Duurzaamheidsrapport 2014

Duurzaamheidsrapport 2014
De Aardappelverwerkende Industrie en Duurzaam Ondernemen
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI 11-7-2014
Het duurzaamheidsrapport 2014 is een vervolg van het Duurzaamheidsrapport 2010 en
beschrijft op welke wijze de ondernemingen van de Vereniging voor de Aardappelverwerkende
Industrie (VAVI) gewerkt hebben aan de verdere verduurzaaming van hun bedrijfsvoering in
de periode 2010-2014
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Colofon Duurzaamheidsrapport 2014
De Aardappelverwerkende Industrie en Duurzaam Ondernemen.
Rapportage
VAVI Commissie Milieu, KWA Bedrijfsadviseurs B.V. (U. Looman en A. Keverling Buisman).
Grafisch ontwerp en print
www.knijnenburgproducties.nl.
Rechten
VAVI en KWA Bedrijfsadviseurs B.V. kunnen op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld worden voor enige eventueel
geleden schade door foutieve melding in deze rapportage.
© VAVI, juli 2014.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op
welke andere wijze dan daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder
voorafgaande toestemming van VAVI.
No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print, micro film or any other means
without written permission by VAVI.
Datum
Relatienummer
11 juli 2014
11055
OPDRACHTGEVER
VAVI
AUTEUR(S)
A. Keverling Buisman M.Sc.
BEWERKT GECONTROLEERD
INITIALEN
PARAAF
AKB/mst/km/mg
10-07-2014
UL
1
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Profiel aardappelverwerkende industrie
De Nederlandse aardappelverwerkende industrie bestaat uit zeven ondernemingen, met verschillende locaties en een
branchevereniging. Hieronder worden de zeven ondernemingen beschreven en de branchevereniging, die de
totstandkoming van dit rapport mogelijk heeft gemaakt.
Agristo – www.agristo.nl
Agristo N.V., opgericht in 1985, is een Belgische onderneming met hoofdzetel te Harelbeke
(België) en bijkomende productievestiging te Tilburg (Nederland). Agristo is gespecialiseerd in
het vervaardigen van diepgevroren en voorgebakken aardappelproducten met levering in meer
dan 80 landen, waarvan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de belangrijkste exportmarkten zijn.
Aviko – www.aviko.nl
De ‘Aardappel Verwerkende Industrie Keppel & Omstreken’, ofwel Aviko, is in 1962 opgericht.
In eerste instantie voor productie van verse frites, maar later ook van diepgevroren frites en
gedroogde aardappelproducten. Tegenwoordig maakt Aviko deel uit van de Royal Cosun-groep.
Met vijf productielocaties in Nederland en een aantal in het buitenland wordt een zeer breed
scala van diepgevroren en koelverse aardappelproducten en maaltijden gerealiseerd.
Farm Frites – www.farmfrites.com
Farm Frites is sinds zijn ontstaan in 1971 een familiebedrijf, dat zich toelegt op het maken van
een assortiment hoogwaardige, kwalitatieve aardappelproducten, zoals diepvries- en verse frites,
aardappelvariëteiten, gepureerde producten en aardappelvlokken. Farm Frites heeft productievestigingen in Nederland, België, Frankrijk, Polen, Egypte en Argentinië.
Lamb Weston/Meijer – www.lambweston-nl.com
Lamb Weston / Meijer is gestart in 1994 als joint venture tussen Lamb Weston ConAgra Foods
(USA) en Meijer Frozen Foods (NL). Lamb Weston / Meijer maakt diepgevroren aardappelproducten
en gedroogde aardappelvlokken in 5 fabrieken: in Nederland (3), het Verenigd Koninkrijk (1) en
Oostenrijk(1). Met een productiecapaciteit van 650.000 ton, biedt Lamb Weston / Meijer werk aan
ruim 1.300 medewerkers. Samen met ConAgra Foods Lamb Weston, worden deze producten
verkocht onder het merk Lamb Weston in meer dan 100 landen over de hele wereld.
McCain – www.mccain.nl
McCain heeft zich met 53 wereldwijde vestigingen ontwikkeld tot een wereldleider in diepvries­
producten, zoals frites, pizza’s, groenten en ovenmaaltijden. In Nederland startte McCain in 1972
met een vestiging in Werkendam, gevolgd door Lewedorp en Lelystad, die de laatste jaren zijn
vernieuwd en uitgebreid. Sinds 2012 maakt CêlaVíta onderdeel uit van McCain. Het bedrijf bedient
zowel de retail als de foodservice markt met Franse frites en (koelvers) aardappelspecialiteiten.
Oerlemans Foods – www.oerlemans-foods.nl
Oerlemans Foods heeft zich als teler, producent en leverancier gespecialiseerd op het gebied
van vriesverse groenten, fruit en aardappelproducten. Oerlemans Foods heeft haar wortels in
het zuiden van Nederland en is uitgegroeid tot een onderneming met vestigingen in Nederland,
Rusland, Polen en Engeland.
Peka Kroef B.V. – www.pekakroef.com
Peka Kroef is een Nederlandse producent van gekookte aardappelproducten, met drie productie­
locaties en bestaat sinds 1970 als onafhankelijk familiebedrijf. Aanvankelijk hield het bedrijf
zich uitsluitend bezig met de productie van geschilde aardappelen voor grootkeukenbedrijven
en gekookte aardappelen voor de salade-industrie. Sinds 1999 levert Peka Kroef ook gekookte,
gasverpakte aardappelen. Peka Kroef levert in West-Europa aardappelproducten aan AGF-handel,
horeca, catering, salade-industrie, grootkeukens en retailorganisaties.
VAVI – www.vavi.nl
De VAVI, Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie, is een branchevereniging die de
belangen behartigt van zeven ondernemingen binnen de Nederlandse Aardappelverwerkende
Industrie. Internationaal is de VAVI beter bekend als DPPA, Dutch Potato Processors’ Association.
2
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Voorwoord
Het belang van duurzaam ondernemen binnen de aardappelverwerkende industrie is verder
toegenomen. De Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) definieert duurzaam
ondernemen als een vorm van ondernemen waarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen
financieel-economische resultaten, sociale belangen en reductie van de milieubelasting. Hierbij
wordt gekozen voor een pragmatische invulling. De aardappelverwerkende industrie wil als een
betrouwbare, flexibele en globale speler de grondstof aardappel optimaal verwaarden, met minimale
verspilling, met efficiënt energiegebruik, onder voedselveilige condities en gericht op innovatie.
Zij wil gezien worden als een industrie die de markt bedient met aardappelproducten van hoge
kwaliteit tegen een goede prijs.
De kennis en ervaring, die de aardappelverwerkende industrie de afgelopen jaren heeft opgedaan,
hebben ertoe geleid dat zij haar interne zaken goed geborgd heeft en weet welke vervolgstappen
zij binnen haar fabriekspoorten kan maken. In VAVI-verband gaat daarom nu vooral de aandacht uit
naar onderwerpen in de andere schakels van de aardappelketen, zoals het werken aan duurzaamheidsaspecten in de teelt, de beheersing van verantwoorde leefstijl, beschikbaarheid van voldoende
(technisch) personeel, en de optimale verwaarding van bijproducten.
Maar dat dit niet de enige duurzaamheidsonderwerpen zijn waar de aardappelverwerkende industrie
aan werkt, kunt u lezen in dit Duurzaamheidsrapport. Hierin wordt een overzicht gegeven van de
activiteiten op het gebied van duurzaam ondernemen gedurende de periode 2003-2013 en worden
de thema’s voor de komende jaren beschreven.
VAVI beschikt over een duidelijke visie. De uitdaging voor de komende jaren ligt dan ook vooral in
succesvolle, integrale ketensamenwerking. Deze trend is begonnen met sturing op voedselveiligheid
en kwaliteit. Nu zijn daar ook duurzaamheid en gezondheid bijgekomen. Door met dit Duurzaamheidsrapport transparantie te bieden over haar duurzaamheidsactiviteiten, hoopt VAVI ketenpartners
te (blijven) enthousiasmeren om gezamenlijk nieuwe stappen te zetten in de verduurzaming van de
aardappelketen.
Drs. P.R.H.M. van der Linden
Voorzitter
3
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Managementsamenvatting
Inleiding
Omdat de laatste jaren duurzaamheidsthema’s binnen de aardappelketen, met name in de teelt
belangrijker zijn geworden, heeft VAVI besloten om haar Duurzaamheidsrapport 2010 te actualiseren
met dit rapport.
De kennis en ervaring die de aardappelverwerkende industrie de afgelopen jaren heeft opgedaan,
hebben ertoe geleid dat zij haar interne zaken, zoals water, energie en training van medewerkers,
goed heeft geborgd en weet welke vervolgstappen zij binnen haar fabriekspoorten kan maken.
In VAVI-verband gaat daarom nu vooral de aandacht uit naar onderwerpen in de andere schakels
van de aardappelketen, zoals de beheersing van aardappelziekten, tarragrond en de optimale
verwaarding van bijproducten.
Dat dit niet de enige duurzaamheidsonderwerpen zijn waar de aardappelverwerkende industrie
aan werkt, kunt u lezen in dit Duurzaamheidsrapport. Hierin wordt een overzicht gegeven van de
activiteiten op het gebied van duurzaam ondernemen gedurende de periode 2005-2013 en worden
de thema’s voor de komende jaren beschreven.
Duurzaamheidsaspecten
De aardappelverwerkende industrie kiest voor een pragmatische invulling van duurzaam
ondernemen, die zij definieert als ‘een vorm van ondernemen’, waarbij gezocht wordt naar een
evenwicht tussen sociale belangen (People), reductie van milieubelasting (Planet) en financieel
economische resultaten (Profit)’.
Het Duurzaamheidsrapport 2010 beschreef naast milieuaspecten ook diverse ‘People’- en
‘Profit’-thema’s. Focus lag daarbij in het bijzonder op de ketenstappen die onder beheer van de
VAVI-lidbedrijven vallen. In dit rapport worden ook de duurzaamheidsthema’s van de andere
ketenstappen beschreven, zoals teelt.
Belangrijkste ontwikkelingen
Productieomvang
Tot 2011 schommelde de productieomvang binnen de aardappelverwerkende industrie rond de
3.300.000 ton verwerkte aardappelen. De aardappelverwerkende industrie is goed voor circa 3.500
werkplekken. In 2012 kwam dit cijfer voor het eerst boven de 3.500.000 ton, waarvan meer dan
30% afkomstig is van invoer. Qua aardappelteelopbrengst behoort Nederland tot de top qua
opbrengst per hectare. Dit heeft onder andere te maken met het hoge kennisniveau, dat het
toepassen van nieuwe technieken als precisielandbouw mogelijk maakt. In de afgelopen jaren zijn
de afzetmogelijkheden voor de aardappelverwerkende industrie sterk toegenomen door de groei
van de fastfood­sector in veel landen in de wereld. In Nederland treedt de sterkste groei op in het
koelvers-segment. Dit wordt onder andere veroorzaakt door veranderende consumentenvraag.
Wereldwijd stijgt de vraag naar convenienceproducten.
VAVI en haar lidbedrijven zijn op een groot aantal ‘People’- en ‘Planet’-thema’s actief. In deze
Managementsamenvatting worden de belangrijkste thema’s kort beschreven. Van de andere thema’s
vindt u een stand van zaken in de hoofdtekst van het rapport.
Verantwoorde leefstijl
Vanuit gezondheidsperspectief is het verbeteren van de vetzuursamenstelling van voorgebakken
aardappelproducten het belangrijkste duurzaamheidsthema voor de aardappelverwerkende industrie.
In de periode 2003 tot 2010 zijn individuele VAVI-leden overgestapt van geharde plantaardige vetten
4
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
(meestal palmolie) naar ongeharde vetten, waarmee transvetzuren structureel zijn gereduceerd
tot < 1% op vetbasis. Als tweede stap zijn diverse leden de afgelopen jaren overgeschakeld naar
plantaardige olie, met veel lagere gehaltes aan verzadigde vetten, zoals zonnebloemolie.
Hierdoor is de frituurolie, waarmee de aardappelverwerkende industrie werkt, gezonder geworden.
Op het onderwerp verantwoorde leefstijl werkt VAVI nauw samen met andere stakeholders zoals:
• Netwerk Herformulering Productaanbod (voorheen: Taskforce Verantwoorde Vetzuur-samenstelling)
• FNLI voor wat betreft het Convenant Gezond Gewicht en de deelconvenanten Consument en
Vrije Tijd, en Jongeren op Gewicht
• Allianatie Verduurzaming Voedsel
• Productschap Margarine, Vetten en Oliën voor het informeren van de consument.
Palmolie
In 2010 ondertekende de VAVI het Manifest van de Taskforce Duurzame Palmolie. VAVI-leden die
voorgebakken aardappelproducten maken, committeren zich om gebruik van duurzame palmolie de
norm te maken. Binnen de aardappelverwerkende industrie wordt inmiddels steeds vaker gebruik
gemaakt van andere oliën dan palmolie, vanwege gezondheidsaspecten. Voor de palmolie die de sector
gebruikt houdt de VAVI vast aan een gefaseerde uitrol van de invoering van gecertificeerde duurzame
palmolie in de Nederlandse markt. Het commitment van de VAVI-leden is om per 2015 100% van deze
palmolie in te kopen als Certified Sustainable Palm Oil (CSPO) conform RSPO-richtlijnen. In 2011 stond
het aandeel duurzame palmolie van de VAVI nog op 10%, in 2013 is dit gegroeid naar 59%.
De aardappelverwerkende industrie zit hiermee 9% boven het gestelde doel van 50% duurzame
palmolie in 2013.
Werkgelegenheid
Een ontwikkeling die binnen de aardappelbranche speelt, is het naderende tekort aan technisch
opgeleid personeel. Hiertoe is een strategisch overlegplatform opgericht, de Taskforce Human Capital
Agenda Food. Er zal een regionale projectenstructuur opgezet worden, met als doel er gezamenlijk
voor te zorgen dat de levensmiddelenindustrie in de toekomst verzekerd is van voldoende
kwalitatieve en kwantitatieve instroom van medewerkers.
Gewasbescherming
Ondanks het gebruik van gezonde en gecertificeerde zaden en hygiënische maatregelen, zoals
gewasrotatie, blijft het mogelijk dat ziekten en schimmels aanwezig zijn op de landbouwgrond.
Vanuit het Productschap Akkerbouw is het project Effectief Middelenpakket gestart. Doel is het
realiseren van een effectief gewasbeschermingsmiddelenpakket voor de akkerbouw, zodat een
duurzame, rendabele teelt mogelijk blijft. Om verdere toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te
verminderen, is dit ook een thema binnen het Programma Precisie Landbouw van het Productschap
Akkerbouw.
Regionale projecten, zoals het project Schoon Water waar de Brabantse aardappeltelers aan
deelnemen, hebben tot doel de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het grond- en
oppervlaktewater te verminderen. Door het toepassen van innovatieve technieken is de milieu­
belasting met meer dan 70% verlaagd ten opzichte van 2002.
Rassenkeuze
Een langlopend onderzoek vindt plaats ter voorkoming van Phytophtora Infestans. Dit tienjarige
project loopt nog door tot 2016 en heeft tot doel om de milieueffecten (schade aan de aardappel)
van de schimmelziekte met 75% te verlagen.
Dit onderzoek maakt het inmiddels mogelijk om de ziekte te bestrijden met de helft van het
percentage gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van 2006.
5
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Het doel is om in 2016 een duurzaam aardappelras te hebben ontwikkeld met een resistentie tegen
Phytophtora Infestans.
Energieverbruik
De aardappelverwerkende industrie neemt al sinds 1996 deel aan de meerjarenafspraken
Energie-Efficiency met de overheid. Het absolute energieverbruik van de branche is door de
jaren heen vrij stabiel gebleven, ondanks een stijging van het productievolume van 8,5%.
De beoogde besparing van 1.455TJ in 2012 volgens het meerjarenplan (MJP) 2009-2012 is voor
slechts 51% gerealiseerd.
De verdiepende restwarmtestudie, die VAVI in 2011 heeft laten uitvoeren, geeft een goed inzicht
in de mogelijkheden om met innovatieve restwarmtetechnieken als twin-coilsysteem, compressie­
warmtepomp en/of absorptiewarmtepomp restwarmte te benutten. Exacte terugverdientijden
moeten echter op individueel bedrijfsniveau worden bepaald.
Naast het reduceren van energieverbruik produceert de aardappelverwerkende industrie biogas bij
de anaerobe zuivering van afvalwater. Tussen de jaren 2010-2013 bedroeg de totale biogasproductie
binnen de aardappelverwerkende industrie meer dan 16 miljoen m3 per jaar.
In het kader van het EnergieAkkoord, dat najaar 2013 is gesloten, is onduidelijkheid ontstaan over
de continuering van de MJA-convenanten. VAVI heeft er vanwege de bereikte resultaten voor gepleit
om de MJA-doelstellingen voort te zetten en passend te maken in de nieuwe structuur, echter op
voorwaarde dat de administratieve lasten niet toe zullen nemen.
Het Productschap Akkerbouw heeft bij wijze van casestudie van bevroren frites en tafelaardappelen
de carbon footprints laten uitrekenen, om op basis hiervan de rekenregels voor het bepalen van de
carbon footprints van verwerkte aardappelproducten te kunnen vaststellen.
Waterverbruik
De aardappelverwerkende industrie streeft naar een efficiënte en duurzame waterhuishouding.
Zij maakt gebruik van leidingwater en grondwater en hergebruikt water uit het eigen proces voor de
verwerking. Het specifiek waterverbruik (waterverbruik in m3 per ton gereed product) laat door de
jaren heen forse reductie zien van 5,52 in 2005 tot 4,69 in 2013. Binnen individuele bedrijven lopen
nog altijd projecten om het specifiek waterverbruik verder te verbeteren. Door deze verschillende
waterinnovaties is de Nederlandse aardappelverwerkende industrie internationaal marktleider voor
wat betreft het waterverbruik.
Emissie N en P
Om overbemesting en daarmee uitspoeling naar grond- en oppervlaktewater te beperken,
ondersteunt de VAVI het Programma Precisie Landbouw (PPL), dat onderdeel is van het Masterplan
Mineralenmanagement. Agrarische ondernemers krijgen binnen dit programma instrumenten in
handen om de juiste hoeveelheid mineralen op de juiste plaats toe te dienen.
Om stikstof te verwijderen uit proceswater wordt binnen de aardappelverwerkende industrie de
zogenaamde verkorte stikstofroute met succes toegepast. Deze procesvoering vraagt substantieel
minder energie voor beluchting en de slibproductie is beduidend lager.
Een nieuwe, duurzame manier om de afvalwaterstromen die stikstof en fosfaat bevatten op te
waarderen naar waardevolle producten met een economische waarde, is algenfarming. Enkele
VAVI-lidbedrijven zijn betrokken bij onderzoek op dit gebied.
6
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Voor fosfaatverwijdering uit afvalwater maakt de aardappelverwerkende industrie onder andere
gebruik van Struvietvorming: binnen de VAVI hebben diverse lidbedrijven Struvietinstallaties als
onderdeel van de waterzuiveringen geplaatst. Struviet is als fosfaatmeststof een duurzame
vervanger van overige chemische fosfaatmeststoffen, maar algemene toepassing als meststof
is een nog te ontwikkelen weg. Hindernis hierbij is de huidige wetgeving in Nederland.
Bijproducten
De aardappelverwerkende industrie ziet het gedachtegoed van de Biobased Economy als een
belangrijke ontwikkelingsrichting.
Bij de VAVI heeft een relatief groot deel van de reststromen – vanuit milieuoogpunt – een
hoogwaardige toepassing als food & feed.
In het kader van het Meerjarenplan Energie Efficiency 2009-2012 voor de branche, heeft VAVI in
2011 haalbaarheidsstudies uitgevoerd ten aanzien van de opwerking van zuiveringsslib, digestaat
en/of struviet tot meststof en de winning van biopolymeren en fermentatieproducten uit aardappel­
rest­stromen.
Met het oog op de winning van biopolymeren uit aardappelreststromen, heeft VAVI in 2012,
de technische mogelijkheden van fermenteren van aardappelstoomschillen onderzocht en is een
businessplan opgesteld. Aan de hand van dit businessplan is VAVI er niet in geslaagd om een
geïnteresseerde marktpartij te vinden. Het is nu aan de individuele lidbedrijven om hun
mogelijkheden rondom fermentatie in kaart te brengen.
Voor een hoogwaardige toepassing van reststromen sluit de VAVI zich onder andere aan bij de
Alliantie Verduurzaming Voedsel, ondersteund door de Federatie Nederlandse Levensmiddelen
Industrie (FNLI). Daarnaast lopen er acties bij individuele bedrijven.
Op Europees niveau lobbyen de Europese brancheorganisatie voor de levensmiddelen- en
drankenfabrikanten FoodDrinkEurope en de Europese vereniging voor aardappelverwerkers
(EUPPA), waar de VAVI lid van is, voor stimulerende wet- en regelgeving op dit gebied.
Agenda voor de toekomst
De verwachting voor de komende jaren is onzeker; de markt blijft onder druk staan vanwege lage
prijzen. Belangrijke ontwikkelingen zijn de fluctuatie die plaatsvindt in de aardappelprijzen en de
daling van de energieprijzen. Beide ontwikkelingen hebben een belemmerende invloed op nieuwe
investeringen.
Op de langere termijn groeit de wereldwijde vraag naar aardappelproducten jaarlijks met 2,5%.
De sterkste groei in de EU vindt plaats in het koelvers-segment van de bewerkte aardappelproducten,
ten koste van het diepvriessegment. In opkomende markten groeit daarentegen vooral de
consumptie van diepvriesaardappelproducten.
De internationale concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven is sterk, door het grote
innoverende vermogen, de goede kwaliteit van de beschikbare grondstoffen en de eindproducten
en door de samenwerking in de keten. De concurrentiepositie wordt verzwakt door de grote
volatiliteit van de grondstofprijzen, de hoge vrachtkosten en handelsbelemmeringen en
importrestricties van enkele landen, zoals Zuid-Afrika.
VAVI heeft een duidelijke visie op duurzaamheid. In de onderstaande tabel worden de acties voor de
belangrijkste duurzaamheidsaspecten voor de komende jaren aangegeven.
7
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Tabel: duurzaamheidsaspecten voor de aardappelketen
Duurzaamheidsaspect
Acties
Verantwoorde leefstijl
Uitvoeren van acties, al dan niet via het Netwerk Herformulering Productaanbod,
FNLI, Initiatief Verduurzaming Fritesketen en de Taskforce Safety & Health, op het
gebied van verantwoorde leefstijl. Gedacht wordt aan acties als het ontwikkelen van
productnormen voor bijvoorbeeld het zoutgehalte in producten, consumenteninformatie
(zoals Week van de Frites in oktober 2014) en verbetering vetzuursamenstelling.
Duurzame palmolie
Gefaseerde uitrol van de invoering van gecertificeerde duurzame palmolie op
de Nederlandse markt, om per 2015 100% van deze palmolie in te kopen als
‘Certified Sustainable Palm Oil (CSPO).
Aankomend tekort aan
(technisch) personeel
Opzetten van een regionale projectenstructuur door de Taskforce Human Capital Agenda
Food, met als doel er gezamenlijk voor te zorgen dat de levensmiddelenindustrie in de
toekomst verzekerd is van voldoende kwalitatieve en kwantitatieve instroom van medewerkers en dat goede medewerkers worden behouden voor de Agro & Food-sector.
Gewasbescherming
Verbreding van project Schoon Water voor Brabant, om bewezen maatregelen die goed
zijn voor milieu én teler, over heel Noord-Brabant te verspreiden.
Rassenkeuze
Voortzetting van het tienjarig onderzoeksproject ‘Duurzaam Resistent tegen
Phytophthora’ (DuRPh). Dit project loopt tot 2016.
Tarragrond
Actief volgen van de ontwikkelingen volgen rondom het onderzoek naar de eventuele
gevolgen van chloorprofam in tarragrond die anaeroob in ‘werken’ (zoals taluds,
geluidswallen, etc.) wordt toegepast, op de kwaliteit van het grondwater.
Verder is de verwachting dat het Convenant Tarragrond/ Aardappelmoeheid in 2014
wordt ondertekend.
Energieverbruik
Verbetering energie-efficiency in de periode 2013-2016 met meer dan 19,6% ten
opzichte van 2012.
Gebruikersgroep Restwarmte samenstellen die tenminste eenmaal per jaar bijeenkomt
om ervaringen uit te wisselen.
Individuele lidbedrijven hebben zichzelf daarnaast tot doel gesteld om meer inzicht
te krijgen in de CO2-uitstoot in de gehele keten en programma’s te definiëren die de
uitstoot kunnen verminderen.
Waterverbruik
Individuele lidbedrijven stellen zich doelen om het specifiek watergebruik nog verder
te reduceren door meer hergebruik van proceswater te bewerkstelligen.
Emissie N en P
Aansluiten bij reeds lopende initiatieven zoals Green Deal van de Unie van
Waterschappen en het Ketenakkoord Fosfaatkringloop voor de opwerking van
zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot meststof.
Bijproducten
VAVI-lidbedrijven volgen de ontwikkelingen rondom relevante biobased producten op
de voet om te komen tot maximale en optimale benutting. van reststromen. Doel is
uiteindelijk 100% hergebruik.
Transport
Individuele bedrijven hebben verbeterdoelstellingen geformuleerd.
Er zijn geen initiatieven op brancheniveau.
Verpakkingen
Expertgroep Verpakkingen waarbij VAVI aangesloten is, stelt een preventieplan op
voor 2018 ter verduurzaming van de gebruikte productverpakkingscombinaties.
Individuele bedrijven willen met hun verpakkingsleveranciers in gesprek gaan over
nieuwe innovaties op het gebied van verpakking en willen de mogelijkheden
onderzoeken om verpakkingen op basis van duurzame grondstoffen geleverd te krijgen.
8
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Inhoudsopgave
PROFIEL AARDAPPELVERWERKENDE INDUSTRIE
2
VOORWOORD
3
MANAGEMENTSAMENVATTING
4
1
1.1
1.2
1.3
1.4
INLEIDING
Achtergrond
Terugblik en het nieuwe Duurzaamheidsrapport
Afbakening rapport
Aanpak, opbouw en leeswijzer
10
10
10
11
11
2
2.1
2.2
PROFIEL VAN DE AARDAPPELKETEN
Inleiding
De aardappelketen
13
13
13
3
3.1
3.2
3.3
DE AARDAPPELVERWERKENDE INDUSTRIE EN DE SOCIALE ASPECTEN
Terugblik Duurzaamheidsrapport 2010
Uitgevoerde acties
Toekomstige acties en doelen
17
17
17
23
4
4.1
4.2
4.3
DE AARDAPPELVERWERKENDE INDUSTRIE EN MILIEUASPECTEN
Terugblik uitgevoerde acties Duurzaamheidsrapport 2010
Uitgevoerde acties
Toekomstige acties en doelen
25
25
25
36
5
5.1
5.2
DE AARDAPPELVERWERKENDE INDUSTRIE EN ECONOMISCHE ASPECTEN
Terugblik
Relevante ontwikkelingen en toekomstige acties/doelen
38
38
41
BIJLAGEN
1
Samenstelling Milieucommissie VAVI
2
Bronvermelding
42
43
9
Duurzaamheidsrapport 2014
1
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Inleiding
1.1
Achtergrond
Al in 2001 heeft de Nederlandse aardappelverwerkende industrie verslag gedaan van
haar activiteiten op het gebied van duurzaamheid, tijdens het symposium ´Samen
met kwaliteit naar de top´. Als vervolg hierop heeft de sector in 2003 op sector­
niveau het rapport ´Duurzaamheid in de aardappelketen´ over de periode 1998–2003
gepresenteerd. In de periode 2009-2010 heeft de aardappel­verwerkende industrie,
wederom onder leiding van de Nederlandse branchevereniging Vereniging voor de
Aardappelverwerkende Industrie (VAVI), een Voorstudie uitgevoerd. In deze studie is een aantal
kansen en bedreigingen, door middel van scenarioplanning, geïdentificeerd. Naar aanleiding daarvan
is de verdere verwaarding van reststromen in het kader van Biobased Economy als nieuw duurzaamheidsthema opgepakt en heeft de VAVI het initiatief genomen om anno 2011 haar voortgang op het
gebied van duurzaamheid wederom te presenteren, in de vorm van een Duurzaamheidsrapport 2010.
De laatste jaren zijn duurzaamheidsthema’s binnen de aardappelketen en dan met name teelt,
belangrijker geworden. VAVI heeft dan ook besloten om het rapport te actualiseren.
1.2 Terugblik en het nieuwe Duurzaamheidsrapport
Duurzaam ondernemen en het integreren van duurzaamheid in de bedrijfsvoering staan hoog in het
vaandel van de aardappelverwerkende industrie. De aardappelverwerkende industrie kiest voor een
pragmatische invulling van duurzaam ondernemen, die zij definieert als ‘een vorm van ondernemen,
waarbij gezocht wordt naar een evenwicht tussen sociale belangen (People), reductie van milieu­
belasting (Planet) en financieel economische resultaten (Profit)’.
Het Duurzaamheidsrapport 2010 beschrijft naast milieuaspecten ook diverse ‘People’ en
‘Profit’-thema’s die uit de Voorstudie naar voren zijn gekomen. Focus lag daarbij in het bijzonder
op de ketenstappen die onder beheer van de VAVI-lidbedrijven vallen. In dit rapport worden ook
de duurzaamheidsthema’s van de andere ketenstappen beschreven, zoals teelt.
In onderstaande tabel zijn zowel de duurzaamheidsaspecten opgenomen die in 2003 en 2010 als
belangrijk zijn gekwalificeerd, als de thema’s die er vanwege de actualiteit aan toegevoegd zijn.
Tabel 1.1: duurzaamheidsthema’s voor de aardappelketen
20031
20102
2013
§
• Trans- en verzadigde vetzuren
X
X
3.2.1
• Overgewicht en consumptie
X
X
X
(verantwoorde leefstijl)
X
X
3.2.2
X
X
3.2.3
• Werkgelegenheid en ziekteverzuim
X
X
3.2.4
• Training van medewerkers
X
X
3.2.5
• Arbeidsveiligheid
X
X
3.2.6
PEOPLE
Sociale aspecten in relatie tot volksgezondheid:
• Duurzame palmolie
• Acrylamide
X
Sociale aspecten in relatie tot medewerkers:
10
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
20031
20102
2013
§
• Gewasbescherming
X
X
X
4.2.1
• Rassenkeuze
X
X
X
4.2.2
• Tarragrond
X
X
X
4.2.3
• Energieverbruik
X
X
X
4.2.4
• Waterverbruik
X
X
X
4.2.5
• Emissie N en P
X
X
X
4.2.6
• Verstoring leefomgeving
X
X
X
4.2.7
• Bijproducten
X
X
X
4.2.8
• Transport
X
X
4.2.9
• Verpakkingen
X
X
4.2.10
• Toegevoegde waarde aan de economie
X
X
5.1.1
• Financiële ondersteuning
X
X
5.1.2
• Samenwerking met kennisinstellingen
en overige stakeholders
X
X
5.1.3
• Informatievoorziening
X
X
5.1.4
PLANET
PROFIT
1
2
Bron: Duurzaamheid in de aardappelketen 2003
Bron: Duurzaamheidsrapport 2010 De aardappelverwerkende industrie en Duurzaam Ondernemen, 2011
De inhoud van dit Duurzaamheidsrapport is vastgesteld door de Milieucommissie van de VAVI.
1.3 Afbakening rapport
Dit rapport schetst een beeld van de aardappelverwerkende industrie; de schakel tussen de
teler/producent en de consument/eindafnemer. Er wordt alleen met betrekking tot de industriële
verwerking van consumptieaardappelen gerapporteerd; poot- en zetmeelaardappelen vallen buiten
de scope van dit rapport.
Dit rapport geeft de voortgang en activiteiten van de Nederlandse aardappelverwerkende sector
weer, voor de periode 2003 tot en met 2013.
Dit rapport heeft betrekking op de Nederlandse aardappelverwerkende industrie. Aan dit rapport
hebben zeven ondernemingen meegewerkt (Aviko, Agristo, Farm Frites, LambWeston/Meijer, McCain,
Peka Kroef en Oerlemans Foods). Oerlemans Foods is lid van zowel de Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) als van de vereniging voor de groente- en fruitverwerkende industrie
(VIGEF). Oerlemans Foods is voor alle gegevens meegenomen in het Duurzaamheidsrapport 2014.
In het kader van de Meerjarenafspraken Energie-efficiency neemt Oerlemans Foods deel via VIGEF.
In de paragraaf over energieverbruik is gebruik gemaakt van het VAVI MJA-Sectorrapport 2012 en
2013. Daarin is Oerlemans Food niet meegenomen.
1.4 Aanpak, opbouw en leeswijzer
Aan de hand van de indicatoren in het 2010-rapport en de daarin geplande acties, is een enquête
uitgestuurd naar de lidbedrijven. De enquête is door alle zeven ondernemingen ingevuld. De
individuele enquêtes zijn vervolgens tot sectorniveau samengebracht. Daarnaast is er een aparte
11
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
enquête door de branchevereniging VAVI ingevuld, die informatie op sectorniveau heeft aangeleverd.
Aanvullend is informatie vanuit deskresearch verkregen, waar gebruikgemaakt is van verschillende
bronnen, zoals het LandbouwEconomisch Instituut (LEI), Wageningen UR en het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS). De enquêtes en informatie verkregen uit deskresearch, zijn samengevoegd tot dit
Duurzaamheidsrapport 2014.
De opbouw van dit document volgt de opbouw van de definitie van Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (MVO), die zowel door de VAVI als de Federatie van Nederlandse Levensmiddelen
Industrie (FNLI) wordt gehanteerd:
‘MVO betekent, naast het streven naar winst (Profit), ook rekening houden met het effect van
activiteiten op het milieu (Planet) en oog hebben voor menselijke aspecten binnen en buiten het
bedrijf (People). Het gaat om het vinden van een balans tussen People, Planet en Profit. Bij MVO
spelen alle kernprocessen van het bedrijf een rol, van inkoop en productie tot personeelsbeleid
en marketing.’
Hoofdstuk 2 beschrijft de aardappelketen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de sociale aspecten
(People), in hoofdstuk 4 op de milieuaspecten (Planet) en tenslotte in hoofdstuk 5 op de
financieel-economische aspecten (Profit).
Binnen hoofdstuk 3, 4 en 5 wordt per aspect teruggekeken naar de activiteiten van de afgelopen
periode en worden vervolgens de toekomstige doelen en acties beschreven.
In bijlage 1 is de begeleidingscommissie, de Milieu Commissie van de VAVI vermeld.
Bijlage 2 bevat de vermelding van de gebruikte bronnen in dit document.
12
Duurzaamheidsrapport 2014
2
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Profiel van de aardappelketen
2.1 Inleiding
De aardappel is alom bekend in Nederland, ook vanwege de vele verschillende toepassingen; als
vers product, verwerkt als droog product, zoals chips en verwerkt naar diepvriesproduct, zoals frites.
Aardappelen worden in eerste instantie geteeld om te dienen als pootaardappel, zetmeelaardappel
of consumptieaardappel.
Tabel 2.1: bruto productie aardappelen in kiloton in Nederland in 2013
(gegevens ontleend aan de bruto aardappelteeltproductie CBS Statline, 2014)
Bruto productie (kton) 2013
Consumptieaardappelen
3.481
Pootaardappelen
1.400
Zetmeelaardappelen
1.695
Pootaardappelen worden geteeld als uitgangsmateriaal voor de consumptieaardappelteelt en dus
deels voor de Aardappelverwerkende industrie. Een belangrijk deel van de pootaardappelen is
bestemd voor wereldwijde export. In Nederland vindt de productie van zetmeelaardappelen,
verwerkt voor de winning van zetmeel, bijna uitsluitend plaats in de Veenkoloniën.
Consumptieaardappelen worden in verschillende productvormen op de markt gebracht met als
belangrijkste: verse tafelaardappelen, ingevroren aardappelproducten (zoals frites), koelverse
aardappelproducten en aardappelsnacks (zoals chips).
In de afgelopen tien jaar is vooral de teelt van consumptieaardappelen afgenomen. Dit is een trend
die ook terug is te vinden in de afgelopen jaren. Het beteelde oppervlakte in hectaren is daarbij voor
de sector consumptieaardappelen ook afgenomen.
2.2 De aardappelketen
De consumptieaardappelketen is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Aardappelteelt Bewaring Aanvoer Verwerking
Distributie
Consumptie
2.2.1 Aardappelteelt
Binnen de Nederlandse akkerbouw speelt de aardappelteelt een prominente rol, = 45%. Dit is ook te
zien aan het aantal bedrijven en totaal beteelde oppervlakte in de aardappelsector ten opzichte van
de gehele akkerbouw.
13
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Tabel 2.2: gegevens aardappelteelt ten opzichte van totale akkerbouw
(gegevens ontleend aan CBS Statline, 2014)
Akkerbouw totaal
Aardappelen totaal
Percentage aardappelen t.o.v. totale akkerbouw
2000
2005
2010
2013
Oppervlak (x1.000 ha)
63.444
60.405
54.207
53.241
Aantal bedrijven
35.870
26.480
20.960
20.260
Oppervlak (x1.000 ha)
18.016
15.578
15.826
15.582
Aantal bedrijven
15.270
10.460
9.330
9.160
Oppervlak
28%
26%
29%
29%
Aantal bedrijven
43%
39%
45%
45%
Nederland heeft met deze cijfers, na Duitsland en Frankrijk, het grootste areaal dat gebruikt wordt
voor de aardappelteelt. In de tabel is tevens te zien dat de trend van daling van de totale teelt­
oppervlakte en het aantal bedrijven zich ook de laatste jaren lijkt te stabiliseren rond de 15.000 ha
resp. 9.000 bedrijven Een trend die zowel binnen de aardappelsector als de gehele akkerbouw sector
is terug te vinden. Echter, het aandeel van de aardappelsector in de totale akkerbouw blijft voor
zowel teeltoppervlakte als het aantal bedrijven, vrij stabiel door de jaren heen.
De aardappelteelt en de aardappelverwerkende industrie liggen in het verlengde van elkaar in de
keten. De teelt beïnvloedt de verwerkende industrie en de verwerkende industrie probeert op haar
beurt de teelt te ondersteunen middels teeltbegeleiding. Dit komt de kwaliteit en de kostprijs van
de aardappelen ten goede. Een goed voorbeeld hiervan is het gebruik van de bewaarbarometer
bij de akkerbouwers. Deze tool geeft hen handvatten bij de bewaring van hun aardappelen.
De barometer geeft in een oogopslag aan of de aardappelen in de bewaring wel of niet geventileerd
kunnen worden. Dit levert uiteindelijk een kwalitatief betere en kwantitatief grotere hoeveelheid
aardappelen op voor de aardappelverwerkende industrie. Daarnaast werkt de industrie samen met
Stichting Veldleeuwerik. Binnen deze stichting werken industrie en akkerbouwers
samen om duurzame teelt te stimuleren. Er wordt gewerkt vanuit de visie van
zuinig omgaan met natuurlijke bronnen. De stichting spoort akkerbouwers aan
om een duurzaam bouwplan op te stellen, dat vervolgens in samenwerking met
de ketenpartners wordt uitgevoerd.
Naast het verwerken van aardappelen afkomstig van de Nederlandse akkers, wordt ook een deel van
de aardappelen ingevoerd vanuit het buitenland. Dit invoerpercentage is in het laatste anderhalve
decennium stabiel, circa 1/3 van de hoeveelheid verwerkte aardappelen. De aardappelverwerkers
zijn daarbij afhankelijk van de telers en het invoerpercentage stijgt dan ook bij matige oogstjaren.
Ook op dit onderwerp probeert de verwerkende industrie de teler te ondersteunen.
Binnen het Productschap Akkerbouw is het programma Precisie Landbouw ontwikkeld. Door het
toepassen van precisielandbouw kan energie- en hulpmiddelenverbruik gereduceerd worden, terwijl
de opbrengsten stijgen. Maatregelen die worden genomen zijn het inrichten van
vaste rijpadensystemen en het toepassen van plaatsspecifieke teeltmaatregelen,
zoals grondbewerking, gewasbescherming en druppelirrigatie.
Op het gebied van supply chain management vinden er vanuit de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) aparte activiteiten plaats, waaronder interactieve sessies met verschillende
ketenpartners, om best practices uit te wisselen en het onderwerp te bediscussiëren.
Zo is er recentelijk gesproken over de mogelijkheden om zogenoemde Cross Chain Control Centers
op te richten binnen de levensmiddelenindustrie. Deze regiecentra vormen een hub van waaruit
14
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
meerdere supply chains gezamenlijk gecoördineerd worden met behulp van moderne technologie.
VAVI neemt deel aan de kennisbijeenkomsten die vanuit de FNLI worden georganiseerd. Verder zoekt
VAVI binnen de eigen keten actief contact met ketenpartners en gaat hiermee in gesprek om
duurzaam ondernemen een gemeengoed te maken in de keten.
2.2.2 Bewaring
Het oogstseizoen voor aardappelen loopt van juli tot en met november. Bewaring van aardappelen
is noodzakelijk over een langere periode, onder de juiste, geconditioneerde omstandigheden. De
verwerking vindt het gehele jaar door plaats. Het oogsten en inschuren moet voorzichtig gebeuren
om beschadigingen, zoals stootblauw, te voorkomen. Ook op dit onderwerp is de aardappelbranche
continu op zoek naar verbetering. Met de modernste technologie is het nu mogelijk om de
aardappelen al voor de opslag goed te sorteren en daarmee beschadigingen en onnodige
verliezen te voorkomen.
Tijdens de opslag beïnvloeden temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en CO2-concentratie de
kwaliteit van de aardappelen. Zodra de aardappelen zijn opgeslagen moet het meest optimale
klimaat voor de aardappelen worden nagestreefd om de aardappelen gedurende komende 2 tot
8 maanden te kunnen bewaren. De telers beschikken over de juiste kennis en ervaring voor het
toepassen van een goed klimaatbeheersysteem in de schuur, waarbij luchtstromen optimaal
ingezet worden en de temperatuur constant gehouden wordt. Dit beïnvloedt weliswaar de totale
CO2-footprint van de aardappel, maar zorgt er wel voor dat de aardappelen tijdens de verwerking
maximaal benut kunnen worden. De manier van opslaan en de omgang met de aardappel tijdens
de opslag bepalen namelijk of een aardappel beschadigd raakt.
2.2.3 Aanvoer
Transport vindt meestal rechtstreeks plaats van de teler (bewaarplaats) naar de fabriek, soms via een
sorteerbedrijf. De transportafstand varieert sterk, van enkele kilometers vanuit een naburig teeltgebied
tot gemiddeld 200 kilometer, al dan niet uit het buitenland (mededeling VAVI). Ook hierbij geldt
opnieuw dat de handling van de aardappel invloed heeft op de kwaliteit van het product en daarmee
op de maximale benutting van de aardappel ten behoeve van verdere verwerking.
2.2.4 Verwerking
De eindproducten van de aardappelverwerkende industrie kunnen worden ingedeeld in: koelverse,
gedroogde en diepgevroren producten. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de totale
hoeveelheid verwerkte aardappelen door de jaren heen, inclusief de hoeveelheid die is ingevoerd
uit het buitenland. Ook is er een onderscheid gemaakt tussen de productie van voorgebakken
producten en andere producten.
Tabel 2.3: kerngegevens verwerking consumptieaardappelen (*1.000 ton) (gegevens ontleend aan
feiten en cijfers 2013 Nederlandse Aardappel Organisatie, op basis van interne gegevens VAVI)
2003
2005
2008
2010
2013
Verwerkt
3.390
3.304
3.258
3.390
3.527
Afkomstig van invoer
1.152
1.189
1.108
1.270
1.153
Productie voorgebakken
1.358
1.420
1.341
1.432
1.495
Productie anderszins
349
347
391
398
401
Uit bovenstaande tabel wordt duidelijk dat sinds 2008 de hoeveelheid verwerkte aardappelen is
toegenomen.
15
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Het rendement varieert van jaar tot jaar, omdat deze mede wordt beïnvloed door de kwaliteit van
de aardappeloogst enerzijds en de productmix en productie anderzijds. Zo is voor de productie van
gedroogde aardappelvlokken relatief veel grondstof nodig.
In totaal is de aardappelverwerkende sector in Nederland goed voor een jaaromzet van gemiddeld
1,25 miljard euro in 2013.
2.2.5 Distributie
Een groot deel van de producten die in Nederland worden geproduceerd, wordt geëxporteerd naar
EU-landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk.
Dit grote aandeel export betekent dat transport van het eindproduct over grote afstanden
plaatsvindt, voor het grootste deel per vrachtwagen. De gemiddelde transportafstand (enkele reis)
van eindproduct naar de afnemer bedraagt circa 600 kilometer, maar is uiteraard zeer afhankelijk
van de afzetmarkt.
In toenemende mate worden ook niet-Europese landen in andere werelddelen als Afrika, Azië en
Zuid-Amerika bediend. Dit transport geschiedt per schip. Het toenemende aandeel in export aan
niet-Europese landen is te verklaren door de vraag vanuit deze landen naar kwaliteitsproducten die
niet lokaal ingevuld kan worden. Nederland staat bekend om zijn goede aardappelen en hoge niveau
van de totale bedrijfsvoering van de aardappelverwerkende industrie.
2.2.6 Consumptie
Voorgebakken producten (frites, blokjes, schijfjes, e.d.) vormen de belangrijkste productgroep.
Daarnaast worden gedroogde producten (granulaat, vlokken), snacks (chips, sticks) en specialiteiten,
zoals rösti en aardappelkroketten, geproduceerd. Gedroogde producten zijn halffabricaten die als
grondstof dienen voor de voedings- en genotmiddelenindustrie (bijvoorbeeld de productie van
aardappelpuree, -kroketten en -snacks).
Circa 80% van de productie bestaat uit voorgebakken producten. Deze producten worden
diepgevroren of als koelvers product op de markt gebracht. De belangrijkste afzetkanalen zijn
de foodservicebedrijven, retail en fastfoodketens.
De afzetmogelijkheden voor de aardappelverwerkende industrie zijn de afgelopen jaren sterk
toegenomen door de groei van de fastfoodsector in veel landen in de wereld. In Nederland treedt de
sterkste groei op in het koelvers-segment. Dit wordt onder andere veroorzaakt door veranderende
consumentenvragen. Wereldwijd stijgt de vraag naar convenienceproducten.
16
Duurzaamheidsrapport 2014
3
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
De aardappelverwerkende industrie en de sociale aspecten
De aardappelverwerkende industrie deelt de duurzaamheidsthema’s in naar drie pijlers. Eén van
deze pijlers van duurzaam ondernemen is People-aspecten, ook wel de sociale aspecten genoemd.
De sociale aspecten van duurzaam ondernemen binnen de aardappelverwerkende industrie zijn
weer op te delen in interne aspecten; werkgelegenheid en arbeidsveiligheid en externe aspecten;
volksgezondheid en voedselveiligheid.
3.1 Terugblik Duurzaamheidsrapport 2010
Het Duurzaamheidsrapport 2010 gaf een compleet overzicht van de relevante thema’s op het gebied
van People binnen de aardappelverwerkende industrie. Op basis van de uitgevoerde acties en de
doelstellingen zijn de toekomstige acties geformuleerd. In onderstaande tabel zijn van de Peopleaspecten de geplande acties weergegeven, zoals deze in het Duurzaamheidsrapport 2010 zijn
beschreven. De benoemde onderwerpen uit 2010 zijn ook anno 2013 relevant binnen de aardappelverwerkende industrie. Op alle benoemde onderwerpen uit het rapport zijn acties ondernomen en
hebben er tevens nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden.
Tabel 3.1: People-aspecten voor de aardappelketen
Duurzaamheidaspect
Acties uit Duurzaamheidsrapport 2010
Verantwoorde leefstijl
Via Taskforce Food Safety & Health, en Taskforce Productaanbod
(het nieuwe Netwerk Herformulering Productaanbod) doelstel­
lingen en acties definiëren om voeding gezonder te maken,
waarbij de ambities van de VAVI vooral liggen bij reductie van
ongezonde vetten (trans- en verzadigde vetzuren).

Manifest van de Taskforce Duurzame Palmolie uitvoeren, opdat
de VAVI-leden waarvoor dit relevant is, per 2015 uitsluitend
duurzame palmolie (voor de Nederlandse markt) gebruiken
conform de richtlijnen van het RSPO.

Ontwikkelingen rondom acrylamide proactief blijven volgen
en nieuwe inzichten toepassen op het productieproces en/of
bereidingsadvies op de verpakking.

Op Europees niveau ontwikkelen van voorlichting en trainen van
professionele eindgebruikers en overige stakeholders.

Aansluiting zoeken bij Top-sector Agro & Food die in 2012 samen
met het onderwijs een visie op gaat stellen hoe om te gaan met
de toekomstige tekorten en concrete afspraken gaat maken over
de rol die het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen daarin
vervullen.
✓
Duurzame palmolie
Acrylamide
Sociale aspecten
betreffende medewerkers en leefomgeving
Status
3.2 Uitgevoerde acties
In deze paragraaf worden de uitgevoerde acties op de verschillende sociale thema’s beschreven.
3.2.1 Verantwoorde leefstijl
Verantwoorde leefstijl valt voor de aardappelverwerkende industrie uiteen in twee kernthema’s:
• Verbeterde vetzuursamenstelling
• Gezond gewicht
17
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Vanuit gezondheidsperspectief is het verbeteren van de vetzuursamenstelling van voorgebakken
aardappelproducten het belangrijkste duurzaamheidsthema voor de aardappelverwerkende industrie.
In de periode 2003 tot 2010 heeft de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling onderzocht hoe de
vetzuursamenstelling van voorgebakken aardappelproducten kan worden verbeterd. In die periode zijn
individuele VAVI-leden overgestapt van geharde plantaardige vetten (meestal palmolie) naar ongeharde
vetten, waarmee transvetzuren structureel zijn gereduceerd tot < 1% op vetbasis. Als tweede stap zijn
diverse leden de afgelopen jaren overgeschakeld naar plantaardige olie met veel lagere gehaltes aan
verzadigde vetten, zoals zonnebloemolie. Hierdoor is de frituurolie, waarmee de aardappelverwerkende
industrie werkt, een stuk gezonder geworden. Zoals onderstaande grafiek laat zien is in de jaren
1998-2012 het aandeel transvetzuren significant gedaald en vanaf 2005 tevens het aandeel verzadigde
vetzuren, waardoor het aandeel (gezondere) onverzadigde vetzuren is gestegen.
Figuur 3.1: samenstelling (%) van het vetzuur in voorgebakken aardappelproducten1
100%
verzadigde vetzuren (SUFA)
onverzadigde vetzuren (MUFA+PUFA)
80%
transvetzuren (TFA)
60%
40%
20%
0%
1998 2003/4 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
In 2010 is de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling opgegaan in het Netwerk Herformulering
Productaanbod. De VAVI is lid van deze groep en blijft prioriteit geven aan het verbeteren van de
vetzuursamenstelling (gezondere vetten). Het doel van deze groep is een netwerk creëren van
brancheorganisaties die actief zijn op het gebied van herformulering van voedingsproducten.
Het herformuleren van voedingsproducten moet leiden tot een gezonder aanbod voor consumenten.
De groep bedrijven die is aangesloten komt een aantal keer per jaar samen om vooral hun
voortgang op het gebied van herformulering van productaanbod te bespreken en activiteiten
eventueel met elkaar af te stemmen. De Taskforce houdt bovendien nauw contact met de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en RIVM rondom de herformulering. Naast deze
sectoroverstijgende activiteiten vinden er ook binnen de branches zelf activiteiten plaats.
In dit kader zijn de activiteiten rondom de vetzuurmonitoring ontwikkeld en is de website
Good Fries, die uitleg geeft over de juiste bereiding van aardappelproducten, gepromoot, om
hiermee tevens acrylamidevorming zoveel mogelijk te beperken tijdens de eindbereiding.
Kernboodschap is dat goed gebakken frites licht goudgeel hoort te zijn en dat consumenten
en eindbereiders de frites niet te bruin moeten bakken.
In 2005 ondertekende de VAVI, gezamenlijk met de Federatie
Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), het Convenant
Gezond Gewicht, dat streeft naar het ombuigen van de stijgende
trend van overgewicht en obesitas.
Bij het schrijven van het VAVI Duurzaamheidsrapport 2014 waren de cijfers van de vetzuursamenstelling
over 2013 nog niet beschikbaar.
18
1
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
In het kader het Convenant Gezond Gewicht neemt de VAVI deel aan de Commissie Voeding en
Gezondheid van de FNLI. Onder dit Convenant vallen de vier deelconvenanten Werk, School,
Consument en Vrije Tijd en Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). Naast de ondertekening van het
algemene Convenant is de VAVI betrokken bij de deelconvenanten Consument en Vrije Tijd en
Jongeren Op Gezond Gewicht. Beide deelconvenanten zijn erop gericht om consumenten (jong en
oud) meer te laten bewegen en een gezond productaanbod te bieden. Om dit te bewerkstelligen
probeert de FNLI, met de VAVI, zoveel mogelijk draagvlak te creëren binnen de levensmiddelen­
branche om aandacht te krijgen voor deze onderwerpen.
Daarnaast is de VAVI betrokken bij het initiatief van de Alliantie Verduurzaming Voedsel om de
fritesketen verder te verduurzamen. In dit kader is er in 2013 marktonderzoek uitgevoerd binnen de
keten. Hiervoor zijn cafetariahouders geïnterviewd, is er een online onderzoek onder consumenten
gehouden en op basis hiervan is een marktanalyse uitgevoerd over het huidige aanbod duurzame
frites. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de gehele keten positief is over een initiatief voor
duurzamere frites, waarbij de uitdaging ligt in duurzame frites die niet duurder is dan het reguliere
product. Samenwerking wordt als essentieel gezien voor verduurzaming van de gehele aardappelketen.
Verder informeren de VAVI en het Productschap Margarine, Vetten en Oliën de consument via de
website www.vettefeiten.nl. Deze website is ontstaan na een eerdere
samenwerking tussen het Productschap en de VAVI op het onderwerp
verantwoord frituren. Hier is onder andere informatie te vinden over
onderwerpen die gerelateerd zijn aan het onderwerp overgewicht.
3.2.2 Duurzame palmolie
Op 2 november 2010 ondertekende de VAVI het Manifest van de Taskforce Duurzame Palmolie.
VAVI-leden die voorgebakken aardappelproducten maken, committeren zich om duurzame palmolie
de norm te maken. Inmiddels zijn de VAVI-leden Aviko, Lamb Weston/Meijer, McCain,
Oerlemans Foods, Farm Frites en Agristo, lid van de Roundtable on Sustainable
Palm Olie (RSPO). VAVI-lidbedrijf Peka Kroef maakt in het proces geen gebruik van
palmolie, aansluiting bij de RSPO heeft dan ook geen toegevoegde waarde.
Het internationale platform RSPO bevordert de productie en verwerking van
gecertificeerde duurzame palmolie.
Binnen de aardappelverwerkende industrie wordt steeds vaker gebruik gemaakt van andere oliën
dan palmolie, vanwege gezondheidsaspecten.
Palmolie is echter een relatief goedkoop product, met veelzijdige toepassingsmogelijkheden, een
hoog rendement en goede verwerkbaarheid tijdens de verwerking. Voor de palmolie die de sector
gebruikt houdt de VAVI vast aan een gefaseerde uitrol van de invoering van gecertificeerde duurzame
palmolie in de Nederlandse markt. Het commitment van de VAVI-leden is om eind 2015 100% van
deze palmolie in te kopen als Certified Sustainable Palm Oil (CSPO) conform RSPO-richtlijnen.
Hierbij zijn er drie opties om duurzame palmolie in te kopen, die alle drie kostenverhogend zijn:
segregated, mass balance of book en claim.
In 2011 stond het aandeel duurzame palmolie van de VAVI nog op 10%, in 2013 is dit gegroeid
naar 59%. De aardappelverwerkende industrie zit hiermee 9% boven het gestelde doel van 50%
duurzame palmolie in 2013. Een van de lidbedrijven heeft het doel van 100% gecertificeerde
duurzame palmolie al per eind 2012 gerealiseerd. Het is belangrijk dat overige leden stappen
blijven zetten om de 2015-sectordoelstelling te behalen.
19
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
3.2.3 Acrylamide
Acrylamide is een stof die wordt gevormd tijdens de Maillard (bruinings)reactie, als suikers worden
verhit op hogere temperaturen (> 120°C); acrylamide ontstaat uit een reactie tussen asparagine
(een aminozuur) en reducerende suikers. Acrylamide is door de IARC geclassificeerd als een
‘waarschijnlijk carcinogeen voor mensen’. Ondanks dat wetenschappelijk nog niet eenduidig is
bewezen dat acrylamide kankerverwekkend is voor de mens, is er de afgelopen twaalf jaar
wereldwijd erg veel onderzoek gedaan door onder andere de aardappelverwerkende industrie,
naar de vorming van acrylamide en het reduceren hiervan.
De Acrylamide Expert Groep van de Europese Federatie van levensmiddelen- en drankenfabrikanten
(FDE) heeft in 2004 een Acrylamide Toolbox gecreëerd. Deze Toolbox bevat uitleg over de vormingsmechanismen van acrylamide en verminderingsstrategieën voor verschillende levensmiddelen. De
afgelopen jaren is de Toolbox verder onder de aandacht gebracht bij fabrikanten en verder verspreid
door de keten. In januari 2014 is de dertiende revisie van de Acrylamide Toolbox gepubliceerd. Deze
nieuwe Toolbox bevat de meest recente wetenschappelijke publicaties op het gebied van acrylamide.
Daarnaast is het document geherstructureerd rondom de drie producten die het meest geassocieerd
worden met acrylamide, te weten granen, koffie en aardappelen. Elk product heeft een eigen
beschrijving en eigen tools om acrylamidevorming te meten en te voorkomen. Vanuit de VAVI-leden
is er in 2002 een Taskforce Food Safety & Health opgericht, waarbinnen het onderwerp acrylamidevorming valt. In lijn met het standpunt van de FNLI pleit deze Taskforce voor twee zaken. Ten eerste
om het toepassen van relevante tools uit deze Acrylamide Toolbox verplicht te stellen voor alle food
business operators (fabrikanten en eindgebruikers voor bereiding van het eindproduct). Ten tweede
om acrylamide op te nemen in de HACCP-analyse voor zover dit nog niet is gebeurd door de
individuele bedrijven. Dit is effectiever en beter te controleren door de bevoegde autoriteit dan
wettelijke limieten voor acrylamide vast te stellen voor het bereide eindproduct. De Toolbox is
feitelijk een Good Manufacturing Practice (GMP) om potentiële vorming van acrylamide te reduceren
en/of elimineren waar mogelijk, waarbij de tools gevalideerd zijn en per productgroep gerangschikt
naar toepassing: commercieel of experimenteel (R&D, laboratoriumschaal).
Om de professionele eindgebruikers van aardappelproducten verder te informeren over dit
onderwerp heeft de Europese branchevereniging van aardappelverwerkers (EUPPA) een film
ontwikkeld, getiteld Good Fries, die een eenvoudige demonstratie geeft van de juiste bereiding.
Deze film is onder andere terug te vinden op de website van de VAVI. Verder
is er door de EUPPA een aparte website ingericht, www.goodfries.eu. Op de
website is naast het filmpje ook extra informatie te vinden, zoals een
handleiding voor juist frituren en factsheets voor consumenten en foodservice
operators, in alle talen van de Europese Unie. De Aardappelverwerkende
industrie heeft zich gecommitteerd om de weblink of het logo op te nemen
op hun bedrijfswebsite en op de verpakkingen.
Op het brede onderwerp van voedselveiligheid hanteren de VAVI-lidbedrijven een VVA en Global
GAP-certificering. Deze certificering Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVA) wordt in vrijwel
de gehele akkerbouw toegepast en betreft eisen om voedsel- en voederveiligheidsrisico’s af te
dekken. Sinds 2012 is hier een paragraaf over duurzaamheid binnen de akkerbouwmatige teelt aan
toegevoegd. Het duurzaamheidsschema stelt de akkerbouw en de verwerkende industrie in staat
duurzaamheid te concretiseren en aantoonbaar te maken, op basis van eisen voor certificering. De
eisen hebben onder andere betrekking op biomassa voor energiedoeleinden, arbeid, flora & fauna,
bodembeheer, water, energie en lokale economie. Het betreft een aparte vrijwillige module waarop
jaarlijkse inspectie verplicht is.
20
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
3.2.4 Werkgelegenheid en ziekteverzuim
De aardappelverwerkende industrie is goed voor circa 3.500 werkplekken. Ondanks de fluctuaties
binnen de aardappelbranche op het gebied van aardappelteelt en verwerking van aardappelen is de
branche stabiel wat betreft de werkgelegenheid.
Figuur 3.2: werkgelegenheid in de aardappelverwerkende industrie in fte, in de periode 2010-2013
(ontleend aan interne gegevens VAVI)
4500
totaal fte onbepaalde tijd
totaal fte bepaalde tijd
4000
totaal uitzendkrachten
3500
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
2010
2011
2012
2013
In 2013 is een stijging van de werkgelegenheid te zien, voornamelijk in de fte onbepaalde tijd en
de uitzendkrachten. Dit is te verklaren door een organisatorische herstructurering bij een aantal
lidbedrijven, zoals veranderingen in de ploegendiensten. Het aantal werknemers onder bepaalde
tijd overeenkomsten stijgt hierdoor.
Een ontwikkeling die binnen de aardappelbranche speelt, is het aankomende tekort in technisch
opgeleid personeel. De FNLI heeft op het gebied van dit onderwerp een strategisch overlegplatform
opgericht, de Taskforce Human Capital Agenda Food. Doel is om namens de levensmiddelenindustrie
een gezicht- en standpuntbepaling te realiseren voor alle relevante zaken die ervoor kunnen
zorgen dat de levensmiddelenindustrie de komende jaren voldoende gekwalificeerd personeel
kan behouden en aantrekken. Eén van de VAVI-lidbedrijven neemt actief deel aan de Taskforce.
Om jong personeel aan te trekken tot de aardappelverwerkende industrie is er binnen de VAVIlidbedrijven ook ruimte voor afstudeerders en stagiaires. In bijna alle bedrijven krijgen jonge
onderzoekers de mogelijkheid om een kijkje te nemen in de aardappelverwerkende industrie.
In 2011, 2012 en 2013 ging dit respectievelijk om 126, 134 en 121 afstudeerders en onderzoekers.
Hierbij waren ook duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen onderwerp van
onderzoek. Verder worden er in de aardappelverwerkende industrie geen jeugdigen/medewerkers
onder de 18 jaar ingezet, vanwege arbo- en veiligheidsredenen.
De sector laat over de jaren 2010-2013 een gemiddeld ziekteverzuim zien van 4,36%. Dit is iets
hoger dan het gemiddelde ziekteverzuim in Nederland in 2013 voor de voedingsmiddelenindustrie
dat door het CBS is bepaald op 4,2%. Om het ziekteverzuim te verlagen nemen de lidbedrijven
individuele acties op dit gebied, zoals een preventief gezondheidsbeleid, het voeren van
verzuimgesprekken met medewerkers, het uitvoeren van Preventief Medisch Onderzoek en het
hebben van korte lijnen tussen het bedrijf en de arbodienst/bedrijfsarts.
21
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Daarnaast nemen de bedrijven aparte maatregelen om te zorgen voor een aangename, veilige en
gezonde werkplek voor hun medewerkers. Onderdeel hiervan zijn:
• Onderzoek naar en het veilig en ergonomisch inrichten van werkplekken.
• Organiseren van werkbelevingsonderzoeken.
• In dienst hebben van preventiemedewerkers.
• Houden van functioneringsgesprekken.
3.2.5 Training van medewerkers
De aardappelverwerkende industrie hecht veel waarde aan goed opgeleide medewerkers. Zij
investeren dan ook voortdurend in de opbouw en borging van kennis door onder andere opleiding
van haar medewerkers. Zo worden er trainingen georganiseerd op de volgende onderwerpen:
• Technische en vakinhoudelijke opleidingen.
• Management (TPM, time management, change management).
• Sociale vaardigheden en communicatie.
• Persoonlijke ontwikkeling.
• Taalcursussen.
Figuur 3.3: training van medewerkers in uren (zonder veiligheidstrainingen) in de periode 2010-2013,
exclusief Oerlemans Foods (ontleend aan interne gegevens VAVI)
85000
Ttrainingsuren
80000
75000
70000
65000
60000
55000
2010
2011
2012
2013
Jaartal
Het aantal trainingsuren is de afgelopen jaren gestaag gestegen met een piek in 2012. Het aantal
trainingsuren in 2013 laat een lichte daling zien. In het afgelopen jaar zijn voornamelijk medewerkers
met een contract van bepaalde tijd aangenomen in de branche. Deze medewerkers hebben (nog)
niet de training gekregen die medewerkers met contracten van onbepaalde duur krijgen. Dit verklaart
een lichte daling in de trainingsuren in 2013.
3.2.6 Arbeidsveiligheid
Veiligheid staat hoog in het vaandel binnen de aardappelverwerkende industrie. Naast de eerder
genoemde trainingen bieden de lidbedrijven hun medewerkers dan ook verscheidene verplichte en
niet-verplichte trainingen en opleidingen aan op dit gebied. Daarbij valt te denken aan Bedrijfshulpverlening (BHV), heftruckchauffeursopleiding, etc.
Voor trainingen kan, net als voorgaande jaren, gebruikgemaakt worden van het opleidingsprogramma
van Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenindustrie (SOL). Deze Stichting richt zich onder andere
op het ontwikkelen van opleidingsprogramma’s die specifiek gericht zijn op werknemers in de levensmiddelenbranche. Op het gebied van veiligheid worden trainingen aangeboden over de gevaren op de
werkplek, machineveiligheid, gevaarlijke stoffen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
22
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
In eerdere Duurzaamheidsrapporten werden arbeidsongevallen in absolute aantallen gerapporteerd.
Om echter een goede analyse te kunnen maken, is het belangrijk dat de meldingen van verzuim­
ongevallen in relatie worden gebracht met het totaal aantal gewerkte uren. Binnen de aardappel­
verwerkende industrie worden hiervoor twee verschillende berekeningen gebruikt.
• De Injury Frequency index (IF), zoals gebruikt in de Nederlandse veiligheidscertificatienorm:
VGM Checklist Aannemers (VCA). De berekening hiervoor is als volgt; het aantal verzuimongevallen
vermenigvuldigd met 1.000.000 en gedeeld door het aantal gewerkte manuren.
• De Total Incident Rate (TIR), een veelgebruikte internationale methode, onder andere toegepast in
de Verenigde Staten en Canada. De berekening hiervoor is als volgt; het aantal verzuimongevallen
gedeeld door 200.000 en vermenigvuldigd met het aantal gewerkte manuren.
In onderstaande grafiek een overzicht van de veiligheidsprestaties binnen de aardappelverwerkende
industrie berekend via zowel de IF index als de TIR.
Figuur 3.4: antal verzuimongevallen gerelateerd aan gewerkte uren via IF index en TIR
voor 2011-2013 (ontleend aan interne gegevens VAVI)
14
12
TIR
IF index
10
8
6
4
2
0
2011
2012
2013
Vergeleken met andere industrieën is de ongevallenfrequentie-index hoger. Door de jaren heen is
binnen de aardappelverwerkende industrie de aandacht voor een veilige werkomgeving toegenomen.
In alle VAVI-lidbedrijven lopen dan ook programma’s voor de vergroting van het veiligheidsbewustzijn. Een groter veiligheidsbewustzijn leidt vaak tot een betere registratie van ongevallen en bijnaongevallen. Op basis van analyse van deze meldingen nemen de individuele bedrijven maatregelen
om de veiligheid verder te verbeteren. Er zijn geen initiatieven op brancheniveau.
De laatste keer dat de Inspectiedienst SZW (toen nog Arbeidsinspectie) een inspectieproject in
de aardappelen-, groenten- en fruitsector (AGF) uitvoerde, was in 2007. Er spelen sindsdien geen
specifieke onderwerpen. Lidbedrijven blijven wel actief werken aan verbetering van de arbeids­
omstandigheden via hun Risico-Inventarisatie en -Evaluatie. Ook bij nieuw- en verbouw wordt
rekening gehouden met de arbeidsomstandigheden.
3.3 Toekomstige acties en doelen
Verantwoorde Leefstijl:
• Netwerk Herformulering Productaanbod: eind 2013 is de balans opgemaakt van de ondernomen
activiteiten en behaalde resultaten. Op basis hiervan zijn acties geformuleerd, waaronder het
betrekken van nieuwe branches en verder wordt er ingezet op een akkoord met de overheid over
haalbare normen om de herformulering van productaanbod te intensiveren en te versnellen.
• JOGG-aanpak: om te bewerkstelligen dat consumenten meer bewegen en een gezond product­aanbod
aangeboden krijgen, probeert de FNLI, met de VAVI, zoveel mogelijk draagvlak en aandacht te
23
Duurzaamheidsrapport 2014
•
•
•
•
•
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
creëren binnen de levensmiddelenbranche voor deze onderwerpen. Hiervoor wordt in de toekomst
verdere samenwerking gezocht met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), om mogelijk
productnormen te ontwikkelen voor onder andere het zoutgehalte in producten.
In het kader van het initiatief Verduurzaming fritesketen wordt de input vanuit de interviews en
marktanalyse gebruikt om de mogelijkheden rondom de verduurzaming van de fritesketen te
bepalen. Een van de mogelijkheden voor overweging is het ontwikkelen van een keurmerk
duurzame frites. Concrete acties zijn nog niet bepaald.
Naast consumentenvoorlichting rondom frites via onder andere de website www.vettefeiten.nl,
vindt verdere promotie plaats door het organiseren van de Week van de Friet in oktober 2014.
De Gezondheidsraad verwacht in 2015 nieuwe Richtlijnen Goede Voeding uit te brengen. Vanwege
de aanwezigheid van voedselvezels in aardappelen biedt dit kansen voor verdere promotie.
Taskforce Food Safety & Health richt zich op de implementatie van nieuwe regelgeving over
consumenteninformatie en verdere verbetering van vetzuursamenstelling.
Vetzuursamenstelling: het doel is om het aantal verzadigde vetzuren verder te laten dalen.
Individuele lidbedrijven hebben zich doelen gesteld om de hoeveelheid verzadigde vetzuren te
laten dalen tot zelfs maximaal 20 procent. Daarnaast zijn de leden ook bezig met het aanpassen
van hun productaanbod om te komen tot producten die 50% minder vet bevatten.
Acrylamide:
• In lijn met het standpunt van de FNLI pleit de VAVI voor het verplicht stellen van relevante tools
uit de Acrylamide Toolbox voor alle food business operators (fabrikanten en eindgebruikers voor
bereiding van het eindproduct) en voor het opnemen van acrylamide in de HACCP-analyse voor
zover dit nog niet is gebeurd door de individuele bedrijven.
• Verdere verspreiding en promotie van juiste eindbereiding door middel van bijvoorbeeld de film
Good Fries en vermelding van de bedrijfswebsites en productverpakkingen.
Duurzame palmolie:
• Gefaseerde uitrol van de invoering van gecertificeerde duurzame palmolie op de Nederlandse markt, om per 2015 100% van deze palmolie in te kopen als ‘Certified Sustainable Palm Oil’
(CSPO) conform de RSPO-richtlijnen.
Aankomend tekort aan (technisch) personeel:
• Op landelijk niveau is eind 2013 de Taskforce Human Capital Agenda Food voor het eerst bijeen
geweest. Doel is om er gezamenlijk voor te zorgen dat de levensmiddelenindustrie in de toekomst
verzekerd is van voldoende kwalitatieve en kwantitatieve instroom van medewerkers en dat goede
medewerkers worden behouden voor de Agro & Food-sector. Hiertoe zal een regionale projecten­
structuur worden opgezet die, waar mogelijk, aansluit bij bestaande initiatieven. Naast FNLI,
Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenindustrie (SOL) en de vakbonden, nemen verschillende
bedrijven deel aan de Taskforce waaronder een VAVI-lidbedrijf.
24
Duurzaamheidsrapport 2014
4
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
De aardappelverwerkende industrie en milieuaspecten
De aardappelverwerkende industrie deelt de duurzaamheidsthema’s in naar drie pijlers. De Planetaspec­ten, ofwel de milieuaspecten, vormen één pijler van duurzaam ondernemen. De aardappelverwerkende industrie is een sector die zich bezighoudt met het verwerken van natuurproducten. De industrie
streeft bij zowel het onttrekken als het (terug)geven van stoffen, naar een minimale milieudruk.
4.1 Terugblik uitgevoerde acties Duurzaamheidsrapport 2010
Het Duurzaamheidsrapport 2010 geeft een compleet overzicht van de destijds relevante thema’s
op het gebied van milieu binnen de aardappelverwerkende industrie. Op basis van de uitgevoerde
acties en de doelstellingen zijn toekomstige acties geformuleerd. In onderstaande tabel zijn van de
Planet-aspecten de geplande acties weergegeven, zoals deze in het Duurzaamheidsrapport 2010
staan beschreven. De onderwerpen Bijproducten en Verpakkingen hebben in de afgelopen drie jaar
veel ontwikkeling doorgemaakt in vergelijking met voorgaande jaren. Door meer prioriteit te geven
aan deze twee onderwerpen is er minder aandacht geweest voor Rassenkeuze en Transport.
Tabel 4.1: Planet-georiënteerde duurzaamheidsthema’s
Status
Duurzaamheidaspect
Acties uit Duurzaamheidsrapport 2010
Gewasbescherming
Optimalisatie van gewasbescherming en blijven zoeken naar minder
milieubelastende gewasbeschermingsmiddelen.

Rassenkeuze
Voortzetting van het tienjarig onderzoeksproject ‘Duurzaam Resistent tegen
Phytophthora’ (DuRPh) (loopt tot 2016).

Tarragrond
In overleg met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit nadere
afspraken maken over de concrete invulling van de nieuwe aardappelmoeheid
(AM)-richtlijn.

Energieverbruik
Actualiseren Energie-Efficiencyplannen
✓
Uitvoeren van een verdiepende branchestudie naar restwarmtebenutting.
✓
Waterverbruik
Uitvoeren van onderzoek naar de opwerking van brak water tot bruikbaar
zoet proceswater en vervolgonderzoek naar hergebruik van proceswater,
mede in het kader van het sluiten van de waterkringloop.
2
Emissie N en P
Uitvoeren van een branchestudie naar de verdere mogelijkheden en
optimalisatie van opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet
voor de toepassing als meststof.
✓
Volgen van ontwikkelingen rondom het sluiten van nutriëntenkringloop.

Bijproducten
Uitvoeren van een branchestudie naar de haalbaarheid van de winning
van biopolymeren en producten die ontstaan door fermentatie van
aardappelreststromen.
✓
Transport
Ontwikkelingen binnen de transportbranche actief blijven volgen.
Verpakkingen
Ontwikkelingen op het gebied van verpakkingen actief blijven volgen.


In plaats van genoemde onderzoeken op brancheniveau, lopen er projecten ter verbetering van intern hergebruik van
water binnen individuele lidbedrijven.
2
4.2 Uitgevoerde acties
In deze paragraaf worden de uitgevoerde acties op de verschillende milieuthema’s beschreven.
25
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
4.2.1 Gewasbescherming
Tijdens de aardappelteelt wordt er zoveel mogelijk getracht om ziekten en schimmels aan de
aardappelen te voorkomen. Dit begint bij het gebruik van gezond en gecertificeerd pootgoed,
hygiënemaatregelen alsmede gewasrotatie.
Ondanks deze maatregelen blijft het mogelijk dat ziekten en schimmels aanwezig zijn op de
landbouwgrond. Aardappelziekten tasten de gewassen en aardappelen aan en sommige ziekten,
zoals de Phytophtora Infestans, worden steeds agressiever. Het gebruik van gewasbeschermings­
middelen kan dit tegengaan. Echter, het gebruik van beschermingsmiddelen belast het milieu.
Vanuit het Productschap Akkerbouw is het project Effectief Middelenpakket gestart. Doel is het
realiseren van een effectief gewasbeschermingsmiddelenpakket voor de akkerbouw, zodat een
duurzame, rendabele teelt mogelijk blijft. Knelpunten met gewasbescherming kunnen worden gemeld
bij de Coördinator Effectief MiddelenPakket (CEMP). De CEMP onderzoekt dan samen met de teler en
andere spelers (overheid, onderzoek, gewasbeschermingsmiddelenindustrie) waar het knelpunt ligt
en hoe het kan worden opgelost.
Om verdere toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen, is dit ook een thema
binnen het Programma Precisie Landbouw van het Productschap Akkerbouw. Binnen dit programma
wordt er op het gebied van gewasbescherming een werkplan ontwikkeld voor het wieden van
onkruid tussen en in de rij van aardappelgewassen. Ook is er een plan opgesteld gericht op het
preciezer afstellen van autonome spuitmachines van beschermingsmiddelen.
Regionale projecten, zoals het project Schoon Water waar de Brabantse aardappeltelers aan
deelnemen, hebben tot doel de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het grond- en
oppervlaktewater te verminderen. Door het toepassen van innovatieve technieken werd de
milieubelasting met meer dan 70% verlaagd ten opzichte van 2002.
4.2.2 Rassenkeuze
Een langlopend onderzoek vindt plaats ter voorkoming van Phytophtora Infestans. Dit tienjarige
project loopt nog door tot 2016 en heeft tot doel de milieueffecten (schade aan de aardappel)
van de schimmelziekte met 75% te verlagen. Dit onderzoek maakt het inmiddels mogelijk om
de ziekte te bestrijden met de helft van het percentage
gewasbeschermings­middelen van 2006. Het doel is om in 2016
een duurzaam aardappelras te hebben ontwikkeld met een
resistentie tegen Phytophtora Infestans.
Binnen de groep landbouwproducten staat de aardappel bekend om zijn efficiënte ‘prestaties’
tijdens de teelt. Ten eerste verbruikt de aardappel ongeveer 287 liter water per kilo, daar waar een
kilo rijst 2.497 liter water verbruikt. Ten tweede, neemt de aardappel CO2 op tijdens de groei, iets
dat mee zou moet worden genomen in de totale CO2-footprint van aardappelproductie. Verder is er
onderzoek gedaan naar rassen die geteeld kunnen worden onder lastige groeiomstandigheden.
Er zijn inmiddels rassen bekend die beter bestand zijn tegen brak water.
Er bestaan tussen aardappelrassen onderling verschillen in deze prestaties. Zo kan men komen tot een
lijst duurzaamheidsindicatoren betreffende verschillende aardappelrassen. Verschillende lidbedrijven
binnen de VAVI gebruiken deze duurzaamheidsindicatoren bij de aankoop van nieuwe soorten.
De aardappelverwerkende industrie is erg afhankelijk van de aardappel die de teler hen biedt.
Elke soort aardappel verschilt qua droge stofgehalte, vorm en grootte. Dit is bepalend voor de
26
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
verwerking van aardappelen. Het soort aardappel bepaalt dan ook in belangrijke mate hoeveel
energie en water er nodig is voor de verwerking. Voor de uiteindelijke verwerking van de aardappel
is ook de handling van de aardappel na de teelt van belang. Dit bepaalt namelijk hoeveel van de
aardappel bruikbaar is voor verwerking en daarmee ook de mate van verspilling. Elke drie jaar
publiceert het Nederlands Instituut voor Afzetbevordering van Pootaardappelen (NIVAP) een
rassencatalogus, met daarbij aangegeven de geschiktheid van een ras voor de verwerkende
industrie. De laatste publicatie dateert van 2011.
4.2.3 Tarragrond
Er komt binnen de aardappelverwerkende sector tussen de 600.000 en 700.000 ton tarragrond vrij.
Na de inwerkingtreding van het Besluit Bodemkwaliteit is de omgang met tarragrond verduidelijkt.
Tarragrond dient te voldoen aan de gemiddelde kwaliteit van de Nederlandse bodem. De VAVI heeft
laten onderzoeken in welke mate chloorprofam en monochlooranilinen voorkomen in tarragrond op
bouwland en in depot. Uit dit onderzoek blijkt dat de gehalten in het bouwland zijn gedaald tot
onder de detectielimieten. De gehalten in het depot bedroegen 0,6 mg chloorprofam en 1 mg
3-chlooraniline per kilogram grond. Bovendien heeft het ministerie van Infrastructuur & Milieu in
2012 een onderzoek gestart naar eventuele gevolgen van chloorprofam in tarragrond die anaeroob
in ‘werken’ (zoals taluds, geluidswallen, etc.) wordt toegepast, op de kwaliteit van het grondwater.
Uit dit onderzoek bleek dat chloorprofam zowel aeroob als anaeroob wordt afgebroken. Bovendien
is gebleken dat chloorprofam geen invloed heeft op het grondwater.
Verder is de VAVI betrokken bij de totstandkoming van een Convenant Tarragrond/Aardappel¬moeheid
met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Er worden binnen dit Convenant afspraken
gemaakt over fytosanitair veilige toepassing van tarragrond om het risico van aardappelmoeheid in
de pootgoedteelt te reduceren. De verwachting is dat dit Convenant medio 2014 wordt getekend.
Tot slot hebben diverse VAVI-lidbedrijven zich laten certificeren om te voldoen aan een fabrikanteigenverklaring (FEV). Deze lidbedrijven hebben een vaste procedure voor de omgang met tarragrond
en zijn daarbij niet meer verplicht om een laboratoriumverklaring te laten opstellen bij het vervoer
en afzet van de tarragrond. Deze fabrikant-eigenverklaring geeft nog een verdere bewaking
aangaande de kwaliteit van tarragrond. Een overzicht van de fabrikant-eigenverklaringen is te
vinden op de website van Rijkswaterstaat Leefomgeving.
4.2.4 Energieverbruik
De aardappelverwerkende industrie neemt al sinds 1996 deel aan de meerjarenafspraken met
de overheid. Binnen deze meerjarenafspraken spannen de bedrijven zich in om
• 30% energie-efficiëntieverbetering te bereiken in de periode 2005-2020.
• Vierjaarlijks een Energie-EfficiencyPlan (EEP) op te stellen.
• ‘Zekere’ besparingsmaatregelen (met een terugverdientijd kleiner dan vijf jaar) uit te voeren.
• Energie-efficiëntie door middel van ketenefficiency en duurzame energie te realiseren.
• Jaarlijks over de voortgang te rapporteren.
Daarnaast stelt de sector een Meerjarenplan (MJP) op met energie-efficiencydoelstellingen voor de
gehele branche, waarin ook op hoofdlijnen wordt aangegeven hoe deze doelstellingen worden
gerealiseerd. In 2012 liep het MJP 2009-2012 af. Aan de hand van de nieuwe Energie-Efficiëntie­
Plannen (EEP’s) die door de lidbedrijven zijn opgesteld, is het MJP 2013-2016 opgesteld.
Oerlemans Foods is lid van zowel de Vereniging voor de Aardappelverwerkende industrie (VAVI) als
van de vereniging voor de groente- en fruitverwerkende industrie (VIGEF). In het kader van de
Meerjarenafspraken Energie-Efficiency neemt Oerlemans Foods deel via VIGEF. In deze paragraaf over
energieverbruik is gebruik gemaakt van het VAVI MJA-Sectorrapport 2013. Daarmee is Oerlemans
Foods niet meegenomen.
27
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
In onderstaande grafiek is het primaire energiegebruik van 2009 tot 2013 weergegeven.
Figuur 4.1: werkelijk energieverbruik in TJ 2009-2013
(ontleend aan MJA-Sectorrapport 2013 aardappelverwerkende industrie)
10.000
elektriciteitsverbruik
aardgasverbruik
9.000
verbruik overige brandstoffen
8.000
Energieverbruik
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
2010
2011
2012
2013
Jaartal
In de grafiek is te zien dat het absolute energieverbruik door de jaren heen vrij stabiel is gebleven
en in het laatste jaar zelfs is gedaald. Ondanks een stijging van het productievolume van 8,5% is
het de sector gelukt om het absolute energiegebruik stabiel te houden. Besparende maatregelen en
andere invloed factoren compenseren de productiestijging.
In het meerjarenplan (MJP) 2009-2012 heeft de sector toegezegd maatregelen te treffen die in 2012
tot een jaarlijkse besparing van 1.455 TJ leiden. Na vier jaar bedraagt het jaarlijkse effect van de
maatregelen 743 TJ. Hiermee is 51% van de MJP-doelstelling gerealiseerd. Het achterblijven van de
realisatie van de plannen komt door het niet bereiken van de hoge duurzame energie-ambitie.
In de volgende grafiek zijn de energie- en besparingscijfers gegeven.
Figuur 4.2: overzicht geplande maatregelen voor besparing in TJ voor 2005-2013
(ontleend aan MJA-sectorrapport 2012/2013 aardappelverwerkende industrie)
1000
Procesefficiency
Inkoop duurzame energie
Besparing
800
Ketenefficiency
600
Opwekking duurzame energie
400
200
0
Jaartal
28
2005 2006
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
In 2013 is het aandeel van de besparing vanuit ketenefficiency en procesefficiency gestegen.
De belangrijkste proces- en ketenmaatregelen zijn:
• Warmtepomp droger
• Pretreater op restwarmte
• Toepassing van stoomschillen in externe vergister
Diverse processen in de aardappelverwerkende industrie vragen veel warmte van een hoge
temperatuur. Daarmee komt er veel restwarmte van een lage temperatuur vrij. Een warmtepomp kan
laagwaardige restwarmte op een hoger temperatuurniveau brengen, zodat deze weer nuttig is in te
zetten. Een warmtepomp kan de warmtevraag voor het traject tussen stoomschillen en bakoven en
de bijbehorende CO2-uitstoot naar verwachting met circa zeventig procent reduceren.
In de verdiepende restwarmtestudie die VAVI in 2011 heeft laten uitvoeren is de restwarmtebenutting door gebruikmaking van innovatieve restwarmtetechnieken als twin-coilsysteem, compressiewarmtepomp en absorptiewarmtepomp doorgerekend. Deze studie geeft een goed inzicht in de
mogelijk­heden om restwarmte te benutten. Exacte terugverdientijden worden echter sterk bepaald
door lokale omstandigheden. Geadviseerd is dan ook om een haalbaarheidsonderzoek voor de eigen
bedrijfslocatie uit te voeren.
Inmiddels is er bij een van de lidbedrijven van de VAVI een pilot gestart voor het gebruik van een
warmtepomp. Bij gunstige resultaten van de pilot is de verwachting dat warmtepompen breder
binnen de branche toegepast gaan worden.
Naast het reduceren van energieverbruik probeert de aardappelverwerkende industrie zoveel mogelijk
zichzelf te voorzien van energie. Biogas speelt hierin een belangrijke rol. Bij het opwekken van energie
worden fossiele brandstoffen verbrand en hierbij ontstaat CO2, dat een bijdrage levert aan klimaat­
verandering. Bij verbranding van niet-fossiele brandstoffen, zoals biogas, ontstaat zogenaamde
kortcyclische CO2, die geen invloed heeft op de klimaatverandering.
Tevens geldt dat biogas energie kan opleveren door het direct te verstoken, of door het in te zetten in
een warmtekrachtkoppeling (WKK), waar het gas 30% elektra oplevert en gemiddeld 50-60% warmte.
Biogas kan daarom net als zonne- en windenergie een duurzame energie genoemd worden.
Productie van biogas bij de aardappelverwerkende industrie vindt plaats bij de anaerobe zuivering
van afvalwater. Tussen de jaren 2010-2013 bedroeg de totale biogasproductie binnen de aardappelverwerkende industrie meer dan 16 miljoen m3 per jaar.
Naast het reduceren van energieverbruik en het opwekken van energie heeft de branche ook
stappen gezet om meer inzicht te krijgen in duurzaamheidskwesties in de keten.
Het Productschap Akkerbouw waarin VAVI vertegenwoordigd is, heeft bij wijze van casestudie de
carbon footprints voor bevroren frites en tafelaardappelen laten uitrekenen, om op basis hiervan de
rekenregels voor het bepalen van carbon footprints te kunnen vaststellen (Blonk, 2011). Op basis van
de uitgangspunten uit deze studie bedroegen de carbon footprints respectievelijk 570 voor bevroren
frites en 3000 kg CO2eq/ton voor tafelaardappelen, van wieg tot graf.
In het kader van het EnergieAkkoord, dat najaar 2013 is gesloten, is onduidelijkheid ontstaan over
de continuering van de MJA-convenanten. VAVI heeft er vanwege de bereikte resultaten voor gepleit
om de MJA-doelstellingen voort te zetten en passend te maken in de nieuwe structuur, echter op
voorwaarde dat de administratieve lasten niet toe nemen.
4.2.5 Waterverbruik
De aardappelverwerkende industrie streeft naar een efficiënte en duurzame waterhuishouding.
Om hiertoe te komen zijn verschillende besparende activiteiten ondernomen.
29
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Waterverbruik
De aardappelverwerkende industrie maakt gebruik van leidingwater en grondwater en hergebruikt
water uit het eigen proces voor de verwerking.
In onderstaande grafieken is de totale inname van water weergegeven, samen met de totale hoeveelheid geloosd water voor de branche. Dit totale waterverbruik kan afgezet worden tegen de hoeveelheid
gereed product die de aardappelverwerkende industrie oplevert (specifiek waterverbruik).
Figuur 4.3: totale inname water en totale hoeveelheid geloosd water 2005-2013
(ontleend aan interne gegevens VAVI)
totale inname water
10.500.000
totale hoeveelheid geloosd water
Hoeveelheid m3
9.000.000
7.500.000
6.000.000
4.500.000
3.000.000
1.500.000
0
2005 2006
Jaartal
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Figuur 4.4: specifiek waterverbruik m3/ton voor de periode 2005-2013
(ontleend aan interne gegevens VAVI)
6
Specifiek waterverbruik m3/ton
5,8
5,6
5,4
5,2
5
4,8
4,6
4,4
4,2
Jaartal
30
2005 2006
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Conclusie: In 2012 liet het specifieke waterverbruik na forse reducties in de voorgaande jaren voor
het eerst een lichte stijging zien. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat 2012 een moeilijk jaar was
voor de aardappelteelt. Door weersomstandigheden was de kwaliteit van de aardappel niet optimaal.
Dit zorgde ervoor dat er dat jaar meer water nodig was om de aardappelen optimaal verwerkt te
krijgen. In 2013 lag het specifiek waterverbruik alweer op het niveau van 2011.
De aardappelverwerkende industrie heeft veel tijd en moeite geïnvesteerd om tot verdere verbetering
van de waterhuishouding te komen. De industrie heeft het specifieke waterverbruik door de jaren
heen significant weten te verlagen. Dit heeft er onder andere toe geleid dat bij veel lidbedrijven het
waterverbruik zeer specifiek wordt bijgehouden. Zo is veelal het waterverbruik per uur en per afdeling bekend, hieraan zijn Kritische Prestatie-Indicatoren (KPI’s) gekoppeld, waarop door de lidbedrijven wordt gestuurd. Ook is er veel aandacht besteed aan het onderzoeken van mogelijkheden voor
intern hergebruik. Veel lidbedrijven beschikken over een eigen waterzuiveringsinstallatie, die met de
juiste afstelling het effluent kan zuiveren tot de juiste kwaliteit, om het vervolgens terug te brengen
in onderdelen van het proces. Binnen individuele bedrijven lopen nog altijd projecten om dit verder
te verbeteren. Door deze verschillende waterinnovaties is de Nederlandse aardappelverwerkende
industrie internationaal marktleider voor wat betreft het waterverbruik.
4.2.6 Emissie N en P
Bemesting
Het gewas aardappelen stelt hoge eisen aan de fosfaatvoorziening, doordat aardappelen - als gevolg
van een relatief beperkt wortelstelsel - niet zo gemakkelijk fosfaat opnemen. Naast fosfor is stikstof
erg belangrijk voor de teelt van aardappelen. De beschikbaarheid van fosfor en stikstof voor de groei
van aardappelen vindt plaats door bemesting van de grond. Om overbemesting en daarmee
uitspoeling naar grond- en oppervlaktewater te beperken, gelden er richtlijnen voor bemesting
van landbouwgronden, die onder andere geregeld zijn in het ‘lastenboek’ van het VVA-certificaat.
In het kader van deze uitdaging ondersteunt de VAVI het Programma Precisie Landbouw (PPL) door
het Productschap Akkerbouw. Dit programma is onderdeel van een groter programma, Masterplan
Mineralenmanagement. Agrarische ondernemers krijgen instrumenten in handen om de juiste
hoeveelheid mineralen op de juiste plaats toe te dienen. Bij het thema bemesting wordt onder
andere gewerkt aan het op de juiste plaats en tijd toepassen van meststof. Daarnaast worden
manieren ontwikkeld om bemesting toe te dienen op basis van sensing data, zoals vochtmeting.
Proceswater
Na de voorzuivering is de eerste stap in de zuivering van het proceswater doorgaans een anaerobe
stap, waarbij in een methaanreactor de in het afvalwater aanwezige organische componenten worden
omgezet in biogas. In de anaerobe zuivering worden stikstof en fosfaat slechts voor een klein gedeelte
verwijderd. Een nazuivering is daarom noodzakelijk, om uiteindelijk op het oppervlaktewater of riool te
mogen lozen.
Stikstof wordt veelal biologisch verwijderd met behulp van nitrificatie en denitrificatie. Dit proces
vraagt veel energie voor beluchting en er wordt slib gevormd, dat beperkte afzetmogelijkheden
heeft. Een alternatief voor deze manier van stikstofverwijdering is de verkorte stikstofroute, waarbij
de nitrificatie en de denitrificatie in één processtap worden uitgevoerd. Deze procesvoering vraagt
substantieel minder energie voor beluchting en de slibproductie is beduidend lager. Deze verkorte
stikstofroute wordt binnen de aardappelverwerkende industrie met succes toegepast.
Daarnaast voert één van de VAVI-lidbedrijven een test uit met de zogenaamde Nereda-zuiverings­
techniek. Deze techniek is een innovatieve technologie, waarbij micro-organismen in geconcentreerde,
natuurlijke korrelstructuren groeien. Deze korrels bezitten hogere biologische activiteit en maken het
eenvoudig de micro-organismen en het gezuiverde water te scheiden.
31
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Fosfor is een van nature voorkomend element van de aardappel. Tijdens de verwerking van
aard­appelen wordt pyrofosfaat toegevoegd, om grauwverkleuring te voorkomen. Gemiddeld
genomen betreft dit ongeveer 0,2 kg fosfor per ton verwerkte aardappelen, maar de exacte
hoeveelheid varieert per bedrijf en per type product. Een gedeelte van het toegevoegde pyrofosfaat
komt vrij in het proceswater. Ondanks uitgebreid onderzoek zijn er geen geschikte vervangers
voor pyrofosfaat beschikbaar.
Voor fosfaatverwijdering uit het afvalwater zijn er drie gangbare mogelijkheden:
• Biologische P-verwijdering: door een bepaalde procesvoering wordt fosfaat in aeroob
biologisch slib ‘opgeslagen’ en met het slib afgevoerd.
• Chemische precipitatie met ijzer- of aluminiumzouten: door reactie van fosfaat met ijzer of
aluminium, ontstaat een fosfaatrijk chemisch slib. IJzerhoudend slib kent nog nauwelijks verdere
nuttige toepassing, terwijl aluminiumfosfaat als grondstof voor fosfaatproductie kan worden
gebruikt.
• Struvietvorming: door toevoeging van magnesiumhoudende stoffen aan het voorgezuiverde
afvalwater, wordt onder bepaalde procescondities magnesiumammomiumfosfaat, oftewel struviet
gevormd. Behalve fosfaat wordt hierbij ook een gedeelte van de stikstof vastgelegd. Binnen de
VAVI hebben bedrijven struvietinstallaties als onderdeel van de waterzuiveringen geplaatst.
Struviet is als fosfaatmeststof een duurzame vervanger van overige chemische fosfaatmeststoffen,
maar algemene toepassing als meststof is een nog te ontwikkelen weg. Hindernis hierbij is de
huidige wetgeving in Nederland.
Een nieuwe duurzame manier om de afvalwaterstromen die stikstof en fosfaat bevatten op
te waarderen naar waardevolle producten met een economische waarde, is algenfarming.
Algen hebben naast stikstof en fosfaat ook een koolstofbron nodig om te groeien. Hiervoor halen ze
voornamelijk CO2 uit de lucht, wat het gehele proces CO2-neutraal maakt. Enkele VAVI-lidbedrijven
zijn betrokken bij onderzoek op dit gebied. Daaruit blijkt dat de productie technisch zeer goed
mogelijk is, maar economisch op dit moment niet rendabel (bron: website Waterstromen).
4.2.7 Verstoring leefomgeving
Het voorkomen van verstoring van de leefomgeving is een belangrijk onderwerp voor de
aardappelverwerkende industrie.
De lidbedrijven houden hiervoor strikt bij welke overlastmeldingen er vanuit de omgeving
binnenkomen (de zogenaamde milieuklachten) en op welke onderwerpen. Daarnaast registeren
de lidbedrijven ook de verstoringen die niet tot een overlastmelding van de omgeving heeft geleid,
maar door henzelf geconstateerd zijn (de zogenaamde milieu meldingen). Figuur 4.4 geeft een
overzicht van de verschillende meldingen die binnen zijn gekomen bij de bedrijven. Het gaat hier
met name om meldingen betreffende geur en geluid. Lidbedrijven zijn gebaat bij een goede
meldingsdiscipline van milieu incidenten. Door milieu incidenten namelijk te analyseren, kunnen
lidbedrijven preventieve maatregelen treffen. Dit resulteert in een daling van het aantal
milieuklachten over de periode 2011-2013.
Alle lidbedrijven beschikken over een omgevingsvergunning. Sinds 1 januari 2012 is vergunning­
verlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van milieu ondergebracht bij één loket;
de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD), ook wel Omgevingsdienst genoemd. Een andere belangrijke
wijziging met betrekking tot de omgevingsvergunning is dat op 1 januari 2013 het Activiteitenbesluit
ingrijpend is gewijzigd. Hierdoor gelden voor vergunningplichtige bedrijven (type C-inrichtingen,
inclusief IPPC-inrichtingen), naast de vergunningvoorschriften, ook de voorschriften uit het
Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling.
32
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Figuur 4.5: verstoring van de leefomgeving in (interne) milieumeldingen en (externe) milieuklachten
voor 2011-2013 exclusief Agristo (ontleend aan interne gegevens VAVI)
400
350
(interne) milieu meldingen
(externe) milieu klachten
300
250
200
150
100
50
0
2011
2012
2013
4.2.8 Bijproducten
De Agro & Food-industrie, de (internationale) politiek en de samenleving staan voor een grote
uitdaging. Ontwikkelingen als toename van de wereldbevolking, de stijgende vraag naar dierlijke
eiwitten en gemaksvoedsel, de opkomende grondstoffenschaarste, afnemende biodiversiteit en de
klimaatverandering met toenemende weersextremen, vragen om innovatieve en duurzame productiemethoden. In Nederlandse context vertaalt dit zich naar het realiseren van meer toegevoegde
waarde, met minder input. De aardappelverwerkende industrie ziet het gedachtegoed van de
Biobased Economy als een belangrijke ontwikkelingsrichting hiervoor. In onderstaand figuur
wordt het beginsel van de Biobased Economy weergegeven.
Figuur 4.6: ontleend aan Topsector Agro & Food, Agro & Food; De Nederlandse groeidiamant, 2011
33
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
In de Biobased Economy worden fossiele grondstoffen voor food- en non-food-toepassingen
vervangen door groene grondstoffen of, meer in het algemeen, biomassa. Deze groene grondstoffen
zijn afkomstig van gewassen als aardappelen, maïs en koolzaad, of zijn daarvan afgeleide producten.
De toepassingen van deze groene grondstoffen kunnen worden ingedeeld in vier categorieën,
energie, chemie, food en farma, die samen de Biobased-piramide vormen.
Op basis van interne gegevens van de VAVI is de huidige bestemming van organische reststromen
van de lidbedrijven in de piramide voor de groene grondstoffen ingevuld.
Figuur 4.7: biobased-piramide op basis van gegevens VAVI 2013 (links) gebaseerd op de Ladder van
Moerman (rechts).
Farma & Fine chemicals
9.599 ton
Preventie (voorkomen van voedselverliezen)
Toepassing voor humane voeding (bijv. voedselbanken);
Food & Feed
622.084 ton
Chemicals & Materials
19.055 ton
Converteerbaar voor humane voeding (be-, ver- en herbewerking van voedsel);
Toepassing in diervoer;
Grandstoffen voor de industrie (biobased economy);
Verwerken tot meststof door vergisting (+ energieopwekking);
Verwerken tot meststof door composteren;
Power & heat
107.558 ton
Toepassing voor duurzame energie (doel is energieopwekking);
Verbranden als afval (doel is vernietiging, waarbij tevens energie kan worden opgewekt).
Uit de piramide valt af te lezen dat bij de VAVI een relatief groot deel van de reststromen - vanuit
milieuoogpunt - een hoogwaardige toepassing heeft als food & feed. Hier gaat het om reststromen,
zoals stoomschillen, snippers, gebakken aardappelstukjes en grijs zetmeel, die worden gebruikt om
diervoeding te produceren. In de categorie energie betreft het voornamelijk de vergisting van
stoomschillen en zetmeel voor de biogasproductie/de warmtekrachtkoppeling. Een lidbedrijf gebruikt
het afvalvet als directe brandstof voor het stoken van de ketel. In de categorie chemie betreft het de
toepassing van specifiek zetmeel, dat wordt ingezet in de papierindustrie, behanglijm, boorspoeling
en grondstof voor bioplastics.
In het kader van het Meerjarenplan Energie-Efficiency 2009-2012 voor de branche, heeft VAVI in 2011
haalbaarheidsstudies uitgevoerd over de opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot
meststof en de winning van biopolymeren en fermentatieproducten uit aardappelreststromen.
De doorrekening van restwarmtebenutting is reeds beschreven in paragraaf 4.2.4.
Omdat de opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot meststof niet uniek is voor de
aardappelverwerkende industrie, tracht de VAVI zich aan te sluiten bij reeds lopende initiatieven.
Gedacht wordt aan Green Deal van de Unie van Waterschappen en het Ketenakkoord Fosfaatkringloop.
Met het oog op de winning van biopolymeren uit aardappelreststromen heeft VAVI in 2012,
in overleg met enkele onderzoekbureaus, de technische mogelijkheden van fermenteren van
aardappelstoomschillen onderzocht. Er is een businessplan opgesteld om de mogelijke opbrengsten
bij verschillende capaciteiten in kaart te brengen. Aan de hand van dit businessplan is VAVI er niet
in geslaagd om een geïnteresseerde marktpartij te vinden. Het is nu aan de individuele lidbedrijven
om hun mogelijkheden rondom fermentatie in kaart te brengen.
Samenwerking binnen en buiten de keten is essentieel voor de VAVI voor dit onderwerp.
Om de keten zo efficiënt mogelijk in te richten sluit de VAVI aan bij de Alliantie Verduurzaming
34
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Voedsel, ondersteund door de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI). Daarnaast
lopen er acties bij de individuele bedrijven.
Zo zijn twee VAVI-leden partner van het Dutch Biorefinery Cluster (DBC). De DBC heeft tot doel
om tot een optimale(re) benutting van biomassa te komen binnen de agrofoodsector en de papier­
industrie. Onder de noemer van het Platform Agro-Papier-Chemie wordt hier verder aan gewerkt.
In 2011 zijn door het DBC succesvolle business cases ontwikkeld rondom lignocellulose als
grondstof, chemische bouwstenen uit planten en eiwitcascadering.
De optimale benutting van reststromen vanuit de aardappelverwerkende industrie ligt niet alleen
in handen van de industrie zelf. Om de belemmeringen op dit vlak uit te diepen is er onderzoek
gedaan naar de wetgeving die hieraan ten oorsprong ligt. Dit leverde een overzicht op van 18 wetten
of regels van nationaal en Europees niveau, die de optimale benutting van de reststromen
tegenwerkt. Op Europees niveau lobbyen de Europese brancheorganisatie voor de levensmiddelenen drankenfabrikanten FoodDrinkEurope en de Europese vereniging voor aardappelverwerkers (EUPPA), waar de VAVI lid van is, voor stimulerende wet- en regelgeving op dit gebied.
4.2.9 Transport
Het transport is door de aardappelverwerkende bedrijven uitbesteed. Samen met de transporteurs
wordt door de lidbedrijven gekeken naar terugdringing van de milieubelasting. Voorbeelden van
maatregelen uit de afgelopen periode zijn:
• combineren van transportbewegingen door met klanten afspraken
te maken over levering en afhaal;
• inzet van Langere en Zwaardere Vrachtautocombinatie (LZV), ook wel Ecocombi genoemd, op
bepaalde trajecten voor reductie van de transportbewegingen;
• inzet van andere transportmodaliteiten, zoals vervoer over zee
of inzet van binnenvaartschepen;
• optimalisatie van transport door betere palletbelading;
• deelname van transporteurs aan duurzaamheidstimuleringsprogramma’s
als Lean & Green.
4.2.10Verpakkingen
Ook verpakkingen is een belangrijk thema voor de aardappelverwerkende industrie. Karton wordt
door de meeste leden gebruikt als secundaire verpakking en bestaat inmiddels grotendeels uit
gerecycled papier. Wat betreft de kunststofverpakkingen streven alle lidbedrijven naar zo dun
mogelijke verpakkingen. Daarnaast worden kunststofverpakkingen deels vervangen door bioplastics.
Door de kunststofverpakkingen gescheiden in te zamelen is recycling mogelijk. Voor verdere
optimalisatie hiervan hebben twee lidbedrijven van VAVI deelgenomen aan een project van de
branchevereniging van de Groente- en Fruitverwerkende industrie (VIGEF), waarin de verwerking
van vervuilde kunststofreststromen en mogelijke oplossingen voor de belemmeringen daarbij in kaart
zijn gebracht.
De VAVI en VIGEF sluiten ook aan bij de Expertgroep Verpakkingen die wordt gefaciliteerd door de
FNLI. Deze Expertgroep is bovendien onderdeel van de gesloten Raamovereenkomst Verpakkingen,
waaraan ook het ministerie van Infrastructuur & Milieu en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
deelnemen. Deze overeenkomst heeft verdere verduurzaming van verpakkingsmaterialen tot doel,
door het voorkomen van verspilling, het verhogen van het percentage hergebruik, het terugwinnen
van materiaal en het inzetten van nieuwe materialen met een lagere milieudruk. De plannen en
activiteiten van de VAVI worden daarbij ondersteund door het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken.
De VAVI onderschrijft hierbij het doel om te streven naar een circulaire economie. 35
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
4.3 Toekomstige acties en doelen
Gewasbescherming
• In 2012 is de verbreding van project Schoon Water voor Brabant van start gegaan. Het doel is
bewezen maatregelen die goed zijn voor milieu én teler, over heel Noord-Brabant te verspreiden.
Het project richt zich op ruim 300 loonwerkers en zelfspuiters in de akkerbouw, waaronder de
Brabantse aardappeltelers.
Rassenkeuze:
• Vervolg onderzoeksproject ‘Duurzaam Resistent tegen Phytophthora’ (DuRPh) (tot 2016).
Tarragrond
• VAVI blijft actief de ontwikkelingen volgen rondom het door het ministerie van Infrastructuur &
Milieu in 2012 gestarte onderzoek naar de eventuele gevolgen van chloorprofam in tarragrond die
anaeroob in ‘werken’ (zoals taluds, geluidswallen, etc.) wordt toegepast, op de kwaliteit van het
grondwater.
• De verwachting is dat het Convenant Tarragrond/Aardappelmoeheid, ontwikkeld met de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), in 2014 wordt ondertekend.
Energieverbruik
• In het MeerjarenPlan (MJP) Energie-Efficiency hebben de deelnemende lidbedrijven van de VAVI
zich voor de periode 2013-2016 tot doel gesteld om de energie-efficiency met meer dan 19,6% te
verbeteren ten opzichte van 2012. Dit is de som van alle zekere en voorwaardelijke maatregelen
van deze EEP’s. Hiermee zit de sector ruim boven de MJA-doelstelling van 8% over die periode.
Deze hogere ambitie verwachten de bedrijven te kunnen realiseren met duurzame energiemaatregelen, waarmee energie uit afval en biomassa wordt gewonnen. Opgemerkt moet worden dat,
ten aanzien van de voorwaardelijke maatregelen, bedrijven terughoudend zijn met het doen van
investeringen. In de huidige marktsituatie voeren zij alleen vernieuwende maatregelen uit als het
rendement binnen korte termijn gegarandeerd is. De vermeden CO2-uitstoot komt hiermee naar
verwachting uit op circa 111,3 kton op jaarbasis.
• In het MJP 2013-2016 is voorgesteld om een gebruikersgroep Restwarmte samen te stellen
die ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt om ervaringen uit te wisselen.
• Individuele lidbedrijven hebben zichzelf daarnaast tot doel gesteld om meer inzicht te krijgen in
de CO2-uitstoot in de gehele keten, om aan de hand hiervan programma’s te definiëren die de
uitstoot kunnen verminderen. In dat kader zijn de lidbedrijven op zoek naar samenwerkingen of
hebben samenwerkingen met kennisinstellingen als de Universiteit Wageningen, voor bijvoorbeeld
het ontwikkelen van nieuwe technologie om energiezuiniger te produceren.
Waterverbruik
• Op het gebied van water liggen toekomstige acties en doelen voornamelijk bij de individuele
lidbedrijven. De lidbedrijven streven naar een verdere reductie van het watergebruik, onder andere
door het verbeteren van de kwaliteit van het proceswater om zo meer hergebruik van proceswater
te bewerkstelligen.
Emissie N en P
• Omdat de opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot meststof niet uniek is voor de
aardappelverwerkende industrie, tracht de VAVI zich aan te sluiten bij reeds lopende initiatieven
zoals Green Deal van de Unie van Waterschappen en het Ketenakkoord Fosfaatkringloop.
36
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Bijproducten
• VAVI lidbedrijven zullen de ontwikkelingen rondom relevante biobased producten op de voet
volgen en waar mogelijk gezamenlijk of individueel actie ondernemen. Doel is om te komen tot
maximale en optimale benutting van reststromen. Momenteel wordt al veel hergebruikt, doel is
uiteindelijk 100% hergebruik.
Transport
• Ondanks dat het onderwerp niet in de directe invloedssfeer van de VAVI-lidbedrijven ligt, maar
bij de transportondernemingen waar zij gebruik van maken, hebben individuele lidbedrijven hier
toch verbeterdoelstellingen voor geformuleerd. Voorbeelden van acties in dit kader zijn het in
samenwerking met transportondernemingen onderzoek doen naar het inzetten van andere
verkeersmodaliteiten en het zo efficiënt mogelijk om gaan met ruimte van de vervoerder, door
meer materiaal op een pallet te plaatsen. Er zijn geen initiatieven op brancheniveau.
Verpakkingen
• Expertgroep Verpakking waar VAVI bij aangesloten is, stelt een preventieplan op voor 2018 ter
verduurzaming van de gebruikte productverpakkingscombinaties. Ook hebben de individuele
lidbedrijven een aantal eigen acties geformuleerd op het gebied van verpakkingen. De hoogste
prioriteit voor de bedrijven blijft het beschermen van het product. De dikte van het verpakkingsmateriaal is afgenomen. Dit geldt voor zowel karton als plastic. De bedrijven willen met hun
verpakkingsleveranciers in gesprek gaan over nieuwe innovaties op het gebied van verpakking.
Daarnaast willen bedrijven de mogelijkheden onderzoeken om verpakkingen op basis van
duurzame grondstoffen geleverd te krijgen.
37
Duurzaamheidsrapport 2014
5
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
De aardappelverwerkende industrie en economische aspecten
De aardappelverwerkende industrie deelt de duurzaamheidsthema’s in naar drie pijlers. Eén van deze
pijlers van duurzaam ondernemen is het financieel-economisch belang (ook wel de Profit-aspecten
genoemd). Alleen door het financieel-economische belang in balans te brengen met sociale aspecten
(People) en milieuaspecten (Planet), kan Duurzaam Ondernemen tot stand worden gebracht.
Dit hoofdstuk beschrijft de financieel-economische aspecten van de aardappelverwerkende industrie,
onderverdeeld in:
• toegevoegde waarde van de sector aan de Nederlandse economie;
• financiële ondersteuning voor onderzoek en technologieën;
• samenwerking met kennisinstellingen en overige stakeholders;
• informatievoorziening.
5.1
Terugblik
5.1.1 Toegevoegde waarde aan de Nederlandse economie
Nederland is een aantrekkelijk vestigingsland voor bedrijven in de akkerbouwkolom, vooral voor de
verwerkende industrie. Door het gunstige klimaat voor onder andere de teelt van aardappelen, zijn
kwalitatief goede grondstoffen hier ruimschoots beschikbaar. Maar ook de aanwezigheid van grote
zeehavens in Rotterdam en Amsterdam vergemakkelijkt de aan- en afvoer van grondstoffen en
eindproducten.
De aardappelverwerkende industrie maakt onderdeel uit van de Nederlandse akkerbouwketen,
waarin circa 70.000 mensen werkzaam zijn, die gezamenlijk rond 5 miljard euro aan waarde aan de
Nederlandse economie toevoegen. In de primaire sector, waartoe de aardappelteelt behoort, wordt
ongeveer 7,1 miljoen ton aardappelen geproduceerd op ongeveer 155.000 hectare landbouwgrond
(CBS Statline). Hierbij is het segment consumptieaardappelen het grootst, circa 3,5 miljoen ton
aardappelen. De grafiek op de volgende pagina geeft de opbrengst per hectare weer van
consumptieaardappelen.
Figuur 5.1: opbrengst per hectare in ton aardappelen (ontleend aan gegevens van CBS Statline 2014)
56
54
52
50
48
46
44
42
40
2005 2006
38
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
De industriële verwerking van aardappelen tot aardappelconsumptieproducten, vindt in Nederland
plaats bij zeven grotere bedrijven met 15 Nederlandse productielocaties en enkele kleinere bedrijven.
De ambachtelijke verwerking bij friteskramen en kokswarenbedrijven is hierbij buiten beschouwing
gelaten.
De concentratiegraad in de bedrijfstak is hoog. De bedrijven zijn sterk gericht op internationale
markten met productiefaciliteiten in een groot aantal landen in en buiten Europa. De totale
productiewaarde van de primaire sector wisselt van jaar tot jaar, afhankelijk van de opbrengst,
vraag en aanbod in de markt en de afgesloten contracten. De productiewaarde van de verwerkende
industrie ligt rond 1,25 miljard euro.
Een groot deel van de geproduceerde aardappelen wordt verwerkt tot consumptieproducten,
zoals voorgebakken frites. De afzetmogelijkheden voor de aardappelverwerkende industrie zijn de
afgelopen jaren sterk toegenomen door de groei van de fastfoodsector in veel landen in de wereld.
In Nederland treedt de sterkste groei op in het koelvers-segment.
De Nederlandse aardappelverwerkende industrie maakt onderdeel uit van een mondiale markt.
Jaarlijks wordt het overgrote deel van het voorgebakken product geëxporteerd. Nederland is daarmee
een topspeler binnen de markt. De belangrijkste afzetmarkten bevinden zich in Noordwest-Europa,
voornamelijk het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. In toenemende mate worden ook
niet-Europese landen in andere werelddelen, zoals Afrika, Azië en Zuid-Amerika, bediend.
De Aardappelverwerkende industrie is in hoge mate gedifferentieerd en richt zich, naast de relatief
kleine binnenlandse markt, vooral op export. In 2013 zijn circa 3,5 miljoen ton aardappelen verwerkt
tot 1,9 miljoen ton aardappelproducten. De verwerking is in de periode 2005–2013 gestegen.
Van jaar tot jaar kan er ook sprake zijn van een daling omdat de verwerking onder andere
samenhangt met de kwaliteit van de aardappeloogst. Zie paragraaf 2.2.4.
In onderstaande grafieken is de verwerking van de aardappelen en het percentage ingevoerde
aardappelen weergegeven en de productie van voorgebakken aardappelen en anderszins.
Figuur 5.2: totale hoeveelheid verwerkte aardappelen en percentage ingevoerde aardappelen voor
2005-2013 (ontleend aan interne gegevens VAVI)
3.600
100
Verwerkt (* 1000 ton)
3.500
90
Afkomstig van invoer (%)
80
3.400
70
3.300
60
3.200
50
3.100
40
30
3.000
20
2.900
10
2.800
0
2005 2006
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
39
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Figuur 5.3: productie van voorgebakken aardappelen en productie anderszins voor 2005-2013
(ontleend aan interne gegevens VAVI)
2.500
Productie voorgebakken (* 1.000 ton)
2.000
Productie anderszins (* 1.000 t0n)
1.500
1.000
500
0
2005 2006
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
5.1.2 Financiële ondersteuning
De aardappelverwerkende industrie is zeer zelfstandig op het gebied van onderzoeken en
financiering van deze onderzoeken. Onderzoeken worden geïnitieerd vanuit de VAVI, die de
onderzoeken meefinanciert vanuit het contributiegeld van de individuele bedrijven, met daarnaast
financiële ondersteuning en kennisverstrekking door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(voorheen Agentschap NL).
Er zijn over de periode 2005-2013 verschillende projecten opgestart die bijdragen aan het
verduurzamen van de aardappelverwerkende industrie. Deze projecten worden opgesteld in
samenwerking met gerenommeerde instellingen als de WUR.
Projecten waarvoor de aardappelverwerkende industrie de afgelopen twee jaar, via de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, financiële ondersteuning heeft ontvangen zijn:
• de branchefilm ter promotie van de duurzaamheidsactiviteiten binnen de aardappelverwerkende
industrie;
• vervolgonderzoeken rond de fermentatie van aardappelreststromen;
• de onderzoeken die samen met de branchevereniging voor de groente- en fruitverwerkende
industrie worden geïnitieerd voor het verduurzamen van reststroomverpakkingen;
• onderzoek tarragrond.
In het kader van het topsectorbeleid Agri & Food is het daarnaast ook mogelijk om voor financiële
ondersteuning voor een (ver)nieuw(d) product of proces via Topconsortium voor Kennis & Innovatie
Agri & Food (TKI Agri & Food) een beroep te doen op verschillende regelingen. De inmiddels
opgestarte projecten bestrijken een breed scala aan onderwerpen: van verduurzaming van de
voedselverwerking tot en met een integrale benadering van gezond en duurzaam bodemgebruik
en van duurzame melkveehouderij tot en met bioraffinage van zijstromen.
5.1.3 Samenwerking met kennisinstellingen en overige stakeholders
Samenwerking binnen en buiten de keten loopt als een rode draad door dit rapport.
De aardappelverwerkende industrie is van oudsher een branche met veelvuldig overleg in de keten.
Op de verschillende duurzaamheidsthema’s wordt samengewerkt met adviesbureaus en met:
• Overheidspartijen als het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
• Wageningen Universiteit en Research (WUR), om voedselverspilling en verdere fermentatie van restproducten te onderzoeken. Hier vindt ontwikkeling plaats op zowel nationaal als Europees niveau.
• Het onderzoeksinstituut Alterra van de WUR en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) op het gebied van tarragrond.
40
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
• (Overkoepelende) brancheorganisaties, zoals de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie
(FNLI), de Vereniging voor Groente- en Fruitverwerkende Industrie (VIGEF) en Overleggroep
Producenten Natte Diervoeders (OPNV).
Vanaf 2014 zullen de Productschappen, waaronder het Productschap Akkerbouw, worden opgeheven.
In de plaats hiervoor ontstaan verscheidene interbranche-organisaties en ketenoverleg-organisaties.
VAVI participeert in deze nieuwe structuur.
Op Europees niveau worden de belangen van de aardappelverwerkende industrie behartigd door
de European Potato Processors’ Association (EUPPA). Op haar beurt is de EUPPA weer lid van
FoodDrinkEurope, de Europese Federatie van Levensmiddelen- en drankenfabrikanten.
5.1.4 Informatievoorziening
Naast de ontwikkeling van het Duurzaamheidsrapport 2010 en de bijbehorende publieksbrochure,
heeft de aardappelverwerkende industrie ook een korte film ontwikkeld over de activiteiten op het
gebied van duurzaamheid. Deze film toont de visie van de branche op duurzaam ondernemen en
laat een aantal concrete brancheprojecten zien. Daarnaast is het een oproep aan andere partijen,
sectoren en industrieën, om samen te werken op dit gebied en met name voor de verwaarding
van reststromen. Deze film is gelanceerd tijdens de netwerkdag in 2013. Voor deze periodiek
terugkerende dag nodigden de VAVI-lidbedrijven stakeholders uit om elkaar bij te praten over
de laatste ontwikkelingen binnen de sector.
Ook dit Duurzaamheidsrapport zal worden gebruikt om de visie op de branche toe te lichten en
achtergrondinformatie te geven over activiteiten op het gebied van duurzaamheid.
5.2 Relevante ontwikkelingen en toekomstige acties/doelen
De verwachting voor de komende jaren is onzeker; de markt blijft onder druk staan vanwege lage
prijzen. Een belangrijke ontwikkeling is de fluctuatie die plaatsvindt in de aardappelprijzen, wat
een nadelig effect heeft op de prijsstelling van eindproducten. Daarnaast dalen de energieprijzen.
Beide ontwikkelingen hebben een belemmerende invloed op nieuwe investeringen.
Op de langere termijn groeit de wereldwijde vraag naar aardappelproducten jaarlijks met 2,5%.
Vooral in Azië en in Zuid-Amerika, maar ook in het Midden-Oosten en Rusland neemt de vraag naar
aardappelproducten momenteel toe. De groei van fastfoodketens geeft in deze gebieden een sterke,
positieve impuls aan de afzet van voorgebakken producten. In Europa en de Verenigde Staten vindt
er geen marktgroei meer plaats. De toenemende bezorgdheid van de consument over obesitas heeft
in West-Europa een drukkend effect op de afzet. De sterkste groei in de EU vindt plaats in het
koelvers-segment van de bewerkte aardappelproducten, ten koste van het diepvriessegment. In
opkomende markten groeit daarentegen vooral de consumptie van diepvriesaardappelproducten.
Op de Europese markt ondervindt de Nederlandse verwerkende industrie veel concurrentie van
verwerkende bedrijven uit België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Vooral in België is
de productiecapaciteit de afgelopen jaren sterk uitgebreid, maar ook in andere Europese landen is
de productiecapaciteit vergroot. De internationale concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven
is sterk door het grote innoverende vermogen, de goede kwaliteit van de beschikbare grondstoffen
en de eindproducten en door de samenwerking in de keten. De concurrentiepositie wordt verzwakt
door de grote volatiliteit van de grondstofprijzen, de hoge vrachtkosten en handelsbelemmeringen
en importrestricties van enkele landen, zoals Zuid-Afrika (bron: ABN AMRO Sectorupdate - Aardappelverwerkende industrie 2013).
41
Duurzaamheidsrapport 2014
Bijlage 1: Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Samenstelling Milieucommissie VAVI
Naam bedrijf
Contactpersoon
Agristo
Mevrouw C. Wallays
Aviko
De heer J. Voetberg
Farm Frites
De heer C. Duijzer
Lamb Weston/Meijer
De heer C. van Rij
McCain
De heer P. van den Broek
Oerlemans Foods
De heer G. Busser
Peka Kroef
De heer R. van Vonderen
VAVI
De heer H. Leerssen
42
Duurzaamheidsrapport 2014
Bijlage 2: Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Bronvermelding
Documenten, papers en onderzoeken
ABN AMRO Sectorupdate - Aardappelverwerkende industrie 2013.
Aviko, People, Planet, Potato: Duurzaamheidsverslag 2011, 2012.
Agentschap NL/Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Voortgangsrapport MJA Monitoring over
2012, Aardappelverwerkende Industrie 2013.
Blonk Milieuadvies, Casestudies voor meer inzicht in methodiek en opbouw van carbon footprints
van frites en aardappelen, januari 2011.
Commissie Aardappel- en Bietengrond (CAB), CAB-procedure voor de fabrikant-eigenverklaring van
tarragrond, mei 2010.
Topteam Agro & Food, Topsector Agro & Food, Agro & Food; De Nederlandse groeidiamant, 2011
Energy Experts International, Concept Projectvoorstel Inzamelen en herverwerken van vervuilde
kunststof afvalstromen, december 2012.
Eppink, Mieke en Waarts, Yuca, Wetgeving die voedselverspilling veroorzaakt, doordat het optimale
benutting van reststromen voorkomt, 2010.
European Potato Processors’ Association (EUPPA), EUPPA Position on combating food wastage,
oktober 2013.
FNLI, Marktonderzoek Duurzame Fritesketen, mei 2013.
FNLI, Presentatie ‘FNLI Proposal to reduce Acrylamide’, 2013.
Kennisinstituut Duurzaam Verpakken, Verslag Klankbordgroep Methodiek, Onderzoekprogramma
en verduurzamingagenda, oktober 2013.
Kennisinstituut Duurzaam Verpakken, Raamovereenkomst Verpakkingen, januari 2013.
Lamb Weston/Meijer, Gezamenlijke waarde creëren: Duurzaamheidsverslag Lamb Weston/Meijer
2010-2011, 2012.
Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO), Feiten en Cijfers 2012, 2013.
Netwerk Herformulering Productaanbod, Samenvatting herformulering in Nederland, juli 2013.
Oranjewoud, Rapport vervolg monitoringsstudie tarragrond aardappelverwerkende bedrijven, februari
2013.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, MJA-Sectorrapport 2013 Aardappelverwerkende industrie,
mei 2014.
43
Duurzaamheidsrapport 2014
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie VAVI
Taskforce Duurzame Palmolie, Jaarrapportage 2011, 2012.
Taskforce Duurzame Palmolie, Resultaten 2012, 2013.
Taskforce Duurzame Palmolie, Resultaten 2013, 2014.
VAVI, Duurzaamheidsrapport 2010, 2011.
VAVI, Meerjarenplan Energie-Efficiency (MJP) 2013-2016, Aardappelverwerkende industrie, 2013.
VMT, Duurzaam Friet Drogen: warmtepomp verduurzaamt droogproces McCain, oktober 2013.
Websites
CBS Statline: http://statline.cbs.nl/statweb/
Convenant Gezond Gewicht: http://www.convenantgezondgewicht.nl
DuRPh: http://www.wageningenur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/
plant-research-international/DuRPh
Dutch Biorefinery Cluster: http://www.dutchbiorefinerycluster.nl/
Good Fries (film met frituurrecept): http://www.goodfries.eu/nl/
Kennisplatform voor vetten en oliën: www.vettefeiten.nl
Productschap Akkerbouw: http://www.productschapakkerbouw.nl/
Programma Precisie Landbouw: http://precisielandbouw.eu/pplnl/index.html
Schoon Water: http://www.schoon-water.nl/
Stichting Veldleeuwerik: http://www.veldleeuwerik.nl/
VAVI Branchefilm: http://www.youtube.com/watch?v=2BQALmK2JaU&feature=youtu.be
Waterstromen: http://www.waterstromen.nl/nieuws/algenfarming_onderzocht_door_waterstromen.aspx
44
© Vavi 2014
Duurzaamheidsrapport 2014 is een uitgave van de Vereniging van
Aardappelverwerkende industrie.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op
welke andere wijze dan daaronder mede begrepen gehele of
gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande
toestemming van VAVI.
No part of this publication may be reproduced in any form by
print, photo print, microfilm or any other means without written
permission by VAVI.
Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie
Secretaris: Hans Leerssen
Postbus 161 2280 AD RIJSWIJK
Tel. 070 – 336 52 72
Email: [email protected]
www.vavi.nl
Ontwerp en uitvoering www.knijnenburgproducties.nl
Fotografie www.guusschoonewille.nl