AFRIKA De betrekkingen tussen de EU en Afrika worden geregeld door elkaar gedeeltelijk overlappende beleidskaders. De belangrijkste zijn de Overeenkomst van Cotonou (2000) en de gezamenlijke strategie Afrika-EU. Deze twee kaders omvatten een politieke, economische en ontwikkelingsdimensie. De EU werkt actief aan de bevordering van vrede en veiligheid in Afrika en voert verschillende politieke dialogen met de Afrikaanse Unie (AU), onder andere over democratie en mensenrechten. De ontwikkelingssamenwerking van de EU met Afrika geschiedt in het kader van verschillende financiële instrumenten, waarvan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) het belangrijkste instrument is. Daarnaast heeft de EU onlangs met enkele Afrikaanse regio's de onderhandelingen afgerond over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's). RECHTSGROND — artikel 217 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); — Partnerschapsovereenkomst tussen de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten (Overeenkomst van Cotonou); — Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDC-overeenkomst) tussen de Republiek Zuid-Afrika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten. DE OVEREENKOMST VAN COTONOU Een eerste referentiepunt voor EU-beleid met betrekking tot Afrika is de Overeenkomst van Cotonou, waarin de basis voor de betrekkingen tussen de EU en 79 landen uit de ACS-groep wordt gelegd. Zuid-Soedan en Somalië zijn bezig met de ondertekening en de ratificatie van de overeenkomst. De betrekkingen tussen de EU en de ACS bestaan sinds de Overeenkomsten I-IV van Lomé (1975-2000), waarin bepalingen voor ontwikkelingssamenwerking en handel zijn vastgelegd, waardoor 99,5% van de producten uit ACS-landen vrije toegang tot de Europese markt heeft. Lomé werd opgevolgd door de op 23 juni 2000 ondertekende en twintig jaar geldige Overeenkomst van Cotonou. Er hebben twee herzieningen plaatsgevonden, in 2005 en in 2010. In 2015 zal echter geen herziening plaatsvinden. In de herziening van 2005 werd de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof (ICC) erkend, waardoor Soedan en EquatoriaalGuinea de herziening niet wilden ondertekenen of ratificeren. De herziening van 2010 bevindt zich nog altijd in de ratificatiefase. Het Parlement stemde in juni 2013 in met de ratificatie, maar „heeft ernstige bedenkingen bij delen van de overeenkomst die het standpunt van het Europees Parlement en de waarden van de Unie niet weerspiegelen”. Het Parlement maakte in het bijzonder bezwaar tegen het ontbreken van een expliciete bepaling inzake „nondiscriminatie op grond van seksuele geaardheid”. De Overeenkomst van Cotonou heeft ten doel Eurofeiten - 2015 1 de armoede uit te roeien door de ACS-landen beter in de wereldeconomie te integreren. In de Overeenkomst van Cotonou wordt het woord „partnerschap” gebruikt, waarmee wordt gewezen op de wederzijdse verbintenissen en verantwoordelijkheden, en wordt de nadruk gelegd op een politieke dialoog, mensenrechten, democratie en goed bestuur. De overeenkomst wordt uitgevoerd door gezamenlijke ACS-EU-instellingen, waaronder een Raad van ministers, een Comité van Ambassadeurs en een Paritaire Parlementaire Vergadering. DE GEZAMENLIJKE STRATEGIE AFRIKA-EU Het overkoepelende EU-beleid ten opzichte van de 54 Afrikaanse staten is vastgelegd in de gezamenlijke strategie Afrika-EU. De gezamenlijke strategie Afrika-EU werd in december 2007 tijdens de tweede topontmoeting EU-Afrika in Lissabon door de Europese en Afrikaanse leiders goedgekeurd. De strategie heeft ten doel: — verder te gaan dan ontwikkelingssamenwerking en de betrekkingen tussen de EU en Afrika open te stellen voor kwesties waarin zij gezamenlijke belangen hebben, zoals banen en handel; — naast zuiver Afrikaanse kwesties ook doeltreffend mondiale uitdagingen aan te gaan pakken zoals migratie, klimaatverandering, vrede en veiligheid; — de Afrikaanse ambities te ondersteunen ter bevordering van een transregionale en continentale reactie op deze belangrijke uitdagingen; — toe te werken naar een op de bevolking gericht partnerschap, waardoor een betere participatie van de Afrikaanse en Europese burgers wordt gewaarborgd. Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen bevat de gezamenlijke strategie Afrika-EU acht thematische partnerschappen voor samenwerking: 1. Vrede en veiligheid - is gericht op de versterking van de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (APSA). De EU heeft sinds 2004 meer dan 1,1 miljard euro bijgedragen aan de Vredesfaciliteit voor Afrika (APF). De APF heeft verschillende vredesmissies in Afrika ondersteund, waaronder de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (Amisom) en de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van Mali onder Afrikaanse leiding (Afisma), waarvoor in de eerste helft van 2013 manschappen zijn ingezet. 2. Democratisch bestuur en mensenrechten — streeft naar de ontwikkeling van gezamenlijke governance-agenda's met een specifiek „Platform voor dialoog”, dat in 2008 is opgericht. Tijdens de tiende mensenrechtendialoog tussen de AU en de EU van november 2013 werden vraagstukken behandeld op het gebied van vrede en veiligheid, vrouwen en kinderen in conflicten, verkiezingswaarneming, de doodstraf, rechten van migranten, zakelijke rechten, mensenrechten en het bestrijden van straffeloosheid. Het laatste vraagstuk houdt verband met de kwestie van het Internationaal Strafhof (ICC), waarover verdeeldheid bestaat. 3. Handel, regionale integratie en infrastructuur — stelt de EU en de AU in staat een dialoog aan te gaan inzake regionale economische integratie, op basis van hun ervaringen. Ook van belang is het Infrastructuurtrustfonds EU-Afrika, een financieel instrument waarin subsidies en leningen worden gecombineerd, zodat er meer middelen beschikbaar komen voor de aanleg van infrastructuur op het continent. De door de EU uit hoofde van het Infrastructuurtrustfonds EU-Afrika verstrekte subsidie van 746,4 miljoen euro heeft 6,5 miljard euro aan extra leningbijdragen opgeleverd voor meer dan tachtig projecten. Eurofeiten - 2015 2 4. Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) — In 2010 kondigde de Europese Commissie een MDG-initiatief van één miljard euro aan, dat gericht was op de gebieden en landen die naar alle waarschijnlijkheid de millenniumdoelstellingen niet halen, waarvan er zich veel in Afrika bevinden. Het debat over deze kwestie wordt steeds vaker verschoven naar het ontwikkelingskader voor de periode na 2015. 5. Energie — beoogt de toegang tot betrouwbare, veilige, betaalbare en duurzame energiediensten op beide continenten te verbeteren. Tijdens de eerste bijeenkomst op hoog niveau in 2010 werden politieke doelstellingen voor 2020 vastgesteld, waaronder het verstrekken van moderne en duurzame energie aan honderd miljoen Afrikaanse burgers. 6. Klimaatverandering en milieu - voorziet in een gemeenschappelijke agenda inzake beleid op het gebied van klimaatverandering en pakt woestijnvorming aan. Het partnerschap draagt acht miljoen euro bij aan het initiatief Klimaat en ontwikkeling in Afrika en steunt daarmee de milieubeleidsvorming in Afrika. 7. Migratie, mobiliteit en werkgelegenheid — draagt bij aan het Afrikaanse Geldovermakingsinstituut, waardoor de Afrikaanse regeringen en niet-gouvernementele actoren beter gebruik kunnen maken van geldovermakingen als ontwikkelingsinstrument. Dit partnerschap ondersteunt tevens het Nyerere-programma, dat bijdraagt aan het voortbrengen en het behoud van Afrikaans personeel van hoog niveau door de academische mobiliteit te bevorderen. 8. Wetenschap, informatiemaatschappij en ruimte — in 2011 vond de eerste beleidsdialoog tussen Afrika en de EU over wetenschap, technologie en innovatie plaats en er is ook een meerjarig stappenplan voor samenwerking op dit gebied. De EU ondersteunt het programma voor onderzoekssubsidies van de AU. Afrika is de niet-Europese regio met de meeste deelnemers aan het zevende EU-kaderprogramma voor onderzoek (FP7). De uitvoering van de gezamenlijke strategie Afrika-EU en de thematische partnerschappen heeft plaatsgevonden door middel van twee opeenvolgende actieplannen (2008-2010 en 2011-2013), topontmoetingen op hoog niveau en jaarlijkse vergaderingen tussen de Commissie van de Afrikaanse Unie en de Europese Commissie. Tijdens de vierde top EU-Afrika, die in april 2014 in Brussel werd gehouden, namen de staatshoofden en regeringsleiders een politieke verklaring en een resultaatgericht stappenplan aan voor de periode 2014-2017. Het stappenplan is gericht op vijf prioritaire gebieden die de acht thematische partnerschappen zullen vervangen: (i) vrede en veiligheid; (ii) democratie, goed bestuur en mensenrechten; (iii) menselijke ontwikkeling; (iv) duurzame en inclusieve ontwikkeling en groei en continentale integratie; (v) mondiale en nieuwe vraagstukken. Het stappenplan zal worden uitgevoerd via gemeenschappelijke jaarlijkse fora, waar nog invulling aan moet worden gegeven. Er is een afzonderlijke verklaring inzake migratie en mobiliteit goedgekeurd, samen met een actieplan om irreguliere migratie en mensenhandel te bestrijden, de internationale bescherming te verbeteren, legale migratie beter te organiseren en de samenhang tussen migratie en ontwikkeling te versterken. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING De EU is voor Afrika nog steeds de belangrijkste donor. De ontwikkelingssamenwerking geschiedt in het kader van verschillende financiële instrumenten. Het belangrijkste is het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat gebaseerd is op de overeenkomst van Cotonou en geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke EU-begroting (zie de afzonderlijke infopagina over ontwikkeling). De financiële toewijzing voor het tiende EOF (2008-2013) bedroeg 22,7 miljard euro. In juni 2013 heeft de gezamenlijke Raad van ministers ACS-EU voor de Eurofeiten - 2015 3 periode 2014-2020 een financiering van 31,5 miljard euro voor ontwikkelingssamenwerking goedgekeurd. Voor het elfde EOF wordt 29,1 miljard euro uitgetrokken, d.w.z. 24,3 miljard voor nationale en regionale samenwerkingsprogramma's, 3,6 miljard euro voor intra-ACSsamenwerking en 1,1 miljard euro voor de ACS-investeringsfaciliteit, die wordt geleid door de Europese Investeringsbank. Alle Afrikaanse landen die partij zijn bij de Overeenkomst van Cotonou vallen onder het EOF, met uitzondering van Zuid-Afrika, dat financiering ontvangt in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) van de EU, dat onderdeel uitmaakt van de gemeenschappelijke EU-begroting. Uit hoofde van het nieuwe DCI voor de periode 2014-2020 wordt ook 845 miljoen euro toegewezen aan het pan-Afrikaanse programma (Panaf), dat is opgericht om de continentale en transcontinentale activiteiten van de gezamenlijke strategie Afrika-EU te financieren. Tot de overige financiële instrumenten waar Afrika onder valt, behoren het Europees nabuurschapsinstrument voor Noord-Afrika, thematische instrumenten van het DCI (mondiale collectieve goederen en uitdagingen en het maatschappelijk middenveld en plaatselijke autoriteiten) en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). HANDELSBETREKKINGEN De belangrijkste instrumenten ter bevordering van de handel tussen de EU en de Afrikaanse regio's zijn de met de WTO-voorschriften compatibele handelsregelingen die „economische partnerschapsovereenkomsten” (EPO's) worden genoemd. Samen met de Overeenkomst van Cotonou werden er EPO's op touw gezet, die naar verwachting in 2008 moesten worden gesloten. Het onderhandelingsproces loopt echter al veel langer, hoewel de goedkeuring van de nieuwe verordeningen inzake markttoegang van de EU in 2014 een doorbraak vormde. Hierin werd de datum waarop landen tussentijdse EPO's moeten hebben ondertekend en gestart moeten zijn met de uitvoering ervan, vastgesteld op 1 oktober 2014. Als deze termijn niet werd gehaald, zouden landen de preferentiële toegang kwijtraken en terugvallen op verschillende handelsregelingen. Voor de meeste Afrikaanse landen, die tot de minst ontwikkelde landen behoren, zou dit de „Everything but Arms”-regeling zijn (EBA), uit hoofde waarvan tarief- en contingentvrije toegang tot de Europese markt wordt verleend (zie de afzonderlijke infopagina over handelsregelingen voor ontwikkelingslanden). De stand van zaken is momenteel als volgt: — West-Afrika - De onderhandelingen op technisch niveau tussen de EU en 16 WestAfrikaanse landen werden in februari 2014 afgerond. De tekst werd op 30 juni geparafeerd en op 10 juli gaven de staatshoofden van de Economische Gemeenschap van WestAfrikaanse staten (Ecowas) hun goedkeuring voor de ondertekening van de EPO. — Centraal-Afrika — Kameroen ondertekende in januari 2009 als enige land de tussentijdse EPO voor Centraal-Afrika. In juni 2013 verleende het EP zijn goedkeuring aan de overeenkomst, en het Parlement van Kameroen stemde in juli 2014 in met de ratificatie van de overeenkomst. Sinds augustus 2014 wordt de overeenkomst in Kameroen voorlopig toegepast. De regionale onderhandelingen zijn echter uitgesteld vanwege de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek. — Oostelijk en zuidelijk Afrika — Vier landen in de regio — Mauritius, Seychellen, Zimbabwe en Madagaskar — hebben in 2009 een tussentijdse EPO ondertekend. Deze wordt sinds mei 2012 voorlopig toegepast en het Parlement heeft in januari 2013 zijn goedkeuring gehecht aan ratificatie. Eurofeiten - 2015 4 — Oost-Afrikaanse Gemeenschap — Op 16 oktober 2014 sloten hogere ambtenaren uit Burundi, Rwanda, Tanzania, Kenia en Uganda een volledige regionale EPO. — Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika — Op 15 juli 2014 werden de onderhandelingen over de EPO tussen Botswana, Lesotho, Zuid-Afrika, Swaziland en Mozambique enerzijds en de EU anderzijds met succes afgerond. De handelsbepalingen in de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking van 1999, waardoor de EU en Zuid-Afrika al 95% en 85% van hun respectieve tarieven hebben afgeschaft, zullen worden vervangen door die in de regionale EPO. DE ROL VAN HET EUROPEES PARLEMENT Naast de werkzaamheden van het Parlement op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, heeft het vaste interparlementaire delegaties voor de betrekkingen met Afrikaanse landen en instellingen. Het belangrijkste orgaan waarbinnen het Parlement ten aanzien van dergelijke kwesties samenwerkt, is de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU. Deze Vergadering speelt een fundamentele rol bij het versterken van de betrekkingen tussen de EU en de ACSpartnerlanden en komt twee keer per jaar bijeen. De tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou beoogt de adviestaak van de Vergadering te versterken op gebieden zoals EPO's, uitvoering van het EOF en capaciteitsopbouw van de nationale parlementen. De EU heeft tevens vormen van parlementaire samenwerking met de Afrikaanse Unie ontwikkeld middels de Delegatie voor de betrekkingen met het pan-Afrikaanse Parlement (PAP), die in 2009 werd ingesteld. Het Europees Parlement en het PAP zorgen voor democratische controle op de uitvoering van de gezamenlijke strategie Afrika-EU. Vlak voor de vierde top EU-Afrika werd een parlementaire vergadering georganiseerd. De vergadering werd afgesloten met de goedkeuring van een gezamenlijke verklaring die tijdens de openingsceremonie door PAP-voorzitter Bethel Amadi en vicevoorzitter van het Europees Parlement Miguel Ángel Martínez Martínez aan de staatshoofden werd aangeboden. De EU en Zuid-Afrika onderhouden ook nauwe bilaterale parlementaire betrekkingen, die zijn versterkt door het strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika (2007) — het enige bilaterale strategisch partnerschap van de EU met een Afrikaans land. Manuel Manrique Gil 11/2014 Eurofeiten - 2015 5
© Copyright 2024 ExpyDoc