Leerlijnen en bouwstenen - Utrechts Centrum voor de Kunsten

14 MMNieuws
2014 # 1
Leerlijnen en
bouwstenen
Van creatief partnerschap
naar creatief vermogen
Tekst: Liesbeth van Droffelaar
Op het gebied van cultuureducatie op scholen
in het primair en voortgezet onderwijs is het
beleid van de gemeente Utrecht al een aantal
jaren gericht op duurzame samenwerking
tussen een culturele instelling en een school,
het zogenaamde creatieve partnerschap.
De komende jaren zal de gemeente Utrecht
zich toeleggen op een vernieuwing van dit
creatieve partnerschap. Het doel: een leerlijn
Creatief Vermogen, die zijn vaste plek wint
binnen de Utrechtse cultuureducatie.
Het nieuwe beleid is voortgekomen uit
een door het Actieprogramma Cultuurbereik
gefinancierd, meerjarig project geheten
’Adoptieplan’ en uit het voormalige Yo Opera
Festival met onder andere leerlingen van een
basissschool en vmbo-school uit verschillende
delen van Utrecht. De manier waarop Yo met
leerlingen en leerkrachten werkte was naar
voorbeeld van de creative partnerships in
Londen en andere plaatsen in Engeland.
Co-eigenaarschap was en is één van de
kernbegrippen van een dergelijk partnership.
Een begrip dat door Peter Renshaw, die vanaf
1990 verbonden was aan The Guildhall School
of Music & Drama, in de wereld van de muziek is
geïntroduceerd. Hij vond en vindt dat met name
de leerling een stem moet hebben in datgene
wat met de professionele musicus of dirigent,
door bijvoorbeeld een improvisatie, wordt
ontwikkeld. Het resultaat van ’een dergelijke
werkwijze is dat de leerling zelf (mede-)eigenaar
van het product is zich hierdoor verantwoordelijk zal voelen voor het resultaat.
Co-eigenaarschap
Op basis van het begrip co-eigenaarschap
en een werkbezoek in 2009 van verscheidene
culturele instellingen aan onder andere de
Guildhall School of Music & Drama in Londen
zijn er in de periode 2009-2012 creatieve partnerschappen uitgevoerd met projectfinanciering
van de gemeente Utrecht. In deze vier jaar zijn
eenentwintig creatieve partnerschappen met
het voortgezet onderwijs uitgevoerd, vijftien
in het basisonderwijs en drie in het middelbaar
beroeps onderwijs. Omdat deze manier van
werken op cultuureducatief gebied voor Utrecht
nieuw was, zijn een aantal partnerschappen - in
de vorm van casestudies - door de Hogeschool
voor de Kunsten Utrecht gemonitord.
Op basis van het beschrijven en analyseren
van deze casestudies bleek in 2012 dat de
werkwijze bij scholen bekender was geworden
en in het basisonderwijs een toenemend
aantal scholen bereid was om in een creatief
partnerschap te investeren. Het bleek
daarnaast dat een groeiende behoefte was aan
samenwerkingsverbanden tussen scholen en
culturele instellingen. Inhoudelijk richtten de
partnerschappen zich toen op de praktische
uitvoering van een innovatieve manier van
kunst- en cultuureducatie. Er werden doelen
gesteld en gehaald als het ontdekken van de
eigen creativiteit en het vergroten van één of
meer vakvaardigheden.
De doelstelling om meer greep te krijgen op
het eigen leer- en maakproces en de horizon te
verbreden werd niet gehaald. Hetzelfde geldt
voor de transfer van de binnenschoolse kunst of
cultuureducatieve ervaring naar een het eigen
talent of naar activiteiten buiten de school.
Er was wel sprake van een ontwikkeling in
visie op de positie van creatieve partnerschappen, als werkwijze binnen de kunsteducatie.
Ook ontstond er meer en meer een beeld over
hoe het creatieve vermogen van deelnemers
aan kunsteducatie, kon worden aangesproken.
Op basis van deze noties en conclusies is het
idee ontstaan om de opgedane inhoudelijke
ervaring van de individuele partnerschappen
in de periode 2013-2016 door te vertalen naar
een scherpere visie op creatief vermogen
en onderliggende leerprocessen en op basis
hiervan te werken aan het ontwikkelen van
ondersteunende methodieken en instrumenten.
Uit de monitoring blijkt ook dat de verankering van de uitgevoerde creatieve partnerschappen tussen school en culturele instelling voor
twee vijfde van de partnerschappen op gang
is gekomen. Vooralsnog kwetsbare onder­
nemingen, omdat het individuele enthousiasme
de dragende pijler is. Tegelijkertijd ervaren
leerkrachten en educatief medewerkers dat
dergelijke partnerschappen een verdiepende
bijdrage kunnen geven aan kunst- en cultuureducatie, ongeacht het profiel van de school.
Tegelijkertijd ervaren
leerkrachten en educatief
medewerkers dat derge­
lijke partner­schappen een
verdiepende bijdrage
­kunnen geven aan kunsten cultuureducatie,
ongeacht het profiel van
de school.
De kracht van partnerschappen zit hem in
grote individuele betrokkenheid. Het is een
proces om tot coöperatieve samenwerking te
komen, waarin de stem van de deelnemer een
plek kan krijgen. In het verankeringsproces kan
persoonlijke betrokkenheid worden omgezet
in persoonlijke groei. Tot slot blijkt uit de
monitoring dat de kracht van de creatieve
partnerschappen zich in, door en vanuit de
praktijk heeft geconcretiseerd. Omdat elke
partnerschap op zichzelf werd uitgevoerd, was
er sprake van een beperkt begrippenkader en
ontbrak stroomlijning. Er zijn wel een aantal
eerste inzichten over een doorgaande leerlijn
ontstaan maar de vertaling naar een samenhangende methodiek, werkvormen en inhouden is
beperkt. De opgedane kennis en ervaring tussen
culturele instellingen en scholen wordt ook niet
gedeeld.
Creatief vermogen
Op basis van deze noties en het gegeven
dat cultuureducatie hoge prioriteit heeft in het
Rijksbeleid en gemeentelijk beleid in de periode
2013-2016, besluit Utrecht de komende vier jaar
15
in te zetten op een ontwikkeltraject. Binnen een
netwerkorganisatie - bestaande uit veertien
culturele instellingen, vierentwintig scholen in
het primair onderwijs, één in het voortgezet
onderwijs, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
(HKU) en het Utrechts Centrum voor de Kunsten
(UCK) - wordt gewerkt aan de ontwikkeling van
een doorgaande leerlijn Creatief Vermogen. Er
wordt ditmaal vanuit verschillende invalshoeken
gewerkt. Het gaat om de leeropbrengst
voor de leerlingen, het herkennen en leren
hanteren van competenties en van bouwstenen
creatief vermogen door de partners (scholen
en culturele instellingen) en het realiseren van
duurzame samenwerking in de vorm van een
lerend netwerk. Het is de basis voor het ontwikkelen van bouwstenen voor een doorgaande
leerlijn creatief vermogen, waarbij de HKU, in
de vorm van een Edulab, zich richt op kenniscirculatie, reflectie, deskundigheidsbevordering
en het UCK de kennis verspreid en evalueert.
Tegelijkertijd wordt er met alle partners gewerkt
aan een gezamenlijk begrippenkader en het
ontwikkelen van een instrumentarium om de
leeropbrengsten beter en explicieter te kunnen
duiden.
De culturele instellingen
hebben een duidelijk
rol en inbreng in de
doorlopende leerlijn, in
binnen- en buitenschoolse
elementen met de stad als
leeromgeving.
De werkdefinitie van creatief vermogen is
de afgelopen jaren binnen Utrechtse creatieve
partnerschappen ontstaan en is de basis voor
de te ontwikkelen leerlijn. De werkdefinitie
luidt “bij creatief vermogen gaat het erom de
houding van de deelnemers zo te beïnvloeden,
dat zij zichzelf in leersituaties binnen school
en daarbuiten ervaren als creatief en dat zij
zichzelf in staat voelen om actief sturing te
geven aan hun eigen creatieve bijdragen”.
Het gaat hier onder andere om competenties
die de leerling zou moeten verwerven. Het
betekent niet dat in het onderwijs, gericht op
creatief vermogen, geen kunstvakgebonden
vaardigheden verworven hoeven te worden.
Naast de essentiële rol van vakgebonden
creërende vaardigheden, spelen overstijgende
vaardigheden, als presentatievaardigheden,
samenwerkingsvaardigheden of kunstdiscipline
ook een wezenlijke rol. Competenties voor
creativiteitsontwikkeling zijn, zoals in 2012
beschreven door de Organisation for Economic
Cooperation and Development, het op nieuwe
ideeën laten komen, oplossingen vinden,
vragen stellen, kunnen presenteren, alert zijn
om kansen te kunnen zien, analytisch denken
en het vermogen hebben om nieuwe kennis te
verwerven. De ingrediënten van creatief vermogen, die op basis van de praktijk zijn verworven,
zijn belevingsoriëntatie, co-eigenaarschap van
leerling in proces en product, presentabele
afrondende producten, verwerving van sociale/
democratische vaardigheden en creatieve
(ontwerp)vaardigheden en een organische mix
van actieve en receptieve kunst- en cultuureducatie. De culturele instellingen hebben
een duidelijk rol en inbreng in de doorlopende
leerlijn, in binnen- en buitenschoolse elementen
met de stad als leeromgeving.
Netwerkorganisatie
Het samenwerken op basis van een nog
niet uitgekristalliseerd concept Creatief
Vermogen betekent voor (veel) betrokkenen een
belangrijke verandering. De bouwstenen voor
de leerlijn Creatief Vermogen en onderliggende
leerprocessen zijn nog volop in ontwikkeling.
Het educatief lab en door middel van kennisdeling wordt onderzocht welke werkwijze(n)
bijdraagt of bijdragen aan de ontwikkeling van
creativiteit. Het is een kwestie van in stappen
leren herkennen, hanteren en toepassen van de
eerder beschreven competenties. De aanpak is
dat er op basis van veertien creatieve partnerschappen drie deellijnen worden ontwikkeld.
Daarbinnen worden bouwstenen voor de leerlijn
Creatief Vermogen onderscheiden. Op basis
van een goede balans en verbinding tussen
praktijk en reflectie kunnen naar onze mening
de beoogde resultaten worden bereikt. Alle
betrokken partnerschappen zijn geclusterd in
drie categorieën, die ook weer gekoppeld zijn
aan de leeropbrengst en informatie leveren.
In de eerste categorie staan de overdracht
van de intrinsieke waarden van een kunstvak of
kunstvakken centraal. In de tweede categorie
staat de context centraal. Het gaat om een
brede benadering, waarbij schoolthema’s, taal,
rekenen of andere vakken worden verbonden
met kunsteducatie en andersom. De derde en
kleinste categorie is talentontwikkeling. Het
gaat hier zowel om de brede talentontwikkeling
als excellentie.
Deze partners, die onderdeel zijn van genoemde categorieën, zijn met elkaar verbonden
in een lerend netwerk. Het lerend netwerk richt
zich op training (deskundigheidsbevordering) en
verschillende intervisievormen. Daarnaast is er
een onderzoek – en ontwikkelingsgroep.
Deze groep denkt samen met de HKU na
over ingrediënten en bouwstenen van de
leerlijn, leerstijlen, pedagogische invalshoeken
en theorieën als Cultuur in de Spiegel. Tot slot
wordt op alle opgedane kennis beschreven
en geëxpliciteerd, voor de partners zelf en de
buitenwereld. Het gaat hier om werkwijzen
en gehanteerde methodieken, wat Creatief
Vermogen en co-eigenaarschap in de verschillende fasen van een leerlijn is. Op deze
manier krijgt de leerlijn stapsgewijs vorm en
wordt de inhoudelijke aanpak in de creatieve
partnerschappen en het geheel hanteerbaar en
overdraagbaar wordt gemaakt. In 2016 is er dan
een leerlijn, die door zowel scholen als culturele
instellingen ingezet kan worden voor interessant en uitdagend creatief en cultuureducatief
onderwijs. c
Liesbeth van Droffelaar
is senior beleidsadviseur
Cultuur bij de gemeente
Utrecht.
advertentie
LOBBYEN
voor de kunst
congres voor kunst, cultuur en politiek
topsprekers-colleges-masterclasses-debat
workshops-toolkit-best & worst practices
maandag 19 mei 2014
AgoraTheater Lelystad
inschrijven: www.lobbyenvoordekunst.nl