1,628 Wetenschap Derdenbeslag op een BCA-Verzekering Wenselijk of niet? Annemieke Hendrikse en Maurits Kalff' Beslag op de aanspraken op een bestuurdersaansprakeliikheidsverzekeraar zou niet mogelijk moeten ziin. De aanspraken onder een bestuurdersaansprakeliikheidsverzekering (BCA-Verzekering) bestaan voor een belangriik deel uit wilsrechten (het aanmelden van een claim bii de verzekeraar en het aanwenden van de middelen) die niet overdraagbaar ziin en die niet door een beslaglegger in de plaats van de verzekerden kunnen worden uitgeoefend. De aanspraken onder een BCA-Verzekering zijn ook naar hun aard niet vatbaar voor beslag, nu een dergeliik beslag een van de kernelementen van de BCA-Verzekering - het kunnen voeïen van adequaat verweer - aantast. Bovendien geldt dat het hier geen onderdeel van het lewone' verhaalsvermogen van de bestuurder betreft maar een meestal door de rechtspersoon afgesloten polis die iuist is aangeschaft met dit specifieke doel: beschermen van de belangen van de verzekerden tegen de financiële risico's verbonden aan een bestuurdersaansprakeliikheidsclaim. Inleiding Uitgangspunt van ons verhaalsrecht is artikel 3:z76Burgerlijk Wetboek: verhaal is mogelijk op alle goederen van de debiteur. Dat betekent dat als een crediteur een vordering heeft op een (voormalig) bestuurder van een rechtspersoon, die crediteur zich in beginsel mag verhalen op alle goederen van de bestuurder.'De ruime mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen brengt met zich dat conservatoir beslag op de goederen van een (voormalig) bestuurder mogelijk is, zonder dat vaststaat of de gepretendeerde vordering van de beslaglegger in rechte gehonoreerd zal worden. De laatste jaren willen vooral curatoren die bestuurders aanspreken nog wel eens beslag leggen op de aanspraken van deze bestuurder op de verzekeraar bij wie hij een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering (hierna:'BCAVerzekering' en'BCA-Verzekeraar') heeft afgesloten.3 Het betreft dan een derdenbeslag onder de BCA-Verzekeraar op grond van artikel 475 Rv. Zeker in de conservatoire fase kan dit problemen geven: een dergelijk beslag omvat dan ook de aanspraak op vergoeding van de gemaakte en te maken kosten van verweer. De bestuurder is niet meer in staat de kosten van verweer te (laten) voldoen uit de BCA-Verzekering en de verzekeraar is er niet meer van verzekerd dat de bestuurder op een adequate wijze wordt bijgestaan, waarmee de kans op een uiteindelijke veroordeling toeneemt. 2'l 72 r.reoenr-ertrDs JURTSTENBLAD - 1 9 -os-2o1 4 - AFL. 31 Deze problematiek is een aantal malen in de lagere rechtspraak aan de orde geweest. Meestal bij een verzoek tot ophefflng van het beslag (in kort geding of ex artikel zz3 Rv) of na een grijsmakingsverzoek bij het horen voordat op een verzoek om verlof tot het leggen van beslag wordt beslist. Uit de beschikbare uitspraken volgt dat lagere rechters verschillend omgaan met een conservatoir derdenbeslag op een BCA-Verzekering. Wat ons betreft zou een dergelijk beslag niet mogelijk moeten zijn. Dit standpunt lichten wij hierna toe. De BCA-Verzekering De BCA-Verzekering beschermt verzekerden tegen de financiële risico's verbonden aan een aansprakelijkstelling die het handelen of nalaten in de verzekerde hoedanigheid, ofwel als bestuurder, betreft. Grofweg onderscheidt de BCAVerzekering daarbij twee soorten financiële risico's: de kosten van verweer tegen de aansprakelijkstelling en een vergoeding van schade of een schikking. Daarin onderscheidt de BCA-Verzekering zich bijvoorbeeld van de rechtsbijstandverzekering, die uitsluitend ziet op de kosten van rechtsbii stand. Doordat de BCA-Verzekering het voeren van verweer mogelijk maakt, biedt zij ook bescherming tegen reputatieschade. Een toereikend verweer voorkomt immers zoveel mogelijk dat een aansprakelijkstelling ten onrechte of op onjuiste gronden leidt tot een veroordeling. ) Indien dekking bestaat onder de BCA-Verzekering lopen de belangen van de verzekerde en de verzekeraar in de regel parallel: beiden hebben belang bij het zoveel mogelijk voorkomen van (het risico op) een veroordeling tot vergoeding van schade. Dit door het voeren van verweer en/of het treffen van een schikking. Gelijk andere aansprakelijkheidsverzekeringen is het bedrag van de dekking die de BCA-Verzekering biedt gelimiteerd tot de verzekerde som. De verzekerde som betreft alle uitkeringen onder de dekking, dus zowel de kosten van verweer als, kort gezegd, betalingen ter zake van vergoeding van schade of schikkingen. De BCA-Verzekering maakt binnen die verzekerde som geen onderscheid tussen kosten van verweer en vergoeding van schade of schikkingen. Er bestaan geen twee afzonderlijke potjes binnen de verzekerde som, maar er is sprake van communicerende vaten. Gelet op het gedeelde belang van de BCA-Verzekeraar en verzekerden om schadeclaims zoveel mogelijk af te weren, beperkt de BCA-Verzekering het budget voor kosten van verweer niet op voorhand. Het is in de regel ook niet eenvoudig te voorspellen hoe hoog de kosten van verweer rondom een procedure zullen zijn. Dat geldt te meer voor de kwesties die onder de BCA-Verzekering zijn gedekt. Waar alle omstandigheden van het geval relevant zijn voor het juridisch beoordelingskader, kunnen zowel de onderbouwing van de vordering als het te voeren verweer nopen tot uitvoerig feitenonderzoek.4 Dit geldt in het bijzonder in zaken die voortvloeien uit het faillissement van een rechtspersoon, waarbij vaak de'biografie'van de failliete entiteit en haar ondememing geschetst en onderbouwd moet worden. Daarbij kan het zwaartepunt meer dan in andere zaken bij de verweerder gelegd worden. Dit bijvoorbeeld door de toepasselijkheid van wettelijke bewijsvermoedens van artikelen z:t38 I z:248 lid 2 BW.s Dat noodzaakÍ in de praktijk niet alleen vaak tot een onderzoek van de administratie, maar bijvoorbeeld gevorderde bedragen vaak hoog zijn en niet zelden de verzekerde som overschrijden. Dan is duidelijk dat het enerzijds niet alleen niet goed mogelijk is op voorhand een adequaat budget voor kosten van verweer op te stellen, maar anderzijds ook dat niet gewaarborgd kan worden dat een toereikend deel van de verzekerde som resteert voor onverhoopte schade- of schikkingsuitkeringen.6 Het zoveel mogelijk waarborgen dat de verzekerde som toereikend is voor onzekere en onverhoopte toekomstige schade-uitkeringen is dan ook niet het primaire doel van de BCA-Verzekering. Dat is het voorkomen van toewii zing van een vordering tot schadevergoeding. Daartoe dient verweer te worden gevoerd. Voor de verzekerden bestaat daarbij een sterke incentive om op efficiënte wijze met de verzekerde som om te gaan: de verzekerde die de gehele verzekerde som wenst aan te wenden voor het voeren van verweer weet dat hij - althans wat de BCA-Verzekering betreft - met lege handen staat indien zijn verweer niet het gewenste resultaat heeft. De verzekeraar is met dat belang van zijn verzekerden bekend en zal daarmee in zijn overleg met verzekerden over de wijze van aanwending van de verzekerde som rekening (moeten) houden.T Als gevolg van een beslag zal het van de financiële positie van de verzekerde afhangen of er nog adequaat verweer gevoerd kan worden Auteu6 het Íaillissment. De bewijsvermoedens uit (AV&S2O'lO/7, p. 41 e.u) v@r de praktijk 7. De BcA-Veaekering bevat diverse aan- 1. Mr. M.L.S. Kalff en mr. A. Hendrlkse ziln lid 2 van deze artikelen spelen in de praktÍk geen oplossing zal zijn. Koburg stelt voor knopingspunten voor de wijze beiden advocaat bij Van Doorne NV een belangrrke rol: 'lndien het bestuur niet om 'wateEchotten' te platsen tussen kos- veEekerde en de veEekerar zich tot ten van vetueer en schadeverg@ding, verhouden in het overleg over de aanwending van kosten van veweer. Zo heeft ) ook tot het voorlichten van de rechter over relevante ontwikkelingen in de relevante markt of betreffende sector al dan niet met behulp van experts. Tel daarbij op dat de voldan aan zijn verplichtingen uit artikelen 10 oÍ 394, heeft het zijn taak hetgeen een van te voren vast te stellen Noten onbehoorlÍk vervuld en wordt vermoed dat budget 2. onbehoorlijke taakveruulling een belangrijke veMeer Dat oonak als men de claim nog niet kent. ln deze bÍdrage spreken wij vooral over bestuurder. De behandelde problematiek speelt ook bï commassíssen en toezicht- houder. 3. De BCA afkorting stat voor: Bestuurders is van het Íaillissment.' Zie in dit vereií van de veMachte kosten van i5 nu juist niet goed mogelijk Ook M. veóand ook HR 1 0 juri 1994, NJ Jongkind 194/766 (Romme vs. Bakket). wetin de houdbarheid van en coneryatoir vets Hoge Raad heeft beslist dat het zozeer v@r haalsbeslag v@r íelt in har bijdrage'De en vordering (on) warvoor warop de À elkaí de vezekerar goedkeuring moeten verlenen ten anzien van de advocat en experts die de veEekerde zou willen inschakelen, al de vezekerde geen schikking mogen treffen zonder akkoord van d e veeekeraar, en zal de vezekerde geen handelingen oÍ t@zeg- en Commissarissen p€nsprakelijkheidsveze- de hand kan liggen dat de aangesproken de ansprakelijkheidsvezekering van de gingen mogen doen die de positie van de kering. bestuurder/enig andeelhouder wordt schuldenar dekking biedt' (NïH R 2O1O/ 6, vezekerar nadelig beinvloeden. Daarnaaí belast met het bewijs dat hii niet wist dat de p. 264 e.v.) dat als de veeachte kosten van is vennootichap har verplichtingen jegens de veMer te verlenen eiser niet zou kunnen nakomen en geen tezamen minder dan de vezekerde som zondeÍ om de relevate (feitelrke) informa- bedragen, een gelegd beslag opgeheven tie boven water te kíjgen. Zie ook A.L. 4. HR'10 januaÍi í997,NJ 197/3@(Stale- man vs. van de ven). 5. ArL 2:'t38 BW ziet op de bestuurder van en de veMachte shadeveíg@ding vezekerde gehouden zïn medewerking an de ve?ekerar, in het bij- een naamloze vennootschap en art. 2:248 verhaal zou bieden. dat de rechter die niet- BW op de bestuurder van een besloten ven- temin de nrctschap. De artikelen ziin vríwel gelrklui- preciseren welke bÍzondere omstandighe- aan den dit rechtvaardigen. w@n m@ilijk bliikt veMachte kosten van het eigen belang van de veEekerde', in: veMeer vooraÍ te budgetteren, nog los van NTHR dend en voozien in een hofdelijke an- bewijdöl bij ei*í laat beh@rt te zou moeten worden. Die stelling gat er v@óij dat het in de praktijk buitenge- sprakelÍkheid voor het tekort van de b@del 6. in íaillissement bij kennelijk onbehooíijk stellen die A.P Koburg doet in de bijdrage het feit dat in de praktjjk de gepretendeeíde 'Veeeerkoíen claim bestuur dat en belangrijke @uaak is van Dit betekent ook dat en van de v@r vs. Schadeverg@ding' vak Krenning & N. Vloemans, 'Rechtsbijstand door de aansprakelijkheidsvezekeraar en 2@716, p.236 e.v. hoger is dan de vezekerde som. NEDERLANDs JURIÍENBLAD - 19-09-2014 - ert. y 2173 Wetenschap Ten slotte merken wij op dat het afsluiten van een BCA-Verzekering niet verplicht is in Nederland. Het is een keuze van de kandidaat-verzekerde om deze dekking al dan niet af te (laten) sluiten en op die wijze zijn vermogen te beschermen tegen de consequenties van een aansprakelijkstelling.8 Daarbij is irrelevant of de verzekerde zelf al dan niet over een (toereikend) vermogen beschikt om dergelijke risico's op te vangen. Belangen BCA-Verzekeïaar en beslaglegger Voor de BCA-Verzekeraar als derde beslagene geldt als uitgangspunt dat zijn positie niet mag verslechteren als gevolg van het derdenbeslag (het zogenaamde non peiusbeginsel).r Een beslag op de vordering uit hoofde van de BCAVerzekering schaadt echter direct de belangen van de verzekeraar. Zonder beslag is de verzekeraar in staat een adequaat verweer te (laten) voeren, geflnancierd uit de polis. Dat verkleint de kans op een vastgestelde aansprakelijkheid van de bestuurder en dus op een schadevergoedingsplicht van de verzekeraar. AIs gevolg van een beslag zal het van de flnanciéle positie van de verzekerde 2'174 r.rrorarnruDsruRrsrENBLAD-re as-2a14 AFL 31 afhangen of er nog adequaat verweer gevoerd kan worden. Tenzij uiteraard op alle beschikbare vermogensbestanddelen beslag is geiegd zodat verweer in het geheel niet mogelijk is. De verzekerde zal op grond van de polisvoorwaarden overigens in de regel gehouden zijn verweer te voeren. Doet hij dat niet, dan komen zijn aanspraken in gevaar. Aldus kan een beslag ertoe leiden dat een op zichzelf geldige aanspraak alsnog vervalt. Daarmee lijkt ook de besiaglegger niet gediend. Dan het belang van de beslaglegger. Zijn zorg lijkt vooral te zijn dat er niets of te weinig van de verzekerde som overblijÍt, waarop hij na toewijzing van zijn vordering verhaal kan nemen. De praktijk leert dat dat risico niet denkbeeldig is. De wens tot bescherming van verhaalsmogelijkheden is dan ook begrijpelilk. Niet mag echter uit het oog verloren worden dat binnen de BCA-Verzekering geen bedrag g e-earmarked is voor betaling van een eventuele schadevergoeding. De BCA-Verzekeraar en verzekerden zijn volledig vrij in de wijze van aanwending van de verzekerde som. Doel zal daarbij zijn een veroordeling tot schadevergoeding zoveel mogelijk te voorkomen. Dat is in belang van zowel verzekerde (bescherming vermogen) als verzekeraar (bescherming verzekerde som). Dat impliceert ook dat de gehele verzekerde som aangewend kan worden voor kosten van verweer. vonnis in de hoofdzaak - om de toezichthouders in staat te stellen ten laste van de verzekerde som een conclusie van antwoord te nemen en zich te laten bijstaan op de comparitie na antwoord. Het feit dat het de woningstichting, die de polis heeft afgesloten, is die beslag heeft gelegd is voor de rechtbank van groot belang. Zij neemt aan dat de verzekering is afgesloten ter bescherming van de bestuurders en niet, althans niet in de eerste plaats, om verhaalsmogelijkheden te bieden aan Seryatius.,s Uitspraken Text Lite - lomed - Ceteco - Servatíus In zoo3 beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam indeText Lite zaak dat een verzoek om opheffing van het beslag op de aanspraken op de BCA-Verzeke- ) raar moet worden afgewezen.,o Daarbij overweegt de voorzieningenrechter onder meer dat opheffing van het beslag de verhaalsmogelijkheden van de beslaglegger mogelijk aantast en dat niet gesteld is dat het beslag het voeren van verweer belet of een noodtoestand doet ontstaan. De Rechtbank Amsterdam beslist in 2006 in d,e Jomed casus dat beslag op de aanspraken op de BCA-Verzekeraar moet worden opgeheven voor zover het de vergoeding van kosten van verweer betreft, omdat dit beslag in strijd is met het zogenaamde non peius beginsel.', De rechtbank overweegt hierbij onder meer dat de verzekeraar als derde in haar belang wordt geschaad door het gelegde beslag omdat zij niet langer zeker is dat er adequaat verweer wordt gevoerd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam beslist in zoo8 bij een grijsmakingsverzoek in de Ceteco zaak dat geen verlof wordt verleend om beslag te leggen op de aanspraken op de BCA-Verzekeraar.,, Volgens de voorzieningenrechter betekent zo een beslag dat bestuurders niet meer vrijelijk kunnen beschikken over gelden die zij nodig hebben om hun verdediging te kunnen bekostigen. Dit is in strijd met het equality of arms beginsel. Het Hof Amsterdam verleent dit verlof in hoger ) beroep alsnog.': Het hof oordeelt onder meer dat onvoldoende is gebleken dat een adequate verdediging van bestuurders in gedrang komt bij het toestaan van verlof tot beslaglegging in deze specifieke casus. Bij een recente uitspraak van de Rechtbank Oost Brabant gaat het om de woningstichting Servatius uit Maastricht die haar voormalige bestuurder en toezichthouders aansprakelijk houdt voor circa e 65 miljoen.'+ Nog voordat de woningstichting de dagvaarding ter zake uitbrengt legt zij in juli 2011 conservatoir beslag op alle aanspraken van bestuurder en toezichthouders op de BCA-Verzekeraar. Met een provisionele vordering ex artikel zz3 Rv proberen de verzekeraar en de toezichthouders in de lopende hoofdzaak het beslag opgeheven te krijgen, voor zover het de aanspraken op vergoeding van kosten van verweer betreft. In het tussenvonnis heft de rechtbank het beslag na een belangenafweging gedeeltelijk op - tot aan een eerste 8. De BcA-Vezekering wordt an de regel aÍgesloten dooÍ de rechtspersoon waar veÍzekerden tot bestuurders zijn benoemd 5ituatie waarin de veuekeringnemer onder een vrijwaring ten behoeve van bestuurders uitkeringen heeft gedan en de BCA-Veze- Vordering tot betaling altiid vatbaar voor beslag? De hierboven genoemde uitspraken gaan er steeds van uit dat de aanspraak op vergoeding van de kosten van verweer door de BCA-Verzekeraar een vordering is waarop beslag mogelijk is. In sommige uitspraken wordt dat ook expliciet benoemd. Dat is voor ons geen uitgemaakte zaak. Voor wat betreft verhaal op vorderingen kent artikel qZsalid 1 Rv twee uitzonderingen waarbij beslag niet mogelijk is. Als eerste uitzondering bepaalt dit artikel dat een derdenbeslag zich niet uitstrekt tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet vatbaar zijn voor beslag. De tweede uitzondering betreft vorderingen die recht geven op een naar de wet of naar haar aard niet voor beslag vat- bare prestatie. De eerste categorie betreft de wettelijke uitzonderingen.Zo heeft bijvoorbeeld de wetgever bepaald dat een vordering tot vergoeding van smartengeld onder omstandigheden niet vatbaar is voor beslag (artikel 6:ro6 lid z BW). Ten aanzien van de tweede uitzondering van artikel 475a Rv geldt een nuancering. Een strikte hantering zou betekenen dat alleen dan geen beslag gelegd kan worden op een vordering als de prestatie waarop de vordering recht geeft volgens de wet of naar haar aard niet vatbaar is voor beslag. Veelal wordt hierbij als voorbeeld genoemd een hoogst persoonlijke vordering, zoals het maken van een schilderij of het leveren van juridisch advies. Dergelijke prestaties lenen zich niet voor verhaal door een schuldeiser. In de praktijk valt deze nuancering vaak weg. Dan wordt artikel 475aRv gebruikt als handvat om beslag op een bepaald soort vordering niet toe te staan onder verwijzing naar de aard van de vordering'die zich tegen beslaglegging zou verzetten. In werkelijkheid zijn het vorderingen die op zich zelf prima tot verhaal kunnen dienen. Het gaat dan om gevallen waarbij de vordering zich kenmerkt door omstandigheden die maken dat verhaal - en dus ook beslag - ongewenst is. Vaak speelt daarbij (ook) een belangenafweging tussen beslaglegger en beslagene. Wij noemen twee voorbeelden. 30 oktober 2003, Tvl 2@4/10. 1 vonnis in het incident gewezen waarmee 1, Rb. Amsterdam 19 aptil2006, JBPR het beslag ten aanzien van de bestuurder 2006/90. - die door de rechtbank ansprakelijk is (of die Íunctie bij een meevezekerde enti- kering dekking biedt voor deze uitkerin- 12. Rb. Amsterdam (V@uieningenrechteí) geoordeeld maar ten aanzien van wie de 7 februari 2008, omvang van de schadeverg@dingsplicht 13, HoÍ Amsterdam 9 septembeÍ 2008, ven voor zover het de aanspraken op ver- teit bekleden). De premie is ook aÍgestemd gen). De BcA-Veuekering maakt aldus op het risicoprofiel van de veEekeringne- onderdeel uit van het íemuneratie-pakket mer c.q. het concem. De bestuurdeE zijn van bestuurders. evenwel de enigen die als venekerden 9. Zre v@í een toelchting op een dit begin- JBPR aanspÍaken jegens de BCA-VeEekeraar 5el onder meer L.P 14. Rb. Oost-Brabant hebben. De veEekeringnemer heeft die 5/ag, Deventer: Kluwet 2OO3, nr. aanspraken niet (met uihondering van de 10. Rb. Amsterdam (Voouienjngenrechter) Boekveldt, Dedenbe42. nog moet worden vastgesteld - is opgehe- 2009/27. goeding van de kosten van veMeer betreft 2aluli2013, IOR (ECLI:NL:RBOBR:201 4:866). 2013/323. 15. lnmiddels heeft de rechtbank een eind NEDERLANDs.,uRTsTENBLAD - 19-09-2014 - ert. y 217 5 Wetenschap Een eerste voorbeeld betreft de vordering uit hoofde van een abstracte bankgarantie. Dat is een vordering van de houder van de bankgarantie jegens de bank tot betaling van een geldsom. Betaling is aftrankelijk van een aantal strikte voorwaarden. Deze vordering tot betaling is op zichzelf een vordering die vatbaar is voor verhaal en beslag. In de praktijk is echter de leer ontwikkeld dat het leggen van beslag op (de vordering uit hoofde van) een abstracte bankgarantie zrch zozeer verzet tegen de strekking van de abstracte bankgarantie dat een beslag niet mogelijk zou moeten zijn. Het dogma van een abstracte bankgarantie is immers: eerst betalen dan praten.'6 Een tweede voorbeeld betreft het beslag op kredietruimte. Tot zoo4 was de lagere rechtspraak verdeeld over de vraag of de vordering van de kredietnemer op zijn bank uit hoofde van het niet-benutte gedeelte van een krediet vatbaar is voor beslag. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het niet-benutte gedeelte van het krediet naar zijn aard niet vatbaar is voor beslag omdat :-. de aard van de relatie tussen de kredietverlenende bank en de cliënt, z. het systeem van ons faillissements- en beslagrecht en 3. bezwaren van praktische aard, zich daartegen verzetten.'7 Bij nadere analyse van deze uitspraak volgt dat het bij beslag op kredietruimte onder meer gaat om het wilsrecht dat de kredietnemer heeft ten opzichte van de bank tot aanwending van het krediet. De eerste vraag is of een beslaglegger op dat wilsrecht beslag kan leggen, hetgeen alleen zinvol is als de beslaglegger vervolgens in plaats van de kredietnemer dat wilsrecht zou kunnen uitoefenen. Deze ook wel als'ruime opvatting'aangeduide leer wordt door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad beslist dat het wilsrecht van de kredietnemer ten opzichte van de bank én niet overdraagbaar is én dat dit wilsrecht niet door de beslaglegger in de plaats van de kredietnemer kan worden uitgeoefend. De in het cassatiemiddel verdedigde tussenoplossing stelt dat het beslag wel treft de vordering die (na beslaglegging) ontstaat zodra de kredietnemer zijn wilsrecht heeft uitgeoefend. Dan is er immers sprake van een gewone'vordering tot betaling (aan de kredietnemer zelf of aan een derde). Zodra dat wilsrecht is uitgeoefend is lastig vol te houden dat het om een vordering gaat die naar zijn aard niet voor beslag vatbaar is. De Hoge Raad ziet dit echter anders en verwerpt ook deze tussenoplossing. Hetgeen opvalt bij zowel de bankgarantie als in het beslag op kredietruimte arrest is dat beslag niet wordt toegestaan, terwijl het een gewone vordering tot betaling van een geldsom betreft. Het zijn telkens de bijzondere omstandigheden rondom de vordering die maken dat beslag niet gewenst is. De Hoge Raad is bereid om voor een bepaalde categorie vorderingen vast te stellen dat het vorderingen betreft die naar hun aard niet vatbaar zijn voor beslag. Het ziin telkens de biizondere omstandigheden rondom de vordering die maken dat beslag niet gewenst is 21 76 reoealorDSJURrsrENBLAD-19-09 2014-AFL. 31 Beslag op aanspraken uit hoofde van een BCA-Verzekering naar hun aard niet vatbaar vooï beslag Wij vinden dat ook ten aanzien van de aanspraken van een verzekerde op zijn BCA-Verzekeraar moet worden geoordeeld dat hun aard zich tegen de mogelijkheid van beslaglegging verzet. Wij lichten dit hierna toe. Wilsrecht Beschouwen wij de aanspraken op de BCA-Verzekering nader, dan blijkt dat zowel het verkrijgen van toegang tot de dekking onder de BCA-Verzekering, als de wijze waarop vervolgens de verzekerde som wordt aangewend, een gevolg zil'n van de uitoefening van wilsrechten door verzekerden. De dekking onder een BCA-Verzekering komt in de regel pas in beeld wanneer een verzekerde een aansprakelijkstelling ontvangt. Vervolgens staat de verzekerde voor de vraag of hij daarvan melding maakt bij zijn BCA-Verzekeraar of niet. In de regel zal een verzekerde dat doen, gelet op de mogelijke consequenties. Dat hoeft echter niet het geval te zljn, bijvoorbeeld omdat de verzekerde mogelijkheden ziet de claim met een commerciële oplossing uit de wereld te helpen en ervoor kiest de dekking intact te laten voor mogelijke toekomstige aanspraken. Het is derhalve aan de verzekerde of hij aanspraak maakt op dekking of niet. Zijn wil is doorslaggevend. Meldt de verzekerde zich niet, dan heeft hij geen aanspraken en valt er niets te beslaan. Is de claim (eenmaal) gemeld, dan gaat de verzekerde met de verzekeraar in overleg over de wijze waarop de verzekerde som wordt aangewend, hetgeen in de regel in eerste instantie leidt tot het benoemen van een advocaat, het verkennen van de positie van de verzekerde en het voeren van verweer. Ook indien verzekeraar en verzekerde verwachten dat een schikking om hen moverende redenen uiteindelijk te verkiezen is, zullen kosten van verweer gemaakt worden. Als niet bij aanvang wordt geschikt, zal in voortdurend overleg tussen verzekeraar en verzekerden bij iedere ontwikkeling in de zaak een afweging worden gemaakt hoe verder te gaan en dus hoe de verzekerde som aangewend dient te worden. De verzekeraar dient de uitbetalingen ook steeds te accorderen. De wijze waarop de verzekerde som wordt aangewend is daarmee een continue proces van overleg en besluitvorming en daarmee van opvolgende uitoefening van wilsrechten. Enerzijds aan de kant van de verzekerde (of meerdere verzekerden ten opzichte van elkaar) en anderzijds ook aan de kant van de verzekeraar.'8 Gelijk het wilsrecht van de kredietnemer ten opzichte van de bank, is de aanspraak van een verzekerde op zijn BCA-Verzekeraar niet-overdraagbaar. Dit volgt veelal uit de polisvoorwaarden zelf, maar volgt ook los daarvan uit het persoonlijke karakter van dit wilsrecht: het is (uitsluitend) aan de verzekerde zelf of hij gebruik wil maken van de geboden dekking in een concreet geval. Deze keuzemogelijkheid is naar zijn aard niet overdraagbaar. Net als bij de kredietruimte verzet de aard van het wilsrecht van de verzekerde zich er tegen dat een ander dan de verzekerde dit zou moeten kunnen uitoefenen. Dit volgt onder meer uit de (persoonlijke) aard van het recht: zou een beslaglegger in de plaats van een verzekerde deze wilsrechten wél kunnen uitoefenen, dan zou de verzeke- ó\ I ) I ' Geliik het wilsrecht van de kredietnemer ten opzicht van de bank, is de aanspraak van een verzekerde op ziin BCAVerzekeraar niet-overdraagbaar ) raar opgezadeld worden met een voor haar onbekende derde waarmee zij noodgedwongen in een continue proces van overleg en besluitvorming zou geraken. Dat is niet aanvaardbaar, omdat de verzekeraar de polis juist gesloten heeft met het oog op de bescherming van de belangen van de bestuurder bij een specifieke onderneming. Het gaat dan niet aan de verzekeraar op te zadelen met een crediteur van die bestuurder met wie zij dat proces van overleg en besluitvorming in moet. Daar komt bij dat de beslaglegger/crediteur vaak ook nog de ïijand'is van juist die bestuurder met wie de beslaglegger in een procedure is verwikkeld waarin de aanspraken van de beslaglegger nog moeten worden vastgesteld. In vergelijking met een beslag op kredietruimte verzet de aard van de aanspraak onder een BCA-Verzekering en wijze van uitoefening daarvan zich in nog sterkere mate tegen de mogelijkheid van beslaglegging. Dit ten eerste omdat de gecombineerde uitoefening van wilsrechten van (verschillende) verzekerde(n) en de verzekeraar leidt tot een beslissing tot aanwending van de verzekerde som. Ten tweede omdat de hoogte van de met de uitoefening van die gecombineerde wilsrechten samenhangende aanspraak in de regel niet - in ieder geval voor wat betreft de kosten van verweer - op voorhand vast staat. Ten derde omdat het geld dat door uitoefening van de wilsrechten aldus wordt'vrijgemaakt' geoormerkt is voor het voeren van verweer tegen materialisatie van - juist - het risico dat de beslaglegger nastreeft. Dit geld is niet bestemd om het vermogen van de verzekerde te vergroten. Het vorenstaande betekent dat ten aanzien van het wilsrecht van verzekerden om al dan niet gebruik te maken van de door de BCA-Verzekering geboden dekking, en de wijze waarop gelden worden besteed, moet gelden dat dit wilsrecht niet vatbaar is voor beslaglegging. ) 16, Zie bijv. Rb. Utrecht 25 augustus 2009, 17. HR 29 oktober 2004, lOR2w/2?5 ECLI: NL: enHoÍ Amsteídam 9 Íebru- Aard van de aanspraak onder een BCA-Verzekeing verzet zich tegen beslaglegging Die zojuist genoemde derde reden (het vrijgemaakte geld dient primair voor het voeren van verweer) brengt ons bij de kern: ook los van het wilsrecht-element verzet de aard van de door de BCA-Verzekering aan de verzekerden geboden dekking zich tegen beslaglegging. De BCA-Verzekering beoogt de verzekerde én de verzekeraar te beschermen tegen materialisatie van het risico dat de beslaglegger nu juist nastreeft..s Zolang niet komt vast te staan dat de beslaglegger een valide claim heeft, stelt de door de verzekerde ten behoeve van zichzelf verkregen bescherming zichzelf én de verzekeraar in staat om dit risico af te wenden (of in geval van een schikking af te kopen). Dit geheel naar eigen inzicht in een continue proces van overleg en besluitvorming.,o Uit de hiervoor behandelde uitspraken volgt dat ook rechters het niet wenselijk vinden wanneer een eiser met een beslag op een BCA-Verzekering kan bewerkstelligen dat de gedaagden niet langer adequaat verweer kunnen voeren. Dat is in het bijzonder het geval als de rechtspersoon die zelf de polis heeft afgesloten ten behoeve van zijn bestuurders met een beslag de vergoeding van kosten van verweer onmogelijk maakt (Seruatius). De Voorzieningenrechter in Amsterdam heeft daaraan in de Ceteco zaak de conclusie verbonden dat verlof tot beslaglegging geweigerd moest worden.,'Andere rechters die het belang van verzekerden lieten prevaleren boven het belang van beslagleggers, hebben het beslag steeds opgeheven toor wat betreft de kosten van verweer'." Welke omvang die kosten zouden kunnen c.q. mogen hebben werd in het midden gelaten. Alle rechters gaan er tot zover van uit dat beslaglegging in beginsel mogelijk is en dat aan de hand van een belangenafweging moet worden beoordeeld of beslagleg- een bepaald budget voor kosten van veF HR:2004:AP4504. weer an te wenden miskent dat het niet gedaagde zich zo in de kaarten moet laten kijken door zijn wedeípartí. Vergeuk Rb. aÍi 2010, JOR 2O1O/171. Zie ook de 18. Om deze bijdrate oveuichtelijk te hou- aan de beslaglegger is maar aan de veze- Amsterdam ryooEieningenrechter) beslagsyllabus (onder Derdenbeslag, VeÍ- den laten wii bewust onbesproken dat er in keraar en de vezekerde om te bepalen aÍi 2008. ECLI:NL:RBAMS:2008:8D2754 haalsobjecten; de íechtbanken gebruiken de de praktijk regelmatig anspraken van welke kosten van vemeer zÍ willen maken (Ceteco): 'Weliswaar hebben de curatoren beslagsyllabus als handleiding bij de beoor- schillende vezekerden - al dan niet ten en hoe zrj de veEekeíde som willen aan- toegezegd dat na een beslag íedelUke kos- ver deling van beslagrekesten. Deze is te vinden aanzien van verschillende vorderingen van op www.rechtspraak.nl)t'Bankgarantie: derden zijn waarbij de in vra8 wie warop en wenden. De wijze waarop vezekerar en 7 febru- ten van verdediging uit de verzekeringspo- veEekerden deze wilsrechten uitoefenen lissen mogen worden vergoed, redelijke kosten zijn staat niet ter beoorde- m&r wat het algemeen is een conservatoir beslag wanneer aanspraak heeft tot aanvullende kan niet op voorhand gebudgetteerd wor- onder de garanderende bank uit hooÍde complicaties leidt. den door de beslaglegger Wordt een '19. ln de ons bekende praktijk is de beslag- gelijk budget overeengekomen en blrkt dit de bestuurdere en commissaÍissen komt hun van dezelfde rechtsverhouding waÍin de der ling van de curatoren. Als wederpartij van garantje is verstrekt (abstracte bankgaran- legSer niet toereikend, dan kan de situatie ont- geen zeggenschap tie), in beginsel niet toeletbaar, nu zodanig der in zijn hoedanigheid ansprakelijk ttaan dat de beslaglegger van gedaagden noodzaak oÍ redelijkheid van het maken beslag de uitbetalng van de garantre frus. steds dezelÍde partij die de bestuur- voraÍ toe over de houdt; noodzakelÍk is djt niet. verlangt dat zij verantwoording afleggen van kosten ter verdediging.' 20. Het - ogenschijnlijk goed bedoelde - oveí de verrichte en nog te veÍrichten weÍk- 21. Zie v@tn@t 20. doel en de strekking van de bankgarantie te anbod van een beslagleger op de 8CA- zaamheden. Met'equality oí 22. Rb. Amsterdam 19 apíil 2006, |BPR weten: ee6t betalen, dan píaten.' Verzekering om de verzekerar toe te staan het weini8 meeí van doen wanneer een treert en dardoor in strÍd komt met het dms' heeft 2N6/9O Uomed). NEDERLANDs JURTsTENBLAD- 19-09-20i4- e*. y 2177 Wetenschap De eerste en meest wezenliike beschermingslinie die de BCAVerzekering biedt moet niet door iuist de agerende claimant kunnen worden geblokkeerd ging in de omstandigheden van het geval kan worden toegestaan.,: Daaraan is inherent dat die afweging ook in het nadeel van bestuurders en hun BCA-Verzekeraar kan uitvallen. Het hoger beroep in de Ceteco zaak illustreert dit. Mogelijke zorgen omtrent het belang van bestuurders om zich te kunnen verweren werden weggeschreven door de overweging dat gedaagden'voorshands' nog steeds in staat werden geacht hun verdere kosten van verweer zelf te dragen.'4 Uit het voorgaande volgt dat wij vinden dat beslaglegging op een BCA-Verzekering niet mogelíjk zou moeten zíjn.Deze uitkomst zou niet afhankelijk moeten zijn van een belangafweging. Het resultaat van de beslaglegging is immers dat de verzekerde een beroep op zijn vermogen moet doen dat hij door de BCA-Verzekering juist wilde beschermen. Ook als de vordering wordt afgewezen, het beslag wordt opgeheven en de verzekerde zijn kosten van verweer alsnog vergoed krijgt van zijn BCA-Verzekeraar, heeft hij de kosten van verweer moeten voorflnancieren. De daartoe benodigde gelden heeft hij moeten aantrekken oí indien voorhanden, niet voor andere doeleinden kunnen aanwenden. Bedenk daarbij ten slotte dat het afsluiten van een BCA-Verzekering door de wetgever ook niet verplicht is: de wetgever heeft partijen die door bestuurshandelen- of nalaten benadeeld worden niet tegen het risico van de afwezigheid van verhaalsvermogen willen beschermen. De claimant die een bestuurder met een BCA-Verzekering tegenover zich treft heeft in die zin geluk (en zou bij afwezigheid daarvan zijn gepretendeerde vordering mogelijk ook niet doorzetten). Hij heeft echter geen recht op het veiligstellen van (een deel van) de dekking tot verhaal van zijn gepretendeerde vordering en zeker niet ten koste van de verzekerde die de dekking juist heeft aangeschaft om zich tegen deze claimant te verweren. De eerste en meest wezenlijke beschermingslinie die de BCA-Verzekering biedt - de mogelijkheid tot het voeren van verweer - moet niet door ring van een beslaglegger worden toegewezen - c.q. is voorzienbaar dat een signiflcant procesrisico bestaat - dan is het (ook) in het belang van de verzekerde dat er nog een zo groot mogelijk deel van de verzekerde som beschikbaar is. Ten slotte niet mogelijk moeten zijn. De aanspraken onder een BCA-Verzekering bestaan voor een belangrijk deel uit wilsrechten (het aanmelden van een claim bij de verzekeraar en het aanwenden van de middelen) die niet overdraagbaar zijn en die niet door een beslaglegger in de plaats van de verBeslag op de aanspraken op een BCA-Verzekeraar zou zekerden kunnen worden uitgeoefend. De aanspraken onder een BCA-Verzekering zijn ook naar hun aard niet vatbaar voor beslag, nu een dergelijk beslag een van de kernelementen van de BCA-Verzekering - het kunnen voeren van adequaat verweer - aantast. Bovendien geldt dat het hier geen onderdeel van het gewone'verhaalsvermogen van de bestuurder betreft maar een meestal door de rechtspersoon afgesloten polis betreft die juist is aangeschaft met dit specifieke doel: het beschermen van de belangen van de verzekerden tegen de flnanciële risicos verbonden aan een bestuurdersaansprakelijkheidsclaim. De praktijk worstelt met deze problematiek. Rechters komen in verschillende uitspraken tot verschillende uitkomsten, waarbij pas na een expliciete belangenafweging - komt het voeren van ven reer door het beslag in het gedrang - een beslissing wordt gegeven. Daarbij gaan zij er (impliciet) van uit dat een derdenbeslag op de aanspraken op een BCA-Verzekering mogelijk is. Wij denken dat dit uitgangspunt heroverweging verdient. . misbruik dient te worden gekwaliticeerd. dat de gedaa8de bestuurders zelf in staat Amsterdam 9 september 2008 (Celeco) in Loesberg voegt daaraan toe dat de schulde- zijn hun veMeer te blijven financieren IBPR 2t)O9/27, die daarbij aangeeft dat naal oÍwel de beslagene, aannemeliik zal overigens opmerkelijk. lndien dat zo is, ligt beslagleggers zowel de aanspraken op 23. Zie ook de noot van E. Loesberg brl Hol juist de agerende claimant kunnen worden geblokkeerd. Misbruik bij de uitoefening van de wilsrechten door verzekerden en verzekeraar ten nadele van de beslaglegger zal zich in de praktijk niet snel voordoen. Naar zijn aard zijn verschillende inzichten mogelijk over de te volgen processtrategie. Verzekeraar en verzekerde zullen in onderling overleg moeten beslissen over de wijze van aanwending van de verzekerde som gelet op de merites van de zaak en overige relevante omstandigheden. Het enkele feit dat een beslaglegger andere verwachtingen heeft omtrent de kansen op succes van zijn vordering, maakt niet dat verzekeraar en verzekerde misbruik maken van de wijze waarop zij de verzekerde som aanwenden. Zoals eerder opgemerkt ligt het ook niet voor de hand dat verzekeraar en verzekerde een groter deel van de verzekerde som aan de kosten van verweer besteden dan nodig: daarvoor staat er voor de verzekerde eenvoudigweg te veel op het spel. Mocht de vorde- is delen? Daarbij merken wij op dat het in de praktijk ook niet zelden voorkomt dat beslag onder de vezekeraar met als doel moeten maken dat sprake is van misbruik en het dan niet eerder voor de hand dat de de BCA-Veízekeíing ats enrge anoere veË eryoor te zorgen dat de schuldenaar niet onderkent dat dat niet eenvoudlg zal zijn. beslagleggers genoegen zouden moeten mogensbestanddelen van de gedaagde langer veMeer kan voeíen in een door de 24. De oveeeging dat beslag wordt nemen met een beslag op die, kennelijk bestuurders beslaan. Die laatsten kunnen schuldeiser geéntameerde procedure als toegestaan omdat de rechter gebleken beschikbare, andere vermogensbestand- dan geen kant meer op. 2'1 78 rueoenLnrDs JURTsTENBLAD- 1e-oe-2or4-AFL. 31 is r)
© Copyright 2024 ExpyDoc