwen, in bomen klimmen, takken te diep door laten buigen. Ze
kregen letterlijk en figuurlijk de ruimte. Arbor, het jochie uit de film, slikt Ritalin. Dat
spoelt hij weg met een halve liter Red Bull. Nee, dat beweegt wel, zo’n jochie.
Een jaar of acht geleden werd in mijn buurt een park gerenoveerd. Een tijdlang lag er
midden in het park een enorme berg zand en het krioelde er van de kinderen.
Kortgeleden las ik de resultaten van een onderzoek naar speelplaatsen: in veel gevallen
is er niet meer nodig dan een grote berg zand! Meisjes schijnen nog iets meer
hulpmiddelen te willen, maar jongens hebben genoeg aan een berg zand (liever modder)
om te spelen, zelf dingen te verzinnen, kortom, om in beweging te komen.
Terug naar de Innere Schweinehund en mijn Duitse trainer. Hij kreeg mij onmiddellijk op
scherp wanneer hij in een wedstrijdbespreking deze woordcombinatie gebruikte. Ik wist
wat hij bedoelde. Misschien had ik het zonder dat beest wel heel ver geschopt?
Misschien ook niet. De vraag is wat mij betreft irrelevant. Net zoals het irrelevant is om
ons gewone mensen te vergelijken met topsporters, waaraan, ik zeg het als een nuchtere
constatering, toch een steekje los zit.
Gelukkig komt dat besef steeds vaker. Net zoals we volgens mij een aardig eind op streek
zijn om mensen in beweging te krijgen. Voor mij geldt dat ik mijn Innere Schweinehund
heel goed heb leren kennen. Ik weet wat hij lust, ken zijn dagritme, zijn
eigenaardigheden. Maar ik weet ook hoe ik hem zo nu en dan kan temmen. Het is een
strijd die van elke dag is en die hij uiteindelijk gaat winnen. Maar voordat het zo ver is
heb ik nog heel wat hoogtepunten voor de boeg.
En kan ik me nog af en toe voelen zoals een kind zich voelt als de zon schijnt en hij door
het hoge gras rent. Hij wordt achtervolgd, of is de achtervolger, en even klopt alles: het
licht, de inspanning, het plezier. Ik denk dat, wanneer je dan heel stil bent, je de Innere
Schweinehund kunt horen grommen. Van genot of uit woede, dat mag u dan zelf invullen.