Digitaliseret af / Digitised by D E T K O N G E L I G E BIBLIOTEK THE ROYAL LIBRARY København / Copenhagen For oplysninger om ophavsret og brugerrettigheder, se venligst www.kb.dk For information on copyright and user rights, please consultwww.kb.dk f FRANKRIJK DOOR KRISTOFFER NYROP Hoogleeraar aan de Universiteit te Kopenhagen. VERTAALD UIT HET DEENSCII MET EEN VOORBERICHT VAN PROF. DR. J. J. SALVERDA DE GRAVE. A. W. SIJTHOFF'S UITGEVERS-MIJ. — LEIDEN J DET KONGELIGE BIBLIOTEK 130019383890 <^lf£ FRANKRIJK DOOR KRISTOFFER NYROP Hoogleeraar aan de Universiteit te Kopenhagen. VERTAALD UIT HET DEENSCH MET EEN VOORBERICHT VAN PROF. DR. J. J. SALVERDA DE GRAVE. A. W. SIJTHOFF'S UITGEVERS-MIJ. — LEIDEN S Ik beschouw het als een voorrecht, deze vertaling van Prof. Nyrop's FRANKRIG bij mijn landgenoten in te leiden en daardoor de gelegenheid te hebben mijn Sympathie te betuigen met dit werk en met de schrijver. Prof. Nyrop is zonder twijfel een der bekendste romanisten van onze dagen. Zijn historiese spraakkunst van de Franse taal, waarvan reeds vier delen zijn ver sehenen, is het ,,livre de chevet" van talloze studenten. A an een uitgebreidheid van kennis die des te bewonderenswaardiger is omdat gezichtszwakte hem dwingt bij zijn werk van vreemde hulp gebruik te maken, paart Prof. Nyrop een groot talent om de feiten te groeperen. Het is alsof in zijn geest alle biezonderheden zieh vanzelf, zonder moeite, schikken en ordenen, zodat de lezer de indruk krijgt dat alle op hun natuurlike plaats staan en zodat al wat hij schrijfl glashelder is. In de talrijke geleerde werken van Prof. Nyrop vindt men deze gave om ingewikkelde kwesties als het ware open te vouwen weer: inzijngeschiedenis van het heldendicht zowel als in zijn voortreffe~ like klankleer van het gesproken Frans, en niet minder in zijn studie crver het leven der woorden dan in zijn, reeds genoemd. hoofdwerk aver de geschiedenis der Franse taal. Ik sprak van zijn uitgebreide kennis, en inderdaad, ontzagwekkend is het aantal feiten, grote en kleine, die hij met geduld en volharding heefl bijeengegaard : hij weet uit oude gedenkschriften, weinig bekende verhalen, vergeten verhandelingen, het detail, de anekdote te kiezen die tekenen. Is het wonder dat zijn werken II boeiend zijn als een spannende roman, dat men ze van het begin tot het eind leest met onverflauwde belangstelling ? Telkens als de materie wat zwaar dreigt te wor den, weet hi] ons door een fi]ne trek of een treffende herinnering op te wekken. Zulk een gave van mede delen, in dienst gesteld van een zo grondige geleerdheid, ziedaar wel een vereniging die men zelden aantreft, en die men de meeste kans heeft bij Fransen te vinden. Het is dan ook natuurlik dat Prof. Nyrop zieh tot Frankrijk's letter kunde en Frankrijk's taal voelt aangetrokken ; zijn geest is nauw met de Franse geest verwant. Niemand was beter dan hij geschikt om, in korte trekken, voor een pabliek van belangstellenden, een beeld van het Franse volk te sehetsen dat sprekend gelijkt, zodat het schient te leven. Hij kent het door en door ; hi] kent het zo als het is en zo als het was, van de eerste ti]den van zi]n bestaan af. Voor hem begint de geschiedenis van Frankrijk niet met de XVIle eeuw; de taal en letter kunde der Middeleeuwen zijn hem gemeenzaam als aan weinig anderen, zonder dat hij zieh, zoals de meeste medievisten, tot dat tijdperk heeft bepaald. Ook onze Van Hamel wist belangstelling voor filologiese studies te verbinden met lief de voor de meest moder ne letterkunde. En zo hebben wi] dan hier voor ons een met innige Sympathie gesehreven lofrede op de heerlike eigenschappeii w aar door de Franse natie ons zo lief is. Ere het volk dat een hoogstaande vreemdeling zulk een geestdrift weet in te boezemen, een geestdrift die weerklank vindt over de gehele wereld. Nu door de oorlog allen die denken en voelen onweerstaanbaar naar ein der beide kampen worden getrokken, heeft een onderdaan van een neutraal land aan de vrienden van vrijheid, van edclmoedigheid en van verfi]nde beschaving in zijn F RANKRIG een geloofsbelijdenis gegeven, welke hen die in Frankrijks toekomst vertrouwen en op Frankrijk hopen, samenbindt. Het is geen ,,oorlogsboek" inde eigenli]ke zin dat Prof. Nyrop ons geeft, maar wél was de oorlog de aanleiding tot het schrijven ervan, en wel toont het, door enkele zinnen die scherp zijn als een mes, III hoe diep ook zijn zachtzinnig gemoed gekwetst werd door de vreselike dingen die wij beleven ; zijn woorden aver ,,de giftige theorieen die in andere landen werden bedacht en uitgewerkt, terwijl de Fransen zieh overgayen aan dromen van vrijheid en reehtvaardigheid" zijn de uitdrukking van een diepe verontwaardiging; een verontwaardiging die ik deel, en velen met mij. Het is wel merkwaardig, en het toont hoe diep de oorlog de gehele mensheid heeft geschokt, dat zovele geleerden, in Frankrijk en daarbuiten, zieh met hun pen in de strijd hebben gemengd. Naast namen als die van Lavisse, Dürkheim en Bédier zal, in de geschiedenis van die strijd, aan de naam van Prof. Nyrop een ereplaats blijven ingeruimd. J. J. SALVERDA DE GRAVE. INHOUD. I. Roland's Strijd II. Ridderlijke Idealen III. De ,,Panache" i 3 6 IV. Door de Nederlaag naar de Overwinning. 13 V. Gloria Victis VI. Lette ren en Wetenschap VII. Schoonheid en Vreugd VIII. De Taal IX. Het Land der Vrijheid jg 25 35 43 56 I. ROLAND'S STRIJD. Om te beginnen verzoeken wij den lezer terug te willen gaan tot de achtste en negende eeuw en te willen luisteren naar wat toen de trouvéres over Frankrijk zongen. De trouvéres waren rondtrekkende zangers. Zij zongen in kasteelen voor de machtige baronnen en op de pie inen, de markten en de kermissen voor de burgers en de volksklassen. Overal waren zij welkome gasten. Wanneer zij gereed om te zingen hun vie lie stemden, kwam er een stilte van begeerige afwachting, want zij zouden zingen van de roemrijke daden der voor vaders. En de legende omtrent den heldendood van Roland te Roncevaux was een van de meest geliefde onderwerpen, die de zangers be/ongen endie de toehoorders steeds met de wärmste geestdrift begroetten. Roland is de Fransche nationale held. Hij is een historische figuur en was een van de pairs van Karel den Groote. De oude kroniekschrijver Eginhard vertelt dat hij graaf van Bretagne was en dat hij tegelijk met den seneschalk Eggihard, den palsgraaf Anshelm en verscheidene andere dappere Franschen, in 778 in de Pyreneeén gedood werd, toen Karel de Groote op den terugweg was van een expeditie, tegen de Sairacenen in het Noorden van Spanje ondernomen. De geschiedenis weet weinig omtrent Roland te verteilen, maar daarentegen zijn de legenden om trent hem in omloop zooveel te talrijker. De wanFrankrijk. 1 2 ROLAND'S STRIJD. hopige strijd bij Roncevaux vormde het uitgangspunt van een rijke epische literatuur, waarvan Roland het schitterend middelpunt was. Volgens het L i e d van Roland was hij een neef van den keizer zelf en de eerste onder zijn twaalf pairs. Om deze reden werd hij uitgekozen om den veiligen terugtocht van het leger door de nauwe passen der Pyreneeén te dekken. Karel de Groote had zijn leger in twee afdeelingen gesplitst. Hij zelf voerde de hoofdmacht aan, die de voorhoede vormde, terwijl de achterhoede met Roland aan het hoofd hem langzaam volgde. Bij Roncevaux op de noordelijke helling der Pyreneeen werden Rolands troepen door een ontzaglijk leger van heidenen omringd. Weerstand scheen onmogelijk en Olivier,' Roland's wapenbroeder, bezwoer hem tot drie keeren toe op zijn hoorn te blazen om den keizer te hulp te roe pen. Maar Roland weigerde telkens met onbedwingbaren trots : ,,De hemel verhoede, dat mijn geslacht ooit het verwijt treft, dat ik om hulp heb geroepen tegen de heidenen. Ik zou een dwaas zijn. Deze schände wil ik den mijnen niet aandoen en de eer van Schoon Frankrijk zal door mij niet bezoedeld worden." De strijd begint. Roland en zijn leger verrichten wonderen van dapperheid ; maar de vijand is te talrijk. Weldra zijn de meeste Franschen gedood en op het laatste oogenblik brengt Roland den hoorn aan den mond en blaast. Karel de Groote, die reeds lang de passen achter den rug heeft, hoort het geschal van den hoorn, dat roept en steunt om hulp en hij keert terug met zijn geheele leger. Maar hij komt te laat. Aangegrepen door smart en toorn, vervolgt de keizer zijn marsch naar het zuiden, stoot tegen het heidenen-heir en jaagt het op de vlucht. Dit is in weinig woorden de inhoud van het Lied van Roland, het oudste en beroemdste helden dicht van Frankrijk. Het is ontstaan in een tijdperk, toen elk verband met de kultuur der Oudheid reeds geheel had opgehouden te bestaan. Het is een oorspronkelijk gedieht en een oorspronkelijke kunst. ROLAND'S STRIJD. 3 Het jonge Fransche volk vindt zijn eerste schilderingen in het Lied van Roland, dat den dageraad inleidt van een letterkunde, die buitengewoon rijk heeft gebloeid. Uit een aesthetisch zoowel als uit een kultuur-historisch oogpunt is het gedieht van onschatbare waarde ; het geeft ons in de karakters, die daarin voorkomen, en in de ontwikkeling der handeling den eersten volledigen indruk van den Franschen geest. II. RIDDERLIJKE IDEALEN. Frankrijk kan beschouwd worden als de oudste Staat van het moderne Europa. Het is ook de staat, die het eerst tot het bewustzijn van zijn nationale eenheid is gekomen. De Gallische, Romeinsche en Germaansche elementen zijn snel en volkomen in elkaar versmolten. De sterke tegensteHingen, die tusschen de rassen bestonden, maakten hun samensmelting des te inniger en krachtiger. Uit die samensmelting werd een nieuw volk geboren, rijk aan deugden, met een warmvoelend hart, met liefde voor ware schoonheid en ware vrijheid, de Fransche natie. In tegenstelling met wat wij overal elders in de middeleeuwen zien, was het jonge Fransche volk zieh reeds vroegtijdig bewust van zijn eenheid. Allen die ,,la délitable parleüre franchise" Spraken, waren samen gebonden door de liefde voor het gemeenschappelijk vaderland. Deze geest vond zijn eerste uitdrukking in het Lied van Roland. Wordt de liefde der Fransche ridders voor hun schoon land niet op roerend teedere wijze weergegeven in dezen enkelen versregel: „Terre de France, mult estes dulz pals" ? („Frankrijk, gij zijt zulk een schoon land !"). 4 RIDDERLIJKE IDEALEN. Frankrijk is de gemeenschappelijke moeder, aan wie zieh allen met de innigste teederheid hechten. Haar eer is hun kostbaarste kleinood. Haar roep van dapperheid bezielt haar zonen en vuurt hen aan in den strijd ; en na een goed toegebrachten slagroepen zij u i t : ,,Hoi n'en perdrat France dulce son los !" („Schoon Frankrijk zal zijn roem niet verliezen vandaag !") Wanneer de ridders door vreemde landen trekken, voelen zij steeds het innig verlangen naar het vaderland ; en de dood is hun een dubbele smart bij de gedachte, dat zij ,,le riche empereur" of ,,la terre majour" (,,het groote land", een andere naam voor ,,la douce France") nooit meer zullen terugzien. Zij hebben hun land lief en zij zijn er trotsch op zonen van Frankrijk te zijn. Zij voelen, dat zij behooren tot een uitverkoren volk. ,,Onze krijgers zijn dapper", zegt aartsbisschop Turpin, „geen koning ter wereld heeft betere mannen." De dichter zingt den lof der Franschen : „Franceis sont bon, si ferront vassalment" (,,De Franschen zijn fiksch.enzij zullen dapperslaan.") Behalve vaderlandsliefde en bewondering voor dapperheid vinden wij in het L i e d v a n R o l a n d de na'ieve uitdrukking van een diep religieus gevoel. De Fransche helden der middeleeuwen zijn bezield met een vurig geloof. Zij strijden niet alleen voor hun land en hun koning, maar ook voor de glorie van het rijk Gods. De aureool van het martelaarschap speelt om hun schitterenden helm. Volgens een oude legende had God op aarde honderd koninkrijken geschapen. Frankrijk was daaronder het schoonste. God zelf koos den eersten koning en de engelen zetten hem de kroon op het hoofd. Vandaar dat van de vroegste tijden af Frankrijk RIDDERLIJKE IDEALEN. 5 beschouwd werd als de eerste verdediger van ae katholieke kerk, en het was het inderdaad 00k. Clovis, de sticht er van het Fransche koninkrijk, redde de eenheid der katholieke kerk door het Christendom volgens de geloofsbelijdenis van Athana sius (496) aan te nemen en gaf daarmede den genadeslag aan het Arianisme, dat toen reeds veel aanhangers had gewonnen. Charles Martel redde het Christendom van een zekeren ondergang door den zegevierenden opmarsch der Mohammedanen te stuiten in den zevendaagschen slag bij Poitiers in 732. Ook Karel de Groote bewees groote diensten aan Rome. In Roland's lied wordt hij bezongen als de van God uitverkoren ridder, de machtige verdediger van den Christelijken godsdienst. Daarom houdt God hem de beschermende hand boven het hoofd en zendt hij hem visioenen om hem den weg te wijzen in moeielijke oogenblikken. Een engel houdt over Karel den Groote de wacht gedurende zijn slaap en er gebeuren mirakels om hem te redden uit de gevaren, die hem dreigen. De avond komt, als hij de Sarracenen achtervolgt om den dood van Roland te wreken ; maar God herhaalt het mirakel van het dal van Gibeon, toen Jozua tegen den koning der Amorieten vocht, en stuit de zon in haar loop, opdat de duisternis hem niet kan belemmeren bij de vervolging en kastijding van zijn vijand. Het was Frankrijk, dat in de Xlde eeuw zieh aan het hoofd Steide van de machtige beweging der kruistochten en aller aandacht richtte op het Heilige Land en de bevrijding daarvan. Dit godsdienstig enthousiasme heeft, zooals vanzelf spreekt, diepe sporen achtergelaten in de Fransche cultuur. Het was mede de impuls tot den bouw van de statig ten hemel rijzende Gothische kerken, gaf het ontstaan aan tallooze legen den van heiligen en aan de mysterién en bezielde de geheele epische poézie. Wegens de bijzondere positie, welke Frankrijs tegenover de katholieke kerk innam, vergeleek Pauk 6 RIDDERLIJKE IDEALEN. Gregorius IX in een beroemde bul het Fransche volk met het volk van Juda, aen uitverkoren stam der Israélieten, en duidde hij Frankrijk aan als een land boven alle andere landen door God begunstigd. Zoo was het Frankrijk der middeleeuwen. Men kan licht begrijpen, dat een land, waar zulke gevoelens overheerschten en dat in zulk een bijzondere positie geplaatst was, een vruchtbaren bodem leverde voor de ontwikkeling van ridderlijkheid. De eigenschappen en deugden, welke men bij de geharnaste helden in het C h a n s o n d e R o l a n d vindt, zijn dezelfde eigenschappen en deugden, welke geéischt werden van hen, die in de ridderschap wer den opgenomen en de gelofte van ridderlijkheid aflegden. Het was hun plicht de Kerk en haar leer te verdedige.i, trouw te zijn aan de waarheid en het recht, de weduwen en weezen te steunen en te sterven aan de zijde van hun koning. Zoo waren de verhevenste menschelijke idealen in die dagen, de idealen waarover Frankrijk waakte : G es t a D e i per Francos. III. DE „PANACHE". De nationale held van Frankrijk is Roland, het schitterend ideaal van ridderlijkheid. Hij bezit alle mannelijke deugden en schoone eigenschappen. Hij is tegelijk dapper en edel, grootmoedig, trouw, gehard en stoutmoedig. Hij is niet alleen stoutmoed'g, hij is vermetel. Hij is niet alleen dapper, hij is overmoedig. Zijn jeugdige overmoed geeft hem een blind vertrouwen in eigen kracht en kunnen. Hij acht zieh in Staat tot het verrichten van het onmogelijke. Daarom ook staat zijn opvatting van eer boven de gewoon-menschelijke. Te Roncevaux had hij tijdig hulp kunnen inroepen om gered te worden, maar hij was daarvoor te trotsch. Hij wilde DE „PANACHE". 7 niet, dat men ooit aan zijn geslacht zou kunnen verwijten, dat hij, Roland, om hulp had gevraagd. In werkelijkheid bezit Roland, wat de Franschen noemen la folie héro'ique, dat is heldenmoed op de spits gedreven, zooals bij de Berserker *). We zien iets dergelijks bij de helden van Oud-Griekenland, vvanneer zij door hybris werden aangegrepen. Het valt niet te ontkennen, dat Roland inderdaad een indrukwekkende heldenfiguur is. Er is een aangrijpende schoonheid in zijn wanhopige worsteling tegen de zooveel talrijker Sarracenen. Hij wordt al strijdende gedood, met het gelaat naar den vijand gekeerd ; en de zekerheid, dat niets hem ook maar één schrede heeft kunnen doen terugwijken, brengt zijn lippen in een plooi van trotschen glimlach. Wanneer hij op het punt staat te sterven, strekt hij zijn handschoen naar God uit. God is de groote, opperste souverein, aan wien hij zieh nederig overgeeft. Zeker, Roland is tegelijk indrukwekkend en §choon. Maar men moet niet vergeten, dat zijn roelcelooze trots hem het leven kost evengoed als al zijn goeden Franschen krijgslieden. Met een weinig minder vertrouwen in zieh zelf en een weinig meer nadenken zoude hij zieh zelf en zijn vaderland meer gebaat hebben, zelfs indien hij daarbij iets van zijn roem zou hebben moet en inboeten. Roland miste de deugd der voorzichtigheid. Hierin ligt het verschil tusschen hem en zijn wapenbroeder Olivier. Dikwijls ontmoet men in het gedieht versregels als : „Rollanz est pruz, e Oliviers est sages". („Roland is koen, en Olivier is wijs"). Maar niemand luistert, terwijl het nog niet te laat is, naar den voorzichtigen raad van Olivier. Roland's *) Berserker heetten, in Noorwegen in de middeleeuwen, krijgers van wie gedurende den strijd een wilde furie zieh meester maakte. De naam kwam van him kleeding van berenhuid, ber, beer; serk, kleeding, hemd. Later meende men, dat zij het vermögen hadden zieh in een beer te veranderen. 8 DE „PANACHE". blind en vast vertrouwen in zieh zelf is op het kritieke oogenblik de beslissende factor. Het heroisch ideaal van het Chanson de Ro1 and heeft zieh in den loop der volgende eeuwen gewijzigd; het heeft zieh ontwikkeld in overeenstemming met de verschillende kultuur-elementen ontleend aan de romantische dichtwerken van den Cyclus van koning Arthur en de ridders der Ronde Tafel. Daar strijdt men niet ter verdediging van land en koning tegen vreemde in vallen; de ridders gaan elk op eigen gelegenheid uit op avonturen om draken en andere bovennatuurlijke monsters te dooden en om de schoone jonge maagd te verlossen, die hun gevangene was. Bij de folie héroique komt zieh een nieuw element voegen, de hoffelijke, ridderlijke eerbied voor de vrouw en de soms al te zeer overdreven eerbied jegens den tegenstander. Het is deze mengeling van dapperheid en van trots, van hoffelijkheid en van grootmoedigheid, die de Franschen de panache noemen. De p a n a c h e is oorspronkelijk de benaming van den vederbos, die op den helm wuift en, als het ware, een poetische voltooiing geeft aan de uitrusting van den ridder. Gaandeweg is het woord de symbolische uitdrukking geworden voor de deugden en den geest, die den volmaakten ridder bezielen : l e c h e v a l i e r sans peur et sans reproche. Men vindt de panache niet alleen in de literatuur terug ; in werkelijkheid ziet men ze als een rooden draad loopen door het grootste gedeelte der Fransche historie. We zullen daarvan enkele voorbeelden geven. In het begin van de XlVde eeuw zond Philips de Schoone een groot leger uit om den Vlamingen slag te leveren. Dit leger gevoimd door de bloem der Fransche ridders werd aangevoerd door Robert d'Artois en Jacques de Chåtillon, beiden mannen van erkende dapperheid en in het bezit van alle ridderlijke deugden ; maar vermetel en overmoeaig als zij waren, waren zij niet bijzonder geschikt om den DE „PANACHE". 9 vijand, dien zij vöör zieh hadden, met succes te bevechten. De legers ontmoetten elkaar te Kortrijk, n Juli 1302. De Fransche infanterie opende den aanval en de Viamingen weken terug. Robert d'Artois beschouwae den slag reeds als gewonnen ; hij gaf aan de infanterie bevel om terug te trekken. Hij zelf wilde met zijn ridders den eindstrijd beslissen. De Viamingen wachtten krachtig aaneengesloten de charge af en de Fransche ridders wierpen zieh op hen zonder te voren 00k maar den minsten voorzorgsmaatregel te hebben genomen. Het gevolg was, dat zij in de kuilen vielen, die de Viamingen gegraven en met boomtakken bedekt hadden. Zoo ging op droevige wijze de bloem der Fransche ridderschap ten onder in een heroischen maar dwazen strijd tegen Vlaamsche burgers met gezond verstand, die geen gevangenen maakten, maar allen doodden, die hun in handen vielen, mannen en paarden, en vervolgens han slachtoffers leegplunderden. De geschiedenis vertelt, dat de aanvoerder der ruiterij, Robert de Nesle, vöör den slag aanbeval om voorzichtig op te rukken. De graaf van Artois vroeg hem toen, of het vrees was, die hem dien raad ingaL „Heer," antwoordüe graaf Robert, „indien gij mij volgt, zult ge een heel eind ver komen." Hierop gaf hij zijn paard de sporen en rende vooruit. Op het beslissende oogenblik vergat 00k hij zelf de bezonnenheid en de voorzichtigheia van Olivier. De panache sleepte hem mee. Dezelfde ontembare vermetelheid en dezelfde nietsvoorziende lichtvaardigheid, welke de ridders op dien dag ten toon spreidden, zien wij weer bij Mansoerah (1250), bij Crécy (1346), bij Poitiers (1356), bij Azincourt (1415). De p a n a c h e is niet met de middeleeuwen verdwenen. Het is dezelfde panache, die Bayard, le chevalier sans peur et sans reproc h e, steeds bezielde, waar hij ook voor Frankrijk streed. Te Napels verdedigde hij geheel alleen een brug tegen 200 Spanjaarden ; te Milaan achtervolgde 10 DE „PANACHE". hij den vijand met zulk een onstuimigheid, dat hij tegelijk met hem de vijandelijke vesting binnen rende en meteen gevangen werd genomen. Men vindt de panache weer in de woorden en daden van Hendrik IV in den slag bij Ivry (1590). Het vijandelijke leger was talrijker dan het zijne en men gaf hem in overweging maatregelen te nemen om den aftocht te verzekeren, ingeval de krijgskans hem niet gunstig mocht zijn. Maar de koning wilde niets hooren van een mogelijken terugtocht en hij zeide: „Makkers, verdedigt u goea; wanneer uwe vaandrigs en uwé standaarddragers gevallen zijn, volgt dan deze witte panache op mijn helm; ge zult ze steeds vinden op den weg van de eer en den roem." De p a n a c h e heeft 00k de Renaissance overleefd. We willen ten bewijze een enkel voorbeeld uit de XVIIIde eeuw vermelden. Het is de slag bij Fontenoy ( I 745)> toen de soldaten van Lodewijk XV onder aanvoering van den maarschalk de Saxe tegen de Engeischen en Oostenrijkers streden. Toen een Engelsch garde-regiment tegenover een Fransch regiment stond, dat niet het minste teeken van leven gaf, vroeg de Engeische aanvoerder, Lord Hay, aan de Franschen, waarom zij niet schoten. De graaf d Auteroche reed naar voren, salueerde hoffelijk den vijand en riep uit, dat Franschen nooit het eerst vuur gaven; dat lieten zij over aan hun tegenstan d e r s: „ M e s s i e u r s l e s A n g l a i s , t i r e z l e s premier s." Deze ridderlijke beleefdheid kwam den Franschen duur te staan. De Engeischen openden het vuur en het eerste salvo kostte hun vij anden een groot aantal dooden en gewonden. De Franschen wonnen wel is waar den slag, maar d e p a n a c h e was 00k hier weer oorzaak, dat de overwinning duurder gekocht werd dan noodig was. D e p a n a c h e leeft nog, zij is een onafscheidelijk element van het Fransche karakter; zij is blijven voortleven ondanks de veranderingen en de wisselingen der historie, ondanks de bittere ervaringen der laatste tijden. De bewonderenswaardige „poilus" DE „PANACHE". li van onze dagen rukken ten aanval op met denzelfden toomeloo7en moed als de ridders van Philips den Schoone. Toen de oorlog uitbrak, kwamen de leerlmgen van Saint-Cyr bijeen en zwoeren, dat zij in het vuur zouden gaan met witte handschoenen aan en de pluim op hun shako en dat zij nooit naar een schuilplaats zouden omzien. Zij wilden naar den strijd gaan als naar een feest. Zij hielden woord en zij werden voor het meerendeel gedood. Het was ridderlijk romantisme tot het uiterste gedreven, het was „le beau geste" tot het buitensporige opgevoerd. In de middeleeuwen zou men het heroisch hebben genoemd; in onze dagen is het heroisch en krankzinnig tevens. In het Fransche communiqué over het groote offensief van einde September 1915 lezen wij : „Ten Westen van de boerderij van Navarin rukten eenige van onze troepenafdeelingen over de Duitsche linies op, maar deze vooruitgang kon niet worden gehandhaafd wegens het sper- en het flank-vuur." In het Duitsche communiqué lezen wij: „Een der vijandelijke brigades heeft de eerste loopgraven-linie doorbroken, doch stootte tegen onze reserves, die in een tegenaanval 800 gevangenen maakten en de rest vernietigden." Een Deensch officier zegt in een commentaar op deze twee documenten : „Tusschen de regels van de dorre communiqué's door bespeurt men een heldhaftig uitgevoerden aanval, die uit eigen aandrang was ondernomen, zonder dat daarbij rekening werd. gehouden noch met de daaraan verbonden gevaren, noch met den vijand, noch met de eischen, die de voorzichtigheid voorschreef, en die in elkaar zakte in den dood of in een volkomen uitputting. De Spartanen, die de onsterfelijkheid aan de Thermopylen verwierven, legden geen grooter doodsverachting aan den dag dan de soldaten zonder naam, die op dien dag gevallen zijn op den krijtachtigen bodem van Champagne." D e p a n a c h e sluimert in de ziel van iederen Franschman en, wanneer zij zieh in haar volheid 12 DE „PANACHE". openbaart, wekt ze steeds ontroering en geestdrift. In de literatuur wordt zij in onze dagen verpersoonlijkt door Cyrano de Bergerac. De geheele figuur van dezen romantischen held is een hymne aan de panache. Getrouw tot het laatst aan zijn ridderlijk ideaal onderwerpt hij zieh aan al de kwellingen der afgunst met een heldenmoed, Don Quichotte waardig. In het laatste tooneel van het stuk, wanneer hij, half-bewusteloos ten gevolge van zijn wond, wild, naar alle kanten het wapen kruist met denkbeeidige tegenstanders, zegt hij: „Que dites-vous ? . . C'est inutile ? . . Je le sais ! „Mais on ne se^ bat pas dans l'espoir du succés ! „Non ! Non ! C'est bien plus beau lorsque c'est inutile !" („Wat zegt gij ? . . . Het is nutteloos ? . . Ja, dat weet ik { „Maar men vecht niet op hoop van succes ! „Neen ! Neen ! Het is zooveel schooner, omdat het nutteloos is !") Inderdaad schijnt Cyrano de Bergerac zieh nutteloos op te of feren voor Christian de Neu villette. Zonder nut ? Och, dat hangt geheel af van de wijze, waarop wij het leven begrijpen. Hem, die zieh niet weet te verheffen boven het alledaagsche proza, moet Cyrano wel als een dwaas voorkomen. Maar al diegenen, die oogen en ooren open hebben voor iets anders dan het strikt nuttige in het leven en die gelooven aan een ideaal en naar de verwezenlijking daarvan streven, begrijpen Cyrano en bewonderen hem. Het ridderlijke woord van Cyrano is zijn ridderlijke eer. Lie ver wil hij doodsangsten doorstaan, liever wil hij sterven dan te kort doen aan zijn woord en aan zijn vrienden. Voor Cyrano is eer een begrip, ^at hoog gehouden moet worden, zij schittert voor hem als een glinsterende ster boven alle andere overwegingen uit. Eer is voor hem het hoogste levensdoel, het eenige doel, waarvoor hij alles opoffert, zelfs DE „PANACHE", 13 zijn liefde en zijn roem, opdat de panache tot het laatst toe in onbevlekte reinheid kan blijven wuiven. Luister naar wat hij zegt op het oogenblik van zijn sterven : „Oui, vous m'arrachez tout, le laurier et la rose ! „Arrachez ! Il y a malgré vous quelque chose „Que j'empörte, et ce soir quand j'entrerai chez Dieu, „Mon salut balayera largement le seuil bleu, „Quelque chose que sans un pli, sans une tache, „J'emporte malgré vous, et c'est. . — C'est ? . . Mon panache." („Ja, gij ontrukt mij alles, mijn lauwertak en mijn roos ! „Neem alles weg ! U ten spijt is er iets, „Dat ik meeneem, en wanneer ik van avond vöör God verschijn „En diep neerbuigend breed den hemeldrempel veeg, „Is er iets, dat zonder één kreuk, zonder één smet „Ik meeneem, u ten spijt, en het is. . . 't Is ? . . Mijn panache.") IV. DOOR DE NEDERLAAG NAAR DE OVERWINNING. Het lied van Roland vertelt, hoede Fransche ridders met Roland aan het hoofd, na wonderen van dapperheid te hebben verricht, ten slotte door de heidenen worden overweldigd en tot den laatsten man gedood. Het oude nationale gedieht van Frankrijk bezingt aldus een . . . nederlaag, niet een onteerende en roemlooze nederlaag, maar een nederlaag even roemvol en schoon als een overwinning. Deze nederlaag is niet beslissend geweest. Nadat Roland en de andere pairs gevallen zijn, valt Karel 14 DOOR DE NEDERLAAG de Groote het heidenleger aan en jaagt het op de vlucht. Zoo wordt de nederlaag gevolgd door een overwinning. Dit is een kenschetsende trek in de geheele Fransche geschiedenis, die ons in zoo ruime mate de wisselingen der fortuin te zien geeft : nu eens be vindt Frankrijk zieh op het toppunt van succes en geluk, schitterend in den glans van roem, dan weer is het onder de slagen van een ramp in de somberste diepten neergesmakt. Deze hevige lotsveranderingen worden gesymboliseerd in het wapen der stad Parijs: onder lelién, de oude heraldieke bloemen van Frankrijk, wordt een heftig bewogen zee voorgesteld, waarop een hecht en stevig schip drijft met een kop op den voorsteven, drie wapperende wimpels en volle zeilen. Het motto is: Fluctuat nec mergitur, het schip van Frankrijk wordt door de golven heen en weer geslingerd, maar het gaat niet ten onder. Roland s strijd is geéindigd in een nederlaag, doch een nederlaag die naar de overwinning voert. De geheele geschiedenis van Frankrijk wordt hierdoor gekenschetst. Ontzettende rampen hebben dit land bezocht, het is het tooneel geweest van tal van oorlogen, en binnenlandsche zoowel als buitenlandsche vijanden hebben den Franschen bodem verwoest. Fransche koningen en keizers zijn als gevangenen naar vreemde landen weggevoerd: Lodewijk de Heilige door de Turken na den slag bij Mansoerah in 1250; Jan de Goede door de Engeischen in 1356 ; Frans I door de Spanjaarden in 1525; Napoleon Steide zieh in handen van de Engeischen, die hem naar Sint-Helena overbrachten; een halve eeuw later gaf Napoleon III zieh aan de Duitschers over, die hem Wilhelmshöhe als verblijf aanwezen. Maar na elke nederlaag heeft Frankrijk zieh weer weten te herstellen en op te heffcen, schooner, fierder en meer zelfbewust dan te voren. Een nederlaag heeft steeds als een louterend vuur vermögen te werken, en de wedergeboorte heeft naar gelang van de tijden verschilfende vormen aangenomen. Nu eens is het NAAR DE OVERWINNING. 15 de verheven heldenmoed van een Jeanne d'Arc, die de krijgskans deed keeren en daarmede de orde, het vertrouwen en de rust herstelde ; dan weer is het het geheele volk, dat saamvereenigd en verjongd met verdubbelde krachtsinspanning zieh aan de werken des vredes heeft gezet. Vreemde zegswijzen geven dikwijls in pittigen epigram-vorm een juiste karakteriseering der naties. De Italianen zeggen: Gl' I t a l i a n i s a g g i innanzi il fatto, i Tedeschi nel fatto, i Francesi dopo il fatto. Dat wil zeggen : De Italianen bezinnen wél, eer ze een zaak beginnen ; het zijn handige en berekenende diplomaten. De Duitschers wijden al hun aandacht aan een zaak, wanneer ze eenmaal daarmee begonnen zijn, zij zijn practisch en weten, hoe te handelen om te slagen. De Franschen daarentegen denken, wanneer alles afgeloopen is. Allen herinneren zieh de ramp van 1871. Neergeslagen door een machtigen vijand, moest I^rankrijk de eene vernedering na de andere verdragen. De koning van Pruisen liet zieh tot keizer kronen den i8den Januari 1871, in het Versailles van Lodewijk XIV; een week later capituleerde Parijs en trokken de Duitsche troepen in triomf de gebombardeerde stad binnen. Het verdrag van Frankfort werd geteekend, waarbij Frankrijk afstand deed van ElzasLotharingen en 5 milliard oorlogsschatting betaalde. Toen volgde de Commune. In den beroemden roman, waarin hij karakteristieke trekken van het moderne Frankrijk schetst, is Romain Rolland lang stil blijven staan bij den opbloei van Frankrijk na den oorlog. Wij halen een passage aan uit een dialoog tusschen Olivier en den held, den Duitschen musicus Jean Christophe, voorkomend in het deel, dat getiteld is ,,Dans la Maison." Olivier doet opmerken, dat in 1870—71 Duitschland aan Frankrijk groot leed heeft berokkend. Wan neer Jean Christophe tracht te verklärenden te ver- i6 DOOR DE NEDERLAAG mitschuldigen wat gebeurd is, valt Olivier hem met e'en glimlach in de rede en zegt : „Geen zorg daarover. Tegen zijn bedoeling heeft Duitschland ons meer goed dan kwaad gedaan. Gij zijt het, die in ons het idealisme weer hebt gewekt; gij hebt onze liefde voor wetenschap en geloof verjongd ; gij zijt oorzaak geweest, dat over heel Frankrijk Scholen zijn verrezen. Gij alweer hebt aan de scheppende krachten van Pasteur een ruimer veld geschonken ; zijn ontdekkingen alleen zijn voldoende geweest om de vijf milliard goed te maken, die wij moesten betalen. Gij hebt een nieuwe renaissance in onze dichtkunst, in onze schilderkunst en in onze muziek gebracht. Wij hebben het aan u te danken, dat wij ontwaakt zijn tot een nieuwe zelf-bewustheid. Terwijl de wereld in onverschilligheid rondom ons stond, hebben we zulk een zedelijke kracht gevoeld, dat wij geen twijfel meer kennen, zelfs niet ten aanzien van de overwinning. Weinig talrijk als wij zijn, en zwak als wij mögen lijken — een druppel in den oceaan van Duitsche macht —, zijn wij toch overtuigd, dat deze druppel voorbestemd is om de heele zee te kleuren. . Christophe keek naar de slanke gestalte van Olivier, wiens oogen van vertrouwen schitterden. ,,Arme, kleine, zwakke Franschen", zeide hii ; ,,eii zijt sterker dan wij." ,,Onze nederlaag is tot een zegen voor ons verkeerd," antwoordde Olivier, ,,gezegend zij de ramp! Wijloochenen de nederlaag niet ; wij zijn haar kinderen." . . Irderdaad de wederopleving liet niet lang op zieh wachten. In een ongeloofelijk korten tijd herkreeg Frankrijk door zijn energie zijn ouden voorspoed. Op elk gebied nam men de grootste activiteit enden krachtigsten ondernemingsgeest waar. Aan alle eischen der nieuwe behoeften werd voldaan ; nieuwe vraagstukken kwamen aan de orde en vonden hun oplossing. Kunst, wetenschap, letteren, industrie, landbouw, alles werd opnieuw vöor de verbaasde oogen der geheele wereld in eere hersteld. En toen enkele jaren na den oorlog, NAAR DE OVERWINNING. in 1878, een herboren Frankrijk de volken der wereld uitnoodigde tot deelneming aan een groote wereldtentoonstelling te Parijs, kwamen de exposanten en bezoekers uit alle oorden der wereld, en vierden de Fransche vindingrijkheid en zin voor het schoone schitterende triomfen. Zien wij 00k niet heden ten dage hetzelfde verschijnsel zieh herhalen ? In den tijd, die onmiddellijk aan Augustus 1914 voorafging, was Frankrijk ten prooi aan binnenlandsche twisten. Gewetenlooze politici, intrigeerende journalisten schenen het land te regeeren en men sprak luid van demoralisatie, decadentie en bederf overal. Maar toen de dag der beproeving gekomen was en toen de wereld trilde en beefde in angstige spanning, toen kwam een Frankrijk te voorschijn geheel verschillend van dat, wat men uit de kranten en op de boulevards, in de theaters en uit de schandaal-processen had leeren kennen, een Frankrijk, dat de hoogste moreele deugden te zien gaf, een Frankrijk, dat ädernde onder een u n i o n s a c r é e en dat aller volken bewondering wist af te dwingen. Alle politieke, maatschappelijke en economische verschillen waren weggewischt. De natie vond zieh zelf weer terug, zooals Zamacois in zijn nieuw Volkslied zoo treffend zegt: „Plus de fortune et de naissance, ,,Mais tous unis pour le succes ! ,,Le jour de venger notre offense, „Nous n'étions plus que des Frangais !" {„Niet meer scheiden ons rijkdom en geboorte, „We zijn alien vereenigd voor de overwinning ! ,,Op den dag dei wraak voor het beleedigde vaderland, „Waren wij niets anders dan zonen van Frankrijk!"). Het oprukken van den vijand op Parijs werd plotseling tot staan gebracht door de schitterende overwinning aan de Mame en drie jaar lang heeft het Fransche leger het Duitsche leger het hoofd geboden. Frankrijk. 2 i8 DOOR DE NEDERLAAG Het heeft al zijn grootsche plannen in duigen doen vallen. Wat de soldaten hebben volbracht onder de leiding van Joffre, is eenvoudig verbazingwekkend. Rudyard Kipling heeft na een bezoek aan het front de algemeene bewondering op teekenende wijze uitgedrukt in zijn woorden : „Wat ik gezien heb, is een ware openbaring ; ik zou mij wel voor iederen Franschman, dien ik tegenkom, in het stof willen buigen." Achter het leger van het front leeft een burgerbe volking bezield door slechts één gedachte, door één hoop en door één geloof. Allen arbeiden aan de bereiking van slechts één doel. De kalmte en de waardigheid, die het land op 2 Augustus 1914 te zien gaf, zijn dezelfde gebleven. Berusting in het onvermijdelijke, een onwrikbaar geloof in de eindelijke overwinning, geduld, stand vast ighe id en de wil tot het dragen van grenzelooze opofferingen in deze tijden van zware beproeving, dat is het beeld van het Frankrijk van heden. En dit Frankrijk heeft niet alleen bewondering, doch tevens 00k verrassing gewekt. Er is gezegd, dat het land plotseling was veranderd, dat het een geheel ander land was geworden. Natuurlijk dient hierbij het noodige voorbehoud in acht genomen te worden : een geheel volk verändert niet als met een tooverslag in één dag. Maar het helder besef, dat in dezen monsterachtigen oorlog de onafhankelijkheid van het land zelf op het spel stond, het bewustzijn, dat het ging om zijn bestaan, bracht terstond alle goede Fransche deugden naar voren, die deugden namelijk, welke de vreemdeling zoo weinig kent of waarvan hij het bestaan zelfs niet vermoedt. De meeste vreemdelingen zijn reeds na een kort verblijf te Parijs gereed zieh een definitief oordeel te vormen, te Parijs, waar zij vooral leeren kennen het Parijs, dat zieh vermaakt, het Parijs, dat bestemd is voor de vreemdelingen en dat aan echte Parijzenaars nauwelijks bekend is. Zij hebben zieh laten bedriegen door den schijn van wat ze aan de oppervlakte heb- NAAR DE OVERWINNING. 19 ben opgemerkt, van wat druk is en leven maakt, van wat in duizend wisselende en schoone, maar gif tige kleuren schittert. Onder deze oppervlakte ligt een Frankrijk verborgen, geheel verschilfend van dat wat men meent te kennen, een Frankrijk, dat arbeidzaam is en matig en volhardend ; een spaarzaam en gezond denkend Frankrijk ; een Frank rijk, dat geheel en al leeft buiten het geschitter en gewirwar, dat rüstig zijn leven vol plichten leeft, steeds be zig is voor het wel van huis en haard te zorgen en zijn beroep, hetzij verheven, hetzij nederig, met de uiterste nauwgezetheid uit te oefenen ; een bescheiden, verständig Frankrijk, dat elken dagaan de ernstige eischen van het dagelijksch leven voldoet, zonder daarbij zijn idealen uit het 00g te verliezen. Dit Frankrijk was het, dat de stormklok op 2 Augus tus 1914 opriep, in de Steden en op het land. Op hetzelfde oogenblik verdween de lichte, de schitterende, de verbündende oppervlakte, die zooveel menschen zoolang een waandenkbeeld had gegeven. Men zag toen l a f o r c e q u i s e t a i t e t q u i d u r e te voorschijn komen, dezelfde stille kracht, die tot nu toe Frankrijk door alle beproevingen heen heeft geholpen, de kracht, die 00k het Frankrijk van de toekomst zal verdedigen en opbouwen. V. GLORIA VICTIS. Door de nederlaagnaar de overwinning. Een geschiedenis, waarin een zelfde verschijnsel zoo dikwijls zieh herhaalt, moet wel een bijzonder karakter hebben : grootmoedigheid en ridderlijkheid spreken er uit. Daarom heeft Frankrijk het overblijfsel uit den barbaarschen tijd, het Vae vi c tis (Wee den overwonnenen !) der oudheid vervangen door zijn schoon en edel Gloria victis (Eere aan de overwonnenen !) 20 GLORIA VICTIS. Het Lied van Roland is reeds een lofzang op den man, die ondanks verraad, geweld en de numerieke meerderheid van den vijand, tot den laatsten ademtocht voor de zaak strijdt, die hem lief is als zijn leven, voor zijn vaderland, zijn koning en zijn geloof. Eere aan den man, die valt in den strijd voor zijn overtuiging ! Een Gloria Victis klinkt ons zelfs tegemoet uit de Marseillaise. In deze schoone hymne der vrijheid, die den lof zingt van de heilige liefde voor het vaderland en die tot haat bezielt tegen geweld en dwingelandij, komt een strofe voor die men maar al te dikwijls over het hoofd ziet : „Francis, en guerriers magnanimes, ,,Portez ou retenez vos coups ; „Epargnez ces tristes victimes, ,,A regret s'armant contre nous." (,,Franschen, als edelmoedige krijgers, „Slaat krachtig toe of spaart; „Genade voor die ongelukkige slachtoffers, „Die met tegenzin zieh wapenen tegen ons.") Tegenover deze vreemde soldaten, die de grenzen van het land hebben overschreden en de Republiek den oorlog hebben aangedaan, moet men dus goedertieren zijn ; ze zijn slechts slachtoffers van tyrannen, en tegen hun wil hebben ze tegen Frankrijk de wapens opgenomen. Dit is een typeerende Fransche gedachte ; en hier weer zien we iets van de panache terug. In welk ander Volkslied is er een dergelijk beroep op edelmoedigheid tegenover den vijand te vinden ? In de oorlogen van de Revolutie vindt men tal van momenten, die ons duidelijk doen zien, dat deze regels van de Marseillaise niet alleen het ideaal van den dichter uitdrukten, maar dat ze ook de getrouwe weerklank waren van het innerlijk voelen van geheel het volk. We zullen twee gevallen aanhalen, die daarom van des te grooter waarde zijn, omdat ze ontleend zijn aan een Duitsche bron. De jonge GLORIA VICTIS. 21 Magister Frederik Christiaan Lankhardt heeft zeer belangwekkende Mémoires (1792—1802) over zijn veelbewogen leven nagelaten. Hij bezocht verscheidene hoogescholen, leidde een los leven, maakte schulden en werd overal onmogelijk. Toen eindelijk zijn vader hem aan zijn lot had overgelaten, liet hij zieh te Halle als soldaat inschrijven en maakte hij den veldtocht tegen Frankrijk van 1792—1793 mee. Herhaalde malen gewaagt hij met lof van de Fransche troepen. Gedurende den terugtocht was het Duitsche leger ten prooi aan de grootste ontberingen, en de gewone soldaten hadden daarvan het meest te lijden. Lankhardt zegt daaromtrent : „Zelfs in het koninklijk hoofdkwartier ontbrak het aan alles. Er was geen brood, en suikerwerk in welken vorm ook was er evenmin. Den Franschen generaal kwam dit ter oore, en onmiddellijk zond hij versehe vruchten naar het Duitsche hoofdkwartier, opdat de koning van Pruisen, ofschoon zijn vijand, en de generale staf geen honger zouden lijden. Deze edelmoedige daad verhoogde de goede opinie, die onze soldaten zieh van de Franschen reeds hadden leeren vormen sedert den laatsten artillerie-strijd. Van dat tijdstip af zijn zij bijna geheel opgehouden met de Franschen voor schurken, schelmen, idioten enz. uit te scheiden." Wanneer Lankhardt spreekt over het bestuur van de Rijnprovincies door generaal Custine, die niet al te gemakkelijk was, en over de oorlogsschattingen, die hij hief, moet hij ronduit toegeven, dat, terwijl prins Weilburg een zware oorlogsbelasting moest betalen, de boeren en de burgers daarvan werden vrijgesteld en dat „deze edelmoedige houding maakte, dat deze lieden vonden dat de Franschen zoo siecht niet waren." Nadat Custine zieh van Frankfort had meester gemaakt, hief hij een oorlogsschatting, die als vergoeding moest dienen voor den Duitschen in val in Frank rijk. In verband hiermede merkt Lankhardt op, dat, indien de geéischte som niet zoo hoog geweest 22 GLORIA VICTIS. was, Frankfort zeer gebaat zou zijn geweest door de Fransche bezetting, want, zoolang als ze geduurd heeft, hebben noch de stad noch de inwoners reden tot klagen gevonden. In de volgende passage beschrijft Lankhardt de uitstekende eigenschappen der Franschen, die hen zelfs bijna geliefd maakten bij hun vijanden. „De opgewekte en tevreden natuur der Fransche soldaten is verbazend. Buiten dienst zijn zij bijna altijd in goed humeur. Zij verkeeren broederlijk met elkaar, en de talrijke vrijwilligers uit goeden huize helpen de minder rijk bedeelden op alle mogelijke manieren. Waar zes of acht hunner ingekwartierd zijn, kan de huisheer gerust zijn omtrent zijn huishouden. Hun rantsoenen brengen ze in de gemeenschappelijke keuken ; zij zijn over het algemeen matig aan tafel, en wat overblijft, is voor den gastheer, of wel hij en zijn gezin spijzen met hen mee en helpen hen het maal op te eten. Dat alleen al maakt, dat de gemiddelde burger overal de Franschen verkiest boven de Duitschers, die verbazend veel eten." Dit zijn welsprekende getuigenissen. Kornende van een vijandelijken soldaat kunnen ze moeielijk in twijfel worden getrokken : regel is toch zijn vijanden zoo veel mogelijk neer te halen en te belasteren. De wilde soldaten vande Republiek, l e s s o l d a t s d e 1 'a n II, waren echter ware zonen van l a d o u c e France en verloochenden hun ridderlijke eigen schappen, de erfenis hunner vaderen, niet. De gemoedstoestand, die op zoo treffende wijze tot uiting komt in de vijfde strofe van de M a r seillaise, en die volgens Magister Lankhardt zieh weerspiegelt in het gedrag der Fransche solda ten in den Revolutie-oorlog, blijkt ook weer uit het verhaal van Alphonse Daudet, ,,le S i e g e d e Berlin." Het is geschreven kort na de ramp van 1870. De held is een oude Fransche generaal, die in de illusie leeft, dat het 't Fransche leger is, dat Duitschland is binnengevallen en Berlijn bedreigt. De generaal verbeeldt zieh, dat zijn zoon, die officier GLORIA VICTIS. 23 is, deel neemt aan den Franschen inval, en hij zendt hem den eenen brief na den anderen om hem op het hart te drukken tegenover de o ve rwonnenen ridderlijke edelmoedigheid te betrachten. ,,Vergeet nooit, dat je Franschman bent. Wees edelmoedig tegenover deze ongelukkige lieden. Zorg, dat het leed hun niet te zwaar wordt. . Verschillende andere wenken gee ft hij aan zijn zoon, zooals het eerbiedigen van het particulier eigendom van den vijand, het ridderlijk zijn tegenover de vrouwen ; kortom, hij schrijft een volledig handboek over soldateneer ten gebruike van de overwinnaars. Nu en dan treedt hij in politieke beschouwingen en bespreekt hij de vredesvoorwaarden. In dit opzicht is hij niet veeleischend ; hij vraagt niets anders dan schadeloosstelling : „Waartoe zouden wij hun gebied on'tnemen ? . . We kunnen van een stuk van Duitschland toch geen Frankrijk maken ?" Zoo kent ook de kunst haar Gloria victis! Brengen wij ons voor den geest het beroemde schilderij van Edouard Detaille, „ S a l u t a u x b l e s s é s . " Een troep gewonde Duitsche soldaten trekt voorbij over een doorweekten weg. Aan weerszijden staan Fransche soldaten : officieren van verschillende ran gen en gewone soldaten.Allensalueerende gevangenen, die voorbij trekken ; twee hoofdofficieren treden naar voren en salueeren door het hoofd te ontblooten. Welk ander land kan in zijn kunstproducten zulk een treffende uitdrukking van ridderlijk medegevoel voor den overwonnen vijand toonen ? Wij willen dit hoofdstuk eindigen met een gedeelte uit het zeer schoone gedieht van Victor Hugo : Apr és l a b at a i 11e aan te halen, waarin de dichter in een loflied zijn vader bezingt, die een daad van zeldzame edelmoedigheid jegens een over wonnen vijand verricht : „Mon pére, ce heros au sourire si doux, „Suivi d'un seul housard qu'il aimait entre tous „Pour sa grande bravoure et pour sa haute taille, „Parcourait ä che val, le soir d'une bataille, 24 GLORIA VICTIS. „Le champ couvert de morts sur qui tombait la nuit. ,,U lui semble dans l'ombre entendre un faible bruit. „C'était un Espagnol de l'armée en déroute, „Qui se trainait sanglant sur le bord de la route, „Rålant, brisé, livide, et mort plus qu'å moitié, „Et qui disait : ,,A boire, ä boire par pitié \" „Mon pére, ému, tendit å son housard fidele „Une gourde de rhum qui pendait å sa seile, „Et dit : „Tiens, donne å boire å ce pauvre blessé." „Tout ä coup, au moment ou le housard baissé „Se penchait vers lui, l'homme, une espéce de Maure, „Saisit un pistolet qu'il étreignait encore, „Et vise au front mon pére en criant : „Caramba \" „Le coup passa si pres que le chapeau tomba „Et que le cheval fit un écart en arriére. „Donne lui tout de méme ä boire !" dit mon pére. („Mijn vader, die held met vriendelijken glimlach, reed, „Gevolgd door één enkelen huzaar, dien hij boven allen lief had „Om zijn groote dapperheid en om zijn hooge gestalte, „Den avond na den slag „Over het slagveld, met dooden bedekt, waarover de nacht viel. „In de duisternis meende hij eenzwakgeluidtehooren. „Het was een Spanjaard van het verslagen leger, „Die bloedend, gebroken, lijkbleek en rochelend, bijna stervend, „Zieh langs den kant van den weg voortsleepte, „En zeide : „Geef mij te drinken ! Heb meélij ; geef mij te drinken !" „Bewogen, reikte mijn vader aan zijn trouwen huzaar „De flesch met rhum over, die aan zijn zadel hing, „En zeide : „Hier, geef die arme ziel te drinken." „Plotseling, op het oogenblik dat de huzaar, neergeknield, „Zieh naar hem boog, greep de man — een Moor — „Het pistool vast, dat hij nog in de hand had, „En mikte op mijn vader's hoofd, uitroepende : „Caramba!" GLORIA VICTIS. 25 „De kogel vloog zoo rakelings voorbij, dat zijn hoed getroffen werd en viel, „En dat zijn paard achterwaarts sprong. ',Geef hem töch te drinken," zeide mijn vader.") Het Gloria victis der Franschen beteekent het voorgoed verlaten van de tradities van het barbaarsche verleden, het volledig breken met den geest van Attila en Djenghis-Khan, een breken met de militaristische leer, die zegt, dat een oorlog naarmate hij wreeder is inderdaad ook humaner is, omdat hij dan korter duurt. Het G l o r i a v i c t i s is niet slechts een uitvloeisel van aangeboren ridderlijkheid, het is ook een uiting van verheven moralite it. V a e v i c t i s is een strijdkreet der barbaren. Gloria victis voert naar hoogere sferen van licht en geluk. VI. LETTEREN EN WETENSCHAP. Het Lied van Roland kan beschouwd wor den als het eerste voortbrengsel der Fransche literatuur. Zijn verschijning werd met groote^ geestdrift begroet en het heeft gedurende eeuwen zijn populariteit we ten te behouden. De faam van dit gedieht verbreidde zieh ver over de Fransche grenzen. Het werd vertaald en nagevolgd in verscheidene Europeesche talen, en overal waar het bekend was, genoot het dezelfde warme ontvangst als in Frankrijk zelf. Het was de openbaring van een nieuwe wereld, een ridderlijke wereld, die door haar heldenavonturen, door haar cultus van de dapperheid en de trouw, door haar lichtend ideaal de gemoederen kon betooveren en ontroeren. Reeds in de XIIlde eeuw waren Roland en de andere nationale helden van Frankrijk wélbekend 26 LETTEREN EN WETENSCHAP. en geliefd over heel Europa, van IJsland af tot Sicilié van Engeland tot Klein-Azié. Italiaansche, Spaansche,' ^°^*^?eesche' -^n§e^sc^e» Duitsche, Nederlandsche, Oud-Noorsche, Zweedsche en Deensche kronieken roemden hun wapenfeiten, en kunstenaars hieuwen hen uit in steen, sneden hen in hout, brandden hen m glas of beeldden hen uit in mozai'ek. Hetzelfde gold voor de geheele Fransche oude literatuur. De cyclus van Koning Arthur en de Ronde Tafel, die in Frankrijk zijn eersten artistieken vorm kreeg, doorkruiste heel Europa, en Yvain, Perceval, Lancelot, Tristan en Isolde werden met dezelfde bewondering ontvangen als Roland,Renaud de Montauban, Amis en Amiles, Ogier le Danois, Octavian, Evenzoo werd de rijke lyrische poézie van Provence en van Noord-Frankrijk in den vreemde nagebootst. De liederen der troubadours en trouvéres werden het uitgangspunt van een nieuwe lyrische kunst in Duitschland, in Italié, Spanje en Portugal. Dante was tot op zekere hoogte een discipel der troubadours evenals de oude Duitsche m i n n e s i n g e r . Het Frankrijk van de middeleeuwen heeft ook een be1angrijke dramatische literatuur voortgebracht, welke in de XVde eeuw haar hoogtepunt bereikte in de groote mystéres, die met buitengewone pracht door dramatische gezelschappen in alle Steden werden opgevoerd. Ze duurden verscheidene dagen en werden met hartstochtelijke belangstelling gevolgd. Het was of men de bladen omsloeg van een reusachtigen bijbel met gekleurde illustraties of van een verzameling vrome legenden. De verdrijving van Adam en E\ a uit het Paradijs, de dood van Abel, Abraham's offer, het lijden van Christus en zijn dood ; de vervolging der heiligen door de Romeinsche keizers, hun martelaarschap en him wonderen, alles werd in levende beeiden voor de oogen der toeschouwers gebracht. Zij konden zelfs God, den Vader, aanschouwen, tronend in Zijn hemel en omringd door al Zijn engelen en aartsengelen, die Hem ter eere LETTEREN EN WETENSCHAP, 27 Latijnsche psalmen zongen. Op dit middeleeuwsche tooneel verscheen 00k Satan gevolgd door een stoet van duivels, die vuur bliezen door den neus en het publiek een heilzamen schrik inboezemden. Berichten over deze merkwaardige voorstellingen, waarin godsdienstijver hand aan hand ging met het streven naar het schoone, werden overal verspreid. Verscheidene van deze mysterién werden in vreemde talen vertaald, en Italié, Engeland, Duitschland en Holland hebben nit Frankrijk op het gebied van dramatische kunst en techniek een krachtigen impuls ontvangen. Doch het was niet alleen op het gebied van de belles-lettres, dat het Frankrijk van de middeleeuwen een overheerschende plaats innam, 00k op wetenschappelijk gebied was het baanbrekend. Parijs was niet alleen de hoofdstad van het land, het was 00k het wetenschappelijk centrum, waarheen de leergierige jeugd werd aangetrokken. Uit de pro vindes en uit het buitenland togen de studenten naar de beroemde Universiteit, de oudste en gedurende langen tijd de belangrijkste in heel Europa. Er was een algemeen verbreid Latijnsch gezegde, dat luidde : „Filii nobilium, cum sunt majores, mittuntur in Franciam fieri doctores", dat is: ,,Wanneer de zonen van de edelen groot zijn, worden ze naar Parijs gezonden om doctor te worden." Wij Denen, herinneren ons, dat een der bekendste figuren uit onze middeleeuwen, bisschop Absalon, die Kopenhagen stichtte, zijn geestelijke opvoeding te Parijs. heeft ontvangen, waar hij onder den invloed van de groote ideeén-beweging kwam, die uitging van den abt Bernard de Clairvaux. Het was in Frankrijk, dat in hen de kiemen werden gelegd, die later gedurende zijn episcopaat in Denemarken zulke schoone vruchten hebben voortge bracht. Een Duitsch schrijver, Cesar von Heisterbach, noemde Parijs f o n s t o t i u s s c i e n t i a e , de bron van alle wetenschap, en in tal van gezegden 28 LETTEREN EN WETENSCHAP. wordt het geprezen als de stad der Steden. Er was een Latijnsch gezegde, „ E s t P a r i s a b s q u e pari", waarmede de lof verkondigd werd van den Griekschen held Paris, die Helena ontvoerde ; maar in de middeleeuwen heeft men het op Parijs toegepast in den vorm Paris sans pair, Parijs zonder weerga. Hetzelfde wordt uitgedrukt in een ander gezegde ,,11 n ' e s t c i t é q u e P a r i s . " Frankrijk was dus in de middeleeuwen het belangrijkste beschavingscentrum in Europa. Niet alleen zijn wetenschap en lette ren, maar ook zijn schoone kunsten hebben grooten invloed op de andere landen geoefend. De Gothische stijl, die de nieuwe statig ten hemel rijzende kerken heeft voortgebracht, de belichaming als het ware van het godsdienstig enthousiasme, dat de kruisvaarders bezielde, en van het ridderlijk ideaal, kwam uit Frankrijk, waar hij omstreeks noo tot uitmg kwam. Het beteekende de toepassing van geheel nieuwe principes in de bouwkunst. In de Romaansche kerken waren de hoofdlijnen horizontaal, in de Gothische zijn ze verticaal ; zij wijzen opwaarts en heffen den blik en de gedachten van den mensch naar den hemel op. In de volgende eeuw werd de nieuwe kunst tot volmaaktheid gebracht; de slanke zuilen en de spitsboog, de hooge gewelven en het schitterende gebrand glas bekoren het hart. De kathedralen van Reims, Chartres, Atrecht, Parijs zijn de be wondering van Europa geworden. In de XIIlde eeuw begonnen Duitschland en andere aan grenzende landen den Gothischen stijl na te volgen. Dåår kreeg hij nieuwe pracht en vond hij nieuwe toepassingen, maar hij werd dor en vormelijk. De schoonste producten van Gothische kunst worden in Noord-Frankrijk gevonden. Zooals we dus zien, was het Frankrijk, dat in de middeleeuwen op velerlei gebied de leiding in Europa had. En die rol speelt het heden ten dage nog. Frankrijk heeft steeds aangevoerd. Indien de dagen van Lodewijk den Heilige al een groot tijdperk van de Fransche beschaving waren, de LETTEREN EN WETENSCHAP. 29 eeuw van Lodewijk XIV was het in nog grootere mate. In le grand siécle werd geheel Europa verblind door den schitte renden glans, die uitging van het hof van den Roi Soleil; en de Fransche literatuur was bekend en werd bewonderd en nagevolgd overal. Fransche herdersromans, dierenfabels, treurspelen, blijspelen verspreidden zieh over heel Europa, hetzij in de oorspronkelijke taal, hetzij in vertalingen ; de Fransche geest was al-overheerschend. En inderdaad behooren Corneille en Racine, Moliére en La Fontaine, Pascal, Boileau, La Rochefoucauld en La Bruyére niet aan één, maar aan alle volken. Wat men in de klassieke literatuur van Frankrijk zocht en vond, was de helderheid van gedachte, de volle rijkdom van stemming, de schoonheid van vorm en de fijnheid van uitdrukking. Deze hoedanigheden hebben in werkelijkheid van de vroegste tijden af tot op onze dagen de Fransche literatuur steeds gekenmerkt. Het is van belang op te merken, hoe Duitschland den invloed heeft ondergaan van de Fransche beschaving, en welke pogingen het gedaan heeft om ze zieh eigen te maken. Als voorbeeld willen wij wijzenopde geestdriftige be wondering, die de Astrée, de herdersroman van Honoré d'Urfé, in de beste Duitsche kringen heeft gevonden. In 1624 stichtten een groep Duitsche dames en heeren de ,,Académie des vrais amans". Zij gaven elkaar de namen van de helden en heldinnen in het boek, en zij traden in briefwisseling met d'Urfé, dien zij tot voorzitter kozen en wien zij verzochten den naam Céladon aan te nemen, een naam, dien geen hunner waardig was te dragen. Tevens verzochten zij hem zoo spoedig mogelijk het vierde deel van de Astrée te doen verschijnen, daar zij de eerste drie deelen reeds geheel van buiten kenden. Zoo kunnen wij begrijpen, waarom de Duitsche dich ter en philoloog Martin Opitz, die zijn taal van vreemde dementen wilde zuiveren, met een zucht moest verklaren, dat Parijs de eigenlijke hoofdstad van Duitschland was. We moeten intusschen niet voorbijzien, d a t Opitz zelf i n zijn hoofdwerk V o n d e r 30 LETTEREN EN WETENSCHAP. d e u t s c h e n Poe t e r e y (1624), waarin hij o p het gebruik der moedortaal in de poezie aandringt sterk onder den invloed gestaan heeft van den Fran schen Renaissance-dichter Ronsard. Hetzelfde verschijnsel ziet men in de XVIIlde eeuw. De nieuwe literatuur, de nieuwe politieke en juridische beginselen, de nieuwe opvattingen omtrent de maatschappelijke orde, die door Voltaire, Montes quieu, Diderot, Condillac, Condorcet en andere encyclopaedisten werden verkondigd, drongen diep in het buitenland door en werden met ijver bestudeerd. Zelfs de machtigsten der aarde brachten hun hulde aan de Fransche schrijvers. Voltaire onderhield een drukke briefwisseling met Frederik den Groote, een briefwisseling, die uit den tijd dateerde, toen hij nog kroonprins was. Na zijn troonsbestijging was Voltaire dikwijls zijn gast te Potsdam en te Berlijn, waar hij het schitterend middelpunt was van een uitgelezen kring, die bijeenkwam bij den ,,philosoof op den troon. Toen Diderot, in geldverlegenheid verkeerende, van plan was zijn kostbare bibliotheek te verkoopen, kwam Catharina II hem op de meest edelmoedige wijze te hulp, en enkele jaren later ondernam Diderot de lange en moeielijke reis naar St. Petersburg, waar ieder wedijverde om hem eer en hulde te bewijzen, terwijl de keizerin zeit in lange gesprekken zieh door hem liet onderrichten. De beschavingsinvloed, dien Frankrijk in het klassieke tijdperk op Duitschland heeft geoefend, wordt in onze dagen door Seiler op zijn juiste waarde geschat : ,,Evenals bij het begin der XVIde eeuw de studie der oudheid een geheelen ommekeer in ons intellectueel leven te weeggebracht en aan een stroom van nieuwe idee én het ontstaan heeft gegeven, evenzoo heeft de opvoedende kracht van deze Fransche beschaving — een beschaving ouder en veel hooger dan de onze — welke bijna twee eeuwen heeft ingewerkt, niet alleen aan ons uiterlijk leven een beschaafder vorm meegedeeld, maar 00k veel bijgedragen tot de verhooging van het peil van ons zedelijk en geestelijk leven, tot LETTEREN EN WETENSCHAP. 31 de verfijning van onzen geest en ons verstand beide. Het is aan dezen zoo veel gesmaden Franschen invloed te danken, dat wij onze grofheid en ruwheid hebben afgelegd. Alleen door zieh toegankelijk te maken voor deze schitterende, eenige, en in haar soort klassieke beschaving, kon het Duitsche volk gered worden nit den staat van ruwheid en van droevige middelmatigheid, waarin het door zijn schuld ot ondanks zieh zelf in den loop van zijn geschiedenis was komen te verkeeren. Zonder deze lessen zou het voor langen tijd bij ons onmogelijk zijn geweest om van een fijne geestelijke beschaving en van een tijdperk der klassieke letterkunde te droomen. Indien wij in de gedachte plotseling alle toen door ons aan het Fransch ontleende termen afschaften, zouden wij gewaar worden, dat het onmogelijk zou zijn, zoowel in het gewone maatschappelijk verkeer en in het huiselijk leven als op het gebied van wetenschap, handel en industrie ons verstaanbaar te maken." In de XIXde eeuw is Frankrijk nog het centrum der Europeesche beschaving. Ten tijde van het roman tisme vooral viel er een ongekende opbloei van de Fransche letteren waar te nemen. Nieuwe krachten ontwikkelden zieh overal, nieuwe idealen van schoonheid bloeiden op, nieuwe vormen van kunst werden geschapen, nieuwe harmonieén van woord, toon, lijn en kleur — een rijke en schitterende renaissance op allerlei gebied. Namen als Victor Hugo, de Lamar tine, Alfred de Musset, Alfred de Vigny, Stendhal, Prosper Mérimée, Théophile Gautier, George Sand wijzen op een geheel nieuwe aera der b e l l e s lettres, den roman, de novelle, het drama, de poézie. De schilderkunst en de muziek bevonden zieh 00k op nieuwe banen. De stoute pogingen van geniale meesters wierpen de oude systemen omver, gaven uitdrukking aan tot dusver onbekende stemmingen en openden den weg voor nieuwe opvattingen van schoonheid. Hier ontmoeten wij de schitterende figu ren van Horace Vernet, Eugene Delacroix, Hector Berlioz en vele anderen. 32 LETTEREN EN WETENSCHAP. Een herleving van de groote dramatische kunst voltrok zieh op het Fransche tooneel, dank zij Samson, den even onweerstaanbaren als veelzijdigen tooneelspeler, en aan Rachel, die door haar nieuwe creatie van Racine's vrouwenfiguren op de tragedie een verhoogden glans heeft geworpen. Marie Malibran en Pauline Viardot brachten door haar zang niet alleen Frankrijk, maar de geheele wereld aan haar voeten. Het was, alsof tusschen 1830 en 1850 Parijs en alwat van Frankrijk kwam, een onweeistaanbare bekoring had. Werkelijk heeft Frankrijk tot op heden niet opgehouden op allerlei gebied van kunst een eerste en leidende rol te vervullen. Indien men een lijst opmaakte van de beroemdste namen onder de romanschrijvers, critici, tooneelschrijvers, schilders, beeldhouwers, bouwmeesters, componisten, zou men daaronder voor het meerendeel Fransche namen ontmoeten. De geheele wereld volgt met ongeveinsde, waarachtige belangstelling de nieuwe scheppingen der Fransche kunst. Zij boeien steeds de aandacht, of men ze bewondert of niet, en in den regel worden ze overal nagevolgd. Geen boek maakt zöö sneleen reis om de wereld als een Fransch boek, hetzij in de oorspronkelijke taal, hetzij in vertaling. Nemen wij als voorbeeld een philosophisch verhaal van Anatole France of een van de reisverhalen van Pierre Loti. Zoo laat zieh ook verklaren, waarom de Fransche invloed op het den ken, op het ge voelsleven, op de opvattingen van schoonheid der overige wereld zoo groot is, en waarom in onze dagen de beschaafde wereld zieh ten volle kan aansluiten bij de dichterlijke hulde, die George Buchanan, de Schotsche humanist ten tijde van de Renaissance, aan Frankrijk bracht voor alwat hij aan dat land te danken had : ,,At tu, b e a t a Gallia, salve, bon arum blanda nutrix artium, „ S e r m o n e comis, patria gentium ojnnium communis." LETTEREN EN WETENSCHAP. 33 (Heil u, gezegend Frankiijk, lieve voedster derschoone kunsten, Gij beschaafd in uw taal, gij het gemeenschappelijk vaderland aller volken.) Wat de wetenschap betreft, 00k hier ontmoeten wij denzelfden rijkdom en dezelfde veelzijdige voortreffelijkheid.Blaise Pascal, de godsdienstige denker, was een mathematicus van den allereersten rang. De wijsgeer Descartes heeft de analytische meetkunde gegrondvest. Lavoisiei (1734—1794) was de schepper van de moderne scheikunde, en zijn tijdgenoot Lamarck (1744—1829) met zijn vergelijkende morphologie en zijn evolutietheorie de groote voorganger van Darwin geweest. Cuvier (1773—1838), de vader der palaeontologie, heeft met buitengemeen genialen durf den bouw der voorwereldlijke diesen gereconstrueerd. Laplace (1749—1827) ontdekt nieuwe wetten betreffende de beweging der hemellichamen, en met de gebroeders Montgolfier begint de geschiedenis der luchtscheepvaart. Champollion (1790—1832) ontcijfert het raadsel der Egyptische hiéroglyphen en geeft ons daarmee den sleutel tot een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis der menschelijke ontwikkeling. Door zijn berekeningen van de baan van Uranus heeft Leverrier (1811—1877) met geniale nauwkeurigheid het bestaan en de plaats van een te voren niet bekende planeet vastgesteld ; en op denzelfden dag, dat hij zijn werk publiceerde, vond Galle bedoelde planeet, die Neptunus genoemd werd, op de aangeduide plaats. Marcellin Berthelot (1827— 1907) was de grondlegger van de thermochemie, en André-Marie Ampere (1775—1836) vond, gebruik makende van de uitvinding van örsted '), de electrische telegraaf uit. Deze enkele voorbeelden, die op goed geluk uit ') H. C. Örsted, 1777—1851, was een Deensch natunrkundige. In 1820 ontdekte hij het electromagnet isme; hij deed verder onderzoekingen over de samendrukbaarheid van water. Frankrijk, 3 34 LETTEREN EN WETENSCHAP. zooveel andere zijn gegrepen, bewijzen voldoende, dat de Fransche wetenschap op velerlei gebied groote Overwinningen heeft behaald. Laten wij met de medische wetenschap, waarin het Fransche genie en de Fransche durf buitengewone praestaties te zien hebben gegeven, een weinig nader kennis maken. In de middeleeuwen werd in Frankrijk de studie der geneeskunde zeer gewaardeerd. De Universiteit van Montpellier was het centrum der geheele medische wetenschap. Verscheidene beroemde doctoren, zooals Henri de Monde ville (1266—1320), de lijfarts van Philips den Schoone, hebben medische studieboeken geschreven. Ten tijde van de Renaissance moeten wij vooral noemen Ambroise Paré (1510—1590), den vader der moderne Chirurgie. Hij bracht weer opnieuw in toepassing het afbinden der bloedvaten gedurende een operatie, iets dat in de oudheid reeds bekend was, maar sedert weer verge ten. In de XVIIde eeuw verrichtte Jean-Baptiste Denis voor het eerst een transfusie van het bloed van een diér op een mensch. Philippe Pinel (1745—1826) Schafte het gebruik af om dwangmethodes en pijnigingen op krankzinnigen toe te passen ; hij behandelde ze als zieken. De Abbé de l'Epée (1712—1789) bedacht ten behoeve van de doofstommen het vinger-alphabet, en Louis Braille leerde in 1829 de blinden lezen met behulp van letters in relief. René Laénnec (1781— 1826) vond den stethoscoop en de methode van auscultatie uit. Claude Bernard (1813—1878) was de grondlegger der experimenteele physiologie. JeanMartin Charcot (1825—1893) was de pionier op het terrein van de neuropathologie, en Jean-Antoine Villemin (1827—1892) stelde in 1868 in zijn beroemd werk C a u s e e t n a t u r e d e l a t u b e r c u 1 o s e vast, dat tuberculose besmettelijk is. Eindelijk komen wij aan den grootste van allen, Pasteur (1822—1895), die de wetenschap der bacteriologie grondvestte. Hij bestudeerde de vorming en de levensvoorwaarden der micro-organismen en leerde de rol kennen, die zij bij het gistingsproces van bier, LETTEREN EN WETENSCHAP. wijn, bij het rottings proces, bij de plantenziekten, bij de ziekten van menschen en die ren speien. Dit bracht hem op het denkbeeld om bier, wijn en andere voedingsmiddelen te steriliseeren, om te immuniseeren tegen verschilfende ziekten, als kanker, hondsdolheid enz. Zijn wetenschappelijke uitvinding was van zeer beslissenden en verregaanden invloed op allerlei gebied, op den landbouw, den wijnbouw, de brouwerij, de geneeskunde. Het Institut Pasteur werd in 1888 met groote plechtigheid te Parijs geopend ; het is gewijd aan bacteriologische studies en onderzoekingen en aan de behandeling van hondsdolheid. Het labo ratorium is toegankelijk voor onderzoekers en patien ten van alle nationaliteiten en het is opgericht uit de bijdragen van edelmoedige bewonderaars en van dankbare patienten uit alle oorden der beschaafde were ld. In de oudheid was Griekenland het centrum der Europeesche beschaving. Met het ontstaan van het Romeinsche rijk werd dit centrum verplaatst naar Italié. Sedert de middeleeuwen is Frankrijk het land geworden, dat de leidende rol vervult. Het heilige licht, dat voor de menschelijke geslachten op hun weg door de eeuwen straalde, werd ontstoken te Athene en te Rome, maar het werd door de barbaren gebluscht, toen ze in Europa vielen. Na eeuwen van duisternis werd het opnieuw ontstoken te Parijs, en van uit de Ville Lumiére straalt het over de geheele wereld, verwarmend, verkwikkend en aantrekkend. VII. SCHOONHEID EN VREUGD. Frankrijk is het land der schoonheid. Zijn volk bezit van nature den zin voor harmonie in lijn, kleur en vorm, en op elk gebied van kunst ontmoeten wij dezelfde hoofdeigenschappen, helderheid, nauwkeurig- 36 SCHOONHEID EN VREUGD. he id, en vööral maatgevoel zoowel in het grootsche en forsche als in het lichte en sierlijke. De be wondering voor het kolossale, het vorm- en stijllooze, die zoo kenschetsend is voor de kultuur van andere volken, is in Frankrijk onbekend. De overdrijving, de herhaling, het zware, het in de breedte gerekte bijvoorbeeld zijn hoofdelementen in de Oostersche literatuur en kunst. Het kolossale hebben de Grieken ver vangen door het groote, het gemaakte en het gestileerdedoorhetnatuurlijke.enhet zijn de Latijnsche Volkeren, die de erfenis der klassieke oudheid hebben bewaard. De liefde der Franschen voor het schoone heeft niet alleen in de groote kunst haar uitdrukking gevonden, zij heeft ook haar stempl gedrukt op elk voorwerp in het dagelijksch leven in gebruik, van het gebedenboek der middeleeuwen tot de postzegels, briefkaarten, munten, bankbiljetten enz. uit onze dagen. Dit is dan ook de verklaring, waarom Frankrijk zulk een rijk ontwikkelde en geheel aparte kunstindustrie bezit. Velerlei is het gebied, waarop het Fransche vernuft en de Fransche smaak zieh richten. * We zullen er een kiezen : de ceramiek. In den tijd van de Renaissance schittert met verbündenden glans de was naam van Bernard Palissy (i5xo—1590)niet alleen een vermetel kunstenaar en een geleerde, hij was ook een held, die den spot en de verdachtmakingen van de wereld durfde trotseeren, een martelaar, die de grootste ontberingen verdroeg en eindigde met de meubels van zijn huis op te offeren om het vuur van den oven gaande te houden, waarin hij zijn faience bakte. Het heilige kunstvuur brandde in hem, en na jaren van de pijnlijkste inspanning slaagde hij er in het Italiaansche glazuur voort te brengen en werd hij de schepper eener nieuwe kunst. In de volgende eeuwen vervaardigde men veel fai'ence te Nevers, Sinceny, Rijssel, Parijs, SaintCloud en in tal van andere Steden. In 1690 werd aangekondigd, dat ,,le sieur de Saint-Etienne", meester SCHOONHEID EN VREUGD. 37 der faience-fabriek te Rouaan, het geheim had ontdekt om in Frankrijk porcelein-werken voort te brengen, en spoedig daarop ontstonden over het geheele land porcelein-fabrieken. Die van Sevres vooral bereikte zulk een technische en artistieke volmaaktheid, dat ze over de geheele wereld beroemd werd. We moeten ook Limoges noemen als centrum van een ontzaglijke porcelein-fabricatie. Naast deze fabrieken werken in Frankrijk een groot aantal ceramisten uitsluitend voor zuiver artistieke doeleinden. Hun producten worden tot de schoonste voortbrengselen der ceramiek gerekend. We noemen de namen Th. Deck, Ernest Chaplet, Delaherche, Bigot, Lachenal, Dalpayrat, Dammouse, maar boven allen Jean Carries, een der fijnste en oorspronkelijkste Fransche kunstenaars, wien men den bijnaam van „le divin" heeft gegeven. De zin voor schoonheid der Franschen openbaart zieh ook in hun eerbied voor uiterlijke vormen in het gewone maatschappelijk verkeer. Ziedaar een element van schoonheid in het dagelijksch leven, dat andere volken, de Germaansche volken in het bijzonder, niet begrijpen en dat zij zieh slechts met moeite eigen kunnen maken. Van het begin der middeleeuwen afwerd Frankrijk beschouwd als het land van hoffelijkheid, beleefdheid en sierlijkheid. In de XHIde eeuw nam een Engeische koning tot huiskapelaan een Franschen godgeleerde, niet omdat hij in de theologie geleerder was dan anderen, maar omdat hij de Fransche gratie zoo goed kende, q u i a f r a n c i c a m e l e g a n t i a m n o ve r at. Het is ook wel teekenend, dat een der eerste woorden, die de Duitschers van de Franschen hebben overgenomen, het adjectief f in was, dat den vorm fein kreeg. Onder courtoisie verstaan de Franschen de ridderlijke beleefdheid, de aangename omgangs\orm. Een daarmee gelijkwaardige uitdrukking bestaat in de Germaansche talen niet. Zoo is het Fransche woord overgenomen door de Noren, en het bestaat nog in 38 SCHOONHEID EN VREUGD. IJsland in den vorm kurteis i. Hoe nauw de begrippen „courtois" en „frangais" met elkaar verbonden zijn, leeren wij uit het gezegde : Q u i d i t Fran 9 a i s dit courtois. En dat de roep van beleefdheid, dien de Franschen hebben, ook ver in het buitenland erkend wordt, leert ons de Amerikaansche zegswijze : As p o l i t e a s a F r e n c h m a n . De Fransche courtoisie heeft verschillende ontwikkelingsphasen doorloopen. In een literair gewaad ontmoeten wij ze voor heteerst bij Chretien de Troyes. De ridderlijke en kuische helden van zijn romantische werken waren de ideaal-types van de hoogere klassen der toenmalige samenleving, en in Lance lot in het bijzonder vinden wij de eerste uitingen van de vereering voor vrouwen, die zoo karakteriseerend is voor een aanzienlijk deel der literatuur, die daarop volgde. In Frankrijk heeft men vroeger dan in andere landen den verfijnenden en veredelenden invloed van de vrouw op de maatschappelijke verhoudingen gevoeld en begrepen, en men bracht haar ridderlijke hulde, omdat men voelde, dat de liefde eener vrouw niet alleen het grootste geluk in het leven is, maar ook zijn meest verheven poezie.- Hoe treffend schoon wordt dit uitgedrukt in het oude Volkslied : ,,En paradis va ,,Qui belle amie a ; „Nul autre n'y va." („Die de liefde bezit van een mooi meisje „Komt in het paradijs. „Anderen komen er niet.") De glimlach van een vrouw was de schoonste belooning voor een ridder. We zullen hier iets aanhalen uit het militaire leven in de middeleeuwen, dat te vens een merkwaardig voorbeeld is van wat men de panache noemt in den besten zin van het woord. In 1250 streden een troep kruisvaarders in Egypte tegen een overmacht van Turken. De afloop is bekend- SCHOONHEID EN VREUGD. 39 het Fransche leger leed een beslissende nederlaag, en de koning van Frankrijk, Lodewijk de Heilige, werd gevangen genomen. De slag werd in bijzonderheden beschreven door Join ville. In het heetst van den strijd, terwijl Joinville en de zijnen een brug tegen de Turken verdedigden, die onder wild krijgsgeschreeuw vooruitdrongen, riep plotseling de graaf de Soissons hem schertsenderwijs toe : „Seneschau, lessons huer ceste chiennaille ; que, pai la quoife Dieu ! (ainsi comme il juroit) encore en parleronsnous, entre vous et moi, de ceste journéees chambres des dames". (,,Seneschalk, laat dat tuig schreeuwen zooveel het wil, want bij God's kap ! (zoo zwoer hij) gij en ik, wij zullen eens van dezen dag verteilen in de kamers der dames." We zien hier, hoe zelfs in het heetst van het gevecht, toen de veiligheid van het geheele leger op het spel stond, de Fransche ridder zijn goedgeluimdheid geen oogenblik verloor ; hij lachte om het gevaar en dacht aan de schoonen, aan wie hij eens, wanneer hij teruggekeerd zou zijn in Frankrijk, van zijn dåden zou verteilen en die met schitterende oogen zijndapperheidzoudenbewonderen. Reeds zeer vroeg schreef men in Frankrijk didactische gedichten over goede opvoeding en goede manie ren. Men bracht ze over in proza, en sommige daarvan, zooals d e M i r o i r o u c i v i l i t é p u e r i l e de la jeunesse van Mathurin Cordier genoten een bijzondere bekendheid. Dit boek verscheen te Poitiers in het midden der XVIde eeuw en werd dadelijk na zijn verschijnen in het Duitsch vertaald onder den titel J u g e n d s p i e g e l . D e D e ci v ilitate morum puerilium van Erasmus te Rotterdam werd dus niet als voldoende beschouwd; Fransche opvoeding en leefvvijze, Fransche regels der wellevendheid" wilde men leeren kennen, daaraan had men behæfte. Men wilde leeren loopen en staan, aan tafel zitten en eten, een gesprek voeren en het hof maken aan de dames, zooals men het deed in Frankrijk. Men stelde zieh niet tevreden met het bestu- 40 SCH00NHEID EN VREUGD. deeren van de Fransche beleefdheidsvormen uit de boeken, men zond zijn zonen naar Frankrijk om daar met eigen oogen te zien en te leeren. „Wanneer deze jonge menschen uit hun land vertrekken," zegt de l'Hermine in zijn M é m o i r e s d e d e u x voyages, „lijken ze wel standbeeiden, zij schijnen geen houding te kunnen aannemen en geen raad te weten met hun han den. Maar wanneer ze vier of vijf jaar in Frankrijk hebben doorgebracht, waar zij gewoonlijk heengaan om te leeren, keeren zij naar hun land te rug, volmaakt in houding en manieren, en hebben zij leeren schermen, dansen, paardrijden en is hun geest verrijkt met de kennis van talen . . . .; ze zijn dan gevormde menschen ge worden." De Italiaansche diplomaat Balthasar Castiglione heeft in zijn werk II Cortegiano (Venetié 1528) voor het eerst de vraag besproken, aan welke eischen iemand, die op de hoogste geestelijke en maatschappelijke beschaving aanspraak wil maken, moet voldoen. Het onderwerp wordt behandeld in den vorm van gesprekken tusschen mannen van smaak, geleerden en dames aan het hof van den hertog van Urbin. Het boek maakte geweldigen opgang en werd in het Fransch vertaald. De Fransche ,,beaux-esprits" zetten de besprekingen over dit moeielijke onderwerp voort. Verscheidene oplossingen werden voorgesteld. De beste schijnt geweest te zijn die van Vaugelas, den hervormer van de Fransche taal ten tijde van Lodewijk XIII. Hij zegt, dat de essentieele eigenschap van een galant homme is ,,un composé oü il entroit du je ne s^ay quoi, ou de la bonne grace, de l'air de la cour, de l'esprit, du jugement, de la civilité, de la courtoisie et de la gayeté, le tout sans contrainte, sans affectation et sans vice." Zoo was de Fransche g a l a n t h o m m e of h o n n é t e homme, die tot aan de Revolutie de verpersoonlijking was van de hoogste sociale beschaving in Europa. In de groote eeuw werd de courtoisie bestu- SCHOONHEID EN VREUGD. 41 deerd als een kunst en uitte ze zieh in den hoogsten vorm van galanterie. Ver bovenaan schitterde le Roi Soleil zelf, die een nauwkeurig uitgewerkte etiquette tot in de kleinste bijzonderheden in acht nam en wiens vormen en manieren voor een ieder een model waren. Saint-Simon vertelt op interessante wijze, hoe hij de menschen groette. Wanneer hij een heer ontmoette, achtte hij het over het algemeen voldoende de hand aan den hoed te brengen ; hij ontblootte het hoofd alleen voor prinsen van den bloede. Daarentegen nam hij steeds den hoed af voor dames, diep of minder diep, naar gelang van stand en rang. Was het een dame van hooge geboorte, dan ontblootte hij gedurende enkele oogenblikken het hoofd. Sprak hij met een dame, dan zette hij den hoed niet eerder op, dan nadat hij van haar afscheid had genomen. De Fransche courtoisie is zieh verder blijven ontwikkelen gedurende de geheele XVIIIde eeuw, en heeft toen een graad van volmaaktheid bereikt, die nooit te voren noch daarna overtroffen werd. In dit tijdperk is zij minder vormelijk geworden, zij is vrijer, meer spontaan en minder gewild geworden. De persoonlijkheid kwam daarbij een grootere rol te spelen, en dientengevolge was zij rijker en fijner genuanceerd. Een enkel verhaal möge voldoende zijn om een denkbeeld te geven van wat deze ongeschreven wetten eischten, en van de hooge gratie, waarmede de g r a n d s seigneurs zieh daaraan onderwierpen. Een Russisch edelman, die zieh te Parijs bevond, wilde een re vue der Fransche garde regimenten bijwonen. Maarschalk de Biron leende hem voor dit doel een paard, en de Rus zeide na de revue onder dankbetuigingen, dat hij nooit zulk een paard had bereden. Toen hij te St. Petersburg terugkeerde, vond hij bij zieh thuis dit paard en drie stalknechten in de livrei van den maarschalk ; de eerste met ontbloot hoofd hield de teugels vast ; de tweede met een knie op den grond bood hem den stijgbeugel; de derde had een brief in de hand. 42 SCHOONHEID EN VREUGD. Het was natuurlijk tegenover vrouwen, dat de courtoisie in haar schoonste vormen tot uiting kwam. Nooit, in welke eeuw ook, werd de vtouw zoo diep vereerd als in de eeuw van Madame de Pompadour. Zij was de heerscheres in de groote wereld ; koningen, ministers, generaals lagen aan haar voeten. Haar geringste wenschen werden vervuld, haar grillen waren wet. Zij drukte op alles haar stempel: kunst, politiek, meubels, het salonleven, de conversatie enz. De volgende anecdote geeft een illustratie van de Fransche vereering voor de vrouw. Een Parijsche adellijke dame had vicomte de S. gevraagd haar zijn rijtuig te leenen voor de wedrennen, die den volgenden dag zouden plaats hebben. Ongelukkigerwijs had de Vicomte het reeds aan een ander uitgeleend, maar, daar het hem toch niet mogelijk was op het verzoek van een vrouw met een weigeringte antwoorden, bestelde hij bij zijn rijtuigfabrikant een rijtuig van het allerlaatste en fraaiste model om het voor een paar luttele uren aan de dame te kunnen leenen. Deze handelwijze van den vicomte werd als bijzonder beminnelijk en galant gewaardeerd, maar ze verbaasde niemand. Het was een natuurlijk uitvloeisel van de vereering en den eerbied, die een welopgevoede man aan een vrouw verschuldigd was. De c o u r t o i s i e -van de XVIIIde eeuw is de panache in een anderen vorm. Zij is met de Revolutie verdwenen en zou niet meer terugkeeren. In de democratic is daarvoor geen plaats meer en slechts weinigen kunnen die verdwijning betreuren. Toch had ze haar eigen beteekenis als de uiting van een ridderlijken geest, die op haar manier heeft bijgedragen tot vermooiing van het leven. De Fransche zin voor elegance en voor verfijning komt op duidelijke wijze aan den dag in de kleeding en in de keuken, twee terreinen, waarop de superioriteit der Franschen gedurende langen tijd onbetwistbaar is gebleven. De nieuwe modes kwamen uit Frankrijk en zij vonden bewonderaars en navolgers in andere landen. SCHOONHEID EN VREUGD. 43 In een oud gedieht geldt het als een bijzondere lof voor een ridder, dat hij op Fr ansehe wijze is gekleed. En in versehillende moderne talen komen uitdrukkingen voor, die bewijzen hoe algemeen verbreid de roep is, dien de Franschen hebben op het punt van smaak en sierlijkheid in de kleeding. In Litauen zegt men : „gekleed en getooid als een Franschman"; in Bulgarije beteekent ,,gekleed zijn op zijn Fransch" elegant ; in Sicilie wordt iemand, die goed gekleed is, een Francisinu of een P a r i g i n u genoemd. Wat de heerenmode betreft, zijn in de XIXde eeuw de Franschen door de Engeischen voorbijgestreefd. Dassen, boorden, vesten moeten Engelsch zijn en overal draagt men smokings. Ten aanzien der damesmodes is echter niets veranderd, ijverigen pogingen tot een nieuwen ommekeer ten spijt. Zelfs gedurende dezen oorlog handhaaft Frankrijk gemakkelijk zijn superioriteit op dit punt. In een brief uit Parijs aan de Daily Express van September 1915 lezen wij, dat ,,wat de invloed van den oorlog op het economische en sociale leven 00k möge zijn, Parijs nog steeds het centrum der wereldmode blijft. De pogingen, die Amerika heeft gedaan om zijn eigen modes te scheppen, zijn blijkbaar op niets uitgeloopen, want zij die hun kleeren te Parijs hadden gekocht, zijn er allen weer teruggekomen als gewoonlijk." Gedurende langen tijd nog zullen de zin voor schoonheid, de vindingrijkheid der Fransche mode-ontwerpers, het fijne gevoel der kleermakers voor harmonie van kleuren en voor snit, het grade use vernuft der naaisters om nieuwe modes te scheppen, zekere fac toren blijven voor het succes der Fransche modes over de geheele wereld. De Fransche modes bekoren en veroveren de wereld, omdat haar eenvoud of wel haar rijke sierlijkheid zooveel bijdraagt om de schoonheid van de vtouw te verhoogen. Naast de luchtige kirnst der mode heeft de meer materieele culinaire kunst en wat daarmee verband SCHOONHEID EN VREUGD. houdt, eveneens een groot ontwikkelingsproces doorgemaakt. En ook daar weer is het de Fransche smaak, die het succes verzekert. De Fransche keuken heeft voor langen tijd gegolden en geldt nog steeds als een model voor alle landen, en de spijskaarten der restaurants zijn in verreweg de meeste landen in het Fransch opgesteld. Hoe hoog in aanzien de kookkunst in Frankrijk staat, kan blijken uit het feit dat beroemde per sonen, ja zelfs koningen, tot de ontwikkeling daarvan hebben bijgedragen. Colbert vond een saus uit, die nu nog zijn naam draagt, en Lodewijk XVIII voerde een nieuwen schotel in, d e t r u f f e s å l a p u r é e d ' O r t a 1. Een knappe kok, die zijn kirnst volkomen meester is, wordt dadelijk bekend. Hij weet wat hij waard is en wil gewaardeerd worden naar zijn Verdienste. En in Frankrijk meer dan elders wordt een goede kok naar waarde geschat. De eerste families vechten om hem en hij wordt betaald als een minister. Toen Napoleon het Congres van Aken hield, liet hij het gastmaal, dat hij den diplomaten aanbood, door een der beroemdste keukenmeesters van toen bereiden, Marie-Antoine Caréme (1784—1833), die daar voor speciaal uit Parijs ontboden was. Napoleon kende den invloed van een uitstekend diner op den meest gesloten diplomaat. Voltaire heeft blijkbaar geen ongelijk met een kok een ,,mortel divin" te noemen. In Frankrijk verstaat men de kirnst om door de fijnste combinaties en de zorgvuldigste bereiding der schoteis den moeielijksten en meest eischenden smaak te bevredigen. Daarbij komt nog, dat alles wat verband houdt met het maal zelf, met de uiterste zorg wordt bedacht en uitgevoerd :> de tafel, de bediening, de volgorde der schoteis enz. Een maal moet niet alleen een genot zijn, het moet ook een feest zijn, een lust voor de oogen. Men heeft uit hetgeen reeds meegedeeldis, kunnen zien, dat Frankrijk het land van vreugde is. Schoonheid en vreugd worden gewoonlijk samengevonden, SCHOONHEID EN VREUGD. 45 en alles in Frankrijk werkt er toe mee om den geest in een gelukkige stemming te brengen en te houden. De bodem is vruchtbaar, rijk en schoon. De zon is warm en schijnt lang, en dat maakt de menschen tevreden en goed. Bovendien bezit Frankrijk een hoofdstad, die in de wereld eenig is als middelpunt van schoonheid en van vreugde. Parijs is met alleen schoon het is ook verleidelijk, betooverend, bekorend , de vreugde, de jeugd en de geest vinden daar de schoonste en vrijste uitingen. Men kan van andere Steden houden, op Parijs is men verzot. Parijs maakt iemand jong en blij ; het draagt ook daarom onder alle Steden den welverdienden bijnaam van ,,Ie sourire de l'Europe". Reeds van ouds is Frankrijk bekend geweest als het land van den humor, van het spei, den dans, de vroolijkheid en den lach. Rabelais heeft gezeg 1 . ,,le r i r e e s t l e p r o p r e d e l h o m m e , de lach is de kenmerkende eigenschap van den mensch. Is dit waar, dan moeten de Franschen wel beschouwd worden als een der zachtmoedigste en humaanste volken. , . , , Literatuur en kunst beide leveren de volste bewijzen van de liefde der Franschen voor scherts, hun neiging om zieh over alles vroolijk te maken en van hun zin voor ironie. De esprit gaulois is een der meest treffende nationale eigenschappen. Een hartehjke en gulle lach klinkt ons tegemoet uit de talnjke fabliaux en de contes drolatiques, waarvan het motief gewoonlijk een zinnehjk zyic^~ lijk karakter draagt. Geheel verschillend is de lach, die opklinkt uit de Roman du renard, uit de Farce de maitre Pierre Pathelin, uit de blijspelen van Moliére en van Regnard, uit de satiren van Boileau, Voltaire, Daudet, Anatole France ; nu eens is hij helder en hartelijk, dan weer is hij ingehouden en onderdrukt, of ironisch en hooghartig, zelden bitter, doch steeds be vrijdend. De lach heeft in Frankrijk waarlijk een beschavende 46 SCHOONHEID EN VREUGD. roeping vervuld. Hoeveel oude misbruiken, hoeveel mgeroeste vooroordeelen, hoeveel dwaasheden heeft hij met helpen uitroeien ? Beaumarchais gaf een voorproef van het werk der Revolutie, toen ziin Figaro den dwazen en veilen rechters, den trotschen edellieden zijn uitdaging in het gezicht slingerde en ze aan den meedoogenloozen spot van het groote 1publiek pnjsgaf. Er is een punt waaromtrent alle Franschen het v o l k o m e n e e n s z i j n , e n d a t i s , d a t „ 1e r i d i c u l e t u e." De Franschen lachen en zingen. Het geheele volk zingt, dat heeft het gedaan sedert het begin der mid deleeu wen. In zijn liederen heeft het zijn gevoelens en stemmingen weergegeven. Er is een oud gezegde, dat luidt : de Italianen slapen hun zorgen weg, de' Spanjaarden verdrinken ze in tranen, de Duitschers drmken ze weg, en de Franschen zingen ze weg. Flfet lied is in Franknjk buitengewoon rijk en veelzijdig ontwikkeld. De volksliederen, de drinkliederen, de spotliederen, de straatliederen, a.lle genres zijn \ ertegenwoordigd en men vindt ze in de meest uiteenloopende perioden met hun vroolijke en opgewekte re f reinen. In onzen tijd is de chanson opnieuw gaan bloeien. Xanrof, Bruant, Mac-Nab hebben tot onderwerp genomen de arme, ellendige straattypen, het proletariaat. Deze c h a n s o n s p r o l é t a i r e s roeren en schokken tegelijk en brengen het gemoed in opstand tegen de maatschappelijke misstanden. Ze hebben, naast artistieke waarde, een bepaalde tendenz. De zang is onafscheidelijk verbonden met den dans. Alle middeleeuwsche Meiliederen zijn tevens dansliederen. De lyrische poézie is begonnen met een groet aan de lente, de wedergeboorte van de natuur. Jonge vrouwen zingen van frissche, groene boschjes en van lentebloemen, en op het rhythme van deze me lod ie én maken zij rondedansen op de lachende wei den. De middeleeuwsche c ar o le leeft onder verschillende vormen nog voort in de Fransche provincies. In Auvergne dansen jonge mannen en jonge SCHOONHEID EN VREUGD. 47 meisjes de bourrée; zij houden daarbij elkaar bij de handen vast, en de lange keten buigt zieh vporen achterwaarts op de maat van de melodie. Op andere plaatsen is de oude branle nog in eere, waarbij een paar de andere paren leidt en de melodie zingt; in de C a r m a g n o 1 e van de Revolutie ging eveneens de zang gepaard met dans. De volksdansen hebben invloed gehad op de artistieke dansen die, uit Italié afkomstig, in Frankrijk een hoogen graad van volmaaktheid hebben bereikt. Het is vooral Frankrijk geweest, dat aan het overige Europa den dans als kunst heeft geleerd. De me n u e t, die zulke hooge eischen stelt aan bevalligheid van houding en beweging, werd uitgevonden voor het hof van Lodewijk XIV en was weldra de geliefkoosde dans der beschaafde wereld. Na de menuet zijn tal van andere dansen uit Frankrijk en andere landen overgenomen. Overal, in de verschillende uitingen van de Fransche beschaving, vindt men steeds de gratie weer. Dit is een element voor nieuwe overwinningen van het land der schoonheid, dat vele harten verovert. De bekoring, die er van uitgaat, is zoo innemend en zoo aangrijpend, dat wij La Fontaine's geestdriftige hulde begrijpen, wanneer hij tot lof van een gracieuse vrouw zegt : ,,Rien ne manque ä Venus, ni les lis, ni les roses, ,,Ni le mélange exquis des plus aimables choses, ,,Ni ce charme secret dont l'æil est enchanté, ,,Ni la gråce, plus belle encore que la beauté." (,,Niets ontbreekt aan Venus, noch lelién, noch rozen, „Noch de zeldzaamste schoonheden, ,,Noch de geheime bekoring, die de oogen boeit, „Noch de gratie, schooner nog dan de schoonheid.") Wij hebben hier reeds de woorden van bewondering gehoord, die de Schotsche humanist Buchanan voor Frankrijk, dat zijn tweede vaderland is geworden, heeft uitgeroepen. Deze uitroep is door vele anderen 48 SCHOONHEID EN VREUGD. in proza- en in poézie vorm herhaald. Die be wondering heeft in spreekwoorden in verschillende landen haar uitdrukking ge vonden. De Spanjaarden zeggen: Italia para nacer,Francia para vivir, Espana para morir. In deze weinige woorden heeft de Spaansche volksgeest de drie groote Romaansche volken geteekend. Men moet geboren worden in Italié, omdat het klimaat er gezond is; sterven moet men in Spanje, omdat daar zoovele' kloosters zijn, waar men zijn laatste dagen in vrome rust en overpeinzing kan doorbrengen. Maar om te leven moet men in Frankrijk zijn, want het is het beloofde land van vreugd en van schoonheid. VIII. DE TAAL. iegelijk met de oude Fransche literatuur heeft de Fransche taal haar weg in alle richtingen over heel Europa gevonden ; zij werd bestudeerd en gesproken, bewonderd en geliefd ver over de grenzen van het eigen land. Na de verovering van Engeland door Willem van Normandié in 1066, werd het Fransch gedurende enkele eeuwen de overheerschende taal in dat land. Fransch was de officieele taal van de regeering, Fransch was de taal der gerechtshoven, en schrijvers schreven in het Fransch. Fransch was de taal der heerschende klassen, en volgens de woorden van een oude Engeische rijmkroniek werd iemand, die geen Fransch kende, geminacht. De volksklassen daarentegen zijn trouw gebleven aan het Engelsch, dat gaandeweg terrein won en eindigde met in de XIVde eeuw het Fransch te verdringen, doch niet zonder daarbij een buitengewoon groot aantal Fransche woorden over te nemen, of liever, te behouden. De overheerschende rol, die de Fransche taal in de middeleeuwen in Engeland heeft gespeeld, is onge- DE TAAL. 49 twijfeld eenig in haar soort. In geen ander land van Europa is een dergelijk verschijnsel waargenomen. Er zijn evenwel treffende bewijzen in overvloed, die ons leeren, dat ook in andere landen de kennis van het Fransch algemeen verbreid was, en dat deze taal in eere werd gehouden niet alleen om de hoogere beschaving, waarvan zij het kenmerk was, maar ook om het schoone en welluidende van de taal zelf. Een zeer belangwekkende verklaring omtrent de plaats, die het Fransch sinds de middeleeuwen in het internationaal verkeer heeft ingenomen, geeft ons de M i r o i r des R o i s, een boek samengesteld in de XII Ide eeuw in het noorden van Noorwegen. Het is een soort handboek voor goede vormen en manieren ten dienste van kooplieden, hovelingen en koningen en bestaat uit een reeks gesprekken tusschen een vader en een zoon. Ergens zegt de vader tot den zoon : ,,Als ge u een volmaakte ontwikkeling wilt eigen maken, moet ge alle talen leeren, maar voör al Latijn en ,,vaelsk", d. i. Fransch, want door de kennis van deze talen kan men het verst vooruitkomen." Van de middeleeuwen af is het steeds mode en een eisch van goede opvoeding geweest om Fransch te kennen. We weten bijvoorbeeld, dat in Duitschland vele aristocratische families Fransche leermeesters voor hun kinderen namen. Indien de -Fransche taal zoo ruim verbreid was, dan kwam het niet alleen, doordat ze de sleutel was tot een hoogere beschaving en tot een hoog ontwikkeld geestelijk leven, maar ook hiervan dat ze door haar welluidendheid, haar schoonheid en sierlijkheid zoo bekoorde. Ze vond door het oor de weg tot het hart. Typeerende voorbeelden daarvan geven ons de vreemde schrijvers, die het Fransch verkozen boven htm eigen taal. Zelfs de Italianen, die zelf een schoone taal bezitten, vonden het Fransch nog schooner. Brunetto Latini, Dante's meester, Steide in 1265 een groote encyclopaedic samen onder den titel Frankrijk. 4 50 DE TAAL. Li Tresors. In de voorrede zegt hij dat, indien hij het werk in het Fransch en niet in het Italiaansch heeft geschreven, wat velen zou kunnen verbazen, een der redenen daarvoor is, dat „la parle üre frangoise est plus délitable et plus commune å toutes gens." De bevoorrechte plaats, die sedert de middeleeuwen het Fransch heeft ingenomen, heeft ze ten volle behouden tot in onze dagen. In de XVIde eeuw schreef de grammaticus Pillot in zijn G a11i c ae l i n g u a e I n s t i t u t i o (r550) •' „Men ontmoet tegenwoordig niet alleen in Duitschland, maar ook in het overige Europaslechts heel weinig menschen, die hun kinderen geen Fransch willen laten leeren. Zij die van adel zijn, begrijpen dat niets meer de algemeene achting kan verhoogen ; zij die bemiddeld zijn, zien daarin een middel om tot een positie en een ambt te geraken ; zij die arm zijn, hopen daarmee hun bestaan te verbeteren." De VI am in g Mellema zegt in de inleiding op zijn V l a a m s c h - F r a n s c h w o o r d e n b o e k (1592), d a t l a t r e s noble et tres parfaite langue fran9 a i s e is de meest verbreide taal in de geheele Christenheid. Men bestudeerde het Fransch zelfs in de centra van geleerdheid. In 1572 werd Guillaume Rabot de Salene, afkomstig uit Dauphiné, belast met het doceeren van Fransch aan de universiteit van Witten berg. Dit was, voor zoo ver wij we ten, de oudste leerstoel voor Fransch, die ooit in het buitenland is ingesteld. In de XV Ilde eeuw nam het Fransch een nog overheerschender plaats in Europa in, en in de XVIIIde eeuw bereikte het t hoogtepunt van zijn verbreiding en van zijn gezag. Het werd de internationale wetenschappelijke taal, aldus het Latijn ver vangende. Buitenlandsche academies publiceerden haar verslagen en haar mededeelingen in het Fransch, en de Duitsche wijsgeer Leubnitz heeft zieh evenals de Engelsche historicus Gibbon in eenige zijner werken van deze taal bediend. DE TAAL. 51 Het Fransch is 00k geworden de internationale taal der diplomatic. De bij uitstek belangrijke rol, die Frankrijk bij de politieke ontwikkeling van Europa speelde zoowel als de fabelachtige luister, dien het hof van Lodewijk XIV verspreidde, waren van zelf oorzaak, dat de vreemde regeeringen er toe overgingen haar nota's en documenten in het Fransch op te stellen. De groote voordeelen van het gebniik van het Fransch, die algemeen en overal werden erkend, waren de nauwkeurigheid en de duidelijkheid van uitdrukking, twee bijzonder kostbare eigenschappen, die noodig zijn in diplomatieke stukken. En indien het eens mocht voorkomen, dat twijfel ontstond om trent de juiste beteekenis van een woord, dan loste men dien op door de Dictionnaire de l'Académie fran?aise te raadplegen, waarvan het gezag in dergelijke kwesties door een ieder werd erkend. Tegelijkertijd werd het Fransch algemeen erkend als de sierlijkste en meest aristocratische taal van Europa. Friedrich von Logau (1604—1655) schreef in een epigram : „Wer nicht Französisch kann „Ist kein gerühmter Mann" („Die geen Fransch kent, „Is geen man van naam".) Duitsche grammatici gewagen met lof van de schoonheid en de helderheid der Fransche taal. Zij begrijpen, dat de edele taal van de Fransche klassieken, zooals die klinkt in de gedichten van Rotrou, Corneille, Racine, het resultaat is geweest van lange artistieke en critische pogingen en dat zij de waardige en harmonieuse uitdrukking is van de gedachten en de gevoelens van een hoogbeschaafde maatschappij. Haar schoonheid is zoo verleidelijk, dat een Duitsch grammaticus heeft kunnen schrijven, dat men Fransch moet spreken vooral tegen dames en zieh slechts dan van het Duitsch moet bedienen, wanneer men boos is en beleedigen wil ( c u m m u l i e r i b u s 52 DE TAAL. loquendum est gallice, cum hostibus germanice). Warmeer in Duitschland nieuwe ridderorden wer den ingesteld, gaf men daaraan bij voorkeur Fransche namen. In 1660 ontstond de O r d r e d e l a Con c o r d e , sedert opgeheven ; in 1667 de O r d r e d e l a G é n é r o s i t é , enin 1705 de O r d r e d e la Sincérité. Deze laatste heet nu de „Orde van den Zwarten Adelaar", terwijl de O r d r e d e l a G é n é r o s i t é is geworden de „ O r d r e pour le Mérite". Zoo draagt nog heden ten dage de hoogste Duitsche onderscheiding een Fran schen naam. Ten slotte is Fransch algemeen de hoftaal geworden in Europa. Men sprak Fransch te Stockholm in de omgeving van Gustaal III, aan het hof van Catharina II van Rusland, aan het hof van Stanislaus Poniatowski te Warschau. Koning Frederik II van Pruisen Steide zieh niet tevreden met zijn redevoeringen en mémoires in het Fransch te kunnen schrijven ; hij was de taal zoo volkomen meester, dat hij zelfs in staat was Fransche gedichten te schrijven. Voltaire, die de proza- en poetische voortbrengselen van zijn beschermer moest nalezen, kon slechts weinig te verbeteren vinden. Ook buiten de hofomgeving van Potsdam vond het Fransch ijverige beoefenaars. De philosoof Moses Mendelssohn deelt ons mee (1764), dat het Fransch zulk een algeireene belangstelling en beoefening vond, dat het te Berlijn het Duitsch bijna verdrong. In i784schreef de Berlijnsche Universiteit de volgende prijsvraag uit : „Waaraan dankt de Fransche taal haar algemeene verbreiding ? Waarom verdient zij dit voorrecht ? Is het te verwachten, dat zij haar plaats behoudt ?" De prijs werd toegekend aan Rivarol voor zijn spoedig broemd geworden beantwoording „ D i s c o u r s s u r l'universalité de l a langue f r an9 a i s e", waarin hij de volgende Stelling formuleerde : ,,De Fransche taal is van alle talen de eenige, die een DE TAAL. 53 volkomen zuiver ,en helder karakter bezit. Juist, geschikt voor den omgang en voor de redeneering, is het niet meer de taal van Frankrijk, maar de gemeenschappelijke taal der menschheid. Bij den aanvang der XIXde eeuw stond de ster van de taal nog op haar hoogste punt, maar zij begon daarna te dalen. Met de ontwikkeling van het roman tisme kwamen verschillende landen tot een nieuw en verhoogd nationaal bewustzijn, en dit ontwaken ging gepaard met het ontstaan van nienwe nationale eischen en idealen. Overal kwam een reactie tegen de al-overheerschende plaats, die de Fransche taal innam ten koste van de eigen landstaal. Bovendien kwamen verschillende andere volken naast Frankrijk op de eerste rij te staan, en machtige mededmgers betwistten dit land de Suprematie der taal. Door oorzaken van verschillenden aard, nationale, politieke, commercieele en militaire, verloor het Fransch in de tweede helft der XIXde eeuw langzamerhand het terrein, waar ze zoo laug absoluut geheerscht had. Maar zelfs indien het intern at ion aal gebruik van de Fransche taal aanmerkelijk beperkt is geworden, zelfs indien haar practische waarde kleiner is gewor den, toch is niets veranderd aan de gevoelens, die men tegenover haar koestert. Men beschouwt het Fransch nog steeds als de schoonste, de fijnste en de sierlijkste taal der geheele wereld. Zij blijft nog steeds be wondering en liefde wekken. Yoor velen is zij nog altijd na de eigen moedertaal het naast aan het hart. Tal van dichtere hebben den lof der Fransche taal gezongen, tal van geleerden hebben haar schoonen vorm en haar helderheid hoog geprezen. Maar waarschijnlijk heeft niemand haar schooner hulde gebracht dan Alfred de Musset in de volgende regels gedaan heeft : Céleste, harmonieux langage, ,,Idiome de l'amour, si doux qu'a le parler ^ ,,Les femmes sur la levre en gardent un sour ire. ( 54 DE TAAL. . . .Goddelijke, welluidende taal, ,,Taal der liefde, zoo zacht, dat na het spreken "Een vrouw er nog een glimlach van bewaart op de i lippen.") De bij uitstek eenige rol, die sinds de middeleeuwen de Fransche beschaving en daarmede ook de Fransche taal in Europa hebben gespeeld, heeft onder meer geleid tot het overnemen en het gebruiken in verschillende Europeesche talen van een groot aantal Fran sche woorden. Ontleende woorden zijn in 't algemeen een bewijs van beschavingsinvloeden, die zieh heb ben doen gelden, en elk leenwoord dient gewoonlijk om een leernte aan te vullen in den woordenschat van de taal, die het woord overneemt. Fransche woorden wemelen sinds de middeleeuwen in de „Minnesinger" en in de Duitsche epische gedichten, in Nederlandsche documenten, in de IJslandsche „sagas , inde Italiaansche kronieken en ,,canzoni",' zij zijn zelfs terug te vinden in oude Grieksche en Cyprische teksten als onmiskenbare bewijzen van den geestelijken invloed, dien de Franschen reeds inde vroegste tijden in het Oosten hebben geoefend. Het Latijnsche rijk van Constantinop>el werd gesticht door Fransche kruisvaarders, en Fransche vorsten hebben gedurende ongeveer drie eeuwen in Cyprus geregeerd. . De oude leenwoorden betreffen hoofdzakelijk het ridderwezen en alwat daarmee in verband Staat, middellijk of onmiddellijk: toernooien, wapens, costuums, modestoffen, kookkunst, goede manieren en liefde. Van de middeleeuwen af zijn de aan het Fransch ontleende woorden in aantal gestadig toegenomen en geven zij een getrouwe weerspiegeling van de verschillende phasen van den Franschen invloed. Deze woorden leeren ons Frankrijk kennen als een land, waarvan de kunst, de letterkunde, de wetenschap, de militaire organisatie, de politieke en sociale instellingen algemeen bewondering vonden en algemeen nagevolgd werden. In verschillende landen DE TAAL. 55 vormen Fransche woorden het hoofdbestanddeel van de taal van het tooneel en van de militaire en administrative terminologie. De overgenomen woor den leeren ons ook, dat Frankrijk het land is van goede, beschaafde vormen, van élégance en van alle soorten van verfijningen. Modeartikelen, modestoffen, snuisterijen, reukwerken, wijnen, fijne schotels dragen Fransche namen over de geheele wereld. Opgemerkt moet ook worden, dat Fransche woorden en uitdrukkingen, als c h a r m a n t , é l é g a n t , g a l a n t , galanterie, délicat, délicatesse, coquet, coquetterie, fin, chic, grand seigneur, grande dame enz. met niet noemenswaard kleine wijzigingen in verschillende moderne talen zijn over genomen en het burgerrecht hebben gekregen. Eindelijk leeren ons de ontleende woorden, dat Frankrijk in verscheidene takken van industrie en techniek inderdaad de leiding heeft. We bepalen ons tot den automobiel en de vliegmachine, waarvan de terminologie op duidelijke wijze getuigenis aflegt van de macht van het Fransche initiatief in onze dagen. De woorden c h a u f f e u r , a u t o m o b i e l , biplan, hangar enz., die nu intern at ion aal zijn geworden, komen van Frankrijk, ten minste in hun technische toepassing. Bijna alle overgenomen woorden kondigen zieh dadelijk door hun vorm als vreemde woorden aan. Maar aan den anderen kant zijn er woorden, die in zulk een vroeg stadium zijn overgenomen en in den loop van tijd zulke vormveranderingen hebben ondergaan, dat alleen philologen hun Fransche her komst kunnen herkennen. Men treft aan het Fransch ontleende woorden in tal van landen, van Engeland en IJsland af tot KleinAzié toe. Deze woorden geven ons een denkbeeld van de ruime invloedsfeer der Fransche beschaving in ver schillende tijdperken der geschiedenis. Laten wij nog een laatste voorbeeld noemen. In IJsland plaatst men als teeken van eerbied het woord S i r a vöör den naam van een geestelijke, bijv. ,,Sira Ketill" ; nu 56 DE TAAL. dit woord is niets anders dan het Fransche „sire". Men zou inderdaad een belangrijk hoofdstuk van de geschiedenis der Europeesche beschaving met behulp van de geschiedenis der aan het Fransch ontleende woorden kunnen schrijven. IX. HET LAND DER VRIJHEID. Ten slotte is Frankrijk het land der vrijheid. Sommige volken heeft men slaafsch genoemd. Zoo heeft men de Franschen nooit kunnen noemen, die keer op keer de ondubbelzinnigste bewijzen hebben gegeven van hun liefde voor de vrijheid. Zij zijn wel overwonnen geweest, zwaar beproefd door rampen, maar nooit hebben ze er aan gedacht den rug te krommen, nooit hebben ze zieh laten bevelen met een korporaalstokje, of het moest zijn in de handen van Napoleon. Om deze reden hebben de Franschen zieh nooit gemakkelijk kunnen onderwerpen aan discipline, tenzij in kritieke tijden, wanneer het bestaan der natie op het spel stond. Van de vroegste tijden af heeft het volk zieh onderscheiden door een sterk ontwikkeld individualisme, leder wil zijn persoonlijkheid ten voile doen gelden, wil iets zijn door zich-zelf, en slechts met moeite schikt hij zieh naar een ander. Wij hebben reeds gezien, hoe Roland alles op het spel zet, omdat hij niets anders dan zijn eigen persoonlijke ingeving verkiest te volgen, omdat hij slechts dat gene wil doen, wat volgens zijn inzicht de eer eischt, zonder daarbij te letten op het welzijn van anderen. Wij bezitten nog een uitdrukking, die het fiere en onafhaakelijke individualisme der Franschen karakteriseert, in het oude devies van een adellijk geslacht : HET LAND DER VRIJHEID. 57 „Je ne suis roy, ne prince aussy, „Je suis le sire de Coucy." („Ik ben noch koning, noch vorst, „Ik ben Heer van Coucy.") Heer van Coucy — iets anders begeert hij niet te zijn. Geen titel, geen waardigheid zou iets kunnen toevoegen aan zijn faam of aan zijn gevoel van eigenwaarde. Er is niets trotschers, gelukkigers dan om heer van Coucy te zijn. Het is zeer kenmerkend, dat men in Frankrijk in een aanspraak tot een persoon zijn titels niet noemt, zooals men dat in Germaansche landen in zoo overvloedige mate pleegt te doen. Men zegt eenvoudigweg m o n s i e u r en m a d a m e . De aanspraak „Monsieur le comte" past slechts in den mond van dienaren, en zelfs de koningin had geen recht op een andere aanspraak dan op die van Madame. De liefde voor de vrijheid openbaart zieh door de geheele geschiedenis van het Fransche volk heen. Geen volk heeft met grooter energie zieh gewijd aan de idealen van vrijheid dan het Fransche, geen volk heeft daarom 00k grooter aanspraak op de dankbaarheid van de tegenwoordige geslachten. In de achttiende eeuw heeft het absolutisme in Frankrijk zulke afmetingen aangenomen, dat het daardoor in een toestand van verarming en verwoesting geraakte en het volk onder ondragelijk zwaren druk werd gehouden. Maar juist, toen de druk en de daarmee gepaard gaande spanning het hoogst waren, toen kvvam een golf van vrijheid over het land, die in korten tijd het ancien regime met zijn aankleef van misbruiken wegvaagde. Het volk richtte zieh op. De koninklijke macht werd vernietigd, de adel en de geestelijkheid werden van hun eeuwenoude voorrechten beroofd, den ambtenaren werden hun gekochte posities ontnomen. De T i e r s E t a t kwam op het eerste plan. De groote revolutie, later 58 HET LAND DER VRIJHEID. nagevolgd door andere landen, opende den weg voor een nieuwen constitutioneelen regeeringsvorm en schiep een nieuwen, irisschen democratischen geest, een geest, die zijn schoonste uitingen vond in de eerste phasen der revolutie. Den 4den Augustus 1789 heeft de Nationale Vergadering hare D e c l a r a t i o n d e s D r o i t s de l'h o m m e opgesteld. Zij was bedoeld ora voor de menschheid een nieuwe aera te openen, en dat heeft ze inderdaad 00k gedaan. De erkenning der rechten van den mensch heeft een beslissenden en overwegenden invloed geoefend op de vaststelling van de grondslagen van het recht in de moderne samenleving. Deze verklaring is gebaseerd op het principe, waarvan de algemeene erkenning te danken was aan denkers als Montesquieu, Voltaire, Rousseau en Turgot, dat alle menschen gelijk zijn. Zij worden als gelijken en vrijen geboren, en zoo moeten ze blijve ?' P e mensc h heeft het natuurlijk recht om in vrijheid te leven, om eigendom te verwerven, om beschermd te worden en zieh te verzetten tegen onderdrukking. De Staat is voor het volk en niet het volk voor den Staat. Alle ambten moeten voor iedereen open zijn, en elke burger moet de positie kunnen bekleeden, waarvoor hij geschikt is. Niemand mag veroordeeld worden om zijn persoonlijke meeningen, zoolang en voor zoover ze de algemeen maatschappelijke orde niet verstoren. Godsdienstvrijheid, vrij heid van meening, vrijhéid van het woord, van de pers en vrijheid van vergadering moeten ieder burger verzekerd worden. De druk der belastingen moet gelijkelijk over allen worden verdeeld; niemand mag er aan ontkomen en ieder moet betalen overeenkomstig zijn middelen. Dit zijn de grondbeginselen, waarop de verklaring is gebaseerd. Ze zijn de grondslagen geworden van de nieuwe maatschappij door de Revolutie in het leven geroepen, en zij zijn het grondbeginsel gebleven van het publiek recht in Frankrijk. Zij komen HET LAND DER VRIJHEID. 59 ons nu zo6 natuurlijk en van zelf sprekend voor, dat we ons moeielijk kunnen voorstellen, dat een algeheele omverwerping der bestaande maatschappij noodig was om ze te doen erkennen. Deze nieuwe geest heeft zijn formule gevonden in de drie woorden L i b e r t é, E g a l i t é , F r a ter n i t é. Deze woorden, die recht vragen voor het individu zoowel als voor de naties, hebben hun vlucht over de geheele wereld genomen, en daar waar ze in toepassing zijn gebracht, hebben ze bijgedragen tot verbetering van het lot en tot verhooging van het geluk van millioenen menschelijke wezens. De Fransche liefde voor de vrijheid is zuiver en belange loos. Dit blijkt uit niets zoo duidelijk als uit het feit, dat ze ook de vrijheid van andere volken eerbiedigt. Frankrijk eischt voor zieh en zijn beschaving geen wereldinacht. Integendeel, het werpt ver van zieh de gedachte, dat één enkel volk zieh aan het hoofd van andere volken meent te moeten stellen en door zijn stempel op andere volken te drukken den vooruitgang der menschheid wil be vorde ren. • Een jong Fransch geleerde schreef kort geleden : ,,Onze fout ligt misschien hierin, dat wij willen dat men ons neemt zooals we zijn, met onze gebrekkige kennis van andere landen. Maar men moet niet verge ten, dat deze fout ook in zieh sluit dat wij anderen wenschen te laten zooals zij zijn ; wij preeken niet tegen hen, en wij wenschen ook niet dat zij zijn zooals wij. Zij hebben het recht te zijn, wat ze zijn." Deze enkele regels drukken het algemeene Fransche gevoelen uit. Het vindt overal, niet het minst onder de kleine naties, onverdeelde Sympathie. De Franschen van het tegenwoordige geslacht erkennen nog als steeds, dat de vrije, onbelemmerde ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid zoowel in elk volk afzonderlijk als in de gemeenschap der Volkeren een eerste voorwaarde van vooruitgang is. De eerbied voor het recht van het individu maakt 6o HET LAND DER VRIJHEID. een deel uit van de harmonie in de we re Id, zij is noodig voor het welzijn van alien. Hoe oprecht en belangeloos de liefde voor de vrijheid bij de Franschen is, blijkt niet alleen uit hun eerbied voor de vrijheid van andere volken, maar ook en vooral hieruit, dat zij ook steeds bereid zijn geweest zieh het zwaard aan te gorden ter verdediging van de bedreigde aangerande vrijheid van andere" naties. Toen tegen het einde der XVIIIde eeuw Amerika vocht voor zijn onafhankelijkheid, wekte zijn rechtvaardige zaak de levendigste Sympathie van hen, die het ancien regime hartelijk verfoeiden ; en in Februari 1777 vertrok een officier van twintig jaar, de markies de La Fayette, naar de nieuwe wereld, waar hij gedurende twee jaar een werkzaam aandeel nam aan den onafhankelijkheidsoorlog en daarmee de genegenheid en de dankbaarheid van het Amerikaansche volk wist te winnen. Later nog heeft Frankrijk gestreden voor andere volken, die zieh vrij wilden maken van geweld en onderdrukking. De Fransche dichters hebben den heroischen strijd van Griekenland en van Polen bezongen. Het Fransche legeren de Fransche politiek hebben een aandeel gehad aan de bevrijding van Belgié. Fransche staatslieden en Fransche geleerden hebben gearbeid aan de bevrijding van Italié van het Oostenrijksche juk. Fransche soldaten hebben te Navarino, te Antwerpen, te Magenta, te Solferino in den dienst der vrijheid van andere naties hun bloed gestört. En terwijl in andere landen giftige theorieén werden bedacht en uitgewerkt, volgens welke de macht de eenige ware bron van het recht is, gaven de Franschen zieh over aan schoone droomen van vrijheid en rechtvaardigheid en trachtten zij deze droomen om te zetten in levende werkelijkheid. Frankrijk is trouw gebleven aan zijn verleden. In de ure der beproeving verloochent Frankrijk zijn verheven ideaal niet. Zamacols zegt in 1a F r a n 9 a is e : HET LAND DER VRIJHEID. 61 ,,Quand on parlera d'une cause „Méritant im noble secours, ,,D'un ideal qui soit grandiose, ,,Les Fran^ais marcheront toujours !" (,,Wan,neer ge spreekt van een edele zaak, ,'fcen z a a k , d i e s t e u n b e h o e f t , „Van een verheven ideaal, ,,Dan zijn de Franschen steeds bereid.") Frankrijk is steeds gereed toe te Snellen, wanneer het een grootsche zaak geldt, een zaak, die vrijheid en vooruitgang beteekent. De panache van Hen drik IV schittert nog steeds in de verte ; de witte veeren wuiven en wenken nog steeds voorwaarts, daar waar toekomstverwachtingen kiemen, daar waar voor de lijdende en strijdende menschheid de dageraad gloort van een nieuwen en beteren dag !
© Copyright 2024 ExpyDoc