Jaarverslag 2013 Jaarverslag 2013 Inhoudsopgave Kerncijfers 4 Bestuursverslag 6 Woord van de voorzitter 7 Personalia 9 1. Financiële 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5 positie en beleid in 2013 Inleiding Financiële opzet en positie Totstandkoming herstelplan Ontwikkeling herstelplan en korting Beleid en beleidskeuzes Toeslagbeleid Financieringsbeleid Herverzekeringsbeleid Beleggingsbeleid Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) 2. Beleggingen 2.1 Algemeen 2.2 Aandelen 2.3 Vastrentende waarden 2.4 Vastgoedbeleggingen 2.5 Overige beleggingen 2.6 Terugblik 2013 2.7 Vooruitblik 2014 2.8 Corporate Governance 2.9 Z-score 18 18 18 18 19 19 19 20 21 22 3. Pensioenen 3.1 Inleiding 3.2 Pensioenadministratie 3.3 Pensioencommunicatie 3.4 Uitvoeringskosten 3.5 Pensioenregeling 3.5.1 Pensioenregeling 2012 3.6 Ontwikkelingen in 2013 en daarna 23 23 23 23 25 26 26 27 4. Actuariële paragraaf 31 5. Besturing en naleving wetgeving 5.1 Algemeen 5.2 Organisatie en uitvoering 5.3 Bestuursaangelegenheden 5.4 Goed pensioenfondsbestuur 5.4.1 Verslag van de visitatiecommissie 5.4.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur) 5.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 5.6 Gedragscodes 5.7 Geschillencommissie 5.8 Statutenwijziging 33 33 33 34 34 36 2 11 11 12 13 14 14 14 14 15 15 16 37 40 40 40 40 Jaarverslag 2013 6. 5.9 Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid Jaarrekening 40 42 Jaarrekening 6.1 Balans per 31 december 2013 6.2 Staat van baten en lasten 6.3 Kasstroomoverzicht 6.4 Toelichting op de jaarrekening 6.4.1 Algemeen 6.4.2 Grondslagen 6.4.2.1 Algemene grondslagen 6.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 6.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat 6.4.2.4 Kasstroomoverzicht 6.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 6.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen 6.4.5 Verbonden partijen 6.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 6.4.7 Verbonden partijen 43 43 44 45 46 46 46 46 47 49 51 52 68 68 69 73 Overige gegevens 74 7. 74 Bijlagen Overige gegevens 7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum 7.3 Actuariële verklaring 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijlage 1 Bijlage 2 Recapitulatie deelnemersbestand Begrippenlijst 3 74 74 76 78 80 80 81 Jaarverslag 2013 Kerncijfers Bedragen x € 1.000 2013 2012 2011 2010 2009 6.377 13.588 2.348 22.313 6.646 13.879 2.761 23.286 7.409 13.217 2.598 23.224 7.515 13.036 2.289 22.840 8.219 12.160 2.057 22.436 867 834 833 824 823 22.549 15.133 20.989 2.296 23.917 25.624 16.088 23.058 2.180 23.501 27.866 19.323 22.441 2.057 21.773 24.318 17.696 22.310 1.642 20.578 30.148 18.848 25.334 1.475 18.974 Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Korting 0,0% 3,2%2 0,0% 2,1%3 0,0% 56.499 793.925 107,1% 1.723 834.651 100,2% -85.636 806.179 89,4% -21.512 687.610 96,9% -42.894 616.464 93,0% 104,3% 111,4% 104,3% 111,3% 104,3% 112,1% 104,3% 112,9% 105,0% 109,0% 2,8% 2,5% 2,7% 3,4% 3,9% Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden1 Aantal aangesloten werkgevers Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad in % Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen Rentetermijnstructuur (RTS) 1 2 3 Met ingang van 2013 worden deelnemers met prepensioen en arbeidsongeschiktheidsuitkering meegeteld onder de actieve deelnemers in plaats van onder ingegane pensioenen. Het effect hiervan betreft 76 deelnemers die gezien de voortzetting in opbouw als actief worden aangemerkt. Eind 2012 is een evaluatie uitgevoerd, in 2013 komt de korting uit op 3,2%. Het besluit tot korting is in 2010 genomen en met ingang van 1 januari 2011 doorgevoerd. 4 Jaarverslag 2013 Bedragen x € 1.000 Beleggingen Netto balanswaarde Beleggingsopbrengsten Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal Beleggingsrendement in % Benchmarkrendement portefeuille in % Jaarlijkse Z-score Performance toets4 4 2013 2012 2011 2010 2009 848.453 26.335 835.424 118.486 720.132 56.396 662.534 91.437 575.068 46.136 10.559 216.882 569.318 51.833 -139 848.453 11.331 249.651 496.012 61.621 16.807 835.422 12.240 171.807 446.633 74.635 14.817 720.132 11.617 165.357 419.299 47.562 18.699 662.534 9.192 151.314 333.859 70.541 10.162 575.068 3,06% 3,85% 0,59 5,62 16,29% 16,76% 0,82 7,27 8,39% 5,19% 2,14 6,38 15,93% 10,83% 4,94 5,74 8,68% 10,00% 1,23 3,75 De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. Voor de bepaling van de z-score 2013 wordt verwezen naar paragraaf 2.9. 5 Jaarverslag 2013 Bestuursverslag 6 Jaarverslag 2013 Woord van de voorzitter Beste belangstellende en belanghebbende bij het fonds, Het jaar 2013 was het laatste jaar van het korte termijn herstelplan. Dat herstelplan is in 2009 opgestart in verband met het dekkingstekort dat toen was ontstaan. Het bestuur is blij te kunnen vaststellen dat het herstelplan heeft gewerkt. Tezamen met andere relevante omstandigheden en acties was de dekkingsgraad per 31 december 2013 107,1%. De minimaal vereiste dekkingsgraad was 104,3%, zodat er gelukkig een ruime marge was. Teneinde u een kijkje in de keuken te gunnen, licht ik één van de relevante acties bijgaand toe. Zoals bij vrijwel alle pensioenfondsen is ook ons fonds heel gevoelig voor rente-ontwikkelingen. Mede aangezien die de laatste maanden van het jaar nog onvoorspelbaarder waren dan anders én de dekkingsgraad zich positief ontwikkelde achtte het bestuur het opportuun om het beleggingsbeleid tijdelijk aan te passen. Het bestuur heeft daarbij voor ogen gehad dat het waarborgen van de pensioenaanspraken van de deelnemers één van de hoofddoelstellingen van het fonds is. In samenspraak met onze vermogensbeheerder en beleggingsadviseur zijn maatregelen getroffen om het risico te verkleinen dat per het einde van het jaar 2013 de pensioenrechten verder zouden moeten worden gekort. Per 1 april 2013 waren de rechten immers reeds gekort met 3,2%. Diverse mogelijkheden zijn onderzocht en afgewogen op effectiviteit, complexiteit, kosten, implementatiemogelijkheden etcetera. Zowel De Nederlandsche Bank als de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn doorlopend op de hoogte gehouden. Uiteindelijk is het besluit genomen om alleen de methode te gebruiken van het verlagen van het percentage aandelen en is als resultaat hiervan het aandelenbelang teruggebracht tot 25% van de totale beleggingsportefeuille. Dat gaf tevens de mogelijkheid (waar overigens geen gebruik van is gemaakt) om de rente afdekking omlaag te brengen. Na de jaarwisseling is het aandelenbelang weer teruggebracht op het oude niveau, nadat eerst de actie was geëvalueerd. Een voorwoord bij een jaarverslag is te kort om een compleet overzicht te geven van wat er zich in het verslagjaar heeft voorgedaan, en ook te kort om alle komende ontwikkelingen toe te lichten. Maar toch, naast hetgeen waarmee ik ben begonnen, kan over het jaar 2013 gezegd worden dat het fonds thans een systeem heeft opgezet met betrekking tot Integraal Risico Management. Samen met specialisten van TKP is gekomen tot een zogenaamd IRM-dashboard waarmee op kwartaalbasis alle relevante risico's die het fonds loopt in kaart worden gebracht. Het bestuur heeft een IRM-commissie ingesteld die in de controle de leiding heeft en pro-actief risico's benoemt en het dashboard mede onderhoudt. Het bestuur verwacht met dit systeem alle risico's zoveel als mogelijk te beheersen zodat waar nodig acties kunnen worden ondernomen. Voor wat betreft de communicatie van en door het fonds is door middel van een representatieve steekproef een nulmeting onder de actieve deelnemers uitgevoerd, hetgeen resulteerde in een kleine voldoende. Verder dient het vertrouwen en pensioenbewustzijn vergroot te worden. Dit signaal is door het bestuur opgepakt. Ook is een risicobereidheidsonderzoek uitgevoerd, mede in verband met een heroriëntatie op de toekomst. Gebleken is dat het merendeel van de respondenten zekerheid prefereert boven het lopen van risico's. Overigens was de respons op het onderzoek helaas gering. Zoals gezegd heeft het bestuur zich beraden op de toekomst van het fonds. Dat proces is in het najaar van 2012 opgestart. Diverse vragen kwamen aan de orde. Is er nog een bestaansrecht voor dit fonds? Denk bijvoorbeeld aan de alsmaar krimpende (arbeids)markt in het notariaat. Hoe voldoet het bestuur aan de toenemende eisen op het gebied van toezicht, governance, controle, deskundigheid, communicatie en dergelijke? Daarenboven is in augustus 2013 de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking getreden. Per 1 juli 2014 dienen pensioenfondsen aan diverse voorwaarden te voldoen. 7 Jaarverslag 2013 De studies en assessments die het bestuur heeft gehouden, hebben ertoe geleid dat in 2013 besprekingen zijn opgestart met het Notarieel Pensioenfonds om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot één pensioenfonds voor de totale beroepsgroep. U heeft hierover inmiddels bericht ontvangen. De Nederlandsche Bank staat positief tegenover een mogelijk samengaan. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn ook van dit proces steeds op de hoogte gehouden en zij hebben zich laten bijstaan door een externe deskundige. Men ziet vooralsnog geen beletselen om door te gaan. Dit jaar wordt, zeker wat dit onderwerp betreft, zeer spannend en uitdagend. Tenslotte vermeld ik dat in 2013 een externe visitatie is uitgevoerd. Dat heeft geresulteerd in een kritisch rapport. U leest daarover in dit jaarverslag. Vanaf 2014 (meer precies vanaf 1 juli) worden de taken van de driejaarlijkse visitatiecommissie overgenomen door een permanente raad van toezicht, waarin drie onafhankelijke en deskundige personen zitting hebben. Zij zullen ook het eventueel samengaan met het Notarieel Pensioenfonds moeten goedkeuren. Ik sluit af met het uitspreken van de wens dat dit jaarverslag u de informatie geeft die u zoekt. Vanzelfsprekend kunt u te allen tijde contact opnemen met de pensioendesk (telefoonnummer 050-5829858 of e-mail: [email protected]) indien u nog vragen heeft of een nadere toelichting verlangt. Den Haag, 27 mei 2014 Mr. A.J.A. Marks werkgeversvoorzitter 8 Jaarverslag 2013 Personalia Benoemd namens de werkgevers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot Functie Mr. M.A. van Gaalen Mw. mr. K.A.J. van Geest Mr. J.P. Loof Bestuurslid 01-09-2010 01-09-2016 Notaris te Aalsmeer Plv. Bestuurslid Secretaris 01-01-1989 01-01-2020 Bestuurssecretaris KNB 01-01-1994 01-01-2018 Notaris te Terneuzen Mr. A.J.A. Marks Voorzitter 01-01-2000 01-01-2017 Notaris te Oirschot Benoemd namens de deelnemers en pensioengerechtigden: Naam Functie in Bestuurslid Bestuurslid bestuur vanaf tot A.B.M. Baakman Voorzitter 01-01-1996 01-01-2020 L. Bosselaar Plv. Bestuurslid 01-11-2011 01-11-2017 A. Hoekstra Secretaris 01-01-1986 01-01-2015 M.J. van der Werf Bestuurslid 01-01-1993 01-07-2016 Functie/in dienst van Gepensioneerd Secretaris BMN / Notarisklerk te Kampen Bestuurslid BMN / Gepensioneerd Voorzitter BMN / Gepensioneerd In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris. Administratiecommissie A.B.M. Baakman L. Bosselaar Mw. mr. K.A.J. van Geest A. Hoekstra (voorzitter) Beleggingscommissie Mr. M.A. van Gaalen Mr. J.P. Loof (voorzitter) Mr. A.J.A. Marks M.J. van der Werf Commissie integraal risicomanagement L. Bosselaar Mr. M.A. van Gaalen (voorzitter) Jaarwerkcommissie A.B.M. Baakman (voorzitter) A. Hoekstra Mr. M.A. van Gaalen Verantwoordingsorgaan Mr. P.I.J.M. de Lepper (voorzitter), namens de werkgevers 9 Jaarverslag 2013 M.S.P. Botman5 en mw. H.W.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden Deelnemersraad M.S.P. Botman en mw. H.W.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie Prof. dr. J. Koelewijn (voorzitter) Drs. J.H.H. Tuijp AAG Mw. drs. E.H. Janssen MPLA Certificeerders PricewaterhouseCoopers accountants, externe accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer Mr. J.P. van der Stap Organogram van de situatie ultimo 2013 5 Per 1 juli 2013 is de heer M.S.P. Botman benoemd als opvolger van de heer H. Sieders in de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. 10 Jaarverslag 2013 1. 1.1 Financiële positie en beleid in 2013 Inleiding Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van de marktrente, de ontwikkeling van het beleggingsresultaat of demografische ontwikkelingen. In paragraaf 1.2 zal het verloop van de dekkingsgraad over 2013 nader toegelicht worden. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat zal in paragraaf 2.6 worden toegelicht. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid (inclusief het toeslagenbeleid) is er op gericht om deze doelstelling te realiseren. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. In paragraaf 1.3 wordt hier uitgebreid op ingegaan. 11 Jaarverslag 2013 1.2 Financiële opzet en positie De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2013 107,1%. Ontwikkeling dekkingsgraad Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Overige effecten Dekkingsgraad 31 december (voor korting) Effect korting Dekkingsgraad 31 december (na korting) 2013 100,2% -0,1% 0,0% 2,8% 3,4% 2012 89,4% 0,0% -0,3% 12,4% -5,1% 0,8% 0,7% 107,1% 97,1% 0,0% 3,1% 107,1% 100,2% In 2013 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,351%, wat overeenkomt met een bedrag van € 2.900K. De stijging van de rente heeft een stijgend effect op de dekkingsgraad gehad van 3,4%. Bij het vaststellen van de technische voorzieningen is gebruik gemaakt van de Prognosetafel 2012-2062 van het AG in combinatie met de fondsspecifieke Towers Watson-ervaringssterfte 2012. Het fonds heeft in 2012 aangekondigd om per 1 april 2013 een korting van 3,2% door te voeren. Deze korting is reeds meegenomen in de dekkingsgraad ultimo 2012 en had destijds een stijgend effect op de dekkingsgraad van 2,8%. Voor het komende jaar heeft het fonds op grond van de financiële positie per 31 december 2013 niet opnieuw een korting hoeven aankondigen. In totaal zijn de technische voorzieningen afgenomen met 39.352. Daarnaast is het vermogen in het verslagjaar met 13.168 gestegen. Het pensioenfonds heeft een positief resultaat behaald van 54.776. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot 56.499. De dekkingsgraad per 31 december 2013 komt door deze oorzaken per saldo 6,9%-punt hoger uit. Ultimo 2013 bedraagt de RTS circa 2,8% (2012: 2,5%). De dekkingsgraad ultimo jaar (zoals deze in de jaarrekening is gerapporteerd) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2013 Dekkingsgraad ultimo 107,1% 2012 100,2% 2011 2010 2009 89,4% 96,9% 93,0% De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 104,3% (2012: 104,3%). De dekkingsgraad die voortvloeit uit de bepaling van het vereist eigen vermogen (VEV) bedraagt 111,4% (2012: 111,3%). Ultimo 2012 was er sprake van een 12 Jaarverslag 2013 dekkingstekort en een reservetekort, ultimo 2013 was er alleen nog sprake van een reservetekort. Het in 2009 ingegane korte termijn- en lange termijnherstelplan is nog altijd van toepassing. 1.2.1 Totstandkoming herstelplan In 2009 heeft het pensioenfonds een korte termijn herstelplan ingediend bij DNB omdat de dekkingsraad in 2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 is de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen. Beschrijving van het korte termijn herstelplan op hoofdlijnen Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. In augustus 2009 heeft het pensioenfonds een aangescherpte versie ingediend. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Het kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen: Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. In de versie van augustus 2009 is hieraan toegevoegd: Een voorgenomen korting van 6,8% per 1 januari 2012 op alle pensioenaanspraken. Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve rentespiraal had aldus in de situatie van het pensioenfonds ook geen effect meer op de hoogte van de dekkingsgraad. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames - voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt: Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013 Premie De premie is kostendekkend Sturings Toeslagen Geen toeslagverlening tot 2018 middelen Beleggingen Aanpassing van de rentecurve vanaf Rentetermijnstructuur 2014 met toestemming van DNB (forward rates) Overige Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023 6 Het minimum vereist eigen vermogen is later vastgesteld op 104,3%. 13 Effect op dekkingsgraad Korte Lange termijn termijn 88,0% 105,0% 1,1% -8,9% 0,0% -4,5% 9,7% 13,1% 0,6% 6,3% 5,6% 4,2% 6 115,2% 105,0% Jaarverslag 2013 In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect toeslagverlening Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Overige effecten Dekkingsgraad 31 december 1.2.2 Verwacht 2013 97,0% 0,2% -0,1% 3,2% 3,8% Werkelijk 2013 100,2% -0,1% 0,0% 0,0% 2,8% 0,0% 3,4% 0,2% 104,3% 0,8% 107,1% Ontwikkeling herstelplan en korting Eerste korting van 2,1% per 1 januari 2011 In het herstelplan worden de maatregelen uiteengezet die het pensioenfonds neemt om uit herstel te komen. Op 23 november 2010 heeft het bestuur definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% op 1 januari 2011 te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat. Wel is de verlaging een jaar eerder ingegaan. Tweede kortingsbesluit 3,2% per 1 april 2013 Jaarlijks voert het pensioenfonds een evaluatie uit van het herstelplan. Ondanks de eerdere korting bleef het pensioenfonds achterlopen op het herstelpad. Op basis van de cijfers ultimo 2012 is wederom een evaluatie uitgevoerd, die heeft geresulteerd in een korting van 3,2% per 1 april 2013. Deze korting is met ingang 31 december 2012 reeds verwerkt in de voorziening pensioenverplichting. 1.3 Beleid en beleidskeuzes De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren. In de komende paragrafen wordt het in 2013 gevoerde beleid in samenhang met de pensioenregeling beschreven. 1.3.1 Toeslagbeleid Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt sedert 1 januari 2012 maximaal 25% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Sinds 1 januari 2010 zijn gezien de financiële positie geen toeslagen verleend. 1.3.2 Financieringsbeleid De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premie-inkomsten. Het pensioenfonds hanteert – conform de gemaakte afspraken - een doorsneepremie. De jaarpremie in 2013 voor de pensioenregeling bedroeg 22% van de pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, die op basis van wetgeving onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer wordt vastgesteld. De 14 Jaarverslag 2013 herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen, dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren; de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing. Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit dezelfde componenten als de kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie voor 2013 bedraagt € 15,1 miljoen (2012: € 16,1 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2013 bedraagt € 21 miljoen[TB1] (2012: € 23,1 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Hantering gesplitste premie In 2012 is de doorsneepremie verhoogd naar 22% en is in de pensioenregeling opgenomen dat de jaarlijkse opbouw verlaagd kan worden als de premiedekkingsgraad te laag is, de zogeheten gesplitste premiesystematiek. Hiermee wordt gewaarborgd dat de premie bijdraagt aan herstel. Bij de evaluatie van het herstelplan is besloten dat de opbouw in 2013 1,1915% bedraagt. Dit percentage is tot stand gekomen door het formeel volgens de abtn bepaalde opbouwpercentage van 2,0% te corrigeren voor de samenloop met de pensioenkorting van 3,2%. 1.3.3 Herverzekeringsbeleid Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract in 2010 verlengd voor een periode van vijf jaar. Aegon beheert vanaf februari 2012 volledig het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico. Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder bedraagt dan - 8,5% van de geboekte bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor rekening van de verzekeraar. 1.3.4 Beleggingsbeleid De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het fonds hanteert een passieve beleggingsstijl. Het bestuur heeft de overtuiging dat de extra risico’s en kosten van actief beheer, niet opwegen tegen de positieve kans op extra rendementen. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voor. 15 Jaarverslag 2013 Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Maandelijkse monitoring en bijsturing zorgen ervoor dat deze grenzen niet overschreden worden. Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het bestuur gekozen beleggingsmix voldoet. Ook volgde uit deze studie dat de huidige mate van renteafdekking (70%) volstaat. Wel volgde uit de studie dat de feitelijke premie in veel scenario’s lager uitvalt dan de kostendekkende premie. Deze bevinding heeft bijgedragen aan de besluitvorming omtrent de nieuwe pensioenregeling en doorsneepremie vanaf 2012. Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld. Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2013 Beleggingscategorieën Beleggingscategorieën Minimum Strategisch Maximum % % % 56,50 20,00 66,50 30,00 76,50 40,00 Feitelijke allocatie % per 31-122012 66,75 29,87 Grondstoffen 0,00 2,00 5,00 2,01 Vastgoed 0,00 1,50 5,00 1,36 -5,00 0,00 5,00 0,01 Vastrentende waarden Aandelen Liquide middelen Totale portefeuille 1.3.5 100,00 Benchmark * MSCI All country World Net Index (USD, GBP, JPY, hedged to €) cst S&P GSCI Index ER (hedged) € overnight TKP Pensioen Real Estate Top Funds 1-maands euribor 100,00 Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) Risicomanagement staat nadrukkelijk op de agenda van het pensioenfonds om een actueel en volledig beeld te kunnen verschaffen van alle relevante risico’s, zodat eventuele noodzakelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Daarbij gaat het niet alleen om financiële risico’s, maar evenzeer om niet-financiële risico’s, zoals operationele en uitbestedingsrisico’s. Ook De Nederlandsche Bank heeft het toezicht op het beheersen van de risico’s door pensioenfondsen aangescherpt, mede naar aanleiding van de conclusies uit het rapport van de commissie Frijns in 2010. Het beleid van het bestuur van het pensioenfonds is gericht op beheersing van de thans geïdentificeerde risico’s en speelt in op de complexiteit van de risico’s, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de toenemende eisen van de toezichthouders. 16 Jaarverslag 2013 Het bestuur heeft besloten om het integraal risico management (IRM) het jaar rond te agenderen en ieder kwartaal een riscodashboard vast te stellen en te behandelen. Op deze wijze zullen gedurende het gehele jaar tijdens de bestuursvergaderingen alle facetten van het IRM worden doorgenomen waarna direct eventuele noodzakelijk maatregelen door het bestuur kunnen worden genomen. Op deze wijze is sprake van een constante risicoanalyse door het bestuur. 17 Jaarverslag 2013 2. Beleggingen Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie de contacten met de externe vermogensbeheerders. Het bestuur heeft Aegon Asset Management aangesteld als de externe vermogensbeheerder om binnen de gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de geformuleerde randvoorwaarden. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. 2.1 Algemeen Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een Asset Liability Management (ALM) studie en continuïteitsanalyses. Op basis hiervan is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening. Er wordt in drie verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te optimaliseren: - vastrentende waarden; - aandelen; - vastgoed. De beleggingspositie in grondstoffen, die in 2013 tot één van de beleggingscategorieën behoorde, is in 2013 volledig afgebouwd De performance over 2013 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande tabel weergegeven, de genoemde percentages zijn exclusief in rekening gebrachte kosten. 2013 Gerealiseerd % Benchmark % Aandelen 22,91 22,13 Vastrentende waarde -4,56 -3,75 Vastgoed -4,45 -4,45 Overig -0,79 -1,62 Totaal 3,06 3,85 2.2 Aandelen Geheel 2013 is het aandelenbeheer uitgevoerd door Aegon. Het beleggingsbeleid van de aandelenportefeuille is passief met een brede spreiding over internationale markten. Binnen de aandelenportefeuille wordt uitsluitend belegd in het AEGON World Equity Ind Fund. 2.3 Vastrentende waarden Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van Aegon, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen, particuliere hypotheken en “Long Duration Overlay” (LDO). Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de 18 Jaarverslag 2013 rentegevoeligheid van de verplichtingen. Afgelopen jaar gold een verhouding van 70% voor het afdekken van het renterisico. Per 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan. 2.4 Vastgoedbeleggingen Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Top Funds dat belegt in aandelen van vastgoedbedrijven en is wereldwijd gespreid. 2.5 Overige beleggingen De belegging in grondstoffen geschiedde afgelopen jaar in het AEGON Global Commodity Fund. Dit fonds betreft een (passieve) belegging in grondstofderivaten waarbij de Goldman Sachs Commodity Index gevolgd werd. Gedurende 2013 is de gehele positie in dit fonds, conform de wens van het bestuur, afgebouwd naar nul, waardoor er ultimo 2013 voor het pensioenfonds niet belegd wordt in grondstoffen. 2.6 Terugblik 2013 2013 begon met een aantal dreigende en vergaande bezuinigingsmaatregelen in de Verenigde Staten. Het was de vraag of deze bezuinigingen een grote negatieve impact zouden hebben op de Amerikaanse economie. Uiteindelijk bleek dit mee te vallen. Ondanks bezuinigingen en belastingverhogingen wist de economie een mooie groei neer te zetten. Dit heeft ertoe geleid dat de Fed in december uiteindelijk besloot tot het temperen van de monetaire verruiming. De werkgelegenheid nam toe, de werkloosheid daalde. Om de effecten te beperken heeft de Fed tegelijkertijd aangegeven de rente langdurig op een laag niveau te houden. Halverwege het jaar had de Amerikaanse centrale bank al aangekondigd dat het overwoog om de monetaire verruiming te gaan afbouwen. De reactie van financiële markten hierop was heftig. Na een toelichting vanuit de centrale bank kalmeerden de markten. De Europese schuldencrisis verbeterde gedurende het jaar. Europa maakte langzaam vorderingen naar verdere integratie. Ook verbeterden de economische data. De krimp in verschillende landen sloeg om naar een lichte groei en de werkloosheid stabiliseerde. De Europese economie komt langzaam uit de recessie, al zal de groei voorlopig nog zeer beperkt blijven en de werkloosheid hoog. De hervormingsprogramma’s in de Zuid-Europese landen beginnen hun vruchten af te werpen. In Japan had de nieuwe Japanse premier, Shinzo Abe, eind 2012 aangekondigd dat hij een einde wilde maken aan de deflatie. De Japanse centrale bank ging akkoord en besloot daarom om onbeperkt obligaties op te kopen. Dit gaf de Japanse markt in 2013 lucht. In de tweede helft van 2013 heeft het bestuur vooruitlopend op de expiratie van het kortetermijn herstelplan besloten tot kortingsmitigerende maatregelen. De beleggingscommissie is mandaat verleend om tijdelijk wijzigingen in het strategisch beleggingsbeleid aan te brengen met als doel de kans op een aanvullende kortingsmaatregel ultimo 2013 te beperken. In oktober 2013 is een deel van de aandelenbeleggingen (ter waarde van € 70 mln.) liquide gemaakt om het beleggingsrisico te verkleinen. Aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk gebleken. Begin januari 2014 is het oorspronkelijke strategische beleggingsmandaat weer ingenomen. In het afgelopen jaar lag het rendement op de portefeuille, exclusief de renteafdekking via het Long Duration Overlay (LDO), op 7,06% (benchmark 6,42%). De grootste bijdrage hieraan werd geleverd door aandelen met een rendement van 22,91% (benchmark 22,13%). De vastrentende waarden rendeerden zonder LDO 0,82% (benchmark -0,47%). De performance inclusief renteafdekking lag op 3,06%. De performance van verschillende onderdelen binnen de vastrentende portefeuille was zeer verschillend. Zo lag het rendement op High Yield obligaties op 9,41%. Het rendement van obligaties in opkomende markten (Emerging Market Debt) lag daarentegen op -6,11%. Bedrijfsobligaties (Credits) behaalden een rendement van 3,18% en staatsleningen -1,57%. Hypotheken rendeerden een bescheiden 1,36%. 19 Jaarverslag 2013 Ten opzichte van de benchmarks van de verschillende categorieën was de performance, met uitzondering van het rendement op EMD, van alle fondsen positief of rond de benchmark. Het Tactical Interest Rate Overlay (TIRO) boekte absoluut en relatief gezien een zeer goede performance (rendement van 11,36%; benchmark 0,65%). 2.7 Vooruitblik 2014 Hieronder worden kort de te verwachten economische ontwikkelingen geschetst voor de komende periode. De hervormingen binnen Europa beginnen hun vruchten af te werpen. De kans dat de eurozone uiteenvalt, is afgenomen en de schuldencrisis in Europa verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond. De Europese centrale bank en de steunfondsen zorgen voor een zekere mate van veiligheid. Ook is de langzame, maar gestage vooruitgang naar meer economische integratie positief. Door de hoge werkloosheid stijgen lonen niet snel. Daarnaast zorgen een structureel lagere kredietgroei en een langdurig traject van het afbouwen van overcapaciteit in bedrijven voor lage inflatie in Europa. De verwachting is dan ook dat de Europese centrale bank de rente langer laag houdt. Ook in de Verenigde Staten vordert het economisch herstel gestaag en zorgen de dalende werkloosheid en stabiliserende huizenmarkt voor een toenemend vertrouwen. Investeringen en consumentenuitgaven groeiden al sterk, daarom verwachten we geen groeispurt. De vooruitzichten ten aanzien van aandelen zijn komend jaar positief, maar verschillen per regio. Voor rendementen op Europese aandelen en aandelen uit opkomende landen zijn de verwachtingen hoger dan voor Amerikaanse aandelen. Dit komt voort uit het feit dat de bedrijfswinsten in de Verenigde Staten in de afgelopen periode flink omhoog zijn gegaan terwijl de bedrijfswinsten in Europa door de eurocrisis sterk zijn afgenomen. Met name de rendementen op vastrentende waarden zijn laag. Dit komt omdat de verwachting is dat de rente langzaam zal oplopen door het economisch herstel. Het resultaat is dat veel vastrentende beleggingen slechts een minimaal positief rendement zullen laten zien. Binnen vastrentende waarden wordt positief gedacht over ABS (Asset Backed Securities) en hypotheken. Op wat langere termijn nemen door de aantrekkende economie de kansen op een wat oplopende inflatie en stijgende rentes toe. Beleggingsmandaat 2014 Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2014 Beleggingscategorieën Beleggingscategorieën Minimum Strategisch Maximum % % % Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Liquide middelen Feitelijke allocatie % per 3112-2013 58,70 20,00 68,70 30,00 78,70 40,00 73,12 25,53 0,00 1,30 5,00 1,24 -5,00 0,00 5,00 0,01 Benchmark * MSCI All country World Net Index (USD, GBP, JPY, hedged to €) cst TKP Pensioen Real Estate Top Funds 1-maands euribor Totale portefeuille 100,00 100,00 * Deze beleggingscategorie bestaat uit meerdere onderliggende fondsen met ieder een eigen benchmark, daarom kunnen wij voor deze categorie géén benchmark noemen. In onderstaande tabel staan de benchmarks. De genoemde strategische wegingen gelden per 1 januari 2014. Deze strategische wegingen zijn anders dan in 2013. Om die reden is de feitelijke allocatie in de portefeuille per 31 december 2013 al aangesloten op de gewijzigde strategische wegingen voor 2014. 20 Jaarverslag 2013 Beleggingsmandaat Vastrentende waarden Notariaat 01-01-2014 Fixed Income Beleggingscategorieën Minimum % Minimum Strategisch % % Core Eurozone (IDX) AEGON Core 35,70 41,50 Eurozone Government Bond Index Fund European Credits Maximum % 50,00 AEGON European Credit Fund 10,00 22,50 30,00 High Yield AEGON Global High Yield Fund (EUR) 0,00 4,50 8,00 Long Duration Overlay AEGON Long Duration Overlay AEGON Tactical Interest Rate Overlay 2,80 7,00 14,00 0,00 2,00 4,00 Emerging Market Debt AEGON Emerging Market Debt Fund (EUR) 0,00 4,50 8,00 Hypotheken AEGON Hypothekenfonds 10,00 18,00 20,00 Tactical Interest Rate Overlay Totale portefeuille 2.8 Benchmark Merrill Lynch Core Eurozone Government Bond Index (cst) Barclays Capital Euro Corp Bond Index 70%Barclays Capital USHV (EUR,cst)30%Barclays Capital HYEUR(cst) Merril Lynch European Union Government Bond Index JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Diversified (hedged) JP Morgan Government Bond Index Traded Netherland 100,00 Corporate Governance Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft die zich ook uitstrekt op het gebied van beleggingen. Maar het pensioenfondsbestuur streeft primair naar een zo hoog mogelijk beleggingsrendement om de pensioenbelangen van de betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij wil het bestuur waar mogelijk duurzaamheid mede in ogenschouw nemen. Hierin past het streven om niet te beleggen in diensten, producten, productiewijzen, enzovoort, die een bedreiging vormen voor die duurzaamheid. Onderstaand is aangegeven hoe de beide vermogensbeheerders van het pensioenfonds omgaan met het fenomeen maatschappelijk verantwoord beleggen. Aegon, als vermogensbeheerder van de vastrentende- en vastgoedportefeuille van het pensioenfonds, sluit met haar beleggingsbeleid aan bij de “Code of Conduct” die Aegon wereldwijd voert. De in deze code vastgelegde standaarden gelden voor de bedrijven waarin Aegon belegt. Beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten 21 Jaarverslag 2013 actieve beleggingen uit in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige milieuverontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan. Wanneer het bestuur op dit gebied keuzes maakt, zullen die ook uitvoerbaar moeten zijn voor de beheerders. Wanneer dit niet het geval zou blijken te zijn, zal dus ook de relatie met de vermogensbeheerder als zodanig moeten worden geëvalueerd. Van belang hierin is vanzelfsprekend de visie van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Bij dit onderwerp past de kanttekening dat de verschillende “Social Responsible Indices” verschillende maatstaven hanteren in hun definitievorming inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. En ook wetenschappers op dit gebied lijken nauwelijks in staat exact te formuleren hoe in hun ogen de grenzen van toelaatbare gradaties getrokken kunnen worden. Gezien het feit dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij o.a. gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Pensioenfederatie voor de gehele sector uitvoert. 2.9 Z-score Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks volgens wettelijke regels vastgesteld (de z-score). De gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar bepaalt de score voor de zogenoemde “performancetoets”. In 2007 is het Vrijstellingsbesluit aangepast. Een van de aanpassingen is dat voortaan bij de performancetoets 1,28 moet worden opgeteld, zodat een pensioenfonds geen onvoldoende meer haalt bij de score van –1,28. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. De z-score en performancetoets van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt (ook de cijfers over de jaren vóór 2007 zijn opgesteld op basis van de nieuwe methodiek): Z-score (1-jaars) Performance toets (5-jaars) 2013 0,59 5,62 2012 0,82 7,27 2011* 2,14 6,38 2010 4,94 5,74 2009 1,23 3,75 * De vergelijkende cijfers met betrekking tot de z-score en performancetoets over 2011 zijn aangepast ten opzichte van het jaarverslag van 2011, omdat na vaststelling van het jaarverslag deze cijfers zijn gecorrigeerd en opnieuw zijn ingediend bij DNB. De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 5,62, met inachtneming van het aangepaste Vrijstellingsbesluit. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0, zodat geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds voor deze toets ruimschoots boven de kritieke grens zit. De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. De bepaling van het benchmarkrendement heeft plaatsgevonden op basis van het strategische beleggingsbeleid, rekening houdend met het feitelijke gevoerde renteafdekkingsbeleid en het reguliere rebalancingbeleid. 22 Jaarverslag 2013 3. Pensioenen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied. 3.2 Pensioenadministratie Portaal Voor de werkgevers en gemachtigde administratiekantoren is een werkgeversportaal aanwezig. Op het werkgeversportaal kunnen salarisgegevens worden aangeleverd, in-en uitdienstmeldingen worden doorgeven, aangeleverde gegevens geraadpleegd, contactgegevens worden onderhouden en notaspecificaties worden ingezien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld. Gegevensaanlevering Elke wijziging in de gegevens van werknemers , kunnen via het portaal worden doorgegeven. In 2013 zijn er geen problemen geweest met de gegevensaanlevering. Aangeleverde gegevens zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Nota’s Elke maand worden de premienota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. Deze nota’s worden maandelijks achteraf verstuurd. De specificatie van de nota’s zijn door de werkgevers te raadplegen via het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verstuurd naar de werkgevers. Assurance rapport Ieder jaar worden de Assurance rapporten opgevraagd bij alle aangesloten werkgevers. Het doel van het Assurance rapport is te controleren of de gegevens bij pensioenuitvoerder TKP overeenkomen met de gegevens van de werkgever. Het Assurance rapport wordt opgesteld door een accountant. Rapporten kunnen met of zonder bevindingen terug gestuurd worden. De rapporten moeten uiterlijk vóór 1 mei binnen zijn, anders wordt een boete opgelegd. Begin[TB2] 2014 is het proces gestart over 2013. 791 werkgevers is gevraagd een Assurance rapport op te sturen. Hiervan is 98% voor 1 mei 2014 aangeleverd; 14 werkgevers komen in aanmerking voor de boete, maar dit moet nog worden besproken met de administratiecommissie. Bij 153 Assurance rapporten heeft de controlerende accountant van de werkgever een afwijking geconstateerd ten opzichte van de administratie, dit proces is echter nog niet geheel afgerond. 3.3 Pensioencommunicatie Net als voorgaande jaren stonden de pensioenfondsen in 2013 volop in de belangstelling. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat moest in 2013 een korting van 3,2% toepassen op de opgebouwde pensioenen van alle deelnemers. Daarnaast werd de pensioenopbouw verlaagd naar 1,915%. Deze pijnlijke korting en de verlaging van de pensioenopbouw hadden hun effect op het imago van het fonds. Essentieel in slechte tijden is duidelijk en op het juiste moment communiceren met de verschillende doelgroepen. Met goede communicatie kan het pensioenfonds de juiste verwachtingen scheppen, mensen bewuster maken van hun pensioen en een bijdrage leveren aan de beeldvorming over pensioenen in het algemeen en die van het pensioenfonds in het bijzonder. Tegelijkertijd kan gezegd worden dat de communicatie van het pensioenfonds niet de meeste invloed heeft op wat mensen weten van pensioenen en 23 Jaarverslag 2013 hoe ze denken over pensioenen. Met name de media spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening en beeldvorming. Desondanks blijft de communicatie van het pensioenfonds belangrijk. Daarom stelt het pensioenfonds ieder jaar een communicatieplan vast waarin de communicatiedoelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen worden vermeld. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen: deelnemers; gewezen deelnemers (slapers); gewezen partners van de deelnemers (bij scheiding); pensioengerechtigden (mensen die een arbeidsongeschiktheid-, ouderdoms-, partner- of wezenpensioen ontvangen); werkgevers. Nulmeting communicatie pensioenfonds Eind 2012 is tijdens een nulmeting het imago van het pensioenfonds en het pensioenbewustzijn onder deelnemers onderzocht. Ook is de deelnemers gevraagd om de communicatie vanuit het pensioenfonds te beoordelen. Het algemene oordeel over het fonds werd door de deelnemers gewaardeerd met een 5,9. De communicatie van het pensioenfonds werd gewaardeerd met een 6,4. De uitkomsten zijn in de administratiecommissie en het bestuur verder besproken in 2013. Hieruit is het advies gekomen om een aanpassing te doen in de samenstelling van de nieuwsbrieven. De nieuwsbrieven van deelnemers en gepensioneerden zijn samengevoegd en hebben een vernieuwd uiterlijk gekregen. Belangrijkste aanpassing is het opnemen van het verkort jaarverslag in de nieuwsbrief. In het communicatie jaarplan voor 2014 is het cijfer 6,4 als uitgangspunt gebruikt voor het formuleren van de communicatiedoelstellingen. Website pensioenfonds In het eerste kwartaal van 2013 is besloten een korting van 3,2% toe te passen. Daarnaast is besloten om de opbouw in 2013 te verlagen naar 1,915%. Beide besluiten zijn op de website gecommuniceerd. De content van de website is in 2013 met regelmaat ververst. Ook werd de dekkingsgraad iedere maand gepubliceerd. In 2013 werd op de website tweemaal een poll geplaatst. Bezoekers van de site kunnen via de poll reageren op een stelling over pensioen. De poll heeft als doel de website interactiever te maken. Brief kortingsbesluit en verlaging pensioenopbouw In februari 2013 hebben alle betrokkenen een brief ontvangen over de korting en de verlaging van de pensioenopbouw. De strekking van de brief was dat het fonds genoodzaakt was dit besluit te nemen, maar dat het fonds de korting zo laag mogelijk heeft gehouden en zo eerlijk mogelijk over alle deelnemers heeft verdeeld. In het eerste kwartaal steeg het aantal telefonische vragen. Deze stijging had te maken met de berichtgeving over de korting. In juli 2013 hebben ook alle slapers per brief een overzicht ontvangen waarin de gevolgen van de korting van 3,2% per 1 april 2013 zichtbaar zijn gemaakt voor hun eigen pensioen. Alle actieve deelnemers zijn door middel van het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) geïnformeerd. Digitale nieuwsbrief voor werkgevers In april 2013 is voor de tweede keer een digitale nieuwsbrief verstuurd naar de werkgevers. De nieuwsbrief voor werkgevers heeft circa 300 abonnees waarvan circa 53% de nieuwsbrief heeft gelezen. 24 Jaarverslag 2013 Reguliere communicatie deelnemers en gepensioneerden Ieder jaar verstuurt het pensioenfonds de volgende verplichte communicatiemiddelen: Uniform Pensioenoverzicht In het pensioenoverzicht staat o.a.: o opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari; o A-factor en o Het effect van de verlaging van de opbouw. Het UPO is voor deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Onderzoek naar risicobereidheid In juni 2013 hebben alle deelnemers en gepensioneerden een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan een onderzoek naar de risicobereidheid. Het betrof een online onderzoek met circa 30 vragen dat werd uitgevoerd door Intomart GfK. De respons was enigszins teleurstellend. De deelnemers zijn behoorlijk risicoavers en hebben een relatief laag beeld van het eigen pensioenfonds. Pensioenkranten: Mijn pensioen In april 2013 zijn er twee pensioenkranten verstuurd. Eén uitgave voor actieve deelnemers (oplage 6.319 exemplaren) en één uitgave voor gepensioneerden (oplage 2.618 exemplaren). In november 2013 is besloten om de beide pensioenkranten samen te voegen. Verkort jaarverslag 2012 Na vaststelling van het jaarverslag is het verkort jaarverslag, gecombineerd met de pensioenkrant, verstuurd naar actieve deelnemers en gepensioneerden. 3.4 Uitvoeringskosten Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De Pensioenfederatie maakt onderscheid tussen een aantal kostensoorten: Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of het vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Kosten van pensioen- en vermogensbeheer Dit betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening door TKP. 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers 25 Jaarverslag 2013 de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zijn een aantal kleine schattingen opgenomen met betrekking tot nog te verwachten kosten. Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale vermogensbeheerdienstverlening van Aegon Asset Management. Ook bevatten deze kosten de overige kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen, administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met name kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen 2. 3. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: 2013 2012 265 232 103 94 Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen 0,23% 0,27% Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen 0,05% 0,17% Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en gepensioneerd) Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief, slapend en gepensioneerd) De stijging van 14,2% van de pensioenuitvoeringskosten voor actieven en gepensioneerden wordt veroorzaakt door een daling van het aantal deelnemers tegenover een totale kostenstijging van ca. € 117.000. 3.5 Pensioenregeling In 2011 heeft het bestuur besloten de pensioenregeling aan te passen. 3.5.1 Pensioenregeling 2012 De pensioenregeling is – vanaf 2012 - samengesteld uit de volgende onderdelen: Ouderdomspensioen De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op basis van het systeem van een middelloonregeling vastgesteld. De opbouw bedraagt 2,00% per deelnemersjaar. Het maximum salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd bedroeg in 2013 € 89.047. De pensioenleeftijd is 67 jaar. In het middelloonsysteem worden de salarisverhogingen alleen pensioengevend gemaakt voor de toekomstige deelnemersjaren. Wel wordt er naar gestreefd de pensioenrechten die over de verstreken deelnemersjaren zijn opgebouwd waardevast te houden, door deze jaarlijks te verhogen met een toeslag (indexatie). De toeslag zal echter uitsluitend worden verleend als de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, waarmee de toeslag nadrukkelijk een voorwaardelijk karakter heeft (zie onderstaand bij “Toeslagenregeling”). Levenslang partnerpensioen De rechten van het levenslange partnerpensioen bedragen 70% van het ouderdomspensioen. Gedurende de actieve diensttijd wordt het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Hierdoor is er op de pensioendatum of bij eerdere beeïndiging van het deelnemerschap geen voorziening voor het partnerpensioen aanwezig. Om na de beëindiging van het deelnemerschap toch voor het partnerpensioen verzekerd te zijn, kan de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uitruilen voor een partnerpensioen. Dit partnerpensioen zal dan ook 70% van het gekorte ouderdomspensioen bedragen. 26 Jaarverslag 2013 Tijdelijk partnerpensioen Dit pensioen, uit te keren tot de 65-jarige leeftijd van de partner, bedraagt 15% van het pensioengevend salaris. Ook het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Wezenpensioen De aanspraak op wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt evenals het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Premievrijstelling Bij volledige arbeidsongeschiktheid (>65%) van een deelnemer wordt vrijstelling van premiebetaling verleend, terwijl de pensioenopbouw wordt voortgezet. Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van 45% tot 65% respectievelijk 35% tot 45% wordt 50% respectievelijk 25% van de premie van betaling vrijgesteld. Toeslagregeling Het bestuur heeft voor toeslagen een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de zogeheten “toeslagenmatrix”, die is opgenomen in de wijziging van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” zoals deze op 17 juli 2008 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het doel van deze matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Dit beleid van het bestuur komt er op neer dat toeslagen worden verleend afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds, waarbij de toeslagen worden gerelateerd aan het consumentenprijsindexcijfer. Het streefniveau is om 25% van de ontwikkeling van het prijsindexcijfer met toeslagen te kunnen compenseren. Omschrijving Pensioenregeling vanaf 1 januari 2012 Pensioenleeftijd 67 Ouderdomspensioen 2,00% per dienstjaar Franchise ouderdomspensioen € 14.878 (niveau 2013) Levenslang nabestaandenpensioen Risicobasis; 70% van het behaalbaar ouderdomspensioen Franchise levenslang nabestaandenpensioen Gelijk aan OP. Tijdelijk nabestaandenpensioen Risicobasis; 15% van het pensioengevend salaris Reguliere premie 20% van de pensioengrondslagsom Herstelpremie 2% van de pensioengrondslagsom Toeslagambitie 25% Mogelijkheid korting op pensioenopbouw actieve deelnemers Ja Prepensioen Nee 3.6 Ontwikkelingen in 2013 en daarna Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Van alle hieronder aangegeven ontwikkelingen heeft het bestuur kennis genomen. 27 Jaarverslag 2013 Inperking fiscaal kader[TB3] Als gevolg van de “Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn aangehouden. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. De kernpunten zijn: Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100K. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100K uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via een vrijstelling in box III. Dit zal het fonds overigens niet raken aangezien het maximaal pensioengevend salaris beneden de € 100K ligt. Herziening financieel toetsingskader Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord dient nog steeds nader te worden uitgewerkt in een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK). Lange tijd was de verwachting dat dit zou leiden tot een keuze tussen een ‘nominaal contract’ of een ‘reëel contract’. Na consultatie in ‘het pensioenveld’ door de staatssecretaris heeft zij op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. De ‘tussenvariant’ zal onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Verhoging AOW-leeftijd De AOW- en pensioenrichtleeftijd gaat stapsgewijs omhoog. Dit is opgenomen in de “Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd”, die geldt vanaf 1 januari 2013. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd nog sneller omhoog gaat. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOW-leeftijd zal naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Wet Versterking bestuur pensioenfondsen De “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. Deze wet biedt pensioenfondsen een keuze voor een paritair of onafhankelijk bestuursmodel. Daarnaast kan gekozen worden om het interne toezicht binnen het bestuur uit te oefenen of door een apart fondsorgaan. Naast deze wet is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur, de “Code Pensioenfondsen”, vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. 28 Jaarverslag 2013 Wet Pensioencommunicatie Het doel van de “Wet Pensioencommunicatie” is in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s wordt geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. In november 2013 is een voorontwerp van het wetsvoorstel “Pensioencommunicatie” op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. Onderzoek doorsneesystematiek Het Centraal Planbureau heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de voor- en nadelen van de doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de deelnemer in de regel niet actuarieel neutraal is en er enerzijds teveel, anderzijds te weinig premie wordt betaald voor het opgebouwde pensioen. Ook worden alternatieve modellen voor de doorsneesystematiek beschreven. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat het Europees recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte laat om af te wijken van de doorsneesystematiek. Doorlichting pensioenbeleid In opdracht van het Ministerie van SZW is een van de beleidsdoelstellingen in de begroting van het ministerie doorgelicht. Deze doelstelling luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Heroverweging waardeoverdracht De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen over de waardeoverdrachten opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt aangegeven dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – deze waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken. De staatssecretaris heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede Kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit onderzoek in het eerste half jaar van 2014 aan de Tweede Kamer zal worden verzonden. 29 Jaarverslag 2013 Europese Pensioenfondsrichtlijn In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de Europese buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. De Europese Commissie wil namelijk de Europese Pensioenfondsenrichtlijn herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering op het verbod op leeftijdsonderscheid met betrekking tot actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden. 30 Jaarverslag 2013 4. Actuariële paragraaf Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat wijziging rentetermijnstructuur beleggingsopbrengsten premie waardeoverdrachten kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen Resultaat a.g.v. aanpassing prognosetafels Resultaat a.g.v. korting aanspraken 3,2% Resultaat andere oorzaken Totaal resultaat 2013 2012 26.872 23.435 -788 376 -790 177 4.250 -61.247 118.486 -1.975 17 -741 -247 4.406 0 1.885 -145 1.389 27.038 -263 54.776 87.359 Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk beïnvloed door de volgende oorzaken: - - - Resultaat op beleggingen en marktrente. In het verslagjaar is de nominale marktrente afgenomen. Dit heeft een toename van de TV van 26.872 tot gevolg en heeft derhalve een winst veroorzaakt. Gedurende het jaar is 2.900 aan de voorziening toegevoegd uit hoofde van interest. Daarnaast hebben de financiële markten in het verslagjaar een positief resultaat laten zien. Als gevolg hiervan is een winst gegenereerd van 26.335. Per saldo is het resultaat op beleggingen en marktrente 23.435. Het resultaat op waardeoverdrachten wordt veroorzaakt doordat de grondslagen waarmee waardeoverdrachten financieel worden bepaald minder prudent zijn dan de reservering in de TV. In het verslagjaar is door uitgaande waardeoverdrachten 8.341 uit de TV vrijgevallen. Uit het vermogen is 7.934 onttrokken zodat er een positief resultaat van 407 ontstaat op uitgaande waardeoverdrachten. Op inkomende waardeoverdrachten geldt het tegenovergestelde, daar is een verlies behaald van 31. Per saldo ontstaat er een winst van 376. De in de premie opgenomen kostencomponent, samen met de vrijgevallen excassokostenopslag uit de uitkeringen is in boekjaar 2013 niet voldoende geweest om de werkelijke uitvoeringskosten te dekken. Hierdoor ontstaat een negatief resultaat van 790. Kostendekkende premie De zuiver kostendekkende premie wordt berekend op basis van de RTS waarop ook de TV voor risico pensioenfonds wordt berekend, echter per 1 januari van het boekjaar. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van de gedempte marktrente over een periode van 120 maanden per 31 december 2013 plus een verwacht rendement van 0,8%. De gemiddelde rente waarmee de gedempte kostendekkende premie berekend wordt bedraagt 4,8%. 31 Jaarverslag 2013 (bedragen x € 1.000) Kostendekkende premie Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie RTS 18.702 Gedempt 11.286 2.113 2.113 1.734 1.734 0 22.549 0 15.133 20.989 Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie, dit is de in rekening gebrachte premie, minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. 32 Jaarverslag 2013 5. Besturing en naleving wetgeving 5.1 Algemeen Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is belast met het besturen van het pensioenfonds en is als zodanig (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht. De belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn; het zorg dragen voor de verslaglegging van het pensioenfonds. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan commissies. Op dit moment zijn er drie permanente commissies: 1. beleggingscommissie Deze commissie is ingesteld om - bijgestaan door de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur - met de vermogensbeheerders afspraken te maken over het door de vermogensbeheerders te voeren beleggingsbeleid en de uitvoering van dat beleid te monitoren. 2. administratiecommissie Deze commissie heeft ten doel toezicht te houden op de kwaliteit en voortgang van de administratieve processen; een specifiek onderdeel daarbij is de behandeling van klachten van aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers; in deze commissie worden tevens aansluitingskwesties behandeld. De administratiecommissie wordt bijgestaan door TKP. 3. IRM commissie Deze commissie is ingesteld om – bijgestaan door de adviseurs – het integraal risicomanagement structureel in te bedden in het fondsbeleid. Het bestuur laat zich bijstaan door een actuarieel adviseur van Towers Watson Netherlands B.V. die het bestuur begeleidt bij alle voorkomende beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Een beleggingsspecialist van Towers Watson Netherlands B.V. adviseert het bestuur over het vermogensbeheer. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau (PricewaterhouseCoopers) aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een accountantsverslag. Daarnaast is een certificerend actuaris (van Towers Watson Netherlands B.V.) aangesteld, die jaarlijks een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring. 5.2 Organisatie en uitvoering Het bestuur heeft de volgende kerntaken uitbesteed: De pensioenadministratie is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan Aegon Asset Management B.V. Daarnaast treedt Aegon Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een met de betreffende uitbestedingsorganisatie afgesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson Netherlands B.V. Aangezien: de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed; het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur; het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft; heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. 33 Jaarverslag 2013 De administrateur heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers maakt het pensioenfonds gebruik van de diensten van de administrateur. Daartoe zijn bij de administrateur afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen. 5.3 Bestuursaangelegenheden Het bestuur houdt op een zodanige wijze toezicht op de uitbestede werkzaamheden dat het bestuur de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vijf keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten. De controle op de juistheid van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde gegevens gebeurt door de werkgevers jaarlijks een Assurance rapport te laten overleggen omtrent de juistheid en volledigheid van de aangeleverde deelnemersgegevens. Deze controle wordt uitgevoerd door de administrateur die daarover rapporteert aan het bestuur. 5.4 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, hierna PFG) die zijn verankerd in de Pensioenwet (PW) en heeft deze principes geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving op welke wijze het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes. Transparantie, communicatie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur heeft een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds: te weten de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister. Belanghebbenden kunnen het jaarverslag, de statuten en het fondsreglement bij de administrateur van het pensioenfonds opvragen. Deze documenten zijn eveneens te raadplegen via de website van het pensioenfonds en het verkort jaarverslag wordt opgenomen in de pensioenkrant. Bestuur Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, dit houdt onder meer in: een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de uitbestedingspartners; een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een (duurzame) beheersing van (financiële) risico’s. Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het pensioenfonds, het compliance program en in het jaarverslag. 34 Jaarverslag 2013 Deelnemersraad Het pensioenfonds heeft een deelnemersraad. Deze raad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken, waaronder de vaststelling van het toeslagbeleid, een eventueel herstelplan en het jaarverslag. De deelnemersraad bestaat uit drie leden: twee vertegenwoordigers namens de geleding actieve deelnemers en een vertegenwoordiger namens de geleding pensioengerechtigden. De taken en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in het reglement deelnemersraad. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds kent tevens een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Onder andere om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur in overleg met de betrokkenen besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen beide organen betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 5.4.1 van dit jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop weergegeven. Intern toezicht Intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. De leden van de visitatiecommissie zijn door het bestuur aangesteld voor de duur van de visitatieronde in 2013. De bevindingen van de commissie zijn opgenomen in hoofdstuk 5.4.1. Met ingang van 1 juli 2014 wordt de visitatiecommissie vervangen door een permanente raad van toezicht. Deskundigheidsbevordering Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. Het bestuur van het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan dat is gebaseerd op het “Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering” van de Pensioenfederatie. In dit plan is per bestuurslid aangegeven in welke mate deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is. Het bestuur bepaalt hierin zelf hoe het benodigde deskundigheidsniveau zal worden bereikt. Het deskundigheidsplan wordt jaarlijks besproken en zo nodig aangepast. Overigens beschikt het bestuur in zijn totaliteit over voldoende deskundigheid om het pensioenfonds op adequate wijze aan te sturen. Bestuursvergoeding De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. In januari 2014 heeft het bestuur de bestuursvergoeding over 2013 geëvalueerd en deze vervolgens meer in overeenstemming gebracht met het werkelijke tijdsbeslag van de bestuursleden. Aansluitend heeft het verantwoordingsorgaan hierover positief geadviseerd. Voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is eveneens een vergoedingsregeling van toepassing. Klachten- en geschillenprocedure Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen – in eerste instantie worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden voorgelegd aan de geschillencommissie. Klachten betreffen de uitvoering van de pensioenregeling. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. 35 Jaarverslag 2013 De klachten- en geschillenregeling is in 2012 geëvalueerd en vereenvoudigd. 5.4.1 Verslag van de visitatiecommissie Het Fonds bevindt zich in een situatie waarin van meerdere kanten grote uitdagingen op het Fonds afkomen. Een van die uitdagingen is bijvoorbeeld de inkrimping en (beperkte) vergrijzing van het Fonds. Daarnaast neemt de dynamiek van wijzigingen in wet- en regelgeving toe en zijn de omstandigheden op de financiële markten onrustig. Daardoor nemen de taken van het Bestuur toe in omvang en complexiteit. Het Bestuur is echter naar de mening van de Commissie onvoldoende slagvaardig en onvoldoende in staat om genoeg tijd te besteden aan haar bestuurstaken. Dit laat onverlet dat de inzet van het bestuur groot is. Het Bestuur als geheel zou meer tijd moeten besteden aan het verbeteren van de deskundigheid. De Commissie signaleert dat het Bestuur zich van de problemen bewust is, en bezig is er iets mee te doen. De nieuwe bestuursleden proberen een verandering in te zetten en dat lijkt langzaam te lukken. In de huidige setting slaagt het Bestuur er niet voldoende in om proactief invulling te geven aan het beleid. Men reageert traag en onvoldoende op nieuwe eisen, zoals die op het vlak van interne governance en risicomanagement. De evaluatie van het functioneren van de individuele bestuursleden alsmede het Bestuur in zijn geheel krijgen onvoldoende aandacht. Een en ander neemt niet weg dat het Bestuur zich overwegend goed inzet bij de uitvoering van zijn taken en zich heel goed bewust is van haar verantwoordelijkheden. De opvolging daarvan in termen van concrete acties en meetbare resultaten is echter niet op alle vlakken voldoende. Het Fonds is in grote mate afhankelijk van externe adviseurs. Dat leidt tot een relatief hoge kostenbelading. Naar de opvatting van de Commissie zou het Bestuur de externe adviseurs meer moeten uitdagen en vooral de langdurige relaties zorgvuldig moeten evalueren. Dit neemt niet weg dat de externe adviseurs hun werk goed doen, maar het toezicht daarop is naar de mening van de Commissie onvoldoende. Door de transitie naar TKP zijn verschillende processen verbeterd. TKP heeft de pensioenadministratie onder controle. Ook is door betere verslaglegging van de beleggingscommissie de uiteindelijke uitvoering van het beleggingsbeleid verbeterd. De organen die het Bestuur intern tegenkracht moeten leveren, functioneren nog niet optimaal. Er is nog onvoldoende deskundigheid om een goed tegenwicht te vormen voor het Bestuur. Waar het gaat om de informatievoorziening stonden Verantwoordingsorgaan en Deelnemersraad op achterstand, maar dat gaat inmiddels beter. De Commissie Risicomanagement functioneert nog onvoldoende. Er is een goede aanzet gemaakt met het in kaart brengen van de risico’s, en de commissie is op papier wel ingericht, maar in de praktijk heeft de commissie haar rol als geweten van het Bestuur waar het gaat om beslissingen inzake het beleggingsbeleid en het balansbeheer nog niet kunnen oppakken. Naar het oordeel van de Commissie zou het Fonds aan de discussie over het voortbestaan van het Fonds alsmede de inrichting van de Bestuurlijke organisatie een hogere prioriteit moeten geven dan nu het geval is. Het valt te begrijpen dat door de druk van de omstandigheden men onvoldoende toekomt aan een discussie – laat staan de uitvoering – van een nieuwe strategie, maar de grote kwetsbaarheid van de huidige Bestuurlijke constellatie maakt dat wel noodzakelijk. Het Bestuur zal, als het Fonds goed zelfstandig wil blijven functioneren, zich niet alleen moeten beraden op de inrichting van de organisatie maar ook daadwerkelijk uitvoering moeten geven aan de alternatieven. Het kan gaan om een professionalisering van het Bestuur dan wel het zoeken van aansluiting bij een ander Fonds. Reactie bestuur op bevindingen visitatiecommissie Het bestuur heeft met belangstelling kennisgenomen van het bevindingenrapport van de visitatiecommissie. De hierin opgenomen aanbevelingen zijn besproken en waar nodig van opvolging voorzien. 36 Jaarverslag 2013 5.4.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur) Visitatiecommissie In het jaarverslag van het bestuur werd al melding gemaakt van de werkzaamheden van de visitatiecommissie. Twee leden van het verantwoordingsorgaan zijn ook gehoord door die commissie. In de conclusie van de visitatiecommissie kwam naar voren dat het verantwoordingsorgaan nog te weinig invulling geeft aan haar rol en dat het scholingsniveau van de leden van het orgaan gestimuleerd dient te worden. Dit laatste is inmiddels opgepakt. De twee werknemersafgevaardigden en de gepensioneerde afgevaardigde hebben zich opgegeven voor de vierdaagse cursus ”Opleiding Besturen van een Pensioenfonds, niveau 1” (en twee hebben die cursus inmiddels afgerond. Hans zal in mei/juni de cursus afronden). Daarnaast nemen leden ook deel aan bijeenkomsten georganiseerd door het Platform Deelnemersraden en een door de administrateur gehouden minisymposium. Het actief invulling geven aan onze taak is een ander aandachtspunt. Hierbij speelt zeker een rol dat we een jong orgaan zijn (sinds 2008) en een orgaan dat afgelopen jaren veel wisselingen in de samenstelling heeft gehad en daarmee op flinke achterstand staat van het lang zittende bestuur. Wij hebben kennis genomen van het gehele visitatierapport en de daarin ook aan het bestuur gedane aanbevelingen. Het functioneren van het bestuur is door de visitatiecommissie onder een vergrootglas gelegd. We hebben geconstateerd dat het bestuur voortvarend te werk is gegaan met de door de visitatiecommissie gedane aanbevelingen. Fusieontwikkelingen Op 20 maart 2013 vond een eerste bijpraat sessie plaats. In een door Towers Watson gemaakte analyse werden de mogelijkheden van een fusie aan ons voorgelegd. Wie zouden op grond van overeenkomstige pensioenregelingen, maar ook qua bedrijfsachtergrond mogelijke fusiepartners zijn. Het bestuur ziet de fusie als mogelijkheid kosten te besparen in de uitvoering van de pensioenadministratie en tot een professionalisering van het besturen te komen. Het bestuur is benaderd door het Stichting Notarieel Pensioenfonds. Het bestuur is na deze bijpraat sessie met deze stichting een verkennend onderzoek begonnen. Op 29 oktober 2013 werden we wederom in Amstelveen bijgepraat. Toen bleek dat Stichting Notarieel Pensioenfonds de meest voor de hand liggende fusie partner zou zijn en dat beide besturen daarom een intentieovereenkomst zouden tekenen. Verder zijn we via toegestuurde notulen van de bestuursvergaderingen en het schriftelijk verstrekken van stukken en een gemeenschappelijke vergadering met het bestuur, gehouden in november 2013, steeds geïnformeerd over de stappen die op weg naar een fusie gezet worden. Laatste volledige jaar deelnemersraad en verantwoordingsorgaan Per juli 2014 is de nieuwe Pensioenwet van kracht. In de anticipatie daarop heeft het bestuur - na advies van het verantwoordingsorgaan/deelnemersraad - de statuten en reglementen in het voorjaar van 2014 gewijzigd. De deelnemersraad wordt medio 2014 opgeheven en een deel van haar bevoegdheden komt te vervallen; een ander deel komt bij het verantwoordingsorgaan conform de WVBP (Wet versterking bestuur pensioenfonds) te liggen. De contacten tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan in 2013 Afgelopen jaar heeft het verantwoordingsorgaan net als voorgaande jaren in november 2013 een gemeenschappelijke vergadering met het bestuur gehad. Daarnaast heeft een bespreking/behandeling van de concepttekst van het jaarverslag met de jaarwerkcommissie van het bestuur plaatsgevonden op 21 mei 2013 op het kantoor van Towers Watson in Amstelveen en de bijpraatsessies over de fusie. Het verantwoordingsorgaan heeft afgelopen jaren steeds aangegeven dat zij graag tijdig de notulen van de bestuursvergaderingen wil ontvangen. Er gaat vaak veel tijd overheen voordat het bestuur die notulen definitief heeft vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan kreeg soms pas 6 maanden later die notulen. Inmiddels stelt het bestuur de niet vastgestelde notulen of delen daarvan ter informatie aan het verantwoordingsorgaan. Een stap in de goede richting. Het verantwoordingsorgaan stelt een goede, directe communicatie met het bestuur op prijs. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft tijdig kennis kunnen nemen van het concept jaarverslag, het concept Accountantsverslag van PwC, opgesteld door Drs. H.C. van der Rijst R.A. en het concept Certificeringsrapport 37 Jaarverslag 2013 Verslagjaar 2013, opgesteld door A. Berger AAG. Op 19 mei 2014 vond een bespreking plaats waarbij een afvaardiging van het bestuur (mr. M.A. Van Galen, A.B.M. Baakman en A. Hoekstra), het verantwoordingsorgaan (mr. P. de Lepper, M. Botman, H. Kaptein, mevr. H.M.E. van der Weele), drs. H.C. van der Rijst RA namens PwC, de gecertificeerd actuaris (A. Berger AAG), J. Vredevoogd RA en M. Dulleman (namens TKP) aanwezig waren. In deze bespreking is het (concept) jaarverslag op constructieve wijze besproken en was er voor het verantwoordingsorgaan voldoende ruimte om vragen te stellen en werden deze ook naar tevredenheid beantwoord. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur is er volgens het verantwoordingsorgaan voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds. Wetgeving en reglementen Het bestuur houdt zich voor zover het verantwoordingsorgaan uit de haar ter beschikking gestelde stukken heeft kunnen opmaken op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Toeslagbeleid/premiebeleid/beleggingsbeleid/risicobeleid Het bestuur heeft in 2013 op adequate wijze het korte termijn herstelplan afgerond. In november 2013 zijn wij geïnformeerd over het tijdelijke beleid van het bestuur om de kans op onderdekking en daarmee nog een jaar korten te voorkomen (zie de verantwoording hierover in het jaarverslag van het bestuur) en het bereikte gewenste resultaat. Het verantwoordingsorgaan is op een correctie manier geïnformeerd. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat: - het bestuur de door de wet voorgeschreven informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te kunnen vormen; - het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; - het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij er naar gestreefd is de belangen van alle betrokkenen te waarborgen; - het bestuur het verantwoordingsorgaan tijdig van informatie heeft voorzien. Aanbeveling Gezien de aanbevelingen van PwC en TW om de kostenopslag nader te onderzoeken, omdat de kostenopslag afgelopen drie jaren negatief was, wil het verantwoordingsorgaan meegeven om een deel van de kostenopslag niet alleen door te rekenen aan de deelnemers en gepensioneerden, maar ook aan de gewezen deelnemers. Wij spreken onze waardering uit over de grote inzet door het bestuur en met name de projectgroep ”fusie” bij de voorbereidingen om tot een fusie te komen. Wij realiseren ons dat de besprekingen veel van u allen vergt, met name het krachtenspel om de belangen van de deelnemers, gepensioneerden en slapers van ons bedrijfspensioenfonds te bewaken en te versterken. Tot slot danken wij het gehele bestuur voor het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2013. 38 Jaarverslag 2013 Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Dit verslag is tot stand gekomen mede naar aanleiding van een gezamenlijk overleg van 19 mei 2014 zoals in het verslag is vermeld. De afvaardiging van het bestuur die daarbij aanwezig was heeft dit gesprek als buitengewoon open en constructief ervaren. Het feit dat het verantwoordingsorgaan zich realiseert welk een inspanning is geleverd door het bestuur om op een verantwoorde wijze tot een fusie te geraken, werd door de vertegenwoordigers van het bestuur als bijzonder waardevol ervaren. 39 Jaarverslag 2013 5.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Het pensioenfonds heeft te maken met twee externe toezichthouders. AFM (de Autoriteit Financiële Markten) voor het zogeheten gedragstoezicht en DNB (De Nederlandsche Bank) voor het prudentiële toezicht. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Een toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële paragraaf in dit verslag. Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. 5.6 Gedragscodes Binnen het pensioenfonds is een Gedragscode van toepassing. Het bestuur heeft de heer mr. J.P. van der Stap aangesteld als compliance officer. Over het verslagjaar heeft de huidige compliance officer verslag gedaan en de gedragscodes van de verbonden personen opgevraagd. Op basis van zijn onderzoek is vastgesteld dat er in 2013 geen overtredingen van de gedragscode zijn geconstateerd; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd. Van alle uitbestedingsrelaties zijn de gedragscodes opgevraagd, geanalyseerd en akkoord bevonden. 5.7 Geschillencommissie In 2013 is een geschil voorgelegd aan de geschillencommissie. Door een werkgever is bezwaar aangetekend tegen de opgelegde boete voor het niet-tijdig aanleveren van een Assurance rapport over de salarisgegevens van het notariskantoor. In diens bezwaarschrift heeft de accountant namens de notaris expliciet verzocht om gehoord te worden door de commissie van beroep. Aan dit verzoek heeft de commissie gehoor gegeven. De commissie heeft het bezwaar van de werkgever gemotiveerd ongegrond verklaard. De opgelegde boete voor het niet-tijdig aanleveren van een Assurance rapport is gehandhaafd. Het bestuur wordt geadviseerd om nog beter de werkgevers te informeren over het belang van tijdige aanlevering en het minimale boetebedrag van €[TB4] 1.000,- te expliciteren in de correspondentie met de werkgevers. 5.8 Statutenwijziging De statuten zijn gewijzigd op 17 september 2013. De wijzigingen hebben betrekking op: recht van benoeming van bestuursleden door het bestuur waarbij de KNB respectievelijk de BMN een voordrachtrecht hebben; opname van een ontslag procedure voor bestuursleden en aanpassing van de vertegenwoordigingsbevoegdheid. 5.9 Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid Vanaf 23 augustus 2013 geldt een verplichting tot deelneming: De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat is verplicht gesteld voor elke werknemer van 18 tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 67 jaar bereikt, met uitzondering van een notaris of kandidaat-notaris, die – op basis van een arbeidsovereenkomst gesloten met (een) notaris(sen) dan wel een vennootschap waarvan één of meer notarissen direct of indirect vennoot of aandeelhouder zijn – in hoofdzaak werkzaamheden verricht voor een notaris, of een waarnemer van een notaris, in Nederland. 40 Jaarverslag 2013 De verplichtstelling is in 2013 in lijn gebracht met de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Het pensioenfonds voert een terughoudend beleid waar het verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot deelneming betreft. Het belang van het draagvlak van het pensioenfonds wordt altijd zorgvuldig afgewogen tegen het belang van de om vrijstelling vragende partij. In 2013 zijn geen verzoeken om vrijstelling ingediend. Den Haag[TB5], 27 mei 2014 Namens het bestuur, Mr. A.J.A. Marks werkgeversvoorzitter A. Hoekstra werknemerssecretaris 41 Jaarverslag 2013 Jaarrekening 42 Jaarverslag 2013 6. Jaarrekening 6.1 Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) bedragen x € 1.000 31-12-2013 31-12-2012 € € ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vorderingen en overlopende activa Overige activa (1) (2) (3) TOTAAL ACTIVA 865.676 2.733 597 901.653 2.222 468 869.006 904.343 56.499 793.925 18.582 1.723 834.652 67.969 869.006 904.343 PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva (4) (5) (6) TOTAAL PASSIVA (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 52. 43 Jaarverslag 2013 6.2 Staat van baten en lasten bedragen x € 1.000 2012 2013 € € € € Baten 20.989 26.335 23.058 118.486 (9) 18 47.342 138 141.682 (10) (11) 23.917 2.296 23.501 2.180 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (8) Overige baten (7) Totaal baten Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (12) - Pensioenopbouw - Korting van aanspraak en rechten - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten 17.880 145 2.900 20.558 -27.038 12.373 -24.655 -26.872 0 -23.654 48.874 -1.885 -7.983 -13 -767 (13) (14) (15) (16) Totaal lasten Saldo van baten en lasten -785 -39.352 -1.374 -558 7.608 29 28.429 44 174 -4 0 -7.434 54.323 54.776 87.359 (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 69. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve 54.776 44 87.359 Jaarverslag 2013 6.3 Kasstroomoverzicht bedragen x € 1.000 Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 € 2012 € € € Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig 21.182 326 -108 22.980 4 9 21.417 Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringkosten -23.828 -7.934 -2.342 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten 22.993 -23.523 0 -1.929 -34.104 -25.452 -12.687 -2.459 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Overige opbrengsten -5.318 134.857 708 63.257 320.761 715 130.247 Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer -117.425 -6[TB6] 384.733 -381.606 -433 -117.431 -382.039 12.816 2.694 Netto kasstroom 129 235 Mutatie liquide middelen 129 235 Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten Samenstelling geldmiddelen 2013 2012 € € Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar 468 597 233 468 Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers 597 0 468 0 45 Jaarverslag 2013 6.4 Toelichting op de jaarrekening 6.4.1 Algemeen Activiteiten Het doel van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat, statutair gevestigd te Den Haag (hierna 'het pensioenfonds') is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 2 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 6.4.2 Grondslagen 6.4.2.1 Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. 46 Jaarverslag 2013 De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december Gemiddeld 2013 2013 USD GBP JPN 0,7257 1,2019 0,0069 31 december 2012 0,7535 1,1785 0,0077 0,7585 1,2329 0,0087 Gemiddeld 2012 0,7751 1,2321 0,0097 Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 6.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. 47 Jaarverslag 2013 Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Securities lending Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend. Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft Aegon de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan Aegon) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor aandelen is dit tenminste 105%. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. 48 Jaarverslag 2013 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. - Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. - Het nabestaandenpensioen is gebaseerd op de gehuwdheidsfrequenties GBM/V 1985-1990. Tot de ingang van het ouderdomspensioen worden deze frequenties voor de vaststelling vande basistarieven voor het partnerpensioen vermenigvuldigd met de 4% . Voor de vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenregeling wordt bij ingang van het ouderdomspensioen overgegaan op het systeem bepaalde vrouw/man. - Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).Het nabestaandenpensioen is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats. - Kostenopslag ter grootte van 1,75% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendementsgarantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. Het totaal aan ingelegde bijdragen inclusief interest ten behoeve van deelnemers die als gemoedsbezwaarden staan geregistreerd. De gereserveerde gelden worden elk jaar verhoogd met het gemiddelde rendement op beleggingen (mits positief). Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 6.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. 49 Jaarverslag 2013 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Kortingen van aanspraken en rechten Het fonds heeft op 1 april 2013 een korting doorgevoerd van 3,2% zodat er naar verwachting per 31 december 2013 een eigen vermogen aanwezig is van minimaal 4,3% van de TV. Bij het vaststellen van de korting is gerekend met een aantal aannames voor 2013. Indien blijkt dat de realisatie achterblijft bij de veronderstelde aannames en het verwachte herstel niet voldoende is om tot het minimaal vereist eigen niveau te geraken is een direct aanvullende korting noodzakelijk. In het verslagjaar 2013 is de impact van de werkelijke korting zichtbaar geworden en heeft een negatief resultaat van € 145K tot gevolg. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. 50 Jaarverslag 2013 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 6.4.2.4 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 51 Jaarverslag 2013 6.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 ACTIVA 31-12-2013 31-12-2012 € € 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen 10.559 216.882 569.318 51.833 17.084 11.331 249.561 496.012 61.622 83.127 865.676 901.653 De beleggingsvorderingen van totaal € 17.084 bestaan uit debiteuren (€ 16.316) en een stand van liquide middelen (€ 768). Vastgoedbeleggingen Aandelen € € Vastrentende waarden € Overige beleggingen Derivaten € € Totaal € Beleggingsvorderingen en -schulden Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering 0 0 0 0 17.084 17.084 11.331 0 -275 -498 249.561 316 -85.145 52.150 496.012 112.679 -25.173 -14.200 61.621 4.236 -7.559 -6.466 16.807 23 -16.705 -125 835.333 117.254 -134.857 30.862 Stand per 31 december 2013 10.559 216.882 569.318 51.833 17.084 865.676 17.223 Schuldpositie 848.453 Tegenover het bedrag van ruim € 17,1 mln aan beleggingsvorderingen, die in de bovenstaande tabel weergegeven zijn onder 'overige beleggingen', staat een beleggingsschuld van ruim € 17,2 mln die verantwoord is onder de 'overige schulden' (6). De reden dat deze bedragen zowel positief als negatief zo hoog zijn ligt in het feit dat dit aan- en verkoop transacties in beleggingen betreffen die eind december 2013 zijn uitgevoerd, maar pas gesettled worden in januari 2014. 52 Jaarverslag 2013 Vastgoedbeleggingen € Aandelen Vastrentende waarden € € Overige beleggingen Derivaten € Totaal € € Beleggingsvorderingen en -schulden Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering 0 0 0 0 66.320 66.320 12.240 0 0 -909 171.807 238.340 -188.655 28.069 446.633 120.603 -99.564 28.340 74.635 17.613 -28.682 -1.945 15.176 5.049 -3.860 442 720.491 381.605 -320.761 53.998 Stand per 31 december 2012 11.331 249.561 496.012 61.622 83.127 901.653 66.228 Schuldpositie 835.425 31-12-2013 € 31-12-2012 € Vastgoedbeleggingen TKP Real Estate Top Funds 10.559 11.331 De beleggingen in vastgoed zijn alle indirect en vinden plaats in het TKP Real Estate Top Funds Overige beleggingen Onder overige beleggingen zit een bedrag van € 17,1 mln. aan beleggingsvorderingen. Hier tegenover staat ook een beleggingsschuld van bijna € 17,2 mln.die verantwoord is onder de overige schulden. In 2012 zat ook de beleggingscategorie 'Grondstoffen' onder overige beleggingen, deze positie is in het huidige boekjaar echter afgebouwd tot nul. Securities lending Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend. Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft Aegon de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan Aegon) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor aandelen is dit tenminste 105%. 53 Jaarverslag 2013 Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct markt- noteringen Afgeleide marktnoteringen 0 0 0 0 0 0 569.318 216.882 51.833 0 10.559 0 0 0 -139 10.559 569.318 216.882 51.833 -139 0 838.033 10.420 848.453 Waarderingsmodellen Totaal Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Niveau 1 (Direct): De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt; Niveau 2 (Afgeleide): Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata; Niveau 3 (Waarderingsmodellen): De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. In de bovenstaande tabel is de verdeling naar waarderingsniveau over 2013 weergegeven. De beleggingsfondsen zijn geclassificeerd als niveau 2 of 3 afhankelijk van de onderliggende beleggingen. Vrijwel alle Aegon beleggingsfondsen kennen een dagelijkse intrinsieke waardebepaling, dagelijkse toe- en uittredingsmomenten en hebben voornamelijk beursgenoteerde stukken in portefeuille. Hierdoor hebben de beleggingsfondsen meer het karakter van een niveau 1 belegging. Doordat de beleggingsfondsen zelf geen beursnotering kennen, worden de Aegon beleggingsfondsen als niveau 2 geclassificeerd. Een uitzondering hierop betreft het TKP Real Estate Fund waar voornamelijk level 3 beleggingen in zijn opgenomen. Direct markt- noteringen Afgeleide marktnoteringen 0 0 0 0 0 11.331 496.012 249.561 61.622 0 0 0 0 0 16.807 11.331 496.012 249.561 61.622 16.807 0 818.526 16.807 835.333 Waarderingsmodellen Totaal Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen 54 Jaarverslag 2013 31-12-2013 31-12-2012 € € 2. Vorderingen en overlopende activa Te vorderen premies Te vorderen pensioenuitkeringen Vordering Aegon afrekening herverzekering Vooruitbetaalde kosten 1.228 0 1.504 1 1.421 4 793 4 2.733 2.222 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering uit herverzekering heeft betrekking op de te verrekenen korting vermogensbeheer. Vordering op de werkgever(s) Vorderingen op werkgever(s) Voorziening dubieuze debiteuren 1.265 -37 1.442 -21 1.228 1.421 597 468 3. Overige activa Saldo ING Bank De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. 55 Jaarverslag 2013 PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves 2013 2012 € € Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten 1.723 54.776 -85.636 87.359 56.499 1.723 Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. De dekkingsgraad per 31 december 2013 is 107,1% (2012: 100,2%). Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Het bepalen van de vereiste solvabiliteit gebeurt door het samenvoegen van voornoemde buffereisen in de zogenoemde wortelformule. De benodigde buffer per risicocategorie is vastgesteld op basis van het afzonderlijke risico. Door een bepaalde correlatie tussen verschillende risico's wordt er onder diversificatie een correctie weergegeven. De ultimo 2013 bepaalde solvabiliteit komt uit op 11,4% (2012: 11,3%) Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: 2013 2012 € Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen € 56.499 34.139 90.715 1.723 35.890 94.316 De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 104,3% uit te komen. Overigens blijft de hersteltermijn om het vereist eigen vermogen te bereiken vijftien jaar. Het herstelplan bevat de volgende maatregelen: - Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Per 1 oktober 2008 is de duration van de bezittingen volledig in overeenstemming gebracht met de duration van de verplichtingen (waarmee het renterisico volledig is afgedekt). Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds - op basis van de gehanteerde aannames - voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken (op basis van de nieuwe beleggingsmix en de marktrente per eind 2008 is de bijbehorende dekkingsgraad 110%). In het eind maart 2009 ingediende herstelplan boden deze maatregelen - uitgaande van de omstandigheden ultimo 2008 - echter onvoldoende herstelkracht om binnen vijf jaar een dekkingsgraad van 104,3% te bereiken. 31-12-2013 € 31-12-2012 € 5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen 791.921 2.004 793.925 56 831.273 3.379 834.652 Jaarverslag 2013 In de overige technische voorziening is een bedrag van € 220.449 opgenomen als Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden. 2013 2012 € € 831.273 17.880 145 2.900 -24.655 -26.872 0 -7.983 -767 802.844 20.558 -27.038 12.373 -23.654 48.874 -1.885 -13 -785 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 791.921 831.273 Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde RTS 2,8% (2012: 2,5%). Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de consumentenprijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Korting van aanspraken en rechten Het fonds heeft op 1 april 2013 een korting doorgevoerd van 3,2% zodat er naar verwachting per 31 december 2013 een eigen vermogen aanwezig is van minimaal 4,3% van de TV. Bij het vaststellen van de korting is gerekend met een aantal aannames voor 2013. Indien blijkt dat de realisatie achterblijft bij de veronderstelde aannames en het verwachte herstel niet voldoende is om tot het minimaal vereist eigen niveau te geraken is een direct aanvullende korting noodzakelijk. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. 57 Jaarverslag 2013 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen: Onttrekkingen aan de technische voorzieningen: 358 -8.341 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen (excl. overige technische voorzieningen) is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 € 2012 Aantallen € Aantallen Actieven 270.841 6.377 328.938 6.646 Gepensioneerden 325.451 2.348 337.412 2.689 Slapers 195.629 13.588 164.923 13.879 Voorziening voor pensioenverplichtingen 791.921 22.313 831.273 23.214 Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan vanaf 2012 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,00% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De maximale pensioengrondslag bedraagt € 89.407 (2012: 87.688), deze grondslag wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is vanaf de leeftijd van 18 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de actieve deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. De jaarlijkse toeslagambitie van het fonds is 25% van de CPB-prijsindex. Volledige Toegekende Cumulatief toeslag toeslagen Verschil verschil % % % % Overzicht A 2010 2011 2012 2013 2014 0,30 0,33 0,58 0,63 0,63 - 0,30 0,33 0,58 0,63 0,63 31-12-2013 € 0,30 0,63 1,20 1,84 2,47 31-12-2012 € Overige technische voorzieningen Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Spaarfonds gemoedsbezwaarden 1.783 220 2.004 58 3.182 196 3.379 Jaarverslag 2013 2013 2012 € € Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar Opbouw van de voorziening Onttrekking Overige actuariele wijzigingen 3.182 0 3.169 13 3.182 -176 -1.223 3.182 0 0 1.783 3.182 31-12-2013 31-12-2012 € € 6. Overige schulden en overlopende passiva Overlopende kosten Schulden u.h.v. beleggingen Schulden herverzekering Crediteuren Nog af te dragen loonheffing 161 17.223 630 86 482 18.582 132 66.228 1.137 74 397 67.969 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 6.4.3.1 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. In 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) die in 2011 is uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Voor dit pensioenfonds is dit het geval geweest. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad per 1 januari Premie 2013 2012 % % 100,2 [TB7]-0,1 59 89,4 - Jaarverslag 2013 2013 2012 % % Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken 2,8 3,4 0,8 Dekkingsgraad per 31 december 3,1 12,8 -9,0 0,2 3,2 0,5 107,1 - 100,2 Bij het rente-effect is geen rekening gehouden met het effect van de renteswaps. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). Ultimo 2013 is aan de hand van het standaardmodel de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 11,4% (2012: 11, 3%). Wij constateren dat het standaardmodel zonder aanpassingen kan worden toegepast. De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 € € 26.797 69.299 0 8.709 25.702 0 0 0 0 -50.546 90.715 70.670 10.757 15.600 26.794 S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Totaal S1 Renterisico Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². 60 5.467 12.385 28.147 0 0 0 0 -65.125 93.941 Jaarverslag 2013 Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig eigen vermogen (Totaal activa -/- schulden) Tekort 2013 2012 € € 90.715 793.925 884.640 56.499 94.316 834.652 928.968 1.723 34.216 92.593 De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Beleggingsrisico Het pensioenfonds heeft geen garantiecontract bij Aegon Levensverzekeringen N.V. Dit wil zeggen dat er geen rendement gegarandeerd kan worden door Aegon en dat het Pensioenfonds dus direct of indirect enkele risico's draagt. Hieronder is een kort overzicht gegeven van deze financiële risico's en is aangeduid in welk beleggingsfonds het eventueel welk risico loopt. In de verschillende overzichten wordt de netto positie van de beleggingen van het fonds toegelicht, deze wijkt af van de balanswaarde van de beleggingen, omdat de liquide middelen in de risicoparagraaf worden gesaldeerd. De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van de marktrente. Het renterisico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. 61 Jaarverslag 2013 Vastrentende waarden Alle obligatiefondsen zijn onderhevig aan renterisico en bovendien neemt dit renterisico toe met de looptijd van de obligaties. Enkel binnen staatsobligatiefondsen en het tactische overlay fonds worden bovendien actief posities ingenomen om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. LDO Fluctuaties in rentestanden beïnvloeden de prijs van vastrentende producten, waaronder obligaties en swaps. Het renterisico neemt ook toe met de looptijd. Binnen het LDO fonds wordt geen actief beleid gevoerd om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO). Met het LDO is de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille zodanig verlengd dat sinds eind 2008 de vastrentende waarden een match is met de verplichtingen van het pensioenfonds. Bij toepassing van een LDO is de mate van matching niet alleen afhankelijk van de bewegingen van het LDO zelf, maar ook van de duration van de overige vastrentende waarden en van de pensioenvoorzieningen, de verhouding tussen aandelen en vastrentende waarden en de dekkingsgraad. Hierdoor wijzigt de mate van matching voortdurend. In 2012 was een renteafdekking van 70% van toepassing, waarbij een bandbreedte is afgesproken van 5%-punt. Met ingang van 1 januari 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan met een bandbreedte van 10%-punt, omdat het pensioenfonds voor wat betreft de beleggingen in aandelen streeft naar een passief beleid. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. In de verdeling is rekening gehouden met de renteswaps, een negatieve marktwaarde bij 'looptijd korter dan 1 jaar' is het gevolg van de korte rente van deze renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente geruild voor een lange rente om renterisico van de pensioenverplichting af te dekken. De korte rente die betaald wordt heeft dus een negatieve marktwaarde en een looptijd die korter is dan een jaar. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. 31-12-2013 Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar Langer dan 10 jaar Niet rentedragende instrumenten 31-12-2012 € % € % -285.608 235.803 201.387 444.921 251.950 -33,6 27,8 23,7 52,4 29,7 -113.370 221.991 182.853 308.995 234.956 -13,6 26,6 21,9 37,0 28,1 848.453 100,0 835.425 100,0 De duration van het fonds is 17 jaar. De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven (voor 2013 betreft dit een opgave inclusief de overige technische voorzieningen): 31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende looptijd looptijd looptijd looptijd < > > > 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar 31-12-2012 % € % 127.241 133.505 233.563 299.616 16,0 16,8 29,4 37,7 124.309 148.868 245.516 315.959 14,9 17,8 29,4 37,9 793.925 100,0 834.652 100,0 Risico zakelijke waarden (S2) Het risico zakelijke waarden, oftewel het koersrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) naar sectoren en geografische regio's wordt het prijsrisico gemitigeerd. 62 Jaarverslag 2013 Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van valutakoerswisselingen. Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van het valutarisico voor vastrentende waarden. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt gemiddeld voor 75% afgedekt. Het totaalbedrag dat na afdekking buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 6,2% (2012: 8,7%) van de beleggingsportefeuille. Het wereldwijd aandelen fonds belegt (deels) in aandelen die genoteerd zijn in andere valuta dan de euro. Hierdoor bestaat een valutarisico. Het valutarisico in US dollar, Britse pond en Japanse yen wordt naar euro's afgedekt. In het staatsobligatiefonds zitten enkel beleggingen gedenomineerd in Euro waardoor het niet is blootgesteld aan enig valutarisico. In de overige fondsen kunnen beleggingen zitten met een denominatie in andere Europese valuta dan in Euro, maar al deze posities worden afgedekt naar Euro via 1-maands valuta forward contracten waardoor deze beleggingsfondsen een beperkt valutarisico lopen. Aangezien alle beleggingen gedenomineerd zijn in Euro, zijn het LDO fonds en hypothekenfonds niet blootgesteld aan enig valutarisico. Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van AEAM. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2012 2013 € % € % Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Japan Overig (inclusief beleggingsvorderingen) 481.493 57.879 128.058 14.622 166.401 56,8 6,8 15,1 1,7 19,6 471.597 54.405 131.189 16.097 162.137 56,5 6,5 15,7 1,9 19,4 Totaal 848.453 100,0 835.425 100,0 De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2013 2012 € % € % Basismaterialen Industrie Cyclische consumentengoederen Energie Gezondheidszorg Niet-cyclische consumentengoederen Nutsbedrijven Informatietechnologie Telecommunicatie Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Overige 13.479 46.504 52.516 30.956 21.637 36.181 12.680 32.083 26.083 283.159 235.289 57.885 1,6 5,5 6,2 3,7 2,6 4,3 1,5 3,8 3,1 33,4 27,7 6,8 16.815 42.935 37.616 31.705 19.782 33.967 13.212 30.007 23.534 354.897 193.799 37.154 2,0 5,1 4,5 3,8 2,4 4,1 1,6 3,6 2,8 42,5 23,2 4,5 Totaal 848.453 100,0 835.425 100,0 63 Jaarverslag 2013 Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2013 % € Kantoren Winkels Woningen Logistiek Parkeren Hotels Totaal 2012 % € 2.034 3.283 2.273 632 1.956 381 19,3 31,1 21,5 6,0 18,5 3,6 2.189 3.459 2.419 885 2.031 348 19,3 30,5 21,4 7,8 17,9 3,1 10.559 100,0 11.331 100,0 Het vastgoed bevindt zich voor 31% in Nederland en voor het overige deel in de rest van Europa. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Voor obligatiefondsen geldt dat de economische staat van onderliggende ondernemingen en soevereine staten kan veranderen en dit risico zal door de markt verdisconteerd worden in de prijs van obligaties. Ook zijn obligatiefondsen onderhevig aan settlement risico's ten tijde van de aan- of verkoop en couponbetalingen. Bij obligaties uitgegeven door HighYield ondernemingen en Emerging Market landen is dit risico groter dan bij Investment grade beleggingen dan wel verder ontwikkelde soevereine staten. Het risico bestaat dat de tegenpartij in een swap niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beperkt door onderpandovereenkomsten die met alle tegenpartijen zijn gesloten. In het hypothekenfonds bestaat het risico dat de hypotheekgever niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarna het fonds het recht van parate executie heeft op het onderliggende onderpand. Dit risico wordt echter voor een deel van de hypotheken beperkt door een Nederlandse Hypotheek Garantie. Percepties over de totale omvang van dit risico zullen door de markt verdisconteerd worden in de prijs van hypotheken. Bij beleggingen in grondstoffen wordt er echter geïnvesteerd in swaps waarbij er een direct tegenpartij risico is. Daarnaast wordt er ook kredietrisico gelopen over de investeringen van de eventuele liquiditeitsoverschotten in de money market instrumenten. Directe vastgoedbeleggingen oftewel niet-beursgenoteerd vastgoed is niet liquide genoeg om op zeer korte termijn te kunnen verkopen. In het geval het fonds niet direct aan zijn verplichtingen kan voldoen, bestaat de mogelijkheid dat het vastgoedfonds extra geld opvraagt bij de participanten in dat fonds. Hoewel deze optie gekend is bij de participanten, gaat het fonds met deze mogelijkheid uiterst voorzichtig om. In de onderstaande tabel (die op doorkijkbasis is gevuld) zijn de kredietexposures ultimo verslaggevingperiode weergegeven. De overige financiële instrumenten betreft beleggingen waar geen kredietrisico voor geldt zoals aandelen, vastgoedbeleggingen e.d. 64 Jaarverslag 2013 2013 € 2012 % € % AAA AA A BBB BB B CCC CC D Financiële instrumenten zonder rating Overige financiële instrumenten 172.913 145.714 109.173 111.188 15.846 15.490 1.792 328 15 90.373 267.425 18,6 15,7 11,7 12,0 1,7 1,7 0,2 0,0 0,0 9,7 28,7 202.792 139.658 57.032 58.102 18.152 16.432 1.884 1.039 11 69.230 285.532 24,0 16,4 6,7 6,8 2,1 1,9 0,2 0,1 0,0 8,1 33,7 Totaal 930.257 100,0 849.865 100,0 In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een Rating van BBB en lager neemt het risico op default toe. De portefeuille is blootgesteld aan een significant kredietrisico. Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van kredietderivaten (Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij afgedekt, of kan juist extra kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van het totaal kredietrisico in bovenstaand overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de portefeuille. Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langleven c.q. overlijdensrisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met toepassing van Towers Watson-ervaringssterfte 2012, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde technische winstdeling. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten). Dit is echter afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 73,6% (31 december 2012: 65,6%). 65 Jaarverslag 2013 Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het vermogen van het pensioenfonds is per 31 december 2013 en 2012 voor het overgrote deel belegd in vrij verhandelbare beursgenoteerde beleggingen en was hierdoor niet blootgesteld aan een significant liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2013 € 31-12-2012 % € % Vastrentende waarden Nederland Verenigde Staten Frankrijk Duitsland Verenigd Koninkrijk Oostenrijk 170.136 128.058 122.274 120.871 57.879 25.533 19,6 14,7 14,1 13,9 6,7 2,9 135.612 131.189 117.367 160.265 54.405 20.071 15,0 14,5 13,0 17,7 6,0 2,2 totaal 624.751 71,9 618.910 68,5 Operationeel risico (S9) Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Voor zover dit risico binnen het bestuur ligt, wordt dit gereduceerd door de gedragscode. Zoals eerder vermeldt, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en Aegon Asset Management. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en Aegon Asset Management een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een onafhankelijke accountant certificeert deze. De rapportages van de dienstverleners worden uitgebreid geanalyseerd. Indien nodig worden met de dienstverleners afspraken gemaakt over verbeteringen. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een onafhankelijke accountant. Het bestuur zal - mede in het kader van Pension Fund Governance en ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt daarbij gebruik van de expertise van zijn belangenorganisatie, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. 66 Jaarverslag 2013 Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het pensioenfonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter beheersing van dat risico. Volledigheidsrisico Dit betreft het risico dat niet alle werkgevers en werknemers die onder de verplichtstelling vallen zijn aangesloten bij het pensioenfonds. Op basis van de verplichtstelling heeft een werknemer recht op pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds. Hieruit volgt een mogelijk claimrisico. Los van het feit dat een werkgever zelf de verplichting heeft om te bezien of een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voert het pensioenfonds doorlopend volledigheidscontroles uit. Op basis van bestandscontroles wordt bezien of sprake is van werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, maar nog niet zijn aangesloten. Indien hier op enig moment sprake van is, zal de betreffende werkgever op de verplichtstelling worden gewezen en tot aansluiting worden verzocht. De reeds aangesloten werkgevers dienen jaarlijks een Assurance rapport te overleggen, teneinde vast te stellen dat de werkgever alle onder de verplichtstelling vallende werknemers met de juiste gegevens bij het pensioenfonds heeft aangemeld. 67 Jaarverslag 2013 6.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het bestuur heeft - onder behoud van zijn verantwoordelijkheden - de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan Aegon Asset Management B.V. Voor 2013 bedraagt de vergoeding voor TKP Pensioen B.V., die voortkomt uit de langlopende contractuele verplichting € 1,3 miljoen (2012: € 1,4 miljoen). Daarnaast treedt Aegon Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een zowel met Aegon als TKP gesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. De overeenkomst met TKP is afgesloten per 1 januari 2010 met een looptijd van vijf jaar. De herverzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2010 verlengd met een looptijd van vijf jaar. Het beheer van de aandelenportefeuille is uitbesteed aan Aegon Asset Management B.V. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson Netherlands B.V.. Voor 2013 bedraagt deze vergoeding aan Towers Watson Netherlands B.V. € 341 (2012: € 336). 6.4.5 Verbonden partijen Transacties met (voormalige) bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 23 augustus 2013, worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement. 68 Jaarverslag 2013 6.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 2013 2012 € € 7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds In rekening gebrachte pensioenpremie 20.989 23.058 De kostendekkende premie op RTS-basis voor 2013 bedraagt € 22,5 miljoen (2012: € 25,6 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 15,1 miljoen (2012: € 16,1 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 21,0 miljoen (2012: € 23,1 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Kostendekkende premie 22.549 25.624 Feitelijke premie 20.989 23.058 Gedempte premie 15.133 16.088 De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten 18.702 2.113 1.734 21.271 2.574 1.779 Totaal kostendekkende premie 22.549 25.624 69 Jaarverslag 2013 8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds De overige kosten voor vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door AEGON, maar zitten verrekend in de opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert. Met betrekking tot aandelen en vastrentende waarden is er alleen sprake van directe beleggingsopbrengsten, omdat er belegd wordt in beleggingsfondsen. 2013 Directe beleggingsopbrengst € € Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Omvangskorting 2012 -498 52.150 -14.200 -43 -6.466 -5.317 30.944 Indirecte beleggingsopbrengst € € Rebates Aegon Totaal € € 0 0 15.991 0 -21.308 Directe beleggingsopbrengst Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Omvangskorting Indirecte beleggingsopbrengst 708 -498 52.150 1.791 -43 -27.774 708 708 26.335 Rebates Aegon Totaal € € 0 0 17.530 0 45.726 -908 28.069 28.340 441 -1.944 63.256 53.998 1.231 -908 28.069 45.870 441 43.782 1.231 1.231 118.486 De kosten vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door Aegon, maar worden verrekend in de opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert. 2013 2012 € € 9. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten 1 3 14 2 4 132 18 138 De overige baten in 2013 hebben betrekking op de aansluiting in de rekening courant aangaande het depotverslag Notariaat. 10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie 17.970 902 3.973 71 374 626 17.160 1.755 3.832 59 375 319 23.917 23.501 De vergelijkende cijfers van 2012 zijn op een andere wijze onderverdeeld dan in 2012 het geval is geweest. Op totaalniveau heeft dit geen gevolgen, echter de post 'Ongehuwdenpensioen' is verdeeld over 'Ouderdomspensioen' en 'Partnerpensioen'. 70 Jaarverslag 2013 2013 2012 € € 11. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige 152 30 1.293 76 53 333 164 91 0 104 99 18 1.413 61 52 283 4 174 0 75 2.296 2.180 De opleidingskosten voor het bestuur zijn opgenomen onder de 'Bestuurskosten', in 2012 werden deze kosten nog apart weergegeven en bedroegen toen € 3. In 2013 bedroegen de opleidingskosten € 29. De daling van de administratiekostenvergoeding ten opzichte van 2012 wordt veroorzaakt doordat in 2012 extra uren in rekening zijn gebracht met betrekking tot het aanpassen van de pensioenregeling. Voor 2013 is van deze kosten geen sprake. De kosten voor de certificerend actuaris in 2013 zijn vrijwel identiek als afgelopen jaar, daarnaast zijn de kosten voor actuariële advisering met € 50 gestegen. Een grote stijging ten opzichte 2012 betreffen de overige advieskosten, hierin zitten de kosten voor het Aegon matchingsmandaat voor 2012 en 2013 van bijna € 73 per jaar. Bezoldiging bestuurders De bestuurders, deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging, doch wel vacatiegeld. In 2013 is met terugwerkende kracht een aanvullende vergoeding over 2012 toegekend, dit verklaart de verhoging van de bestuurskosten. DNB en AFM De kosten voor contributies en bijdragen bestaan uit de kosten voor DNB en AFM en zijn flink lager door een gewijzigde methodiek bij de betreffende instantie. Accountantshonoraria De accountantskosten hebben voor een bedrag van € 51 betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening en verslagstaten over 2013 door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. € 25 heeft betrekking op andere controle-opdrachten, zoals werkzaamheden met betrekking tot BTW-zaken. De overige kosten bestaan voornamelijk uit kosten met betrekking tot communicatie. Zo is er in 2013 voor een bedrag van ruim € 25 aan mailingen verstuurd, die onder andere betrekking hebben op het onderzoek naar de risicohouding van de deelnemers. Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. 12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 17.880 145 2.900 -24.655 -26.872 0 -7.983 -767 20.558 -27.038 12.373 -23.654 48.874 -1.885 -13 -785 -39.352 28.429 -1.399 25 14 30 -1.374 44 13. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening toekomstige schadegevallen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden 71 Jaarverslag 2013 14. Saldo herverzekering Premie herverzekering Technisch resultaat 2012 -1 -557 47 127 -558 174 -326 7.934 -4 0 7.608 -4 15. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenopbouw. Als gevolg van de stijging van de dekkingsgraad tot boven de 100,0% is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten weer toegestaan. Aangevraagde waardeoverdrachten uit het verleden zijn daarbij ook verwerkt, wat derhalve een grote toename ten opzichte van 2012 laat zien. 16. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Overig Den Haag, 27 mei 2014 72 25 4 0 0 29 0 Jaarverslag 2013 6.4.7 Verbonden partijen Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 6 maart 2006, worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement. Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Den Haag, 27 mei 2014 Namens het bestuur, Mr. A.J.A. Marks Werkgeversvoorzitter A. Hoekstra Werknemerssecretaris 73 Jaarverslag 2013 Overige gegevens 7. Overige gegevens 7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat in zijn geheel ten bate te brengen aan de reserves. 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum Op basis van de financiële positie ultimo 2013 heeft het bestuur de evaluatie van het herstelplan verricht. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo december 2013 107,1% en ligt daarmee boven het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3%. Het bestuur heeft op basis van de evaluatie het fonds uit het korte termijn herstel gemeld. Tevens is besloten dat de voorgenomen kortingsmaatregel per 1 april 2014 niet hoeft te worden geëffectueerd. De gesplitste premiemethodiek hoeft niet te worden toegepast in 2014 aangezien de ontvangen premie hoger is dan de vereiste premie. In april 2014 heeft het bestuur unaniem ingestemd met het voornemen tot samengaan met Stichting Notarieel Pensioenfonds (SNPF). Beide besturen zijn ervan overtuigd dat een gecombineerd pensioenfonds bijdraagt aan het doel om een goede pensioenregeling in het notariaat te kunnen blijven uitvoeren. De krimpende markt voor het notariaat heeft geleid tot een afname van het aantal actieve deelnemers van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Dit heeft gevolgen voor de premie-inkomsten en de kosten van de pensioenregeling per deelnemer. Tegelijkertijd is het uitvoeren van pensioenregelingen en het beheren van pensioenvermogen de laatste jaren steeds complexer geworden. Daarnaast worden er verdergaande eisen gesteld aan de besturen van pensioenfondsen. Dit vraagt een zo efficiënt mogelijk ingerichte pensioenuitvoering en een effectieve organisatie van het vereiste niveau van het bestuur. Om bovenstaande te realiseren, wordt meer en meer naar schaalvergroting gezocht. Ook door de besturen van beide fondsen. Gezien het feit dat beide pensioenfondsen opereren in dezelfde branche, ligt het samengaan van deze beide pensioenfondsen voor de hand. Gesprekken in de afgelopen maanden hebben uitgewezen dat er gezamenlijk goede mogelijkheden zijn om de toekomstbestendigheid van de pensioenregelingen te vergroten en om tot kostenvoordelen te komen. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn op de hoogte gebracht van het voornemen. In een tussentijds advies heeft het verantwoordingsorgaan laten weten een positieve houding te hebben. Daarnaast hebben ook de eerste gesprekken met toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) plaatsgevonden. Ook DNB staat in beginsel positief tegenover een samengaan van beide fondsen. Het samengaan van beide fondsen in één pensioenfonds heeft geen gevolgen voor de al opgebouwde pensioenen en ingegane pensioenuitkeringen. Of de pensioenregeling bij het samengaan verandert, staat nog niet vast. Dit is afhankelijk van de keuzes die de sociale partners maken. De sociale partners bepalen binnen de wettelijke en fiscale kaders de inhoud van de pensioenregeling. Deze keuzes worden in de komende maanden door de Bond van Medewerkers in het Notariaat en de door de KNB samengestelde werkgeverscommissie gemaakt. 74 Jaarverslag 2013 Het bestuur is ervan overtuigd dat het samengaan van beide fondsen kan resulteren in een toekomstbestendig pensioen tegen lagere kosten. 75 Jaarverslag 2013 7.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: Heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en Heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013 met 3,2% te zullen korten. Deze korting is als voorlopige korting reeds in aanmerking 76 Jaarverslag 2013 genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen per 31 december 2012. In 2013 is de korting administratief verwerkt. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132, vanwege een reservetekort. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 27 mei 2014 A. Berger AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. 77 Jaarverslag 2013 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). 78 Jaarverslag 2013 Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 27 mei 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Drs. H.C. van der Rijst RA 79 Jaarverslag 2013 Bijlagen Bijlage 1 Recapitulatie deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar Bij Af Stand ultimo verslagjaar 6.646 698 967 6.377 13.879 858 1.149 13.588 2.689 202 543 2.348 2.047 116 460 1.703 arbeidsongeschiktheidspensioen 150 14 31 133 partnerpensioen 462 62 38 486 30 10 14 26 23.214 1.758 2.659 22.313 Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen wezenpensioen Totaal: De daling van het aantal gepensioneerden ten opzichte van 2012 wordt, naast de reguliere afname, veroorzaakt door een andere wijze van tellingen van deelnemers met prepensioen. Het aantal deelnemers bedraagt 231 per 1 januari 2013. De afname van het aantal deelnemers met prepensioen bedraagt 155 zodat in de stand per 31 december 2013 een aantal van 76 deelnemers met prepensioen is opgenomen binnen de populatie van actieve deelnemers in plaats van gepensioneerde deelnemers. 80 Jaarverslag 2013 Bijlage 2 Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Assurance rapport Een rapport waarin een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Communicatiecommissie De commissie die alle communicatiemiddelen naleest Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een 81 Jaarverslag 2013 onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode 82 Jaarverslag 2013 Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. LDO (Long Duration Overlay) Dit is een beleggingsfonds waarbij gebruik wordt gemaakt van renteswaps om de duration van de beleggingen te verlengen zodat deze beter wordt afgestemd op die van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die van de verplichtingen. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden 83 Jaarverslag 2013 Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen 84 Jaarverslag 2013 onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. 85 Jaarverslag 2013 Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een prepensioen regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. 86 Jaarverslag 2013 Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 582 98 58 Internet www.bpfmedewerkersnotariaat.nl Email-adres [email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen 87 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen www.bpfmedewerkersnotariaat.nl
© Copyright 2025 ExpyDoc