OLDIE Ouderen Langer thuis door Design van ICT voor Empowerment Projectvoorstel RAAK-publiek mei 2014 Hogeschool Utrecht Inhoudsopgave 1. Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 2. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 3. Vraagarticulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 4. Netwerkvorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 5. Onderzoeksplan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 6. Projectorganisatie en management . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Bijlage: CV hoofdonderzoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Bijlage: Prestatie-indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Colofon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 1. Samenvatting Vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gedecentraliseerd van het rijk naar gemeenten, waardoor gemeenten verantwoordelijk worden voor ouderen die met begeleiding nog zelfstandig kunnen wonen. De rijksoverheid vindt ook dat de zelfredzaamheid van alle burgers groter moet worden, en ziet hierbij een belangrijke rol weggelegd voor (informatie- en communicatie-) technologie (ICT). Burgers moeten bijvoorbeeld uiterlijk in 2017 alle zaken die zij met de overheid doe n digitaal kunnen afhandelen. Voor ouderen wordt !!"#$%&&'$#(&&)#$*&+,-&"&#%&+./!0!1,&#!/%2,""&0'3# die hen moet helpen om langer zelfstandig thuis te blijven wonen en te participeren in de maatschappij. Het bezitten van ICT-vaardigheden wordt voor ouderen dan wel steeds meer een voorwaarde voor zelfredzaamheid en empowerment. Van de bevolkingsgroep tussen 65 en 75 jaar heeft 75% hiervoor echter onvoldoende computer- en internetvaardigheden en 7% zelfs geen. De groep 75-plussers is nog minder vaardig. Het is dus belangrijk om ICT zó te ontwikkelen dat ouderen hier goed mee om kunnen 2 F OLDIE gaan. Richtlijnen voor het ontwerpen van ICT voor ouderen en geschikte (co-design) methoden voor het betrekken van stakeholders, waaronder ouderen, zijn al beschikbaar in de onderzoekswereld, maar nog onvoldoende bekend in de praktijk. Er ligt dus een kans voor het toegankelijk en praktisch toepasbaar maken van deze kennis voor gemeenten, zorgprofessionals en ICT-ontwikkelaars. Binnen OLDIE wordt daarvoor een toolbox ontwikkeld en beproefd in drie regionale proeftuinen, waar verschillende soorten ICT-ondersteuning voor ouderen ontworpen wordt. Naast de toolbox levert het project dus ook drie uitgewerkte prototypes op, die volgens de richtlijnen en methoden van de toolbox ontwikkeld zijn. 2. Inleiding Tussen nu en 2050 zal het aantal ouderen (65-plussers) in Nederland enorm toenemen (van 2,4 naar 4,6 miljoen) en zullen zij ook een veel groter deel van de bevolking gaan uitmaken (van 16 naar 25%). Het aantal zelfstandig wonende ouderen zal ook sterk toenemen (RVZ, 2012). Deze ouderen zullen vaker een beroep willen doen op ondersteuning voor zorg, wonen en welzijn. Vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gedecentraliseerd van het rijk naar de gemeenten, waardoor gemeenten verantwoordelijk worden voor ouderen die met begeleiding nog zelfstandig kunnen wonen. Het "45,/&%#6&)24+.%#'4%#1&(&&/%&/#.&/#&7+,8/%&)#&/#'9$#1!&'"!*&)# kunnen helpen, en kondigen tegelijkertijd grote budgetkortingen aan. Gemeenten geven massaal aan te zullen moeten bezuinigen, zeker in regio’s waar relatief veel ouderen wonen (Leeuwarder Courant, 10 maart 2013). De rijksoverheid vindt echter dat de zelfredzaamheid van alle burgers groter moet worden, en ziet hierbij een belangrijke rol weggelegd voor (informatie- en communicatie-) technologie (ICT). Zo streeft het kabinet er naar dat burgers in 2017 alle zaken die zij met de overheid doen digitaal kunnen afhandelen (Nationale ombudsman, 2013). Voor ouderen 2!)'%#!!"#$%&&'$#(&&)#$*&+,-&"&#%&+./!0!1,&#!/%2,""&0'#',&#.&/# moet helpen om langer zelfstandig thuis te blijven wonen en te participeren in de maatschappij, bijvoorbeeld ‘applied gaming’ !(#-%#%2,:6&/#&/#;$!+,40&#(&',4<#!(#+!/%4+%&/#%&#!/'&).!9'&/=# De rijksoverheid stelt bijvoorbeeld dat slimme woningen voor ouderen met complexe problematiek ontwikkeld moeten worden (domotica en ‘e-health’) (RVZ, 2012). voorkeuren en ervaringen, maar ook hun cognitieve en fysieke mogelijkheden en beperkingen. Uit verschillende hoeken komen initiatieven voor het toepassen en het ontwikkelen van nieuwe technologie voor ouderen, maar deze hebben nog geen grote vlucht genomen. Gemeenten willen ICT inzetten om zelfredzaamheid en sociale participatie van ouderen te bevorderen en ervoor te zorgen dat ze gebruik maken van allerlei voorzieningen. Zorg- en welzijnsinstellingen zijn op zoek naar (technologische) innovaties om de kwaliteit &/#&7+,8/%,@/#.9/#',&/$%6&)0&/,/1#$%)9+%9)&&0#%&)5&%&)&/3# !/'4/"$#6&)(,/'&)'&#-/4/+,80&#(,''&0&/=#>&04/1&/!)14/,$4%,&$# van ouderen zoeken naar mogelijkheden om het perspectief van '&#!9'&)&#?&0@#$%)9+%9)&&0#,/#%)&/1&/#A+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&B=# Ten slotte zien ICT-bedrijven de ouderen als een interessante groeimarkt, en willen zij zich als maatschappelijke onderneming *)!-0&)&/=#C&'&)&&/#&)"&/%#'4%#1&?,&/#'	)1&/%,&#&/#'&*&)"%&# middelen het essentieel is dat ontwikkelde ICT-innovaties structureel ingebed worden in de praktijk. Het bezitten van ICT-vaardigheden wordt voor ouderen dan wel steeds meer een voorwaarde voor zelfredzaamheid en empowerment. Van de ouderen tussen 65 en 75 jaar heeft echter 75% hiervoor onvoldoende computer- en internetvaardigheden en 7% zelfs geen. De groep 75-plussers is nog minder vaardig (CBS, 2013). De overheid ontwikkelt cursussen, waar burgers belangrijke vaardigheden kunnen opdoen voor het werken met de elektronische overheid (www.digisterker.nl). Er is ook al een training voor ouderen ontwikkeld voor het gebruik van e-health technologie (PETZ, 2013). Cursussen leveren een belangrijke bijdrage aan het accepteren, het leren en blijven gebruiken van nieuwe technologie, maar deze vinden pas plaats nádat de technologie op de markt is gebracht en aangeschaft. Hiermee wordt een belangrijk kans gemist, namelijk om al in een eerder stadium het perspectief van de ouderen te betrekken, wat betreft hun INLEIDING F3 3. Vraagarticulatie Op 19 maart 2014 is een bijeenkomst gehouden met geïnteresseerde partijen. Hier is gesproken over de vraagarticulatie vanuit de publieke professionals rondom dit thema. Daarnaast is in gesprekken, telefonisch en per email informatie verzameld bij publieke instellingen. Uit deze informatie is het volgende beeld naar boven gekomen. Stichting GEEF wil graag weten hoe een ICToplossing optimaal aansluit bij het mentale model dat ouderen hebben van technologie en bij hun veranderende cognitieve en zintuiglijke waarneming. Ook willen zij weten op basis waarvan ouderen besluiten om ICT-oplossingen te gaan gebruiken en te blijven gebruiken, en hoe ze daarbij een afweging maken tussen de tijdsinvestering enerzijds en het nut/plezier anderzijds. Stichting GEEF (waaronder de Gemeente Smallingerland) is betrokken bij de ontwikkeling van een digitaal zorgplan voor ouderen in het kader van de WMO, en wil daar graag ouderen bij betrekken. Hilverzorg en IVVU en geven aan dat gemeenten algemene en maatwerkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning van ouderen in het leven willen roepen en ouderen hierbij willen betrekken. De vraag is hoe ICT ingezet kan worden om deze burgerparticipatie vorm te geven bij het beoordelen van de kwaliteit van wijkgericht dienstenaanbod. Hilverzorg en IVVU en zijn betrokken bij de ontwikkeling van 4**0,&'#14(,/1#%!&*4$$,/1&/#6!!)#-%.&,'#5,:#!9'&)&/# en wil graag weten hoe bij de ontwikkeling rekening gehouden kan worden met de vaardigheden van de doelgroep. [Publieke partij Brabant] wil graag sociale media inzetten ter bestrijding van de eenzaamheid bij ouderen en vraagt zich af hoe je dit moet aanpakken. ALBERT SCHEFFER (GEMEENTE SMALLINGERLAND) zogenaamde nulde lijn). Ook vragen ze zich af hoe je in het ontwerp van ICT tegemoet kan komen aan de enorme diversiteit binnen de doelgroep ouderen. Ze wijzen er ten slotte op dat veel zorgprofessionals óók tot de doelgroep ouderen behoren. Bedrijven (Mobilea, ConceptCraft, Zuidzeven, Actorion) herkennen dat er een sterk toenemende belangstelling is voor ‘active ageing’. Die behoefte zie je bij gemeenten, maar ook in de zorgsector, de sportwereld, bij kennisinstellingen en andere organisaties. De vraag is hoe je diensten ontwikkelt die ‘senior6),&/'&0,:"<#?,:/3#5,:6!!)5&&0'#!(#-%#%2,:6&/#!@#$!+,ale contacten te onderhouden. Die diensten worden samengebracht en ondersteund in een platform. Een belangrijke eis is om ervoor te zorgen dat “Hoe bereik je ouderen via een de bediening eenduidig is zodat ouderen digitaal loket en hoe ondersteun die maar één keer hoeven aan te leren. je ze bij de selectie van maatwerkvoorzieningen?” De hoofdvraag vanuit de praktijk is: “Hoe moet ICT ontworpen worden om de zelfredzaamheid, empowerment en participatie van ouderen effectief te ondersteunen?” KEES WEEVERS (IVVU) Deze hoofdvraag valt uiteen in drie deelvragen: (1) “Hoe moeten ICT-toepassingen ontworpen worden, zodat ze optimaal aansluiten bij de vaardigheden van ouderen, rekening houdend met de grote diversiteit in deze doelgroep?”, (2) “Hoe kunnen initiatiefnemers ouderen betrekken bij de ontwikkeling van ICT-toepassingen, zodat deze aansluiten bij de behoeften van ouderen en andere stakeholders en daadwerkelijk landen in de praktijk?”, en (3) “Hoe krijgen we toegang tot deze kennis om er gebruik van te kunnen maken in concrete ontwikkeltrajecten?”. Belangenverenigingen voor ouderen willen dat deze innovaties hen echt helpen om hun zelfredzaamheid te ondersteunen en kwaliteit van leven te verbeteren, en ze willen dat ouderen een stem krijgen bij deze ontwikkelingen. “Hoe creëer je een seniorvriendelijk Ze willen bijvoorbeeld weten hoe ICT-dienstenplatform, zodat ouderen bij ICT kan worden ingezet om ‘zorg elke nieuwe dienst niet steeds opnieuw in co-productie’ vorm te geven (de hoeven uit te vinden hoe het werkt?” RUUD BLEEKER (MOBILEA) 4 F OLDIE “De doelgroep ouderen wordt steeds diverser, mensen willen niet aangesproken worden op oud en daardoor kwetsbaar zijn. Welke benadering past bij het implementeren van ICT hulpmiddelen voor ouderen?” “Hoe sluit een ICT-oplossing optimaal aan bij het mentale model dat ouderen hebben van technologie en bij hun veranderende cognitieve en zintuiglijke vaardigheden?”, en “Op basis waarvan besluiten ouderen om ICT-oplossingen te gaan en blijven gebruiken?” ERIK ZWIERENBERG (STICHTING GEEF) 4. Netwerkvorming Deelnemers Het consortium bestaat uit vier hogescholen, één kennisinstelling, vier publieke/zorginstellingen en vier bedrijven. De hogescholen zijn: Hogeschool Utrecht (Lectoraat ‘Co-design’, bijzonder lector ‘Multimodal user interface design’, dr. Anita Cremers (penvoerder), en het Centre of Expertise Creatieve Industrie, Fontys Hogeschool (Lectoraat ‘Mens en technologie’, dr. Janienke Sturm), Hogeschool Windesheim (Lectoraat ‘ICT-innovaties in de zorg’, dr.ir. Marike Hettinga) en NHL Hogeschool (Lectoraat iHuman Welzijn Zorg Digitaal, dr. Ate Dijkstra). De kennisinstelling is TNO. De publieke/zorginstellingen zijn: Stichting GEEF (Gezondheid Expertise en Educatiecentrum Friesland), gemeente Smallingerland, HilverZorg, en [Publieke partij Brabant]. De bedrijven zijn: Mobilea, ConceptCraft, Zuidzeven en T.P. Kamminga Advies. Overige deelnemers zijn: IVVU (Vereniging van Instellingen voor Verpleging en Verzorging in Utrecht) en Actorion communicatie (oprichter van het Active Ageing platform (www.activeageing.nu)). Aansluiting bij het vakgebied Het consortium sluit aan bij regionale, landelijke en Europese speerpunten en initiatieven. Landelijke aansluiting vindt plaats bij de topsector creatieve industrie. De overheid investeert samen met bedrijven en kennisinstellingen gericht in de creatieve industrie om de maatschappelijke impact en de economische groei te vergroten. De Economic Board Utrecht (EBU, 2013) ziet ‘Gezond leven’ als één van de drie thema’s voor regionale economische versterking, met onder andere de aandachtsgebieden ‘zelfmanagement’ en ‘langer thuis wonen dankzij technologie’. Zij willen versterking van de samenwerking tussen de technologie en ICT-sector en de zorg- en medische sector. In Europa houdt het Ambient Assisted Living Joint Programme ‘ICT for ageing well’ ?,+.#5&?,1#(&%#.&%#+)&8)&/#64/#5&%&)�&&@!($%4/',1.&'&/#64/# ouderen door het gebruik van ICT en het versterken van mogelijkheden voor het bedrijfsleven (http://www.aal-europe.eu). Expertise, ambitie, doelstellingen en strategie van het consortium. Binnen het lectoraat Co-design van Hogeschool Utrecht vindt onderzoek plaats naar user interface ontwerp voor mensen met beperkte ICT-vaardigheden en nieuwe methoden van co-design, binnen de domeinen zorg en duurzaamheid. In het RAAK MKB project ‘Ontwerpen voor zorgverleners’ is al een toolbox ontwikkeld met co-design methoden voor thuiszorgverleners (ontwerpenvoorzorgthuis.nl). In het EU AAL-project ‘Happy Walker’ werkt het lectoraat aan nieuwe user interfaces voor ouderen, om hen actiever te laten deelnemen aan de maatschappij. Het lectoraat wil de bestaande kennis toepassen in concrete co-designtrajecten. OLDIE sluit aan bij het speerpunt Zorg & Technologie en het Centre of Expertise Creatieve Industrie. Het Centre of Expertise Creatieve Industrie wil dat creatieve bedrijven, publieke organisaties, overheden en bedrijven intensiever en strategischer samenwerken op complexe vraagstukken, aansluitend op de regionale focusgebieden zorg, duurzaamheid en diensteninnovatie (CoE CI, 2013). Het lectoraat ´Mens en Technologie´ van Fontys Hogeschool bestudeert de wederzijdse beïnvloeding van mens en technologie, met onderwerpen als acceptatie van technologie, gedragsverandering en gebruikersbeleving , binnen diverse domeinen zoals ouderenzorg, sport &/#5&2&1&/#&/#&'9+4%,&=#D&%#0&+%!)44%#5)&/1%#$*&+,-&"&#"&//,$#,/#!6&)#(&%.!'&/#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&#A0,'#2&)"1)!&*# E&%.!',&"&/#64/#F0,8/%&/*4)%,+,*4%,@/#.&%#GH*&)%,$&+&/%)9(# Innovatieve Zorg en Technologie; EIZT, 2014), over evaluatie van producten en diensten en over bestrijding van eenzaamheid bij ouderen. OLDIE sluit aan bij het Fontys speerpunt ‘Gezondheidszorg en techniek’ en bij hun ambitie om multidisciplinaire praktijkgerichte onderzoeksprogramma’s uit te voeren. Het hoofdthema van het lectoraat ‘ICT-innovaties in de zorg’ van de Hogeschool Windesheim is ´Structurele inbedding van ICT-innovaties in de Zorg´. Zij hebben de eHealth innovatiematrix (eHix) ontwikkeld die de eHealth mkb'er kan helpen bij het maken van een levensvatbaar business model (www.ehix. nl). Deze zorgt ervoor dat ontwikkelde innovaties structureel ingebed worden in de zorgpraktijk. In OLDIE zal de eHix worden ingezet en uitgebreid tijdens het co-design traject. De opgedane kennis ligt precies op het snijvlak van de twee speerpunten van de opleiding Verpleegkunde: eHealth en Zorg voor Ouderen. De NHL Hogeschool is nauw verbonden aan de Stichting GEEF en NETWERKVORMING F5 participeert actief in het Centre of Expertise Healthy Ageing waarvan de Hanzehogeschool de penvoerder is. Zij brengen tevens expertise in op het gebied van het digitale zorgplan. OLDIE sluit aan bij de expliciete focus op Healthy Ageing en Enabling Technology van het NHL strategisch plan 2012-2016. TNO heeft uitgebreide kennis en ervaring op het gebied van mens-computer interactie voor speciale doelgroepen, waaron'&)#!9'&)&/=#I,:#.&55&/#$*&+,-&"&#"&//,$#!6&)#),+.%0,:/&/#6!!)# user interfaces voor ouderen, en hebben een prototype van de ‘Include’ toolbox ontwikkeld, met methoden voor co-design met ouderen. Vier publieke organisaties bieden het perspectief van gemeenten, zorginstellingen en ouderen. Stichting GEEF is een Fries samenwerkingsverband van 14 participanten, waaronder organisaties op het gebied van zorg, wonen, de drie grote Friese gemeenten (waaronder Gemeente Smallingerland) en vervolgonderwijs. De organisaties hebben oog voor de wensen van hun klanten en de mogelijkheden van woonzorgtechnologie. HilverZorg is een zorgorganisatie gericht op ouderenzorg in de regio Hilversum. Ze versterken hun inzet in de wijk, met een goede thuiszorg maar ook door te luisteren naar behoeften. Publieke partij Brabant biedt […….]. 6 F OLDIE De bedrijven Mobilea, Zuidzeven en ConceptCraft, hebben expertise op het gebied van ICT- en user interface ontwikkeling. Zij willen meer kennis over hoe te ontwerpen voor ouderen. T.P. Kamminga Advies brengt een uitgebreid netwerk van gemeenten en zorginstellingen in en verkent de mogelijkheden voor valorisatie van de projectopbrengsten. Borging De opgedane kennis wordt geborgd in een toolbox, die via een website publiek beschikbaar wordt gesteld. Daarnaast worden drie prototypes van ICT-toepassingen voor ouderen ontwikkeld, die door stakeholders verder doorontwikkeld kunnen worden. Ook worden rapporten en publicaties opgeleverd en presentaties gegeven. Ontwikkelde kennis en onderzoeksinstrumenten worden door studenten toegepast in opdrachten of afstudeertrajecten. Het door dit project opgebouwde netwerk zal worden ingezet voor acquisitie van nieuwe opdrachten. Ten slotte biedt het project een basis voor interne opleidingstrajecten voor de publieke organisaties over de inzet van technologie bij langer thuis wonen van ouderen. 5. Onderzoeksplan State of the art Wie zijn de ouderen? Nederland telt nu 2,5 miljoen 65-plussers, een zesde van de bevolking. Tussen de 500.000 en 600.000 65-plussers wonen zelfstandig, dus ongeveer twee van de tien. In 2030 zijn er ongeveer 4,1 miljoen 65-plussers, en is hun aandeel gegroeid tot een kwart van de bevolking. Vanaf 2025 zien we een sterke stijging van het aantal 80-plussers. In 2050 zijn vier van de tien 65-plussers ouder dan 80 jaar (SCP, 2011). Maar de ene oudere is uiteraard de andere niet. De complexiteit en heterogeniteit van de groep ouderen maakt het haast onmogelijk om deze groep als een geheel te beschouwen. De fysieke en mentale kenmerken van ouderen, samen met '&(!1)4-$+.$*&+%&/#&/#'!!/!(1&6,/1#6&)$+.4J&/# '6$,$#6!!)#.&%#+09$%&)&/#&/#!/%2,""&0&/#64/#*)!-&0&/#64/# ouderen (GOAL, 2012). De belangrijkste fysieke factoren zijn de vaardigheden om te zien, horen en lopen en de algemene gezondheid (afwezigheid van chronische ziekten, zoals Parkinson, Alzheimer, hart- en vaatziekten). Mentale beperkingen zijn emotionele aspecten (bv. angst voor ongelukken, criminaliteit), depressie of gebrek aan hoop voor de toekomst, en cognitieve vaardigheden (bv. begrijpen van symbolen, geheugen, gebruik 64/#%&+./!0!1,&B=#K!+,!L'&(!1)4-$+.$*&+%&/#?,:/#1&$04+.%3# leeftijd, inkomen, opleiding, werk, gezinssamenstelling en transities (levensveranderende gebeurtenissen). De woonomgeving bevat aspecten als buurtkenmerken, kwaliteit van de infrastructuur (toiletten, trottoirs, zebrapaden), toegankelijkheid van de openbare ruimte, aanwezigheid van faciliteiten op loopafstand (winkels, gezondheidszorg, recreatie, ontmoeting), subjectieve veiligheid en openbaar vervoer. Ouderen kunnen op basis van deze kenmerken ingedeeld wor'&/#,/#6,:@#*)!-&0&/3#',
!5440#,/#%2&$$&/#"9//&/#2!)'&/# geplaatst: leeftijd (50-100) en activiteitsniveau (heel hoog-heel 0441B=#M),&#*)!-&0&/#5&$+.),:6&/#'&#)&04%,&@#:!/1)!&*&/3#&/# twee de relatief oude groepen. De groep ‘Fit as a Fiddle’ (37%) is de jongste (50-75) en meest actieve groep. De groep ‘Happily F!//&+%&'<#ANOPB#,$#!!"#)&04%,&@#:!/1#AQRLSRB3#24%#(,/'&)#-%#&/# actief maar met een hoge levenstevredenheid en een uitgebreid sociaal netwerk. De derde relatief jonge (50-80) groep, ‘Hole in the Heart’ (13%), is weinig actief vanwege mentale of fysieke problemen. De groep ‘An Oldie but a Goodie’ (13%) is relatief oud (80-90), maar behoorlijk mobiel en zelfstandig. De groep ‘Carefull’ (5%) is de oudste (80-100), kleinste en minst actieve groep (kwetsbare, immobiele ouderen met beperkingen). high fit as a fiddle / HEALTH 13% fit as a fiddle 37% ACTIVITY LEVEL 13% happily connected 50 happily connected an oldie but a goodie hole in the heart an oldie but a goodie hole in the heart low 5% the care-full 32% the care-full AGE 100 ONDERZOEKSPLAN F7 ICT-gebruik bij ouderen Van de ouderen tussen 65 en 75 jaar heeft 75% onvoldoende computer- en internetvaardigheden om zelfredzaam te zijn en 7% zelfs geen. De groep 75-plussers is nog minder vaardig (CBS, 2013). Een oudere man laat in een reactie op de digitale overheid weten dat hij het digitaal maken van diensten verschrikkelijk vindt en een hoe langer hoe grotere hekel aan computers, smart- en andere phones krijgt (Nationale ombudsman, 2013). Toch behoort Nederland wel tot de landen in de EU waarbij het ICT- en internetgebruik onder 65-plussers zeer hoog is. In 2012 maakten 75% van de 65- tot 75-jarigen wel gebruik van internet. Dat was meer dan een verdubbeling ten opzichte van 2005 toen dat ruim 30% was. Bij mensen ouder dan 75 jaar is dit percentage 34%. Met deze stijging is de achterstand op jongere internetters duidelijk verkleind (CBS, 2013). Ouderen gebruiken internet vooral om te e-mailen; chat en sociale media worden zeer weinig gebruikt. Daarnaast gebruiken ze internet om te bankieren en om informatie over goederen en diensten op te zoeken. Deze cijfers bieden kansen om ICT centraler te stellen bij het bevorderen van zelfredzaamheid. User interfaces voor ouderen Om een product, dienst of technologie een succes te laten zijn is het belangrijk is dat deze ‘useful’ (nuttig/functioneel), ‘usable’ (bruikbaar), ‘desirable’ (begeerlijk) (Kreitzberg & Little, 2009) en ‘persuasive’ (overtuigend) (Fogg, 2003) is. Deze aspecten hebben alle betrekking op de te stellen eisen aan producten of diensten op het gebied van uit te voeren taken, betrokken personen en de omgeving waarbinnen de taken worden uitgevoerd, die alle meegenomen moeten worden in het ontwerp van de user interface. Persoonskenmerken kunnen van fysieke of cognitieve aard zijn, waarbij de cognitieve kenmerken vooral van belang zijn bij het ontwerpen van user interfaces. Hierbij moet je, naast algemene vaardigheden zoals intelligentie en kennis , denken aan taal, redeneren, geheugen en leren, visuele en auditieve perceptie, ideeproductie (creativiteit), cognitieve snelheid, sociaal-emotionele en motivationele factoren (Carroll, 1993; Jurado & Roselli, 2007; Huizinga & Smidts, 2011; Van Gameren-Oosterom, 2013; Gray, 2010). 8 F OLDIE Deze kenmerken moeten ondergebracht worden in een per$!!/0,:"#1&5)9,"&)$*)!-&03#!*#54$,$#244)64/#4$*&+%&/#64/#'&# user interface kunnen worden ingesteld. Bekende aspecten zijn bijvoorbeeld: consistentie, zichtbaarheid en duidelijkheid van functionaliteit en systeemstatus, duidelijke relatie tussen een @9/+%,&#&/#.&%#&J&+%3#'9,'&0,:"&#@&&'54+"#!6&)#1&5)9,"&)$4+%,&$3# fouten voorkomen, duidelijke foutmeldingen en herstellen moge0,:"#(4"&/3#+!/%)!0,:#1&5)9,"&)#6&)$9$#.&%#$T$%&&(3#U&H,5,0,%&,%# van gebruik, taalgebruik, minimalisme van informatie en te nemen stappen, hulpfunctie (Norman (1998), Nielsen (1994), Shneiderman & Plaisant (2004), W3C richtlijnen (World Wide Web Consortium) en NEN-ISO normen (2006, 2008, 2010)). Er ?,:/#!!"#$*&+,-&"&#!/%2&)**),/+,*&$#6!!)#!9'&)&/#!*1&$%&0'# (o.a. Fisk et al., 2009, Nielsen, 2013). Deze richtlijnen kun je relateren aan hun cognitieve (geheugen), fysieke (zicht, gehoor, handigheid), sociaal-emotionele en motivationele kenmerken. Voor ouderen zijn bijvoorbeeld goede leesbaarheid van tekst, simpele navigatie en duidelijke foutafhandeling belangrijke aspecten. Verder geldt dat ze niet graag nieuwe dingen uitproberen en snel opgeven als het niet meteen lukt. Hoe de koppeling tussen persoonskenmerken van ouderen en user interface-aspecten het beste uitgewerkt kan worden is nog onderwerp van onderzoek, maar hier ligt wel de sleutel tot personalisatie van diensten. Ook is er behoefte aan een toegankelijke verzameling van richtlijnen die direct in de praktijk toepasbaar zijn. Co-design met ouderen Productontwikkeling wordt steeds complexer door de gebruikte technologie, de mondiale competitie en de verwevenheid van producten, diensten en infrastructuur. Succesvolle innovatie van producten gaat niet puur over het slim toepassen van techniek. Het gaat erom aansluiting te vinden tussen de technische productenwereld en de sociale mensenwereld. Enerzijds betekent dit dat nieuwe producten aansluiting moeten vinden op de omgeving van de gebruiker: een context van mensen, dingen, gedachten en ervaringen. Anderzijds moet soms de mensenwereld innoveren om een nieuw product of dienst te laten slagen. Er vindt een coevolutie plaats binnen zowel de technische als sociale omgeving (Latour, 1987). Succesvolle innovatie komt tot stand door vertalingen en onderhandelingen van en tussen de sociale en de technische omgeving (Jacobs, 2007). Een benadering die handvatten biedt om de benodigde dialoog tussen de technische en sociale omgeving te realiseren, is codesign: “het bijeenbrengen van verschillende gezichtspunten, input en competenties van mensen met een verscheidenheid 44/#*&)$*&+%,&6&/#!(#&&/#$*&+,-&"#*)!50&&(#44/#%&#*4""&/V# (Bradwell & Marr, 2008). De ‘co-‘ in co-design staat voor ‘collaborative’, wat aangeeft dat de samenwerking tussen stakeholders centraal staat. De uitdaging is om manieren te vinden om deze samenwerking zo succesvol mogelijk te laten verlopen door de verschillende stakeholders op te werken in hun rol in het innovatieproces: de gebruiker als expert van zijn ervaringswereld en de ontwerper als inhoudelijk expert. Co-design biedt diverse technieken waarmee alle stakeholders in het innovatieproces kunnen communiceren over de gebruikswaarde voor de eindgebruikers, niet gehinderd door barrières voortkomend uit jargon of vakgebied (Wakeford, 2004). Om een goede co-design methode te kiezen die geschikt is voor ouderen, moet er rekening mee gehouden worden of de methode toegepast kan worden met ouderen als gebruikers. Daarnaast moet de methode het co-designproces met de andere stakeholders ondersteunen. Daarom moet de methode relevante domeinen bestrijken om het interdisciplinaire karakter van co-design te ondersteunen. De methoden moeten gegevens kunnen verzamelen die belangrijk zijn om verschillende vragen %&4/%2!!)'&/3#5,:6!!)5&&0'#.&%#"!(&/#%!%#/,&92&#,'&&8/3# het doorlopen van een ontwerpproces of het evalueren van een bestaande ICT-toepassing (Nedopil et al., 2003). Cliëntenparticipatie Het betrekken van ouderen bij het ontwerpproces van ICT,//!64%,&$#,/#'&#?!)1#,$#&&/#6!)(#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&=# F0,8/%&/*4)%,+,*4%,!)'%#1&'&-/,&&)'#40$#.&%#6)!&1%,:',1# 5&%)&""&/#64/#+0,8/%&/#5,:#5&$0,$*)!+&$$&/W#+0,8/%&/#&&/#4+%,&6&# rol laten spelen in activiteiten of beslisprocessen met voor hen 5&%&"&/,$6!00&#+!/$&X9&/%,&$=#D&%#5&04/1),:"$%&#'!&0#64/#+0,8/tenparticipatie is inzicht te krijgen in de wensen, behoeften en &)64),/1&/#64/#+0,8/%&/3#$4(&/#(&%#+0,8/%&/#/,&92&#,'&&8/#%&# genereren of te toetsen. Steeds meer organisaties en bedrijven die zich bezighouden met 6&)/,&92,/1&/#,/#'&#?!)1#?,&/#.&%#5&04/1#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4tie, er is sprake van een wens en een noodzaak. Allereerst is het de 2&/$#64/#6&&0#*)!@&$$,!/40$#,/#'&#?!)1#!(#+0,8/%1&),+.%#%&)"&/# en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wensen en behoeften van zorgvragers (Vilans). De noodzaak ligt in het gegeven dat ?!)1,/$%&00,/1&/#',&#+0,8/%1&),+.%#2&)"&/3#!6&)#.&%#401&(&&/# ?&&)#%&6)&'&/#+0,8/%&/3#1&(!%,6&&)'&#(&'&2&)"&)$3#$!&*&0# lopende processen en een goede reputatie hebben (CBO, 2014). M!!)#+0,8/%&/#5,:#.9/#,//!64%,&$#%&%)&""&/#6!!)"!(&/#CFYL bedrijven dat er sprake is van een zogenaamde ‘technology push’, het opdringen van techniek aan mensen (NICTIZ, 2013). Voor de +0,8/%&/#?&0@#?!)1%#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,!!)#(&&)#?&11&/$+.4*=# Dit vergroot de betrokkenheid van eindgebruikers bij innovaties, en zorgt daarmee voor een positievere ervaring hetgeen de kans op bruikbaarheid en acceptatie vergroot. Z&&0#*)!@&$$,!/40$#?,&/#2&0#.&%#5&04/1#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&# &/#1&6&/#44/#.&%#%,00&/3#(44)#,/#'&#*)4"%,:"#2!)'&/#+0,8/%&/# maar mondjesmaat bij de besluitvorming betrokken. Huidige (&%.!'&/#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&#?,:/#%&#,/#%&#'&0&/#!*#%2&&# assen, naar de mate van participatie (geïnformeerd worden, geraadpleegd worden, adviseren, coproduceren, en (mee)beslissen) (Zorgbelang Noord-Holland, 2011), en naar de fase in het ,//!64%,&*)!+&$#A,/,%,4%,&3#'&-/,%,&3#!/%2&)*[$&0&+%,&3#%&$%#&/# acceptatie, pilot, voorbereiding, implementatie, nazorg en optimalisatie) (NICTIZ, 2012). Om goed aan zorginnovatie te doen, ONDERZOEKSPLAN F9 (!&%#&)#$%)9+%9)&&0##/44)#*4%,8/%&/#1&09,$%&)'#2!)'&/3#(44)# hiervoor ontbreken op dit moment de instrumenten (Vilans). We zien echter wel kansen voor structurele vormgeving door (&%.!'&/#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&#!/'&)'&&0#%%&/#9,%(4"&/# van het co-design proces, en ervoor te zorgen dat ze aansluiten bij de voorkeuren, kennis en vaardigheden van ouderen en andere stakeholders. Business modelling Hoewel de stijgende zorgvraag een geweldige business opportunity voor eHealth-MKB-ers vormt, blijkt de praktijk complex en onoverzichtelijk. Veelbelovende ICT-innovaties blijken vaak in de la te verdwijnen. Het valt voor ondernemers niet mee om hun ICT-innovatie geslaagd te laten landen in de reguliere zorg. Het is vaak onduidelijk wie zij moeten betrekken bij de uitwerking van hun idee, welke partijen zij moeten overtuigen van de meerwaarde ervan en hoe zij dit moeten aanpakken (Broens, 2007; Cooper, 2009; Hettinga, 2009; Haaker, 2010). Dat is spijtig, want &D&40%.L,//!64%,&$#.&55&/#644"#'&#*!%&/%,&#!(#'&#&7+,8/%,&# en de kwaliteit van de zorg te verbeteren of de sector veel geld te besparen. De eHealth innovatiematrix (eHix) kan de eHealth MKB-er helpen bij het maken van een levensvatbaar business model (www. ehix.nl). De eHix is gericht op ICT-zorginnovaties in de volle breedte en op een breed scala aan ontwerpmethodieken. De eHix onderscheidt daarbij vier domeinen (service, technologie, organi$4%,&3#-/4/+,8/B#&/#6,:@#!/%2,""&0@4$&/#A,/6&/%4),$4%,&3#!/%2&)*3# experimenteel, pilot, implementatie). Om de waarde van de eHix zo goed mogelijk te benutten, is het van belang deze zo vroeg mogelijk in een innovatieproces in te zetten. Inbedding van de eHix in een co-designproces lijkt daarvoor een goede aanpak. Wel moet de eHix dan geschikt gemaakt worden voor gebruik binnen een co-designproces, met naast de MKB-er andere stakeholders (HBO professionals) en de doelgroep ouderen zelf. Voorzien wordt dat met name de domeinen service en technologie en de ontwikkelfasen inventarisatie, ontwerp en experimenteel hierbij van belang zijn, gezien de focus van het project op user interface en ontwerpproces. Bestaande toolboxen Er zijn al veel toolboxen beschikbaar voor ontwerpers, die ,/$*,)4%,&%&+./,&"&/#&/#L%!!0$#5,&'&/#6!!)#1)4-$+.#!/%2&)*#!@# *)!'9+%!/%2&)*=#G)#?,:/#/,&%#6&&0#%!!05!H&/#',&#?,+.#$*&+,-&"#!*# ouderen richten. De ‘55plus-toolbox’, in 2010 ontwikkeld door Saxion Hogeschool, richt zich op MKB-ers die producten ontwerpen voor gebruikers boven de 55 (www.55plustoolbox.nl). De toolbox bevat informatie over de doelgroep en case studies van 10 F OLDIE productontwerp. Daarnaast biedt de toolbox per ontwerpfase stap-voor-stap beschrijvingen van methoden voor gebruikersgericht ontwerpen voor 55-plussers. Deze methoden zijn echter niet $*&+,-&"#1&),+.%#!*#+!L'&$,1/#&/#),+.%&/#?,+.#(&&)#!*#*)!'9+%&/# dan op ICT-toepassingen. Daarnaast is recent een prototype van de ‘Include toolbox’ ontwikkeld door TNO (Zoon et al., 2014), waarin ‘inclusive design’methoden voor het ontwikkelen van ICT per ontwerpfase stapvoor-stap worden beschreven, zodat ze direct gebruikt kunnen worden zonder voorkennis. Inclusive design is het ontwerpen van reguliere (‘mainstream’) producten of diensten die toegankelijk zijn voor en gebruikt kunnen worden door zoveel mensen als redelijkerwijs mogelijk is (Langdon & Thimbleby, 2010). In deze toolbox worden verschillende kwetsbare doelgroepen onderscheiden, waaronder ouderen. Over de doelgroepen wordt ook achtergrondinformatie verstrekt. De toolbox is bestemd voor E\>#CFYL5&'),:6&/#&/#,$#/,&%#$*&+,-&"#1&),+.%#!*#+!L'&$,1/=# Bestaande toolboxen geven nog geen structureel overzicht van richtlijnen voor user interface design voor ouderen. Juist de combinatie van richtlijnen en co-designmethoden, inclusief business modelling, geeft een volledig pakket aan tools om ICTtoepassingen te ontwikkelen die daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden. Onderzoeksvraag De partijen zoals genoemd in de vraagarticulatie hebben vaak ofwel veel verstand van ouderen, van bepaalde domeinen (zorg, welzijn, wonen) of van ontwerpen van technologie. Om te komen tot geschikte en succesvolle toepassingen moeten deze partijen samenwerken. Hierbij moet zowel het belang van de ouderen maar ook van de andere stakeholders gewaarborgd worden. Hiervoor zijn al veel methoden beschikbaar, maar die zijn bij veel organisaties nog onbekend. Er is dus behoefte aan makkelijk toegankelijke en herbruikbare kennis over de behoeften, mogelijkheden en beperkingen van de doelgroep, en de vertaling daarvan in bijvoorbeeld richtlijnen, design patterns (templates 6!!)#$*&+,-&"&#!/%2&)*!*0!$$,/1&/B#&/#5&$%#*)4+%,+&$#A6!!)5&&0den van succesvolle toepassingen). Daarnaast is er behoefte aan in de praktijk toepasbare methoden en instrumenten om ouderen, zorg, welzijn en woonprofessionals en ICT-ontwikkelaars te betrekken bij het ontwerp- en ontwikkelproces (co-design ). Hier (!&%&/#!!"#*4)%,:&/#5,:#5&%)!""&/#2!)'&/#',&#/4#4U!!*#64/#.&%# proces de dienst levend houden. Dergelijke kennis en methoden kunnen ook gebruikt worden bij het selecteren van bestaande ICT-toepassingen. Het participeren van toekomstige gebruikers verhoogt de functionaliteit en gebruiksvriendelijkheid van een dienst, het betrekken van andere stakeholders zoals gemeenten, zorgaanbieders en ICT-bedrijven verhoogt de kans op structurele implementatie. De onderzoeksvraag is: “Hoe kunnen professionals in de zorg, samen met ouderen, ICT professionals en andere stakeholders ondersteund worden bij het ontwerpen of selecteren van bruikbare en effectieve ICTinnovaties voor ouderen, en het structureel inbedden van deze innovaties in de praktijk?” WP1 (TNO) Richtlijnen user interface design voor ouderen WP3 (HU) Toolbox met richtlijnen voor user interface design, methoden van co-design en best practices van ontwerpen voor ouderen Methoden WP4 Proeftuinen (HU) De volgende methoden worden toegepast: ! Literatuuronderzoek ]# bestaande richtlijnen voor user interface design voor ouderen ] methoden voor co-design met ouderen (ook uit wereld van +0,8/%&/*4)%,+,*4%,&B ] business modellen voor ICT voor ouderen; ! Co-design methoden: voor ontwerp en evaluatie van ICT-toepassingen, in diverse ontwikkelfasen (analyse, ontwerp, prototyping); ! eHix-methode: voor het maken van een levensvatbaar business model; ! Prototyping van ICT-toepassingen ] van drie ICT-toepassingen in drie regionale proeftuinen; ] van de toolbox (website); ! Gebruiksevaluatie van de toolbox door deelnemers aan de co-designtrajecten. Digitaal zorgplan (Windesheim) Fase 1 2 3 4 Fase 2 5 6 7 8 9 10 11 Sociale contacten (Fontys) ontwerprichtlijnen, design patterns voor user interfaces voor ouderen ] business modellen voor ICT-toepassingen voor de doelgroep ouderen ! WP2: Methoden co-design met ouderen en andere stakeholders (HU) ] methoden van co-design met ouderen ]# ,/*4$$&/#64/#(&%.!'&/#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&#,/# co-design ] inpassen van eHix in co-design ! WP3: Toolbox (HU) ] informatie over de doelgroep ouderen ] richtlijnen, design patterns, best practices voor user interfaces voor ouderen ] keuze-instrument methoden van co-design met ouderen ] business modellen voor ouderen De toolbox wordt in twee iteraties ontwikkeld. In de eerste iteratie wordt de toolbox gevuld door bestaande kennis en methoden te inventariseren en voor stakeholders op toegankelijke wijze te presenteren. In de tweede iteratie wordt de eerste versie van de toolbox toegepast en beproefd in een drietal regionale proeftuinen. De bevindingen vormen input voor '&#'&-/,%,&6&)$,@/#'&#%!!05!H=#M&#*)!&@%9,/&/#2!)'&/# daarin gepresenteerd als ‘best practices’. De volgende activiteiten worden in het project uitgevoerd, samengebracht in zes werkpakketten. ! WP0: Project management (HU) ! WP1: Richtlijnen user interface design voor ouderen (TNO) ] beschrijving van de doelgroep ouderen, en andere stakeholders (zorginstellingen, woningbouwverenigingen, gemeenten, mantelzorgers, ICT-bedrijven) 1 Applied gaming fitheid (HU) ] Activiteitenplan M WP2 (HU) Methoden co-design met ouderen en andere stakeholders 12 13 Fase 3 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 WP0 WP1 WP2 WP3 WP4 WP5 ONDERZOEKSPLAN F11 ! WP4: Proeftuinen (HU) In de proeftuinen worden werkende prototypes ontwikkeld van ICT-toepassingen voor ouderen. Hierin worden bestaande !/%2&)*),+.%0,:/&/#%!&1&*4$%3#&/#+!L'&$,1/3#+0,8/%&/*4)%,+,patie- en business modellingmethoden gebruikt om gezamenlijk het ontwerptraject te doorlopen. Tevens worden de 5&$%44/'&#"&//,$#&/#(&%.!'&/#1&86409&&)'#'!!)#5&%)!""&/&/=# De voorziene ICT-toepassingen zijn divers en garanderen daarmee een brede kennisopbouw: ] Applied gaming voor beweegstimulering (Utrecht: Hogeschool Utrecht (leider), Hilverzorg, ConceptCraft) ] Digitaal zorgplan (Friesland: Windesheim (leider), NHL Hogeschool, GEEF, Gemeente Smallingerland, Mobilea) ] Sociale technologie voor bestrijding van eenzaamheid (Noord-Brabant: Fontys (leider), Schakelring, Zuidzeven) ! WP5: Communicatie en Disseminatie (HU) In het project wordt erin voorzien dat opgedane kennis breed wordt verspreid. Er wordt hiervoor aansluiting gezocht bij bestaande activiteiten van Actorion (Active Ageing platform) en het Centre of Expertise Creatieve Industrie. Tevens zal vanuit het project een eindsymposium worden georganiseerd. Over deelresultaten worden presentaties gehouden op conferenties en (semi-) wetenschappelijke publicaties geschreven. Het project bestaat uit drie fasen, die zijn geïllustreerd in het onderstaande overzicht. Fase 1 duurt 6 maanden, hierin worden WP1 en WP2 uitgevoerd. Tevens wordt als onderdeel van WP3 een eerste (low tech) versie van de toolbox opgeleverd. In Fase 2 (12 maanden) worden middels co-design de drie regionale proeftuinen uitgevoerd, &/#2!)'%#'&#%!!05!H#1&86409&&)'#'!!)# deelnemende partijen. Omstreeks het begin en het einde van deze fase worden bijeenkomsten voor derden georganiseerd. In Fase 3 (6 maanden) worden de resultaten van Fase 2 verwerkt in de toolbox, en 2!)'%#'&#'&-/,%,&6&#%!!05!H#!*1&0&6&)'#,/# de vorm van een website. De resultaten van het project worden aan het eind van Fase 3 gepresenteerd in een eindsymposium. Resultaten M,%#*)!:&+%#0&6&)%#&&/#1&86409&&)'&#%!!0box op waarin kennis over de doelgroep ouderen, richtlijnen voor ontwerpen voor 12 F OLDIE ouderen, co-design methoden en business modellering op toegankelijke en bruikbare wijze wordt gepresenteerd. De toolbox helpt enerzijds professionals om haalbare eisen te stellen aan de technologie en bestaande toepassingen beter te beoordelen, en anderzijds ICT-ontwikkelaars om hun toepassingen beter aan te laten sluiten zowel bij de doelgroep als de betrokken professionals. De toolbox faciliteert hiermee ook gedeeld begrip en samenwerking tussen stakeholders. De toolbox wordt als website openbaar beschikbaar gesteld. Daarnaast levert het project een drietal prototypen op van ICT-toepassingen voor ouderen die volgens de richtlijnen en methoden van de toolbox ontwikkeld zijn. 6. Projectorganisatie en management Projectmanagement en overlegstructuur Het project is als volgt georganiseerd. ! De penvoerende hogeschool (HU) heeft een centrale rol als penvoerder en regievoerder. De penvoerder onderhoudt contacten met de subsidieverstrekker en is verantwoordelijk voor externe communicatie. De penvoerder levert ook de projectleider die verantwoordelijk is voor de aansturing op uitvoerend niveau. ! De stuurgroep stuurt de projectgroep op de realisatie van de uiteindelijke doelstellingen, en bestaat uit de lectoren van de vier betrokken hogescholen, de projectleider en een secretaris. De stuurgroep komt 4 keer per jaar bijeen om te bespreken in hoeverre het project op koers ligt zowel qua inhoud als qua planning en zorgt voor bijsturing indien noodzakelijk. ! De expertgroep bestaat uit 5-10 experts uit diverse organi$4%,&$#!*#.&%#1&5,&'#64/#+0,8/%&/*4)%,+,*4%,&3#CFY#,/#'&#?!)13# design, etc. De expertgroep adviseert de stuurgroep gevraagd en ongevraagd inhoudelijk over het lopende onderzoek. De expertgroep komt 2 keer per jaar bijeen met de stuurgroep. Daarnaast kan de expertgroep op ieder moment gevraagd en ongevraagd advies geven. ! Elk werkpakket wordt uitgevoerd door relevante partijen uit het consortium. Voor ieder van de werkpakketten wordt één van deze partners aangewezen als werkpakketleider die verantwoordelijk is voor het bewaken van de inhoud en de voortgang en de rapportage. Elk werkpakket levert zijn eigen deliverables op. Binnen de werkpakketten vindt eens per maand, of zoveel vaker als nodig is werkoverleg plaats. Tweemaandelijks vindt er afstemming plaats tussen de projectleider en de werkpakketleiders. De projectleider rapporteert aan de stuurgroep. ! In de drie proeftuinen die onderdeel uitmaken van werkpakket 4, wordt samengewerkt door (een vertegenwoordiging van) een publieke organisatie, een ICT bedrijf en een hogeschool. Projectbemensing en bestaande structuren/ organisaties Het project wordt geleid door een ervaren projectmanager. Individuele lectoraten en daarbij betrokken onderzoekers/docenten verdiepen en toetsen hun bestaande kennis. Studenten zullen meedoen middels deelprojecten binnen de bestaande werkpakketten. OLDIE sluit aan bij lopende promotietrajecten (Fontys en NHL) en bouwt voort op afgeronde promoties (Hogeschool Utrecht en Windesheim). Het project draagt op verschillende manieren bij aan de vakbekwaamheid van docenten. Zij ontwikkelen hun onderzoeksvaardigheden op het gebied van kwalitatief onderzoek, doordat ze bij de uitvoering van het onderzoek en de begeleiding van studentenprojecten betrokken worden. Hierdoor doen de docent/onderzoekers directe vakinhoudelijke kennis en nieuwe inzichten op, bijvoorbeeld op het gebied van ouderenzorg, het gebruik van ICT door ouderen, en ontwerpen voor ouderen. Onderzoekers hebben tevens een rol in het reguliere onderwijs en kunnen hierin actuele kennis en onderzoeksresultaten verwerken. Binnen het onderzoek zullen docenten en studenten van verschillende hogescholen en disciplines samenwerken in multidisciplinaire teams, van opleidingen op het gebied van toegepaste psychologie, ICT, zorg en product- en interaction design. Enkele van de deliverables zullen direct voor het onderwijs binnen de drie hogescholen benut kunnen worden: elektrotechniek, informatica, communicatie & media design, management in de zorg, minor co-design (Hogeschool Utrecht), opleiding Toegepaste Psychologie, minor Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie, ICT en Toegepaste Gerontechnologie (Fontys), Toegepaste Gerontologie en Verpleegkunde (Windesheim) en de afdelingen Zorg en Welzijn (NHL). >,:#44/64/1#64/#.&%#*)!:&+%#6,/'%#&)#&&/#",+"L!J#5,:&&/"!($%# plaats voor het hele consortium. Verder komt twee keer per jaar het consortium bijeen om inzichten te delen en de voortgang en planning te bespreken. PROJECTORGANISATIE EN MANAGEMENT F13 Succes- en faalfactoren Het project OLDIE kent de volgende sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen. Sterktes F ,1*3'2',% '(30%#,2#.0- *#+2'#)+#2 #20#))',%2-2 vergrijzing en WMO. F ,1*3'2',% '(30-.#1#A*,"#*'()##,0#%'-,*#1.##0.3,2#,@ F #%'-,*#+3*2'"'1!'.*','0#.0-(#!22#+1A%#1!&')24--0 co-design. F ##*!-+.*#+#,2'0#)#,,'1 '(!-,1-02'3+Q.02,#01A"'#', project verzameld en toegankelijk gemaakt wordt. Zwaktes F -,1-02'3+.02,#018'(,4#01.0#'"-4#0*,"A52$0#/3#,2 onderling contact kan bemoeilijken. F #,1*3'2',% '(-,"#05'(1),A%#8'#, multidisciplinaire karakter van het project, lastig zijn. F #2'1##,3'2"%',%-+"#2--* -6""5#0)#*'() 03') 02# maken voor de diverse stakeholders. Het projectmanagement is zodanig opgezet dat risico’s tijdig worden gesignaleerd. Het grootste risico is dat publieke partijen afhaken vanwege beslommeringen rondom de invoering van de WMO. Het consortium heeft echter een groot landelijk netwerk, zodat de kans groot is dat er vervanging kan worden gevonden. Door de opzet in drie regionale proeftuinen wordt gezorgd voor regionale binding en korte reistijden wat de kans op afhaken verkleint. De regionale opzet voorziet ook in een makkelijke aansluiting bij docenten en studenten. Het is wel een uitdaging om dit tussen hogescholen te coördineren. Mocht een proeftuin onverhoopt toch uitvallen, dan zijn er nog altijd twee over in de andere regio’s. 14 F OLDIE Kansen F #2.0-(#!2*#%2##,)#,,'1 1'1"'#2#,%-#"#)-+2, zowel publieke instellingen als ICT-MKB-ers, en leidt tot kennisuitwisseling en gedeeld begrip. F #2.0-(#!2%##$2##,,8#22-2"0'#),10'()#Q toepassingen voor ouderen. F #012#4'%',%4,1+#,5#0)',%#,2311#,!0#2'#4#',"3120'#A ICT en publieke instellingen. Bedreigingen F ,4-#0',%4#0%24##*',1.,,',%4,.3 *'#)#.02'(#,A waardoor er minder aandacht is voor het project. F 05-0"24##*',8#2#,8#*$12,"'%&#'"%#40%"4,"# deelnemende partijen, om een co-designproces te doorlopen. F #.0- *#+2'#)),',%#&*"5-0"#,"--0"#2'("B"# ouderen van later zullen meer ervaring hebben met ICT. Literatuur ! 55+ toolbox, http://www.55plustoolbox.nl/Toolbox.php ! Ambient Assisted Living (AAL) Joint Programme. Happy walker project. http://www.aal-europe.eu/projects/ happy-walker. ! Bradwell, P. & Marr, S. (2008). Making the most of collaboration: an international survey of public service co-design. London, Demos, Demos Report 23. ! Broens, T. (2007). Determinants of successful telemedicine implementations: a literature study. Journal of Telemedicine and Telecare, 13: 303–309. ! Carroll, J.B (1993). Human cognitive abilities. A survey of factoranalytic studies. Cambridge: Cambridge University Press. ! CBO (2014). Patient als partner. Centrum voor http://www.cbo. nl/themas/patient-als-partner. ! CBS (2013). Een derde van de 75-plussers gebruikt internet. Centraal Bureau voor Statistiek. Juni 2013. http://www.cbs.nl/ nl-NL/menu/ themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/ archief/2013/2013-3834-wm.htm. ! Clark, & Fujimoto. (1989). Reducing the Time to Market: The Case of the World Auto Industry. Design Management Journal, volume 1; p49-57. ! CoE CI (2013). Business plan Meerwaarde: talentontwikkeling, innoveren en verbinden in de creatieve industrie. Hogeschool Utrecht, Centre of Expertise Creatieve Industrie Utrecht. !# F!!*&)3#^=#AORR_B=#GJ&+%,6&#^4%,/1`#E4"&#*)!'9+%#,//!64tion more productive by using gates with teeth . Marketing Management Magazine. ! Digisterker (2014). Digisterker: werken met de e-overheid. Nieuwsbrief(januari 2014, www.digisterker.nl. ! EBU (2013). Deel 1: Stepping Stones. Strategische agenda 20132020. Economic Board Utrecht. ! eHix. eHealth innovatiematrix. www.ehix.nl !# GCIY#AORabB=#K+4/#E&%.!',&"&/#64/#F0,8/%&/*4)%,+,*4%,&# in onderwijs, innovatieve zorg en technologie. Rapport Expertisecentrum voor Innovatieve Zorg en technologie, werkgroep MCP. ! Fisk, A.D., Rogers, W.A., Charness, N., Czaja, S. J. & Sharit, J. (2009). Designing for older adults: Principles and Creative Human Factors Approaches, Second Edition. CRC Press. ! Fogg. B.J. (2002). Persuasive technology: using computers to change what we think and do. San Francisco, Morgan Kaufmann. ! GOAL (2012). Growing Older, staying mobile: Transport needs for an ageing society. M&0,6&)450&#MO=a#c)!-0&$#!@#d0'&)#c&!*0&= ! Gray, C. (2010). The new social story book. Arlington, Future horizons. ! Haaker, T. (2010). Business modellen voor ICT-intensieve zorginnovatie. Nictiz Kennisartikel 10025. ! Hettinga, M. (2009) Telezorg:van Buzz naar Business?, Lectorale rede, lectoraat ICT-innovaties in de Zorg, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle ! Huizinga, M. & Smidts, D.P. (2011). Age-Related changes in executive function: A normative study with the Dutch version of the Behavior Rating Inventory of Executive Function. Child Neuropsychology 17, 51-66. ! Jacobs, D. (2007). Adding Values: The Cultural Side of Innovation. Rotterdam, Veenman Publishers/ArtEZPress. ! Jurado, M.B. & Rosselli, M. (2007). The elusive nature of executive functions: A review of our current understanding. Neuropsychology Review, 17, 213–233. ! Kreitzberg, C.B., & Little, A. (2009). Useful, usable and desirable: usability as a core development competence. Online: http://msdn. microsoft.com/en-us/magazine/dd727512.aspx. ! Langdon, P., & Thimbleby, H. (2010). Inclusion and interaction: Designing interaction for inclusive populations. Interacting with Computers 22(6), 439-448. ! Latour, B. (1987). Science in Action: How to follow scientists & engineers through society. Boston, MA: Harvard University Press ! Leeuwarder Courant: 'Kiezen waar de klappen vallen: meer WMO-taken voor gemeente', 10 maart 2014 ! De Nationale ombudsman (2013). De burger gaat digitaal. Rapport 2013/170. ! Nedopil, C., Schauber, C. & Glende, S. (2013). The art and joy of user integration in AAL projects: White paper on the integration of users in AAL projects, from idea creation to product testing and business model development. Brussels, Ambient Assisted Living Association. ! NEN-ISO (2006). NEN-EN-ISO 9241-110. Ergonomics of human system interaction – Part 110: Dialogue principles (ISO 9241-110:2006,IDT). ! NEN-ISO (2008). NEN-EN-ISO 9241-171. Ergonomics of human-system interaction – Part 171: Guidance on software accessibility (ISO 9241-171:2008,IDT). ! NEN-ISO (2010). NEN-ISO 9241-210. Ergonomics of humansystem interaction – Part 210: Human-centred design for interactive systems (ISO 9241-210:2010,IDT) LITERATUUR F15 ! Nielsen, J. (1994). Heuristic evaluation. In: Nielsen, J., and Mack, R.L. (Eds.), Usability Inspection Methods. New York: John Wiley & Sons. ! Nielsen, J. (2013). Seniors as Web Users. www.nngroup.com/ articles/usability-for-senior-citizens. ! NICTIZ (2012). Hoe betrek ik patiënten bij de ontwikkeling van ehealth diensten? ! NICTIZ (2013). Co-creatie en mensgerichte innovatie in de ouderenzorg. ! Norman, D.A. (1998). The Design of Everyday Things. MIT Press. ! Ontwerpen voor zorg thuis. www.ontwerpenvoorzorgthuis.nl. ! Osterwalder, A., & Pigneur, Y. (2005) Clarifying business models: origins, present, and future of the concept, Communications of the Association for Information Systems, Volume 15 ! PETZ (2013). Predictors for the use of e-health by older adults and care professionals. http://www.hu.nl/projectsites/petz. ! RVZ (2012). Redzaam ouder: Zorg voor niet-redzame ouderen vraagt om voorzorg door iedereen. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. ! SCP (2011). Kwetsbare Ouderen. Den Haag, Sociaal Cultureel Planbureau, februari 2011. ! Shneiderman, B. & Plaisant, C. (2004). Designing the user inter!"#$%&'()"($*+$,&!-)&$.$#(+/$&012"345-261($)&73($)"#(+-3 (4th ed.). Boston, MA: Addison Wesley. ! Van Gameren-Oosterom, H.B.M. (2013). Growth, development and social functioning of individuals with Down syndrome. Thesis Leiden University. ! Vilans. Handreiking patiëntenparticipatie. ! Wakeford, T. (2004). Democratising technology: Reclaiming science for sustainable development. Practical Action (formerly the Intermediate Technology Development Group), UK. ! World Wide Web Consortium. Web Content Accessibility Guidelines 1.0; User Agent Accessibility Guidelines 1.0. http://www.w3.org. ! Zoon, H., Cremers, A. & Eggen, B. (2014). ‘Include’, a Toolbox of User Research for Inclusive Design. Chi Sparks, The Hague, April 3, 2014. ! Zorgbelang Noord-Holland (2011). Handleiding cliëntenparticipatie. 16 F OLDIE AAAAAH Bijlage: CV hoofdonderzoeker Name + Title: Anita H.M. Cremers, Ph.D Position: senior scientist, professor (‘lector’) ‘Multimodal User Interface Design’ Utrecht University of Applied Sciences Date of birth: 26-11-1960 Education: 1986-1991: 1979-1982: 1973-1979: lgemene Taal- en Literatuurwetenschappen, A Taal en Informatica (General Language and Literary Studies, Language and Computer Science), Tilburg University, The Netherlands Bibliotheek- en Documentatie Academie, Bibliothecaris-Documentalist (Library and Documentation Academy, Librarian-Documentalist), Tilburg, The Netherlands Anton van Duinkerkencollege (Atheneum-B), Veldhoven, The Netherlands Employment: 2007-now: Utrecht University of Applied Sciences (The Netherlands), professor (‘lector’) multimodal user interface design 2000-now: TNO (Soesterberg, The Netherlands), researcher/senior researcher human-computer interaction 1998-2000: KPN Research (Leidschendam, The Netherlands), researcher human-computer interaction 1997: iMedia (Delft), seconded at KPN Research (Leidschendam, The Netherlands), researcher human-computer interaction 1991-1996: Institute for Perception Research (Technical University Eindhoven, The Netherlands), PhD candidate (received PhD in 1996) 1983-1986: Shell International Petroleum Company (The Hague, The Netherlands), librarian and documentalist. Main contributions & experience: ] Computational linguistics: design of natural language humancomputer dialogue ] Human-computer interaction: user interface design and evalu4%,!/#@!)#64),!9$#4**0,+4%,!/$3#(4,/0T#,/#%.&#-&0'#!@#.&40%.#+4)&# and for users with limited ICT skills and/or health literacy ] User-centered design: developing and evaluating methods and tools for involving end users in the design process of ICT services ] Design for all/universal accessibility/inclusive design: desig/,/1#4/'#&64094%,/1#9$&)#,/%&)@4+&$#@!)#$*&+,-+#%4)1&%#1)!9*$`# people of low literacy, low education, cognitive impairment, elderly, limited health literacy, etc. Memberships/affiliations: ] Editor and member of editorial board of the Dutch journal for ergonomics (Tijdschrift voor Ergonomie). ] Member of Dutch ergonomics society (Nederlandse Vereniging voor Egonomie). ] Member of SigCHI.NL (Special Interest Group on ComputerHuman Interaction in The Netherlands). ] Member of ETSI Expert Committee on Design for All. ] Member of NEN committee Software ergonomics. ] Member of steering committee NWO programme IMIX: Interactive Multimodal Information Extraction ] Member of steering committees of various RAAK projects (initiated from Utrecht University of Applied Sciences) ]# E&(5&)#!@#M9%+.#e0&+%!)&/V#/&%2!)"#D&40%.#F4)&#f# Technology Awards / honors ] Leo van Breda award (internal TNO award) for project “User ,/%&)@4+&$#@!)#,00,%&)4%&$V= ] Leo van Breda award (internal TNO award) for project ec4%,&/%#$4@&%TV= Key publications 1. Beun, R.J. and Cremers, A.H.M. (1998). Object reference in a shared domain of conversation. Pragmatics and Cognition 6(1/2), 121-152. 2. Cremers, A.H.M. (1996). Reference to objects: an empirically based study of task-oriented dialogues. Dissertation, Eindhoven University of Technology. B F 17 3. Cremers, A.H.M. & Neerincx, M.A. (2004). Personalisation meets accessibility: towards the design of individual user interfaces for all. 8th ERCIM workshop UI4All, 28-29 June, Vienna. 4. Cremers, A.H.M., Jong, J.G.M. de & Balken, J.S. van (2008). User-centered design with illiterate persons: the case of the ATM user interface. 11th International Conference on Computers Helping People with Special Needs, July 9-11, 2008, Linz, Austria. 5. Cremers, A., Kessens, J., Jong, J. de, Kranenborg, K., Johnson, G. & Smeulders, R. (2010). Een geldautomaat voor functioneel laaggeletterden: cognitieve, sociale, technologische en -/4/+,80$*&+%&/#Ag/#49%!(4%&'#%&00&)#(4+.,/&#@!)#@9/+%,!/40T#,00,%&)4%&$`#+!1/,%,6&3#$!+,403#%&+./!0!1,+40#4/'#-/4/+,40# aspects). Tijdschrift voor Ergonomie 35(5), 19-26. 6. Cremers, A., Montijn, F., Punt, M., Wittink, H. & Zielhuis, M. (2013). Blijven lopen na een beroerte: feedback op het nachtkastje. Hogeschool Utrecht, Speerpunt Zorg en Technologie. 7. Cremers, A.H.M., Janssen, Y.J.F.M., Neerincx, M.A., Schouten, D. & Kayal, A. (2014). Inclusive design and anthropological methods to create technological support for societal inclusion. Human Computer Interaction International (HCII), Crete, 25-27 June 2014. 8. ETSI EG 202 116 V 1.2.1 (2002). Human Factors (HF); Guidelines for ICT products and services; “Design for all”. Sophia Antipolis, ETSI. 9. Kranenborg, K., Cremers, A.H.M. & Pijl, D.J. van der (2007). Toegankelijke reisinformatie voor personen met verstandelijke 18 FOLDIE beperkingen: ontwerptraject van een Mobiele Elektronische Reispartner (Accessible public transport information for persons with cognitive disabilities: design process of a mobile electronic travel partner). Tijdschrift voor Ergonomie 32(6), 20-28. 10. Linden, S. van & Cremers, A.H.M. (2008). Cognitive abilities of functional illiterate persons relevant to ICT use. 11th International Conference on Computers Helping People with Special Needs, July 9-11, 2008, Linz, Austria. 11. Neerincx, M.A., Cremers, A.H.M., Kessens, J.M., Van Leeuwen, D.A. & Truong, K.P. (2009). Attuning speech-enabled interfaces to user and context for inclusive design: Technology, methodology and practice. Universal Access in the Information Society, 8(2), 109-122. 12. Pijl, D.J. van der, Cremers, A. H.M. & Soede, M. (2005). Personalized PDA accessibility for intellectually disabled persons: concept guidelines based on the development of an electronic travel companion. HCI International, Las Vegas, July 22-27, 2005. 13. Puik, E., Cremers, A. & Van der Lugt, R. (2008). Techniek van Venus (Technology from Venus): Openbare les (public lecture) april 2008, Lectoraten Microsysteemtechnologie, Product Design & Engineering. Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Productontwikkeling. 14. Zoon, H., Cremers, A. & Eggen, B. (2014). ‘Include’, a Toolbox of User Research for Inclusive Design. Chi Sparks, The Hague, April 3, 2014. Bijlage: Prestatie-indicatoren PRESTATIE-INDICATOREN OMSCHRIJVING BIJ AANVANG NA AFLOOP Het aantal publieke organisaties dat actief deelneemt aan het project 4 25 Het aantal overige semi-publieke en private instellingen dat actief deelneemt in het project 6 8 Het aantal professionals werkzaam bij publieke instellingen dat actief deelneemt in het project 8 12 Het aantal docenten dat bij het project betrokken is 7 12 Het aantal studenten dat bij het project betrokken is 12 24 Aantal onderzoeksgroepen van projectpartners (buiten de eigen hogeschool om) met actieve deelname van onderzoekers/medewerkers/studenten in het project 3 3 Aantal betrokken lectoren (binnen de eigen hogeschool) 2 3 Aantal betrokken lectoren (werkend bij een van de projectpartners) 3 5 Aantal betrokken onderzoekers (binnen eigen hogeschool) 4 6 6 8 Bedrag (cash + in kind) dat door hogescholen beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van het project bovenop de RAAK subsidiebijdrage 225.000 225.000 #"0%H!1&~',)',"J"2"--0#62#0,#.02,#01 #1!&') 05-0"2%#12#*"4--0"#3'24-#0',% van het project bovenop de RAAK subsidiebijdrage 78.000 90.000 #0-#.1.0)2'()H4--0**#0#%#*',%#,JB ,"#05'(1H4--0**#0#%#*',%#,JB 0)2'()%#0'!&2-,"#08-#)H4--0**#0#%#*',%#,JB Duurzame samenwerking Aantal samenwerkingsrelaties op dit onderwerp (nationaal en internationaal) Cofinanciering (voor alle regelingen) BQF19 Colofon 20 F OLDIE
© Copyright 2024 ExpyDoc