Dossier 229 V L A AM S E C O M M I S S I E V O O R R U I M T E L I J K E O R D E N I N G Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding Gemeenten Antwerpen, Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht A. Samenvatting van het dossier A .1 . S it ue ri n g Antwerpen beschikt over een zeer uitgebreid wegennet en ligt op het kruispunt van belangrijke internationale wegen. Al deze wegen worden verbonden door de kleine ring (R1) rond Antwerpen. Het autoverkeer op deze ringweg ondervindt meer en meer problemen, resulterend in congestie. Om een antwoord te bieden aan deze problemen werd het Masterplan Antwerpen opgesteld, dat bestaat uit een geheel van infrastructurele projecten waaronder de vervollediging of het ‘sluiten’ van de kleine ring. Het voorliggende RUP Oosterweelverbinding handelt over het sluiten van de kleine ring. De R1 zal vervolledigd worden ten noorden van Antwerpen. Het maakt deze ringweg bijgevolg tot een volwaardige stedelijke ringweg, waarbij de optie wordt genomen om het stedelijke verkeer op de rest van de R1 te scheiden van het doorgaand verkeer. Door het concept van de gesloten ringweg wordt aan het inkomend verkeer van op de radiale hoofdwegen en het lagere wegennet de keuze geboden om ofwel in wijzerzin of in tegenwijzerzin de ringweg te gebruiken, teneinde het (groot)stedelijk gebied optimaal met haar ommeland te verbinden. De hoofdfunctie van de Oosterweelverbinding is dan ook een verbindingsfunctie op Vlaams niveau overeenkomstig de bindende bepalingen van het RSV met betrekking tot primaire wegen. Opdat de Oosterweelverbinding zou kunnen worden gerealiseerd, zijn voorafgaandelijk een aantal bestemmingswijzigingen noodzakelijk. Bijgevolg wordt er een RUP opgemaakt. Het ontwerp van RUP werd vooraf gegaan door een uitgebreid planproces. Op 15 december 2000 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het Masterplan Antwerpen, met inbegrip van de aanleg van de Oosterweelverbinding. Mede gelet op de Europese MER-reglementering en de implementatie ervan in het decreet algemene bepalingen milieubeleid van 5 april 1995 werd het Masterplan Antwerpen onderworpen aan een milieueffectrapportage. Op basis van de conclusies van de Plan-MER en de parallelle onderzoeken, de Sociale Impactanalyse (SIA) en de Maatschappelijke kostenbatenanalyse heeft de Vlaamse Regering op 10 juni 2005 gekozen voor een volledige uitvoering van het Masterplan Antwerpen, met tolheffing op de Oosterweelverbinding. Op basis van deze strategische keuze is dit GRUP opgemaakt waarin de definitieve tracékeuze wordt verankerd. A .2 . Ontw e rp A.2.1. Ruimtelijke afweging In het gewestelijk RUP worden de ruimtelijke consequenties onderzocht van het voorgesteld tracé van de Oosterweelverbinding. Hierbij wordt rekening gehouden met de vaststellingen uit het plan-MER, de bijhorende passende beoordeling en watertoets, de sociale impactanalyse, de maatschappelijke kosten/baten analyse en het ruimtelijk veiligheidsrapport. Dit resulteert in de keuze voor het 'geoptimaliseerd middentracé' op linkeroever (LO) en het 'tracé Straatsburgdok' op Rechteroever (RO). Na vergelijking van de verschillende wegtracés op LO met als gelijkwaardig beste het LO Middentracé en tracé Staten Generaal, wordt het geoptimaliseerd Middentracé als beste keuze voorgesteld. Onderzoek van de milieueffecten, veiligheidsaspecten, ruimtebeslag, sociale implicaties en investeringskost voor de verschillende tracés verantwoorden de keuze van het Middentracé. Met 1 Dossier 229 optimalisatie wordt bedoeld dat de geformuleerde suggesties en de voorgestelde milderende maatregelen in het plan-MER ruimtelijk zijn vertaald bij de uitwerking van het tracé. Voor RO kwamen het Straatsburgdoktracé en het Noordrandtracé als gelijkwaardig naar voor. De keuze voor het tracé Straatsburgdok garandeert echter voldoende vrije hoogte voor de maritieme scheepsvaart en zorgt ervoor dat de impact op de stadsvernieuwingsprojecten van het Eilandje beperkt blijft. De geformuleerde suggesties en de voorgestelde milderende maatregelen die o.a. in het kader van het plan-MER werden geformuleerd, zijn ruimtelijk vertaald bij de uitwerking van de gekozen tracés en liggen mee aan de basis van de afbakening van de verschillende bestemmingszones in het gewestelijk RUP. Op basis van de sociale impact analyse (SIA) en de maatschappelijke kosten en batenanalyse (MKBA), worden de gepaste flankerende maatregelen mee opgenomen. A.2.2. Inhoud van het voorstel Het RUP is beperkt tot de herbestemmingen voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. Het RUP omvat daarom in hoofdlijnen 3 inhoudelijke componenten, die in bestemmingen en bijhorende verordenende voorschriften zijn gevat: 1. De ruimte voor de realisatie van de infrastructuur voor de Oosterweelverbinding Dit omvat o.a. de nieuwe wegenis en kunstwerken (bruggen, viaduct, tunnel), de aanpassingen aan de bestaande (kruisende) wegenis, de aanleg van een parallelweg op linkeroever ten behoeve van de lokale ontsluitingen, de verlegging van leidingen. Eveneens wordt voorzien in de opheffing van de volgens het gewestplan ingetekende hoofdwegen die niet meer geselecteerd zijn als gevolg van de realisatie van de Oosterweelverbinding. Tegelijkertijd worden de in het verleden in het gewestplan vastgelegde reservatiezones opgeheven die niet meer nodig zijn als gevolg van de keuze van het tracé voor de Oosterweelverbinding. 2. De ruimte om de werken aan deze infrastructuur te kunnen uitvoeren. Het gaat zowel om de werfzones voor de bereikbaarheid en realisatie van de geplande infrastructuur als de werfzones voor de uitrusting en inrichting van de werf. Ook zijn werfzones afgebakend voor de stockage van grondstoffen en tijdelijke berging van grondoverschotten (bv. voor de realisatie van de tunnel). Deze zones zijn 'tijdelijk'. Hieronder wordt verstaan dat na de realisatie van de wegeninfrastructuur en ongelijkvloerse wegeninfrastructuur de huidige bestemming terug van toepassing is en de nodige werken zullen worden uitgevoerd zodat de bestemming terug kan uitgeoefend worden. 3. De ruimte om het natuurlijk functioneren te vrijwaren Dit geldt zowel voor, tijdens als na de aanleg van de Oosterweelverbinding, overeenkomstig de Europese richtlijnen daaromtrent. Tegelijkertijd worden maatregelen opgelegd en vastgelegd in bestemmingen om de tijdelijke impact op de aanwezige natuurwaarden te milderen. Op plan niveau houdt dit in dat Sint-Annabos wordt uitgebouwd tot volwaardige recreatieve groenpool na tijdelijk gebruik als stockageplaats. Om de natuurwaarden in het gebied te optimaliseren wordt de Charles De Costerlaan afgebouwd. De weg zal enkel voorzien worden voor langzaam verkeer en gebruikt worden als interventieweg. Middenvijver wordt opgenomen in functie van de aanleg van een nieuwe waterplas om mogelijke tijdelijke impact op Blokkersdijk gedurende de werken te milderen. Burchtse Weel wordt opgenomen in functie van de uitbouw tot een gecontroleerd gereduceerd getijdengebied. De nieuwe bestemming voor Middenvijver en Burchtse Weel compenseren het ruimtebeslag ter hoogte van het groengebied Noordkasteel. Aangezien er ter hoogte van de tunnelmond op linkeroever een klein deel van het VEN gebied Blokkersdijk wordt ingenomen, wordt een bijkomend gebied als VEN gebied bestemd dat aansluit op het bestaande VEN. A .3 . W ate rt oet s Het decreet betreffende het integraal waterbeleid dd. 18/7/2003 is van toepassing. In paragraaf 4 van artikel 8 van het decreet Integraal Waterbeleid is een koppelingsbepaling opgenomen die de integratie 2 Dossier 229 van de watertoets in de discipline Water van het plan-MER beschrijft. Deze koppelingsbepaling bepaalt dat voor het plan dat onderworpen is aan een milieueffectenrapportage, de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te milderen, in dit rapport (MER) dient te gebeuren. In het plan-MER wordt gesteld dat zonder mildering ten gevolge van de realisatie van het Masterplan Antwerpen betekenisvolle nadelige effecten op het watersysteem (oppervlaktewater en grondwater) kunnen verwacht worden. Mits toepassen van een aantal milderende maatregelen kunnen deze effecten echter vermeden of beperkt worden waardoor de kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlaktewater en het grondwater minstens gevrijwaard blijven. In het kader van de opmaak van het gewestelijk RUP heeft daarom meermaals overleg plaatsgevonden met alle bevoegde instanties en alle beheerders van de waterlopen. A .4 . O ve ree nst e mmin g met het R S V In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt een optimalisering van het wegennet vooropgesteld. Deze optimalisering houdt een categorisering van het wegennet (bestaande en nog te realiseren wegen) in, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen hoofdwegen, primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen. In de bindende bepalingen van het RSV wordt de "noordelijke sluiting Ring (RI): te ontwerpen" geselecteerd als primaire weg categorie I. Tevens wordt gesteld dat de primaire wegen categorie I als hoofdfunctie verbinden op Vlaams niveau en aanvullende functie verzamelen op Vlaams niveau hebben, en dat het Vlaams Gewest deze wegvakken aanduidt in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ook werd een ruimteboekhouding opgenomen. A.5. Openbaar onderzoek Het ontwerp van gewestelijk RUP werd conform art. 42 van het decreet op de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen, m.n. van 21/10/2005 tot 19/12/2005. Bezwaarschriften moesten uiterlijk op de laatste dag van het openbaar onderzoek aan Vlacoro aangetekend worden toegezonden of afgegeven tegen ontvangstbewijs. De gemeente diende de bij haar ingediende bezwaarschriften aan Vlacoro te bezorgen binnen de 3 werkdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, in casu ten laatste op 22/12/2005. Dit openbaar onderzoek resulteerde in 627 tijdige bezwaarschriften. Dit aantal wordt in hoofdzaak gevormd door twee reeksen identieke bezwaren, in de databank aangeduid als p1 met 394 exemplaren en p2 met 142 exemplaren. De hoeveelheid niet identieke bezwaren bedraagt 93. Er werden 8 bezwaarschriften laattijdig ingediend waarvan er 5 ook niet voldoen aan de vormvereisten. Met toepassing van art. 42§4 houdt Vlacoro geen rekening met de bezwaarschriften die niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Alle bezwaren werden opgenomen in een databank zodat ieder bezwaar kan worden geïdentificeerd (cfr. bijlage). Vlacoro dient over dit ontwerp van RUP advies uit te brengen binnen de 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, i.c. voor 19/03/2006. A .6 A d vie z en Er werden volgende adviezen ingediend: - Gemeenteraad Kruibeke [A1] d.d. 12/10/2005 - Provincieraad Oost-Vlaanderen [A2] d.d. 14/12/2005 (laattijdig verstuurd) - Gemeenteraad Antwerpen [B375] d.d. 19/12/2005 (ingediend als bezwaar) 3 Dossier 229 B. Advies van Vlacoro De nummers tussen ( ) verwijzen naar de bezwaarschriften en adviezen zoals deze opgenomen zijn in de databank. B.1. Bespreking van de bezwaarschriften 1. Planningsproces A. DEFINITIEVE VASTSTELLING - RANDVOORWAARDEN Bezwaarindiener (367) is van mening dat het GRUP niet kan goedgekeurd worden zonder aanvullende studies, ondermeer i.v.m. de stijgende energieprijs B. GEBREK AAN INSPRAAK Gecoro-Kruibeke (291) en ACW Linkeroever (314) beklemtonen de noodzakelijkheid van inspraakmogelijkheden ter aanvaarding van deze grote maatschappelijke ingreep op Linkeroever. C. stRaten-generaal (355) stelt dat bij de goedkeuring van het Masterplan Mobiliteit Antwerpen geen enkel openbaar debatmoment vooraf heeft plaatsgehad. De initiatiefnemers deden te weinig moeite om het project te toetsen aan een reëel maatschappelijk draagvlak. Terzijde stellen wij vast dat er ook inzake samenwerking tussen de stad en de betrokken instanties veel vragen rijzen. Noch de stad, noch haar adviescommissies, noch de ruime bevolking werden gehoord: allen worden voor voldongen feiten gesteld. Een en ander doet vermoeden dat de Vlaamse regering een beslissende uitspraak doet over een van de belangrijkste infrastructuurwerken op Vlaams niveau via een sluipende besluitvorming.” A. Vlacoro stelt dat indien in dit gewestelijk RUP de procedure wordt doorlopen zoals beschreven in het decreet op de ruimtelijke ordening, het RUP door de Vlaamse Regering definitief kan worden vastgesteld. Dit betekent echter niet dat Vlacoro op basis van de inhoud van de bezwaarschriften, niet kan adviseren tot bijkomend onderzoek met betrekking tot bepaalde aspecten van het RUP. Vlacoro zal doorheen dit advies aangeven op welke aspecten zij al dan niet een bijkomend onderzoek verwacht. Vlacoro spreekt zich wel enkel uit over het voorliggende RUP. B. Vlacoro is voorstander van een actieve openbaarheid waarbij de belangrijkste documenten uit het planproces ter inzage worden gelegd bij de aanvang van het openbaar onderzoek, er een niet technische samenvattende brochure wordt opgesteld en er informatievergaderingen worden gehouden om burgers actief bij het openbaar onderzoek te betrekken. De commissie stelt echter wel vast dat doorheen dit planproces tal van wervende initiatieven werden genomen: een tweedaagse infomarkt in de KBC toren, een mobiliteitsbus die zich op 16 strategische plaatsen in het Antwerpse parkeerde waarin men het RUP kon inkijken, een aankondiging van het openbaar onderzoek op de website www.antwerken.be, 15 advertenties in Vlaamse dagbladen, 12 verkeersjournaals op ATV, meerdere persberichten, 4750 folders die uitgedeeld werden en twee ideeënpanels die werden georganiseerd over de Oosterweelverbinding. De decretale inspraakverplichtingen werden dus meer dan voldoende nageleefd. C. Vlacoro adviseert om te onderzoeken of inspraakmogelijkheden bij grote stedenbouwkundige ingrepen in de toekomst vroeger in de procedure van een RUP kunnen plaatsvinden..Dit zal het maatschappelijk draagvlak voor stedenbouwkundige projecten vergroten. 4 Dossier 229 2. Planningsproces en beslissingen voorafgaand aan of gelijktijdig met het RUP A. OPENBAAR ONDERZOEK - ACTIEVE OPENBAARHEID Verschillende bezwaarschriften betreuren dat voor een GRUP met zo’n belangrijke impact de openbaarheid van die informatie passief blijft en alleen geschikt is voor de op voorhand reeds sterk geïnteresseerde burger. Een samenvattende brochure zou geen overbodige luxe zijn geweest. ADOMA (16), UNIZO Stad en Antwerpen (315), Natuurpunt Antwerpen Noord (334), Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen (341), Weja (346), Districtsraad Antwerpen (347), stRaten-generaal (355), Petitie en bezwaarindieners (42, 289, 296,376). Een aantal bezwaarindieners (ADOMA 16 en stRaten-generaal 355) vragen om bij volgende gewestelijke RUP’s van deze omvang actieve openbaarheid na te streven door o.m. relevante voorbereidende documenten en samenvattende brochures te verspreiden en verschillende informatiezittingen te organiseren waarop het publiek op een begrijpbare manier kennis kan nemen van de inhoud en de gevolgen van dergelijke RUP’s, evenals vragen kan stellen. De Vlaamse regering voorzag niet in het organiseren van informatievergaderingen in het kader van dit openbaar onderzoek en wenste niet deel te nemen aan de door de adviesraad georganiseerde open informatievergadering. Bezwaarindiener (367) maakt bezwaar tegen een inspraakronde die geen volledig echte inspraak toelaat, gezien het al vastgelegde besluit van 10 juni 2005. Een basisfout is al gemaakt op 10 juni 2005, toen strategie 1B de voorkeur kreeg, ondanks de twijfels verwoord in de Plan MER en de daarin vervatte aanbeveling om strategie 3+ (rekeningrijden zonder Oosterweelverbinding) nog eens goed te bekijken. Daar de in het besluit voorziene Oosterweelverbinding van enorme omvang is en een nooit eerder vertoonde impact zal hebben op Antwerpen en haar bevolking meent de bezwaarindiener dat de noodzakelijke zorgvuldigheid bij de besluitvorming niet is verzekerd en dat daarom het RUP afgewezen moet worden. B. TRACE - ALTERNATIEF TRACE Het alternatieve tracé verdient minstens een ernstige kans in het kader van het openbaar onderzoek rond de Oosterweelverbinding. Door verschillende bezwaarindieners (ADOMA 16, 332, Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen 341, Weja 346, 348, 349, 350, ACV Antwerpen 352, 354, stRaten-generaal 355) wordt aan de Vlaamse overheid gevraagd om aan een onafhankelijk onderzoeksbureau de opdracht te geven om alle voor- en nadelen van beide tracés - vanuit duurzaamheid en leefbaarheid van het grootstedelijk gewest Antwerpen - tegen elkaar af te wegen. Men merkt op dat het alternatieve tracé in het verleden nooit op een serieuze wijze is onderzocht en vinden het daarom van belang dat het alternatieve tracé alsnog meegenomen wordt in de studie en wordt afgewogen tegen de voorliggende variant. Men is overtuigd dat alleen op deze manier een degelijke keuze kan gemaakt worden in het belang van de toekomstige ontwikkeling van de Stad Antwerpen. Omdat er reeds heel wat studiemateriaal ter beschikking is vreest men niet voor vertragingen. C. ALGEMENE OPMERKINGEN – Duurzame ontwikkeling - effectenrapportering Volgens bezwaarindiener (332) is een DO (duurzame ontwikkeling)-effectenrapportering van dit plan en project in dit kader een absoluut minimum. D. RELATIE TOT ANDERE PLANNINGSPROCESSEN Bezwaar- stRaten-generaal (355): “In juli 2004, ruim een jaar voor de Vlaamse regering het voorlopig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan goedkeurde en in volle opmaak van het plan-MER, werd de aanbestedingsprocedure voor het viaduct opgestart. In december 2004 werd de selectie van de kandidaat-aannemerscombinaties afgerond. Op 21 september 2005, ofwel precies een maand voor het openbaar onderzoek begon, kregen de bouwgroepen de gedetailleerde bestekdocumenten, die de basis vormen voor verdere onderhandelingen. Uit de tweede voortgangsrapportage door de BAM in het Vlaams parlement (12 oktober 2005) blijkt dat de aannemers in die week, nog steeds is het openbaar onderzoek niet begonnen, worden ingelicht over de precieze draagwijdte van het bestek en dat er voor het eerst vragen zullen worden beantwoord. Uit diezelfde voortgangsrapportage blijkt nog dat op 7 september 2005 een oproep tot kandidaatstelling voor de financiering van het Masterplan is gebeurd in de Europese en Belgische aankondigingsbladen. Op 5 oktober 2005 dienden de 5 Dossier 229 kandidaturen binnen te zijn. Er hebben zich vijf consortia van banken ingeschreven. Met 3 miljard euro is dit de grootste publiek-private samenwerking ooit opgezet in Europa. Op de website van de BAM wordt deze samenwerking een ‘pps met voorbeeldfunctie’ genoemd. Mogen indieners van bezwaarschriften weten waarover het gaat, opdat zij de werkelijke draagwijdte van hun handelen kunnen inschatten? Welke engagementen zijn reeds aangegaan, waarop niet kan worden teruggekomen? En waarom wordt een dergelijke manier van werken gevolgd?” E. RELATIE TOT ANDERE PLANNINGSPROCESSEN – GRS ANTWERPEN - Gemeenteraad Antwerpen (375) en Schelde-Landschapspark (312) stelt dat de planningscontext m.b.t. het GRS Antwerpen is achterhaald. De conclusie op blz. 26: "het ruimtelijk structuurplan is nog in opmaak maar biedt geen structurele tegenstrijdigheden met de opties die in het gewestelijk RUP worden genomen” dient vervangen te worden door: "In het strategisch ruimtelijk structuurplan wordt getracht constructief in te spelen op de beslissing van het sluiten van de ring, zodat mogelijke negatieve invloeden op bepaalde gebieden beperkt kunnen worden. Er wordt onderzocht hoe de stad door de sluiting van de ring toch ruimtelijk "open" kan zijn, op het niveau van het lager netwerk van de stad, net zoals haar economie en haar samenleving. En dit coherent met de mogelijkheden van haar noord-zuid geografische oriëntatie en met de kansen van haar fysische expansie." F. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN - ALGEMEEN - Gemeenteraad Antwerpen (375) adviseert de hogere overheid om meer flexibiliteit in te bouwen in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP Oosterweel) vanuit een duurzaam stedenbouwkundig oogpunt. Het bestek bepaalt tenslotte de voorwaarden inzake techniek, veiligheid, nautische aspecten, mobiliteit, enz., want voor het Oosterweelproject en dus de oplossing voor de verkeersknoop om Antwerpen schrijven Vlaanderen en BAM een DBFM-co (design-build-finance and maintenance-contract) uit, dat de ontwerpers de vrijheidsgraden moet geven met het oog op de beste oplossing (duurzaam en kwalitatief, maakbaar en betaalbaar, gedragen en onderbouwd). G. ALGEMENE OPMERKINGEN - FINANCIERING Haalbaarheid van de financiering (ADOMA 16). Uit een rapport van het Rekenhof blijkt dat de kostprijs voor de Oosterweelverbinding in de raming van 2000 voor 1/3de onderschat wordt t.o.v. de huidige voorziene kostprijs, o.m. omwille van terechte bijkomende eisen met betrekking tot toegankelijkheid, esthetiek, mitigerende en compenserende maatregelen. In de huidige prijsramingen van de BAM nv (waarover het Rekenhof nog geen verslag heeft uitgebracht) wordt rekening gehouden met een indexering van de geraamde investeringskosten van 2% per jaar en met een post voor onvoorziene meeruitgaven ten belope van 10% van het geraamde investeringsbedrag. Desondanks blijft de kans bestaan dat de tolheffing die nu voorzien wordt niet zal volstaan voor de financiering van de Oosterweelverbinding, laat staan voor de andere investeringen voor binnenvaart, openbaar vervoer en fietsverbindingen die voorzien zijn in het Masterplan Antwerpen. H. NUT EN NOODZAAK OWV VLD Linkeroever (313) heeft bedenkingen bij de voorziene verkeerscapaciteit in de Oosterweeltunnel. A Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 1, punt b en punt c. B. Vlacoro stelt vast dat heel wat bezwaarindieners hekelen dat ze onvoldoende inspraak en/of kennis hebben gehad omtrent de totstandkoming van wat momenteel in het RUP wordt vastgelegd en/of suggereren dat er volgens hen minstens even valabele of zelfs betere tracé-alternatieven voorhanden zijn en/of tenminste dat duidelijker had moeten worden aangetoond waarom die momenteel niet zijn weerhouden. Vlacoro wenst er vooreerst op te wijzen dat huidig RUP is voorafgegaan door een vrij lange voorbereiding, vooral vanuit zijn relatie met het gehele Masterplan met betrekking tot de mobiliteit in en om Antwerpen. De belangrijkste mijlpalen in het planningsproces zijn opgelijst in het besluit van de 6 Dossier 229 Vlaamse Regering houdende vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Oosterweelverbinding: - de beslissing van de Vlaamse regering van 15 december 2000 ter goedkeuring van het Masterplan Antwerpen, waarin de Oosterweelverbinding wordt opgenomen als een onmisbaar infrastructuurproject in het globale mobiliteitssysteem binnen de regio Antwerpen; - ten tweede de beslissing van de Vlaamse Regering van 10 juni 2005 ter goedkeuring van de strategie 1B ‘Oosterweelverbinding gekoppeld aan een hoge tolheffing’, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de plan-MER dat de aanleg van de Oosterweelverbinding positief kon evalueren indien het verkeersaantrekkend effect kon worden gemilderd; - ten derde de keuze om de ring te sluiten, waardoor de R1 vervolledigd wordt tot een stedelijke ringweg met de optie om het stedelijk verkeer te scheiden van het doorgaand verkeer, en aan het inkomend verkeer de keuze wordt gelaten om ofwel in wijzerzin of tegenwijzerzijn de ring te gebruiken, waarbij dit gebeurt om het grootstedelijk gebied optimaal met haar ommeland te verbinden om zodoende haar functie ‘verbinden op Vlaams niveau’ wordt vervuld; - ten vierde ter voorbereiding van dit RUP de volgende voorafgaandelijke effectbeoordelingen werden gemaakt; plan-MER (met passende beoordeling en watertoets), RVR, SIA en MKBA; - ten vijfde voor de opmaak van dit RUP werd het meest optimale tracé voor de Oosterweelverbinding onderzocht rekening houdend met de bevindingen uit de effectbeoordelingen wat resulteerde in de keuze voor het geoptimaliseerd middentracé voor linkeroever, en het tracé Straatsburgdok voor rechteroever, waardoor een voldoende vrije doorvaarhoogte wordt gegarandeerd en de effecten op de stadsvernieuwingsprojecten op het Eilandje worden gegarandeerd. Het huidige tracé zoals vooropgesteld in het RUP is het rechtstreekse gevolg van de opties vanuit de plan-MER. Vlacoro gaat er van uit dat de plan-MER de alternatieven voor de probleemstelling van de westelijke en noordelijke sluiting van de Ring rond Antwerpen die valabel overkomen heeft onderzocht en tot een degelijk gefundeerd besluit is gekomen. In de plan-MER met betrekking tot het Masterplan Antwerpen zijn diverse tracés voor de sluiting van de Ring ter sprake gekomen, zowel op Linkeroever als (weliswaar beperkter) op Rechteroever. Dat document is zoals voorzien in de desbetreffende procedure ter kennis gegeven en met de toen ingebrachte adviezen en bemerkingen lijkt te zijn rekening gehouden. Daarna is door de Vlaamse Regering op basis van de plan-MER en diverse andere documenten beslist te opteren voor variant 1B “Oosterweelverbinding gekoppeld aan hoge tolheffing”. Ook huidig RUP is, zoals voorgeschreven, in openbare procedure geweest. Vlacoro stelt vast dat tijdens dat openbaar onderzoek varianten op reeds onderzochte en finaal niet weerhouden tracés of oplossingen worden voorgesteld. Sommige van die varianten worden in de bezwaren vrij uitvoerig toegelicht, andere gaan uit van eerder onrealistische voorstellen zoals reeds langer afgewezen mogelijkheden, technisch of financieel weinig haalbare uitvoeringen, enz. Ook de andere varianten, zoals het verbinden van de Liefkenshoektunnel met de A17, over Beveren, het voorzien van een tweede Kennedytunnel, enz., zijn eerder onderzocht en op zijn minst minder valabel gebleken. Voor de ontdubbeling van de Scheldebrug in Temse zijn momenteel studies bezig, maar die ontdubbeling geschiedt vanuit een andere finaliteit dan in functie van de oplossing van de Antwerpse problematiek. De aangebrachte volledige tunnelvariant is behandeld in de Plan-MER en niet als meest valabel tracé weerhouden. Het plan-MER werd conform verklaard door de cel-MER zodat er moet van uit gegaan worden dat alle alternatieven die op het planniveau moesten onderzocht worden, daadwerkelijk en voldoende onderzocht werden. In een project-mer kan dan verder gedetailleerd onderzoek gebeuren voor die aspecten die van projectniveau zijn. In de merrichtlijn is de hiërarchie van onderzoek van alternatieven eveneens aan de orde in artikel 4, lid 1, 2 en 3. In de studie over “The relationship between the EIA and SEA Directives, Final Report tot het European Commission, August 2005, Imperial College London, p. 86, http://europa.eu.int/comm/environment/eia/final_report_0508.pdf” is er een aanbeveling (nr 4) dat op korte termijn de Lidstaten voor de gevallen waar een plan-MER en project-mer van toepassing kunnen zijn bepalen hoe die beoordelingen en de besluitvorming best kunnen gecoördineerd worden. Als voorbeeld wordt hierbij aangehaald dat moet nagegaan worden op welk niveau de verschillende alternatieven worden bestudeerd zodat op plan-MER niveau niet dezelfde alternatieven worden bestudeerd als op project-mer niveau. Dit met de bedoeling om te voorkomen dat twee keer hetzelfde onderzocht wordt en om te komen tot een efficiënte toepassing van de beoordelingen. 7 Dossier 229 Diezelfde studie (p. 88) bevat een aanbeveling (nr 6) op middellange termijn over de inhoud van de plan-MER en project-mer teneinde een consistente hiërarchie tussen beide soorten beoordeling te bewaren zodat in de praktijk betere beoordelingen gemaakt worden. Vlacoro vraagt dat de Vlaamse Regering deze aanbevelingen concreet uitwerkt zodat er ook voor de burger die deelneemt aan een openbaar onderzoek duidelijkheid is over de verschillende niveaus en het daarmee gepaard gaand onderzoek in een MER. Vlacoro verwijst hier eveneens naar haar advies van 13 januari 2004 inzake het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake milieu- en veiligheidsrapportage. Onder paragraaf 3, punten 4 en 5 wordt gesteld dat “Vlacoro meent dat er moet gestreefd worden naar een maximale integratie van de rapportverplichtingen. De commissie is dan ook voorstander van het zgn. integratiespoor waarbij de plan-Mer wordt geïntegreerd in het proces van het ruimtelijk uitvoeringsplan en er dus geen apart rapport wordt opgemaakt. Het is dan ook een goede zaak dat in het besluit wordt gekozen voor het zogenaamde integratiespoor. Het besluit is echter wel te vaag over de manier waarop een plan-MER moet geïntegreerd worden in een RUP. Blijkens artikel 2.1.1. §1 en bijlage 1b moet voor ruimtelijke uitvoeringsplannen geen plan-Mer opgemaakt als de desbetreffende besluitvormingsprocedure de essentiële kenmerken van de Mer-procedure reeds bevat. Het is onduidelijk voor welke ruimtelijke uitvoeringsplannen dit zal gelden of niet zal gelden (ook gemeentelijke?), wie zal oordelen of aan de inhoud van deze essentiële kenmerken wordt voldaan en wat er gebeurt indien deze beoordeling negatief is. Vlacoro meent dat dit integratiespoor beter dient uitgewerkt te worden. Bij het integratiespoor voor RUP’s zal alleszins een oplossing moeten gevonden worden voor de actieve openbaarheid (de actieve openbaarheid is één van de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals voorzien in art. 4.1.4, §2 van het decreet), waarbij door het publiek te onderzoeken alternatieven kunnen worden aangebracht. Dit impliceert dat bijvoorbeeld gewerkt zal moeten worden met een stuurgroep of klankbordgroep (cfr. strategisch plan Antwerpse haven) of met een bijkomend openbaar onderzoek, hoorzitting, enz. Het vroegtijdig betrekken van het publiek bij een plan-MER is niet alleen verplicht volgens de richtlijn, maar biedt ook als voordeel dat een groter maatschappelijk draagvlak kan worden gecreëerd voor een voorgenomen plan (doordat mogelijke alternatieven vooraf werden beoordeeld). Vlacoro dringt er dan ook sterk op aan dat het publiek zo vroeg mogelijk wordt betrokken in de procedure van totstandkoming van een RUP in het algemeen en in dit kader zou moeten overwogen (om in overeenstemming met de inspraak bij de plan-MER) ook het moment van inspraak bij de planvorming te herdenken.” In het kader van de project-Mer kan het alternatief tracé onderzocht worden. Vlacoro wijst erop dat indien voor het alternatief tracé wordt gekozen, het RUP (partieel) dient te worden herzien 8 Dossier 229 C. Vlacoro gaat er van uit dat het RUP (en de plan-MER) vanuit een duurzaamheidsoptiek zijn opgemaakt, omdat dit een algemeen uitgangspunt is in de ruimtelijke ordeningsregelgeving. Art. 4 van het decreet op de ruimtelijke ordening stelt dat ‘de ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang worden gebracht. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele , economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit’. D. Vlacoro heeft geen zicht op de aanbestedingsprocedure E. Vlacoro vraagt dat indien er een tegenstrijdigheid is tussen het gewestelijk RUP en het ontwerp van GRS Antwerpen, de paragraaf wordt aangepast in de toelichtingsnota zoals aangegeven door de gemeenteraad Antwerpen (375). F. Vlacoro wijst er op dat een RUP zowel flexibiliteit maar – en vooral – rechtszekerheid moet inbouwen. Een grote vrijheid is dus niet mogelijk zonder dit tweede aspect te zeer in het gedrang te brengen. Vlacoro stelt vast dat voldoende garanties bestaan om bij de concrete invulling – via de stedenbouwkundige vergunning en indien nodig door middel van daaraan te koppelen voorwaarden – een zo duurzaam en kwaliteitsvol mogelijk project te realiseren. G.Vlacoro wijst er op dat het bezwaar geen elementen van ruimtelijke ordening bevat. H. De aanleg van de Oosterweelverbinding betekent een verdubbeling van de capaciteit van de Kennedytunnel voor wat de Scheldeoeververbinding betreft. Het Masterplan is multimodaal: het pakt het mobiliteitsprobleem aan met projecten rond wegen, openbaar vervoer en waterwegen. De capaciteit van de oeververbinding van de R1 (Kennedytunnel en Oosterweelverbinding) is gebaseerd op verkeersprognoses voor 2015 bekomen met het MMA2+ (Multimodaal Model Antwerpen). Het MMA2+ is een multimodaal verkeersmodel waarin het geheel van de projecten die behoren tot het Masterplan opgenomen is. Uit het model blijkt dat de totale voorziene capaciteit van beide tunnels zal volstaan om de te verwachten verkeersstroom op te vangen op voorwaarde dat de andere projecten van het Masterplan uitgevoerd zijn voor 2015. 3. PROJECT-MER - KENNISGEVING : Natuurpunt Antwerpen Noord vzw)stRaten-generaal - ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en Districtsraad Antwerpen (347) zijn van mening dat ook voor de project-MER een kennisgevingsprocedure noodzakelijk is (zoals bij de plan-MER) en vragen uitdrukkelijk dat ADOMA tijdig om advies gevraagd wordt, zodat deze voorstellen i.v.m. uitvoeringsalternatieven en/of te onderzoeken milieueffecten kan meegeven. - Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en stRaten-generaal (355) vinden het onlogisch, contraproductief en procedureel aanvechtbaar om al tijdens het huidig lopende openbaar onderzoek over het GRUP de kennisgevingsperiode over het project-MER op te starten. Dit heeft volgens de bezwaarindieners tot gevolg dat ongeveer 9 maanden vooraleer de Vlaamse regering het RUP Oosterweelverbinding definitief heeft vastgesteld (al dan niet aangepast aan de opmerkingen, adviezen en bezwaren die uit het openbaar onderzoek volgen) een keuze voor een te onderzoeken tracé, de uitvoeringswijze van de verbinding en de te onderzoeken milieueffecten vastgesteld worden. Dat wekt bij de bezwaarindieners de indruk dat het openbaar onderzoek naar het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding enkel pro forma gevoerd wordt en dat bijgevolg geen wijzigingen meer kunnen optreden. Als de Vlaamse regering het RUP bij de definitieve vaststelling toch ingrijpend zou wijzigen op basis van de opmerkingen, adviezen en bezwaren, heeft dit volgens de indieners tot gevolg dat het opgestelde project MER niet volledig zal zijn en dus niet kan gebruikt worden bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen, met hogere kosten voor de gemeenschap als gevolg. 9 Dossier 229 Bovendien werkt de gelijktijdigheid van beide procedures, volgens de indieners, inhoudelijke verwarring in de hand, bovenop het gevoel dat men ‘in snelheid wordt gepakt’. De indieners vinden dat men met de inspraakverlening bij de opmaak van het project-MER had moeten wachten tot het openbaar onderzoek over het uitvoeringsplan afgelopen was, want welke burger weet nog hoe hij hiermee moet omgaan en wanneer hij bij wie met welke opmerkingen terecht moet? Acht jaar sleutelt men in relatieve beslotenheid en zonder kennisgeving van cruciaal materiaal aan dit bouwproject. Tijdens de inspraakronde worden we dan plots begraven onder de informatie, en dat van twee complexe en uitgebreide dossiers binnen verschillende procedures. Vlacoro wijst er vooreerst op dat het RUP zoals het thans voorligt het gevolg is van een plannings- en beslissingproces dat reeds jaren loopt. Het is dus niet zo dat pas met de huidige project-MER men tot een finale beslissing over noodzaak en tracé kan komen De project-MER. van de Oosterweelverbinding wordt uitgevoerd conform het Decreet MER/VR van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. Dit impliceert dus ook de opmaak van een kennisgevingsdossier dat gedurende de wettelijk voorziene termijn ter inzage wordt gelegd bij de wettelijk voorziene instanties. In 2005 is de project-MER. procedure voor de Oosterweelverbinding opgestart. De kennisgeving is opgesteld en ter inzage gelegd bij de betrokken instanties tot 22 december 2005. De cel MER maakte ondertussen de richtlijnen voor de project-MER bekend. Deze richtlijnen kunnen geconsulteerd worden op de website van de MER-cel (www.mervlaanderen.be). Vlacoro stelt vast dat noch het decreet op de ruimtelijke ordening, noch het MER-decreet uitsluiten dat de project-MER procedure parallel loopt met de RUP-procedure. Formeel-juridisch voldoet dit dus aan de wettelijke procedures. Vlacoro is wel van mening dat de overheid –zeker voor infrastructuurprojecten van dergelijke omvang – niet de indruk mag geven dat bezwaren niet volwaardig worden beoordeeld. Daarom beveelt Vlacoro aan om in de toekomst bij RUP’s en milieueffectenrapportages een betere afstemming te voorzien, evenals de regelgeving hieraan aan te passen. Vlacoro verwijst hier naar haar ‘advies inzake het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake milieu- en veiligheidsrapportage, zoals aangehaald onder antwoord B van deze kader. 4. DOCUMENTEN NIET TER INZAGE A. - De resultaten van de Haalbaarheidsstudie van mei 2000 die werd uitgevoerd door ABM, in opdracht van de Afdeling Wegen en Verkeer Antwerpen, lag niet ter inzage bij het openbaar onderzoek over het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Oosterweelverbinding, ook niet digitaal. (Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen 341) - Voor de evaluatie van de toentertijd vastgelegde zoekzone van het tracé op de rechteroever bevat het eindrapport van mei 2000 meer relevante informatie dan de plan-MER. (stRaten-generaal 355) - Een Haalbaarheidsstudie uitgevoerd door de Afdeling Wegen en Verkeer (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap). ADOMA (16) is van mening dat het onaanvaardbaar is dat zo’n belangrijk onderbouwend document niet gelijktijdig ter inzage wordt gelegd met de overige delen van het ontwerp - RUP. - De resultaten van de Haalbaarheidsstudie zijn essentieel om de keuze voor het tracé te verantwoorden en vraagt daarom uitdrukkelijk dat de toelichtingsnota uitgebreid wordt, aangevuld met de nuttige informatie uit de Haalbaarheidsstudie. (Natuurpunt Antwerpen Noord 334) B. - Gezien het dwingende belang van de ‘passende beoordeling’ tegenover de Speciale Beschermingszones, vinden we het belangrijk om de volledige tekst met voorstellen en verantwoording te kunnen raadplegen. (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293). 10 Dossier 229 A. De Haalbaarheidsstudie van mei 2000 is een beleidsdocument dat geen deel uitmaakt van de GRUP-procedure zodat dit niet via het openbaar onderzoek raadpleegbaar is. De openbaarmaking van dergelijke bestuursdocumenten wordt onder meer geregeld door het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Indien de Haalbaarheidsstudie echter meer determinerende elementen bevat ten aanzien van de tracékeuze vraagt Vlacoro dat de toelichtingsnota met deze informatie wordt uitgebreid. B. Vlacoro verwijst naar bijlage IV van het GRUP die de plan-MER en de passende beoordeling bevat. 5. A. MASTERPLAN ANTWERPEN - De Oosterweelverbinding is evenwel slechts een onderdeel van het Masterplan. Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293), Gemeente Beveren Dienst Linkeroever (331), ACV Antwerpen (352) en ACW Waas en Dender (377) dringen aan op een integrale uitvoering van dit plan, inclusief de vernieuwing van de Leien en de Singel, de fietsbevorderende maatregelen, de verlenging van de tramlijnen, de verbreding van het Albertkanaal, enz. Bezwaarindiener (376) wil dat er gekeken wordt naar aanvullende investeringen in bijvoorbeeld bijkomende spoorwegen van en naar de haven, parkeergelegenheid in en rond de stad en aansluitend openbaar vervoer. B. MASTERPLAN EILANDJE - Er werd van uitgegaan dat het noordelijk deel van het Eilandje, in het kader van de geplande stadsontwikkeling, langzamerhand zou uitgroeien tot een deel van de stad. Dit was alleszins een van de uitgangspunten van het zogenaamde ‘Masterplan Eilandje dat op 20 maart 2002 werd goedgekeurd door het college van Burgemeester en Schepenen van de stad Antwerpen. Het dubbeldekviaduct zal worden aangelegd in de onmiddellijke nabijheid van de gebieden die in het Masterplan Eilandje voor wonen en randstedelijke functies’ zijn bestemd. De vraag rijst of er projectontwikkelaars geïnteresseerd zullen zijn om te investeren in een gebied dat (zelfs letterlijk) overschaduwd wordt door een grootschalig en luidruchtig dubbeldekviaduct dat een barrière vormt tussen het centrum en het nieuw te ontwikkelen stadsdeel. (329) - Schelde Landschapspark (312) gaat niet akkoord met de conclusie op blz. 29 van de toelichtingsnota "... Indien de Oosterweelverbinding ten noorden van het Eilandje, over het Straatburgdok voorzien wordt, vormt dit geen probleem voor de ontwikkeling van het Eilandje zoals voorzien in het Masterplan." De Oosterweelverbinding zal wel degelijk een grote invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van het Eilandje door haar impact op de omgevings- en beeldkwaliteit, grondprijzen, enz. C. PROJECT-MER - REKENINGRIJDEN - Alternatief “Rekeningrijden” niet naar behoren overwogen. De bestemmingswijzigingen van het RUP zijn een gevolg van de keuze voor alternatief 1, het MER beschrijft dat. Een keuze voor alternatief 3+, Rekeningrijden zonder Oosterweelverbinding, zal tot dezelfde of betere resultaten leiden. (bezwaarindiener 367) - Rekeningrijden: stRaten-generaal (355): “Het rekeningrijden komt behoorlijk sterk uit het milieueffectenrapport, met bijna over de hele lijn positieve effecten. Bewust maakte de Vlaamse regering daar in haar persbericht van 10 juni 2005 geen melding van. In de op 17 oktober 2003 goedgekeurde Beleidsvoornemens van het Mobiliteitsplan Vlaanderen zijn toch twee acties met betrekking tot rekeningrijden opgenomen, nl een Eurovignetsysteem voor vrachtwagens vervangen door een kilometerheffing en een gebruiksheffing invoeren voor personenwagens.” D. ALGEMENE OPMERKINGEN Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) merkt op dat op pagina 20 het "Bestuur der Waterwegen" vervangen moet worden door de "administratie Waterwegen en Zeewezen". 11 Dossier 229 A. Vlacoro is van mening dat alle onderdelen van het masterplan moeten uitgevoerd worden om een duurzame oplossing voor het mobiliteitsprobleem in en rond Antwerpen te realiseren. Deze onderdelen vallen echter buiten dit RUP. Het nu voorliggende RUP hypothekeert ook geenszins de uitvoering van de andere onderdelen van het masterplan. Vlacoro wijst op het feit dat het Masterplan voor de mobiliteit rond Antwerpen werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 15/12/2000. Het is de intentie van de Vlaamse regering om alle projecten die behoren tot het Masterplan effectief te laten uitvoeren. Voor de realisatie van het Masterplan en de coördinatie van de verschillende projecten richtte de Vlaamse Regering de naamloze vennootschap van publiek recht BAM (Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel) op. Op 22/07/05 heeft de Vlaamse Regering de beslissing genomen over de timing voor de realisatie van de verschillende projecten van het Masterplan. B. De visuele impact van de Oosterweelverbinding op rechteroever speelt zich wellicht af op meerdere schaalniveaus. Ten opzichte van de directe omgeving (het Eilandje) zal het infrastructurele kunstwerk ontegensprekelijk aanwezig zijn. Hier dient de ingreep het gewenste imago van het gebied te versterken en de geplande ontwikkelingen te stimuleren. Afhankelijk van de gekozen oplossing zal de visuele impact verder reiken dan de directe omgeving en een plaats innemen in de skyline van Antwerpen. Het kunstwerk dient zich op doordachte wijze te positioneren tussen de andere – verticale en horizontale – structurerende elementen op stedelijk niveau. Vlacoro stelt dat de Kwaliteitskamer deze kwalitatieve voorwaarden ten zeerste dient te bewaken indien voor dit tracé wordt gekozen. Verder verwijst Vlacoro naar haar antwoord onder kader 2, punt B. C. Rekeningrijden is inderdaad geen instrument van ruimtelijke ordening, maar kan wel ruimtelijke effecten hebben. Omdat rekeningrijden echter een algemeen instrument is voor het mobiliteitsbeleid op Vlaams niveau, gaat Vlacoro er niet verder op in. D. Vlacoro adviseert om de correcte benaming van de bevoegde administratie te gebruiken. 6. GROENGEBIED EN NATUURGEBIEDEN A. Gezien, door de aanleg van de Oosterweelverbinding, de groengebieden gaan verkleinen dient er in natuurgebieden geïnvesteerd te worden. Het "woonuitbreidingsgebied" moet omgevormd worden tot natuurgebied voor passieve recreatie. B. In het dossier van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) "Middenvijver Linkeroever Antwerpen / verzoek tot ontheffing MER-plicht" wordt er op p. 45 een overzicht gegeven van de aaneengesloten natuurgebieden op Linkeroever voor en na de werken aan de OWV. In deze voorbereidende studie zijn er na de werken grotere gehelen natuur te zien. Op basis van dit gunstig effect vraagt BAM om geen Milieueffectrapport te moeten opmaken voor de natuurherinrichting van Middenvijver-west. Hiertegen reageert Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293). C. De goede voornemens tot ontsnippering en een goede ruimtelijke invulling, worden echter gedwarsboomd door de bouwplannen van de Stad Antwerpen: op Middenvijver-oost een sport- en scholencomplex, op ‘t Zand een grote KMO-zone en aan het Galgenweel een nieuwe satelietwoonkern annex shoppingcenter en kantoren (Prestibel). Deze gronden vervullen momenteel een zeer belangrijke recreatieve en (socio)-culturele functie. De realisatie van dit project zal de recreatiedruk op de natuurgebieden nog verhogen. Bovendien is het een voorbeeld van slechte ruimtelijke invulling omdat het de creatie van een groene gordel (van Burchtse Weel tot Blokkersdijk) dwarsboomt. Bezwaarindieners (357 en 367) vinden dat vanuit het voorliggende GRUP hiertegen moet gereageerd worden, zodat deze plannen niet zullen worden uitgevoerd. Indien dit niet mogelijk is, vraagt bezwaarindiener (357, Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293) een bijkomend GRUP voor de Prestibelgronden om de groene en recreatieve functie van de bedoelde zone te vrijwaren. De indieners (petitie 2, 134, , 299, 367, 386) tekenen bezwaar aan tegen Prestibel, de ondermaatse natuurcompensatie en de sluiting van de ring. A.Vlacoro wijst er op dat het huidig RUP niet enkel de eigenlijke Oosterweelverbinding als verkeersproject incorporeert, maar eveneens ruime natuur- en groenontwikkelingszones insluit.. B.Vlacoro wijst er op dat de noodzaak voor het opmaken van een MER voor het bewuste deelproject buiten het RUP valt. 12 Dossier 229 C. Vlacoro stelt dat het Prestibel project geen deel uitmaakt van het plangebied van het RUP. Het vormt echter het voorwerp van een lokaal planningsinitiatief. 7. OVEREENSTEMMING MET HET RSV stRaten-generaal (355) tekent bezwaar aan tegen het procesmatige verloop van het openbaar onderzoek van het Masterplan: Zo wordt aangehaald dat zeven jaar voor de Vlaamse regering het tracé van de OWV op rechteroever vastlegt in voorliggend GRUP (16 september 2005), de corridor voor dit tracé, zowel in de onderzoeksopdracht als in het resultaat, al naar voor werd geschoven als eerste en belangrijkste optie. Deze corridor in de noordelijke helft van het Eilandje werd in de volgende jaren de focus binnen het besluitvormingsproces. Steeds opnieuw werd erkend dat de stedenbouwkundige en landschappelijke impact ervan aanzienlijk was, maar andere parameters primeerden. En dus ging men verder. Ook werd toen reeds aangehaald dat de OWV niet kon ontwikkeld worden als hoofdweg maar als primaire weg categorie 1. Hoe kan de OWV als primaire weg dan onderdeel zijn van een Trans-Europees autostradenetwerk? Kan dit GRUP dan nog beschouwd worden als een plan opgemaakt ter uitvoering van het RSV? Pas in functie van de opmaak van de plan-MER werden bijkomend (en remediërend) stedenbouwkundige, landschappelijke en ecologische criteria gehanteerd. Maar toen lag de keuze voor de snelwegcorridor op rechteroever al vast. Onze stelling: de initiatiefnemers hadden in 1998 de piste van mogelijke andere corridors en tracés voor de OWV op rechteroever al verlaten, ondanks latere denkoefeningen hierover. Het GRUP OWV is een uitvoering van de bindende bepalingen van het RSV. Het verordenend plan voorziet in de ruimte om een primaire weg te realiseren, de voorschriften laten dit eveneens toe. Het decreet op de ruimtelijke ordening voorziet niet in de mogelijkheid om met een GRUP af te wijken van het RSV. Vlacoro verwijst tevens naar de conclusie in de toelichtingsnota, p.14. 8. PLAN - MER A. Petitie 2: Een meer mens- en milieuvriendelijk voorstel te maken! Dit om de leefbaarheid van economie en wonen te garanderen, zonder de hele rijkdom van LO voor altijd te vernietigen. B. Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319) merken de onduidelijkheid van de Plan-MER op. Hoe werd de visuele kwaliteit van de open ruimte gewaardeerd? Bezwaarindiener (329) vind het dan ook onbegrijpelijk dat het alternatief van een ondertunneling op geen enkele wijze aan bod komt in het kader van het ontwerp van plan-MER. De Europese en Vlaamse regelgeving worden hierdoor flagrant met voeten getreden. Hij is van mening dat er naast het MER een onderzoek dient verricht te worden van alle ‘redelijke alternatieven, met vergelijking van de voor- en nadelen (onderzoek naar tunnelvariant, stedenbouwkundige inpassing, luchtkwaliteit, geluidshinder en externe veiligheid). Geen van de ‘afwijkingsmogelijkheden’ is van toepassing. Mogelijk is het enkel ‘tijdsdruk’ geweest, al dan niet om bepaalde politieke redenen, die de overheid ertoe gebracht heeft om een voor de hand liggend alternatief niet ernstig in overweging te nemen, en op geen enkele wijze te betrekken bij de beoordeling van de milieueffecten in het kader van het ontwerp van plan-MER. C. Volgens de bezwaarindiener (339) geeft de Oosterweelverbinding ernstige milieuschade D. Als blijkt dat het voorgestelde RUP-tracé de beste keuze is dan wenst de bezwaarindiener, bij de definitieve vaststelling van het RUP Oosterweelverbinding, dat er extra rekening gehouden wordt met volgende vragen: een minimale visuele verontreiniging, het minimaal houden van negatieve effecten zoals geluidshinder, schaduweffecten in de dag en lichthinder ‘s nachts, luchtverontreiniging en het minimaal hypothekeren van de woon- en leeffuncties in de aangrenzende wijken van het infrastructuurproject. 13 Dossier 229 E.stRaten-generaal (355): ‘Een E17 tussen Burcht en Zwijndrecht zoals die nu is gerealiseerd werkt vernietigend op de leefkwaliteit van die woonkernen. Een verlaagd tracé zou al heel andere mogelijkheden scheppen en indien die ter hoogte van de centrale as tussen Burcht en Zwijndrecht nog zou overkapt worden, zou dit nadeel omgebogen kunnen worden in een enorm stedenbouwkundig voordeel.” De cel-MER erkende die problematiek en vroeg dat ook te onderzoeken volgens de richtlijnen die zij heeft uitgevaardigd naar aanleiding van het indienen van het kennisgevingsdossier. Het antwoord bleef vrijblijvend en onbevredigend. De gevraagde studie waaruit blijken moest dat deze optie ernstig werd onderzocht, met kosten en baten en technische opties, was er niet. A. Volgens Vlacoro zoekt het plan op Linkeroever naar een evenwicht tussen verschillende functies: wonen, werken, recreatie, natuur en infrastructuur. B. Vlacoro gaat er van uit dat de Plan-MER de alternatieven die valabel overkomen, wel degelijk heeft onderzocht. De kwaliteitscontrole van het Plan MER werd verricht door de Cel MER van AMINAL die het rapport goedkeurde op 30 mei 2005. Vlacoro gaat er dan ook van uit dat in deze plan-MER de aspecten die van belang zijn voor het planniveau onderzocht werden. C. Vlacoro verwijst naar de lijst van mitigerende maatregelen die als bijlage in het dossier zijn opgenomen. Verder verwijst de commissie naar de project-MER waarin deze milderende maatregelen verder zullen worden uitgewerkt, en die aan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning als randvoorwaarde zullen worden verbonden. D. Vlacoro stelt dat hiermee rekening werd gehouden. E. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder B. 9. A. REKENINGRIJDEN Bezwaarschrift- stRaten-generaal (355): ‘Er worden vele aanbevelingen gedaan die binnen deze planMER onvoldoende (konden) onderzocht worden (denk aan de rekeningrijden- en spitsheffingsvarianten). B. MILDERENDE MAATREGELEN Bepaalde milderende maatregelen geven aan dat nog heel wat bijkomend onderzoek dient te gebeuren, voor er een juiste inschatting van de effecten - bijvoorbeeld op het lokale wegennet - kan gemaakt worden. De bezwaarindiener wenst dat dergelijke opmerkingen voldoende duidelijk uit het document komen en in de conclusies worden herhaald. De reactie van de opstellers van het milieu-effectenrapport is benedenmaats: in het definitief hoofdrapport wordt een paragraaf opgenomen met aanbevelingen voor verder onderzoek.’ C. PLAN-MER ‘Bepaalde varianten of strategieën werden reeds in een vroeg stadium uitgesloten. De lange planperiode heeft nieuwe inzichten doen ontstaan. Een gewijzigde context zou aanleiding moeten kunnen geven het onderzoek uit te breiden of te heroriënteren en bepaalde keuzes die in het verleden zijn genomen terug in vraag durven te stellen - minstens op niveau van het onderzoek.’ Op 26 oktober 2001 kwam daartoe de ‘Staten-Generaal Mobiliteit Antwerpen’ samen. Waarom duikt plots een verbod voor vrachtwagens op? Op welke verkeersprognoses baseert men zich? Wat is de stedenbouwkundige visie achter het project? Bestaat de mogelijkheid om het verslag over de vergadering van 26 oktober in te kijken? Concreet volgt nog de vaststelling dat nader onderzoek van het rekeningrijden ‘meer licht had kunnen werpen op de mate waarmee deze (grote) investeringen voor de realisatie van een bijkomende Scheldeoeververbinding (Oosterweelverbinding) wel zinvol waren ook al rekening houdende met de mogelijke grote impacten op het milieu.’ 14 Dossier 229 De ‘beleidskeuze’, zoals de administratie het noemt, zit al vervat in de eliminatie van scenario’s bij het opmaken van een plan-MER, luidt de conclusie. Niet alleen worden sommige pistes niet onderzocht, maar ook wordt de Oosterweelverbinding meteen als ‘meest plausibel’ naar voor geschoven. Wat is dan nog de functie en zin van zo’n milieueffectenrapport? Uit een technisch deelrapport blijkt dat rekeningrijden leidt tot minder verplaatsingen met het autoverkeer. De administratie betreurt het dat dit alternatief niet ernstig genomen wordt. A. Op basis van artikel 4.2.7;§2.2 1 van het m.e.r.-decreet is besloten om rekeningrijden als zodanig niet mee te nemen als (beleids)alternatief voor het Masterplan Antwerpen. Er is immers onvoldoende kennis voorhanden om enerzijds de optimale vorm van rekeningrijden te kiezen en om anderzijds de impact op de mobiliteit in het studiegebied in te schatten. Verder verwijst Vlacoro naar haar antwoord onder kader 5, punt C. B. De aanpassingen aan het onderliggende wegennet worden voorgesteld aan de provinciale auditcommissie. C. Vlacoro gaat er van uit dat de Plan-MER die alternatieven die valabel overkomen, wel degelijk heeft onderzocht. De kwaliteitscontrole van het Plan MER werd verricht door de Cel MER van de AMINAL die het rapport goedkeurde op 30 mei 2005. Verder verwijst Vlacoro naar haar antwoord onder punt A. 10. Onteigeningen - Schelde-Landschapspark (312) en gemeenteraad Antwerpen (375) vragen om de eigendommen van de stad Antwerpen die binnen het GRUP vallen niet te onteigenen en wenst aan te geven dat een herverdeling van de gronden of het te koop aanbieden van gronden aan de stad Antwerpen een opportuniteit kan betekenen bij de uitvoering van het s-RSA. Bv. delen van het Zand, vrij te komen gronden aan tracédeel knoop Zuid, recreatiegebied Esmoreitlaan, Noordkasteel, gronden tussen Ring en Ten Eekhovelei, plein op Mexico-Eiland aan Siberiastraat). - Schelde-Landschapspark (312), Gecoro Zwijndrecht (319) en bezwaarindieners (325, 326, 343) beklemtonen de onwetendheid, nl. het ontbreken van elk onteigeningsplan maakt - mede door het gebrek aan een leesbare ondergrond op het verordeningsplan - dat de burger noch de andere overheden kunnen inschatten welke gronden kunnen of zullen onteigend worden. Zal dit zo zijn voor de gebieden gelegen binnen de werfzone bv. De consequenties kunnen niet ingeschat worden bij gebrek aan informatie. - Bezwaarindiener (336) stelde vast dat voor het afbakenen van de werfzone op plan een stuk van de tuinen van de huidige woonwijk grenzend aan het Sint-Annabos in de werfzone staan. Nergens in het dossier is er sprake van onteigening. - De bezwaarindiener (343) kent onzekerheid over het verder functioneren van zijn bedrijf ten gevolge van de Oosterweelverbinding. Hij vraagt zich af of zijn bedrijf kan blijven bestaan op die locatie, of het bereikbaar zal zijn tijdens de werken en of er onteigend wordt. De bezwaarindiener betreurt dat hij niet is betrokken in het voorafgaandelijk overleg. Vlacoro stelt vast dat er geen onteigeningsplan is toegevoegd aan het GRUP en doet dan ook geen uitspraken over onteigeningen of over de procedure daartoe, die gebeurlijk al dan niet na het RUP volgen, al dan niet ter uitvoering ervan. Burgers of overheden wier gronden zullen onteigend worden, zullen op dat moment inspraak/bezwaarmogelijkheid hebben vanuit de later te doorlopen procedure voor de opmaak van het onteigeningsplan. 1 ‘Het plan-MER moet de in §1 genoemde informatie slechts bevatten …voorzover de bestaande kennis en bestaande effectanalyse- en beoordelingsmethodes redelijkerwijze toelaten om deze informatie te verzamelen en te verwerken.’ 15 Dossier 229 11. Bezwaren met betrekking tot aspecten buiten het plangebied A. ALGEMENE OPMERKINGEN - De bezwaarindieners (332 en 339) ‘weten’ dat de overheid in haar projecten nooit binnen de vooropgestelde kosten blijft (recent ook het Justitiepaleis e.a. overheidsprojecten) en voor de uitvoering van deze projecten telkens het veelvoud van de startprijs uitkomen. B. RELATIE TOT ANDERE PLANPROCESSEN - Men moet de Liefkenshoektunnel rechtstreeks verbinden met de E17, de Liefkenshoekspoortunnel aanleggen, de IJzeren Rijn uitvoeren en het vervoer langs het water aanmoedigen en beide aantrekkelijk maken. Dan is er tenminste op alle terreinen winst, zowel wat kostprijs betreft als wat milieu en geluid betreft. (353). De bezwaarindieners (Actiecomité Linkeroever 40, 322, Gemeente Beveren Dienst Linkeroever 331, 336, 337, 339, 344, ACV Antwerpen 352, 357, 371, ACW Waas en Dender 377) dienden een gelijkaardig bezwaarschrift in om de ontsluiting van de Antwerpse haven voor langere tijd te verbeteren, met name door de Liefkenshoekspoortunnel, de tweede spoorontsluiting van de haven, aan te leggen en de verbinding van de Liefkenshoektunnel met de E17 te verbeteren. Ze zijn van oordeel dat een snelle en directe verbinding van de autostrade van en naar Gent met de Liefkenshoektunnel een positief effect zal hebben op de verkeersstromen in en rond Antwerpen. - Gemeente Beveren Dienst Linkeroever (331) heeft steeds met klem benadrukt dat het project Oosterweelverbinding afgestemd dient te worden op het Raamplan Mobiliteit, opgemaakt in kader van het Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen/Waaslandhaven. De indiener merkt op dat in de toelichtingsnota van het GRUP, zoals gevraagd door Beveren op de plenaire vergadering, deze afstemming wordt verzekerd. - De bestaande parking P+R aan de Blancefloerlaan moet volgens het Actiecomité Linkeroever (40) uitgebreid worden. De tramlijnen 2 en 15 dienen verlengd te worden tot voorbij de parallelweg en een bijkomende parking P+R dient best aangelegd aan de kant van Zwijndrecht. - De indiener (299) tekent bezwaar aan tegen de plannen van de stad Antwerpen om een bedrijvenzone aan te leggen in het Zand op de grens van Zwijndrecht. Het is immers aangewezen om de verschillende planinitiatieven in dit gebied op elkaar af te stemmen. I.v.m. bouwplannen voor het Prestibel project aan het Galgenweel en het gebied Middenvijver stelt de bezwaarindiener dat de belofte om minstens evenveel groen te behouden na de werken - plus 10 % volgens minister Kris Peeters - hard en afdwingbaar gemaakt moet worden t.o.v. alle overheden. - Bezwaarindiener (373) vind dat eerder de aanleg van de Gentboog (spoor) als topprioriteit moet worden genomen. De Gentboog is hoogstnoodzakelijk voor de haven en ontlasting Zwijndrecht. - De bezwaarindiener (312) stelt een combinatie voor tussen de stormvloedkering en de OWV. Het feit dat de Vlaamse overheid zelf het initiatief neemt om de kaaimuren ter hoogte van Antwerpen rechteroever te verhogen van 8,35 m TAW tot 9,60 m TAW toont aan dat het huidig veiligheidsniveau absoluut ontoereikend is en dat dringende maatregelen nodig zijn om het veiligheidsniveau tegen ongewenste (toekomstige) overstromingen vanuit de Schelde drastisch te verhogen. - De bezwaarindieners (p2) stellen dat de verkeerssituatie met betrekking tot Deurganckdok in dit RUP niet wordt opgelost. - De planning is om op termijn in het verlengde van het silogebouw een ethanol fabriek te bouwen. Een soortgelijk project hebben we reeds opgestart in Frankrijk. Momenteel loopt voor Antwerpen een haalbaarheidsstudie alsook zijn we reeds in contact met de Haven en de bevoegde ministeries. Bezwaarindiener ()voegt in bijlage een gedetailleerd plan van haar concessie toe. C. Zes bezwaarindieners (299, 300, 301, 302, 363, 364) merkten op dat de minder hinder maatregelen niet zijn opgenomen in de noodzakelijke vergunningen voor de bouwwerken van de Oosterweelverbinding. Ze wensen dat alle beloofde maatregelen om de verwachte, toegenomen hinder te beperken en de leefbaarheid te vrijwaren, opgenomen worden in alle vergunningen, zodat deze achteraf ook afdwingbaar zijn. A.Vlacoro gaat niet in op dit bezwaar omdat het geen ruimtelijke ordeningsrelevantie heeft. 16 Dossier 229 B.Vlacoro is het niet eens met de bezwaarindieners..Vlacoro doet in het kader van het openbaar onderzoek voor de OWV enkel uitspraken over de inhoud van de voorliggende documenten en de aspecten die rechtstreeks betrekking hebben op de aanleg van de OWV. De aanleg van de Liefkenshoekspoortunnel, tramlijnen, P+R infrastructuur, spoorinfrastructuur en bedrijvenzones behoren niet tot de doelstellingen van dit GRUP. Evenmin worden in dit GRUP uitspraken gedaan over de stormvloedkering, aangezien het het sigmaplan is dat rekening houdt met en de garantie biedt tegen overstromingen. In het kader van de uitvoering van het Masterplan zullen wel degelijk projecten worden gerealiseerd die vervoer over het water, openbaar vervoer en vervoer per spoor stimuleren. Deze projecten zijn niet het onderwerp van dit GRUP. C.Vlacoro wijst er vooreerst op dat er nog helemaal geen vergunning is gegeven voor werken die met de Oosterweelverbinding te maken hebben. De vergunningverlenende overheid kan ter zake voorwaarden opnemen in haar beslissing over de concrete aanvraag. 12. Tracékeuze openbaar onderzoek A. GEBREK AAN INSPRAAK stRaten-generaal (355) en andere bezwaarindieners (332, 367) wijzen op het belang van een ruim maatschappelijk debat, en de afwezigheid ervan in de fase van de planvorming. stRaten-generaal (355) stelt dat zowel het Masterplan als de Haalbaarheidsstudie tot stand kwamen buiten het publieke forum. Specifieke opties werden genomen en cruciale keuzes gemaakt door stuurgroepen, op basis van een beperkt aantal parameters. Zoals wettelijk voorzien werden die keuzes later (2003-2005) getoetst aan een plan-MER en uitgewerkt in het voorliggende GRUP, waarbij gepolst werd naar de mening van de burger binnen de contouren van wat intussen al was vastgelegd. Over de grond van de zaak (noodzaak project) mochten de burger en de adviesraden zich nooit uitspreken. Wat betreft de tracékeuze mochten zij in het kader van de opmaak van de plan-MER voor de linkeroever acht onderling sterk verschillende varianten evalueren, maar voor de rechteroever bleek het tracé al grotendeels vast te liggen en verengd tot twee varianten binnen een corridor in de noordelijke sector van het Eilandje. B. PLAN MER - Weja (346), ACV Antwerpen (352) en stRaten-generaal (355) wijzen er op dat bij de opmaak van de plan-MER geen rekening werd gehouden met de impact op het vlak van stadsontwikkeling en milieu. - Verschillende bezwaarindieners wijzen op het feit dat niet alle alternatieven zijn afgewogen. Twee bezwaarindieners (ADOMA 16, 332, 348, 349, 350, ACV Antwerpen 352, 354, stRaten-generaal 355, 367, 376) verwijzen hierbij naar het tracé zoals voorgesteld door stRraten-generaal. C. ALGEMENE OPMERKINGEN Een bezwaarindiener (365) heeft vragen bij het feit dat de gouverneur, die als bemiddelend persoon optrad, tevens voorzitter van BAM is. De bezwaarindiener vraagt zich af of dit allemaal geen 'doorgestoken kaart' is. A. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 1, punt B B. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 2, punt B C. De commissie benadrukt dat de opmerking van de bezwaarindiener geen ruimtelijk relevante opmerking is. Vlacoro stelt daarenboven dat de gouverneur van de provincie Antwerpen geen voorzitter van BAM is. 13. Voorschriften algemeen A. RELATIE TOT ANDERE PLANPROCESSEN Het Masterplan Mobiliteit moet integraal uitgevoerd worden. (293) B RELATIE TOT ANDERE PLANPROCESSEN – BUITEN HET RUP Schelde- Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319) vragen een toevoeging van een koppelingsgebied tussen de kern van Zwijndrecht en het tracédeel E34, die visueel en auditief buffert. Er wordt een suggestie gegeven voor de invulling van het stedenbouwkundig voorschrift: 17 Dossier 229 Artikel 13. Koppelingsgebieden 1. Dit gebied is bestemd voor een buffering ten opzichte van of een koppeling met de omgevende gebieden. De volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toegelaten: Vervangen, verbouwen, uitbreiden van bestaande gebouwen en constructies zijn toegelaten. Landbouw in de ruime zin. Nieuwe woningen zijn niet toegelaten. Aanleg of inrichting van nieuwe infrastructuur voor de ontsluiting van het omgevende gebied zijn niet toegelaten. Nieuwe inplantingen van recreatieve activiteiten, gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen voor zover aan de volgende voorwaarden voldaan is: o De functies zijn complementair met de bestemmingen van de omgevende gebieden o Ze doen geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgevende gebieden. 2. Er moet een buffer worden aangelegd tussen het gebied voor wegeninfrastructuur tracédeel E 34 en de woonkern van Zwijndrecht. De buffer dient opgevat als visuele afscherming, geluidsafscherming en afstandsbuffer. In de buffer zijn alle werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen toegelaten, die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een visuele en geluidsbuffer, de ruimtelijke inpassing ervan in het landschap, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. De minimale breedte van de buffer zal 35 m bedragen. Zijn eveneens toegelaten in deze buffer: het behoud en de herinrichting van bestaande lokale wegen, binnen de grenzen van het perceel waarin zij heden zijn gelegen. A. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 5, punt C. B. Vlacoro neemt akte van de bezorgdheid van de gemeente Zwijndrecht m.b.t. de realisatie van een koppelingsgebied als buffer tussen de havenactiviteit en Zwijndrecht. Met het vastleggen van het tracé voor de OWV in huidig GRUP is opnieuw een belangrijke stap gezet die de afbakening en de bestemming van dergelijk gebied in de toekomst mogelijk maakt, al dan niet op lokaal niveau. 14. Art1/weginfrastructuur A. Aan te passen in voorschriften volgens Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): 2. Art 1/weginfrastructuur, 3° zin aan te passen: Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen in functie van de ruimtelijke aanpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Aan te passen in voorschriften volgens bezwaarindiener (312): 2. Art 1/weginfrastructuur, 4° zin aan te passen: Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden voorbestemd voor de geluids- en visuele buffering van de infrastructuur op een in de omgeving geïntegreerde wijze. In de paragraaf: In dit gebied zijn eveneens toegelaten: alle werken, constructies, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke kwaliteit en integratie van het wegenis- en groenontwerp in de omgeving. Artikel aan te vullen met: Landschappelijke integratie en materiaalgebruik: 18 Dossier 229 1. Landschappelijke kwaliteit van het wegenis- en groenontwerp. De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning toont aan dat de aanvraag voldoet aan volgende principes: + Dat bij de inrichting van de autosnelweg, bijbehorende wegen en aanpalende (groen)zones aandacht besteed is aan de aanpalende landschapswaarde, en dat de landschapsrelicten geïntegreerd worden in het wegenis- en groenontwerp. Reliëfwijzigingen zijn toegelaten. + Geluids- en visuele buffering van de infrastructuur op een in de omgeving geïntegreerde wijze. + De constructies krijgen steeds een verzorgde en aantrekkelijke (landschaps)architectuur. Een kwaliteitskamer (samengesteld uit een aantal nationale en internationale specialisten inzake (landschaps) architectuur, stedenbouw en civiele technieken) zal steeds haar visie geven over de architectuur en beeldkwaliteit. 2. Duurzaam materiaalgebruik en beeldkwaliteit van de gebouwen en infrastructuur. De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning toont aan dat de aanvraag voldoet aan volgende principes: + Gebouwen en constructies krijgen steeds een verzorgde en aantrekkelijke architectuur, met speciale aandacht voor de gevels die naar de autosnelweg gericht zijn. + Logo’s op gebouwen en constructies worden beperkt en maximaal geïntegreerd in de globale architectuur van de gebouwen. + Er wordt gestreefd naar het gebruik van esthetisch verantwoord en duurzaam materiaal. Een harmonische afstemming, zowel qua kleur als volume, met de omgeving wordt nagestreefd. B. Aan te passen in voorschriften volgens bezwaarindiener (310): * Aanvulling 4 de regel: wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, het verminderen van de geluid-, licht-, lucht- en watervervuiling, ecologische verbindingen... Motivatie: Deze aanvulling is vermeld in de toelichtingsnota en dient ook in artikel 1 opgenomen te worden om discussies in verband met juiste interpretatie van de bepalingen te voorkomen. * Aanvulling 6 de regel: gemotoriseerd verkeer toegelaten. De aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning bevat alle informatie voor de efficiënte uitvoering van de milderende maatregelen die aan de ontwerpers en uitvoerders worden opgelegd. De milderende maatregelen moeten uitgevoerd worden voor de ingebruikname van de weginfrastructuur van de Oosterweelverbinding. Motivatie: Deze aanvulling dient toegevoegd te worden om de effectieve uitvoering van de milderende maatregelen, tegelijkertijd met de weginfrastructuurwerken te verzekeren. C. De bezwaarindiener stelt voor om het volgende toe te voegen aan het stedenbouwkundig voorschrift: Inrichtingsstudie: Onverminderd de bestemmingsen inrichtingsbepalingen moeten aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen voor wegenaanleg of voor grootschalige werken voor nutsvoorzieningen of in het kader van de groenaanleg, vergezeld zijn van een samenhangende inrichtingsstudie die een voorstel bevat voor verdere ordening van het gebied en/of zone. De inrichtingsstudie bevat een voorstel voor de verdere ordening van de aangeduide zone, inclusief de niet bebouwde stroken. In de inrichtingsstudie wordt aangegeven op welke manier de gehele ordening van deze zone voldoet aan de hierboven vermelde bepalingen over de landschappelijke integratie en het materiaalgebruik De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften. Bij elke nieuwe vergunningsaanvraag die vergezeld moet zijn van een inrichtingsstudie kan het dossier, hetzij een bestaande inrichtingsstudie bevatten, hetzij een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie. Daarbij moet alleszins rekening worden gehouden met de reeds gerealiseerde elementen binnen het gebied. (Milieuraad Zwijndrecht, 310), 19 Dossier 229 A.Vlacoro stelt vast dat niets erop wijst dat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften het oprichten van infrastructuur voor geluids- en visuele buffering uitsluiten binnen het gebied voor wegeninfrastructuur (art. 1). I.f.v. de duidelijkheid en volledigheid van het voorschrift en om alle misinterpretatie te voorkomen kan worden overwogen om de volgende aanvulling door te voeren: "Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen in functie van de ruimtelijke aanpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten” B.Vlacoro is van oordeel dat de voorschriften en de daaropvolgende beoordeling van de stedenbouwkundige vergunning voldoende garanties bieden op ruimtelijke kwaliteit en het behoud van ecologische waarden. Het decreet op de RO voorziet overigens dat bijkomende voorwaarden kunnen opgelegd worden in het kader van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning, ook wat timing betreft. C.Het verordenend opleggen van een inrichtingsplan als procedureel beoordelingskader is reeds meerdere malen voor de Raad van State aangevochten en in arresten vernietigd. Het inrichtingsplan opleggen als een informatief document dat bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moet zitten, kan echter wel. 15. Art2/ongelijkvloerse wegeninfrastructuur: A. Aan te passen in voorschriften volgens Districtsraad Antwerpen (347) en gemeenteraad Antwerpen (375): Opmerkingen m.b. t. artikel 2 ‘gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’: Dit artikel beschrijft wat binnen het gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur (2.1.) wordt toegelaten, met een specificatie voor een Oosterweeltunnel (2.2.) en een Oosterweelviaduct (2.3.). Deze manier van beschrijven hypothekeert elke alternatieve oplossing voor de uitvoering van de ongelijkvloerse infrastructuur tussen tracédeel Knoop Noord en tracédeel Borgerhout. Het district Antwerpen sluit zich bij het voorstel van het stadsbestuur aan om deze ongelijkvloerse verbinding tussen tracédeel knoop Noord en tracédeel Borgerhout niet te specificeren. De districtsraad vraagt dan ook om op het bestemmingsplan de teksten Oosterweeltunnel, Oosterweelviaduct en Merksembrug weg te laten en de voorschriften 2.2. en 2.3. te veralgemenen tot één voorschrift waar geen onderscheid tussen tunnel- en viaduct (in één of meerdere niveaus) meer wordt gemaakt, maar waar enkel sprake is van ‘ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’. Zodoende wordt de optie behouden om op het niveau van de aanbesteding en de stedenbouwkundige aanvraag de keuze van een viaductuitvoering mogelijk te maken. - De bezwaarindiener (2) adviseert een brug over de Schelde in plaats van een tunnel. Zodoende moet er geen locatie worden gezocht voor baggerspecie. - stRaten-generaal (355) vindt het vreemd dat er in de aanbestedingsprocedure geen ruimte wordt gelaten voor een tunnelvariant terwijl deze aan een concurrentiële prijs kan geboord worden beantwoordend aan alle verkeerstechnische criteria vooropgesteld door de Vlaamse Gemeenschap. - Een ondertunneling in plaats van een viaduct werd volgens een bezwaarindiener (329) nooit ernstig onderzocht. De stad bestelde bijgevolg een second opinion studie waarbij de mogelijkheid van een ondertunneling werd onderzocht. Het studiebureau Horvat & Partners wijst er in haar studie op dat deze in een kort tijdsbestek diende gemaakt te worden, en men enkel gebruik maakte van geverifieerde informatie via BAM. Het onderzoek werd toegespitst op de hoofdlijnen. Het studiebureau besluit dat een tunnelvariant weliswaar duurder zou uitvallen dan de variant van het viaduct 2, maar dat de kostenraming die in dit verband zou zijn uitgevoerd door de BAM ‘aan de hoge kant’ is. Daarnaast merkt het op dat een tunnelvariant ‘technisch en eveneens veiligheidstechnisch inpasbaar is in het traject.’ Het studiebureau stelt vast dat een tunnelvariant altijd wat betreft verkeersveiligheid en interne veiligheid minder zal scoren dan een viaductvariant, maar hiertegenover staat dat een tunnelvariant beter scoort op aspecten zoals stedenbouwkundige inpassing, luchtkwaliteit, 20 Dossier 229 geluidshinder en externe veiligheid. Deze laatste vaststellingen behoefden eigenlijk niet echt wetenschappelijk onderzoek, maar zijn even goed een kwestie van gezond verstand. Wat ook de reden is voor deze op zijn minst ‘nonchalante’ werkwijze: deze manier van werken gaat niet alleen in tegen de geciteerde wettelijke bepalingen, maar is eveneens in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheids- en in elk geval het motiveringsbeginsel. B. - Aan te passen in voorschriften volgens Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): In hoofdstuk 2.1. onder de paragraaf "In dit gebied zijn eveneens toegelaten:" alle werken, constructies, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke kwaliteit en integratie van de tunnel en voor de aanleg van een viaduct en aanhorigheden. Artikel aan te vullen met: 2.4 Ruimtelijke kwaliteit Beeldkwaliteit en materiaalgebruik De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning toont aan dat de aanvraag voldoet aan volgende principes: + De tunnel, de viaduct en aanhorigheden krijgen steeds een verzorgde en aantrekkelijke architectuur. Een kwaliteitskamer (samengesteld uit een aantal nationale en internationale specialisten inzake architectuur, stedenbouw en civiele technieken) zal steeds haar visie geven over de architectuur en beeldkwaliteit. + Er wordt gestreefd naar het gebruik van esthetisch verantwoord en duurzaam materiaal. Een harmonische afstemming met de omgeving wordt nagestreefd. C. Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319) vragen om een inrichtingsstudie toe te voegen: Inrichtingsstudie: Onverminderd de bestemmingsen inrichtingsbepalingen moeten aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen vergezeld zijn van een samenhangende inrichtingsstudie. De inrichtingsstudie bevat een voorstel voor de verdere ordening en architectuurbeeld van de aangeduide zone, inclusief de bouwvrije stroken. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften. Bij elke nieuwe vergunningsaanvraag die vergezeld moet zijn van een inrichtingsstudie kan het dossier hetzij een bestaande inrichtingsstudie bevatten, hetzij een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie. Daarbij moet alleszins rekening worden gehouden met de reeds gerealiseerde elementen binnen het gebied. A.Het voorliggend GRUP heeft tot doel de herbestemmmingen te realiseren i.f.v. het meest optimale tracé rekening houdend met de vaststellingen en conclusies uit de plan-MER, de bijhorende passende beoordeling en watertoets, de sociale impactanalyse, de maatschappelijke kosten-batenanalyse en het ruimtelijk veiligheidsaspect. Als meeste optimale tracé is het ‘geoptimaliseerd middentracé’ voor LO en het ‘tracé Straatsburgdok’ voor RO naar voor geschoven. Dit betekent logischerwijs ook dat in het GRUP niet alleen de ligging van het tracé, maar ook de wijze waarop de verbinding wordt gerealiseerd, m.n. een tunnel onder de Schelde en een viaduct t.h.v. Straatsburgdok, mee wordt vastgelegd. 21 Dossier 229 B. Vlacoro wijst erop dat de verschillende ontwerpen voor het viaduct inzake stedenbouwkundige inpassing en architecturale vormgeving zullen behandeld worden in de recent opgerichte kwaliteitskamer” binnen de randvoorwaarden die reeds zijn opgesteld binnen de contouren van dit RUP’ C.Het verordenend opleggen van een inrichtingsplan als procedureel beoordelingskader is reeds meerdere malen voor de Raad van State aangevochten en in arresten vernietigd. Het inrichtingsplan opleggen als een informatief document dat bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moet zitten, kan echter wel. 16. Art 4/groengebied A. Actiecomité Linkeroever (40): bovengrondse constructies in het natuurgebied en in het speelbos zijn uit den boze. Het Sint-Annabos mag niet verworden tot zuiver recreatiebos. De NV BAM plant zelfs via haar lastenboeken dat alle dienstvoorzieningen, o.a. voor ventilatie en luchtzuivering voor de Oosterweeltunnel volledig ondergronds worden aangelegd. Er mogen daarenboven geen evenementen plaatsvinden. B. Bezwaarindieners (344 en 369) wensen dat de groene strook ten noorden van de Esmoreitlaan dient bestemd te worden als groengebied en dient behouden als groene buffer tussen het woongebied en de petrochemie. C. Aan te passen in voorschriften volgens Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): Artikel aan te vullen met: + Landschappelijke integratie en materiaalgebruik 1. Landschappelijke kwaliteit van het wegenis- en groenontwerp De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning toont aan dat de aanvraag voldoet aan volgende principes: - Dat bij de inrichting van de groenzone aandacht besteed is aan de aanpalende en oorspronkelijke landschapswaarde. - Een kwalitatief landschaps- en/of parkontwerp voor het gebied wordt bijgevoegd - Na het gebruik als werfzone moeten de belangrijkste landschapsrelicten zoveel mogelijk hersteld en desnoods vervangen worden, mochten die aanwezig geweest zijn. 2. Duurzaam materiaalgebruik en beeldkwaliteit De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning toont aan dat de aanvraag voldoet aan volgende principes: Er wordt gestreefd naar het gebruik van esthetisch verantwoord en duurzaam materiaal voor mogelijke constructies. Een harmonische afstemming, zowel qua kleur als volume, met de omgeving wordt nagestreefd. + Inrichtingsstudie Onverminderd de bestemmingsen inrichtingsbepalingen moeten aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen in het kader van de groenaanleg vergezeld zijn van een samenhangende inrichtingsstudie die een voorstel bevat voor verdere ordening van het gebied en/of zone. De inrichtingsstudie bevat een voorstel voor de verdere ordening van de aangeduide zone. In de inrichtingsstudie wordt aangegeven op welke manier de gehele ordening van deze zone voldoet aan de hierboven vermelde bepalingen over de landschappelijke integratie en materiaalgebruik. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. 22 Dossier 229 De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften. Bij elke nieuwe vergunningsaanvraag die vergezeld moet zijn van een inrichtingsstudie kan het dossier hetzij een bestaande inrichtingsstudie bevatten, hetzij een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie. Daarbij moet alleszins rekening worden gehouden met de reeds gerealiseerde elementen binnen het gebied. A. Vlacoro merkt op dat het groengebied (art. 4) is opgevat als een gebied met een globaal voorschrift waarin de in het huidige gewestplan vastgelegde bestemmingen nog steeds mogelijk zijn, zonder de strikte opdeling in verschillende zones (natuurgebied, speelbos). De opdeling in bestemmingszones conform het huidige gewestplan hypothekeert een globale herinrichting op basis van een totaalvisie die momenteel nog uitgewerkt wordt. De herinrichtingsplannen voor het groengebied Sint-Annabos worden in overleg met de werkgroep Sint-Annabos voorbereid. De ontwikkeling van deze inrichtingsplannen wordt door de Stuurgroep ‘Natuurbegeleidende maatregelen bij de aanleg van de Oosterweelverbinding’ (met alle voornaamste betrokken actoren) op de voet gevolgd en begeleid. Binnen dit kader zal het herinrichtingsvoorstel voor Sint-Annabos verder uitgewerkt worden tot een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag die samen met de vergunningsaanvraag voor de OWV zelf zal worden ingediend. B. De noordelijke strook langs de Esmoirietlaan heeft momenteel reeds een ‘groene bestemming’ en een bestemming als ‘zone voor recreatie’. Hierbinnen zou een groen scherm als buffer tegen de petrochemische industrie kunnen gerealiseerd worden. Volgens Vlacoro past dit niet zozeer in het RUP Oosterweelverbinding, maar kan dit via een lokaal RUP gerealiseerd worden, en meerbepaald in het licht van het planningsproces voor Linkeroever. C. Het verordenend opleggen van een inrichtingsplan als procedureel beoordelingskader is reeds meerdere malen voor de Raad van State aangevochten en in arresten vernietigd. Het inrichtingsplan opleggen als een informatief document dat bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moet zitten, kan echter wel. 17. Art 4/recreatie - ACW Linkeroever (314), Districtsraad Antwerpen (347), ACV Antwerpen (352) en (353) uiten hun bezorgdheid over enkele ontspanningsmogelijkheden gelegen aan de zuidelijke rand van het St.Annabos. Twee jeugdbewegingen, enkele voetbalclubs en de manege zijn gevestigde waarden die bijdragen aan het sociale leven en de ontspanningsmogelijkheden op Linkeroever. De bezwaarindiener is van mening dat indien deze verenigingen bedreigd worden in hun werking door afbraak van de infrastructuur of het onmogelijk maken van activiteiten door de werken, ... dient de overheid ervoor te zorgen dat de continuïteit verzekerd wordt. Is er een uitwijkruimte voorzien? Uiteraard zonder dat de gedupeerde daarvoor financieel of op enige andere wijze voor moet opdraaien. - Bezwaarindieners (317, 353) Districtsraad Antwerpen (347), ACV Antwerpen (352) en gemeenteraad Antwerpen (375) uiten hun bezorgdheid over de Manege Albertdienst aan de Charles De Costerlaan. Het gebied wordt opnieuw bestemd als groengebied, zonder evenwel de zone voor recreatie; Bovendien staat het gebied gearceerd wat aanduidt dat tijdens de aanleg van de Oosterweelverbinding het gebied zal bestemd worden als werfzone. Verder maken mijn cliënten bezwaren tegen het feit dat de Charles De Costerlaan zal gesupprimeerd worden en als onderdeel van het Sint-Annabos zal worden heringericht, wat maakt dat de manege op de actuele plaats onmogelijk nog kan bereikt worden door de gebruikers ervan. Specifiek voor de manege op Linkeroever wenst het stadsbestuur te benadrukken dat het goed zou zijn indien deze functie in de huidige omgeving zou kunnen blijven. Het stadsbestuur stelt daarom voor om binnen of aansluitend bij de recreatiezone ten noorden van de Charles De Costerlaan te zoeken naar een nieuwe locatie. - Indieners (316) en Bloso (333) tekenen bezwaar ter ondersteuning van de waterskiclub. 23 Dossier 229 Op dit watervlak is VVW Skianna, de oudste waterskiclub van Vlaanderen, actief. Het huurcontract, dat eind 2006 eindigt, wordt niet meer verlengd en wordt onze club gedwongen hier te verdwijnen. Tevens is hier de Vlaamse Waterskischool en het trainingscentrum voor topsporters en beloften waterski gevestigd. Jaarlijks worden hier internationale wedstrijden gehouden. Op deze locatie is een volledige wedstrijdaccommodatie (slalompiste, schans) aanwezig. De verenigingen kunnen niet akkoord gaan met het feit dat recreatiegebied verdwijnt zonder concrete compenserende maatregelen. Er dient door de Vlaamse regering een oplossing gezocht te worden voor het verdwijnen van dit watervlak voor de waterskisport door het concreet aanduiden van een ander watervlak, in recreatiegebied, waar deze activiteiten op een legale wijze kunnen plaatsgrijpen. Inzake sport kunnen wij akkoord gaan met het voorgestelde ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding op voorwaarde dat de Vlaamse regering voor deze waterskiclub een vergelijkbaar, bijkomend watervlak aanduidt dat voldoet aan de voorwaarden inzake ruimtelijke ordening (bestemming) en leefmilieu (Vlarem). Het bezwaar p2 ondersteunt het bezwaar van de Waterskiclub. B. In de toelichting bij het ontwerp (p. 102-103): op de plaats waar de manége is gelegen is er een tijdelijke stockage van wielslib van 700.000 m³ voorzien. Er is duidelijk niet nagedacht over eventuele alternatieven, mogelijk op de rechteroever, voor de stockage zodat het groengebied van het volledig kan gespaard blijven van deze ingreep waarvan de noodzakelijkheid niet is aangetoond. A. Vlacoro gaat akkoord met de opties van het plan, namelijk dat deze recreatieve functies niet verenigbaar zijn met de nieuwe bestemming. Zo is de waterski niet verzoenbaar met het natuurgebied Burchtse Weel, en wordt tengevolge van de ontsnipperingsmaatregelen de manège niet meer bereikbaar. De commissie is echter wel van oordeel dat er voldoende ruimte voor recreatieve activiteiten in de stedelijke gebieden kan voorzien worden. De commissie vraagt dan ook dat er in het kader van de afbakening van het stedelijk gebied Antwerpen bijkomende aandacht besteed wordt aan de problematiek van de voorstedelijke recreatie zoals manèges en waterski. B. Vlacoro gaat ervan uit dat de stockage van de specie gebeurt volgens de geldende milieunormen. Wat de locatiekeuze betreft verwijst de Vlacoro naar de toelichtingsnota p. 102 paragraaf 17.1.3. waarin de resultaten van het locatieonderzoek zijn neergeschreven. De voorgestelde alternatieve locaties zijn mee in overweging genomen, maar kunnen niet weerhouden worden. Voorgestelde alternatieve opslagzones: - Middenvijver: Middenvijver speelt een belangrijke rol in de voorafname van de realisatie van de mitigerende maatregelen. Middenvijver wordt voor de aanvang van de werken uitgewerkt tot een gebied voor herstel, instandhouding en ontwikkeling van het natuurlijk milieu met oog voor natuureducatie en recreatief medegebruik...... Bovendien zijn belangrijke natuurwaarden aanwezig in het gebied. - ‘tussen Blokkersdijk en de industriezone op Zwijndrecht’ = de strook westelijk van Blokkersdijk en het bedrijf LANXESS: vanuit deze zone (Pijptabak) wordt Blokkersdijk gevoed met het freatisch water. Een verstoring van dit evenwicht door stockage van specie leidt tot schade waar mitigerende maatregelen onvoldoende verhelpen aan de verstoring. De berging van specie op deze locatie zal leiden tot significante impact op het vogelrichtlijngebied Blokkersdijk. - Lobroekdok: er stellen zich problemen m.b.t. de capaciteit, de lozing van het percolaat, de bereikbaarheid en de vervuiling van Lobroekdok - Overige: te klein in oppervlakte Vlacoro vraagt een betere motivering in de toelichtingsnota, zowel wat betreft de mogelijke locaties als opslagzone voor slib, als wat betreft de mogelijke ontwateringstechnieken. Vlacoro vraagt naar een optimaal en duurzaam ruimtegebruik in het kader van het inrichtingsplan. Bij de aanvraag tot gedeeltelijke ontbossing dient het inrichtingsplan rekening te houden met faseringsen zoneringsaspecten. 24 Dossier 229 18. Art 4/socio-cultureel 15 bezwaarschriften gaan niet akkoord met socio-cultureel medegebruik. - De adviesraad ADOMA (16) en Districtsraad Antwerpen (347) kunnen zich daarin vinden voor zover onder recreatie enkel laagdynamische recreatie verstaan wordt en mits uitsluiting van socio-cultureel medegebruik Deze laatste functie is nergens gedefinieerd en kan bijgevolg gelijk welke activiteit omvatten. - De adviesraad ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en Districtsraad Antwerpen (347) stellen het volgende: In de kolom "Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen" van de tabel met de vertaling naar de stedenbouwkundige voorschriften op p. 124 van de toelichtingsnota wordt de functie socio-cultureel medegebruik bovendien niet vermeld. Elk gebruik voor grootschalige manifestaties is hier volgens de adviesraad niet gewenst en al dan niet tijdelijke constructies daarvoor mogen daarom niet vergunbaar zijn (299, 300, 301, 302, 360, 363, 364). Het aanwijzen van gebieden voor socio-cultureel medegebruik hoort volgens de adviesraad niet thuis in dit gewestelijk RUP. Dit bezwaarschrift werd mede ondersteund door 10 bezwaarindieners. - De adviesraad ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334), Districtsraad Antwerpen (347) en Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) vragen daarom dat de tekst van het stedenbouwkundig voorschrift voor ‘Artikel 4: groengebied’ vervangen wordt door de onderstaande tekst: "Het gebied is bestemd als groengebied. Binnen dit groengebied zijn parkbeheer- en -ontwikkeling, landschapsbeheer en -ontwikkeling, natuurbeheer en -ontwikkeling, bosbeheer- en ontwikkeling, waterbeheer, laag dynamische recreatief medegebruik, neven geschikte functies. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de verschillende nevengeschikte functies zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de historische, horticulturele, landschappelijke en natuurlijke waarden in het gebied bewaard blijven en de laagdynamische recreatieve functie niet geschaad wordt. Behoudens verdere bepalingen zijn alle vormen van bebouwing of constructies uitgesloten. Volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: 1 het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor natuur- en milieueducatie, laagdynamisch recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer en sanitaire gebouwen of schuilplaatsen, van één bouwlaag, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², met uitsluiting van elke verblijfsaccommodatie. De sanitaire gebouwen en schuilplaatsen dienen aan te sluiten op de bestaande bebouwing ter hoogte van de Charles De Costerlaan. Er mag geen bijkomende wegenis voor gemotoriseerd verkeer worden aangelegd om deze sanitaire gebouwen en schuilplaatsen te ontsluiten. 2 het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen; 3 het aanleggen of uitrusten van een parkeerruimte van maximum 400 m² ten behoeve van de recreatieve voorzieningen. Deze parkeerruimte moet worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, moet geïntegreerd worden in het landschap en dient aan te sluiten op de Charles De Costerlaan. 4 werken, handelingen en wijzigingen voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de exploitatie van het bestaande pompstation en collectoren. Bovengrondse constructies, uitbreidingen van het bestaande pompstation en de aanleg van verhardingen zijn toegelaten in functie van het onderhoud, het beheer en de exploitatie van het pompstation en collectoren. 5 werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast zijn toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. - Milieuraad Zwijndrecht (310) wenst volgende aanpassingen in de voorschriften: Aanpassing wat er onder de definitie groengebied wordt verstaan: * Aanvulling en schrappen: 3 de regel: 25 Dossier 229 ontwikkeling, bosbeheer en -ontwikkeling, waterbeheer, zachte recreatie en socio-cultureel medegebruik. * Aanvulling en schrappen: 11 de regel: gebied voor natuur- en milieueducatie, zachte recreatie en socio-cultureel medegebruik, waaronder het aanleggen... Motivatie: Harde recreatie is niet verenigbaar met groengebieden en geeft hinder voor de omliggende woongebieden, daarom dient de term recreatie vervangen te worden door zachte recreatie. Deze zachte vorm is te prefereren omwille van de combineerbaarheid/het niet in conflict komen met de andere functies van deze groengebieden. Het bevordert tevens de leefbaarheid van de omliggende woongebieden. Socio-cultureel medegebruik moet geschrapt worden omdat het niet verenigbaar is met de hoofdbestemming van deze groengebieden en de term veel te ruim te interpreteren is. Socio-cultureel medegebruik zou een plaats kunnen vinden t.h. v. het bufferbekken knoop zuid. - Actiecomité Linkeroever (40) en Bezwaarindiener (6) gaan niet akkoord met dit voorschrift, de motivatie is te vinden door de nabijheid van het Europees Vogelrichtlijngebied Blokkersdijk en door de vlakbij gelegen woonzone aan de oostzijde van het bos. - Gemeenteraad Antwerpen (375) wenst het socio-cultureel medegebruik te beperken tot kleinschalige activiteiten voor jeugdgroeperingen. Vlacoro stelt vast dat in de toelichtingsnota op geen enkele manier wordt omschreven wat de invulling van de term socio-cultureel medegebruik kan betekenen binnen het groengebied. Vlacoro vraagt om de term duidelijker te omschrijven in de toelichting bij het stedenbouwkundig voorschrift, conform met hetgeen voor de gewestplannen geldt, met name art 145, secties.Vlacoro treedt het bezwaarschrift niet bij. 19. Art 4/Sint-Annabos De bezorgdheid met betrekking tot het Sint-Annabos is groot, dertien bezwaarindieners (1, 6, 299, 300, 301, 302, 321, 322, 323, 344, 360, 363 en 364), het Actiecomité Linkeroever (40) en Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) beklemtonen dit. Ze benadrukken het behoud als natuurgebied en speelbos, dit aan de hand van volgende punten: - De belofte om minstens evenveel bos en groen op L.O. te behouden, moet hard gemaakt worden door alle overheden: ook lokaal (o.m. door stad Antwerpen), regionaal en nationaal. - De schade aan het Sint-Annabos moet tijdens de werken beperkt blijven. Eventuele blijvende schade moet gecompenseerd worden onder een andere vorm van natuurbehoud (eventueel aanplanten van rechteroeverberm ter hoogte petrochemie = zichtbevuiling), op Linker Oever. - Het Actiecomité Linkeroever (40) wenst een volledige en tijdige heraanleg van dit stadsbos conform de afspraken die binnen de werkgroep BAM gaan gemaakt worden. - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) (+ 6 en 360): De onderkleur voor dit gebied moet in het GRUP minstens een evenwaardige natuurfunctie krijgen. De voorgestelde inkleuring als groengebied komt hieraan niet tegemoet en dient als volgt aangepast te worden: vanaf de westzijde van de sportvelden wordt een scheidingslijn getrokken naar het noorden en vanaf het kruispunt van de Noordscheldeweg met de August Vermeylenlaan een lijn naar het westen. Binnen deze beide lijnen krijgt deze zuidoostelijke hoek van Sint-Annabos de grondkleur groengebied (G) of speelbos. Op deze wijze ontstaat een aaneengesloten sport- en recreatiegebied van ruim 30 ha in aansluiting met de bewoning en met de nodige ontsluitingen. Het overige deel dient dan natuurgebied (N) te worden. Dit is dan gelegen in de minder ontsloten (rustigere) zone en sluit aan bij de Europese Speciale Beschermingszones Blokkersdijk en de Scheldeschorren. Bijkomende motivatie van Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): als ook de opgeheven Charles De Costerlaan natuurgebied (N) wordt, wordt er tevens één groot natuurgeheel gevormd met Het Rot /Middenvijver. 26 Dossier 229 Op het verordend grafisch plan is het westelijk deel grenzend aan Blokkersdijk effectief als natuurgebied (art. 3) ingetekend. Binnen de grenzen van het GRUP zijn alle gebieden opgenomen die in het kader van de realisatie van de milderende maatregelen moeten herbestemd en ingericht worden. Na de gefaseerde en gedeeltelijke inname van Sint-Annabos zal het bos terug worden aangeplant. De toekomstige wegeninfrastructuur heeft een minimale impact op het Vlietbos. Er wordt bovendien gezorgd voor een maximale landschappelijke en visueel verantwoorde integratie van het Vlietbos in de overige groen- en natuurgebieden d.m.v. ontsnipperingsmaatregelen (bv. ecologische verbindingen). Vlacoro is ervan overtuigd dat een integrale gebiedsgerichte benadering van het gehele plangebied op Linkeroever noodzakelijk is. Door zijn ligging naast een grootstedelijk gebied, moet Linkeroever diverse functies van een randstedelijk groengebied (natuur, recreatie, landschapsontwikkeling, speelruimte, parkeerruimte,…) kunnen invullen. Vlacoro stelt dat het stedenbouwkundig voorschrift ‘groengebied’ voldoende flexibel is om de verschillende functies van een randstedelijk groengebied te kunnen invullen. Tegelijk houdt het voorschrift rekening met bestaande en toekomstige natuurwaarden. In die zin kan de vraag van de bezwaarschrijver tot opsplitsing in verschillende bestemmingen niet worden bijgetreden. Vlacoro adviseert om een duurzaam en samenhangend ruimtegebruik met voldoende garanties voor natuurwaarden te realiseren via het inrichtingsplan. 20. Art 5/ Werfzone A. Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293), GECORO Zwijndrecht (312) en de vereniging Schelde-Landschapspark (319) wensen dat over de volledige lengte ten zuiden van de N 49 / E 34 een koppelingsgebied wordt voorzien waarin een buffer kan gerealiseerd worden. Zij vragen een bijkomend stedenbouwkundig artikel 'koppelingsgebied' op te nemen, waarvoor zij een voorstel van invulling geven en een ruimtelijke afbakening. In het huidige GRUP is er nog niet op ingegaan. Een groot bijkomend voordeel van een geluidsbuffer uitgevoerd in de vorm van een dicht beplant dijklichaam, vanaf Linkeroever tot aan Verrebroek, is dat je er nog massa’s reservegrond in kan verwerken en de bebossingsindex aanzienlijk kan verhogen. Een belangrijke aanzet tot deze langeafstandsbuffer ten zuiden van de N 49 / E 34 / kan reeds binnen het huidige GRUP gegeven worden door in het Verordenend Grafisch Plan de ganse breedte van de overdruk ‘werfzone’ (Artikel 5) vanaf de Canadastraat tot aan het Vlietbos de grondkleur ‘G’ (groenebied, Artikel 4) te geven. Hierbinnen kan de geluidswal of scherm aangelegd worden om het oostelijk deel van Zwijndrecht reeds te ontlasten. Deze geluidswal kan verder doorlopen rondom het Vlietbos in het huidige ‘N’ of ‘R’-gebied. Een aantal bedrijven stellen dat de concessies niet mogen verkleind worden en steeds vrije doorgang op een aantal wegen in de haven mogelijk moet zijn. B. Rechtstreeks getroffen concessies (bezwaarindieners 337, 340): In het plangebied zijn concessies gelegen. Binnen het havengebied mag het voorzien van werfzones de economische werking van de aanwezige bedrijven niet hypothekeren (specifiek de concessies aan de Oosterweelsteenweg, Boerinnenstraat, de Kasteelweg en de Scheldelaan). Concreet moeten volgende details worden aangepast: • De zone van Westerlund Bulk Terminal aan de zuidzijde van de Boerinnenstraat moet uit de werfzone worden geweerd. Op basis van besprekingen tussen het GHA en Westerlund Bulk Terminals is deze concessie reeds tot het strikte minimum herleid, nodig om de uitbreidingsplannen op korte termijn te kunnen realiseren. Een verdere inkrimping is niet aanvaardbaar voor dit bedrijf en zou substantiële economische gevolgen kunnen hebben. • De zone aan de Noordkaai van het Straatsburgdok wordt gebruikt als enige uitweg uit dit gebied naar het noorden toe. Deze doorgang voor firma’s als Zuid Natie, Somex, ... moet ten allen tijde gevrijwaard blijven. Bijgevolg kan hier geen (permanente) werfzone worden voorzien. 27 Dossier 229 C. Schelde-Landschapspark (312), Gecoro Zwijndrecht (319) en gemeenteraad Antwerpen (375) stellen het volgende: aangezien de Vlaamse overheid geen nabestemmingen voorziet in de voorschriften, gaan de bezwaarindieners ervan uit dat deze materie gemeentelijke bevoegdheid is. De bezwaarindieners dringen aan op overleg over deze nabestemmingen. Verder stelt men ook voor om na de realisatie van de wegeninfrastructuur de werfzones en het gebied voor wegeninfrastructuur dat niet gebruikt werd, terug in te richten in samenspraak met de betrokken gemeenten en conform de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen. - Voor de huidige op- en afrit Linkeroever, die vervalt na de realisatie van de Oosterweelverbinding, werden er voor de nabestemming twee verschillende bezwaarschriften ingediend. Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) en Milieuraad Zwijndrecht (310) stellen voor dat de nabestemming voor deze zone ingetekend wordt als "G" (groengebied). Hierdoor kan de bebossingsindex verhoogd worden en kan een tekort aan passief recreatiegebied gemilderd worden. Het gaat hier om ca. 15 ha. Motivatie: het Zand is een open, onbebouwd gebied dat een buffer vormt tussen de bebouwing en de autosnelweg (toekomstige Oosterweelverbinding). Door inkleuring als groengebied kan voorkomen worden dat deze open ruimte wordt bebouwd en kan invulling gegeven worden aan de ideeën van het goedgekeurde structuurplan van Zwijndrecht om deze zone als groene buffer te behouden en in te richten. Tevens meldt de bezwaarindiener dat de aanduiding van de zone voor de natte ecologische verbinding tussen Blokkersdijk en de Burchtse Weel zoals vermeld in de toelichtingsnota (bijlage 3) ontbreekt op de kaart. - De gemeenteraad Antwerpen (375) stelt echter voor dat deze zone de bestemming ‘stedelijk ontwikkelingsgebied’ krijgt, aansluitend op het gebied Prestibel. - ACV Antwerpen (352): De onduidelijkheden betreffende de nabestemming werden door verschillende bezwaarindieners aangekaart. (Actiecomité Zwijndrecht 296) Dit heeft tot gevolg dat niet alleen voor een aantal personen een grote onzekerheid blijft over hun eigendommen (of de afstand tussen hun eigendom en de eigenlijke infrastructuur) maar ook over hun inkomsten (bijvoorbeeld in het geval van landbouwers). - Schelde-Landschapspark (312), Gecoro Zwijndrecht (319): Dit stedenbouwkundig voorschrift dient te vermelden waar de boscompensaties in de nabije omgeving zullen gebeuren. Dit artikel aan te vullen met: "De stedenbouwkundige vergunning moet bepalen waar de boscompensaties in de nabije omgeving zullen plaatsvinden. De stedenbouwkundige vergunning moet bepalen dat de werfzones omkeerbaar in hun oorspronkelijke staat hersteld of gecompenseerd moeten worden, inclusief wat de landbouwactiviteit betreft". - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) wenst volgende aanvulling in de voorschriften: In Artikel 5.1. Werfzone (overdruk), dienen de stedenbouwkundige voorschriften ook te vermelden dat de werfzones enkel zo kort mogelijk gebruikt mogen worden voor de werken die in het huidige GRUP opgegeven zijn. Het herstel naar de toestand van hun bestemming in grondkleur, wordt zo snel mogelijk uitgevoerd. Deze herstelwerkzaamheden dienen beëindigd te zijn uiterlijk 1 jaar na het uit gebruik nemen van dit deel van de werfzone. Ze krijgen na uitvoering van de werken de bestemming van hun grondkleur en kunnen nadien niet meer opnieuw als werfzone gebruikt worden. De boskappingen in werfzones dienen in een straal van 5 km gecompenseerd te worden. De inname als ‘werfzone’ van Moerasje Donkers, ten zuiden van de Dwarslaan, dient na de werken hersteld te worden met uitbreiding van de zone met ondiep water. D. Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) beschrijft een voorstel voor de nabestemming van de werfzone binnenin Knoop Zuid: Herbestemming naar recreatiegebied: 28 Dossier 229 de werfzone (en later ongebruikte zone) binnenin Knoop Zuid te Antwerpen Linkeroever, moet als grondkleur recreatiegebied krijgen om er actieve recreatie, festivals en happenings te kunnen lokaliseren, zoals onder nummer 3 op p. 77 van Bijlage IIIa wordt weergegeven. Of, als dit een te kleinschalige inkleuring is, moet de mogelijkheid voorzien worden in de tekst van de Stedenbouwkundige Voorschriften ‘Artikel 1 gebied voor wegeninfrastructuur’: "In dit gebied zijn eveneens toegelaten: alle handelingen, werken en wijzigingen i.f.v. tolheffing en verkeershandhaving, alsook recreatief medegebruik in ‘knoop zuid’ te Antwerpen Linkeroever." A. Herbestemmingen los van de realisatie van de infrastructuur voor de OWV en de daarbij horende milderende maatregelen, buffering e.d. maken geen deel uit van de doelstellingen van dit GRUP. Vlacoro is van oordeel dat de vooropgestelde nabestemmingen (recreatiegebied, stedelijk ontwikkelingsgebied, groengebied...) opportuniteiten zijn die in het kader van het GRUP OWV niet in overweging genomen worden maar eventueel kunnen opgenomen worden in andere (lopende) planningsprocessen zoals bv. het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. B. Vlacoro is van oordeel dat alle mogelijke inspanningen moeten gedaan worden zodat de haven- en bedrijfsactiviteiten in het algemeen en de bestaande concessies en de individuele toegankelijkheid tot (bedrijfs)terreinen in het bijzonder zo weinig mogelijk hinder ondervinden van de geplande werken. Hierbij verwijst Vlacoro naar de aanpak van de lopende en gerealiseerde grootschalige infrastructuurwerken in het kader van het Masterplan Antwerpen waarbij steeds een pakket maatregelen op maat is uitgewerkt om de tijdelijke hinderaspecten te minimaliseren. De onderliggende gewestplanbestemming van de werfzone ten zuiden van de Blancefloerlaan, zijnde buffergebied, biedt zowel ruimtelijk als juridisch voldoende garanties naar een buffering tussen de bebouwing en de toekomstige wegeninfrastructuur. C. Vlacoro is van oordeel dat het voorschrift niet moet worden aangevuld. Er zijn voldoende garanties zijn ingebouwd i.v.m. het herstel van de werfzones na de werken. Bovendien kunnen in het kader van de stedenbouwkundige vergunning bijkomende voorwaarden worden opgelegd m.b.t. timing en de wijze waarop de werfzone terug wordt vrijgegeven. De boscompensatie wordt globaal bekeken voor het gehele gebied zodat het Vlacoro zinloos lijkt aan het voorschrift toe te voegen dat de boscompensaties ‘in de onmiddellijke omgeving’ of ‘in een straal van 5 km.’ dienen gerealiseerd te worden. De boscompensaties worden sowieso opgelegd vanuit het bosdecreet. In het inrichtingsplan moet onderzocht worden waar deze boscompensaties kunnen. Vlacoro gaat niet akkoord met het voorstel van de gemeenteraad Antwerpen om het stuk te herbestemmen tot stedelijk ontwikkelingsgebied, teneinde de natte ecologische verbinding niet in het gedrang te brengen. D.Vlacoro stelt dat het recreatiegebied niet in de zone voor ongelijkvloerse weginfrastructuur ‘KnoopZuid’ kan gerealiseerd worden. Het zou voor Vlacoro echter wel kunnen in de werfzone buiten het voornoemde gebied. 29 Dossier 229 21. Art 5/W Blokkersdijk Ten westen van het natuurreservaat Blokkersdijk wordt tussen de nieuwe verkeersknoop aan de Canadastraat te Zwijndrecht eveneens een werfzone voorzien ten noorden van het gebied voor wegeninfrastructuur. De onderliggende bestemming is volgens het ontwerp Gewestelijk RUP Waaslandhaven fase 1 en omgeving ‘Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven’. De huidige ontsluiting van het natuurreservaat Blokkersdijk voor het uitvoeren van natuurbeheerswerken met zwaar materiaal (o.m. vrachtwagens voor het afvoeren van gemaaid riet) gebeurt nu via een bestaande weg parallel aan en ten noorden van de N49 vanaf de Charles De Costerlaan tot aan het natuurreservaat. Tijdens de aanleg van de Oosterweelverbinding zal deze weg moeten verwijderd worden omdat de weg de toegang tot de tunnel kruist. Het is daarom noodzakelijk dat een nieuwe toegangsweg, bestemd voor zowel het beheer van het natuurgebied, als voor het opvangen van bezoekers kan vergund worden teneinde het beheer in functie van het goedgekeurde beheersplan van het natuurreservaat en de instandhoudingsdoelstellingen van het vogelrichtlijngebied mogelijk te maken. Dit bezwaar werd ingediend door ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334), Districtsraad Antwerpen (347) en de ontsluiting werd ondersteund door Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen (341). Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): Dit is trouwens ook noodzakelijk voor de (brand)veiligheid van het natuurreservaat en de achterliggende industrie en het politionele toezicht. Ook het ‘gemaal’, dat in werking blijft, moet toegankelijk blijven. Voor de bezoekers moet ten minste de zuidwestelijke toegang permanent bereikbaar zijn. We stellen voor een verharde toegangsweg aan te leggen ten noorden van de N 49 / E 34, in het gebied tussen de Palingbeek en het terrein van 3M, vanaf de Canadastraat tot aan de gemeentegrens, waar er ook een parking van 400 m² komt. Vanaf de reservaatgrens gaat deze weg over in een niet homogeen verhard pad. Zowel het Verordenend Grafisch Plan als de Stedenbouwkundige Voorschriften dienen aangepast te worden om de aanleg van deze weg en parking mogelijk te maken. ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en Districtsraad Antwerpen (347): Vermits Blokkersdijk wel een speciale beschermingszone is maar dat deze gelegen is buiten het zeehavengebied en het behoud ervan geen voorwaarde is om de bestemmingszone voor zeehavenen watergebonden bedrijven en zone voor waterwegeninfrastructuur blijvend te kunnen realiseren is het aangewezen dat hier als tweede punt wordt tussengevoegd dat luidt als volgt: deze die gericht zijn op het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud voor het gebied Blokkersdijk, zoals de aanleg van een ontsluitingsweg met bijhorende parking van maximaal 400 m² in functie van de uitvoering van beheerswerken en het toegankelijk maken van het natuurgebied. Vermits het openbaar onderzoek voor het Gewestelijk RUP Waaslandhaven fase 1 en omgeving reeds beëindigd werd, is het noodzakelijk dat het zoals hierboven aangevulde stedenbouwkundig voorschrift "Zone voor zeehavenen watergebonden bedrijven en zone voor waterwegeninfrastructuur" te herhalen als grondbestemming onder de overdruk ‘Artikel 5: werfzone’ . - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (374): na raadpleging van het “Verordenend Grafisch Plan” stelden wij vast dat de werfzone, gelegen aan de zuidrand (dit is aan de Palingbeek) en aan de oostrand (dit is de NO-lopende Palingbeek) tot in het gerangschikte Landschap Blokkersdijk reikt. Vooral aan de zuidrand is de inname als werfzone groot. De herprofilering van de Palingbeek vereist niet dat de werfzone zo diep in het geklasseerde landschap ingrijpt. Deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd vanaf de zuidelijke oever van de Palingbeek. De noordelijke oever, een binnen het reservaat zeer waardevol biotoop, moet in ieder geval integraal gevrijwaard worden van werken. In de zuidwesthoek van het reservaat snijdt deze werfzone nog dieper in het beschermd landschap. Op die plaats is de werfzone ingetekend tot tegen de afsluiting van het industrieterrein van 3M Belgium. De westgrens van het beschermd landschap en het als reservaat erkend gebied volgt daar de gemeentegrens Antwerpen/Zwijndrecht. De uitbreiding van de werfzone tot in het reservaat is onaanvaardbaar. Het is immers de bedoeling op die plaats in deze werfzone een boorput aan te leggen voor een te boren Fluxys-gasleiding. De bemaling van deze bouwput op ca. 130 meter van de plasoever vormt een reëel gevaar voor de waterstand. 30 Dossier 229 De bezwaarindiener vraagt dan ook dat de werfzone beperkt wordt tot de loop van de Palingbeek en de zone ten zuiden van de beek. De verbreding van de werfzone moet buiten het reservaat gelokaliseerd worden, d.w.z. ten westen van de gemeentegrens Antwerpen/Zwijndrecht, zodat de geplande bouwput buiten het reservaatgebied valt. De nu voorgestelde werfzone is trouwens in tegenspraak met punt 17 van “Bijlage III a” (p. 100) van de toelichtingsnota. “Uitgangsprincipes en ontwerpvisies bij de inrichting van de werfzones en zones voor tijdelijk opslag: kwetsbare gebieden, waar de inrichting van werfzones absoluut niet kan worden getolereerd omwille van de aanwezige nautuurwaarden of omwille van hun statuut (Blokkersdijk), worden op die manier gevrijwaard.” Tot slot willen we erop wijzen, dat de geplande werfzone op de rand ligt van het Europees Vogelrichtlijngebied "De Kuifeend-Blokkersdijk". We betwijfelen of de Europese commissie deze werken zal aanvaarden, vermits er een duidelijk alternatief voor is, namelijk het opschuiven van de verbrede werfzone in westelijke richting. Vlacoro gaat er van uit dat de grondinnames voor de werfzones met het voorliggende plan tot het minimum zullen worden beperkt en dan enkel de echt noodzakelijke zones zijn aangeduid. Verlies aan natuur wordt overigens in het plan opgenomen door de herbestemming van Burchtse Weel en de Middenvijver. Vlacoro vraagt anderzijds naar aanleiding van de bezwaren, bij de werkelijke uitvoering van de werken, de werfzones daadwerkelijk te minimaliseren, en dit zeker ter hoogte van Blokkersdijk, en daartoe de nodige garanties in de stedenbouwkundige vergunning in te bouwen, inzonderheid wat bouwputten en/of bemalingen betreft. De commissie stelt wel dat er met betrekking tot de toegankelijkheid van het gebied, reeds overleg is geweest en concrete afspraken zijn gemaakt. De afspraken zijn: 1.een nieuwe toegangsweg tijdens en na de werken is op de plannen voorzien en kan binnen de huidige gewestplanbestemming (industriegebied) en het RUP; 2.een parking zal aangelegd worden buiten het reservaat/buiten het beschermde landschap, op gronden die NV BAM in eigendom heeft in de gemeente Zwijndrecht tegen de grens met Antwerpen; 3.de werfzone ter hoogte van Blokkersdijk wordt begrensd door het midden van de Palingbeek : op de noordelijke oever van deze waterloop worden geen werkzaamheden gepland of toegestaan, westwaarts tot aan de duiker ter hoogte van de huidige parking zuid-west. Deze duiker wordt verwijderd na ten minste de tijdelijke aanleg van de omleidingsweg; 4.het herleggen van de Fluxysleiding ten zuiden van het reservaat start van op de aan te leggen parking onder punt 2, en gaat met een gestuurde boring zo ver mogelijk richting oost, ten minste tot waar de Palingbeek naar het noorden afbuigt. Vanaf hier kan verder in een open sleuf gewerkt worden. 22. Art 6-9/ leidingen: A. Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) wenst volgende aanpassingen in toelichtingsnota: P. 128 Artikel 6 Leidingenstrook 6.2 Leidingenstrook in Sint-Annabos: De transportleidingen in de leidingenstrook door het SintAnnabos en ten zuiden van Blokkersdijk worden aangelegd op een minimum diepte van 8 meter”. Een dergelijke diepte is onrealistisch en gevaarlijk. - Schelde-Landschapspark (312), Gecoro Zwijndrecht (319) wensen volgende aanpassingen op de plannen: Het is niet duidelijk en ook verwarrend dat bepaalde leidingstraten (zoals ter hoogte van het SintAnnabos) wel op plan worden aangegeven, andere niet, terwijl hierdoor mogelijkerwijze een discontinuïteit in die leidingstroken zou kunnen ontstaan. 31 Dossier 229 - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) wenst volgende aanpassingen in de voorschriften: Bij de stedenbouwkundige Voorschriften voor Artikel 3.2.: ‘Natuurgebied’ - ‘Middenvijver’ en Artikel 7: ‘Enkelvoudige leiding’, dienen telkens de woorden "de aanleg" weggelaten te worden. De aanleg van een rioolwatercollector op Middenvijver is momenteel reeds in uitvoering en zal bij het in voege treden van dit GRUP reeds klaar zijn. Het is niet wenselijk om in de toekomst nog nieuwe leidingen aan te leggen in dit beschermde landschap. Enkel onderhoud, beheer en exploitatie van de aanwezige leidingen of collectoren kunnen nog toegestaan worden. - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) wenst volgende aanpassingen in de voorschriften: Momenteel lopen er ter hoogte van Blokkersdijk, onder de Scheldedijk, leidingen van oost naar west naar het industriegebied van Zwijndrecht (buiten het plangebied). Deze vormen een belangrijk obstakel bij het op hoogte brengen van de Sigmadijk ter hoogte van Blokkersdijk én aan het industriegebied van Zwijndrecht (dat installaties heeft tot pal aan de Schelde). Ze zijn ook een belangrijk obstakel voor het adequate beheer van de Europese Speciale Beschermingszones Blokkersdijk en de Scheldeschorren. We vragen om ze hier volledig te verwijderen. Bij voorkeur worden deze in de toekomst gebundeld met de bestaande leidingen in de leidingenstrook langs de Scheldelaan te Antwerpen rechteroever, om dan ter hoogte van het industriegebied van Zwijndrecht door een bestaande leidingentunnel naar de linkeroever te komen, alwaar ze hun bestemming hebben. Naar onze mening zijn de leidingen afkomstig van rechteroever en lopen ze mogelijk reeds door langs de Scheldelaan naar het noorden, wat deze ingreep erg vergemakkelijkt. Indien deze voorkeursoptie niet mogelijk zou zijn, dan stellen we als alternatief voor om deze leidingen ten zuiden van Blokkersdijk te leggen, in de leidingenstrook tussen de N 49 / E 34 en het natuurreservaat. Voor deze laatste optie zouden de leidingen zowel bij het kruisen van de Schelde, als bij het verplaatsen naar het zuiden, gebundeld of geïntegreerd kunnen worden bij het tracé van de OWV. Hiertoe dient het Verordenend Grafisch plan aangepast om leidingenstroken ook op die plaats te voorzien. Bij de stedenbouwkundige voorschriften van Artikel 2.2. dient bij het eerste streepje de tekst aangevuld te worden als volgt: "- voor de realisatie van de tunnel en de daarbij horende kunstwerken; waaronder ook een leidingenstrook en een fietserskoker." B. Bezwaarindiener (318) heeft geen bezwaar tegen het voorliggend plan op voorwaarde dat er een akkoord voor de ten lastenneming van bepaalde kosten van de verplaatsing van de leidingen wordt gevonden. A. Gezien de bijzondere werkvoorwaarden die in de onmiddellijke omgeving van het natuurgebied Blokkersdijk onvermijdelijk bij een aanleg in open sleuf aan de NV Fluxys zullen opgelegd worden (geen verstoring grondwaterspiegel en vijverniveau, geen werken in het broedseizoen, geluids- en/of zichtschermen, enz.), heeft de NV Fluxys in de informele contacten reeds geopteerd om de twee strengen pijpleidingen (nl. de streng bestaande uit 4 pijpleidingen door het Sint-Annabos, en één pijpleiding ten zuiden van Blokkersdijk) uit te voeren door middel van gestuurde boringen. Er werden alleen leidingstraten op het plan aangeduid, ter vervanging van op het gewestplan aanwezige leidingenstraten die onderbroken en/of afgeschaft werden. Er werden dus geen nieuwe leidingstraten bijgecreëerd. Omwille van de uitvoering van de Oosterweelverbinding te verplaatsen nutsleidingen, kunnen een nieuw tracé krijgen in de zones aangeduid als “werfzone”. Er wordt bijzondere aandacht gevraagd om omzichtig om te gaan met nadere specificaties m.b.t. de te hanteren technieken en/of te respecteren afmetingen bij het aanleggen of verplaatsen van leidingen. B. Vlacoro stelt dat de herplaatsingskosten geen deelaspect uitmaken van het voorliggend RUP. Vlacoro stelt dat hiervoor bijkomend overleg nodig is tussen beide partijen. 23. Watertoets - Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) heeft volgende opmerking: Pagina 65: Conclusie: met betrekking tot het oppervlaktewater kan aangestipt worden dat, als een tracé via de Lange Wapper (maximaal) boven het wateroppervlak loopt, het verschil in capaciteitsoppervlakte weinig verschil maakt. 32 Dossier 229 Pagina 66: Oppervlaktewater vakje 1 en 2: Er kan enige vorm van tegenstrijdigheid vastgesteld worden als in het eerste vakje min of meer gepleit wordt voor een natuurlijk milieu met meanders en dies meer, zodat een indringen van het water in de bodem bewerkstelligd wordt. Terwijl in het tweede vakje eigenlijk gepleit wordt dat de opvangbekkens moeten afgesloten worden derwijze dat het vervuilde water kan opgehouden worden. De besluitvorming naderhand dat ‘als besluit wordt gesteld dat zonder mildering ten gevolge van de realisatie van het Masterplan Antwerpen betekenisvolle nadelige effecten op het watersysteem kunnen verwacht worden’, is mede gelet op voorgaand redelijk vaag. Er is geen tegenstrijdigheid. Men heeft een afwateringstelsel dat aan de infrastructuur gebonden is en dat niet infiltrerend moet werken en men heeft een ontvangend waterlopenstelsel dat maximaal in de natuur dient ingepast te worden. Tussen deze twee stelsels dienen de nodige milderende maatregelen genomen te worden om zowel naar kwaliteit- als naar kwantiteitsbeheersing te voldoen aan de gelden normen, richtlijnen en wensen van de betrokken waterloopbeheerders. 24. Tol 186 bezwaren behandelen de tolheffing, waaronder 148 onder de vorm van een petitie. UNIZO Stad en Regio Antwerpen (315) en Gemeente Beveren Dienst Linkeroever (331): “Wij dringen er bij de Vlaamse Regering op aan dat deze zich onherroepelijk garant stelt voor de volledige uitvoering op alle niveaus van de geplande werken zoals voorzien in het Masterplan mobiliteit Antwerpen, ook indien de inkomsten door tolheffing niet voldoende zouden zijn. Wij willen benadrukken dat reeds nu naar alternatieve financieringsvormen wordt uitgekeken en denken in concreto aan rekeningrijden dat kan worden toegepast op een groter gebied of zelfs heel Vlaanderen, zodat ook het zoeken naar ontsnappingsroutes om de tolheffing te omzeilen uit den boze worden.” “Wij dringen er tevens op aan dat voor de ondernemers uit de Antwerpse regio wordt voorzien in een goedkoop tarief voor het gebruik van de wegeninfrastructuur die aan tolheffing zal onderworpen worden. “ ADOMA (16) is wel van mening dat behalve een vaste prijs per rit er ook een goedkoper abonnement moet gelden voor reguliere gebruikers die in de nabijheid van Antwerpen wonen en die voor woonwerkverkeer geen gebruik kunnen maken van een alternatief zoals openbaar vervoer (bijv. werknemers van rechteroever die werken in de haven op linkeroever en omgekeerd). Rekeningrijden:. ADOMA (16) acht het dan ook zinvoller om zo snel mogelijk over te gaan tot een vorm van rekeningrijden (bijv. met een wegenvignet zoals in andere Europese landen) en de opbrengsten daarvan niet naar de algemene begrotingsmiddelen te laten afvloeien, maar te reserveren voor de uitvoering van het volledige Masterplan Antwerpen en andere noodzakelijke verkeers- en mobiliteitsinfrastructuur in de rest van Vlaanderen. Hij merkt op dat het duidelijk is dat een systeem van rekeningrijden (al dan niet met een wegenvignet) niet onmiddellijk realiseerbaar is gezien daarover met het Waals Gewest overlegd moet worden. Om te vermijden dat het internationale lange afstandsverkeer de tolheffing in de Liefkenshoektunnel en de nieuwe Oosterweelverbinding vermijdt, kan volgens de bezwaarindiener ook op de Scheldebrug in Temse een tolheffing voorzien worden. (wegenvignet wordt ondersteunt door: (322, 323, ACW Waas en Dender 377) Geen Tolheffing: - Actiecomité Linkeroever (40) Geen tolheffing voor de Oosterweelverbinding, de inwoners van de stad Antwerpen moeten vrijgesteld worden. (+ bezwaarindieners 324 en 344) - Gecoro-Kruibeke (291) Deze tolinning zal weinig nut hebben als verkeersremmer, slechts een verplaatsing van de verkeersdrukte. - stRaten-generaal (355) Europa moedigt tolheffing aan op alle snelweginfrastructuur, precies om de externe kosten betaalbaar te houden voor de gemeenschap en om de mobiliteit mee in de gunstige zin (minder files) te beïnvloeden. De Europese beleidsdeskundige vond het veeleer logisch dat ook aan de Kennedytunnel tol geheven werd, desnoods alleen voor vrachtverkeer om de Antwerpenaar op Linkeroever niet op kosten te jagen. 33 Dossier 229 - (376) De Oosterweelverbinding moet daarom ofwel gratis zijn voor vrachtvervoer, net zoals de Kennedytunnel, ofwel moeten beide verbindingen eenzelfde tol alleen voor vrachtvervoer heffen. - Petitie 1: “Ik wens uitdrukkelijk dat er voor de OWV eveneens gekozen wordt voor een alternatieve financiering die later uit belastinggelden wordt terugbetaald of door een betaalsysteem dat in gelijke mate drukt op alle autowegen en alle grote kunstwerken in Vlaanderen. Bovendien is het milieueffectenrapport onvolledig omdat een situatie met een globaal betalingssysteem dat in gelijke mate in gans Vlaanderen wordt ingevoerd niet werd onderzocht. Ook de financiële impact voor de gebruiker en voor de lokale economie is niet onderzocht. Een volledig milieueffectenrapport is nu éénmaal noodzakelijk om op een onderbouwde visie de juiste keuzes te kunnen maken.” - Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): Het ruimtebeslag en de milieu-impact van de tolheffingsinfrastructuur moet onderzocht worden. De doorstromingscapaciteit die vereist is om ook op de spitsuren een vlotte doorstroming te kunnen garanderen. Het is onduidelijk of het ruimtebeslag en de milieu-impact van de tolheffingsinfrastructuur nu reeds correct werd ingeschat en/of de voorziene oppervlakte ruim voldoende is. In de toelichtingsnota werden geen ontwerpprincipes vooropgesteld. Er dient gestreefd naar vormen van tolheffing die een zo beperkt mogelijk ruimtebeslag met zich meebrengen. Vlacoro wijst erop dat de beslissing over tolheffing en de precieze uitwerking daarvan buiten de inhoud van dit RUP valt, en zelfs buiten de bevoegdheid van RO. Het voorliggend RUP is een uitvoering van een beleidsbeslissing genomen op 10 juni 2005 waarin de Vlaamse Regering zijn goedkeuring heeft gegeven aan het scenario 1B ‘Oosterweelverbinding gekoppeld aan een hoge tolheffing’. Wat betreft de modaliteiten en het tarief van de tolheffing wordt verwezen naar de besluitvorming van de Vlaamse Regering daaromtrent (BVR 10 juni 2005 en latere besluiten aangaande het toltarief). 25. Geluidsoverlast - Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319) wensen een verregaand onderzoek naar de geluidshinder. En als het kan, moet het geheel ook continu opgevolgd worden, ook bij exploitatie. Het GRUP geeft geen garantie dat er maatregelen naar geluidshinder zullen komen. Daarom wordt ook een aanvulling aan de voorschriften voorgesteld zodat de maatregelen om geluidshinder te verminderen, verordenend zijn. - Indiener (367) vindt dat het GRUP zich beperkt. tot de suggestie, dat de aanleg van geluidswallen en schermen en stille wegdekken deze overlast kan inperken. Hij merkt op dat een kwantitatieve analyse en een verplichtende toezegging ontbreekt. - Het is bekend dat technisch een wateroppervlakte (Schelde) geluidsoverlast nog versterkt, merken het Actiecomité Linkeroever (40) en bezwaarindieners (353, 376) op. Ter hoogte van Linkeroever moeten effectieve geluidsschermen op de viaduct geplaatst worden vanaf het aansluitingscomplex Oosterweel tot voorbij de Royerssluis. Ter hoogte van het Noordkasteel moet de groene beschermstrook behouden blijven. - De te verwachten hinder van de Lange Wapper brug is volgens bezwaarindiener (339) groot. Dit door de hoge ligging + door de inrichting van een dubbeldekseconstructie. En dus wil men zulke 2,5 km lange klankkast dwars door Antwerpen-Noord trekken, op een hoogte van 14 tot 30 meter. Een garantie voor extreme geluidsoverlast in heel Antwerpen-Noord, tot ver op Linkeroever en tot in Antwerpen-centrum (aan de Scheldekaaien). - Geluidsoverlast vermijden! (bezwaarindieners 321, 322, 351, 353, 368) Vlacoro stelt vast dat een gedetailleerd onderzoek naar de geluidsoverlast en de milderende maatregelen is voorzien in de project-MER fase. Het GRUP voorziet wel de nodige ruimte om deze maatregelen te kunnen inpassen. Eens de noodzakelijke maatregelen zijn bepaald in het project-MER zullen deze vertaald worden in het ontwerp en deel uitmaken van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. In het onderzoek naar de effecten op de geluidsbelasting in de project-MER wordt ondermeer rekening gehouden met reflecterende (water) en absorberende oppervlakken, met de hoogteligging van het wegdek en met de specifieke constructie van het dubbeldeks viaduct. 34 Dossier 229 Tevens wordt in de project-MER nagegaan of, waar en wanneer monitoring van de geluidsbelasting dient te gebeuren. Zowel de hinder tijdens de aanlegfase als na voltooiing van het project maakt deel uit van het onderzoek . De milderende maatregelen uit de project-MER kunnen worden verbonden aan de stedenbouwkundige vergunning, in die mate dat ze voor het leefmilieu relevantie hebben en voor zover zij in het ontwerp nog niet geïntegreerd werden. 26. Luchtkwaliteit - Dertien bezwaarindieners uiten hun bezorgdheid over de luchtkwaliteit. (2, Actiecomité Linkeroever 40, 268, 292, 298, Schelde-Landschapspark 312, Gecoro Zwijndrecht 319; 321, 344, 351, 358, 367, 369) - De bezwaarindiener (298) wenst dat de uitgangswaarden van een milieu-effectenrapport bekend moeten zijn inzake luchtverontreiniging, lawaaioverlast, communicatie, veiligheid en flora teneinde de Europese normen te kunnen respecteren. Samen met bezwaarindiener (358) merken ze op dat een biomonitoring bij de toepassing van deze infrastructuurwerken onontkoombaar is. De biomonitoring zal continue metingen moeten doorgeven om plotse pieken eruit te halen. Allicht kunnen de medische afdelingen van de universiteit van Antwerpen en eventuele huisartsen hun adviezen en medewerking verlenen. - De bezwaarindiener (367) stelt dat er geen studie is die de luchtverontreiniging als uitgangspunt neemt voor de keuze van een strategie. Voor strategie IB is gekozen vanwege de mobiliteitsdoelstelling. Er wordt een vrachtwagencorridor geschapen met tot 50000 bewegingen per dag! De luchtverontreiniging is als bijkomend verschijnsel onderzocht en de resultaten zijn veel te vaag, het is zeker niet zo dat overschrijding van de grenswaarden wordt uitgesloten. Het zinsdeel “zo weinig mogelijk inwoners bloot te stellen aan luchtverontreiniging” wijst op die verontreiniging, die dus geaccepteerd wordt en die een groep inwoners wordt, opgelegd, die voorheen niet met die verontreiniging te maken hadden. Het instellen van een vrachtwagenverbod voor de Kennedytunnel. Zulk een verbod is nergens op gebaseerd, het zou lijden tot een veel grotere vrachtwagenverkeersstroom over de Oosterweelverbinding dan zonder zo’n verbod. Het is niet aanvaardbaar de belasting op de gezondheid van mens en dier specifiek op de Linkeroever op te voeren. De druk op het leefmilieu zal door de aanleg van de Oosterweelverbinding sterk toenemen, zelfs bij de uitvoering van de voorgestelde milderende maatregelen. De EU-Richtlijn 1999/30/EG m.b.t. fijn stof (PM10) bvb. wordt nu reeds overschreden. Het is niet te verantwoorden dat deze druk nog verder zou opgevoerd worden door nog bijkomende ruimte-inname en verhoogde verkeersintensiteit (dit bezwaar wordt tevens ondersteunt door Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319). - Actiecomité Linkeroever (40) en bezwaarindiener (344) wensen voldoende milderende maatregelen met betrekking tot de emissies. Een oordeelkundige inplanting van de verluchtingskanalen en het zuiveren van de afgezogen lucht. Meetpunten dienen voorzien te worden binnen de verschillende woonzones op Linker Oever. - Door het verkeer ruim baan te geven over de Oosterweelverbinding komt de gewenste modal split in het gedrang. De modal split heeft ook gevolgen voor de milieu aspecten van het Kyoto verdrag. In de periode 1990-2003 zijn in België de emissies van broeikasgassen door de transportsector met 29,9% gestegen. Dat ondermijnt de doelstelling van het Kyoto verdrag om tegen 2012 de totale emissie van broeikasgassen te verminderen met 6% vergeleken met 1990. Eind 2003 bedroeg het veranderingspercentage +6% (bron: VN, Key GHG). Vlacoro stelt vast dat in de plan-MER Masterplan Antwerpen het aspect ‘luchtkwaliteit’ wel degelijk is onderzocht (zie Technisch deelrapport Lucht). De Multi Criteria Analyse (MCA – zie bijlage D van het Hoofdrapport Plan-MER Masterplan Antwerpen) geeft aan dat de strategieën 1A en 1B het beste scoren voor wat betreft de doelstelling ‘Maximaliseren van de Leefbaarheid’ (Milieu-Mens). Hierbij werd onder meer rekening gehouden met het aspect ‘kwaliteit omgevingslucht’. Een gedetailleerd onderzoek naar de effecten van de Oosterweelverbinding (incl. de tunnel) op de luchtkwaliteit, de toetsing aan de wettelijke normen en de noodzakelijke milderende maatregelen is voorzien in de project-MER fase. (zie kennisgevingsdossier,” 3.2.4. Discipline lucht”: juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en “10.7. Discipline lucht”: effecten en milderende maatregelen) 35 Dossier 229 Met betrekking tot de relatie tussen (de beïnvloeding van) de modal-split en reductie van emissies als gevolg van de realisatie van de OWV stelt Vlacoro dat de aanleg van de Oosterweelverbinding deel uitmaakt van het Masterplan voor de mobiliteit in Antwerpen. Dit plan is een globaal plan om de verkeersproblemen in Antwerpen op te lossen met aandacht voor de verschillende modi. Wat betreft het goederenvervoer worden in dit plan ook projecten op gebied van spoorvervoer en binnenvaart opgenomen. Dit leidt ertoe dat globaal kan worden aangenomen dat het plan geen modale verschuiving naar het wegvervoer stimuleert. 27. Veiligheidsrapport Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) heeft volgende bemerking: Pagina (62 en 63): Ondanks de verwijzing naar de richtlijn waarbij de lidstaten een voldoende afstand moeten behouden tussen risico-inrichtingen enerzijds en waardevolle natuurgebieden en bijzondere kwetsbare gebieden anderzijds, bevat de toelichting geen enkele verwijzing naar deze randvoorwaarde, waardoor niet duidelijk is of en op welke wijze aan deze (veiligheids)voorwaarde zal voldaan worden. Uit de conclusies van het goedkeuringsverslag dd 22-06-2005 van het addendum van RVR 05/02 (bijlage Vb) blijkt dat de voorgestelde GRUP-afbakening rekening houdt met de Europese Seveso IIrichtlijn 96/82/EG en het decreet ter uitvoering van de richtlijn. De veiligheidssituatie in de erkende en beschermde waardevolle natuurgebieden wordt niet gevat door dit GRUP. 28. Veiligheidsrisico Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) heeft volgende opmerkingen: Keuze voor een tunneloplossing versus Ruimtelijke Veiligheid: Het RUP Oosterweelverbinding gaat uit van de keuze van een tunnel onder de Schelde. Eén, misschien wel de bijzonderste reden van de keuze van een tunnel, was de aanwezigheid van Seveso bedrijven op de Rechteroever, in het bijzonder Petrochim (thans genaamd ATOFINA) waardoor een SEVESO onveiligheid werd verondersteld indien een brug in de omgeving van deze Sevosobedrijven er zou langs of over gaan. Volgens de inhoud en verantwoording in de toelichtingsnota RUP (p. 62) blijkt nu dat de resultaten van de nulvarianten en het Middentracé vergelijkbaar zijn met de huidige situatie, waaruit men zou kunnen afleiden dat een keuze voor een brug over de Schelde gelegen volgens het gekozen Middentracé, normaliter ook buiten de risicocontouren ligt. Naar ruimtelijke veiligheid kan alsdan verondersteld worden dat er geen voorkeur is voor een tunneloplossing. Nader onderzoek in overleg met de cel-VR leert evenwel dat zelfs dit Middentracé met een tunnel niet zomaar een aanvaardbare toestand is en dat de tunnelmond moet verlengd worden derwijze dat de ingang gelegen is tot buiten de veiligheidscirkel en derwijze zelfs dat het bedrijf naar bijkomende exploitatie-eenheden en uitbreidingscapaciteiten begrensd wordt. De samenvatting van pagina 62 geeft dus een verkeerd beeld. In principe kan men stellen dat de keuze voor de wijze van oeververbinding geen onderdeel uitmaakt van het onderzoek naar opmaak van het RUP. In praktijk is dit RUP wel het eerste document dat officieel in de procedure ter inzage wordt gelegd voor de bevolking. 36 Dossier 229 - ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en Districtsraad Antwerpen (347) hebben uit de toelichting van de BAM nv vernomen dat het bovenkomen van de tunnel op rechteroever in de nabijheid van het Sevesobedrijf Atofina een potentieel veiligheidsrisico vormt. Het ruimtelijke veiligheidsrapport geeft wel aan dat het individueel risico en het bevolkingsrisico niet verschillen t.o.v. de bestaande toestand. Het is inderdaad zo dat het al dan niet voorkomen van een ongeval op de nieuwe infrastructuur volgens het voorliggende tracé geen bijkomend risico vormt. Wat wel zorgwekkend is, is het feit dat indien zich in het bedrijf een ernstig ongeval voordoet, er twee problemen kunnen optreden. Enerzijds kunnen er gassen vrijkomen die zwaarder zijn dan lucht en daardoor mogelijk in de tunnel kunnen terechtkomen met op zijn minst verstikkingsverschijnselen en mogelijk explosiegevaar in de tunnel tot gevolg. Anderzijds kunnen bij een ramp op het bedrijf de installaties exploderen waardoor grote brokstukken tot 500 m ver kunnen vliegen. Indien die brokstukken op de nieuwe snelweg terechtkomen zijn ook hier ernstige gevolgen mogelijk. Dit risico is niet behandeld in het ruimtelijk veiligheidsrapport en kan een probleem vormen. De bezwaarindieners vragen uitdrukkelijk dat over dit veiligheidsrisico duidelijkheid wordt geschapen en dat een oplossing wordt gekozen die dit risico maximaal verkleint. Uit de conclusies van het goedkeuringsverslag dd 22-06-2005 van het addendum van RVR 05/02 (bijlage Vb) blijkt dat de voorgestelde GRUP-afbakening rekening houdt met de Europese Seveso IIrichtlijn 96/82/EG en het decreet ter uitvoering van de richtlijn. De mogelijkheid van een brug over de Schelde is niet gedetailleerd/verregaand onderzocht. Belangrijkste aandachtspunt dat vanuit het verrichte studiewerk kan aangereikt worden in de keuze voor een tunnel is de verknoping met de haven. Deze is minder voor de hand liggend wanneer voor een brug gekozen wordt. 29. Sociale Impact Analyse (SIA) - Bij de SIA wordt enkel verwezen naar de lokale bevolking in de buurt van de infrastructuur, maar gaat men voorbij aan de negatieve effecten die een bevolkingsgroep ondervindt ten gevolge van een duidelijk minder goede verbinding tussen de Noord — Wase gemeenten en de Antwerpse binnenstad. Als verweer worden “tramprojecten” aangehaald, terwijl volgens Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) juist voor de bedoelde bevolking het tramproject geen enkele verbetering inhoudt. Deze tramverbinding, die reeds gerealiseerd is, kan niet als een baat van het Masterplan worden aangerekend. Hierover heeft de SlA het niet, en is dus onvolledig. - De uitgevoerde sociale impactanalyse (SlA) waarvan verslag in het gewestelijk RUP toelichtingsnota en bijlage is volgens Weja (346) qua resultaatsgeving benedenmaats. ‘Onvoldoende’ aandacht aan de beleving en de invloed op de sociale realiteit van de verschillende bevolkingsgroepen in bijzonderheid in de wijk Dam — Schijnpoort. Vlacoro bekijkt de ruimtelijke consequenties. Vlacoro geeft aan dat de SIA werd opgemaakt in het kader van de Plan-MER van het Masterplan Antwerpen. Daarbij werden drie evaluatiestudies uitgevoerd: een MKBA, een plan-MER en een SIA. De besluitvorming over het Masterplan gebeurde op basis van de resultaten van de drie studies, en niet op basis van de SIA alleen. De SIA heeft als doel een aantal elementen aan te reiken die mee in de overweging genomen worden i.f.v. een degelijke en gemotiveerde besluitvorming. 30. Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) - stRaten-generaal (355) heeft volgende bemerkingen: De conclusie uit de toelichtingsnota onder ‘Tracé op Rechteroever’ strookt met de conclusie in de plan-MER: ‘De bouw van de Oosterweelverbinding heeft op het deelgebied Antwerpen Noord een aanzienlijke ruimtelijke impact. (...) De context van de bestaande gebouwen in de omgeving van het Eilandje dreigt grondig verstoord te geraken door de aanleg van de Oosterweelverbinding.’ 37 Dossier 229 De stedenbouwkundige impact van een bouwproject is minder ‘exact’ te becijferen dan de gegevens erover binnen de verkeerstechnische wetenschap. Men gaat voorbij aan de relatief onbecijferbare aspecten van stedenbouw, die verdronken worden in een berg van studies, rapporten en berekeningen. De ‘subjectieve’ belevingswaarde wordt vergeleken met de ‘exacte’ cijferanalyse binnen de verkeerstechnische benadering. De aanleg van nieuwe infrastructuur leidt tot een toename van ruimtebeslag en de vernietiging van voormalige functies. Er wordt verondersteld dat de kostprijs van de vernietiging van deze functie door de onteigeningskosten weerspiegeld wordt.’ Dit is onwaarschijnlijk kort door de bocht geredeneerd, rekening houdend met de reële vernietiging van de recreatiefunctie van het Noordkasteel en van de grondwaarde op het Eilandje. En dan volgt een beschamende passage: ‘Visuele hinder veroorzaakt door de infrastructurele ingrepen zal zich vooral voordoen door de aanleg van het project Oosterweelverbinding. De visuele hinder kan moeilijk kwantitatief uitgedrukt worden en kan dan ook niet gemonetariseerd worden. Daarenboven is de graad van hinder afhankelijk van de architecturale kwaliteit van het bouwwerk. Visuele hinder zal als een pro-memorie post behandeld worden.’ Conclusie: ‘De aanleg van nieuwe infrastructuur leidt tot toegenomen barrièrewerking en versnippering. (...) Er wordt verondersteld dat de maatschappelijke kosten voor mens en natuur ten gevolge van het ruimtebeslag en barrièrewerking reeds begrepen zijn in de onteigeningskosten en in de kost van flankerende en natuurgebonden maatregelen. Er moeten dus geen bijkomende kosten aangerekend worden.’ Een verstrekkende permanente hinder wordt op die manier herleid tot een éénmalige boekhoudkundige post van onteigeningskosten. Wat vertelt ons dit schrijnend onevenwicht in ‘berekening’, deze blijk van eng-monetaire kwantificering waarmee maatschappelijke kosten of baten worden uitgedrukt? ‘Op basis van bovenstaande resultaten kunnen we concluderen dat het Masterplan zoals geëvalueerd naar verwachting een positieve bijdrage tot de welvaart zal leveren. De interne opbrengstvoet bedraagt 5,3%. (...) Een aantal effecten werd wegens gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens niet gemonetariseerd, en wordt enkel pro memorie vermeld. (...) Laat het nu net deze parameters zijn die relevant zijn voor het inschatten van de impact van de Oosterweelverbinding op het Noordkasteel en het Eilandje. Bij een combinatie van alternatief tracé en open Kennedytunnel eindigt de teller op 1,65 miljoen, ofwel een half miljoen kilometer minder dan vandaag. Aangezien de transportsector in die laatste combinatie zelf het meest efficiënte traject kan kiezen en geen nodeloze kilometers moet doen, zakt de kostprijs van het transport op de Antwerpse ring. Dit levert een totale jaarlijkse winst op van respectievelijk 57 of 32 miljoen euro in vergelijking met het huidige tracé in combinatie met vrachtverbod of vrij vrachtverkeer door de Kennedytunnel. In het huidig voorziene scenario bedraagt de kostentoename voor de transportsector het drievoudige van de meerinkomsten voor de Oosterweelverbinding. Het lokale vrachtverkeer betaalt hier een flink deel van, aangezien vooral dit verkeer frequent de omweg zal moeten maken van Linkeroever (Gent/kust) richting de zuidelijke Ring (Boom/Brussel), of omgekeerd. Vlacoro geeft aan dat de MKBA werd opgemaakt in het kader van de plan-MER. van het Masterplan Antwerpen. Daarbij werden drie evaluatiestudies uitgevoerd: een MKBA, een plan-MER en een SIA. De besluitvorming over het Masterplan gebeurde op basis van de resultaten van alle drie de studies, en niet op basis van de MKBA alleen. De MKBA heeft als doel een aantal elementen aan te reiken die mee in de overweging genomen worden i.f.v. een degelijke en gemotiveerde besluitvorming. 38 Dossier 229 31. TRACE: ALTERNATIEF - (320) Waarom geen alternatief door de verbinding met de Liefkenshoektunnel door het Waasland te realiseren? - (339) Het ideale alternatief is de verbinding van de Liefkenshoektunnel met de E17, evenals het tolvrij maken van deze verbinding. Het ideale alternatief zou zijn om de Liefkenshoektunnel eindelijk eens te gaan gebruiken voor wat hij bedoeld was: het vrachtverkeer weghouden van de Antwerpse Ring (R1). Verder moet natuurlijk het ontbrekende en 20 jaar geleden al beloofde verbindingstukje tussen de E17 en de Liefkenshoektunnel eindelijk eens aangelegd worden. En ten derde en dit is erg belangrijk moeten de knooppunten naar de Liefkenshoekverbinding op de A12 en E17 heraangelegd worden. Voertuigen die gewoon blindelings de E17 of A12 richting Antwerpen blijven volgen, moeten vanzelf door de Liefkenshoektunnel omgeleid worden. Dus de doorgaande hoofdweg wordt het tracé Gent – E17 (Beveren) - Liefkenshoek - A12 (Hoevenen) - Bergen-op-Zoom. Dus de grote, doorgaande hoofdsnelweg moet in een grote boog om Antwerpen heen lopen, via de tolvrije Liefkenshoektunnel. De rechtstreekse verbinding van de Liefkenshoektunnel met de E 17 moet prioritair, en voor de eventuele realisatie van de Oosterweelverbinding gerealiseerd worden. Pas dan kan een adhoc studie uitgevoerd worden rond de noodwendigheid van de Oosterweelverbinding op basis van de nieuwe verkeersstromen. - (339) Boor nog een paar pijpen bij naast de konijnenpijp (Waaslandtunnel). En laat deze onder de grond doorlopen tot voorbij Antwerpen-centrum, dus tot aan de HST-ljn, waar ze boven kunnen komen en aansluiten op de Ring. Dus voor semi-lokaal verkeer is dit een goed alternatief. Niet voor zwaar vrachtverkeer, maar dat kan sowieso beter door de Liefkenshoektunnel. - (367) Onvoldoende onderzoek van de alternatieven. Bij de selectie van het in voorliggend Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan beschreven tracé, werden de alternatieven onvoldoende onderzocht. Er werd onvoldoende nagegaan of er varianten mogelijk waren die minder belastend zijn voor mens en milieu. - (329) Tunnelvariant. De mogelijkheid om het tracé van de Oosterweelverbinding te realiseren door middel van een tunnel, in plaats van door middel van een viaduct, werd in de loop van het besluitvormingsproces blijkbaar nooit ernstig onderzocht. - (41) Er stelt zich nog het probleem van het woon- werkverkeer van de mensen die in Beveren en Melsele wonen en werken in de Haven. Hiervoor bestaat de oplossing om de parallelwegen die langs de E17 en de expressweg lopen aan te passen in het project van de Oosterweelverbinding en op die manier het woon- werkverkeer tussen Beveren en de Waaslandhaven via de parallelweg de Beverse Ring af te leiden. - (13) Als randbemerking wijzen wij erop dat het vrachtwagenverkeer slechts 6 km meer rijdt over de verbinding met de E17 via de Oosterweelverbinding ten overstaan van een nieuw stuk Grote Antwerpse Ring door Beveren, (het ene traject is 16 km, het andere is 10 km). Wat betreft deze goederenstromen maken wij de volgende opmerkingen: 1. Goederenstroom van de Waaslandhaven naar Nederland, goederenstroom via de R2, de Liefkenshoektunnel en de autostrade A12 richting Bergen op Zoom (of veel minder verkiesbaar Liefkenshoektunnel, A12, E19 richting Breda). Ten alle prijze moet vermeden worden dat deze goederenstroom richting Nederland over de OWV geloodst wordt aangezien dit een nutteloze belasting zou betekenen voor het stukje Expressweg E34 Zelzate -Antwerpen. 2. Goederenstroom van de Waaslandhaven naar het Oosten o.a. Zuid-Nederland en Duitsland goederenstroom via de R2, de Liefkenshoektunnel, A12, R1, E34, de OWV om de Boudewijnsnelweg E34 te bereiken. Ten alle prijze moet vermeden worden dat deze goederenstroom langs de E17 of de Kennedytunnel geleid wordt aangezien die een te grote belasting teweegbrengt voor de Kennedytunnel en de zuidelijke ring. Trouwens de beide eerste alternatieven zijn korter dan via de Kennedytunnel. Zeer groot belang dat de verkeerswisselaar aan Blokkersdijk een zeer goede aansluiting geeft met het verkeer komende van de Waaslandhaven via de E34 en ook via de industriële parallelweg die loopt langsheen de E34 die volledig kan uitgerust worden tot 2 x 2 rijstroken aansluitend op de verkeerswisselaar aan de Blokkersdijk. Wij vestigen er de aandacht op dat de Waaslandhaven te bereiken is via - enerzijds de expressweg E34 - anderzijds via de parallelweg (2 x 2 rijstroken) naast de expressweg E34 . 39 Dossier 229 3. Goederenstroom van de Waaslandhaven richting West-Vlaanderen - Frankrijk Verloop goederenstroom: - via de E34, tunnel Zelzate, R4, en aansluiten met de E17 - / via de E34, Kennedylaan met aansluiting op de E17 (aansluiting is gepland en moet dringend gerealiseerd worden). - / via de E34, R1, E17, R4. Om het derde alternatief te realiseren is een uitstekende aansluiting nodig van de E34 en de parallelweg (2 x 2 rijstroken) via een verbrede R1 op de E17. 4. Goederenstroom van Frankrijk, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen naar Nederland. De eerste keuze is natuurlijk dat het verkeer van Frankrijk, West-Vlaanderen en Oost- Vlaanderen naar Nederland best verloopt via de Westerscheldetunnel. Op die manier worden gigantisch hoeveelheden vrachtwagens, caravans en auto’s van de E19, de E17 de Antwerpse ring en uit de Kennedytunnel gehaald en over het Nederlandse wegennet door Nederland geloodst met een minimum aan belasting op het Vlaamse wegennet. In afwachting van de realisatie van de aansluitingen met de Westerscheldetunnel kan dit verkeer via bewegwijzering via de Kennedylaan, de E34 en de Liefkenshoektunnel naar de A12 richting Bergen op Zoom gestuurd worden. 5. Goederenstroom van Frankrijk naar Duitsland. Het vrachtverkeer tussen Frankrijk en Duitsland wordt best van de E17 en de E19 afgehaald door het voor Rijsel af te leiden over de E19 en de E42 Valenciennes, Mons, Charleroi, Namen, Luik, Duitsland. Het vervoer van Frans-Vlaanderen en Rijsel kan via de E42 Mons bereiken en zo via Namen, Luik naar Duitsland. Vlacoro verwijst naar kader 11, B. 32. Geoptimaliseerd Middentracé - Bezwaarindiener (332) is van oordeel dat het voorgestelde tracé van het Vlaamse Gewest indruist tegen het ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen. - (325, 326) In de toelichtingsnota van het GRUP wordt op p. 69 gesteld dat op Rechteroever het tracé door het Straatsburgdok wordt gekozen. Er wordt zelfs uitdrukkelijk geopteerd voor het tracé Straatsburgdok als meest optimale tracé voor Rechteroever, overwegende dat hierdoor “een voldoende vrije hoogte voor de maritieme scheepsvaart wordt gegarandeerd evenals een beperking van de Impact op de stadsvernieuwingsprojecten voor het Eilandje in Antwerpen.” Zodoende lijkt het - onder alle voorbehoud - uitgesloten dat er uitvoering zal worden gegeven aan het voor mijn cliënten zeer nadelige of zelfs nefaste tweede tracé (Noordrand eilandje). - Want vergis u niet, er worden absoluut géén fatsoenlijke aansluitwegen voorzien in dit nieuwe project. De huidige invalswegen naar Antwerpen zitten al overvol en er staan dagelijks files. En er komen geen nieuwe invalswegen bij. Verder moet de Oosterweelverbinding ook het vrachtverkeer van de Ring weghouden, want vrachtwagens mogen niet meer door de Kennedytunnel. Dus de vrachtwagens die vanuit de richting E19 of A12 (Boom-Brussel) naar richting E17 (St-Niklaas-Gent) willen, moeten nu de hele Ring rondrijden, langs het sportpaleis en de Oosterweelverbinding. Dus een lange omweg van 30km over de hele Ring, in plaats van 3km door de Kennedytunnel. Hoezo besparing? “Hoezo vermindering van vrachtverkeer op de Ring”, vragen bezwaarindieners (376, 339) zich af? Vanuit enerzijds esthetisch oogpunt en anderzijds infrastructuurtechnisch aspect wensen de Districtsraad Antwerpen (347) en gemeenteraad Antwerpen (375) de grafische aanduiding van het tracé (artikel 1 ‘gebied voor wegeninfrastructuur’ en artikel 2 ‘gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’) te verruimen/ verbreden in noordelijke richting tot, over het water (Amerikadok, kanaalsas, Straatsburgdok) zodanig dat ruimtelijk de kronkel die nu in het tracé zit er nog uit kan gehaald worden en het sluiten van de Ring in één mooie beweging kan verlopen (esthetisch + infrastructuurtechnisch). De extra breedte die ten opzichte van de huidige situatie voor het deel Merksembrug wordt ingetekend (voor de realisatie van de stedelijke ringweg naast de doorgaande ringweg), heeft zware ruimtelijke consequenties voor de site Lobroekdok. De districstraad vraagt dan ook om deze zone voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur zo compact als mogelijk in te tekenen. De districtsraad vraagt in dit kader om binnen de grafisch aangeduide zones de wegeninfrastructuur ter hoogte van het Eilandje zo ver mogelijk weg van het eilandje te realiseren (vrijwaren van Pomphuis en Noordkasteel) en ter hoogte van het Lobroekdok de wegeninfrastructuur zo dicht mogelijk tegen het Sportpaleis te realiseren (vrijwaren van site Lobroekdok). 40 Dossier 229 - In tegenstelling tot wat zou kunnen worden verwacht, blijven beide onderzochte tracés ten westen van het Straatsburgdok niet verder lopen over het Amerikadok. Het uitgekozen tracé - evenals het tracé Noordrand eilandje dat niet werd gekozen - buigt af over de noordelijke rand van het Eilandje, waardoor de stedelijke ontwikkeling van een omvangrijk gebied bedreigt. De reden waarom het tracé niet verder blijft lopen over het Amerikadok, zou de aanwezigheid zijn van de zogenaamde zwaaikom in het Amerikadok dat toegankelijk moet blijven voor de scheepvaart (p. 112 RUP). Uit een advies van de Gecoro Antwerpen van 27 juni 2005 blijkt het kortzichtige karakter van deze keuze: “Waarom de Lange Wapper ligt zoals hij ligt zou te maken hebben met het draaien van de panamaschepen in de zwaaikom van het Amerikadok. Er zijn evenwel aanwijzingen om het viaduct toch op te schuiven naar het noorden. Volgens de evolutie mondiaal verdwijnen de panamaschepen, zodat op termijn de noodzaak van een zwaaikom verdwijnt. 1” Indien het viaduct ten noorden van het thans geselecteerde tracé zou blijven verder lopen over het water, zou het stedelijke weefsel van het Eilandje kunnen gevrijwaard blijven. De ruimtelijke ontwikkeling van een heel gebied wordt echter blijkbaar opgeofferd aan bedrijfseconomische doelstellingen op korte termijn. Deze afweging is kennelijk onredelijk volgens indiener (329). Zij maakt een schending uit van het redelijkheids beginsel. In het Ruimtelijk Uitvoeringsplan wordt nergens aangegeven of zou zijn onderzocht of de aanwezigheid van het viaduct boven het Amerikadok de toegang van bepaalde zeeschepen op middellange termijn zou belemmeren. Dit maakt een schending uit van het zorgvuldigheidsbeginsel, in elk geval van de motiveringsplicht. - Gemeente Beveren Dienst Linkeroever (331): Het college van burgemeester en schepenen van Beveren onderschrijft dit tracé. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 2, punt B. 33. TRACE – ALTERNATIEF - STRATEN-GENERAAL - stRaten-generaal (355): De BAM beweert dat het door stRaten-generaal naar voor geschoven alternatieve tracé geen veilige op- en afritten kan garanderen aan de Scheldelaan. Het argument van de veiligheid wordt echter tendentieus en selectief gehanteerd. Inderdaad moet verder worden bestudeerd op welke manier precies het knooppunt aan de Oosterweelkerk, ter hoogte van Atofina, technisch verenigbaar is met de opgelegde Seveso-normen en de gevaarperimeter. Wat echter steevast onvermeld blijft in het verhaal van de Oosterweelverbinding is de onveiligheid van het huidig voorziene tracé. - Het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (7) staat niet afkerig tgv het Tracé stRaten-generaal, vermits volgende randvoorwaarden: 1. Verbeteren van de bereikbaarheid van de Haven voor landverkeer: de zuidelijke ontsluiting ter hoogte van het Noordkasteel als een absolute noodzaak. 2. De nautische toegankelijkheid tot alle delen van de haven (inclusief Albertdok, 2 en 3 havendok) moet minstens op het huidige peil blijven en zo mogelijk nog verbeteren. - Toch heeft dit tracé volgens bezwaarindiener (339) ook ernstige nadelen: de praktische uitvoering is wellicht veel moeilijker: je moet de hele tijd in een sleuf en tunnel blijven, over bijna de hele lengte van het traject, van aan de Scheldetunnel via de Oosterweelsesteenweg, tot voorbij de Noorderlaan. Immers, op de Oosterweelsteenweg zijn twee grote ophaalbruggen voor zeeschepen; je kan dat deel van de haven niet zomaar afsluiten voor de zeevaart. Er zitten veel te veel belangrijke zeeterminals voor o.a. graan, fruit- en groenten, hout, stukgoed en containers. Dus je moet onder die dokken door. Verder is de Oosterweelsesteenweg aan de smalle kant, dus er moeten een aantal magazijnen afgebroken worden, evenals het daar gelegen politiekantoor. - stRaten-generaal (355): 41 Dossier 229 Concreet wordt geopteerd voor het doortrekken van de Scheldetunnel tot voorbij de Oosterweelkerk — waar het tracé een noordwaartse bocht maakt - en onder het Wachtdok door, rechts van de Noordkasteelbrug. Eens daar voorbij komt de Oosterweelverbinding bovengronds om als viaduct over de noordelijke ontsluiting van het Albertdok en over de Noorderlaan te gaan, waarna de snelweg een bocht maakt naar het oosten om aansluiting te vinden bij het bestaande knooppunt. Om de verkeersstromen te optimaliseren werd daaraan het voorstel gekoppeld om vrachtverkeer wél toe te laten in de Kennedytunnel, mits betaling van tol. Het alternatieve tracé voorgesteld door stRaten-generaal vormt een toekomstgerichte, harde afbakening van de contactzone tussen stad en haven. Omdat het viaduct op een ondubbelzinnige manier om die zone heen loopt in plaats van er dwars doorheen, behoudt het hele gebied rond het Albertdok alle kansen voor verdere stadsontwikkeling. Doorheen dat gebied loopt een virtuele breuklijn tussen stad en haven. Die lijn is permanent in beweging, met als constante een westwaartse verschuiving. Het alternatieve tracé respecteert die evolutie. Behalve een mogelijk architecturaal icoon wordt het Oosterweelviaduct zo ook een belangrijk stedenbouwkundig statement. Op de Raad van Bestuur van de BAM van 16 september 2005 stelde de voorzitter voor om een overzichtelijke nota te laten opmaken waarin een analyse wordt gemaakt van het alternatieve tracé. Uit de titel bleek al de oppervlakkige teneur van de analyse: ‘Tracé stRaten-generaal = aangepaste variante 5 uit haalbaarheidsstudie mei 2000’. Hoewel dit volstrekt niet strookt met de waarheid. Men had het over een groot omrij gedrag voor vrachtwagens, extra belasting op het viaduct van Merksem en geen vermindering aan congestie op de zuidelijke R1. Dit alles klopt niet, wanneer de Kennedytunnel open blijft voor vrachtverkeer, zoals stRaten-generaal voorstelt. Er werd gewezen op een te kleine capaciteit en de onveiligheid van geboorde tunnels. Wij hadden het nergens over geboorde tunnels. Beweerd werd dat het alternatieve tracé een goede ontsluiting van dit deel van de haven over land en water onmogelijk maakte. Opnieuw is het tegendeel waar. De toegang over land verbetert. En het alternatief vormt geen hindernis voor het havenverkeer aan de zuidelijke, drukste vaargeul, want een verzonken tunnel is er mogelijk. Voor de kruising van de noordelijke verbindingsgeul ter hoogte van de Oosterweelbrug werd overigens in mei 2000 al een vaste brug voorzien, ‘geen beweegbaar gedeelte omdat de grote schepen via het vijfde havendok binnenvaren’ (Haalbaarheidsstudie, variante 4). Als klap op de vuurpijl werd de kostprijs van variante 5 (33,4 miljard frank) gewoon op het alternatief van stRaten-generaal geplakt, ondanks de vaststelling dat het bij variante 5 om een ontdubbeld tracé gaat met viaduct en tunnel. Variante 5 was 1,5 maal duurder dan de uiteindelijke gekozen variante 7 (21,2 miljard frank). En bijgevolg ook het alternatieve tracé, werd verkeerdelijk geponeerd. Op 25 oktober verspreidde de BAM een persbericht waarin de vermeende nadelen van het alternatieve tracé werden opgesomd. Er werden nog drie bijkomende verdraaiingen van de werkelijkheid aan toegevoegd, om twijfelende journalisten en lezers over de streep te trekken. - Vooreerst werd benadrukt: ‘Ook alle andere mogelijke alternatieven met hun voor- en nadelen voor het rondmaken van de Antwerpse Ring zijn grondig onderzocht.’ Dit klopt opnieuw niet. Het alternatieve tracé zoals voorgesteld door stRaten-generaal werd immers nooit onderzocht. - Bovendien had men het over ‘strikte randvoorwaarden opgelegd onder impuls van een breed maatschappelijk draagvlak’. Daarbij verwees men onder andere naar de scheiding tussen het vrachtverkeer en het personenvervoer. Hoezo scheiding? Of ook nog naar de stedenbouw. Terwijl het punt van stRaten-generaal net was dat daarmee nauwelijks rekening werd gehouden. Verder werd nog het volgende gesteld: ‘Een van de belangrijkste randvoorwaarden is dat de Kennedytunnel dicht gaat voor vrachtwagens na de realisatie van de Oosterweelverbinding. In dit tracévoorstel gaat de verkeersdruk op het viaduct van Merksem echter verder toenemen, alsook op de Ring vanaf de aansluiting van de E19 tot de A12, op de Noorderlaan, de Kaaien en de Londonbrug.’ In het voorstel van stRaten-generaal blijft de Kennedytunnel evenwel open, met tolheffing voor vrachtverkeer, net om die extra druk op de genoemde verkeerswegen te vermijden. Want die druk komt er in het voorziene project. - Ten slotte volgde nog een beperkte opsomming van nadelen verbonden aan het door de Vlaamse regering gekozen tracé: beperkte toegang oude dokken, extra aandacht nodig voor veiligheid aan Seveso-bedrijf Atofina en inspanningen nodig om de lawaai- en visuele hinder ter hoogte van het Eilandje te beperken. Maar geen nood: ‘Een kwaliteitskamer van experts bijvoorbeeld moet daarom waken over de esthetische aspecten van de Lange Wapperbrug.’ 42 Dossier 229 Op 27 november 2005 organiseerde de Antwerpse milieuraad een open info-avond waarop de BAM en stRaten-generaal elk het eigen tracé kwamen toelichten. Opnieuw hoorden we hetzelfde arsenaal aan valse argumentatie. Met als bijkomend ‘knelpunt’: ‘Belangrijke ruimtelijke impact in het havengebied en ter hoogte van natuurgebied De Lage Landen’. Bedoeld werd de Oude Landen. En wij wisten alweer niet waarover de BAM het had, want het alternatieve tracé liep helemaal niet in de Oude Landen. En nog maar een keer werd de dia van variante 5 getoond. En dan was er nog de klassieker: ‘de haven is tegen’. Bezwaarindiener verwijst naar bezwaarschrift dat is opgemaakt door het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen - ADOMA (16) en Natuurpunt Antwerpen Noord (334): Het alternatieve tracé voorziet een noordelijke omleiding langsheen de Oosterweelsesteenweg tot aan het knooppunt A12-Noorderlaan. De aansluiting aan dit knooppunt kan een verlies aan oppervlakte van het erkende natuurreservaat De Oude Landen inhouden (het deel ten noorden van de A 12 tussen de Ekerse Steenweg, de oude oprit van de A12 en het bestaande knooppunt A12-Noorderlaan boven de ingebuisde Verlegde Schijns). Elke uitbreiding van de weginfrastructuur buiten de bestaande verkeersknoop A12-Noorderlaan vormt in die zone een hypotheek voor het aanleggen van een nieuwe open bedding van de samenvloeiing van de Oude Landsebeek en de Donkse beek tot aan het Schoon Schijn. In de bufferzone tussen de A12 en de woonwijken Rozemaal en Schoonbroek liggen naast de 3 kokers van de Verlegde Schijns ook tal van pijpleidingen. Nochtans wordt in de aanleg van deze open bedding naast de ingebuisde Schijns als één van de (naast andere noodzakelijke) deeloplossingen voor het voorkomen van wateroverlast in Ekeren en Rozemaal enerzijds en in Merksem anderzijds door het afkoppelen van deze beken op de ingebuisde Verlegde Schijns. Uit het mathematisch model Antwerpen dat de onderbouwing voor de Oosterweelverbinding leverde bleek dat de aanleg van de A102 (Merksem - Wommelgem), hoewel die in het RSV als ‘aan te leggen hoofdweg’ is geselecteerd, weinig meerwaarde biedt als oplossing van het congestieprobleem rond Antwerpen. Indien de aansluiting van de Oosterweelverbinding zou verlegd worden naar het knooppunt A12-Noorderlaan, wijzigt de situatie omdat de A102 dan wel een snellere verbinding wordt voor het verkeer dat vanuit het westen (E17 en N49) richting oosten (E34 en E313) en omgekeerd moet. De aanleg van de A102 zal echter de laatste open ruimte tussen het stedelijk gebied en het buitengebied doorsnijden en vormt een hypotheek voor de realisatie van het stadsbos in Ertbrugge (Deurne) en het behoud van de Groene Vinger Vallei van de Schijn op de grens van Deurne, Wijnegem en Wommelgem. De adviesraad verzet zich in elk geval tegen de aanleg van de A102. - Natuurpunt Antwerpen Noord (334) verzet zich tegen dit alternatieve tracé omdat het ernstige effecten op natuur en de open ruimte heeft ten noorden van Antwerpen. Elke verdere ruimte-inname beperkt bijgevolg de mogelijkheden een nieuwe beek aan te leggen ten einde een ecologische verbinding te maken tussen de Laarse Beek in het Peerdsbos, de erkende natuurreservaten Oude Landen en Ekers Moeras en de open bedding van de Verlegde Schijns stroomafwaarts van Ekeren en die een gedeeltelijke oplossing biedt voor het voorkomen van wateroverlast in Ekeren en Rozemaal enerzijds en in Merksem anderzijds door het afkoppelen van deze beken op de ingebuisde Verlegde Schijns. In het deelbekkenbeheerplan voor de Beneden Schijn dat nu wordt opgemaakt wordt de aanleg van deze nieuwe beek momenteel onderzocht. • Door het omleiden van het tracé in Noordelijke richting zal de verkeersstroom op het deel van de ring gelegen tussen het knooppunt A12-E19 en het knooppunt R1-E34 toenemen. De huidige bedding van de A12 (2 rijvakken) en de E19 (3 rijvakken) is onvoldoende om de bijkomende verkeersstroom op te vangen. Daarom dienen extra rijvakken voorzien te worden op de A12 en de E19 wat in de aangrenzende woonwijken Rozemaal en Luchtbal (met verouderde hoogbouw) en in Merksem voor extra geluidsoverlast en stofhinder zal zorgen en tevens de buffercapaciteit die er nodig is om wateroverlast in het zuidelijk deel van Merksem op te vangen wegnemen. - Volgende bezwaarindieners ondersteunen het tracé van stRaten-generaal. (339, Weja 346, 348, 349, 350, 354) Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 2, punt B. 43 Dossier 229 34. De bezwaarindiener (328) heeft volgende bemerkingen: A. Algemene opmerkingen De bezwaarindiener geeft in het eerste deel van zijn bezwaar een algemene toelichting over het beheersen van verkeersstromen. Het verkeer in Antwerpen moet ‘aanmeetbaar’ gemaakt worden volgens de bezwaarindiener. Ze moeten met andere woorden ‘passend’ ontworpen worden om verkeersstromen nu en in de toekomst blijvend te kunnen verwerken. Om tot een ‘passend’ ontwerp te komen dient er gebruik gemaakt te worden van de expertise van ‘traffic engineers’. Verder wordt gesteld dat men in het ontwerp rekening dient te houden met algemene principes uit de verkeerskunde, er kosten/baten analyses dienen gemaakt te worden en er burgers dienen betrokken te worden bij het ontwerp. In Antwerpen dienen we accurate vragen te stellen om uit de problemen van de mobiliteit en de bereikbaarheid te raken. De bezwaarindiener noemt er twee: waar moeten autosnelwegen voor het verkeer over lange afstand worden gebouwd om zeker te zijn dat er in de toekomst op het lokale vlak geen inkrimping van de mobiliteit en de bereikbaarheid komt; waar en hoe moeten nu de knooppunten van de vele grote wegen worden gebouwd om de toekomstige afwikkeling van de verschillende verkeersvolumes en op de lokale wegen in de stad zo goed mogelijk te laten verlopen. B. Vormconcept / Stroomconcept De bezwaarindiener wijst in dit verband op de wetenschappelijke literatuur in verband met ringwegen. Hierin wordt bevonden dat een ringvormige structuur van het wegennet geen gunstige invloed heeft op de verkeersafwikkeling. Een wegennet met tangenten heeft dit echter wel. Een wegennet met tangenten heeft het voordeel dat er een minder grond moet afgestaan worden voor knooppunten, en dat de knooppunten makkelijk op verschillende plaatsen kunnen worden gelegd. De Oosterweelverbinding vormt volgens de bezwaarindiener ook geen oplossing voor de mobiliteit en de bereikbaarheid omdat de nieuwe weg in Antwerpen geen deel uitmaakt van een netwerk van stedelijke autosnelwegen, maar wel van een netwerk voor het stedelijk, nationaal en het internationaal verkeer. Als men de Singel uitbouwt tot een stedelijke snelweg voor lokaal verkeer zullen de knooppunten zo dicht bij elkaar liggen dat het na verloop van tijd onaangenaam zal zijn om hiervan gebruik te maken. De oplossing ligt in de algemene regel uit de verkeersplanning: het verkeer is niet welkom op die plaats waar het geen functie heeft en waar het veel hinder kan veroorzaken als men daar andere activiteiten wenst te ontplooien. Als men de grote verkeersvolumes in Antwerpen aan de rand van de binnenstad wil doen verdwijnen heeft men daarvoor voldoende argumenten. Men kan zodoende het sluipverkeer vermijden. Er wordt hier bijgevolg een grote fout gemaakt in het concept van de afwikkeling van verkeer: eerst brengt men het lokaal, nationaal en internationaal verkeer samen om dan dit verkeer aan de rand van de binnenstad opnieuw te splitsen. C. Tolheffing De bezwaarindiener doet het voorstel om te werken met congestieheffingen, waar heffingen worden geheven op die plaatsen waar er mogelijk congestie te verwachten is en waar men verkeer dus wil mijden. Hiervoor is bijkomend onderzoek nodig. D. Algemene opmerkingen Er worden aanwijzingen gegeven voor de praktische organisatie van het nog uit te voeren onderzoek: laat twee teams tezelfdertijd het onderzoek doen, en maak alle documenten openbaar. Er dient tevens verder onderzoek verricht te worden naar de mogelijkheden van langzaam verkeer in de binnenstad. Tenslotte moet er ook gekeken worden naar het kostenplaatje voor de toekomst, en gewerkt worden met ervaren wetenschappers. A. De bezwaarindiener tracht d.m.v. een uitgebreide vraagstelling een overzicht te geven van de totaliteit van aspecten die dient onderzocht te worden. Vlacoro verwijst naar het gevoerde onderzoek in het kader van de opmaak van het Masterplan en de plan-MER voor het Masterplan en de daaruit voortvloeiende beleidsbeslissingen, en gaat er van uit dat deze aspecten afdoende zijn onderzocht. B. Vlacoro stelt dat het GRUP kadert in de visie van het RSV C. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder kader 24. . D. Vlacoro verwijst naar haar antwoord onder punt A. 44 Dossier 229 35. Vormconcept - De toelichtingsnota stelt dat OWV geen structurele tegenstrijdigheden bevat met het GRS Antwerpen. De bezwaarindiener ontkent dit en stelt dat de visuele relatie met de haven en de verdichting van Luchtbal en Noorderlaan geen potentie heeft bij inplanting van de 'Lange Wapper' en de bijhorende verkeerswisselaar. (stRaten-generaal 355) Vlacoro wijst op het feit dat de selectie van de Oosterweelverbinding is opgenomen in het bindend gedeelte van het RSV, evenals de bepaling dat de nieuw aan te leggen wegvakken door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of GRUP’s gereserveerd worden. Het GRUP OWV is opgemaakt als uitvoering van deze bepaling. Tussen de drie niveaus van structuurplanning (gewest, provincie en gemeente) bestaat een hiërarchische verhouding (subsidiariteit). Een lager ruimtelijk structuurplan moet zich richten naar de inhoud van een hoger ruimtelijk structuurplan. Van de bindende bepalingen van een hoger ruimtelijk structuurplan kan niet worden afgeweken. De Oosterweelverbinding dient gezien te worden als het toevoegen van een ontbrekende schakel in het bovenlokale wegennet (cf. RSV en Mobiliteitsplan Vlaanderen). Vlacoro is van oordeel dat een maximale bundeling van het tracé van de Oosterweelverbinding met de reeds bestaande infrastructurele barrières in het projectgebied (Albertkanaal, ...) is nagestreefd teneinde het barrière-effect te minimaliseren. 36. Aansluitingscomplexen met onderliggend wegennetwerk. - Negen bezwaarindieners (Actiecomité Linkeroever 40, 292, VLD Linkeroever 313, 321, 322, Districtsraad Antwerpen 347, 372, 367, 369) gaan niet akkoord met de keuze die in dit ontwerp GRUP gemaakt wordt om de wijk Linkeroever (nu bijna 16000 bewoners, Prestibel 20000) slechts één aansluiting te geven met de Ring, de E17 en de N49. Deze aansluiting wordt voorzien aan de Blancefloerlaan waar de verkeersafwikkeling mede vertraagd zal worden door de kruising van openbaar vervoer/ de parallelweg / Blancefloerlaan. - De downgrade van de Ch. De Costerlaan creëert een angst naar congestie en de daaraan verbonden ontsnappingsmogelijkheden. Een verwijzing naar het verleden en daaraan verbonden fileproblematiek voor de aansluiting met de verkeerswisselaar. Een bedrijf dat zijn exploitatie niet kan verplaatsen, klaagt over de cryptische omschrijving (“gedowngrade”) en stelt dat het daardoor onduidelijk is of en hoelang de Charles De Costerlaan verder toegankelijk zal blijven voor bestemmingsverkeer, hoe de hinder zal beperkt en de schade geminimaliseerd worden. ( Actiecomité Zwijndrecht 296, Schelde-Landschapspark 312, VLD Linkeroever 313, 343, 365, 371) - VLD Linkeroever (313) Vraagt met aandrang naar de uitslagen van het recent herkomst en bestemmings onderzoek dat uitgevoerd werd op de invalsweg Ch. De Costerlaan. Dit onderzoek zal een beter inzicht geven op het aantal om te leiden voertuigen en op de haalbaarheid van de voorziene omleiding. Volgens ACW Linkeroever (314) is deze configuratie (lokaal verkeer + ontsluiting) essentieel voor de sociale aanvaarding van deze voorgestelde ontsluitingsoplossing. De bezwaarindieners (Actiecomité Linkeroever 40, Actiecomité Zwijndrecht 296, 370, 371, 372) beklemtonen de overschaduwde leefbaarheid in de Dorpstraat in Burcht en de Pastoor Coplaan (+ Statiestraat in zwijndrecht 365). - De bezorgdheid voor bijkomende file op de Halewijnlaan wordt aangehaald in bezwaarschrift (370), dit vooral omdat dit een laan is met scholen die de verkeersveiligheid moet waarborgen. - Tien bezwaarindieners (Actiecomité Linkeroever 4O, ACW Linkeroever 314, 321, 323, ACV Antwerpen 352, 353, Het Laatste Wandelparadijs 356, 369, 371, 372) gaan niet akkoord met de inrichting van een 1 x 1 parallelweg, één rijstrook per richting is te beperkt, en vragen daarom om minimum 2 rijstroken te voorzien. Ook het inrichtingsprincipe baart hen zorgen. Ze merken op dat de bereikbaarheid van de nieuwe in- en uitritten onvoldoende is en er wel degelijk grote omrijdfactoren zijn, ze pleiten voor een rechtstreekse bereikbaarheid. - De verhoging van de capaciteit (2 x 2) is de wijten aan de ontsluiting van een nieuw terrein te Zwijndrecht dat nog bijkomend verkeer zal opleveren (Prestibel). (Schelde-Landschapspark 312, 322, ACV Antwerpen 352, 369, 372) 45 Dossier 229 - Het is tevens wenselijk om de parkeermogelijkheden aan de terminals van de trams uit te breiden zodat er nog meer gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer. (322) - Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) behandelt de verbinding Waaslandtunnel – Binnenstad. Momenteel is deze verbinding van groot belang voor vele havenkantoren in de stad. Door deze stroom quasi af te snijden, verplicht men dit verkeer om via de Oosterweelverbinding, de Scheldelaan en de Noorderlaan zich naar het stadscentrum te begeven, (hetzij via de Kennedytunnel - de noord zuidas - via de Leien te belasten, hetzij zich via Zwijndrecht te mengen met het verkeer op de N70 waardoor een belasting van Zwijndrecht tot stand komt). Een vlotte verbinding, tussen de E34 (met de Waaslandhaven) en de Middenstad, is noodzakelijk. - Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319) vragen een MMA2 voor de verkeersafwikkeling rond Zwijndrecht. “Naar analogie met de uitbreiding van het Multimodaal Model Antwerpen 2, is het aangewezen het model ook uit te breiden tot de omgeving van de gemeente Zwijndrecht. De problematiek is namelijk totaal gelijkaardig: door een heroriëntering van de verkeerswegen worden gewijzigde en in het geval van Zwijndrecht ook nieuwe verkeersstromen gegenereerd (o.a. de verbinding via de voorziene parallelweg tussen Antwerpen L.O. en het autosnelwegennet) tengevolge van de afschaffing van de op- en afrit Antwerpen L.O. - Bijzondere aandacht dient te gaan naar de bereikbaarheid van de hoofd- en parallelwegen voor de veiligheids- en hulpdiensten. - Enkele bezwaarindieners beklemtonen het sluipverkeer. Deze bezwaarschriften (Actiecomité Linkeroever 40, 344, ACV Antwerpen 352, 367, 371, ACW Waas en Dender 377) staan in contrast met het bezwaarschrift van Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330). Er wordt gestreefd naar een maximale inperking van het sluipverkeer tussen stad en linkeroever, die via de Waaslandtunnel loopt. Een structurele aanpassing, gericht naar het lokale verkeer, van de Halewijnlaan en Blancefloerlaan dringt zich hiervoor op. Maatregelen hiervoor moeten vooraf bekend gemaakt worden, mee vastgelegd worden met de andere werken en tijdig uitgevoerd worden. - De verhouding en afstemming met de complexen Polderhuis (Verrebroek/Vrasene) en Kallo komen, volgens Gemeente Beveren Dienst Linkeroever (331), nauwelijks aan bod. De effecten van dit nieuw verkeersconcept op het onderliggende wegennet worden niet of slechts heel summier aangegeven. Eveneens ontbreekt een globaal en samenhangend beeld van de nieuwe verkeerssituatie (teksten, effecten, kaarten, stroomschema,...). Er is dus een grondige studie noodzakelijk naar de effecten van de Oosterweelverbinding op de verkeersafwikkeling in Beveren, het Waasland en Oost-Vlaanderen, zowel voor het lokale verkeer als voor het (internationaal) vrachtvervoer en haventrafieken. In deze studie dient het Raamplan Mobiliteit als uitgangsbasis te worden genomen. De kans dat na de realisatie van de OWV er een toename van het verkeer zal zijn op de N16 te Temse en Bornem is, volgens Schelde-Landschapspark (312), reëel. Hierover is geen studiewerk verricht. Dit dient tijdig te gebeuren in het licht van de toekomstige brug over de Schelde te Temse en Bornem. - Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): Het meest noordelijk deel van de Polderstraat is opgenomen binnen het natuurgebied, waar artikel 9 van toepassing is. Weliswaar is binnen de bepalingen van toepassing op die zone het herstel, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen mogelijk, doch gezien die zone nu net daar stopt, zou het veel logischer zijn om het einde van de zone voor natuurgebied te situeren aan de oostelijke rand van de Polderstraat. M.b.t. het afbouwen van de Ch. De Costerlaan verwijst Vlacoro naar het deelmobiliteitsplan Antwerpen Linkeroever (zie ook p. 31, paragraaf 4.3. van de toelichtingsnota). De voorgestelde ingrepen op de Ch. de Costerlaan zijn een uitvoering van dit beleidsplan. De downgrading is een gevolg van de situering van de nieuwe lokale aansluiting voor LO op het hoofdwegennet, conform het deelmobiliteitsplan Antwerpen Linkeroever. De huidige aansluiting via de Ch. De Costerlaan verdwijnt. LO bereikt via de Blancefloerlaan een nieuwe parallelweg die via drie aansluitingscomplexen het hoofdwegennet in alle richting ontsluit.. Door het profiel sterk te reduceren en enkel nog dienst te laten doen als wandel- en fietspad en dienstweg, wordt een belangrijke barrière weggenomen (zie ook antwoord i.v.m. de manège na kader 17). Bovendien zal de Waaslandtunnel in de toekomst de rol opnemen van lokale oeververbinding. 46 Dossier 229 Conclusie: De downgrading van de Ch. De Costerlaan is een gevolg van een verkeersplanologische keuze, conform het deelmobiliteitsplan Antwerpen Linkeroever. Het nieuwe ontsluitingsconcept voor de Linkeroever zal in een dynamisch model volledig gecontroleerd worden. De Charles De Costerlaan dient bovendien te worden afgesloten wegens de aansluiting van een vierde richting (de tunnel) op de verkeerswisselaar Kennedy/E17/E34 te Zwijndrecht. Een alternatieve ontsluiting voor deze as wordt gecreëerd dmv de parallelweg welke zowel op de E17 als de E34 aansluit. Enerzijds zal de verbinding Linkeroever met de parallelweg geschieden via de Blancefloerlaan welke een wegprofiel heeft van een 2x2 rijweg welke dit bijkomend verkeer kan verwerken. Anderzijds zal het verkeer naar de Waaslandtunnel beperkter worden gezien de aanwezigheid van de Kennedytunnel én de Oosterweeltunnel als Scheldekruisingen. De problematiek van het onderliggend wegennet wordt behandeld in de GBC/PAC-procedure, concrete kruispuntinrichtingen en verkeersbegeleidende maatregelen komen hier aan bod. Een gevolg van het inrichten van de nieuwe verkeerswisselaar in 4 richtingen en de aanleg van de OWV is dat de Waaslandtunnel minder belast wordt. Sluipverkeer wordt door deze inrichting tevens sterk teruggedrongen omdat totale doorstromingscapaciteit van de Scheldeoever verbindingen zeer sterk toeneemt. De Oosterweelverbinding vormt de noordelijke sluiting van de R1 van A11/N49. De complexen Polderhuis (Verrebroek/Vrasene) en Kallo liggen meer westwaarts en behoren niet tot het projectgebied van de Oosterweelverbinding. De invloed van de Oosterweelverbinding is eerder beperkt voor deze aansluitingscomplexen. Bij de uitwerking van de Oosterweelverbinding is rekening gehouden met het voorgestelde ontsluitingssysteem uit het Strategisch Plan Waaslandhaven. Ter hoogte van het aansluitingscomplex Canadastraat kan binnen de voorziene ruimte die is afgebakend (gebied voor wegeninfrastructuur – art . 1) het ontsluitingssysteem zoals voorzien in het Strategisch Plan Waaslandhaven op termijn worden gerealiseerd. Er is uitgebreid onderzoek verricht naar de mobiliteitseffecten op het onderliggend wegennet binnen een relevante perimeter. Het voorgestelde tracé is in sterke mate bepaald door de bestaande en gewenste ruimtelijke en verkeerskundige context. De realisatie van de Oosterweelverbinding wordt aangegrepen om de koppeling van het onderliggend wegennet aan het hoofdwegennet te optimaliseren. Het streven naar een selectieve bereikbaarheid van woon- en werklocaties en verkeersveiligheid en -leefbaarheid staan hierbij centraal. Het ontsluitingsconcept garandeert de bereikbaarheid en beperkte omrijfactoren door optimalisatie en betere situering van de aansluitingcomplexen. Op de linkeroever wordt een parallelweg aangelegd die instaat voor de aansluiting van het onderliggend wegennet op het hoofdwegennet. Dit systeem heeft niet enkel voordelen voor het functioneren van het hoofdwegennet maar vermijdt tevens sluipverkeer. De effecten van de realisatie van de Oosterweelverbinding met een vrachtverbod in de Kennedytunnel en tolheffing in de Oosterweeltunnel op N16 zijn onderzocht in het kader van het Masterplan Antwerpen. De impact van een nieuwe Scheldebrug te Temse op het systeem is eveneens bestudeerd. Er kan ondertussen verwezen worden naar de beslissing van de Vlaamse Regering m.b.t. de ontdubbeling van de Scheldebrug in Temse Vlacoro stelt vast dat t.h.v. de Polderstraat het GRUP OWV de grens van de huidige gewestplanbestemming overgenomen heeft. Lokale bestemmingswijzigingen op perceelsniveau die niet in relatie staan tot de realisatie van de OWV behoren echter niet tot de doelstellingen van dit GRUP. Vlacoro verwijst naar de bijlage X wat betreft gegevens m.b.t. mobiliteit. De capaciteit van de oeververbinding van de R1 (Kennedytunnel en Oosterweelverbinding) is gebaseerd op verkeersprognoses voor 2015 bekomen met het MMA2+ (Multimodaal Model Antwerpen). Vlacoro stelt vast dat de werken in het kader van de aanleg van de OWV, althans wat de ruimtelijke aspecten en de terreininname betreft, geen weerslag hebben op de op- en afrittencomplexen Polderhuis (Verrebroek/Vrasene) en Kallo gezien zij niet mee opgenomen zijn binnen het grafisch verordenend plan. Wat het globaal overzicht van de nieuwe verkeersituatie betreft verwijst Vlacoro naar de toelichtingsnota p.9 (beknopt overzicht van de belangrijkste ingrepen als gevolg van de aanleg van de OWV, en hoofdstuk 19 vanaf p. 106 m.b.t. technische en ruimtelijke optimalisatie hoofdinfrastructuur – ruimtelijke impact en ontwerpopties). 47 Dossier 229 37. Fietsverbinding Acht bezwaarschriften (Fietsersbond 297, Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen 330, 336, 342, ACV Antwerpen 352, 361, 366, 376, ACW Waas en Dender 377) uiten hun bezorgdheid over de fietsverbinding in de Oosterweeltunnel. En merken op dat deze het trage woon-werkverkeer tussen Zwijndrecht-Linkeroever en rechteroever-Haven zeker zullen versterken. Vlacoro stelt samen met de bezwaarindieners vast dat er een fietsverbinding wordt voorzien in de Oosterweeltunnel en verwijst hiervoor naar de toelichtingsnota. Op pagina 12 van de toelichtingsnota is een overzicht gegeven van de te realiseren fietsstructuur. 38. Natuur en ecoverbindingen A. - Bezwaarindiener (351) heeft volgende opmerkingen: meer groen zones voor een steeds groter wordende bevolking: + opwaardering van het Rot = behoud van zijn status + het recreatiebos van de Middenvijver moet opgewaardeerd worden tot natuurgebied + het woonuitbreidingsgebied moet omgevormd worden tot recreatiebos + de groene strook ten noorden van de Esmoreitlaan moet een bestemming als groengebied krijgen. - Opmerkingen volgens Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): De belangrijke verbinding tussen Sint Annabos en Het Rot - Middenvijver, door het opbreken van de Charles De Costerlaan moet op het Verordenend Grafisch Plan als "Natuurgebied" (Artikel 3) worden ingekleurd. Voor een aantal plaatsen is er enkel sprake van een fietsverbinding (Bijlage IlIa blz. 109). Ook hier is het wenselijk om er een ecoverbinding mee te combineren om tot een ecologisch netwerk te komen. In Bijlage Illa blz. 118 de "gecombineerde fiets- en ecoverbinding Laarbeek": een afbakening op het Verordenend Grafisch Plan ontbreekt! Momenteel zijn de bestaande grachten te smal, (tijdelijk) droog, of niet natuurtechnisch uitgebouwd om als "natte verbinding" te kunnen functioneren. Er zijn dus wel degelijk inrichtingsaanpassingen en herbestemmingen noodzakelijk. Tenzij de overheid hier de mogelijkheid ziet om in het kader van het ‘reparatiedecreet’ toch de verruimingswerken uit te voeren zonder opname in dit GRUP. Het is noodzakelijk om de mogelijkheid tot realisatie van "ecologische natte verbindingen", los van een of andere bestemmingsinkleuring, in de Stedenbouwkundige Voorschriften op te nemen. B. De afdaling naar de Kennedytunnel, is de moeilijkst overbrugbare barrière voor levende organismen: Als we er van uit mogen gaan dat men streeft naar een maximale gebiedsontsnippering zoals beschreven in Bijlage IlIa op blz 29 onder ‘conclusie’, dan moet ook hier naar een oplossing gezocht worden in de vorm van een effectieve natuurverbinding. De exacte ligging is niet vastgelegd. In het toelichtende gedeelte bij de voorschriften zijn een aantal van deze verbindingen opgesomd. Dit wil dus zeggen dat de opsomming niet limitatief is en er nog steeds bijkomende ontsnipperingen kunnen worden toegevoegd. (ADOMA 16, Natuurpunt Antwerpen Noord 334, Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen 341, Districtsraad Antwerpen 347) Een effectieve gebiedsontsnippering is hier mogelijk door een overkapping aan te leggen over het ganse lager gelegen deel van de tunneltoerit; zowel over het weg- als over het spoorweggedeelte. Op die manier komt er een erg belangrijke ecoverbinding, met een oppervlakte van 7 à 8 ha, tussen het opgewaardeerde natuurgebied Burchtse Weel en de open ruimte van het Galgenweel en haar ruime omgeving, (zie figuur 2 in bijlage). Deze kan worden ingericht als groengebied met bosaanplantingen en enkele vochtige zones. Hierdoor kan alweer een deel van de boscompensatie worden gerealiseerd. Bijkomend voordeel is dat men hier het principe ‘werk maken met werk’ kan toepassen. De overkapping heeft ook een groot potentieel voor grondstockage. Doorheen deze ecoverbinding kan ook een verkorte fietsverbinding tussen tramterminus / Prestibel / Galgenweel enerzijds en Burchtse Weel / Neuzenberg / Burcht anderzijds worden aangelegd. 48 Dossier 229 Om dit mogelijk te maken moet de grondbestemming (die nu Bufferzone volgens het gewestplan is) gewijzigd worden. Dat kan door dit deelgebied te herbestemmen naar ‘Artikel 3: natuurgebied’ of ‘Artikel 4: groengebied’ of door een bijkomend stedenbouwkundig voorschrift ‘Eco-verbinding’. De grondbestemming van het deel ‘Artikel 1: gebied voor wegeninfrastructuur’ moet dan voor dit deel gewijzigd worden in ‘Artikel 2: gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’. C. - Aan te passen in voorschriften volgens Districtsraad Antwerpen (347): In het ontwerp GRUP worden geen bufferzones voorzien, noch worden er in de artikels 1 en 2 ‘gebied voor (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur’ voorschriften opgenomen over het voorzien van buffers. Onder artikel 1 ‘gebied voor wegeninfrastructuur’ wordt enkel gesproken over ‘gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.’ Het is niet duidelijk wat hier onder ‘integreren’ wordt verstaan. De districtsraad vraagt om ook in het GRUP een juridische verankering te voorzien zodat zowel een landschappelijke en visuele buffering als een geluidsbuffer, met verschillende toepassingsmogelijkheden naargelang de specifieke ruimtelijke context, binnen afzienbare tijd na de realisatie van de Oosterweelverbinding een feit is. In de kolom "Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen" van de tabel met de vertaling naar de stedenbouwkundige voorschriften op p. 117 en 118 van de toelichtingsnota moet worden opgenomen dat de bermen en taluds van de nieuwe infrastructuur dienen aangelegd te worden in functie van de uit te bouwen ecologische infrastructuur in het zeehavengebied. D.- Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): Sommige natuurgebieden die zullen verdwijnen hebben een meervoudige bescherming en worden gecompenseerd door gebieden met een enkelvoudige bescherming. Zo zijn er grote delen die verloren gaan in Het Rot en het Vlietbos, N of R-gebied én beschermd landschap. Een volwaardige vervanging van dit laatste of van het R-gebied dient te resulteren in bijkomende oppervlakte aan natuurgebied. - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293), betreffende Burchtse Weel: Het lijkt onwaarschijnlijk dat Burchtse Weel alleen kan instaan voor alle verwachte verstoringen en terrein-innames ten gevolgen van de bouw van de OWV. Onduidelijk is ook of de inrichtingswerken al achter de rug zullen zijn op het moment van de verstorende werken. In tegenstelling tot Middenvijver (uitvoering 2006) staat er voor Burchtse Weel nergens een uitvoeringsdatum vermeld. We dringen er daarom op aan om Burchtse Weel en het Scheldeschorherstel, beide onmisbare natuurinrichtingsprojecten binnen de context van de OWV, in 2007 af te werken. Deze timing moet ook in de Stedenbouwkundige Voorschriften opgenomen worden. De noodzaak om alle natuurprojecten volledig uit te voeren willen we nogmaals onderstrepen. Er dient op aangedrongen te worden bij de dienst Maritieme Toegang, dat de illegaal opgestorte Scheldeschorren ter hoogte van Burchtse Weel (buiten het plangebied) tegelijkertiid hersteld worden met de inrichtingswerken van Burchtse Weel om tweemaal verstoring te vermijden. A. + B. Vlacoro adviseert om de voorstellen voor bijkomende ontsnipperingsmaatregelen en natuurwaarden te onderzoeken in het kader van het inrichtingsplan van de stuurgroep “Natuurbegeleidende maatregelen, Zie ook het antwoord na kader 20 en 21. C. Vlacoro stelt vast dat niets erop wijst dat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften het oprichten van infrastructuur voor geluids- en visuele buffering uitsluiten binnen het gebied voor wegeninfrastructuur (art. 1). I.f.v. de duidelijkheid en volledigheid van het voorschrift en om alle misinterpretatie te voorkomen kan worden overwogen om de volgende aanvulling door te voeren: "Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen in functie van de ruimtelijke aanpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten” 49 Dossier 229 D. Voor het aspect natuur is er een doorgedreven natuurstudie uitgevoerd(zie bijlagen bij het GRUP) met inventarisatie, hydrogeologische balans, impactbepaling van het verbeterd Middentracé en met uitwerken van mitigerende maatregelen. Dit is in een iteratieve benadering gebeurd om in zijn geheel voor LO tot een positieve balans te komen. Uiteraard zal het resultaat van deze studie heel concreet in de Project-MER worden afgetoetst en waar nodig op basis van de laatst beschikbare ontwerpplannen kunnen bijgestuurd worden. Vlacoro is van oordeel dat de timing van de inrichting van de Burchtse Weel dient afgestemd te worden op de timing van de werken die de verstoring aan het slik en schorgebied teweeg zullen brengen. 39. Viaduct “Lange Wapper” (beeld en belevingswaarde) - Het viaduct kan voor een bijkomende belasting (geluids-, stof- en lichthinder) op een aantal stedelijke woonwijken (Luchtbal, zuidelijk deel Merksem, wijk rond het sportpaleis, wijk ten zuiden van het Lobroekdok) zorgen (ADOMA 16, 292, Natuurpunt Antwerpen Noord 334, Districtsraad Antwerpen 347). - De hellingsgraad tussen de uitrit van de tunnel aan de rechteroever en de aansluiting op de bestaande ringweg ter hoogte van Merksem is te sterk. De helling vertraagt het verkeer en veroorzaakt files, de daling versnelt en veroorzaakt ongevallen. (339) - Gemeenteraad Antwerpen (375), en de Districtsraad Antwerpen (347) vragen om de beeldkwaliteit en de esthetiek van de 'Lange Wapper' mee op te nemen in het GRUP. - De brug wordt een gigantisch monsterlijk gedrocht. De referentie voor de brug is Boston. Hier heeft men recent een soortgelijke brug dwars door het centrum aangelegd met als gevolg een dusdanige geluidsoverlast en barrièrewerking waardoor de omgeving verkrotte. De brug wordt nu afgebroken en de weg wordt in een tunnel ondergronds aangelegd. Deze brugconstructies zijn zeer duur in onderhoud. (339) -Waar het de gewone burger wordt opgelegd om voor ieder bouwkundig wisje wasje van overheidswege toestemming te krijgen, ook getoetst aan architectuur maatstaven, waaronder bouwhoogten, komt de Regering hier met een bouwwerk van ongekende omvang waardoor het prachtige, door de eeuwen heen gegroeide silhouet van de stad in een paar jaar om zeep geholpen wordt. Gelimiteerde bouwhoogten worden overschreden, de karakteristieke plaats van monumenten in hun omgeving alsmede mogelijk beschermde of te beschermen uitzichten worden aangetast. Dat is niet in detail verantwoord. Dat is bezwaarlijk en mag niet worden toegestaan. (367) - De aan het viaduct gelegen bedrijven vrezen voor een minwaarde van hun gebouwen.(325, 326) - De brug moet zo ver mogelijk van de Scheldeoever ingeplant worden en geluidsschermen zijn te voorzien. (344) - Een bezwaarindiener vraagt of zijn restaurant wel blijvend kan functioneren (329) Net zoals elke bouwkundige constructie van enige omvang zal het viaduct van de Oosterweelverbinding op rechteroever een aanzienlijke stedenbouwkundige impact uitoefenen. Deze impact hoeft echter niet negatief te zijn. Voor een bouwwerk van deze omvang dient op zoek gegaan te worden naar een oplossing op maat van de plek, in dit geval het Eilandje en ruimer de Stad Antwerpen. Hiervoor zal beroep gedaan worden op de inventiviteit en de creativiteit van de ontwerpers van de verschillende bieders. De visuele impact van de Oosterweelverbinding op rechteroever speelt zich wellicht af op meerdere schaalniveaus. Ten opzichte van de directe omgeving (het Eilandje) zal het infrastructurele kunstwerk ontegensprekelijk aanwezig zijn. Hier dient de ingreep het gewenste imago van het gebied te versterken en de geplande ontwikkelingen te stimuleren. Afhankelijk van de gekozen oplossing zal de visuele impact verder reiken dan de directe omgeving en een plaats innemen in de skyline van Antwerpen. Het kunstwerk dient zich op doordachte wijze te positioneren tussen de andere – verticale en horizontale – structurerende elementen op stedelijk niveau. De algemene maatregelen die genomen dienen te worden m.b.t. geluidshinder zullen nog uitvoerig bestudeerd worden in het project-MER voor de Oosterweelverbinding. 50 Dossier 229 In kader van dit GRUP werd de wettelijk vastgestelde procedure gevolgd en werd AROHM afd. Monumenten en Landschappen gevraagd om advies uit te brengen over het voorontwerp van GRUP Oosterweelverbinding. AROHM afd. Monumenten en Landschappen heeft haar opmerkingen meegedeeld op de plenaire vergadering dd. 13/07/05. Met inachtname van de randvoorwaarden gesteld door de verschillende administraties en de visie van de bevoegde overheden over de gewenste ontwikkeling van het gebied is het tracé zo ver mogelijk verwijderd van de Scheldeoever (zie ook bezwaren m.b.t. bevaarbaarheid en doorvaarthoogte – kader 49 ). Vlacoro dringt erop aan om de verschillende ontwerpen voor het viaduct inzake stedenbouwkundige inpassing en architecturale verschijning te beoordelen in een ‘Kwaliteitskamer’. 40. Milderende maatregelen A. Aan te passen in voorschriften volgens Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): Bij de stedenbouwkundige Voorschriften voor ‘Artikel 1: gebied voor wegeninfrastructuur’ en ‘Artikel 2: gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’, dient expliciet toegevoegd: "daarnaast zijn werken, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, buffering in de vorm van schermen, groen of wallen, ecologische verbindingen Aan te passen in voorschriften volgens bezwaarindiener (367): Minimaal is een toevoeging te eisen als “met inachtneming van alle noodzakelijke maatregelen en beperkingen die overmatige luchtverontreiniging en geluidbelasting en belasting van het leefmilieu zullen voorkomen”. Maar beter is van de algemene formuleringen af te stappen en gedetailleerde beschrijving van concrete plannen en maatregelen te eisen. B. De milderende maatregelen vast te leggen in de eigenlijke ontwerpen en de bijhorende vergunningen, volgens Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293) en Actiecomité Zwijndrecht (296). ACV Antwerpen (352) en Bezwaarindiener (365) wensen dit vast te leggen via het lastenboek. Dit maakt dat de uitvoering van de infrastructuur onlosmakelijk verbonden is met de uitvoering van de milderende maatregelen. Het is volgens de bezwaarindiener absoluut noodzakelijk om acties te voorzien in het dossier, m.n. zowel tijdens als na de werken, zowel langs nieuwe als bestaande infrastructuur de meest efficiënte en visueel aantrekkelijke middelen. Zoals nu gepland vermoeden de bezwaarindiener dat op het eind van de werken het geld weer eens zal ontbreken om al die milieuvriendelijke ingrepen te betalen, m.a.w. ze zullen op de lange baan worden geschreven. (+ Actiecomité Linkeroever 40, 292, 372) Volgens het Actiecomité Zwijndrecht (296) en bezwaarindiener (362) zijn de gebieden, waar gronden worden gereserveerd, te klein om o.i. voldoende milderende maatregelen op een visueel aantrekkelijke manier te kunnen aanleggen. Tevens wordt rond de bestaande infrastructuur hiervoor geen gebied voorzien. C. Aanpassingen volgens Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330): Pag 89 tabel Vergunningsniveau: het kan als rijkelijk laat worden beschouwd, als pas bij de adviesaanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt overgegaan, te oordelen of de visueel landschappelijke impact aanvaardbaar is. D. Aanpassingen volgens Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330): Pag 85 tabel: voorzien van een afsluitende schuif op de bufferbekkens: de situatie bij Total Kallo (oktober 2005) heeft de zwakheid van dergelijk systeem bewezen, zelfs bij installaties die permanent en ter plaatse bemand zijn. A.Vlacoro stelt vast dat niets erop wijst dat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften het uitvoeren van de milderende maatregelen, waaronder o.a. oprichten van infrastructuur voor geluidsen visuele buffering uitsluiten binnen het gebied voor wegeninfrastructuur (art. 1). I.f.v. de duidelijkheid en volledigheid van het voorschrift en om alle misinterpretatie te voorkomen kan worden overwogen om de volgende aanvulling door te voeren: 51 Dossier 229 “Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen in functie van de ruimtelijke aanpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.” B. Binnen de grenzen van het GRUP is de realisatie van alle gebieden/terreinen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de milderende maatregelen, de aanleg van geluids- en visuele buffering evenals de landschappelijke integratie van de gehele wegeninfrastructuur mogelijk. Het decreet op de RO voorziet dat bijkomende voorwaarden kunnen opgelegd worden in het kader van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning, ook wat timing betreft. Maatregelen zullen worden verbonden aan de stedenbouwkundige vergunning en een groot deel van de milderende maatregelen zullen al moeten uitgevoerd zijn als de wegenwerken starten. C. De visuele impact van de Oosterweelverbinding op rechteroever speelt zich wellicht af op meerdere schaalniveaus. Ten opzichte van de directe omgeving (het Eilandje) zal het infrastructurele kunstwerk ontegensprekelijk aanwezig zijn. Hier dient de ingreep het gewenste imago van het gebied te versterken en de geplande ontwikkelingen te stimuleren. Afhankelijk van de gekozen oplossing zal de visuele impact verder reiken dan de directe omgeving en een plaats innemen in de skyline van Antwerpen. Het kunstwerk dient zich op doordachte wijze te positioneren tussen de andere – verticale en horizontale –structurerende elementen op stedelijk niveau. Vlacoro stelt dat de Kwaliteitskamer deze kwalitatieve voorwaarden ten zeerste dient te bewaken indien voor dit tracé wordt gekozen. D. M.b.t. de afsluitende schuif op de bufferbekkens: de geconcentreerde vervuiling t.g.v een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de wegenis dient via ADR-opvangbekkens opgevangen te worden, bij normaal bedrijf werken deze ADR bekkens niet. Bij vaststelling van de calamiteit kunnen zij zowel elektronisch vanuit het verkeerscentrum als manueel ter plaatste ingeschakeld te worden. De vervuiling kan dan nadien uit deze bekkens verwijderd worden door bv. de brandweer. 41. Bosgebieden - Groengebieden Bezwaarindieners uiten hun bezorgdheid over de afname van natuur en bosgebieden, de impact van de Oosterweelverbinding en de onvoldoende compensatievoorstellen. - Bezwaarindiener (322) en Het Laatste Wandelparadijs (356) wensen dat het Rot, de Middenvijver en het woonuitbreidingsgebied behouden blijft in zijn huidige vorm. De hondenbaasjes eisen een grote, avontuurlijke open ruimte om met hun hond te kunnen wandelen en spelen, zonder leibanddwang. - Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever (293): De voorgestelde verdichting van bestaand bos op Donkers en Middenvijver-west lijkt ons weinig zinvol, aangezien hier een spontane bebossing van nature uit bezig is. Middenvijver-oost tot ‘groen-en recreatiegebied’. - ADOMA (16), Natuurpunt Antwerpen Noord (334) en Districtsraad Antwerpen (347) melden dat er net ten zuiden van de kerk van Oosterweel, op de hoek van de Oosterweelsteenweg en de Kasteelweg en in het zuiden grenzend aan de Scheldelaan, zich een terrein van zo’n 2,5 ha bevind. Dat terrein wordt gekenmerkt door een vegetatie van schraal grasland waar een populatie van Bruin blauwtje (een vlindersoort die voorkomt op de rode lijst) en Hooibeestje (een andere vlindersoort die eveneens achteruitgaat) voorkomt. Binnen het Strategisch Planningsproces voor het zeehavengebied op de Rechter ScheldeOever (SPRSO) werd in opdracht van het havenbedrijf een studie opgemaakt waarin potenties voor de realisatie van de 5% ecologische infrastructuur in de Antwerpse zeehavengebied werden aangeduid. Het betrokken gebied is één van de zones die aangeduid werden als potentieel gebied voor de afbakening van de ecologische infrastructuur. Als beheers- en inrichtingsvisie wordt daarbij voorgesteld het gebied blijvend te onderhouden als schraal grasland om de bestaande populaties van Bruin blauwtje en Hooibeestje te behouden. Beheer dient afgestemd te worden zodat het behoud van deze soorten verzekerd wordt. 52 Dossier 229 - Compensatie: op Rechteroever wordt onder andere een groot stuk van het Noordkasteel gekapt. In het kader van het bosdecreet dienen deze ontbossingen gecompenseerd te worden. Evenwel stelt het bosdecreet dat het aanplanten van een nieuw bos na tijdelijke ontbossing, op dezelfde gronden niet kan beschouwd worden als compensatie. (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293, stRatengeneraal 355) - ADOMA (16) merkt op dat de huidige kleine oppervlakte stedelijk groengebied op rechteroever verkleint en op linkeroever (waar groengebieden proportioneel meer aanwezig zijn) vergroot. Het verlies aan recreatief groen wordt echter niet op rechteroever gecompenseerd. De grootschalige kapping van Sint Annabos zal jarenlang gevolgen hebben. Ook buiten ‘natuurgebied’ zijn er terrein-innames die hun weerslag hebben op landschap, fauna en flora, zoals de aanleg van een parallelweg vanaf de Canadastraat tot de P. Coplaan. Dit gaat ten koste van een deel ‘landschappelijk waardevol landbouwgebied’, twee aangeplante bosjes en de reeds eerder genoemde inname van het Vlietbos, waaronder ook het interessante ‘Moerasje Donkers’. De werfzone ten noorden van de N 49 / E 34, westelijk van Blokkersdijk, gaat ten koste van een spontaan opgeschoten jong bos. Het maakt deel uit van het natuurverbindingsgebied tussen de natuurgebieden te Antwerpen L.O./Zwijndrecht en deze in de Waaslandhaven. Bijlage Illa blz 101 erkent dat er ook nog bodembeschadiging in de werfzones zal optreden. Profielverstoring kan in principe niet volledig hersteld worden en de aantasting van de bodem zal door toepassing van de milderende maatregelen zoveel mogelijk vermeden worden, maar zal er niet volledig door verdwijnen. Ten aanzien van bodemverstoring blijft een (negatief) resteffect bestaan. - Gepoogd wordt om de effecten van de bijkomende verkeersinfrastructuur op de linkeroever te milderen, maar in de realiteit wordt met de bovengrondse aanleg van de Oosterweelverbinding de hinderlijke aanwezigheid van een snelwegstructuur doorheen dit groengebied bestendigd. stRatengeneraal (355) is van mening dat de aanleg van de Oosterweelverbinding als een kans gegrepen moet worden om dit stedelijk groen- en woongebied op te waarderen. Dit niet op een achterhaalde manier, met buffers, geluidswallen en fietsverbindingen, maar op een structurele manier die beantwoordt aan eigentijdse normen. Met GIS-analyse werd voor het gehele LO-gebied en het Noordkasteel op RO de te rooien bosoppervlakte bepaald en ook volgens de regel van de compensatiefactoren (art 90 bis van het Bosdecreet van 13.06.1990) de voor compensatie nodige oppervlakte. Ondertussen is ook duidelijk dat Sint-Annabos zelf niet in aanmerking komt voor boscompensatie, omdat dit slechts kan op grond die de laatste 50 jaar geen bos gedragen heeft. Toch wil men de initiële intenties, zijnde de opmaak en uivoering van inrichtingsplannen gestand blijven doen. De uiteindelijke inrichting met uitgesproken aandacht voor natuur en passieve recreatie van SintAnnabos, Middenvijver en Burchtse Weel is voorwerp van behandeling in een voor ieder gebied opgericht projectteam, waarin de met het betreffende gebied betrokken administraties en belangengroepen vertegenwoordigd zijn. De gehele werking van de projectteams wordt gevolgd door een stuurgroep “Natuurbegeleidende maatregelen bij de aanleg van de Oosterweelverbinding” waarin alle administraties en belangengroepen van de drie gebieden vertegenwoordigd zijn. De realisatie van de “Inrichting van het Burchtse Weel” is voorzien voor eind 2006 tot 2008, waarbij de realisatie van het slik en schor binnen de plas zal uitgevoerd zijn voordat het slik en schor in het Oosterweeltunneltracé aangesneden wordt. De inrichting van het Burchtse Weel maakt onderdeel uit van het totaal aan mitigerende maatregelen om in het geheel van de Oosterweelverbindingswerken tot een positieve balans te komen. De gehele werking van de projectteams wordt gevolgd door een stuurgroep “Natuurbegeleidende maatregelen bij de aanleg van de Oosterweelverbinding” waarin alle administraties en belangengroepen van de drie gebieden vertegenwoordigd zijn. Wat betreft het beheer voor bepaalde terreinen zoals de bezwaarschrijver voorstelt (o.a. Oosterweelsteenweg – Kasteelweg) stelt Vlacoro vast dat in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften steeds is opgenomen dat alle werken, handelingen en wijzigingen i.f.v. het behoud, de vervanging en de ontwikkeling van natuurwaarden (in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten), andere diersoorten of planten of het beperken van de milieuhinder toegelaten zijn. Ook het herstel van bestaande ecologische waarden maakt daar deel van uit. 53 Dossier 229 Vlacoro onderstreept dat de voorgestelde aanpak m.b.t. de uiteindelijke inrichting van de in de bezwaren vermelde locaties (waaronder Middenvijver, Het Rot, Sint-Annabos, Noordkasteel, Donckers), meer bepaald de opmaak van inrichtingsplannen binnen de daarvoor opgerichte projectteams, garant staat voor een gebiedsgerichte aanpak en kwaliteitsvolle, toekomstige inrichting. Vlacoro is van oordeel dat in de toelichtingsnota voldoende omschreven is welke maatregelen er kunnen genomen worden en wat de specifieke aandachtspunten zijn in de verschillende werfzones die er moeten voor zorgen dat bodemverstoring als gevolg van de werken tot een minimum worden beperkt (zie toelichtingsnota p. 101). 42. Landscaping ( landschappelijke integratie, geluidswallen en geluidsschermen) - Noordkasteel en zijn omgeving is een zeer waardevol en betekenisvol gebied. Het is een historisch relict, een landschappelijk eindpunt van de stad, en een overgangszone naar de meer noordelijk gelegen, groene Scheldeboorden en Haven. Met uitzonderlijke potenties voor de toekomstige ontwikkeling van de stad, onder meer op (zacht) recreatief vlak. (Schelde-Landschapspark 312, Gemeenteraad Antwerpen 375) De impact van een tunnel die overgaat in een viaduct en een verkeerswisselaar is groot. Daarnaast zal ook de waterkering dienen te worden aangepast (verhoogd) naar aanleiding van de actualisatie van het Sigmaplan. Deze ingrepen hebben verregaande gevolgen daarom stelt de bezwaarindiener ( Gemeenteraad Antwerpen 375) een opmaak van een gedetailleerd inrichtingsplan voor, dat uitgaat van een landschappelijke inpassing van de geplande infrastructuurwerken, voor de volledige site van het Noordkasteel. Districtsraad Antwerpen (347): het ruimtebeslag van de nieuwe infrastructuur ter hoogte van het parkgebied Noordkasteel dient zo klein mogelijk gehouden te worden zodat een maximaal deel van het bestaande groengebied behouden wordt of kan hersteld worden na de beëindiging van de werken. In het ontwerp GRUP worden geen bufferzones voorzien, noch worden er in de artikels 1 en 2 ‘gebied voor (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur’ voorschriften opgenomen over het voorzien van buffers. Onder artikel 1 ‘gebied voor wegeninfrastructuur’ wordt enkel gesproken over ‘gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.’ Het is niet duidelijk wat hier onder ‘integreren’ wordt verstaan. Op het gewestplan zijn langsheen grote delen van bestaande of geplande autosnelwegen wel bufferzones aangeduid waar geldt dat deze bufferzones in hun staat bewaard of als groene ruimte ingericht worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. Gemeenteraad Antwerpen (375) vraagt om in het GRUP een juridische verankering te voorzien zodat zowel een landschappelijke en visuele buffering als een geluidsbuffer binnen afzienbare tijd na de realisatie van de Oosterweelverbinding een feit is. Vlacoro stelt vast dat niets erop wijst dat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften het oprichten van infrastructuur voor geluids- en visuele buffering uitsluiten binnen het gebied voor wegeninfrastructuur (art. 1). I.f.v. de duidelijkheid en volledigheid van het voorschrift en om alle misinterpretatie te voorkomen kan worden overwogen om de volgende aanvulling door te voeren: "Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen in functie van de ruimtelijke aanpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten”. In de plan-MER (bijlage bij GRUP OWV) worden specifieke randvoorwaarden geformuleerd voor de landschappelijke, visuele en geluidsbuffering van de weginfrastructuur in overeenstemming met de diverse ruimtelijke contexten. De voorschriften van de GRUP sluiten dergelijke ingrepen niet uit. Een verdere juridische verankering van deze landschappelijke inpassing wordt best voorzien in het kader van de project-MER. 54 Dossier 229 Het verordenend opleggen van een inrichtingsplan als procedureel beoordelingskader is reeds meerdere malen voor de Raad van State aangevochten en in arresten vernietigd. Het inrichtingsplan opleggen als een informatief document dat bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moet zitten, kan echter wel. Vlacoro deelt de bezorgdheid van de gemeenteraad van Antwerpen (375) wat betreft de toekomstige inrichting van het Noordkasteel na realisatie van de infrastructuurwerken. Het decreet op de RO voorziet dat bijkomende voorwaarden kunnen opgelegd worden in het kader van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning, ook wat timing betreft. 43. Weel van Farnese - BBL (341) stelt dat de aanleg van het slikken en schorregebied Farnèseschor zeker in het plan moet behouden blijven. - ADOMA, Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever, Natuurpunt Antwerpen Noord vzw, Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen & Districtsraad Antwerpen (16, 293, 334, 341, 347) vragen bijkomend om een gebied voor slikken en schorren te creëren ten noorden van het Sint-Annabos / ten oosten van de Oosterweeltunnel en deze te herbestemmen tot GEN. - Natuurpunt vraagt bijkomend om een slikke & schorregebied aan te leggen van het Farnèseschor tot de voormalige scheepshaven. (293, Milieuraad Zwijndrecht 310) - Natuurpunt vraagt om beide bijkomende gebieden toe te voegen aan het GEN Schelde- en Durme estuarium. (293, 31O) Schelde-Landschapspark (312): Afbakening GEN. De afbakening van het GEN-gebied in overdruk (artikel 9) blijkt niet te kloppen met de effectieve afbakening. De oostelijke grenslijn van dat gebied situeert zich ongeveer als volgt: vanaf het punt waar de op plan aangeduide leidingstrook in noordwaartse richting keert en in het verlengde van de E34, pal noord tot aan de Schelde. Aan te passen in voorschriften volgens bezwaarindiener (329): Zowel in Artikel 2.2. ‘Oosterweeltunnel’ als in Artikel 5.1. ‘Werfzone’ dienen in de passage over de ‘herstelwerken aan het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeestuarium’ de woorden "uitgevoerd te worden", vervangen te worden door "beëindigd of opgeleverd te worden". De afbakening van de VEN-gebieden is juridisch verankerd ingevolge de uitvoering van het Natuurbehouddecreet. Het bijkomend afbakenen van VEN-gebied ligt buiten de doelstellingen van het GRUP OWV. Wel is een gedeelte VEN-gebied dat wordt doorsneden door de ligging van de tunneltoerit geherlocaliseerd tussen de huidige administratieve grens van het VEN, de tunnelmond en de ongelijkvloerse wegeninfrastructuur (art. 2). De administratieve grens van het VEN-gebied wordt door het GRUP OWV bijgestuurd en valt aldus niet meer samen met de bestaande grens. Vlacoro vraagt de ontwerper om na te gaan of de afbakening van het GEN-gebied in overdruk klopt met de effectieve afbakening. Vlacoro is van oordeel dat in de stedenbouwkundige voorschriften voldoende garanties zijn ingebouwd wat betreft het herstel van het Habitaitrichtlijngebied Schelde- en Durme-estuarium. 44. Sint Annabos BUFFER - Om de lawaaioverlast te verminderen (tijdens de werken maar ook na de aanleg van de nieuwe verkeersinfrastructuur) lijkt, volgens ACW Linkeroever (314), een aanzienlijk aarden wal noodzakelijk. Deze voorzieningen (groene buffer en aarden wal) moeten volgens Actiecomité Linkeroever (40) reeds voor de aanvang van de werken aangebracht worden. Bezwaarindiener (1) beklemtoont dat men vlug een buffer wenst en stelt daarom de keuze van beplanting in vraag, (eik, els, enz.). 55 Dossier 229 Bezwaarindiener (359) maakt een voorstel voor de inrichting, nl.: “De geplande bufferdijk kan dan op 150m of meer van de woonzone aangelegd worden. De zone tussen de bufferdijk en onze woonzone dient dan onmiddellijk heraangelegd worden met bomen van 10 à 15 jaar om reeds een effectieve buffering te geven tijdens de geplande Oosterweelverbindingswerken.” - “Uiteraard is het goed te voorkomen dat het bos niet volledig afsterft, daarvoor kan men toch strooksgewijs werken zodat linkeroever en zelfs de stad niet zonder buffer komen te zitten tov de zeer vervuilende chemische industrie ten westen van de stad.” (353) - Twee technische opmerkingen: (ACW Linkeroever 314) Op figuur 16 uit de ‘bijlage IIIa: toelichtingnota - tekst’ wordt vastgesteld dat er tussen de Schelde en het gekapte bos en bufferzone gepland is. Deze zone is nutteloos daar aan de overzijde van de Schelde enkel zware industrie gevestigd is. Wij stellen voor de Noordelijke bufferzone te schrappen en de extra oppervlakte bij te voegen aan de Oostelijkebufferzone zodat de totale oostelijke buffer tussen het gekapte bos en het woongebied groter wordt. (1, Actiecomité Linkeroever 40, ACW Linkeroever 314, 351) Langs de August Vermeylenlaan, leest men, blijft het bos behouden. Vreemd, want uitgerekend daar heeft men recent reeds enkele hectaren kaal geschoren. SLIBVERWERKING Verschillende bezwaarschriften behandelen de opslagzone alsook de verwerking. OPSLAGZONE - Ook stellen ACW Linkeroever (314) ons vragen waarom de Middenvijver niet gedeeltelijk gebruikt wordt als opslagzone voor slib. Hierdoor zou een groter deel van het St.-Annabos als buffer kunnen blijven bestaan. En dit tot de volledige heraanleg van het bos. Ook kunnen op deze wijze duurzame bomen blijven staan. - Tussen Blokkersdijk en de industriezone op Zwijndrecht ligt nog een groot braakliggend terrein. Daar kan toch perfect een groot deel van de uit te graven grond gestort worden. Dan ontstaat er nog een dam tussen industriezone en natuurgebied die zowel voor het zicht als voor het geluid zeer nuttig kan zijn. (353) - Wij (359) denken dat de beperktere werfzone kan gerealiseerd worden door: slib op een andere locatie bv. Lobroekdok te storten / Zuidelijke buitenbaan van de Ch.De Costerlaan gebruiken voor stockage grond / Middenberm van de op- en afritten LO ophogen met de grond van de middenvijver i.p.v.het St.Annabos / de grond van de uitgraving van de middenvijver / ophoging van de middenberm van de op- en het St.Annabos. - ACW Linkeroever (314) kan afleiden dat er 2.400.000 m³ slib gestort wordt. Dit is om te zetten in een strook van 2000 m lang, 50m breed en 24 m diep! Dit lijkt ruim meer dan noodzakelijk voor de aanleg van de Oosterweeltunnel. Er wordt vermoed dat er tevens slib van andere locaties gestort zal worden. Dit is onaanvaardbaar daar het extra storten van slib een extra belasting voor het woongebied van Linkeroever betekent. - Actiecomité Linkeroever (40) stelt voor om de strook westelijk van Blokkersdijk en het bedrijf LANXESS Rubber nv (voorheen BAYER Rubber nv) als opslagzone te benutten. GRONDVERWERKING - Té weinig gezocht naar ruimtebesparende mogelijkheden! (1, Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293, 322, 324, 344) - De bezwaarindieners (6, ADOMA 16, Actiecomité Linkeroever 40, Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293, 299, 300, 301, 302, Natuurpunt Antwerpen Noord 334, Districtsraad Antwerpen 347, 363, 364) vragen uitdrukkelijk om in de Stedenbouwkundige Voorschriften op te nemen dat: “voor het steekvast maken van het aan land gebrachte slib, moet gewerkt worden met moderne ruimtebesparende technieken zoals mechanische ontwatering van de specie, in plaats van de klassieke ruimteverspillende techniek van laguneren. “ 56 Dossier 229 - Ook wensen zij volgende aanpassingen op het verordenend grafisch plan: de afbakening van de overdruk als werfzone (Artikel 5) in Sint Annabos drastisch in te krimpen. Op de ingewonnen ruimte kan er aan de oostkant een ruimere zone die als groengebied ( Artikel 4) ingevuld worden (als buffer naar de woonwijk ten oosten van de werfzone). En kan er aan de volledige noordzijde de bestemming natuurgebied (Artikel 3) ingekleurd worden (in te richten als schorrengebied, afgezoomd met een beboste strook als buffering). Bezwaarindiener (367) merkt op dat uit niets blijkt dat de ter plekke van de tunnel te verwijderen baggerspecie niet verontreinigd is. “Aangenomen moet zelfs worden dat het Scheldeslib aanzienlijk is verontreinigd met diverse PAX en zware metalen. Nu is in het RUP voorzien deze specie tijdelijk op te slaan in wat een groengebied is. Het RUP dient hierin te worden aangepast en berging van verontreinigd slib op de locatie St Annabos moet worden verboden.” (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293) In Bijlage Illa onder de titel 17.1.1. "werfzones langsheen de wegeninfrastructuur" is er over Sint Annabos, zowel op blz. 102 als op blz. 103 sprake van ca 60 ha en minimum 60 ha aan terreininname. In praktijk staan er op het Verordenend Grafisch Plan ten noorden van Vietbos en Het Rot (in hoofdzaak in Sint Annabos) meer dan 100 hectaren die worden ingenomen als werfzone. WERFZONES EN ZONES VOOR TIJDELIJKE OPSLAG: 1. De bezwaarindiener vraagt naar een alternatieve locatie voor de werfzone Sint-Annabos (353) 2. De bezwaarindiener beschrijft een discrepantie in de omvang van de werfzone zoals beschreven in de toelichtingsnota en de omvang zoals ingetekend op het verordenend grafisch plan. Indien de werfzone groter is dan aangegeven op de toelichtingsnota dient er meer aan bos en natuur gecompenseerd te worden. (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293) 3. De opsomming van de werfzones is niet volledig. (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293, 322, 324) 4. De natuurverbindingsfunctie wordt op bepaalde locaties ingekrimpt door aanduiding van werfzones. (Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever 293) 5. Aangezien de werfzones voornamelijk in buffergebied liggen kunnen zij hun functie als buffer niet waarmaken. BUFFER Vlacoro is van oordeel dat wat de buffering van de activiteiten m.b.t. de tijdelijke stockage en ontwatering van de baggerspecie betreft, voldoende maatregelen moeten genomen worden i.f.v. de maximale beperking van de hinder. Uit de toelichtingsnota blijkt dat aan dit aspect bijzondere aandacht is besteed (toelichtingsnota p. 102, par. 17.1.3.). In de stedenbouwkundige voorschriften zijn modaliteiten opgenomen die de realisatie van deze maatregelen mogelijk maken. Om de hinder t.o.v. de bewoning op LO te beperken, ligt de grens van de werfzone op 50 m. van de bebouwing langs de August Vermeylenlaan. (Waar er geen werfzone is, is er buffer. Dus 50 m is een minimum) De vooropgestelde fasering garandeert dat gedurende de werken een maximum aan beboste oppervlakte zo lang mogelijk wordt behouden en zo snel mogelijk zal worden overgegaan tot de heraanplant. Het rooien van het bos langs de August Vermeylenlaan heeft betrekking op het onderhoud en beheer van het Sint Annabos en staat los van de geplande werken. De aangehaalde mogelijke geluidshinder maakt onderdeel uit van de project-MER waar in de studie de gepaste aandacht zal besteed worden aan de discipline geluid en dit zowel tijdens als na de werken. SLIBVERWERKING Vlacoro gaat ervan uit dat de stockage van de specie gebeurt volgens de geldende milieunormen. Wat de locatiekeuze betreft verwijst Vlacoro naar de toelichtingsnota p. 102 paragraaf 17.1.3. waarin de resultaten van het locatieonderzoek zijn neergeschreven. De voorgestelde alternatieve locaties zijn mee in overweging genomen, maar kunnen niet weerhouden worden. Voorgestelde alternatieve opslagzones: - Middenvijver: Middenvijver speelt een belangrijke rol in de voorafname van de realisatie van de mitigerende maatregelen. Middenvijver wordt voor de aanvang van de werken uitgewerkt 57 Dossier 229 - - tot een gebied voor herstel, instandhouding en ontwikkeling van het natuurlijk milieu met oog voor natuureducatie en recreatief medegebruik...... Bovendien zijn belangrijke natuurwaarden aanwezig in het gebied. ‘tussen Blokkersdijk en de industriezone op Zwijndrecht’ = de strook westelijk van Blokkersdijk en het bedrijf LANXESS: vanuit deze zone (Pijptabak) wordt Blokkersdijk gevoed met het freatisch water. Een verstoring van dit evenwicht door stockage van specie leidt tot schade waar mitigerende maatregelen onvoldoende verhelpen aan de verstoring. De berging van specie op deze locatie zal leiden tot significante impact op het vogelrichtlijngebied Blokkersdijk. Lobroekdok: er stellen zich problemen m.b.t. de capaciteit, de lozing van het percolaat, de bereikbaarheid en de vervuiling van Lobroekdok Overige: te klein in oppervlakte Vlacoro vraagt een betere motivering in de toelichtingsnota, zowel wat betreft de mogelijke locaties als opslagzone voor slib, als wat betreft de mogelijke ontwateringstechnieken. Vlacoro vraagt naar een optimaal en duurzaam ruimtegebruik in het kader van het inrichtingsplan. Bij de aanvraag tot gedeeltelijke ontbossing in het kader van de stedenbouwkundige vergunning dient het inrichtingsplan rekening te houden met faserings- en zoneringsaspecten. GRONDVERWERKING Vlacoro deelt de mening van de bezwaarindiener niet wat betreft het opnemen in de stedenbouwkundige voorschriften van de wijze van verwerken van het slib, omdat dit een onderdeel van een project is en niet op planniveau moet behandeld worden. WERFZONES EN ZONES VOOR TIJDELIJKE OPSLAG Vlacoro is van oordeel dat in het voorschrift voldoende garanties zijn ingebouwd i.v.m. het herstel van de werfzones na de werken. Bovendien kunnen in het kader van de stedenbouwkundige vergunning bijkomende voorwaarden worden opgelegd m.b.t. timing en de wijze waarop de bufferzones moeten heringericht worden. Vlacoro is van oordeel dat in de toelichtingsnota voldoende omschreven is welke maatregelen er kunnen genomen worden en wat de specifieke aandachtspunten zijn in de verschillende werfzones die er moeten voor zorgen dat bodemverstoring als gevolg van de werken tot een minimum worden beperkt (zie toelichtingsnota p. 101). Met betrekking tot de oppervlakte van de werfzone zit er geen discrepantie in de teksten: de werfzone Sint-Annabos is inderdaad ruimer ingetekend dan de vooropgestelde oppervlakte voor stockage, dit heeft echter te maken met de inrichting van de werf (werfketen, toegangswegen, circulatieruimte, opstellen machinepark, e.d.) Dit vergt ook ruimte. Vlacoro vraagt naar een optimaal en duurzaam ruimtegebruik in het kader van het inrichtingsplan. Bij de aanvraag tot gedeeltelijke ontbossing in het kader van de stedenbouwkundige vergunning dient het inrichtingsplan rekening te houden met faserings- en zoneringsaspecten. 45. Tracé E34 - Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) Pagina 10: het voorzien van een zwevende rotonde ter hoogte van de Canadastraat maakt de voorbije jaren aangelegde fly-over onnuttig en vereist reeds zijn afbraak (duurzaamheid van infrastructuur, kapitaalvernietiging). Een analoge flyover, symmetrisch ten aanzien van de Canadastraat en een kleinere rotonde ter hoogte van de Canadastraat kunnen dezelfde functies verzekeren en vereisen geen kapitaalvernietiging. In het GRUP is de ruimte voorzien voor de inpassing van de wegeninfrastructuur noodzakelijk voor de realisatie van de OWV. T.h.v. de E34 (Canadastraat) is reeds rekening gehouden met toekomstige wegeninfrastructuur i.f.v. de aantakking van de Waaslandhaven op het wegennet. Vlacoro is het niet eens met dit bezwaar. 58 Dossier 229 46. Tracé Knoop Zuid - Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) heeft volgende opmerking op de toelichtingsnota: Pag 109 Spoorwegonderdoorgang ‘In de zuidelijke knoop bestaat geen oost-west verbinding. De aanwezigheid van de onderdoorgang van de spoorlijn 59 geeft mogelijkheden tot het creëren van een extra oost-west relatie om zo tegemoet te komen aan het ontbreken van een aantal locale fietsrelaties tussen Linkeroever en Zwijndrecht’. Het betreft niet de aanwezigheid van de onderdoorgang van de spoorlijn 59, maar wel de aanwezigheid van een sinds 1970 verlaten doorgang van de oude spoorlijn 59 naar het voormalige station de Linkeroever (Stad) . Er zijn echter ook nog andere dwarsende infrastructuren (N49-E17) die moeten gekruist worden. Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van de viaductfunctie van de bruggen. Naar ik voorheb is er ook een verlaten noord zuid tracé die als verbinding met Burcht zou kunnen ingeschakeld worden. - ACV Antwerpen (352) stelt dat het knooppunt Zuid (Ring/E19) de toekomstige verkeersstromen wellicht niet aankan. - (Schelde-Landschapspark 312) Zone voor wegeninfrastructuur ter hoogte van het waterzuiveringsstation Burcht. Ter hoogte van het waterzuiveringsstation Burcht is er plots een uitsnede in de zone voor wegeninfrastructuur waar te nemen. D.w.z. dat daar de bepalingen van het bestaande gewestplan behouden blijven. Dit blijft dus met name een bufferzone. Men kan evenwel vermoeden dat ook hier wegenis zal dienen te worden gerealiseerd. In plaats van hier een duidelijke bestemming te realiseren, zal men hier beroep blijven doen op de uitzonderingsbepalingen van het gewestplan van toepassing op werken van openbaar nut. Het maakt het geheel er niet duidelijker op. Wat betreft fietsverbindingen verwijst Vlacoro naar p. 12 van de toelichtingsnota waar een overzicht wordt gegeven van de fietsverbindingen die de langzaamverkeersroutes zullen versterken. Er wordt een nieuwe oost-west fietsrelatie gerealiseerd langsheen de spoorweg lijn 59 tussen Zwijndrecht/Burcht en Linkeroever. De voorziene infrastructuurwerken voor de aanleg van de OWV zullen de RWZI van Burcht ontzien. Vlacoro stelt vast dat de huidige bestemming volgens het gewestplan, zijnde buffergebied, inderdaad behouden blijft. Lokale bestemmingswijzigingen op perceelsniveau die niet in relatie staan tot de realisatie van de OWV behoren echter niet tot de doelstellingen van dit GRUP. 47. Tracédeel E17 - Volgens Actiecomité Zwijndrecht (296) en ACV Antwerpen (352) zal het te ontwerpen knooppunt aan de Pastoor Coplaan mogelijks een verkeersstroom met te hoge intensiteit creëren. De inplanting van dit knooppunt in een bebouwde omgeving is voor ACV Antwerpen onaanvaardbaar. Voor meerdere bezwaarindieners mag deze laan enkel bestemd zijn voor lokaal verkeer. Schelde-Landschapspark (312), Gecoro Zwijndrecht (319) en bezwaarindiener (312) wensen dit vertaald te zien in het verordenend grafisch plan. Diezelfde bezwaarindiener (312) wenst dat er tevens een bufferzone wordt opgenomen. Volgens Vlacoro vreest de bezwaarindiener onterecht voor verkeersoverlast. Via Kennedytunnel en toekomstige Oosterweeltunnel worden alternatieven voor bovenlokaal verkeer aangeboden. Het voorgestelde ontsluitingsconcept ontmoedigt het doorgaand verkeer op het onderliggend wegennet. De parallelweg dient de bereikbaarheid voor bestemmingsverkeer te garanderen. 59 Dossier 229 48. Tracédeel knoop Oosterweel De Hogere Zeevaartschool (295) maakt gebruik van de roeikom, gelegen achter het hoofdgebouw van de hogeschool, om onderwijsactiviteiten te organiseren. Voor enkele verplichte vakken wordt deze vijver gebruikt om oefeningen met een lifeboat te organiseren voor de studenten. Vandaar dat de vijver een zekere diepgang heeft die noodzakelijk is om met de boten op te varen. Nu is de Hogere Zeevaartschool bezorgd dat het waterpeil en de diepgang van de roeikom niet langer gegarandeerd zal blijven gedurende de werken. Meerbepaald vrezen zij een eventuele drainage van de grond waardoor het risico bestaat dat de roeikom hierdoor droog zou komen te staan of aan diepgang zou verliezen. De Hogere Zeevaartschool wenst de verzekering dat het waterpeil en de diepgang van de roeikom behouden zal blijven tijdens de ganse duur van de werken. De hogeschool heeft deze roeikom immers nodig om in de continuïteit van de opleiding te voorzien. In het geval de roeikom toch effectief zou komen droog te staan, zal de Hogere Zeevaartschool hiervoor extra kosten moeten maken om te voorzien in een opvang van dit probleem. Het is vanzelfsprekend dat deze kosten onvermijdelijk ook een gevolg gaan hebben op de compensatie. Ook hier is de vrees van de bezwaarindiener onterecht. Het GRUP laat het grootste deel van de Noordkasteelvijver in zijn bestaande bestemming. De infrastructuur van de zeevaartschool met betrekking tot de oefeningen valt buiten de zone van het GRUP. De roeikom blijft dus intact. 49. Tracé Oosterweelviaduct: - BEZWAARSCHRIFTEN IVM DE VOORGESTELDE HOOGTE VOOR VRIJE DOORVAART: Bezwaarindieners gaan niet akkoord met de voorgestelde hoogte voor vrije doorvaart, nl. 14,35 meter. (2, 3, 4, 294, Schelde-Landschapspark 312, 335, 337, 339, Districtsraad Antwerpen 347, Gemeenteraad Antwerpen 375) Er dient ten alle prijze over gewaakt worden dat de brugoverspanning voor de ingang van het Suezdok slechts gerealiseerd wordt nadat een alternatieve nautische toegang met onbeperkte doorvaarthoogte is gerealiseerd. Enkel op deze manier kunnen de zones van het Droogdokkencomplex, Kattendijkdok, Houtdok, Kempisch Dok en Asiadok, alsook het Bonapartedok en het Willemdok met de jachthaven met vrije hoogte worden bereikt. (Schelde-Landschapspark 312, Districtsraad Antwerpen 347, Gemeenteraad Antwerpen 375) Bezwaarindiener( 2) stelt dat als dit project doorgang vindt zoals nu gepland, dit voor hen een groot verlies betekent met alle gevolgen vandien. De oude dokken kunnen geen schepen met hoge masten meer ontvangen (zeil en zeeschepen). De sfeervolle aankomst van de windjammers die deelnemen aan de sail evenementen, grote jachten voor de jachthavens, marineschepen die op bezoek komen en afmeren in het Kattendijk worden gehinderd. (2) De nodige waarborgen op GRUP-niveau moeten worden voorzien zodat de havenexploitatie ongehinderd kan verlopen en ook de openbare infrastructuren blijvend kunnen gebruikt worden op een gelijkwaardige manier. Zo niet zijn gepaste schadevergoedingen noodzakelijk voor de verliezen, zowel op vlak van exploitatie, bedrijfsvoering als andere vlakken. (337) Deze plannen zullen ook tot gevolg hebben dat het grootste zeilevenement in België, de Antwerp Race, zal doodbloeden omdat het Willemdok voor de meeste zeiljachten onbereikbaar wordt. Een mogelijke oplossing bestaat erin om de Kattendijksluis terug in gebruik te nemen zodat de jachthaven via deze weg toch bereikbaar blijft. (294, 339) - Bezwaarindieners (2, UNIZO Stad en Regio Antwerpen 315, 329, 339, 343, Weja 346, stRatengeneraal 355) omtrent DE INFRASTRUCTUUR-GEVOELIGHEID: De Oosterweelviaduct vormt hinder (tijdelijk en blijvend). De doodsteek voor welke stedenbouwkundige ambities dan ook en de weerslag op de exploitatie van verschillende bedrijven en de omzet ter plaatse zullen aanzienlijk zijn. De bezwaarindieners vragen om niet langer in het ongewisse te laten omtrent de aard en de planning. (329, 343, 346, 355) 60 Dossier 229 Weja vzw: De grootstedelijke realisaties belasten diepgaand de woon- en leefwereld van de Dam, Schijnpoort, Luchtbal en de bewoners van het Eilandje. Bezwaarindiener (339) merkt op dat een verbreding van het Albertkanaal onmogelijk is. De Lange Wapperbrug staat met zijn poten in het Albertkanaal. Er zal steeds sprake zijn van een zekere impactzone van deze infrastructuur die te maken heeft met de ruimte-inname (infrastructuur plus eventuele veiligheidszone, zicht, licht, schaduwhinder), barrièrewerking die door verschillende investeerders in een hoogwaardig stedelijk programma (cfr. Masterplan eilandje) eerder als negatief zullen ervaren worden.” (346) - BEZWAARSCHRIFTEN IVM BEVAARBAARHEID: (2, stRaten-generaal 355, 339)Technische specialisten en vertegenwoordigers van de binnenvaartsector geven aan dat zich terzake twee problemen stellen. De bijkomende schuine overbruggingen van het Albertkanaal en het ter hoogte van het Straatsburgdok lateraal liggende viaduct zullen de ontvangst van radarbeelden verstoren of onmogelijk maken. Op de vaarroute vanaf de Royerssluis tot voorbij de brug van de Antwerpse Ring (een afstand van ca. 2,1 km) zal het varen op radar ‘s nachts en bij mist praktisch niet meer mogelijk zijn. Aangezien op deze vaarroute tal van schepen met gevaarlijke lading (vloeibare brandstoffen, chemicaliën, containers met ADNR-lading) varen stelt zich hier een zeer ernstig veiligheidsprobleem. Op deze drukst bevaren waterweg van België zullen de pijlers van het viaduct bovendien ook de manoeuvreerruimte verminderen. Reactie: ‘In het kader van de project-MER van de Oosterweelverbinding dient zeker het effect op de scheepvaart onderzocht te worden, inclusief de veiligheid.’ Ook in de toelichtingsnota bij het GRUP wordt het onderzoek hierover doorgeschoven naar later: ‘Vergunningenniveau: de adviesverlening bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal uitsluitsel geven of de pijlers al dan niet een belemmering vormen voor de scheepvaart met als herkomst of bestemming het Albertkanaal’ (p.85). Is het wel verstandig om dergelijke cruciale evaluaties naar het einde van het besluitvormingsproces door te schuiven? Is volgende vaststelling in de toelichtingsnota niet wat eufemistisch geformuleerd: ‘Het grote aantal ruimtelijke en technische randvoorwaarden en de stringente criteria die gehanteerd moeten worden bij het ontwerp van de infrastructuur en de kunstwerken maken dat er, zowel voor het horizontaal als het verticaal alignement, weinig spelingsruimte is voor de invulling van het tracé’ (p.112). + Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) p. 85 tabel Vergunningsniveau. Het kan als rijkelijk laat worden beschouwd als pas bij de adviesaanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt overgegaan ‘uitsluiting te verkrijgen of de pijlers al dan niet een belemmering vormen voor de scheepvaart met als herkomst of bestemming het Albertkanaal’. Het gebruik van het Albertkanaal is van vitaal belang voor de bevoorrading van een belangrijk deel van Vlaanderen en Wallonië via de waterweg. Nu reeds en niet bij de vergunningaanvraag moet daarom zekerheid verschaft worden over de mogelijke hinder of niet. Een verplaatsing van de pijlers is in dit geval misschien nodig. - BEZWAARSCHRIFTEN IVM BESCHERMDE MONUMENTEN: + De BVBA Pomphuis (Hoge Zeevaartschool 295, 329, 339) baat een restaurant onder de benaming Het ‘Pomphuis’ uit in 2030 Antwerpen, Siberiastraat (z.n.). Het ‘Pomphuis’ is een prestigieus klasserestaurant dat is gevestigd in een gebouw dat werd beschermd als monument bij besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 1993 (B.S. 15 mei 1993). Het gebouw werd grondig gerenoveerd en omgebouwd, de verbouwingswerkzaamheden werden voltooid op 25 mei 2002. Het traject GRUP OWV loopt rakelings, langs het restaurant. Er wordt bovendien voorzien in een omvangrijke werfzone op korte afstand van ‘Het Pomphuis’. Vlakbij het Pomphuis ligt ‘de Ark’ aangemeerd. Deze drijvende receptie- en evenementenruimte maakt economisch operationeel deel uit van ‘Het Pomphuis’. Ook ‘de Ark’ zal aanzienlijke hinder ondervinden van het geplande tracé en van de activiteiten op de vlakbij gelegen werf. + Het hoofdgebouw van de Hogere Zeevaartschool (295) is een geklasseerd monument. Het tweede gebouw van de Hogere Zeevaartschool, Campus Zuid, welk gelegen is aan de Oosterweelsesteenweg, op het kadaster gekend onder afdeling 7, sectie G nr. 1332/31g, is geen geklasseerd monument. Op laatstgenoemd terrein bevindt zich ook nog een hangar. Gezien de huidige plannen zal gans het terrein waarop Campus Zuid en de hangar gesitueerd is, in de gevarenzone liggen gedurende de werken. Dit houdt in dat in de aanloop naar de werken en tijdens 61 Dossier 229 de werken het geheel of minstens een deel van de terreinen en de gebouwen op bovengenoemd perceel onbruikbaar zullen zijn. Bovendien is het gebouw van Campus Zuid volgens de huidige planning zelfs gedoemd om afgebroken te worden. De Hogere Zeevaartschool heeft gezien haar studentenaantal nood aan de ruimtes in Campus Zuid. Indien dit gebouw dus niet langer bruikbaar is, moet worden gezocht naar een oplossing op lange termijn. Op dit moment houden wij er rekening mee dat Campus Zuid nog gebruikt kan worden gedurende het ganse academiejaar 2006-2007. Naar welke oplossing we daarna gaan, blijft voorlopig nog een onuitgemaakte zaak. Er werd reeds het idee geopperd om verplaatsbare flexibele losse containers te gebruiken als tijdelijke leslokalen. De Hogere Zeevaartschool heeft de bevestiging gekregen van BAM NV en TV SAM dat het lastenboek voor de aannemer bepaalt dat deze de "nodige maatregelen" dient te treffen om beschadiging te vermijden. Indien er toch beschadiging aan de gebouwen wordt veroorzaakt, zal deze ook vergoed worden aan de Hogere Zeevaartschool. Indien het gebied van Campus Zuid onteigend wordt, rekent de Hogere Zeevaartschool op een volledige vergoeding van de geleden schade. De school verliest immers een gebouw dat effectief in gebruik is en wordt bovendien genoodzaakt om een nieuw gebouw te construeren. Om te kunnen bouwen op de terreinen van de hogeschool zal er waarschijnlijk een aanpassing aan de invulling van het Bijzonder Plan van Aanleg moeten komen, vermits bepaalde delen nu nog parkzone zijn. We rekenen op de medewerking van BAM NV hiervoor, zodat de Hogere Zeevaartschool toch de mogelijkheid wordt geboden om te bouwen op de terreinen van de hogeschool. VRIJE RUIMTE DOORVAART: De keuze van het tracé zoals vastgelegd in het GRUP houdt inderdaad een aantal beperkingen in m.b.t. de bereikbaarheid van de verschillende dokken stadsinwaarts. Uit het gevoerde onderzoek blijkt dat deze beperkingen niet kunnen verholpen worden binnen het gekozen tracé en de optie voor een vrij lage brug. Het optimaliseren van de bestaande alternatieve toegangen tot deze dokken biedt een oplossing, doch deze problematiek maakt geen deel uit van het voorliggende GRUP. Anderzijds dringt Vlacoro er bij de ontwerper op aan dat een oplossing wordt gezocht voor deze problematiek, zij het onder de vorm van een zinvolle alternatieve toegang, zij het dat voor de vernoemde evenementen en bedrijven alternatieve loacties worden gezocht. Vlacoro vraagt de ontwerper naar een verder onderzoek naar deze alternatieve toegang (Kattendijksluis). DE INFRASTRUCTUURGEVOELIGHEID: Vlacoro dringt erop aan om de verschillende ontwerpen voor het viaduct inzake stedenbouwkundige inpassing en architecturale verschijning te beoordelen in een ‘Kwaliteitskamer’ Vlacoro is van oordeel dat binnen het vastgelegde tracé en rekening houdend met de geformuleerde randvoorwaarden en bezorgdheden een kwalitatief voorstel kan worden uitgewerkt dat zich op een doordachte wijze positioneert tussen de andere – verticale en horizontale – structurerende elementen op stedelijk niveau om zo het gewenste imago van de stad in het algemeen en van het gebied in het bijzonder te versterken en de geplande ontwikkelingen te stimuleren. Het ontwerp, specifieke informatie omtrent de realisatie van de Oosterweelverbinding en de bijhorende planning maken geen deel uit van het GRUP en zullen in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de eigenlijke infrastructuurwerken openbaar worden gemaakt. Vlacoro is van oordeel dat alle mogelijke inspanningen moeten gedaan worden zodat de individuele bedrijfsvoering zo weinig mogelijk hinder ondervindt van de geplande werken. Hierbij verwijst Vlacoro naar de aanpak van de lopende en gerealiseerde grootschalige infrastructuurwerken in het kader van het Masterplan Antwerpen waarbij steeds een pakket maatregelen op maat is uitgewerkt om de tijdelijke hinderaspecten te minimaliseren. Uit de verstrekte informatie uit de toelichtingsnota kan Vlacoro opmaken dat de verbreding van het Albertkanaal niet in het gedrang komt door de aanleg van de OWV. Wat de impact betreft op de wijk DAM wordt verwezen naar de resultaten van de plan-MER. 62 Dossier 229 BEVAARBAARHEID: Vlacoro vraagt in het verdere proces bijzondere aandacht voor dit aspect. Zo is het wenselijk de nodige initiatieven te nemen i.f.v. verder onderzoek en begeleiding, zoals in de Nautische commissie. Wat de pijlers betreft, dit maakt voorwerp uit van de vergunningsaanvraag (waar rekening gehouden wordt met veiligheids- en economische aspecten). De impact van het kunstwerk op het verkeer werd geëvalueerd door een nautische commissie. Deze commssie evalueerde op basis van de dan bekende geometrie. De resultaten van hun werkzaamheden zijn de volgende: 1. De opeenvolging van kruisingen van vaarwegen (uitvaart Royerssluis, Kattendijkdok, Straatsburgdok), punten met beperkte zichtbaarheid (bocht van Merksem) en de aanwezigheid van constructies over de vaarweg met beperkte doorvaarthoogte, geven nu reeds aanleiding tot mogelijke conflictpunten. Een verslechtering van de huidige bestaande nautische situatie wordt als onaanvaardbaar beschouwd voor de binnenscheepvaart. 2. Het aantal extra bruggen over het Albertkanaal dient tot het minimum beperkt te worden. 3. De nautische begeleidingscommissie oordeelt dat een tracé Straatsburgdok alleen mogelijk is mits het nemen van remediërende maatregelen. 4. Voor het geheel van bruggen dienen maximale vereisten in het bestek opgenomen te worden ten aanzien van de vormgeving, materialen en technische oplossingen ten einde storende radarreflecties tot het minimum te beperken. Het programma van eisen ten aanzien van de gebruiksfuncties van het Straatsburgdok dient opgenomen te worden in het bestek, in overleg met de NV De Scheepvaart. (Aandacht voor drinkwatervoorziening, ligplaatsen per type van schepen, uitwijkzone voor 4-bakskonvooien, te vrijwaren zones inzake pijlers, minimale doorvaartopening van 250 m in het midden van het dok, maximaal 3 pijlers in dok, …). 5. Het programma van eisen ten aanzien van de exploitatie van de vaarweg tijdens de bouw- en onderhoudsperiode van het viaduct dient opgenomen te worden in het bestek, in overleg met de NV De Scheepvaart. ( veiligheid tijdens de werken, exploitatievoorwaarden …). 6. Gelet op de moeilijke nautische omstandigheden voor en na de realisatie van de Oosterweelverbinding, wordt aanbevolen om scheepvaartbegeleiding tussen de bocht van Merksem en de Haven van Antwerpen als optie in de toekomst verder te onderzoeken 7. Een intensieve begeleiding van het ontwerp- en realisatieproces door een gespecialiseerde nautische begeleidingscommissie is aangewezen. Het tracé van de OWV houdt overal rekening met de vrije ruimtes voor een verbreed kanaal (vrije breedte 63 m, vrije hoogte 9,10m). De finale evaluatie kan echter pas later gebeuren in de project-MER.. Pas dan zal duidelijk zijn waar welke radarreflectie kan optreden en hoe deze kan/zal aangepakt worden. Hierbij dient opgemerkt dat de beoordeling hiervan veeleer kwalitatief dan kwantitatief zal gebeuren. BESCHERMDE MONUMENTEN: Vlacoro is van oordeel dat alle mogelijke inspanningen moeten gedaan worden zodat de individuele bedrijfsvoering zo weinig mogelijk hinder ondervindt van de geplande werken. Hierbij verwijst Vlacoro naar de aanpak van de lopende en gerealiseerde grootschalige infrastructuurwerken in het kader van het Masterplan Antwerpen waarbij steeds een pakket maatregelen op maat is uitgewerkt om de tijdelijke hinderaspecten te minimaliseren. Vlacoro kan uit het bezwaarschrift opmaken dat tussen de Hogere Zeevaartschool en de BAM NV reeds gesprekken zijn opgestart die geresulteerd hebben in een aantal concrete afspraken. Vlacoro concludeert hieruit dat er nog verschillende concrete aandachtspunten zijn, maar dat deze geen betrekking hebben op de inhoud, de bestemmingen en de daarbijhorende verordenende voorschriften van het GRUP. 63 Dossier 229 50. RO - Vier bezwaarindieners (ADOMA 16, Natuurpunt Antwerpen Noord 334, Districtsraad Antwerpen 347, stRaten-generaal 355) vinden dat de realisatie van het viaduct, ter hoogte van de Royersluis, een mogelijke hypotheek legt op de groene invulling van het einde van de Antwerpse promenade op rechteroever en een hypotheek op de invulling van het noordelijk deel van het Eilandje als woongebied. (2, ADOMA 16, UNIZO Stad en Antwerpen 315, Natuurpunt Antwerpen Noord 334, 339, Weja 346, Districtsraad Antwerpen 347, stRaten-generaal 355) - Vanuit enerzijds esthetisch oogpunt en anderzijds infrastructuurtechnisch aspect is het, volgens bezwaarindiener (Schelde-Landschapspark 312), meer dan wenselijk dat de grafische aanduiding van het tracé (artikel 1 ‘gebied voor wegeninfrastructuur’ en artikel 2 ‘gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur’) verruimd of verbreed wordt in de noordelijke richting tot over het water (Amerikadok, kanaalsas, Straatsburgdok), zodanig dat ruimtelijk de kronkel die nu in het tracé zit er nog uit kan gehaald worden en het sluiten van de Ring in één mooie beweging kan verlopen (esthetisch + infrastructuurtechnisch). Binnen de grafisch aangeduide zones moet de wegeninfrastructuur ter hoogte van het Eilandje zo ver en compact mogelijk van het eilandje gerealiseerd worden (vrijwaren van Pomphuis en Noordkasteel) en ter hoogte van het Lobroekdok de wegeninfrastructuur zo dicht mogelijk tegen het Sportpaleis te realiseren (vrijwaren van site Lobroekdok). Vlacoro is van oordeel dat binnen het vastgelegde tracé en rekening houdend met de geformuleerde randvoorwaarden en bezorgdheden een kwalitatief voorstel kan worden uitgewerkt dat zich op een doordachte wijze positioneert tussen de andere – verticale en horizontale – structurerende elementen op stedelijk niveau om zo het gewenste imago van de stad in het algemeen en van het gebied in het bijzonder te versterken en de geplande ontwikkelingen te stimuleren. De grafische aanduiding van het gebied voor ongelijkvloerse infrastructuur is ingegeven door tal van randvoorwaarden. De ruimtelijke vertaling van deze randvoorwaarden (bevaarbaarheid en doorvaarthoogte, brandweernormen en minimumafstanden t.o.v. het sportpaleis, e.d. zorgt ervoor dat er slechts een beperkte bewegingsvrijheid is t.h.v. de door de bezwaarindieners geformuleerde locaties. 51. Lokale ontsluiting - Drie bezwaarschriften benadrukken de onduidelijkheden en het belang van het behoud van het open afrittencomplex 16 “Krijgsbaan” Kruibeke/Beveren/Zwijndrecht van de E17. (Gecoro-Kruibeke 291, Schelde-Landschapspark 312, 376, ACW Waas en Dender 377) De op- en afrit is opgenomen in het verordenend grafisch in het gebied van wegeninfrastructuur, bedoeld voor alle werken handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de wegeninfrastructuur en aanhorigheden. De zone is in geen geval bedoeld voor het opheffen van het op - en afrittencomplex 16 zoals bedoeld in het grafisch plan 1b. Het verordenend grafisch plan 1b is strijdig met het verordenend grafisch plan 1a en derhalve dient het verordenend grafisch plan Ib uitgesloten uit het ontwerp van GRUP Oosterweelverbinding . - Bezwaarschrift (Gecoro-Kruibeke 291) fundeert dit nog verder: behoud van op- en afrittencomplex "Krijgsbaan", met op- en afritmogelijkheden in beide richtingen; zowel richting Antwerpen, als richting Gent: + De ontsluiting van de industrieterreinen: Kruibeke: Industrieterrein ‘Hoge Akker’ /Melsele: Industrieterrein ‘Schaarbeek’ / Zwijndrecht: De inplanting van deze industrieterreinen werd gekozen aan het op- en afrittencomplex wegens de vlotte ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied. Dorpskernen en woongebieden werden hierdoor gevrijwaard van belastend verkeer. Door afschaffing van deze snelle verbinding met de grote transportader El7, zal het vrachtverkeer zijn verbindingen moeten zoeken via secundaire wegen= langs woongebieden. 64 Dossier 229 Deze sluiting druist eveneens in tegen uw doelstelling in uw structuurplan, waarin U stelt dat: In het deelgebied ‘Economisch knoopput El7’; het van belang is te zorgen voor een vlotte ontsluiting voor die gebieden. Hierbij komt ook dat een minder vlotte ontsluiting een economisch nadeel zal berokkenen aan de betreffende bedrijven. In de huidige conjunctuur is het niet opportuun bijkomende lasten te creëren voor deze bedrijven. + De vlotte verbinding/ontsluiting van het binnengebied met de verkeersader El7 Het totale binnengebied dat gebruik maakt van dit op- en afrittencomplex is qua opp. en aantal inwoners aanzienlijk en is voor het woon-werkverkeer van groot belang. Richting Nederland bestrijkt het een gebied van Steendorp, Haasdonk, Beveren, Rupelmonde, Bazel, Kruibeke, Melsele, Burcht, Zwijndrecht. Een sluiting van deze op- en afritten zal een moeilijkere verbinding met Antwerpen geven via de linksinvoegende oprit van Linkeroever en voor richting Gent zal al het verkeer supplementair door dorpskernen worden gestuurd naar het opritten-complex ‘Temse-Sint-Niklaas’ Deze werkwijze gaat ook lijnrecht in tegen de vele plaatselijke mobiliteitsplannen waarin wordt getracht het doorgaand verkeer te ontmoedigen in de dorpskernen en dichte woongebieden. Ook aanpassingen aan overheidswegen in deze gebieden werden in dit opzet (het ontmoedigen van doorgaand verkeer in dorpskernen) uitgevoerd. Kruibeke met de verkeerssluizen en verkeersdrukking in de dorpskernen, de doortocht door Beveren werd verkeersremmend uitgevoerd en in Steendorp waar de aanpassingswerken nog in uitvoering zijn. + Het ontbreken van voldoende argumentatie om de sluiting te verantwoorden en het ontbreken van een alternatief voorstel Bij ‘de uitgangsprincipes en ontwerpvisies bij de aanleg van de infrastructuur’ (Hfdst 14) wordt voor de realisatie van de Oosterweelverbinding het aansluitingscomplex Pastoor Coplaan als uiterste punt binnen het projectgebied genomen. Daar er in het dossier ook geen enkele argumentatie is terug te vinden om de sluiting van het op- en afrittencomplex ‘Krijgsbaan’ te verantwoorden, vinden wij het onlogisch en ontoelaatbaar dat het open afrittencomplex ‘Krijgsbaan’ zou opgeheven worden of zou worden gereduceerd. - (Gecoro-Kruibeke 291) Ook voor de soepele ontsluiting van dit binnengebied te behouden willen wij hier tevens aandringen op het behoud van het op- en afrittencomplex Haasdonk. + De vlotte verbinding met de P+R parking van tram 3 Wij kunnen er wel van uitgaan dat deze P+R parking in de eerste plaats bedoeld is om de plaatselijke bevolking een vlotte verbinding met Antwerpen te bezorgen. Doch deze mogelijkheid wordt ook gebruikt door anderen, die vanuit de richting Gent via de E17 komen, vb bij evenementen in Antwerpen en in het Sportpaleis. Het sluiten van het op- en afrittencomplex ‘Krijgsbaan’, betekent voor de gebruikers die van Gent komen, dat zij reeds de afrit Temse-Sint-Niklaas dienen te nemen en door Sint-Niklaas, Beveren en Melsele moet om deze parking te kunnen bereiken. Hierdoor verkrijgen wij juist dezelfde situatie als bij de P+R-parking aan de Gazet Van die ook niet bereikbaar is van de E17 komend uit de richting Gent. Antwerpen, Voor het afrittencomplex Haasdonk zou er als alternatief een ‘toeritdosering’ kunnen ingesteld worden, zodat op tijdstippen van overbelasting op de E17 de oprit, richting file, tijdelijk wordt gesloten, maar toegankelijk blijft voor hulpdiensten. - Twee bezwaarindieners (ACW Linkeroever 314, 344) benadrukken de inperking van bereikbaarheid voor LO i.v.m sluiting van op- en afrittencomplex. Vlacoro merkt op dat het op- en afrittencomplex Krijgsbaan (nr. 16 Kruibeke) niet wordt afgeschaft en integraal behouden blijft. Het is enkel de indicatie op het gewestplan die komt te vervallen. Vlacoro wijst op het feit dat het op- en afrittencomplex Haasdonk (nr. 15a) niet binnen de grenzen van het GRUP ligt. Hierover worden ook geen uitspraken gedaan. Het GRUP voorziet de ruimte om latere aanpassingswerken aan het complex uit te voeren (werken i.f.v. vlotte(re) verkeerafwikkeling, veiligheid, waterafvoer, rioleringen, geluidsschermen, e.d.). Deze werken maken geen deel uit van de aanleg van de OWV. 65 Dossier 229 Gezien het gehele op- en afrittencomplex gevat wordt door het gebied voor wegeninfrastructuur (art 1), komt de onderliggende bestemming volgens het gewestplan te vervallen. Door de opname in het grafisch plan Ib komt het functioneren van het op - en afrittencomplex 16 op zich niet in het gedrang . 52. Tracé parallelweg - De aan te leggen parallelweg ten zuiden van de E34 West zal drukken op de leefbaarheid van de Neerstraat, en brengt onteigeningen met zich mee. De parallelweg zou ten noorden van de E34 moeten aangelegd worden langs de rand van het gebied Blokkersdijk. (ACV Antwerpen 296, 299, 300, 301, 302, Schelde-Landschapspark 312, Gecoro Zwijndrecht 319, ACV Antwerpen 352, 362, 363, 364, 365) - De parallelweg kan samengaan met het natuurgebied, hetzij via voldoende buffering, hetzij via een tunnelconstructie. (362) - Het wegprofiel mag maximaal de nu gereserveerde ruimte innemen (ACV Antwerpen 296), of niet meer dan 2x1 rijvak betreffen, zoniet verhoogt de druk op de leefbaarheid. (362) - Buffer als beperking geluidsoverlast? (285, 286, 287, 288) Vlacoro kan de bezwaarindiener niet bijtreden. Zoals omschreven in de toelichtingsnota zal de buffering van de parallelweg mbt geluid, onafhankelijk van de inplanting, steeds dienen te voldoen aan de gestelde Europese richtlijnen. Deze buffering wordt bij voorkeur – gezien de gewenste groene beeldvorming voor LO – maximaal met grondlichamen gerealiseerd, indien technisch niet mogelijk wordt overgestapt op geluidsschermen (toelichtingsnota p. 97 par. 16.4). Vlacoro is van oordeel dat dus voldoende maatregelen in functie van het behoud van de leefbaarheid en een zo gering mogelijke grondinname zijn voorzien. Het verleggen van het tracé van de parallelweg ten noorden van de E34 is niet mogelijk gezien de inname en de impact op de SBZ Blokkersdijk. 53. Hinder tijdens de werken - Bezwaarindiener (343) benadrukt de ernstige zorgen over de continuïteit van zowel de activiteiten ter plaatse, de tewerkstelling van enkele tientallen voltijdse equivalenten hieraan verbonden en de verbintenissen door hen aangegaan ten overstaan van derden zoals daar zijn klanten, leveranciers, en anderen. Zo is het verzoekers volkomen onbekend welke de aard is van de aldaar geplande werkzaamheden, de planning hiervan in de tijd, de graad van hinder die deze werken zullen opleveren voor de omwonenden, in welke mate en tot wanneer precies verdere exploitatie ter plaatse mogelijk zal blijken, en zo verder. Zo werd blijkbaar bij het opstellen van het ontwerp absoluut geen rekening gehouden met de ligging en bereikbaarheid van de aldaar gevestigde bedrijven en hoe deze bereikbaarheid maximaal kan gevrijwaard worden tijdens de uitvoering van de werken. - Bezwaarschrift (329) behandelt de bereikbaarheid, tijdens de duur van de werken, van het restaurant. De zaak zal in aanzienlijke mate gehinderd worden door de werken, en door de aanwezigheid van een grootschalige werf in de onmiddellijke nabijheid van het restaurant. Uit het plan van de werfzone blijkt dat de werf het Pomphuis nagenoeg volledig zal insluiten. De drijvende receptie- en evenementenhal ‘de Ark’ zal tijdens de gehele duur van de werken op haar huidige plaats geheel ontoegankelijk en onbereikbaar zijn. - De Hogere Zeevaartschool (295) benadrukt dat zij tijdens de duur van de werken niet wil dienen als werf of opslagplaats. Dit houdt in dat er geen werven en/of opslagplaatsen worden gemaakt op de terreinen van de Hogere Zeevaartschool en dit met de bedoeling om de hinder zoveel mogelijk te beperken. Bovendien is het enorm belangrijk voor de hogeschool dat er steeds en onder alle omstandigheden tijdens de volledige duur van de werken een toegangsweg wordt gegarandeerd die voldoende breed is om naast personenwagens ook vrachtwagens van leveranciers toe te laten. Het jaagpad dat er nu reeds ligt zou hiervoor kunnen dienen, maar dient daarvoor dan wel verbreed te worden. Daarenboven moet er voor de vrachtwagens ook worden voorzien in een ruimte om hun voertuig te draaien, vermits het niet praktisch is om hen achteruit te laten rijden gezien de zachte berm. 66 Dossier 229 -De Hogere Zeevaartschool zal zowel tijdens de werken als bij het gebruik van het voltooide Lange Wapperviaduct last hebben van geluidsoverlast. De hogeschool vraagt zich af welke middelen voorzien zijn om de geluidsoverlast te beperken op het viaduct en tijdens de uitvoering van de werken. - Nergens wordt vermeld dat nachtwerk tijdens de bouw niet mag of aan strikte voorwaarden is gebonden. Een limitering van de decibellen zodanig dat de rust en de nachtelijke stilte verzekerd zijn moet volgens bezwaarindiener (367) worden toegevoegd. Ook de emissie van geluid in de dag uren moet worden begrensd. - Weja (346) behelst de zware druk op het behoud van bestaande socio-culturele en recreatieve functies in het gebied Dam -Schijnpoort. WEJA vzw, zijnde Werking Kansarme Jongeren vraagt het permanent vrijwaren van de zone aan de Slachthuislaan met gemeenschapsvoorzieningen naar kinderen en jongeren toe. Binnen deze zone die gelegen is langs beide kanten van de Slachthuislaan vanaf het stadslabo tot aan de Ijzeren Brug zijn immers verschillende kinder- en jongerenorganisaties actief met name WEJA Avontuurlijk Bouwspeelplein Den Dam (Slachthuislaan 1A naast de hondenwei), Ravotkot-Noord (wei Slachthuislaan - Noordschippersdok grenzend aan de openbare speeltuin) en de sportloods All-Inn (Slachthuislaan 44 naast het voetbalveld). Ook het huidig recreatief gebruik van deze zone moet o.i. tijdens de werken en na afsluiting ervan gegarandeerd zijn. - De gebruikers van publieke infrastructuur zoals het dokkencomplex en de wegen in het gebied, mogen geen hinder ondervinden tijdens en na de werken. (337) Royerssluis: de normale exploitatie en het gebruik van de Royerssluis moet gegarandeerd zijn. Bovendien moet de mogelijkheid blijven bestaan om de Royerssluis te renoveren. Zwaaikom Amerikadok: de scheepvaart (ook van zeeschepen) moet steeds normaal en veilig kunnen gebeuren. Er mogen geen vaste constructies, zowel boven als onder water, worden aangelegd, tenzij op voldoende veilige afstand van de zwaaicirkel. Wegen: zowel tijdens als na de werken moet het verkeer, incl. het doorgaand verkeer, steeds normaal kunnen verlopen, eventueel met omleidingswegen. Het Tracédeel knoop Oosterweel wordt bestemd als gebied voor weginfrastructuur. Dit mag niet betekenen dat de functie van de bestaande (“onderliggende”) wegenis gehinderd kan worden. De bedrijven in de omgeving moeten steeds vlot bereikbaar blijven en het doorgaand verkeer moet mogelijk blijven. - Bezwaarindiener (325) uit zijn bezorgdheid over de toegankelijkheid en over de zeer ingrijpende graafwerken die gebeurlijk zullen moeten worden uitgevoerd voor de inplanting van de kolossale brugpijler(s), waarbij het risico op verzakkingen en scheuren in de gebouwen in de onmiddellijke omgeving uiteraard niet louter hypothetisch is. Zij maken dan ook uitdrukkelijk voorbehoud voor alle schade die zij zou lijden ten gevolge van de uitvoering van de werken. - Bezwaarindiener (320) benadrukt dat de hulpdiensten tijdens deze werken geen vertragingen mogen oplopen. Vlacoro is van oordeel dat alle mogelijke inspanningen moeten gedaan worden zodat getroffen scholen, verenigingen, bewoners, bedrijven en klanten zo weinig mogelijk hinder ondervinden van de geplande werken. Hierbij verwijst Vlacoro naar de aanpak van de lopende en gerealiseerde grootschalige infrastructuurwerken in het kader van het Masterplan Antwerpen waarbij steeds een pakket maatregelen op maat is uitgewerkt om de tijdelijke hinderaspecten te minimaliseren. (zie ook onze eerdere bemerkingen) Vlacoro benadrukt het belang van goede, duidelijke en tijdige communicatie over alle onderdelen van de voorgenomen werken. 54. Herlocalisatie - Indien er bepaalde stedelijke functies of activiteiten dienen geherlocaliseerd te worden vragen Schelde-Landschapspark (312) en Gemeenteraad Antwerpen (375) voldoende bereidwilligheid en medewerking van de Vlaamse Overheid om enerzijds mee te zoeken naar nieuwe locaties en om anderzijds de gronden die voor herlocalisatie in aanmerking komen te kunnen verwerven of minstens deze functies of activiteiten daar te kunnen realiseren. 67 Dossier 229 - Bezwaarschrift (338) handelt over het voetbalplein in Noordkasteel. Een plas water zal deze vernietigen. Is het niet de bedoeling om recreatie en sportgelegenheid voor de mensen te voorzien? De bezwaarindiener tekent bezwaar aan om dit terrein te behouden. - Deel van de terreinen van bezwaarindiener (Hoge Zeevaartschool 295) vallen binnen het plangebied. Dit houdt in concreto in dat een groot stuk van het rugbyveld, van de roeikom en van andere terreinen (gebruikt voor sportfaciliteiten) ofwel zullen verdwijnen ofwel dienstbaar zullen worden als werf/opslagplaats. De bezwaarindiener benadrukt het belang van de 2 rugbyploegen en 1 voetbalploeg. Deze trainen minstens éénmaal per week. De bezwaarindiener vind het noodzakelijk om dit terrein te behouden en rekent dan ook op de heraanleg en herinplanting van de sportterreinen na de werken. Tijdens de werken dient er waarschijnlijk een andere oplossing gezocht te worden. Vlacoro is echter van oordeel dat in de voorschriften voldoende garanties zijn ingebouwd i.v.m. het herstel van de werfzones na de werken.. Bovendien kunnen in het kader van de stedenbouwkundige vergunning bijkomende voorwaarden worden opgelegd m.b.t. timing en de wijze waarop de ingenomen gronden in hun oorspronkelijke staat worden hersteld. M.b.t. herlokalisatie stelt Vlacoro dat de Vlaamse overheid met een RUP niet aan iedereen kan garanderen dat in geval van noodzakelijke herlocalisatie, zij als overheid voor een valabel alternatief kan zorgen. In de reglementering bestaan daarom ook instrumenten zoals onteigening, enz. 55. Technische opmerkingen A. Afdeling Beleid Havens, Waterwegen & Zeewezen (330) maakt volgende opmerking: “Pagina 25: Het terrein Aven Ackers heeft geenszins een oppervlakte van 60 ha. Vermoedelijk werd een deel van de oppervlakte van het logistieke park Waasland mede ingerekend. Aven Ackers heeft ongeveer een oppervlakte van 15 + 10 ha.” B. Verschillende bezwaarindieners (ACV Antwerpen 296, Schelde-Landschapspark 312, Gecoro Zwijndrecht 319, 336, 339, 371) hebben een klacht betreffende de onduidelijkheden van de Plannen: Schelde-Landschapspark (312) en Gecoro Zwijndrecht (319): De plannen zijn niet alleen onduidelijk, doch zelfs onleesbaar. De zones voor gebieden voor wegeninfrastructuur en natuurgebieden zijn aangegeven door middel van een dergelijke kleuroverdruk, dat de ondergrond volledig onzichtbaar wordt. Op die wijze is het onmogelijk om de impact van de op plan aangegeven zones op een goede manier in te schatten. Dit maakt dat de exacte situering van de op de plannen aangegeven zones (bv. aan de hand van de percelering) niet mogelijk is, waardoor maar al te makkelijk misverstanden kunnen ontstaan. Actiecomité Zwijndrecht (296): Velen blijven in onzekerheid. Zij weten niet in welke mate hun eigendom wordt (of zal worden) gehypothekeerd door de op stapel staande werken. Zij hebben onvoldoende zicht op de impact van de verschillende zones (bijvoorbeeld in omgeving ‘Neerstraat’ waar de grens tussen werfzone en woongebied (woningen) bijzonder onduidelijk blijft. C. Bezwaarindiener (376) merkt op dat de intenties van de spoorwegen (en hoe die invloed kunnen hebben op dit project) nergens worden vermeld. Vlacoro stelt vast dat de plannen en documenten zijn opgemaakt conform de geldende bepalingen in de decreet en de vormvereisten. Vlacoro wijst op het feit dat in het kader van de plenaire vergadering advies is gevraagd aan de NMBS. De NMBS heeft geen schriftelijk advies geformuleerd en was niet aanwezig op de plenaire vergadering dd. 13 juli 2005. A. Vlacoro vraagt de ontwerper dit na te zien en zo nodig te verbeteren. 68 Dossier 229 B. Vlacoro vraagt de ontwerper om na te gaan hoe een en ander in de toekomst kan worden voorkomen. (werken met andere kleuren, verschillende lagen,…) C. Eventuele verdere voornemens van de NMBS staan los van het huidige RUP. B.2. Bespreking van de adviezen 1. Advies Gemeente Kruibeke: A. Tol: de gemeente keurt de tolheffing in de Kennedytunnel af omdat deze de bereikbaarheid van Antwerpen voor de bewoners van Kruibeke ernstig zou aantasten. B. Stormstuw: het gemeentebestuur adviseert de Vlaamse regering nogmaals te onderzoeken de Oosterweelverbinding te combineren met de bouw van de stormstuw op de Schelde en zodoende Antwerpen en de stroomopwaarts gelegen gebieden langs de Schelde veilig te stellen tegen ongewenste overstromingen vanuit de Schelde. Het feit dat de Vlaamse regering zelf het initiatief neemt om de kaaimuren ter hoogte van Antwerpen rechteroever te verhogen van 8,35 m TAW tot 9,60 m TAW toont aan dat het huidig veiligheidsniveau absoluut ontoereikend is en dat dringende maatregelen nodig zijn om het veiligheidsniveau tegen ongewenste overstromingen vanuit de Schelde drastisch te verhogen. De bouw van de stormstuw ter hoogte van Oosterweel is hiervoor de enige efficiënte oplossing. C. Lokale ontsluiting: het op- en afrittencomplex 16 Kruibeke/Beveren/Zwijndrecht van de E17 ter hoogte van Kruibeke Noord is opgenomen in het verordenend grafisch plan 1a van het GRUP Oosterweelverbinding in het gebied van wegeninfrastructuur, bedoeld voor alle werken handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de wegeninfrastructuur en aanhorigheden. De zone is in geen geval bedoeld voor het opheffen van het op - en afrittencomplex 16 zoals bedoeld in het grafisch plan Ib. Het verordenend grafisch plan 1b is strijdig met het verordenend grafisch plan la en derhalve dient het verordenend grafisch plan 1b uitgesloten uit het ontwerp van GRUP Oosterweelverbinding . Het op- en afrittencomplex 16 Kruibeke/Beveren/Zwijndrecht van de E17 dient behouden. A. Vlacoro wijst erop dat de beslissing over tolheffing en de precieze uitwerking daarvan buiten de inhoud van dit RUP valt. Het voorliggend RUP is een uitvoering van een beleidsbeslissing genomen op 10 juni 2005 waarin de Vlaamse Regering zijn goedkeuring heeft gegeven aan het scenario 1B ‘Oosterweelverbinding gekoppeld aan een hoge tolheffing’. B. De Vlaamse regering heeft in november 2005 beslist over het geactualiseerde Sigmaplan. De stormstuw is daarin niet opgenomen, wel een resem andere maatregelen om de bevolking tegen overstromingsgevaar te behoeden. Die maatregelen moeten worden gestart in 2007 en af zijn tegen 2015. C. Vlacoro merkt op dat het op- en afrittencomplex Krijgsbaan (nr. 16 Kruibeke) niet wordt afgeschaft. Het is enkel de indicatie op het gewestplan die komt te vervallen. 2. Advies Provincie Oost- Vlaanderen: Het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding wordt gunstig geadviseerd, mits: A. Planningsproces: er een grondige studie wordt gevoerd naar de effecten van de Oosterweelverbinding op de verkeersafwikkeling in het Waasland en in Oost-Vlaanderen, zowel voor lokaal verkeer als voor het (internationaal) vrachtvervoer en haventrafieken. 69 Dossier 229 B. Tol: indien de Vlaamse regering, ondanks het eerder geuite bezwaar in de Oost-Vlaamse provincieraad, bij het voornemen blijft om een tolheffing in te voeren, dringt de raad aan op een aanwending van de opbrengst voor de financiering van de infrastructuurwerken op Oost-Vlaams grondgebied, noodzakelijk voor de opvang van de mobiliteitsproblemen die kunnen ontstaan door de ontwikkeling van het havengebied op Linkeroever. A. Vlacoro gaat ervan uit dat dit is onderzocht in de plan-MER en /of in de studies die daaraan zijn voorafgegaan. B. Vlacoro wijst erop dat de beslissing over tolheffing en de precieze uitwerking daarvan buiten de inhoud van dit RUP valt. Het voorliggend RUP is een uitvoering van een beleidsbeslissing genomen op 10 juni 2005 waarin de Vlaamse Regering zijn goedkeuring heeft gegeven aan het scenario 1B ‘Masterplan inclusief Oosterweelverbinding gekoppeld aan een hoge tolheffing’. B. 3 Eigen opmerkingen van Vlacoro Vlacoro stelt vast dat in het kader van dit openbaar onderzoek veel bezwaren werden ingediend die niet rechtsreeks betrekking hebben op het RUP, maar wel op het MER, de MKBA, de SIA, tolheffing, enz. Het behoort niet tot de taak, noch tot de mogelijkheden van Vlacoro om deze afzonderlijke rapportages en de bezwaren hierbij te boordelen. Als Commissie voor ruimtelijke ordening kan Vlacoro zich enkel met kennis van zaken uitspreken over bezwaren met een directe of indirecte ruimtelijke impact. Vlacoro adviseert om informele inspraakmogelijkheden bij grote stedenbouwkundige ingrepen in de toekomst vroeger in de procedure van een RUP te laten plaatsvinden. B. 4 B e s lu it Vlacoro geeft gunstig advies over het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Oosterweelverbinding’ mits, - voldaan wordt aan bovenvermelde voorwaarden en opmerkingen. Verleend te Brussel op 14 maart 2006, Lieve Reenaers, vaste secretaris Filiep Loosveldt, voorzitter Bijlage: overzicht bezwaarindieners en adviesinstanties 70
© Copyright 2024 ExpyDoc