Inhoudsopgave 1 Kerngegevens aanvraag .......................................................................................................................................... 3 2 Inleiding .................................................................................................................................................................. 5 3 Arbeidsmarktanalyse .............................................................................................................................................. 7 4 Plan van aanpak + menukaart .............................................................................................................................. 10 5 Arrangementen in detail....................................................................................................................................... 13 6 5.1 Nieuwe leerwerkplek bbl .............................................................................................................................. 13 5.2 Startersbeurs ................................................................................................................................................ 15 5.3 Mobiliteitsvoucher........................................................................................................................................ 16 5.4 Scholingsvoucher .......................................................................................................................................... 19 Organisatie sectorplan.......................................................................................................................................... 21 6.1 Projectorganisatie......................................................................................................................................... 21 6.2 Organisatie per arrangement ....................................................................................................................... 23 6.2.1 Arrangement 1: Nieuwe Leerwerkplek bbl........................................................................................... 23 6.2.2 Arrangement 2: Startersbeurs .............................................................................................................. 24 6.2.3 Arrangement 3: Mobiliteitsvoucher ..................................................................................................... 25 6.2.4 Arrangement 4: Scholingsvoucher........................................................................................................ 27 6.3 Fasering......................................................................................................................................................... 28 7 Communicatie....................................................................................................................................................... 29 8 Begroting/financiering .......................................................................................................................................... 31 9 Duurzame inbedding ............................................................................................................................................ 34 9.1 Aansluiten bij huidige organisatievormen .................................................................................................... 34 9.2 Calibris Wijkleerbedrijven............................................................................................................................. 36 Bijlagen ......................................................................................................................................................................... 37 Samenvatting akkoord van Beekbergen Samenvatting Rapport Louter – Stedendriehoek Samenvatting Rapport Louter – Regio Noord Veluwe Samenwerkingsovereenkomst Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 2 1 Kerngegevens aanvraag Samenwerkende partners (eis: Een samenwerkingsverband dat ten minste bestaat uit sociale partners (werkgevers en werknemers) van de betreffende sector(en) en/of branches kan co-financiering van sectorplannen aanvragen.) De arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe (soms Stedenvierkant genoemd) gaat een groot aantal arrangementen uitvoeren om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Het gebied beslaat in totaal 14 gemeenten1. Hoofdaanvrager Namens het samenwerkingsverband is de Strategische Board Stedendriehoek de hoofdaanvrager. In de Strategische Board werken Ondernemers, Overheid en Onderwijs & Onderzoek samen aan een duurzame economie in de Stedendriehoek. Hierin zijn leren, werken, innoveren en onderscheidend zijn belangrijke elementen, naast energie geven én genereren door maximaal in te zetten op schone technologie (zie www.maakhetindestedendriehoek.nl). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het sectorplan ligt bij de arrangementeigenaren en partners. De Strategische Board Stedendriehoek controleert of het gewenste maatschappelijke effect en de doelstellingen met deze arrangementen worden behaald en handelt hiernaar. Stichting Strategische Board Stedendriehoek Leeuwenbrug 85 7411TH Deventer KvK-nummer: 59179465 Doelen en maatregelen (eis: De doelen en maatregelen van het sectorplan zijn gebaseerd op een analyse van de (inter-) sectorale, regionale arbeidsmarktsituatie, de knelpunten en de toekomstige ontwikkelingen.) De analyse is uitgevoerd door bureau Louter en in samenvatting toegevoegd als bijlage. Thema’s sociaal akkoord (eis: De doelen en maatregelen in het sectorplan zijn gebaseerd op de volgende thema’s uit het Sociaal Akkoord van 11 april 2013) 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren; 2. Behoud oudere vakkrachten; 3. Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid; 5. Scholing; 6. Van-werk-naar-werk van met ontslagbedreigden (sectoraal en intersectoraal); 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap. Het sectorplan biedt een integrale aanpak van de problematiek op de arbeidsmarkt, waarbij ook alle thema’s uit het Sociaal Akkoord een plaats krijgen. Dit is nader toegelicht in hoofdstuk 5. Financiering (eis: geen dubbelfinanciering) 1 Apeldoorn, Brummen, Deventer, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Lochem, Nunspeet, Olst-Wijhe, Putten, Voorst, Zeewolde en Zutphen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 3 Conform de regeling investeren de sociale partners 50% in de kosten van de maatregelen. Voor het overige doen ze een beroep op het sectorfonds. Er is geen sprake van dubbelfinanciering uit subsidies. De gevraagde co-financiering van maatregelen is voor een periode van maximaal twee jaar. Vereiste stukken We hebben op het E-portaal de vereiste stukken aangeleverd: Samenwerkingsovereenkomst van alle partijen; Machtiging van de hoofdaanvrager door de partijen (samenwerkingsovereenkomst); Analyse van arbeidsmarkt knelpunten en oplossingen (sectoranalyse); Plan van aanpak met maatregelen (SMART geformuleerd); Beschrijving van uitvoering van het plan (organisatie en tijdpad/beschrijving van de voorwaarden bij toepassing maatregelen en handhaving daarvan); Onderbouwde begroting van kosten en financieringsplan; Beschrijving van financieringswijze van structurele maatregelen na de co-financiering. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 4 2 Inleiding De arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe wil dat de werkloosheid in het gebied in 2015 relatief de laagste van Nederland is. Om dat te bereiken hebben overheid, bedrijfsleven, vakbeweging, onderwijs en diverse instellingen inmiddels een lange traditie in het uitvoeren van relevante initiatieven. Zo sloten Ondernemers, Overheid en Onderwijs & Onderzoeksorganisaties in de Stedendriehoek het Akkoord van Beekbergen, met als doel om in de periode 2013-2015 de Strategische Agenda Stedendriehoek uit te voeren op het thema onderwijs & arbeidsmarkt. Het Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt Noord Veluwe heeft in een steunverklaring aangegeven de doelen uit het Akkoord van Beekbergen te ondersteunen en concreet te willen samenwerken in het project ‘Samen werk maken van werk’. Doelstelling Het doel van de samenwerking tussen deze partijen is om een duurzaam gezonde arbeidsmarkt te creëren. De doelstellingen zijn: A. Laagste werkloosheid van Nederland; B. Elke vacature goed en snel vervuld; C. Iedereen minimaal een startkwalificatie; D. Ook alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief. Een ander voorbeeld is het regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid. Afgelopen maanden heeft de arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe een plan van aanpak jeugdwerkloosheid opgesteld. Het plan gaat uit van de behoeften van de werkgevers en jongeren: wat hebben werkgevers nodig om meer jongeren te kunnen aannemen en wat hebben jongeren nodig om richting werk en/of school te gaan? Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het plan goedgekeurd. Uitbreiding activiteiten We zien de beschikbaar gekomen sectormiddelen als een grote kans om tot een bredere aanpak te komen. Ons voornemen is om de middelen uit het sectorplan samen te voegen met die van het Actieplan Jeugdwerkloosheid, om een integraal pakket arrangementen te kunnen uitvoeren voor de hele arbeidsmarkt. Daarbij zetten we middelen vanuit de aanpak jeugdwerkloosheid NIET in als co-financiering ten behoeve van de sectorplannen, maar wel als werkkapitaal. We gaan vanwege de urgentie van de problematiek direct van start met de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Als u onze aanvraag voor sectormiddelen honoreert, kunnen we de aanpak verbreden en een grotere bijdrage leveren aan het bestrijden van de (jeugd)werkloosheid. Opbouw aanvraag In deze aanvraag treft u een samenhangend pakket van initiatieven aan. Ze sluiten aan op de knelpunten die blijken uit de arbeidsmarktanalyse die bureau Louter heeft uitgevoerd (zie hoofdstuk 3). We zien een actieve betrokkenheid van werkgevers en werknemers als basis voor het succes van onze aanpak. Daarom hebben we arrangementen ontwikkeld die gericht zijn op de instroom van werkzoekenden, de doorstroming binnen en tussen bedrijven en de scholing van zittend personeel. We hebben de menukaart met arrangementen tijdens een belactie voorgelegd aan ruim 200 werkgevers. Tijdens de belactie bleek de bereidheid van werkgevers om een concrete bijdrage te leveren door een of meerdere arrangementen in te zetten. In totaal hebben ze intenties getekend voor afgerond 250 bbl-trajecten, 200 startersbeurzen, 120 arbeidsmobiliteitsvouchers en 40 trajecten voor 55+-ers. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 5 Het benaderen van de 200 werkgevers was een eerste uitgebreide steekproef. In de loop van het project zullen we de belactie drie maal herhalen onder andere werkgevers en met verschillende accenten (zie hoofdstuk 6, uitvoering). Parallel met de huizenmarkt We zien in de huidige situatie op de arbeidsmarkt, parallellen met de woningmarkt. Als veel mensen ‘te goedkoop’ blijven wonen, lukt het starters maar moeilijk om een huis te vinden. Op de arbeidsmarkt geldt iets vergelijkbaars: als medewerkers in bedrijven zich niet doorontwikkelen naar hogere functies, kunnen jongeren of mensen met een laag kwalificatieniveau maar moeilijk instromen. Relatie landelijke sectorplannen Wij hebben bewust gekozen voor het opstellen van een regionaal sectorplan. Enerzijds omdat de contacten met werkgevers via de arbeidsmarktregio verlopen en we het gebied en de werkgevers individueel kennen. Daarnaast hechten wij aan een integrale aanpak, die niet beperkt is tot een sector. De intersectorale uitwisseling van medewerkers kan voordelen bieden. Het leidt ertoe dat de door ons gekozen werkwijze efficiënt is en aansluit bij de wensen van werkgevers en andere partners. Er zal geen samenloop of dubbeling met maatregelen uit landelijke plannen optreden. Het regionale budget wordt alleen ingezet waar de landelijke regelingen niet in voorzien. We voorkomen dubbel gebruik door de werkgevers er vanaf de start over te informeren dat ze maar van één regeling per maatregel gebruik kunnen maken. Werkgevers krijgen een goed advies over de best passende maatregel, waarbij de voorkeur van de werkgever de voorkeur heeft en er geen hiërarchie is tussen sectorale en regionale maatregelen. Als voorbeeld: in de groensector is het mogelijk om een wintervergoeding in te zetten of gebruik te maken van het regionale leerwerkplekarrangement. We staan open voor overleg en afstemming met sectoren waarvoor landelijke plannen zijn gemaakt, zoals de bouw, de procesindustrie en de transportsector. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 6 3 Arbeidsmarktanalyse Bureau Louter heeft in opdracht van de Strategische Board Stedendriehoek in 2013 het onderzoek ‘De arbeidsmarkt van de Stedendriehoek’ uitgevoerd en een jaar eerder in opdracht van de regio Noord Veluwe het rapport ‘De economie van de regio Noord-Veluwe, ontwikkelingen, positie en perspectieven’. Uit de analyses komt een interessant beeld naar voren: de situatie op de arbeidsmarkt op de korte termijn geeft in diverse gevallen een ander beeld dan trends op de lange termijn. Nu is er veelal sprake van een ruime arbeidsmarkt, terwijl we op de middellange termijn tekorten zien aankomen. Dat betekent niet dat we rustig kunnen wachten totdat de problematiek van vandaag zich vanzelf oplost. Integendeel: het ondersteunt de noodzaak om juist nu te investering in mensen, zodat zij goed gekwalificeerd en voorbereid klaar staan als de vraag naar arbeid toeneemt. De sectormiddelen vormen hierbij een belangrijke bijdrage. Louter schetst enkele recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: De werkloosheid is vooral sinds medio 2012 sterk gegroeid; Het afgelopen jaar is in alle sectoren het aantal openstaande vacatures afgenomen; Na een zeer gespannen arbeidsmarkt in 2007/2008, is sindsdien sprake van een ruime tot zeer ruime arbeidsmarkt, afgezien van een korte opleving in 2011; Vergeleken met de kredietcrisis wordt de huidige crisis minder gekenmerkt door een zeer scherpe daling van de wereldhandel, maar vooral door inzakkende overheidsuitgaven en door een daling van de consumentenbestedingen (als gevolg van het afnemende consumentenvertrouwen). Dat raakt dus niet alleen degenen met een technisch of economisch beroep (zoals na de kredietcrisis in 2008/2009), maar ook mensen met een verzorgend/dienstverlenend beroep. Dat geldt zowel nationaal als in de Stedendriehoek. Louter ziet enkele trends op langere termijn: Voorzien wordt een afnemende groei van de beroepsbevolking, doordat het aantal inwoners van 15-64 jaar niet of nauwelijks meer groeit en de participatiegraad (het deel deze inwoners dat beschikbaar is voor de arbeidsmarkt) veel minder sterk zal groeien dan in het verleden. Terwijl er op dit moment omvangrijke overschotten zijn op de arbeidsmarkt (en dus werkloosheid) worden daardoor in de toekomst tekorten voorzien. Het relatief belang van werk waarin omgaan met complexe vraagstukken centraal staat neemt toe. De werkgelegenheid in eenvoudig te mechaniseren/automatiseren beroepen op laag/middelbaar niveau zal afnemen. Hoewel moeilijk te mechaniseren/automatiseren beroepen op laag/middelbaar niveau (sommige diensten en ambachten) zich zullen handhaven, is de algemene lijn dat het vereiste gemiddelde opleidingsniveau van banen verder zal stijgen (een upgrading in de vraag naar arbeid). Louter zoomt in de rapporten in op respectievelijk de situatie in de Stedendriehoek en Noord Veluwe. Stedendriehoek Bureau Louter deed het onderzoek ‘De arbeidsmarkt van de Stedendriehoek’ (2013). De integrale samenvatting staat in de bijlage. Het volledige rapport is op aanvraag beschikbaar. Hieronder staan enkele opvallende punten. Louter heeft de verhouding tussen het aantal baanopeningen en de instroom op de arbeidsmarkt berekend (BIbalans). Deze laat zien of werkzoekenden makkelijk, of juist moeilijk aan een baan kunnen komen. En andersom: of werkgevers in staat zijn hun vacatures op een goed niveau in te vullen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 7 Uit de BI-balans blijkt: Ten opzichte van het gemiddelde in Nederland kunnen werkgevers in de Stedendriehoek moeilijker vacatures in de technische richting en economische richting invullen. In de verzorgende richting is de vraag ongeveer op het landelijke niveau; Voor mensen op het niveau van basisonderwijs, vmbo tl en vooral havo/vwo is het relatief moeilijk werk te vinden; Werkgevers hebben veel behoefte aan hbo’ers en vooral universitair geschoolden; Ongeschoolden komen moeilijker aan het werk dan gemiddeld in Nederland; Het tekort aan wetenschappelijk opgeleiden hangt samen met het ontbreken van een universiteit in de Stedendriehoek of in de directe omgeving. De tekorten kunnen in de praktijk worden verminderd, of zelfs opgelost als werkenden en afgestudeerden naar de Stedendriehoek verhuizen; Ook op hbo-niveau is de BI-balans voor alle richtingen (iets) gunstiger dan het nationaal gemiddelde. Het meest geldt dat voor technisch opgeleide hbo’ers; Op middelbaar niveau (mbo en havo/vwo) is de BI-balans in de Stedendriehoek wat gunstiger voor technisch opgeleide mbo’ers en veel ongunstiger voor degenen met een havo/vwo-diploma. Dat komt vooral door het relatief grote aantal schoolverlaters. Op dit middelbare niveau is, meer dan op hbo-niveau en vooral Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 8 wetenschappelijk niveau, de regionale ‘match’ van belang, omdat deze schoolverlaters niet snel verhuizen voor hun werk; Voor de verzorgende richtingen op mbo-niveau dreigen overschotten; Inclusief de sector groen wordt in het Nationaal Techniekpact 2020 een tekort van 28.000 technici per jaar voorzien in de periode tot 2017. Louter komt uit op een tekort van 14.000 technici per jaar; Op vmbo-niveau is de BI-balans voor technisch opgeleiden in de Stedendriehoek nog gunstiger (een groter overschot) dan het nationaal gemiddelde, maar in de economische richting nog ongunstiger en voor vmbo tl minder gunstig; Voor opleidingen waarvoor op mbo-niveau overschotten worden voorzien zal een tekort waarschijnlijk worden opgevuld door mbo’ers. Dat is bijvoorbeeld het geval in de verzorgende richting: door de omstandigheden gedwongen zullen mbo’ers in verzorgende richting mogelijk in banen op vmbo-niveau moeten gaan werken; Voor opleidingen waarvoor ook op mbo-niveau tekorten dreigen te ontstaan, zullen de oplossingen moeten worden gezocht in het inzetten van personeel met een andere opleiding of zullen vacatures mogelijk niet vervuld kunnen worden. Dat geldt met name voor technisch opgeleiden, waarvoor ook op mbo-niveau tekorten bestaan. Noord Veluwe Louter heeft de economische positie van de regio bepaald en verkenningen uitgevoerd naar de ontwikkelingen tot 2030. De samenvatting van dit rapport ‘De economie van de regio Noord Veluwe’ staat in de bijlage. Wat ondermeer opvalt is: Het gemiddeld opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen bij bedrijven en instellingen in de regio en van de werkzame beroepsbevolking in de regio is ruim lager dan het nationaal gemiddelde, maar vrijwel gelijk aan dat van de benchmarkregio’s; Het gemiddeld opleidingsniveau van de werkzame beroepsbevolking in de regio is wat hoger dan het gemiddeld opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen; Op een indicator voor ‘arbeidsmarkt’ scoort de regio laag. Dat hangt samen met het lager dan gemiddelde opleidingsniveau en de lager dan gemiddelde arbeidsparticipatie in de regio. Voor het perspectief voor groei van activiteiten als kennisintensieve diensten is dat ongunstig; Uit het AREA-model van Bureau Louter blijkt dat de groeiperspectieven voor de regio Noord Veluwe (in termen van het aantal arbeidsplaatsen) relatief hoog zijn in groothandel en transport, ICT en zorg (vooral in absolute zin). In groothandel, transport en bouwnijverheid zijn de groeiperspectieven hoger dan het nationaal gemiddelde. In openbaar bestuur zijn de groeiperspectieven in de regio duidelijk lager dan het nationaal gemiddelde door het negatieve effect van de bezuinigingen op defensie. Conclusie De arbeidsmarktregio trekt als belangrijkste conclusies uit deze onderzoeken dat nu moet worden geïnvesteerd in de arbeidsmarkt om tekorten in de toekomst te voorkomen. Een aantal belangrijke elementen is: Behoud van kennis in de bedrijven door voortijdige uitstroom te voorkomen; Het op een hoger niveau brengen van degenen die nu werken; Zorgen voor de instroom van voldoende, goed gekwalificeerde nieuwe medewerkers; Benutten van mensen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben, hetzij qua opleidingsniveau, hetzij door lichamelijke of geestelijke beperkingen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 9 4 Plan van aanpak + menukaart Op basis van de arbeidsmarktanalyse (hoofdstuk 3) hebben we een menukaart samengesteld met arrangementen die helpen de arbeidsmarkt gezonder te maken. Ze sluiten naadloos op elkaar aan. Belangrijk is dat op middellange termijn een tekort op de arbeidsmarkt wordt voorzien. Het sectorplan is er op gericht om op de korte termijn acties te nemen waarmee ook de toekomstige tekorten worden voorkomen. Daarbij wordt ingezet op duurzaam inzetbare werknemers. Uit de arbeidsmarktanalyse blijkt dat er met name in de zorg en techniek instroomactiviteiten nodig zijn. in de zorg en techniek. Hiervoor zijn in dit sectorplan geen specifieke maatregelen opgenomen. Ze maken echter wel deel uit van het regionale 'Akkoord van Beekbergen' en bestaan uit het Techniekpact en het nu voorbereide Zorgpact. Het sectorplan bestaat uit een aantal samenhangende elementen. We verminderen de huidige spanning op de arbeidsmarkt, waarbij we generaties aan elkaar koppelen. In de eerste plaats zorgen we met het arrangement ‘nieuwe leerwerkplek’ dat het voor werkgevers aantrekkelijk is om bbl-medewerkers werkervaring op te laten doen en aan zich te binden. De bbl’ers worden begeleid door oudere werknemers. Die blijven daarmee van waarde voor de onderneming en kunnen hun kennis overdragen. Tegelijk gaat de jongere een dag in de week weer aan het leren. In de tweede plaats stimuleren we met het arrangement ‘duurzame inzetbaarheid&arbeidsmobiliteit’ een ‘rokende schoorsteen’. Zittende werknemers worden gestimuleerd om door te stromen naar andere functies binnen, of buiten het bedrijf. Zo komt er ruimte voor instroom. Met het arrangement ‘Startersbeurs’ stimuleren we dat jongeren werkervaring opdoen. Ten slotte is er het arrangement ‘behoud vakmanschap’, waarmee werkende 55+ers een scholingsvoucher kunnen krijgen om bij te blijven in hun vak. We ondernemen gerichte acties om ook doelgroepen waar relatief weinig aandacht voor is, namelijk jongeren met een WW-uitkering, een voortgezette stagiaire opleiding of een praktijkopleiding en multi-probleemjongeren. Dat zal gebeuren in de derde en vierde belronde die we gaan houden (zie hoofdstuk 6). Samenwerking Bij de uitvoering gaat het om samenwerking: ‘Samen Werk Maken van Werk’. Werkgevers, werknemers, overheid en onderwijs moeten bedrijven en mensen meer in hun kracht zetten en perspectief bieden op groei in alle sectoren en branches. Het doel is om er nu voor te zorgen dat werknemers, met hun opleiding, vakkennis en ervaring, niet buiten de boot vallen en werkgevers straks niet aanlopen tegen een tekort aan gekwalificeerd personeel. Voor elke werkgever zijn er de komende twee jaar vier verschillende arrangementen beschikbaar: voor jonge starters, voor zittende werknemers en voor oudere werknemers. De voorfinanciering komt uit regionale middelen. Een bijdrage uit het sectorfonds zorgt ervoor dat we de aanpak kunnen verbreden naar het mkb in de regio’s Stedendriehoek en Noord Veluwe. Het aanbod aan werkgevers is als volgt: Arrangement 1: ‘nieuwe leerwerkplek’ Als jongeren de kans krijgen om in een bedrijf te leren, levert dat de werkgever gekwalificeerde medewerkers op die het bedrijf kennen. Werkgevers kunnen een ervaren werknemer (deels) vrijmaken als leermeester. Deze begeleidt maximaal 5 jonge bbl’ers op een nieuwe bbl-leerwerkplek. De regio betaalt maximaal 80% van de loonkosten van de 5 bbl’ers. Bij 1 bbl’er is dat maximaal 40% van de loonkosten met een maximum van € 500,- per maand. Deze berekening geldt alleen voor werkgevers die tijdens de eerste belronde zijn ingestapt. Voor kandidaten uit de volgende belrondes is de bijdrage gelijk aan de regeling van de Asschergelden, namelijk 20% van Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 10 het bruto uurloon x 1,32. Als de bijdrage aan werkgevers die in de eerste belronde instapten hoger is dan de Asschergelden, vergoedt de Strategische Board Stedendriehoek het verschil uit regionale middelen. Gerelateerde thema’s sociaal akkoord 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren. 2. Behoud oudere vakkrachten. 3. Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 5. Scholing. Arrangement 2: ‘Startersbeurs’ De Startersbeurs is een subsidie voor werkgevers die een jongere gedurende een half jaar lang een werkervaringsplek aanbieden. Werkgevers sluiten een leerwerkovereenkomst van minimaal 32 uur per week met een jongere van 18 tot 27 jaar en betalen de jongere 500 euro per maand. Bovendien storten ze 100 euro in een opleidingsspaarpotje, dat de jongere na die 6 maanden kan besteden om bepaalde vaardigheden of competenties te leren. In totaal zijn de kosten 3.600 euro; de regio vergoedt 2.100 euro. Gerelateerde thema’s sociaal akkoord 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren. 3. Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 5. Scholing. Arrangement 3: ‘Mobiliteitsvoucher’ Met een pensioengerechtigde leeftijd die naar 67 jaar stijgt, het afschaffen en onaantrekkelijk maken van vervroegd pensioenregelingen en een verdere vergrijzing en ontgroening van de (beroeps)bevolking is het in het belang van werknemers, werkgevers en de regio om de duurzame en flexibele inzetbaarheid van medewerkers te vergroten en daarmee doorstroom op de arbeidsmarkt te krijgen. Het gaat om een doelgericht traject dat ertoe leidt dat werknemers naar een andere functie binnen of buiten het bedrijf gaan. De werkgever motiveert dat vooraf kort per medewerker. De werkgevers zullen hier onder andere opleidingskosten voor maken en kunnen die factureren aan de Strategische Board Stedendriehoek. Tijdens een vervolggesprek komt er een concrete invulling van individuele trajecten met elementen zoals: loopbaanscan/gezondheidscheck/advies medewerker; coaching collectief/medewerker; scholing medewerker algemeen andere functie binnen – buiten; scholing oudere werknemer competenties/duurzame inzetbaarheid; vergoeding verleturen medewerker bij trajecten; stages/proefplaatsingen bij mobiliteit · begeleiding/bemiddeling herplaatsing; sollicitatietraining medewerker; training/coaching oudere werknemers tot mentor; vergoeding verleturen oudere werknemers als mentor/coach; training/coaching leidinggevenden traject AM/WL. Gerelateerde thema’s sociaal akkoord 2. Behoud oudere vakkrachten. 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid. 5. Scholing. 6. Van-werk-naar-werk van met ontslag bedreigden (sectoraal en intersectoraal) 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 11 Arrangement 4: ‘Scholingsvoucher’ Werkgevers kunnen een scholingsvoucher van maximaal 750 euro aanvragen voor het scholen van 55-plussers met een WW-uitkering. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de aanvrager moet onder meer kunnen aantonen dat het volgen van scholing leidt tot een dienstverband, of opleidt voor een zogenaamd kansberoep. Gerelateerde thema’s sociaal akkoord 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren. 2. Behoud oudere vakkrachten. 5. Scholing. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 12 5 Arrangementen in detail 5.1 Nieuwe leerwerkplek bbl Arrangement 1: ‘nieuwe leerwerkplek’ Jongeren krijgen de kans om in een bedrijf te leren. Dat levert gekwalificeerde medewerkers op die precies weten hoe het in het bedrijf werkt. Werkgevers maken een ervaren werknemer (deels) vrij om maximaal 5 jonge bbl’ers op een nieuwe bbl-leerwerkplek te begeleiden. Er is derhalve sprake van additioneel werk/het herverdelen van werk. Een bedrijf kan ook meer bbl’ers een leerwerkplek aanbieden, maar dan moet het aantal begeleiders naar rato stijgen. De regio betaalt maximaal 80% van de loonkosten van de 5 bbl’ers. Bij 1 bbl’er is dat maximaal 40% van de loonkosten. Per bbl’er is maximaal 500 euro beschikbaar. Bij de tweede en volgende belrondes geldt de berekening volgens de Asschergelden (zie hoofdstuk 4). De startdatum van het bbl-traject is vrij te bepalen binnen de projectperiode van twee jaar. Dit arrangement is bedoeld om bbl-plekken te creëren voor jongeren die in het kader van hun opleiding op zoek zijn naar een werkplek en jongeren die momenteel in een uitkeringssituatie zitten of dreigen te komen. De werkplekken worden gezien de arbeidsmarktanalyse met name gezocht in de sectoren zorg en techniek. De jongeren worden begeleid door een ervaren werknemer (de zogenaamde meester, in een aantal branches praktijkopleider genoemd). Voordeel van deze constructie is dat werkgevers dus geen werk hoeven te creëren: de jongeren vervullen de werkzaamheden van de oudere werknemer en worden daarin begeleid. De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is een combinatie van werken en leren, waarbij de leerling in dienst van een bedrijf is en daarnaast een opleiding volgt. Deze route heeft het door de economische crisis zwaar. Bbl-studenten hebben momenteel erg veel moeite om een praktijkplek (of beroepspraktijkvormingsplaats) te vinden. En mogelijke leerwerkbedrijven hebben op dit moment vaak onvoldoende financiële middelen beschikbaar. In dit arrangement ontvangt de werkgever een bijdrage in de loonkosten voor het additioneel aannemen van leerlingen. Cijfers De afgelopen twee jaar gingen landelijk 20.000 leerbanen verloren. Daarnaast konden dit schooljaar 14.500 bbl-ers niet op een leerbaan worden geplaatst. Een aantal studenten voor wie dat niet de beste keuze is, kiest daarom voor een stage (bol). Het risico bestaat dat jongeren die beter kunnen leren door te werken met hun handen, afhaken op deze meer theoretische leerweg en mogelijk zonder diploma de school verlaten. Jongeren die zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt opgaan, zijn tweemaal zo vaak werkloos. Werkgevers zijn niet bewust bezig minder plekken ter beschikking te stellen, maar houden rekening met de huidige conjunctuur en hun financiële situatie. De praktijk laat zien dat werkgevers de plekken wel realiseren als ze daarvoor (tijdelijk) financieel worden ondersteund. Toekomstbestendig Voor veel bedrijven is het opleiden van jongeren dé manier om nieuw personeel aan te trekken en het is de manier om over goed gekwalificeerde werknemers te beschikken. Minder stagiaires nu, betekent dat wanneer de economie aantrekt en oudere werknemers met pension gaan, bedrijven een tekort hebben aan opgeleide vakkrachten. De bbl-constructie heeft nog een voordeel, want het biedt veel mogelijkheden om zittend personeel op een hoger opleidingsniveau te brengen. Kortom, met meer bbl-banen investeren we in de toekomst van jongeren, medewerkers, bedrijven en in de toekomst van de economie. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 13 We verwachten in de eerste twee belrondes meer dan 500 bbl-plekken te kunnen creëren. De jongeren hebben met hun leerwerkplek een baan en zijn daardoor niet afhankelijk van een mogelijke uitkering. Ze worden begeleid door minstens 100 meesters. Goede matches zorgen ervoor dat jongeren na het afronden van de bbl-opleiding bij de werkgever in vaste dienst kunnen komen. Jongeren die nu een uitkering hebben (WW, WWB, Wajong) doen met deze constructie werkervaring op, halen de benodigde diploma’s en veroveren zo een plek op de arbeidsmarkt. Het Akkoord van Beekbergen biedt een gerichte aanpak voor arbeidsgehandicapten. Onder andere door werkgevers als ambassadeurs in te zetten voor het plaatsen van deze groep mensen. De website www.deventerscoort.nl geeft een beeld van de aanpak. Deze aanpak start in de regio’s Apeldoorn en Zutphen. Afbakening Deze arrangementen zijn in principe alleen beschikbaar voor jongeren tot 27 jaar; De werkgever krijgt een vergoeding voor de loonkosten van maximaal 5 leerlingen per leermeester; Het bedrijf betaalt de loonkosten van de ‘meester’. Voor de begeleidingskosten is er de Regeling Praktijkleren van het ministerie van OCW; Werkgevers kunnen via het arrangement ‘kosten scholing ouderen’ wel de eventuele opleidingsuren en -kosten voor scholing tot praktijkopleider declareren; Het hoofdaccent ligt op het creëren van meester-gezeltrajecten in de sector techniek. Randvoorwaarden Het gaat om nieuwe plekken. Er kunnen dus geen vaste contracten worden opengebroken en vervangen door bbl-trajecten. Het servicebureau monitort dit; Er is een compleet en actueel overzicht van vraag en aanbod naar bbl-plekken. Er zijn twee kernvragen: welke leerlingen zoeken welke plek? bij welke opleidingen is het mogelijk individueel en groepsgewijs in te stromen en op welk moment? Goede communicatie tussen opleider (meestal Aventus en ROC Landstede), kenniscentra, UWV/Gemeente, leerlingen en bedrijf en heldere afspraken over ieders rol. Het bedrijf (praktijkopleider) dient zoveel mogelijk met één contactpersoon van doen te hebben; Leerlingen die in het kader van hun opleiding een werkplek zoeken, stromen in op de instroommomenten van de opleiding. Jongeren die in een uitkeringsituatie komen (of dreigen te komen), kunnen gedurende het hele jaar beschikbaar komen. Ook bedrijven kunnen gedurende het hele jaar additionele werkplekken beschikbaar stellen. Randvoorwaarde is dus dat vraag en aanbod gedurende het jaar steeds bij elkaar gebracht worden; Randvoorwaarden die aan de meester gesteld worden: Het leerbedrijf wijst per leerling een meester aan. Eén meester kan meerdere (maximaal 5) leerlingen begeleiden; De meester begeleidt de leerling(en) op de werkplek en is vakbekwaam in het vak waarin de leerling een opleiding volgt; De meester staat als praktijkopleider bij het kenniscentrum geregistreerd. Indien noodzakelijk wordt de meester in de gelegenheid gesteld aanvullende scholing tot praktijkopleider te volgen; Bij de inzet van leermeesters wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens de bestaande cao bepalingen over praktijkopleiders. Dit geldt onder meer voor de totale vrijstelling van regulier werk bij 5 leerlingen (20% per leerling); Werkgever en leermeester tekenen voor het aantal uren dat de leermeester beschikbaar is als begeleider; De werkgever ondertekent een intentie tot indienstneming (voor minimaal 6 maanden) als de jongere het bbl traject succesvol heeft afgerond. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 14 Kerngegevens arrangement nieuwe leerwerkplek bbl Doel Creëren nieuwe leerwerkplekken Doelgroep Jongeren tot 27 jaar Aantal deelnemers (Q) 525 Resultaat 525 geplaatste leerlingen op nieuwe bbl-plekken Opbouw prijs per traject Per deelnemer: (P) Salariskosten Opleidingskosten Verletkosten leermeester TOTAAL (2 jaar) Totale begroting (QxP) 525 x € 53.463 = Eigen financiering 75% vanuit de werkgevers Co-financiering 20% loonkostenvergoeding Onderbouwing noodzaak Bedrijven beschikken over onvoldoende middelen om de extra bblCo-financiering plekken te kunnen bekostigen Voortzetting na tijdelijke Door nauwe samenwerking en opgebouwde relatie tussen Co-financiering werkpleinen (UWV, Gemeenten, RMC, leerwerkloketten), ROC’s en werkgevers weten partijen elkaar sneller te vinden bij vraag en aanbod leerwerkplekken. Andere subsidiemogelijkheden zoals de subsidie praktijkleren moeten voldoende draagvlak creëren voor de werkgever € 30.003 € 2.200 € 21.259 € 53.463 € 28.067.623 € 24.917.315 € 3.150.309 5.2 Startersbeurs Arrangement 2: ‘Startersbeurs’ De startersbeurs is een subsidie voor werkgevers die een jongere een half jaar lang een werkervaringsplek aanbieden. De werkgever sluit voor een half jaar een leerwerkovereenkomst van minimaal 32 uur per week met een jongere van 18 tot 27 jaar af. Hij/zij betaalt de jongere 500 euro per maand en stort bovendien 100 euro in een opleidingsspaarpotje. De jongere kan dit na die 6 maanden besteden om bepaalde vaardigheden of competenties te leren. In totaal zijn de kosten 3.600 euro; de regio vergoedt 2.100 euro. De startersbeurs is een re-integratie instrument wat al door ruim 100 gemeenten met succes wordt ingezet. In de Samen Werk Maken van Werk bijeenkomst op 11 september in Harderwijk is door verschillende werkgevers aangegeven dat zij de beurs als een zeer interessant en goed toepasbaar instrument beschouwen. Werkervaring Met deze beurs kunnen jonge starters op de arbeidsmarkt gedurende zes maanden, 32 uur per week, relevante werkervaring opdoen in het bedrijfsleven en zodoende hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten en verbeteren. In deze periode ontwikkelen zij competenties en vaardigheden die belangrijk zijn op de arbeidsmarkt én die aansluiten bij hun opleidingsniveau. De starter ontvangt van de werkgever een tegemoetkoming van minimaal 500 euro per maand. Daarnaast bouwt de starter voor iedere maand die hij of zij met de startersbeurs werkzaam is geweest een spaartegoed op van 100 euro. Hij/zij kan het opgebouwde tegoed na afloop van de werkzaamheden inzetten voor scholing, een cursus of een certificeringstraject. Met de startersbeurs kan een kandidaat voor een bepaalde stageplek kiezen; Stageplekken mogen niet leiden tot verdringing van werkgelegenheid; Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 15 De jongere doet relevante werkervaring op die hij kan gebruiken om een stap te maken richting de arbeidsmarkt; Leren staat voorop, de werkzaamheden zijn additioneel van aard; Het servicebureau ziet er met de werkpleinen op toe dat de stage wordt gebruikt om werkervaring op te doen; De werkgever ondertekent de intentie om de jongere voor minstens 6 maanden in dienst te nemen als 6 stagemaanden succesvol zijn verlopen; We maken gebruik van de kennis en ervaring van de organisatie startersbeurs; De werkgever zorgt voor de begeleiding van de jongere. Doelgroep De startersbeurs is er voor jongeren met een startkwalificatie of diploma op mbo niveau 2, 3 en 4, hbo of wo, die in de praktijk aan de slag willen maar geen baan kunnen vinden. In de volgende belrondes is er specifieke aandacht voor kwetsbare doelgroepen, zoals langdurig werkzoekenden en arbeidsgehandicapten. Kerngegevens arrangement startersbeurs Doel Jongeren een werkervaringsplek van een half jaar bieden voor minimaal 32 uur per week Doelgroep Jongeren van 18 tot 27 jaar, met afgeronde opleiding Aantal deelnemers (Q) 525 Resultaat 525 jongeren zijn minstens een half jaar actief in een werkervaringsplek Opbouw prijs per traject Stagevergoeding (P) Opleidingskosten Onlinesysteem TOTAAL Totale begroting (QxP) 525 x € 4.140 Eigen financiering Stagevergoeding 50% + opleidingskosten 50% Gemeentelijke kosten onlinesysteem (budget AJW 2.0) TOTAAL Co-financiering 50% van de stagevergoeding Onderbouwing noodzaak De startersbeurs wordt niet gefinancierd vanuit ESF gelden. De Co-financiering gemeenten zouden de ESF gelden in willen zetten voor projecten zoals praktijkscholen Voortzetting na tijdelijke Voortzetting indien andere middelen beschikbaar komen Co-financiering € 3.000 € 600 € 540 € 4.140 € 2.173.500 € 945.000 € 283.500 € 1.228.500 € 945.000 5.3 Mobiliteitsvoucher Arrangement 3: ‘Mobiliteitsvoucher’ De pensioengerechtigde gaat naar 67 jaar, vervroegd pensioenregelingen worden afgeschaft of onaantrekkelijk gemaakt en er is een verdere vergrijzing en ontgroening van de (beroeps)bevolking. Dat maakt het belangrijk voor werknemers, werkgevers en de regio om de duurzame en flexibele inzetbaarheid van medewerkers te vergroten en daarmee doorstroom te op de arbeidsmarkt te krijgen. De werkgever kan de hiervoor noodzakelijke (scholings)kosten factureren bij de Strategische Board Stedendriehoek. Alleen de kosten van door het CEDEO of CREBO erkende opleidingsinstituten worden vergoed. Het arrangement bestaat uit een aantal stappen. In de eerste plaats wordt de bewustwording bij bedrijven over mobiliteit in het bedrijf vergroot. Daarnaast worden bedrijven ondersteund bij het maken van afspraken en vervolgens met het invullen en uitvoeren van trajecten met een voucher. De voucher is bedoeld om de duurzame Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 16 inzetbaarheid van medewerkers te vergroten. Zeker in deze onzekere economische tijden is arbeidsmobiliteit gezien het behoud van vakpersoneel en het voorkomen van werkloosheid een steeds belangrijker thema. Het is in het belang van de werkgever en werknemer dat werknemers breed en flexibel inzetbaar zijn en zich blijven ontwikkelen. Investeren in de oudere werknemer staat niet altijd hoog op de agenda van werkgevers. Bij leeftijdsbewust personeelsbeleid is het van belang dat niet alleen gekeken wordt naar de capaciteiten die afnemen met het ouder worden, maar zeker ook naar de vermogens die juist op latere leeftijd worden verkregen, zoals ervaring, slimme werkstrategieën, en inzicht in risico’s en veiligheid. Door de vermogens, die op latere leeftijd worden verkregen, te benadrukken en te stimuleren, kan de oudere werknemer langer voor het arbeidsproces worden behouden. Door het stimuleren van mobiliteit en opleidingen wordt tevens een bijdrage geleverd aan het adequaat invullen van openstaande vacatures. Door de ‘trek in de schoorsteen’ ontstaat er ruimte voor werkzoekenden. Immers: een aantal werknemers in bedrijven zit niet op de juiste plek en zoekt geen nieuwe uitdaging of werkomgeving. Ze missen hiervoor de kwalificaties of hebben voor die stap ondersteuning nodig. Daarom is het belangrijk dat er horizontale en verticale mobiliteit binnen en tussen bedrijven ontstaat, aangevuld met opleiding, begeleiding en stages. Dit kan, passend bij de levensfase, een bijdrage leveren aan de juiste mens op de juiste plek, met een duurzaam perspectief en optimale toegevoegde waarde in de bedrijfsomgeving. In specifieke functies/sectoren zijn nog altijd veel moeilijk vervulbare vacatures, terwijl het aantal werklozen groeit. Ook hier kunnen de juiste begeleiding en opleiding uitkomst bieden. Een deel van de werkzoekenden mist startkwalificaties en blijft daardoor langer werkeloos. Opleiden, begeleiden en proeven aan gestructureerd werk kan nieuwe baanopeningen tot stand brengen. Permanente inzet Een van de belangrijke kenmerken van dit arrangement is dat hiermee permanenter wordt ingezet op opleiden, mobiliteit, verantwoordelijkheid nemen, over de eigen grenzen en die van de functie en het bedrijf heen kijken, proeven en inspireren. Ofwel: het versterken van (sociale) innovatie in organisaties. Het gaat daarbij niet alleen over kennis, maar ook om houding en gedrag. Er worden impulsen geboden aan leidinggeven, HRM beleid, arbeidsvoorwaardenbeleid, en oplossingsrichtingen voor werk naar werk trajecten. Belangrijke partijen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en werk worden gestimuleerd om samen creatief naar oplossingen te zoeken en deze uit te proberen. Het de bedoeling om zoveel mogelijk mensen duurzaam inzetbaar te plaatsen bij werkgevers in de regio, door het aanbieden en organiseren van een aantal arrangementen op het gebied van opleiden, begeleiden, proeven, verbinden en het waar nodig bieden van hulp. De arrangementen komen in nauw overleg tussen de betrokken partijen tot stand en garanderen daarmee een aanbod dat past bij de actuele vragen in de regionale arbeidsmarkt. Het arrangement is gericht op werkgevers en werknemers. Onderwijs, begeleiders, HRM/loopbaanadviseurs, kenniscentra publieke en private dienstverleners e.d. worden betrokken om bij de vragen passende arrangementen te ontwikkelen en kostendekkend aan te bieden. Met deze samenwerking wordt de inhoudelijke expertise op het gebied van opleidingen, loopbaantrajecten, startcertificaten en de praktische invulling gegarandeerd. Bestaande instrumenten gebruiken We maken zo veel mogelijk gebruik van bestaande instrumenten, waaronder het project Leren & Werken en andere branche/regionaal gerichte opleidingstrajecten. Waar trajecten ontbreken, zoeken we in overleg met de direct betrokkenen en de facilitators naar een passende oplossing. De bedoeling is om te starten met een pilot van geïnteresseerde werkgevers en werknemers in de regio. Op basis van de ervaringen zal het arrangement verder worden ontwikkeld en uitgerold over een periode van 2 jaar (2013 – 2015). Bij de uitvoering maken we een koppeling met het leerwerkloket in de regio en benutten we de kennis die is opgedaan bij MKB Nederland (project in Limburg) Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 17 We kiezen in eerste instantie niet voor een branche of sector. De initiële vraag van bedrijven is leidend en moet zorgen voor een inktvlekeffect naar andere bedrijven. Het inventariserend onderzoek onder bedrijven en medewerkers/werkzoekenden kan wel kansrijke/kritische gebieden zichtbaar maken. Daarbij denken we zowel aan overschotsectoren/functies in bijvoorbeeld de zorg, bouw of grafimedia, als in tekortsectoren/functies zoals techniek, papier en zorg. In het plan van aanpak besteden we aandacht aan het inventariseren van kansrijke bedrijven en sectoren en het organiseren van commitment bij bedrijven om mee te doen. Vernieuwing Het arrangement draagt op meerdere niveaus bij aan vernieuwing van de arbeidsmarkt: Op het niveau van bedrijven en tussen bedrijven doordat medewerkers bereid zijn om meer te bewegen langs zowel horizontale als verticale lijnen, niet alleen binnen de bedrijven maar ook tussen bedrijven; het ontwikkelen van nieuwe instrumenten van werk naar werk; voorwaarden voor waardevolle jobcarving; kwalificatie en attitude voor meer flexibiliteit en bredere inzetbaarheid; via de ‘trek in de schoorsteen’ ruimte creëren voor werkzoekenden een verdieping van het personeelsmanagement en het leidinggeven, niet alleen binnen de organisaties, maar ook van netwerken tussen organisaties; stimulans voor meer vraaggericht onderwijs en bijpassende begeleiding; impulsen aan werkgevers, vakbonden, ondernemingsraden, gemeenten voor de gewenste vernieuwing van de arbeidsmarkt en in de arbeidsverhoudingen. Proces De werkgever doet een mobiliteitsaanbod aan de werknemer; De werknemer heeft bedenktijd en het recht om een vakbond te raadplegen; De werknemer kan het aanbod zonder consequenties weigeren; De werkgever biedt een terugkeergarantie als het mobiliteitstraject niet slaagt; De werknemer kan zelf het initiatief nemen om een mobiliteitsvoucher aan te vragen. We verwachten in totaal 500 geslaagde trajecten te kunnen aanbieden, waarvan 200 in 2014 en 300 in 2015. Onder een geslaagd traject verstaan we een traject dat er toe leidt dat de werknemer duurzaam (minstens 6 maanden) werkt in een nieuwe functie. We benutten een HRM-scan en een loopbaanscan om het zoek/keuzeproces van bedrijven/medewerkers/werkzoekenden te ondersteunen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 18 Kerngegevens arrangement Mobiliteitsvoucher Doel Stimuleren van mobiliteit en creëren van duurzame en flexibele inzetbaarheid van medewerkers. Zorgen voor doorstroom op de arbeidsmarkt Doelgroep Medewerkers in dienst bij de werkgever Aantal deelnemers (Q) 300 Resultaat Opbouw prijs per traject Transferkosten (scholing, coaching uitwisseling) (P) Inrichten transfercentrum -2,4 fte (rekenvoorbeeld € 260.000 : 300) -providerboog; scan, advies, training, voorlichting, etc. -bijeenkomsten organiseren -publiciteit & communicatie TOTAAL Transferkosten en Transfercentrum per deelnemer Totale begroting (QxP) 300 X € 7.599 Eigen financiering Bijdrage transferkosten werkgever € 4.000 per deelnemer Bijdrage transfercentrum Stedendriehoek Co-financiering 33,3% van de transferkosten Bijdrage transfercentrum Onderbouwing noodzaak Stimuleren van duurzame inzetbaarheid door een financiële prikkel Co-financiering te geven aan medewerker en werkgever. Voortzetting na tijdelijke De aanloopkosten voor het inrichten van het transfercentrum Co-financiering worden gedragen in het eerste jaar van oprichting. De kosten voor voortzetting transfercentrum kunnen na afloop van het project gedragen worden door de partners van de Stedendriehoek. € 6.000 € 866 € 533 € 133 € 66 € 7.599 € 2.280.000 € 1.200.000 € 140.000 € 600.000 € 340.000 5.4 Scholingsvoucher Arrangement 4: ‘Scholingsvoucher’ Scholingsvoucher voor 55-plussers met een WW-uitkering Werkgevers of werkzoekende 55-plussers kunnen een scholingsvoucher aanvragen van maximaal 750 euro. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. De aanvrager moet onder meer kunnen aantonen dat het volgen van een scholing leidt tot een dienstverband, of dat de scholing opleidt voor een zogenaamd kansberoep. Voor het arrangement scholingsvoucher wordt geen co-financiering aangevraagd. Voor werkzoekenden ouder dan 55 is werk vinden extra lastig. Om een betere aansluiting te creëren op de arbeidsmarkt wil het UWV werkzoekenden stimuleren scholing te volgen, die er toe bijdraagt dat ze makkelijker aan het werk kunnen in een kansrijk beroep. Werkgevers of werkzoekende 55-plussers kunnen een scholingsvoucher aanvragen van maximaal 750 euro. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. De aanvrager moet onder meer kunnen aantonen dat het volgen van een scholing leidt tot een dienstverband, of dat de scholing opleidt voor een zogenaamd kansberoep. Dit arrangement is bedoeld voor werkzoekenden ouder dan 55, met een WW-uitkering van minimaal 3 maanden die een dienstverband krijgen bij een werkgever. Het is breed inzetbaar en heeft geen specifieke focus op bepaalde sectoren. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 19 De opleiding van de werknemer duurt maximaal 1 jaar en wordt afgerond met een erkend diploma/certificaat. Er moet een getekend arbeidscontract tussen de werkgever en de werknemer zijn, waarin is vastgelegd dat de werknemer binnen een maand na afronding van de opleiding in dienst komt. De werkgever neemt de werknemer in dienst voor ten minste de helft van het aantal uren waarvoor hij een WW-uitkering krijgt. Daarbij geldt een minimum van 12 uur per week voor ten minste 6 maanden. Naar verwachting gaan in het totale arrangement 120 55+-ers van de scholingsvouchers gebruik maken. Kerngegevens arrangement Scholingsvoucher Doel 55+-ers met een WW-uitkering kunnen door inzet van een scholingsvoucher van € 750 scholing volgen. Dit leidt tot een dienstbetrekking Doelgroep 55-plussers met een WW uitkering Aantal deelnemers (Q) 120 Resultaat 120 uitkeringsgerechtigden uit de uitkering. Opbouw prijs per traject Per voucher (P) Totale begroting (QxP) 120 x 750 Eigen financiering Kosten vouchers Bijdrage werkgevers arbeidscontract 1/2 jaar Co-financiering Geen Onderbouwing noodzaak Co-financiering Voortzetting na tijdelijke Deze maatregelen wordt uitgevoerd door het UWV en eindigt Co-financiering op 30 september 2015. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 20 € 750 € 90.000 € 90.000 € 288.000 6 Organisatie sectorplan 6.1 Projectorganisatie Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 21 Bij de uitvoering van het sectorplan wordt gebruik gemaakt van bestaande organisaties, zoals de Werkpleinen Apeldoorn, Deventer, Zutphen en Harderwijk, Servicepunt techniek, de kenniscentra, de ROC’s en het UWV. Om de efficiency en eenduidigheid te handhaven, richten de organisaties gezamenlijk een servicebureau in. Dit verzorgt gezamenlijke activiteiten, zoals de onderlinge afstemming, planning, voortgangsbewaking, rapportage, financiële afhandeling, monitoring, communicatie en externe samenwerking. Daarnaast fungeert het servicebureau als vraagbaak en kenniscentrum en biedt het ondersteuning aan de werkgeversdesk in de gemeenten. Het servicebureau heeft twee medewerkers, die de projectleiding verzorgen. Het servicepunt zal 3,5 jaar blijven bestaan en wordt gefinancierd door de Strategische Board Stedendriehoek. Het servicebureau werkt vanuit het Werkplein Activerium in Apeldoorn. Toezicht Het servicebureau staat onder toezicht van het bestuur van de Stichting Strategische Board Stedendriehoek. Vanuit de Strategische Board Stedendriehoek is de secretaris van de Tafel Werkt het inhoudelijk aanspreekpunt en voor financiële zaken de secretaris van de Strategische Board. Het bestuur van de Stichting Strategische Board Stedendriehoek ziet toe op de juiste uitvoering van het project en beslist over de goedkeuring van de diverse fasen in het projectplan, eventuele wijzigingen daarin en een eventuele tussentijdse beëindiging van het project vanuit de go/no go-beslissingsmomenten die in het projectplan zijn opgenomen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 22 6.2 Organisatie per arrangement 6.2.1 Arrangement 1: Nieuwe Leerwerkplek bbl Tijdens een belactie in september/oktober 2013 zijn werkgevers benaderd. Ze hebben intentieverklaringen afgegeven die duidelijk maken hoeveel additionele bbl-plekken ze kunnen creëren. Met de onderwijsinstellingen worden afspraken gemaakt ten behoeve van de 16 en 17 jarigen die in het kader van hun opleiding een leerwerkplek nodig hebben. Met de werkpleinen worden afspraken gemaakt ten behoeve van jongeren met een uitkering, niet-uitkeringsgerechtigden en/of schoolverlaters. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 23 6.2.2 Arrangement 2: Startersbeurs In tegenstelling tot het landelijke online matching systeem, zal in deze regio de match plaatsvinden door de medewerkers van de verschillende teams werkgeversdiensten en de medewerkers van het jongerenloket. De reden voor deze keuze is dat de werkervaringsbanen nu al bij de werkpleinen en het UWV in beeld zijn. De maanden november en december 2013 en januari 2014 worden gebruikt om het instrument op identieke wijze in de gemeenten in te voeren. De teams werkgeversdiensten van de gemeenten en het UWV onderhouden het contact met de werkgever. Ze specificeren de vraag uit de intentieverklaringen en gaan na of ze aan de gestelde eisen voldoen. De match tussen werkgevers en jongeren vindt plaats in samenwerking met het jongerenloket. De contracten worden via het servicepunt geregeld. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 24 Na 3 maanden neemt de medewerker van het Jongerenloket contact op met de jongere om de voortgang te bespreken en sollicitatieacties te ondersteunen. We zullen aandacht vragen tijdens het voorbereidingstraject om de PVT of OR hierbij vanuit hun rol te betrekken, om zo verdringing te voorkomen. 6.2.3 Arrangement 3: Mobiliteitsvoucher Het is de bedoeling om rond de jaarwisseling 2013/2014 met een aantal bedrijven een pilot te starten. Op basis van deze ervaringen zal de projectopzet verder worden ingekleurd en zal het project met ambassadeurs verder worden uitgerold in de regio. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een aantal casussen. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 25 De achtereenvolgende stappen zijn: Projectopzet en uitvoeringsorganisatie o praktisch toespitsen projectplan in gesprek met initiatienemers en groepen ondernemers; o uitwerking uitvoeringsorganisatie in overleg tussen partners; o van project naar operationeel plan in samenwerking met ondernemers, vakbeweging, onderwijs, O&O fondsen/ brancheorganisaties / kenniscentra, gemeenten; Ondersteuning door Strategische Board Stedendriehoek met het oog op aanvragen voor co-financiering o Financieringsverzoeken naar de onderscheiden partijen; Bewustwording / informatie – ronde in de regio o Inventariserend onderzoek naar de vraag bij werkgevers, werknemers, werkzoekenden in de vorm van voorkeuren voor arrangementen en regio / sector analyses van de arbeidsmarkt; o Aanvullend ronde langs kringen en platforms van werkgevers, werknemers, werkzoekenden; o Promotie in regionale bladen, media van de partners, social media campagne; o Werving / pleidooi van ambassadeurs bij de betrokken organisaties; Start van de pilot / uitvoering met een aantal bedrijven; o Werving met ondersteuning van diverse mediakanalen, waaronder ambassadeurs met best practices; o Bezoek aan bedrijven en bedrijfskringen; o Voorlichting door projectpartners in eigen kanalen; o Tussentijdse evaluatie gericht op eventuele bijstellingen, leerervaringen voor partners. De uitvoering van de regeling is regionaal ingebed en praktisch van opzet: de bestaande HR-netwerken Werkend Stedendriehoek en Veluweportaal (vroegere poortwachtercentra). Deze netwerkorganisaties van regionale werkgevers vervullen vier belangrijke rollen, namelijk het bieden van een Regionale Vacature- & Stagebank, een poortwachtercentrum, een flexpool en een HR-kennisnetwerk. Werkgevers werken al vier jaar binnen het samenwerkingsverband Poortwachter en doen dat zonder subsidies. Overtollig personeel blijft dankzij de samenwerking zo veel mogelijk behouden voor de regionale arbeidsmarkt. Deze netwerkorganisaties worden uitgebouwd met een transfercentrum en zullen individuele mobiliteitstrajecten realiseren (doelstelling is 500 trajecten in hele regio). Het transfercentrum zorgt voor bewustwording bij HR-afdelingen en medewerkers en ondersteunt beide bij het maken van afspraken over de volgende loopbaanstap intern of extern. Het transfercentrum gaat alleen met een traject akkoord als de betrokken medewerker daar achter staat. Werknemers- en werkgeversorganisaties zijn ook op regioniveau nauw betrokken bij de uitvoering. Vanuit hun rol als verantwoordelijk partner nemen zij deel aan overleg en besluitvorming. P&O ondersteuning Binnen het netwerk Werkend Stedendriehoek werken 100 afdelingen P&O samen. Een belangrijke functie is het uitwisselen van kennis. We willen stimuleren dat dit netwerk zich uitbreidt tot 250 bedrijven. Hiervoor vragen we via het sectorplan eenmalig 100.000 euro. Dat is de helft van de benodigde investering, de rest betalen de bedrijven zelf. Dit verbrede samenwerkingsverband geeft een goede ingang in bedrijven om de arrangementen uit ons sectorplan bekend te maken en tot een succes te maken. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 26 6.2.4 Arrangement 4: Scholingsvoucher Voor het behoud van vakmanschap wordt de scholingsvoucher ingezet. Bij de uitvoering wordt aangesloten op de algemene regeling voor dit product, waarvan informatie, voorwaarden en aanvraagformulieren op uwv.nl en op werk.nl beschikbaar zijn. De werkgever of werknemer vraagt een scholingsvoucher aan met het formulier Aanvraag scholingsvoucher. Bij de aanvraag dient het bewijs van inschrijving en de factuur van het opleidingsinstituut meegestuurd te worden. Beiden moeten op naam van de werknemer staan. Ook het door werkgever en werknemer ondertekende arbeidscontract wordt meegestuurd. Medewerkers van het UWV benaderen actief werkgevers en werknemers over deze regeling. De uitvoering wordt verzorgd door adviseurs en medewerkers van de Werkgeverservicepunten, Servicepunt Flex en Servicepunt Techniek van het UWV in de Stedendriehoek en Noord Veluwe. Per scholingsvoucher wordt maximaal € 750,vergoed. Voor dit arrangement wordt binnen het sectorplan geen co-financiering gevraagd. De maatregel kan vooralsnog worden ingezet tot 30 september 2015. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 27 6.3 Fasering De uitvoering van het sectorplan is onderverdeeld in vier fasen. Ze starten steeds met een belronde naar werkgevers, om een goed beeld te krijgen van de wensen en inzicht te krijgen in de mogelijkheden om arrangementen uit te voeren. Elke belronde heeft een ander accent. De eerste was breed van opzet, om een goed beeld te krijgen van de visie van het bedrijfsleven. De input is gebruikt om intentieverklaringen te verzamelen voor het uitvoeren van arrangementen. Voor de 2e belronde wordt de doelgroep begin januari 2014 vastgesteld. Het plan is de focus te leggen op het creëren van BBL plekken voor niveau 1 en 2 leerlingen. Met kenniscentra, intermediairs en toeleidende organisaties zoals het jongerenloket/RMC en Jobclass en de ROC's wordt een gezamenlijke benaderingswijze richting bedrijven afgesproken.. In de derde ronde belt het UWV werkgevers om met name plekken voor recent werklozen en moeilijk bemiddelbare kandidaten te werven. Het accent voor de vierde ronde zal gedurende het project worden bepaald. Het opknippen in fasen heeft als voordeel dat tussentijdse bijstellingen mogelijk zijn. Bijvoorbeeld als de vraag naar mobiliteitsvouchers groter is dan verwacht. Vanaf de tweede ronde zullen bovendien de wijkleerbedrijven in functie zijn, waardoor extra mogelijkheden ontstaan om met name mensen die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt werkervaring te laten opdoen. Een ander voordeel is dat wanneer goede ideeën ontstaan voor nieuwe arrangementen, deze in het sectorplan kunnen worden opgenomen. Er zal dan een verzoek om aanvullende co-financiering worden gedaan. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 28 7 Communicatie De communicatie in het kader van dit plan is enerzijds binnen de projectorganisatie. Daarnaast is er vanzelfsprekend sprake van externe communicatie, met de werkgevers en andere – lokale - relaties. Hierin wordt binnen de structuur van de gezamenlijke aanpak voorzien. De manier waarop dat georganiseerd wordt, staat in deze paragraaf. Er zijn binnen de projectaanpak meerdere communicatielijnen te onderscheiden, namelijk 1. de procescommunicatie tussen de vertegenwoordigers van de partners die samen het plan vormgeven; 2. de interne communicatie binnen de eigen organisatie van elke partner; 3. de externe communicatie van de gezamenlijke aanpak; 4. de externe communicatie van elke partner afzonderlijk met zijn eigen relatienetwerk. Ad 1. Een veelheid aan partners betekent veel en voortdurende afstemming over werkafspraken en inhoud, de IQ-factor. Om hierin eenduidigheid en efficiency aan te brengen, wordt de procescommunicatie zorgvuldig georganiseerd als ondersteunend instrument van de projectleiding. De EQ-factor in deze communicatielijn, samenwerken aan regionale doelen en het samen vieren van successen, is net als de IQ-factor een kritische succesfactor voor het welslagen van de samenwerking. Ad 2. De interne communicatie binnen de eigen organisatie is vanzelfsprekend niet het domein van de samenwerking. Tegelijkertijd is het verbreden van kennis en houding over de gezamenlijke aanpak een voorwaarde voor de medewerking van de verschillende collega’s bij de partners. Uit de eerste ronde belactie kwam naar voren dat het voor de vertegenwoordiger van de partner lastig is om zelf deze communicatiestroom te onderhouden. Vandaar dat ondersteuning vanuit het collectief ingezet wordt. Deze ondersteuning is enerzijds strategisch, door een apart overleg in het leven te roepen van de communicatieadviseurs van de verschillende partners, te weten gemeenten, UWV, Werkpleinen en Match. De ondersteuning is ook praktisch, in de vorm van toolkits met teksten voor interne berichten en andere interne kanalen. Ad 3 en 4. Het uitgangspunt is dat de partners in principe hun eigen relatienetwerk qua communicatie bedienen. Daar ligt echter een centrale basiscommunicatie onder, die betrekking heeft op de gezamenlijke planning en op de inhoud van de gezamenlijke boodschap. Door de werkwijze bij 2 heeft elke partner ook een communicatieadviseur die goed op de hoogte is van planning en inhoud en bovendien heeft meegedacht over de strategische uitgangspunten van de gezamenlijke communicatie. Samen kunnen zij op die manier – en op basis van de centrale onderligger - het project, de resultaten, projectstappen en andere boodschappen tijdig en adequaat communiceren naar hun eigen relatienetwerk, waaronder de werkgevers. De organisatie van de communicatie Iedereen communiceert. Met name door de komst van de social media is iedereen zijn eigen journalist geworden. Die communicatiekracht richten en versterken ten behoeve van een organisatie of project is de centrale taak van de communicatiediscipline geworden. Ook binnen dit project. De communicatiediscipline zal deze regierol zodanig moeten invullen, dat alle betrokkenen hun communicatiekracht en die van hun eigen organisatie gericht en doelbewust kunnen inzetten ten bate van de samenwerking binnen dit project. Deze werkwijze kan tevens een vliegwiel vormen voor communicatie en samenwerking in andere projecten en op andere vlakken waar de partners en hun netwerken elkaar ontmoeten. De communicatie wordt strategisch gepositioneerd binnen het servicebureau. Een strategisch communicatieadviseur neemt deel aan de centrale overleggen binnen het servicebureau, aan de overleggen met de kernpartners en stuurt de communicatie volgens de bovengenoemde vier lijnen aan. Deze adviseur heeft als Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 29 kerntaak om te adviseren over de communicatie en deze via passende kanalen en middelen te organiseren volgens de gemaakte afspraken. Een communicatiemedewerker zorgt voor de uitvoering. Zender van de communicatie Het Plein in Zutphen, Match Veluwerand in Harderwijk, Deventer Werktalent, Servicepunt Techniek, Strategische Board Stedendriehoek, VNO-NCW Stedendriehoek, VNO-NCW Noord Veluwe, Werkplein Activerium in Apeldoorn en alle gemeenten van de arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe trekken samen op om de (jeugd)werkloosheid te bestrijden en vakmanschap in de techniek te behouden. Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 30 8 Begroting/financiering In deze paragraaf is een overzicht opgenomen van de kosten en de baten van het sectorplan. In het schema is de berekening aangegeven van de kosten en baten, gebaseerd op het door ons verwachte aantal deelnemers. Het servicebureau (zie hoofdstuk 6) zorgt voor de financiële afhandeling met zowel het ministerie als werkgevers. Alle facturen en uitbetalingen lopen dan ook via het servicebureau. Het servicebureau zorgt voor de inning en verdeling van de ontvangen de subsidiebedragen op basis van de projectbegroting en in overeenstemming met de voorwaarden van de subsidieregeling. Iedere kwartaal dienen de individuele arbeidsorganisaties bij het servicebureau een kostenverantwoording in, volgens de overeenkomst die per individuele organisatie wordt afgesloten. De eerste kostenverantwoording wordt op 1 april 2013 ingediend. Het servicebureau onderhoudt mede namens de andere partijen de contacten met Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zal naar beste vermogen relevante inlichtingen verschaffen. In ieder geval zal het servicebureau twee keer per jaar schriftelijk verslag doen van het verloop van het project. Het servicebureau zorgt in het kader van het project voor de te verstrekken accountantsverklaring over de besteding van de ontvangen subsidie en de gemaakte kosten in het project. Hierbij wordt een externe accountant ingeschakeld. Deze is ook behulpzaam bij de financiële controle en het opstellen van contracten. Zekerheid vooraf De Strategische Board heeft voor start van dit project een werkkapitaal van 1,2 miljoen euro. Dit is bedoeld om met belronde 1 aan de slag te gaan en voor te financieren. Dit is in feite een garantstelling. Als de bijdrage vanuit het sectorfonds beschikbaar is, zullen we de aanpak verbreden naar de overige werkgevers. Er is dus geen sprake van een dubbel gebruik van subsidies. De samenwerkende partijen garanderen dat geen onderbesteding (<60% van budgettering) van de subsidie plaatsvindt. Deze garantie kan het samenwerkingsverband afgeven, doordat individuele arbeidsorganisaties al voor het indienen van de subsidieaanvraag een intentieverklaring hebben afgegeven voor het realiseren van de arrangementen leerwerktrajecten, werkervaringsplekken, arbeidsmobiliteitvouchers / transfervouchers en scholingsvouchers. De samenwerkende partijen geven daarom een garantstelling af voor terugbetaling van de subsidie voor zover er sprake is van onrechtmatig gebruik of handelen. SZW verlangt een garantstelling van de indiener van de aanvraag. Door de wijze van financieren die wij kiezen, zien we geen meerwaarde in de garantstelling: werkgevers die meedoen aan de arrangementen betalen in eerste instantie zelf het volledige salaris aan de medewerker. Vervolgens betaalt de Strategische Board Stedendriehoek per kwartaal aan de werkgever de vergoeding waar hij/zij recht op heeft. Er hoeft dus geen risico te worden afgedekt. Indien SZW niet akkoord gaat met deze regeling, zullen de partners zich tot de provincies moeten wenden met het verzoek zich garant te stellen. Toelichting op de begroting Hieronder is de begroting opgenomen. Voor de helderheid geven we op een aantal punten een toelichting: (Regel 13). Bij het bepalen van de salariskosten van de bbl’er (arrangement 1) zijn we uitgegaan van het minimum-jeugdloon van een 22 jarige met een aanstelling van 0,75 fte. (Regel 14): Bij het ontwerpen van ons arrangement zijn we uitgegaan van een vergoeding van 40 tot 80 procent van de salariskosten met een maximum van 500 euro per maand per leerling. Op deze basis zijn werkgevers benaderd met het verzoek deel te nemen. In later stadium heeft het ministerie bekend gemaakt dat de Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 31 vergoeding maximaal 20%x 1,32 mag zijn. Wij willen onze behoefte aan werkgevers gestand doen en betalen daarom eventuele extra kosten uit regionale middelen. In belronde 2, 3 en 4 hanteren wij wel de berekening van het ministerie. (Regel 17 en 18): Wij vragen voor deze post geen co-financiering van het ministerie. We hebben de post wel in de begroting opgenomen om een compleet beeld te geven van de investering van de werkgever. De subsidieregeling voor praktijkleerlingen is immers niet vanzelfsprekend beschikbaar voor werkgevers die gebruik maken van arrangement. (Regel 33): De totale subsidiabele bijdrage voor arrangement 3 is 50%. (Regel 47): Om een compleet beeld te schetsen, hebben we de totale overheadkosten in de begroting opgenomen. Bij het bepalen van de subsidiabele bijdrage in de organisatiekosten zijn we uitgegaan van artikel 5.6 lid 4 van de subsidieregeling. De gemeente Apeldoorn financiert gedurende per deelnemer gedurende het 6 maanden lopende traject de kosten van het online systeem (90 euro per maand, totaal € 540,- per deelnemer). Samen werk maken van werk arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe 32 BEGROTING SECTORPLAN ARBEIDSMARKTREGIO STEDENDRIEHOEK & NOORD-VELUWE Deze begroting is gebaseerd op een steekproef onder 200 bedrijven in de regio Stedendriehoek en Noord-Veluwe (belronde 1) Deze begroting gaat uit van bedragen ex BTW Aanvraag 2 is in ontwikkeling; ook nieuwe projecten kunnen hier obv voortschrijdend inzicht nog worden opgenomen WERKGEVERSBEREIK PER BELRONDE RESPONS WERKGEVERS KOSTENSOORT GEMIDDELDE KOSTEN DUUR IN PER ITEM P/J JAREN 200 50% 500 40% RONDE 1 RONDE 2 175 € 5.250.514,50 350 € 10.501.029,00 SUBTOTAAL AANVRAAG 1 1000 20% 100 40% RONDE 3 RONDE 4 WERKGEVERSBEREIK PER BELRONDE RESPONS WERKGEVERS SUBTOTAAL AANVRAAG 2 BATENSOORT 200 50% 500 40% RONDE 1 RONDE 2 SUBTOTAAL AANVRAAG 1 1000 20% 100 40% RONDE 3 RONDE 4 350 € 2.100.205,80 80 € 480.047,04 € 2.580.252,84 GEMIDDELDE BATEN PER ITEM DUUR IN JAREN SUBTOTAAL AANVRAAG 2 € 4.000,39 2 75% 175 € 1.050.102,90 350 € 2.100.205,80 € 3.150.308,70 € 1.999,61 € 16.001,57 2 2 100% 75% € 699.862,80 € 3.500.548,80 € 8.400.823,20 € 699.862,80 € 11.901.372,00 € 8.400.823,20 € 1.920.188,16 € 10.321.011,36 € 1.100,00 € 28.800,00 2 2 100% 70% € 385.000,00 € 2.352.000,00 € 770.000,00 € 4.704.000,00 € 1.155.000,00 € 7.056.000,00 € 770.000,00 € 176.000,00 € 4.704.000,00 € 1.075.200,00 € 946.000,00 € 5.779.200,00 € 13.032,00 2 30% € 1.368.360,00 € 2.736.720,00 € 4.105.080,00 € 2.736.720,00 € 625.536,00 € 3.362.256,00 € 64.933,57 2 € 9.355.874,50 € 18.711.749,00 € 28.067.623,50 € 18.711.749,00 € 4.276.971,20 € 22.988.720,20 € 3.600,00 0,50 100% 175 € 315.000,00 350 € 630.000,00 € 945.000,00 350 € 630.000,00 0 € 0,00 € 630.000,00 € 3.600,00 0,50 100% € 315.000,00 € 630.000,00 € 945.000,00 € 630.000,00 € 0,00 € 630.000,00 € 1.080,00 0,50 100% € 94.500,00 € 189.000,00 € 283.500,00 € 8.280,00 0,50 € 724.500,00 € 1.449.000,00 € 2.173.500,00 € 1.260.350,00 € 0,00 € 1.260.350,00 € 2.000,00 NVT 100% 100 € 200.000,00 200 € 400.000,00 € 600.000,00 200 € 400.000,00 0 € 0,00 € 400.000,00 Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan transferkosten voor individuele medewerker € 4.000,00 NVT 100% € 400.000,00 € 800.000,00 € 1.200.000,00 € 800.000,00 € 0,00 € 800.000,00 Bijdrage regio Stedendriehoek (samenwerkende partners) Subsidie transfercentrum vanuit sectormiddelen € 140.000,00 € 140.000,00 € 140.000,00 € 0,00 € 340.000,00 € 340.000,00 € 340.000,00 € 0,00 Arrangement 1 - Nieuwe leerwerktrajecten Aantal trajecten Salariskosten leerwerkovereenkomst gebaseerd op WML van 22 jarige) € 20.001,96 2 75% € 15.751.543,50 350 80 € 10.501.029,00 € 2.400.235,20 € 12.901.264,20 Opleidingskosten ROC Verletkosten in te zetten leermeester / praktijkbegeleider € 1.100,00 € 28.800,00 2 2 100% 70% € 385.000,00 € 2.352.000,00 € 770.000,00 € 4.704.000,00 € 1.155.000,00 € 7.056.000,00 € 770.000,00 € 176.000,00 € 4.704.000,00 € 1.075.200,00 € 946.000,00 € 5.779.200,00 Opleidingskosten leerwerkovereenkomst wanneer gebruik gemaakt wordt van een opleidingsbedrijf € 13.032,00 2 30% € 1.368.360,00 € 2.736.720,00 € 4.105.080,00 € 2.736.720,00 € 625.536,00 € 3.362.256,00 Subtotaal arrangement 1 € 62.933,96 2 € 9.355.874,50 € 18.711.749,00 € 28.067.623,50 € 18.711.749,00 € 4.276.971,20 € 22.988.720,20 Aantal trajecten Subsidie arrangement 1 vanuit sectormiddelen (20% WML * 1,32) Bijdrage vanuit regio* Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan salariskosten leerwerkovereenkomst Dekking opleidingskosten ROC Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan verletkosten leermeester / praktijkbegeleider Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan opleidingskosten leerwerkovereenkomst Subtotaal arrangement 1 Arrangement 2 - Startersbeurs Aantal trajecten Stagevergoeding jongere € 6.000,00 0,50 100% 175 € 525.000,00 350 € 1.050.000,00 € 1.575.000,00 350 € 1.050.000,00 0 € 0,00 € 1.050.000,00 Opleidingskosten € 1.200,00 0,50 100% € 105.000,00 € 210.000,00 € 315.000,00 € 210.000,00 € 0,00 € 210.000,00 Online systeem Funding € 1.080,00 0,50 100% € 94.500,00 € 189.000,00 € 283.500,00 Subtotaal arrangement 2 € 8.280,00 0,50 € 724.500,00 € 1.449.000,00 € 2.173.500,00 € 1.260.350,00 € 0,00 € 1.260.350,00 200 € 1.200.000,00 € 1.800.000,00 200 € 1.200.000,00 0 € 0,00 1.200.000,00 Aantal trajecten Subsidie arrangement 2 vanuit sectormiddelen Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan salariskosten stageplek Online systeem Funding (dekking vanuit AJW budget) Subtotaal arrangement 2 Arrangement 3 - Arbeidsmobiliteitvoucher / regionaal transitiefonds Aantal trajecten Transferkosten voor individuele medewerker (scholing, coaching, uitwisseling, etcetera) Inrichten transfercentrum (personeelskosten 2,4 fte) Inrichten transfercentrum (inzet ondersteuning vanuit providerboog: scan, advies, training, voorlichting, etcetera) € 6.000,00 NVT 100% 100 € 600.000,00 € 130.000,00 2 100% € 260.000,00 € 260.000,00 € 80.000,00 2 100% € 160.000,00 € 160.000,00 Inrichten transfercentrum (bijeenkomsten) € 20.000,00 2 100% € 40.000,00 € 40.000,00 Publiciteit & communicatie 2 100% € 20.000,00 € 20.000,00 € 10.000,00 Subtotaal arrangement 3 € 1.080.000,00 € 1.200.000,00 € 2.280.000,00 € 1.200.000,00 € 0,00 1.200.000,00 40 € 30.000,00 € 96.000,00 80 € 60.000,00 € 192.000,00 € 90.000,00 € 288.000,00 80 € 60.000,00 € 192.000,00 0 € 0,00 € 0,00 € 60.000,00 € 192.000,00 € 126.000,00 € 252.000,00 € 378.000,00 € 252.000,00 € 0,00 € 252.000,00 Aantal trajecten Subsidie arrangement 3 vanuit sectormiddelen Subtotaal arrangement 3 € 1.080.000,00 € 1.200.000,00 € 2.280.000,00 € 1.200.000,00 € 0,00 € 1.200.000,00 40 € 30.000,00 € 96.000,00 80 € 60.000,00 € 192.000,00 € 90.000,00 € 288.000,00 80 € 60.000,00 € 192.000,00 0 € 0,00 € 0,00 € 60.000,00 € 192.000,00 € 126.000,00 € 252.000,00 € 378.000,00 € 252.000,00 € 0,00 € 252.000,00 Arrangement 4 - Scholingsvoucher Aantal trajecten Kosten scholing werknemer Arbeidsovereenkomst € 750,00 € 7.200,00 Subtotaal arrangement 4 € 7.950,00 1 100% 0,3333333 100% Aantal trajecten Subsidie arrangement 4 vanuitUWV Bijdrage werkgever (individuele arbeidsorganisatie) aan salariskosten arbeidsovereenkomst Subtotaal arrangement 4 € 750,00 € 7.200,00 € 7.950,00 1 0,333333 100% 100% Organisatiekosten servicepunt Projectleiding / jongeren obv gemeentelijke € 60.000,00 inzet Projectleiding / algemeen obv detachering € 56.160,00 2 100% € 120.000,00 € 120.000,00 € 60.000,00 € 60.000,00 2 100% € 112.320,00 € 112.320,00 € 56.160,00 Administratie en registratie obv inhuur € 60.000,00 2 100% € 120.000,00 € 120.000,00 € 60.000,00 Communicatie (intern & extern) obv inhuur € 35.000,00 2 100% € 70.000,00 € 35.000,00 € 35.000,00 Communicatie out-of-pocket-kosten Subtotaal organisatiekosten 2 100% € 70.000,00 € 492.320,00 € 35.000,00 € 246.160,00 € 35.000,00 € 246.160,00 € 35.000,00 TOTAAL Waarvan subsidie sectorplan arrangementen Waarvan subsidie sectorplan Transfercentrum Waarvan subsidie sectorplan organisatie Waarvan totaal gevraagde subsidie € 70.000,00 € 492.320,00 € 33.391.443,50 € 214.496,00 € 214.496,00 € 146.102,53 € 146.102,53 € 56.160,00 Subsidie voor organisatiekosten vanuit sectormiddelen Dekking inzet gemeente Apeldoorn € 120.000,00 € 120.000,00 € 60.000,00 € 60.000,00 € 60.000,00 Eigen inzet vanuit regionale middelen € 157.824,00 € 157.824,00 € 40.057,47 € 40.057,47 Subtotaal organisatiekosten € 492.320,00 € 492.320,00 € 246.160,00 € 246.160,00 € 25.947.230,20 TOTAAL NOOT! De totale begroting ligt 63329 Euro hoger dan in de digitale aanvraag doordat de kosten die begroot worden voor de overhead 63329 Euro hoger worden ingeschat. Dit wordt gedekt uit eigen middelen. € 33.391.443,50 € 25.947.230,20 € 4.695.308,70 € 340.000,00 € 214.496,00 € 5.249.804,70 € 3.610.252,84 € 0,00 € 146.102,53 € 3.756.355,37 9 Duurzame inbedding 9.1 Aansluiten bij huidige organisatievormen In de regio Stedendriehoek is de samenwerking tussen Ondernemers, Overheid, Onderwijs en Onderzoek stevig neergezet. De voor de regio van belangzijnde thema's, zoals arbeidsmarkt, vestigingsklimaat en innovatie zijn door deze partijen gezamenlijk gedefinieerd en geadresseerd. Op strategisch/bestuurlijk niveau stuurt de Strategische Board Stedendriehoek hier op (zie www.maakhetindestedendriehoek.nl). De deelnemende partijen zijn ook terug te vinden op het niveau van tactische aansturing. Directeuren uit het bedrijfsleven, HR-managers, onderwijsstrategen, beleidsmedewerkers, wethouders en projectleiders ontmoeten elkaar 4 tot 5 keer per jaar tijdens zogenaamde werktafels. Aan tafel wordt de voortgang van projecten besproken, waarnodig bijgestuurd en vindt onderlinge afstemming plaats. Ook zijn de tafels broeinesten van creatieve ideeën. Hier worden initiatieven tot het uitwerken van projectplannen genomen. De voorzitters en de secretarissen van de op dit moment 5 tafels stemmen regelmatig af met de verschillende projectleiders. Hiermee is ook operationele aansturing gewaarborgd. Voor de lopende projecten is er ook afstemming met een groot aantal bedrijven in de regio. In tegenstelling tot "vroeger" waarin alleen vertegenwoordiging van het bedrijfsleven werd geraadpleegd, worden nu zoveel mogelijk individuele bedrijven benaderd. Voor een duurzame inbedding van de 4 arrangementen die in het kader van ‘Samen werk maken van werk’ tijdelijk worden ingezet, werken de samenwerkende partijen in de regio Stedendriehoek en Noord Veluwe samen in onderstaande verbanden. Akkoord van Beekbergen De arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe wil dat de werkloosheid in het gebied in 2015 relatief de laagste van Nederland is. Om dat te bereiken hebben overheid, bedrijfsleven, vakbeweging, onderwijs en diverse instellingen inmiddels een lange traditie in het uitvoeren van relevante initiatieven. Zo sloten Ondernemers, Overheid en Onderwijs & Onderzoeksorganisaties in de Stedendriehoek het Akkoord van Beekbergen, met als doel om in de periode 2013-2015 de Strategische Agenda Stedendriehoek uit te voeren op het thema onderwijs & arbeidsmarkt. Het Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt Noord Veluwe heeft in een steunverklaring aangegeven de doelen uit het Akkoord van Beekbergen te ondersteunen en concreet te willen samenwerken in het project ‘Samen werk maken van werk’. Werkend Stedendriehoek en Veluweportaal Werkend Stedendriehoek neemt als regionaal arbeidsmobiliteitcentrum een centrale positie in op de arbeidsmarkt van de regio Stedendriehoek. Het vervult als netwerkorganisatie vier belangrijke rollen, namelijk: * Regionale Vacature- & Stagebank; * Poortwachtercentrum (Re-integratie); * Flexpool; * HR-kennisnetwerk. Zie www.werkendstedendriehoek.nl Veluwe Portaal is marktleider op het gebied van arbeidsmobiliteit. Werkgevers kunnen via een website vacatures kenbaar maken, en mensen aanbieden aan medeparticipanten. Veluwe Portaal geeft inzicht in de arbeidsmarkt en 34 ontzorgt werkgevers. Belangrijk doel is de uitwisseling van personeel. Een medewerker die bij het ene bedrijf geen werk heeft, komt bij het andere uitstekend van pas. Zo blijft vakmanschap behouden voor de regio. Ook is Veluwe Portaal een poortwachterscentrum bij langdurig ziekteverzuim. Veluwe Portaal is onafhankelijk en werkt bedrijf- en brancheoverstijgend. Alle bedrijven kunnen lid worden. Groot of klein. Zie www.veluweportaal.nl. Inbedding ‘human capital’ in Strategische Board Stedendriehoek De Strategische Board Stedendriehoek heeft voor het daadwerkelijk realiseren van de doelstellingen een aantal ‘Tafels’ ingericht. In dit verband zijn met name de tafels ‘Werkt’ en ‘Leert’ van belang. Jaaragenda tafel Stedendriehoek Werkt De ambitie van de Tafel Werkt is om de innovatiekamer van de arbeidsmarkt in de regio te worden. Dat betekent dat de projecten, ideeën en verbindingen die nu en in de toekomst aan de Tafel vorm krijgen een vliegwiel zijn voor andere initiatieven. Alle projecten en ideeën dragen bij aan het realiseren van de vier doelstellingen van de Strategische Board. De projecten die de Tafel Werkt daarbij inzet om deze ambities te bereiken zijn onder andere: Meer werk creëren door het werk slim uit te splitsen d.m.v. jobcarving en stapelbanen; Werkgevers aanmoedigen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen door het project Deventer, Apeldoorn en Zutphen Scoort!; Werkgevers Branchegerichte platforms bieden om elkaar te ontmoeten, kennis te delen en gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de uitdagingen van de hedendaagse arbeidsmarkt. Jaaragenda tafel Stedendriehoek Leert De ambitie van partijen die deelnemen aan de tafel Stedendriehoek Leert is om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zo goed mogelijk te maken. Het accent ligt op het samenwerken van onderwijs (po-vo-bo-wo) en de werkgevers in sectoren waar (toekomstige) vraag is en het verbinden van initiatieven in de arbeidskolom (doorlopende leerlijnen). De projecten die onder de vlag van Stedendriehoek Leert in 2014 worden uitgevoerd dragen in het bijzonder bij aan de doelstellingen ‘Elke vacature goed en snel vervuld’ en ‘Iedereen minimaal een startkwalificatie’ uit het Akkoord van Beekbergen. Waar in 2013 de realisatie van de Technicampus en de ontwikkeling van het Techniekpact centraal heeft gestaan, werkt de tafel in 2014 aan: Branchegerichte platformen voor de zorg, it en dienstverlening om vragen en behoefte (collectief) helder te maken en kennis te delen; De uitvoering van de topconsortia voor kennis en innovatie (TKI’s): de realisatie van de R&D voorziening in de Technicampus (Deventer), het Cleantech Center (Oost NL; Zutphen) en het Centre of Excellence for Media Technology (Apeldoorn); De ontwikkeling van een Transfercentrum en het inzetten van Transfervouchers om duurzame inzetbaarheid van medewerkers te vergroten; Samen met Stedendriehoek Werkt en de partners in het Akkoord van Beekbergen ‘Samen werk maken werk’ uitvoeren (sectorplan arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord-Veluwe). Human Capital Agenda Stedendriehoek In 2014 onderzoeken we met de tafeldeelnemers de volgende issues en zetten die om naar acties: Wat is er nodig om de carrièremogelijkheden in de regio Stedendriehoek beter te vermarkten onder jongeren in en buiten de regio?; Het ontwikkelen van een human capital agenda voor de sector ‘health’ samen met individuele werkgevers, WGV Zorg en Welzijn en Calibris; Minimaal 1 nieuw PPS-project in het kader van het ‘Regionaal investeringsfonds mbo’. 35 9.2 Calibris Wijkleerbedrijven Het is de bedoeling om in de tweede fase van de uitvoering van dit sectorplan (2014) twee wijkleerbedrijven op te richten. Hiervoor is in de begroting al een reservering opgenomen. Als in de komende tijd drie tot vier werkgevers zich garant stellen voor minimaal 20-24 leerbanen zal het projectplan verder worden uitgewerkt. Deze voorwaarde wordt gesteld vanwege ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de transities in zorg en welzijn en de daaruit voortvloeiende personele gevolgen. Het Wijkleerbedrijf is een oplossing passend bij de thema’s uit de sectorplannen en gerelateerd aan het Sociaal Akkoord. Het gaat om een leerwerkconcept waarbij arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren wordt georganiseerd in een wijkgerichte aanpak. Door de intensieve begeleiding worden de kansen op diploma en vervolgens op de arbeidsmarkt vergroot. Zo wordt de arbeidsinstroom mogelijk gemaakt van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De focus ligt op trajecten op niveau 1 en 2 in de sector zorg en welzijn. Er is ruimte voor 2 x 24 bbl-deelnemers. We verwachten een slagingspercentage van tenminste 80% van de kandidaten. Daarbij is de doelstelling: 10 kandidaten stromen uit naar werk (bbl-traject eerstvolgende niveau); 5 kandidaten geschikt voor doorstroom naar eerstvolgende bol-niveau; 5 kandidaten stromen uit naar werk op behaalde kwalificatieniveau. 36 Bijlagen Bijlage 1: hoofdpunten Akkoord van Beekbergen De partijen zijn de volgende doelstellingen overeengekomen: A. Laagste werkloosheid van Nederland; B. Elke vacature goed en snel vervuld; C. Iedereen minimaal een startkwalificatie; D. Ook alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief. A. Laagste werkloosheid van Nederland In de Stedendriehoek benutten we in 2015 het beschikbare arbeidspotentieel in de regio maximaal. Hiervoor is het onder meer noodzakelijk dat werknemers up to date blijven door middel van permanente educatie en dat werknemers worden ondersteund om van werk naar werk te gaan. B. Elke vacature goed en snel vervuld Voor een duurzaam gezonde arbeidsmarkt is het van belang dat vacatures op elk niveau goed en snel worden vervuld. Dit betekent onder meer dat de vraag van de werkgevers leidend is in het onderwijsaanbod, zodat er in de regio wordt opgeleid voor die beroepen waar binnen de Stedendriehoek vraag naar is. De aanpak richt zich op de hele arbeidskolom. De instroom in tekortsectoren wordt bevorderd en potentiële werknemers worden bijvoorbeeld door middel van werkervaringsplekken gestimuleerd en gefaciliteerd om de overgang naar een sector met een tekort te kunnen maken. C. Iedereen minimaal een startkwalificatie Een startkwalificatie is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om een baan te vinden. Het gaat dan om een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2). Een vmbo-diploma geeft toegang tot het mbo, maar is géén startkwalificatie. Een afgerond diploma biedt meer kans op vast werk, zorgt ervoor dat jongeren makkelijker doorstromen naar een betere baan en zorgt ervoor dat de mogelijkheden van een jongere duidelijk zijn voor de potentiële werkgever. Om ervoor te zorgen dat iedereen minimaal een startkwalificatie heeft, is het noodzakelijk schooluitval te voorkomen, ervoor te zorgen dat een ieder de opleiding kiest die bij hem of haar past en dat er voldoende mogelijkheden zijn (bijvoorbeeld stages, open dagen en carrièrebeurzen) om kennis te maken met het gekozen werkveld. D. Ook alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief De betrokken partijen erkennen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid evenals de economische noodzaak om ook kansen te bieden aan mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Hiertoe dient er werk ingericht te worden dat rekening houdt met het vermogen van deze potentiële werknemers en dient het vermogen door middel van onderwijs zo groot mogelijk te worden gemaakt. Projecten De ondertekenaars hebben afgesproken om de doelstellingen via een projectgerichte aanpak te realiseren. De ondertekenaars kunnen per project een andere inzet hebben (trekken, deelnemen, kennis nemen), met dien verstande dat de O’s gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor het welslagen van het project. Onderstaande projecten worden in de periode 2013-2015 onder auspiciën van de Strategische Board Stedendriehoek uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor de projectuitvoering ligt bij de projecteigenaren en projectpartners. De Strategische Board Stedendriehoek monitort of het 37 gewenste maatschappelijke effect en de doelstellingen met deze projecten worden behaald en handelt hiernaar. De projecten staan op volgorde van prioriteit. Techniekpact Technicampus R&D Centrum Elke vacature goed en snel vervuld en regionale werkgeversbenadering Stedenvierkant Stapelbanen Topconsortia voor Kennis en Innovatie Deventer - Zutphen - Apeldoorn scoort Hoger opgeleiden binden aan de regio Arbeidsmobiliteit - Leren en werken Stagecarrousel Jobcarving Optimaliseren aanbod beroepsonderwijs Ontsluiting werkzoekendenbestand Branchegerichte leerwerksettings, pilot werkatelier Jobclass Bboor 38 Bijlage 2: Samenvatting ‘De arbeidsmarkt van de Stedendriehoek’, (Bureau Louter, 2013) I Aanleiding De gemeenten Apeldoorn en Deventer willen, binnen de context van en in samenwerking met de andere gemeenten in de Stedendriehoek en in samenwerking met het bedrijfsleven (Kamer van Koophandel en VNO-NCW) en het onderwijs (Saxion en Aventus) meer zicht krijgen op de arbeidsmarkt in regionaal perspectief en op te verwachten ontwikkelingen. De relatie onderwijsarbeidsmarkt speelt daarin een cruciale rol, met name in hoeverre er discrepanties worden voorzien tussen vraag (vanuit het bedrijfsleven) en aanbod (vanuit het onderwijs): zogenaamde ‘vraag-aanbod confrontaties’. Dit vraagstuk kan niet los worden gezien van het bredere spectrum van de kracht van de regionale economie (en de potenties om te komen tot vernieuwing) en de bevolkingsontwikkeling (en de daarmee samenhangende woonaantrekkelijkheid van de regio en de consequenties voor de woningmarkt). De Stedendriehoek bestaat uit twee deelregio’s: het stadsgewest Apeldoorn (naast Apeldoorn tevens Epe, Voorst en Brummen) en de Regio Deventer (naast Deventer tevens Zutphen, Olst-Wijhe en Lochem). De regio wordt in het onderzoek vergeleken met het nationaal gemiddelde en met een groep van benchmarkregio’s, namelijk de stadsgewesten Zwolle, Arnhem, Nijmegen, ’sHertogenbosch, Tilburg en Breda. Dat zijn regio’s die, evenals de Stedendriehoek, liggen in de ‘Intermediaire Zone’ die grenst aan de Randstad. Daarnaast is voor vraag-aanbod confrontaties voor de Stedendriehoek soms ook de ruime regio relevant: de ring van regio’s rond de Stedendriehoek, bestaande uit de Veluwe, de regio Zwolle, Twente, de Achterhoek en de regio Arnhem. Dat geldt met name voor hoog en wetenschappelijk opgeleiden, die vaak buiten de eigen regio werken. De huidige situatie op de arbeidsmarkt staat soms haaks op trends op lange termijn. Enkele recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: • De werkloosheid is vooral sinds medio 2102 sterk gegroeid. • Het afgelopen jaar is in alle sectoren het aantal openstaande vacatures afgenomen. • Na een zeer gespannen arbeidsmarkt in 2007/2008, is sindsdien sprake van een ruime tot zeer ruime arbeidsmarkt, afgezien van een korte opleving in 2011. • De huidige crisis wordt, vergeleken met de kredietcrisis, minder gekenmerkt door een zeer scherpe daling van de wereldhandel, maar vooral door inzakkende overheidsuitgaven en door een daling van de consumentenbestedingen (als gevolg van het afnemende consumentenvertrouwen). Dat raakt dus niet alleen degenen met een technisch of economisch beroep (zoals na de kredietcrisis in 2008/2009), maar ook degenen met een verzorgend/dienstverlenend beroep. Dat geldt zowel nationaal als in de Stedendriehoek. Enkele trends op langere termijn zijn: • Voorzien wordt een afnemende groei van de beroepsbevolking, doordat het aantal inwoners van 15-64 jaar niet of nauwelijks meer groeit en de participatiegraad (het deel van de inwoners van 1564 jaar dat beschikbaar is voor de arbeidsmarkt) veel minder sterk zal groeien dan in het verleden. Terwijl er op dit moment omvangrijke overschotten zijn op de arbeidsmarkt (en dus werkloosheid) worden daardoor in de toekomst tekorten voorzien. • Het relatief belang van werk waarin omgaan met complexe vraagstukken centraal staat neemt toe. De werkgelegenheid in eenvoudig te mechaniseren/automatiseren beroepen op laag/middelbaar niveau zal afnemen. Hoewel moeilijk te mechaniseren/automatiseren beroepen op laag/middelbaar 39 niveau (sommige diensten en ambachten) zich zullen handhaven, is de algemene lijn dat het vereiste gemiddelde opleidingsniveau van banen verder zal stijgen (een upgrading in de vraag naar arbeid). In dit onderzoek staan ontwikkelingen op de arbeidsmarkt op middellange termijn (tot 2017) centraal. Die kunnen afwijken van de huidige situatie indien, zoals wordt verwacht, enig economisch herstel op zal treden. Of op middellange termijn echter al tekorten op de arbeidsmarkt zullen ontstaan is verre van zeker. Dat vormt het onderwerp van paragraaf III van deze samenvatting. Het onderzoek is echter breder van opzet. Tevens is aandacht besteed aan de huidige situatie op de arbeidsmarkt en de aspecten die daarbij een rol spelen (economie, bevolking en onderwijs) en recente ontwikkelingen daarin. Een overzicht daarvan staat in paragraaf II. II Huidige situatie en recente ontwikkelingen Om de huidige situatie en recente ontwikkelingen te beschrijven, is een onderverdeling gemaakt naar de economische en demografische situatie en ontwikkelingen in de Stedendriehoek, kenmerken van de arbeidsmarkt, met specifieke aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt en ‘relatiepatronen’ die direct of indirect van belang zijn voor de arbeidsmarkt (pendelrelaties, verhuizingen/migratie en onderwijsrelaties). Economische en demografische ontwikkeling Stedendriehoek • Uit opgestelde ‘vitaliteitscans’ voor stadsgewest Apeldoorn en Regio Deventer blijkt dat stadsgewest Apeldoorn uitstekende economische prestaties levert: plaats 4 van 46 gebieden in Nederland, waarbij het stadsgewest de laatste jaren ook is gestegen op de ranglijst. Wel is sprake van matige demografische ontwikkelingen (die overigens de laatste jaren zijn verbeterd), ondanks een gunstig woon- en leefmilieu. Regio Deventer neemt plaats 20 van 46 gebieden in wat betreft de economische prestaties en kende tot 2007 demografische prestaties die ruim boven het nationaal gemiddelde lagen, maar sindsdien sterk zijn gedaald. • Wanneer ‘de gemiddelde Nederlander’ als maatstaf wordt genomen, scoort stadsgewest Apeldoorn op plaats 7 van 46 gebieden en neemt Regio Deventer positie 14 in wat betreft de regionale woonaantrekkelijkheid. Buurten als Parken en Berg en Bos in Apeldoorn staan in de top100 van Nederlandse buurten met de hoogste woonaantrekkelijkheid. Ook de binnensteden van Deventer en Zutphen kennen een hoge woonaantrekkelijkheid. In het algemeen scoort de Stedendriehoek zeer goed op ‘gebouwde en natuurlijke omgeving’. • De Stedendriehoek kent een bovengemiddelde werkgelegenheidsfunctie. De regio scoort vooral goed op zogenaamde ‘informatiegeoriënteerde activiteiten’ (die zich bezighouden met het verkrijgen, verwerken en verstrekken van informatie). Industrie, openbaar bestuur/onderwijs en zorg (non-profit) zijn relatief sterk vertegenwoordigd. Binnen de Stedendriehoek kent stadsgewest Apeldoorn een hogere werkgelegenheidsfunctie dan Regio Deventer. • De kernsteden Apeldoorn en Deventer zijn veelal bepalend voor regionale specialisaties. In Apeldoorn is bijvoorbeeld sprake van sterke specialisaties in softwarebedrijven (‘ICT’), veiligheid, openbaar bestuur, intramurale zorg en financiële activiteiten en in Deventer zijn energie en chemie, overige industrie, sociale werkplaatsen, adviesbureaus en ziekenhuizen relatief sterk vertegenwoordigd. • In de bedrijvigheid in de Stedendriehoek zijn banen voor werknemers met een opleiding op middelbaar niveau oververtegenwoordigd en op wetenschappelijk niveau ondervertegenwoordigd. Binnen het middelbaar niveau zijn er vooral veel banen voor mbo’ers (in alle richtingen). Worden de kernsteden Apeldoorn en Deventer vergeleken, dan blijkt een belangrijk verschil te zijn dat er in 40 Deventer meer technisch opgeleiden werken (vooral op mbo-niveau) en in Apeldoorn meer economisch opgeleiden. Ook het aantal banen voor ongeschoold werk is in Deventer duidelijk hoger dan in Apeldoorn. • In het economisch beleid van het Rijk worden momenteel negen geselecteerde topsectoren centraal gesteld. In De Stedendriehoek zijn de topsectoren iets sterker vertegenwoordigd dan het nationaal gemiddelde, met onder andere een opmerkelijk sterke vertegenwoordiging van de ‘creatieve industrie’. • Wat ‘kennis en innovatie’ betreft, komt het algemene beeld dat naar voren van een regio die zich niet in het hoogste segment bevindt wat de kennisintensiteit betreft, mede als gevolg van het ontbreken van een universiteit en grote high-tech bedrijven, maar met een hoge innovativiteit van het gevestigde bedrijfsleven: een regio met weinig fundamentele vernieuwingen, maar wel met veel nieuwe toepassingen binnen het bestaande bedrijfsleven. • De vraag is of het aantal banen in de Stedendriehoek voldoet aan wat men zou hebben verwacht. Via het Benchmarkmodel kan per economische sector worden bepaald in hoeverre het verschil tussen de feitelijke werkgelegenheid in een regio en de werkgelegenheid die zou worden verwacht op basis van het aantal inwoners van 15 tot 65 jaar kan worden ‘verklaard’ uit de invloed van locatiefactoren (factoren die regionale verschillen vertonen en die de vestigingsplaatskeuze van bedrijven en/of het bedrijfsfunctioneren beïnvloeden). Dit wordt aangeduid als het ‘locatiefactoren effect’. Het feitelijk aantal banen in de Stedendriehoek is 16,4 duizend hoger dan op grond van het aandeel in het aantal inwoners van 15-64 jaar verwacht mocht worden. De regio kent dus een meer dan gemiddelde werkgelegenheidsfunctie. Het effect van locatiefactoren op het aantal banen blijkt 18,9 duizend te bedragen: er is in de regio sprake van zodanige locatiefactoren dat het aantal banen dat op grond daarvan verwacht mocht worden ruim hoger is dan volgens het bevolkingsaandeel. Het verschil tussen het aantal banen dat op grond van het Benchmarkmodel verwacht werd en het feitelijk aantal banen bedraagt 2,5 duizend banen (1% van het totaal aantal banen in de regio): feitelijk zijn er dus vrijwel evenveel banen als berekend via het Benchmarkmodel. Kenmerken arbeidsmarkt • De Stedendriehoek heeft, mede als gevolg van de benedengemiddelde functie voor hoger onderwijs, een laag aandeel van inwoners in de leeftijdsklasse 18-35 jaar en een hoog aandeel in de leeftijdsklasse 50-64 jaar (en een relatief oud personeelsbestand, wat tot veel vraag naar vervangend personeel zal gaan leiden). • De participatiegraad is in de Stedendriehoek ongeveer gelijk aan het nationaal gemiddelde. Voor degenen met een opleiding in verzorgende richting (zoals zorg/medisch, onderwijs, horeca, enz.) is de participatiegraad op alle opleidingsniveaus lager dan het nationaal gemiddelde (vooral in stadsgewest Apeldoorn). De participatiegraad is relatief hoog voor laag/middelbaar opgeleide technici. • Het werkloosheidspercentage in de Stedendriehoek ligt al tien jaar op of onder nationaal gemiddelde. Momenteel bestaan er nauwelijks verschillen meer tussen stadsgewest Apeldoorn en Regio Deventer (allebei iets onder het nationaal gemiddelde). Tien jaar geleden lag de werkloosheid nog 2 %-punt hoger in Regio Deventer dan in stadsgewest Apeldoorn. • Het werkloosheidspercentage neemt in het algemeen af naarmate het opleidingsniveau hoger is. In de Stedendriehoek is sprake van een iets lager werkloosheidspercentage dan het nationaal gemiddelde op middelbaar opleidingsniveau en een iets hoger percentage op hoog/wetenschappelijk 41 niveau. In de afgelopen tien jaar is de ontwikkeling in Regio Deventer gunstiger geweest dan voor stadsgewest Apeldoorn voor laag/middelbaar opgeleiden en juist ongunstiger voor hoog/wetenschappelijk opgeleiden. De grote lijn is dat de werkloosheid zich in Deventer relatief (vergeleken met het nationaal gemiddelde) de afgelopen tien jaar gunstiger heeft ontwikkeld naar mate het opleidingsniveau lager was en in Apeldoorn naarmate het opleidingsniveau hoger was. • Opvallend is vooral het verschil in pendelratio tussen de twee deelregio’s voor hoog/wetenschappelijk opgeleiden: een duidelijk negatief saldo voor de Regio Deventer (die blijkbaar voor hoog opgeleiden meer als woonregio fungeert dan als werkregio) en een duidelijk positief saldo voor stadsgewest Apeldoorn (dat dus voor hoog opgeleiden meer als werkregio fungeert dan als woonregio). Ontwikkelingen onderkant arbeidsmarkt • Wat betreft de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ (voor laag opgeleiden en/of lage beroepen) is sprake van een aanbodbenadering en een vraagbenadering. Bij een aanbodbenadering wordt uitgegaan van de uitkeringsgerechtigden. Dat aantal lag in de Stedendriehoek in de gehele periode iets boven het nationaal gemiddelde en het gemiddelde van de benchmarkregio’s. In Deventer en vooral Zutphen is het percentage uitkeringsgerechtigden hoger dan gemiddeld in de Stedendriehoek, in Apeldoorn gelijk en in de overige, landelijke, gemeenten lager. • Tussen typen uitkeringen bestaan verschillen. In de Stedendriehoek is het percentage inwoners met een WW-uitkering gelijk aan het nationaal gemiddelde, het percentage bijstandsgerechtigden lager en het percentage arbeidsongeschikten (met name met een Wajong-uitkering) hoger. • Om uitstroom vanuit een uitkering te bevorderen is het verhogen van de competenties van uitkeringsgerechtigden een instrument. Re-integratietrajecten zetten daarop in. Daarbij is het van belang welke competenties vooral van belang zijn: naar welk type vaardigheden bestaat vraag? Daarin biedt een vraagbenadering inzicht. Daarin staat centraal in welke economische sectoren, naar welke beroepen en naar welke opleidingen vooral vraag bestaat. Sectoren die in absolute zin veel banen voor laag opgeleiden leveren in de Stedendriehoek zijn detailhandel (6,5 duizend banen), horeca (4,3 duizend), groothandel (3,3 duizend), voedings- en genotmiddelenindustrie (2,5 duizend), verpleeghuizen (2,3 duizend) en openbaar bestuur (2,1 duizend). In totaal zijn er bij bedrijven en instellingen in de Stedendriehoek 49,7 duizend arbeidsplaatsen voor laag opgeleiden. Dat is 24,5% van het totaal aantal arbeidsplaatsen. Dat is lager dan het nationaal gemiddelde (26,6%). In totaal werken in de Stedendriehoek 64,9 duizend mensen in een beroep op elementair of laag niveau (dat kunnen ook werknemers met een opleidingsniveau op middelbaar of zelfs hoger niveau zijn). Dat is 31,8% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de Stedendriehoek. Nationaal is het aandeel 32,9%. In detailhandel, in industrie (modern plus traditioneel), in overige zorg en welzijn en in horeca en zijn er respectievelijk 12.1, 12.4, 5.5 en 5.4 duizend arbeidsplaatsen op elementair/laag beroepsniveau. Voor de arbeidsmarkt relevante stromen • Direct en indirect zijn drie typen stromen van belang voor de arbeidsmarkt. In de eerste plaats woon-werk verkeer (pendel). In de tweede plaats verhuizingen, vooral als deze over grote afstand gaan (veelal om onderwijs te gaan volgen of om elders te gaan werken). In de derde plaats onderwijsstromen. De plaats waar men onderwijs volgt, is vaak niet de plaats waar men woont. En vanuit de plaats waar men woont op het moment van afronden van de (hoogst genoten) opleiding oriënteert men zich op de arbeidsmarkt. • Met de stadsgewesten Zwolle en Arnhem bestaan de meest hechte arbeidsmarktrelaties (pendelstromen) voor de Stedendriehoek. Daarna komen twee groepen regio’: de oostelijke 42 grensregio’s (Twente en de Achterhoek) en een ‘westcorridor’ (regio’s in de Noordvleugel van de Randstad en de twee regio’s op de Veluwe: Ede/Veenendaal en Noord-Veluwe). Voor de pendelsaldi (inkomende minus uitgaande pendel) geldt dat deze veelal positief zijn ten opzichte van de oostelijke grensregio’s en negatief ten opzichte van de regio’s in de westcorridor (met uitzondering van de regio Noord-Veluwe). Ook ten opzichte van stadsgewest Arnhem is het pendelsaldo licht positief en ten opzichte van stadsgewest Zwolle zelfs ruim positief. Pendelstromen zijn dus voor de Stedendriehoek vooral van het oosten naar het westen gericht (zowel naar als vanuit de regio). Uit de pendelcijfers blijkt ook dat stadsgewest Apeldoorn nog net tot de invloedsfeer van de Noordvleugel van de Randstad gerekend zou kunnen worden, terwijl dat voor de regio Deventer veel minder geldt. • Voor de Stedendriehoek bestaan de meeste migratierelaties met de stadsgewesten Zwolle, Amsterdam en Arnhem, gevolgd door Achterhoek, Utrecht en Enschede/Hengelo. De omvang van de migratiestromen van/naar andere regio’s wordt voornamelijk bepaald door nabijheid, het aantal inwoners (massa/volume) en een aanvullend effect van de onderwijsfunctie (universiteitsteden). Met name voor stadsgewest Apeldoorn zijn de migratiestromen per saldo van west naar oost gericht (positieve saldi ten opzichte van Randstadregio’s, negatieve ten opzichte van oostelijk gelegen regio’s; voor de regio Deventer geldt deze overheersende west-oost richting van migratiestromen overigens minder). Zeer karakteristiek zijn de verschillen naar leeftijdsklassen. Er is sprake van een sterk negatief migratiesaldo in de leeftijdsklasse 17-24 jaar (ten opzichte van universiteitsregio’s) en een positief migratiesaldo voor andere leeftijdsklassen (vooral gezinnen). De Stedendriehoek wint per saldo inwoners op de Randstad, ondanks het feit dat velen daar heen verhuizen om te gaan studeren. Dat is opvallend, omdat voor de benchmarkregio’s per saldo een negatief migratiesaldo met de Randstad resulteert. Blijkbaar vormt de Stedendriehoek een populaire woonplaats voor gezinnen uit de Randstad. • Zeker niet iedereen volgt onderwijs binnen de eigen regio. Van alle onderwijsvolgende inwoners in de Stedendriehoek volgt ongeveer 10% voortgezet onderwijs buiten de regio, 40% van de mbostudenten, 70% van de hbo-studenten en 100% van de universiteitstudenten. Andersom komt 27% van de studenten bij ROC Aventus en 57% van de studenten bij Saxion Deventer van buiten de Stedendriehoek. Omdat de woonplaats van de studenten op het moment van afstuderen bepalend is voor de oriëntatie op de arbeidsmarkt is inzicht daarin, en het type opleiding dat men heeft afgerond, van belang voor vraag-aanbod confrontaties op de arbeidsmarkt. III Vraag-aanbod confrontatie arbeidsmarkt tot 2017 In dit onderzoek zijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt tot 2017 met elkaar vergeleken Het aanbod wordt daarbij bepaald als de instroom op de arbeidsmarkt van schoolverlaters (een algemene term voor iedereen die na het afronden van een opleiding gaat werken of een baan gaat zoeken) en de vraag, ook wel ‘baanopeningen’ genoemd, door enerzijds de ontwikkeling van het aantal banen (die zowel positief als negatief kan zijn) en anderzijds de vervanging van hen die uitstromen van de arbeidsmarkt. Er heeft een confrontatie van vraag naar en aanbod van arbeid op de arbeidsmarkt plaatsgevonden op het niveau van 102 opleidingstypen, onderscheiden naar vijf niveaus (ongeschoold, laag, middelbaar, hoog en wetenschappelijk) en uitgesplitst naar diverse richtingen. Daartoe is de ontwikkeling van het aantal banen (de ‘uitbreidingsvraag’) per sector bepaald via het door Bureau Louter opgestelde AREA-model en vertaald naar opleidingstypen, is de ‘vervangingsvraag’ (als gevolg van pensionering, arbeidsongeschiktheid of, al dan niet tijdelijk, terugtreden van de arbeidsmarkt) bepaald per opleidingstype en is een prognose opgesteld van het aanbod van schoolverlaters (degenen die toetreden tot de arbeidsmarkt na het afronden van hun opleiding). In de berekeningen is veel aandacht besteed aan interregionale effecten. Zo liggen er voor inwoners van de Stedendriehoek niet alleen kansen op banen binnen de eigen regio, maar ook 43 daarbuiten. En ook bedrijven en instellingen in de Stedendriehoek kunnen personeel werven uit omliggende regio’s. Gemiddeld genomen is de woon-werk afstand groter naarmate het opleidingsniveau hoger is. De ‘ruimtelijke reikwijdte’ van de arbeidsmarkt wordt dus groter naarmate het opleidingsniveau hoger is. Ook neemt de bereidheid om te verhuizen voor het werk sterk toe met het opleidingsniveau. Voor degenen die zijn afgestudeerd op de universiteit is verhuizen voor het werk veel meer gangbaar dan voor degenen die een opleiding op het mbo-niveau hebben afgerond. In de door ons hier geselecteerde indicator voor de vraag-aanbod confrontatie (de BI-balans: baanopeningen minus instroom van schoolverlaters) gaan wij er impliciet vanuit dat per ultimo 2016 sprake zal zijn van een evenwicht tussen kortdurig werklozen en openstaande vacatures. Elke andere aanname is op dit moment op drijfzand gebaseerd. Ook houden wij geen rekening met het effect van substitutie-effecten tussen opleidingstypen (men gaat werk verrichten dat eigenlijk niet optimaal bij de opleiding past), de zogenaamde ‘passieve substitutievraag’. Dit is namelijk een aanpassingsmechanisme en er is voor gekozen om te bepalen of de opleiding van de schoolverlaters in de periode 2013-2016 past bij de vraag. Hoewel er prognoses zijn gemaakt op het niveau van 102 opleidingen, concentreert de aandacht zich in deze samenvatting op een aantal bredere opleidingstypen om de grote lijnen bloot te leggen. In paragraaf 7.3 en bijlage V staan gedetailleerde uitkomsten. Instroom op de arbeidsmarkt van schoolverlaters • De instroom op de arbeidsmarkt bestaat uit degenen die in de Regio Stedendriehoek wonen op het moment van afronden van hun opleiding. Per inwoner berekend is de instroom van mbo’ers bijna gelijk aan het nationaal gemiddelde, maar is de instroom van hbo’ers lager (door het relatief lage aanbod van hbo-onderwijs in de regio) en van wetenschappelijk opgeleiden nog veel lager (in de regio ontbreekt een universiteit). • Wat de nationale instroom betreft, blijkt dat (naast drop-outs die het voortgezet onderwijs niet hebben afgerond) de grootste uitdagingen in de zin van het aantal te realiseren baanopeningen liggen bij vmbo economisch, havo/vwo, mbo verzorgend en wo economisch (omdat daar het aantal schoolverlaters als percentage van het huidige aantal werknemers hoog is). Daarentegen is het aantal te realiseren baanopeningen relatief laag voor vmbo tl en vmbo technisch. Op alle opleidingsniveaus is het instroompercentage van de drie richtingen het laagst voor techniek. (Dat vormt een van de redenen waarom daar tekorten worden voorzien.) • Voor alle opleidingsrichtingen in het mbo, het hbo en universitair onderwijs zijn er in de Stedendriehoek relatief weinig baanopeningen nodig om werk te leveren voor de instromende schoolverlaters. Dat lijkt ‘goed nieuws’. Het wordt echter mede ingegeven door het feit dat het beperkte onderwijsaanbod (vooral in het hbo en uiteraard zeker wat betreft universitair onderwijs) er toe leidt dat velen zijn verhuisd om elders onderwijs te gaan volgen en er dus in de regio zelf niet veel jongeren (meer) wonen die een opleiding afronden. Vanuit het perspectief van de bedrijvigheid is de situatie volledig anders. Het kleine aantal instromers op de arbeidsmarkt binnen de regio kan voor tekorten gaan zorgen. Dat zou dan moeten worden opgelost door middel van ruimtelijke aanpassingsmechanismen, zoals inkomende pendelaars van buiten de regio en/of verhuizing van personeel naar de regio. Voor opgeleiden op wetenschappelijk niveau (en in iets mindere mate op hbo-niveau) bestaan daar wel mogelijkheden toe, omdat wetenschappelijk opgeleiden (en hbo’ers) een veel grotere bereidheid hebben om te verhuizen om werkredenen. Voor mbo’ers is dat veel minder het geval. 44 Baanopeningen door ontwikkeling aantal banen en vervanging van uitstromende werknemers • Hoe de feitelijke vraag-aanbod verhouding ligt, hangt niet alleen af van het aantal schoolverlaters, maar ook van het verwachte aantal baanopeningen. Wanneer er weinig instroom van schoolverlaters is, maar er tevens weinig baanopeningen zijn, zal er geen situatie van driegende tekorten bestaan. Daarentegen kan een aanzienlijke instroom soms toch niet voldoende zijn, indien de vraag naar arbeid (het aantal baanopeningen) zeer hoog is. • Een eerste bron van baanopeningen is de uitbreidingsvraag. Nationaal blijft het aantal banen in de periode 2013-2016 naar verwachting vrijwel gelijk (een heel lichte afname met 0,15% per jaar; een gemiddelde van vier economische scenario’s met een bandbreedte van -0,7% per jaar tot 0,4% per jaar). Dat is het saldo van een voorziene afname in 2013 en enig economisch herstel daarna. • Bij het opstellen van prognoses spelen momenteel de zeer ingrijpende bezuinigingen bij de overheid een rol, zowel in het openbaar bestuur als in de zorg, alsmede (in mindere mate) in het onderwijs. De trendbreuk was in 2012 al merkbaar (onder andere een afname van het aantal banen met 0,3% in zorg en welzijn, voorhen een belangrijke banenmotor). Dit, terwijl de grote bezuinigingen (en hun effecten op de werkgelegenheid) in met name zorg en welzijn nog moeten komen. Door Bureau Louter zijn voor dit onderzoek berekeningen gemaakt waarin de effecten van de bezuinigingen bij de overheid op de werkgelegenheid in non-profit sectoren zijn verwerkt. • Naast de ontwikkeling van het totaal aantal banen (de ‘baanopeningen’) speelt ook de vervanging van werknemers die uitstromen van de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld door pensionering of arbeidsongeschiktheid) een rol. Tussen economische sectoren en tussen opleidingstypen bestaan aanzienlijke verschillen in deze vervangingsvraag (uitgedrukt ten opzichte van het totaal aantal werkzamen), bijvoorbeeld omdat er grote verschillen bestaan in het aandeel vijftigers en zestigers in het personeelsbestand. In de vraag-aanbod confrontaties speelt ook deze vervangingsvraag een (belangrijke) rol. Enige resultaten van nationale vraag-aanbod confrontaties • De confrontatie tussen vraag en aanbod wordt bepaald aan de hand van de ‘BI-balans’. Een positieve score is daarbij gunstig vanuit werknemersperspectief, maar ongunstig vanuit werkgeversperspectief: er dreigen dan tekorten op de arbeidsmarkt. Een eerste belangrijke constatering is dat de vrees voor grote tekorten op de arbeidsmarkt op middellange termijn (tot en met 2016) op het niveau van de totale arbeidsmarkt overdreven lijkt. Recente inzichten in de economische ontwikkeling op middellange termijn leiden tot een BI-balans die op nationaal niveau vrijwel exact in evenwicht is: de vraag (baanopeningen) is slechts iets hoger dan het aanbod (instroom van schoolverlaters). Voor de Stedendriehoek is de vraag-aanbod verhouding voor de totale bedrijvigheid vrijwel gelijk aan het nationaal gemiddelde. Op delen van de arbeidsmarkt is echter wel sprake van dreigende tekorten (en van overschotten op andere delen). • Nationaal worden in de richting ‘economisch’ overschotten voorzien. Voor technische opleidingen worden tekorten voorzien. Voor opleidingen in verzorgende richting resulteert een evenwicht: vraag en aanbod zullen naar verwachting vrijwel gelijk zijn. • Overschotten worden voorzien voor degenen die geen enkele opleiding op het voortgezet onderwijs afronden (‘ongeschoolden’). Deze ‘drop-outs’, die dus slechts basisonderwijs als hoogste opleiding hebben, vormen op zich geen grote groep, maar het aantal werkzame personen met een opleiding op slechts basisniveau is niet hoog (ongeveer 350 duizend). De kans op werkloosheid is hoog voor ongeschoolden, omdat zij nauwelijks de kans hebben om werk op een hoger niveau (vanaf vmbo-niveau) te vinden. Gezien de ongunstige perspectieven zal een deel mogelijk zelfs terugtreden 45 van de arbeidsmarkt. • Voor laag opgeleiden worden tekorten voorzien, voor middelbaar opgeleiden (lichte) overschotten. Het verschil hangt nationaal met twee factoren samen. Ten eerste is de uitstroom onder laag opgeleiden hoog doordat de gemiddelde leeftijd van het personeel hoog is en ten tweede is de instroom onder laag opgeleiden laag doordat er tegenwoordig naar wordt gestreefd dat iedereen minstens een startkwalificatie haalt (mbo-2 niveau of hoger). De instroom van laag opgeleiden betreft dus degenen die een opleiding op mbo-niveau 1 afronden of degenen die hun opleiding op hogere mbo-niveaus niet voltooien (drop-outs uit het mbo). In de praktijk zullen zeer waarschijnlijk aanpassingsmechanismen op gaan treden: mbo’ers die geen werk op mbo-niveau kunnen vinden zullen vmbo’ers gaan verdingen op de arbeidsmarkt voor beroepen op vmbo-niveau. Op hoog en wetenschappelijk niveau zijn vraag en aanbod op nationaal niveau ongeveer in evenwicht (met verschillen naar richting). • Voor de opleidingstypen (waarbij niveau en richting worden gecombineerd) worden overschotten voorzien voor ongeschoolden, havo/vwo, mbo verzorgend en alle niveaus economische opleidingen (vmbo, mbo, hbo, wo). Aanzienlijke tekorten worden vooral voorzien voor vmbo tl en vmbo verzorgend. Hierbij geldt weer dat zeer waarschijnlijk verdringingseffecten door middelbaar opgeleiden op zullen treden, bijvoorbeeld van mbo verzorgend (waarvoor overschotten worden voorzien) naar vmbo verzorgend. Daarnaast worden tekorten aan technici voorzien op alle niveaus (vmbo, mbo, hbo en wo) en aan hoog en wetenschappelijk opgeleiden in verzorgende richting. In verzorgende richting zijn de perspectieven voor schoolverlaters op de meeste niveaus gunstig, echter met uitzondering van het mbo-niveau, waar de bezuinigingen door de overheid het meest neerslaan. Enige resultaten van vraag-aanbod confrontaties in de Stedendriehoek • In de Stedendriehoek is de BI-balans gunstiger (vanuit het perspectief van schoolverlaters; juist ongunstiger vanuit het perspectief van werkgevers) dan het nationaal gemiddelde voor opleidingen in technische richting en economische richting en vrijwel gelijk in verzorgende richting. Ongunstiger dan het nationaal gemiddelde is het perspectief voor de ‘overige’ opleidingen (basisonderwijs, vmbo tl en vooral havo/vwo). Naar niveau beschouwd is de BI-balans in de Stedendriehoek iets gunstiger voor hbo’ers en veel gunstiger voor universitair geschoolden (waarbij de situatie voor werkgevers dus juist veel ongunstiger is). Het tekort aan wetenschappelijk opgeleiden hangt uiteraard samen met het ontbreken van een universiteit in de Stedendriehoek of in de directe omgeving. De dreigende ‘ex ante’ tekorten zullen echter in de praktijk kunnen worden verminderd, of zelfs opgelost, door verhuizing om werkredenen van afgestudeerden naar de Stedendriehoek. Dit uiteraard onder de voorwaarde dat de Stedendriehoek aantrekkelijk is als woonplaats voor deze ‘kenniswerkers’. • Het relatief geringe aanbod van hoger onderwijsinstellingen in de regio leidt tot een ‘brain drain’ van jongeren (die voor een aanzienlijk deel verhuizen om elders onderwijs te gaan volgen). Het verloren terrein moet later weer worden teruggewonnen om voor voldoende aanbod aan hoog opgeleiden te zorgen. Om te bepalen welke locaties binnen de Stedendriehoek daarvoor geschikt zijn, is gebruik gemaakt van het door Bureau Louter ontwikkelde Woningmarktmodel. Aan de hand van dat model kan namelijk worden bepaald welke delen van de regio vooral aantrekkelijk zijn als woonplaats voor hoog opgeleiden. Uit het model blijkt dat delen van de Stedendriehoek een grote woonaantrekkelijkheid hebben. Er lijken dus mogelijkheden te bestaan om ‘kenniswerkers’ aan te trekken. • Uit het onderscheid naar opleidingstype blijkt dat de BI-balans voor wetenschappelijk opgeleiden voor alle richtingen in de Stedendriehoek gunstiger is vanuit het perspectief van de schoolverlaters 46 dan het nationaal gemiddelde. Ook op hbo-niveau is de BI-balans voor alle richtingen (iets) gunstiger dan het nationaal gemiddelde. Het meest geldt dat voor technisch opgeleide hbo’ers. Op middelbaar niveau (mbo en havo/vwo) is de BI-balans in de Stedendriehoek wat gunstiger voor technisch opgeleide mbo’ers en veel ongunstiger voor degenen met een havo/vwo-diploma. Op dit middelbare niveau is, meer dan op hbo-niveau en vooral wetenschappelijk niveau, de regionale ‘match’ van belang (omdat aanpassingsmechanismen in de zin van verhuizingen zelden voorkomen bij mbo’ers). Dat een situatie van evenwicht resulteert (voor de economische richting) of van een licht tekort (voor de technische richting), is dus vanuit het perspectief van schoolverlaters gunstig. Ook zijn de tekorten zodanig dat ze geen ernstige knelpunten op dreigen te gaan leveren voor het bedrijfsleven (overigens met verschillen tussen specifieke opleidingen). Voor de verzorgende richtingen op mbo-niveau dreigen overschotten (in tegenstelling tot het hbo- en wo-niveau). Op vmbo-niveau is de BI-balans voor technisch opgeleiden in de Stedendriehoek nog gunstiger (een groter overschot) dan het nationaal gemiddelde, maar in de economische richting nog ongunstiger en voor vmbo tl minder gunstig. Voor opleidingen waarvoor op vmbo-niveau overschotten worden voorzien zal een tekort waarschijnlijk worden opgevuld door mbo’ers. Dat is bijvoorbeeld het geval in de verzorgende richting: door de omstandigheden gedwongen zullen mbo’ers in verzorgende richting mogelijk in banen op vmbo-niveau moeten gaan werken. Voor opleidingen waarvoor ook op mbo-niveau tekorten dreigen te ontstaan, zullen de oplossingen moeten worden gezocht in het inzetten van personeel met een andere opleiding of zullen vacatures mogelijk niet vervuld kunnen worden. Dat geldt met name voor technisch opgeleiden, waarvoor ook op mbo-niveau tekorten bestaan. Daarnaast kan daar waar tekorten worden voorzien, gestimuleerd worden dat meer jongeren een opleiding in die richting gaan volgen, terwijl daar waar overschotten worden voorzien, eerder invloed uitgeoefend zou kunnen worden om het aantal inschrijvingen af te remmen. Dat vereist overigens fine-tuning op een gedetailleerder niveau dan de hier besproken brede opleidingstypen 47 Bijlage 3: Samenvatting ‘De economie van de regio Noord-Veluwe, Ontwikkelingen, positie en perspectieven’ (Bureau Louter, november 2012) Het onderzoek van Bureau Louter dient als basis voor het opstellen van een gebiedsagenda voor de regio Noord-Veluwe en voor de samen met de provincie op te stellen omgevingsvisie. De onderzoekers hebben de economische positie van de regio bepaald verkenningen uitgevoerd naar de ontwikkelingen tot 2030. Samengevat zijn de conclusies: Recente ontwikkelingen • De regio Noord-Veluwe ligt tussen de economisch sterke stedelijke regio’s Amersfoort, Zwolle en Apeldoorn, langs de A28: een belangrijke ontwikkelingsas tussen de Randstad en het noordoosten van Nederland. Deze zich sterk ontwikkelende noordoostelijk gerichte ontwikkelingsas komt ook naar voren bij een analyse van ruimtelijk-economische ontwikkelingen die het onderwerp vormde van Economische toplocaties 2011 (Bureau Louter 2011). • Al decennialang is sprake geweest van een relatief sterke groei van het aantal arbeidsplaatsen en de werkgelegenheidsfunctie (het aantal arbeidsplaatsen per inwoner van 15-64 jaar). Dat vond overigens plaats vanaf een lage basis. Als index van het nationaal gemiddelde was de werkgelegenheidsfunctie van 0,80 in 1973 en is deze gestegen naar 0,91 nu. • Het afgelopen decennium was de groei van het aantal arbeidsplaatsen hoger dan het nationaal gemiddelde en gelijk aan de omliggende regio en benchmarkgebieden. De werkgelegenheidsfunctie groeide in die periode sterker dan het nationaal gemiddelde, dan de omliggende regio en dan de benchmarkgebieden. • Er is de laatste tien jaar in de regio Noord-Veluwe sprake geweest van een zeer hoge groei van de werkgelegenheid in de zorgsector (ook nationaal was daar sprake van). In de regio Noord-Veluwe was de groei hoger dan het nationaal gemiddelde in groothandel, kennisintensieve diensten, openbaar bestuur/onderwijs en detailhandel/reparatie. De werkgelegenheid is afgenomen in de sectoren landbouw, industrie, vervoer/communicatie en bouwnijverheid. Met name in de drie eerstgenoemde sectoren groeide de toegevoegde waarde overigens wel, maar ging dat gepaard met een sterke groei van de arbeidsproductiviteit als gevolg van arbeidsbesparende investeringen. • Op wat lagere termijn beschouwd (sinds 1990) is de ‘kennisintensivering’ (de ontwikkeling van het gemiddeld opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen in de regio) achtergebleven bij het nationaal gemiddelde. • In de ranglijst die Bureau Louter jaarlijks opstelt voor het weekblad Elsevier, die is gebaseerd op 41 indicatoren, is de regio Noord-Veluwe (binnen een groep van 46 gebieden) gestaag gestegen van positie 36 in 2000 naar positie 28 nu. In de ranglijst van gemeenten bezet Harderwijk momenteel positie 35 en scoren ook Putten en Ermelo bovengemiddeld. 48 Huidige situatie • De regio Noord-Veluwe is meer een woon- dan een werkregio. Het aantal arbeidsplaatsen is 11% lager dan het aantal inwoners met betaald werk in de regio. De pendel is in balans met Flevoland en negatief met andere, omliggende regio’s, vooral in westelijke richting (Amersfoort, Ede/Veenendaal). • De top-5 van gemeenten met de hoogste pendel naar de regio bestaat uit achtereenvolgens Zwolle, Apeldoorn, Dronten, Epe en Zeewolde. De top-5 van gemeenten waarheen de meeste inwoners uit de regio Noord-Veluwe pendelen is Zwolle, Apeldoorn, Nijkerk, Amersfoort en Barneveld. Het pendelsaldo is duizend of meer negatief van Hattem en Oldebroek naar de regio Zwolle, van Harderwijk en Putten naar de regio Eemland/ WestVeluwe en iets minder dan duizend negatief van Heerde naar de Stedendriehoek. • De regio is vooral gespecialiseerd in personengeoriënteerde activiteiten en veel minder in informatiegeoriënteerde activiteiten (min of meer overeenkomend met de kantorensector). Iets onder het nationaal gemiddelde vertegenwoordigd zijn materiaalgeoriënteerde activiteiten (met uitzondering van landbouw vooral op bedrijventerreinen gevestigd), die overigens in de benchmarkgebieden veel sterker zijn vertegenwoordigd. • Zeer sterk vertegenwoordigd in de regio Noord-Veluwe zijn voedings- en genotmiddelenindustrie, bouwnijverheid, intramurale zorg en veiligheid (defensie). Sterk ondervertegenwoordigd zijn high-tech en research, softwarebedrijven en informatiegerelateerd (alle kennisintensieve sectoren). • In de regio Noord-Veluwe zijn 9 duizend arbeidsplaatsen minder dan op grond van het bevolkingsaandeel verwacht mocht worden. Uit een door Bureau Louter ontwikkeld Benchmarkmodel blijkt dat dit volledig wordt verklaard door de scores op locatiefactoren voor de vestiging van bedrijven. De omvang van de werkgelegenheid is dus vrijwel exact conform de verwachting op basis van Benchmarkmodel Dat het aantal arbeidsplaatsen lager is dan het bevolkingsaandeel, mag dus verwacht worden voor een regio met de kenmerken van Noord-Veluwe. • Uit berekeningen met het Benchmarkmodel per economische sector blijkt dat er sprake is van een positief ‘residu’ (meer arbeidsplaatsen dan verwacht) voor openbaar bestuur (55% meer, vooral door de vestiging van militaire kazernes) en de zorgsector (28% meer). Minder arbeidsplaatsen dan verwacht op grond van het Benchmarkmodel zijn er in industrie en zakelijke diensten. • Berekeningen met het Benchmarkmodel per gemeente wijzen uit dat er op grond van de locatiefactoren in Harderwijk 15% meer arbeidsplaatsen verwacht zouden worden dan volgens het bevolkingsaandeel, dat het verwachte aantal arbeidsplaatsen voor Nunspeet exact gelijk is aan wat op grond van het bevolkingsaandeel verwacht werd en dat er op grond van de locatiefactoren 13% tot 29% arbeidsplaatsen minder werden verwacht dan volgens het bevolkingsaandeel in de overige gemeenten. Het feitelijk aantal arbeidsplaatsen ligt in Ermelo maar liefst 30% hoger dan wat verwacht zou worden op grond van het bevolkingsaandeel en voor Nunspeet 9% hoger. In Hattem, Heerde en Oldebroek is het feitelijk aantal arbeidsplaatsen lager dan op grond van de locatiefactoren verwacht zou worden. 49 • Het gemiddeld opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen bij bedrijven en instellingen in de regio en van de werkzame beroepsbevolking in de regio is ruim lager dan het nationaal gemiddelde en dan de omliggende regio. Het gemiddeld opleidingsniveau is overigens gangbaar voor het type regio’s als Noord-Veluwe, want het is vrijwel gelijk aan dat van de benchmarkregio’s. • De gemiddelde technologische hoogwaardigheid van de regio (het ‘technologisch potentieel’) is laag in de regio Noord-Veluwe. Er zijn geen grote high-tech bedrijven en geen universiteiten in de buurt die voor afgeleide werkgelegenheid kunnen zorgen. • Het gemiddeld opleidingsniveau van de werkzame beroepsbevolking in de regio is wat hoger dan het gemiddeld opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen. Kenmerkend voor woon-werk stromen (pendel) is dat de gemiddelde afstand tussen woon- en werkplaats toeneemt naarmate het opleidingniveau hoger is. • Op een indicator voor ‘ruimte voor bedrijvigheid’ scoort de regio relatief laag, zeker vergeleken met de omliggende regio. De regio Noord-Veluwe kent een relatief geringe oriëntatie op bedrijventerreinen en kantoren. • Op een indicator voor ‘ligging en bereikbaarheid’ scoort de regio relatief hoog. Daardoor zijn bijvoorbeeld perspectieven voor groei van de groothandel gunstig. • Op een indicator voor ‘arbeidsmarkt’ scoort de regio laag. Dat hangt samen met het lager dan gemiddelde opleidingsniveau en de lager dan gemiddelde arbeidsparticipatie in de regio. Voor het perspectief voor groei van activiteiten als kennisintensieve diensten is dat ongunstig. • De regio kent een hoge woonaantrekkelijkheid. In een door Bureau Louter voor Elsevier opgestelde gemeentelijke ranglijst van de woonaantrekkelijkheid scoort Hattem op plaats 6 van 415 gemeenten, Heerde op plaats 27, Ermelo op plaats 57, Harderwijk op plaats 87). Vanuit het perspectief om in de toekomst bevolking aan te trekken en/of te behouden is dat gunstig. • Bureau Louter heeft een welvaartsscore ontwikkeld, die is opgebouwd uit vier indicatoren, namelijk het gemiddeld inkomen per inwoner, het gemiddeld inkomen per inkomenstrekker, het werkloosheidspercentage en de netto participatiegraad (het percentage van de inwoners van 15-64 jaar dat werkt). De gemeenten in de regio Noord-Veluwe scoren daarop iets onder het nationaal gemiddelde, met uitzondering van Ermelo, dat bovengemiddeld presteert. De werkloosheid in de regio ligt overigens onder het nationaal gemiddelde. Vooruitzichten tot 2030 • De verwachte bevolkingsontwikkeling is conform het nationaal gemiddelde volgens provinciale prognoses. De demografische ontwikkeling is vrij gunstig, beschouwd naar indicatoren als geboorte, sterfte, binnenlandse migratie en woningbouw. Een situatie van bevolkingskrimp ligt op korte termijn zeker niet in het verschiet, hoewel er binnen de regio wel specifieke delen zijn waar dat wel het geval kan zijn. De prognoses van de provincie zijn overigens duidelijk positiever dan de prognoses volgens het PEARL-model van het Planbureau voor de Leefomgeving. 50 • Voor ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en economische ontwikkelingen is door Bureau Louter een regionale vertaling gemaakt van een viertal nationale scenario’s van het Centraal Planbureau. • Gemiddeld over de scenario’s zal tot 2030 in de regio Noord-Veluwe sprake zijn van een afname van de ‘potentiële beroepsbevolking’ (het aantal inwoners van 15-64 jaar). Slechts in het hoogste scenario zal nog een lichte toename optreden. • De ontwikkeling van de beroepsbevolking is overigens een combinatie van de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking en de ontwikkeling van de participatiegraad (het percentage van de inwoners van 15-64 jaar dat werkt of actief zoekt naar werk). De participatiegraad neemt in alle CPB-scenario’s nog toe tot 2020 (in verschillende mate). Daarna (van 2020 tot 2030) is, al naar gelang het scenario, sprake van een lichte toename of lichte afname. Het uiteindelijke effect is dat de beroepsbevolking nog toeneemt in het hoogste groeiscenario (maar veel minder dan in het verleden) en afneemt in het laagste groeiscenario. • Er treedt een algemene upgrading/kennisintensivering op van de nationale beroepsbevolking (een toename van het gemiddeld opleidingsniveau). Het gemiddeld opleidingsniveau in de regio Noord- Veluwe blijft in de toekomst lager dan het nationaal gemiddelde en dan in de omliggende regio en vrijwel gelijk aan de benchmarkgebieden. • Het aantal arbeidsplaatsen zal tot 2030 liggen in de range van een afname met 5,5 duizend tot een toename met 10,8 duizend arbeidsplaatsen, afhankelijk van het CPB-scenario. Zelfs in het hoogste scenario ligt de gemiddelde jaarlijkse ontwikkeling daarmee overigens ruim onder de gemiddelde groei in de afgelopen decennia. • Nationaal en ook regionaal moet rekening worden gehouden met een structureel lagere uitgifte van bedrijventerreinen en verhuurd kantooroppervlak dan in het verleden. • Uit het AREA-model van Bureau Louter blijkt dat de groeiperspectieven voor de regio NoordVeluwe (in termen van het aantal arbeidsplaatsen) relatief hoog zijn in groothandel en transport, ICT en zorg (vooral in absolute zin). Overigens is de verwachte groei van het aantal arbeidsplaatsen in de zorg wel lager dan voorheen (1% per jaar in de toekomst versus 3% per jaar in het verleden). In groothandel, transport en bouwnijverheid zijn de groeiperspectieven in de regio Noord-Veluwe hoger dan het nationaal gemiddelde. In openbaar bestuur zijn de groeiperspectieven in de regio Noord-Veluwe duidelijk lager dan het nationaal gemiddelde als gevolg van het negatieve effect van de bezuinigingen op defensie. 51 Bijlage 4 Samenwerkingsovereenkomst behorende bij het project: ‘Samen werk maken van werk’ (Sectorplan Arbeidsmarktregio Stedendriehoek & Noord-Veluwe) 1. Ondergetekenden a. Stichting Strategische Board Stedendriehoek, tevens deelnemer, hoofdaanvrager en uitvoerder, gevestigd en kantoorhoudende te Deventer ten deze vertegenwoordigd door haar voorzitter de heer A. Heidema en haar secretaris de heer A. Groenendijk, hierna te noemen: Strategische Board Stedendriehoek b. VNO-NCW Stedendriehoek, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar voorzitter de heer A. Crama hierna te noemen: VNO-NCW c. Bedrijvenkring Apeldoorn, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar voorzitter de heer H. Hogeveen hierna te noemen: BKA d. Deventer Kring van Werkgevers, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Deventer ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer P. Meerman hierna te noemen: DKW e. Industriële Kring Lochem, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Lochem ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer J. Kamphuis hierna te noemen: IKL f. Bedrijvenkring Gemeente Epe, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Epe ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer C. Spronk hierna te noemen: BGE g. Vereniging Werkgeverskontakt Zutphen, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Zutphen ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer J. Duits hierna te noemen: VWKZ h. Kamer van Koophandel Oost-Nederland, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer J. Wassink hierna te noemen: KvK 52 i. T8 (Samenwerkende kenniscentra in de techniek), tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Woerden ten deze vertegenwoordigd de heer A.T. Andreae hierna te noemen: T8 j. Stichting Calibris, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Bunnik ten deze vertegenwoordigd door haar directeur R.E. van den Bosch hierna te noemen: Calibris k. S-BB, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Zoetermeer ten deze vertegenwoordigd door haar Coördinator arbeidsmarktvraagstukken regio Oost mevrouw. M. Liebregts, hierna te noemen: S-BB l. Vakcentrale FNV, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Amsterdam ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurslid de heer E. Bouwers hierna te noemen: FNV m. WerkendStedendriehoek, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar directeur de heer R. Bosman hierna te noemen: WerkendStedendriehoek n. UWV, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar directeur mevrouw M. Lentz hierna te noemen: UWV o. Felua Groep, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar directeur de heer G. van Sunder hierna te noemen: Felua Groep p. Delta, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Zutphen ten deze vertegenwoordigd door haar directeur de heer W. Cantrijn hierna te noemen: Delta q. Saxion, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Deventer ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurder mevrouw I. van Oldeniel hierna te noemen: Saxion r. Aventus, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer G. Alewijnse hierna te noemen: Aventus s. Gemeente Apeldoorn, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Apeldoorn ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer J. Kruithof hierna te noemen: Gemeente Apeldoorn t. Gemeente Brummen, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Brummen ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer F. Bruning hierna te noemen: Gemeente Brummen 53 u. Gemeente Deventer, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Deventer ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer J. Pierey hierna te noemen: Gemeente Deventer v. Gemeente Epe, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Epe ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer R. de Vries hierna te noemen: Gemeente Epe w. Gemeente Lochem, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Lochem ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer B.J. Bussink hierna te noemen: Gemeente Lochem x. Gemeente Voorst, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Twello ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder de heer H. Bink hierna te noemen: Gemeente Voorst y. Gemeente Zutphen, tevens deelnemer, gevestigd en kantoor houdende in Zutphen ten deze vertegenwoordigd door haar wethouder mevrouw P. Withagen hierna te noemen: Gemeente Zutphen 2. Overwegingen Overwegende: - dat de Strategische Board Stedendriehoek als hoofdaanvrager een subsidieaanvraag indient bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder de naam ‘Samen werk maken van maken’; - dat de deelnemers gezamenlijk het project ‘Samen werk maken van werk’ ondersteunen; - dat de Strategische Board Stedendriehoek hoofduitvoerder van het project ‘Samen werk maken van werk’ is; - dat bovenstaande deelnemers – behouden de deelnemers vermeld onder lid j, k en m – reeds op 7 juni jongstleden een regionaal sociaal akkoord hebben gesloten onder de naam ‘Akkoord van Beekbergen’; - dat deze samenwerkingsovereenkomst wordt ondersteund door de samenwerkende partijen in het Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt Noord Veluwe (zie steunverklaring); - dat de deelnemers de uitvoering van het project ‘Samen werk maken van werk’ alsmede de gevolgen van de subsidieaanvraag als volgt nader willen regelen: 3. Doel van het samenwerkingsverband Het doel van ‘Samen werk maken van werk’ is: Arrangementen ontwikkelen om: mensen weer in hun kracht te zetten; jongeren kansen te bieden op het behalen van een startkwalificatie of het verkrijgen van werkervaring; 54 alle jongeren begeleiden en/of activeren richting school en/of werk; medewerkers die in een sector of bedrijfstak (op termijn) werkloos (dreigen te ) worden naar mogelijkheden binnen andere sectoren of bedrijfstakken op de arbeidsmarkt te geleiden door een maatgericht traject aan te bieden waarin binnen bedrijven omscholing, training of uitwisseling plaatsvindt aangevuld met theoretische ondersteuning vanuit onderwijsaanbieders; structureel te werken aan duurzame inzetbaarheid van medewerkers. De deelnemers werken samen om er nú voor te zorgen dat werknemers, met hun opleiding, vakkennis en ervaring, niet buiten de boot vallen en werkgevers straks niet aanlopen tegen een tekort aan gekwalificeerd personeel door de geconstateerde vervangingsvraag binnen de bedrijven. De bijdrage van de deelnemers aan het project is beschreven in het bijgevoegde projectplan. 4. Uitvoering van de samenwerking De deelnemers zullen samenwerken bij de uitvoering van het project ‘Samen werk maken van werk’. 5. Uitgangspunten Elke deelnemer zet zich actief in om een goede samenwerking met de andere deelnemers te realiseren en om zijn werk zorgvuldig en tijdig uit te voeren, afgestemd op de werkzaamheden van de andere deelnemer(s), zodat ook zij het werk zorgvuldig en tijdig kunnen uitvoeren. 6. Projectorganisatie Het project zal worden uitgevoerd onder leiding van een door de deelnemers in te stellen servicebureau, welke onder toezicht staat van het bestuur van de Stichting Strategische Board Stedendriehoek. Voor de dagelijkse uitvoering zal een 2-hoofdige projectleiding worden aangesteld. Deze 2 –hoofdige projectleiding is verantwoordelijk voor de operationele aansturing van het servicebureau en de uitvoering van het project ‘Samen werk maken van werk’. Een en ander binnen de goedgekeurde begroting, activiteitenplan en fasering. Vanuit de Strategische Board Stedendriehoek zal inhoudelijk de secretaris van de tafel Stedendriehoek Leert aanspreekpunt voor de projectleiding zijn en financieel zal de secretaris van de Strategische Board Stedendriehoek het aanspreekpunt zijn. Het bestuur van de Stichting Strategische Board Stedendriehoek heeft als taak toe te zien op de juiste wijze van uitvoering van het project en beslist over de goedkeuring van de diverse fasen in het projectplan, eventuele wijzigingen daarin, tussentijdse beëindiging van het project in het kader van go/no go-beslissingsmomenten zoals gedefinieerd in het projectplan, en neemt de beslissingen die aan haar worden voorgelegd, inclusief het 55 vaststellen van de vergaderfrequentie. Alle besluiten van de stuurgroep dienen met 2/3 meerderheid te worden genomen. 7. Informatievoorziening Elke deelnemer zal aan de andere deelnemers de benodigde materialen en kennis leveren, teneinde de andere deelnemers in staat te stellen de werkzaamheden ten behoeve van het project te verrichten. De deelnemer stelt de andere deelnemer(s) op de hoogte wanneer een vertraging in de werkzaamheden wordt verwacht. De resultaten van de werkzaamheden zullen steeds schriftelijk worden vastgelegd. Deze verplichting zullen de deelnemers ook in acht nemen in het geval zij voor dit project werkzaamheden door derden laten verrichten. Elke deelnemer zorgt voor een goede informatievoorziening aan de andere deelnemers. Wanneer een ontvangende partij een fout ontdekt in de ontvangen informatie stelt het de verstrekkende partij hiervan op de hoogte. De verstrekkende partij geeft geen garantie ten aanzien van de volledigheid, zorgvuldigheid of geschiktheid van de verstrekte informatie. De ontvangende partij is volledig verantwoordelijk voor het gebruik van de informatie en de gevolgen daarvan. Het servicebureau zal eenmaal per kwartaal een voortgangsrapportage opstellen. 1 maand na afloop van een kalenderjaar wordt een door een accountant gecontroleerde financiële / prestatieverantwoording verschaft. 7a. Overig De 2 projectleiders worden door de Strategische Board Stedendriehoek benoemd. De 2hoofdige projectleiding krijgt het mandaat van de directeuren van de Werkgeversdienstverlening van de gemeenten Apeldoorn, Deventer, Harderwijk en Zutphen voor het nemen van uitvoeringsbesluiten aangaande het project ‘Samen werk maken van werk’. De projectleiders zullen regelmatig overleg voeren met de aanspreekpunten van de deelnemers over de voortgang van het project. De aard en wijze en het tijdschema staan beschreven in het projectplan, dat als bijlage aan deze overeenkomst is gehecht. Een overzicht van de kosten, de verdeling van de kosten en de financiering is opgenomen in de projectbegroting. 8. Wijzigingen Een deelnemer kan zonder toestemming van de andere deelnemers geen rechten en plichten, of een deel daarvan, overdragen aan een andere partij. Deze bepaling is niet van 56 toepassing wanneer een dergelijke overdracht ten gunste komt van een bij de overdragende deelnemer aangesloten partij. 9. Projectkosten, financiering, risico’s en verdeling subsidie Elke deelnemer draagt zijn eigen kosten die gemaakt worden voor het voorbereiden van de samenwerking/het project en indienen van de subsidieaanvraag. De subsidie aan een individuele arbeidsorganisatie (voor het afnemen van één van de arrangementen) wordt per kwartaal afgewikkeld door het servicebureau. Alle facturen en uitbetalingen lopen via het servicebureau. De kosten voor gemaakte uren van deelnemers zijn voor eigen rekening en risico van de deelnemer, tenzij anders vermeld in de projectbegroting. De uitvoerder draagt zorg voor de inning en verdeling van de ontvangen de subsidiebedragen op basis van de projectbegroting en in overeenstemming met de voorwaarden van de subsidieregeling. Iedere kwartaal dienen alle individuele arbeidsorganisaties bij de penvoerder/servicebureau een kostenverantwoording in, betreffende een overzicht van de gemaakte kosten van de betreffende periode, conform de overeenkomst die per individuele organisatie wordt afgesloten. De eerste kostenverantwoording wordt vanaf april 2014 ingediend. De samenwerkende partijen onder lid 1 garanderen dat geen onderbesteding (<60% van budgettering) van de subsidie plaats vindt. Deze garantie kan het samenwerkingsverband afgeven, doordat individuele arbeidsorganisaties al voor het indienen van de subsidieaanvraag een intentieverklaring hebben afgegeven voor het realiseren van de arrangementen a) leerwerktrajecten, b) werkervaringsplekken, c) arbeidsmobiliteitvouchers / transfervouchers en d) scholingsvouchers. De Strategische Board Stedendriehoek stelt zich – namens de deelnemers - garant voor 80% van de aangevraagde subsidie. Elke deelnemer zal afzonderlijk een administratie voeren van de in het kader van het project door de betreffende partijen gemaakte kosten. Deze administratie is toegankelijk voor de penvoerder voor zover het betrekking heeft op de uitvoering van deze overeenkomst en noodzakelijk is om aan de voorwaarden te voldoen waaronder aan het project subsidie is verstrekt. Het servicebureau zal in het kader van het project zorg dragen voor de te verstrekken accountantsverklaring over de besteding van de ontvangen subsidie en gemaakte kosten in het project. 57 Het servicebureau onderhoudt – mede namens de andere partijen – de contacten met Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zal daartoe aan Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar beste vermogen relevante inlichtingen verschaffen. In ieder geval zal de penvoerder 2 maal per jaar schriftelijk verslag doen van het verloop van het project. Partijen zullen er voor zorg dragen dat de resultaten van het onderzoek schriftelijk en in stoffelijke vorm zullen worden vastgelegd. Van alle correspondentie met Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot het project zal de penvoerder afschriften doen toekomen aan vertegenwoordigers van alle partijen, vertegenwoordigd in de Strategische Board Stedendriehoek. 10. Bescherming en gebruik van kennis, exploitatie van de projectresultaten (Bedrijfs-)informatie en onderzoeksresultaten die ten behoeve van het project zijn uitgewisseld worden vertrouwelijk behandeld en niet aan derden geopenbaard zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van alle deelnemers, tenzij zulke informatie: reeds algemeen bekend was bij de ontvangende partij voor bekendmaking door de andere partij of vervolgens, buiten schuld van de ontvangende partij, algemeen bekend wordt; de ontvangende partij reeds aantoonbaar bekend was voordat de informatie door de ontvangende partij werd ontvangen; door de ontvangende partij niet op vertrouwelijke basis wordt ontvangen van een derde die geen verplichting tot geheimhouding jegens de bekendmakende partij heeft; is ontwikkeld door de ontvangende partij, onafhankelijk van enige openbaarmaking door de bekendmakende partij. Vertrouwelijke informatie zoals in dit artikel omschreven, is die informatie die door de ene partij aan de andere partij(en) schriftelijk ter beschikking wordt gesteld en welke duidelijk is aangemerkt als zijnde vertrouwelijk. Mondeling of visueel verstrekte informatie is alleen dan vertrouwelijke informatie, indien deze binnen twee weken na verstrekking alsnog schriftelijk wordt samengevat door de verstrekkende partij en door deze wordt aangemerkt als vertrouwelijk. De deelnemers verplichten zich deze geheimhoudingsplicht ook op te leggen aan door hen ten behoeve van het project ingeschakelde derden, zoals uitzendkrachten, gedetacheerden en onderaannemers. Tevens geldt dat elke deelnemer er voor in staat dat haar personeel zich aan de geheimhoudingsplicht zal houden. Dit artikel (passages hierboven) is van kracht gedurende een periode van 2 jaar na het eindigen van deze overeenkomst. 58 De kennis die tijdens het project wordt gegenereerd, zal door alle betrokkenen mogen worden gebruikt, mits het de belangen van één van de deelnemers niet schaadt. De kennis die tijdens het project wordt gegenereerd blijft eigendom van de partijen die deze kennis heeft voortgebracht, zonder dat hij hiervoor de andere partijen een vergoeding verschuldigd is. Wanneer twee of meer partijen betrokken zijn bij de implementatie van een onderdeel van de overeenkomst, maken zij onderling afspraken over het eigenaarschap van de kennis die hieruit voortkomt. De resultaten van het project komen voor elk van de deelnemende partijen ter beschikking. Uitgangspunt hierbij is dat elke deelnemer de verworven kennis zal toepassen ten behoeve van zijn eigen economische activiteiten in de product-marktcombinatie waarin hij actief is. In geval de onderzoeksresultaten vatbaar zijn voor octrooi zullen partijen gezamenlijk octrooi aanvragen, tenzij zij anders overeenkomen. 11. Publicatie Geen van de deelnemers zal de resultaten van het project openbaar maken of openbaar laten maken zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het servicebureau. Het servicebureau zal namens de deelnemende partijen de communicatie over het project verzorgen. Uitingen over (resultaten van) het project mogen door alle deelnemende partijen gebruikt worden. 12. Aansprakelijkheid van de deelnemers Alle deelnemers zetten zich in voor een goede uitvoering van het project en zullen zich houden aan de dienaangaande in deze overeenkomst en het projectplan gemaakte afspraken. Indien één van de partijen toerekenbaar tekort komt bij de nakoming van zijn verplichtingen zijn de andere partijen gerechtigd, na ingebrekestelling, de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen en hun schade te verhalen op de toerekenbaar tekortkomende partij. Onverminderd het bovenstaande kunnen partijen elkaar echter geen garantie geven omtrent de juistheid of bruikbaarheid van de verstrekte informatie of gegenereerde resultaten. Het gebruik van de informatie verstrekt in het kader van het project en het gebruik van de resultaten uit het project door enige partijen geschiedt voor eigen risico van deze partij en deze vrijwaart de overige partijen van aanspraken die mogelijk hieruit kunnen ontstaan. Geen van de partijen zal jegens een van de overige partijen aansprakelijk zijn voor enige vorm van indirecte schade of gevolgschade dan wel gederfde winst. 59 Indien niet-nakoming te wijten is aan overmacht zijn de andere partijen gerechtigd de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, zonder recht te hebben op schadevergoeding. De deelnemers zijn jegens elkaar niet aansprakelijk voor gevolgschade, persoonlijke schade of dood van personen, direct of indirect ontstaan ten gevolge van of verband houdende met het gebruik en de verwerking van kennis en grondstoffen die zij elkaar ten behoeve van het project ter beschikking hebben gesteld. De deelnemers zullen elkaar te dezer zake vrijwaren. 13. Machtiging penvoerder in geval van een subsidieaanvraag De deelnemers zullen met het oog op het project een subsidieaanvraag indienen in het kader van de ‘Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 augustus 2013, 2013-0000110985, tot co-financiering van sectorplannen (Regeling co-financiering sectorplannen)’ en deze samenwerkingsovereenkomst zal als bijlage bij het aanvraagformulier gevoegd worden. De deelnemers wijzen hierbij de Stichting Strategische Board Stedendriehoek als penvoerder aan en machtigen hem tot het namens hen indienen van de subsidieaanvraag en de aanvraag van een voorschot en de subsidievaststelling. De penvoerder zal in dit kader al datgene doen dat hij noodzakelijk, nuttig of wenselijk acht, met dien verstande dat die handelingen (of het nalaten daarvan) niet tot verdergaande verplichtingen (financiële of anderszins) bij de andere partijen mogen leiden dan die welke zijn opgenomen in deze overeenkomst, tenzij de deelnemer(s) van te voren daarvoor schriftelijke toestemming heeft (hebben) gegeven. De betaling van de subsidie zal geschieden aan de penvoerder die voor verdere verdeling van de subsidiegelden tussen de deelnemers zal zorgdragen. De penvoerder onderhoudt, mede namens de andere deelnemers, de contacten met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zal daartoe aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar beste vermogen relevante inlichtingen verschaffen. In ieder geval zal de penvoerder tweemaal per jaar schriftelijk aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag doen toekomen van het verloop van het project. Elke deelnemer afzonderlijk draagt ervoor zorg dat zijn resultaten van het onderzoek schriftelijk worden vastgelegd. Van alle correspondentie met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot het project zal de penvoerder afschriften doen toekomen aan alle deelnemers. 14. Slotbepalingen Deze overeenkomst treedt in werking op <datum van subsidieaanvraag> en is aangegaan voor de duur van het project, zijnde 1 december 2013 tot en met 1 juni 2017, tot en met de vaststelling van de subsidie. 60 Het project wordt beëindigd: - Van rechtswege indien geen subsidietoezegging verkregen wordt. - Wanneer het project voltooid is. - Door schriftelijke opzegging met een termijn van zes maanden. Ieder van de partijen is gerechtigd deze samenwerkingsovereenkomst tussentijds, zonder gerechtelijke tussenkomst, te ontbinden dan wel te beëindigen; indien één van de partijen surseance van betaling aanvraagt of in staat van faillissement komt te verkeren, met onmiddellijke ingang, en indien één van de partijen overgenomen wordt of van eigenaar verandert, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. In geval van tussentijdse beëindiging als hiervoor omschreven zal de opzeggende partij niet gehouden zijn tot vergoeding van enige schade aan de anderen (onverminderd zijn gehoudenheid om reeds voor hem ontstane verplichtingen volledig na te komen) maar zal de opzeggende partijen ook niet gerechtigd zijn tot terugvordering van door hem tot het moment van opzegging reeds gedane betalingen en geleverde prestaties. De nietopzeggende partijen zullen de opzeggende partij de hem toebehorende vertrouwelijke informatie retourneren. Verplichtingen die naar hun aard bestemd zijn ook na opzegging van de overeenkomst voort te duren, zullen ook na opzegging blijven bestaan. Ontbindende voorwaarde: Deze overeenkomst wordt gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de overeenkomst vervalt, indien voor het project door de Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet de volledig gevraagde subsidie wordt verleend op grond van de subsidieregeling <naam regeling>. Indien de overeenkomst vervalt omdat geen (volledige) subsidie wordt verstrekt, zullen de deelnemers een bespreking beleggen teneinde met elkaar vast te stellen in hoeverre het project dan alsnog kan worden uitgevoerd. Overig: - Op deze overeenkomst is het Nederlandse Recht van toepassing. - Bij geschillen tussen de deelnemers met betrekking tot deze overeenkomst, wordt in onderling overleg een neutrale partij uitgenodigd om een niet-bindend oordeel te geven. - Indien op basis van dit oordeel niet tot een voor alle deelnemers aanvaardbare oplossing kan worden gekomen, wordt het geschil voorgelegd aan een bevoegde Nederlandse rechter. - Wijzigingen van of aanvullingen op deze overeenkomst zijn alleen rechtsgeldig wanneer zij schriftelijk zijn vastgelegd en door bevoegde vertegenwoordigers van alle deelnemers zijn ondertekend. - De aan het Besluit en de Uitvoeringsregeling <naam regeling> verbonden voorwaarden zullen in geval van strijdigheid boven deze overeenkomst prevaleren. - Na afloop van het contract zullen de partijen nagaan of verlenging van de overeenkomst door alle partijen gewenst is. - Het is geen van de deelnemers toegestaan zijn rechten en verplichtingen onder deze samenwerkingsovereenkomst over te dragen aan een derde zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de andere deelnemers. 61 15. Ondertekening Aldus overeengekomen en ondertekend te Apeldoorn, d.d. 20 december 2013 Stichting Strategische Board Stedendriehoek Dhr. A. Heidema Stichting Strategische Board Stedendriehoek Dhr. A. Groenendijk VNO-NCW Stedendriehoek Dhr. D. Crama Bedrijvenkring Apeldoorn Dhr. H. Hogeveen Deventer Kring van Werkgevers Dhr. P. Meerman 62 Bedrijvenkring Gemeente Epe Dhr. C. Spronk Vereniging Werkgeverskontakt Zutphen Dhr. J. Duits Kamer van Koophandel Oost-Nederland Dhr. J. Wassink T8 (Samenwerkende kenniscentra in de techniek) Dhr. A.T. Andreae Stichting Calibris De heer R.E. van den Bosch 63 S-BB Mw. M. Liebregts Vakcentrale FNV Dhr. E. Bouwers WerkendStedendriehoek Dhr. R. Bosman UWV Apeldoorn Mw. M. Lentz Felua Groep Dhr. G. van Sunder Delta Dhr. W. Cantrijn 64 Saxion Mw. I. van Oldeniel Aventus Dhr. G. Alewijnse Gemeente Apeldoorn Dhr. J. Kruithof Gemeente Brummen Dhr. F. Bruning Gemeente Deventer Dhr. J. Pierey Gemeente Epe Dhr. R. de Vries 65 Gemeente Lochem Dhr. B.J. Bussink Gemeente Voorst Dhr. H. Bink Gemeente Zutphen Mw. P. Withagen 66
© Copyright 2024 ExpyDoc