VAWOVISIE Va kbond vo o r d e weten s c hap 4 6 e j a a r g a n g n r . 1 – j a n u a r i 2014 VAWO-beleidsnotitie ‘Duurzaam wetenschapsbeleid’ 5 Essay Klaas Landsman ‘Wetenschap en welvaart’ 8 De Algemene Ledenvergadering van 14 januari 2014 16 Vierbondeninzet CAO Nederlandse Universiteiten 16 VAWO-bestuur presenteert toekomstvisie op geslaagde jubileumbijeenkomst Op 15 november jl. heeft de VAWO haar 50-jarig bestaan gevierd met een geslaagde bijeenkomst in Universiteitsbibliotheek Uithof in Utrecht, die werd bijgewoond door vele actieve leden en coryfeeën van vroeger. Naast voordrachten van de hoogleraren Holtslag, Van Mulken en Landsman was er een presentatie van de toekomstvisie van het VAWO-bestuur: Naar een duurzaam wetenschapsbeleid. De beleidsnotitie is elders in dit nummer opgenomen. Dat geldt ook voor een essay dat prof. Landsman schreef over het thema van zijn voordracht op de jubileumbijeenkomst, te weten de subsidiesystemen waarmee de Nederlandse en de Europese overheid de kwaliteit en toepasbaarheid van wetenschappelijk onderzoek denken te bevorderen. De jubileumbijeenkomst was zowel gezellig en vrolijk als serieus en leerzaam. Oudgedienden zagen elkaar na soms Oud-bestuurslid Emile de Heer maakt een gevatte opmerking over de beleidsnotitie van het VAWObestuur. (Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit nummer van Ronald Huffener.) vele jaren terug. Tot het tiental oudbestuursleden dat het jubileum bijwoonden, behoorden de voorzitters Henk de Haan (1975-1980), Lammert Leertouwer (1980-1984) en Roel Zuidema (1998-2002). Van vast naar tijdelijk Herr Professor Müller-De Rijk VAWO-voorzitter Helen de Hoop wees in haar welkomstwoord op de zorgwekkende verschuiving van vaste naar tijdelijke functies voor wetenschappelijk personeel aan de universiteiten. Medio oktober stelde VAWO deze ontwikkeling al aan de orde in een persbericht, dat tot diverse publicaties leidde (o.a. in Trouw, NRC, NRC Next en verscheidene uni- versiteitsbladen). Tegenwoordig hebben de Nederlandse universiteiten samen nog voor ongeveer 9.000 fte aan wetenschappelijk personeel in vaste dienst. In 1990 was dat nog zo’n 15.000 fte. Het aantal studenten nam in dezelfde periode toe van 170.000 tot 250.000. Twaalf van de dertien Nederlandse universiteiten (de Open Universiteit buiten beschouwing gelaten) stonden in de jongste Times Higher Education Ranking van alle universiteiten ter wereld in de top-200. Dat was aanleiding tot de nodige ronkende persberichten van de universiteiten. Wat zij daarin niet vermeldden is dat de Nederlandse universiteiten in de afzonderlijke ranking van de Times voor het wetenschappelijk onderwijs juist heel vervolg op pagina 3 VAKBOND VOOR DE WETENSCHAP De VAWO is de vakorganisatie voor personeel van universiteiten en onderzoekinstellingen en wetenschappers bij universitair medische centra. Naast het reguliere vakbondswerk (collectieve belangenbehartiging, werken aan carrièreperspectieven, juridisch advies) houdt de VAWO zich bezig met kwaliteitsverbetering in het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Daartoe levert de VAWO gevraagd en ongevraagd adviezen voor landelijk beleid. De VAWO wordt bestuurd door mensen werkzaam in het wetenschapsveld. Het VAWO-bureau heeft eigen juristen in dienst voor gratis individuele belangenbehartiging, voor het geval een VAWO-lid onverhoopt problemen met de werkgever ondervindt. Bestuur - mw. dr. M.L.A. Jongsma (waarnemend voorzitter) - dr. J.B.A. Kipp (vice-voorzitter, speciaal belast met de belangenbehartiging bij de universitair medische centra) - dr. ir. W.T. van Horssen (penningmeester) - dr. B. Hollebrandse (waarnemend secretaris en vertegenwoordiger Landelijk Postdoc- en Promovendiplatform) - dr. G.J.C.G.M. Bosman - drs. D.B.R. Kroeze Bureau en ledenadministratie Directeur mr. D.O. Pechler, [email protected] Juridisch stafmedewerker mr. A. Charifi, [email protected] Chef de bureau A. van Dalen, [email protected] De Haag 9, 3993 AV Houten (030) 231 6742; fax: (030) 234 1685; [email protected]; www.vawo.nl girorekening NL91INGB0001310307 t.n.v. VAWO, Houten 2 Collectieve verzekeringen OHRA: (026) 400 4040, met vermelding van CMHF/VAWO-relatienummer 756 Kröller/Meeùs en Zilveren Kruis: 070-3422400, [email protected], www.kroller.nl (gebruikersnaam: VAWO, wachtwoord: Welkom) Contributies Het lidmaatschap kan ieder gewenst moment ingaan en eindigt per 31 december van het jaar waarin het wordt opgezegd. In het eerste jaar betaalt een nieuw lid contributie naar rato van het aantal volle maanden van lidmaatschap. De contributie is gerelateerd aan het bruto maandsalaris. Wie een incassomachtiging afgeeft, krijgt € 4,- korting op onderstaande jaarcontributies (postactieven € 3,-). Contributies 2014 bruto maandsalaris tot € 1.800,- tot € 2.500,-, bij vaste aanstelling tot € 2.500,-, bij tijdelijke aanstelling tot € 4.000,-, bij vaste aanstelling tot € 4.000,-, bij tijdelijke aanstelling boven € 4.000,- Postactieve leden incl. VAWO Visie Postactieve leden excl. VAWO Visie contributie per jaar € 68,- € 133.- € 99,- € 187,- € 139- € 225,- € 41,€ 36,- per maand (alleen bij automatische incasso) € 5,50 € 10,90 € 8,00 € 15,40 € 11,40 € 18,60 Postactieve leden zijn diegenen die door pensionering, FPU, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid niet meer in actieve dienst zijn. Beëindiging of wijziging van het VAWO-lidmaatschap Het VAWO-lidmaatschap loopt per kalenderjaar. Het dient voor het begin van een nieuw jaar te worden opgezegd. Ook wijzigingen in de lidmaatschapsstatus en de hoogte van de contributie worden bij ingang van een nieuw jaar doorgevoerd. Contactpersonen afdelingen Universitaire medische centra - dr. J.B.A. Kipp (035) 772 6272, [email protected] Amsterdam - dr. W.J. van der Laarse (VU/VUmc) (020) 444 8115, [email protected] Delft - dr. ir. W.T. van Horssen, (015) 278 3524, [email protected] Eindhoven - mw. A. Neijzen (040) 247 4093, [email protected] Groningen - drs. M. van Es, 06-23142928, (050) 363 5809, [email protected] Leiden - vacature Maastricht - dr. C. Rausch, (043) 388 5499, [email protected] Nijmegen - dr. A. Lagendijk, (024) 361 6204/361 1925 [email protected] Rotterdam - dr. R. Pieterman, (010) 408 1620, [email protected] Tilburg - mw. drs. B. Kroon, (013) 466 2486, [email protected] - mw. dr. F. Mols, (013) 466 3482, [email protected] Twente - dr. J.S. Svensson, (053) 489 4551, [email protected] Utrecht - ing. R.C. Cox, (030) 253 4257, [email protected] - ing. J.B. van den Dikkenberg, (06) 202 90 214, [email protected] Wageningen - drs. P. den Besten, (0317) 483 319, [email protected] Open Universiteit - mw. dr. M.E. Bitter, (045) 576 2636, [email protected] Protestants Theologische Universiteit - (a.i.) mw. dr. L.A. Werkman, (038) 337 1632, [email protected] Landelijk Postdoc- en Promovendiplatform - dr. B. Hollebrandse, 050-363 5631, [email protected] VAWO Visie Eindredactie, vormgeving Arie van Dalen Druk Jubels BV, Amsterdam © Vereniging VAWO en de auteurs www.vawo.nl tal promovendi deze eeuw toenam van ongeveer 3200 naar ongeveer 8700, daalde het aantal vaste functies voor universitair docenten van 4036 naar 3273. Het percentage tijdelijke aanstellingen voor ud’s steeg van 12 naar 30. Volgens universiteitsbestuurders past de flexibilisering van hun wetenschappelijk-personeelsbestand in de landelijke trend, maar tegenover de 40% tijdelijk WP (promovendi meegerekend zelfs ruim 60%) staat een landelijk gemiddelde van 19%. Opvallend is ook, zo zei de VAWO-voorzitter, dat de flexibilisering binnen de universiteiten alleen voor het WP geldt. Van het OBP Voorzitter Helen de Hoop licht de beleidsnotitie toe heeft 13% een tijdelijk contract. En de toekomstvisie van de VAWO, later op de universiteiten tellen tegenwoordig meer middag. OBP dan WP (17.000 om 15.000 fte). Nog een opvallend gegeven is dat van Verkoeling het mannelijk WP 35% een tijdelijke aan- Eerst was het echter de beurt aan stelling heeft, en van het vrouwelijk WP enkele hoogleraren uit de VAWOliefst 53%. gelederen om over hun onderzoek te De verregaande flexibilisering van het vertellen. Meteoroloog Bert Holtslag wetenschappelijk-personeelsbestaand (Wageningen Universiteit) en zijn team brengt de kwaliteit en continuïteit van hebben – ondermeer met een daartoe het wetenschappelijk onderwijs in gevaar uitgeruste bakfiets – op allerlei plekken en belemmert een langetermijnvisie op in Wageningen temperatuurmetingen het wetenschappelijk onderzoek, aldus gedaan. Op warme dagen werden zeer Helen de Hoop, die met haar betoog een grote verschillen gemeten, oplopend tot voorschot nam op de presentatie van de wel 7 graden. Dit komt doordat stenen, foto Mirjam Huffener SERVICEPAGINA vervolg van pagina 1 slecht scoorden, ver onder het Europese gemiddelde. De goede posities in de overall ranking zijn toe te schrijven aan de hoge onderzoeksproductiviteit van de wetenschappers en de kwaliteit (gemeten aan citatiescores) van hun werk. Dat de TU Delft de enige universiteit is die ook op het onderwijs redelijk goed scoorde is waarschijnlijk geen toeval, betoogde Helen Klaas Landsman de Hoop: die universiteit heeft met 30% het minste tijdelijke WP, tegen een landelijk gemiddelde van 40% (promovendi niet meegerekend). Het perspectief op een loopbaan in de wetenschap voor jongere wetenschappers is fors verslechterd. Terwijl het aan- 3 Naar een duurzaam wetenschapsbeleid beton, asfalt, maar ook waterpartijen, warmte absorberen en deze weer uitstralen, ook nog lang nadat de zon is ondergegaan. Bovendien wordt warmte door hoge bebouwing en luchtvervuiling vastgehouden. Daardoor kan het op bepaalde plekken in de stad niet te harden zijn (wat ook gezondheidsrisico’s met zich meebrengt), terwijl om de hoek verkoeling te vinden is. De Wageningse onderzoeksgroep gaat in 2014 metingen verrichten in Amsterdam. VAWO-beleidsnotitie 1. Inleiding Op 15 maart 2013 bestond de VAWO vijftig jaar en dat leek ons een goed moment om de stand van zaken op het gebied van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Nederland in ogenschouw te nemen en na te denken over de rol die de VAWO daarin gespeeld heeft, speelt en kan spelen. Toen de VAWO in 1963 werd opgericht als Vereniging van Academici bij het Wetenschappelijk Onderwijs hadden de universiteiten 48.000 studenten; nu zijn dat er bijna 250.000.* Dit heeft een enorme groei van het wetenschappelijk personeel (WP) veroorzaakt, maar ook van het ondersteunend en beheerspersoneel (OBP), dat zelfs twee keer zo hard groeide. Sinds 1980 is het lidmaatschap van de VAWO opengesteld voor ál het personeel aan universiteiten en onderzoeksinstellingen. In deze notitie schetsen we onze visie op ontwikkelingen in het personeelsbeleid in het WO, zoals flexibilisering en internationalisering. Het grootste probleem dat we signaleren is de verregaande flexibilisering van het wetenschappelijk-personeelsbestand, waardoor de kwaliteit en continuïteit van het wetenschappelijk onderwijs in gevaar komt en een langetermijnvisie op wetenschappelijk onderzoek wordt belemmerd. We eindigen de notitie met een aantal concrete voorstellen ter verbetering van het wetenschappelijk-personeelsbeleid in Nederland. Knipoog 4 Margot van Mulken (hoogleraar Internationale bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen) sprak over het effect van (visuele) metaforen, woordspelingen en ironie in persuasieve communicatie, waaronder reclame. Tegenover de veelal droge en zakelijke uitingen van de VAWO plaatste ze de befaamde Esso-reclame Stop een tijger in uw tank, die de suggestie wekte dat auto’s met de Esso-benzine pittiger zouden rijden. Van Mulken zette de verschillende manieren uiteen waarop mensen informatie verwerken. Een met een knipoog gebrachte boodschap is, mits aan zekere voorwaarden wordt voldaan, effectiever dan een droge mededeling. Een ironische boodschap wordt hoger gewaardeerd als iemand de ironie begrijpt, het met het standpunt eens is en het idee heeft dan weinig anderen de ironie begrijpen. Wie het doelwit van de ironie is, waardeert de boodschap lager. Hoe ook de VAWO zich wat speelser zou kunnen presenteren, liet Margot van Mulken met enkele voorbeelden zien. Intermezzo Hierna sprak de stellvertretender voorzitter van de Duitse onderwijsvakbond GEW, Prof. Dr. Jens Müller. Het motto van zijn voordracht luidde Das Konzept ‘Wissenschaft als Beruf’ personengruppenspezifisch vertieft. De aanwezigen mochten zich warmen aan zinnen als: Die Aufgaben der Hochschule in den Bereichen von Forschung, Lehre und wissenschaftsnaher Organisation und Verwaltung werden zur Zeit von Beschäftigten in vielfältigen Personalkategorien durchgeführt, bei denen oftmals die Wahrnehmung von auf Dauer De oud-voorzitters Leertouwer (midden) en De Haan (rechts) in gesprek met een oud-bestuurslid met vele dienstjaren, Nooteboom 2. Ontwikkelingen in het personeelsbeleid aan universiteiten angelegten Funktionen und die zeitliche Befristung nicht im Einklang stehen. Gelukkig schakelde de professor op verzoek als snel over naar het Nederlands – nu ja, een soort Nederduits – en sprak hij verder vooral over de Duits-Nederlandse betrekkingen en zijn ervaringen uit de periode dat hij in Nederland woonde en werkte. Hij deed dat met verrassend veel humor, voor een Duitser. Op een middag vol serieuze voordrachten was het een zeer geslaagd intermezzo van cabaretier Pieter de Rijk. Hoewel het personeel aan de universiteiten in vijftig jaar enorm is gegroeid, ging deze groei niet gelijk op met de groei van het aantal studenten. Eind jaren tachtig telden de universiteiten ongeveer 170.000 studenten, 20.000 fte aan WP (exclusief promovendi) en 18.000 fte aan OBP. Op dit moment zijn er op 250.000 studenten nog maar 15.000 fte aan WP (exclusief promovendi) en 17.000 fte aan OBP. Het aantal promovendi is deze eeuw toegenomen van ongeveer 3200 naar ongeveer 8700, maar het loopbaanperspectief voor deze beginnende wetenschappers is fors verslechterd. Het aantal vaste functies voor universitair docenten is sinds 1999 gedaald van 4036 naar 3273 (in 2012). Binnen de functie van universitair docent steeg het aandeel tijdelijke aanstellingen (zonder uitzicht op een vast dienstverband) van 12% in 1999 naar 30% in 2012. Wanneer we de promovendi buiten beschouwing laten, is minder dan de helft van het personeel aan universiteiten wetenschappelijk personeel, d.w.z. personeel dat zich direct bezighoudt met de twee kerntaken van universiteiten, onderwijs en onderzoek. Sinds 1995 met de presentatie van de ook in dit nummer opgenomen VAWO-beleidsnotitie Naar een duurzaam wetenschapsbeleid door VAWO-bestuurslid Ronald Kroeze. Bij een ‘aangeklede’ borrel werd ter afsluiting van de bijeenkomst nog geanimeerd nagepraat. (AvD) Subsidiesystemen Na een pauze was het woord aan Klaas Landsman, hoogleraar Mathematische fysica aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij sprak echter niet over zijn onderzoek, maar over het z.i. contraproductieve effect van het Nederlandse en Europese subsidiesysteem voor wetenschappelijk onderzoek. Zijn nader uitgewerkte betoog staat zoals al vermeld elders in dit nummer. Het inhoudelijk deel van de jubileumbijeenkomst werd afgesloten Van Mulken en Holtslag * Alle cijfers in deze notitie zijn gebaseerd op publicaties van het CBS, de VSNU en de VAWO. is het percentage wetenschappers met op te voeren, maar telkens weer wordt een tijdelijk contract bijna verdubbeld geprobeerd de kosten van dit succes op van 23% naar 41% eind 2012. Als we de betrokkenen af te wentelen via beurzencategorie promovendi wel meetellen, systemen voor promovendi. is het percentage WP in tijdelijke dienst De Wet Modernisering Universitair ruim 60%. In het flexibiliseren van hun Bestuur (MUB) die in maart 1997 van (wetenschappelijk-)personeelsbestand kracht werd, heeft op veel universiteilaten universiteitsbestuurders andere ten geleid tot de komst van ‘professiowerkgevers in Nederland dus mijlenver nele’ (en dure) bestuurders met weinig achter zich. Van de landelijof geen affiniteit met ke werknemers had in 2012 de wetenschap en tot RANGLIJSTEN niet meer dan 19% een een bedrijfsmodel tijdelijke aanstelling. en managersculLIJKEN VAN GROTER Deze extreme flexibituur, waarin ‘tarlisering binnen univergets’ worden siteiten geldt echter gesteld en BELANG DAN KWALITEIT alleen voor het wetenwetenschapschappelijk personeel. Terwijl 41% van pelijke prestaties worden gemeten op het WP (promovendi niet meegerekend) een wijze die geen recht doet aan verof 60% van het WP (promovendi wel schillen in bijvoorbeeld publicatiemomeegerekend) een tijdelijke aanstelling gelijkheden tussen disciplines. Door heeft zonder uitzicht op een vast dienst- bestuurders worden wetenschappers verband, heeft slechts 13% van het OBP vaak gezien als (inwisselbare) uitvoereen tijdelijk contract. ders van onderwijs en onderzoek. De Voor vrouwelijke wetenschappers is de plaats van een universiteit in internatiosituatie nog een stuk slechter: was van nale ranglijstjes, de aantallen studenten het mannelijk WP 35% in 2012 in tijde- (hoe meer, hoe beter) en de toevallige lijke dienst, van het vrouwelijk WP was Nobelprijswinnaars die ooit als (tijdedat maar liefst 53%, meer dan de helft lijk aangestelde) wetenschapper op een dus (promovendi wederom niet meege- universiteit hebben rondgelopen, lijken rekend). in de ogen van veel bestuurders van Sinds begin deze eeuw is met succes groter belang dan de werkelijke kwaliteit getracht het aantal promoties drastisch van het wetenschappelijk onderwijs en 5 Bestuurslid Ronald Kroeze presenteert de beleidsnotitie op het jubileum 6 onderzoek. De pr-afdelingen van universiteiten draaien op volle toeren, terwijl de onafhankelijke universiteitskranten zo goed als verdwenen zijn. Dat goed onderwijs en goed onderzoek staat of valt met de kwaliteit van het wetenschappelijk personeel, staat buiten kijf. Maar behalve met onderwijs en onderzoek zijn wetenschappers tegenwoordig opgezadeld met omvangrijke administratieve taken, waar vaak geen compensatie voor wordt gegeven. Er is bovendien een groeiende spanning tussen onderwijs en onderzoek ontstaan. Het is op de universiteiten usance geworden om bij stijgende studentenaantallen en een krimpende wetenschappelijke staf eenvoudigweg de onderwijsnormering aan te passen (minder tijd per student), terwijl aan de andere kant de publicatie-eisen steeds verder worden opgeschroefd. Wetenschappers die zowel onderwijs- als onderzoekstaken hebben, laten weten dat ze in een onmogelijke spagaat terecht zijn gekomen. Door het invoeren van aparte onderzoeks- en onderwijsinstituten is de verwevenheid van onderzoek en onderwijs onder druk komen te staan. Bijna iedere wetenschappelijke medewerker is tegenwoordig verantwoording schuldig aan twee verschillende directeuren die verschillende belangen hebben en verschillende doelen nastreven. Het resultaat is onder andere een sterke stijging in de werkdruk van al het WP. Voor de wetenschappers in tijdelijke dienst komt daar nog de permanente onzekerheid over het loopbaanperspectief bij en het gebrek aan continuïteit om onderwijs- en onderzoeksprojecten voor de langere termijn op te zetten en te ontwikkelen. Het beleid van de universiteiten kenmerkt zich dus door kortetermijndenken. Universiteiten willen op jaarbasis hoge aantallen publicaties, een maximaal aantal promoties, zoveel mogelijk projectgelden en zo hoog mogelijke studentenaantallen. Tijdelijke managers en directeuren (die doorgaans voor vijf jaar worden aangesteld) streven gedurende hun zittingstermijn naar maximale productiviteit en houden zich niet bezig met de middellange en lange termijn. In het vijftigjarig bestaan van de VAWO heeft het ledental geschommeld tussen de 1800 en 2800 leden. Jaarlijks melden zich ongeveer 100 nieuwe leden aan, maar al enige tijd staat het ledental onder druk, eerst door de ruime mogelijkheden tot vervroegde uittreding, tegenwoordig vooral door de sterke toename van het percentage leden met een tijdelijk contract, waardoor er van de nieuwe leden velen ook weer vrij snel afhaken omdat zij hun carrière buiten de wetenschap of buiten Nederland voortzetten. Universiteiten maken ook in toenemende mate gebruik van ‘uitzend’-constructies, ook voor personeel met reguliere onderwijs- en onderzoekstaken. Deze uitdijende categorie van werknemers valt buiten de universitaire cao. Dat heeft vaak grote nadelen voor betrokkenen, zoals minder pensioenopbouw, geen eindejaarsuitkering en geen opbouw van bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringsrechten. Vaak krijgen deze werknemers dit niet van tevoren te horen, maar wordt hun gezegd dat hun arbeidsvoorwaarden cao-conform zijn. De nabije toekomst ziet er niet hoopvol uit. Nieuwe bezuinigingen dreigen, universiteiten lijken door te willen gaan met het continu ‘verversen’ van hun wetenschappelijk personeel om te besparen op personele kosten. De VAWO verleent individuele rechtsbijstand aan haar leden en behartigt hun collectieve belangen aan de cao-tafels en in de medezeggenschap en neemt via de koepelorganisaties CMHF en MHP deel aan het overleg over de sociaal-economische agenda van Nederland. Uitbreiding van het ledental van de VAWO is van groot belang om onze invloed als vakbond voor de wetenschap zo groot mogelijk te maken. 3. Concrete doelstellingen van de VAWO voor de komende jaren De ontwikkelingen in het WO van de afgelopen jaren en de visie van de VAWO hierop vertalen zich in een aantal concrete doelstellingen. 3.1 Perspectief voor de wetenschap In het bestuursbeleid van wetenschappelijke instellingen dienen wetenschappers leidend te zijn. Momenteel zijn er te veel bestuurders zonder voldoende ervaring in of affiniteit met de wetenschap. De managerscultuur moet plaatsmaken voor een wetenschapscultuur, de bureaucratie moet worden teruggedrongen. Door terugdringing van managerscultuur en bureaucratie kan (financiële) ruimte worden gecreëerd voor het behoud van vakgroepen met lage studentenaantallen en voor onderwijsnormeringen en publicatie-eisen die op elkaar zijn afgestemd. Onderwijsnormeringen dienen realistisch te zijn en geen afgeleide van (wijzigingen in) de verhoudingen tussen de aantallen docenten en studenten. De tegenwoordig meest gangbare manieren om publicatiescores te becijferen, houden geen rekening met verschillen in publicatiecultuur en -mogelijkheden tussen vakgebieden. Hierdoor is het mogelijk dat een excellente wetenschapper in het ene vakgebied lager scoort dan een middelmatige of zwakke onderzoeker op een ander terrein. Dit kan bestuurders en managers ertoe brengen uitstekende, internationaal toonaangevende onderzoekslijnen op te doeken, maar ook kan het mogelijk interessante samenwerking tussen onderzoekers uit verschillende disciplines belemmeren, omdat onderzoekers de onjuiste indruk krijgen dat potentiële samenwerkingspartners niet goed presteren. 3.2 Perspectief voor wetenschappers De VAWO maakt zich sterk voor al het personeel van wetenschappelijke instellingen, maar heeft altijd bijzondere aandacht gehad voor de belangen van wetenschappers met een tijdelijke aanstelling, zoals postdocs en promovendi. Die bijzondere aandacht zal ook de komende jaren hard nodig zijn, want de zogenaamde flexibele schil rond een vaste kern van WP wordt steeds dikker en die kern steeds kleiner. De VAWO wil in cao-onderhandelingen een bovengrens aan het aantal tijdelijke aanstellingen realiseMOET ren, gekoppeld aan bepaalde functies in het functiehuis. Vanaf de functie van ud zou een aanstelling in principe voor onbepaalde tijd, dan wel minimaal tenure track moeten zijn. De huidige flexregeling in de CAO Nederlandse Universiteiten, die bepaalt dat na een onderbreking van zes maanden opnieuw wordt begonnen met tellen van het aantal of het aantal jaren van opeenvolgende tijdelijke contracten alvorens het recht ontstaat op een vaste aanstelling, moet worden herzien. Volgens de VSNU en de collega-vakbonden zou deze lange termijn voor de universiteiten een prikkel zijn om mensen een vaste aanstelling te geven, maar dit blijkt in de praktijk geenszins het geval. Inzet is de termijn terug te brengen naar een of drie maanden, dan wel de limiet op het aantal of de duur van tijdelijke contracten bij een en dezelfde werkgever geheel en al te schrappen. Dit laatste zou een aanzienlijke verbetering zijn voor personeel dat is aangesteld op onderzoeksprojecten, waarvoor de financiering per definitie voor bepaalde tijd is. Verder moet er een einde komen aan het oneigenlijk gebruik door universiteiten van uitzendconstructies. 3.3 Grensoverschrijdend perspectief Dat wetenschap een sterk internationaal karakter heeft, is niet nieuw. De internationalisering van de wetenschapsbeoefening wordt echter wel door verscheidene ontwikkelingen versterkt. Zo wordt buitenlandervaring voor wetenschappers in toenemende mate als een pre beschouwd, werven instellingen voor functies van promovendus tot hoogleraar steeds meer ook in het buitenland (vooral in de bètadisciplines is deze tendens heel sterk), wordt grensoverschrijdende samenwerking in onderzoek gestimuleerd (o.a. met subsidies van de European Research Council) en, last but not least, zoeken wetenschappers bij gebrek aan carrièreperspectief in eigen land hun heil steeds vaker in het buitenland. Deze tendens is ook zichtbaar in de ontwikkeling van het ledenbestand van de VAWO. De VAWO telt momenteel circa 60 niet-Nederlandse leden. Tien jaar geleden waren dat er nog geen 10. En de VAWO heeft, hoewel velen hun lidmaatschap bij vertrek naar het buitenland opzeggen, ongeveer 30 in het buitenland werkzame leden. Dat is een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. Zowel Nederlandse wetenschappers die in het buiten- land gaan werken (met daarbij als bijzondere categorie degenen die dat op detacheringsbasis doen) als buitenlanders die naar hier komen (met als aparte groep promovendi met een, veelal buitenlandse, beurs), hebben te maken met een aantal specifieke aandachtspunten en mogelijke problemen. Bij deze laatste groep geldt nog een onderscheid tussen mensen van binnen en buiten de EU. Voor allen kan het verschil uitmaken of het werk in een ander land van tijdelijke of duurzame aard FLEXREGELING is. Voor zogenoemde ‘grenswerkers’ spelen nog weer bijzondere, en vaak bijzonder gecompliceerde kwesties. WORDEN HERZIEN De VAWO stelt zich ten doel voor al deze categorieën informatie paraat te hebben met betrekking tot zaken als arbeidscontract, sociale zekerheid, ziektekostenverzekering, pensioenvoorziening, functionerings- en beoordelingsgesprekken en regelingen in geval van een arbeidsconflict. Bij instellingen zal erop worden aangedrongen in de communicatie (meer) rekening te houden met niet-Nederlandstalige medewerkers en in de loopbaanbegeleiding van promovendi en postdocs expliciet aandacht te besteden aan carrièremogelijkheden in het buitenland. 4. Conclusie In deze notitie hebben we een schets gegeven van ontwikkelingen in het wetenschaps- en personeelsbeleid aan universiteiten en onze visie daarop. We hebben een aantal concrete doelstellingen geformuleerd die we in de komende jaren hopen te verwezenlijken. Om een en ander voor elkaar te krijgen, is het van groot belang dat de VAWO zichtbaarder wordt in de publieke sfeer, samenwerking zoekt met andere organisaties in de sector en met de platforms die vergelijkbare doelen hebben (en deze waar mogelijk faciliteert) en haar standpunten actief uitdraagt tegenover instellingen, koepelorganisaties en politiek. Deze notitie is bedoeld als eerste aanzet daartoe. Aanbevelingen • De managerscultuur en bureaucratie aan universiteiten terugdringen • Het opstellen van realistische en uniforme onderwijsnormering (niet gebaseerd op budget en/of studentenaantallen) • Onderwijs- en onderzoektaken en de bijbehorende eisen op elkaar afstemmen • Een bovengrens instellen aan het toegestane percentage WP in tijdelijke dienst • Ud- en hogere functies in principe voor onbepaalde tijd of tenure track • Verplichte onderbreking (periode van werkloosheid) van zes maanden tussen twee tijdelijke contracten (na zes jaar of bij de derde verlenging van een contract) terugbrengen tot een of drie maanden of helemaal afschaffen • Verbieden van uitzendconstructies voor WP (uitgezonderd bij vervanging voor maximaal drie maanden of onbekende duur) • Geen beurspromovendi, wél een evaluatie van het promotiestelsel • Meer aandacht voor en een betere ondersteuning van Nederlandse wetenschappers in het buitenland en buitenlandse wetenschappers in Nederland. November 2013, het VAWO-bestuur 7 Wetenschap en welvaart: een paradoxaal krachtenveld Op de jubileumbijeenkomst van de VAWO van 15 november jl. sprak Klaas Landsman, hoogleraar Mathematische fysica aan de Radboud Universiteit 8 Louis XIV had in Versailles zo’n 5000 persoonlijke bedienden nodig om hem een mate van gezondheid en comfort te bieden die nu minstens een miljard mensen genieten, met tv en internet er bovenop. Wat heeft deze vooruitgang veroorzaakt? Wat zouden we uit onze samenleving weg moeten nemen om acuut eeuwen terug te vallen? Zelfs de meeste politici begrijpen dat dit de wetenschap is (in haar volle breedte, inclusief bijvoorbeeld filosofie en andere gebieden die niet zozeer onze gezondheid en technologische infrastructuur als ons denken hebben veranderd). Momenteel ligt de uitdaging ten minste in het Westen weliswaar niet zozeer meer in een nóg verdere vergroting van onze welvaart maar eerder in het handhaven daarvan, inclusief het voorkomen van de ondergang van mens en planeet, maar ook daarbij wordt opnieuw veel, zo niet alles van de wetenschap verwacht. Hoe bevorder je de bijdrage van wetenschap aan welvaart? Dat kan door: 1. de kwaliteit van wetenschap per se te bevorderen; 2. de toepassing van wetenschap op welvaart te bevorderen. In dit essay wil ik betogen dat beide doelen momenteel door beleidsmakers op een bezeten doch paradoxale wijze worden nagestreefd, waardoor zij ook niet worden bereikt. Fenomenologie van de kwaliteitsbevordering De rabiate pogingen van de Nederlandse overheid (en navenant de Europese Commissie) om de kwaliteit van de wetenschap per se te verbeteren heeft een landschap gecreëerd dat zich sinds Nijmegen, over de subsidiesystemen waarmee te verwerven. Recent tekenen zich binnen dit competitieve systeem dan nog enige opmerkelijke trends af. 1. De slaagkans bij vrijwel alle competities is laag (1-15%). Dit betekent voor zowel de indieners als de beoordelaars dat een groot deel van hun inspanningen voor niets blijkt te zijn geweest. Welk bedrijf zou tolereren dat 85-99% van het verrichte werk niet tot het eindproduct de Nederlandse en de Europese overheid de kwaliteit en toepasbaarheid van wetenschappelijk onderzoek denken te bevorderen. In dit essay werkt Landsman zijn betoog nader uit. eind jaren ’80 onmiskenbaar begon af te tekenen. aantreft) voorspellen de evangelisten precies ons subsidiesysteem! Aan het begin van bovenstaand citaat zie De Top ik Dagoberten Duck als neurowetenIn een recent interview in de Volkskrant schapper Peter Hagoort (RU), die sub(12-11-2013) wist staatssecretaris Sander sidies ontving als NWO-Groot (9.5M), Dekker van OCW onder meer het vol- NWO-BIG (25M), Spinoza (2.5M), en gende te melden: “Alles draait om de Zwaartekracht (27.6M), of de fysicus Leo top, daar kun je geen concessies in doen. Kouwenhoven (TUD), die scoorde bij De concurrentie is moordend. Maar als je FOM (10M), ERC (15M), Spinoza (2.5M), slaagt, is het succes ook internationaal. Zwaartekracht (35.9M), en recent de Nederlanders zijn gewend dat we kiezen topsectoren (4M, op Mattheaanse wijze voor de top. Het begint met het indienen geflankeerd door 5M van de TUD). van nog meer voorstellen.” Om misverstanden te voorkomen: Waar de meeste actieve wetenschapsbe- Hagoort is een bevriende collega met oefenaren deze wie ik ooit (toen hij daar nog WIE HEEFT ZAL laatste zin met tijd voor had) nog in een diseen diepe zucht cussieclubje over zouden uitspreken de Vrije Wil zat, en NOG MEER KRIJGEN (of als onderdeel van ook het werk van geestige causerie bij de kerstlunch van Kouwenhoven bewonder ik en volg ik de vakgroep), bedoelde onze staatsse- op de voet. Zij verdienen deze subsidies. cretaris hem met een onbevangen tjak- Aan het andere eind zie ik echter vele ka-enthousiasme juist als aanmoediging! collega’s (ik laat ze hier anoniem) die Toen God nog niet uit Jorwerd was minstens even getalenteerd en bevlogen verdwenen lazen politici tenminste de zijn, maar almaar achter het net vissen, bijbel nog: of aan het “indienen van nog meer voorWant wie heeft zal nog meer krijgen, en stellen” niet eens toekomen omdat ze 24 wel in overvloed, maar wie niets heeft, uur per week college geven in een van hem zal zelfs wat hij heeft nog worden de vele (bèta noch medische) gebieden ontnomen (Mattheus 25:29 en analoog waar nauwelijks subsidies voor bestaan, Marcus 4:25). of zelfs dat niet kunnen doen omdat Inderdaad: afgezien van de ietwat para- hun wetenschappelijke loopbaan na vele doxale formulering (die men in het postdoc-jaren een vroegtijdige dood is Nieuwe Testament trouwens wel vaker gestorven. Newton, Darwin en Einstein daargelaten (die kansloos zouden zijn in ons huidige subsidiesysteem, zoals al vaak is opgemerkt), is het in deze discussie een misverstand dat de grootverdieners zo veel meer geld krijgen omdat ze zo veel beter zouden zijn dan de rest, zodat ons systeem nu eenmaal noodzakelijk zou zijn om de kwaliteiten van de allerbesten tot ontplooiing te brengen. Mijn voormalige pianoleraar speelt nu in bejaardenhuizen en met studentenorkesten, maar op het conservatorium gold hij als technisch even briljant als zijn jaargenoot Ronald Brautigam, die later wereldpodia zou bespelen. Minieme verschillen in aanpak, charisma, trendgevoeligheid, handigheid, stijl, en vaak ook domweg geluk kunnen leiden tot enorme discrepanties in succes. Ik kan me aan de andere kant eigenlijk niet anders voorstellen dan dat ook Hagoort en Kouwenhoven e.a. al dat geld intussen zat zijn. De beroemde wetenschapssocioloog Robert Merton (1968), die de naam Matthew Effect invoerde voor de opstapeling van succes en subsidies in de handen van slechts een kleine groep, legde zijn vinger echter al op de wonde: “What appears from below to be the summit becomes only another way station. The scientist’s peers and other associates regard each of his scientific achievements as only a prelude to new and greater achievements. Such social pressures do not often permit those who have climbed the rugged mountain of scientific achievement to remain content. It is not necessarily the fact that their own Faustian aspirations are ever escalating that keeps eminent scientists at work. More and more is expected of them, and this creates its own measure of motivaTHE SKY tion and stress. Less often than expected is there repose at the top.” Een dieptepunt vormen in dit opzicht de relatief nieuwe Zwaartekrachtsubsidies. Decanen en rectoren, die dergelijke voorstellen voorselecteren (en officieel zelfs indienen), bleken totaal niet geïnteresseerd in het idee achter een bepaald voorstel, de wetenschappelijke kansen die de aanvraag zou bieden, of het uitzonderlijke talent van sommige nog jonge deelnemers: er werd weinig anders gedaan dan het aantal Spinozaen ERC-winnaars in de coalities tellen. Men vond dat zelf ook enigszins beschamend, maar “zo werd het spel hogerop nu eenmaal gespeeld”. De Competitie Nu promotieplaatsen in de eerste geldstroom nagenoeg zijn verdwenen en ook de meeste wetenschappelijke apparatuur te duur is geworden voor universiteiten, zijn onderzoekssubsidies nog slechts via (inter)nationale competities bijdraagt en de prullenbak of de papierversnipperaar in kan? 2. Subsidies per project hebben de neiging almaar groter te worden. De basiseenheid was ooit 200k bij een aanvraag voor één promovendus of postdoc uit de NWO Vrije Competitie. Dit ideale kwantum om een goed idee te realiseren is inmiddels vervangen door subsidies met namen als TOP (1M), IDEAS IS (2-3M), et cetera, bedoeld voor coalities. In Nederland THE LIMIT ligt het maximum momenteel bij de al genoemde Zwaartekracht-subsidies van rond de 30M, waar grootscheepse, nationale coalitievorming voor nodig is, zoals gezegd opgezet rond een paar grootverdieners die de kar (moeten en/of willen) trekken. 3. The sky is the limit (tenminste op Europees niveau). De ERC-Synergy grant van 15M (waarvoor vreemd genoeg dan weer twee of drie onderzoekers genoeg zijn, uiteraard wel met plannen die gamechanging of ten minste ground-breaking moeten zijn) is voor mietjes vergeleken met de Flagships van de EU, ter waarde van maar liefst een miljard euro (1000M). Daarvan zijn er tot nu toe twee toegekend (aan onderzoek naar grafeen en naar computationele neuroscience), waarbij de winnende coalities bestaan uit tientallen universiteiten, onderzoeksinstituten, bedrijven en ... pr-teams. 9 10 Om dit in perspectief te plaatsen: er zijn gelukkig nog wel degelijk individuele subsidies. NWO organiseert de Vernieuwingsimpuls, met de drie trappen Veni, Vidi, en Vici, bedoeld voor aanvragers die maximaal respectievelijk. 3, 8, en 15 jaar na hun promotie zitten (en dan heb je voor kersvers gepromoveerden nog de de Rubicon-beurs om naar het buitenland te gaan). Zoals de naamgeving al suggereert zijn ook deze constructies allerminst bedoeld voor bescheiden onderzoekers met een klein maar fijn idee; integendeel, er wordt gezocht naar jonge veroveraars! Essentieel voor succes in de Vernieuwingsimpuls is bovendien dat de kandidaat niet alleen uitsluitend de hoogste (A+) beoordelingen krijgt van vakinhoudelijk deskundige referees, maar zich tevens in levenden lijve goed kan verkopen aan een interdisciplinair beoordelingspanel. Handig voor astronomen met schitterende plaatjes en honderd papers, minder geschikt voor kamergeleerden met een ongepubliceerd proefschrift. De ERC stelt daar de wat behoedzamer klinkende Starting Grant, Consolidator Grant en Advanced Grant tegenover, opnieuw bedoeld voor ‘excellente’ onderzoekers die in verschillende carrièrefases aan Big Questions werken (maar zich deze keer niet ook nog eens waar hoeven te maken in een interview, hetgeen een andere selectie geeft). Geheel EEN CONTROLESYSTEEM VAN JEWELSTE volgens Matthaeus (en vol bewondering voor de moedige jury’s die dit beslissen) zien we daarbij in toenemende mate de Double: Advanced Grant plus Spinoza. The Winner Takes it All! De onderliggende werkelijkheid is dat wij onderzoekers allemaal in competitie met elkaar worden geplaatst, waarbij insiders weten dat zelfs de in toenemende mate afgedwongen coalitievorming niet altijd van harte gaat – ook daar is de vraag wie straks de grootste greep in de pot mogen doen (spontane coalitievorming, waarvan het doel niet ligt in het samen binnenhalen van een subsidie maar in het samen willen begrijpen van een ver- schijnsel, is een heel ander verhaal). Het ironische is dat we deze competitie ook nog eens zelf mogen uitvoeren: nadat we de dag hebben doorgebracht met het schrijven van een aanvraag, mogen we de avond besteden aan de beoordeling van aanvragen van anderen. De Audit Een overlijdensadvertentie voor Veronica-pionier Rob Out vermeldde dat hij het huidige Nederlandse medialandschap mede vorm had gegeven. Ten minste één persoon heeft al die troep dus expliciet gewild, dacht ik toen ik dat tien jaar geleden las. Ter afsluiting van deze fenomenologie van de kwaliteitsbevordering komen we nu bij een landschap waarvan ik me sterk afvraag wie het deze keer eigenlijk zo heeft gewild: dat van de audit. De traditionele kwaliteitscontrole van de wetenschap bestond eeuwenlang uit peer review van publicaties. Dat systeem bestaat nog steeds, en al glipt er wel eens iets door de mazen van het net, het functioneert grotendeels naar wens. Daar is sinds de jaren ’80 echter een controlesysteem van jewelste bijgekomen, grotendeels overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk onder Thatcher. In Nederland bestaat dit systeem inmiddels uit: 1. Onderzoeksvisitaties, die in een zes- jarige cyclus plaatsvinden, en omdat we nog niet genoeg te doen hadden meestal nog worden aangevuld met een midterm-review. Het circus is welbekend. Het begint met het schrijven van een Zelfstudie (tegenwoordig geheten Kritische Reflectie), een anomalie binnen het neoliberale denken die eerder doet denken aan de met de loop van een geweer afgedwongen zelfkritieken van de Grote Proletarische Culturele Revolutie van Voorzitter Mao (en de arme auteurs bovendien minstens een half jaar van hun leven kost). Dan de visitatie zelf, en de afwikkeling. Geheel in overeensteming met mijn bovenstaande paragraaf De Top is het inmiddels al lang niet meer goed genoeg om gewoon goed (=3) te zijn: het excellentie-fetisjisme is inmiddels zo ver doorgeslagen dat een groep die lager scoort dan het maximum van 5 ofwel in een sterfhuisconstructie wordt geplaatst, ofwel direct van decaan of CvB het genadeschot krijgt uit de loop van het al genoemde geweer (sommige visitatiecommissies lijken daarom te hebben besloten om iedereen dan maar een 5 te geven, een opmerkelijke reductio ad absurdum). Grappig genoeg wordt dit visitatiesysteem zelf ook weer gevisiteerd door middel van ‘meta-evaluaties’, die helaas geen van alle tot het advies hebben geleid het hele systeem maar af te schaffen. 2. Strategische Plannen. In dit geval moeten het onderzoeksinstituut, de faculteit, en de universiteit er apart aan geloven (nu in een vijfjarige cyclus): maanden worden besteed aan het schrijven van plannen waarin het in feite maar om één vraag gaat: hoe denken we met steeds minder geld en steeds minder onderzoekstijd steeds relevanter, beter, excellenter, baanbrekender (...) onderzoek te gaan doen? Ook de zogenaamde sectorplannen, die bij tijd en wijle op nationaal niveau worden aangeleverd, hebben geen ander doel dan het beantwoorden van deze vraag. Ik vraag me af wie al deze plannen eigenlijk leest en stel bij dezen voor om ze, passend bij het glossy karakter van de meeste, in de wachtkamer van de psychiater te leggen. 3. Jaarverslagen. Nee, dit was nog niet alles! Ieder jaar produceren opnieuw apart het onderzoeksinstituut, de faculteiten en de universiteit ook nog eens een jaarverslag. En nu het woord ‘jaar’ dan toch valt, mogen de jaargesprekken, uiteraard gevolgd door zorgvuldige en wederzijds ondertekende verslaglegging, zeker niet ontbreken. 4. University Rankings (Shanghai, Times Higher Education, ...). Ook deze moeten tot het audit-systeem worden gerekend. Ze worden deze keer niet uitgevoerd door de slachtoffers zelf, maar universiteiten hebben tegenwoordig wel vaak speciale medewerkers (of zelfs hele afdelingen) in dienst met het doel door puur cosmetische maatregelen hoger in de rankings te komen. Ook Google wordt door sommige Nederlandse universiteiten betaald om hoger in hun page rankings te komen. Dit artikel gaat primair over onderzoek. Maar ook het universitaire onderwijs is onderworpen aan een verstikkend audit-systeem, opnieuw op basis van een zesjarige cyclus van visitaties en zelfstudies. Het spreekt vanzelf dat de onderwijsaccreditatie wordt aangevuld met een jaarlijks uitdijende administratieve rompslomp die alleen beroepsmanagers zo gewild kunnen hebben: een Onderwijsinstituut (met, jawel, een jaarverslag), Examencommissie (idem) en Opleidingscommissie (idem), en de nieuwste ziekte geheten Cursusdossiers (inmiddels bestaande uit maar liefst twaalf verplichte onderdelen, inclusief een zogenoemde ‘toetsmatrijs’). punt is dat het in de lucht houden van al die subsidierondes net zo tijdrovend en verstikkend is als de audits, en daarmee de wetenschappers van hun werk houdt en demotiveert. Ook dit werkt uiteraard niet bepaald kwaliteitsbevorderend. Nog belangrijker is echter dat de typische The Winner Takes It All-uitkomsten, versterkt door de steeds grotere subWat heeft dit op Top, Competitie en Audits sidies, een gezonde competitie tussen gebaseerde systeem van kwaliteitsbe- wetenschappers, in de vorm van een vordering ons nu eigenlijk gebracht? sportief en collegiaal gevecht om de Met de laatste zijn we snel klaar. Het beste ideeën, juist ondermijnt. Als een oorspronkelijk doel van een audit was bepaalde persoon of coalitie binnen een de detectie van fraude; pas later is het gegeven vakgebied vrijwel al het geld (tenminste in het bedrijfsleven) tot een krijgt, is er namelijk geen level playing systeem van kwaliteitscontrole gewor- field meer. Dan wordt er in Nederland den. Maar in de wetenschap wordt het (of zelfs Europa) nog maar op slechts kind met het badwater weggegooid. Het één manier naar een bepaalde discipline is een vuistregel uit de accountancy dat gekeken, zoals in de Sovjet-Unie desde (menselijke en/of financiële) kosten tijds naar biologie. In het bedrijfsleven van een audit niet meer mogen bedra- (waar de hele competitie-ideologie nota gen dan 1% van het proces dat op die bene vandaan komt!) begrijpen de meer manier wordt onderzocht, verlichte ondernemers en al helemaal niet meer en hun lobbyisten bij de EEN GEZONDE dan hetgeen eventueel overheid dat donwordt gewonnen dankders goed, zodat COMPETITIE WORDT zij de audit. Iedereen kartelvorming en die op een universiandere vormen JUIST ONDERMIJND teit met dit boven van concurrentieverin zijn volle breedvalsing worden tegente geschetste systeem te maken heeft gegaan. Juist dan wordt de consument gehad, weet echter donders goed dat in staat gesteld het beste product voor deze 1% minstens vertienvoudigd mag de laagste prijs te kopen. worden, en dat bovendien ten opzich- Ik ben geen geitenwollensokkentype dat te van het oude peer review systeem met uitzicht op zijn moestuintje zijn helemaal niets is gewonnen. Het hui- eigen brood bakt en ben allerminst tegen dige audit-systeem voor de wetenschap iedere vorm van competitie: ik ben tegen bevordert deze dus niet, maar frustreert een vorm die het doel van de competitie haar beoefenaren juist en ondermijnt ondermijnt. Kartelvorming in de wetendaarmee ook de wetenschap zelf. schap wordt nu beloond. Gezien het oorspronkelijke doel van het Ik sta niet alleen in deze mening. In audit-systeem is het daarbij ironisch dat een interview met de Notices of the Diederik Stapel niet dankzij dit systeem American Mathematica Society (49/3, werd ontmaskerd; hij bekleedde tot kort 2002) zei de wereldberoemde informavoor zijn val zelfs de functie van decaan, ticus Donald Knuth in antwoord op de een functionaris die het vermaledijde vraag “What are the five most important systeem mede uitvoert. Stapels oplichte- problems in computer science?”: rij werd ontdekt door de kleine jongens “I don’t like this ‘top ten business’. It’s en meisjes op de kleine grants (toen die the bottom ten that I like. You’ve got to nog bestonden): zijn dappere promo- go for the little things, the stones that vendi. Pas daarna durfden de grote jon- make up the wall. (...) Computer science gens die het systeem in de lucht houden is a tremendous collaboration of peoook wel een steen naar hem te gooien. ple from all over the world adding little Maar ook het voortdurende streven naar bricks to a massive wall. The individual de top door middel van eindeloze com- bricks are what make it work, and not petities is contraproductief. Het eerste the milestones. Next question?” Paradoxen van de kwaliteitsbevordering 11 Fenomenologie van de toepassingsbevordering We gaan nu van de kwaliteitsbevordering naar de toepassingsbevordering en zien opnieuw dat recent overheidsbeleid een onmiskenbaar landschap heeft gecreëerd. Het heden 12 Het eerste kabinet-Rutte voerde in 2011 onder leiding van Kennis-Kunde-Kassakampioen Maxime Verhagen de topsectoren in, gebieden waarin Nederland al zou uitblinken en die door innige samenwerking tussen bedrijfsleven en wetenschap tot nóg grotere bloei konden worden gebracht. De keuze viel op de sectoren Tuinbouw, Agri&Food, Water, Life Sciences & Health, Chemie, High Tech, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie, en Hoofdkantoren. Het is de bedoeling om gezamenlijke onderzoeksprojecten van universitaire en industriële partijen te financieren, in de hoop dat de B.V. Nederland daar beter van wordt. Net als over ons medialandschap heb ik eigenlijk nog nooit een goed woord over de topsectoren gehoord. Ze staan onder leiding van uitgerangeerde captains of industry, en aanvragers moeten een afschrikwekkend bureaucratisch proces doorlopen om überhaupt een kans op subsidie te hebben. Academici die niettemin een poging waagden, geven te kennen dat bedrijven door hun afdeling marketing aanbevolen onderzoek dat ze toch al van plan waren nu met gratis bijstand van een universiteit willen (laten) uitvoeren. Er is nauwelijks belangstelling voor de lange termijn, laat staan voor fundamenteel onderzoek. Niettemin is NWO gedwongen maar liefst 50% van haar budget aan de topsectoren te besteden, geld dat linea recta afgaat van het budget voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek (bovendien moet zelfs bij iedere aanvraag voor het laatste vermeld worden wat de eventuele relevantie voor de topsectoren is). Voor bijvoorbeeld de geesteswetenschappen (maar ook de wiskunde) betekent dit ook letterlijk een korting van 50%, aangezien deze in geen enkele topsector vertegenwoordigd zijn en de budgettaire overheveling dus niet kunnen compenseren. In feite is het nog erger dan dat. De huidige universitaire financieringsmodellen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op aantallen promoties per onderzoeksinstituut. Als deze aantallen afnemen vanwege teruglopende externe subsidies, wordt een instituut of discipline dus dubbel gepakt. En dan heeft men nog geluk, want een aantal Nederlandse universiteiten (zoals de VU en de UU, destijds niet toevallig geleid door respectievelijk een econoom en een voormalig politica) hebben het Hoofdlijnenakkoord van 2012 aangegrepen om hun onderzoek af te stemmen op de topsectoren en de nog te bespreken Grand Challenges van de EU, of om meer in het algemeen voor de wind te gaan zeilen door te kiezen voor toepassingsgericht onderzoek (de omstreden opheffing van de Utrechtse Sterrenkunde is een voorbeeld van dit beleid). Ofschoon de Europese Commissie de Nederlandse regering indertijd schriftelijk heeft gewaarschuwd voor de lange- WAARHEID ZOEKEN IN EINSAMKEIT UND FREIHEIT termijngevolgen van de budgettaire verschuivingen bij NWO in verband met de topsectoren, is het wetenschapsbeleid van de EU niet minder top-down gericht. Het achtste kaderprogramma Horizon 2020 draait zelfs voor 75% van het budget om de Grand Challenges; dit zijn Climate action, resource efficiency, and raw materials; Secure, clean and efficient energy; Food security, sustainable agriculture, Marine and maritime research and the bio-economy; Health, demographic change and wellbeing; Inclusive, innovative and secure societies; Smart, green and integrated transport. Ofschoon deze thema’s een stuk sympathieker klinken dan onze topsectoren en in plaats van het verdienen van geld ook werkelijk bedoeld lijken om ten minste Europa te redden van de ondergang, wordt ook hier slechts 25% van het budget overgelaten voor fundamenteel onderzoek. En van die resterende 25% wordt dan ook nog eens één of twee miljard besteed aan de al genoemde Flagships, waarvan de selectie ongetwijfeld is bepaald door hun economisch potentieel: likkebaardend dromen onze Europese Commissarissen al van een oprolbare smartphone van grafeen die de Amerikaans-Chinese iPhone naar een paleontologisch museum verwijst, om daarmee vervolgens te kunnen inloggen op de Europese supercomputer die ons brein simuleert met het doel Japan te kunnen verslaan in de race om de beste robot die kan worden ingezet om Alzheimer- en andere psychogeriatrische patiënten te verplegen. universiteit dan wel loyaal was aan deze staat, hetgeen tot in het Derde Rijk werd volgehouden), en de eenzaamheid die van de “innengeleiteter Mensch, der sich durch persönliche Werthaltungen prinzipieller Art leiten läßt”. Deze ideologie van de HumboldtUniversiteit staat op gespannen voet met werkelijk alle aspecten van het ten die later vooral buiten Duitsland op Humboldiaanse grondslag werden (om) gevormd, en zo aan de basis stonden van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang in de 19e en 20e eeuw. Wat Duitsland zelf betreft is de ironie van de geschiedenis dat de eenheid van onderzoek en onderwijs juist daar werd ondergraven door eerst de oprichting Het verleden Op het eerste gezicht lijkt niets meer voor de hand te liggen dan het bovengeschetste beleid: gewenste toepassingen van de wetenschap worden in kaart gebracht en vervolgens wordt de laatste zo bijgestuurd dat de eerste ook daadwerkelijk worden bereikt. Toch werd hier vroeger ook op hoog niveau heel anders over gedacht. Ik beperk me tot twee cruciale perioden. In 1809 werd de Universität zu Berlin opgericht (inmiddels Humboldt-Universität geheten). Dit was niet zomaar een universiteit: zij stond model voor vrijwel alle serieuze Europese en Amerikaanse universiteiten sindsdien. De twee onderliggende principes van deze nieuwe Duitse universiteit werden met name geformuleerd door de pedagoog en politicus Wilhelm von Humboldt (broer van Alexander), de filosoof Johann Gottlieb Fichte en de theoloog Friedrich Schleiermacher. Het eerste van hun uitgangspunten is de Einheit von Forschung und Lehre, volgens welke studenten (“mit der gegen das Festgelegte opponierenden Phantasie”) en hoogleraren (“mit ihrem perfektionierten wissenschaftlichen Fachwissen”) samen in een academische gemeenschap op zoek zijn naar de waarheid. En dit leidt direct tot het tweede principe: die waarheid zoeken student en hoogleraar in Einsamkeit und Freiheit. Deze begrippen vormen de keerzijden van dezelfde medaille: de vrijheid is die van zowel toepassingen als bemoeienis door de staat (in ruil waarvoor de van het wetenschapsbeleid een welhaast bijbelse status toegedicht. Hoe groot zijn invloed werkelijk was is omstreden, maar vele opmerkingen van Bush zijn ook nu nog hartverwarmend: “... without scientific progress no amount of achievement in other directions can insure our health, prosperity, and security as a nation in the modern world. (...) If the colleges, universities, and research institutes are to meet the rapidly increasing demands of industry and Government for new scientific knowledge, their basic research should be strengthened by use of public funds. (...) Support of basic research in the universities and research institutes must leave the internal control of policy, personnel, and the method and scope of the research to the institutions themselves. This is of the utmost importance.” Van wetenschap naar welvaart Bij dit essay zijn enkele dia’s uit de presentatie van de auteur op de jubileumbijeenkomst van de VAWO opgenomen huidige onderzoeksbeleid zoals hierboven beschreven. Een hedendaags beleidsmaker zou kunnen vragen hoe Humboldt bijvoorbeeld het klimaatprobleem zou oplossen, of het wereldvoedselprobleem. Daar zou Humboldt dan het volgende op antwoorden: “Dann giesst die Wissenschaft oft ihren wohltätigen Segen auf das Leben aus, wenn sie dasselbe gewissermassen zu vergessen scheint (...) Ihr wahrer Wert [i.e. van de Universität] zeigt sich darin, den menschlichen Geist so zu bilden, dass er den schwer zu entdecken Punkt nicht verfehlt, auf welchem Gedanke und Wirklichkeit sich begegnen und freiwillig in einander übergehen.” Met andere woorden: die toepassingen komen spontaan, als het ware ‘vrijwillig’: de staat hoeft dat proces absoluut niet te forceren. Het begint met eenzaamheid en vrijheid (van jong en oud), en een onzichtbare hand doet de rest. Men kan hier tegenwerpen dat Humboldt c.s. het eigenlijk over de geesteswetenschappen hadden: zo iets als een bèta-faculteit hadden ze toen in Berlijn nog niet. Maar dat gold wel voor de talloze universitei- van de Kaiser-Wilhelm-Instituten (na de Tweede Wereldoorlog omgedoopt tot Max-Planck-Instituten) en later de Fraunhofer- en Helmholtz-Instituten, maar ook die gingen en gaan nog steeds uit van het principe van Einsamkeit und Freiheit. Dat geldt met name ook voor de primair op toepassingen gerichte Fraunhofer-Instituten! Er is een groot verschil tussen de visionaire ingenieur die vanuit een diepe kennis van de Fourier-transformatie en een passie voor digitale muziek ongedwongen de MP3compressie bedenkt (zoals ook in betere tijden op het Philips NatLab vanuit die mentaliteit de cd-speler is uitgevonden), en de permanent met ontslag bedreigde medewerker van de R&D-afdeling van een bedrijf dat de aandelenkoers wil opvoeren. Bovendien ging het in de tweede periode die ik nu kort onder de loep wil nemen zeer expliciet om de bèta-wetenschappen (en de geneeskunde), met soortgelijke conclusies. Het rapport Science, The Endless Frontier van Vannevar Bush (geen familie van), in 1945 aangeboden aan president Roosevelt (en geërfd door Truman), wordt in de wereld Meer in het algemeen suggereren Humboldt (zij het op een wat zweverige, humanistische manier) en Bush (explicieter, tevens gebruik makend van zijn achtergrond als ingenieur, bestuurlijk ook vormgegeven door zijn rol als decaan aan MIT, en vervolgens zijn aanstelling als politiek leider van het Manhattan Project) de volgende route van wetenschap naar welvaart: ‘nieuwsgierigheidsgedreven geleerden verrichten vanuit hun Einsamkeit und Freiheit fundamenteel onderzoek. ‘Toepassingsgerichte’ wetenschappers selecteren daaruit met een apart talent de resultaten waar iets mee gedaan kan worden dat het fundamentele ontstijgt, waarna ingenieurs er een product van maken. De markt en/of de overheid doen de rest. Dit wordt vaak het lineaire model of het Science Pushmodel genoemd. Het lijdt geen twijfel dat dit proces bijzonder verspillend is. Ten eerste leidt de meeste fundamentele wetenschap al tot niets. Van het kleine aandeel interessant zuiver onderzoek is dan weer slechts een fractie toepasbaar. En van die fractie van een fractie is ten slotte slechts een klein deel ook echt welvaartsbevorderend. Maar dit derde-orde effect van fundamenteel onderzoek is wel de oorsprong van vrijwel al onze welvaart! Daar komt bij dat de geschiedenis leert dat niet alleen bij de atoombom, maar 13 14 bij vrijwel iedere echt maatschappelijk belangrijke technologie, het pad van het oorspronkelijke idee naar de uiteindelijke toepassing hoogst onvoorspelbaar bleek, grotendeels zelfs toevallig. Van dit mechanisme zijn talloze voorbeelden, van elektriciteit tot het World Wide Web (dat zoals bekend is ontstaan vanuit de zoektocht naar het Higgs-deeltje op CERN), maar laat ik me beperken tot twee ontwikkelingen die ik als bijzonder frappant beschouw. De moderne computer is niet uitgevonden door zakenmannen als Bill Gates of Steve Jobs, maar door de wiskundigen Alan Turing en John von Neumann. De essentiële eigenschap van zelfs een iPhone is dat hij universeel is in de zin dat in principe ieder programma kan worden uitgevoerd. Dat blijkt mogelijk te zijn omdat er geen principieel verschil is tussen programma’s en de data die ingelezen worden. Dit was een buitengewoon diep inzicht van Turing en Von Neumann, die daar nooit op zouden zijn gekomen zonder hun eerstehands kennis van eerdere ontwikkelingen in de grondslagen van de wiskunde, waarbij David Hilbert en Kurt Gödel een hoofdrol speelden. Om een lang verhaal kort te maken: de computer is voortgekomen uit vragen rond waarheid en bewijsbaarheid in de wiskunde. Mochten er ooit werkende kwantumcomputers komen, dan is dat een gevolg van het Bohr-Einstein debat van 19271949 over de grondslagen van de kwantummechanica. Dit was een van de grote intellectuele discussies uit de geschiedenis, waar niets minder op het spel stond dan de aard van de werkelijkheid en de vraag of zuiver toeval bestaat (maar ook niets meer dan dat, zoals de beste manier om kwantummechanica toe te passen op oorlogvoering of de gerelateerde vraag hoe Europa destijds haar technologische voorsprong op de VS en Japan zou kunnen handhaven). Vanuit dat wereldvreemde debat (Einstein werd er door Pauli en andere tijdgenoten zelfs om uitgelachen) is er een directe, maar in iedere stap weer bizarre en sensationele lijn naar zogenaamde EPR-correlaties, verstrengeling, Bell-ongelijkheden en uiteindelijk dan kwantumcomputers die Leo Kouwenhoven c.s. willen gaan bouwen. Let wel: niet alle welvaartsbevorderende technologieën zijn op die manier tot stand gekomen; airconditioning en de stofzuiger zijn tegenvoorbeelden. Ook is terecht (door Donals Stokes e.a.) gewezen op de rol van iemand als Pasteur, die op fundamentele wijzen naar vooropgezette toegepaste (en zelfs commerciële) vragen keek, bijvoorbeeld rond de wijnbouw. Zo ontketende hij een uiterst vruchtbare kruisbestuiving tussen microbiologie, geneeskunde en voedselveiligheid, die talloze levens heeft gered en producten heeft verbeterd. Na (en heel soms dus tijdens) de prille fase van Science Push is vroeg of laat altijd sprake van Application Pull, ook bij de computer (die haar wortels niet alleen in de zuiverste soort wiskunde heeft, maar ook in de praktische problematiek rond volkstellingen en weersvoorspellingen) en de kwantumcomputer (waarvan de ontwikkeling mede wordt aangewakkerd door veiligheidsproblemen rond digitale betalingen et cetera). De vraag is echter of die Application Pull door grote programma’s kan worden afgedwongen, of dat er beter in een goed geoutilleerde en gemotiveerde werkvloer kan worden geïnvesteerd. Paradoxen van de toepassingsbevordering Zowel de Nederlandse regering als de Europese Commissie hebben oog voor de bepalende rol van wetenschap voor onze toekomst (en die van onze kinderen en flora en fauna). Dat is al heel wat. Gegeven dit inzicht is het deel van de begroting dat naar deze cruciale sector gaat vervolgens lachwekkend, maar als het geld goed besteed zou worden mogelijk toch nog afdoende. Het wordt echter niet goed besteed, omdat deze overheden net als de Zonnekoning de bepalende rol zelf in handen hebben genomen (maar dan in een hedendaagse marktvariant, waarin de wetenschap een soort Monopoly rond topsectoren en Grand Challenges is geworden). Een dergelijke top-down planning van toepassingen brengt deze echter juist verder weg: grootschalige langetermijnplanning onderdrukt creativiteit, fascinatie, serendipiteit, en het speelse karakter van wetenschap überhaupt. En laten dat nu net de basiscomponenten van succesvolle wetenschap zijn (en dat is m.i. wetenschap die ‘het verschil maakt’). De diepste toepassingen van de wetenschap zijn vrijwel zonder uitzondering onverwacht, begonnen met het op ogenschijnlijk irrationele wijze najagen van een of andere droom of zelfs hallucinatie, die echter nog net in goede banen kon worden geleid door een adequate opleiding, een kritische omgeving van collega’s en mentoren, en, het zij toegegeven, vaak ook realiteitszin bevorderende eerzucht. Het financieren van een goede kweekvijver voor talent (inclusief senioronderzoekers die de tijd kunnen nemen voor onderwijs en begeleiding) is daarmee honderd keer belangrijker dan het almaar meer geld geven aan degenen die hun hals al vol Olympische medailles hebben hangen en het leren zwemmen van kinderen aan zure badmeesters met een haak overlaten. En nog los van dit opleidingsaspect: moeten er behalve Ranomi Kromowidjojo niet nog meer enthousiaste zwemsters kunnen trainen in het Pieter van den Hoogeband Zwemstadion? Al worden ze nooit kampioen (maar hun kinderen misschien wel)? Hoe kun je een Champions League hebben zonder de onderliggende nationale competities? Zou een eredivisie die uit twee teams bestaat erg interessant zijn? Is het niet ook voor Ajax verfrissend om af en toe tegen NEC te spelen? Of zullen we het laatste soort club maar failliet laten gaan? Waar moeten de duizenden kinderen die in Nijmegen voetballen dan naar gaan kijken? Mogen ze dan dromen van wedstrijden in een verre stad waar ze toch nooit kaartjes voor zullen krijgen? Of heffen we het hele jeugd- en amateurvoetbal dan ook meteen maar op? Maar nog meer dat, is de fout van megaplanning en megasubsidies dat over het hoofd wordt gezien dat grote ontwikkelingen vrijwel zonder uitzondering een accumulatie zijn van vele kleine. Dat geldt in de zakenwereld net zo goed als in de wetenschap: “Succes is niet een kwestie van één grote stap, maar van heel veel kleine stapjes. Je moet niet denken: ik wil vijftig winkels neerzetten. Je moet eerst die ene winkel goed doen. Je moet die ene bh goed kunnen maken” (Marlies Dekkers). Marlies Dekkers ging kortgeleden failliet, omdat ze zich niet aan haar eigen raad hield en te veel winkels in te dure locaties had neergezet. De wetenschap moet zo langzamerhand ook oppassen, al is haar dreigende bankroet eerder moreel dan financieel. Epiloog: Der Mensch ist was er isst Bij de bovenstaande analyse kom je namelijk niet om de vraag heen hoe het huidige financieringssysteem voor wetenschap de inhoud en moraal van deze zelfde wetenschap beïnvloedt. In 1850 gaf Ludwig Feuerbach op Kants penetrante vraag “Was ist der Mensch?” het (zeker voor een Duitser) niet ongeestige antwoord: “Der Mensch ist, was er isst”. Karl Marx, deze keer bloedserieus, draaide tien jaar later op soortgelijke wijze het toen gangbare Duitse Idealisme om met zijn opmerking dat niet het bewustzijn van de mens het materiële bestaan bepaalt, maar juist omgekeerd; dit wordt in het marxisme ook wel geformuleerd als het idee dat “de basis de bovenbouw bepaalt”. Met het financieringssysteem als de materiële basis en de wetenschap zelf in de rol van het bewustzijn c.q. de bovenbouw is het gevaar dus niet denkbeeldig dat de vorm van de financiering en het daarbij behorende audit-systeem door de wetenschap geïnternaliseerd worden. Inderdaad worden de numerieke performance indicators waar ons competitieve financieringssysteem om draait (zoals termijn ruimte in uw agenda vrij kunt maken. Wij laten u nog per e-mail weten wat de bijzondere gebeurtenis behelst.” Daar was ik wel benieuwd naar! Zou de paus op bezoek komen? Bestond het Higgs-deeltje toch weer niet? Hadden onze astronomen een nieuw zwart gat gezien? Was een zeer bijzonder middeleeuws manuscript aan de universiteitsbibliotheek geschonken? Nee hoor: het ging om de toekenning van twee Zwaartekracht-subsidies aan coalities waar groepen van de RU deel uitmaakten (eentje zelfs als PI, u raadt het al: Hagobert Duck!). Ook hier had Marx in Das Kapital een mooie uitdrukking voor: het Warenfetischismus, waarin de sociale relaties tussen personen worden vervangen door (financiële) relaties tussen de handelswaar die zij produceren. Het beschouwen van wetenschap als han- 15 zogenoemde h-indices en Funding Id’s) niet alleen door beleidsmakers maar ook door veel wetenschappers zelf steeds vaker als criteria voor succes en reden voor een feestje gezien. Zo kregen (wetenschappelijke) medewerkers van de RU op 14 november 2012 een mysterieuze mail van ons College van Bestuur, met de inhoud: “Graag nodigen wij u uit voor een bijzondere gebeurtenis voor onze universiteit, die pas donderdag bekend gemaakt mag worden. Samen met u willen we deze mijlpaal vieren, donderdag 15/11 om 16.00 uur in het restaurant van het Huygensgebouw. Wij stellen het op prijs als u op deze korte delswaar is al treurig genoeg, maar de huidige aanbidding van het Gouden Kalf in de vorm van publicaties (hoe meer, hoe beter) en subsidies (hoe groter, hoe beter) leidt uiteindelijk tot een moreel faillissement van wetenschap en universiteit waar dat van Lehman Brothers bij verbleekt. Klaas Landsman De auteur is hoogleraar Mathematische fysica aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het artikel is gebaseerd op een Ethos of Sciencelezing aan de RU op 8 mei 2013, en op de voordracht op de jubileumbijeenkomst van de VAWO op 15 november 2013. De tekst wijkt op een aantal punten af van die welke eerder op de website van de VAWO werd gepubliceerd. Marijtje Jongsma neemt VAWO-voorzitterschap waar De Algemene Ledenvergadering van 14 januari 2014 Dr. Marijtje Jongsma is door de Algemene Ledenvergadering, die op 14 januari jl. in Houten werd gehouden, gekozen tot waarnemend voorzitter van de VAWO. Jongsma is de opvolger van prof. dr. Helen de Hoop. Het VAWO-bestuur verwacht op de volgende Algemene Ledenvergadering (waarschijnlijk 5 juni) een nieuwe voorzitter te kunnen voordragen. 16 Marijtje Jongsma Marijtje Jongsma is sinds november 2009 lid van het VAWObestuur. Ze werd toen tot secretaris gekozen. Ze is werkzaam als assistent professor Biologische Psychologie bij het Nijmeegs Instituut voor Cognitie en Informatie (NICI) van de Radboud Universiteit. Bart Hollebrandse (Rijksuniversiteit Groningen) wordt nu waarnemend secretaris De evenals Jongsma in Nijmegen werkzame Helen de Hoop (hoogleraar Theoretische Taalwetenschap) bereikte het statutaire einde van haar voorzitterschap, dat in januari 2005 begon. Ook vice-voorzitter Bart Kipp heeft de maximaal drie keer drie jaar bestuurslidmaatschap volgemaakt, maar voor hem is een beroep gedaan op een ontsnappingsclausule in de statuten. Omdat Kipp de liaison van het bestuur is met onder andere de koepelorganisaties MHP en CMHF (en de Sector Zorg daarin), werd hij op voordracht van het bestuur herkozen. Sluitende begroting Penningmeester Wim van Horssen meldde dat 2013 voor de VAWO financieel goed is verlopen. Voor 2014 legde hij een sluitende begroting voor, die werd aangenomen. Toch is de situatie van de VAWO niet zorgeloos. Het ledental staat onder druk. De VAWO ondervindt repercussies van het personeels- beleid van de universiteiten. Veel relatief jonge leden melden zich af, omdat ze geen nieuw contract krijgen en buiten de wetenschap belanden of hun wetenschappelijke loopbaan in het buitenland voortzetten. Er wordt gewerkt aan een plan van aanpak om de ledenwerving te versterken. Cao-onderhandelingen Mr. Donald Pechler, directeur en cao-onderhandelaar van de VAWO, vertelde over de stand van zaken in de onderhandelingen voor nieuwe cao’s bij de universiteiten en onderzoekinstellingen. Het goede nieuws is dat de berichtgeving over het bijzonder hoge percentage tijdelijke aanstellingen voor wetenschappelijk personeel, naar aanleiding van een persbericht van de VAWO daarover, ook de andere werknemersorganisaties heeft gealarmeerd. Het terugdringen van dat percentage is opgenomen in de gezamenlijke inzet van de bonden voor de onderhandelingen met de VSNU (zie ook elders op deze pagina, red.). Het slechte nieuws is dat er nauwelijks schot zit in de overleggen. Noch de VSNU, noch de wergeversorganisatie bij de onderzoekinstellingen WVOI is vooralsnog met enig substantieel bod voor een nieuwe cao gekomen. Bonden formuleren inzet voor nieuwe CAO-NU De werknemersorganisaties waaronder de VAWO hebben hun gezamenlijke inzet geformuleerd voor de onderhandelingen voor een nieuwe CAO Nederlandse Universiteiten. De huidige cao is per 1 januari 2014 afgelopen. De bonden vragen o.a. een salarisverhoging van 3% in 2014, een beperking van tijdelijke aanstellingen voor WP, maatregelen die de werkdruk verminderen, reparatie van het AOW-gat voor exwerknemers die nog onder de BWNU 2013 vallen, en een budget voor zowel functiegerichte scholing als door de werknemer zelf te bepalen ontwikkelingsactiviteiten. Verder willen de bonden het huidige aantal promovendiplaatsen ten minste handhaven en niet laten verdringen door bursalen. De in de VSNU verenigde werkgevers hebben laten weten een ‘beleidsarme’ cao zonder loonparagraaf te wensen. CAO UMC Op 4 september 2013 sloten de werkgever- en werknemersorganisaties bij de UMC’s een cao-akkoord. De nieuwe cao is met terugwerkende kracht ingegaan op 1 april 2013 en loopt tot 1 april 2015. Zowel in 2013 als in 2014 zijn de salarissen structureel met 1% verhoogd. Op 1 juli 2014 krijgen de medewerkers een eenmalige uitkering van € 300 bruto en in januari 2015 een eenmalige uitkering van € 200 bruto (naar rato bij een parttime dienstverband). De teksten van de vierbonden-inzet voor de CAO-NU en het akkoord over de CAO-UMC staan op www.vawo.nl.
© Copyright 2024 ExpyDoc