Jaarverslag 2013 - (BPF) Medewerkers in het

Jaarverslag 2013
Jaarverslag 2013
Inhoudsopgave
Kerncijfers
4
Bestuursverslag
6
Woord van de voorzitter
7
Personalia
9
1.
Financiële
1.1
1.2
1.2.1
1.2.2
1.3
1.3.1
1.3.2
1.3.3
1.3.4
1.3.5
positie en beleid in 2013
Inleiding
Financiële opzet en positie
Totstandkoming herstelplan
Ontwikkeling herstelplan en korting
Beleid en beleidskeuzes
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
Herverzekeringsbeleid
Beleggingsbeleid
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
2.
Beleggingen
2.1
Algemeen
2.2
Aandelen
2.3
Vastrentende waarden
2.4
Vastgoedbeleggingen
2.5
Overige beleggingen
2.6
Terugblik 2013
2.7
Vooruitblik 2014
2.8
Corporate Governance
2.9
Z-score
18
18
18
18
19
19
19
20
21
22
3.
Pensioenen
3.1
Inleiding
3.2
Pensioenadministratie
3.3
Pensioencommunicatie
3.4
Uitvoeringskosten
3.5
Pensioenregeling
3.5.1
Pensioenregeling 2012
3.6
Ontwikkelingen in 2013 en daarna
23
23
23
23
25
26
26
27
4.
Actuariële paragraaf
31
5.
Besturing en naleving wetgeving
5.1
Algemeen
5.2
Organisatie en uitvoering
5.3
Bestuursaangelegenheden
5.4
Goed pensioenfondsbestuur
5.4.1
Verslag van de visitatiecommissie
5.4.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie
bestuur)
5.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
5.6
Gedragscodes
5.7
Geschillencommissie
5.8
Statutenwijziging
33
33
33
34
34
36
2
11
11
12
13
14
14
14
14
15
15
16
37
40
40
40
40
Jaarverslag 2013
6.
5.9
Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Jaarrekening
40
42
Jaarrekening
6.1
Balans per 31 december 2013
6.2
Staat van baten en lasten
6.3
Kasstroomoverzicht
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
6.4.2
Grondslagen
6.4.2.1
Algemene grondslagen
6.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
6.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
6.4.2.4
Kasstroomoverzicht
6.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
6.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
6.4.5
Verbonden partijen
6.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
6.4.7
Verbonden partijen
43
43
44
45
46
46
46
46
47
49
51
52
68
68
69
73
Overige gegevens
74
7.
74
Bijlagen
Overige gegevens
7.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het
saldo van baten en lasten
7.2
Gebeurtenissen na balansdatum
7.3
Actuariële verklaring
7.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Bijlage 1
Bijlage 2
Recapitulatie deelnemersbestand
Begrippenlijst
3
74
74
76
78
80
80
81
Jaarverslag 2013
Kerncijfers
Bedragen x € 1.000
2013
2012
2011
2010
2009
6.377
13.588
2.348
22.313
6.646
13.879
2.761
23.286
7.409
13.217
2.598
23.224
7.515
13.036
2.289
22.840
8.219
12.160
2.057
22.436
867
834
833
824
823
22.549
15.133
20.989
2.296
23.917
25.624
16.088
23.058
2.180
23.501
27.866
19.323
22.441
2.057
21.773
24.318
17.696
22.310
1.642
20.578
30.148
18.848
25.334
1.475
18.974
Reguliere toeslagverlening
(per 1 januari)
Actieve deelnemers
Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Korting
0,0%
3,2%2
0,0%
2,1%3
0,0%
56.499
793.925
107,1%
1.723
834.651
100,2%
-85.636
806.179
89,4%
-21.512
687.610
96,9%
-42.894
616.464
93,0%
104,3%
111,4%
104,3%
111,3%
104,3%
112,1%
104,3%
112,9%
105,0%
109,0%
2,8%
2,5%
2,7%
3,4%
3,9%
Aantal verzekerden
(per eind van het jaar)
Deelnemers, actief en voortgezet
Gewezen deelnemers
Ingegane pensioenen
Totaal aantal verzekerden1
Aantal aangesloten werkgevers
Pensioenen
Kostendekkende premie
Gedempte premie
Feitelijke premie
Uitvoeringskosten
Uitkeringen
Vermogen en solvabiliteit
Aanwezig eigen vermogen
Voorziening pensioenverplichtingen
Dekkingsgraad in %
Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen
vermogen
Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen
Rentetermijnstructuur (RTS)
1
2
3
Met ingang van 2013 worden deelnemers met prepensioen en arbeidsongeschiktheidsuitkering meegeteld onder de actieve
deelnemers in plaats van onder ingegane pensioenen. Het effect hiervan betreft 76 deelnemers die gezien de voortzetting
in opbouw als actief worden aangemerkt.
Eind 2012 is een evaluatie uitgevoerd, in 2013 komt de korting uit op 3,2%.
Het besluit tot korting is in 2010 genomen en met ingang van 1 januari 2011 doorgevoerd.
4
Jaarverslag 2013
Bedragen x € 1.000
Beleggingen
Netto balanswaarde
Beleggingsopbrengsten
Beleggingsportefeuille
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
Beleggingsrendement in %
Benchmarkrendement portefeuille in %
Jaarlijkse Z-score
Performance toets4
4
2013
2012
2011
2010
2009
848.453
26.335
835.424
118.486
720.132
56.396
662.534
91.437
575.068
46.136
10.559
216.882
569.318
51.833
-139
848.453
11.331
249.651
496.012
61.621
16.807
835.422
12.240
171.807
446.633
74.635
14.817
720.132
11.617
165.357
419.299
47.562
18.699
662.534
9.192
151.314
333.859
70.541
10.162
575.068
3,06%
3,85%
0,59
5,62
16,29%
16,76%
0,82
7,27
8,39%
5,19%
2,14
6,38
15,93%
10,83%
4,94
5,74
8,68%
10,00%
1,23
3,75
De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. Voor de bepaling
van de z-score 2013 wordt verwezen naar paragraaf 2.9.
5
Jaarverslag 2013
Bestuursverslag
6
Jaarverslag 2013
Woord van de voorzitter
Beste belangstellende en belanghebbende bij het fonds,
Het jaar 2013 was het laatste jaar van het korte termijn herstelplan. Dat herstelplan is in 2009 opgestart in
verband met het dekkingstekort dat toen was ontstaan. Het bestuur is blij te kunnen vaststellen dat het
herstelplan heeft gewerkt. Tezamen met andere relevante omstandigheden en acties was de dekkingsgraad per
31 december 2013 107,1%. De minimaal vereiste dekkingsgraad was 104,3%, zodat er gelukkig een ruime
marge was.
Teneinde u een kijkje in de keuken te gunnen, licht ik één van de relevante acties bijgaand toe. Zoals bij
vrijwel alle pensioenfondsen is ook ons fonds heel gevoelig voor rente-ontwikkelingen. Mede aangezien die de
laatste maanden van het jaar nog onvoorspelbaarder waren dan anders én de dekkingsgraad zich positief
ontwikkelde achtte het bestuur het opportuun om het beleggingsbeleid tijdelijk aan te passen. Het bestuur
heeft daarbij voor ogen gehad dat het waarborgen van de pensioenaanspraken van de deelnemers één van de
hoofddoelstellingen van het fonds is.
In samenspraak met onze vermogensbeheerder en beleggingsadviseur zijn maatregelen getroffen om het risico
te verkleinen dat per het einde van het jaar 2013 de pensioenrechten verder zouden moeten worden gekort.
Per 1 april 2013 waren de rechten immers reeds gekort met 3,2%.
Diverse mogelijkheden zijn onderzocht en afgewogen op effectiviteit, complexiteit, kosten,
implementatiemogelijkheden etcetera. Zowel De Nederlandsche Bank als de deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan zijn doorlopend op de hoogte gehouden. Uiteindelijk is het besluit genomen om alleen
de methode te gebruiken van het verlagen van het percentage aandelen en is als resultaat hiervan het
aandelenbelang teruggebracht tot 25% van de totale beleggingsportefeuille. Dat gaf tevens de mogelijkheid
(waar overigens geen gebruik van is gemaakt) om de rente afdekking omlaag te brengen.
Na de jaarwisseling is het aandelenbelang weer teruggebracht op het oude niveau, nadat eerst de actie was
geëvalueerd.
Een voorwoord bij een jaarverslag is te kort om een compleet overzicht te geven van wat er zich in het
verslagjaar heeft voorgedaan, en ook te kort om alle komende ontwikkelingen toe te lichten.
Maar toch, naast hetgeen waarmee ik ben begonnen, kan over het jaar 2013 gezegd worden dat het fonds
thans een systeem heeft opgezet met betrekking tot Integraal Risico Management. Samen met specialisten van
TKP is gekomen tot een zogenaamd IRM-dashboard waarmee op kwartaalbasis alle relevante risico's die het
fonds loopt in kaart worden gebracht. Het bestuur heeft een IRM-commissie ingesteld die in de controle de
leiding heeft en pro-actief risico's benoemt en het dashboard mede onderhoudt.
Het bestuur verwacht met dit systeem alle risico's zoveel als mogelijk te beheersen zodat waar nodig acties
kunnen worden ondernomen.
Voor wat betreft de communicatie van en door het fonds is door middel van een representatieve steekproef een
nulmeting onder de actieve deelnemers uitgevoerd, hetgeen resulteerde in een kleine voldoende. Verder dient
het vertrouwen en pensioenbewustzijn vergroot te worden. Dit signaal is door het bestuur opgepakt.
Ook is een risicobereidheidsonderzoek uitgevoerd, mede in verband met een heroriëntatie op de toekomst.
Gebleken is dat het merendeel van de respondenten zekerheid prefereert boven het lopen van risico's.
Overigens was de respons op het onderzoek helaas gering.
Zoals gezegd heeft het bestuur zich beraden op de toekomst van het fonds. Dat proces is in het najaar van
2012 opgestart. Diverse vragen kwamen aan de orde. Is er nog een bestaansrecht voor dit fonds? Denk
bijvoorbeeld aan de alsmaar krimpende (arbeids)markt in het notariaat.
Hoe voldoet het bestuur aan de toenemende eisen op het gebied van toezicht, governance, controle,
deskundigheid, communicatie en dergelijke? Daarenboven is in augustus 2013 de Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen in werking getreden. Per 1 juli 2014 dienen pensioenfondsen aan diverse voorwaarden te
voldoen.
7
Jaarverslag 2013
De studies en assessments die het bestuur heeft gehouden, hebben ertoe geleid dat in 2013 besprekingen zijn
opgestart met het Notarieel Pensioenfonds om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot één
pensioenfonds voor de totale beroepsgroep. U heeft hierover inmiddels bericht ontvangen.
De Nederlandsche Bank staat positief tegenover een mogelijk samengaan. De deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan zijn ook van dit proces steeds op de hoogte gehouden en zij hebben zich laten bijstaan
door een externe deskundige. Men ziet vooralsnog geen beletselen om door te gaan. Dit jaar wordt, zeker wat
dit onderwerp betreft, zeer spannend en uitdagend.
Tenslotte vermeld ik dat in 2013 een externe visitatie is uitgevoerd. Dat heeft geresulteerd in een kritisch
rapport. U leest daarover in dit jaarverslag. Vanaf 2014 (meer precies vanaf 1 juli) worden de taken van de
driejaarlijkse visitatiecommissie overgenomen door een permanente raad van toezicht, waarin drie
onafhankelijke en deskundige personen zitting hebben. Zij zullen ook het eventueel samengaan met het
Notarieel Pensioenfonds moeten goedkeuren.
Ik sluit af met het uitspreken van de wens dat dit jaarverslag u de informatie geeft die u zoekt.
Vanzelfsprekend kunt u te allen tijde contact opnemen met de pensioendesk (telefoonnummer 050-5829858 of
e-mail: [email protected]) indien u nog vragen heeft of een nadere toelichting
verlangt.
Den Haag, 27 mei 2014
Mr. A.J.A. Marks
werkgeversvoorzitter
8
Jaarverslag 2013
Personalia
Benoemd namens de werkgevers:
Naam
Functie in
bestuur
Bestuurslid
vanaf
Bestuurslid
tot
Functie
Mr. M.A. van
Gaalen
Mw. mr. K.A.J. van
Geest
Mr. J.P. Loof
Bestuurslid
01-09-2010
01-09-2016
Notaris te Aalsmeer
Plv.
Bestuurslid
Secretaris
01-01-1989
01-01-2020
Bestuurssecretaris KNB
01-01-1994
01-01-2018
Notaris te Terneuzen
Mr. A.J.A. Marks
Voorzitter
01-01-2000
01-01-2017
Notaris te Oirschot
Benoemd namens de deelnemers en pensioengerechtigden:
Naam
Functie in
Bestuurslid
Bestuurslid
bestuur
vanaf
tot
A.B.M. Baakman
Voorzitter
01-01-1996
01-01-2020
L. Bosselaar
Plv.
Bestuurslid
01-11-2011
01-11-2017
A. Hoekstra
Secretaris
01-01-1986
01-01-2015
M.J. van der Werf
Bestuurslid
01-01-1993
01-07-2016
Functie/in dienst
van
Gepensioneerd
Secretaris BMN /
Notarisklerk te
Kampen
Bestuurslid BMN /
Gepensioneerd
Voorzitter BMN /
Gepensioneerd
In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de
oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris.
Administratiecommissie
A.B.M. Baakman
L. Bosselaar
Mw. mr. K.A.J. van Geest
A. Hoekstra (voorzitter)
Beleggingscommissie
Mr. M.A. van Gaalen
Mr. J.P. Loof (voorzitter)
Mr. A.J.A. Marks
M.J. van der Werf
Commissie integraal risicomanagement
L. Bosselaar
Mr. M.A. van Gaalen (voorzitter)
Jaarwerkcommissie
A.B.M. Baakman (voorzitter)
A. Hoekstra
Mr. M.A. van Gaalen
Verantwoordingsorgaan
Mr. P.I.J.M. de Lepper (voorzitter), namens de werkgevers
9
Jaarverslag 2013
M.S.P. Botman5 en mw. H.W.E. van der Weele, namens de werknemers
J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden
Deelnemersraad
M.S.P. Botman en mw. H.W.E. van der Weele, namens de werknemers
J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden
Visitatiecommissie
Prof. dr. J. Koelewijn (voorzitter)
Drs. J.H.H. Tuijp AAG
Mw. drs. E.H. Janssen MPLA
Certificeerders
PricewaterhouseCoopers accountants, externe accountant
Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris
Compliance officer
Mr. J.P. van der Stap
Organogram van de situatie ultimo 2013
5
Per 1 juli 2013 is de heer M.S.P. Botman benoemd als opvolger van de heer H. Sieders in de deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan.
10
Jaarverslag 2013
1.
1.1
Financiële positie en beleid in 2013
Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen
om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit
zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen
ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het
pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen).
De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het
pensioenfonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De
dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van de marktrente, de ontwikkeling
van het beleggingsresultaat of demografische ontwikkelingen. In paragraaf 1.2 zal het verloop van de
dekkingsgraad over 2013 nader toegelicht worden. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat zal in
paragraaf 2.6 worden toegelicht.
Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van
de jaarrekening worden behandeld.
De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale
pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het
pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het zo veel mogelijk waardevast houden
van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid (inclusief het
toeslagenbeleid) is er op gericht om deze doelstelling te realiseren. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het
gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds
te beheersen. In paragraaf 1.3 wordt hier uitgebreid op ingegaan.
11
Jaarverslag 2013
1.2
Financiële opzet en positie
De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de
verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te
weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het
pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds.
De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2013 107,1%.
Ontwikkeling dekkingsgraad
Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld.
Dekkingsgraad 1 januari
Effect premies
Effect uitkeringen
Effect overrendement
Effect rentetermijnstructuur voorziening
pensioenverplichtingen
Overige effecten
Dekkingsgraad 31 december (voor
korting)
Effect korting
Dekkingsgraad 31 december (na
korting)
2013
100,2%
-0,1%
0,0%
2,8%
3,4%
2012
89,4%
0,0%
-0,3%
12,4%
-5,1%
0,8%
0,7%
107,1%
97,1%
0,0%
3,1%
107,1%
100,2%
In 2013 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,351%, wat
overeenkomt met een bedrag van € 2.900K. De stijging van de rente heeft een stijgend effect op de
dekkingsgraad gehad van 3,4%.
Bij het vaststellen van de technische voorzieningen is gebruik gemaakt van de Prognosetafel 2012-2062 van
het AG in combinatie met de fondsspecifieke Towers Watson-ervaringssterfte 2012.
Het fonds heeft in 2012 aangekondigd om per 1 april 2013 een korting van 3,2% door te voeren. Deze korting
is reeds meegenomen in de dekkingsgraad ultimo 2012 en had destijds een stijgend effect op de
dekkingsgraad van 2,8%. Voor het komende jaar heeft het fonds op grond van de financiële positie per 31
december 2013 niet opnieuw een korting hoeven aankondigen.
In totaal zijn de technische voorzieningen afgenomen met 39.352. Daarnaast is het vermogen in het
verslagjaar met 13.168 gestegen. Het pensioenfonds heeft een positief resultaat behaald van 54.776. Hierdoor
is het eigen vermogen gestegen tot 56.499.
De dekkingsgraad per 31 december 2013 komt door deze oorzaken per saldo 6,9%-punt hoger uit.
Ultimo 2013 bedraagt de RTS circa 2,8% (2012: 2,5%). De dekkingsgraad ultimo jaar (zoals deze in de
jaarrekening is gerapporteerd) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
2013
Dekkingsgraad ultimo
107,1%
2012
100,2%
2011
2010
2009
89,4%
96,9%
93,0%
De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de
Pensioenwet bedraagt 104,3% (2012: 104,3%). De dekkingsgraad die voortvloeit uit de bepaling van het
vereist eigen vermogen (VEV) bedraagt 111,4% (2012: 111,3%). Ultimo 2012 was er sprake van een
12
Jaarverslag 2013
dekkingstekort en een reservetekort, ultimo 2013 was er alleen nog sprake van een reservetekort. Het in 2009
ingegane korte termijn- en lange termijnherstelplan is nog altijd van toepassing.
1.2.1
Totstandkoming herstelplan
In 2009 heeft het pensioenfonds een korte termijn herstelplan ingediend bij DNB omdat de dekkingsraad in
2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 is de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het
bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen.
Beschrijving van het korte termijn herstelplan op hoofdlijnen
Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank.
In augustus 2009 heeft het pensioenfonds een aangescherpte versie ingediend. Het pensioenfonds heeft
gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Het
kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen:




Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de
pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de
pensioengrondslag is gebracht.
Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd.
Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100%
naar 50% van de prijsindex.
In de versie van augustus 2009 is hieraan toegevoegd: Een voorgenomen korting van 6,8% per 1 januari
2012 op alle pensioenaanspraken.
Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te
brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve
rentespiraal had aldus in de situatie van het pensioenfonds ook geen effect meer op de hoogte van de
dekkingsgraad.
Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames - voldoende
herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken.
Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven.
Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering
van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of
negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds
zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013
Premie
De premie is kostendekkend
Sturings
Toeslagen
Geen toeslagverlening tot 2018
middelen
Beleggingen
Aanpassing van de rentecurve vanaf
Rentetermijnstructuur
2014 met toestemming van DNB
(forward rates)
Overige
Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december
2023
6
Het minimum vereist eigen vermogen is later vastgesteld op 104,3%.
13
Effect op dekkingsgraad
Korte
Lange
termijn
termijn
88,0%
105,0%
1,1%
-8,9%
0,0%
-4,5%
9,7%
13,1%
0,6%
6,3%
5,6%
4,2%
6
115,2%
105,0%
Jaarverslag 2013
In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad 1 januari
Effect premies
Effect uitkeringen
Effect toeslagverlening
Effect overrendement
Effect rentetermijnstructuur voorziening
pensioenverplichtingen
Overige effecten
Dekkingsgraad 31 december
1.2.2
Verwacht 2013
97,0%
0,2%
-0,1%
3,2%
3,8%
Werkelijk 2013
100,2%
-0,1%
0,0%
0,0%
2,8%
0,0%
3,4%
0,2%
104,3%
0,8%
107,1%
Ontwikkeling herstelplan en korting
Eerste korting van 2,1% per 1 januari 2011
In het herstelplan worden de maatregelen uiteengezet die het pensioenfonds neemt om uit herstel te komen.
Op 23 november 2010 heeft het bestuur definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% op 1
januari 2011 te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat.
Wel is de verlaging een jaar eerder ingegaan.
Tweede kortingsbesluit 3,2% per 1 april 2013
Jaarlijks voert het pensioenfonds een evaluatie uit van het herstelplan. Ondanks de eerdere korting bleef het
pensioenfonds achterlopen op het herstelpad. Op basis van de cijfers ultimo 2012 is wederom een evaluatie
uitgevoerd, die heeft geresulteerd in een korting van 3,2% per 1 april 2013. Deze korting is met ingang 31
december 2012 reeds verwerkt in de voorziening pensioenverplichting.
1.3
Beleid en beleidskeuzes
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn:

het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement
vastgelegde bepalingen;

het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van
dekkings- en reservetekort;

het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren.
In de komende paragrafen wordt het in 2013 gevoerde beleid in samenhang met de pensioenregeling
beschreven.
1.3.1
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt
voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt sedert 1 januari
2012 maximaal 25% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het
is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze
voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie
betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Sinds 1 januari 2010 zijn gezien de financiële positie geen toeslagen verleend.
1.3.2
Financieringsbeleid
De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premie-inkomsten.
Het pensioenfonds hanteert – conform de gemaakte afspraken - een doorsneepremie.
De jaarpremie in 2013 voor de pensioenregeling bedroeg 22% van de pensioengrondslag van het
ouderdomspensioen. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, die
op basis van wetgeving onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer wordt vastgesteld. De
14
Jaarverslag 2013
herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen,
dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer.
Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen
bestaan:
de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling;
de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen;
de premie om de uitvoeringskosten te financieren;
de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de
geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing.
Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte
premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit
dezelfde componenten als de kostendekkende premie.
De gedempte kostendekkende premie voor 2013 bedraagt € 15,1 miljoen (2012: € 16,1 miljoen). De feitelijke
premie voor het jaar 2013 bedraagt € 21 miljoen[TB1] (2012: € 23,1 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de
eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
Hantering gesplitste premie
In 2012 is de doorsneepremie verhoogd naar 22% en is in de pensioenregeling opgenomen dat de jaarlijkse
opbouw verlaagd kan worden als de premiedekkingsgraad te laag is, de zogeheten gesplitste premiesystematiek.
Hiermee wordt gewaarborgd dat de premie bijdraagt aan herstel. Bij de evaluatie van het herstelplan is besloten
dat de opbouw in 2013 1,1915% bedraagt. Dit percentage is tot stand gekomen door het formeel volgens de abtn
bepaalde opbouwpercentage van 2,0% te corrigeren voor de samenloop met de pensioenkorting van 3,2%.
1.3.3
Herverzekeringsbeleid
Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract in 2010 verlengd voor een periode van vijf jaar. Aegon
beheert vanaf februari 2012 volledig het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico.
Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op
basis van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt
eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder
bedraagt dan - 8,5% van de geboekte bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor
rekening van de verzekeraar.
1.3.4
Beleggingsbeleid
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een
aanvaardbaar risico.
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de
toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de
zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van
veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s.
In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo
hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening
houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een
hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige
afweging van risico en rendement voorop. Het fonds hanteert een passieve beleggingsstijl. Het bestuur heeft
de overtuiging dat de extra risico’s en kosten van actief beheer, niet opwegen tegen de positieve kans op extra
rendementen.
De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere
termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen
nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere
beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de
beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden
voor.
15
Jaarverslag 2013
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt
dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De
portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich
binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Maandelijkse monitoring en bijsturing zorgen
ervoor dat deze grenzen niet overschreden worden.
Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de
verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand
van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en
in de risicoperceptie van het bestuur. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het
bestuur gekozen beleggingsmix voldoet. Ook volgde uit deze studie dat de huidige mate van renteafdekking
(70%) volstaat. Wel volgde uit de studie dat de feitelijke premie in veel scenario’s lager uitvalt dan de
kostendekkende premie. Deze bevinding heeft bijgedragen aan de besluitvorming omtrent de nieuwe
pensioenregeling en doorsneepremie vanaf 2012.
Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld.
Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2013
Beleggingscategorieën
Beleggingscategorieën
Minimum
Strategisch
Maximum
%
%
%
56,50
20,00
66,50
30,00
76,50
40,00
Feitelijke
allocatie
% per
31-122012
66,75
29,87
Grondstoffen
0,00
2,00
5,00
2,01
Vastgoed
0,00
1,50
5,00
1,36
-5,00
0,00
5,00
0,01
Vastrentende waarden
Aandelen
Liquide middelen
Totale portefeuille
1.3.5
100,00
Benchmark
*
MSCI All
country
World Net
Index (USD,
GBP, JPY,
hedged to
€) cst
S&P GSCI
Index ER
(hedged) €
overnight
TKP
Pensioen
Real Estate
Top Funds
1-maands
euribor
100,00
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
Risicomanagement staat nadrukkelijk op de agenda van het pensioenfonds om een actueel en volledig beeld te
kunnen verschaffen van alle relevante risico’s, zodat eventuele noodzakelijke beheersmaatregelen kunnen
worden genomen. Daarbij gaat het niet alleen om financiële risico’s, maar evenzeer om niet-financiële risico’s,
zoals operationele en uitbestedingsrisico’s.
Ook De Nederlandsche Bank heeft het toezicht op het beheersen van de risico’s door pensioenfondsen
aangescherpt, mede naar aanleiding van de conclusies uit het rapport van de commissie Frijns in 2010.
Het beleid van het bestuur van het pensioenfonds is gericht op beheersing van de thans geïdentificeerde
risico’s en speelt in op de complexiteit van de risico’s, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de
toenemende eisen van de toezichthouders.
16
Jaarverslag 2013
Het bestuur heeft besloten om het integraal risico management (IRM) het jaar rond te agenderen en ieder
kwartaal een riscodashboard vast te stellen en te behandelen. Op deze wijze zullen gedurende het gehele jaar
tijdens de bestuursvergaderingen alle facetten van het IRM worden doorgenomen waarna direct eventuele
noodzakelijk maatregelen door het bestuur kunnen worden genomen. Op deze wijze is sprake van een
constante risicoanalyse door het bestuur.
17
Jaarverslag 2013
2.
Beleggingen
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het
strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid,
de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de
vermogensbeheerders.
De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid
richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie de contacten met de externe vermogensbeheerders.
Het bestuur heeft Aegon Asset Management aangesteld als de externe vermogensbeheerder om binnen de
gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren.
De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de geformuleerde randvoorwaarden. De
vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de
beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie.
2.1
Algemeen
Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een Asset Liability Management (ALM) studie en continuïteitsanalyses. Op
basis hiervan is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele
combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening.
Er wordt in drie verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te
optimaliseren:
- vastrentende waarden;
- aandelen;
- vastgoed.
De beleggingspositie in grondstoffen, die in 2013 tot één van de beleggingscategorieën behoorde, is in 2013
volledig afgebouwd
De performance over 2013 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande
tabel weergegeven, de genoemde percentages zijn exclusief in rekening gebrachte kosten.
2013
Gerealiseerd
%
Benchmark %
Aandelen
22,91
22,13
Vastrentende waarde
-4,56
-3,75
Vastgoed
-4,45
-4,45
Overig
-0,79
-1,62
Totaal
3,06
3,85
2.2
Aandelen
Geheel 2013 is het aandelenbeheer uitgevoerd door Aegon. Het beleggingsbeleid van de
aandelenportefeuille is passief met een brede spreiding over internationale markten. Binnen de
aandelenportefeuille wordt uitsluitend belegd in het AEGON World Equity Ind Fund.
2.3
Vastrentende waarden
Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van Aegon, waaronder
staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen, particuliere
hypotheken en “Long Duration Overlay” (LDO). Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van
de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de
18
Jaarverslag 2013
rentegevoeligheid van de verplichtingen. Afgelopen jaar gold een verhouding van 70% voor het afdekken van
het renterisico. Per 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan.
2.4
Vastgoedbeleggingen
Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Top Funds dat belegt in aandelen van
vastgoedbedrijven en is wereldwijd gespreid.
2.5
Overige beleggingen
De belegging in grondstoffen geschiedde afgelopen jaar in het AEGON Global Commodity Fund. Dit fonds
betreft een (passieve) belegging in grondstofderivaten waarbij de Goldman Sachs Commodity Index gevolgd
werd. Gedurende 2013 is de gehele positie in dit fonds, conform de wens van het bestuur, afgebouwd naar nul,
waardoor er ultimo 2013 voor het pensioenfonds niet belegd wordt in grondstoffen.
2.6
Terugblik 2013
2013 begon met een aantal dreigende en vergaande bezuinigingsmaatregelen in de Verenigde Staten. Het was
de vraag of deze bezuinigingen een grote negatieve impact zouden hebben op de Amerikaanse economie.
Uiteindelijk bleek dit mee te vallen. Ondanks bezuinigingen en belastingverhogingen wist de economie een
mooie groei neer te zetten. Dit heeft ertoe geleid dat de Fed in december uiteindelijk besloot tot het temperen
van de monetaire verruiming. De werkgelegenheid nam toe, de werkloosheid daalde. Om de effecten te
beperken heeft de Fed tegelijkertijd aangegeven de rente langdurig op een laag niveau te houden. Halverwege
het jaar had de Amerikaanse centrale bank al aangekondigd dat het overwoog om de monetaire verruiming te
gaan afbouwen. De reactie van financiële markten hierop was heftig. Na een toelichting vanuit de centrale bank
kalmeerden de markten.
De Europese schuldencrisis verbeterde gedurende het jaar. Europa maakte langzaam vorderingen naar verdere
integratie. Ook verbeterden de economische data. De krimp in verschillende landen sloeg om naar een lichte
groei en de werkloosheid stabiliseerde. De Europese economie komt langzaam uit de recessie, al zal de groei
voorlopig nog zeer beperkt blijven en de werkloosheid hoog. De hervormingsprogramma’s in de Zuid-Europese
landen beginnen hun vruchten af te werpen.
In Japan had de nieuwe Japanse premier, Shinzo Abe, eind 2012 aangekondigd dat hij een einde wilde maken
aan de deflatie. De Japanse centrale bank ging akkoord en besloot daarom om onbeperkt obligaties op te
kopen. Dit gaf de Japanse markt in 2013 lucht.
In de tweede helft van 2013 heeft het bestuur vooruitlopend op de expiratie van het kortetermijn herstelplan
besloten tot kortingsmitigerende maatregelen. De beleggingscommissie is mandaat verleend om tijdelijk
wijzigingen in het strategisch beleggingsbeleid aan te brengen met als doel de kans op een aanvullende
kortingsmaatregel ultimo 2013 te beperken. In oktober 2013 is een deel van de aandelenbeleggingen (ter
waarde van € 70 mln.) liquide gemaakt om het beleggingsrisico te verkleinen. Aanvullende maatregelen zijn
niet noodzakelijk gebleken. Begin januari 2014 is het oorspronkelijke strategische beleggingsmandaat weer
ingenomen.
In het afgelopen jaar lag het rendement op de portefeuille, exclusief de renteafdekking via het Long Duration
Overlay (LDO), op 7,06% (benchmark 6,42%). De grootste bijdrage hieraan werd geleverd door aandelen met
een rendement van 22,91% (benchmark 22,13%). De vastrentende waarden rendeerden zonder LDO 0,82%
(benchmark -0,47%). De performance inclusief renteafdekking lag op 3,06%.
De performance van verschillende onderdelen binnen de vastrentende portefeuille was zeer verschillend. Zo lag
het rendement op High Yield obligaties op 9,41%. Het rendement van obligaties in opkomende markten
(Emerging Market Debt) lag daarentegen op -6,11%. Bedrijfsobligaties (Credits) behaalden een rendement van
3,18% en staatsleningen -1,57%. Hypotheken rendeerden een bescheiden 1,36%.
19
Jaarverslag 2013
Ten opzichte van de benchmarks van de verschillende categorieën was de performance, met uitzondering van
het rendement op EMD, van alle fondsen positief of rond de benchmark. Het Tactical Interest Rate Overlay
(TIRO) boekte absoluut en relatief gezien een zeer goede performance (rendement van 11,36%; benchmark
0,65%).
2.7
Vooruitblik 2014
Hieronder worden kort de te verwachten economische ontwikkelingen geschetst voor de komende periode. De
hervormingen binnen Europa beginnen hun vruchten af te werpen. De kans dat de eurozone uiteenvalt, is
afgenomen en de schuldencrisis in Europa verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond. De Europese centrale
bank en de steunfondsen zorgen voor een zekere mate van veiligheid. Ook is de langzame, maar gestage
vooruitgang naar meer economische integratie positief. Door de hoge werkloosheid stijgen lonen niet snel.
Daarnaast zorgen een structureel lagere kredietgroei en een langdurig traject van het afbouwen van
overcapaciteit in bedrijven voor lage inflatie in Europa. De verwachting is dan ook dat de Europese centrale
bank de rente langer laag houdt. Ook in de Verenigde Staten vordert het economisch herstel gestaag en zorgen
de dalende werkloosheid en stabiliserende huizenmarkt voor een toenemend vertrouwen. Investeringen en
consumentenuitgaven groeiden al sterk, daarom verwachten we geen groeispurt.
De vooruitzichten ten aanzien van aandelen zijn komend jaar positief, maar verschillen per regio. Voor
rendementen op Europese aandelen en aandelen uit opkomende landen zijn de verwachtingen hoger dan voor
Amerikaanse aandelen. Dit komt voort uit het feit dat de bedrijfswinsten in de Verenigde Staten in de
afgelopen periode flink omhoog zijn gegaan terwijl de bedrijfswinsten in Europa door de eurocrisis sterk zijn
afgenomen.
Met name de rendementen op vastrentende waarden zijn laag. Dit komt omdat de verwachting is dat de rente
langzaam zal oplopen door het economisch herstel. Het resultaat is dat veel
vastrentende beleggingen slechts een minimaal positief rendement zullen laten zien. Binnen vastrentende
waarden wordt positief gedacht over ABS (Asset Backed Securities) en hypotheken.
Op wat langere termijn nemen door de aantrekkende economie de kansen op een wat oplopende inflatie en
stijgende rentes toe.
Beleggingsmandaat 2014
Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2014
Beleggingscategorieën
Beleggingscategorieën
Minimum
Strategisch
Maximum
%
%
%
Vastrentende waarden
Aandelen
Vastgoed
Liquide middelen
Feitelijke
allocatie
% per 3112-2013
58,70
20,00
68,70
30,00
78,70
40,00
73,12
25,53
0,00
1,30
5,00
1,24
-5,00
0,00
5,00
0,01
Benchmark
*
MSCI All
country
World Net
Index (USD,
GBP, JPY,
hedged to €)
cst
TKP Pensioen
Real Estate
Top Funds
1-maands
euribor
Totale portefeuille
100,00
100,00
* Deze beleggingscategorie bestaat uit meerdere onderliggende fondsen met ieder een eigen benchmark, daarom kunnen wij
voor deze categorie géén benchmark noemen. In onderstaande tabel staan de benchmarks. De genoemde strategische
wegingen gelden per 1 januari 2014. Deze strategische wegingen zijn anders dan in 2013. Om die reden is de feitelijke
allocatie in de portefeuille per 31 december 2013 al aangesloten op de gewijzigde strategische wegingen voor 2014.
20
Jaarverslag 2013
Beleggingsmandaat Vastrentende waarden Notariaat 01-01-2014
Fixed Income
Beleggingscategorieën
Minimum %
Minimum
Strategisch
%
%
Core Eurozone (IDX)
AEGON Core
35,70
41,50
Eurozone
Government
Bond Index
Fund
European Credits
Maximum
%
50,00
AEGON
European
Credit Fund
10,00
22,50
30,00
High Yield
AEGON Global
High Yield Fund
(EUR)
0,00
4,50
8,00
Long Duration Overlay
AEGON Long
Duration
Overlay
AEGON Tactical
Interest Rate
Overlay
2,80
7,00
14,00
0,00
2,00
4,00
Emerging Market Debt
AEGON
Emerging
Market Debt
Fund (EUR)
0,00
4,50
8,00
Hypotheken
AEGON
Hypothekenfonds
10,00
18,00
20,00
Tactical Interest Rate
Overlay
Totale portefeuille
2.8
Benchmark
Merrill Lynch
Core
Eurozone
Government
Bond Index
(cst)
Barclays
Capital Euro
Corp Bond
Index
70%Barclays
Capital
USHV
(EUR,cst)30%Barclays
Capital
HYEUR(cst)
Merril Lynch
European
Union
Government
Bond Index
JP Morgan
Emerging
Markets
Bond Index
Global
Diversified
(hedged)
JP Morgan
Government
Bond Index
Traded
Netherland
100,00
Corporate Governance
Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft die zich ook
uitstrekt op het gebied van beleggingen. Maar het pensioenfondsbestuur streeft primair naar een zo hoog
mogelijk beleggingsrendement om de pensioenbelangen van de betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen.
Daarbij wil het bestuur waar mogelijk duurzaamheid mede in ogenschouw nemen. Hierin past het streven om
niet te beleggen in diensten, producten, productiewijzen, enzovoort, die een bedreiging vormen voor die
duurzaamheid.
Onderstaand is aangegeven hoe de beide vermogensbeheerders van het pensioenfonds omgaan met het
fenomeen maatschappelijk verantwoord beleggen.
Aegon, als vermogensbeheerder van de vastrentende- en vastgoedportefeuille van het pensioenfonds, sluit met
haar beleggingsbeleid aan bij de “Code of Conduct” die Aegon wereldwijd voert. De in deze code vastgelegde
standaarden gelden voor de bedrijven waarin Aegon belegt. Beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten
21
Jaarverslag 2013
actieve beleggingen uit in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige
milieuverontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan.
Wanneer het bestuur op dit gebied keuzes maakt, zullen die ook uitvoerbaar moeten zijn voor de beheerders.
Wanneer dit niet het geval zou blijken te zijn, zal dus ook de relatie met de vermogensbeheerder als zodanig
moeten worden geëvalueerd. Van belang hierin is vanzelfsprekend de visie van deelnemersraad en
verantwoordingsorgaan.
Bij dit onderwerp past de kanttekening dat de verschillende “Social Responsible Indices” verschillende
maatstaven hanteren in hun definitievorming inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. En ook
wetenschappers op dit gebied lijken nauwelijks in staat exact te formuleren hoe in hun ogen de grenzen van
toelaatbare gradaties getrokken kunnen worden.
Gezien het feit dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp
van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij o.a.
gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Pensioenfederatie voor de
gehele sector uitvoert.
2.9
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven
verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen.
De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen
normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks
volgens wettelijke regels vastgesteld (de z-score). De gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar bepaalt
de score voor de zogenoemde “performancetoets”.
In 2007 is het Vrijstellingsbesluit aangepast. Een van de aanpassingen is dat voortaan bij de performancetoets
1,28 moet worden opgeteld, zodat een pensioenfonds geen onvoldoende meer haalt bij de score van –1,28. Als
de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever vrijstelling van de
verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling
treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds.
De z-score en performancetoets van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt (ook de cijfers
over de jaren vóór 2007 zijn opgesteld op basis van de nieuwe methodiek):
Z-score (1-jaars)
Performance toets (5-jaars)
2013
0,59
5,62
2012
0,82
7,27
2011*
2,14
6,38
2010
4,94
5,74
2009
1,23
3,75
* De vergelijkende cijfers met betrekking tot de z-score en performancetoets over 2011 zijn aangepast ten opzichte van het
jaarverslag van 2011, omdat na vaststelling van het jaarverslag deze cijfers zijn gecorrigeerd en opnieuw zijn ingediend bij
DNB.
De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 5,62, met inachtneming van het
aangepaste Vrijstellingsbesluit. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0, zodat
geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds voor deze toets ruimschoots boven de kritieke grens zit.
De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. De
bepaling van het benchmarkrendement heeft plaatsgevonden op basis van het strategische beleggingsbeleid,
rekening houdend met het feitelijke gevoerde renteafdekkingsbeleid en het reguliere rebalancingbeleid.
22
Jaarverslag 2013
3.
Pensioenen
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en
-administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de
pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving
op pensioengebied.
3.2
Pensioenadministratie
Portaal
Voor de werkgevers en gemachtigde administratiekantoren is een werkgeversportaal aanwezig. Op het
werkgeversportaal kunnen salarisgegevens worden aangeleverd, in-en uitdienstmeldingen worden doorgeven,
aangeleverde gegevens geraadpleegd, contactgegevens worden onderhouden en notaspecificaties worden
ingezien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld.
Gegevensaanlevering
Elke wijziging in de gegevens van werknemers , kunnen via het portaal worden doorgegeven. In 2013 zijn er
geen problemen geweest met de gegevensaanlevering. Aangeleverde gegevens zijn door pensioenuitvoerder
TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie.
Nota’s
Elke maand worden de premienota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. Deze nota’s
worden maandelijks achteraf verstuurd. De specificatie van de nota’s zijn door de werkgevers te raadplegen via
het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verstuurd
naar de werkgevers.
Assurance rapport
Ieder jaar worden de Assurance rapporten opgevraagd bij alle aangesloten werkgevers. Het doel van het
Assurance rapport is te controleren of de gegevens bij pensioenuitvoerder TKP overeenkomen met de gegevens
van de werkgever. Het Assurance rapport wordt opgesteld door een accountant. Rapporten kunnen met of
zonder bevindingen terug gestuurd worden. De rapporten moeten uiterlijk vóór 1 mei binnen zijn, anders wordt
een boete opgelegd.
Begin[TB2] 2014 is het proces gestart over 2013. 791 werkgevers is gevraagd een Assurance rapport op te
sturen. Hiervan is 98% voor 1 mei 2014 aangeleverd; 14 werkgevers komen in aanmerking voor de boete,
maar dit moet nog worden besproken met de administratiecommissie. Bij 153 Assurance rapporten heeft de
controlerende accountant van de werkgever een afwijking geconstateerd ten opzichte van de administratie, dit
proces is echter nog niet geheel afgerond.
3.3
Pensioencommunicatie
Net als voorgaande jaren stonden de pensioenfondsen in 2013 volop in de belangstelling. De Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat moest in 2013 een korting van 3,2% toepassen
op de opgebouwde pensioenen van alle deelnemers. Daarnaast werd de pensioenopbouw verlaagd naar
1,915%. Deze pijnlijke korting en de verlaging van de pensioenopbouw hadden hun effect op het imago van
het fonds.
Essentieel in slechte tijden is duidelijk en op het juiste moment communiceren met de verschillende
doelgroepen. Met goede communicatie kan het pensioenfonds de juiste verwachtingen scheppen, mensen
bewuster maken van hun pensioen en een bijdrage leveren aan de beeldvorming over pensioenen in het
algemeen en die van het pensioenfonds in het bijzonder. Tegelijkertijd kan gezegd worden dat de
communicatie van het pensioenfonds niet de meeste invloed heeft op wat mensen weten van pensioenen en
23
Jaarverslag 2013
hoe ze denken over pensioenen. Met name de media spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening en
beeldvorming.
Desondanks blijft de communicatie van het pensioenfonds belangrijk. Daarom stelt het pensioenfonds ieder
jaar een communicatieplan vast waarin de communicatiedoelstellingen en de in te zetten
communicatiemiddelen worden vermeld.
Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen:

deelnemers;

gewezen deelnemers (slapers);

gewezen partners van de deelnemers (bij scheiding);

pensioengerechtigden (mensen die een arbeidsongeschiktheid-, ouderdoms-, partner- of wezenpensioen
ontvangen);

werkgevers.
Nulmeting communicatie pensioenfonds
Eind 2012 is tijdens een nulmeting het imago van het pensioenfonds en het pensioenbewustzijn onder
deelnemers onderzocht. Ook is de deelnemers gevraagd om de communicatie vanuit het pensioenfonds te
beoordelen. Het algemene oordeel over het fonds werd door de deelnemers gewaardeerd met een 5,9. De
communicatie van het pensioenfonds werd gewaardeerd met een 6,4. De uitkomsten zijn in de
administratiecommissie en het bestuur verder besproken in 2013. Hieruit is het advies gekomen om een
aanpassing te doen in de samenstelling van de nieuwsbrieven. De nieuwsbrieven van deelnemers en
gepensioneerden zijn samengevoegd en hebben een vernieuwd uiterlijk gekregen. Belangrijkste aanpassing is
het opnemen van het verkort jaarverslag in de nieuwsbrief.
In het communicatie jaarplan voor 2014 is het cijfer 6,4 als uitgangspunt gebruikt voor het formuleren van de
communicatiedoelstellingen.
Website pensioenfonds
In het eerste kwartaal van 2013 is besloten een korting van 3,2% toe te passen. Daarnaast is besloten om de
opbouw in 2013 te verlagen naar 1,915%. Beide besluiten zijn op de website gecommuniceerd.
De content van de website is in 2013 met regelmaat ververst. Ook werd de dekkingsgraad iedere maand
gepubliceerd.
In 2013 werd op de website tweemaal een poll geplaatst. Bezoekers van de site kunnen via de poll reageren op
een stelling over pensioen. De poll heeft als doel de website interactiever te maken.
Brief kortingsbesluit en verlaging pensioenopbouw
In februari 2013 hebben alle betrokkenen een brief ontvangen over de korting en de verlaging van de
pensioenopbouw. De strekking van de brief was dat het fonds genoodzaakt was dit besluit te nemen, maar dat
het fonds de korting zo laag mogelijk heeft gehouden en zo eerlijk mogelijk over alle deelnemers heeft
verdeeld.
In het eerste kwartaal steeg het aantal telefonische vragen. Deze stijging had te maken met de berichtgeving
over de korting.
In juli 2013 hebben ook alle slapers per brief een overzicht ontvangen waarin de gevolgen van de korting van
3,2% per 1 april 2013 zichtbaar zijn gemaakt voor hun eigen pensioen. Alle actieve deelnemers zijn door
middel van het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) geïnformeerd.
Digitale nieuwsbrief voor werkgevers
In april 2013 is voor de tweede keer een digitale nieuwsbrief verstuurd naar de werkgevers. De nieuwsbrief
voor werkgevers heeft circa 300 abonnees waarvan circa 53% de nieuwsbrief heeft gelezen.
24
Jaarverslag 2013
Reguliere communicatie deelnemers en gepensioneerden
Ieder jaar verstuurt het pensioenfonds de volgende verplichte communicatiemiddelen:

Uniform Pensioenoverzicht
In het pensioenoverzicht staat o.a.:
o
opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari;
o
A-factor en
o
Het effect van de verlaging van de opbouw.
Het UPO is voor deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website.

Overzicht partnerpensioen
De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen
ontvangen.
Onderzoek naar risicobereidheid
In juni 2013 hebben alle deelnemers en gepensioneerden een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan
een onderzoek naar de risicobereidheid. Het betrof een online onderzoek met circa 30 vragen dat werd
uitgevoerd door Intomart GfK. De respons was enigszins teleurstellend. De deelnemers zijn behoorlijk risicoavers en hebben een relatief laag beeld van het eigen pensioenfonds.
Pensioenkranten: Mijn pensioen
In april 2013 zijn er twee pensioenkranten verstuurd. Eén uitgave voor actieve deelnemers (oplage 6.319
exemplaren) en één uitgave voor gepensioneerden (oplage 2.618 exemplaren). In november 2013 is besloten
om de beide pensioenkranten samen te voegen.
Verkort jaarverslag 2012
Na vaststelling van het jaarverslag is het verkort jaarverslag, gecombineerd met de pensioenkrant, verstuurd
naar actieve deelnemers en gepensioneerden.
3.4
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële
Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen
uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere
uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer
2012’).
In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen
gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders.
De Pensioenfederatie maakt onderscheid tussen een aantal kostensoorten:
Algemene kosten
De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of
het vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en
toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en
vermogensbeheerkosten.
Kosten van pensioen- en vermogensbeheer
Dit betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening door TKP.
1.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van
TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen,
bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De
pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers
25
Jaarverslag 2013
de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake
herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zijn een aantal
kleine schattingen opgenomen met betrekking tot nog te verwachten kosten.
Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale
vermogensbeheerdienstverlening van Aegon Asset Management. Ook bevatten deze kosten de overige
kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen,
administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een
percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met
name kosten in onderliggende beleggingsstructuren.
Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds
(inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij
beleggingen in beleggingsfondsen
2.
3.
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven:
2013
2012
265
232
103
94
Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd
vermogen
0,23%
0,27%
Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd
vermogen
0,05%
0,17%
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en
gepensioneerd)
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief,
slapend en gepensioneerd)
De stijging van 14,2% van de pensioenuitvoeringskosten voor actieven en gepensioneerden wordt veroorzaakt
door een daling van het aantal deelnemers tegenover een totale kostenstijging van ca. € 117.000.
3.5
Pensioenregeling
In 2011 heeft het bestuur besloten de pensioenregeling aan te passen.
3.5.1
Pensioenregeling 2012
De pensioenregeling is – vanaf 2012 - samengesteld uit de volgende onderdelen:
Ouderdomspensioen
De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op basis van het systeem van een middelloonregeling vastgesteld.
De opbouw bedraagt 2,00% per deelnemersjaar. Het maximum salaris waarover pensioen kan worden
opgebouwd bedroeg in 2013 € 89.047. De pensioenleeftijd is 67 jaar. In het middelloonsysteem worden de
salarisverhogingen alleen pensioengevend gemaakt voor de toekomstige deelnemersjaren. Wel wordt er naar
gestreefd de pensioenrechten die over de verstreken deelnemersjaren zijn opgebouwd waardevast te houden,
door deze jaarlijks te verhogen met een toeslag (indexatie). De toeslag zal echter uitsluitend worden verleend
als de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, waarmee de toeslag nadrukkelijk een voorwaardelijk
karakter heeft (zie onderstaand bij “Toeslagenregeling”).
Levenslang partnerpensioen
De rechten van het levenslange partnerpensioen bedragen 70% van het ouderdomspensioen. Gedurende de
actieve diensttijd wordt het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Hierdoor is er op de pensioendatum of bij
eerdere beeïndiging van het deelnemerschap geen voorziening voor het partnerpensioen aanwezig. Om na de
beëindiging van het deelnemerschap toch voor het partnerpensioen verzekerd te zijn, kan de deelnemer bij
beëindiging van het deelnemerschap een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uitruilen voor een
partnerpensioen. Dit partnerpensioen zal dan ook 70% van het gekorte ouderdomspensioen bedragen.
26
Jaarverslag 2013
Tijdelijk partnerpensioen
Dit pensioen, uit te keren tot de 65-jarige leeftijd van de partner, bedraagt 15% van het pensioengevend
salaris. Ook het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd.
Wezenpensioen
De aanspraak op wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt evenals
het partnerpensioen op risicobasis verzekerd.
Premievrijstelling
Bij volledige arbeidsongeschiktheid (>65%) van een deelnemer wordt vrijstelling van premiebetaling verleend,
terwijl de pensioenopbouw wordt voortgezet. Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van 45% tot 65%
respectievelijk 35% tot 45% wordt 50% respectievelijk 25% van de premie van betaling vrijgesteld.
Toeslagregeling
Het bestuur heeft voor toeslagen een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de
zogeheten “toeslagenmatrix”, die is opgenomen in de wijziging van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling” zoals deze op 17 juli 2008 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het doel van deze
matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Dit beleid van het bestuur komt er op
neer dat toeslagen worden verleend afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds, waarbij de
toeslagen worden gerelateerd aan het consumentenprijsindexcijfer. Het streefniveau is om 25% van de
ontwikkeling van het prijsindexcijfer met toeslagen te kunnen compenseren.
Omschrijving
Pensioenregeling vanaf
1 januari 2012
Pensioenleeftijd
67
Ouderdomspensioen
2,00% per dienstjaar
Franchise ouderdomspensioen
€ 14.878 (niveau 2013)
Levenslang nabestaandenpensioen
Risicobasis; 70% van het
behaalbaar ouderdomspensioen
Franchise levenslang nabestaandenpensioen
Gelijk aan OP.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Risicobasis; 15% van het
pensioengevend salaris
Reguliere premie
20% van de pensioengrondslagsom
Herstelpremie
2% van de pensioengrondslagsom
Toeslagambitie
25%
Mogelijkheid korting op pensioenopbouw actieve
deelnemers
Ja
Prepensioen
Nee
3.6
Ontwikkelingen in 2013 en daarna
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe
(voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van
de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van
de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het
Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Van alle hieronder aangegeven ontwikkelingen
heeft het bestuur kennis genomen.
27
Jaarverslag 2013
Inperking fiscaal kader[TB3]
Als gevolg van de “Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale
opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65
jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar.
In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De
wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste
Kamer en zijn aangehouden. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer
en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015.
De kernpunten zijn:

Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een
pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere
pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd.

Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100K. Het wordt
wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100K uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via
een vrijstelling in box III. Dit zal het fonds overigens niet raken aangezien het maximaal pensioengevend
salaris beneden de € 100K ligt.
Herziening financieel toetsingskader
Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord dient nog steeds nader te worden uitgewerkt in een nieuw
Financieel Toetsingskader (FTK). Lange tijd was de verwachting dat dit zou leiden tot een keuze tussen een
‘nominaal contract’ of een ‘reëel contract’. Na consultatie in ‘het pensioenveld’ door de staatssecretaris heeft zij
op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de
herziening van het FTK. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er een
tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het
onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere
systemen naast elkaar te bestaan. De ‘tussenvariant’ zal onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële
schokken kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie,
zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen
ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van
dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de
huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel.
Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de
Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015.
Verhoging AOW-leeftijd
De AOW- en pensioenrichtleeftijd gaat stapsgewijs omhoog. Dit is opgenomen in de “Wet Verhoging AOW- en
pensioenrichtleeftijd”, die geldt vanaf 1 januari 2013. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd
nog sneller omhoog gaat. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOW-leeftijd zal naar verwachting
medio 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Wet Versterking bestuur pensioenfondsen
De “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met
betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking,
waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de
relevante documenten voor te bereiden.
Deze wet biedt pensioenfondsen een keuze voor een paritair of onafhankelijk bestuursmodel. Daarnaast kan
gekozen worden om het interne toezicht binnen het bestuur uit te oefenen of door een apart fondsorgaan.
Naast deze wet is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor
goed pensioenfondsbestuur, de “Code Pensioenfondsen”, vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking
tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld.
28
Jaarverslag 2013
Wet Pensioencommunicatie
Het doel van de “Wet Pensioencommunicatie” is in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk
door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking
worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s wordt geüniformeerd. Ook zal het
pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten
pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. In november 2013 is een voorontwerp van het
wetsvoorstel “Pensioencommunicatie” op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde
datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015.
In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme
dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij
daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders
verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking
getreden.
Onderzoek doorsneesystematiek
Het Centraal Planbureau heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de voor- en nadelen van de
doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013 aangeboden aan de Tweede
Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de deelnemer in de regel niet actuarieel
neutraal is en er enerzijds teveel, anderzijds te weinig premie wordt betaald voor het opgebouwde pensioen.
Ook worden alternatieve modellen voor de doorsneesystematiek beschreven.
In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat het Europees
recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte laat om af te wijken van de doorsneesystematiek.
Doorlichting pensioenbeleid
In opdracht van het Ministerie van SZW is een van de beleidsdoelstellingen in de begroting van het ministerie
doorgelicht. Deze doelstelling luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke
pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. De doorlichting
is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer.
De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de
toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over
keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de
pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel.
Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele
keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze
thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse
pensioenstelsel.
Heroverweging waardeoverdracht
De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in
december 2012 een advies op hooflijnen over de waardeoverdrachten opgesteld. De auteurs zijn van oordeel
dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te
zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen.
In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt aangegeven dat – bij behoud van het
recht op waardeoverdracht – deze waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde
waarde van de pensioenaanspraken.
De staatssecretaris heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede Kamer laten weten waarde te hechten aan
de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of
niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op
basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan
worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch
en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit onderzoek in het eerste half jaar van
2014 aan de Tweede Kamer zal worden verzonden.
29
Jaarverslag 2013
Europese Pensioenfondsrichtlijn
In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de Europese buffereisen voor de pensioensector wordt
uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de
materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'.
De Europese Commissie wil namelijk de Europese Pensioenfondsenrichtlijn herzien, in die zin dat
pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen
dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als
deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename
van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra
stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties.
Premiestaffels en leeftijdsonderscheid
Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af
te leiden dat de wettelijke uitzondering op het verbod op leeftijdsonderscheid met betrekking tot actuariële
berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit
onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft
omgezet in Nederlandse wetgeving en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg
objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel. De
gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels
zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
30
Jaarverslag 2013
4.
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse van het resultaat
Bedragen x € 1.000
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
Resultaat
wijziging rentetermijnstructuur
beleggingsopbrengsten
premie
waardeoverdrachten
kosten
Resultaat uitkeringen
Resultaat kanssystemen
Resultaat a.g.v. aanpassing prognosetafels
Resultaat a.g.v. korting aanspraken 3,2%
Resultaat andere oorzaken
Totaal resultaat
2013
2012
26.872
23.435
-788
376
-790
177
4.250
-61.247
118.486
-1.975
17
-741
-247
4.406
0
1.885
-145
1.389
27.038
-263
54.776
87.359
Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk beïnvloed door de volgende oorzaken:
-
-
-
Resultaat op beleggingen en marktrente. In het verslagjaar is de nominale marktrente afgenomen. Dit
heeft een toename van de TV van 26.872 tot gevolg en heeft derhalve een winst veroorzaakt. Gedurende
het jaar is 2.900 aan de voorziening toegevoegd uit hoofde van interest. Daarnaast hebben de financiële
markten in het verslagjaar een positief resultaat laten zien. Als gevolg hiervan is een winst gegenereerd
van 26.335. Per saldo is het resultaat op beleggingen en marktrente 23.435.
Het resultaat op waardeoverdrachten wordt veroorzaakt doordat de grondslagen waarmee
waardeoverdrachten financieel worden bepaald minder prudent zijn dan de reservering in de TV. In het
verslagjaar is door uitgaande waardeoverdrachten 8.341 uit de TV vrijgevallen. Uit het vermogen is 7.934
onttrokken zodat er een positief resultaat van 407 ontstaat op uitgaande waardeoverdrachten. Op
inkomende waardeoverdrachten geldt het tegenovergestelde, daar is een verlies behaald van 31. Per
saldo ontstaat er een winst van 376.
De in de premie opgenomen kostencomponent, samen met de vrijgevallen excassokostenopslag uit de
uitkeringen is in boekjaar 2013 niet voldoende geweest om de werkelijke uitvoeringskosten te dekken.
Hierdoor ontstaat een negatief resultaat van 790.
Kostendekkende premie
De zuiver kostendekkende premie wordt berekend op basis van de RTS waarop ook de TV voor risico
pensioenfonds wordt berekend, echter per 1 januari van het boekjaar. De gedempte kostendekkende premie
wordt berekend op basis van de gedempte marktrente over een periode van 120 maanden per 31 december
2013 plus een verwacht rendement van 0,8%.
De gemiddelde rente waarmee de gedempte kostendekkende premie berekend wordt bedraagt 4,8%.
31
Jaarverslag 2013
(bedragen x € 1.000)
Kostendekkende premie

Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking
tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van
pensioenverplichtingen.

Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende
vereist eigen vermogen

Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen
behorende uitvoeringskosten

Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke
onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de
geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren)
Totaal kostendekkende premie
Feitelijke premie
RTS
18.702
Gedempt
11.286
2.113
2.113
1.734
1.734
0
22.549
0
15.133
20.989
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie, dit is de in rekening gebrachte premie, minimaal
gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
32
Jaarverslag 2013
5.
Besturing en naleving wetgeving
5.1
Algemeen
Bestuur
Het bestuur van het pensioenfonds is belast met het besturen van het pensioenfonds en is als zodanig
(eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht.
De belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn:
 het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords;
 het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling;
 het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn;
 het zorg dragen voor de verslaglegging van het pensioenfonds.
Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn
adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan
commissies. Op dit moment zijn er drie permanente commissies:
1.
beleggingscommissie
Deze commissie is ingesteld om - bijgestaan door de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur - met de
vermogensbeheerders afspraken te maken over het door de vermogensbeheerders te voeren beleggingsbeleid
en de uitvoering van dat beleid te monitoren.
2.
administratiecommissie
Deze commissie heeft ten doel toezicht te houden op de kwaliteit en voortgang van de administratieve
processen; een specifiek onderdeel daarbij is de behandeling van klachten van aangesloten werkgevers en
(gewezen) deelnemers; in deze commissie worden tevens aansluitingskwesties behandeld. De
administratiecommissie wordt bijgestaan door TKP.
3.
IRM commissie
Deze commissie is ingesteld om – bijgestaan door de adviseurs – het integraal risicomanagement structureel in
te bedden in het fondsbeleid.
Het bestuur laat zich bijstaan door een actuarieel adviseur van Towers Watson Netherlands B.V. die het
bestuur begeleidt bij alle voorkomende beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Een
beleggingsspecialist van Towers Watson Netherlands B.V. adviseert het bestuur over het vermogensbeheer.
Het bestuur heeft een extern accountantsbureau (PricewaterhouseCoopers) aangesteld. Deze accountant
controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de
accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een accountantsverslag.
Daarnaast is een certificerend actuaris (van Towers Watson Netherlands B.V.) aangesteld, die jaarlijks een
actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring.
5.2
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de volgende kerntaken uitbesteed:
De pensioenadministratie is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan Aegon
Asset Management B.V. Daarnaast treedt Aegon Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds.
De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een met de betreffende uitbestedingsorganisatie afgesloten
overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van
aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt.
De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers
Watson Netherlands B.V.
Aangezien:

de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed;

het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur;

het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft;
heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet.
33
Jaarverslag 2013
De administrateur heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste
aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen)
deelnemers maakt het pensioenfonds gebruik van de diensten van de administrateur. Daartoe zijn bij de
administrateur afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen.
5.3
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur houdt op een zodanige wijze toezicht op de uitbestede werkzaamheden dat het bestuur de
bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen.
In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op
het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige
registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die
verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met
uitbestede processen.
Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vijf keer per jaar om alle voorkomende
aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt.
Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds.
Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur
en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken
van rapportages en overzichten.
De controle op de juistheid van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde gegevens gebeurt door de
werkgevers jaarlijks een Assurance rapport te laten overleggen omtrent de juistheid en volledigheid van de
aangeleverde deelnemersgegevens. Deze controle wordt uitgevoerd door de administrateur die daarover
rapporteert aan het bestuur.
5.4
Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de
pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering.
Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance,
hierna PFG) die zijn verankerd in de Pensioenwet (PW) en heeft deze principes geïncorporeerd in de organisatie
van het pensioenfonds.
Hieronder volgt een beschrijving op welke wijze het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes.
Transparantie, communicatie en openheid
De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe
het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig
niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q.
aangestuurd wordt.
Het bestuur heeft een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het
pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds: te weten de bij het
pensioenfonds aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister. Belanghebbenden kunnen het jaarverslag, de
statuten en het fondsreglement bij de administrateur van het pensioenfonds opvragen. Deze documenten zijn
eveneens te raadplegen via de website van het pensioenfonds en het verkort jaarverslag wordt opgenomen in
de pensioenkrant.
Bestuur
Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, dit houdt onder meer in:

een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de uitbestedingspartners;

een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s;

het voorkomen van belangenverstrengeling;

een (duurzame) beheersing van (financiële) risico’s.
Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode
van het pensioenfonds, het compliance program en in het jaarverslag.
34
Jaarverslag 2013
Deelnemersraad
Het pensioenfonds heeft een deelnemersraad. Deze raad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen
beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen
besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken, waaronder de vaststelling van het
toeslagbeleid, een eventueel herstelplan en het jaarverslag.
De deelnemersraad bestaat uit drie leden: twee vertegenwoordigers namens de geleding actieve deelnemers
en een vertegenwoordiger namens de geleding pensioengerechtigden. De taken en bevoegdheden van de
deelnemersraad zijn vastgelegd in het reglement deelnemersraad.
Verantwoordingsorgaan
Het pensioenfonds kent tevens een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar)
verantwoording aflegt over het gevoerde beleid.
In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds
aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Onder andere om redenen van het beheersbaar houden
van het bestuursproces, heeft het bestuur in overleg met de betrokkenen besloten om de bemensing van het
verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de
vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden).
Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen beide organen betreft.
Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. De taken en bevoegdheden van het
verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 5.4.1 van dit
jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop
weergegeven.
Intern toezicht
Intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door
deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een
visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden
benoemd. De leden van de visitatiecommissie zijn door het bestuur aangesteld voor de duur van de
visitatieronde in 2013. De bevindingen van de commissie zijn opgenomen in hoofdstuk 5.4.1.
Met ingang van 1 juli 2014 wordt de visitatiecommissie vervangen door een permanente raad van toezicht.
Deskundigheidsbevordering
Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen
in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of
het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig
heeft.
Het bestuur van het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan dat is gebaseerd op het “Plan van
Aanpak Deskundigheidsbevordering” van de Pensioenfederatie. In dit plan is per bestuurslid aangegeven in
welke mate deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid
noodzakelijk is. Het bestuur bepaalt hierin zelf hoe het benodigde deskundigheidsniveau zal worden bereikt.
Het deskundigheidsplan wordt jaarlijks besproken en zo nodig aangepast.
Overigens beschikt het bestuur in zijn totaliteit over voldoende deskundigheid om het pensioenfonds op
adequate wijze aan te sturen.
Bestuursvergoeding
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere
bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de
uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed.
In januari 2014 heeft het bestuur de bestuursvergoeding over 2013 geëvalueerd en deze vervolgens meer in
overeenstemming gebracht met het werkelijke tijdsbeslag van de bestuursleden. Aansluitend heeft het
verantwoordingsorgaan hierover positief geadviseerd.
Voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is eveneens een vergoedingsregeling van
toepassing.
Klachten- en geschillenprocedure
Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen – in eerste instantie worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden voorgelegd aan de
geschillencommissie. Klachten betreffen de uitvoering van de pensioenregeling. Geschillen gaan over de
interpretatie van regelingen en afspraken.
35
Jaarverslag 2013
De klachten- en geschillenregeling is in 2012 geëvalueerd en vereenvoudigd.
5.4.1
Verslag van de visitatiecommissie
Het Fonds bevindt zich in een situatie waarin van meerdere kanten grote uitdagingen op het Fonds afkomen.
Een van die uitdagingen is bijvoorbeeld de inkrimping en (beperkte) vergrijzing van het Fonds. Daarnaast
neemt de dynamiek van wijzigingen in wet- en regelgeving toe en zijn de omstandigheden op de financiële
markten onrustig.
Daardoor nemen de taken van het Bestuur toe in omvang en complexiteit. Het Bestuur is echter naar de
mening van de Commissie onvoldoende slagvaardig en onvoldoende in staat om genoeg tijd te besteden aan
haar bestuurstaken. Dit laat onverlet dat de inzet van het bestuur groot is. Het Bestuur als geheel zou meer
tijd moeten besteden aan het verbeteren van de deskundigheid.
De Commissie signaleert dat het Bestuur zich van de problemen bewust is, en bezig is er iets mee te doen. De
nieuwe bestuursleden proberen een verandering in te zetten en dat lijkt langzaam te lukken.
In de huidige setting slaagt het Bestuur er niet voldoende in om proactief invulling te geven aan het beleid.
Men reageert traag en onvoldoende op nieuwe eisen, zoals die op het vlak van interne governance en
risicomanagement. De evaluatie van het functioneren van de individuele bestuursleden alsmede het Bestuur in
zijn geheel krijgen onvoldoende aandacht.
Een en ander neemt niet weg dat het Bestuur zich overwegend goed inzet bij de uitvoering van zijn taken en
zich heel goed bewust is van haar verantwoordelijkheden. De opvolging daarvan in termen van concrete acties
en meetbare resultaten is echter niet op alle vlakken voldoende.
Het Fonds is in grote mate afhankelijk van externe adviseurs. Dat leidt tot een relatief hoge kostenbelading.
Naar de opvatting van de Commissie zou het Bestuur de externe adviseurs meer moeten uitdagen en vooral de
langdurige relaties zorgvuldig moeten evalueren. Dit neemt niet weg dat de externe adviseurs hun werk goed
doen, maar het toezicht daarop is naar de mening van de Commissie onvoldoende.
Door de transitie naar TKP zijn verschillende processen verbeterd. TKP heeft de pensioenadministratie onder
controle. Ook is door betere verslaglegging van de beleggingscommissie de uiteindelijke uitvoering van het
beleggingsbeleid verbeterd.
De organen die het Bestuur intern tegenkracht moeten leveren, functioneren nog niet optimaal. Er is nog
onvoldoende deskundigheid om een goed tegenwicht te vormen voor het Bestuur. Waar het gaat om de
informatievoorziening stonden Verantwoordingsorgaan en Deelnemersraad op achterstand, maar dat gaat
inmiddels beter.
De Commissie Risicomanagement functioneert nog onvoldoende. Er is een goede aanzet gemaakt met het in
kaart brengen van de risico’s, en de commissie is op papier wel ingericht, maar in de praktijk heeft de
commissie haar rol als geweten van het Bestuur waar het gaat om beslissingen inzake het beleggingsbeleid en
het balansbeheer nog niet kunnen oppakken.
Naar het oordeel van de Commissie zou het Fonds aan de discussie over het voortbestaan van het Fonds
alsmede de inrichting van de Bestuurlijke organisatie een hogere prioriteit moeten geven dan nu het geval is.
Het valt te begrijpen dat door de druk van de omstandigheden men onvoldoende toekomt aan een discussie –
laat staan de uitvoering – van een nieuwe strategie, maar de grote kwetsbaarheid van de huidige Bestuurlijke
constellatie maakt dat wel noodzakelijk.
Het Bestuur zal, als het Fonds goed zelfstandig wil blijven functioneren, zich niet alleen moeten beraden op de
inrichting van de organisatie maar ook daadwerkelijk uitvoering moeten geven aan de alternatieven. Het kan
gaan om een professionalisering van het Bestuur dan wel het zoeken van aansluiting bij een ander Fonds.
Reactie bestuur op bevindingen visitatiecommissie
Het bestuur heeft met belangstelling kennisgenomen van het bevindingenrapport van de visitatiecommissie. De
hierin opgenomen aanbevelingen zijn besproken en waar nodig van opvolging voorzien.
36
Jaarverslag 2013
5.4.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur)
Visitatiecommissie
In het jaarverslag van het bestuur werd al melding gemaakt van de werkzaamheden van de visitatiecommissie.
Twee leden van het verantwoordingsorgaan zijn ook gehoord door die commissie. In de conclusie van de
visitatiecommissie kwam naar voren dat het verantwoordingsorgaan nog te weinig invulling geeft aan haar rol
en dat het scholingsniveau van de leden van het orgaan gestimuleerd dient te worden. Dit laatste is
inmiddels opgepakt. De twee werknemersafgevaardigden en de gepensioneerde afgevaardigde hebben zich
opgegeven voor de vierdaagse cursus ”Opleiding Besturen van een Pensioenfonds, niveau 1” (en twee hebben
die cursus inmiddels afgerond. Hans zal in mei/juni de cursus afronden). Daarnaast nemen leden ook deel aan
bijeenkomsten georganiseerd door het Platform Deelnemersraden en een door de administrateur gehouden
minisymposium. Het actief invulling geven aan onze taak is een ander aandachtspunt. Hierbij speelt zeker een
rol dat we een jong orgaan zijn (sinds 2008) en een orgaan dat afgelopen jaren veel wisselingen in de
samenstelling heeft gehad en daarmee op flinke achterstand staat van het lang zittende bestuur. Wij hebben
kennis genomen van het gehele visitatierapport en de daarin ook aan het bestuur gedane aanbevelingen. Het
functioneren van het bestuur is door de visitatiecommissie onder een vergrootglas gelegd. We hebben
geconstateerd dat het bestuur voortvarend te werk is gegaan met de door de visitatiecommissie gedane
aanbevelingen.
Fusieontwikkelingen
Op 20 maart 2013 vond een eerste bijpraat sessie plaats. In een door Towers Watson gemaakte analyse
werden de mogelijkheden van een fusie aan ons voorgelegd. Wie zouden op grond van overeenkomstige
pensioenregelingen, maar ook qua bedrijfsachtergrond mogelijke fusiepartners zijn. Het bestuur ziet de fusie
als mogelijkheid kosten te besparen in de uitvoering van de pensioenadministratie en tot een
professionalisering van het besturen te komen. Het bestuur is benaderd door het Stichting Notarieel
Pensioenfonds. Het bestuur is na deze bijpraat sessie met deze stichting een verkennend onderzoek begonnen.
Op 29 oktober 2013 werden we wederom in Amstelveen bijgepraat. Toen bleek dat Stichting Notarieel
Pensioenfonds de meest voor de hand liggende fusie partner zou zijn en dat beide besturen daarom een
intentieovereenkomst zouden tekenen. Verder zijn we via toegestuurde notulen van de bestuursvergaderingen
en het schriftelijk verstrekken van stukken en een
gemeenschappelijke vergadering met het bestuur, gehouden in november 2013, steeds geïnformeerd over de
stappen die op weg naar een fusie gezet worden.
Laatste volledige jaar deelnemersraad en verantwoordingsorgaan
Per juli 2014 is de nieuwe Pensioenwet van kracht. In de anticipatie daarop heeft het bestuur - na advies van
het verantwoordingsorgaan/deelnemersraad - de statuten en reglementen in het voorjaar van 2014 gewijzigd.
De deelnemersraad wordt medio 2014 opgeheven en een deel van haar bevoegdheden komt te vervallen; een
ander deel komt bij het verantwoordingsorgaan conform de WVBP (Wet versterking bestuur pensioenfonds) te
liggen.
De contacten tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan in 2013
Afgelopen jaar heeft het verantwoordingsorgaan net als voorgaande jaren in november 2013 een
gemeenschappelijke vergadering met het bestuur gehad. Daarnaast heeft een bespreking/behandeling van de
concepttekst van het jaarverslag met de jaarwerkcommissie van het bestuur plaatsgevonden op 21 mei 2013
op het kantoor van Towers Watson in Amstelveen en de bijpraatsessies over de fusie. Het
verantwoordingsorgaan heeft afgelopen jaren steeds aangegeven dat zij graag tijdig de notulen van de
bestuursvergaderingen wil ontvangen. Er gaat vaak veel tijd overheen voordat het bestuur die notulen
definitief heeft vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan kreeg soms pas 6 maanden later die notulen.
Inmiddels stelt het bestuur de niet vastgestelde notulen of delen daarvan ter informatie aan het
verantwoordingsorgaan. Een stap in de goede richting. Het verantwoordingsorgaan stelt een goede, directe
communicatie met het bestuur op prijs.
Bevindingen
Het verantwoordingsorgaan heeft tijdig kennis kunnen nemen van het concept jaarverslag, het concept
Accountantsverslag van PwC, opgesteld door Drs. H.C. van der Rijst R.A. en het concept Certificeringsrapport
37
Jaarverslag 2013
Verslagjaar 2013, opgesteld door A. Berger AAG. Op 19 mei 2014 vond een bespreking plaats waarbij een
afvaardiging van het bestuur (mr. M.A. Van Galen, A.B.M. Baakman en A. Hoekstra), het
verantwoordingsorgaan (mr. P. de Lepper, M. Botman, H. Kaptein, mevr. H.M.E. van der Weele), drs. H.C. van
der Rijst RA namens PwC, de gecertificeerd actuaris (A. Berger AAG), J. Vredevoogd RA en M. Dulleman
(namens TKP) aanwezig waren. In deze bespreking is het (concept) jaarverslag op constructieve wijze
besproken en was er voor het verantwoordingsorgaan voldoende ruimte om vragen te stellen en werden
deze ook naar tevredenheid beantwoord.
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance)
Het bestuur is er volgens het verantwoordingsorgaan voldoende in geslaagd de principes voor goed
pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds.
Wetgeving en reglementen
Het bestuur houdt zich voor zover het verantwoordingsorgaan uit de haar ter beschikking gestelde stukken
heeft kunnen opmaken op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de
statuten van het pensioenfonds.
Toeslagbeleid/premiebeleid/beleggingsbeleid/risicobeleid
Het bestuur heeft in 2013 op adequate wijze het korte termijn herstelplan afgerond. In november 2013 zijn wij
geïnformeerd over het tijdelijke beleid van het bestuur om de kans op onderdekking en daarmee nog een jaar
korten te voorkomen (zie de verantwoording hierover in het jaarverslag van het bestuur) en het bereikte
gewenste resultaat. Het verantwoordingsorgaan is op een correctie manier geïnformeerd.
Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat:
- het bestuur de door de wet voorgeschreven informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om
zich een oordeel te kunnen vormen;
- het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen;
- het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij er naar gestreefd is de belangen van alle
betrokkenen te waarborgen;
- het bestuur het verantwoordingsorgaan tijdig van informatie heeft voorzien.
Aanbeveling
Gezien de aanbevelingen van PwC en TW om de kostenopslag nader te onderzoeken, omdat de kostenopslag
afgelopen drie jaren negatief was, wil het verantwoordingsorgaan meegeven om een deel van de kostenopslag
niet alleen door te rekenen aan de deelnemers en gepensioneerden, maar ook aan de gewezen deelnemers.
Wij spreken onze waardering uit over de grote inzet door het bestuur en met name de projectgroep ”fusie” bij
de voorbereidingen om tot een fusie te komen. Wij realiseren ons dat de besprekingen veel van u allen vergt,
met name het krachtenspel om de belangen van de deelnemers, gepensioneerden en slapers van ons
bedrijfspensioenfonds te bewaken en te versterken.
Tot slot danken wij het gehele bestuur voor het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2013.
38
Jaarverslag 2013
Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van het
verantwoordingsorgaan. Dit verslag is tot stand gekomen mede naar aanleiding van een
gezamenlijk overleg van 19 mei 2014 zoals in het verslag is vermeld. De afvaardiging van het
bestuur die daarbij aanwezig was heeft dit gesprek als buitengewoon open en constructief
ervaren. Het feit dat het verantwoordingsorgaan zich realiseert welk een inspanning is geleverd door het
bestuur om op een verantwoorde wijze tot een fusie te geraken, werd door de vertegenwoordigers van het
bestuur als bijzonder waardevol ervaren.
39
Jaarverslag 2013
5.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het pensioenfonds heeft te maken met twee externe toezichthouders. AFM (de Autoriteit Financiële Markten)
voor het zogeheten gedragstoezicht en DNB (De Nederlandsche Bank) voor het prudentiële toezicht.
Naleving wet- en regelgeving
Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van
toepassing vanwege een dekkingstekort. Een toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële
paragraaf in dit verslag.
Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes
Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd.
Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder
aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van
de toezichthouder.
5.6
Gedragscodes
Binnen het pensioenfonds is een Gedragscode van toepassing. Het bestuur heeft de heer mr. J.P. van der Stap
aangesteld als compliance officer.
Over het verslagjaar heeft de huidige compliance officer verslag gedaan en de gedragscodes van de verbonden
personen opgevraagd. Op basis van zijn onderzoek is vastgesteld dat er in 2013 geen overtredingen van de
gedragscode zijn geconstateerd; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd. Van alle
uitbestedingsrelaties zijn de gedragscodes opgevraagd, geanalyseerd en akkoord bevonden.
5.7
Geschillencommissie
In 2013 is een geschil voorgelegd aan de geschillencommissie. Door een werkgever is bezwaar aangetekend
tegen de opgelegde boete voor het niet-tijdig aanleveren van een Assurance rapport over de salarisgegevens
van het notariskantoor. In diens bezwaarschrift heeft de accountant namens de notaris expliciet verzocht om
gehoord te worden door de commissie van beroep. Aan dit verzoek heeft de commissie gehoor gegeven. De
commissie heeft het bezwaar van de werkgever gemotiveerd ongegrond verklaard. De opgelegde boete voor
het niet-tijdig aanleveren van een Assurance rapport is gehandhaafd. Het bestuur wordt geadviseerd om nog
beter de werkgevers te informeren over het belang van tijdige aanlevering en het minimale boetebedrag van
€[TB4] 1.000,- te expliciteren in de correspondentie met de werkgevers.
5.8
Statutenwijziging
De statuten zijn gewijzigd op 17 september 2013. De wijzigingen hebben betrekking op:
recht van benoeming van bestuursleden door het bestuur waarbij de KNB respectievelijk de BMN
een voordrachtrecht hebben;
opname van een ontslag procedure voor bestuursleden en
aanpassing van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
5.9
Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Vanaf 23 augustus 2013 geldt een verplichting tot deelneming:
De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat is verplicht gesteld
voor elke werknemer van 18 tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 67 jaar
bereikt, met uitzondering van een notaris of kandidaat-notaris, die – op basis van een arbeidsovereenkomst
gesloten met (een) notaris(sen) dan wel een vennootschap waarvan één of meer notarissen direct of indirect
vennoot of aandeelhouder zijn – in hoofdzaak werkzaamheden verricht voor een notaris, of een waarnemer van
een notaris, in Nederland.
40
Jaarverslag 2013
De verplichtstelling is in 2013 in lijn gebracht met de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Het
pensioenfonds voert een terughoudend beleid waar het verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot
deelneming betreft. Het belang van het draagvlak van het pensioenfonds wordt altijd zorgvuldig afgewogen
tegen het belang van de om vrijstelling vragende partij. In 2013 zijn geen verzoeken om vrijstelling ingediend.
Den Haag[TB5], 27 mei 2014
Namens het bestuur,
Mr. A.J.A. Marks
werkgeversvoorzitter
A. Hoekstra
werknemerssecretaris
41
Jaarverslag 2013
Jaarrekening
42
Jaarverslag 2013
6.
Jaarrekening
6.1 Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming) bedragen x € 1.000
31-12-2013
31-12-2012
€
€
ACTIVA
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
(1)
(2)
(3)
TOTAAL ACTIVA
865.676
2.733
597
901.653
2.222
468
869.006
904.343
56.499
793.925
18.582
1.723
834.652
67.969
869.006
904.343
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
Technische voorzieningen
Overige schulden en overlopende passiva
(4)
(5)
(6)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 52.
43
Jaarverslag 2013
6.2
Staat van baten en lasten
bedragen x € 1.000
2012
2013
€
€
€
€
Baten
20.989
26.335
23.058
118.486
(9)
18
47.342
138
141.682
(10)
(11)
23.917
2.296
23.501
2.180
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
Beleggingsresultaten voor risico
pensioenfonds
(8)
Overige baten
(7)
Totaal baten
Lasten
Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoeringskosten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico van het pensioenfonds
(12)
- Pensioenopbouw
- Korting van aanspraak en rechten
- Rentetoevoeging
- Onttrekking voor uitkeringen en
uitvoeringskosten
- Wijziging marktrente
- Wijziging actuariële uitgangspunten
- Wijziging uit hoofde van overdracht van
rechten
- Overige mutaties voorziening
pensioenverplichtingen
Mutatie overige technische voorzieningen
Saldo herverzekering
Saldo overdracht van derden
Overige lasten
17.880
145
2.900
20.558
-27.038
12.373
-24.655
-26.872
0
-23.654
48.874
-1.885
-7.983
-13
-767
(13)
(14)
(15)
(16)
Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
-785
-39.352
-1.374
-558
7.608
29
28.429
44
174
-4
0
-7.434
54.323
54.776
87.359
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 69.
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Algemene reserve
54.776
44
87.359
Jaarverslag 2013
6.3
Kasstroomoverzicht
bedragen x € 1.000
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2013
€
2012
€
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen premies
Ontvangen in verband met overdracht van rechten
Overig
21.182
326
-108
22.980
4
9
21.417
Uitgaven
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaald in verband met overdracht van rechten
Betaalde pensioenuitvoeringkosten
-23.828
-7.934
-2.342
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
22.993
-23.523
0
-1.929
-34.104
-25.452
-12.687
-2.459
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Overige opbrengsten
-5.318
134.857
708
63.257
320.761
715
130.247
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-117.425
-6[TB6]
384.733
-381.606
-433
-117.431
-382.039
12.816
2.694
Netto kasstroom
129
235
Mutatie liquide middelen
129
235
Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten
Samenstelling geldmiddelen
2013
2012
€
€
Liquide middelen primo boekjaar
Liquide middelen ultimo boekjaar
468
597
233
468
Waarvan:
Voor risico pensioenfonds
Voor risico deelnemers
597
0
468
0
45
Jaarverslag 2013
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
Activiteiten
Het doel van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat, statutair gevestigd te Den Haag
(hierna 'het pensioenfonds') is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun
nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden.
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610
Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 2 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
6.4.2
Grondslagen
6.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch
potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft
plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een
vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de
verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de
toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan
sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd
opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens
gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op
transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per
balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van
de staat van baten en lasten.
46
Jaarverslag 2013
De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
31 december
Gemiddeld
2013
2013
USD
GBP
JPN
0,7257
1,2019
0,0069
31 december
2012
0,7535
1,1785
0,0077
0,7585
1,2329
0,0087
Gemiddeld
2012
0,7751
1,2321
0,0097
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het
voorgaande jaar.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt
en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de
gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze
oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende
jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien,
en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Dekkingsgraad
De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de
voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
6.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van
reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden
verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie
bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde
beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde
beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de
staat van baten en lasten opgenomen.
Vastgoedbeleggingen
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum,
gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks
door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de
feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde
vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet
afgeschreven.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het
aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum.
47
Jaarverslag 2013
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd
tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling
plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen
voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel
(kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden.
De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de
vastrentende waarden.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar
zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde.
Securities lending
Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De
securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die
zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de
wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de
wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen
aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van
toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend.
Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt
ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft Aegon de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te
herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten
waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord.
De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende
kosten (waaronder een vergoeding aan Aegon) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool.
Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende
waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor
aandelen is dit tenminste 105%.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is
van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en
banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden
onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van
beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn
opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het
vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige
technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390
BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
48
Jaarverslag 2013
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde
(marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
(toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de
actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende
pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het
bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum
bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake
is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige
salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens
arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,
waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
- De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB.
- Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Daarbij
wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte.
- Het nabestaandenpensioen is gebaseerd op de gehuwdheidsfrequenties GBM/V 1985-1990. Tot de ingang van het
ouderdomspensioen worden deze frequenties voor de vaststelling vande basistarieven voor het partnerpensioen
vermenigvuldigd met de 4% . Voor de vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenregeling wordt bij ingang van het
ouderdomspensioen overgegaan op het systeem bepaalde vrouw/man.
- Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).Het nabestaandenpensioen
is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats.
- Kostenopslag ter grootte van 1,75% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige
administratie- en excassokosten.
Overige technische voorzieningen
Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen
samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendementsgarantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige
uitkeringen.
Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige
schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De
verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers.
Het totaal aan ingelegde bijdragen inclusief interest ten behoeve van deelnemers die als gemoedsbezwaarden staan
geregistreerd. De gereserveerde gelden worden elk jaar verhoogd met het gemiddelde rendement op beleggingen (mits
positief).
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste
verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen
sprake is van transactiekosten).
Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
6.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans
gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde
als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te
brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als
premiebijdragen verantwoord.
49
Jaarverslag 2013
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en
valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,
huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.
Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer
opgenomen.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,
provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen
zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op
balansdatum hebben.
Indexering en overige toeslagen
De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het
pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen
aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid
worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening
kan worden ingehaald.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers)
jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk
karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is.
Kortingen van aanspraken en rechten
Het fonds heeft op 1 april 2013 een korting doorgevoerd van 3,2% zodat er naar verwachting per 31 december 2013
een eigen vermogen aanwezig is van minimaal 4,3% van de TV. Bij het vaststellen van de korting is gerekend met een
aantal aannames voor 2013. Indien blijkt dat de realisatie achterblijft bij de veronderstelde aannames en het verwachte
herstel niet voldoende is om tot het minimaal vereist eigen niveau te geraken is een direct aanvullende korting
noodzakelijk. In het verslagjaar 2013 is de impact van de werkelijke korting zichtbaar geworden en heeft een negatief
resultaat van € 145K tot gevolg.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de
interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
50
Jaarverslag 2013
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten
behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en
opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de
verslagperiode.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente.
Wijzigingen actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie
van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van
deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven,
terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De
tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel
overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
6.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als
zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en
beleggingsactiviteiten.
51
Jaarverslag 2013
6.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA
31-12-2013
31-12-2012
€
€
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
10.559
216.882
569.318
51.833
17.084
11.331
249.561
496.012
61.622
83.127
865.676
901.653
De beleggingsvorderingen van totaal € 17.084 bestaan uit debiteuren (€ 16.316) en een stand van liquide middelen
(€ 768).
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
€
€
Vastrentende
waarden
€
Overige
beleggingen
Derivaten
€
€
Totaal
€
Beleggingsvorderingen
en -schulden
Stand per 1
januari 2013
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
0
0
0
0
17.084
17.084
11.331
0
-275
-498
249.561
316
-85.145
52.150
496.012
112.679
-25.173
-14.200
61.621
4.236
-7.559
-6.466
16.807
23
-16.705
-125
835.333
117.254
-134.857
30.862
Stand per 31
december 2013
10.559
216.882
569.318
51.833
17.084
865.676
17.223
Schuldpositie
848.453
Tegenover het bedrag van ruim € 17,1 mln aan beleggingsvorderingen, die in de bovenstaande tabel weergegeven zijn
onder 'overige beleggingen', staat een beleggingsschuld van ruim € 17,2 mln die verantwoord is onder de 'overige
schulden' (6). De reden dat deze bedragen zowel positief als negatief zo hoog zijn ligt in het feit dat dit aan- en verkoop
transacties in beleggingen betreffen die eind december 2013 zijn uitgevoerd, maar pas gesettled worden in januari
2014.
52
Jaarverslag 2013
Vastgoedbeleggingen
€
Aandelen
Vastrentende
waarden
€
€
Overige
beleggingen
Derivaten
€
Totaal
€
€
Beleggingsvorderingen
en -schulden
Stand per 1
januari 2012
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
0
0
0
0
66.320
66.320
12.240
0
0
-909
171.807
238.340
-188.655
28.069
446.633
120.603
-99.564
28.340
74.635
17.613
-28.682
-1.945
15.176
5.049
-3.860
442
720.491
381.605
-320.761
53.998
Stand per 31
december
2012
11.331
249.561
496.012
61.622
83.127
901.653
66.228
Schuldpositie
835.425
31-12-2013
€
31-12-2012
€
Vastgoedbeleggingen
TKP Real Estate Top Funds
10.559
11.331
De beleggingen in vastgoed zijn alle indirect en vinden plaats in het TKP Real Estate Top Funds
Overige beleggingen
Onder overige beleggingen zit een bedrag van € 17,1 mln. aan beleggingsvorderingen. Hier tegenover staat ook een
beleggingsschuld van bijna € 17,2 mln.die verantwoord is onder de overige schulden. In 2012 zat ook de
beleggingscategorie 'Grondstoffen' onder overige beleggingen, deze positie is in het huidige boekjaar echter afgebouwd
tot nul.
Securities lending
Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De
securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die
zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de
wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de
wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen
aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van
toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend.
Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt
ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft Aegon de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te
herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten
waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord.
De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende
kosten (waaronder een vergoeding aan Aegon) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool.
Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende
waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor
aandelen is dit tenminste 105%.
53
Jaarverslag 2013
Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen
actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een
aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals
beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het
kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op
balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van
marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel
van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van
vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Direct markt- noteringen
Afgeleide
marktnoteringen
0
0
0
0
0
0
569.318
216.882
51.833
0
10.559
0
0
0
-139
10.559
569.318
216.882
51.833
-139
0
838.033
10.420
848.453
Waarderingsmodellen
Totaal
Per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Niveau 1 (Direct): De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke
beleggingen in een actieve markt;
Niveau 2 (Afgeleide): Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is
gemaakt van waarneembare marktdata;
Niveau 3 (Waarderingsmodellen): De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is
gemaakt van waarneembare marktdata.
In de bovenstaande tabel is de verdeling naar waarderingsniveau over 2013 weergegeven.
De beleggingsfondsen zijn geclassificeerd als niveau 2 of 3 afhankelijk van de onderliggende beleggingen. Vrijwel alle
Aegon beleggingsfondsen kennen een dagelijkse intrinsieke waardebepaling, dagelijkse toe- en uittredingsmomenten en
hebben voornamelijk beursgenoteerde stukken in portefeuille. Hierdoor hebben de beleggingsfondsen meer het
karakter van een niveau 1 belegging. Doordat de beleggingsfondsen zelf geen beursnotering kennen, worden de Aegon
beleggingsfondsen als niveau 2 geclassificeerd. Een uitzondering hierop betreft het TKP Real Estate Fund waar
voornamelijk level 3 beleggingen in zijn opgenomen.
Direct markt- noteringen
Afgeleide
marktnoteringen
0
0
0
0
0
11.331
496.012
249.561
61.622
0
0
0
0
0
16.807
11.331
496.012
249.561
61.622
16.807
0
818.526
16.807
835.333
Waarderingsmodellen
Totaal
Per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
54
Jaarverslag 2013
31-12-2013
31-12-2012
€
€
2. Vorderingen en overlopende activa
Te vorderen premies
Te vorderen pensioenuitkeringen
Vordering Aegon afrekening herverzekering
Vooruitbetaalde kosten
1.228
0
1.504
1
1.421
4
793
4
2.733
2.222
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering uit herverzekering heeft
betrekking op de te verrekenen korting vermogensbeheer.
Vordering op de werkgever(s)
Vorderingen op werkgever(s)
Voorziening dubieuze debiteuren
1.265
-37
1.442
-21
1.228
1.421
597
468
3. Overige activa
Saldo ING Bank
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
55
Jaarverslag 2013
PASSIVA
4. Stichtingskapitaal en reserves
2013
2012
€
€
Algemene reserve
Stand per begin boekjaar
Bestemming saldo van baten en lasten
1.723
54.776
-85.636
87.359
56.499
1.723
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. De dekkingsgraad per 31
december 2013 is 107,1% (2012: 100,2%).
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening
pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de
standaardmethode. Het bepalen van de vereiste solvabiliteit gebeurt door het samenvoegen van voornoemde
buffereisen in de zogenoemde wortelformule. De benodigde buffer per risicocategorie is vastgesteld op basis van het
afzonderlijke risico. Door een bepaalde correlatie tussen verschillende risico's wordt er onder diversificatie een correctie
weergegeven. De ultimo 2013 bepaalde solvabiliteit komt uit op 11,4% (2012: 11,3%)
Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
2013
2012
€
Stichtingskapitaal en reserves
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
€
56.499
34.139
90.715
1.723
35.890
94.316
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.
Herstelplan
Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het
pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 104,3% uit te komen.
Overigens blijft de hersteltermijn om het vereist eigen vermogen te bereiken vijftien jaar.
Het herstelplan bevat de volgende maatregelen:
-
Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de
pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de
pensioengrondslag is gebracht.
Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd.
Per 1 oktober 2008 is de duration van de bezittingen volledig in overeenstemming gebracht met de duration van de
verplichtingen (waarmee het renterisico volledig is afgedekt).
Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50%
van de prijsindex.
Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds - op basis van de gehanteerde aannames - voldoende herstelkracht om
binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken (op basis van de nieuwe beleggingsmix en de
marktrente per eind 2008 is de bijbehorende dekkingsgraad 110%). In het eind maart 2009 ingediende herstelplan
boden deze maatregelen - uitgaande van de omstandigheden ultimo 2008 - echter onvoldoende herstelkracht om
binnen vijf jaar een dekkingsgraad van 104,3% te bereiken.
31-12-2013
€
31-12-2012
€
5. Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Overige technische voorzieningen
791.921
2.004
793.925
56
831.273
3.379
834.652
Jaarverslag 2013
In de overige technische voorziening is een bedrag van € 220.449 opgenomen als Spaarfonds voor
gemoedsbezwaarden.
2013
2012
€
€
831.273
17.880
145
2.900
-24.655
-26.872
0
-7.983
-767
802.844
20.558
-27.038
12.373
-23.654
48.874
-1.885
-13
-785
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
Stand per begin boekjaar
Pensioenopbouw
Korting van aanspraak en rechten
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
791.921
831.273
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde RTS 2,8% (2012: 2,5%).
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Toeslagverlening
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen
aan de consumentenprijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op
toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een
eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers)
jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk
karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is.
Korting van aanspraken en rechten
Het fonds heeft op 1 april 2013 een korting doorgevoerd van 3,2% zodat er naar verwachting per 31 december 2013
een eigen vermogen aanwezig is van minimaal 4,3% van de TV. Bij het vaststellen van de korting is gerekend met een
aantal aannames voor 2013. Indien blijkt dat de realisatie achterblijft bij de veronderstelde aannames en het verwachte
herstel niet voldoende is om tot het minimaal vereist eigen niveau te geraken is een direct aanvullende korting
noodzakelijk.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de
interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name
excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post
betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente.
Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie
van het fonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze
wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
57
Jaarverslag 2013
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Toevoeging aan de technische voorzieningen:
Onttrekkingen aan de technische voorzieningen:
358
-8.341
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening voor pensioenverplichtingen (excl. overige technische voorzieningen) is naar categorieën als volgt
samengesteld:
2013
€
2012
Aantallen
€
Aantallen
Actieven
270.841
6.377
328.938
6.646
Gepensioneerden
325.451
2.348
337.412
2.689
Slapers
195.629
13.588
164.923
13.879
Voorziening voor pensioenverplichtingen
791.921
22.313
831.273
23.214
Korte beschrijving pensioenregeling
De pensioenregeling kan vanaf 2012 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met
een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,00% van de
in dat jaar geldende pensioengrondslag. De maximale pensioengrondslag bedraagt € 89.407 (2012: 87.688), deze
grondslag wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de
regeling is vanaf de leeftijd van 18 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de
opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de
pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Inhaaltoeslagen
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden
toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een
hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het
pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk
toegekende toeslagen.
Voor de actieve deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. De jaarlijkse
toeslagambitie van het fonds is 25% van de CPB-prijsindex.
Volledige
Toegekende
Cumulatief
toeslag
toeslagen
Verschil
verschil
%
%
%
%
Overzicht A
2010
2011
2012
2013
2014
0,30
0,33
0,58
0,63
0,63
-
0,30
0,33
0,58
0,63
0,63
31-12-2013
€
0,30
0,63
1,20
1,84
2,47
31-12-2012
€
Overige technische voorzieningen
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid
Spaarfonds gemoedsbezwaarden
1.783
220
2.004
58
3.182
196
3.379
Jaarverslag 2013
2013
2012
€
€
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid
Stand per begin boekjaar
Opbouw van de voorziening
Onttrekking
Overige actuariele wijzigingen
3.182
0
3.169
13
3.182
-176
-1.223
3.182
0
0
1.783
3.182
31-12-2013
31-12-2012
€
€
6. Overige schulden en overlopende passiva
Overlopende kosten
Schulden u.h.v. beleggingen
Schulden herverzekering
Crediteuren
Nog af te dragen loonheffing
161
17.223
630
86
482
18.582
132
66.228
1.137
74
397
67.969
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
6.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's.
De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is
daarmee het belangrijkste risico voor het fonds.
In 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor
het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt
over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten
betreffen:
- Beleggingsbeleid;
- Premiebeleid;
- Herverzekeringsbeleid;
- Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de
continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) die in
2011 is uitgevoerd.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen
als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de
uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn
vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief
vermogensbeheer.
Solvabiliteitsrisico's
Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het
solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de
pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het
pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste
geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet
verminderen (afstempelen). Voor dit pensioenfonds is dit het geval geweest.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari
Premie
2013
2012
%
%
100,2
[TB7]-0,1
59
89,4
-
Jaarverslag 2013
2013
2012
%
%
Uitkering
Toeslagverlening
Korting van aanspraken en rechten
Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking)
Renteafdekking
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen
Aanpassing levensverwachting
Overige oorzaken
2,8
3,4
0,8
Dekkingsgraad per 31 december
3,1
12,8
-9,0
0,2
3,2
0,5
107,1
-
100,2
Bij het rente-effect is geen rekening gehouden met het effect van de renteswaps.
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze
buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB
voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de
fondsspecifieke restrisico's (na afdekking).
Ultimo 2013 is aan de hand van het standaardmodel de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 11,4% (2012: 11,
3%). Wij constateren dat het standaardmodel zonder aanpassingen kan worden toegepast.
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is
als volgt:
2013
2012
€
€
26.797
69.299
0 8.709 25.702 0 0 0 0 -50.546 90.715 70.670
10.757
15.600
26.794
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
S7 Liquiditeitsrisico
S8 Concentratierisico
S9 Operationeel risico
S10 Actief risico
Diversificatie-effect
Totaal
S1 Renterisico
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
60
5.467
12.385
28.147
0
0
0
0
-65.125
93.941
Jaarverslag 2013
Vereist eigen vermogen (buffer)
Voorziening pensioenverplichting
Vereist pensioenvermogen
Aanwezig eigen vermogen (Totaal activa -/- schulden)
Tekort
2013
2012
€
€
90.715
793.925
884.640
56.499
94.316
834.652
928.968
1.723
34.216
92.593
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt
uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
Beleggingsrisico
Het pensioenfonds heeft geen garantiecontract bij Aegon Levensverzekeringen N.V. Dit wil zeggen dat er geen
rendement gegarandeerd kan worden door Aegon en dat het Pensioenfonds dus direct of indirect enkele risico's
draagt. Hieronder is een kort overzicht gegeven van deze financiële risico's en is aangeduid in welk beleggingsfonds het
eventueel welk risico loopt. In de verschillende overzichten wordt de netto positie van de beleggingen van het fonds
toegelicht, deze wijkt af van de balanswaarde van de beleggingen, omdat de liquide middelen in de risicoparagraaf
worden gesaldeerd.
De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in
renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin
het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd
in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde
van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische
bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico).
Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in
overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur
monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd.
Renterisico (S1)
Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van de
marktrente.
Het renterisico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen
anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de
vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de
verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille.
61
Jaarverslag 2013
Vastrentende waarden
Alle obligatiefondsen zijn onderhevig aan renterisico en bovendien neemt dit renterisico toe met de looptijd van de
obligaties. Enkel binnen staatsobligatiefondsen en het tactische overlay fonds worden bovendien actief posities
ingenomen om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente.
LDO
Fluctuaties in rentestanden beïnvloeden de prijs van vastrentende producten, waaronder obligaties en swaps. Het
renterisico neemt ook toe met de looptijd. Binnen het LDO fonds wordt geen actief beleid gevoerd om te profiteren van
verwachte veranderingen in de rente.
Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de
verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO). Met het LDO is de looptijd
van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille zodanig verlengd dat sinds eind 2008 de vastrentende waarden
een match is met de verplichtingen van het pensioenfonds.
Bij toepassing van een LDO is de mate van matching niet alleen afhankelijk van de bewegingen van het LDO zelf, maar
ook van de duration van de overige vastrentende waarden en van de pensioenvoorzieningen, de verhouding tussen
aandelen en vastrentende waarden en de dekkingsgraad. Hierdoor wijzigt de mate van matching voortdurend. In 2012
was een renteafdekking van 70% van toepassing, waarbij een bandbreedte is afgesproken van 5%-punt. Met ingang
van 1 januari 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan met een bandbreedte van 10%-punt, omdat
het pensioenfonds voor wat betreft de beleggingen in aandelen streeft naar een passief beleid.
De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien
deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. In de verdeling is rekening
gehouden met de renteswaps, een negatieve marktwaarde bij 'looptijd korter dan 1 jaar' is het gevolg van de korte
rente van deze renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente geruild voor een lange rente om
renterisico van de pensioenverplichting af te dekken. De korte rente die betaald wordt heeft dus een negatieve
marktwaarde en een looptijd die korter is dan een jaar.
De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien
deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel.
31-12-2013
Resterende looptijd < 1 jaar
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
Langer dan 10 jaar
Niet rentedragende instrumenten
31-12-2012
€
%
€
%
-285.608
235.803
201.387
444.921
251.950
-33,6
27,8
23,7
52,4
29,7
-113.370
221.991
182.853
308.995
234.956
-13,6
26,6
21,9
37,0
28,1
848.453
100,0
835.425
100,0
De duration van het fonds is 17 jaar. De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt
samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende
beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven (voor 2013 betreft dit een opgave
inclusief de overige technische voorzieningen):
31-12-2013
€
Resterende
Resterende
Resterende
Resterende
looptijd
looptijd
looptijd
looptijd
<
>
>
>
5 jaar
5 en < 10 jaar
10 en < 20 jaar
20 jaar
31-12-2012
%
€
%
127.241
133.505
233.563
299.616
16,0
16,8
29,4
37,7
124.309
148.868
245.516
315.959
14,9
17,8
29,4
37,9
793.925
100,0
834.652
100,0
Risico zakelijke waarden (S2)
Het risico zakelijke waarden, oftewel het koersrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen
(veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene
marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed
op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen
onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door middel van spreiding binnen de portefeuille
(diversificatie) naar sectoren en geografische regio's wordt het prijsrisico gemitigeerd.
62
Jaarverslag 2013
Valutarisico (S3)
Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van
valutakoerswisselingen.
Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige
afdekking van het valutarisico voor vastrentende waarden. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt
gemiddeld voor 75% afgedekt. Het totaalbedrag dat na afdekking buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar
circa 6,2% (2012: 8,7%) van de beleggingsportefeuille.
Het wereldwijd aandelen fonds belegt (deels) in aandelen die genoteerd zijn in andere valuta dan de euro. Hierdoor
bestaat een valutarisico. Het valutarisico in US dollar, Britse pond en Japanse yen wordt naar euro's afgedekt.
In het staatsobligatiefonds zitten enkel beleggingen gedenomineerd in Euro waardoor het niet is blootgesteld aan enig
valutarisico. In de overige fondsen kunnen beleggingen zitten met een denominatie in andere Europese valuta dan in
Euro, maar al deze posities worden afgedekt naar Euro via 1-maands valuta forward contracten waardoor deze
beleggingsfondsen een beperkt valutarisico lopen. Aangezien alle beleggingen gedenomineerd zijn in Euro, zijn het LDO
fonds en hypothekenfonds niet blootgesteld aan enig valutarisico.
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben
een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken.
In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande
valutaposities en afdekkingen.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door
factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.
Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van
het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële
instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.
Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het
maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze
richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van AEAM.
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt:
2012
2013
€
%
€
%
Nederland en andere EU-landen
Europa (niet-EU)
Noord-Amerika
Japan
Overig (inclusief beleggingsvorderingen)
481.493
57.879
128.058
14.622
166.401
56,8
6,8
15,1
1,7
19,6
471.597
54.405
131.189
16.097
162.137
56,5
6,5
15,7
1,9
19,4
Totaal
848.453
100,0
835.425
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:
2013
2012
€
%
€
%
Basismaterialen
Industrie
Cyclische consumentengoederen
Energie
Gezondheidszorg
Niet-cyclische consumentengoederen
Nutsbedrijven
Informatietechnologie
Telecommunicatie
Overheid en overheidsinstellingen
Financiële instellingen
Overige
13.479
46.504
52.516
30.956
21.637
36.181
12.680
32.083
26.083
283.159
235.289
57.885
1,6
5,5
6,2
3,7
2,6
4,3
1,5
3,8
3,1
33,4
27,7
6,8
16.815
42.935
37.616
31.705
19.782
33.967
13.212
30.007
23.534
354.897
193.799
37.154
2,0
5,1
4,5
3,8
2,4
4,1
1,6
3,6
2,8
42,5
23,2
4,5
Totaal
848.453
100,0
835.425
100,0
63
Jaarverslag 2013
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
2013
%
€
Kantoren
Winkels
Woningen
Logistiek
Parkeren
Hotels
Totaal
2012
%
€
2.034
3.283
2.273
632
1.956
381
19,3
31,1
21,5
6,0
18,5
3,6
2.189
3.459
2.419
885
2.031
348
19,3
30,5
21,4
7,8
17,9
3,1
10.559
100,0
11.331
100,0
Het vastgoed bevindt zich voor 31% in Nederland en voor het overige deel in de rest van Europa.
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van
tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Voor obligatiefondsen geldt dat de economische staat van onderliggende ondernemingen en soevereine staten kan
veranderen en dit risico zal door de markt verdisconteerd worden in de prijs van obligaties. Ook zijn obligatiefondsen
onderhevig aan settlement risico's ten tijde van de aan- of verkoop en couponbetalingen. Bij obligaties uitgegeven door
HighYield ondernemingen en Emerging Market landen is dit risico groter dan bij Investment grade beleggingen dan wel
verder ontwikkelde soevereine staten.
Het risico bestaat dat de tegenpartij in een swap niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beperkt door
onderpandovereenkomsten die met alle tegenpartijen zijn gesloten.
In het hypothekenfonds bestaat het risico dat de hypotheekgever niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarna het
fonds het recht van parate executie heeft op het onderliggende onderpand. Dit risico wordt echter voor een deel van de
hypotheken beperkt door een Nederlandse Hypotheek Garantie. Percepties over de totale omvang van dit risico zullen
door de markt verdisconteerd worden in de prijs van hypotheken.
Bij beleggingen in grondstoffen wordt er echter geïnvesteerd in swaps waarbij er een direct tegenpartij risico is.
Daarnaast wordt er ook kredietrisico gelopen over de investeringen van de eventuele liquiditeitsoverschotten in de
money market instrumenten.
Directe vastgoedbeleggingen oftewel niet-beursgenoteerd vastgoed is niet liquide genoeg om op zeer korte termijn te
kunnen verkopen. In het geval het fonds niet direct aan zijn verplichtingen kan voldoen, bestaat de mogelijkheid dat
het vastgoedfonds extra geld opvraagt bij de participanten in dat fonds. Hoewel deze optie gekend is bij de
participanten, gaat het fonds met deze mogelijkheid uiterst voorzichtig om.
In de onderstaande tabel (die op doorkijkbasis is gevuld) zijn de kredietexposures ultimo verslaggevingperiode
weergegeven. De overige financiële instrumenten betreft beleggingen waar geen kredietrisico voor geldt zoals
aandelen, vastgoedbeleggingen e.d.
64
Jaarverslag 2013
2013
€
2012
%
€
%
AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC
CC
D
Financiële instrumenten zonder rating
Overige financiële instrumenten
172.913
145.714
109.173
111.188
15.846
15.490
1.792
328
15
90.373
267.425
18,6
15,7
11,7
12,0
1,7
1,7
0,2
0,0
0,0
9,7
28,7
202.792
139.658
57.032
58.102
18.152
16.432
1.884
1.039
11
69.230
285.532
24,0
16,4
6,7
6,8
2,1
1,9
0,2
0,1
0,0
8,1
33,7
Totaal
930.257
100,0
849.865
100,0
In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de kredietwaardigheid
van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een
Rating van BBB en lager neemt het risico op default toe. De portefeuille is blootgesteld aan een significant kredietrisico.
Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van kredietderivaten
(Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij afgedekt, of kan juist extra
kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van het totaal kredietrisico in bovenstaand
overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van
de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de
portefeuille.
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die
worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste
actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
Langleven c.q. overlijdensrisico
Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de
werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden
bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen.
Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat
prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met toepassing van
Towers Watson-ervaringssterfte 2012, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de
pensioenverplichtingen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met
het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde
technische winstdeling.
Toeslagrisico
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot
de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk
van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële
resultaten). Dit is echter afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel
aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale
pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit
moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden
afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze.
Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 73,6% (31 december 2012: 65,6%).
65
Jaarverslag 2013
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden
omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere
termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te
houden voor de liquiditeitsposities.
Het vermogen van het pensioenfonds is per 31 december 2013 en 2012 voor het overgrote deel belegd in vrij
verhandelbare beursgenoteerde beleggingen en was hierdoor niet blootgesteld aan een significant liquiditeitsrisico.
Concentratierisico (S8)
Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in
een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever.
Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en
limieten voor beleggen in landen, regio's, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds
vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de
vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.
De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het
kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden
per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post
die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het
balanstotaal aanwezig:
31-12-2013
€
31-12-2012
%
€
%
Vastrentende waarden
Nederland
Verenigde Staten
Frankrijk
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
Oostenrijk
170.136
128.058
122.274
120.871
57.879
25.533
19,6
14,7
14,1
13,9
6,7
2,9
135.612
131.189
117.367
160.265
54.405
20.071
15,0
14,5
13,0
17,7
6,0
2,2
totaal
624.751
71,9
618.910
68,5
Operationeel risico (S9)
Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg
van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT problemen,
tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling
van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Voor zover dit
risico binnen het bestuur ligt, wordt dit gereduceerd door de gedragscode.
Zoals eerder vermeldt, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds heeft
de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en Aegon Asset Management.
Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de
uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door
het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over
de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en Aegon Asset
Management een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de
operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een onafhankelijke accountant certificeert deze. De
rapportages van de dienstverleners worden uitgebreid geanalyseerd. Indien nodig worden met de dienstverleners
afspraken gemaakt over verbeteringen.
Juridisch risico
Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten.
Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en
afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring.
Bestuursrisico
Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis te kort schiet, dit al dan
niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds
beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur,
alsmede op financieel gebied door een onafhankelijke accountant.
Het bestuur zal - mede in het kader van Pension Fund Governance en ter beheersing van dit risico - extra aandacht
besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt daarbij gebruik van de expertise van zijn
belangenorganisatie, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.
66
Jaarverslag 2013
Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico
Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om
de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het pensioenfonds op zijn aansprakelijkheid is
aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden
persoonlijk.
Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen
integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden
en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Desalniettemin is een
bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter beheersing van dat risico.
Volledigheidsrisico
Dit betreft het risico dat niet alle werkgevers en werknemers die onder de verplichtstelling vallen zijn aangesloten bij
het pensioenfonds. Op basis van de verplichtstelling heeft een werknemer recht op pensioenaanspraken jegens het
pensioenfonds. Hieruit volgt een mogelijk claimrisico. Los van het feit dat een werkgever zelf de verplichting heeft om
te bezien of een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voert het pensioenfonds doorlopend
volledigheidscontroles uit. Op basis van bestandscontroles wordt bezien of sprake is van werkgevers die onder de
verplichtstelling vallen, maar nog niet zijn aangesloten. Indien hier op enig moment sprake van is, zal de betreffende
werkgever op de verplichtstelling worden gewezen en tot aansluiting worden verzocht. De reeds aangesloten
werkgevers dienen jaarlijks een Assurance rapport te overleggen, teneinde vast te stellen dat de werkgever alle onder
de verplichtstelling vallende werknemers met de juiste gegevens bij het pensioenfonds heeft aangemeld.
67
Jaarverslag 2013
6.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het bestuur heeft - onder behoud van zijn verantwoordelijkheden - de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP
Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan Aegon Asset Management B.V.
Voor 2013 bedraagt de vergoeding voor TKP Pensioen B.V., die voortkomt uit de langlopende contractuele verplichting
€ 1,3 miljoen (2012: € 1,4 miljoen).
Daarnaast treedt Aegon Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds. De condities van de uitbesteding
zijn vastgelegd in een zowel met Aegon als TKP gesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement.
De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg
geheel bij het pensioenfonds ligt. De overeenkomst met TKP is afgesloten per 1 januari 2010 met een looptijd van vijf
jaar. De herverzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2010 verlengd met een looptijd van vijf jaar.
Het beheer van de aandelenportefeuille is uitbesteed aan Aegon Asset Management B.V.
De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson
Netherlands B.V.. Voor 2013 bedraagt deze vergoeding aan Towers Watson Netherlands B.V. € 341 (2012:
€ 336).
6.4.5
Verbonden partijen
Transacties met (voormalige) bestuurders
Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen
vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Verplichtstelling en uitvoeringsreglement
Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 23 augustus 2013, worden werkgevers
verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement.
68
Jaarverslag 2013
6.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
2013
2012
€
€
7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
In rekening gebrachte pensioenpremie
20.989
23.058
De kostendekkende premie op RTS-basis voor 2013 bedraagt € 22,5 miljoen (2012: € 25,6 miljoen). Het pensioenfonds
maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie
bedraagt € 15,1 miljoen (2012: € 16,1 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 21,0 miljoen (2012: € 23,1 miljoen).
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte
kostendekkende premie.
Kostendekkende premie
22.549
25.624
Feitelijke premie
20.989
23.058
Gedempte premie
15.133
16.088
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie
volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de
werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De
samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kostendekkende premie
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
Opslag voor uitvoeringskosten
18.702
2.113
1.734
21.271
2.574
1.779
Totaal kostendekkende premie
22.549
25.624
69
Jaarverslag 2013
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
De overige kosten voor vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door AEGON, maar zitten verrekend
in de opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert. Met betrekking tot aandelen en
vastrentende waarden is er alleen sprake van directe beleggingsopbrengsten, omdat er belegd wordt in
beleggingsfondsen.
2013
Directe
beleggingsopbrengst
€
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
Omvangskorting
2012
-498
52.150
-14.200
-43
-6.466
-5.317
30.944
Indirecte
beleggingsopbrengst
€
€
Rebates
Aegon
Totaal
€
€
0
0
15.991
0
-21.308
Directe
beleggingsopbrengst
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
Omvangskorting
Indirecte
beleggingsopbrengst
708
-498
52.150
1.791
-43
-27.774
708
708
26.335
Rebates
Aegon
Totaal
€
€
0
0
17.530
0
45.726
-908
28.069
28.340
441
-1.944
63.256
53.998
1.231
-908
28.069
45.870
441
43.782
1.231
1.231
118.486
De kosten vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door Aegon, maar worden verrekend in de
opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert.
2013
2012
€
€
9. Overige baten
Interest waardeoverdrachten
Interest overig
Andere baten
1
3
14
2
4
132
18
138
De overige baten in 2013 hebben betrekking op de aansluiting in de rekening courant aangaande het depotverslag
Notariaat.
10. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen
Prepensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
WAO-aanvulling
Afkoop pensioenen en premierestitutie
17.970
902
3.973
71
374
626
17.160
1.755
3.832
59
375
319
23.917
23.501
De vergelijkende cijfers van 2012 zijn op een andere wijze onderverdeeld dan in 2012 het geval is geweest. Op
totaalniveau heeft dit geen gevolgen, echter de post 'Ongehuwdenpensioen' is verdeeld over 'Ouderdomspensioen' en
'Partnerpensioen'.
70
Jaarverslag 2013
2013
2012
€
€
11. Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten
Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
Administratiekostenvergoeding
Accountantskosten
Certificerend actuaris
Adviserend actuaris
Overige advieskosten
Contributies en bijdragen
Dwangsommen en boetes
Overige
152
30
1.293
76
53
333
164
91
0
104
99
18
1.413
61
52
283
4
174
0
75
2.296
2.180
De opleidingskosten voor het bestuur zijn opgenomen onder de 'Bestuurskosten', in 2012 werden deze kosten nog
apart weergegeven en bedroegen toen € 3. In 2013 bedroegen de opleidingskosten € 29.
De daling van de administratiekostenvergoeding ten opzichte van 2012 wordt veroorzaakt doordat in 2012 extra uren
in rekening zijn gebracht met betrekking tot het aanpassen van de pensioenregeling. Voor 2013 is van deze kosten
geen sprake.
De kosten voor de certificerend actuaris in 2013 zijn vrijwel identiek als afgelopen jaar, daarnaast zijn de kosten voor
actuariële advisering met € 50 gestegen.
Een grote stijging ten opzichte 2012 betreffen de overige advieskosten, hierin zitten de kosten voor het Aegon
matchingsmandaat voor 2012 en 2013 van bijna € 73 per jaar.
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders, deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging, doch wel vacatiegeld. In
2013 is met terugwerkende kracht een aanvullende vergoeding over 2012 toegekend, dit verklaart de verhoging van de
bestuurskosten.
DNB en AFM
De kosten voor contributies en bijdragen bestaan uit de kosten voor DNB en AFM en zijn flink lager door een gewijzigde
methodiek bij de betreffende instantie.
Accountantshonoraria
De accountantskosten hebben voor een bedrag van € 51 betrekking op de wettelijke
controle van de jaarrekening en verslagstaten over 2013 door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. € 25 heeft
betrekking op andere controle-opdrachten, zoals werkzaamheden met betrekking tot BTW-zaken.
De overige kosten bestaan voornamelijk uit kosten met betrekking tot communicatie. Zo is er in 2013 voor een bedrag
van ruim € 25 aan mailingen verstuurd, die onder andere betrekking hebben op het onderzoek naar de risicohouding
van de deelnemers.
Aantal personeelsleden
Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een
uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV.
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van
het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Korting van aanspraak en rechten
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
17.880
145
2.900
-24.655
-26.872
0
-7.983
-767
20.558
-27.038
12.373
-23.654
48.874
-1.885
-13
-785
-39.352
28.429
-1.399
25
14
30
-1.374
44
13. Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie voorziening toekomstige schadegevallen
Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden
71
Jaarverslag 2013
14. Saldo herverzekering
Premie herverzekering
Technisch resultaat 2012
-1
-557
47
127
-558
174
-326
7.934
-4
0
7.608
-4
15. Saldo overdracht van derden
Inkomende waardeoverdrachten
Uitgaande waardeoverdrachten
De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenopbouw.
Als gevolg van de stijging van de dekkingsgraad tot boven de 100,0% is de onderlinge afrekening van
waardeoverdrachten weer toegestaan. Aangevraagde waardeoverdrachten uit het verleden zijn daarbij ook
verwerkt, wat derhalve een grote toename ten opzichte van 2012 laat zien.
16. Overige lasten
Interest waardeoverdrachten
Overig
Den Haag, 27 mei 2014
72
25
4
0
0
29
0
Jaarverslag 2013
6.4.7
Verbonden partijen
Verplichtstelling en uitvoeringsreglement
Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 6 maart 2006, worden
werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het
uitvoeringsreglement.
Transacties met bestuurders
Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het
pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Den Haag, 27 mei 2014
Namens het bestuur,
Mr. A.J.A. Marks
Werkgeversvoorzitter
A. Hoekstra
Werknemerssecretaris
73
Jaarverslag 2013
Overige gegevens
7.
Overige gegevens
7.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo
van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de
statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.
Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat in zijn geheel ten bate te brengen aan de reserves.
7.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Op basis van de financiële positie ultimo 2013 heeft het bestuur de evaluatie van het herstelplan
verricht. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo december 2013 107,1% en ligt
daarmee boven het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3%. Het bestuur heeft op basis van de
evaluatie het fonds uit het korte termijn herstel gemeld. Tevens is besloten dat de voorgenomen
kortingsmaatregel per 1 april 2014 niet hoeft te worden geëffectueerd. De gesplitste premiemethodiek
hoeft niet te worden toegepast in 2014 aangezien de ontvangen premie hoger is dan de vereiste
premie.
In april 2014 heeft het bestuur unaniem ingestemd met het voornemen tot samengaan met Stichting
Notarieel Pensioenfonds (SNPF). Beide besturen zijn ervan overtuigd dat een gecombineerd
pensioenfonds bijdraagt aan het doel om een goede pensioenregeling in het notariaat te kunnen blijven
uitvoeren.
De krimpende markt voor het notariaat heeft geleid tot een afname van het aantal actieve deelnemers
van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Dit heeft gevolgen voor de
premie-inkomsten en de kosten van de pensioenregeling per deelnemer. Tegelijkertijd is het uitvoeren
van pensioenregelingen en het beheren van pensioenvermogen de laatste jaren steeds complexer
geworden. Daarnaast worden er verdergaande eisen gesteld aan de besturen van pensioenfondsen. Dit
vraagt een zo efficiënt mogelijk ingerichte pensioenuitvoering en een effectieve organisatie van het
vereiste niveau van het bestuur.
Om bovenstaande te realiseren, wordt meer en meer naar schaalvergroting gezocht. Ook door de
besturen van beide fondsen. Gezien het feit dat beide pensioenfondsen opereren in dezelfde branche,
ligt het samengaan van deze beide pensioenfondsen voor de hand. Gesprekken in de afgelopen
maanden hebben uitgewezen dat er gezamenlijk goede mogelijkheden zijn om de
toekomstbestendigheid van de pensioenregelingen te vergroten en om tot kostenvoordelen te komen.
De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn op de hoogte gebracht van het voornemen. In
een tussentijds advies heeft het verantwoordingsorgaan laten weten een positieve houding te hebben.
Daarnaast hebben ook de eerste gesprekken met toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB)
plaatsgevonden. Ook DNB staat in beginsel positief tegenover een samengaan van beide fondsen.
Het samengaan van beide fondsen in één pensioenfonds heeft geen gevolgen voor de al opgebouwde
pensioenen en ingegane pensioenuitkeringen. Of de pensioenregeling bij het samengaan verandert,
staat nog niet vast. Dit is afhankelijk van de keuzes die de sociale partners maken. De sociale partners
bepalen binnen de wettelijke en fiscale kaders de inhoud van de pensioenregeling. Deze keuzes worden
in de komende maanden door de Bond van Medewerkers in het Notariaat en de door de KNB
samengestelde werkgeverscommissie gemaakt.
74
Jaarverslag 2013
Het bestuur is ervan overtuigd dat het samengaan van beide fondsen kan resulteren in een
toekomstbestendig pensioen tegen lagere kosten.
75
Jaarverslag 2013
7.3
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is aan Towers Watson
Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de
Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de
betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van
de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens
als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
Heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen
vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
Heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de
waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan
nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het
Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten,
als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen
vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum,
sprake van een reservetekort.
Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1
april 2013 met 3,2% te zullen korten. Deze korting is als voorlopige korting reeds in aanmerking
76
Jaarverslag 2013
genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen per 31 december 2012. In 2013 is de
korting administratief verwerkt.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126
tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132, vanwege een reservetekort.
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is naar
mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort.
Apeldoorn, 27 mei 2014
A. Berger AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
77
Jaarverslag 2013
7.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor
medewerkers in het Notariaat te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31
december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen
een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen
en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide
in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het
bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk
acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang
als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat
wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen
dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de
bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van
de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat
de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking
die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het
opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de
gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van
de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een
onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het
vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat per 31 december 2013
en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW).
78
Jaarverslag 2013
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken
naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen,
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW
vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat
kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 27 mei 2014
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Drs. H.C. van der Rijst RA
79
Jaarverslag 2013
Bijlagen
Bijlage 1
Recapitulatie deelnemersbestand
Stand ultimo
vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo
verslagjaar
6.646
698
967
6.377
13.879
858
1.149
13.588
2.689
202
543
2.348
2.047
116
460
1.703
arbeidsongeschiktheidspensioen
150
14
31
133
partnerpensioen
462
62
38
486
30
10
14
26
23.214
1.758
2.659
22.313
Actieven
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
Waarvan:
(tijdelijk) ouderdomspensioen
wezenpensioen
Totaal:
De daling van het aantal gepensioneerden ten opzichte van 2012 wordt, naast de reguliere afname,
veroorzaakt door een andere wijze van tellingen van deelnemers met prepensioen. Het aantal
deelnemers bedraagt 231 per 1 januari 2013. De afname van het aantal deelnemers met prepensioen
bedraagt 155 zodat in de stand per 31 december 2013 een aantal van 76 deelnemers met prepensioen
is opgenomen binnen de populatie van actieve deelnemers in plaats van gepensioneerde deelnemers.
80
Jaarverslag 2013
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN
Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota,
wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen,
pensioenen en toeslagverlening.
Actuariële analyse
In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen
en werkelijke ontwikkelingen.
AFM
Autoriteit Financiële Markten
Asset Liability Management (ALM)
Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en
beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen
en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's.
Assurance rapport
Een rapport waarin een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de
beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de
toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken.
Benchmark
Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden
afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index).
Communicatiecommissie
De commissie die alle communicatiemiddelen naleest
Compliance
Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en
regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat
waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent
de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële
sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat
bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten
mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke
informatie.
Consistentietoets
Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de
evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden
pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met
betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit
kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid.
Continuïteitsanalyse
Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien
of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen.
Credit rating
Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico
eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een
81
Jaarverslag 2013
onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd
bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's.
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen,
uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de
pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd
vermogen, de andere activa en de schulden.
Dekkingstekort
Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening
pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken.
Derivaten
Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is
van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden
zijn futures en swaps.
DNB
De Nederlandsche Bank
Duration
De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de
resterende looptijd van die waarde.
Eigen vermogen
Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen.
Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een
toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is.
Emerging markets (opkomende markten)
Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu
goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
Feitelijke premie
De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar.
Financieel Toetsingskader (FTK)
De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand
van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
Franchise
Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag.
Gedempte kostendekkende premie
De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een
verwachting voor de toekomst.
Gedragscode
82
Jaarverslag 2013
Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten
tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van
misbruik van vertrouwelijke informatie.
Grondstoffen
Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en
aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen.
Herstelplan
Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat
de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar
weer voldoet aan het vereist eigen vermogen.
Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het
kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn
van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
High yield
Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd.
Insider
Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële
instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie
over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die
kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie.
Investment grade
Obligaties met een credit rating van BBB of hoger.
Kostendekkende premie
Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie
fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in
rekening brengt.
LDO (Long Duration Overlay)
Dit is een beleggingsfonds waarbij gebruik wordt gemaakt van renteswaps om de duration van de
beleggingen te verlengen zodat deze beter wordt afgestemd op die van de verplichtingen. Dit zorgt
ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die
van de verplichtingen.
Marktwaarde
De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen
terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
Middelloon(regeling)
Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de
middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de
werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen
pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele
periode van deelname aan de regeling.
OTC (Over the counter)
Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct
tussen twee partijen afgesloten worden
83
Jaarverslag 2013
Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis
Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens
de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde).
Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de
deelneming.
Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er
bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang
van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen
deelnemer.
Pensioenfederatie
In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van
Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie
van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de
aangesloten pensioenfondsen.
Pensioenplanner
Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en
berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie.
Pensioenwet
Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen
te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid.
Prognosetafels
Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de
Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst
op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze
frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de
pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV.
De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven,
bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005.
Renterisico
Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa
en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans
en resultaat.
Rentetermijnstructuur
De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van
een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale
rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop.
Reservetekort
Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening
pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve
beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te
dekken.
Risicobudget
Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit
wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de
strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen
84
Jaarverslag 2013
onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse
beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille.
Risicopremie
Dit is de premie voor risicodekking.
RJ610
De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen,
met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening.
Securities lending
Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in
ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er
geen koersrisico gelopen.
Strategische allocatie
De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen,
vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille.
Strategische norm portefeuille
De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd
zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met
regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld
aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per
categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt.
Streefvermogen
Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een
rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit
betekent dat het pensioenfonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte
toeslagverlening is gefinancierd.
Swap
Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een
andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn
derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn.
Toeslagverlening
Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast
(geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen.
Toeslagenlabel
Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het
opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label
is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen.
Triple A
Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem
afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service.
Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit.
Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer
pensioenregelingen.
85
Jaarverslag 2013
Verantwoordingsorgaan
De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de
actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn
vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
Visitatiecommissie
In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan
gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe
aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het
bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
Verbonden personen
Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het
pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij
werkzaam zijn.
Voortzettende deelnemers
Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt
bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een prepensioen regeling of
medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard.
Waardeoverdracht(en)
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
86
Jaarverslag 2013
Colofon
Uitgegeven door
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat
Postbus 501 9700 AM Groningen
Correspondentieadres:
Postbus 501
9700 AM Groningen
Telefoon
050 582 98 58
Internet
www.bpfmedewerkersnotariaat.nl
Email-adres [email protected]
Realisatie
TKP Pensioen BV
Postbus 501
9700 AM Groningen
87
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat
Postbus 501
9700 AM Groningen
www.bpfmedewerkersnotariaat.nl